H.264 IP-video-encoder Gebruikershandleiding

TVE-400/800-1600 H.264 IP-video-encoder Gebruikershandleiding

P/N 1072585D-NL • REV 1.0 • ISS 17JAN13

Copyright

© 2013 UTC Fire & Security Americas Corporation, Inc. Interlogix is onderdeel van UTC Climate Controls & Security, een bedrijfseenheid van United Technologies Corporation. Alle rechten voorbehouden.

Handelsmerken en patenten

Interlogix-naam en -logo zijn handelsmerken van United Technologies. Andere in dit document gebruikte handelsnamen kunnen handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken zijn van de fabrikanten of leveranciers van de betreffende producten.

Fabrikant

UTC Fire & Security Americas Corporation, Inc. 2955 Red Hill Avenue, Costa Mesa, CA 92626-5923, USA Geautoriseerde vertegenwoordiger in de E.U.: UTC Fire & Security B.V. Kelvinstraat 7, 6003 DH Weert, Nederland

Certificatie Naleving van FCCrichtlijnen

N4131 Klasse B: Deze apparatuur is getest en voldoet aan de normen voor digitale apparatuur van klasse B volgens deel 15 van de regels van de FCC (Federal Communications Commission). Deze normen zijn opgesteld om een redelijke bescherming te bieden tegen storende interferentie in een woonhuisinstallatie. Deze apparatuur genereert en maakt gebruik van radiofrequenties die onder omstandigheden ook uitgestraald kunnen worden. Onjuiste installatie en gebruik in strijd met de instructies in deze handleiding kan leiden tot interferentie met etherverbindingen. Het is niet uitgesloten dat in specifieke gevallen interferentie optreedt. Als deze apparatuur storende interferentie met radio- of televisie-uitzendingen veroorzaakt (hetgeen u kunt vaststellen door de apparatuur tijdelijk uit te schakelen), kan de gebruiker proberen de interferentie te verhelpen door een of meer van de volgende maatregelen te nemen: • • • •

Richtlijnen van de Europese Unie

De ontvangstantenne verplaatsen of anders richten. De afstand tussen deze apparatuur en de ontvanger vergroten. Deze apparatuur aansluiten op een andere stroomgroep (stop) dan de groep waarop de ontvanger is aangesloten. De leverancier of een ervaren radio- of televisiemonteur raadplegen voor advies.

12004/108/EU (EMC-richtlijn): UTC Fire & Security Americas Corporation, Inc. verklaart hierbij dat dit apparaat voldoet aan de essentiële vereisten en andere belangrijke voorschriften van Richtlijn 2004/108/EU 2002/96/EU (WEEE-richtlijn): Producten met dit symbool mogen in de Europese Unie niet bij het ongesorteerde gemeenteafval worden gegooid. Lever dit product na aankoop van een soortgelijk nieuw product in bij uw plaatselijke leverancier of bij een daarvoor aangewezen afvalinzamelingspunt. Zie voor meer informatie: www.recyclethis.info.

2006/66/EU (batterijrichtlijn): Dit product bevat een batterij die in de Europese Unie niet bij het ongesorteerde gemeenteafval mag worden gegooid. Raadpleeg de productdocumentatie voor specifieke informatie over de batterij. De batterij is van dit symbool voorzien. Op het symbool kunnen de volgende letters zijn aangebracht: Cd voor cadmium, Pb voor lood of Hg voor kwik. Voor een juiste recycling levert u de batterij in bij uw plaatselijke leverancier of op een aangewezen inzamelpunt. Zie voor meer informatie: www.recyclethis.info. Contactgegevens

Zie www.utcfireandsecurity.com of www.utcfssecurityproducts.eu voor contactgegevens.

Inhoud Inleiding 1 Inhoud van de verpakking 1 Belangrijkste functies 1 Productbeschrijving 2 Aansluitingen 3 Netwerkinstellingen 5 TruVision Device Finder 5 Een webbrowser gebruiken 8 Voordat u begint 8 De webbrowser openen 8 Menustructuur 9 Live-weergave 10 Beschrijving van de live-weergavemodus 10 Een momentopname vastleggen 11 PTZ-bediening 11 Instellingen voor videobeelden 13 Configuratie 14 Lokale configuratie 14 Tijdinstellingen 15 Netwerkinstellingen 16 Camera-instellingen 22 Video-streaming instellen 23 Bewegingsdetectie 25 Instellingen alarminvoer 28 Videoverlies 30 Sabotagebestendig alarm 31 Systeemmelding 32 Privacymasker 33 RS-485-instellingen 34 Instellingen opnameschema 34 Gebruikersaccounts beheren 38 Afspelen 41 Encoderbeheer 43 Systeemlogboeken doorzoeken 43 Standaardinstellingen herstellen 43 Apparaatgegevens weergeven 44 Het apparaat opnieuw starten 44 Parameters importeren/exporteren 45 Het systeem bijwerken 45


i

Specificaties 46

ii


Inleiding De TruVision TVE H.264 IP video-encoder converteert de analoge camerastreams naar gecomprimeerde IP-videostreams. Deze streams worden overgezet naar NVR- (Network Video Recorder) of VMS (Video Management Systems)-systemen voor externe opslag, live-weergave en afspeeldoeleinden. In deze handleiding wordt algemene informatie gegeven over de installatie en het gebruik van de TVE-400, TVE-800 en TVE-1600-modellen. De encoder wordt geleverd met alleen Engelstalige schermmenu's (OSD: onscreen display).

Inhoud van de verpakking De TruVision TVE H.264 IP video-encoder wordt geleverd met de volgende items: •

TVE-encoder

•

Voedingsadapter

•

Voedingskabel

•

Beknopte handleiding

•

CD (inclusief de gebruikershandleiding en TruVision Device Finder)

Belangrijkste functies De volgende belangrijkste functies worden door de TVE-encoders ondersteund: •

4/8/16-kanalen H.264-codering met dual-streamuitvoer

•

Meervoudige resolutieopties: 4CIF, 2CIF, CIF en QCIF

•

Ondersteuning voor samengestelde audio- & videostreams

•

Via het apparaat te configureren externe opname op Net HDD

•

Flexibel en krachtig opnamemechanisme: Gepland, door gebeurtenis geactiveerd, door alarm geactiveerd, cyclusopname, voor- en naopnames

•

Bidirectionele audio

•

Lokale PTZ-besturing via de RS-485/422-poort en ingebouwde meervoudige PTZ-protocollen

•

4 alarmen in/1 alarm uit

•

Ondersteuning voor ONVIF-, PSIA- en CGI-communicatie

•

Vindbaar via het hulpprogramma TruVision Discovery


1

Productbeschrijving Afbeelding 1: Voorpaneel

Encoder

POWER

Tx/Rx

LED

Beschrijving

POWER

De lampjes gaan groen branden wanneer het apparaat in werking is. Het brandt niet wanneer het apparaat wordt uitgeschakeld.

TX/RX

Het lampje brandt niet wanneer er geen netwerkverbinding is. Het gaat groen branden en knipperen wanneer er gegevens worden verzonden/ontvangen. Het knippert sneller wanneer er veel gegevens worden verzonden of ontvangen.

Afbeelding 2: Achterpaneel 4 kanalen:

 

   



8 kanalen:





   







   



16 kanalen:

Item

Naam

Beschrijving

1.

12 VDC

Aansluiting voor een 12 V voedingsbron via een PSU.

2.

RS-485

Aansluiting voor een PTZ-camera of domecamera op de RS-485 seriële poort.

3.

Alarm Out

Aansluiting voor maximaal een alarmrelaisuitgang.

4.

Alarm In

Aansluiting voor maximaal vier alarmrelaisingangen.

2


Item

Naam

Beschrijving

5.

LAN

Aansluiting voor de 10M/100Mbps zelfregelende UTP Ethernetpoort op een netwerk.

6.

Video In

Aansluiting voor maximaal 16 analoge camera's (afhankelijk van het model) op BNC-aansluitingen.

7.

Audio In

Aansluiting voor audioinvoer op de RCA-connector.

8.

Audio Out

Aansluiting voor audiouitvoer op de RCA-connector.

9.

GND

Aansluiting voor aarde.

Aansluitingen Zie Afbeelding 2 op pagina 2 voor informatie over het aansluiten van de kabels voor voeding, camera, audio en netwerk. Alarmaansluitingen De TVE-encoder ondersteunt de open/close-relaisingang als de alarminvoermodus. Wanneer het alarminvoersignaal zich niet in de open/closerelaissignaalmodus bevindt, volgt u de aansluitingen zoals deze hieronder worden weergegeven: Afbeelding 3: Aansluitingen alarminvoer Aansluitingen alarminvoer voor Emerson-alarm: 100Ω

10 V regulator TVE

10 V regulator

Emerson alarm

  ALM(+) V-output



14N34 optocoupler

IN(n)

ALM(-)

G

Relay input

Aansluitingen alarminvoer voor normaal alarm: TVE

JQC-3FG  24 V relay

 Alarm ALM(+)

 V-output

ALM(-)

IN(n) G


 Relay input

3

1. Emerson-alarm

4. 4N35 opto-koppeling

2. V-uitgang

5. Relaisuitgang

3. 10 V spanningsregelaar

6. Normaal alarm 7. JQC-3FG 24 V-relais

De TVE-encoder ondersteunt de open/close-relaisingang als de alarmuitvoermodus. De alarminvoer kan worden geselecteerd als NO of NC. Er worden verschillende aansluitingsmethoden voor alarmuitvoer toegepast bij ACof DC-belasting. Zie Afbeelding 3.

