-
•.orb~r.h Geotechniek bv.
Funderingsonderzoek Project Projectnr Datum
Pand gelegen aan de Overschiese kleiweg 41 in de gemeente Rotterdam :10032229-1028-versie 1 12-05-2010
Opdrachtgever : Dhr. Frans Naaktgeboren Gemeente Rotterdam Ontwikkelingsbedrijf Postbus 6575 3002 AN Rotterdam Coördinator: Lyons Brokery BV
Versie
Datum 16-04-10 12-05-10
Omschrijving Basis Definitief
Goorbergh Geotechniek b.v. Franse Akker 13 Posbus 2155 4824 AL Breda 4800 CD Breda
1
Opgesteld W. Luijkx W. Luijkx
telefoon: (076) 522 05 66 fax: (076) 521 1670
Gezien A. Voogt A. Voogt
e-mail: info~goorberghgeonl K.v.K.: 20080550
INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding
4
1.1 1.2
4 4
Doel Opzet
2.
Projectgegevens
4
3.
Resultaten vooronderzoek
5
3.1 3.2 3.3 3.5
4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
5. 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10 5.11 5.12
6.
Archiefonderzoek Eerder uitgevoerd onderzoek. Bodemopbouw en grondwaterstanden. Specifieke omstandigheden
5 5 6 7
Veldwerk
7
Externe inspectie van het bouwwerk Lintvoegwaterpassing Interne inspectie van het bouwwerk Waterpassing vloeren Inspectie van de fundering van het bouwwerk
7 9 10 10 11
Beoordeling
12
Scheefstand van het bouwwerk, t.o.v. horizontaal. Scheefstand van het bouwwerk, t.o.v. verticaal Scheurvorming van funderingstechnische aard Grondwaterstand Kwaliteit metselwerk van de fundering Kwaliteit van het funderingshout Bepaling van de dragende doorsnede van de funderingspalen Belendingen Ligging t.o.v. omgeving Monitoringsgegevens Laboratorium onderzoek houtmonsters Beoordeling indringing / aantasting
Slotbeoordeling
12 12 12 13 13 13 13 14 14 14 15 16
16
2
Rapport: 10032229-1028-versie 1
Bijlagen: A.
Projectfoto’s Nr. Foto 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Onderwerp Voorgevel pand 39 t/m 43 Voorgevel pand 41 Voorgevel pand 39 t/m 43 detail Achtergevel 39-41 Vanuit begane grond richting nieuwbouwwijk Keuken Woonkamer richting straatzijde Vanuit keuken richting woonkamer Scheur in berging Slaapkamer Kluskamer Zolderkamer
B. Tekeningen Tekening
Onderwerp 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Kadastrale tekening, arcering bebouwing Tekening overzichtsplan Tekening tuin/kruipkelder niveau Tekening vloer waterpassing + begane grond e Tekening 1 verdieping Tekening zolder Tekening lintvoeg waterpassing Tekening foto’s Tekening doorsnede 1 Tekening doorsnede 2 Tekening bovenaanzicht inspectieput Boring
C. Bouwtekeningen Nr. Foto 1 2 3 4 5 6 7 8
Onderwerp Zijaanzicht Dak e 2 verdieping - Zolder e 1 verdieping Begane grond Aanzicht A Palenplan - fundering Begane grond
D. Foto’s inspectieput Nr. Foto 1 2 3 4
Onderwerp Houten paal 1 inclusief betonnen sloof (funderingsbalk) Houten paal 2 inclusief betonnen sloof (funderingsbalk) Detail kruipkelder Detail kruipkelder inclusief houten balklaag
E. Rapportage laboratoriumonderzoek houtmonsters SHR
3
Rapport: 10032229-1028-versie 1
1. Inleiding De opdrachtgever, Gemeente Rotterdam Ontwikkelingsbedrijf, heeft het plan het onroerend goed Overschiese kleiweg 41, Overschie, te Rotterdam ter verkoop aan te bieden. In het kader hiervan is het noodzakelijk van het pand de funderingsmethodiek, kwaliteit te bepalen en deze zaken vast te leggen. Om voornoemde reden is op verzoek van de opdrachtgever door Goorbergh Geotechniek b.v. t.b.v. de locatie een onderzoek uitgevoerd.
1.1
Doel
In dit rapport zal nader worden ingegaan op het uitgevoerde onderzoek en hieruit voortvloeiende vaststelling van de kwaliteit en het functioneren van de bestaande fundering. Op basis van de resultaten is het mogelijk om, bij gelijkblijvende omstandigheden vanaf uitgifte van onderliggend document, de funderingstechnische handhavingtermijn vast te stellen zonder dat herstelmaatregelingen noodzakelijk zijn. In voornoemde context is het eveneens van belang pragmatisch aan te tonen of vervormingen van de fundering al dan niet verlies van de gebruikswaarde van het bouwwerk opleveren.
1.2
Opzet
Voor zover mogelijk komt de opzet en benadering van het onderzoek overeen, en wordt hier voor zover naar verwezen, met onderstaande documenten: De concept IGWR-Richtlijn, van Gemeente Rotterdam,d.d. 22 januari 2009; Protocol voor het uitvoeren van een inspectie van (houten) paalfunderingen, ministerie VROM, d.d. 23 juni 2003; De “Woordenlijst Funderingsonderzoek”, Termen en definities van Ingenieursbureau van Gemeentewerken Rotterdam, d.d. 22 januari 2009; Gezien de bouwperiode zal / kan het bouwwerk formeel niet voldoen aan de huidige norm, NEN 6740, geotechnische categorie 2 (GC2) en NEN 6743 en is derhalve de huidige situatie maatgevend. Voor zover mogelijk zullen, zijdelings, voornoemde normen in de overwegingen worden gewogen.
2.
Projectgegevens
Het project bestaat uit de tussenwoning aan de Overschiese kleiweg 41 in de wijk Overschie, te Rotterdam, waarvan het onderstaande bij ons bekend is:
Volgens de pandkaart is het pand gelegen in de wijk Overschie, kadastraal bekend gemeente Rotterdam, sectie B, nummer 4054,volgens het kadaster is het perceelnummer 4840, zie bijgevoegde situatietekening bijlage B, tekening 1; Op 3 januari 1970 is de straatnaam gewijzigd van Bovendijk 20 tot de huidige straatnaam Overschiese kleiweg 41. De pandkaart, opname 29 september 1945, geeft als stichtingsjaar 1933 aan en is ten aanzien van verkeersintensiteit (thans) gelegen aan een tamelijk rustige weg, tussen de weg en woning is, relatief, een behoorlijk afstand aanwezig en gescheiden door een diepe voortuin;
4
Rapport: 10032229-1028-versie 1
Het pand bestaat uit huisnummer 41 met begane grond, 1e en 2e verdieping met aan de voorzijde op de 1e verdieping een dakkapel onder een pannen dak (z.g. franse kap). Aan de achterzijde is deels een plat dak aanwezig, met gedeeltelijk daarop een washok gesitueerd (dit is een latere opbouw en is thans in een matig tot slechte staat); Het funderingsonderzoek heeft plaats gevonden in de kruipkelder (aan de voorzijde van de woning), voor locatie zie bijlage B, tekening 3; Het pand is opgetrokken in baksteen metselwerk en in zowel begane grond als overige verdiepingen, voorzien van houten balken en een aantal ijzeren balken van 180 mm hoog met daarop laminaat/tegel vloeren, aan de achterzijde is later een berging gecreëerd welke niet is onderheid; Voorzijde van het pand sluit aan op het c.a. 0,40 m lager gelegen toegangspad, aan de voorzijde is een diepe voortuin ca. 18,0 meter aanwezig, achterzijde van het pand sluit aan op de lager gelegen tuin, het hoogteverschil wordt overbrugd d.m.v. een trap; Bovenkant dorpel voordeur is gelegen op 4,10m - NAP, maaiveld voorzijde woning is gelegen op ca. 4,49 á 4,59 m - NAP, het maaiveld achterzijde (tuin) is gelegen op c.a. 5,47 á 5,77 m – NAP; Het pand is gefundeerd op palen, onder het pand is een kruipkelder geprojecteerd; Het bouwwerk betreft een z.g. tussenwoning, zowel links als rechts zijn bestaande bebouwingen aanwezig welke gelijktijdig zijn gerealiseerd; Aangenomen wordt dat omliggende bebouwingen op palen is gefundeerd.
3.
