KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN
HIVA-beroepsprofiel Daktimmer
Hoger instituut voor de arbeid
Inhoud _____
Inleiding 1. Omschrijving 1.1 Beroepsinhoud 2. Takensamenstelling 2.1 Voorbereidende taken 2.2 Uitvoerende taken 2.3 Ondersteunende taken 3. Arbeidsorganisatie 4. Bijzondere arbeidsomstandigheden 4.1 Veiligheidsrisico’s 4.2 Gezondheidsrisico’s 4.3 Vereiste kwalificaties voortvloeiend uit de arbeidsomstandigheden 5. Beroepshoudingen 6. Overzicht vereiste kwalificaties 6.1 Kennis, vaardigheden en attitudes 6.2 Evolutie in het beroep 7. Specifieke kwalificatieproblemen 8. Geraadpleegde bronnen 8.1 Interviews 8.2 Documenten
Inleiding _____ Het profiel van de daktimmerman maakt deel uit van een reeks beroepsprofielen die door het HIVA opgesteld werden in opdracht van het FVB. Dit profiel bevat meer bepaald een overzicht van de taken en de vereiste kwalificaties die de ervaren werknemer in dit beroep toevallen. Voor de samenstelling van het profiel van daktimmerman werd voor een eerder productspecifieke aanpak gekozen. Het document bestaat uit zeven delen die samen het beroepsprofiel vormen. In het eerste luik geven we een omschrijving en een gebiedsafbakening van het beroep. In de tweede paragraaf volgt een uitgebreider overzicht van de taken die in regel onder het beroep vallen, welke op zich de meest betrouwbare indicatie vormen voor de vereiste kennis en vaardigheden. In deze takenopsomming opteren we voor een compromis tussen een omvattend en een doorsneeprofiel. Dit betekent dat naast de frequent voorkomende ook de occasionele taken aan bod komen, doch niet de sporadisch voorkomende taken. In een derde luik gaan we na in welke mate de vereiste kennis, vaardigheden en beroepshoudingen beïnvloed worden door het type arbeidsorganisatie in de sector en de plaats die de functie daarin neemt. Een vierde luik overloopt de bijzondere arbeidsomstandigheden die met het uitoefenen van het beroep gepaard gaan en de implicaties die deze hebben voor de vereiste kwalificaties. Vervolgens geven we een opsomming van de beroepshoudingen: dit zijn de vereiste kwalificaties die niet tot specifieke activiteiten van de functie te herleiden zijn. In een zesde luik vatten we het geheel aan vereiste kwalificaties samen. We geven daarnaast ook wat de verschillen in dit opzicht zijn tussen een beginnend vakman en een volleerd vakman. In het zevende luik komen de specifieke kwalificatieproblemen aan bod. Deze geven aan op welke punten vraag en aanbod van elkaar verschillen. Ten slotte volgt nog een verklarende woordenlijst en een overzicht van de geraadpleegde bronnen.
1. Omschrijving _____ 1.1
Beroepsinhoud
– Een daktimmerman staat op een zelfstandige en verantwoordelijke wijze in voor het opmeten, uitzetten,
maken, monteren en plaatsen van dakconstructies in de nieuwbouw en vernieuwbouw van woningen en bedrijfspanden. Het daktimmerwerk gebeurt na de voltooiing van de vloerplaten en de gevels. Het kan daarbij gaan om verschillende dakvormen: platte daken, hellende daken (zadeldak, zaagdak, wolfdak, mansardedak, tentdak of schilddak) en samengestelde daken.
2. Takensamenstelling _____ De vereiste kennis en vaardigheden leiden we in regel af uit de te verrichten taken. Hiervoor is het noodzakelijk een vrij omvattend takenoverzicht op te stellen. We zijn uitgegaan van de taken van een volleerd polyvalent vakman die op zelfstandige wijze alle aspecten van het beroep beheerst in het statuut van werknemer. Dit sluit de zaakvoering en de commerciële activiteiten van dit takenpakket uit. Activiteiten gericht op planning-implementatie en een minimale vorm van contact met klanten of buitenstaanders rekenen we anderzijds wel tot dit takenpakket. Voorts dient men er rekening mee te houden dat dit profiel slaat op een modale beroepsuitoefening, abstractie makend van de verschillen tussen bedrijven inzake schaalgrootte, takenvolgorde en werkverdeling. In dezelfde optiek hebben wij de productspecifieke activiteiten zoveel als mogelijk ondervangen in algemene categorieën (het aantal verschillende door schrijnwerkers opgeleverde producten is immers zeer groot; de vereiste types kennis en vaardigheden zijn daarentegen zeer gelijkaardig). We overlopen de taken aan de hand van onderstaande takentabellen. In de mate van het mogelijke zijn zij sequentieel opgesplitst. Elke tabel valt op zijn beurt uiteen in een aantal activiteiten (linkerkolom), waaraan telkens bepaalde vereiste kwalificaties beantwoorden (rechterkolom). We overlopen de taken aan de hand van volgende tabellen: VOORBEREIDENDE TAKEN Inrichten van de werkplek (tabel 1) Planning werkzaamheden (tabel 2) Stockbeheer (tabel 3) UITVOERENDE TAKEN Uitsmetten (tabel 4) Verzagen (tabel 5) Schaven (tabel 6) Afschrijven van de onderdelen (tabel 7) Bewerken van de onderdelen (tabel 8) Oppervlaktebehandeling (tabel 9) Transporteren van constructies naar de bouwwerf (tabel 10) Aanbrengen van balklagen en balklagen met platen en planken voor platte daken (tabel 11) Plaatsen van de muurplaat voor een hellend dak (tabel 12) Plaatsen van de nok (tabel 13) Maken en plaatsen van spanten (tabel 14) Maken en plaatsen van gordingen bij gebinteconstructie (tabel 15) Maken en plaatsen van kepers bij gebinteconstructie (tabel 16) Aanbrengen van traditionele draagelementen van de dakbedekking (tabel 17) Plaatsen van zelfdragende dakplaten (tabel 18) Maken en plaatsen van dakkapellen (tabel 19) Plaatsen van dakvensters (tabel 20) Afwerken van goten en dakranden (tabel 21) Aanbrengen van isolatie aan respectievelijk hellende en platte daken (tabel 22) ONDERSTEUNENDE TAKEN (tabel 23)
2.1
Voorbereidende taken
Tabel 1.
Voorbereidende taak: inrichten van de werkplek
Uit te voeren activiteiten Klaarzetten van het materiaal (platen, massief hout, parket, nagels, schroeven, ...) en van het gereedschap (zaagmachine, schaafmachine, slijpschijf, ...)
Bijzondere kennis en/of vaardigheden
Gereedschapskennis: handgereedschap, apparatuur en machines kunnen herkennen, noemen, er de kenmerken van kennen en het toepassingsgebied bepalen Motorische vaardigheden en inzicht: materiaal zo plaatsen dat men er het makkelijkst bij kan
In voorkomend geval het meubilair verplaatsen en niet-vastzittende zaken e.d. naar belendende ruimten brengen Klaarzetten van ladders, stellingen of hijstoestellen
Hanteerwijze en monteerwijze kennen van schuifladders, hangladders en rolstellingen conform de reglementeringen. Deze zelf kunnen aanbrengen
Tabel 2.