4


Netwerkinstellingen In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u TruVision Device Finder kunt gebruiken om het IP-adres en andere parameters van het apparaat te vinden en te configureren. Opmerking: De standaardnaam van TVE is admin en het wachtwoord is 1234. Het standaard IP-adres is 192.168.1.70

TruVision Device Finder Het hulpprogramma TruVision Device Finder staat op de cd die bij het product is geleverd. Dit hulpprogramma herkent automatisch TruVision-apparaten die automatisch ontdekken overal in het netwerk en zelfs in verschillende subnetten ondersteunen. U kunt de IP-adressen van alle ontdekte apparaten weergeven of wijzigen. Ga als volgt te werk om de TruVision Device Finder te installeren: 1. Plaats de cd in het CD/DVD-station van de computer. 2. Blader naar de map IP Discovery Tool en dubbelklik op het installatiebestand in de map.

3. Druk op Next (Volgende). 4. Selecteer de map waar de installatiebestanden moeten worden geïnstalleerd en klik op Next (Volgende). 5. Het programma vereist het programma WinPcap om te kunnen worden geïnstalleerd op de computer. Als het al is geïnstalleerd, gaat u naar stap 6. Als het programman niet is geïnstalleerd, wordt venster WinPcap weergegeven. Volg de aanwijzingen op het scherm op.


5

6. De TruVision Device Finder-wizard wordt weergegeven. Klik op Finish (Voltooien) om de installatie te voltooien. De TruVision Device Finder gebruiken Bij de installatie worden de benodigde bestanden geïnstalleerd en de volgende snelkoppeling op uw bureaublad geplaatst. Afbeelding 4: Pictogram TruVision Device Finder-snelkoppeling

Ga als volgt te werk om de TruVision Device Finder te gebruiken: 1. Dubbelklik op het snelkoppelingspictogram om het hulpprogramma te openen. Het startvenster verschijnt. 2. Klik op Start om het ontdekkingsproces te starten. De lijst van TruVision-apparaten in uw netwerk wordt weergegeven. Opmerking: De TruVision Device Finder kan uitsluitend apparaten vinden die zich binnen hetzelfde LAN bevinden. Het hulpprogramma kan geen apparaten in een VLAN vinden.

6


Het hulpprogramma herkent: • Apparaattype • MAC-adres van het apparaat • IP-adres • Aantal videokanalen dat door het apparaat wordt ondersteund • Aansluitpoort • Softwareversie • Serienummer apparaat • DSP-/Firmwareversie • Subnetmasker apparaat 3 3. Klik op Modify (Wijzigen) om het IP-adres te wijzigen. De velden van het IPadres en de adresvelden van de apparaatpoort kunnen worden gewijzigd. 4. Verander/wijzig indien nodig het IP-adres en/of het subnetmasker. Vul onder Please Input Password (Voer wachtwoord in) het wachtwoord voor aanmelden van het apparaat in en druk op Save (Opslaan). 5. Herhaal dit proces voor elk apparaat dat moet worden gewijzigd. Druk op Exit (Afsluiten) om het hulpprogramma te sluiten wanneer alle veranderingen aan alle ontdekte apparaten voltooid zijn. Opmerking: U moet opnieuw opstarten om het IP-adres of subnetmasker te activeren.


7

Een webbrowser gebruiken U kunt de encoder configureren via het netwerk met een webbrowser. De volgende webbrowsers zijn ondersteund: •

Internet Explorer 6/7/8/9

•

Firefox 3.5 en hoger

•

Chrome 8 en hoger

•

Safari 5.0.2 en hoger

Voordat u begint •

Voordat u de browser opent, moet u de netwerkinstellingen van de encoder configureren.

•

Sluit de encoder aan op het LAN en sluit een computer aan op hetzelfde LAN als de encoder.

•

De fabrieksinstelling van de encoder voor de gebruikersnaam is “admin” en het wachtwoord is “1234”.

•

De fabrieksinstelling voor het IP-adres van de encoder is 192.168.1.70.

De webbrowser openen U krijgt als volgt toegang tot de webbrowser: 1. Open de webbrowser en voer het IP-adres van de encoder in (bijvoorbeeld, http://192.168.1.70). Druk op de Enter-toets op de computer. Het aanmeldingsvenster wordt weergegeven. 2. Voer de gebruikersnaam in (standaard: admin) en het wachtwoord (standaard: 1234) in om u aan te melden bij het systeem. De hoofdpagina van de encoder wordt weergegeven.

3. Als u de TruVision Device Finder moet installeren, klikt u in het midden van het scherm om deze te downloaden. Het hulpprogramma staat op de cd die bij het product is geleverd.

8


Menustructuur Afbeelding 5: Menustructuur encoder


9

Live-weergave De live-weergavemodus is de normale modus van het apparaat voor het bekijken van live-beelden van de camera's. De encoder wordt na inschakeling automatisch gestart in de live-weergavemodus. Op de viewer kunt u de huidige datum en tijd, de cameranaam en de opnamestatus zien.

Beschrijving van de live-weergavemodus Afbeelding 6: Live-weergave

Item

Naam

Beschrijving

1.

Menuwerkbalk

U kunt de volgende handelingen verrichten: •

Live-videobeelden bekijken

•

Video-opnames afspelen

•

Zoeken naar gebeurtenislogboeken

•

Instellingen configureren

•

De interface afsluiten

2.

Viewer

Live-videobeelden bekijken

3.

Apparaatlijst

Geeft de encoder en alle kanalen weer.

4.

Weergave-indeling

Definieert hoe videobeelden in de viewer moeten worden weergegeven: enkelvoudige weergave, 2X2, 3X3 of 4X4 (2X2 wordt weergegeven). In de multiview-modus dubbelklikt u op een videosegment om het volledige scherm weer te geven. Dubbelklik nogmaals om weer terug te keren naar de multiviewmodus.

10


Item

Naam

5.

Videofunctiewerkbalk

Beschrijving /

Aanklikken om de live-weergave te starten/stoppen. Aanklikken om een momentopname van de video vast te leggen De afbeelding wordt opgeslagen op de computer.

/

Klik om het opnemen van video handmatig te starten/stoppen. Klik om de vorige cameraweergave weer te geven. Klik om de volgende cameraweergave weer te geven. Klik om audio in of uit te schakelen.

/ 6.

Videobeeld

Hier kunt u helderheid, tint, verzadiging en contrast van het live-videobeeld aanpassen.

7.

Preset instellen/selecteren

Hier kunt u presets instellen en selecteren.

8.

PTZ-bedieningspaneel

Hiermee kunt u de PTZ bedienen van de momenteel geselecteerde camera, de snelheid van de PTZ-beweging aanpassen en de lamp en veger van de camera in/uitschakelen.

U kunt als volgt de live-weergave zien: 1. Open het webbrowservenster van de encoder. Zie Afbeelding 6. 2. Dubbelklik op een camera in de apparaatlijst om de camera te selecteren die u wilt weergeven. 3. Klik op de knop Display Format (Indeling weergeven) om meerdere videosegmenten weer te geven.

Een momentopname vastleggen Klik in de live-weergavemodus op de momentopnameknop op de werkbalk om live-beelden vast te leggen. Er wordt een pop-upbericht weergegeven om te bevestigen dat het vastleggen is gelukt. De afbeelding is opgeslagen als JPEGbestand op de computer. Opmerking: Configureer waar de momentopnamen op uw computer worden opgeslagen in de pagina Configuration > Local Configuration (Configuratie > Lokale configuratie).

PTZ-bediening U kunt de PTZ-camera's bedienen via de encoder in live-weergavemodus.


11

Afbeelding 7: PTZ-bediening Richtingstoetsen: Bestuur de kantel en draaibewegingen Bestuur het objectief: Verstel in-/uitzoomen

Pas de scherpstelling aan veraf/dichtbij

Pas het diafragma aan open/dicht

Pas de snelheid van de kantelen draaibeweging aan

Schakel de cameralamp en -veger in of uit

De PTZ-camera aansluiten op de encoder Zorg ervoor dat de PTZ-domecamera's correct zijn aangesloten op de RS-485poort in het achterpaneel van de encoder. Sluit de R- en R+ aansluitingen van de PTZ-camera of snelheidsdome aan op respectievelijk de RS-485 T- en RS485 T+ aansluitingen. Configureer de RS-485-parameters in het menu Configuration > Serial port settings > 485 serial port (Configuratie > Instellingen seriële poort > 485 seriële poort). Zie pagina 34. Presets Presets zijn eerder gedefinieerde locaties van een PTZ-domecamera. Hiermee kunt u de PTZ-domecamera snel naar een gewenste positie verplaatsen. Er kunnen maximaal 256 presets worden geconfigureerd. U stelt als volgt een preset in: 1. Selecteer in de live-weergavemodus een preset in de lijst met presets.

2. Gebruik de richtings-, zoom-, diafragma- en scherpstellingstoetsen om de camera in de gewenste voorgedefinieerde locatie te plaatsen. 3. Klik op

12

om de positie op te slaan.


U roept als volgt een preset op: 1. Selecteer een camera in de live-weergavemodus. 2. Selecteer een preset in de lijst met presets. 3. Klik op

. De camera beweegt direct naar die presetstand.

Instellingen voor videobeelden U kunt handmatig de waarden voor helderheid, verzadiging, contrast en tint van de camera wijzigen om de beste beeldkwaliteit te behalen. 1. Klik in het live-weergavevenster op de knop Video Parameters (Videoparameters) in de rechter benedenhoek om het venster Video Parameters Setting (Instellingen videoparameters) weer te geven.

