Hoofdstuk 1 3 -42 na Christus
Schema 1 Het vijftiende jaar van Tiberius Het werk dat u gaat bestuderen is opgebouwd rond 62 schema’s die aanvankelijk op mm papier samengesteld werden. Een jaar stelt 10 mm op het schema voor van januari tot december en dit jaar werd bovendien opgedeeld volgens de Joodse kalender van maart tot april (Nisan) voor de sabbatjaren en van september tot oktober (Tishri) voor de jubeljaren. Wat bij schema 1 onmiddellijk opvalt, is het sleuteljaar 27/28 AD dat een Joods Jubeljaar is en gelijk valt met het 15de jaar van de Romeinse keizer Tiberius. Dit is al één verankering van de Bijbel met de Romeinse jaartelling alhoewel niet de eenvoudigste. Het is de evangelist en dokter 30
Lucas die ons in zijn evangelie deze sleutelinformatie aan de hand doet. “In het vijftiende jaar van de regering van keizer Tiberius, toen Pontius Pilatus stadhouder over Judea was, en Herodes viervorst over Galilea, en zijn broeder Filippus viervorst over Iturea en het land Trachonitis, en Lysanias viervorst over Abilene, onder de hogepriesters Annas en Kajafas; kwam het woord Gods tot Johannes, de zoon van Zacharias, in de woestijn... ...En het geschiedde, terwijl al het volk gedoopt werd, dat, toen ook Jezus gedoopt werd en in gebed was, de hemel zich opende, en de Heilige Geest in lichamelijke gedaante als een duif op Hem nederdaalde en dat er een stem kwam uit de hemel: Gij zijt mijn Zoon, de geliefde, in U heb Ik mijn welbehagen. …En Hij, Jezus, was, toen Hij optrad, ongeveer dertig jaar...” Lukas 3:1-23 Dat het vijftiende regeringsjaar (over het oosten van het Rijk) van Tiberius gelijk is aan 03.27/04.28 AD is geen vanzelfsprekendheid. Tiberius werd geboren op 16 november 42 v. Chr. als de zoon van een Romeinse senator en telg van een patricische familie. Als geadopteerde zoon van Augustus besteeg hij in 14 AD de troon te Rome na de dood van Augustus. Een eenvoudige rekensom toont aan dat wanneer we vanaf 14 AD de vijftien jaar van Lucas tellen, we in 29 AD arriveren, en dit jaartal is te laat op de tijdsbalk om de openbare bediening van de Heer Jezus Christus in te passen. Er is echter een alternatieve berekening mogelijk. Tiberius werd als coregent van 31
Augustus over de oostelijke provincies in 12 AD aangesteld. Beide jaren 12 AD en 14 AD kunnen als navigatiepunt op de tijdsbalk gehanteerd worden. Het was in die tijd de gewoonte om de geschiedenis volgens de regeringsjaren van Romeinse keizers te dateren. Daarom meldt de evangelist Lucas ons dat in het vijftiende jaar van keizer Tiberius Johannes de doper optrad en Jezus zich op dertigjarige leeftijd als Messias of Gezalfde bekendmaakte. De evangelist Lucas volgde de gewoonte uit het Oosten van het Romeinse Rijk. Augustus stierf op 19 augustus van het jaar 14 na Christus. Tiberius’ eerste jaar liep dus van 19/8/14 tot 30/9/14. Zijn tweede jaar van 1/10/14 tot 30/9/15 enz1. De christelijke tijdrekening In het oude Egypte legde men reeds feiten uit het heden vast aan de hand van de regeringsjaren der farao’s. Toen werd reeds aan chronologische 1
Dr. Arie Dirkzwager - notities van het artikel ‘het jubeljaar en de komst van Messias Jesjoea’ 1996 – private briefwisseling 32