Resultaten vooronderzoek
3.1
Archiefonderzoek
Bij het gemeentearchief van de gemeente Rotterdam is getracht informatie te verkrijgen omtrent beschikbare originele bouwplannen en / of tekeningen. Als informatie wordt verkregen dat de periode 1905 -1940 t.g.v. brand in 1940 geheel verloren is gegaan. Om voornoemde reden zijn geen originele bouwtekeningen beschikbaar. Het vastgoed informatie Centrum (VIC) van de gemeente Rotterdam heeft eveneens geen informatie ter beschikking. Via de vorige eigenaar van het pand hebben we inzicht gehad in een bouwtekening, een aantal details zijn terug te vinden in bijlage C
3.2
Eerder uitgevoerd onderzoek.
Eerder is door Geomet een funderingsonderzoek uitgevoerd. In rapport, AA08292-1, d.d. 22 juli 2003 is bij twee panden een funderingsinspectieput gegraven, o.a. bij Overschiese kleiweg 31, de grondwaterstand bevond zich destijds op ca. 5,50 á 5,80 m – NAP. Het aanlegniveau is niet t.o.v. NAP ingemeten. De onderkant van het metselwerk van de Overschiese kleiweg 31 ligt op -0.68 m onder maaiveld. Gemeentewerken Rotterdam heeft in december 2008 funderingsonderzoek uitgevoerd aan de Bovendijk 49 t/m 72 en Overschiese kleiweg 1 t/m 79 t.b.v. vaststellen van de funderingstechnische handhavingstermijn van de panden ter plaatse, aanleiding was destijds een peilbesluitprocedure van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenewaard. Het een en ander is terug te vinden in rapportcode 86-159/S. Door Gemeentewerken Rotterdam is op 10-12-2008 op de Overschiese kleiweg 31 zowel op de voor als achtergevel een funderingsinspectieput gegegraven.
5
Rapport: 10032229-1028-versie 1
Straat
locatie
uitgevoerd
Maaiveld
Grondwater
Bovenkant funderingshout
beoordeling
Overschies e kleiweg 31 Overschies e kleiweg 31
voorgevel
10-12-2008
5,44 m NAP
6,01 m – NAP
6,24 m - NAP
goed
achtergevel
10-12-2008
5,44 m NAP
5,91 m – NAP
6,09 m - NAP
goed
3.3
Bodemopbouw en grondwaterstanden.
Direct vanaf maaiveld bestaat de bodem uit een in meer of mindere mate veenhoudend bruine klei welke dieper overgaat in een holoceen pakket. Gezien de situatie kan, in de toplaag, worden uitgegaan van een antropogene opbouw. Het holoceen pakket zet zich vermoedelijk door tot een diepte van omstreeks 18,00 á 19,00 m – NAP en bestaat uit slappe klei en veenlagen. Na voornoemd holoceen pakket volgt het pleistoceen met matig goed tot goede draagkracht. Ten gevolge van de antropogene opbouw kon de gleyzone niet eenduidig worden vastgesteld. Op de locatie is het freatisch grondwater in 5 stuks peilbuizen/boorgaten gemeten en geconstateerd op respectievelijk: Locatie Pb 7
Bovenkant pb t.o.v. NAP 4,64 m - NAP
Grondwaterstand t.o.v. NAP 5,51 m - NAP
Pb a
Bk tegel = 4,54 m - NAP
5,37 m – NAP
Pb b
4,59 m - NAP
5,33 m – NAP
B1
4,53 m - NAP
5,33 m – NAP
Pb 15
4,60 m - NAP
5,29 m - NAP
De locaties zijn terug te vinden in bijlage B, tekening 2. Het waterniveau in de aan de achterzijde gelegen waterloop geconstateerd op 6,08 m – NAP.
6
Rapport: 10032229-1028-versie 1
3.4
Oorspronkelijke en officiële en actuele straatpeilen
Het huidige maaiveld ter plaatse van de voorzijde van het pand ter hoogte van de voordeur is gelegen op c.a. 4,49 m - NAP. Daar de woning niet direct grenst aan de openbare weg c.q. het trottoir is het derhalve mogelijk dat de openbare weg in de loop der tijd in hoogte is aangepast c.q. gewijzigd. As van de Overschiese kleiweg is thans gelegen op ca. 4,56 m – NAP. Als uitgangspunt van de waterpassing is gebruik gemaakt van NAP-bout 037F0515 aan de Melanchtonweg (brandweerkazerne) geplaatst op 4,536 m - NAP. Zie voor de genoemde meetpunten bijlage B, tekening 2.
3.5
Specifieke omstandigheden
Als specifieke omstandigheid kan wellicht worden aangemerkt dat de voorzijde aansluit op het toegangspad c.q. de “voortuin” en het maaiveld aan de achterzijde ca. 0,9 á 1,3 meter lager is gelegen. Aan de achterzijde is aansluitend op tuinhoogte een toegang naar de kruipkelder en de berging aanwezig. Zie onderstaande foto. De tuin is via de keuken op begane grond niveau via een trap te bereiken.
Aanzicht achtergevel Overschiese kleiweg 41
4.
Veldwerk
4.1
Externe inspectie van het bouwwerk
Het pand en omgeving is extern geïnspecteerd op eventueel aanwezige scheuren etc, in het kort kan het volgende worden aangegeven t.w.:
Achterzijde: Het metselwerk is vanaf het niveau maaiveld bezet met stukadoorswerk en vertoont geen zichtbare significante scheurvorming. Overige achtergevelniveau’s bekleed met schrootjes De berging op tuinniveau is op staal gefundeerd (volgens vorige bewoners), dit verklaart ook het achteroverhangen van de berging, er is een schuinstand van bijna 2 cm per 1 meter hoogte gemeten. Zie foto op de volgende pagina. Op het balkon is in het verleden een washok geplaatst, dit verkeert op het moment in een matige tot slechte staat.
7
Rapport: 10032229-1028-versie 1
Scheurvorming in berging, berging hangt achterover
Washok geplaatst op de 1e verdieping
8
Rapport: 10032229-1028-versie 1
Voorzijde: In het metselwerk werd geen significante scheurvorming geconstateerd, zowel het metsel- als voegwerk is strak en zonder vervorming. Rollagen sluiten zonder deformatie aan op de gevel. Het metselwerk ziet er, de leeftijd in ogenschouw nemend, goed uit en bestaat uit een kwalitatief goede baksteen, het voegwerk is goed (hard). Zie bijlage A, foto 2; Algemeen: In de directe omgeving van het pand wordt momenteel aan de achterzijde van het pand een nieuwbouw wijk ”Park Zestienhoven” ontwikkeld dit terrein is volledig aangevuld/opgehoogd (voorbelasting ?) met zand. Zie bijlage A, foto 13; Het metselwerk in gevels heeft een goede schijfwerking en verankering, rollagen sluiten goed aan, t.p.v. hoekaansluitingen zijn geen noemenswaardige scheuren aangetroffen; Extern werd de scheefstand in de voor- / zij- en achtergevel gemeten ten opzichte van de verticaal. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de metingen. Opgemerkt wordt dat de richting wordt aangegeven gezien vanuit de straatzijde ! Voorgevel Overschiese kleiweg 41
Meetpunt Links Midden Rechts
Scheefstand 1 (mm/m ) 3 4 2,5
Richting voorover voorover voorover
Achtergevel Overschiese kleiweg 41
Deel beoordeling goed goed goed
Meetpunt
Scheefstand 1 (mm/m ) --1 2,5
Links Midden Rechts
Richting
Deel beoordeling --goed goed
--voorover voorover
(voorover: het pand helt aan de bovenzijde naar de straat toe, achterover: het pand helt aan de bovenzijde van de straat af)
Linker zij gevel Overschiese kleiweg 41 Meetpunt Voor Midden Achter
Scheefstand 1 (mm/m ) 0 1 ---
Richting te lood links ----
Rechter zijgevel Overschiese kleiweg 41
Deel beoordeling goed goed ---
Meetpunt
Scheefstand 1 (mm/m ) 2 6 2
Voor Midden Achter
Richting
Deel beoordeling goed goed goed
rechts rechts rechts
(rechts: het pand helt aan de bovenzijde, het pand gezien vanaf de straat, naar rechts over)
Rechter zijgevel Overschiese kleiweg 41 (berging) Meetpunt Voor Midden Achter
4.2
Scheefstand 1 (mm/m ) --0 0
Richting --te lood te lood
Achtergevel Overschiese kleiweg 41 (berging)
Deel beoordeling --goed goed
Meetpunt
Scheefstand 1 (mm/m ) 21 --17,5
Links Midden Rechts
Richting achterover --achterover
Deel beoordeling slecht --Matig
Lintvoegwaterpassing
De voorgevel van de panden 39 t/m 43 zijn gewaterpast. Voor zover mogelijk zijn hierbij verschillen in hoogte van oorspronkelijk horizontale elementen gemeten. In bijlage B, tekening 7, zijn de plaatsen van de meetpunten aangegeven. De resultaten, weergegeven zijn verschilhoogten in millimeters, zijn in onderstaande tabel nader weergegeven. Voorgevel Meetpunt
Verschil
Meetpunt
Verschil
LA LB LC LD
111419 15 -
LE LF LG
40 6-
Heeft betrekking op het onderzochte pand, Overschiese kleiweg 41
9
Rapport: 10032229-1028-versie 1
De voor- / zij- en achtergevels beschouwend, en gerelateerd aan de diverse afstanden leidt tot de in onderstaande tabel aangegeven hoekverdraaiingen. Voorgevel Overschiese kleiweg 41 Meetpunten
Maximaal zakkingverschil (mm)
Afstand (mm)
Maximale scheefstand (rad)
Beoordeling
LC - LE
15
4700
Ca. 1:313
Goed
Meetpunten
Maximaal zakkingverschil (mm)
Afstand (mm)
Maximale scheefstand (rad)
Beoordeling
LA - LG
5
13900
Ca. 1 : 2780
Goed
Meetpunten
Maximaal zakkingverschil (mm)
Afstand (mm)
Maximale scheefstand (rad)
Beoordeling
LC - LF
19
8200
Ca. 1:431
Goed
Voorgevel Overschiese kleiweg 41-43
Voorgevel Overschiese kleiweg 39-41
4.3
Interne inspectie van het bouwwerk
Er hebben zichtbaar geen essentiële constructief wijzigende inpandige verbouwingen plaats gevonden. Bouwmuren sluiten, voor zover zichtbaar (i.v.m. wandbekledingen) correct aan. In de binnenmuren werden geen noemenswaardige scheuren geconstateerd. Lichte scheurvorming op de begane grond ter plaatse van de trap met de scheidingsmuur met de WC. Voor zover waarneembaar is een goede schijfwerking en onderlinge stabiliteit aanwezig. Op de 1e verdieping is een washok geplaatst. Voor de interne scheefstand in bouwmuren verwijzen wij naar voornoemde scheefstanden van de gevels, gezien de kwaliteit van de metselwerken / constructieve eenheid kunnen deze waarden o.i. eveneens als representatief worden gehanteerd.