2. Beweeg de schuifregelaar om helderheid, contract, verzadiging en tint aan te passen. Opmerking: Het verstelbereik loopt van 0 tot 100. De standaardinstelling is 60. Klik op Default (Standaard) om de standaardinstellingen te herstellen.


13

Configuratie Lokale configuratie Via de lokale configuratie kunt u de communicatie- en netwerkparameters bepalen, zoals het protocoltype, de maximale bestandsgroote, het type streaming en de netwerkinstellingen voor overdracht. U kunt ook de locaties bepalen voor het opslaan van opgenomen en af te spelen video-opnames, vastgelegde beelden en gedownloade bestanden. U kunt als volgt de detectie van videoverlies configureren: 1. Klik op Configuration > Local Configuration (Configuratie > Lokale configuratie). Het venster Local Configuration (Lokale configuratie) wordt weergegeven.

2. Voer de vereiste waarden in. Protocol type (Protocoltype): Stel het protocoltype voor de streamoverdracht in op TCP of UDP. UDP biedt meer real-time audio- en videostreams. TCP zorgt voor een volledigere aflevering van streaminggegevens en een betere videokwaliteit, maar is niet altijd betrouwbaar voor een real-time aflevering. Stream type (Streamtype): Selecteer het streamtype (main stream of substream) dat moet worden gebruikt voor live-weergave door de webbrowser. Window-division Mode (Vensterdeelmodus): Stel de vensterdeelmodus in op 4:3, 16:9 of volledig scherm. Video file size (Videobestandsformaat): Stel het formaat van ingepakte videobestanden tijdens handmatige opnames in op 256M, 512M of 1G. Video stream buffering (Videostreambuffering): Stel het videobufferingsformaat in op Small (least latency) (Klein (minste latentie)), Medium (balanced latency & fluency) (Medium (gemiddelde latentie & doorstroming)), Large (good fluency) (Groot (goede doorstroming)) voor liveweergaveprestaties.

14


Save video file to (Videobestand opslaan naar): Stel het pad in voor het opslaan van handmatig opgenomen videobestanden. Save live pictures to (Live-beelden opslaan naar): Stel het pad in voor het opslaan van handmatig vastgelegde beelden in de live-weergavemodus. Save playback picture to (Afgespeelde beelden opslaan naar): Stel het pad in voor het opslaan van vastgelegde beelden in de afspeelmodus. Save playback file to (Afgespeelde bestand opslaan naar): Stel het pad in voor het opslaan van videoclipbestanden in de afspeelmodus. 3. Klik op Save (Opslaan) om de instellingen op te slaan.

Tijdinstellingen U kunt de datum en de tijd die op het scherm verschijnt en tijdopnames met tijdstempel instellen. De begin- en eindtijden van de zomertijd (DST) kunnen ook worden ingesteld. Er kan ook een Network Time Protocol (NTP)-server op uw encoder ingesteld worden om de datum en tijd actueel en nauwkeurig te houden. Als de encoder is aangesloten op een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol)-netwerk waarvoor de tijdservereigenschappen zijn geconfigureerd, worden camera's automatisch geconfigureerd met de tijdserver. U kunt als volgt tijdinstellingen configureren: 1. Klik op Device Configuration > Device Parameters > Time Settings (Apparaatconfiguratie > Apparaatparameters > Tijdinstellingen). Het venster Time Settings (Tijdinstellingen) wordt weergegeven.

2. Selecteer de tijdzone. Selecteer in de vervolgkeuzelijst de tijdzone die zich het dichtst bij de locatie van apparaat bevindt. 3. Configureer de tijdsynchronisatiemethode: NTP-server or handmatig.


15

Tijdsynchronisatie configureren aan de hand van de NTP-server: Schakel het vakje NTP in. Voer het IP-adres en de poort van de NTP-server in. Opmerking: Indien de encoder is verbonden met een openbaar netwerk, moet u een NTP-server gebruiken met een tijdsynchronisatiefunctie, zoals de server van het National Time Center (IP-adres: 210.72.145.44) of europe.ntp.pool.org. Indien de encoder is geïnstalleerd in een meer aangepast netwerk, kan de NTP-software worden gebruikt om een NTPserver in te stellen voor het synchroniseren van tijd. De tijdsynchronisatie handmatig configureren: Schakel het vakje Manual Time Sync (Handmatig tijd synchroniseren) in. Klik op het pictogram voor Select time (Tijd selecteren) om de systeemtijd in te stellen via de popupkalender. U kunt het selectievakje voor Sync with local time (Synchroniseren met lokale tijd) aanvinken om de tijd te synchroniseren met de lokale computer. 4. Configureer eventueel de DST-instellingen. Schakel het vakje Enable DST (DST inschakelen) in. Stel de starten eindtijd voor de DST-periode in. De eindtijd moet later zijn dan de begintijd. Wanneer de DST-periode is verstreken, keert het systeem weer terug naar de standaard lokale tijd. Stel de DST-bias in op 30 min, 60 min, 90 min of 120 min. 5. Klik op Save (Opslaan) om de instellingen op te slaan.

Netwerkinstellingen U moet de netwerkinstellingen van uw encoder instellen alvorens u deze via het netwerk kunt gebruiken. Tabel 1: Netwerkfuncties encoder Functie

Beschrijving

Basic Settings (Basisinstellingen)

Configureer de algemene netwerkinstellingen zoals NIC-type, IPv4adres, IPv4-subnetmasker, IPv4 standaard gateway, MAC-adres en MTU. U kunt ook de DNS-server configureren.

PPPoE

Als de encoder rechtstreeks is aangesloten op een ADSL modem, configureert u de PPPoE-instellingen. Neem contact op met uw serviceprovider om de gebruikersnaam en het wachtwoord op te vragen.

DDNS

Indien uw encoder is ingesteld om PPPoE te gebruiken als standaard netwerkverbinding, configureert u de Dynamic DNS (DDNS) om deze in combinatie hiermee te gebruiken. U moet u registreren bij uw serviceprovider voordat u het systeem configureert voor gebruik met DDNS.

E-mail

Configureer de encoder om via het netwerk e-mailmeldingen te versturen voor alarmsignalen of meldingen. Opmerking: Controleer allereerst of het DNS-adres correct is ingesteld.

NetHDD

16

Configureer de netwerkschijf voordat u gaat opnemen, afspelen of het logboek doorzoeken.


Functie

Beschrijving

SNMP

Dit is een internetprotocol voor het beheren van apparaten op IPnetwerken. Configureer dit protocol zodat informatie over de status van de encoder alsmede gebeurtenis- en alarmmeldingen naar een Surveillance Center kunnen worden verstuurd. Voordat u deze functie gaat configureren, moet eerst de SNMP-software worden geïnstalleerd.

U kunt als volgt basisinstellingen configureren: 1. Klik op Device Configuration > Network Settings > Basic Settings (Apparaatconfiguratie > Netwerkinstellingen > Basisinstellingen). Het venster Basic Settings (Basisinstellingen) wordt weergegeven.

2. Klik op General (Algemeen) en geef de vereiste instellingen op: Optie

Beschrijving

NIC Type (NIC-type)

Netwerkinterfacekaart (NIC) is een apparaat waarmee de DVR een verbinding maakt met een netwerk. Selecteer het gebruikte NIC-type in de vervolgkeuzelijst. De standaardwaarde is 10/100/1000M zelfregelend.

Enable DHCP (DHCP insch.)

Schakel dit vakje in indien er een DHCP-server actief is en u wilt dat uw encoder automatisch een IP-adres en andere netwerkinstellingen krijgt van die server. De standaardwaarde is Disable (Uitschakelen).

IPv4 address (IPv4-adres) Voer het IP-adres voor de encoder in. De standaardwaarde is 192.168.1.70. IPv4 subnet mask (IPv4subnetmask.)

Voer het subnetmasker van uw netwerk in, zodat de encoder binnen het netwerk wordt herkend. De standaardwaarde is 255.255.255.0.

IPv4 default gateway (IPv4-standaardgateway)

Voer het IP-adres van uw netwerkgateway in, zodat de encoder binnen het netwerk wordt herkend. Dit is standaard het IP-adres van uw router. De standaardwaarde is 0.0.0.0.


17

Optie

Beschrijving

MAC address (MACadres)

Voer het MC-adres in.

MTU(bytes)

Voer een waarde in tussen 500 en 9676. De standaardwaarde is 1500.

Preferred DNS server (Voorkeurs-DNS-server)

Voer de voorkeursdomeinserver die moet worden gebruikt met de encoder in.

Alternate DNS server (Altern. DNS-server)

Voer de alternatieve domeinserver die moet worden gebruikt met de encoder in.

3. Klik op Save (Opslaan) om de instellingen op te slaan. U kunt als volgt de PPPoE-instellingen configureren: 1. Klik op Device Configuration > Network Settings > PPPoE Settings (Apparaatconfiguratie > Netwerkinstellingen > PPPoE-instellingen). Het venster PPPoE Settings (PPPoE-instellingen) wordt weergegeven. 2. Schakel Enable PPPoE (PPPoE inschakelen) in. 3. Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in en bevestig het wachtwoord. Opmerking: De gebruikersnaam en het wachtwoord moeten door uw ISP worden toegewezen. 4. Klik op Save (Opslaan) om de instellingen op te slaan. U kunt als volgt DDNS instellen: 1. Klik op Device Configuration > Network Settings > DDNS Settings (Apparaatconfiguratie > Netwerkinstellingen > DDNS-instellingen). Het venster DDNS Settings (DDNS-instellingen) wordt weergegeven. 2. Schakel Enable DDNS (DDNS inschakelen) in. 3. Selecteer een van de drie weergegeven DDNS-typen: •

DynDNS: Voer het serveradres voor DynDNS in (bijv. members.dyndns.org). In het veld DVR Domain Name (DVRdomeinnaam) voert u het van de DynDNS-website verkregen domein in. Vervolgens voert u de in het DynDNS-netwerk geregistreerde gebruikersnaam en het wachtwoord in.

