)RONHUW-HQVPDKRRIGUHGDFWHXU15&+DQGHOVEODG 2SHQLQJVFROOHJHYRRU&HQWUXP3UDNWLMNVWXGLHV/HWWHUHQ Bachelorbijvakken Europese Unie Studies, Journalistiek & Nieuwe Media en Management Masteropleidingen Europese Unie Studies en Journalistiek & Nieuwe Media Leidse Universiteit 8-9-2005
'HMRXUQDOLVWLHNJHVSLHJHOG +HWDIOHJJHQYDQYHUDQWZRRUGLQJELMGDJEODGHQ Dames en heren, Dank voor uw uitnodiging. Leuk om hier te zijn aan mijn alma mater, waar ik als studentassistent m’n eerste voetstappen in de journalistiek heb gezet. Maar toch. Nu terzake. Er is een beroemde anekdote over een peperdure cursus marketing en reclame. Deze werd gegeven in New York, door een beroemde copywriter van een zeer groot reclamebureau. Het ging om een meerdaagse cursus, tegen een bedrag van, laten we zeggen, 5000 dollar. Toen de cursisten na betaling in de collegezaal arriveerden, troffen zij de copywriter aan naast een bord met daaroverheen een doek gedrapeerd. Toen iedereen zat en de zaal stil was, verwijderde de copywriter de doek en zei: dames en heren, u hoeft maar één ding te onthouden en dat staat hier. Daarop verliet hij de zaal en keerde niet terug. De cursus bleek afgelopen. Op het bord was een affiche van een oogverblindende sexy vrouw bevestigd, met daaronder in grote letters de tekst ' Sex Sells' . Ik vermoed dat dit verhaal verzonnen is, maar het is te leuk om niet te vertellen. Het lijkt me ook niet onwaarschijnlijk, gezien het hoofdthema uit veel reclame. Broeierige blikken, zwoele gestalten, ronde vormen - met werkelijk ieder denkbaar product wordt geprobeerd de menselijke oerdriften te citeren. (Zelfs van onschuldige ijsjes op een stokje, de Magnum bijvoorbeeld, maken ze in de reclame tegenwoordig porno. Het likken van een ijsje is nu ...tja, wat is het geworden? ik aarzel om hier ook dubbelzinnig geworden, maar de verleiding is groot.) Vandaar dat ik nu de kans grijp om u een beknopte cursus journalistiek te geven. Die bestaat uit drie woorden; =RHNGH)HLWHQ. Het gaat in mijn vak om: 1. respect hebben voor feiten; 2. en dus om het beschikken over een actieve, open geest om die feiten te kunnen waarnemen; 3. je bewust zijn van je eigen oordelen en de toevallige compositie van je eigen wereldbeeld; 4. de bereidheid om dat ter discussie te stellen. Dat is waar het om gaat. Zoek dus eerst de feiten en vorm je mening pas na afloop. En houd die zo ver mogelijk buiten je journalistieke werk. De rest is voor in de kroeg en bij de koffieautomaat. De rest is voor de lezer of de kijker. Voor hetzelfde tarief doe ik er nog een tip bij. Immers, hoe vind je die feiten? Tip: 9ROJKHWJHOG. Waar komt het vandaan, hoeveel is het, waar gaat het naar toe?
