Gewasbescherming wintertarwe en wintergerst
Departement Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling
Voorlichting Granen Versie 2009
Jean-Luc LAMONT Burg. Van Gansberghelaan 115a - 9820 Merelbeke 09/272 23 03 – 0473/ 83 70 57
1
Yvan LAMBRECHTS Koningin Astridlaan 50 bus 6 - 3500 Hasselt 011/74 26 91 – 0473/83 70 13
2
Gewasbescherming wintertarwe en wintergerst inhoudstafel 1. OVERZICHTSTABEL WERKZAAMHEDEN GEWASBESCHERMING WINTERTARWE EN WINTERGERST
1.
Algemeen 1.1. Graancultuur in België : areaal 1.2. Groei en ontwikkeling 1.2.1. Ontwikkelingsstadia 1.2.2. Schematische voorstelling 1.2.3. Zaaidichtheid voor gerst en tarwe in functie van de zaaidatum
2. OVERZICHTSTABEL ONKRUIDBESTRIJDING
2.
Onkruidbestrijding 2.1. Algemeen 2.1.1. Herkennen en bestrijding van grassen 2.1.1.1. Resistente duist in de kustpolders 2.1.1.2. Uitgestoelde grassen 2.1.2. Herkennen en bestrijding van dicotylen 2.1.3. Herkennen en bestrijding van doorlevende onkruiden 2.1.3.1. Distels 2.1.3.2. Aardappelopslag 2.1.3.3. Cichorei-opslag 2.2. Wintergerst 2.2.1. In voor-opkomst 2.2.2. In vroege na-opkomst tegen 1-jarige onkruiden 2.2.3. Mogelijke schema’s in het vroege voorjaar 2.3. Wintertarwe 2.3.1. In voor-opkomst kort na zaai 2.3.2. 1-2-blad en later 3-4-blad 2.3.3. Onkruidbestrijding in het voorjaar 2.3.4. Voor-oogsttoepassing
3
3. OVERZICHTSTABEL HALMVERSTEVIGING
3.
Halmversteviging 3.1. Algemeen 3.2. Groeiregulatie in wintergerst 3.2.1. Ethefon 3.2.2. Mepiquat-chloride + Ethefon 3.2.3. Trinexapac-ethyl 3.3. Groeiregulatie in wintertarwe 3.3.1. Onder normale omstandigheden 3.3.1.1. CCC 3.3.2. Verhoogd risico 3.3.2.1. Trinexapac-ethyl 3.3.2.2. Meteor 3.3.2.3. Ethefon
4. OVERZICHTSTABEL ZIEKTENBESTRIJDING
4.
Ziektebestrijding 4.1. Algemeen 4.2. Fysiologie van de ziekten in wintergerst 4.2.1. Kiemschimmels 4.2.2. Voetziekten 4.2.3. Bladziekten 4.2.3.1. Witziekte 4.2.3.2. Bladvlekken 4.2.3.3. Netvlekken 4.2.3.4. Strepenziekte 4.2.3.5. Dwergroest 4.2.3.6. Physiological Leafspot LPS (luipaard of zonnebrand) 4.2.4. Aarziekten 4.2.4.1. Gerstestuifbrand 4.2.4.2. Strepenziekte 4.3. Fysiologie van de ziekten in wintertarwe 4.3.1. Kiemschimmels 4.3.2. Voetziekten 4.3.3. Bladziekten 4.3.3.1.Witziekte 4.3.3.2. Septoria 4.3.3.3. Gele roest 4.3.3.4. Bruine roest 4.3.3.5. Kafjesbruin
4
4.3.4. Aarziekten 4.3.4.1. Aarfusarium 4.3.4.2. Moederkoren 4.3.4.3. Zwartschimmels 4.4. Strategie in ziektebestrijding 4.4.1. Wintergerst 4.4.1.1. 1° tot 2° knoop 4.4.1.2. voor stadium ‘laatste blad volledig ontrold’ 4.4.1.3. tijdens stadium ‘laatste blad volledig ontrold’ 4.4.1.4. productenlijst 4.4.1.5. praktijkschema’s 4.4.2. Wintertarwe 4.4.2.1. stadium 4.4.2.2. productenlijst 4.4.2.3. praktijkschema’s 5. OVERZICHTSTABEL PLAAGBESTRIJDING
5.
Plaagbestrijding 5.1. Algemeen 5.2. Gewervelden 5.2.1. Knaagdieren 5.2.2. Vogels 5.3. Ongewervelden 5.3.1. Slakken 5.3.2. Insekten 5.3.2.1. Graanhaantje 5.3.2.2. Tarwegalmug 5.3.2.3. Bladluizen 5.4. Virusziekten 5.5. Aaltjes
5
Gewasbescherming Wintertarwe en wintergerst
Wereldwijd is tarwe het meest geteelde graangewas, gevolgd door rijst en maïs. Gemiddeld genomen overtreffen rijst en maïs de gematigde gewassen in opbrengst. In België is tarwe door zijn hoog opbrengend vermogen het meest geteelde graangewas. Eén gekiemde korrel kan na uitstoeling verschillende halmen produceren
Wintergerst is van wintertarwe te onderscheiden door de over elkaar gekruiste oortjes aan de bladbasis
6
Van zaai…
... tot oogst !
7
OVERZICHTSTABEL WERKZAAMHEDEN PERIODE
WEEK
WINTERGERST
WINTERTARWE
September
3
begin uitzaai vanaf 225 korrels/m² of 90 tot 120 kg/ha
-
September
4
start stikstofgift van 25E onkruidbestrijding in VO
-
Oktober
1
eind uitzaai tot 250 korrels/m² of 120 tot 125 kg/ha
-
Oktober
3
onkruidbestrijding stad. 13blad
begin uitzaai aan 250 korrels/m² onkruidbestrijding in VO
Oktober
4
bladluisbestrijding volgens waarschuwingen
-
November
1
-
uitzaai aan 300 – 350 korrels/m² onkruidbestrijding in VO
November
2
-
onkruidbestrijding stad. 1-3blad
Januari
1-4
uitstoeling
einde zaai klassieke tarwe
Februari
4
grassenbestrijding
grassenbestrijding
Maart
1
volle uitstoeling
Maart
2
volle uitstoeling 1e stikstofgift
onkruidbestrijding 1e stikstofgift
April
1
oprichten (ziektecontrole)
oprichten (controle op voetziekte)
April
2
2e stikstofgift
-
April
3
eventuele ziektebestrijding 1e - 2e knoop
2e stikstofgift + halmversteviging einde grassenbestrijding
April
4
laatste bestrijding dicotylen
-
Mei
1
laatste blad 3e stikstofgift in vaste vorm
8
-
Mei
2
halmversteviging en ziektebestrijding
2e knoop (eind dicotylenbestrijding)
Mei
3
-
controle op bladziekten
Mei
4
-
3e stikstofgift in vaste vorm ziektebestrijding laatste blad
Juni
1
-
Juni
2
VO = voor-opkomst
9
-
verschijnen van de aar aarbescherming tegen fusarium insecticide tegen bladluizen
1.
Algemeen
1.1.
Graancultuur in België : areaal 1995
2000
2005
69.756
61.926
51.540
1.375.284
1.394.083
1.393.788
Wintergerst
44.481
40389
31.783
Wintertarwe
193.666
200.600
200.365
Totale graanoppervlakte
294.823
316.486
319.218
Graancultuur Aantal bedrijven Cultuuroppervlakte
1.2.
Groei en ontwikkeling
1.2.1. Ontwikkelingsstadia Bij granen wordt een volledige levenscyclus doorlopen: zaden worden gezaaid en opnieuw geoogst. Het gewas kent daarbij een vegetatieve en een generatieve groeiwijze, waarbinnen een aantal duidelijke ontwikkeling- of gewasstadia zijn te onderkennen. Een goede herkenning van gewasstadia is vooral van belang voor de teelttechniek, omdat de uitvoering van vele teelthandelingen beter op basis van gewasstadia dan op basis van gewaslengte of kalenderdatum kan plaatshebben. De decimale schaal geeft ons een directer inzicht in het gewasstadium. Indeling Indeling volgens volgens Feekes Zadoks
Ontwikkelingsstadium
-
-
1
10
opkomst
-
1
11
1-bladstadium
-
1
12
2-bladstadium
-
1
13
3-bladstadium
-
-
-
2
21
begin uitstoeling
1 spruit per plant
2
22
begin uitstoeling
2 spruiten per plant
3
25
halverwege uitstoeling
-
10
Kiemingsfase
Omschrijving
Uitstoelingsfase
-
-
4
29
einde uitstoeling
-
-
5
30
begin strekking
oprichting hoofdstengel
6
31
1-knopenstadium
1 stengelknoop voelbaar
7
32
2-knopenstadium
2 stengelknopen voelbaar
8
33
3-knopenstadium
vlagblad verschijnt
9
39
vlagbladstadium
vlagblad volledig uitgegroeid
10
49
pluimzwelling
vlagbladschede sterk opgezwollen
-
-
10.1
51
eerste kafnaalden zichtbaar
eerste aren verschijnen
10.3
55
helft van de aar uit de vlagbladschede
-
10.5
59
pluim volledig verschenen
aren uit
10.5.1
61
begin bloei*
-
10.5.4
69
einde bloei
-
-
-
11.0
71
waterrijp
korrelinhoud waterig
11.1
75
melkrijp
korrelinhoud melkachtig
11.2
85
deegrijp
korrelinhoud deegachtig
11.3
91
binderrijp
korrelinhoud hard
Strekkingsfase
Pluimverschijning en bloei
Korrelvullings- en afrijpingsfase
1.2.2. Schematische voorstelling
11
-
-
-
1.2.3. Zaaidichtheid voor gerst en tarwe in functie van de zaaidatum Zaaidatum
Dichtheid in korrels / m²
GERST 20 september – 10 oktober
225 - 250
TARWE
1 – 20 oktober
225 – 250
20 – 30 oktober
250 – 300
1 – 10 november 10 – 30 november
300 – 350 350 – 400
1 – 31 december
400 – 450
31 december – 28 februari
> 400
Voorbeeld van berekeningsformule Om te komen 500-600 aren per m² vraagt de teelttechniek een standdichtheid van 250 tot 300 planten per m². Dit aantal bekomt men door de uitzaai van 275 tot 350 aantal kiemkrachtige korrels per m², afhankelijk van de weersomstandigheden, het zaaitijdstip (bij vroege zaai kan men dunner zaaien), … In de praktijk stelt men de zaaimachines af in kg per ha, dit kan door middel van volgende omrekeningstabel.
12
Veronderstel een akkerbouwer die wil uitzaaien aan 300 korrels/m². Wanneer het zaaizaad een duizendkorrelgewicht heeft van 45 gram kan men op de tabel aflezen dat dit de uitzaai vereist van (300 korrels/m² x 45g/1000 korrels ) : 100 = 135 kg/ha.
Omrekeningstabel voor dichtheid in korrels / m² DKG
225
250
275
300
325
350
375
400
425
450
38
85
95
105
114
124
133
142
152
162
171
39
88
98
107
117
127
136
146
156
166
176
40
90
100
110
120
130
140
150
160
170
180
41
92
103
113
123
133
144
154
164
174
185
42
95
105
116
126
137
147
158
168
179
189
43
97
108
119
129
140
151
161
172
183
194
44
99
110
121
132
143
154
165
176
187
198
45
101
110
124
135
146
158
169
180
190
203
46
104
115
127
138
150
161
173
184
196
207
47
106
118
129
141
153
165
176
188
200
212
48
108
120
132
144
156
168
180
192
204
216
49
110
123
135
147
159
172
184
196
208
221
50
112
125
137
150
162
175
187
200
212
225
13
OVERZICHTSTABEL ONKRUIDBESTRIJDING PERIODE
WEEK
WINTERGERST
WINTERTARWE
September
4
onkruidbestrijding in VO
-
Oktober
3
onkruidbestrijding 1-3blad
onkruidbestrijding in VO
November
1
-
onkruidbestrijding in VO
November
2
-
onkruidbestrijding stad. 1-3blad
Februari
4
grassenbestrijding
grassenbestrijding
Maart
2
-
April
3
-
einde grassenbestrijding
April
4
laatste bestrijding dicotylen
-
Mei
2
-
2e knoop (eind dicotylenbestrijding)
14
onkruidbestrijding
2.
Onkruidbestrijding
2.1.
Algemeen
Onkruiden kunnen direct en indirect schade of problemen veroorzaken. De directe schade ontstaat door concurrentie om water, licht en mineralen. De tarwe beschikt over een sterk onkruid-onderdrukkend vermogen. Opbrengstverliezen komen eigenlijk alleen voor bij een hoge onkruidbezetting en bij hoogopgroeiende onkruiden als duist, windhalm en kleefkruid. Indirect kunnen onkruiden problemen geven bij het oogsten en het vochtgehalte en de onzuiverheid van het oogstproduct verhogen. De meest voorkomende onkruiden in granen zijn : eenjarige grassen : duist, windhalm, wilde haver en raaigras ; meerjarige grassen kweek en straatgras ; eenjarige tweezaadlobbigen als kamille, muur, herik, herderstasje, ereprijs, akkerviooltje, paarse dovenetel, kleefkruid, klaproos, enz… Om een rendabele onkruidbestrijding mogelijk te maken is de kennis van de onkruidsoorten, van de herbiciden en hun werking, en van de productprijzen onontbeerlijk. De beste resultaten bekomt men steeds op velden waar men tijdig kan behandelen. Een tijdige behandeling maakt in de meeste gevallen een dure correctiebehandeling in het voorjaar overbodig. Snel ingrijpen op kleine onkruiden, vroeg in het voorjaar en bij gunstige weersomstandigheden, bieden het meest kans op succes en laten extra kostenbesparing toe. Bij granen is een uitgebreid assortiment van herbiciden beschikbaar, waarmee de uiteenlopende onkruiden in diverse gewasstadia in (winter)tarwe kunnen worden bestreden. Er kan daarbij onderscheid worden gemaakt tussen: - bodemherbiciden ; - contactherbiciden ; - groeistoffen ; - diverse mengcombinaties. Bij de keuze van het middel moet vooral gelet worden op de meest schadelijk aanwezige onkruiden, de ontwikkeling van de onkruiden, het gewasstadium van de wintertarwe en een eventueel ingezaaide ondervrucht. Weersomstandigheden spelen in de chemische bestrijding een grote rol. Dit betreft niet alleen de keuze van de middelen en de spuittechniek, maar ook de dosering.
15
Onkruidbestrijding in de herfst met vooral bodemherbiciden Deze middelen hebben een langdurige werking tegen kiemende zaden en ondiep wortelende (kiem)planten en kunnen het tarwegewas in herfst, winter en vroege voorjaar vrijwaren van onkruiden. Ze worden via de wortels of andere ondergrondse plantendelen opgenomen en vervoerd naar de andere weefsels. Voor sommige middelen blijft het transport tot de ondergrondse delen beperkt. Bij de bodemherbiciden vinden we de ureumproducten zoals chloortoluron (CTU), isoproturon (IP), … Deze producten werken vooral op grassen maar nemen eveneens wat dicotylen mee in een jong stadium. 2.1.1. Herkennen en bestrijding van grassen Voor een succesvol gebruik van herbiciden is een juiste kennis van de specifieke onkruiden van groot belang. Daarbij is het essentieel dat men onkruiden in een zeer vroeg stadium kan onderscheiden. Immers, een bestrijding van onkruiden is zeer succesvol en vooral economisch interessant als dit gebeurt zo vroeg mogelijk na de kieming.