•

IP server: Voer het serveradres van de IP-server in.

•

NO-IP: Voer het serveradres voor NO-IP in. In het domeinnaamveld voert u het domein in dat u hebt verkregen van de NO-IP-website (www.no-ip.com). Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in dat is geregistreerd op de NO-IP-website.

4. Klik op Save (Opslaan) om de instellingen op te slaan. U configureert als volgt de e-mailinstellingen: 1. Klik op Device Configuration > Network Settings > Basic Settings (Apparaatconfiguratie > Netwerkinstellingen > Basisinstellingen) om IPv4-

18


adres, IPv4-subnetmasker, IPv4 standaard gateway en de voorkeur DNSserver in te stellen. 2. Klik op Device Configuration > Network Settings > Email Settings (Apparaatconfiguratie > Netwerkinstellingen > E-mailinstellingen). Het venster Email Settings (E-mailinstellingen) wordt weergegeven. 3. Schakel Authentication (Verificatie) in als voor de e-mailserver verificatie vereist is. Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in voor aanmelden. 4. Voer de vereiste instellingen in. Optie

Beschrijving

SMTP Server (SMTPserver)

Hier vult u het IP-adres van de SMTP-server in.

SMTP port (SMTP-poort)

Voer hier de SMTP-poort in. De standaard TCP/IP-poort voor SMTP is 25.

Enable SSL (SSL insch.)

Schakel het vakje in om SSL in te schakelen als dit wordt vereist door de SMTP-server. Deze functie is optioneel.

Interval

Het intervalbereik vertegenwoordigt het tijdsbestek tussen de verzonden beelden van het alarm. Indien u het intervalbereik bijvoorbeeld instelt op twee seconden, zal het tweede alarmbeeld twee seconden na het eerste alarmbeeld worden verzonden.

Attached image (Toegevoegd beeld)

Schakel dit vakje in als u e-mail wilt versturen met bijgevoegde JPEG-alarmbeelden.

Sender name (Naam afzender)

Voer de naam in van de persoon die e-mail verstuurt.

Sender’s address (Adres zender)

Hier voert u het e-mailadres van de afzender in.

Choose receiver (Kies ontvanger)

Selecteer een e-mailontvanger. Er kunnen maximaal drie ontvangers worden geselecteerd.

Receiver (Ontvanger)

Voer de naam in van de persoon die e-mail ontvangt.

Receiver’s address (Adres ontvanger)

Hier voert u het e-mailadres van de ontvanger in.

5. Klik op Test om de e-mailinstellingen te testen. Opmerking: Wij raden aan dat u de e-mailinstellingen test na het invoeren van de waarden in het e-mailvenster. 6. Klik op Save (Opslaan) om de instellingen op te slaan. U kunt als volgt de NetHDD-instellingen configureren: Opmerking: Zorg ervoor dat het netwerkopslagapparaat beschikbaar is binnen het netwerk en correct is aangesloten. Tevens moet het netwerkopslagapparaat zijn geconfigureerd met de NAS of IP SAN-modus. 1. Klik op Device Configuration > Network Settings > NetHDD Settings (Apparaatconfiguratie > Netwerkinstellingen > NetHDD-instellingen). Het venster NetHDD Settings (NetHDD-instellingen) wordt weergegeven.


19

2. Voer in het tekstveld het IP-adres van het netwerkopslagsysteem en het bestandspad in. 3. Selecteer het type netwerkopslagsysteem: IP SAN of NAS. NAS mode (NAS-modus): Voer het IP-adres van het opslagapparaat in. IP SAN mode (IP SAN-modus): Voer het IP-adres van het opslagapparaat in. 4. Klik op Save (Opslaan) om de geconfigureerde netwerkschijf toe te voegen. 5. Initialiseer de toegevoegde netwerkschijf. Klik op Device Configuration > HDD Management (Apparaatconfiguratie > HDD-beheer) om het HDD-instellingenmenu te openen. Capaciteit, vrije ruimte, status, type en eigenschappen van de toegevoegde netwerkschijf worden weergegeven.

Als de status van de netwerkschijf Uninitialized (Niet-geïnitialiseerd) is, selecteert u de schijf en klikt u op Init om deze te initialiseren. Na het voltooien van de initialisatie, verandert de schijfstatus in Normal (Normaal). Opmerking: Er kunnen maximaal 8 NAS- of IP SAN-schijven worden aangesloten op de encoder. 6. Stel de eigenschappen van de toegevoegde netwerkschijf in. Selecteer het HDD-nummer. Selecteer de eigenschap in het vervolgkeuzemenu: R/W (Lezen/schrijven), Read-only (Alleen lezen) of Redundancy (Redundant). Opmerking: Raadpleeg de IP SAN/NAS-gebruikershandleiding voor meer informatie over het aanmaken van een bestandspad in netwerkbeheer.

20


U configureert als volgt de SNMP-protocolinstellingen: 1. Klik op Device Configuration > Network Settings > SNMP Settings (Apparaatconfiguratie > Netwerkinstellingen > SNMP-instellingen). Het venster SNMP Settings (SNMP-instellingen) wordt weergegeven.

2. Voer de NIC-poortwaarde in. De standaardwaarde is 161. 3. Indien SNMPv1 en/of SNMP v2c zijn ingeschakeld, kunt u de read SNMPcommunity (standaard: public (openbaar)), write SNMP-community (standaard: private (privé)), tap address (standaard: empty (leeg)) en trap port (standaard: 162) configureren. 4. Indien SNMPv3 is ingeschakeld, kunt u de read user name (standaard: public (openbaar)) configureren. Opmerking: SNMPv1, SNMP v2c en SNMPv3 zijn standaard uitgeschakeld. 5. Selecteer het beveiligingsniveau: “no auth, no priv”, “auth, no priv” of “auth, priv”.

6. Wanneer het beveiligingsniveau is ingesteld op “auth, priv”, configureert u de parameters voor Authentication Algorithm (Verificatie-algoritme) en Privacy Algorithm (Privacy-algoritme). Wanneer het beveiligingsniveau is ingesteld op “no auth, no priv”, kunnen de parameters voor Authentication Algorithm (Verificatie-algoritme) en Privacy Algorithm (Privacy-algoritme) niet worden geconfigureerd. 6. Klik op Save (Opslaan) om de instellingen op te slaan.


21

Camera-instellingen U kunt configureren welke informatie op het scherm wordt weergegeven. De OSD (on-screen display)-instellingen worden weergegeven in de live-weergaveen opnamemodi en bevatten de naam van de camera, tijd en datum. U kunt de transparantie van de OSD aanpassen aan de achtergrond, zodat deze gemakkelijker te lezen is of minder nadrukkelijk op het scherm wordt weergegeven. U kunt maximaal acht regels tekst op het scherm toevoegen. Met deze optie kunnen bijvoorbeeld contactgegevens voor in noodgevallen worden weergegeven. De OSD-instellingen configureren: 1. Klik op Device Configuration > Camera Settings > Display Settings (Apparaatconfiguratie > Camera-instellingen > Weergave-instellingen). Het venster Display Setting (Weergave-instelling) wordt weergegeven.

2. Selecteer de camera in de vervolgkeuzelijst. 3. Geef een cameranaam op in het tekstveld. 4. Schakel de vakken Display Name (Weergave naam), Display Date (Weergave datum) en Display Week (Weergave week) in indien u de cameranaam, datum en week wilt weergeven. 5. Selecteer een datumnotatie en een tijdnotatie. 6. Selecteer hoe de informatie van de camera wordt weergegeven. Selecteer één van de opties in de vervolgkeuzelijst. Standaard is dit niettransparant/niet-knipperend. • • • •

22

Transparent & flashing (Transparant & knipperend) Transparent & not flashing (Transparant & Niet knipperen) Non-transparent & flashing (Niet transparant & knipperen) Non-transparent & flashing (Niet transparant & niet knipperen)


7. Er bevinden zich twee rode vakken in het cameraweergavescherm; een voor de cameranaam en een voor de datum/tijd. Klik en sleep een tekstvak naar de gewenste positie met de muis. 8. Als u de instellingen naar andere camera's wilt kopiëren, klikt u op Copy to Camera (Naar camera kopiëren) en selecteert u de gewenste camera's. Klik op OK. 9. Klik op Save (Opslaan) om de instellingen op te slaan. U kunt als volgt een tekst-overlay toevoegen: 1. Klik op Device Configuration > Camera Settings > Text Overlay (Apparaatconfiguratie > Camera-instellingen > Tekst-overlay). Het venster Text Overlay Setting (Instelling tekst-overlay) wordt weergegeven. 2. Selecteer de camera in de vervolgkeuzelijst. 3. Schakel het selectievakje in voor een tekstregel en voer de tekens in. Het tekstvak verschijnt in het cameraweergavescherm. Klik en sleep het tekstvak naar de gewenste positie met de muis.

.