geschiedschrijving gedaan. Nadeel hiervan is dat deze chronologie alleen binnen het Egyptische Rijk van tel is en geen onmiddellijk verband met andere buurvolken houdt. In Assyrië stond de jaartelling in verband met opmerkelijke politieke, militaire, godsdienstige en/of astronomische gebeurtenissen. Het huidige erasysteem echter, met ons lineair tijdsbesef, erfden we van het Grieks-Syrische Rijk der Seleuciden, die als vertrekpunt de terugkeer van hun generaal Seleucus I, één van de vier diadochen van Alexander de Grote, in de winter van 312/311 voor Christus, naar Babel kozen. Seleucus nam toen de koningstitel aan en werd de grondlegger van de naar hem genoemde dynastie. In Rome echter, ten tijde van de evangelisten, werden de jaren volgens de regeringsjaren van de consuls becijferd. De jaren van de Romeinse keizers werden normaal geteld naar gelang het aantal keren dat ze de tribunicia potestas (macht als volkstribuun) bezaten, want de vroege keizers waren ambtshalve mensen die een reeks republikeinse ambten cumuleerden. Het volkstribunaat vond men kennelijk heel voornaam. Deze lijsten overspannen een periode van meer dan duizend jaar. Ze beginnen in 509 voor Christus en lopen tot 541 na Christus. Tot in de 6de eeuw na Christus rekende men in het gechristianiseerde Westen met de Romeinse jaartelling. Het was in 525 AD dat de monnik Dionysius Exiguus van de paus te Rome de opdracht kreeg een nieuwe tijdrekening uit te dokteren met als basis de geboorte van Jezus Christus. Hij is verantwoordelijk voor de vier jaar verschil die er nu zit tussen Jezus’ geboorte en de dood van Herodes. Hij zag namelijk over het 33
hoofd dat de Romeinse keizer Augustus vier jaar onder zijn eigenlijke naam Octavianus geregeerd had. De stichting van Rome dateren we in 753 voor Christus. Later bleek dus dat Herodes vier jaar voor de geboorte van Jezus gestorven was. Daarom verschuift men meestal de geboorte van Jezus Christus naar -4. Juister is nochtans -5, aangezien Herodes in maart -4 gestorven is. Wanneer we -5 hanteren is Jezus, volgens de evangelist Lucas, dertig jaar oud in het 15de jaar van Tiberius zijnde 27/28 na Christus. In dat jaar werd Hij namelijk 31! Ik ben wel degelijk op zoek naar een absoluut juiste chronologie. De evangelist Lucas telt volgens regeringsjaren en daarmee volgt hij de gewoonte uit het Oosten van het Romeinse Rijk. Augustus stierf op 19 augustus van het jaar 14 na Christus. Tiberius’ eerste jaar liep dus van 19/8/14 tot 30/9/14. Zijn tweede jaar van 1/10/14 tot 30/9/15 enz. Volgens deze telling liep het 15de jaar van Tiberius van 1 oktober 27 tot 30 september 282 . De tijdrekening van Dionysius werd niet dadelijk ingevoerd. Zij werd voor het eerst gebruikt door Beda, een Angelsaksische monnik van de Benedictijner orde, in een door hem in 720 AD geschreven kroniek van Engeland. Deze tijdrekening was dan weer gebaseerd op de Romeinse Juliaanse jaartelling met 365 dagen per jaar en een schrikkeljaardag alle vier jaar. Onder Julius Ceasar, 2
Dr. Arie Dirkzwager - notities van het artikel ‘het jubeljaar en de komst van Messias Jesjoea’ 1996 – private briefwisseling 34
die deze kalender in 46/45 v.Chr. invoerde, begon ieder nieuw jaar op één januari, of de eerste nieuwe maan na de winterzonnewende. Een jaar telt echter 365 dagen en 6 uur en zo voegden de Romeinen bij ieder vier jaar een 366ste dag toe. Caesar’s kalender werd algemeen aangenomen en het westen hanteerde deze telling voor ongeveer 1600 jaar. Op het einde van de 16de eeuw nam het concilie van Trente – in aanmerking nemende dat nu om de 128 jaren één dag te veel ingelast werd – het besluit om de Juliaanse tijdrekening ter zijde te stellen. De Veronese geneesheer Luigi Lili had de kerkheersers één en ander betreffende kalendertelling bijgebracht met als gevolg dat Paus Gregorius XIII beval de betere tijdrekening aan te nemen. Om de katholieke feestdagen voor goed