4.4
Waterpassing vloeren
Inpandig werd de vloer gewaterpast, hierbij werden de hoogteverschillen ten opzichte van een hoogste punt gemeten. De vloer bestaat uit een houten balklaag met houten vloerdelen, ook liggen er een aantal ijzeren INP balken onder de vloer zoals op de bouwtekening aangegeven zie bijlage C foto 1 en 8. Onder de vloer is de kruipkelder aanwezig met een licht wisselende hoogte. De kruipkelder is bereikbaar via de achtertuin, vervolgens door de aangebouwde berging. In onderstaande tabel zijn de hoogteverschillen in de begane grondvloer nader aangegeven.
Meetpunt VA VB VC VD VE
Vloerwaterpassing begane grond Overschiese kleiweg 41 Hoogteverschil 36 mm 6 mm 0 7 mm 14 mm-
10
Rapport: 10032229-1028-versie 1
4.5
Inspectie van de fundering van het bouwwerk
Ter plaatse van de kruipkelder aan de voorzijde en rechter zijgevel is tot ruim onder de aanwezige fundering (0,40 meter) een inspectieput gegraven. Voor een juiste weergave van de geconstateerde aanlegniveaus, maatvoering, details etc. verwijzen wij naar de tekeningen zoals weergegeven in bijlage B op tekening 7, 10 en 11. Samenvattend kan omtrent de inspectie het onderstaande worden aangegeven:
Het pand is gefundeerd op houten palen met daarop een gewapend betonnen funderingsbalk, Op funderingsniveau hebben de palen een paalomtrek van 600 á 620 mm, diameter ± Ø 191 á 201 mm, De palen staan niet loodrecht; Op de houten palen is een betonnen funderingsbalk aangebracht met een afmeting van c.a. 370 x 350 mm (breedte x hoogte); Er werden geen ernstige gebreken, zoals breuk, scheurvorming of beschadiging van het paalhout aangetroffen. Er werden geen ernstige gebreken, zoals breuk, scheurvorming of beschadiging van de betonnen funderingsbalk waargenomen. Indrukking van de palen t.g.v. de fundering zijn niet waargenomen. De palen zijn niet geheel centrisch onder de funderingsbalk geplaatst. Het funderingshout van de palen is op een aantal plaatsen beproefd op indringing, voor de indringingtest werd gebruik gemaakt van “de Specht” (gekalibreerd meetapparaat, leverancier Profound, gelijkwaardig aan Pilodyn-6J-SW). De indringingsresultaten zijn als volgt: Locatie : Overschiese kleiweg 41
Paal – hoogte (mm)
1-150 1-300 2-150 2-300
Specht serienummer: spe 1020, meetpen serienummer: 2009 0029 Paalkop Ø Links Midden Rechts Gemiddeld (mm) (mm) (mm) (mm) (mm)
191 191 201 201
23 17 13 15
30 27 16 17
33 27 16 17
28,66 23,66 15 16,33
Deel beoordeling
matig matig redelijk redelijk
In het paalhout werden met behulp van de “Mora aanwasboor”, diameter Ø 12 mm, bij paal 1 en 2 een houtmonster, lang >100 mm, genomen t.b.v. mogelijk in een later stadium nog uit te voeren laboratoriumonderzoek op sterkte en / of aantasting. De als representatief gewaardeerde monsters worden tot 2 maanden na uitvoering veldwerk onder geconditioneerde omstandigheden bewaard (zie 5.6); Het pand is opgebouwd in baksteen metselwerk. Het metselwerk onder maaiveld (fundering) bestaat uit een kwalitatief goede (harde) kalkzandsteen met kwalitatief matig (hard) voegwerk; Het maaiveld ter plaatse van de inspectieput, in de kruipkelder, is gelegen op ca 5,40 m NAP, Het maaiveld aan de straatzijde / voorzijde is gelegen op 4,49 m – NAP, Het maaiveld aan de achterzijde van het pand is gelegen op 5,45 m – NAP; Het actueel freatisch grondwaterniveau, gemeten in het boorgat en een aantal peilbuizen in de omgeving, is gemeten op resp. 5,29 á 5,33 m - NAP; Het aanlegniveau (b.k. houten funderingspaal) is 6,26 á 6,27m – NAP, b.k. betonnen funderingsbalk is 5,91 á 5,93 m - NAP Bovenstaande gegevens resulteert in een grondwaterdekking op het hoogste punt van de paalkop (althans o.k. funderingsbalk) van 930 mm, De waterstand in de sloot gemeten aan de achterzijde van het perceel is 6,08 m – NAP, dit zou resulteren in een grondwaterdekking van 180 mm; Ter plaatse van de inspectieput is geconstateerd dat de uitkomende grond en bepaald d.m.v. een boring nabij de inspectieput hoofdzakelijk bestaat uit een veenhoudend bruin tot donker bruine klei. Vanaf +/- 6,40 m – NAP tot +/- 7,0 m – NAP is er veenpakket aanwezig wat licht kleihoudend is;
11
Rapport: 10032229-1028-versie 1
5.
Beoordeling
De uiteindelijk beoordeling van de kwaliteit c.q. het functioneren van de fundering vind plaats op basis van een aantal deelbeoordelingen en leidt, op basis daarvan, ten slotte tot een funderingstechnische handhavingstermijn. Voornoemde slotbeoordeling wordt gebaseerd op het uitgevoerde onderzoek en houdt hierbij, zover als mogelijk, rekening met ontwikkelingen. In principe worden de in onderstaand schema aangegeven categorieën gehanteerd: Beoordelingsschema IGWR-richtlijn Funderingstechnische Funderingstechnische beoordeling handhavingstermijn (jaren) Goed 40 á 50 Redelijk 25 á 30 Matig 15 á 20 Slecht 5 á 10 Zeer slecht 0 tot 5
Het zal duidelijk zijn dat ten aanzien van beoordelingen rekening houden dient te worden met enige subjectiviteit en nuance. Onderstaand zijn voor het onderhavige pand Overschiese kleiweg 41 de diverse deelbeoordelingen bepaald c.q. van toepassing.