Voorbereidende taak: planning werkzaamheden*
Uit te voeren activiteiten
Bijzondere kennis en/of vaardigheden
Beoordelen van de ruwbouw
Bestuderen en bespreken van het plan met collega’s en de aannemer (bedrijfsleider) en/ of de architect Opmeten Op basis van het bouwplan en werktekeningen opstellen van de houtlijst (materiaallijst)
Ruimtelijk voorstellingsvermogen om zich aan de hand van werktekeningen of schetsen een voorstelling te maken en de werkvolgorde te bepalen Kennis van de legende, de symbolen en de schaal
Op correcte wijze kunnen hanteren van meetgereedschap
Mede bepalen van te gebeuren bewerkingen
Mede bepalen van werkvolgorde
Noties hebben van de opbouw van de ruwbouw om bij eventuele gebreken deze aan de aannemer van de ruwbouwwerken te melden
Kennis van technisch tekenen: constructie- en werktekeningen kunnen lezen en interpreteren Materiaalkennis: houtsoorten (inlands, uitheems), massief hout, plaatmateriaal. De eigenschappen, toepassingsmogelijkheden en verenigbaarheden kennen Kunnen berekenen van oppervlakten en volumes op basis van opgegeven coördinaten Gereedschapskennis: kennis van de voorhanden zijnde machines en gereedschappen en de mogelijkheden die deze bieden inzake profileren en het voorzien van openingen, mouluren en uitsparingen Kennis van de mogelijkheden inzake houtverbindingen (bv. T-, L- en kruisverbindingen) en de gevraagde uitvoeringsmodaliteiten Elementaire kennis van mechanica i.v.m. hang- en sluitwerk (ijzerbeslag) Activiteiten kunnen plannen rekening houdend met beschikbare tijd, plaats, arbeidskrachten, machines en gereedschappen, productvereisten (serie- dan wel stukwerk, graad van afwerking, manipuleerbaarheid van de constructie, wijze en termijn van oplevering of plaatsing)
* De prospectie en het definiëren van klantenorders komen in regel de zaakvoerder toe. Op basis hiervan worden werktekeningen of borderellen gemaakt, eveneens door de zaakvoerder. Deze neemt ook de keuze voor het te gebruiken materiaal (houtsoort) voor zijn rekening. Op dit punt gekomen, dient een volleerd vakman de planning verder te kunnen uitwerken op de wijze zoals in deze tabel opgenomen.
Tabel 3.
Voorbereidende taak: stockbeheer
Uit te voeren activiteiten
Bijzondere kennis en/of vaardigheden
Voorraden bijhouden en aanvullen
Leveringen aanvaarden
Binnengekomen vrachten stockeren
Weten welke houtsoorten in welke vorm/hoeveelheid voorradig zijn; materiaalkennis (houtsoorten) Weten welke producten en materialen voorradig zijn (bv. beslag, bevestigingsmaterialen, beschermingsmiddelen, ...) Kunnen afleiden van gevraagde houtsoorten en andere materialen/hoeveelheden uit uitgeschreven klantenorders; kennis van de vakterminologie Communicativiteit met het oog op het tijdig doorgeven van te verrichten bestellingen aan de verantwoordelijke Kunnen verplaatsen van binnengekomen vrachten met of zonder hijswerktuig Kunnen nagaan of de binnengekomen vracht conform is aan de bestelling (hoeveelheid, kwaliteit, type); kunnen signaleren of een vracht geaccepteerd of geweigerd moet worden Stockageplaats bepalen met het oog op de eigenschappen van het hout (gewenste marges temperatuur en vochtigheid) en de te voorziene interne transporten (efficiënt ruimtegebruik) Kunnen stapelen volgens voorgeschreven stapeltechnieken, met het oog op het vermijden van kromtrekking of doorhangen (rekening houdend met de houtsoort, de dikte, de veiligheidsvoorschriften, ...) De noodzakelijke tijdsspanne kunnen bepalen met het oog op het drogen van het hout
2.2
Uitvoerende taken
Tabel 4.
Uitvoerende taak: uitsmetten
Uit te voeren activiteiten
Bijzondere kennis en/of vaardigheden
Kantrechten en/of afkorten van ruw hout
Visueel bepalen hoe de houtelementen optimaal uit een bool hout, gevierschaald hout gehaald kunnen worden
Uit te zagen onderdelen uittekenen op gekantrecht hout of plaatmateriaal
Ruw hout kunnen verzagen tot benodigde afmetingen; kunnen verwijderen van spinthout en herkennen van een verzaagvorm; kunnen hanteren van afkortzagen Specifieke materiaalkennis: kennis van de eigenschappen van de houtsoort, de structuur (richting en dichtheid van de jaarringen), de productievereisten (te ondergane behandelingen) en de bestemming De vezelrichting van het hout kunnen kiezen in functie van de bestemming Kunnen herkennen van de verzaagvorm in functie van de verdere toepassing Efficiënt tijds- en materiaalbeheer: afwegen van de eigen arbeidstijdkost tegenover de winst gemaakt door materiaalrecuperatie van reststukken of moeilijk verzaagbare gedeelten Op basis van visuele uitsmetting en houtlijst op gewenste afmeting kunnen uittekenen van onderdelen Kunnen noteren van afmetingen op het betrokken onderdeel (breedte, lengte, dikte) op verstaanbare wijze Kunnen beoordelen van de werktekening i.v.m. speciale vereisten afhankelijk van het soort gebruik: schok- en slijtweerstand, brandveiligheid, toegestane gebruiksbelasting, isolatievoorzieningen Gereedschapskennis: kunnen hanteren van uitsmetlat, meter, smetkoord, fijn potlood of schrijfpunt en winkelhaak
Tabel 5.
Uitvoerende taak: verzagen
Uit te voeren activiteiten
Bijzondere kennis en/of vaardigheden
Uitzagen op juiste afmeting van de onderdelen*
Sorteren
Voorbereidend paren van de onderdelen (de plaats en de stand van het onderdeel in de constructie aangeven)
Kunnen verifiëren van de gewenste vochtigheidsgraad met vochtigheidsmeter Kunnen bedienen van benodigde zaagmachines Kunnen instellen van de zaagsnelheid en monteren van het juiste zaagblad (tandenprofiel, aantal tanden) volgens materiaalsoort Kunnen verzagen volgens borderel (borderel kunnen interpreteren) Verwijderen van reststukken Klaarleggen van de bij elkaar horende gezaagde onderdelen voor de afschrijving Kennis van conventionele paartekens Paartekens kunnen aanbrengen op basis van de houtlijst en de werktekening
* Bij daktimmerwerk gaat het in dit geval om spantonderdelen.
Tabel 6.
Uitvoerende taak: schaven
Uit te voeren activiteiten
Bijzondere kennis en/of vaardigheden
Schaven tot ontruwde en rechte vlakken
Keuze weten te maken van type schaafmachine (bv. vlak- en dikteschaaf of vierzijdige schaafmachine) naargelang vorm, afmetingen, aantal onderdelen Kunnen instellen, afregelen (coördinaten) en bedienen van de machine; het onderdeel op de correcte manier kunnen invoeren Correcties kunnen doorvoeren ten aanzien van eventueel gekromde stukken of nog aanwezig spinthout Verschillende zijden met vlakschaaf op gelijke wijze schaven
Tabel 7.
Uitvoerende taak: afschrijven van de onderdelen
Uit te voeren activiteiten Paren van de onderdelen: telkens de plaats en de stand van het onderdeel in de constructie aangeven Aftekenen van de totale lengte, de verbindingen en de profilering
Bijzondere kennis en/of vaardigheden
Kennis van conventionele paartekens Paartekens aanbrengen op basis van de werktekening; kunnen lezen en interpreteren van de werktekening Kunnen gebruiken van alle aftekengereedschappen (schuifmaat, vouwmeter, fijn potlood of schrijfpunt, winkelhaak, passer, ...) Eenvormigheid in de afschrijvingswerkwijze kunnen in acht nemen Kunnen berekenen van de lengte op basis van de werktekening en deze noteren Uit diverse verbindingsmogelijkheden de meest gepaste kunnen selecteren en noteren; hiervoor zich baseren op gereedschapskennis (mogelijkheden pennenbank of numerisch gestuurde machines) De aan te brengen profilering (op basis van de werktekening of het borderel) kunnen schetsen met aanduiding van de afmetingen Gebruik en mogelijkheden van freesmachines kennen
Tabel 8.