Macht is vaak op geld gebaseerd. Geld zorgt voor feiten. Macht vloeit voort uit geld. Journalistiek is niet moeilijk. Wat wel moeilijk is, is dat u eerst van subjectief objectief moet zien te worden. Ken uw beperkingen, uw verwachtingen, taxaties, ideeën, uw achtergrond, normen, waarden. En dan gaat het verder om het stellen van eenvoudige vragen. Helemaal objectief zult u nooit worden, maar alleen wie kritisch is op zichzelf kan kritisch zijn op een ander. Zo, dat ben ik kwijt. En u kunt aan het werk. Ik ben gevraagd met u te spreken over zelfcorrectie in de media en daarvoor neem ik u mee in een wereld die u vermoedelijk beter kent dan ik. Het internet. Ik rommel daar nu zo' n jaar of tien op rond en u vast al langer. Voor u is internet er altijd al geweest. Voor mij niet. Voor 1995 - dat zijn de media-Middeleeuwen - was het niet goed mogelijk om nieuws 24 uur per dag live, met beeld en geluid op de voet te volgen. Toen had je als journalist na publicatie van een primeur nog wel eens een hele dag in handen, in plaats van ongeveer een minuut. Toen had je als journalist een monopolie op de distributie van je nieuws; jij kon kiezen wanneer je wat wel bracht en wat niet. Niemand wist hoe je je had voorbereid of welke vragen je stelde. Niemand wist wat je wegliet. Niemand wist eigenlijk wie je was. Met lezers had je geen contact, tenzij ze zich individueel tot je richtten met een doorgaans beleefde brief. Af en toe zag je een ingezonden brief over jouw stuk - en dat was het dan. In het dagelijkse nieuwsaanbod hadden kranten en gevestigde tv- en radiostations een vanzelfsprekende hoofdrol - wij bepaalden de agenda, te goeder trouw en met de beste bedoelingen en zo. Maar ZLMstonden voor de klas en de lezer en kijker zaten in de banken op te letten, zoals het hoort. En de verhoudingen lagen bepaald niet alleen zo tussen media en lezer en luisteraar. Ook tussen politiek en kiezer, tussen producent en consument waren de verhoudingen duidelijk. De rollen lagen vast - wij hadden allemaal een vaste plek Wij als burger lazen netjes de krant, de handleiding, het partijprogramma (min of meer), stonden in de rij bij de kassa en deden wat van ons verwacht werd. Wel dachten we er het onze van - soms mochten we stemmen, of iets zeggen, of een brief schrijven, of een spandoek verven, of probeerden we af te dingen, of werden we lid van een belangenclub, maar het bleef prutsen in de marge. Het internet heeft die verhoudingen allemaal radicaal veranderd. Het is net of er een stop uit het bad is getrokken. Dat ging eerst sluipend en naarmate het publiek meer on line raakte steeds sneller. De machtsverhoudingen tussen publiek en ' instelling'keren ten gunste van het publiek. In veel van die instellingen voelde dat alsof er iedere dag weer een paar ruiten werden ingegooid, waar mensen (klanten, lezers, kiezers) door naar binnen klommen die zich met je kwamen bemoeien. Voor de voorbeelden bij deze analyse leun ik behalve op eigen ervaring voor het navolgende sterk op ' We the media'van Dan Gillmor, ondertitel ' Grassroots journalism by the People, for the People' . Behalve de twee zinnen die u moet onthouden (Zoek de Feiten. en: Volg het Geld) krijgt u dus ook nog een boektitel op: ' We the media' . En lezen, hè! (Heerlijk, college geven!) Het is een Amerikaans boek uit juli 2004. Vermoedelijk is het voor de internetwereld in de VS alweer achterhaald, maar voor Nederland blijft het nog wel even goed. We liggen hier gelukkig wat achter. Gillmor beschrijft een wereld waarin naast journalisten ook andere ´nieuwsmakers´ een rol zijn gaan spelen, een die steeds belangrijker wordt. Dat zijn burgers met een internetverbinding en een bepaalde belangstelling. Die kan zich, net als bij journalisten, richten op het algemeen belang, maar ook op de beste manier om het motormanagementsysteem van een Golf GTI te kraken zodat er nog meer pk´s (en uitlaatgassen) uit komen. Veel van de ' burger' -internetpublicaties zijn gemodelleerd naar journalistieke producties. Het lijken bulletins, brochures, magazines, dagboeken. Het zijn