5.1
Scheefstand van het bouwwerk, t.o.v. horizontaal.
De aan de hand van de lintvoegwaterpassing berekende scheefstand ten opzichte van de horizontaal geeft aan dat deze < 100 hetgeen aangeeft dat deze als deelbeoordeling als goed kan worden gekwalificeerd. Geconstateerd werd dat de inpandige vloeren aan de achterzijde van het pand hoger liggen dan aan de voorzijde. Diagonaal gemeten (punt VA t.o.v. VC) geeft een maximale scheefstand t.o.v. de horizontaal van resp. ± 5,14 mm / m1 , hetgeen aangeeft dat deze als deelbeoordeling als goed kan worden gekwalificeerd.
5.2
Scheefstand van het bouwwerk, t.o.v. verticaal
De weerstand tegen instabiliteit kan, voor zover waarneembaar, op basis het veldwerk in algemeenheid als goed worden gekwalificeerd. De scheefstand van gevels, zowel extern als intern, t.o.v. de verticaal kan in de deelbeoordeling als goed worden gekwalificeerd. Met uitzondering van de op staal aangebouwde berging deze helt dusdanig achterover namelijk 19,25 mm / m1 ,dat de deelbeoordeling hiervan uitkomt op redelijk tot matig.
5.3
Scheurvorming van funderingstechnische aard
12
Rapport: 10032229-1028-versie 1
Tijdens de inspectiewerkzaamheden werden op datum van onderzoek geen recent of actieve scheuren van funderingstechnische aard aangetroffen. Als deelbeoordeling kan dit onderdeel derhalve als goed worden gekwalificeerd. Met uitzondering op de aangebouwde berging deze helt sterk achterover. Er is een aanzienlijke scheurvorming te zien de deelbeoordeling is derhalve matig tot slecht.
5.4
Grondwaterstand
Tijdens de inspectiewerkzaamheden is de grondwaterdekking vastgeld op > 100 mm. (vastgesteld is een grondwaterdekking van 180 á 930 mm). Overeenkomstig de richtlijn IGWR mag, zoals hier het geval, tevens worden uitgegaan van een 100 mm diepere grondwaterstand doordat sprake is van een bruine veenhoudend natte klei rondom het funderingshout. Als deelbeoordeling kan dit onderdeel derhalve als goed worden gekwalificeerd.
5.5
Kwaliteit metselwerk van de fundering
Tijdens de inspectiewerkzaamheden werd geconstateerd dat het betonwerk van goede kwaliteit (hard, geen scheuren, niet aangetast) is. Het voegwerk is zacht en makkelijk uitkrabbaar. Er is geen scheurvorming of instabiliteit in het metselwerk geconstateerd. Als deelbeoordeling kan dit onderdeel derhalve als redelijk worden gekwalificeerd.
5.6
Kwaliteit van het funderingshout
Op basis van de geconstateerde indringingswaarde in relatie tot de paalkopdiameter en uitgaande van de gemiddelde meting kan toetsing in het beslissingsmodel plaats vinden (art.3.7 “protocol voor het uitvoeren van een inspectie aan houten paalfunderingen”). Toetsing paal 1 op 15 cm: paaldiameter 191 mm, indringing gemiddeld 28,66 mm, resulteert in gebied III. Toetsing paal 2 op 15 cm: paaldiameter 201 mm, indringing maximaal 15,0 mm, resulteert in gebied II. Toetsing paal 1 op 30cm: paaldiameter 191 mm, indringing maximaal 23,66 mm, resulteert in gebied III. Toetsing paal 2 op 30 cm: paaldiameter 201 mm, indringing maximaal 16,33 mm, resulteert in gebied II. Paal 2 is aangetast de aantasting is o.i. echter nog zo gering dat geen nadelige invloed op de sterkte van de paalschacht wordt verwacht. Paal 1 is dermate aangetast dat de combinatie indringingswaarde en paaldiameter maakt dat volgens het protocol laboratoriumonderzoek noodzakelijk is. Gezien de ouderdom van de houten paalfundering en niet wijzigende omstandigheden wordt laboratoriumonderzoek naar oorzaak van aantasting van de paal 1 noodzakelijk geacht. Daar monsters aanwezig zijn (zie 4.5) kan dit laboratoriumonderzoek desgewenst wel worden uitgevoerd. Indien gewenst dient dit door de opdrachtgever binnen 2 maanden na uitvoering veldwerk opgedragen te worden. Om voornoemde reden wordt de kwaliteit van de houten palen, op basis van het uitgevoerde veldwerk, als redelijk gekwalificeerd.
5.7
Bepaling van de dragende doorsnede van de funderingspalen
Uit de prik en inspectiegegevens zijn de onderstaande constructieve beschouwingen afgeleid:
13
Rapport: 10032229-1028-versie 1
Locatie : Overschiese kleiweg 41 Paal
1 2
5.8
Rekenwaarde resterende diameter / doorsnede (in mm) Gemiddelde Oorspronkelijke d Indringing diameter (mm) (rekenwaarde resterende (mm) diameter, mm)
26,16 15,67
191 201
128,68 159,66
A (rekenwaarde resterende 2 doorsnede, mm )
12998 20010
Belendingen
Aannemelijk is dat, gezien de gelijke bouwperiode, de belendende bouwwerken eveneens een soortgelijke funderingsmethodiek en uitvoeringswijze hebben als het onderzochte pand. Daar geen zichtbare en significante afwijkingen deformaties zijn geconstateerd en belendingen in feite onderdeel uit maken van eenzelfde bouwblok wordt vooralsnog van een vergelijkbare situatie uitgegaan. Essentiële invloeden worden om die reden, enigszins subjectief, niet waarschijnlijk geacht. Opgemerkt wordt dat bij eerder onderzoek is gebleken dat op de Overschiese kleiweg 31 en Overschiese kleiweg 79 een houten paalfundering op langshout is aangetroffen. Om voornoemde reden wordt geen noemenswaardige invloed van belendingen op de funderingsmethodiek van het onderzochte pand geconstateerd en derhalve als deelbeoordeling als goed gekwalificeerd.
5.9
Ligging t.o.v. omgeving
Het bouwwerk is gelegen aan de rand van een woonwijk en niet direct gelegen / grenzend aan de openbare weg, Aan de achterzijde van het pand wordt er momenteel de nieuwbouwwijk Zestienhoven gerealiseerd momenteel ligt er een voorbelasting op de locatie zie bijlage A, foto 18, er is geen berekening van de absolute zetting mogelijk. Wijzigingen van straatpeil, omliggend maaiveld, ophogingen, invloeden door wateroverlast etc. zijn niet aan de orde. Significante wijzigingen in negatieve kleef zijn om voornoemde reden o.i. niet aan de orde. Om voornoemde reden wordt deze deelbeoordeling als goed gekwalificeerd.
5.10 Monitoringsgegevens
14
Rapport: 10032229-1028-versie 1
NAP Meting
15-1-2010
15-1-2009
15-1-2008
15-1-2007
15-1-2006
15-1-2005
15-1-2004
15-1-2003
15-1-2002
15-1-2001
15-1-2000
15-1-1999
15-1-1998
15-1-1997
15-1-1996
15-1-1995
15-1-1994
15-1-1993
15-1-1992
15-1-1991
15-1-1990
15-1-1989
15-1-1988
15-1-1987
15-1-1986
15-1-1985
15-1-1984
15-1-1983
15-1-1982
Datum
0
-1
-2
Waarde
-3
-4 128571-91 -5
-6
-7
-8
-9
Grondwaterstanden monitoring, peilbuis staat nabij de Overschiese kleiweg 1. Duidelijk is te zien dat de grondwaterstand in 2002 sterk verlaagd is tot ca. een niveau van 6,0 m – NAP.
