Handleiding NAVIGON 3100 | 3110
Handelsmerken Alle merk- en productnamen zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van de betreffende bedrijven. Opmerking Wijzigingen aan de inhoud van deze handleiding zijn voorbehouden.
Inhoudsopgave 1
Aanwijzingen en waarschuwingen ............................................................ 3
2
Aan de slag .................................................................................................. 5 2.1 Kennismaken met de hardwarecomponenten....................................... 5 Componenten aan de voorzijde ............................................................ 5 Componenten aan de achterzijde ......................................................... 6 Componenten aan de rechterzijde ........................................................ 6 Componenten aan de bovenzijde.......................................................... 7 Componenten aan de onderzijde .......................................................... 7 2.2 Apparaat voor de eerste keer inschakelen............................................ 8 2.3 Het apparaat in een voertuig gebruiken ................................................ 9 Apparaathouder aanbrengen ................................................................ 9 De autolader aansluiten....................................................................... 10 2.4 Bediening - algemeen.......................................................................... 11 In- en uitschakelen .............................................................................. 11 Het apparaat met het touchscreen bedienen ...................................... 11 Een reset uitvoeren ............................................................................. 12 2.5 Een geheugenkaart plaatsen .............................................................. 12
3
Problemen oplossen en onderhoud........................................................ 13 3.1 Problemen oplossen............................................................................ 13 Problemen met de voeding ................................................................. 13 Problemen met het beeldscherm ........................................................ 13 Problemen bij de verbinding met een PC............................................ 14 Problemen met de GPS....................................................................... 14 3.2 Onderhoud van het navigatie-apparaat............................................... 15
4
Conformiteitsverklaring en andere aanwijzingen .................................. 16 4.1 Conformiteitsverklaring........................................................................ 16 Europese Unie..................................................................................... 16 4.2 Veiligheidsmaatregelen ....................................................................... 17 Laadapparaat ...................................................................................... 17 Opladen ............................................................................................... 17 Accu..................................................................................................... 17
i
1
Aanwijzingen en waarschuwingen
z
Bedien het apparaat met het oog op uw eigen veiligheid niet tijdens het rijden.
z
Gebruik het apparaat met de nodige voorzichtigheid. Dit apparaat is een navigatiehulpmiddel. Informatie over richting, afstand, locatie of topografie is mogelijk niet correct.
z
De berekende route dient uitsluitend als oriëntatiehulp. Let altijd goed op de verkeersborden, maximumsnelheden en wegversperringen.
z
Laat het apparaat niet in direct zonlicht achter, wanneer u het voertuig verlaat. Dit zou kunnen leiden tot oververhitting van de batterij en verkeerd functioneren.
z
Het 'Global Positioning System' (GPS) wordt geëxploiteerd door de regering van de Verenigde Staten van Amerika, die alleen verantwoordelijk is voor het functioneren ervan. Elke verandering bij het GPS-systeem kan de nauwkeurigheid van elk GPS-apparaat wereldwijd beïnvloeden.
z
De signalen van de GPS-satellieten kunnen gewoonlijk niet door vaste materialen (met uitzondering van glas) dringen. Een positiebepaling door GPS is derhalve niet mogelijk in gebouwen, tunnels of ondergrondse parkeergarages.
z
Voor de berekening van de locatie zijn signalen van ten minste 4 GPS-satellieten nodig. De ontvangst van deze signalen kan worden belemmerd door ongunstige weersomstandigheden of door andere obstakels (zoals b.v. dichte begroeiing of hoge gebouwen).
z
Andere draadloze apparaten in het voertuig kunnen de ontvangst van de satellietsignalen belemmeren of instabiele ontvangst veroorzaken.
3
z
Als u het apparaat in een voertuig gebruikt, heeft u een houder nodig. Bevestig deze op een geschikte plek, waar deze noch het zicht van de bestuurder noch de werking van airbags belemmert. Het zicht van de bestuurder mag niet worden belemmerd.
Bevestig de houder niet in het bereik van airbag-afdekkingen.
4
Leg het apparaat niet los op het dashboard.
Bevestig de houder niet in het werkingsbereik van airbags.
2
Aan de slag
2.1 Kennismaken met de hardwarecomponenten OPMERKING: De kleur van uw navigatie-apparaat kan afwijken van de kleur die is weergegeven in de afbeeldingen in deze handleiding.
Componenten aan de voorzijde
Nr.
Component
Beschrijving
n Touchscreen
Dient voor aanduiding. Druk op het beeldscherm om menuopdrachten te selecteren of gegevens in te voeren.
o Laadindicatie
Brandt felgeel, wanneer de accu wordt geladen. Brandt groen, wanneer de accu helemaal is opgeladen.