4. Klik op Save (Opslaan) om de instellingen op te slaan.

Video-streaming instellen U kunt de video-opnameparameters aanpassen om zo de beeldkwaliteit en het bestandsformaat te verkrijgen die het best aansluiten op uw situatie. U kunt als volgt video-instellingen configureren: 1. Klik op Device Configuration > Camera Settings > Video Settings (Apparaatconfiguratie > Camera-instellingen > Video-instellingen). Het venster Video Setting (Video-instelling) wordt weergegeven.


23

2. Selecteer de camera in de vervolgkeuzelijst. 3. Selecteer de dual-streaming methode die moet worden gebruikt: Main stream (Normal) (Hoofdstream (Normaal)), Substream en Main stream (Event) (Hoofdstream (Gebeurtenis)). De standaardinstelling is Main stream (Normal) (Hoofdstream (Normaal)). Opmerking: Main stream (Hoofdstream) wordt meestal gebruikt voor opnemen en live-weergave met een goede bandbreedte. Substream wordt gebruikt voor live-weergave bij een lage bandbreedte. 4. Geef de parameters op van de hoofdstream of substream: Stream type (Streamtype): Selecteer Video om alleen de videostream op te nemen of Video&Audio om zowel video- als audiostreams op te nemen. De standaard is Video&Audio. Resolution (Resolutie): Selecteer de opnameresolutie: De NTSC-waarden zijn 704x480, 704x240, 352x240 of 176 x120 voor NTSC. De PAL-waarden zijn 704x576, 704x288, 352x288 of 176 x 144. Bit rate type (Bitsnelheidstype): Selecteer de variabele of vaste bitrate. Een variabele bitsnelheid geeft een hogere kwaliteit die geschikt is voor het downloaden en streamen van video. De standaardinstelling is Variable (Variabel) Image quality (Beeldkwaliteit): Deze optie is beschikbaar wanneer het type bitsnelheid variabel is. Selecteer een van de opties: Highest (Hoogst), Higher (Hoger), Medium, Low (Laag), Lower (Lager) of Lowest (Laagst). De standaardinstelling is Highest (Hoogst) Frame rate (Framesnelheid): Selecteer een van de opties: 1, 2, 4, 6, 8, 10, 12, 15, 16, 18, 20, 22 of volledig frame 25/30 (PAL/NTSC). De standaard is volledig frame (25/30 (PAL/NTSC)). Max bit rate (Max. bitsnelheid): Voer de maximaal toegestane bitsnelheid in. Deze moet tussen 32 en 3072 kbps liggen. Video encoding (Videocodering): Selecteer de videocoderingsstandaard H.264. 5. Klik op Save (Opslaan) om de instellingen op te slaan.

24


Bewegingsdetectie De encoder kan worden ingesteld om een alarm te activeren indien er een beweging wordt geconstateerd en om deze op te nemen. U kunt vervolgens de opgenomen bewegingsactiviteiten doorzoeken op specifieke incidenten. Selecteer het gevoeligheidsniveau voor bewegingen zodat alleen belangrijke objecten een bewegingsdetectie kunnen activeren. De bewegingsdetectie wordt bijvoorbeeld geactiveerd door de beweging van een persoon, maar niet van een kat. U kunt als volgt bewegingsdetectie configureren: 1. Klik op Configuration > Camera Settings > Motion detection (Configuratie > Camera-instellingen > Bewegingsdetectie). Het venster Motion Detection (Bewegingsdetectie) wordt weergegeven.

2. Selecteer de camera in de vervolgkeuzelijst. Elke camera moet afzonderlijk zijn ingesteld. 3. Schakel Enable Motion Detection (Bew.detectie insch.) in. 4. Selecteer het gebied dat gevoelig moet zijn voor beweging en het gevoeligheidsniveau. Klik op Start Draw (Tekenen starten). Klik en sleep de muiscursor over het scherm. Het geselecteerde gebied wordt weergegeven als een rood raster. Gebieden die worden bedekt door het rode raster zijn gevoelig voor bewegingsdetectie. U kunt maximaal acht gebieden tekenen. Klik op Stop Draw (Tekenen stoppen) als u klaar bent. Klik op Clear All (Alles wissen) om het scherm te wissen. Beweeg de gevoeligheidsschuifbalk naar het gewenste gevoeligheidsniveau. De hoogste waarde bevindt zich rechts op de balk. Klik op Save (Opslaan) om de instellingen op te slaan. 5. Selecteer de opnameschema's voor bewegingsdetectie. Klik op het tabblad Arming schedule (Kalender insch.). Klik op Edit (Bewerken).


25

Selecteer de dag van de week wanneer de beweging kan worden opgenomen. Klik op om de tijdperioden in te stellen voor de opnamekalender gedurende de dag. U kunt maximaal 8 tijdstippen in een dag plannen. De standaardinstelling is 24 uur. Klik op OK.

Opmerking: Ingestelde tijdperioden mogen elkaar niet overlappen. 6. Selecteer de reactiemethode voor bewegingsdetectie. Klik op het tabblad Linking Method (Koppelingsmethode).

26


Schakel bij Alarm Linking (Alarmkoppeling) een of meerdere reactiemethoden in: -

Audible warning (Audiowaarschuwing): Activeert een hoorbaar piepsignaal wanneer een alarm wordt gedetecteerd

-

Notify surveillance center (Bewakingscentrum informeren): Verstuurt een melding of alarmsignaal naar een externe alarmhost wanneer er zich een gebeurtenis voordoet. De alarmhost verwijst naar de computer waarop de externe clientsoftware is geïnstalleerd

-

Send e-mail (E-mail versturen): Verstuurt een e-mail met alarmgegevens naar een gebruiker of meerdere gebruikers wanneer er zich een gebeurtenis voordoet.

Selecteer bij Trigger Alarm Output (Alarm inschakelen) het kanaal dat een extern alarm moet activeren wanneer er zich een bewegingsgebeurtenis voordoet. Zie “U kunt als volgt een alarmuitvoer instellen” hieronder voor informatie over het instellen van een externe alarmuitvoer. Selecteer het kanaal waarmee het opnemen moet worden geactiveerd wanneer er zich een bewegingsgebeurtenis voordoet.

7. Klik op Save (Opslaan) om uw instellingen op te slaan. U kunt als volgt een alarmuitvoer configureren: 1. Klik op Device Configuration > Alarm Settings > Alarm Output (Apparaatconfiguratie > Alarminstellingen > Alarmuitvoer). Het venster Alarm Output (Alarmuitvoer) wordt weergegeven.


27

2. Selecteer een alarmuitvoer. 3. Selecteer een time-outoptie. De time-outinstelling stelt u in staat te definiëren hoe lang een signaal actief blijft nadat het alarm is beëindigd. Selecteer een time-outoptie: 5, 10 en 30 seconden, 1, 2, 5 en 10 minuten, en Manual clear (Handmatig stoppen). Indien Manual clear (Handmatig stoppen) is geselecteerd, stopt de alarmuitgang alleen wanneer de alarminvoer stopt. Indien u Manual Trigger (Handmatig activeren) selecteert, blijft het signaal actief tot het handmatig bevestigd wordt door "No" (Nee) te selecteren. 4. Selecteer de opnameschema's voor de alarmuitvoer. Klik op Edit (Bewerken). Selecteer in het venster Edit Schedule Time (Kalendertijd bew.) de dag van de week en de tijdstippen van de dag wanneer beweging kan worden opgenomen. U kunt maximaal 8 tijdstippen in een dag plannen. De standaardinstelling is 24 uur. Klik op Save (Opslaan) om de instellingen op te slaan. Opmerking: De gedefinieerde tijdperiodes mogen elkaar niet overlappen. 5. Klik op Save (Opslaan) om uw instellingen op te slaan.

Instellingen alarminvoer De encoder kan worden geconfigureerd om op te nemen wanneer een alarm wordt geactiveerd door een extern alarmapparaat (bijvoorbeeld, PIR-detector, potentiaalvrije contacten…). U kunt als volgt alarminvoer configureren: 1. Klik op Device Configuration > Alarm Settings > Alarm Input (Apparaatconfiguratie > Alarminstellingen > Alarminvoer). Het venster Alarm Input (Alarminvoer) wordt weergegeven.

28


2. Selecteer het alarminvoernummer van een camera. 3. Selecteer het alarmingangstype, NO of NA. 4. Stel de inschakelingskalender in voor de alarminvoer. 5. Selecteer de reactiemethode voor bewegingsdetectie. Klik op het tabblad Linking Method (Koppelingsmethode). Schakel bij Alarm Linking (Alarmkoppeling) een of meerdere reactiemethoden in: -

Audible warning (Audiowaarschuwing): Activeert een hoorbaar piepsignaal wanneer een alarm wordt gedetecteerd

-

Notify surveillance center (Bewakingscentrum informeren): Verstuurt een melding of alarmsignaal naar een externe alarmhost wanneer er zich een gebeurtenis voordoet. De alarmhost verwijst naar de computer waarop de externe clientsoftware is geïnstalleerd

-

Send e-mail(E-mail versturen): Verstuurt een e-mail met alarmgegevens naar een gebruiker of meerdere gebruikers wanneer er zich een gebeurtenis voordoet.

Selecteer bij Trigger Alarm Output (Alarm inschakelen) het kanaal dat een extern alarm moet activeren wanneer er zich een bewegingsgebeurtenis voordoet. Zie “U kunt als volgt een alarmuitvoer instellen” voor informatie over het instellen van een externe alarmuitvoer. Selecteer het kanaal waarmee het opnemen moet worden geactiveerd wanneer er zich een bewegingsgebeurtenis voordoet. Indien de camera een PTZ-camera is, selecteert u PTZ linking (PTZkoppeling).