5.11 Laboratorium onderzoek houtmonsters Zoals omschreven in 4.5 zijn op locatie houtmonsters genomen welke in luchtdicht afgesloten buisjes, geheel gevuld met omgevingswater, bij SHR zijn afgeleverd. In de buisjes bevonden zich boorkernen met een diameter van 10 mm. Het water in de buisjes is afkomstig van het omgevingswater rond de fundering. De monsters zijn in de buisjes tot het moment van analyse opgeslagen bij een temperatuur van 4°C. Van de genomen houtmonsters werd de houtsoort, de mate en het type van aantasting bepaald van 2 houtmonsters. De monsters zijn door SHR gecodeerd (zie tabel 5.1 in bijgevoegde rapportage van SHR). Als conclusie van de rapportage van SHR kan het volgende worden aangegeven t.w.:
Beide palen zijn van vuren; Paal 1 is in de buitenste schil 18 mm ernstig door EB - bacteriën (EB = erosietype) aangetast, hierna werd in 17 mm matige aantasting door de EB – bacteriën gevonden. De rest van het monster was vrij van aantasting. In het door bacteriën aangetaste hout werden veel schimmeldraden aangetroffen; Paal 2 is in de buitenste schil 38 mm ernstig door EB - bacteriën (EB = erosietype) aangetast, hierna werd in 21 mm weinig aantasting door de EB – bacteriën gevonden. De rest van het monster was vrij van aantasting. In het door bacteriën aangetaste hout werden plaatselijk veel schimmeldraden aangetroffen; Bij beide palen is er een actieve aantasting gaande; De aantasting heeft onder het grondwaterniveau plaatsgevonden;
15
Rapport: 10032229-1028-versie 1
De waargenomen schimmeldraden moeten als secundaire aantasters worden beschouwd en wijzen op kortstondige perioden met voldoende zuurstof in en rond de paal waardoor schimmelgroei kan optreden maar er te weinig zuurstof aanwezig is voor houtaantasting door schimmels. Aanvoer van zuurstof kan ontstaan door droogstand of door toevoer van zuurstof houdend (grond)water. Uitgaande van niet wezenlijk veranderende omstandigheden rondom de paal, is de verwachting dat in de komende 25 jaar de zachte schil (druksterkte kleiner dan 2,5 N/mm2) zich uitbreidt tot maximaal 24 mm bij paal 1 en maximaal 37 mm bij paal 2, dit betekent een uitbreiding van 25 % van de aangetaste zone;
5.12 Beoordeling indringing / aantasting Met verwijzing naar de artikelen 4.5, 5.6, 5.7 en 5.11 kan op basis van een de thans totaal ter beschikking zijnde informatie, en levensverwachting, de volgende tabel worden opgesteld:
Locatie : Overschiese kleiweg 41 Paalmonster
1-150 2-150
Resultaten indringing Specht en laboratoriumonderzoek Paalkop Gemiddelde indringing Maximale uitbreiding (mm) Specht naar vlgs SHR (mm) (mm)
191 201
28,66 15
24 37
Resumerende Deelbeoordeling Specht / laboratorium
Matig Matig
Als conclusie kan worden gesteld dat op basis van de gemiddelde indringing en aantasting door bacteriën van de onderzochte palen, de palen over 25 jaar als matig worden gekwalificeerd.
6.
Slotbeoordeling
In opdracht van Gemeente Rotterdam Ontwikkelingsbedrijf is door Goorbergh geotechniek bv de fundering van het bouwwerk Overschiese kleiweg 41 te Rotterdam onderzocht. Het uitgevoerde onderzoek en geanalyseerde deelbeoordelingen geplaatst in een multicriteria / matrixanalyse overeenkomstig de IGWR-richtlijn resulteert ten aanzien van de funderingstechnische slotbeoordeling in redelijk. Voornoemde funderingstechnische beoordeling resulteert in een funderingstechnische handhavingstermijn van tenminste 25 á 30 jaar (zie ook onderstaande “overwegingen”).
16
Rapport: 10032229-1028-versie 1
Overwegingen:
De onderzochte houten palen blijken ernstig te zijn aangetast door de bacterie van het erosie type. De dragende diameter zal de komende 25 jaar met + /- 25 % slinken. Mede hierdoor is het advies om een funderingsverbetering uit te voeren. Het is aan te nemen dat de twee onderzochte palen representatief zijn voor alle palen onder de woning. Gezien het feit dat het 1 woning is uit een rij met huizen is bij funderingsverbetering van deze ene woning de kans op het creëren van een zogenaamde scharnier woning aanwezig. Een gezamenlijke funderingsverbetering van de gehele bouweenheid is altijd aan te bevelen maar vaak lastig uit te voeren i.v.m. verschillende eigenaren / belangen. De verbetering zou kunnen bestaan uit het aanbrengen van een aantal funderingspalen met ondersteuningsconstructie (console) welke de bouwmuur op opvangt. Indicatief kan worden gedacht aan een stalen buispaal, tenminste trillingarm aangebracht, met een lengte van 15 á 16 meter (eerste zandlaag?), diameter Ø 219 á 273 mm, met een in beton (ter voorkoming van corrosie) gestorte consoleconstructie. Een andere mogelijkheid is het verder ontgraven van de kruipkelder, hier stalen buispalen inheien, door middel van constructieve gewapend betonnen vloer deze aan elkaar koppelen, door middel van inkassingen in de bestaande betonnen funderingsbalk te bevestigen (eventueel door en door als overige partijen ook meedoen). Een bijkomend voordeel is dat er een functioneel souterrain ontstaat. Sta hoogte wellicht beperkt ca 1,50 meter. Via de achterzijde van het pand is de kruipruimte te benaderen, wel zal een kraan de kleine funderingsmachine over woning heen moeten plaatsen. Voor een dergelijke ingreep, compleet uitgevoerd, indicatief gerekend te worden op ca. € 50.000,= Excl. B.T.W. De later op staal aangebouwde berging helt dusdanig naar achteren dat wordt aanbevolen om dit d.m.v. console stalen buispalen vast te zetten, (afbreken en opnieuw opbouwen en dan met funderingspalen onderheien is wellicht ook een optie.)
17
Rapport: 10032229-1028-versie 1
Bijlage A Projectfoto’s pand aan de Overschiese kleiweg 41 te Rotterdam
Foto 1:Voorgevel pand 39 t/m 43
Foto 2:Voorgevel pand 41
Foto 3:Voorgevel pand 39 t/m 43 detail
Foto 4:Achtergevel 39-41
Rapport: 10032229-1028-versie 1
Foto 5:Vanuit begane grond richting nieuwbouwwijk
Foto 6: Keuken
Foto 7:Woonkamer richting straatzijde
Foto 8:Vanuit keuken richting woonkamer
Rapport: 10032229-1028-versie 1
Foto 9:Scheur in berging
Foto 10:Slaapkamer
Foto 11:Kluskamer
Foto 12:Zolderkamer
Rapport: 10032229-1028-versie 1
Bijlage B Projecttekeningen pand aan de Overschiese Kleiweg 41 te Rotterdam
Rapport: 10032229-1028-versie 1
Opdr. nr: Datum: Situatie: Opdrachtgever:
Postbus 2155
~800 CD BREDA Tel. (076) 5220566 Fax, (076) 5211670 -
Perceetsgreris Bebouwïng
Rotterdam — Overschiese Kleiweg 41 10032229 20/04/2010
1/400 Gemeente Rotterdam Ontwikkelingsbedrijf Postbus 6575, 3002 AN Rotterdam
ÇJCJCJ(Jt3aÎÇlJD Geotechniek bv. Postbus 2155 4800 CD BREDA Tel (076) 5220566 Fax, (076) 5211670
Werk: Opdr. nr: Datum: Situatie: Opdrachtgever
—
Rotterdam — Overschiese Kleiweg 41 10032229 20/04/2010 1/250 Gemeente Rotterdam Dntwikkelingsbedrijf Postbus 6575, 3002 AN Rotterdam
Perceelsgrens Bebouwing pb7 bk pb7 t 4,64 m-nap GWST in pb7 t 5,51 in-nop
as weg is 4,56 in-nop
waterpeil in de s’oot
=
6,08 in-nop
/
Geofechniek bv. Postbus 2155 4800 CD BREDA TeL (076) 5220566 Fax. (076) 5211670
Werk: Opdr. nr: Datum: Situatie: Opdrachtgever:
—
‘ging bk beton is co. 5,47 m-ncp op staal gefundeerd
Perceetsgrens
Rotterdam — Overschiese Kleiweg 41 1003229 20/04/2010 Gemeente Rotterdam Ontwikketingsbedrijf Postbus 657S, 3002 AN Rotterdam
ÇiOx~îÇiIïJ Geotechniek Postbus 2155 4800 CD BREDA Tel. (076) 5220566 Fax. (076) 5211670
bv.