Uitvoerende taak: bewerken van de onderdelen
Uit te voeren activiteiten Profielen aanbrengen op de voorziene plaatsen
Bijzondere kennis en/of vaardigheden
Maken van verbindingen
Keuze maken van type machine (numerisch gestuurde machines versus universele freesmachines of ‘toupie’) naargelang gewenste profiel, afmetingen, aantal, benodigd vermogen en toerental Kennis van standaardprofielen en daartoe benodigde fresing Freesmachine instellen en afregelen volgens werktekening of aftekening; gereedschapskennis met het oog op selectie van de frees; frees kunnen bevestigen; machine kunnen bedienen Programma’s van CNC-gestuurde machines begrijpen naar mogelijkheden en begrenzingen Kunnen profileren van gebogen stukken en daarbij alle mogelijke beschermingsvoorschriften in acht kunnen nemen Kunnen bedienen van een boormachine, een freesmachine (eventueel numerisch gestuurde machines) en de pennenbank Verbindingen kunnen maken rekening houdend met de constructie, bestemming en draagkracht Precisie in de afmetingen kunnen bekomen door het gebruik van een schuifmaat De gepaste spanning van de verbinding manueel kunnen controleren
Tabel 9.
Uitvoerende taak: oppervlaktebehandeling
Uit te voeren activiteiten
Bijzondere kennis en/of vaardigheden
Verduurzaming
Kennis van de types verduurzamingsproducten (A1, A2, ...) Kunnen voorbereiden van de verduurzamingsproducten volgens de voorschriften op de etikettering Weten welke de gepaste maatregelen zijn voor veiligheid, milieu en persoonlijke hygiëne (gezichts- en handbescherming) Manueel (met borstel), met spuit of door onderdompeling op gelijkmatige wijze kunnen aanbrengen van het product
Tabel 10. Uitvoerende taak: transporteren van constructies naar de bouwwerf Uit te voeren activiteiten Opslag van afgewerkte constructies of onderdelen in afwachting van levering
Bijzondere kennis en/of vaardigheden
Vervoeren van constructies of onderdelen naar de bouwwerf of de plaats van bestemming
Uitladen en tijdelijk stockeren van de constructies of onderdelen op de bouwwerf
Kunnen verpakken of afschermen (bv. met schuimrubber of PVC-film) van te beschermen constructies (bv. bevattende glas of fineerhout) Een heftruck kunnen besturen en bedienen Opslag kunnen organiseren rekening houdend met beschikbare ruimte, leveringstermijn, bestemming Kunnen stapelen volgens stapeltechnieken (kromtrekking tegengaan); indien voor de materie noodzakelijk: beschermen tegen ongewenste vochtigheid, temperatuur of lichtinval Leveringsmoment in functie stellen van plaatsings- of veilige stockagemogelijkheid op de bouwwerf of de plaats van bestemming Kunnen inladen van de goederen (al dan niet met behulp van een geschikt hijstoestel) Kunnen bevestigen of beveiligen van de goederen tegen de vervoerrisico’s (schokken, schommelen) Kunnen lezen van het plan van de ligging van de bouwwerf of de plaats van bestemming Kunnen inschatten van de risico’s bij het parkeren op de bouwwerf (modder, rondslingerend materiaal, ...) Kunnen stapelen volgens stapeltechnieken (cf. hierboven) Rekening houden met de omstandigheden van de bouwwerf (temperatuur, vochtigheid, lichtinval, draagkracht van draagvloer) bij het organiseren van de tijdelijke stockage
Tabel 11. Uitvoerende taak: aanbrengen van balklagen (op muur en platte daken) Uit te voeren activiteiten
Bijzondere kennis en/of vaardigheden
Op maat zagen van de balken en de klossen
Kunnen recht en vlot spijkeren Verschillende zaagtechnieken onder de knie hebben
Verduurzamen van de uiteinden van de balken
Kunnen aanbrengen van de beschermingsprodukten, rekening houdend met de veiligheidsvoorschriften Kennis van de verschillende soorten beschermingsprodukten en hun werking
Plaatsen van de balken
Kunnen hanteren van balken Noties van sterkteleer : weten op welke afstand de balken van elkaar moeten komen, rekening houdend met de afmetingen van de dekvloer, het soort hout en haar draagkracht Kennis van de dakopbouw (b.v. weten dat de balken een verschillende hoogte moeten hebben)
Plaatsen van de raveelstukken en de stempelingen
Aanbrengen van de hellingspieën
Verankeren van het dak
Aanbrengen van isolatie en dampscherm
Aanbrengen van het plaatmateriaal of de planken
Kunnen op maat zagen van de raveelstukken Oordeelkundig kunnen aanbrengen van de stempelingen en raveelstukken Kennis van stempelingen Kennis van de metalen verbindingselementen Kunnen maken en aanbrengen van de hellingspieën (zagen en nagelen) Rekenkundig inzicht om de helling te kunnen berekenen Kunnen aanbrengen van de ankers Kennis van de verschillende soorten ankers en hun gebruik Kennis van planlezen
Kunnen bewerken van het isolatiemateriaal om ze op een juiste manier aan te brengen Kennis van de verschillende isolatiematerialen (soorten, werking en eigenschappen, in welke vorm zijn ze op de markt)
Aanbrengen van een boeideel (stormplank)
Aanbrengen van het gootplafond
Kunnen bewerken van het plaatmateriaal om ze op een juiste manier aan te brengen Kennis van de verschillende plaatmaterialen (soorten, handelsafmetingen en eigenschappen) Kunnen op maat zagen en vastnagelen van het boeideel Kennis van de soorten kunststoffen en soorten hout die gebruikt worden als boeideel Kunnen aanbrengen (zagen en nagelen) van het plaatmateriaal aan de onderkant van de dakoversteek Kennis van de soorten plaatmateriaal dat gebruikt wordt voor gootplafond
Aanbrengen van de mastiekschroten of mastiekkribben (hellingspieën) Uittimmeren van de binnenzijde van de dakoversteken
Kunnen op maat zagen en vastnagelen van de mastiekschroten en -kribben Kunnen aanbrengen van het plaatmateriaal
Tabel 12. Uitvoerende taak: plaatsen van de muurplaat voor een hellend dak Uit te voeren activiteiten
Bijzondere kennis en/of vaardigheden
Leggen van de muurplaat(op de dragende wand)
Koppelen van de muurplaten(al dan niet met liplas)
Boren van gaten in de muurplaten
Verankeren van de muurplaten
Kunnen hanteren van lange balken Kunnen bepalen waar de muurplaat moet komen (aan de hand van een plan) Kennis van de eigenschappen en de afmetingen van de houtsoorten die gebruikt worden als muurplaat Kunnen lassen van balken (zaagtechnieken) en vlot nagelen Kennis van de verschillende lastechnieken (soorten en gebruik) Exact kunnen afmeten waar de te boren gaten moeten komen Kunnen hanteren van verschillende boren Kennis van de soorten boren en hun gebruik Kunnen verankeren van de muurplaatankers die de metselaar heeft voorzien Kennis van de verschillende soorten ankers en hun gebruik
* Ook de hierna volgende tabellen refereren naar de constructie van hellende daken, tenzij anders is vermeld.
Tabel 13.