Windhalm
Duist
Straatgras
Wilde haver
Raaigras
Anti-grassenmiddelen Isoproturon was lange tijd het enige basismiddel voor een goede grassenbestrijding. De laatste jaren kwamen er echter enkele nieuwe graangraminiciden op de markt die ook mogelijkheden bieden.
16
Eén daarvan is Lexus Solo. Dit bevat de actieve stof flupyrsulfuronmethyl dat sterk werkzaam is op grassen als (straatgras), windhalm en (gevoelige) duist, maar ook een aanvullende werking heeft op enkele dicotylen als kamille en vogelmuur. De aanvulling met metsulfuron-methyl in Lexus XPE verbreedt het werkingsspectrum op dicotylen naar akkerviooltje en dovenetels. De aanvulling met thifensulfuron in Lexus Millenium geeft extra mogelijkheden op ereprijs en akkerviooltje. Verder kan Lexus Solo ook zonder gevaar worden gemengd met heel wat dicotylenherbiciden. Een ander middel is de sulfonylureumverbinding Monitor (80 % sulfosulfuron). Monitor wordt gepositioneerd als middel tegen kweek (25 g/ha) en windhalm (12,5 g/ha), en tegen duist aan de dosis van 15 tot 17 g in combinatie met een ander grassenmiddel. De werking solo op duist is echter onvoldoende. Het product geeft tevens een interessante nevenwerking op dicotylen. Het bestrijdt kamille, kleefkruid, vogelmuur, melkdistel, maar is onvoldoende op akkerviooltje, ereprijs en dovenetel. Monitor kan éénmalig toegepast worden begin lente in combinatie met de specifieke uitvloeier Moniplus aan 0,2 %. De totale gebruiksdosis kan ook gefractioneerd worden in 2 halve dosissen met een interval van 3 tot 4 weken, telkens in combinatie met 0,2 % Moniplus. De gefractioneerde toepassing is vooral interessant bij de kweekbestrijding waarbij de tweede toepassing de bladrijkere kweek vlot opruimt. Een derde middel dat kan ingezet worden in de grassenbestrijding is Attribut. De actieve stof hierin is propoxycarbazon-natrium, met dezelfde werkingswijze (remming van acetolactaat-synthase) als deze van de sulfonylureumverbindingen. Het middel is actief op niet-resistente duist, windhalm en kweek, maar doet niets op straatgras. Ook op dravik is het uitstekend. Op dicotylen heeft het geen werking, enkel kruisbloemigen worden deels bestreden. De aanvulling met een dicotylenmiddel is bijgevolg noodzakelijk. Attribut is erkend aan 60 g/ha in tarwe en triticale. Verder is er de sulfonylureumverbinding Hussar WG (iodosulfuronmethyl-Na + mefenpyr-diethyl), dat geen zuiver grassenmiddel is, maar aan een dosis van 200 g/ha windhalm en raaigras weet te bestrijden. Op straatgras werkt het onvoldoende, en duist laat het volkomen ongemoeid. Pluspunt van dit herbicide is zijn breed werkingsspectrum dat ook heel wat dicotylen, ondermeer kleefkruid en kamille omvat. Ereprijs is echter ongevoelig. Aan lage dosis (50 g/ha) heeft Hussar enkel een dicotylenwerking. Het kan flexibel gemengd worden. Nieuw is de olie-dispersie formulering Hussar Ultra, een vloeibare formulering met dubbele concentratie te gebruiken aan 100 ml/ha met 1 l/ha Actirob. 17
Verder is er het herbicide Atlantis, dat een combinatie is van een nieuw sulfonylureum (mesosulfuron-methyl), iodosulfuron-methyl-natrium en mefenpyr-diethyl (safener). Atlantis werkt uitstekend tegen de meeste grassen (duist, windhalm, …) en beperkt tegen dicotylen (vogelmuur, herik, … ). Een aanvulling tegen dicotylen is bijgevolg een noodzaak. Dit kan gebeuren met bv. Hussar, Primus, Allié, … (te kiezen in functie van onkruidflora). Als bladherbicide wordt Atlantis in het voorjaar gespoten. De normale dosis is 300 g/ha, doch bij het voorkomen van resistente duist en raaigras moet de dosis opgetrokken worden tot 500 g/ha. Atlantis moet steeds in combinatie met plantaardige olie 1 l/ha (Actirob B) gespoten worden. Af te raden is de menging met o.a. contactgraminiciden, herbicidengroeistoffen, de halmversteviger Moddus en vloeibare stikstof. Raadpleeg in elk geval het etiket op de verpakking. Atlantis is erkend in wintertarwe, zomertarwe, rogge, triticale en spelt. Mogelijke grasbestrijdingsschema’s voor een voorjaarstoepassing met Isoproturon als basis IPU 2,5 l + Allie 20 g + Starane 1 l IPU 2,5 l + Allie express 40 g + Starane 0,5 l IPU 2,5 l + Primstar 1 l + Aurora 30 g IPU 2,5 l + Allie 20 g + Aurora 30 g IPU 2,5 l + Allie 20 g + Verigal 1 l + Starane 0,7 l Javelin 2,25 l + Primstar 1 l met Attribut als basis in zeer vroege toepassing ! Attribut 60 g + Hussar 200 g Attribut 60 g + Hussar 150 g + vloeibare N Attribut 60 g + Monitor 12 g + Primstar 0,8 l Attribut 60 g + Monitor 12 g + Allië Express. 40 g Attribut 60 g + Primus 100 ml met Atlantis als basis in klassieke flora Atlantis 300 g + Actirob 1 l Atlantis 300 g + Hussar 150 g Atlantis 300 g + Hussar 150 g + Actirob 1 l Atlantis 300 g + Primus 75 ml met Atlantis als brede grassenbestrijder Atlantis 500 g + Actirob 1 l tegen resistente duist, wilde haver, dravik en straatgras Atlantis 500 g + Actirob 1 l + Hussar 150 g tegen straatgras, raaigras 18
met Lexus XPE als basis in klassieke flora met duist Lexus XPE 30 g + Aurora 30 g + Starane 0,3 l Lexus XPE 30 g + Starane 0,5 l Lexus XPE 25 g + Topik 0,15 tot 0,3 l Later Starane 0,7 l Lexus XPE 25 g + Puma 0,3 tot 0,6 l Later Starane 0,7 l met Monitor als basis in klassieke flora met windhalm Monitor 15 g + Javelin 2 l + Primus 50 ml Monitor 15 g + ipu 2,5 l + Primus 50 ml + Aurora 30 g Monitor 15 g + ipu 2,5 l + Primus 75 ml Monitor 15 g + ipu 2,5 l + Primstar 0,8 l Monitor 15 g + ipu 2 l + Puma 0,6 l + Primus 75 ml
19
2.1.1.1. Resistente duist in de kustpolders Om de bestrijding van resistente duist zo goed mogelijk aan te pakken zijn diverse maatregelen nodig om zowel op korte als op lange termijn te komen tot een goed resistentiemanagement : - onkruidbestrijdingsprogramma bestaande uit een noodzakelijke najaarsbehandeling met een bodemherbicide (met andere werkingswijze) gevolgd door een voorjaarsbehandeling met : bij een probleem met duist : Atlantis 0,5 kg + Actirob B 1 l/ha bij grote problemen met resistente duist : Atlantis 0,5 kg + Lexus XPE 30 g + Actirob B 1 l/ha Atlantis 0,5 kg + Stomp 400 SC 2 l + Actirob B 1 l/ha Atlantis 0,5 kg + Lexus XPE 30 g + Stomp 400 SC 2 l + Actirob B 1 l/ha - respecteer de herbicidendosis én de toepassingsvoorwaarden om een zo volledig mogelijke bestrijding te garanderen, zoniet kunnen overblijvende planten resistentievorming veroorzaken! Toepassingsvoorwaarden Atlantis : de onkruiden moeten actief groeien (voldoende temperatuur) ; relatieve vochtigheid: minimum 60 % ; afwezigheid van drogende lucht (zoniet onvoldoende bladopname) ; voldoende temperatuur tijdens de dag én ‘s nachts; niet behandelen in perioden met nachtvorst (risico voor fytotoxiciteit). - vruchtwisseling met meerdere teelten, bij voorkeur ook met lentegewassen ; - ploegen : gereduceerde grondbewerkingen vermijden ; - vals zaaibed aanleggen vóór de teelt, ontstoppelen na de oogst, hierdoor kunnen de oppervlakkig liggende zaden kiemen en kunnen ze vervolgens mechanisch of chemisch bestreden worden ;
20
- gebruik Atlantis in afwisseling en/of in combinatie met producten met werkzame stoffen uit andere chemische groepen. Het is af te raden Atlantis te mengen met onder andere contactgraminiciden, herbicidengroeistoffen, de halmversteviger Moddus en vloeibare stikstof. Raadpleeg in elk geval het etiket op de verpakking. 2.1.1.2. Uitgestoelde grassen Bij sterk uitgestoelde grassen en onder aanhoudend droge omstandigheden kan de aanvankelijke grassenbestrijding tegenvallen. In dergelijke gevallen kan men terugvallen op de systemische bladgraminiciden Puma S en Topik tegen nietresistente duist, windhalm en wilde haver. Deze middelen kunnen afzonderlijk worden ingezet maar ook aan verlaagde dosis in combinatie met Isoproturon of olie. De geviseerde onkruiden dienen in actieve groei te zijn. 2.1.2. Herkennen en bestrijding van dicotylen KLASSIEKE GRAANONKRUIDEN EN HUN BESTRIJDING Kamille Allie, Allië Express, Bingo, Capture, Chekker, Harmony, Hussar, Primus, Primstar, Monitor, Lexus solo, ioxynil
Muur Allie, Allië Express, Capture, Chekker, Foxpro D, Harmony, Hussar, Primus, Primstar, Starane, Monitor, Lexus solo, Verigal D, ioxinyl
Ereprijs DFF (Capture, Pelican en Diflanil), bifenox (Verigal D, Milan), carfentrazone ( Aurora, Platform S) Bingo,…
Paarse Dovenetel 21
carfentrazone (Allië Express, Aurora, Platform S), DFF (Capture, Pelican en Diflanil),, bifenox (Verigal D, Foxpro D, Milan), Bingo, Lexus solo, Akkerviooltje DFF(Capture, Pelican en Diflanil), bifenox (Verigal D, Foxpro D, Milan) Allie Express, Harmony M, carfentrazone (Platform S), Bofix
Kleefkruid carfentrazone (Allië Express, Aurora, Platform S), Gratil, bifenox (Verigal D, Foxpro D, Milan) Primus, Primstar, Starane, Starane Kombi, Gratil, Hussar, Monitor Starane (180 g/l fluroxypyr) Kleefkruid, muur, dovenetel, zwaluwtong, veenwortel en winde…. Starane Kombi (100 g/l fluroxypyr + 30 g/l clopyralid + 120 g/l ioxynil) Volledig gamma van dicotylen Allië (20 % metsulfuron-methyl) Meeste graanonkruiden m.u.v. duivekervel, kleefkruid, klimopereprijs….. Allië Express (10 % metsulfuron-methyl + 40 % carfentrazonethyl) Volledig gamma van dicotylen Harmony M (7 % metsulfuron-methyl + 68 % thifensulfuronmethyl) Meeste graanonkruiden m.u.v. kleefkruid, klimopereprijs….. Platform S (1,5 % carfentrazon-ethyl + 60 % mecoprop-p) Meeste graanonkruiden m.u.v. kamille….. Gratil (75 % amidosulfuron) Kleefkruid en herik….. Primus (50 g/l florasulam) Kamille, klaproos, vogelmuur en kleefkruid Géén werking op VVL’s en minder op veelknopigen Primstar (2,5 g/l florasulam + 100 g/l fluroxypyr) 22
Meeste graanonkruiden m.u.v. akkerviool, ereprijs en duivekervel…. Milan (500 g/l bifenox + 9 g/l pyraflufen-ethyl) Meeste graanonkruiden m.u.v. kamille en klaproos Bingo (200 g/l cinidon-ethyl) Goed op kamille en ereprijs…. Aurora (50 % carfentrazon-ethyl) Mindere werking op kamille, klaproos,muur en veelknopigen Chekker (amidosulfuron + iodosulfuron) Meeste graanonkruiden, maar minder op VVL’s, klaproos….. Capture (diflufenican + bromoxynil + ioxynil) Volledig gamma van dicotylen
Afstervende onkruidflora Tegen dicotyle onkruiden kunnen verschillende middelen worden ingezet: Starane, Starane Combi, Verigal D, Allié, Allié Express, Harmony M, Platform S, Gratil, Primus, Primstar, Milan, Bingo, Aurora e.a. Ze hebben elk hun specifiek werkingsspectrum en werkingssnelheid. Deze middelen kunnen worden aangewend al dan niet in combinatie met één van bovenstaande grassenmiddelen of met andere dicotyle middelen. Algemeen werken de sulfonylureumverbindingen (vb. Allié) traag, waarbij de afsterving pas na 3 tot 4 weken op gang komt; andere herbiciden zoals de protox-remmers (vb. Bingo) werken zeer snel. 23
De beste resultaten worden steeds bereikt op actief groeiende onkruiden, dit is bij gunstige weersomstandigheden (voldoende hoge temperaturen). Een dosisverlaging kan dan mogelijk zijn, aangepast aan de aanwezige onkruidflora, en de grootte van de onkruiden. - Kamille, vogelmuur en kleefkruid Kamille en vogelmuur worden perfect bestreden met herbiciden behorende tot de groep van de sulfonylurea (Allié, Harmony, Hussar, Primus, e.a.). Voor de groep van de hydroxybenzonitrillen (bentazon en ioxynil) zijn de weersomstandigheden belangrijk: warm en groeizaam. Kleefkruid is gevoelig aan Herold, Starane, MCPP, Gratil, Primus en Primstar. Primstar is een vrij recent herbicide en bevat twee actieve stoffen : florasulam uit Primus en fluroxypyr uit Starane. Primstar is erkend in gerst en tarwe tijdens de uitstoeling aan een dosis van 1 l/ha. Primstar heeft een extra werking op veelknopigen en paarse dovenetel, naast een goede werking op veenwortel bij toepassing in april-mei. Er is geen werking op ereprijs, akkerviooltje, melde en duivenkervel. Kart (florasulam 1 g/l + fluroxypyr 100 g/l) is het nieuwere broertje van Primstar (2,5 g/l florasulam + 100 g/l fluroxypyr) met een aangepaste formulering. Chekker is een combinatie van de actieve stoffen van Gratil (amidosulfuron) en Hussar (iodosulfuron) dat inzetbaar is tegen de meeste dicotyle onkruiden (kleefkruid, kamille, …); amidosulfuron maakt dat het middel een goede kleefkruidbestrijding bezit. Chekker is erkend in tarwe, gerst (niet in brouwgerst), triticale, rogge en spelt. Middelen die ingezet worden ter bestrijding van ereprijs en dovenetel hebben algemeen een goede nevenwerking tegen kleefkruid. - Ereprijs, dovenetel en akkerviooltje (de VVL-groep) Deze onkruiden behoren tot de groep van de ureumherbicide ongevoelige onkruiden. De werkzame bestanddelen bifenox (o.a. Verigal D), carfentrazone (Aurora, Allié Express, Platform S), diflufenican (Javelin, Herold) en cinidon-ethyl (Bingo) zijn noodzakelijk voor een bestrijding van deze onkruiden. 24
Nieuw zijn hier Diflanil en Pelican die de zuivere actieve stof diflufenican bevatten en een uitgesproken werking hebben op boven genoemde onkruiden of kortweg tegen de VVL’s (Veronica, Viola, Lamium). - Overige onkruiden Andere onkruiden zoals herik, wikke en klaproos komen heel regelmatig voor in wintergranen. Door het gebruik van middelen behorende tot de groep van de sulfonylurea, worden deze onkruiden bestreden. Akkerleeuweklauw dient op bepaalde percelen nauwlettend te worden opgevolgd . In laat gezaaide tarwe en zomergraan wordt de onkruidflora nog eens uitgebreid met voorjaarskiemers als zwaluwtong, perzikkruid, varkensgras en melganzenvoet. 2.1.3. Herkennen en bestrijding van doorlevende onkruiden Overblijvende onkruiden Overblijvende onkruiden zoals kweekgras, distels, veenwortel, enz. kunnen succesvol bestreden worden kort vóór de oogst met middelen zoals glyfosaat (Round-Up e.a.) of sulfosaat (Ouragan) aan 3-4 l in 200 l water. Akker(melk)distel kan vanaf het stadium oprichten tot tweede knoop eveneens bestreden worden met o.a. Allié.