Werk: Opdr. nr: Datum: Situatie Opdrachtgever:
-
Perceelsgrens Bebouwing
Rotterdam — Overschiese IGeiweg 41 1003229 20/04/2010 1/100 Gemeente Rotterdam Ontwikketingsbedrijf Postbus 6575, 3002 AN Rotterdam
VA VB
vr
VD VE
= = =
36 mm 6 07— 14 —
Geotechniek bv. Postbus 2155 4800 CD BREDA Tel. (076) 5220566 Fax. (076) 5211670
Werk: Opdr. nr: Datum: Situatie: Opdrachtgever:
-
Perceetsgrens Bebouwing
Rotterdam — Overschiese Kleiweg 41 1003229 20 /04/2010 1/100 Gemeente Rotterdam Ontwikkelingsbedrijf Postbus 6575, 3002 AN Rotterdam
Washok is geplaatst op plat dak in slechte staat
Geotechniek bv. Postbus 2155 4800 CD BREDA TeL. (076) 5220566 Fax. (076) 5211670
Werk: Opdr. nr: Datum: Situatie: Opdrachtgever:
-
Perceelsgrens Bebouwing
Rotterdam — Overschiese Kleiweg 61 1003229 20/04/2010
1/100 Gemeente Rotterdam Ontwikkelingsbedrijf Postbus 6575, 3002 AN Rotterdam
QO~~ÇfIîi Geotechniek Postbus 2155 4800 CD BREDA Tel. (076) 5220566 Fax. (076) 5211670
bv,
Opdr. nr: Datum: Situatie: Opdrachtgever:
—
Perceelsgrens Bebouwing
Rotterdam — Overschiese Kleiweg 41 1003229 20/04/2010 Gemeente Rotterdam Ontwikketingsbedrijf Postbus 6575, 3002 AN Rotterdam
~ocxïktxa~çjiîi Geotechniek Postbus 2155 4800 CD BREDA Tel. (076) 5220566 Fax. (076) 5211670
bv.
Datum: Situatie: Opdrachtgever:
—
Perceelsgrens Bebouwing
Rotterdam — Overschiese Kleiweg 41 10032229 20 /04/2010 ~emeente Rotterdam Ontwikkelingsbedrijf Postbus 6S75, 3002 AN Rotterdam
(_~o o
0
o
—
€-‘
6 eo t ec h me k b .v.
Werk: Opdrnr Datum’ Situatie’ Opdrachtgever:
Postbus 2155 4800 CD BREDA Tel. (076) 5220566 Fax. (076) 5211670 -
Rotterdam — Overschiese Kleiweg 41 10032229 20/04/2010 1/25 Gemeente Rotterdam Ontwikkelingsbedrijf Postbus 6575. 3002 AN Rotterdam
Tekening 9- doorsnede 1
nr 39
nr 41
bk dorpel is ref
MiTSEL\4ERK
0,00
mooiveld strootzijde
0.39
4,10 m-nop
4,49 m-nap
bk metselwerk op gehietselde fundering = 0,90’ = 4,99 è 5,00 m-nop
M~TSELV4’eRK
bk betonsloof =1,81 -4/~i~
.j~eton, ~
-
‘—
0— ~—_
w r’aI’J -~
0’~’ ~-3-, -t -t
00
c
-t- -t
in
RZ
0 0 0
-t.--
houten pool 1, diometer
houten paal 2, diameter
t
=
~
-.
~
--‘~
-‘-
191 mm
201 mm
-=
5,91 &5,93 rn-nop
-t
:‘----‘<~
~
ok betonsloof
2,16
6,26 & 627 m-nop
000
0
0
6 eo t ec h nie k b .V.
Werk: Opdrnr
Rotterdam 10032229
Situatie: Datum: Opdrachtgever:
1/25 20/04/2010 Gemeente Rotterdam Ontwikkelingsbedrijf Postbus 6575, 3002 AN Rotterdam
Postbus 2155 4800 CD BREDA Tel. (076) 5220566 Fax. (076) 5211670 —
Overschiese Kleiweg 41
—
Tekening 10- doorsnede 2
bk dorpel is ref
vloer
1
0,00
4,10 m-nop
i
MET~ELWEI~K
—_.--—‘
mv = O,39
4,49 m-nop
bk metselwerk op gemetselde fundering = 0,90 4,99 ~ 5,00 m-nap
GWST ca 5,29 â 5,33 m-nop
MEteLwE~K
—
.
S
-%
——
~_
,:.
‘.
t
~—.
•,;.~
~‘-‘. ,.‘
~:
.
.
~
—
~‘ •~‘
‘_
~
~: ‘—~—‘N
bk betonsloof
ok betonsloof
=
=
1,S1
2,16
-
=
5,91 û 5,93 m-nop
6,26 & 6,27 m-nap
~Nbetonsloof ca 35 cm hoog, 37cm breed
houtenpoal 2 diameter 201 mm omtrek 62 cm staat niet loodrecht 1
0 ~1 -4
houtenpaoi 1 diameter 191 mm omtrek 60cm staat niet loodrecht
o o
~-
-t
0
0
-t ‘t
-4 ‘t
c
-o 0 0
c
z
•0 0 0
0 “3
3
‘-.i
000
0~
0
6 co t ec h fliE R b .V~
Werk: Opdrnr
Rotterdam 10032229
Datum: Situatie: Opdrachtgever:
1/25 20/01+12010 Gemeente Rotterdam OntwikkeLingsbedrijf Postbus 6575, 3002 AN Rotterdam
Postbus 2155 4800 CD BREDA Tel. (076) 5220566 Fax. (076) 5211670 —
—
Overschiese Kleiweg 41
~__Tekening 11 - bovenaanzicht
nr 39
0,11
0,00 doorsnede 2
houtenpool 1 diameter 191 mm omtrek 60 cm
houtenpool 2 diameter 201 mm omtrek 62 cm
00
0 -3
to z 0m
1-~ (.j
000 00~ 0 ~
0 0 -3
to
m
Bijlage C Bouwtekeningen pand aan de Overschiese Kleiweg 41 te Rotterdam
Foto 1:Zijaanzicht
Foto 2:Dak
Foto 3:2e verdieping - zolder
Foto 4:1e verdieping
Rapport: 10032229-1028-versie 1
Foto 5:Begane grond
Foto 6:Aanzicht A
Foto 7:Palenplan - fundering
Foto 8:Begane grond
Rapport: 10032229-1028-versie 1
Bijlage D Foto’s inspectieput aan de Overschiese Kleiweg 41 te Rotterdam
Foto 1Houten paal 1 inclusief betonnen sloof (funderingsbalk)
Foto 2:Houten paal 2 inclusief betonnen sloof (funderingsbalk)
Foto 3:Detail kruipkelder
Foto 4:Detail kruipkelder inclusief houten balklaag
Rapport: 10032229-1028-versie 1
Bijlage E Rapportage laboratoriumonderzoek SHR, nr. 10.291.
Rapport: 10032229-1028-versie 1
Titel: Houtonderzoek Overschiese Kleiweg 41 te Rotterdam, project 10032229-1028 Rapportcode: 10.291
Datum: 10 mei 2010
Houtonderzoek Overschiese Kleiweg 41 te Rotterdam, project 10032229-1028 Rapportcode: 10.291
Datum: 10 mei 2010
SHR “Het Cambium” Nieuwe Kanaal 9b Postbus 497 6700 AL Wageningen
Pagina: 2/12
Dit rapport heeft 12 bladen. Het is eigendom van de opdrachtgever, die gerechtigd is dit rapport integraal te publiceren. Gedeeltelijke publicatie, ook door de eigenaar, is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van SHR.
Tel: 0317 – 467366 Fax: 0317 – 467399
E-mail:
[email protected] Opdrachtgever:
Goorbergh Geotechniek B.V. Postbus 2155 4800 CD Breda
Bijlage:
-
Projectnummer:
10.291
Auteurs:
M. Remie
Dr. R.K.W.M. Klaassen
Trefwoorden:
lichtmicroscoop, heipalen, vuren, bacteriële aantasting, erosie-type, druksterkte, reststerkte, levensverwachting
SHR voldoet aan “Algemene eisen voor de competentie van beproevings- en kalibratie laboratoria” volgens NEN-EN-ISO/ICE 17025:2005
Houtonderzoek Overschiese Kleiweg 41 te Rotterdam, project 10032229-1028 Rapportcode: 10.291
Datum: 10 mei 2010
Pagina: 3/12
Samenvatting Van Goorbergh Geotechniek B.V. werd de opdracht ontvangen om de houtsoort, de mate en het type aantasting te bepalen van 2 houtmonsters afkomstig van de fundering onder het pand aan de Overschiese Kleiweg 41 te Rotterdam. De monsters zijn visueel beoordeeld, microscopisch onderzocht en het houtvochtgehalte, de volumieke massa en het spintgehalte (indien van toepassing) zijn bepaald en er is een schatting gemaakt van de gradiënt van reststerkte over de paaldiameter. Daarnaast wordt er een uitspraak gedaan over de levensverwachting voor de komende 25 jaar. Beide palen zijn vuren en de monsters zijn in een buitenste schil van respectievelijk 18 en 28 mm sterk aangetast door bacteriën. Deze aantasting is onder het grondwater tot stand gekomen. Uitgaande van niet wezenlijk veranderende omstandigheden rondom het funderingshout, is de 2 verwachting dat in de komende 25 jaar de zachte schil (druksterkte kleiner dan 2,5 N/mm ) zich in beide monsters kan uitbreiden tot respectievelijk 24 en 37 mm.