5
Componenten aan de achterzijde
Nr.
Component
n Luidspreker
Beschrijving Uitvoer van geluid en spraak.
Componenten aan de rechterzijde
Nr.
Component
Beschrijving
n SD/MMC-sleuf
Sleuf voor een SD- (Secure Digital) of MMC(MultiMediaCard) kaart voor toegang tot gegevens zoals b.v. navigatiekaarten.
o Hoofdtelefoon-
Aansluiting voor stereo-hoofdtelefoon
aansluiting
6
Componenten aan de bovenzijde
Nr.
Component
Beschrijving
n Aansluiting voor
Met deze aansluiting (achter het rubber kapje) kunt u een optionele, externe GPS-antenne met magneetbevestiging gebruiken, die boven op het voertuig kan worden aangebracht. In regio's met een slechte GPS-ontvangst kan zo de ontvangst van de satellietsignalen worden verbeterd.
o I/O-toets
Schakelt het apparaat in of uit.
externe antenne
Componenten aan de onderzijde
Nr.
Component
Beschrijving
n Mini-USB-aansluiting Aansluiting voor voedingsapparaat of USB-kabel.
7
2.2 Apparaat voor de eerste keer inschakelen 1. Verzeker u ervan dat uw apparaat van stroom wordt voorzien. (Zie volgend deel) 2. Houd de I/O-toets gedurende 6 seconden ingedrukt, om het apparaat voor de eerste keer in te schakelen.
OPMERKING: Gewoonlijk kunt u het apparaat in- of uitschakelen door deze toets kort in te drukken.
8
2.3 Het apparaat in een voertuig gebruiken Apparaathouder aanbrengen Opgelet: z Kies een geschikte plek voor de apparaathouder. Het zicht van de bestuurder mag in geen geval worden belemmerd. z Wanneer de voorruit is voorzien van een reflecterende coating, heeft u mogelijk een (optionele) externe GPS-antenne nodig, die wordt aangebracht op het dak van het voertuig. Let er bij het sluiten van het portier of het raam op, dat de kabel van deze externe antenne niet wordt beschadigd. Gebruik de apparaathouder om het apparaat veilig in het voertuig aan te brengen. Let erop dat de GPS-antenne "vrij zicht" naar de hemel heeft.
9
De autolader aansluiten De autolader voorziet uw apparaat van stroom, wanneer u het in een voertuig gebruikt. OPGELET: Sluit de autolader pas na het starten van het voertuig aan, om het navigatie-apparaat te beschermen tegen spanningspieken. 1. Steek de USB-stekker van de autolader in de hiervoor bestemde bus van het navigatie-apparaat.
Naar bus voor sigarettenaansteker
2. Steek het andere uiteinde van het laadapparaat in de bus van de sigarettenaansteker. De LED op het laadapparaat brandt groen, wanneer het navigatie-apparaat van stroom wordt voorzien.
OPMERKING: Neem goed nota van de volgende aanwijzingen, om een optimale prestatie van de Li-ion-accu te garanderen: z Laad de accu niet bij zeer hoge temperaturen, b.v. in direct zonlicht. z De accu hoeft voor het laden niet helemaal ontladen te worden. U kunt deze ook laden, voordat de accu helemaal leeg is. z Wanneer u het navigatie-apparaat gedurende een langere tijd niet gebruikt, laad dan de accu ten minste een keer per twee weken helemaal op. Overmatig ontladen van de accu kan het laadvermogen ervan belemmeren. OPMERKING: Het navigatie-apparaat kan ook worden opgeladen op de USB-aansluiting van een computer. Om de oplaadduur van de accu te verkorten, schakelt u het apparaat tijdens het laden uit.
10
2.4 Bediening - algemeen In- en uitschakelen Druk kort op de I/O-toets, om het navigatie-apparaat uit te schakelen. Het apparaat komt daardoor in een rusttoestand. Zodra u het weer inschakelt, begint het weer te werken op het punt waar u het apparaat had uitgeschakeld. OPMERKING: Als u voor uitschakelen van het navigatie-apparaat de I/O-toets 6 seconden of langer ingedrukt heeft, moet u voor inschakelen de I/O-toets weer gedurende 6 seconden ingedrukt houden.
Het apparaat met het touchscreen bedienen Druk met een vinger op het beeldscherm, om het apparaat te bedienen. U kunt de volgende handelingen uitvoeren: z
Drukken Raak het beeldscherm aan met een vinger, om menu's te openen of opties te selecteren.
z
Slepen Zet een vinger op het beeldscherm en beweeg deze in de gewenste richting.