vast te stellen, rekende men van middernacht op de 21ste maart 325 AD, tijdens het concilie van Nicea, terug. Daaruit bleek dat de kalender 10 dagen achteruit was. Daarop gaf Gregorius bevel om op de 4de oktober 1582 AD onmiddellijk de 15de van die maand te laten volgen. Sindsdien spreekt men van de Gregoriaanse kalender. De sabbat- en jubeljaren Verder toont kaart 1 dat het jaar 27/28 een sabbatsjaar was, waarmee een ‘link’ met een joodse jaartelling gelegd wordt. Tevens wil ik aantonen dat het begin van het openbaar leven van Jezus op dertigjarige leeftijd een jubeljaar inleidde. Lucas geeft een sterke aanwijzing in deze richting! Lucas 4:14-21 “En Jezus keerde in de kracht des Geestes terug naar 35
Galilea. En de roep over Hem ging uit door de gehele streek. En Hij leerde in hun synagogen en werd door allen geprezen. En Hij kwam te Nazareth, waar Hij opgevoed was, en Hij ging volgens zijn gewoonte op de Sabbatdag naar de synagoge en stond op om voor te lezen. En Hem werd het boek van de profeet Jesaja ter hand gesteld en toen Hij het boek geopend had, vond Hij de plaats, waar geschreven is: De Geest des HEREN is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezonden om aan gevangenen loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename jaar des HEREN. Daarna sloot Hij het boek, gaf het aan de dienaar terug en ging zitten. En de ogen van allen in de synagoge waren op Hem gericht. En Hij begon tot hen te zeggen: Heden is dit schriftwoord voor uw oren vervuld.” Het is met het voorlezen van dit Jesaja-gedeelte dat Jezus Zich in Nazareth bekendmaakte als de door de profeet voorzegde Gezalfde of Messias die komen zou. Tevens verkondigde Hij daar het begin van ‘het aangename jaar des HEREN’ of Jubeljaar. Het 36
sabbat- en jubeljaargebod voor Israël vinden we in het Bijbelboek Leviticus hoofdstuk 25. Alle zeven jaar moest alle landbouwgrond een vol jaar rusten.
Er mocht niet gezaaid worden! De God van Israël beloofde in het zesde jaar overvloed te geven, zodat er geen tekort zou zijn. Het jubeljaar volgde op 7 x 7 sabbatsjaren. Tijdens het 49ste jaar begon met de Grote Verzoendag(Jom Kippoer) het jubeljaar, dat dus van september/oktober tot september/oktober van het volgende jaar liep. De sabbatsjaren daarentegen liepen ieder zevende jaar zonder onderbreking van nisan tot nisan ofwel maart/april tot maart/april3. Bij de aanvang van het jubeljaar werd vrijheid uitgeroepen voor alle knechten en gingen verloren eigendommen terug naar de 3
Josephus Translated by William Whiston - dissertation V, 38 37
oorspronkelijke eigenaars4. “Dan zult gij bazuingeschal doen rondgaan in de zevende maand op de tiende van de maand; op de Verzoendag zult gij de bazuin doen rondgaan door uw ganse land. Gij zult het vijftigste jaar heiligen en vrijheid in het land afkondigen voor al zijn bewoners, een jubeljaar zal het voor u zijn, dan zal ieder van u tot zijn bezitting en tot zijn geslacht terugkeren. Een jubeljaar zal dit vijftigste jaar voor u zijn, dan zult gij niet zaaien, en wat dan vanzelf opkomt zult gij niet oogsten en dan zult gij de ongesnoeide wijnstok niet aflezen. Want het zal u een jubeljaar zijn, heilig zal het u zijn; van de akker zult gij eten wat hij opbrengt. In dit jubeljaar zal ieder van u zijn bezitting terugkrijgen...” Leviticus 25:9-13 Het woord ‘jubel’ heeft niets met het Nederlandse jubelen te maken maar met het Hebreeuwse yovel wat ramshoorn betekent5. Israël heeft zich in de oudheid zelden aan het jubeljaar-gebod gehouden. Er zijn in de Bijbel haast geen verwijzingen naar een 4