Aan het leven van de boer is veel poezie, maar niet voor de boer (Ernest Claes) 25
HERKENNEN EN BESTRIJDEN VAN DOORLEVENDE ONKRUIDEN Distel Allie, Matrigon, Primus, Bofix, Hussar
Melkdistel Allie, Matrigon, Primus, Bofix, Hussar
Veenwortel Bofix + Allie
Haagwinde Starane, Primus, Primstar
Akkerwinde Starane, Primus, Primstar
26
2.1.3.1. Distels Distels kunnen bestreden worden met de klassieke herbicide groeistoffen zoals clopyralid (Matrigon, …) tot het 1ste knoopstadium. Het sulfonylureum Allié (30 g/ha) is tevens een efficiënt distelbestrijdingsmiddel dat tot het laatste bladstadium inzetbaar is, doch ideaal toegepast wordt rondom het 2de knoopstadium. 2.1.3.2. Aardappelopslag Bij het mechanisch rooien van aardappelen blijven vaak een groot aantal knollen op het veld achter. Wanneer deze knollen niet bevriezen kunnen na de winter in het volggewas heel wat opslagplanten worden aangetroffen. De keuze van een goed sluitend volggewas is van groot belang om de opkomst van de achtergebleven aardappelen zo sterk mogelijk te onderdrukken. Men heeft vastgesteld dat in een wintergewas, zoals wintergraan, minder opslagaardappelen voorkomen dan bij in het voorjaar gezaaide gewassen, dankzij de grondverdichting en de geringe zuurstofvoorziening. In een droog voorjaar kan eveneens een vroeg gezaaid zomergraan de aardappelopslag afremmen dankzij de vochtconcurrentie. Aardappelopslag wordt best bestreden via minimale grondbewerking (inzaaien zonder ploegen). Bedoeling is om de oppervlakkig liggende knollen te laten bevriezen bij vorst en de concurrentiekracht van de overlevende knollen te minimaliseren door voldoende dichte inzaai van het wintergraan. Vaak komt de aardappelopslag in graangewassen zo laat boven dat het normale stadium voor het spuiten met herbicidengroeistoffen reeds voorbij is. Mogelijkheden met herbicidengroeistoffen (tot 2de knoop stadium) zijn : - 2,4-D, - en vooral fluroxypyr (Starane) en de mengsels ervan. Vanaf half uitstoeling tot het laatste bladstadium zullen ook enkele sulfonylurea een sterke remming van het aardappelloof veroorzaken : - metsulfuron-methyl (Allié) ; - of het mengsel met metsulfuron-methyl + thifensulfuron-methyl (Harmony M). 27
Een combinatie van beide herbicidegroepen kan voor een goede bestrijding zorgen zoals bv. 30 g Allié + 1 l Starane (of Starane Kombi). 2.1.3.3. Cichorei-opslag Cichoreiopslag wordt een steeds groter probleem. Dit kan aangepakt worden met Allié in te zetten aan 30 g/ha; spuiten rond het 2de knoopstadium geeft de beste resultaten. Ook Harmony M met een nieuwe formulering 4 % metsulfuron-methyl + 40 % thifensulfuron-methyl, nu aan 100g/ha, schenkt voldoening tegen cichoreiopslag. 2.2.
Wintergerst
2.2.1. In voor-opkomst Als basismiddel chloortoluron Bestrijdt grassen als duist, windhalm, straatgras, raaigras en wilde haver dicotylen als herderstasje, klaproos,, dovenetel, kamille, muur en boterbloem. Handelsmiddelen ° Chloortoluron 500 SC ° Lentipur 500 SC ° Tolurex SC Zo nodig te versterken met specifieke middelen tegen specifieke dicotylen : + AZ 500 150 cc + Stomp 2 l
akkerviooltje, ereprijs akkerviooltje, ereprijs, varkensgras, herik en kruiskruid + Pelican of Diflanil 0.375 l akkerviooltje, ereprijs en paarse dovenetel
2.2.2. In vroege na-opkomst tegen 1-jarige onkruiden Herold (diflufenican + flufenacet) In de herfst, stadium 1-3 blad aan 600 g/ha Liberator (diflufenican + flufenacet) In de herfst, stadium 1-3 blad aan 600 g/ha 28
Malibu (flufenacet + pendimethalin) In de herfst, stadium 2 bladeren - begin uitstoeling aan 3 l/ha, tegen windhalm aan 2 l. Het gebruik van Malibu moet vermeden worden in het geval van onregelmatige zaai met onvoldoende bedekking, in lichte of hydromorfe gronden. Axial (cloquintocet-mexyl + pinoxaden) In de herfst, stadium 3 bladeren tot vroege voorjaar in het 1e knoopstadium aan 0.9l/ha in de herfst en 1.2 l/ha in het voorjaar Axial is een systhemisch bladherbicide, weinig temperatuurafhankelijk en toe te passen op een droog groeiend gewas Celtic (pendimethalin + picolinafen) In de herfst vanaf 2 blad tot midden uitstoeling aan 2.5 l/ha ter bestrijding van éénjarige tweezaadlobbigen 2.2.3. Mogelijke schema’s in het vroege voorjaar •
•
Axial 0.75 l + .. > windhalm, duist, raaigras en wilde haver te versterken met bv Javelin 1.5 l Isoproturon 2l ( tot begin oprichten) Chloortoluron 2l (tot eind uitstoeling) Axial 1,2 l + .. te versterken met bv Celtic 1,5 l Primstar 0,75 l Primus 50-100 ml
Opruimen van kleefkruid Gratil (amidosulfuron) 3 bladeren-ligula zichtbaar aan 40g/ha bij het hernemen van de groei ; Starane (fluroxypyr) begin uitstoeling-2de knoopstadium aan 1 l/ha bij afzonderlijke toepassing of 0,5 l/ha in menging met een product erkend tegen kleefkruid of met vloeibare stikstofmeststof, 1 toepassing ; Primus (florasulam) 4 bladeren-2e knoop, in de lente aan 100 ml/ha alleen of 50 ml/ha in menging met een ander product tegen tweezaadlobbigen of vloeibare stikstof. 29
2.3.
Wintertarwe
2.3.1. In voor-opkomst kort na zaai > bij voldoende vocht IP alleen 2-3 l/ha in functie van het bodemtype en maximum 1 toepassing van een isoproturon bevattend middel per productiecyclus CTL 3 l/ha op zandgrond, 1 toepassing; - 3-3,5 l/ha op zandleem- en leemgrond, 1 toepassing; - 3,5-4 l/ha op kleigrond, 1 toepassing; - 4,55 l/ha op zeepolders, 1 toepassing Bij CTU dient men achtzaam te zijn voor herbicidegevoeligheid van sommige variëteiten wintertarwe (zie tabel volgende pagina). of combinatie met AZ of Diflufenican IP 3 l + AZ 150 cc (voor-opkomst - 2-3 bladeren) IP 3 l + Diflanil of Pelican 375 ml (voor-opkomst - einde uitstoeling) IP 2 l + Bacara 1 l (voor-opkomst - einde uitstoeling) Javelin 2,5-3 l/ha, in functie van het bodemtype, maximum 1 toepassing van een isoproturon bevattend middel per productiecyclus. 2.3.2. 1-2-blad en later 3-4-blad > kan alleen bij vroege zaai van de tarwe
Bacara 1 l + IP 2 l
Javelin 2,5 l
Defi 4 l + AZ 150 cc Herold 0,6 kg Malibu 3 l
30
Celtic 2,5 l
.
Gevoeligheid van wintertarwerassen aan chloortoluron Gevoelige rassen - Versie feb. 09 Akteur* Capnor Allant Catalan Alsace* Centenaire Cockpit Altos Altria Complet Corvus Apache Apollo Cyrano Deben Arche Dekan Aron Einstein Atoll Enorm Belcast Equation Biscay Equinox Brando Estica Bristol Folio Buccaneer Genghis* Cadenza
Granny Harald Haussmann Hastings Hereward Hussar Impression Kaltop* Levis Louisart Maverick Melkior Mercury Meunier Minaret Monopol*
Tolerante (niet gevoelige) rassen - Versie feb. 09 Cubus Hynoprecia Adequat Dinosor* Incisif Altigo Dream Isengrain Akratos Drifter Istabracq Anthus Elegant* Kaspart Ararat Einstein Katart Asketis* Ephoros Kinto Baltimor Equilibre Koch Boston Evasion* Koreli Bussard Expert Landrel* Camp Remy Glasgow Legat Campari Hattrick* Lexus Caphorn Hourra Limes Capitaine HynoManager Charger Braba* Mulan Claire Hynoesta Nemocart* Colbert
Napier Paladin Parador Perfector* Premio Oracle Ortop Parador Perceval PR 22 R 28 Raspail Renan Robigus Rosario Savannah Smuggler
Solstice Sponsor Tilburi Tourmalin Tremie Triso Vigorio* Vivant Warlock 24 Winnetou Xi 19 Zohra
Oakley* Olivart Omart* Oratorio Ordeal Pajero Patrel Pepidor* Pulsar Quebon Raglan* Record Rialto Ritmo Rustic Samurai
Selekt Shango Sideral Skater* Sogood* Soissons Sokrates* SW Tataros Tapidor Toisondor Tommi Tuareg Tulsa Tybalt Versailles Waldorf
2.3.3. Onkruidbestrijding in het voorjaar In het voorjaar voert men de onkruidbestrijding overwegend uit met contactherbiciden en groeistoffen. Veel aangeboden herbiciden bevatten een combinatie van verschillende actieve stoffen, zodat een brede werking tegen onkruiden wordt verkregen. - bodemherbiciden kunnen al vroeg in het voorjaar bij lage temperaturen worden ingezet. Kiemende en jonge onkruiden worden bestreden. De 31
bestrijding is vooral gericht op duist, windhalm en straatgras, maar neemt ook diverse dicotyle onkruiden mee. - contactherbiciden worden vooral ingezet tegen jonge dicotyle onkruiden tijdens de uitstoeling en het begin van de stengelstrekking. De werkingsduur is weliswaar vrij kort, maar nieuwe kiemplanten krijgen in goed ontwikkelende gewasbestanden nauwelijks kans. Tot de groep van contactherbiciden behoren Bingo, Milan, en producten op basis van carfentrazone-ethyl (Aurora, Affinity, Allié Express, Platform S). Doordat dit contactmiddelen zijn is er geen nawerking en dient men op te letten met nieuwe kiemers. Zeer goede werking op kleefkruid, paarse dovenetel, ereprijs en akkerviooltje. - systemische bladwerking: deze worden door de bladeren opgenomen en doorheen de plant vervoerd zodat hun fytotoxische werking ook buiten de plaats van opname merkbaar is. Deze herbiciden stoppen de eiwitsynthese, zelfs bij lage temperatuur. Tot deze groep behoren de sulfonylurea zoals Lexus solo, Lexus XPE, Allié, Harmony, Gratil, …en de sulfonamiden zoals Primus. De sulfonylurea en sulfonamiden hebben als nadeel de zeer zwakke werking op VVL. Ook de hormonen hebben een systemische bladwerking. Deze producten (o.a. Starane, Bofix,…) stellen specifieke eisen voor een voldoende efficiëntie : groeizaam weer en voldoende bladoppervlakte voor penetratie. - de werking van groeistoffen berust op een verstoring van fysiologische processen in de onkruidplant. Het bestrijdende effect van grasachtigen is gering, maar fors ontwikkelde dicotylen en wortelonkruiden kunnen goed worden bestreden. Om schade aan het tarwegewas te voorkomen moet de bespuiting met groeistoffen voor het te voorschijn komen van de aar zijn uitgevoerd. De bestrijding van lastige wortelonkruiden (kweek, veenwortel) en aardappelopslag kan ook later plaatshebben door een bespuiting met glyfosaat 1 à 2 weken voor de oogst of in de stoppel na de oogst. 2.3.4. Voor-oogsttoepassing Kort vóór de oogst kunnen met succes overblijvende onkruiden (kweekgras, distels, veenwortel, ...) worden bestreden. Hiervoor zijn totaalherbiciden geschikt zoals de middelen op basis van glyfosaat (Round-Up, e.a.) of sulfosaat (Ouragan), toegepast aan 3 tot 4 l per ha.