Houtonderzoek Overschiese Kleiweg 41 te Rotterdam, project 10032229-1028 Rapportcode: 10.291
Datum: 10 mei 2010
Pagina: 4/12
Inhoudsopgave Samenvatting........................................................................................................................................... 3 Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 4 1
Inleiding............................................................................................................................................ 5
2
Materiaal .......................................................................................................................................... 5
3
Microscopisch onderzoek ................................................................................................................ 5
4
Vochtgehalte, volumieke massa, spintgehalte en druksterkte ........................................................ 6
5
Resultaten........................................................................................................................................ 7 5.1 Visuele beoordeling ................................................................................................................. 7 5.2 Microscopisch onderzoek ........................................................................................................ 7 5.3 Bepaling vochtgehalte, volumieke massa en schatting van de druksterkte ............................ 8
6
Discussie ......................................................................................................................................... 9 6.1 Microscopisch onderzoek ........................................................................................................ 9 6.2 Volumieke massa en houtvochtgehalte................................................................................. 10 6.3 Schatting van de druksterkte ................................................................................................. 10 6.4 Levensverwachting ................................................................................................................ 11
7
Conclusie ....................................................................................................................................... 11
8
Literatuur........................................................................................................................................ 11
Houtonderzoek Overschiese Kleiweg 41 te Rotterdam, project 10032229-1028 Rapportcode: 10.291
1
Datum: 10 mei 2010
Pagina: 5/12
Inleiding
Van Goorbergh Geotechniek B.V. werd op 28 april 2010 de opdracht ontvangen om de houtsoort, de mate en het type van aantasting te bepalen van 2 houtmonsters. De monsters zijn op 28 april 2010 bij SHR afgeleverd. Volgens de opdrachtgever zijn de monsters afkomstig van de fundering onder het pand aan de Overschiese Kleiweg 41 te Rotterdam (paal 1 en 2, monsterdatum 20 april 2010). Het betreft project 10032229-1028. De monsters zijn door SHR gecodeerd (zie tabel 5.1).
2
Materiaal
In luchtdicht afgesloten buisjes, geheel gevuld met omgevingswater, zijn de monsters bij SHR afgeleverd. In de buisjes bevonden zich boorkernen met een diameter van 10 mm. Volgens de opdrachtgever is het water in de buisjes afkomstig van het omgevingswater rond de fundering. De monsters zijn in de buisjes tot het moment van analyse (op 3 mei 2010) opgeslagen bij een temperatuur van 4°C.
3
Microscopisch onderzoek
Voorafgaand aan het microscopische onderzoek zijn de monsters visueel beoordeeld. Daarna zijn met behulp van het microtoom radiale en kopse coupes gesneden met een dikte van 20-30 µm en een 2 oppervlakte van circa 0.5-1 cm . De coupes zijn aangekleurd om mogelijke aantasting beter zichtbaar te maken. Onder het lichtmicroscoop (met en zonder gepolariseerd licht) zijn de coupes vervolgens onderzocht op de aanwezigheid van houtaantasters en is het houtanatomische patroon bekeken. Vijf patronen van aantasting kunnen worden onderscheiden. Deze patronen worden veroorzaakt door de volgende micro-organismen: •
erosie bacteriën (EB);
•
tunnelvormende bacteriën (TB);
•
softrotschimmels;
•
witrotschimmels;
•
bruinrotschimmels.
In aanvulling op het patroon van aantasting wordt het hout gecontroleerd op de aanwezigheid van aantasters en andere houtkoloniserende micro-organismen: •
dikke bruine hyfe van blauwschimmel;
•
dunne transparante hyfe van houtaantastende schimmel (wit-, bruin- en softrot veroorzakers);
•
sporen van diverse micro-organismen;
•
algen;
•
andere insluitsels van organische herkomst.
Houtonderzoek Overschiese Kleiweg 41 te Rotterdam, project 10032229-1028 Rapportcode: 10.291
Datum: 10 mei 2010
Pagina: 6/12
Bij de classificering van de mate van aantasting wordt de indeling gehanteerd volgens Klaassen (2008) waarbij de volgende klassen worden gebruikt: totale verwoesting; ernstige aantasting; matige aantasting; weinig aantasting en gezond hout. In de discussie worden de begrippen totale verwoesting en ernstige aantasting samengevat onder het begrip sterke aantasting.
4
Vochtgehalte, volumieke massa, spintgehalte en druksterkte
Het houtvochtgehalte en de volumieke massa zijn voor elk monster in stukjes van circa 15 mm bepaald middels wegen en drogen. Bij een grenenmonster wordt de boorkern aangekleurd met een daartoe geëigend reagens om kern- en spinthout te kunnen onderscheiden. Klaassen (2008) heeft aangetoond dat op basis van het houtvochtgehalte een redelijke schatting kan worden gemaakt van de druksterkte van het hout. Het door Klaassen (2008) opgestelde model is hier toegepast. De ingeschatte druksterkte is de zogenaamde korte duursterkte. Er zijn modellen beschikbaar voor grenen en eiken. Het grenen model wordt ook voor andere naaldhoutsoorten gebruikt bij gebrek aan specifieke modellen voor vuren en dennen. De ingeschatte druksterktes voor zowel vuren als dennen moeten om die reden met enige voorzichtigheid worden beschouwd. In tegenstelling tot de hier bepaalde korte duursterkte, staat in de TGB een rekenwaarde vermeld van 2
9.9 N/mm . Deze waarde is tot stand gekomen door de karakteristieke druksterkte (korte duursterkte) van heipalen (5% laagste waarden uit een verzameling) door de materiaalfactor (veiligheidsmarge in verband met de variabiliteit: hout=1.2, vergelijk homogeen materiaal: beton =1) te delen en deze waarden met een modificatiefactor (in verband met de vertaling van de korte duursterkte naar de lange duursterkte) te vermenigvuldigen. Wanneer de permanente belasting op een paal niet boven de rekenwaarde (lange duursterkte) uitkomt, gaat men ervan uit dat de druksterkte van de paal in de tijd niet afneemt (zie figuur 4.1).
Houtonderzoek Overschiese Kleiweg 41 te Rotterdam, project 10032229-1028 Rapportcode: 10.291
Datum: 10 mei 2010
Pagina: 7/12
belasting
'verschoven' bezwijklijn belastingniveau in de combinatie
bezwijken
lange-duur-sterkte
permanente belastingen
t1
t2
t3 belastingsduur
Figuur 4.1 Relatie tussen belasting en de belastingsduur op hout (vrij naar Jorissen 1995). Een permanente belasting die lager is dan de lange-duur-sterkte leidt niet tot bezwijken. Wanner de permanente belasting op t1 kortstondig wordt verhoogd (bijvoorbeeld tot tijdstip t2) tot boven de lange-duur-sterkte maar onder de korte-duur-sterkte (maximale belasting) zal geen bezwijking optreden en wanneer de belasting weer op zijn oorspronkelijke niveau is, zal het hout nog volkomen intact zijn. Als echter de verhoogde belasting te lang duurt zal op t3 bezwijking optreden.
5
Resultaten
5.1
Visuele beoordeling
Bij beide monsters werd wankant aangetroffen. Tabel 5.1 Codering en overzicht van de visuele beoordeling van de monsters code opdrachtgever
Lengte
Gemiddelde jaarringbreedte [mm] juveniel
volwassen
Aantal jaarringen totaal
aangetast
SHR
[mm]
Paal 1
1
113
-
1.7
54
21
Paal 2
2
133
4.0
1.5
>41
>29
5.2
Microscopisch onderzoek
In beide monsters werd de volgende houtstructuur waargenomen (vuren): Naaldhout met heterogene stralen met picioide kruisvlakstippels, radiale en axiale harskanalen, tracheïden met eenrijige hofstippels en hofstippels in de straaltracheïden met name van het Picea-1 type.