Uitvoerende taak: plaatsen van de nok*
Uit te voeren activiteiten Verticaal plaatsen van de nok in de topgevels en in de binnenmuren Uitslijpen van gaten in de topgevels en binnenmuren (indien deze niet voorzien zijn) Op hoogte leggen van de nok Inmetselen van de nok in de muren, nadat de zaagkanten zijn verduurzaamd
Bijzondere kennis en/of vaardigheden
Kunnen hanteren van een slijpschijf Kennis van de soorten slijpschijven en hun werking
Kennis van paswerk
Bevestigen van de nok op de tussenspanten
Kunnen hanteren van lange balken Vlot een ladder of stelling kunnen beklimmen met last
Kunnen aanmaken van mortel Kunnen aanbrengen van de beschermingsproducten rekening houdend met de veiligheidsvoorschriften Kennis van de verschillende soorten beschermingsproducten en hun werking Basiskennis van de metseltechnieken Materiaalkennis: kennis van de ingrediënten van mortel en hun mengverhouding Kunnen nagelen boven het hoofd Kennis van de soorten nokgordingdragers
Wanneer er geen binnenmuren zijn voorzien of de overspanning tussen de topgevelmuren te groot is, wordt er eerst een spant gemaakt en geplaatst waarop de nok kan rusten. dat in principe de metselaar de gaten, waar de nok moet komen, heeft voorzien. Slechts indien dit niet het geval is, zal de timmerman zelf deze gaten uitslijpen
Tabel 14. Uitvoerende taak: maken en plaatsen van spanten Uit te voeren activiteiten
Bijzondere kennis en/of vaardigheden
Op maat zagen van de spantonderdelen
Uitleggen op ware grootte van de spantonderdelen
Construeren van de spantonderdelen via wiskundige tabellen of via wiskundige berekeningen Het stevig verbinden van de spantonderdelen en aanbrengen van de gordingdragers
Maken en verankeren van de slof
Vlak stellen en uitloden van het spant
Maken en plaatsen van voorlopige en/of definitieve windverbanden Construeren en plaatsen van halfspanten (bij een schilddak) en spantversterkingen
Kunnen toepassen van de verschillende zaagtechnieken Kennis van de houtsoorten (eigenschappen en afmetingen) gebruikt bij de constructie van spanten Kennis van de verschillende soorten spanten en hun opbouw Ruimtelijk inzicht om het spant te schetsen en de afmetingen van de spantonderdelen te bepalen Kennis van sterkteleer omdat de spanten het dak dragen Ruimtelijk inzicht en kennis van de opbouw van een spant om te kunnen aanduiden waar de verschillende verbindingen waaruit een spant bestaat, moeten komen Kunnen lezen van wiskundige tabellen Kennis van driehoeksmeetkunde(zie opmerking) Kunnen maken van houten verbindingen (zagen en nagelen) Kennis van de bestaande stalen spantverbindingen en hun gebruik Kennis van de verschillende soorten metalen gordingdragers Kunnen verankeren van de sloffen Kennis van de soorten ankers Beheersen van de techniek om elementen in lood te zetten Kunnen maken en stellen van schoren die het spant ondersteunen totdat de nok erbovenop ligt Kunnen toepassen van verschillende zaagtechnieken Kunnen plaatsen van windverbanden
Kunnen construeren van spanten (zie hoger) Kennis van de verschillende soorten spanten en hun opbouw Kennis van de houtsoorten (eigenschappen en afmetingen) gebruikt bij de constructie van spanten Kennis van sterkteleer
Merken we op : dat er verschillende soorten spanten bestaan in het daktimmerwerk. Het meest gebruikte is het versterkt A-spant en het verhoogd spant met opstand; dat het uitleggen van het spant op ware grote soms niet meer nodig is. Door het werken met wiskundige tabellen kan de timmerman exact het spant deel per deel construeren Deze tabellen zijn het resultaat van spantensimulaties die op voorhand door de computer zijn gemaakt en die vertaald worden in tabellen. Dit veronderstelt wel dat de timmerman deze tabellen kan lezen, wat een zeker wiskundig inzicht vereist. Bovendien moet hij bij eventuele fouten, hierop zelfstandig kunnen anticiperen.
Tabel 15. Uitvoerende taak: maken en plaatsen van gordingen bij gebinteconstructie Uit te voeren activiteiten Uitslijpen van gaten in de topgevels en de binnenmuren (indien deze niet voorzien zijn)
Bijzondere kennis en/of vaardigheden
Verlengen van de gordingen (indien nodig)
Versmallen van de uiteinden van de gordingen bij een dakoverstek Plaatsen van de gordingen op de muren (inmetselen) of op de spanten
Op hoogte stellen (pas maken) van de gordingen en corrigeren indien nodig Verankeren van de gordingen aan de muren en de wanden
Kunnen hanteren van een slijpschijf Kunnen opmeten van de afstanden tussen de gaten Kunnen planlezen om te kunnen bepalen waar de gaten moeten komen Kennis van de werking van verschillende soorten slijpschijven Beheersen van de verschillende paartechnieken Kennis van de soorten en het gebruik van metalen gordinglassen Beheersen van de zaag- en schaaftechnieken Kunnen afmeten van de plaats voor het versmallen Kunnen bevestigen van de metalen balkendragers in de muren en de gordingdragers gordinghielen op de spanten Kunnen aanbrengen van houtverduurzamingsmiddelen indien de gordingen worden verduurzaamd (bij muren) Kunnen aanmaken van mortel Kennis van de verschillende soorten metalen balkendragers en gordingdragers gordinghielen en hun gebruik Kennis van de verschillende soorten beschermingsproducten Kennis van de ingrediënten van mortel en de juiste mengverhoudingen Beheersen van de pastechnieken Kunnen uitlijnen van een balk door middel van spieën Kunnen verankeren aan de door de aannemer voorziene verankeringspunten Kennis van de verschillende soorten metalen ankers en hun gebruik
Merken we op : dat de koppelkepers meestal worden geplaatst voor de gordingen.