32
Mogelijke producten voor onkruidbestrijding in granen Aangewezen herbiciden tegen: 1-jarige grasachtige onkruiden Alfabetische handelsnaam Avadex Puma S Topik
Actieve stof tri-allaat fenoxaprop-p ethyl + safener clodinafop + safener
Normale Toepassing dosis /ha 3 – 3,5 l G (voorzaai) 0,6 – 0,8 l T-R-Tr 0,4 – 0,5 l WT-R-Tr
Aangewezen herbiciden tegen: 1-jarige grasachtige en breedbladige
300 g
WT-ZT-Tr-S-R
Attribut
iodosulfuron-m-n + mefenpyr-d + mesosulfuron-m + diflufenican iodosulfuron-m-n + mefenpyr-d + mesosulfuron-m propoxycarbazone-natrium
60 g
WT-T
Axial
cloquintocet-mexyl + pinoxaden
0.9-1.2l
WT-WG-Tr-S
Azur
IP + diflufenican + ioxynil
3l
WT-WG-Tr-S
Bacara
flurtamone + diflufenican
1l
WT-WG-Tr-S-R
Bifenix N
Defi
bifenox + isoproturon iodosulfuron-m-n + mefenpyr-d + mesosulfuron-m prosulfocarb
Diversen
chloortoluron (500)
3,2 l
WT-WG-Tr
Djinn
IP + fenoxaprop-ethyl + safener
2,5 l
G
Herbaflex
beflubutamide + isoproturon
Herold
flufenacet + dff
600 g
WT-WG
Herold SC
flufenacet + dff 100g/l iodosulfuron + 300g/l mefenpyr-diethyl 5% iodosulfuron + 15% mefenpyr-diethyl isoproturon
0.6 l
WT-WG
Alister Atlantis
Cossack
Hussar Ultra Hussar Isoproturon (500)
Lexus solo
IP + diflufenican flupyrsulfuron-me + thifensulfuron-me flupyrsulfuron-me
Lexus XPE
flupyrsulfuron-me + metsulfuron
Malibu
Javelin Lexus Millenium
1l
WT-TR-S
3,5 – 4,5 l WT-WG-Tr -R 300 g
WT-ZT-Tr-S-R
4–5l
WT-WG-Tr-S-R
2l
WT-WG-Tr-R
25/100 ml WT-R-TR-S 50/200 g
WT
2 – 2,5 l
WT-WG-Tr-S-R
2,5 – 3 l
WT-WG
80 – 100 g WT-H-Tr 20 g
WT-H-Tr
30 g
WT-H-Tr
flufenacet + pendimethalin
3l
WT-WG
Monitor + Moniplus
sulfosulfuron + uitvloeier
25 g
WT-Tr-S
Stomp
pendimethalin (bodemherbicide)
33
1,5 - 2,5 l WT-WG
Vervolg tabel 2 Aangewezen herbiciden tegen: 1-jarige breedbladige onkruiden Alfabetische handelsnaam Allië Allië Express Aurora AZ 500 Bingo Bofix Capture Celtic Chekker Cossack Diverse Foxpro D Gratil Harmony M Kart Matrigon Mextra Milan Optica MCPP-P 600g/l Optica Trio Pelican/Diflanil 500 sc Platform S Primstar Primus Starane / Tomahawk Starane Kombi Verigal D Touchdown Quattro Roundup MAX
Actieve stof metsulfuron-methyl metsulfuron-me + carfentrazone-et carfentrazone-ethyl isoxaben cinidon-ethyl fluroxypyr+clopyralid+mcpa diflufenican + bromoxynil + ioxynil picolinafen + pendimethalin amidosulfuron + iodosulfuron + safener Iodosulfuron-methyl-natrium +mefenpyr-diethyl + mesosulfuron methyl MCPA bifenox + MCPP-P + ioxynil amidosulfuron metsulfuron-me + thifensulfuronmethyl florasulam + fluroxypyr clopyralid Ioxynil + mecoprop P pyraflufen-ethyl + bifenox mecoprop-p dichloorprop-p + MCPA + MCPP diflufenican carfentrazone-ethyl + MCPP-P florasulame + fluroxypyr florasulame fluroxypyr fluroxypyr + clopyralid + ioxynil bifenox + MCPP-P trimesium-glyfosaat glyfosaat, 450 g/l
Normale dosis 30 g 50 g 50 g 0,15 l 0,25 l 4l 1l 2,5 l
Toepassing T-G-H-Tr-S-R T-G-H-Tr T-G-H-Tr-S WT-WG-Tr-S WT-G-R T-G-H-Tr-S-R T-G-Tr-S-R WT-WG-Tr-S-R
0,2 kg
T-G-Tr-S-R
4–6l 2,5 l 40 g
T-G-H-Tr-S-R T-G-H-S T-G-H-Tr-S-R
60 g 1,2 l 0,7 – 0,9 l 2l 1l 2 – 2,4 l
WT WT-WG-H-M T-G-H-S-R T- G WT-WG T-G-H-S
2 – 2,5 l T-G-H-S 0,375 l WT-WG-Tr-R-S 1 kg T-G 0,75 – 1 l WT-WG 25 – 100 ml T-G-H-Tr-S-R 1l T-G-H-Tr-S-R 1,5 – 2 l T-G-H-Tr-S-R 2,25 – 2,5 l T-G-H-S 3l 2,5 l
T = tarwe // G = gerst // H = haver // Tr = triticale // R = rogge // S = spelt // W = winter
34
Aangewezen herbiciden handelsnaam / actieve stof
Melganzevoet
Klaproos Duivekervel Kleefkruid Dovenetel Kamille Muur Akkerviooltje Boterbloem Zwaluwtong Varkensgras Duizendknoop Herik Kruiskruid Grote ereprijs Klimopereprijs Akkerdistel Melkdistel 4 4 4 4 4
1 2 1 1
1 1 1 1 1
4 4 4 4 4
3: minder resistent
per ha
1 - jarige grasachtige en 1 - jarige dicotylen Alister diflufenican+ mesosulfuron +iodosulfuron Atlantis mesosulfuron-meth + iodosulfuron-meth Attribut propoxycarbazone-natrium Azur IP + diflufenican + ioxynil Bacara flurtamone + diflufenican Bifenix N IP + bifenox Chloortoluron (500) Cossack mesosulfuron-meth + iodosulfuron-meth Defi prosulfocarb Djinn IP + fenoxaprop-ethyl + safener Herbaflex Herold flufenacet + diflufenican Hussar (Ultra) iodosulfuron + mefenpyr-diethyl + s Isoproturon (500) Javelin IP + diflufenican Lexus solo flupyrsulfuron-me Lexus XPE flupyrsulfuron-me + metsulfuron-me Lexus Mill. flupyrsulfuron-me + thifensulfuron-me Liberator flufenacet + diflufenican Malibu flufenacet + pendimethalin Monitor + Moniplus sulfosulfuron + uitvloeier Stomp pendimethalin + bodemherbicide 1: goed 2: minder goed 35
4 4 4 4 4
1 2 4 1 1
1l 300 g 60 g 3l 1l 3,5 - 3,75 l 3,2 l 300 g 4-5l 2,5 - 3 l
1 2 1 1 2 1 2 1 2 2 1 2 - 1 2 2 2 2 2 2 2 1 1 1 3 1 1 1 2 2 2 1 1 600 g - 1 1 200g -100ml 3 1 1 2 - 2,5 l 2 2 2 2,5 - 3 l 2 2 1 20 g 4 3 3 30 g 4 2 3 80 – 100 g 4 3 3 - 1 1 3l - 1 1 25 g 2 1 1 1,5 - 2,5 l 3 1 2 3: minder resistent
4 4 4 4 4
4 4 4 4 4
4: resistent
1 1 1 1 3 1 1 1 1 1 2 1 4 1 1 1 1 1 1 1 3 1
2 2 4 1 1 1 4 2 1 4 1 2 4 1 1 1 1 1 1 2 1
4 4 4 4 4
4 4 4 4 4
4 4 4 4 4
4 4 4 4 4
4 4 4 4 4
4 4 4 4 4
4 4 4 4 4
4 4 4 4 4
4 4 4 4 4
4 4 4 4 4
4 4 4 4 4
4 4 4 4 4
4 4 4 4 4
4 4 4 4 4
4 4 4 4 4
-: onbekend of geen werking
Klaproos Duivekervel Kleefkruid Dovenetel Kamille Muur Akkerviooltje Boterbloem Zwaluwtong Varkensgras Duizendknoop Herik Kruiskruid Grote ereprijs Klimop-ereprijs Akkerdistel Melkdistel
2: minder goed
2 1 1 1 1
Melganzevoet
1: goed
3 – 3,5 l 0,6 - 0,8 l 0,4 - 0,5 l 0.9-1.2l 0.9-1.2l
Akkerleeuwekl.
Avadex Triallaat Puma S fenoxaprop-p ethyl + safener Topik clodinafop + safener Axial – Axeo pinoxaden + safener Timok - Traxos clodinafop + pinoxaden + safener
Herderstasje
1 - jarige grasachtige onkruiden
Wilde haver Windhalm Straatgras Duist Akkerleeuwekl . Herderstasje
per ha
Wilde haver Windhalm Straatgras Duist
Aangewezen herbiciden handelsnaam / actieve stof
1 2 3 1 2 3 1 4 4 1 1 1 1 1 2 2 2 1 2 2 1 1 1 2 1 1 3 2 4 1 1 - 2 1 1 1 1 1 3 2 4 2 1 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 4 1 1 1 4: resistent
3 3 4 1 1 2 4 1 1 4 1 2 3 2 2 2 2 1 1 2 1
3 3 4 2 3 4 4 2 2 4 3 2 1 4 3 3 3 1 2 2 1 3
1 1 1 2 1 2 2 3 1 1 3 3 4 3 4 4 4 4 4 4 4 1 1 1 1 1 1 1 3 3 1 1 1 2 2 2 1 1 1 2 2 2 3 1 2 4 2 2 3 1 1 1 2 1 2 2 1 3 1 2 1 3 3 4 1 2 4 4 4 4 1 1 1 1 - - 1 2 1 1 1 - 2 2 1 1 2 1 2 2 4 1 2 4 4 4 4 1 1 1 1 1 2 2 2 1 1 2 1 2 2 1 1 1 1 1 2 2 1 1 1 2 1 2 2 1 2 1 1 1 - 2 2 2 1 1 1 - 2 4 1 1 4 1 3 3 1 1 1 1 1 2 2 -: onbekend of geen werking
2 4 4 2 2 1 3 2 3 4 2 2 4 3 2 2 2 2 2 3 1
1 1 1 1 1 2 2 1 3 4 1 1 3 1 1 1 1 1 1 2
1 1 4 1 2 3 1 1 4 4 1 1 3 2 1 1 1 1 4 4
2 3 4 1 2 1 4 2 1 4 1 1 1 4 1 3 1 2 1 1 4 1
3 3 4 1 2 1 4 3 1 4 1 1 2 4 1 3 2 2 1 1 4 1
3 3 4 4 4 4 4 2 4 4 4 1 4 4 1 1 1 4 4 4 4
3 3 4 4 4 4 2 4 4 4 1 4 4 1 1 1 4 4 4 4
1 - jarige dicotylen Allië metsulfuron-methyl 30 g Allië Express metsulfuron-m+carfentrazone-et 50 g Aurora carfentrazone-ethyl 50 g AZ 500 isoxaben 0,150 l Bingo cinidon-ethyl 0,25 l Celtic picolinafen + pendimethalin 2,5 l Chekker amidosulfuron + iodosulfuron + s 0,2 kg Capture diflufenican + bromoxynil+ ioxynil 1l Foxpro D bifenox + mcpp-p + ioxynil 2,5 l Gratil amidosulfuron 40 g Harmony M metsulfuron-me + thifensulfuron 60 g Matrigon clopyralid 0,7/0,9 l Mextra mecoprop P + Ioxinyl MCPP-P 600g/l 2 - 2,4 l Milan pyraflufen-ethyl + bifenox 1l Pelican / Diflanil diflufenican 0,375 l Platform S carfentrazone-ethyl + MCPP-P 1l Primstar fluroxypyr + Florasulam 0,75 - 1 l Primus florasulame 25 -100 cc Starane/Tomahawk fluroxypyr 1l Verigal D bifenox + mcpp-p 2,2 – 2,5 l 2.4-DP-P 2 - 2,4 l 1: goed 2: minder goed
Aangewezen herbiciden handelsnaam / actieve stof
1 - jarige dicotylen en meerjarige onkruiden
per ha
Bofix fluroxypyr + clopyralid + mcpa 4l Glyfosaat (Round-up) 3-4l 36 Starane Kom. fluroxypyr + clopyralid + ioxyniL 1,5 - 2 l Trimesium-glyfosaat (Ouragan/ Touchdown) 3l 1: goed 2: minder goed
Wilde haver Windhalm Straatgras Duist Akkerleeuweklauw Herderstasje Melganzevoet Klaproos Duivekervel Kleefkruid Dovenetel Kamille Muur Akkerviooltje Boterbloem Zwaluwtong Varkensgras Duizendknoop Herik Kruiskruid Grote ereprijs Klimop-ereprijs Akkerdistel Melkdistel
per ha
4 3 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 3 2 3 3 4 3 3 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 3 4 4 4 4 4 - - - 4 4 4 4 4 4 4 4 3 3 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 3: minder resistent
2 1 4 1 4 1 2 1 1 4 1 4 4 2 2 4 1 3 4 2 4
1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 4 2 1 1 1 1 1 4 1 2
1 1 4 1 1 2 1 1 3 1 1 1 3 4 1 1 1 2 2 2 3 1 1 1 1 1 1 4 3 4 1 1 1 4 4 4 - - 1 1 4 1 4 1 2 3 2 1 1 2 4 1 4 4 2 4 4 4 4 1 1 1 1 1 2 4: resistent
4 1 1 4 1 1 1 2 1 1 3 4 1 1 3 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1 1 1 2 1 1 4 1 4 4 1 1 1 4 4 3 1 4
1 1 2 1 2 2 2 1 1 1 1 2 2 2 4 4 2 4 4 4 4 1 1 1 1 2 1 2 4 4 4 3 2 3 3 1 1 1 2 2 1 1 1 3 2 2 2 2 1 1 1 1 1 1 2 2 1 1 1 1 1 1 2 3 4 4 3 3 4 1 1 1 1 1 1 1 1 4 4 4 2 4 4 - - - - - - 4 1 4 1 4 3 3 3 3 1 1 1 3 3 3 1 2 1 2 2 2 4 2 1 2 2 2 2 1 1 4 1 1 3 3 1 1 4 1 1 2 2 4 1 4 4 1 2 2 3 1 1 1 1 1 1 4 1 4 1 3 3 3 -: onbekend of geen werking
1 1 1 1 3 1 1 1 1 1 1 4 1 1 2 1 1 1 3 1 2
1 1 4 1 1 3 2 1 1 4 1 1 4 1 2 2 2 2 4 1 4
2 1 1 1 1 1 3 1 1 4 2 4 3 1 2 1 4 4 3 1 3
4 2 2 1 2 1 3 1 1 4 3 4 3 1 3 1 4 4 3 1 3
1 1 4 4 4 4 2 3 3 4 1 1 3 3 4 4 2 3 4 3 3
1 1 4 4 4 4 2 4 4 4 1 1 3 4 4 3 2 2 4 4 3
Wilde haver Windhalm Straatgras Duist Akkerleeuwek Herderstasje Melganzevoet Klaproos Duivekervel Kleefkruid Dovenetel Kamille Muur Akkerviooltje Boterbloem Zwaluwtong Varkensgras Duizendknoo Herik Kruiskruid Grote ereprijs KlimopAkkerdistel Melkdistel
Aangewezen herbiciden handelsnaam / actieve stof
4 4 4 4 1 1 1 1 4 4 4 4 1 1 1 1 3: minder resistent
4 1 2 1
1 1 1 1
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 4: resistent
1 1 1 1
3 1 2 1
2 1 4 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 -: onbekend of geen werking
1 1 1 1
1 1 1 1
3 1 1 1
3 1 1 1
1 1 1 1
1 1 1 1
Toepassingstijdstip van verschillende producten in de teelt van granen Wintergerst
Handelsnaam
Actieve stof
voor voor winter: begin winter: 1-2 uitstoeling VO blad
volle uitstoeling
einde uitstoeling
na winter: 1e Oprichten knoop
AZ 500
isoxaben
ja
ja
-
-
-
-
-
TOLUREX SC
chloortoluron
ja
-
ja
ja
ja
ja
-
IP + diflufenican
isoproturon+ imazamethabenz
-
-
ja
ja
ja
-
-
ja
-
-
-
-
-
-
STOMP + bodemherb.