oerkranten. Collecties korte berichten voor een speciale doelgroep, vergezeld van een prikbord waarop zich levendig verkeer afspeelt tussen belangstellenden. Men praat over van alles en nog wat, soms (misschien wel meestal) spelen objectiviteit, fairness of feitelijkheid geen hoofdrol. Sinds kort raadpleeg ik dagelijks naast de gebruikelijke dosis kranten en websites ook www.technorati.com. Dat is een zoekmachine die miljoenen van die sites afzoekt en uitrekent welk nieuwsitem het meest wordt besproken en welke zoektermen het vaakst worden ingetikt. Het is een soort werelddorpspomp. Je zou het ook kunnen zien als een hypethermometer, althans voor het Amerikaanse vasteland. De kring van nieuwsmakers, van mediamensen is dus enorm uitgebreid. Deze wereld bepaalt nu z’n eigen agenda, z’n eigen onderwerpen. De eerste politicus die z’n functie verloor dankzij de feiten die deze digitale burgerbeweging naar voren bracht is er ook. Het was senator Trent Lott, die in 2002 z’n functie als ’majority leader’ op moest geven nadat op internet een storm van verontwaardiging was opgestoken over een aantal kennelijk racistische opmerkingen die hij had gemaakt over de ’goede ouwe tijd’, toen in het zuiden van de VS iedereen z’n plaats nog kende. Enzovoorts. De kranten en tv-stations waren er aanvankelijk vrijwel aan voorbijgegaan, maar ze moesten snel aanhaken bij nieuws dat door deze burgermedia belangrijk gevonden werd. Media kregen ook zelf belangstelling - er bestaan sites die bepaalde spraakmakende columnisten dagelijks tegenspreken, of juist steunen. Fouten die kranten of tv-stations maken krijgen in veel weblogs grote aandacht – en terecht. Veel sites zetten zich af tegen de ' gevestigde'media, die worden gezien als deel van de gevestigde orde, machtige instellingen die informatie ' filteren' en daar zelfs geld voor vragen. Bij de krant waar ik werk kregen we daar voor het eerst lijfelijk mee te maken na de moord op Fortuyn, die door een aantal partijgenoten rechtstreeks aan een veronderstelde ' lastercampagne'in de pers en door de linkse oppositie werd geweten. We werden daarop gebombardeerd met e-mail en brieven en ontdekten dat de verslaggeving van de periode voorafgaand aan Fortuyn van de krant opeens zeer veel werd besproken op allerlei sites en discussiegroepen. De snelheid (en de felheid) waarmee we over de hekel werden gehaald was verbluffend. We stonden erbij en keken ernaar - we namen er niet aan deel, we beschikten behalve over de krant niet over kanalen of de fora om iets te zeggen. Het was ' over ons'maar ' zonder ons' . Ik ga daarop straks verder. Internet zorgt er intussen ook voor dat er weinig informatie meer geheim kan blijven. Zoals Gillmor zegt: informatie-' lekken'bestaan niet meer. Informatie VSXLW naar buiten zodra het ergens beschikbaar komt. Hij brengt in herinnering hoe de sars-epidemie tegen de wens van de Chinese autoriteiten via sms’jes de buitenwereld bereikte. Denk aan de foto' s van de Abu Ghraib-gevangenis - niemand weet wie ze ooit nam. Of meer recent: de gsm-videobeelden uit de Londense metro na de bomaanslag. Alles wat openbaar kan zijn, is voortaan letterlijk openbaar. Stelt u zich voor dat er mobiele telefoons met camera in gebruik waren in de toestellen die het World Trade Center in New York binnenvlogen of die op weg naar het Witte Huis neerstortten. In 2001 waren die er nog niet. Nu wel. En bij de volgende ramp of aanslag krijgen we het resultaat te zien. Mag ik even vragen wie van u een mobiele telefoon heeft mét camera? Aangezien deze tekst vermoedelijk op de site van uw instituut verschijnt, zou ik het leuk vinden als daar ook 200 foto' s van de spreker bij konden. Even, allemaal tegelijk: ....... Dank u wel, en mailt u ze maar naar meneer De Jong, die graag een weekje vrij neemt om die foto' s ook te plaatsen. Gillmor haalt in zijn boek zijn persoonlijke digitale Aha-moment aan - het moment waarop hij begreep dat zijn relatie met z' n lezer en daarmee zijn vak voor altijd was veranderd. Hij deed begin deze eeuw vanaf zijn laptop real-time verslag van een of ander technologiecongres door vanaf zijn stoel in de zaal on line op zijn website bijdragen te publiceren. Om hem heen had