29

6. Klik op Save (Opslaan) om uw instellingen op te slaan.

Videoverlies Videoverlies kan optreden als er een storing optreedt met de videokabel of camera of als deze beschadigd zijn. U kunt uw encoder instellen om videoverlies te detecteren en een melding te activeren. U kunt als volgt de detectie van videoverlies configureren: 1. Klik op Device Configuration > Camera Settings > Video Loss (Apparaatconfiguratie > Camera-instellingen > Video Verlies). Het venster Video Loss (Video Verlies) wordt weergegeven.

2. Selecteer een camera die u wilt configureren voor detectie van videoverlies. 3. Schakel het vakje Enable Video Loss (Videoverlies inschakelen) in.

30


4. Klik op het tabblad Arming Schedule (Kalender insch.) op Edit (Bewerken) om de inschakelingskalender voor detectie van videoverlies te wijzigen. De configuratie is hetzelfde als de inschakelingskalender voor bewegingsdetectie. Zie pagina 25 voor meer informatie. 5. Selecteer het tabblad Linking Method (Koppelingsmethode). Selecteer vervolgens de reactiemethode voor melding van het alarm. 6. Klik op Save (Opslaan) om de instellingen op te slaan.

Sabotagebestendig alarm Videosabotage, zoals het bewegen van een camera naar een ander positie, kan ook gedetecteerd worden en worden ingesteld om een handeling te activeren op de encoder. Opmerking: Het wordt ten zeerste aanbevolen videosabotage niet te configureren bij het gebruik van PTZ domecamera's. U kunt als volgt sabotagebestendige detectie configureren: 1. Klik op Device Configuration > Camera Settings > Tamper-Proof (Apparaatconfiguratie > Camera-instellingen > Fraudebest.). Het venster Tamper-Proof (Fraudebest.) wordt weergegeven.

2. Selecteer de camera waarvoor u de sabotagebestendige detectie wilt inschakelen. 3. Schakel het selectievakje Tamper-Proof (Fraudebest.) in. Opmerking: Bij Area Settings (Gebiedsinstellingen) wordt het volledige scherm ingeschakeld voor sabotagebestendige detectie. Dit kan niet worden gewijzigd. 4. Selecteer het tabblad Arming Schedule (Kalender insch.) en klik op Edit (Bewerken) om de inschakelingskalender voor sabotagebestendige detectie


31

te wijzigen. De configuratie is hetzelfde als de inschakelingskalender voor bewegingsdetectie. Zie pagina 25 voor meer informatie. 5. Selecteer het tabblad Linking Method (Koppelingsmethode). Selecteer vervolgens de reactiemethode voor melding van het alarm. 6. Klik op Save (Opslaan) om de instellingen op te slaan.

Systeemmelding Door systeemmeldingen in te stellen kan de encoder u op de hoogte stellen wanneer er zich onregelmatigheden voordoen en bepaalt u hoe u voor de gebeurtenis wordt gewaarschuwd. De systeemmeldingen zijn als volgt: •

HDD full (HDD vol): Alle geïnstalleerde HDD's zijn vol.

•

HDD error (HDD-fout): Fouten die zich voordeden terwijl er bestanden naar de HDD werden geschreven, geen HDD geïnstalleerd of de HDD startte niet.

•

Network disconnected (Verb. m netw. verbr.): Netwerkkabel niet verbonden.

•

IP conflicted (IP-conflict): Conflicterende instelling van IP-adres.

•

Illegal login (Illeg. login): Verkeerde gebruikers-ID of wachtwoord gebruikt.

•

Abnormal Record (Abnormale opname): Er is geen ruimte op de HDD om opgenomen bestanden op te slaan.

•

Abnormal video signal (Abnormaal videosign.): Slechte beeldkwaliteit.

Ga als volgt te werk om systeemmeldingen in te stellen: 1. Klik op Device Configuration > Notification (Apparaatconfiguratie > Melding). Het venster Notification (Melding) wordt weergegeven.

2. Selecteer een meldingstype. 3. Schakel een of meerdere reactieopties in: Audible warning (Hoorbare waarschuwing), Notify Surveillance Center (Melden bij Surveillance Center), Send e-mail (E-mail versturen) en Trigger Alarm Output (Alarmuitvoer activeren). 4. Klik op Save (Opslaan) om de instellingen op te slaan.

32


Privacymasker U kunt op het scherm een gebied definiëren dat uit het zicht moet blijven. Bijvoorbeeld, u kunt ervoor kiezen om het zicht te blokkeren voor een camera wanneer deze uitkijkt over een residentieel terrein. Dit verborgen gebied wordt aangeduid als privacymasker. Privacymaskers kunnen niet worden weergegeven in de live-weergave of opnamemodus, en zien eruit als een leeg gebied op het videobeeld. Ga als volgt te werk om een privacymasker te configureren: 1. Klik op Device Configuration > Camera Settings > Privacy Mask (Apparaatconfiguratie > Camera-instellingen > Privacymasker). Het venster Privacy Mask (Privacymasker) wordt weergegeven. 2. Selecteer de camera waarvoor uw een privacymasker wilt instellen. 3. Schakel het vakje Enable Privacy Mask (Privacymasker inschakelen) in.

4. Klik op de knop Start Draw (Tekenen starten) om een gebied te tekenen. 5. Klik en sleep met de muis een privacymasker over het gewenste gebied in het cameraweergavescherm. U kunt twee tot vier gebieden instellen voor een privacymasker. 6. Klik op de knop Stop Draw (Tekenen stoppen) om te stoppen met tekenen. Opmerking: Klik op de knop Clear All (Alles wissen) om alle maskeringsgebieden te wissen. 7. Klik op Save (Opslaan) om de instellingen op te slaan.


33

RS-485-instellingen De RS-485 seriële poort wordt gebruikt om de PTZ-bediening van de camera te besturen. De PTZ-parameters moeten zijn geconfigureerd voordat u de PTZeenheid kunt besturen. Table 2: PTZ protocollen beschikbaar: DSCP

LG Multix

Sony-EVI-D100/P

Hikvision

Lilin

Sony-EVI-D30/31

Honeywell

Panasonic_CS850

Sony-EVI-D70

Infinova

Pelco-D

Samsung

Interlogix-422

Pelco-P

Siemens

Interlogix-485

Phillips

Techwin

Kalatel

Philps-3

Vicon

KTD-348

SAE

YouLi

Ga als volgt te werk om een privacymasker te configureren: 1. Klik op Device Configuration > Serial Port Settings > RS-485. Het venster RS-485 wordt weergegeven. 2. Voer de RS-485-parameters in. De standaard parameters zijn: Baudsnelheid: 9600 Databits: 8 Stopbits: 1 Pariteit: Geen Stroom ctrl: Geen PTZ-protocol: Interlogix-485 Adres: 0 Opmerking: Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat de instellingen overeenkomen met die van de PTZ-camera. 3. Klik op Save (Opslaan) om de instellingen op te slaan.

Instellingen opnameschema Zorg ervoor dat de NetHDD is geïnstalleerd en geïnitialiseerd voordat u de opname-instellingen gaat configureren. Beschrijving van het opnameschemavenster Door middel van het definiëren van een opnameschema kunt u specificeren wanneer en onder welke omstandigheden de encoder video-opnames maakt . Elke camera kan worden geconfigureerd met een eigen opnameschema.

34


Afbeelding 8: Beschrijving van het venster Record Schedule (Opnameschema)

1. Schedule time (Schematijd). Vertegenwoordigt de cyclus van 24 uur waarin een schema wordt gekozen. 2. Camera. Selecteer een camera voor het opnameschema. 3. Recording type (Opnametype). U kunt kiezen uit vijf opnametypes voor het schema, met elk hun eigen kleur:  Normal (Normaal) (Blauw): Continu opnemen.  Motion (Beweging) (Groen): Alleen bewegingsgebeurtenissen worden opgenomen.  Alarm (Rood): Alleen alarmgebeurtenissen worden opgenomen.  Motion | Alarm (Beweging | Alarm) (Oranje): Bewegings- en alarmgebeurtenissen opnemen.  Motion & Alarm (Beweging & Alarm) (Lichtblauw): Bewegings- en alarmgebeurtenissen opnemen. 4. Tijdlijn (TL). Iedere dag heeft een tijdlijn van 24 uur. Elk blokje in de tijdlijn vertegenwoordigt een uur in een periode van 24 uur. Er kunnen maximaal acht opnameperioden worden ingesteld gedurende een periode van 24 uur.


35

U kunt als volgt een geplande opname configureren: 1. Klik op Device Configuration > Camera Settings > Record Schedule (Apparaatconfiguratie > Camera-instellingen > Opnameschema). Het venster Record Schedule (Opnameschema) wordt weergegeven. 2. Selecteer de camera die u wilt configureren. 3. Schakel het vakje Enable Schedule (Kalender insch.) in. Als het selectievakje niet is ingeschakeld, neemt de encoder niet op. 4. Klik op Edit (Bewerken) om de opname-instellingen te configureren.