Tabel 16. Uitvoerende taak: maken en plaatsen van kepers bij gebinteconstructie Uit te voeren activiteiten
Bijzondere kennis en/of vaardigheden
Op lengte zagen van de kepers of sporen
Vastnagelen van de kepers op de gordingen
Plaatsen van noordboomkepers (schilddak)
Beheersen van de zaagtechnieken Kennis van de houtsoorten (eigenschappen en maten) Beheersen van de nageltechnieken Kunnen werken met een nagelpistool Vlot een ladder of stelling kunnen beklimmen met last Kunnen nemen van de lengte en de hoeken Kunnen uitlijnen van de kepers Beheersen van de zaag- en nageltechnieken Vlot een ladder of stelling kunnen beklimmen met last Kennis van driehoeksmeting om de hoeken te kunnen bepalen
Tabel 17. Uitvoerende taak: aanbrengen van traditionele draagelementen van de dakbedekking Uit te voeren activiteiten Leggen van de onderdakplaten van de nok naar beneden toe
Bijzondere kennis en/of vaardigheden
Op lengte zagen van de tengels
Dunner maken van de tengels
Vastnagelen van het onderdak
Kennis van de soorten onderdakplaten, hun eigenschappen en hun handelsafmetingen Materiaalgevoel: zorgen voor gelijke overlappingen van de dakplaten bij de aansluitingen van de platen Beheersen van de zaagtechnieken De exacte lengte van de tengels kunnen bepalen Kennis van de soorten, de handelsmaten en de eigenschappen van het hout gebruikt voor tengels Beheersen van de zaag- en schaaftechnieken om de tengels dunner te kunnen maken op de plaatsen van de overlappingen van de platen Kunnen hanteren van het nagelpistool Kunnen vastnagelen van het onderdak via de tengels die bovenop de kepers worden geslagen
Merken we op : - dat deze fase van het dakwerk niet door alle timmerbedrijven wordt gedaan. In dat geval zijn het de dakdekkers die de dakelementen.aanbrengen; - dat het bevestigen van panlatten uitzonderlijk dor de timmerman gebeurt. In principe is het de dakdekker die dit doet
Tabel 18. Uitvoerende taak: plaatsen van zelfdragende dakplaten Uit te voeren activiteiten
Bijzondere kennis en/of vaardigheden
Plaatsen van de zelfdragende dakplaten
Bevestigen van de dakelementen aan de muurplaat Isoleren van de aansluitingen tussen de elementen onderling en met de aansluitende constructie met PUR-schuim
Balkhaken over de tengels heen in de gordingen kunnen slaan Vlot stellingen en ladders kunnen beklimmen met last Kennis van de soorten, de eigenschappen en de handelsafmetingen van de zelfdragende dakplaten Met nagels of schroeven de platen kunnen bevestigen Kunnen aanbrengen van isolatiemateriaal Kennis van de soorten en eigenschappen van PUR-schuim en andere isolatiematerialen
Tabel 19. Uitvoerende taak: maken en plaatsen van dakkapellen Uit te voeren activiteiten
Bijzondere kennis en/of vaardigheden
Construeren van een dakkapel
Plaatsen van een prefab-dakkapel
Kunnen maken van de buitenwanden Kunnen plaatsen van een raam in de voorste wand Kunnen isoleren van de buitenwanden zodat ze water- en winddicht zijn Kunnen maken en plaatsen van een dak met nok, gordingen, kepers, onderdak en tengels (zie hoger) Kunnen klaarmaken van het dak om een vlotte afwatering en een water- en winddichte aansluiting tussen dak en kapel te verzekeren Kennis van de houtsoorten die gebruikt worden bij de constructie van een dakkapel Kennis van isolatiematerialen, dakbedekking, opbouw van het dak, afwateringstechnieken, enz... omdat in functie hiervan de aansluiting van de kapel en het dak wordt bepaald Kunnen maken van een raveel en eventueel raveelbalken (opmeten, aftekenen en uitzagen) Vlot ladders en stellingen kunnen beklimmen met last Kunnen plaatsen en monteren van de prefab-dakkapel volgens de montageaanwijzingen Kennis van de soorten prefab-dakkapellen
Tabel 20. Uitvoerende taak: plaatsen van dakvensters Uit te voeren activiteiten
Bijzondere kennis en/of vaardigheden
Bepalen waar het raam moet komen
Vrij maken van de plaats waar het raam moet komen bij een dak dat reeds bedekt is
Maken van een raveel en eventueel raveelbalken Monteren en plaatsen van het raam van een dakvlakraam volgens de handleiding van het prefab-raam
Terug aansluiten van de weggenomen dakbedekking
Kunnen inschatten van de plaats waar het raam moet komen in functie van het plan, de klantenwensen, de bestaande dakconstructie, de dakbedekking, de isolatie, de binnenafwerking, de afwatering en de afdichting Kunnen wegnemen van de bestaande dakbedekking Kunnen verwijderen van het dakbeschot Kunnen wegzagen van de overbodige tengels en panlatten Kunnen maken van ravelen (opmeten, aftekenen en uitzagen) Kunnen monteren en plaatsen van de prefab-ramen volgens de handleiding Vlot ladders en stellingen kunnen beklimmen met last Kennis van de soorten dakvensters Kunnen herleggen van de weggenomen dakbedekking Kunnen aanpassen van de dakbedekking met b.v. een slijpschijf, zodat er een aansluiting is met de bestaande dakbedekking Kunnen hanteren van een slijpschijf
Tabel 21. Uitvoerende taak: afwerken van goten en dakranden Uit te voeren activiteiten
Bijzondere kennis en/of vaardigheden
Aanbrengen van bekledingsmateriaal
Betimmeren van de goten (bakgoot of hanggoot)
Construeren en uittimmeren van dakranden en geveloversteken
Kunnen op maat zagen en vastnagelen van het bekledingsmateriaal Kennis van de soorten kunststoffen en soorten hout de maten en de eigenschappen van het plaatmateriaal die gebruikt worden als bekledingsmateriaal Kunnen hanteren en verwerken (zagen en nagelen) van het bekledingsmateriaal (platen of planken) en de goten Kunnen aanbrengen van de spondeplank bij een hanggoot Kunnen timmeren van de bakgoot Kennis van de soorten, de maten en de eigenschappen van het bekledingsmateriaal en de goten Kunnen aanbrengen van het boeideel Kennis van de soorten, de maten en de eigenschappen van het bekledingsmateriaal van het plaatmateriaal
Tabel 22. Uitvoerende taak: aanbrengen van isolatie aan respectievelijk hellende en platte daken Uit te voeren activiteiten
Bijzondere kennis en/of vaardigheden
Voor hellende daken Aanbrengen van isolatiemateriaal dakschild of aan de zoldervloer
aan
het
Isoleren van de aansluitingen tussen de elementen onderling en met de aansluitende constructie
Het kunnen aanbrengen van het isolatiemateriaal op de juiste plaats (tussen de kepers en spanten, boven op de kepers en spanten, in de zoldervloer, onder de zoldervloer, ...) Tegemoet komen aan de vereisten inzake luchtdichtheid, dampdichtheid, thermische kwaliteit, ... Kennis van de soorten isolatiemateriaal (bv. luchtdichte platen, wol, luchtscherm, dampscherm, flensdekens, ...) Kennis van de soorten en eigenschappen van PUR-schuim en ander isolatiemateriaal
Voor platte daken Aanbrengen van isolatieplaten en/of dampscherm
Aanbrengen van de voegafdichting
Kunnen bewerken van het isolatiemateriaal om het op de juiste wijze aan te brengen (kleven, mechanisch bevestigen, ...) Kennis van de verschillende isolatiematerialen (soorten, werking, eigenschappen) Kennis van de verschillende soorten bewegingsvoegen (bv. kopse voegen, langsvoegen in het dakvlak, ...) Kennis van de geijkte afdichtingsmaterialen die bij de verschillende soorten voegen gebruikt dienen te worden
Tabel 23. Uitvoerende taak : maken en plaatsen van samengestelde daken Uit te voeren activiteiten
Bijzondere kennis en/of vaardigheden
Op maat zagen van de gordingen, de nok en de muurplaat
Beheersen van zaag- en schaaftechnieken
Aanbrengen van muurplaat, nok en eventueel spanten
Zie hoger
Op maat zagen van de kilkepers