hij al gezien dat het halve publiek met z’n laptop in de weer was - en dus ook on line was. Uit een e-mail die hij ontving ontdekte hij dat zijn verslag ook werd meegelezen. Niet alleen door het publiek in de zaal. Maar ook door belangstellenden elders in het land. Van één van hen kreeg hij een e-mail met een feit over de spreker die op dat moment aan het woord was, dat een heel ander licht wierp op diens verhaal. Gillmor publiceerde dat op zijn site, om vervolgens te constateren dat het publiek in de zaal dat meelas. Bij de vragenronde achteraf maakte het desbetreffende feit deel uit van de vragen. De stemming sloeg om en de spreker kwam in het nauw. Ik hoop dat mij op dit moment niet hetzelfde overkomt. Maar het zou kunnen. Het kan al. Stel dat u met uw telefoon of uw laptop on line bent en spoorslags de herkomst van mijn anekdote over de cursus en de mooie vrouw hebt gegoogeld. Stel dat u dan bent uitgekomen op de site www.broodjeaap.nl, dan kunt u mij na afloop van deze inleiding met deze wetenschap al in verlegenheid brengen. Overigens bestaat deze site - een collectie van 400 zogeheten ' urban legends'en dit verhaal komt er niet op voor. Maar het had gekund. De verhoudingen zijn dus radicaal veranderd. Nu wereldwijde gratis distributie op topsnelheid voor iedereen beschikbaar is, zijn journalistieke middelen dus ook voor iedereen bruikbaar. Het komt in Nederland nog weinig voor, maar in de VS is het al lang gebruikelijk dat interviews met bewindslieden letterlijk, woordelijk op de site van hun departementen worden gepubliceerd, meestal ruim voordat die in het betrokken medium zijn verschenen. Dat ondervond bijvoorbeeld mijn collega Arie Elshout, adjunct-hoofdredacteur van de Volkskrant, toen hij dit voorjaar was uitgenodigd voor een groepsinterview met president Bush aan de vooravond van diens reis naar onder meer de militaire begraafplaats te Margraten in ZuidLimburg. Vier uur nadat Elshout het Witte Huis had verlaten, stond zijn vraaggesprek al op internet. Om het ‘accorderen’ van interviews bekommert men zich in dat land niet meer. Het is een manier om de journalistieke selectie voor te zijn, om die meteen in context te plaatsen, om eventuele misverstanden, misinterpretaties, simplificaties op voorpagina' s al tegen te spreken, voordat het desbetreffende medium de kans heeft gehad om zo' n fout te maken. Het is ook een manier om zelf de controle over het nieuws te houden, althans over de interpretatie ervan, de ' spin' . Instellingen hebben snel geleerd om via hun site te anticiperen op nieuws dat media nog moeten gaan brengen. Eenzelfde effect hebben de weblogs die veel bewindslieden in het kabinet-Balkenende bijhouden - je kunt er vaak precies lezen welke journalisten ze spraken, wat ze daarvan vonden en hoe ze het resultaat beoordelen. De nieuwsbron is niet langer lijdelijk, maar actief en publiceert met ten minste dezelfde snelheid als de journalist. Dat alles leidt in ieder geval tot een steeds grotere transparantie. Niet alleen in de journalistiek, maar ook in het bedrijfsleven en bij de overheid. Dankzij het wereldwijde web is de consument of de burger in staat zich snel te organiseren, rondom specifieke onderwerpen, vaak op manieren waar de directe belanghebbende geen greep op heeft. Gillmor noemt als voorbeeld de introductie van een nieuwe serie iPods in 2003 door Apple. Om dit apparaat is een hele cultuur van enthousiaste gebruikers gegroeid voor wie een nieuwe iPod ook groot nieuws is dat op een flink aantal websites gevolgd kan worden. Daar bleek al gauw dat de gebruikers dit apparaat geheel uit elkaar namen en er allerlei diagnostische programma' s op loslieten. Hoofdzakelijk om te controleren of Apple niets over dit nieuwe apparaatje heeft achtergehouden. En inderdaad, dat bleek dus het geval. De enthousiaste gebruikers ontdekten dat deze iPod, die volgens de handleiding alleen muziek kon afspelen, ook geluid kon opnemen. Dit was groot nieuws in de gebruikersgemeenschap - het interessante is natuurlijk dat ze er zelf achter kwamen, het publiceerden en zo Apple voor waren. Dit is inmiddels schering en inslag. De consument, de burger, de kiezer - ze vinden elkaar makkelijk, wisselen informatie uit,