Exodus 23:10-11 - Deuteronomium 15:1-11 Encyclopedia Judaica, vol.14 - 1971, The Macmillan Cy, Ny - Exodus 19-13, Jozua 6:5
5
38
effectief jubeljaar te vinden. We zullen in het verloop van dit werk bij de enkele gevallen van jubeljaarviering stilstaan. Dit was o.a. in het jaar 709/708 voor Christus, waar de profeet Jesaja naar verwijst, het geval. Dat ze niettemin een realiteit waren en door een religieuze minderheid onderhouden werden kan overduidelijk aangetoond worden. Ook de HERE God. Dit merken wij door datgene dat Hij zijn profeten liet opschrijven. Opmerkelijk is wel dat, wanneer de Babylonische vorst Evil Merodach, de zoon van Nebukadnezar, bij zijn troonsbestijging Koning Jojachin van Juda uit zijn gevangenis verlost, het een jubeljaar blijkt te zijn geweest. Een vingerwijzing Gods dat Hij wél rekening houdt met het jubeljaargebod. De Babylonische Ballingschap was trouwens een straf voor het niet houden van het sabbatjaargebod! 2 Kronieken 36:19-21 “..Zij verbrandden het huis Gods en braken de muur van Jeruzalem af; al zijn paleizen verbrandden zij met vuur en alle kostbaarheden vernietigden zij. Ook voerde hij hen die aan het zwaard ontkomen waren, naar Babel, en zij werden hem en zijn zonen tot slaven, totdat het koninkrijk van Perzië de heerschappij verkreeg; - om het woord des HEREN, door Jeremia verkondigd, in vervulling te doen gaan, totdat het land zijn sabbatsjaren vergoed gekregen heeft. Al de dagen die het woest lag, heeft 39
het gerust, om zeventig jaar vol te maken.” Ook in de periode na de vernietiging van de tempel door de Romeinen in 70 na Christus bleef een minderheid van het joodse volk in de diaspora met sabbat- en jubeljaren rekening houden. Zo verhaalt de ‘Encyclopedia Judaica, vol.14’ over een discussie onder rabbijnen i.v.m. het jaar 1896 AD als jubeljaar. De discussie was belangrijk aangezien in dat jaar reeds Joodse kolonisten uit de eerste Alya van eind 19de eeuw werkzaam waren in Israël, dat toen overigens nog onder Turks bestuur stond. De vraag was of het land inderdaad braak moest blijven liggen en wie de eigenaars waren. Dit alles verankert het jaar 27/28 na Christus als jubeljaar, wat verderop in hoofdstuk twee zal aangetoond worden. Zesenveertig jaar tussen tempelrenovatie en Jezus’ optreden De volgende sleutelpositie die we op Schema 1 vinden betreft de 46 jaar tussen het Paasfeest uit Johannes hoofdstuk 2 en de herbouw van de tempel te Jeruzalem. De evangelist Johannes verhaalt over een gesprek tussen Jezus en de Farizeeën betreffende de tempel te Jeruzalem. Dit Schriftgedeelte leert dat er 46 jaar zitten tussen het eerste Pesachfeest dat de evangelist Johannes vermeldt en het beginjaar van de herbouw of renovatie van de tempel door Herodes de Grote. “...de Joden dan zeiden; Zesenveertig jaren is over deze tempel gebouwd en Gij zult hem binnen drie dagen doen herrijzen?” Johannes 2:20
40
Het is Flavius Josephus, de Joodse historicus uit de eerste eeuw na Christus, die jaartallen geeft. Josephus schrijft dat Herodes in zijn 18de regeringsjaar besloot tot herbouw van de tempel. Op mijn tijdsbalk is dit het jaar 20 voor Christus (zie schema 2). Verder schrijft Josephus dat aanvankelijk 18 maanden aan de tempel gewerkt werd6. Exact 46 jaar later speelt Johannes hoofdstuk 2 zich af! Op mijn tijdsbalk is dit het voorjaar van 27 na Christus. Het was het Pesach dat eveneens het sabbatsjaar zag aanvangen. In het najaar van 27 dateren we de gebeurtenissen van Lucas hoofdstuk 4 met het jubeljaar dat toen door Jezus geproclameerd werd.