5. Configureer de opname-instellingen: De hele dag opnamen: Schakel het vakje All Day (Hele dag) in. Segmentopname: Schakel het vakje Segment Record (Segmentopname) in. Schakel de gewenste dag van de week in en stel de begin- en eindtijd voor de opname in. U kunt maximaal 8 tijdstippen in een dag plannen. De segmenten mogen elkaar niet overlappen. 6. Selecteer een opnametype. Deze instelling vertelt de encoder om te beginnen met opnemen zodra er een alarm wordt geactiveerd. De beschikbare opnametypen zijn: Normal (Normaal), Motion (Beweging), Alarm, Motion or Alarm (Beweging of alarm), Motion and Alarm (Beweging en alarm). Opmerking: Indien de typen Motion (Beweging), Alarm, Motion or Alarm (Beweging of alarm), Motion and Alarm (Beweging en alarm) zijn geselecteerd, moet u ook de gewenste alarmkoppelingsmethode configureren. Zie Bewegingsdetectie op pagina 25 en Instellingen alarminvoer op pagina 28. 7. Kopieer het schema naar andere dagen van de week. Schakel Select All (Alles selecteren) in om het schema naar alle dagen van de week te kopiëren. Als u deze instellingen naar een andere dag wilt kopiëren, schakelt u de gewenste dagen in en klikt u op Copy (Kopiëren).

36


Opmerking: Als u andere schema's wilt configureren voor andere dagen, klikt u op de tab voor de gewenste dag en stelt u de kalender in. 8. Klik op OK om de instellingen op te slaan. Keer terug naar het venster Record Schedule (Opnameschema). 9. Vooropname- en naopnametijden plannen. Klik op Advanced (Geavanceerd) en selecteer de gewenste tijden. Pre-record (Vooropname): Dit is de tijd dat de camera begint met opnemen vóór de geplande tijd of gebeurtenis. De beschikbare tijden zijn: No prerecord (Geen vooropname), 5 s, 10 s, 15 s, 20 s, 25 s, 30 s of Unlimited (Onbeperkt). Post-record (Post-opname): Dit is de tijd dat de camera doorgaat met opnemen na de geplande tijd of gebeurtenis. De beschikbare tijden zijn: 5 s, 10 s, 30 s, 1 min, 2 min, 5 min of 10 min. 10. Klik op OK. Keer terug naar het venster Record Schedule (Opnameschema). 11. Klik op Save (Opslaan) om de instellingen op te slaan. U kunt als volgt redundante opnames maken: Gebruik deze optie om een back-up te maken van opnames als beveiliging tegen het verlies van alle bestanden indien de harde schijf defect raakt. Opmerking: Er moet ten minste één NetHDD-eigenschap zijn aangemerkt als redundant om redundante opnames te kunnen maken. 1. Hiermee kunt u het opnameschema van de camera definiëren. 2. Klik op Advanced (Geavanceerd) in het venster Record Schedule (Opnameschema). 3. Selecteer bij Redundant Record (Redundante opn.) Yes (Ja). 4. Klik op OK. Keer terug naar het venster Record Schedule (Opnameschema). 5. Klik op Save (Opslaan) om de instellingen op te slaan. U kunt als volgt opnames automatisch verwijderen: 1. Klik op Configuration > Device Configuration > Camera Settings > Record Schedule (Configuratie > Apparaatconfiguratie > Camerainstellingen > Opnameschema). Het venster Record Schedule (Opnameschema) wordt weergegeven. 2. Hiermee kunt u het opnameschema van de camera definiëren. 3. Klik op Advanced (Geavanceerd) in het venster Record Schedule (Opnameschema). Selecteer bij Expired Time (Verstreken tijd) het aantal dagen waarna opgenomen videomateriaal van de specifieke camera permanent moet worden verwijderd van de HDD. 4. Klik op OK. Keer terug naar het venster Record Schedule (Opnameschema).


37

5. Klik op Save (Opslaan) om de instellingen op te slaan.

Gebruikersaccounts beheren De encoder heeft standaard drie gebruikersaccounts: een administrator-account, een operator-account en een gast-account. Deze accounts verschaffen verschillende niveaus voor toegang en functionaliteit. Zie Tabel 3 hieronder voor een beschrijving van de verschillende gebruikersaccounts. Tabel 3: Gebruikersaccounts Gebruiker

Beschrijving

Administrator

De administrator-account bevat een uitgebreid menu met volledige toegang tot alle instellingen. De administrator heeft de autoriteit parameters voor veel van de systeemfunctie toe te voegen, te verwijderen of te configureren. Er kan slechts één administrator zijn. De gebruikersnaam is admin. De naam kan niet gewijzigd worden. Het standaard wachtwoord is 1234.

Operator

De operator-account geeft toegang tot het extern weergeven van logboeken/status, bi-directioneel audio, live-weergave, PTZ-besturing en afspelen (ontoegankelijke functies zijn niet zichtbaar). De administrator mag voor Basic Permission (Basismachtiging) en Camera Operation (Camerabediening) de toegangsrechten wijzigen. Er is geen standaard gebruikersnaam en wachtwoord. De administrator moet de gebruikersnaam en het wachtwoord aanmaken.

Gast

De standaard gastgebruikersaccount geeft toegang tot het extern weergeven van logboeken/status en afspelen (ontoegankelijke functies zijn niet zichtbaar). De administrator mag voor Basic Permission (Basismachtiging) en Camera Operation (Camerabediening) de toegangsrechten wijzigen. Er is geen standaard gebruikersnaam en wachtwoord. De administrator moet de gebruikersnaam en het wachtwoord aanmaken.

Opmerking: Standaard wachtwoorden dienen om veiligheidsredenen te worden veranderd. U kunt als volgt een gebruiker toevoegen: 1. Klik op Configuration > Device Configuration > User Management (Apparaatconfiguratie > Apparaatbeheer > Gebruikersbeheer). Het venster User Information (Gebruikersgegevens) wordt weergegeven. Opmerking: Alleen een systeembeheerder kan een nieuwe gebruiker toevoegen. U kunt maximaal 31 nieuwe gebruikers toevoegen. 2. Klik op Add (Toevoegen). Het venster Modify User (Gebruiker wijzigen) wordt weergegeven.

38


3. Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in. Zowel de gebruikersnaam als het wachtwoord kunnen uit maximaal 16 alfanumerieke tekens bestaan. 4. Selecteer het type gebruiker. Operator of Guest (Gast). 5. Definieer de machtigingen van de gebruiker bij Basic Permission (Basismachtiging) en Camera Operation (Camerabediening).

6. Klik op OK. U kunt als volgt een gebruiker aanpassen: 1. Klik op Configuration > Device Configuration > User Management (Apparaatconfiguratie > Apparaatbeheer > Gebruikersbeheer). Het venster User Information (Gebruikersgegevens) wordt weergegeven. 2. Klik op Modify (Wijzigen). Het venster Modify User (Gebruiker wijzigen) wordt weergegeven. 3. Wijzig de gebruikersgegevens, zoals gebruikersnaam en wachtwoord, type gebruiker en gebruikersmachtigingen, bij Basic Permission (Basismachtiging) en Camera Operation (Camerabediening). 4. Klik op OK. U kunt als volgt een gebruiker verwijderen: 1. Klik op Configuration > Device Configuration > User Management (Apparaatconfiguratie > Apparaatbeheer > Gebruikersbeheer). Het venster User Information (Gebruikersgegevens) wordt weergegeven.


39

2. Klik op Delete (Verwijderen). 3. Klik op OK in het pop-upvenster om het verwijderen te bevestigen. De gebruiker wordt meteen verwijderd. 4. Klik op OK.

40


Afspelen U kunt eenvoudig video-opnames zoeken en afspelen op basis van camera, datum en tijd. Een zoekopdracht levert meestal een lijst van bestanden op die wel meerdere pagina's kan beslaan. U kunt slechts één bestand tegelijk afspelen. Afbeelding 9: Het afspeelvenster

Item

Naam

Beschrijving

1.

Camerapaneel

Selecteer de camera's die u wilt afspelen.

2.

Afspeelweergave

Het afgespeelde videomateriaal heeft een tijd/datumstempel om als bewijslast te kunnen dienen.

3.

Kalenderpaneel

Selecteer een datum voor het afspelen van opnames.

4.

Zoekpaneel

Resultaten van een zoekopdracht worden hier weergegeven.

5.

Tijdlijn

Hiermee kunt u naar voren of naar achteren springen in de tijd. De tijdlijn loopt van links (oudste videobeelden) naar rechts (nieuwste videobeelden). Klik op een locatie in de tijdlijn waar u het afspelen wilt starten. Tevens wordt het type opname getoond op basis van een kleurencode.

6.

Tijdbalk

Tijd van daadwerkelijk afspelen. Sleep de balk naar de exacte locatie waar u het afspelen wilt starten.

7.

Afspeelwerkbalk

Opnames afspelen. Afspelen stoppen.


41

Item

Naam

Beschrijving Afspeelsnelheid verlagen: Beschikbare opties zijn: beeld-voor-beeld, 1/8 snelheid, ¼ snelheid, ½ snelheid, normaal, X2 snelheid, X4 snelheid, X8 snelheid, maximale snelheid. Afspeelsnelheid verhogen. Beschikbare opties zijn: beeld-voor-beeld, 1/8 snelheid, ¼ snelheid, ½ snelheid, normaal, X2 snelheid, X4 snelheid, X8 snelheid, maximale snelheid. Beeld-voor-beeld afspelen Zo kunt u een gebeurtenis voorzichtig, beeld-voor-beeld bekijken wanneer deze zich voordoet Hiermee stopt u het afspelen van alle camera's. Een momentopname van een videobeeld maken. De afbeelding wordt opgeslagen op de computer. /

Een videoclip tijdens afspelen starten/stoppen. Een gedeelte van een opname kan worden opgeslagen op een extern opslagapparaat. Geluid aan/uit.