De lengte exact kunnen bepalen Kunnen berekenen en tekenen van de hoeken Beheersen van zaagtechnieken Kennis van de soorten, afmetingen en eigenschappen van het hout gebruikt voor kilkepers
Aanbrengen (zagen) van een steun voor de kilkepers op de muurplaat (b.v. visbek) Maken van kilspanten
Constructie spanten (zie hoger)
Stellen van kilkepers of kilspanten
Kunnen maken en hanteren van schoren
Aanbrengen van de gordingen
Kunnen maken van ravelen wanneer de gordingen in de kilbalk worden geraveeld Kunnen aanbrengen van de balkschroeven op de kilbalk waarop de gordingen rusten
Aanbrengen van de dakelementen
Aanbrengen van dakelementen (zie hoger)
Zagen en aanbrengen van de (ondersteunen het zink in de kilgoot)
kilplanken
Beheersen zaagtechnieken Kunnen hanteren van een nagelpistool Kennis van de soorten, afmetingen en eigenschappen van het hout gebruikt voor kilplankenkepers
2.3
Ondersteunende taken
Tabel 23 Ondersteunende taken Uit te voeren activiteiten Werkomgeving en -middelen in ordelijke en propere staat houden: schoonmaken van de werkplek bij het verlaten ervan (bouwwerf); regelmatig reinigen van machines en gereedschap; melden van defecten Beschermende maatregelen nemen voor de veiligheid en gezondheid van zichzelf en anderen: producten in de oorspronkelijke recipiënten houden; elementaire hygiëne bij het begin en het einde van de taken (handen wassen)
Bijzondere kennis en/of vaardigheden
Procedure kennen (bedrijfseigen) voor het verwijderen van reststukken (triage tussen afval en verder gebruik)
Kennis van de gezondheids- en veiligheidsvoorschriften van het bedrijf en de sector Kennis van de risico’s eigen aan het materiaal (irritatie ogen, ademhaling en huid) Kunnen lezen en begrijpen van etiketten van houtbehandelings- en verdunningsproducten, van pictogrammen en veiligheidsfiches Kennis van EHBO Kunnen instellen of controleren van stofafzuiging per gebruikte machine Gebruik kennen en kunnen toepassen van kniebeschermers, gasen stofmaskers, gehoor- en huidbescherming, veiligheidsbril, handschoenen, aangepast schoeisel en werkkledij Voor zichzelf de ergonomische juiste houding kunnen aannemen
In voorkomend geval het meubilair naar belendende ruimten verhuizen en naderhand terugplaatsen Tussentijds beveiligen van de dakconstructie Uitleg geven of vragen aan klanten en collega’s Administratieve taken
Het voorlopig kunnen verankeren van het dak tijdens de werken, met ankers en windschoren Kennis van de verschillende houtsoorten en alternatieve materialen Communicatieve vaardigheden Kunnen bijhouden van eigen prestaties (gewerkte uren, per taak, per opdracht, ...) Elementaire voorraadadministratie (stockagegegevens van ruw materiaal en afgewerkte producten) kunnen verrichten Kunnen bijhouden van gebruiks- en verliesgegevens per houtsoort en plaatmateriaal
3. Arbeidsorganisatie _____ Een aantal aspecten van de arbeidsorganisatie hebben significante repercussies op de vereiste kennis, vaardigheden en beroepshoudingen. Op de soms aanzienlijke verschillen tussen bedrijven gaan we niet in (seriewerk versus maatwerk, type producten, mate van automatisatie, respectievelijk aandeel van aanmaak- en plaatsingsactiviteiten). Het gaat om de gemeenschappelijke kenmerken. – Het werk vindt plaats zowel in een atelier als op de werf. Dit houdt diverse types werkomstandigheden in.
In een atelier gaat het om beheersbare omstandigheden, een vertrouwde organisatie- en communicatieroutine en bekende collega’s. Op de werf of tijdens de installatie wordt men geconfronteerd met veeleer contingente, dit wil zeggen minder beheersbare, minder voorspelbare omstandigheden en contacten met werknemers uit andere bedrijven en andere beroepen alsook met derden (klant, bouwheer, architect). Een polyvalente schrijnwerker dient op beide types omstandigheden voorzien te zijn. – De onvoorziene omstandigheden op de werf waar men aangemaakte houtconstructies moet plaatsen be-
treffen zowel de voorarbeid in het bouwproject (gemaakte openingen in metsel- of pleisterwerk die anders dan voorzien zijn), verborgen gebreken die te voorschijn komen bij renovatiewerk en de soms niet-evidente stockerings- en doorgangsruimte. Eén en ander kan op organisatorisch vlak opgevangen worden door een voorafbezoek aan de werf te brengen. Op niveau van het bouwproject in zijn geheel dient men het aantal communicatielijnen te beperken en te centraliseren. Indien dit niet of onvoldoende gebeurt, zullen oplossingen op functioneel vlak gevonden moeten worden. Dit vergt van de schrijnwerker soms heel wat improvisatievermogen en de bereidheid om taken aan te pakken die niet standaard zijn. Het stelt maximale vereisten inzake beroepskennis en -vaardigheden (houtconstructies en -verbindingsmogelijkheden ter plaatse bijwerken) en een soliede algemeen-technische kennis om kleine ingrepen te verrichten in andere materie of beroepsspecialismen (buizen, elektriciteitsaansluitingen, isolatie, pleisterwerk, ...). In sommige gevallen vindt het schrijnwerk bijvoorbeeld plaats vooraleer de bepleistering is aangebracht. Dit houdt risico’s in voor overbevochtiging van het hout en dient dan ook gecommuniceerd te worden door de schrijnwerker die dit vaststelt. In het algemeen is van de schrijnwerker op de werf een grote verantwoordelijkheidszin vereist in het licht van de afwerking (einduitzicht), ingrepen in de omgeving en gebeurlijke afwijkingen van het te volgen plan. Als stelregel geldt dat hij verandert en aanpast wat binnen zijn opdracht en zijn competentie ligt en overige zaken rapporteert aan de zaakvoerder of meestergast. Ook communicativiteit is dus een vereiste. – Het werk in een schrijnwerkatelier vergt in de eerste plaats een grote polyvalentie. Bij elk procesonderdeel
is kennis van het gehele productieproces vereist. Fouten en tekortkomingen worden best in een vroeg stadium (bv. bij de uitsmetting of de verspaning) opgemerkt, gemeld en - zo mogelijk - gecorrigeerd. Elke medewerker dient kennis te hebben van de omschrijving van het eindproduct (afmetingen, beslag, uitzicht, plaats in het gebouw, ...). Met het oog op de volgorde van de activiteiten (bv. dient het profileren, het schuren, het impregneren plaats te vinden voor of na de assemblage?) dient men de manipuleerbaarheid en de hanteerbaarheid van de constructie te kennen. Eventuele functionele specialisatie dient men onder te schikken aan de productievereisten: naargelang het werk dient elke werknemer te kunnen inspringen waar nodig. Ook bij daktimmerwerk is er niet echt sprake van ‘specialismen’. De constructie van het dak wordt in een vaste volgorde afgewerkt, waarbij samen wordt gewerkt aan een bepaald facet van de opbouw van het dak. Wanneer een bepaald element van het bouwproces af is, begint men aan het volgende.
– Er dient economisch omgesprongen te worden met de beschikbare ruimte op de werkplaats: de stockage-
mogelijkheden tussen de machines in zijn gelimiteerd. Ook het aantal verplaatsingen van de goederen dient beperkt te blijven. Dit houdt in dat alle werknemers op de hoogte zijn van de planning (aantal stuks, opdracht, kenmerken) en gebeurlijke afwijkingen van het plan communiceren aan de zaakvoerder of meestergast. Een bijkomende vereiste is dat slordigheden worden vermeden en bestemmingloze stukken en afval permanent worden verwijderd. – Het voortdurende lawaai vergt een visuele en schrijfgerichte ingesteldheid (communicatie via codetekens)
en de stiptheid om dit na te leven. Ook de voortdurende noodzaak tot stofafzuiging vergt een punctuele attitude.