controleren officiële bronnen en scheppen hun eigen kanalen. Zo drukken ze prijzen, veranderen ze complete markten, hollen exploitatiemodellen uit, beïnvloeden verkiezingen, voeren actie et cetera. De banksector, de detailhandel, de zakelijke dienstverlening, de politiek en, uiteraard, de media - ze zijn allemaal in transitie. En ze constateren allemaal dat er rondom hun product, hun boodschap of hun dienst vanuit het niets grote groepen ' gebruikers'kunnen ontstaan die met elkaar digitaal bezit lijken te nemen van dat product of die boodschap. Waar print, televisie of radio de ' zender'nog controle bieden op vorm, inhoud en reacties, kan er op het web vanuit het niets een storm opsteken die ervandoor gaat met je product of boodschap. Veel aanbieders hebben zich dan ook aangewend om tenminste te ' monitoren'wat er zich op het net rondom hun merk of dienst afspeelt. Deels uit eigenbelang - om te voorkomen dat er foutieve informatie wordt verspreid of schade wordt toegebracht waarvoor misschien de oorspronkelijke aanbieder aansprakelijk kan worden gesteld. Anderen zien, naar mijn mening terecht, in dat het verstandig is om niet alleen lijdelijk toe kijken en zich defensief op te stellen, maar te proberen met die groepen geïnteresseerden te communiceren. Het zou wel eens kunnen, nietwaar, dat je daar zelf beter van wordt, namelijk doordat je wijzer wordt over wat mensen van je idee, dienst of product vinden. Het mes snijdt aan twee kanten. De meest gebruikte metafoor voor media die zich van deze toestand bewust worden is dat zij van ' klassikaal'onderwijs over gaan op het werkgroepmodel. De journalist staat niet langer voor de klas om daar zijn verhaal te vertellen. Nee, hij zit in een kring en converseert met de mensen die om hem heen zitten per e-mail, alsof hij in een discussiegroep zit. Hij maakt gebruik van wat hem wordt aangedragen, reageert daarop, zoekt uit, laat zich inspireren of tegenspreken. Vrijwel alle serieuze informatiemedia zijn met deze nieuwe technieken bezig. Bij grote rampen verzamelen inmiddels alle media zo snel mogelijk digitale ooggetuigenverslagen, onder het motto ' was u erbij, toen het gebeurde?'Dat dit niet zonder risico is bewees overigens de ramp met het Cyprische chartervliegtuig dat bij Athene neerstortte. Er was één getuige die beweerde per sms nog een bericht van zijn neef in het vliegtuig te hebben ontvangen. Dat bleek niet waar - deze ' getuige'zocht slechts de glorie van kortstondige wereldwijde beroemdheid. Ook beginnen serieuze kranten met ' blogs' , digitale dagboeken waarin persoonlijke observaties worden genoteerd die net geen opiniestuk of nieuwsanalyse waard zijn. Maar die de correspondent wel zijn opgevallen. Dergelijke feedback van lezers is natuurlijk ook een waardevolle bron van kritiek. En daarmee ben ik terug bij mijn uitgangspunt. Als journalistiek credo formuleerde ik immers: ,, Het gaat in mijn vak om respect hebben voor feiten, om het beschikken over een actieve, open geest. Je bewust zijn van je eigen oordelen en de toevallige compositie van je eigen wereldbeeld. De bereidheid dat ter discussie te willen stellen.' 'Nu wordt er van journalisten wel gezegd dat die van alles kunnen, behalve dat. Of, zoals een van de uitgevers die ik heb gediend, wel eens zei: ' ' Journalisten overlijden zelden door een tekort aan zelfvertrouwen.' 'Ik kan dat ook niet helemaal ontkennen. De journalistiek trekt doorgaans zelfbewuste, kritische individualisten aan, die meestal weinig hiërarchisch zijn ingesteld, die ' schrijven'stiekem een vorm van zelfexpressie vinden en van nature ook niet reuze dienstbaar zijn. Anders gezegd, nogal eigenwijze mensen met een mening. Daarom zijn het vaak ook leuke mensen, zeg ik er dan meteen bij, wier stukken je graag leest. Van mij hoeft dus ook niet iedere journalist z’n e-mailadres onder z' n artikel te publiceren om zich te laten evalueren door z' n lezers. Maar, en dit is dan het punt waarom dit verhaal draait, het medium zélf moet wel open staan voor commentaar, voor evaluatie, feedback, tips, ideeën, vragen. Na de moord op Fortuyn kreeg de krant een zeer grote hoeveelheid e-mail en post, grotendeels zeer emotioneel van toon. Meer dan we konden publiceren, meer dan we konden beantwoorden. Er stonden vragen in, aanklachten, er was verwarring, boosheid en agressie. Er