/ 8.

Opnametype

Beschrijving van de kleurencode van opnametypes die in de tijdlijn worden getoond. Groen betekent continu opnemen. Rood betekent alarm/gebeurtenisopname Geel betekent bewegingsopname.

9.

Tijdselectievak

Voer een exacte tijd in om het afspelen te starten.

U kunt als volgt een opname afspelen: 1. Klik op de knop Afspelen op de menuwerkbalk. Het afspeelvenster wordt weergegeven. 2. Selecteer een camera en een datum voor het afspelen. Klik op Search (Zoeken). De lijst met zoekresultaten wordt weergegeven. 3. Selecteer een bestand en klik op Play (Afspelen) om het afspelen te starten. 4. Gebruik de de afspeelbedieningswerkbalk om het afspelen handmatig te bedienen. 5. Als u een exacte tijd wilt selecteren om het afspelen te starten, sleept u de tijdbalk naar de positie waar u wilt starten. U kunt ook de exacte tijd invoeren in het tijdselectievak en op klikken.

42


Encoderbeheer Systeemlogboeken doorzoeken Veel gebeurtenissen van de encoder, zoals bediening, alarmen en meldingen, worden opgenomen in de systeemlogboeken. Deze kunnen op elk gewenst moment worden weergegeven en geëxporteerd. Opmerking: Sluit een NetHDD aan op de encoder voordat u logboeken begint te doorzoeken. De netwerkschijf moet worden geïnitialiseerd. U kunt als volgt systeemlogboeken doorzoeken: 1. Klik op de knop Log (Logboek) op de menuwerkbalk. Het venster Log (Logboek) wordt weergegeven.

2. Selecteer de starten eindtijden van de zoekopdracht. 3. Selecteer bij Major Type (Groot type) en Minor Type (Klein type) een optie in de vervolgkeuzelijst. De lijst met beschikbare subtypeopties is afhankelijk van de voor het hoofdtype geselecteerde optie. 4. Klik op de knop Search (Zoeken). In het onderstaande vensterpaneel wordt de lijst met resultaten weergegeven. 5. Klik op Save Log (Logbestand opslaan) om een logboekbestand op te slaan in een lokale map.

Standaardinstellingen herstellen U kunt als volgt de standaard fabrieksinstellingen herstellen: 1. Klik op Configuration > Maintenance (Configuratie > Onderhoud). 2. Klik op Restore (Herstellen) of Default (Standaard). Restore (Herstellen): Alle parameters behalve die voor IP-adres, subnetmasker, gateway en serverpoort worden teruggezet naar de fabrieksinstellingen. Default (Standaard): Alle parameters worden teruggezet naar de standaard fabrieksinstellingen.


43

3. Klik op OK om te bevestigen dat u de fabrieksinstellingen wilt herstellen.

Apparaatgegevens weergeven U kunt de naam en het nummer van de encoder wijzigen, alsmede gegevens over het apparaat weergeven, zoals model en serienummers, firmwareversie, encoderversie, aantal HDD's en het aantal ingangen en uitgangen. U kunt als volgt de apparaatgegevens weergeven: 1. Klik op Configuration > Device Parameters > Device Information (Configuratie > Apparaatparameters > Apparaatgegevens). Het venster Device Information (Apparaatgegevens) wordt weergegeven.

2. Wijzig eventueel de naam of het nummer van het apparaat. 3. Klik op Save (Opslaan) om de instellingen op te slaan.

Het apparaat opnieuw starten U kunt als volgt de encoder opnieuw starten: 1. Klik op Configuration > Maintenance (Configuratie > Onderhoud). Het venster Maintenance (Onderhoud) wordt weergegeven.

2. Klik op Restart (Opnieuw starten). 3. Voer uw gebruikersnaam en wachtwoord in en klik op OK. De encoder wordt opnieuw opgestart.

44


Parameters importeren/exporteren De configuratiebestanden van het apparaat kunnen naar een lokaal backupapparaat worden geëxporteerd. De configuratiebestanden van één apparaat kunnen naar meerdere apparaten worden geïmporteerd indien deze moeten worden ingesteld met dezelfde parameters. 1. Klik op Configuration > Maintenance (Configuratie > Onderhoud). Het venster Maintenance (Onderhoud) wordt weergegeven.

2. Als u bestanden wilt exporteren, klikt u bij Export Parameters (Parameters exporteren) op Export (Exporteren). De bestande worden gedownload naar het back-upapparaat. 3. Als u bestanden wilt importeren, klikt u bij Import Parameters (Parameters importeren) op Browse (Bladeren) om op een lokaal back-upapparaat het bestand te zoeken dat u wilt importeren. Klik op Import om het importeren te starten.

Het systeem bijwerken De firmware van de encoder kan op afstand worden bijgewerkt. U voert als volgt een upgrade van de encoder uit: 1. Klik op Configuration > Maintenance (Configuratie > Onderhoud). Het venster Maintenance (Onderhoud) wordt weergegeven. 2. Klik bij “Remote Upgrade” (Upgrade op afstand) op Browse (Bladeren) om het upgradebestand te zoeken op een lokaal back-upapparaat. Klik op Upgrade om het importeren te starten.


45

Specificaties Model

TVE-400

Video/audioingang

Videocompressie

H.264

Analoge video-ingang

4-kanaals, BNC-aansluiting (1.0 Vp-p, 75 kΩ); PAL / NTSC zelfregelend

Video/audiouitgang

Geluidscompressie

G.711

Audio-ingang

1-kanaals, RCA-aansluiting (2 Vp-p, 1 kΩ)

Bidirectionele audioinvoer

(via AUDIO IN)

Audio-uitgang

1-kanaals, RCA-aansluiting (Lineair, 1 kΩ)

Opnameresolutie

4CIF / 2CIF / CIF

Framesnelheid

Main stream:

1-kanaals, RCA (2.0 Vp-p, 1 kΩ)

4CIF / 2CIF / CIF @ 25 fps (P) / 30 fps (N) Substream: CIF@ 6 fps of QCIF@25 fps (P) / 30 fps (N)

Externe module

Overig

Videobitsnelheid

32 Kbps t/m 2048 kbps, of door de gebruiker gedefinieerd (max. 3072 kbps)

Streamtype

Video/ Video & Audio

Bitsnelheid audio

64 kbps

Dual streaming

Ondersteuning

Netwerkinterface

1, RJ45 10 M / 100 M zelfregelende Ethernetinterface

Seriële poort

1 RS-485-interface, half-duplex

Alarmingang

4

Alarm uit

1

Protocol

Ondersteuning voor CGI, PSIA en ONVIF

Spanning

Max. 1 A

Bedrijfstemperatuur

-10 tot +55 °C

Relatieve luchtvochtigheid

10 tot 90%

Afmetingen

315 × 45 × 201 mm (12,4 × 1,77 × 7,91 in.)

Gewicht

1,4 kg (3,08 lb)

Model

TVE-800

Video/audioingang

Videocompressie

H.264



46

Geluidscompressie

G.711

Audio-ingang



1-kanaals, RCA (2.0 Vp-p, 1 kΩ) (via AUDIO IN)


Model

Video/audiouitgang

TVE-800 Audio-uitgang


Opnameresolutie

4CIF / 2CIF / CIF

Framesnelheid

Main stream: 4CIF / 2CIF / CIF @ 25 fps (P) / 30 fps (N) Substream: CIF@ 6fps of QCIF@25 fps (P) / 30 fps (N)

Externe module

Overig

Videobitsnelheid

32 Kbps t/m 2048 Kbps, of door de gebruiker gedefinieerd (max. 3072 Kbps)

Streamtype


Bitsnelheid audio

64 kbps

Dual streaming

Ondersteuning

Netwerkpoort

1, RJ45 10 M / 100 M zelfregelende Ethernet-poort

Seriële poort

1 RS-485-poort, half-duplex

Alarmingang

4

Alarm uit

1

Protocol


Spanning

Max 1,5 A

Bedrijfstemperatuur

-10 tot +55 °C


10 tot 90%

Afmetingen

315 × 45 × 201 mm (12,4 × 1,77 × 7,91 in.)

Gewicht

1,5 kg (3,3 lb)

Model

TVE-1600

Video/audioingang

Videocompressie

H.264



Video/audiouitgang

Geluidscompressie

G.711

Audio-ingang



1-kanaals, RCA (2.0 Vp-p, 1 kΩ) (via AUDIO IN)

Audio-uitgang


Opnameresolutie

4CIF / 2CIF / CIF

Framesnelheid

Main stream: 4CIF / 2CIF / CIF @ 25 fps (P) / 30 fps (N) Substream: CIF@ 6 fps of QCIF@25 fps (P) / 30 fps (N)

Videobitsnelheid

32 Kbps t/m 2048 Kbps, of door de gebruiker gedefinieerd (max. 3072 Kbps)

Streamtype



47

Model

Externe module

Overig

48

TVE-1600 Bitsnelheid audio

64 kbps

Dual streaming

Ondersteuning

Netwerkpoort

1, RJ45 10 M / 100 M zelfregelende Ethernet-poort

Seriële poort

1 RS-485-poort, half-duplex

Alarmingang

4

Alarm uit

1

Protocol


Spanning

Max 2A

Bedrijfstemperatuur

-10 tot +55 °C


10 tot 90%

Afmetingen

315 × 45 × 201 mm (12,4 × 1,77 × 7,91 in.)

Gewicht

1,6 kg (3,53 lb)



49

H.264 IP-video-encoder Gebruikershandleiding

Recommend Documents