4. Bijzondere arbeidsomstandigheden _____ Met bijzondere arbeidsomstandigheden worden bedoeld die arbeidsomstandigheden die typisch zijn voor de beroepsactiviteiten die door schrijnwerkers worden verricht. Deze omstandigheden worden doorgaans ingedeeld volgens het soort risico waartoe ze aanleiding kunnen geven: veiligheidsrisico’s (gevaar voor ongevallen), gezondheidsrisico’s (gevaar voor ziekte) en welzijnsrisico’s (risico op stress, afwezigheid van leermogelijkheden, ...). In veel gevallen kunnen deze risico’s ondervangen worden door preventiemaatregelen. De verantwoordelijkheid voor het toepassen van deze maatregelen ligt bij de werkgever. De werknemer is verplicht deze na te leven. In die zin kan men dan ook stellen dat het naleven van de opgelegde preventiemaatregelen deel uitmaakt van de vereiste kwalificaties. Voor meer uitgebreide informatie in dit verband, zie ‘De Schrijnwerker’, NAVB. 4.1
Veiligheidsrisico’s
– In een schrijnwerkatelier is brandgevaar niet denkbeeldig. De gevolgen van brand kunnen verstrekkend
zijn (snel uitbreiding nemen, grote schade toebrengen aan infrastructuur en materiaal, gevaar betekenen voor personeel en omwonenden). Preventie: rookverbod, brandblusapparatuur voorzien en weten hoe deze te bedienen, materiaalkennis met het oog op vluchtige producten, stofafzuiging, ... – Vooral bij manueel bedienbare zaagmachines, doch ook bij andere apparatuur bestaat er bij niet-ortho-
doxe manipulatie (bv. het gebruiken van bot snijgereedschap, ...) een risico op snijwonden of andere lichamelijke letsels. Preventie: handbescherming (bv. duwhout, ...), manipulatie volgens de voorschriften, niet overhaast tewerk gaan. – Op werven ontstaan risico’s door onvoorziene omstandigheden: rondslingerend puin, afval of puntige,
scherpe voorwerpen (bv. roestende bouten, spijkers e.d.) en vallende voorwerpen (gruis, stenen, afval). Het risico wordt verhoogd doordat op werven vaak verschillende werknemers actief zijn, uit verschillende beroepen en behorend bij verschillende werkgevers.
Preventie: beschermend schoeisel, helmen, de nodige communicativiteit aan de dag leggen om zijn aanwezigheid kenbaar te maken aan andere werkploegen, kennis van de veiligheidsregels op een bouwwerf (werfsignalisatie, dragen van een helm, niet onder hijskraan lopen, ...). – Een ander risico op bouwwerven wordt gevormd doordat men soms werkt op grote hoogte.
Preventie: ladders, stellingen, borstweringen, vangnetten en veiligheidsriemen en -harnassen installeren en gebruiken volgens de voorschriften. Deze tevens controleren op hun goede staat van onderhoud. 4.2
Gezondheidsrisico’s De normale werkomgeving in een schrijnwerkerij wordt gekenmerkt door stof en lawaai hetgeen schadelijk kan zijn voor respectievelijk de luchtwegen, de slijmvliezen en het gehoor. werknemers gebruik te maken van gehoorbeschermers en stofmaskers.
– Er kan een probleem zijn met dampen en/of gassen. Bij de aanmaak of het opbrengen van producten voor
oppervlaktebehandeling kunnen er irriterende dampen vrijkomen. Preventie: werken in voldoende geventileerde ruimten, chemische producten in de originele recipiënten houden, de etiketten ervan lezen en begrijpen, dragen van mond- en neusbescherming, indien nodig gasmaskers. – Bepaalde houtsoorten en producten kunnen bij manipulatie contacteczema of irritaties veroorzaken.
Preventie: handschoenen dragen bij manipulatie, ... – Op een bouwwerf kan het gebeuren dat men werkt in tocht, koude, te grote warmte of felle zon.
Preventie: passende werkkledij, zich op voorhand vergewissen van de toestand. – Het meest algemene gezondheidsrisico wordt gevormd door het feit dat men, zowel in het atelier als op de
bouwwerf vaak moet werken in belastende houdingen: handelingen verrichten op de knieën zittend, in gehurkte houding, met de beide handen boven het hoofd. Daarnaast dient men af en toe zware lasten te heffen. Preventie: schrijnwerk valt onder de halfzware beroepen. Er wordt van de werknemers verondersteld dat ze in een ergonomisch verantwoorde houding werken en gebruik maken van de beschikbare hulpmiddelen. Er moet specifieke aandacht besteed worden aan tiltechnieken. Voor de verplaatsing van lasten moet zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van tilgereedschap. Verder moet er aandacht besteed worden aan de fysische organisatie en inrichting van de werkplek. 4.3
Vereiste kwalificaties voortvloeiend uit de arbeidsomstandigheden
Kennis van elementaire veiligheidsvoorschriften (bv. ter voorkoming van brandgevaar). Grondige kennis van machine- en gereedschapsbediening. Attitude om gebruik te maken van aangeboden beschermkledij, schoeisel, handschoenen, kniebeschermers, gehoorbeschermers, gasmasker, ... Producten geleverd door fabrikant: veiligheidsvoorschriften en -symbolen op etiketten kunnen lezen en begrijpen. Kunnen tillen van lasten volgens de tiltechnieken. Hulpmiddelen zoals stellingen en ladders volgens de voorschriften kunnen monteren en gebruiken. Attitude om bij het gebruik van een machine de stofafzuiging in te stellen of te controleren. Communicativiteit (met name op bouwwerven).
5. Beroepshoudingen _____ Beroepshoudingen zijn niet rechtstreeks af te leiden uit de te verrichten taken. Toch kunnen een aantal houdingen als noodzakelijk beschouwd worden voor het uitoefenen van het beroep. Beroepsfierheid is voor het beroep van schrijnwerker-timmerman van bijzonder belang. Deze beroepsfierheid vinden we terug doorheen al de hieronder opgesomde beroepshoudingen. Ordelijkheid Men dient te vermijden dat de ruimte in de werkplaats wordt ingenomen door afval en bestemmingloze onderdelen. Gebruikt gereedschap (bv. frezen) dient telkens na gebruik te worden teruggeplaatst. Precisie en accuratesse Voor vrijwel alle procesonderdelen is een grote precisie vereist. Zin voor samenwerking Zowel met het oog op de productiedoeleinden als de ontwikkeling van de persoonlijke polyvalentie dient men de houding aan te nemen om daar waar nodig in te springen, eerder dan zich te concentreren op zijn eigen specialisatie. Communicativiteit Dit geldt met het oog op het eventueel bijsturen van het plan van werkzaamheden (daarvan kennis geven aan collega’s), de veiligheidsrisico’s op een bouwwerf (contact opnemen met andere bouwvakkers) en het desgewenst uitleg verschaffen aan de klant. In het constructieproces dient men vastgestelde fouten of afwijkingen onmiddellijk te signaleren om te vermijden dat enerzijds de fout tot in de laatste fase voortleeft en anderzijds dezelfde fout bij andere stukken wordt herhaald. Zorg en wellevendheid In het licht van de contacten met klanten, is wellevendheid, zorg (bv. zorgzame omgang met de leefruimte, het meubilair, ... van de klanten) en aandacht voor het voorkomen een vereiste. Veiligheidsbewustzijn Dit geldt in het bijzonder bij het gebruiken van hulpmiddelen voor werken op grote hoogte (ladders, stellingen), het rijden met heftrucks in de werkplaats en het manipuleren van producten voor houtbehandeling (kennis van veiligheidstekens etiket). Improvisatievermogen Op de werf zal men soms een oplossing moeten bedenken voor onvoorziene situaties (opening met andere afmetingen, stockeringsplaats, doorgangen).
Kritische ingesteldheid Op de werf dient men eveneens aandacht te hebben voor eventuele fouten of onvolkomenheden in het werk van voorgangers (ruwbouw, stukadoor) om te vermijden dat de verantwoordelijkheid hiervoor verschuift naar de schrijnwerker. Economische ingesteldheid Dit geldt niet alleen voor het rationeel omspringen met grondstoffen en gereedschappen, maar tevens voor het zichzelf efficiënt organiseren. Verantwoordelijkheidsgevoel Men dient zich te realiseren dat de geplaatste werkstukken mede bepalend zijn voor het definitief uitzicht van de woning of het gebouw. In die optiek zijn zin voor afwerking en esthetische vormgeving dus essentieel. Zelfstandigheid Men moet bereid zijn enige tijd zelfstandig, onder beperkt of zeer algemeen toezicht aan een taak te werken.