pendimethalin
DEFI
prosulfocarb
ja
ja
-
-
-
-
-
DIFLANIL PELICAN
diflufenican
ja
-
-
-
ja
-
-
HEROLD
flufenacet + diflufenican
-
ja
-
-
-
-
-
LIBERATOR
flufenacet + diflufenican
-
ja
-
-
-
-
-
MALIBU
pendimethalin + flufenacet
-
ja
-
-
-
-
-
MILAN
pyraflufen-ethyl + bifenox
-
-
-
ja
-
-
PUMA S
fenoxaprop-ethyl
-
-
-
-
ja
ja
-
BIFENIX N
bifenox + isoproturon
-
-
-
-
ja
ja
-
JAVELIN
IP + dff
-
-
ja
ja
ja
-
-
AZUR
IP+ dff + Ioxynil
-
-
-
-
ja
ja
ja
BACARA
flurtamone + dff
-
ja
ja
ja
-
-
-
AXIAL
cloquintocet + pinoxaden
-
ja
ja
ja
ja
ja
ja
37
Handelsnaam
Actieve stof
voor na na voor voor voor na winter: winter: winter: winter: winter: winter: winter: 1-2 oprich1e VO begin volle einde blad ten knoop
GRATIL
amidosulfuron -
-
-
-
ja
ja
ja
AURORA
carfentrazoneethyl
-
-
-
ja
ja
ja
STARANE
fluroxypyr
-
-
-
-
ja
ja
ja
MCPA
MCPA
-
-
-
-
-
ja
ja
MCPP
MCPP
-
-
-
-
ja
ja
ja
-
-
-
-
-
ja
ja
-
-
-
-
-
ja
ja
-
-
-
-
-
ja
ja
-
-
-
-
-
ja
ja
-
-
-
-
ja
ja
ja
-
-
-
-
ja
ja
ja
-
-
-
-
ja
ja
ja
-
-
-
-
ja
ja
ja
-
-
-
-
ja
ja
ja
-
-
-
-
-
ja
ja
-
-
-
-
ja
-
-
-
ja
ja
ja
-
-
-
-
-
ja
ja
ja
ja
ja
metsulfuronmethyl metsulfuronmethyl + ALLIE EX carfentrazoneethyl metsulfuronethyl + HARMONY M thifensulfuronethyl tribenuronCAMEO methyl bifenox + VERIGAL D MCPP bifenox + MCPP + FOXPRO D ioxynil carfentrazonePLATFORM S ethyl + MCPP-P ALLIE
PRIMUS STARANE COMBI BOFIX BINGO CELTIC PRIMSTAR 38
florasulam fluroxypyr + clopyralid + ioxynil fluroxypyr + clopyralid + MCPA cinidon-ethyl picolinafen + pendimethalin fluroxypyr + florasulam
Wintertarwe Handelsnaam
voor winter: VO
voor winter: 1-2 blad
na winter: 3 blad
na winter: (uitstoe ling) begin
na winter: (uitstoe ling) vol
na na winter: na winter: winter: oprichten 1e knoop (uitstoe ling) eind
Actieve stof
PUMA S
fenoxaprop-ethyl
-
-
-
ja
ja
ja
ja
-
TOPIK
clodinafop
-
-
-
ja
ja
ja
ja
-
ja
-
-
-
-
-
-
-
-
-
ja
ja
ja
ja
-
-
-
ja
ja
ja
-
-
-
-
-
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
-
-
-
-
-
-
-
-
-
ja
ja
ja
ja
ja
-
-
-
ja
ja
ja
ja
ja
TOLUREX SC chloortoluron IP +diflufenican MILAN
isoproturon+ ja diflufenican pyraflufen-ethyl + bifenox
MONITOR sulfosulfuron + Monitor plus DEFI
prosulfocarb
AFFINITY
bifenox + isoproturon IP + carfentrazone
JAVELIN
IP + dff
ja
-
-
ja
ja
ja
ja
-
BACARA
flurtamone + dff
-
-
ja
-
-
-
-
-
AZ 500
isoxaben
ja
ja
-
-
-
-
-
-
GRATIL
amidosulfuron
-
-
-
ja
ja
ja
ja
ja
BIFENIX N
39
voor winter: 1-2 blad
na winter: (uitstoel ing) begin
na na winter: winter: (uitstoel (uitstoel ing) ing) vol eind
na winter: oprichte n
na winter: 1e knoop
Handelsnaam
Actieve stof
voor winter: VO
AURORA
carfentrazoneethyl
-
-
ja
ja
ja
ja
ja
STARANE
fluroxypyr
-
-
ja
ja
ja
ja
ja
MCPA
MCPA
-
-
-
-
-
ja
ja
MCPP
MCPP
-
-
ja
ja
ja
ja
ja
-
-
ja
ja
ja
ja
ja
-
-
ja
ja
ja
ja
ja
-
-
-
-
-
ja
ja
CAMEO
tribenuron-methyl -
-
ja
ja
ja
ja
ja
VERIGAL D
bifenox + MCPP
-
-
ja
ja
ja
ja
ja
-
-
ja
ja
ja
-
-
-
-
ja
ja
ja
-
-
-
-
ja
ja
ja
-
-
-
-
ja
ja
ja
ja
ja
-
-
ja
ja
ja
-
-
ja
ja
-
-
ja
ja
-
-
ja
-
-
-
metsulfuronmethyl metsulfuronmethyl + ALLIE EX carfentrazoneethyl metsulfuron-ethyl HARMONY M + thifensulfuronethyl ALLIE
flupyrsulfuronethyl + LEXUS XPE metsulfuronmethyl flupyrsulfuronmethyl + LEXUS thifensulfuronMillenium methyl flupyrsulfuronLEXUS Solo methyl bifenox + MCPP FOXPRO D + ioxynil carfentrazonePLATFORM S ethyl + MCPP-P PRIMUS
florasulam
MONITOR sulfosulfuron + Monitor plus fluroxypyr + STARANE clopyralid + KOMBI ioxynil fluroxypyr + clopyralid + BOFIX MCPA BINGO HUSSAR ATTRIBUT 40
cinidon-ethyl iodusulfuron + safner sulfonyl-aminocarbonyltriazoline
ja ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
-
-
-
ja
ja
-
ja
ja
ja
-
-
-
-
ja
ja
ja
ja
ja
-
-
ja
ja
ja
-
-
OVERZICHTSTABEL HALMVERSTEVIGING PERIODE
WEEK
WINTERGERST
April
1
-
April
2
2e stikstofgift
-
April
3
eventuele ziektebestrijding 1e - 2e knoop
2e stikstofgift + halmversteviging ( eventueel gesplitste toepassing)
April
4
-
-
Mei
1
laatste blad 3e stikstofgift in vaste vorm
-
Mei
2
halmversteviging (aarknikken)
-
Mei
3-4
-
-
Volleveldslegering : feest voor houtduiven 41
WINTERTARWE
oprichten (controle op voetziekte)
3.
Halmversteviging
3.1. Algemeen Het optreden van legering zal in eerste instantie moeten worden tegengegaan door een juiste teeltstrategie aangaande rassenkeuze, zaaidichtheid en stikstofbemesting. Daarnaast is voor hoge, oogstzekere opbrengsten de inzet van een groeiregulator onontbeerlijk. De groeiregulator werkt remmend op de lengtegroei van de stengel en bevordert de diktegroei ervan. Hierdoor wordt een korter en steviger gewas verkregen. De werking van de groeiregulator is sterk afhankelijk van de temperatuur. Voor een juiste bespuiting moet behalve met gewasstadium ook met de temperatuur rekening worden gehouden. Afhankelijk van het tijdstip van toepassing zal de interactie van de groeiregulator op de plantfysiologie verschillen (verkorting dan wel versteviging) : - een vroege toepassing zal werken op de eerste tussenknoopstukken, met meer stengelversteviging dan stengelverkorting tot gevolg ; - een latere toepassing zal vooral werken op de afstand tussen laatste blad en aar. Het verkortingseffect is groter, hetgeen de overdracht van ziekten tussen blad en aar kan bevorderen. 3.2.
Groeiregulatie in wintergerst
Doorknikken van de aar Vanaf gewashoogte van 30 cm tot verschijnen van de baarden. Niet meer toepassen van zodra aar begint te schuiven! Er zijn verschillen in rasgevoeligheid. 42
3.2.1. Ethefon (verschillende handelsbenamingen) Ethefon verkort in de toepassingsperiode het gevormde stengellid. De stengel wordt steviger waardoor het gewas minder legert. Toepassing bij het verschijnen van laatste blad tot het verschijnen van de baarden, bij voorkeur bij een temperatuur van ± 20°C en een relatieve vochtigheid hoger dan 50-60%. Het verschil tussen dag/nachttemperatuur mag niet hoger zijn dan 15°C. Dosering op basis van ethefon 480 g/l is 1-1,25 l/ha handelsproduct met max. 1 toepassing. 3.2.2. Mepiquat-chloride + ethefon (Terpal) Dosering op basis van Terpal aan 2,5 l tot 3 l per ha. Toe te passen bij het verschijnen van laatste blad tot het verschijnen van de baarden, bij voorkeur laatste blad volledig ontrold. 3.2.3. Trinexapac-ethyl (Moddus) Deze groeiregulator bevordert een verdikking en een versteviging van de stengel en helpt zo legering van het gewas te voorkomen. In omstandigheden met een verhoogd risico voor legeren, kan tijdens het oprichten van de wintergerst een behandeling uitgevoerd worden met Moddus 250 EC. Toe te passen van eerste knoop tot 2e knoop bij goed weer en open hemel. Er kunnen problemen optreden in menging met bepaalde herbiciden, lees hiervoor steeds het etiket! Mogelijkheden in tijdstip van toepassen Indien dubbele behandeling : Stadium 1ste knoop: Moddus 0,5 l gevolgd door Stadium laatste blad: Ethefon 0,5 à 0,75 l of Terpal 1,25 à 1,5 l
43
3.3.
Groeiregulatie in wintertarwe
3.3.1. Onder normale omstandigheden Op weinig legergevoelige rassen, normale gewasdichtheid en een beredeneerde stikstofbemesting blijft CCC (chloormequat) de meest aangewezen halmversteviger. CCC heeft de beste prijs/kwaliteitsverhouding, maar moet onder de juiste omstandigheden qua temperatuur en gewastoestand, worden toegepast. Het doel is de voet te verstevigen en de tussenknoopafstand te verkleinen Bij voorkeur toepassen in het stadium “oprichten” bij aaraanleg 1cm.
3.3.1.1. CCC of Cloormequat Handelsproducten zijn er op basis van 460 g/l, 720 g/l en 750 g/l. De behandeling kan uitgesteld worden tot stadium 1e-2e knoop om aan de gepaste voorwaarden te voldoen : - goede groeiomstandigheden in de dagen die volgen op de behandeling - gewas in goede staat zonder stress en temperatuur boven de 10°C. CCC
chloormequat 720 g/l
0.75 - 1.5 l
3.3.2. Onder omstandigheden met verhoogd risico Genetische legergevoeligheid, een hoge standdichtheid en een hoge stikstofbemesting zijn belangrijke risicofactoren. In deze risico-gevallen kan men overschakelen op : - gefractioneerde toediening in 1e behandeling stadium aar “1cm” - gevolgd door een 2e behandeling 10-15 dagen later 3.3.2.1. Trinexapac-ethyl (Moddus) 44
Het product dringt in de plant, vooral via het blad. De antigibberellinewerking van trinexapac remt de celstrekking en verdikt de celwanden. Deze veroorzaakt verkorting en versteviging van de planten. In granen toepassen “na het uitstoelen tot het stadium tweede knoop”. Zeker niet later behandelen dan het tweede knoopstadium. Moddus trinexapac-ethyl 250 g/l
0.4 – 0.5l
Het gewas dient droog, in volle groei en gezond te zijn. MODDUS niet toepassen bij grote temperatuurschommelingen en bij nachtvorst, noch wanneer de planten gevolgen van (droogte)stress vertonen. Het spuitvat voor de helft vullen met water, vervolgens het product toevoegen en het vat verder vullen. Vermijd te behandelen wanneer regen wordt verwacht binnen de 2 uur na de behandeling. Moddus® is mengbaar met de meeste fungiciden maar het is aan te raden om Moddus® als laatste in de spuittank toe te voegen.
Rasverschillen
45
3.3.2.2. Chloormequat + imazaquin (Meteor) Toe te passen tot 2e knoop op een gezond gewas en liefst bij een temperatuur boven de 10°C aan een dosis van 2 l/ha. Meteor
chloormequat 368 g/l + imazaquin 0.8 g/l
2l
3.3.2.3. Ethefon (verschillende handelsbenamingen) Ethefon verkort in de toepassingsperiode de afstand tussen het laatste blad en de aar, wat nadelig kan zijn bij de overdracht van ziekten tussen blad en aar. Toe te passen bij het verschijnen van laatste blad tot het verschijnen van de baarden bij voorkeur bij een temperatuur van ± 20°C en een relatieve vochtigheid hoger dan 50-60 %. Het verschil tussen dag/nachttemperatuur mag niet hoger zijn dan 15°C. Cerone Ethefon Ethecel
46
ethefon 480 g/l ethefon 660 g/l ethefon 155 g/l + chloormequat 305 g/l
1 - 1.25 l 0.35 – 0.9 l 2 – 2.5 l
OVERZICHTSTABEL ZIEKTEBESTRIJDING PERIODE
WEEK
WINTERGERST
WINTERTARWE
Oktober
1
-
Oktober
2
bladluisbestrijding volgens waarschuwingen
-
Oktober
3-4
-
bladluisbestrijding volgens waarschuwingen
-
November
1
-
-
November
2
bladluisbestrijding volgens waarschuwingen
-
April
1
oprichten (ziektecontrole)
oprichten (controle op voetziekte)
April
2
2e stikstofgift
-
April
3
eventuele ziektebestrijding 1e - 2e knoop
2e stikstofgift + halmversteviging
April
4
-
-
Mei
1
laatste blad 3e stikstofgift in vaste vorm
-
Mei
2
halmversteviging en ziektebestrijding
2e knoop (eind dicotylenbestrijding)
Mei
3
-
controle op bladziekten
Mei
4
-
3e stikstofgift in vaste vorm ziektebestrijding laatste blad
Juni
1
-
Juni
47
2
-
verschijnen van de aar aarbescherming tegen fusarium insecticide tegen bladluizen
4.
Ziektebestrijding
4.1.
Algemeen Wintergranen kunnen door een groot aantal schimmelziekten worden aangetast. De schade daarvan uit zich in lagere korrelopbrengsten, welke afhankelijk van de ziektedruk meer dan 50 % kan bedragen. Preventieve maatregelen, zoals gezond zaaizaad en 'resistente' rassen, kunnen de aantasting door ziekten beperken, maar in de praktijk zal steeds een aanvullende ziektebestrijding nodig zijn om hoge opbrengsten te bereiken. Infectie van schimmelziekten kan plaatshebben vanuit het zaaizaad, vanuit de grond of door sporen vanuit de lucht.
4.2.
Fysiologie van de ziekten in wintergerst Net als bij de tarwe worden de schimmelziekten in de gerst onderverdeeld in kiemschimmels, voetziekten en blad- en aarziekten.
4.2.1. Kiemschimmels Tot de kiemschimmels behoren o.a. stuifbrand, steenbrand en enkele fusarium-soorten (o.a. sneeuwschimmel). Deze schimmels infecteren de groeiende korrels tijdens de korrelvulling en gaan met het zaad over. Tijdens de kieming sterft de kiem van de aangetaste zaden vaak af, wat resulteert in een slechte opkomst. Door het zaaizaad te ontsmetten kunnen de kiemschimmels vrijwel volledig worden bestreden. Ontsmet zaaizaad geeft een regelmatige opkomst met krachtige kiemplanten en vormt als zodanig de basis voor een goed plantenbestand. 4.2.2. Voetziekten Voetziekten komen voor op wortels en op de stengelvoet. Het zijn meestal bodemgebonden ziekten die sterk de opbrengst kunnen drukken in een te nauw graanrotatiesysteem. 4.2.3. Bladziekten 4.2.3.1. Witziekte (Erisiphe)
48
Het wit schimmelpluis van witziekte blijft vaak onderaan het gewas hangen Bij zomer- en wintergerst veroorzaakt een vroege aantasting van witziekte een lagere plantdichtheid en de aanleg van minder korrels per aar. Latere infecties gaan vooral ten koste van het duizendkorrelgewicht. Als een aantasting van witziekte zich sterk over een perceel verspreidt dan kan de opbrengstderving oplopen tot 25 %. Bij een zware aantasting met overmatige vorming van schimmelpluis kunnen zieke bladeren voortijdig geel verkleuren. Het temperatuurbereik voor sporulatie is rond 20°C met een incubatietijd van ongeveer 66 uur. De meeste sporen kiemen bij een relatieve luchtvochtigheid van 95 %. Een hoge plantdichtheid na de uitstoeling van gerst is gunstig voor de ontwikkeling van de schimmel (microklimaat).