11
Een reset uitvoeren OPGELET: Voer in de volgende gevallen een reset uit: z De software functioneert niet goed. z Dit wordt gevraagd in een handleiding of door een servicemedewerker. 1. Schakel het navigatie-apparaat in, als het op dat moment uitgeschakeld is. 2. Schakel het apparaat uit. Houd daarbij de I/O-toets gedurende ten minste 6 seconden ingedrukt! 3. Let erop dat de geheugenkaart met de navigatiesoftware geplaatst is. 4. Schakel het apparaat weer in. Houd daarbij de I/O-toets gedurende ten minste 6 seconden ingedrukt! De navigatiesoftware wordt opnieuw geïnstalleerd. Alle instellingen blijven behouden. Daarna is het navigatie-apparaat gereed voor gebruik.
2.5 Een geheugenkaart plaatsen Het navigatie-apparaat beschikt over een SD/MMC-sleuf, waarin u een SD(Secure Digital) of een MMC(MultiMediaCard) geheugenkaart kunt plaatsen. Plaats de geheugenkaart zoals afgebeeld (sticker boven, schuine hoek in het apparaat). Schuif deze zover in het apparaat tot de kaart vastklikt. Let er voor het wegnemen van de kaart op dat deze op dat moment niet wordt gebruikt. Om de kaart weg te nemen, drukt u deze iets in het apparaat tot deze losspringt. Trek vervolgens de kaart uit de sleuf. OPMERKING: Er mogen geen vreemde voorwerpen in de sleuf komen. z Bewaar geheugenkaarten in een beschermend etui, zodat deze zijn beschermd tegen stof en vocht. z
12
3
Problemen oplossen en onderhoud
3.1 Problemen oplossen OPMERKING: Als u een probleem niet kunt oplossen, neem dan contact op met een erkend Service Center.
Problemen met de voeding Het navigatie-apparaat schakelt zonder externe voeding niet in z
De laadtoestand van de accu is mogelijk te laag, om het apparaat te gebruiken. Laad de accu op.
Problemen met het beeldscherm Het navigatie-apparaat reageert zeer laat op aanrakingen van het beeldscherm z
Zorg ervoor dat de accu voldoende geladen is. Wanneer het probleem blijft bestaan, voer dan een reset uit.
Het beeldscherm "bevriest" z
Voer een reset uit.
Het beeldscherm kan slecht worden afgelezen z
Stel het display lichter in.
z
Ga naar een plek met meer licht.
Het beeldscherm reageert onnauwkeurig op aanrakingen z
Kalibreer het beeldscherm opnieuw.
13
Problemen bij de verbinding met een PC Problemen met de kabelverbinding z
Zorg ervoor dat zowel het navigatie-apparaat als de computer ingeschakeld zijn, voordat u probeert een verbinding tot stand te brengen.
z
Verzeker u ervan dat de USB-kabel zowel in het navigatie-apparaat als in de computer correct ingestoken is. Sluit de kabel rechtstreeks op de computer aan — gebruik geen USB-hub, om het navigatie-apparaat aan te sluiten.
z
Voer een reset uit, voordat u de kabel aansluit. Trek de kabel uit, voordat u de computer opnieuw start.
Problemen met de GPS z
Als er geen GPS-signalen worden ontvangen, let dan a.u.b. op het volgende:
z
Let erop dat de GPS-antenne "vrij zicht" naar de hemel heeft.
z
Let erop dat de GPS-ontvangst door de volgende factoren kan worden belemmerd: 9 slecht weer 9 belemmering van het zicht naar de satelliet (b.v. door dichte begroeiing of hoge gebouwen) 9 andere draadloze apparaten 9 reflecterende coating op de voorruit
14
3.2 Onderhoud van het navigatie-apparaat Een goed onderhoud van het navigatie-apparaat draagt bij aan een storingsvrije werking en vermindert het risico van beschadiging van het apparaat. z
Stel het navigatie-apparaat niet bloot aan hoge luchtvochtigheid en extreme temperaturen.
z
Stel het navigatie-apparaat niet gedurende een langere periode bloot aan direct zonlicht of sterk UV-licht.
z
Plaats geen andere voorwerpen op het navigatie-apparaat en laat er niets op vallen.
z
Laat het navigatie-apparaat niet vallen en stel het niet bloot aan sterke schokken.