6. Overzicht vereiste kwalificaties _____ 6.1
Kennis, vaardigheden en attitudes
We kunnen de vereiste kwalificaties bondig samenvatten als volgt: Kennis materiaalkennis (houtsoorten, eigenschappen, gebruik, toepassingsmogelijkheden): - kennis van de houtsoorten voor timmer- en schrijnwerk, zoals houtkwaliteit en gebreken; - kennis van de handelsafmetingen en hun gebruik; - kennis van de vereiste sterkte van hout naargelang de bestemming (mechanische eigenschappen en duurzaamheid); - kennis van de fysische en chemische eigenschappen van houtsoorten en producten bedoeld voor houtbehandeling; - kennis van de andere gebruikte materialen, zoals plaatmaterialen (multiplex, triplex, spaanplaten, ...), lijmen, metalen bevestigingsmiddelen (nagels, bouten, nieten, schroeven, nagelplaten, verbindingsstukken, ...), verduurzamingsproducten, afwerkingsproducten en -procédés, isolatiemateriaal, prefabonderdelen, ...; gereedschaps- en machinekennis (types, gebruik, toepassingsmogelijkheden en risico’s): - kennis van de gereedschappen: hamers (timmermanshamer of penhamer, klauwhamer), zagen, tangen, waterpas(darm), winkelhaak, schietlood, schaaf, koevoet, meet- en controlegereedschap, ...; - kennis van de toestellen: de werking en de bediening van een nagelpistool, een ladderlift, elektrische zagen (handcirkelzaag, kettingzaag, ...), boormachines (houtspiraalboren, speedboren, gatenzaagboren, ...), schaafmachine, slijpmachine, freesmachine, pennenbank; kennis van technisch tekenen (lezen en interpreteren van werktekeningen en bouwplannen en detailtekeningen); elementaire kennis van wiskunde, sterkteleer en meetkunde: berekenen van oppervlakten en volumes, kennis van de regel van drie, percentberekening, verhoudingen en hoofdrekenen;
kennis van bouwplaatsorganisatie (organisatie, hulpmiddelen, stellingen en veiligheidsregels); elementaire kennis van mechanica (beslag, hang- en sluitwerk); kennis van de onderdelen van houten constructies (bv. trappen): benaming, vereisten, toepassing; kennis van houtverbindingen (types en toepassing); kennis van conventionele paartekens; ondersteunende kennis van elektriciteit, loodgieterij, vloerbedekking en bouwmaterialen; elementaire vakterminologie.
Vaardigheden De vereiste vaardigheden vallen de facto samen met de taken zelf, zodat we noodzakelijkerwijs moeten verwijzen naar het takenoverzicht gegeven in paragraaf 2. Attitudes Beroepsfierheid, ordelijkheid, precisie, zin voor samenwerking en communicativiteit zijn de voornaamste. Daarnaast ook: kritische en economische ingesteldheid, veiligheidsbewustzijn, improvisatievermogen, verantwoordelijkheidsgevoel en zelfstandigheid. 6.2
Evolutie in het beroep
In bovenstaande opsommingen zijn we uitgegaan van de vereiste kwalificaties van een volleerd vakman, wat zowel te maken heeft met de capaciteiten van de betrokkene als met de fase waarin diens loopbaan zich bevindt. In een doorsneeloopbaanprofiel kan men vaak volgende evolutie vaststellen: De handlanger heeft vrijwel geen autonomie over zijn werk. De uit te voeren taken worden hem toegewezen en hij voert het werk uit onder toezicht. Stapsgewijs wordt de vakman op alle taken ingezet, zij het onder toezicht. Hij leert vervolgens alle taken autonoom uitvoeren en dit tegen het gewenste rendement en aan de vereiste kwaliteit. Een volleerd vakman kan na verloop van tijd een aantal verantwoordelijkheden toegewezen krijgen (bv. opvolging van de uitvoering van opdrachten). Desgevallend (afhankelijk van de schaalgrootte van het bedrijf) kan de betrokkene doorgroeien tot de functie van meestergast of productiechef. Dit houdt in dat hij ook toezichts- en planningstaken toegewezen krijgt. Sommige vakmannen specialiseren zich in een aantal welbepaalde taken die zij dan autonoom en op voldoende wijze (volgens de kwaliteits- en rendementsvereisten) uitvoeren.
7. Specifieke kwalificatieproblemen _____ In deze paragraaf geven we een korte aanduiding van evoluties en externe situaties die enerzijds de huidige kwalificaties kunnen bezwaren, anderzijds het vinden van gekwalificeerde of kwalificeerbare werknemers kunnen bemoeilijken. Op het vlak van technische ontwikkelingen vallen striktere plaatsingsvoorschriften te verwachten met betrekking tot de duurzaamheid van materiaal van bepaalde functionele gebouwonderdelen (bv. sanitaire wanden). Er is ook een snelle evolutie vast te stellen inzake systemen voor beslagmateriaal (raampompen en
sluitingsmateriaal). Wat productvernieuwing betreft, doen met andere woorden een aantal nieuwe houtproducten en een aantal nieuwe alternatieve producten hun intrede. Op het vlak van de industriële structuur vindt, wat schrijnwerk betreft, een dubbele verschuiving plaats: van werf naar atelier (zoveel als mogelijk verhinderend dat er nog assemblage of vormgevingswerk te doen is in het gebouw zelf) en van atelier naar industriële aanmaak. Wat het werk op de werf betreft, moet de schrijnwerker-timmerman steeds meer kennis van bouwfysische aspecten verwerven. Ook communicatieve vaardigheden zijn voor het werken op de werf van toenemend belang. In het atelier wordt er steeds vaker met numerisch gestuurde machines gewerkt, en ook de intrede van de computer in het atelier is een steeds vaker voorkomende tendens. Op zich is er geen reden om aan te nemen dat deze evoluties problematisch zijn voor schrijnwerkerijen. Wel veronderstellen ze permanente bijscholingsinitiatieven. In het algemeen wordt gesteld dat het zeer moeilijk is om geschikte vakkrachten te vinden. Op de arbeidsmarkt is er vooral vraag naar werknemers die reeds ervaring hebben.
8. Geraadpleegde bronnen _____ 8.1
Interviews
Voor het opstellen van dit profiel werd vooral geput uit interviews met zaakvoerders van schrijnwerkersbedrijven. Het ging daarbij om vijf daktimmermannen. Het ging in elk van de gevallen om kleine of middelgrote ondernemingen (variërend van 2 tot 35 werknemers). Deze bedrijven werden gecontacteerd op suggestie van VCB en NACEBO. De interviews gingen gepaard met rondleidingen in de toonzaal, het atelier en in sommige gevallen de bouwwerf. 8.2
Documenten
Confederatie Bouw (s.d.), Koninklijk Besluit tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheden van aannemer schrijnwerker-timmerman in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen (officieus document). FVB (s.d.), Bouwen aan later ... is nu kiezen voor een bouwopleiding, Brussel. FVB (s.d.), Industrieel leerlingwezen bouwsector. Type-opleidingspakket: schrijnwerker-timmerman, Brussel. RVA (1979), Beroepsmonografie: insteller-bediener van houtbewerkingsmachines, Brussel. SFB (1986), Beroepsminiaturen, Den Haag. VLOR-Sectorcommissie Hout TSO & BSO (1992), Rapport betreffende beroeps- en studieprofielen in de sector houtbewerking, Brussel.