49
4.2.3.2. Bladvlekken (Rhynchosporium secalis)
De aantastingen van bladvlekkenziekte zijn te herkennen aan de scherp afgelijnde necrotische vlekken De schade kan zich in het groeiseizoen vooral onder invloed van overvloedige regenval uitbreiden van het vlagblad tot de aren. De eerste symptomen zijn grijs-groene, waterige, langgerekte, ovale vlekken. Later worden de vlekken grijs-geel van kleur en onregelmatig van vorm. De vlekken zijn dan omgeven door een donkere tot paarsbruine rand. De scheiding tussen gezond en aangetast weefsel blijft altijd scherp zichtbaar bij bladvlekkenziekte. Sporenproductie is mogelijk in het temperatuursbereik van 2 tot 27°C en een hoge relatieve luchtvochtigheid. Infecties vinden vooral plaats bij relatief koele temperaturen (10-20°C), na lange bladnatperioden en bij een lage lichtintensiteit. De eerste symptomen na een geslaagde infectie zijn bij gevoelige rassen onder gunstige omstandigheden al na 8 dagen zichtbaar. Bij lagere temperaturen kan de incubatietijd oplopen tot 4 weken. De inzet van fungiciden wordt geadviseerd vanaf groeistadium 31-32 wanneer de eerste symptomen waarneembaar zijn. Het beste bestrijdingstijdstip is kort voor of kort na een regenbui, op het moment dat een sterke uitbreiding van de aantasting te verwachten is.
50
4.2.3.3. Netvlekken (Helminthosporium)
Netvlekken volgen de nervatuur van het blad Het net-type en het vlekken-type van de netvlekkenziekte kunnen samen maar ook afzonderlijk in een perceel gerst voorkomen. Omgeven door vergelijkbare verschijnselen zijn de gestreepte, rechthoekige tot puntvormige of ovale, licht- tot donkerbruine necrosevlekken die veroorzaakt worden door het vlekkentype. Als de aantasting zich uitbreidt, lopen vlekken en netstructuren in elkaar over en uiteindelijk zal dat leiden tot het voortijdig afsterven van de bladeren. Omstandigheden die de sporulatie bevorderen zijn warm en vochtig weer, en een relatieve luchtvochtigheid van minimaal 95 procent. De verspreiding van sporen in een gewas gebeurt hoofdzakelijk door luchtturbulentie op een moment dat de luchtvochtigheid (RV) relatief laag is. Voor een geslaagde infectie is echter opnieuw een hoge relatieve luchtvochtigheid over een langere periode noodzakelijk. Onder gunstige omstandigheden (20 °C en een RV van 100 %) bedraagt de incubatietijd slechts 5 dagen. Nadat de eerste symptomen van de netvlekkenziekte zichtbaar worden, kunnen de ziekteverschijnselen zich snel verder ontwikkelen bij een hoge RV en temperaturen van 12 tot 15°C. Een gerichte bestrijding van de netvlekkenziekte kan al nodig zijn vanaf stadium 32 maar meestal volstaat het de bescherming met fungiciden uit te voeren vanaf stadium 37-39. Deze schimmel is curatief niet gemakkelijk te bestrijden. 4.2.3.4. Strepenziekte (Pyrenophora graminea) 51
In de lengterichting van het blad ontstaan ononderbroken geel-bruine strepen, die in een later stadium gaan rafelen en scheuren. De ziekte verspreidt zich via het zaaizaad. De wind verspreidt de schimmelsporen van het blad naar de aar. Koele vochtige omstandigheden zijn gunstig voor deze schimmel.
4.2.3.5. Dwergroest (Puccinia hordei)
Vooral tijdens warme en droge groeiseizoenen kan dwergroest vaak voorkomen. Omdat zomergerst meestal onder warmere omstandigheden groeit, is de kans op aantastingen door deze schimmel groter dan bij wintergerst. Een zware aantasting gaat ten koste van het duizendkorrelgewicht, wat kan leiden tot een reductie van 30 %, en ten koste van het aantal korrels per aar. Dwergroest heeft een zeer negatieve invloed op de brouwkwaliteit. De schimmel is vanwege de karakteristieke sporendragers met uredosporen met het blote oog goed te herkennen. De kleine puisten van dwergroest bevinden zich hoofdzakelijk op de onderkant van bladeren die al vergeeld zijn. Aan de onderkant van het blad zorgt Puccinia hordei voor zogenaamde groene eilanden. Op deze groene bladdelen kan de obligate parasiet voldoende voeding vinden om zo lang mogelijk in leven te blijven. De ongeslachtelijk gevormde uredosporen worden door de wind verspreid en zijn vaak verantwoordelijk voor een epidemische uitbraak van dwergroest. 52
Een ernstige aantasting van dwergroest doet zich meestal pas voor vanaf eind juni. Dan kan de schimmel zich onder ideale omstandigheden ineens explosief ontwikkelen. Bestrijding met fungiciden. Bij gemiddelde temperaturen van 15 °C, overdag en ‘s nachts samen, kan dwergroest zich zeer snel ontwikkelen. Vanaf het ogenblik dat één derde van de bladeren symptomen van aantasting vertoont, moet direct worden ingegrepen. 4.2.3.6. Physiological Leafspot PLS (luipaard, zonnebrand) Deze fysiologische chocoladebruine vlekken komen de laatste jaren meer en meer voor. De oorsprong is niet gemakkelijk te achterhalen. Vaak is het een samenspel van Ramularia-schimmel en zonnebrand. De vlekken treden meestal op naar het einde van het groeiseizoen toe. De ervaring van de laatste jaren heeft ons geleerd dat beide ziekten het best bestreden worden door een bespuiting op het voorlaatste tot het laatste blad (stadium 37-39). Bij wintergerst zijn de donkerbruine bladvlekken rond tot langwerpig met een doorsnede van 1 tot 3 mm. Deze vlekken liggen hoofdzakelijk geconcentreerd rond het midden van het blad. Omdat op deze vlekken geen sporen van schimmels te vinden zijn, wordt gesproken van niet-parasitaire bladvlekken of fysiologische bladvlekken. De internationale benaming is Physiological Leaf Spot (PLS). De symptomen ontstaan aanvankelijk vooral op de onderste bladetages, maar breiden zich later ook uit in de richting van het vlagblad. Bij een aantasting door PLS sterven de bladeren ongeveer drie weken eerder dan normaal af. Er blijkt een uitgesproken rasgevoeligheid te bestaan. Bij de gevoelige rassen zorgt een opeenstapeling van stressfactoren voor oxidatieve stress in de planten. Hierdoor sterven cellen af en dat uit zich in de vorm van bladvlekken. Voorbeelden van externe stressfactoren zijn lichtstress, droogte, voedingsproblemen, pathogenen en schadelijke stoffen in de lucht. Een sterke groei en een intensieve fotosynthese kunnen de invloed van deze factoren versterken. Zichtbaar licht, ofwel licht dat gebruikt wordt door planten voor fotosynthese, is een wezenlijk onderdeel van het stresscomplex voor de plant.
53
Luipaardvlekken komen de laatste jaren meer en meer voor 4.2.4. Aarziekten 4.2.4.1. Gerstestuifbrand (Ustilago nuda) De sporen van deze schimmel worden via de wind verspreid, komen op andere aren terecht en infecteren daar het zaad. De aangetaste aren worden zwart van de schimmelsporen en worden vervolgens kaal. Aan de geïnfecteerde korrels is niets te zien. Over de jaren heen gaat de verspreiding van stuifbrand over via het zaad. Zaadontsmetting kan deze verspreiding tegengaan.
54
4.2.4.2. Strepenziekte (Pyrenophora graminea) De wind zorgt voor de verspreiding van de schimmelsporen van het blad naar de aar. Soms komen de aren helemaal niet uit, soms groeien ze krom. De korrelzetting is heel slecht. Er kunnen aarvergroeiingen optreden waarbij de kafnaalden in de schede blijven vastzitten.
4.3.
Fysiologie van de ziekten in wintertarwe Net als bij de gerst worden schimmelziekten bij de tarwe onderverdeeld in kiemschimmels, voetziekten en blad- en aarziekten.
4.3.1. Kiemschimmels Tot de kiemschimmels behoren o.a. stuifbrand, steenbrand en enige fusariumsoorten (o.a. sneeuwschimmel). Deze schimmels infecteren de groeiende korrels tijdens de korrelvulling en gaan met het zaad over. Tijdens de kieming sterft de kiem van de aangetaste zaden vaak af, wat resulteert in een slechte opkomst. Door het zaaizaad te ontsmetten kunnen de kiemschimmels vrijwel volledig worden bestreden. Ontsmet zaaizaad geeft een goede opkomst met krachtige kiemplanten en vormt als zodanig de basis voor een goed plantenbestand. 55
4.3.2. Voetziekten De tarwehalmdoder tast de stengelvoet en met name de wortels aan. De bruinverkleuring door tarwehalmdoder onderscheidt zich van vergelijkbare verschijnselen die worden veroorzaakt door andere schimmels, door de plek van de aantasting aan de stengelvoet en het wortelgestel. Daarnaast is bij een zware aantasting een duidelijke zwartverkleuring van geparasiteerde plantendelen zeer kenmerkend voor Gaeumannomyces graminis. Bij tarwehalmdoder staan de witte aren veelal in haarden bij elkaar. De oogvlekkenziekte komt op de stengelvoet voor als een ovale vlek met een lichtbruine onscherpe rand en een geelwit centrum. De vlek lijkt op een oog. Een bestrijding wordt zinvol geacht, als bij het begin van de stengelstrekking 15 à 20 % van de stengels zijn aangetast. De witte aren als gevolg van oogvlekkenziekte zijn gelijkmatig verdeeld over een perceel.
De scherpe-oogvlekkenziekte wordt vooral aangetroffen op lichtere gronden. De vlekken kenmerken zich door een scherp begrensde donkere rand en een wit centrum. Vaak is er meer dan één vlek per 56
stengel aanwezig, welke tot 30 cm boven de grond voorkomen. Fusarium-voetziekten laten op de stengelvoet en het onderste stengellid vaak donkerbruine strepen en vlekken zien, die later geheel kunnen verbruinen. 4.3.3. Bladziekten Bladziekten: hiertoe worden een groot aantal schimmels gerekend, welke voor de bloei de bladeren en stengels aantasten. Al vroeg in het voorjaar kunnen meeldauw en bladvlekkenziekte of bladseptoria voorkomen. Tijdens de fasen van stengelstrekking en aarschuiven kan tarwe door gele roest, bruine roest, kafjesbruin worden aangetast. De laatste jaren wordt steeds vaker ook de gele bladvlekkenziekte op tarwe aangetroffen. Het voorkomen van elk deze schimmels is sterk afhankelijk van weersomstandigheden (vocht, temperatuur) en de structuur van het gewas. 4.3.3.1.Witziekte (Erisiphe graminis) Meeldauw toont zich bij een jonge aantasting als puistjes met witgrijs schimmelweefsel op bladeren en bladscheden. Later verkleurt dit bruinachtig en in het schimmelweefsel ontstaan kleine, zwarte bolvormige vruchtlichamen. De sporen kunnen met de wind over grote afstand worden verspreid. Meeldauw wordt het meest aangetroffen in haarden, gekenmerkt door een hoge plantdichtheid en/of een zware gewasstand. Meeldauw kan zich vooral snel uitbreiden in perioden met warm en droog weer. Later kan ook de aar aangetast worden. Meeldauw kan de korrelopbrengst van tarwe aanzienlijke omlaag halen.
Wit schimmelpluis van meeldauw zit vooral onderaan het gewas 57
4.3.3.2. Bladziekte (Septoria tritici)
Bladseptoria is te herkennen aan de zwarte pycnidiën(stipjes) in het aangetaste bladweefsel Bladseptoria komt uitsluitend voor op tarwe en kan vaak al in de winter op bladeren worden aangetroffen. Op jonge planten ontstaan ronde tot ovale vlekken met lichtgroen weefsel, waarbinnen vruchtlichamen als zwarte puntjes (pycnidiën) zichtbaar worden. De ziekte kan zich over het gehele blad verspreiden. Bij vochtig weer komen de sporen uit de pycniden vrij. Tijdens de strekkingsfase wordt bladseptoria door spattende regendruppels van onder naar boven in de plant verspreid. De vlekken zijn dan meer langgerekt en grijs en bezet met zwarte pycniden. De aantasting blijft vaak beperkt tot de bladeren; stengels worden weinig en aren vrijwel nooit aangetast. Alhoewel bladseptoria vrijwel steeds in het jonge gewas aanwezig is, is uitbreiding tijdens de strekkingsfase sterk afhankelijk van weersomstandigheden. Bij droog weer vinden nauwelijks infecties plaats, in natte weersperioden kunnen zware aantastingen ontstaan. De meeste schade wordt dan ook aangericht in koele, natte groeiseizoenen. Alle rassen worden, in meer of mindere mate, door bladseptoria aangetast.
58
4.3.3.3. Gele roest (Puccinia striiformis)
Haarden van gele roest kunnen zich razendsnel over het veld verspreiden Gele roest wordt meestal waargenomen tijdens de strekkingsfase. Op het blad ontstaat eerst een lichtgroene vlek, waarbinnen zich snel sporenhoopjes met gele tot oranje gekleurde sporen ontwikkelen. De ziekte breidt zich tussen de bladnerven in de lengterichting uit, waardoor de karakteristieke rijen met sporenhoopjes ontstaan. De ziekte komt vooral op de bladeren voor, maar ook stengels en aren worden bij een zware ziektedruk aangetast. Na infectie ontwikkelt de schimmel zich eerst in de aangetaste plant en in de directe omgeving waardoor in het veld haarden van gele roest ontstaan. De verspreiding van sporen, over kleine zowel als grote afstanden, vindt voornamelijk door de wind plaats. De ziekte ontwikkelt zich vooral bij matige temperaturen (10 à 20°C). Hoge temperaturen (>30°C) worden slecht verdragen. Aangetaste bladeren verliezen hun fotosynthetische activiteit en sterven vervroegd af zodat grote opbrengstverliezen kunnen optreden. Gele roest is fysiospecifiek, d.w.z. sterk rasgebonden.
59
4.3.3.4. Bruine roest (Puccinia recondita)
Gevoeligheid voor bruine roest Bruine roest is een ziekte, die vaak wat later in het groeiseizoen optreedt. Op bladeren en bladscheden ontstaan ronde, bruine sporenhoopjes in een lichtgroene hof. De sporenhoopjes liggen vaak verspreid over het blad. De aantasting is meestal verspreid over het perceel, maar haarden komen voor. Sporen worden met de wind verspreid, ook over grote afstanden. Hoge temperaturen (20 à 30°C) zijn gunstig en kunnen een explosieve uitbreiding van bruine roest geven. Door rassenkeuze en inzet van fungiciden kan schade door bruine roest worden tegengegaan. 4.3.3.5. Kafjesbruin (Lepthosphaeria nodorum) Kafjesbruin kan bladeren en aren aantasten. Bij aantasting van het blad wordt deze ziekte vaak als bladvlekkenziekte aangeduid. Op het blad groeien donkerbruine puntjes uit tot vlekken met een bleek, okerachtig centrum. De vlekken groeien uit, vloeien samen en doen het blad afsterven. In de vlekken ontwikkelen zich de vruchtlichamen of pycnidïen, die echter met het blote oog moeilijk te zien zijn. Verwarring met andere ziekten (bladseptoria en gele bladvlekkenziekte) kan gemakkelijk voorkomen. De ziekte kan ook in langgerekte bruine vlekken op de stengel voorkomen. Bij zware aantasting verschrompelen de knopen en de halmen kunnen op deze plaats breken. De ziekte is door rassenkeuze niet afdoende tegen te gaan.