waren bedreigingen. Het ging niet over concrete artikelen - die zijn we wel gewend. Het ging ook om de houding van de krant, om onze rol, om het vertrouwen in onze berichtgeving, om onze integriteit. We werden zelf ter discussie gesteld - en dat was volstrekt nieuw. We waren namelijk gewend dat het publiek de goede bedoelingen van de media, respectievelijk van onze krant, niet alleen kende, maar ook deelde. Wij journalisten voelden ons vanzelfsprekend onderdeel van de samenleving - wij deden ons werk vanuit onze betrokkenheid als burger, als belanghebbende bij de democratische rechtsstaat, als vertegenwoordiger van de lezer. Nu bleek opeens dat we door een deel van het publiek werden gezien als deel van de macht, dat onze bedoelingen niet werden vertrouwd, dat we ’Pim’ mee de dood in hadden gejaagd, dat we aan censuur deden, en aan ’demoniseren’ et cetera. Kort daarop begonnen twee bekende advocaten aan een procedure om NRC Handelsblad te laten vervolgen door justitie, zodat we in de cel onze wandaden konden berouwen. Daar was natuurlijk veel overdrijving bij, veel emotie van het moment - het openbare leven in Nederland in die periode was naar mijn gevoel ernstig overspannen. Maar er was wel iets veranderd. De luiken moesten open, om eens een cliché te lenen. Het vertrouwen, indien beschadigd, diende te worden teruggewonnen. Er diende met de lezer en het publiek te worden gecommuniceerd over de inhoud van de krant. En dan niet alleen per klassieke ingezonden brief, maar ook op andere, meer persoonlijke manieren. Ik vond dat de krant moest gaan uitleggen waarom we de zaken aanpakken zoals we dat doen. Om een kleinigheid te noemen: dat het weigeren van een ingezonden brief geen ‘censuur’ is, maar plaatsgebrek dan wel een beredeneerde keuze. Het werd ook tijd om de kritiek op de journalistiek, op onze krant, de eigen kolommen in te trekken. Als je immers pretendeert een belangrijk podium voor maatschappelijk debat te zijn, en het debat gaat over krantenjournalistiek, dan dient dat dus mede in de krant te worden gevoerd. De gekozen oplossingen van toen bestaan nog steeds. We begonnen, aanvankelijk incidenteel, later wekelijks, met een rubriek waarvoor de Duitse krant 'LH:HOWhet voorbeeld leverde. ' De lezer schrijft, de krant antwoordt.'De formule is eenvoudig. Het is een rubriek waarin lezers de ethiek van de krant aan de orde kunnen stellen, liefst aan de hand van concrete artikelen. De hoofdredacteur legt daarop verantwoording af, als herkenbare eindverantwoordelijke, bovendien in het dagelijks leven belast met de verbetering van eventueel geconstateerde fouten. Daar kan geen interne lezersredacteur of externe ombudsman tegen op. Daarnaast zochten we een deskundige buitenstaander aan om regelmatig op de opiniepagina, op eigen titel, de krant na te bespreken. Dat werd de rubriek ' Krant Achteraf' . Ongeveer op dezelfde manier zoals de krant zelf theater, muziek, boeken, televisie of Kamerdebatten bespreekt of recenseert. We zagen af van een ' ombudsman'- een klachteninstantie voor lezers die daarover een rubriek schrijft in de krant en intern een bijdrage levert aan de kwaliteitsverbetering. We deden dat omdat in de Nederlandse verhoudingen zo' n ombudsman al gauw onder de verantwoordelijkheid van de hoofdredacteur ressorteert. En ook al belooft die nog zo plechtig de ombudsman z’n gang te laten gaan, hij blijft ook verantwoordelijk voor wat die ombudsman schrijft. En ultimo heeft hij bij veel kranten ook de mogelijkheid om diens bijdrage te weigeren. Het lijkt mij dat als hij van dat recht gebruikmaakt, er stante pede een conflict is geboren waarover de hoofdredacteur de lezer ten minste uitleg moet bieden. Dat lijkt mij het slechtst denkbare moment om de rubriek ‘ krant antwoordt’ te starten. De ervaringen tot nu toe zijn overigens goed. Ik ben er zelf een enorm stuk beroemder door geworden, wat heerlijk is, en ik krijg veel plezierige reacties. Van lezers dan vooral. Redacteuren moesten enorm wennen aan een chef die in de krant z’n mening gaf over wat de redacteuren beter hadden kunnen doen. Ook de hoofdredacteur zelf moest wennen – de verleiding is vrij groot om er in ontspannen stijl een column van te maken, vergetende dat de functie met zich meebrengt dat zijn woorden op goudschaaltjes worden gewogen.
Goed, ik kan nog uren doorgaan. Maar ik heb u nu wel voldoende vermoeid. Ik verheug me op vragen.