6
Flavius Josephus Ant. Bk.XV,xi,1-6 41
Het openbaar optreden van Jezus Conclusie: de evangelist Lucas bericht ons dat Jezus ‘omstreeks’ 30 jaar oud was toen Hij zijn bediening begon. Op onze tijdsbalk is dit 26 na Christus. Zijn doop door Johannes de Doper plaats ik in de zomer van 26 na Christus. Zijn lijden, kruisdood en opstanding in april 30 n. Chr. In totaal 3 ½ jaar bediening7. Het jaar 30 na Chr. staat vast, omdat toen de 15de nisan op een vrijdag viel. Astronomen kunnen berekenen dat omstreeks deze periode alleen de jaren 26, 30 en/of 34 in aanmerking komen. Het jaar 30 ligt dus voor de hand met ‘Goede Vrijdag’ op zijn juiste plaats. Volgens joodse traditie eindigt een dag bij het ondergaan van de zon. De sabbat begint dus reeds op vrijdagavond na het ondergaan van de zon. De 14de nisan in het jaar 30 viel dus op donderdag en donderdagavond begon theoretisch de 15de nisan. Ook de chronologie van het apostolisch optreden van Paulus past alleen vanaf het jaar 308. De dood van Koning Agrippa I valt in 44 na Christus met het tweede bezoek van Paulus aan Jeruzalem. Volgens de Galatenbrief hoofdstuk 2, was Paulus veertien jaar daarvoor uit Jeruzalem vertrokken. Het jaar 30 ligt dus weer voor de hand voor de dood, opstanding en hemelvaart van Jezus Christus. De Ecclesia begon daarna met het Pinksterfeest. Ook vanuit Joodse bron wordt het jaar 30 als veertig jaar voor de vernietiging van de tweede tempel aangeduid. Het is te vinden in een stuk van de 7
The NIV Study Bible The Zondervan Corp. The life of Christ, 1480 8 Arie Dirkzwager, Chronologie van Jezus en Paulus 42
Talmoed (Joma 39b). Het stuk luidt vertaald aldus: “Onze meesters leerden: veertig jaren voor de verwoesting van het Huis kwam het lot niet terecht noch werden de rode banden wit, noch brandde het westelijke licht en openden zich de deuren des Tempels vanzelf.”9. De verwoesting van de tempel gebeurde in het jaar 70 n. Chr.! Het jaar 30 moet dan iets bijzonder te zien gegeven hebben! Zonder twijfel is de afwijzing van de Heer Jezus als Messias de oorzaak. De 69 jaarweken van de profeet Daniël De 7 + 62 jaarweken van de profeet Daniël10 blijken, wanneer geteld wordt vanaf het 7de regeringsjaar van de Perzische koning Arthahsasta in 458 voor Christus, exact uit te komen in 26 na Christus, toen Jezus gedoopt werd en Zijn openbare bediening begon11. Er bestaan omtrent de berekening der 69 jaarweken andere uitgangspunten met moeilijker maar niettemin fascinerende uitkomsten. Hierbij gaat men de 69 jaarweken met jaren van 360 dagen tellen, de uitkomst van het aantal dagen delen door 365,25 dagen volgens de Juliaanse kalender. Sommige onderzoekers tellen nog terecht de schrikkeljaardagen erbij en komen tot uitkomsten tussen 30 en 32 na Christus. Mijn berekening is even 9
Dr. F. De Graaf, Jezus de verborgene - blz.37 Daniël 9:20-27 11 Lucas 3:21-22 10
43
fascinerend maar meer daarover in hoofdstuk 7, wanneer we de periode met de jaren 466/427 voor Christus behandelen. Op de volgende kaarten zult u dit telkens in schijven van zeven jaar terugvinden; genummerd van 62 tot 1 en van 7 tot 1 in totaal 69 jaarweken. Conclusie Tussen de zomer van 26 AD, het einde namelijk van de 69 weken van de profeet Daniël, en de gebeurtenissen van de herfst van 27 AD, zit een tijdskloof van 15 maanden. Daarom geloof ik ook dat de bediening van Jezus’ langer dan drie jaar geduurd heeft. Het is het evangelie van Johannes dat dit lijkt te bevestigen. Johannes wijst met alle duidelijkheid drie Pesach’s aan die Jezus meegemaakt heeft; het eerste Pesachfeest wordt in 2:13,23 vermeld. Het tweede in 6:4 en het derde en laatste Pasen vinden we terug in de hoofdstukken 11:55 en 12:1 van Johannes. Daarnaast echter is er ook een vermelding naar een ‘pelgrimsfeest’ in hoofdstuk 5:1. Als dit ook een Paasfeest was heeft Jezus’ bediening drie tot vier jaar in beslag genomen. Dit heeft geen consequenties voor mijn berekening van de ‘46 jaar’ die er zitten tussen het eerste Paasfeest van Johannes 2:13 en de tempelherbouw van Herodes de Grote. Zoals ik reeds aantoonde nam de herbouw van de tempel door Herodes 18 maanden in beslag en gaat dus over een periode van twee jaar. Men rekent vanaf het begin van de renovatie of vanaf het einde.
44