4.3.4. Aarziekten 60
Ziekten, die uitsluitend op de aar voorkomen zijn de rode kafschimmel of kafjesrood (Fusarium culmorum en Fusarium graminearum) en in mindere mate moederkoren (Claviceps purpureum). Verder komen diverse schimmels voor die geen schade doen en algemeen worden aangeduid met 'zwartschimmels'. In de aar worden meeldauw en gele roest aangetroffen op de kelk- en kroonblaadjes van de pakjes. Meeldauw zit vooral aan de buitenkant, gele roest vooral aan de binnenkant. Beide schimmels penetreren niet in de korrel. Dit laatste is wel het geval met kafjesbruin en de sneeuwschimmel. 4.3.4.1. Rode kafschimmel of aarfusarium (Fusarium sp., Microdochium nivale)
Bij aarfusarium gaat soms de totale aar verloren De rode kafschimmel of aarfusarium infecteert de pakjes, die afzonderlijk of in groepjes vroegtijdig verbleken terwijl de rest van de aar groen blijft. De aangetaste pakjes verkleuren op de duur rose tot oranjeachtig. De spil van een aangetast pakje wordt eveneens aangetast en verkleurt donker. Bij tarwe wordt soms de centrale aarspil aangetast; het gedeelte van de aar dat er boven zit verbleekt dan. Bij aantasting door de rode kafschimmel worden de korrels slecht gevuld. Aangetaste aren blijven vaak rechtop staan, terwijl de gezonde aren gaan buigen. Vooral bij vochtig weer tijdens bloei en rijping kan een zware besmetting ontstaan. Men kan de infectie beperken door een goede zaaizaadontsmetting. 4.3.4.2. Moederkoren (Claviceps purpureum)
61
Moederkoren bevat alkaloïden die miskraam kunnen veroorzaken Moederkoren komt hoofdzakelijk bij rogge voor. Tarwe wordt meestal niet of in zeer geringe mate aangetast. De infectie heeft plaats via de bloemetjes en de geïnfecteerde vruchtbeginsels groeien uit tot opvallende, gekromde, paarse tot donkerbruine sclerotiën die uit de aar steken. Het verwijderen van sclerotiën uit het zaaizaad kan gewasaantasting in belangrijke mate voorkomen. Overigens is in tarwe de schade te gering om te bestrijden. 4.3.4.3. Zwartschimmels Zwartschimmels zijn zwakteparasieten, die zich op dode of afstervende plantedelen ontwikkelen. Vaak zijn het volgparasieten na een aantasting van voetziekten, meeldauw en andere blad- en aarziekten. De aren krijgen daardoor een enigszins zwarte kleur. Vochtig weer en hoge temperaturen (ca. 25 °C) zijn gunstig voor zwartschimmels. Een bestrijding is niet zinvol. 4.4.
Strategie in ziektebestrijding In wintertarwe en wintergerst zijn diverse fungiciden toegelaten, die één of meerdere ziekten kunnen bestrijden. Het assortiment aan chemische middelen verandert voortdurend. Actuele informatie over gewasbeschermingsmiddelen wordt samengebracht op de website: http://www.fytoweb.fgov.be Deze website geeft toegang tot de databank van de erkenningen van gewasbeschermingsmiddelen. Ze kunnen bij de ziektebestrijding helpen de juiste keuze te maken uit het brede aanbod van erkende middelen in België.
62
4.4.1. Wintergerst praktijkschema’s
4.4.1.1. 1° tot 2° knoop In een vroeg stadium, namelijk van eerste tot tweede knoop (stadium 31-32), kunnen witziekte en bladvlekkenziekte voorkomen en dan kan een vroege behandeling nodig zijn. Dat is echter niet elk jaar het geval. Een gepaste opvolging van de velden is daarom meer dan noodzakelijk. Wat zich wel elk jaar opnieuw bij wintergerst manifesteert, is de klassieke netvlekkenziekte. 4.4.1.2. voor stadium ‘laatste blad volledig ontrold’ Indien blad- of netvlekken Amistar e.a.
Amistar Opti of Olympus (chloortalonil of Bravo) Amistar Xtra of Priori Extra (cyproconazool of Caddy) Bravo chloortalonil Caddy cyproconazool Bravo Xtra chloortalonil + cyproconazool Stereo propiconazool + cyprodinil Punch, Capitan, Sportak, … (carbendazim, prochloraz) Opus (Team), … epoxyconazool Input Pro (Set) Peprothioconazool Indien meeldauw Corbel Mildin Fortress Impulse Flexity Nissodium 63
fenpropimorf fenpropidin quinoxyfen spiroxamine metrafenone cyflufenamide
Input Pro Set Opus Team
prothioconazool + spiroxamine epoxyconazool + fenpropimorf
4.4.1.3. tijdens stadium ‘laatste blad volledig ontrold’ Een polyvalente preventieve behandeling in dit stadium is aangewezen. Hier zijn de strobilurines, steeds in combinatie met een triazool, de sterkste keuze. kresoxim-methyl
Allegro 1 l/ha (kresoxim-methyl 125 g + epoxiconazol 125 g/l)
azoxystrobine
Amistar 0,8 l/ha (azoxystrobine 250 g/l) *
trifloxystrobine
Twist 125 DC 1,5 l/ha (trifloxystrobine 125 g/l) *
pyraclostrobine
Comet 1 l/ha (pyraclostrobine 250g/l) * Opera 1,5 l/ha (pyraclostrobine 133 g/l + epoxiconazol 50 g/l)
picoxystrobine
Acanto 0,8 l/ha (picoxystrobine 250 g/l) *
fluoxastrobine
Fandango 1.5l/ha (fluoxastrobine 100g/l + prothioconazool 100g/l)
hier dient een triazool toegevoegd te worden!!
Enkele doseringen in het toepassingstijdstip laatste blad tot verschijnen baarden Opera 1.5 l Fandango 1.25 l Amistar 0.8 l+ Stereo 1 l Olympus 2 l + Stereo 1 l Acanto 0.8 l + Opus 0.8 l Venture 1.5 l Venture 1l + Opera 0.5 l Enkele doseringen in dubbele de toepassing 2e knoop en verschijnen baarden Stereo 2 l // Stereo 2 l // Diamant 1 l // Stereo 1 l //
64
Amistar 0.8 l + Stereo 1 l Fandango 1.25 l Venture 1 l Fandango 1.25 l
4.4.1.4. productenlijst wintergerst Handelsproduct Acanto picoxystrobine Allegro epoxyconazol + kresoxym-methyl Amistar azoxystrobine Amistar Opti azoxystrobine + chloortalonil Amistar Xtra azoxystrobine + cyproconazol Bravo chloortalonil Bumper P propiconazool + prochloraz Capitan 25 EW flusilazol Caramba 60 SL metconazol Corbel fenpropimorf Comet pyraclostrobine Corbel fenpropimorf
Dosis 1
Stadium Voet Wit Blad Net Dwerg ziekte ziekte vlekken vlekken roest 32-39 ja ja ja ja
1
31-39
-
ja
ja
1
32-39
-
ja
ja
2.5
32-39
-
-
ja
ja
ja
1
32-39
-
(ja)
ja
ja
ja
2
32-39
-
-
ja
ja
ja
ja
(ja)
ja
ja
ja
1-1.25 31-37-59
ja
31-39
-
ja
ja
ja
ja
1
31-39
-
-
ja
ja
ja
0,75-1
31-39
-
-
-
-
-
1
32-39
-
(ja)
ja
ja
ja
0.75-1
32-39
-
ja
-
-
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
31-39
-
30-32 31-49
ja
1-1,5
31-45
-
65
ja
0.7
1,75 Diamant pyraclostrobine + epoxyconazol + fenpropimorf 1,25 Fandango prothioconazol + fluoxastrobine Horizon tebuconazol
ja
Handelsproduct
Dosis Stadium Voet Wit Blad Net Dwerg ziekte ziekte vlekken vlekken roest
Input Pro prothioconazol
0.8
30-32 31-49
ja
ja
ja
ja
ja
Impact R carbendazim + flutriafol
1.25
31-59
ja
ja
ja
-
ja
1
31-39
ja
-
ja
ja
-
Mentor fenpropimorf + kresoxym-methyl
0.7
31-39
-
ja
ja
-
ja
Nissodium cyflufenamid
0,5
31-59
-
ja
-
-
-
Opera pyraclostrobine + epoxyconazol
1.5
31-39
-
ja
ja
ja
ja
1.5 1-1,5
31
ja
ja
ja
ja
-
Opus Team epoxyconazol + fenpropimorf
1.5
31-59
-
ja
ja
-
ja
Punch SE carbendazim + flusiazool
0.7
31-”9
-
(ja)
ja
ja
ja
Stereo cyprodinil + propiconazol
2
39
-
(ja)
ja
ja
(ja)
0,5
31-39
-
ja
-
-
ja
0,375
31-37
-
ja
ja
1.5
31-39
-
-
ja
Sportak prochloraz
Opus epoxyconazol
Tilt propiconazol Twist 500 DC trifloxystrobine Venture boscalid + epoxyconazol
ja ja
ja
Verschillende fungiciden blijken in de praktijk een extra verkortend effect te hebben op het gewas !
66
4.4.2. Wintertarwe praktijkschema’s
Uit jarenlange ervaring blijkt dat ziektebestrijding een doorslaggevende factor is om maximaal economisch rendement uit de tarweteelt te halen. Omdat bij deze teelt een aantal productiefactoren bijna als vaste kosten kunnen worden beschouwd (de kostprijs van zaaizaad, het oogsten, enz.) en omdat de meeropbrengst van de tarweteelt heel sterk wordt beïnvloed door het gebruik van fungiciden, is het van cruciaal belang om beredeneerd om te gaan met fungiciden. De noodzaak aan fungicidetoepassingen wordt sterk bepaald door: rasgevoeligheid weersomstandigheden voorvrucht teeltwijze (grondbewerking, bemesting, zaaitijdstip, enz.) In België zijn soms 2 bespuitingen nodig om het complexe geheel van graanziekten onder controle te houden. Het juiste tijdstip van behandelen (in functie van ziektedruk, weersomstandigheden, gewasontwikkeling) en de keuze van de gepaste producten en hun dosis zijn de belangrijkste criteria voor een optimale opbrengst. Oogvlekkenziekte > bestrijding mogelijk (vanaf +20%) Eén ovale vlek met lichtbruine onscherpe rand Halm knikt op deze plaats > legering!!
Punch SE Impact R Sportak 67
125 g/l carbendazim + 250 g/l fluzilazool 200 g/l carbendazim + 94 g/l flutriafol 450 g/l prochloraz
Stereo Opus Input Pro Venture Flexity
500 g/l 125 g/l 250g/l 400 g/l 150g/l
cyprodinil + 125g/l propiconazol epoxiconazol prothioconazol epoxiconazol + 300g/l boscalid metrafenone
4.4.2.1. stadium De eerste ziektebehandeling is gericht op voetziekten, witziekte en vooral septoria. In sommige jaren kan ook gele roest vroeg optreden. Vooral septoria komt in deze streken het vaakst voor en moet degelijk worden bestreden. Deze eerste ziektebestrijding wordt het best uitgevoerd tussen half april en half mei, dat wil zeggen tussen het stadium 32 (tweede knoop) en het stadium 37-39 (voorlaatste - laatste blad). De tweede behandeling is voornamelijk gericht op septoria, bruine roest en aarfusarium. Om septoria te bestrijden, kiest men het best voor een product dat ook curatieve eigenschappen bezit, aangezien de latente infectieperiode niet precies gekend is. Bruine roest is de laatste jaren prominent aanwezig en kan zeer explosief optreden. Gemiddeld voorziet men deze bespuiting het best rond eind mei, begin juni, dat wil zeggen rond het stadium 55 (50 % aren uit) en het stadium 59 (alle aren uit). Voor deze tweede bespuiting wordt algemeen een breedwerkend middel aangeraden. Verder zijn nog enkele basisregels te respecteren : Het interval tussen de 2 behandelingen mag nooit meer dan 4 weken bedragen. Als antiresistentie strategie is het altijd aangeraden om 2 actieve stoffen met een verschillend werkingsspectrum te gebruiken en geen enkelvoudige actieve stoffen apart in te zetten. Gebruik steeds een voldoende hoge dosis om een efficiënte werking te garanderen.
68
4.4.2.2. productenlijst wintertarwe Handelsproduct Dosis Stadium. Voet- Wit- Gele ziekte ziekte roest 1 32-59 Ja Ja Acanto picoxystrobine
Blad- Bruine Aarziekte roest ziekte Ja Ja Ja
Fusarium bufferzone (m) 5
1 Allegro epoxy + kresoxym-methyl 0.5 Alto extra cyproconazol + propiconazol 1 Amistar azoxystrobine
31-3759
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
2
31-59
-
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
-
-
32-59
-
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
-
5
Amistar Opti azoxystrobine + chloortalonil Amistar Extra azoxystrobine + cyproconazol Bravo chloortalonil
2.5
32-59
-
-
Ja
Ja
Ja
Ja
-
-
1
32-59
-
(ja)
Ja
(ja)
Ja
(ja)
-
2
2
32-59
-
-
Ja
Ja
Ja
Ja
-
-
Bravo Extra chloortalonil + cyproconazol Caddy 240 EC cyproconazol
2
32-59
-
(ja)
Ja
Ja
Ja
Ja
-
20
0.30.4
31-59
Ja
(ja)
Ja
(ja)
Ja
(ja)
-
-
Caramba 60 SL metconazol
1
37-5965
-
-
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
10
Comet pyraclostrobine
1
31-59
-
-
Ja
Ja
Ja
(ja)
-
5
Corbel fenpropimorf
0.75- 31-371 58
-
Ja
Ja
-
Ja
-
-
-
Diamant fenpropim. + epoxyconazol + pyraclostrobine Eminent tetraconazol
1.75
31-59
-
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
-
1
31-59
-
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
-
-
31-3259-65
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
20/50
1.5 Fandango prothioconazol + fluoxastrobine 69
Handelsproduct Dosis Stadium. Voet- Wit- Gele ziekte ziekte roest
Blad- Bruine ziekte roest
Aar- Fusarium bufferzone (m) ziekte
2.3
31-3958
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
-
-
0.5
31-3259
Ja
Ja
-
-
-
-
-
-
1
31-59
-
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
-
Input Pro prothioconazol
0.8
31-3265
Ja
Ja
Ja
Ja
-
Ja
Ja
5
Mentor fenpropimorf + kresoxym-m Mirage prochloraz
0.7
37-59
-
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
-
-
1
31-3959
Ja
-
-
-
-
Ja
-
-
32-59
-
-
Ja
Ja
Ja
Ja
-
-
31-3950-59
-
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
5
31-59
Ja
(ja)
Ja
Ja
Ja
-
-
5
31-59
-
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
-
-
32-59
-
(ja)
Ja
(ja)
Ja
(ja)
-
2
32-5965
-
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
5
31-59
Ja
(ja)
Ja
-
Ja
Ja
Ja
10
31-59
-
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
-
20
31-3959
Ja
-
-
Ja
-
Ja
-
5
Flamenco Plus fluquinconazol + prochloraz Flexity metrafenone Horizon tebuconazool
2.5 Olympus azoxystrobine + chloortalonil 1.5 Opera pyraclostrobine + epoxyconazol 1-1.5 Opus epoxyconazol 1.5 Opus Team epoxyconazol + fenpropimorf 1 Priori Extra azoxystrobine + cyproconazol 1 Prosaro prothioconazol + tebuconazol 0.7 Punch SE carbendazim + flusiazool 1 Sphere DC trifloxystrobine + cyproconazol 1 Sportak EW prochloraz + propiconazol 70
Stereo cyprodinil + propiconazol Swing Gold dimoxystrobine + epoxyconazol Twist 125 DC trifloxystrobine Venture boscalid + epoxyconzol
2
31-37
Ja
Ja
(ja)
(ja)
(ja)
(ja)
-
-
1.5
59-65
-
-
-
Ja
Ja
-
Ja
10
1.5
31-59
-
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
-
20
1.5
31-59
Ja
-
Ja
Ja
Ja
Ja
-
5
Verschillende fungiciden blijken in de praktijk een remmend (verkortend) effect te hebben op het gewas !