z
Stel het navigatie-apparaat niet bloot aan plotselinge sterke temperatuurschommelingen. Daardoor zou condens binnenin het apparaat kunnen neerslaan. Als zich condens vormt, laat dan het apparaat helemaal drogen voordat u het weer gebruikt.
z
Ga niet op het apparaat zitten. Wij adviseren om het apparaat niet in een broekzak te bewaren.
z
Het oppervlak van het beeldscherm kan gemakkelijk krassen oplopen. Vermijd contact van het beeldscherm met scherpe of spitse voorwerpen. Een universele bescherming, die speciaal voor LCD-beeldschermen werd ontwikkeld, kan het beeldscherm beschermen tegen kleinere krassen.
z
Reinig het navigatie-apparaat niet terwijl het ingeschakeld is. Gebruik voor reiniging van het apparaat een zachte, pluisvrije, slechts met water bevochtigde doek.
z
Reinig het beeldscherm niet met papieren zakdoekjes.
z
Probeer niet het navigatie-apparaat te demonteren, te repareren of veranderingen aan het apparaat uit te voeren. U riskeert daardoor letsel en beschadiging van het apparaat en verliest daardoor elke aanspraak op garantie.
z
Bewaar ontvlambare vloeistoffen, gassen of explosieve stoffen niet samen met het navigatie-apparaat of met delen of toebehoren ervan en transporteer deze ook niet gemeenschappelijk.
15
4
Conformiteitsverklaring en andere aanwijzingen
OPMERKING: Stickers op de achterzijde van het navigatie-apparaat verwijzen naar de voorschriften en normen waaraan het voldoet. Controleer de stickers en raadpleeg de betreffende toelichtingen in dit hoofdstuk. Enkele aanwijzingen hebben alleen betrekking op bepaalde modellen.
4.1 Conformiteitsverklaring Europese Unie Producten met de CE-aanduiding stemmen overeen met de richtlijn betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur (R&TTE) (1999/5/EEG), de richtlijn betreffende elektromagnetische compatibiliteit (89/336/EEG) en de richtlijn betreffende laagspanning (73/23/EEG) – gewijzigd door richtlijn 93/68/EEG – , uitgegeven door de Commissie van de Europese Gemeenschap. De overeenstemming met deze richtlijnen impliceert de conformiteit met de volgende Europese normen: EN301489-1 EN301489-3 EN55022 EN55024 EN61000-3-2 EN61000-3-3 EN60950 / IEC 60950 De fabrikant is noch aansprakelijk voor door de gebruiker uitgevoerde veranderingen die de conformiteit van het apparaat met de CE-aanduiding aantasten, noch voor daaruit resulterende gevolgen.
16
4.2 Veiligheidsmaatregelen Laadapparaat z
Gebruik uitsluitend het laadapparaat dat bij het navigatie-apparaat werd geleverd (ATECH, ATPI-68HT0501-NC1.0). Het gebruik van een ander laadapparaat kan leiden tot defecten en/of gevaarlijke situaties.
z
Dit apparaat mag alleen worden gebruikt met een daarvoor bestemd laadapparaat met de markering "LPS" ("Limited Power Service") en een laadstroom van 5V DC/1,0A.
Opladen z
Gebruik het laadapparaat niet bij hoge luchtvochtigheid. Raak het laadapparaat niet aan, wanneer uw handen of voeten vochtig zijn.
z
Let op voldoende ventilatie van het voedingsapparaat, wanneer u het gebruikt voor de werking van het navigatie-apparaat of voor opladen van de accu. Bedek het voedingsapparaat niet met papier of andere voorwerpen die de ventilatie verminderen. Gebruik het voedingsapparaat niet in een etui.
z
Sluit het laadapparaat aan op een geschikte stroombron. De benodigde spanning is aangegeven op het laadapparaat en/of de verpakking.
z
Gebruik het laadapparaat niet, als de kabel ervan beschadigd is.
z
Probeer geen onderhoud aan het apparaat te plegen. Er bevinden zich binnenin onderdelen waaraan geen onderhoud kan worden gepleegd. Ruil het apparaat om, als het beschadigd is of was blootgesteld aan veel vocht.
Accu z
Gebruik uitsluitend een door de fabrikant voor dit navigatie-apparaat goedgekeurd laadapparaat. OPGELET: Dit apparaat bevat een vast ingebouwde Li-ion-accu die niet kan worden vervangen. De accu kan barsten of ontploffen, waarbij gevaarlijke chemicaliën vrijkomen. Om het risico van brand of verbrandingen te verminderen, mag u de accu niet uit elkaar halen, niet samenpersen, niet aansteken en niet in het vuur of water gooien.
17