71
ZIEKTEKENMERKEN IN GERST
Witziekte
Rhynchosporiose
Helminthosporiose
Dwergroest
ZIEKTEKENMERKEN IN TARWE Voetziekten
Scherpe oogvlekken
Oogvlekken
Fusarium
Tarwehalmdoder
Bladziekten
Gele roest
Witziekte
Bruine roest
Septoria tritici
DTR
Aarziekten
Fusarium roseum 72
Gefusarieerde graankorrels
Microdochium nivale
Septoria nodorum
PLAAGBESTRIJDING
Bladluiskolonie op wintertarwe
73
5.
Plaagbestrijding
5.1.
Algemeen Wintertarwe is een waardplant voor meerdere organismen. Niet enkel insecten, maar ook gewervelde dieren zoals muizen, hazen, ganzen e.a. vogels, alsook slakken gebruiken tarwe als voedselgewas en kunnen daarbij aanzienlijke schade aanrichten.
5.2.
Gewervelden
5.2.1. Knaagdieren Veldmuizen zijn verlekkerd op de pas uitgezaaide tarwekorrels. Ook na het verschijnen van de coleoptiel worden planten door de muizen losgetrokken om het opgezwollen zaad te bemachtigen. Veldmuizen vreten de plantjes weg, van jonge graanplanten tot rijpe aren. Vooral op lichte en doorlaatbare gronden na een droge herfst en voorjaar. 5.2.2. Vogels Vanaf de inzaai wordt ook door vogels zoals fazanten en duiven ijverig naar de uitgezaaide tarwekorrels gespeurd. Vooral na het te voorschijn komen van de coleoptiel worden planten door genoemde dieren en vogels losgetrokken om het opgezwollen zaad te bemachtigen. Gewoonlijk kan het gewas deze schade gemakkelijk compenseren. Percelen die op een afwijkend tijdstip worden gezaaid, hebben een verhoogde kans op schade. Later in de herfst zijn het met name hazen en konijnen die de bovengrondse bladmassa afgrazen. Omdat de groeipunt intact blijft kan de plant zich hiervan meestal goed herstellen. Anders ligt het ten aanzien van grote vogels als eenden, ganzen en zwanen. Niet alleen worden de planten veelal volledig uit de grond getrokken, onder natte omstandigheden wordt de grond vertrapt, verdicht en verslempt, wat problemen met luchtvoorziening in de bodem geeft. Vooral vertrapping kan pleksgewijs leiden tot aanzienlijke plantverliezen. Bovendien verloopt de ontwikkeling van de overgebleven planten gebrekkig als gevolg van de slechte bodemstructuur waardoor de korrelopbrengst zal achterblijven.
74
Houtduiven hebben een duidelijke voorkeur voor gelegerde percelen Naar de oogst toe zijn houtduiven zeer bedreven in het dedecteren van gelegerde percelen. Een gevallen graangewas biedt aan de duif een stabiele landingsplaats, van waaruit ze het gewas kan beginnen aanpikken. Op deze gelegerde plekken valt voor de boer nadien vaak geen korrel meer te oogsten. 5.3.
Ongewervelden
5.3.1. Slakken Bij hoge bodemvochtigheid worden gezwollen graantjes en kiemplanten aangetast. Later worden jonge bladeren en planten aangevreten. Op de bodem vindt men slijmsporen, de slak verschuilt zich overdag onder aardkluiten. Van zodra het regent komen deze weekdieren tevoorschijn. Bestrijding: Mesurol lokaas. 5.3.2. Insekten In wintertarwe komen meerdere insecten voor die in uiteenlopende omvang schade veroorzaken. Zo treden bladluizen en graanhaantjes vrijwel jaarlijks op. 5.3.2.1. Graanhaantje De larve van dit glanzend blauw kevertje vreet langwerpige gangen tussen de bladnerven en laten de opperhuid aan de onderzijde staan. De larven zijn geel en bedekt met een kleverige zwarte massa (uitwerpselen). Dit kleefkapsel beschermt hen uitstekend tegen insecticiden. 75
Deze parasieten verschijnen in de maand mei. Meestal beperkt de schade zich tot de vlekken die dit kleefkapsel achterlaat op de kledij van de graanveldbezoeker.
Blauw metallisch graanhaantje 5.3.2.2. Tarwegalmug Tarwestengelgalmug : Deze mug vliegt vanaf mei tot juni en legt oranjekleurige eitjes op de bladeren. Een week later ontluiken de larven en nestelen zich in de bladschede. Schade door slechte stengelstrekking, stengelbreuk en een slechte korrelvulling. Tarwegalmuggen : - Gele tarwegalmug : ei-afzetting gebeurt tijdens de bloei in tarwe en tast het vruchtbeginsel aan zodat er géén zaad wordt gevormd. - Oranje tarwegalmug tast de vormende korrel aan zodat deze verschrompelen en geïnfecteerd worden door schimmels.
76
Eieren van de tarwestengelgalmug
Larven van de tarwestengelgalmug en gallen op de stengel van wintertarwe 5.3.2.3. Bladluizen
Bij wintertarwe zijn drie bladluissoorten van belang 77
De grote graanluis (Sitobion avenae) migreert na de bloei naar de aar
De roos-grasluis (Metopolophium dirhodum) zit vrijwel uitsluitend op het blad
De vogelkersluis (Rhopalosiphum padi) Alle drie bladluissoorten zuigen aan de plant. De bladluizen scheiden honigdauw uit, welke als een glimmende en kleverige massa achterblijft en waarop zich zwartschimmels ontwikkelen. Aangeprikte bladeren vertonen door het zuigen gele plekken en sterven versneld af. Daardoor vermindert de fotosynthese, wat opbrengstverliezen tot gevolg heeft. Vooral in gewasbestanden met een hoge opbrengstpotentie (> 10 ton/ha) kan veel schade optreden. Door bladluizen kan schade worden aangericht tot aan het eind van de melkrijpe fase. Nadien is deze meestal van weinig betekenis meer. Bij wintertarwe bestaat al heel lang het advies om tot bestrijding van bladluizen over te gaan als vóór en tijdens de bloei 30 %, en na de bloei 70 % van de halmen bezet is.
78
In een tarwegewas zijn doorgaans ook een groot aantal natuurlijke vijanden van de schadelijke insecten aanwezig, zoals het lieveheersbeestje, sluipwespen en gaasvliegen. Deze natuurlijke vijanden niet jammer genoeg niet in staat om een sterke uitbreiding van een schadelijke plaag tegen te houden.
lieveheersbeestje
sluipwespen
gaasvliegen
5.4.
Virusziekten In herfst en vroege voorjaar kunnen bladluizen het gerstvergelingsvirus overbrengen. Om verspreiding van deze ziekte over het perceel tegen te gaan, kan een bestrijding (in het voorjaar) nodig zijn. De grote graanluis en de vogelkersluis zijn overdragers van het “dwergvergelingsvirus”.
79
In de herfst vergelen de bladeren, in de lente krijgen we een uitgesproken dwerggroei van de gerstplant.
Dwerggroei door aantasting van het gerstevergelingsvirus Bij wintertarwe wordt alleen het gerstevergelingsvirus als schadelijk voor de korrelopbrengst gezien. Dit virus wordt in de herfst door besmette bladluizen overgebracht. De besmetting blijft in de herfst beperkt tot de geïnfecteerde planten, omdat de ingevlogen bladluizen en hun nakomelingen zich niet of nauwelijks naar andere planten verspreiden. Pas bij stijgende temperaturen in het voorjaar verspreiden de bladluizen zich en besmetten de omringende planten. Zo ontstaan de haarden, welke later als gele plekken in het gewas zichtbaar worden. Meestal blijft de aantasting tot haarden beperkt, maar onder gunstige omstandigheden kan het hele perceel geïnfecteerd raken. In dergelijke gevallen zijn opbrengstdervingen van meer dan 30 % mogelijk. Normaliter zijn er na oktober door de lage temperaturen geen vluchten van bladluizen meer. Tarwe die in november opkomt loopt daardoor weinig gevaar op een besmetting met het gerstevergelingsvirus. Vooral vroeg gezaaide percelen worden aangetast, zeker wanneer bladluizen lang 80
blijven vliegen door hoge temperaturen in de herfst. De infectie in de herfst kan en hoeft niet te worden tegengegaan. De verspreiding vindt immers vooral in het voorjaar plaats. De virusziekte zelf kan niet worden bestreden. De bestrijding is gericht op het voorkomen van de verspreiding van de bladluizen. Bladluizen kunnen in het voorjaar het virus alleen verspreiden als zij de winter overleven. Bladluizen zijn erg gevoelig voor vorst, maar zachte winters kunnen zij vaak goed doorstaan. Temperaturen tot -5°C worden goed verdragen. Bij lagere temperaturen hangt de overleving ook af van vochtigheid en wind. Temperaturen van -5 tot -10°C kunnen bij mooi vorstig weer (droog en weinig wind) goed worden doorstaan; bij vochtig en winderig weer is deze matige vorst al gauw fataal. Strenge vorst (< 10°C) kan slechts korte tijd worden verdragen. Heeft in de herfst een besmetting plaatsgevonden en hebben de bladluizen de winter doorstaan, dan kan in het voorjaar een bestrijding worden uitgevoerd. Om verspreiding tegen te gaan zal deze kort na de winter moeten worden uitgevoerd. 5.5.
Aaltjes Op wintertarwe kunnen meerdere aaltjessoorten of nematoden worden aangetroffen. De schade die aan de tarwe wordt aangericht is van geen betekenis. Wintertarwe fungeert dan wel als waardplant en houdt de aaltjespopulatie binnen het bouwplan in stand.
81
Vlaamse overheid Departement Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (ADLO) BUITENDIENSTEN GRANEN, EIWIT EN OLIEHOUDENDE GEWASSEN + BIOLOGISCHE LANDBOUW ir. Jean-Luc LAMONT
[email protected] (09)272 23 03 Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE 0475/83 70 57 Yvan LAMBRECHTS
[email protected] VAC - Koningin Astridlaan 50, bus 6, 2de verdieping – 3500 HASSELT INDUSTRIËLE GEWASSEN ir. Annie DEMEYERE
[email protected] Ellipsgebouw – Toren B – Gelijkvloers – Koning Albert II-laan 35, bus 42 – 1030 BRUSSEL Eugeen HOFMANS
[email protected] Ellipsgebouw – Toren B – Gelijkvloers – Koning Albert II-laan 35, bus 42 – 1030 BRUSSEL VOEDERGEWASSEN ir. Dirk COOMANS
[email protected] Ellipsgebouw – Toren B – Gelijkvloers – Koning Albert II-laan 35, bus 42 – 1030 BRUSSEL Geert ROMBOUTS
[email protected] VAC – Anna Bijns gebouw, 3e verdieping – Lange Kievitstraat 111-113, bus 71 - 2018 ANTWERPEN
(011)74 26 91 0473/83 70 13
(02)552 73 75 0473/83 70 45
(02)552 73 78 0473/83 70 11
(02)552 73 73 0473/83 70 20
(03)224 92 74 0473/83 70 49
FRUIT ir. Koen JESPERS
[email protected] VAC - Koningin Astridlaan 50, bus 6, 2de verdieping – 3500 HASSELT
(011)74 26 81 0499/94 97 80
Francis FLUSU
[email protected] VAC - Koningin Astridlaan 50, bus 6, 2de verdieping – 3500 HASSELT
(011)74 26 92 0473/83 70 44
Kim STEVENS
[email protected] VAC - Koningin Astridlaan 50, bus 6, 2de verdieping – 3500 HASSELT
(011)74 26 90 0473/83 70 37
INDUSTRIËLE GEWASSEN + AARDBEIEN François MEURRENS
[email protected] Ellipsgebouw – Toren B – Gelijkvloers – Koning Albert II-laan 35, bus 42 – 1030 BRUSSEL
(02)552 73 77 0473/83 70 08
82
BOOMKWEKERIJ + GEWASBESCHERMING SIERTEELT ir. Frans GOOSSENS
[email protected] Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE
(09)272 23 15 0473/83 70 70
Yvan CNUDDE
[email protected] Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE
(09)272 23 16 0473/83 70 63
SIERTEELT ir. Adrien SAVERWYNS
[email protected] Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE
(09)272 23 09 0473/83 70 42
Marieke Ceyssens
[email protected] Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE
(09)272 23 04 0499/59 36 83
GROENTEN IN OPEN LUCHT VOOR VERWERKING ir. Bart DEBUSSCHE
[email protected] Baron Ruzettelaan 1 – 8310 BRUGGE (ASSEBROEK)
(050)20 76 67 0473/82 70 14
GROENTEN ONDER GLAS ir. Marleen MERTENS
[email protected] Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE
(09)272 23 02 0496/58 18 34
Henkie RASSCHAERT
[email protected] Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE
(09)272 23 06 0473/83 70 35
GROENTEN IN OPEN LUCHT VOOR VERS GEBRUIK, WITLOOF EN CHAMPIGNONS ir. Marleen MERTENS
[email protected] (09)272 23 02 Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE 0496/58 18 34 VLEESVEE ir. Laurence HUBRECHT
[email protected] (09)272 23 08 Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE 0473/83 70 60 Walter WILLEMS
[email protected] VAC – Anna Bijns gebouw, 3e verdieping – Lange Kievitstraat 111-113, bus 71 - 2018 ANTWERPEN MELKVEE ir. Ivan RYCKAERT
[email protected] Baron Ruzettelaan 1 – 8310 BRUGGE (ASSEBROEK)
(03)224 92 76 0473/83 70 12
(050)20 76 90 0496/59 63 30
Alfons ANTHONISSEN
[email protected] (03)224 92 75 0473/83 70 47 VAC – Anna Bijns gebouw, 3e verdieping – Lange Kievitstraat 111-113, bus 71 - 2018 ANTWERPEN Jan WINTERS
[email protected] VAC - Koningin Astridlaan 50, bus 6, 2de verdieping – 3500 HASSELT
83
(011)74 26 85 0473/83 70 22
VARKENS - KLEINVEE - PAARDEN ir. Norbert VETTENBURG
[email protected] (02)552 73 74 Ellipsgebouw – Toren B – Gelijkvloers – 0473/83 70 61 Koning Albert II-laan 35, bus 42 – 1030 BRUSSEL Achiel TYLLEMAN
[email protected] Baron Ruzettelaan 1 – 8310 BRUGGE (ASSEBROEK)
(050)20 76 91 0473/83 70 73
STALLENBOUW EN DIERENWELZIJN ir. Suzy VAN GANSBEKE
[email protected] (09)272 23 07 Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE 0473/83 70 58 Tom Van den Bogaert
[email protected] (09)272 22 84 Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE 0499/86 56 02
84