Houtonderzoek Overschiese Kleiweg 41 te Rotterdam, project 10032229-1028 Rapportcode: 10.291
Datum: 10 mei 2010
Pagina: 8/12
Monster 1 (vuren, lengte tot aan het hart 89 mm) In de buitenste 18 mm werd ernstige bacteriële aantasting van het erosietype (EB) waargenomen. Hierna werd in 17 mm matige EB-aantasting gevonden. De rest van het monster was vrij van aantasting. In het door bacteriën aangetaste hout werden veel schimmeldraden aangetroffen. Monster 2 (vuren, lengte tot aan het hart 94 mm) In de buitenste 38 mm werd ernstige bacteriële aantasting van het erosietype (EB) waargenomen. Hierna werd in 21 mm weinig EB-aantasting gevonden. De rest van het monster was vrij van aantasting. In het door bacteriën sterk aangetaste hout werden (plaatselijk veel) schimmeldraden aangetroffen.
5.3
Bepaling vochtgehalte, volumieke massa en schatting van de druksterkte
Voor houtvochtgehalte, volumieke massa en ingeschatte druksterkte, zie tabel 5.2. In principe is voor alle boorkernen de volumieke massa en het vochtgehalte bepaald aan de buitenzijde (bastzijde, gecodeerd met een a) en verder naar binnen toe (kernkant, gecodeerd met een f/g). De volumieke massa is bepaald op basis van het droge volume. Alleen wanneer aangegeven met een “*” zijn de 3 bepalingen aan monsterstukjes met een relatief te kleine afmeting (< 1 cm ) uitgevoerd waardoor deze waarden slechts als indicatief voor vochtgehalte, volumieke massa en ingeschatte druksterkte moet worden beschouwd. Het verschil tussen het gemeten en theoretisch geschatte maximale vochtgehalte geeft bij een te hoog gemeten waarde een indicatie van de meetonnauwkeurigheid aan. De weinig betrouwbare waarden zijn vet weergegeven in de tabel. Bij volledig waterverzadigd hout volgt de verhouding tussen het vochtgehalte en de dichtheid de lijn zoals gegeven in grafiek 5.1. Niet water verzadigd hout licht onder de lijn in deze grafiek. Alle monsters uit tabel 5.2. zijn als punten in grafiek 5.1 opgenomen. Tabel 5.2. Gewicht- en volumebepalingen per monsterstuk (circa 15 mm) en berekende volumieke massa (VM) bij 0% vochtgehalte en vochtgehalte (VG) bij aanlevering. Op basis van deze gegevens is een schatting gemaakt van het theoretisch maximale vochtgehalte (TMV) en druksterkte (DS). Monster
Gewicht [g]
3
Volume [cm ]
nat
droog
nat
droog
1a*
0,43
0,09
0,46
0,36
1b*
0,35
0,08
0,33
0,29
3
VM[kg/m ]
VG [%]
2
DS [N/mm ] Spec gravity 3
bepaald
TMV
[kg/m ]
250
378
370
2,8
195,7
276
338
330
3,7
242,4
1c
0,32
0,07
1,32
0,27
1d*
0,88
0,28
0,87
0,77
259 364
357 214
350 240
3,2 8,7
321,8
53,0
1e
1,33
0,61
1,64
1,39
439
118
190
16,9
372,0
1f
1,56
0,79
1,97
1,69
467
97
180
19,5
401,0
1g
1,78
0,89
2,09
1,77
503
100
160
19,2
425,8
2a*
0,39
0,09
0,39
0,31
2b*
0,75
0,19
0,69
0,63
290 302
333 295
310 300
3,8 4,9
275,4
2c*
0,34
0,1
0,34
0,26
2d
1,36
0,54
1,53
1,35
385 400
240 152
230 220
7,2 13,4
352,9
2e
0,82
0,41
1,1
0,97
423
100
200
19,2
372,7
2f
1,99
1,06
2,8
2,49
426
88
200
20,9
378,6
230,8 294,1
Houtonderzoek Overschiese Kleiweg 41 te Rotterdam, project 10032229-1028 Rapportcode: 10.291
Datum: 10 mei 2010
Pagina: 9/12
800 700
specific gravity [kg/m3]
600 500 400 300 200 100 0 0
100
200
300
400
500
600
vochtgehalte [ω]
Grafiek 5.1 Relatie dichtheid (in deze grafiek specific grafity = droog gewicht / nat volume) en vochtgehalte. Bij waterverzadigd hout liggen de waarden op de lijn bij niet water verzadigd hout liggen de punten onder de lijn (Klaassen 2008).
6
Discussie
6.1
Microscopisch onderzoek
Op grond van de gevonden houtstructuur kan geconcludeerd worden beide palen vuren zijn (Heinz 2004). De monsters zijn in een buitenste schil van respectievelijk 18 en 38 mm sterk aangetast door bacteriën. De overgang van aangetast hout naar gezond hout verloopt in beide monsters gradueel, dit duidt op actieve aantasting. De concurrentiekracht van de bacteriën ten opzichte van andere micro-organismen (schimmels) is erg zwak. Omdat bacteriën, in tegenstelling tot de andere micro-organismen, hout in afwezigheid van zuurstof kunnen aantasten en omdat in de monsters de bacteriën dieper werden waargenomen dan de schimmels, kan gesteld worden dat de aantasting onder het grondwaterniveau heeft plaatsgevonden (Björdal & Nilsson, 2008, Blanchette et al. 1990). In zijn algemeenheid is het grondwater zuurstofloos, alleen in de bovenste lagen kan zeer beperkt zuurstof aanwezig zijn. Er zijn alleen schimmeldraden waargenomen in het door bacteriën aangetaste hout. Dat de aantasting met name door de bacteriën wordt veroorzaakt blijkt uit het feit dat: de schimmeldraden niet dieper in het hout zitten dan de bacteriële aantasting; de aantasting het typische patroon veroorzaakt door erosie bacteriën heeft en het typische patroon, veroorzaakt door softrotschimmels, ontbreekt. Het is bekend dat de zogenaamd secundaire houtaantasters (leven van het restmateriaal dat na primaire aantasting achter blijft) snel aangetast hout kunnen koloniseren. De waargenomen schimmeldraden moeten als secundaire aantasters worden beschouwd en wijzen op kortstondige perioden met voldoende zuurstof in en rond de paal waardoor schimmelgroei kan optreden maar er te
Houtonderzoek Overschiese Kleiweg 41 te Rotterdam, project 10032229-1028 Rapportcode: 10.291
Datum: 10 mei 2010
Pagina: 10/12
weinig zuurstof aanwezig is voor houtaantasting door schimmels. Aanvoer van zuurstof kan ontstaan door droogstand of door toevoer van zuurstofhoudend (grond)water.
6.2
Volumieke massa en houtvochtgehalte
De volumieke massa kan binnen een houtsoort sterk variëren en een schatting van gewichtsafname door aantasting kan alleen bepaald worden wanneer de oorspronkelijke volumieke massa van een monster bekend is. Omdat dit van de hier onderzochte monsters niet meer te achterhalen is, is de onderstaande vergelijking van de volumieke massa’s slechts indicatief. Tabel 6.1 geeft de bekende waarden van vuren. Zowel de volumieke massa’s als de vochtgehalten ondersteunen het gevonden anatomische beeld. Tabel 6.1 Volumieke massa (bij 0% houtvochtgehalte) volgens Laming et al. (1978) Midden Europees vuren
428 (363 – 539) kg/m
3
Europees vuren
407 (332 – 490) kg/m
3
6.3
Schatting van de druksterkte
Voor de palen is hieronder de ingeschatte korte duursterkte visueel voor de gehele paaldoorsnede weergegeven. Gezond grenenhout dat vers beproefd wordt (vochtgehalte 50 – 120%) heeft een korte 2
2
duursterkte van circa 22 N/mm . Bij vers vurenhout is dat circa 20 N/mm . Het eerst gevormde, zogenaamde juveniele, hout dat in de kern van de stam zit kan een wat lagere druksterkte hebben (Laming et al. 1978 en Zobel & Sprague, 1998), waardoor een lagere druksterkte in de kern van de paal als natuurlijk moet worden beschouwd.
100 mm
Monster 1 (vuren) Paaldiameters (opgave opdrachtgever) Monster 1: 191 mm Monster 2: 201 mm
100 mm
Monster 2 (vuren) Legenda < 2,5 N/mm² 2,5 - 6,25 N/mm² 6,25 - 10 N/mm² 10 - 15 N/mm² > 15 N/mm² niet bepaald niet beschikbaar
Houtonderzoek Overschiese Kleiweg 41 te Rotterdam, project 10032229-1028 Rapportcode: 10.291
Datum: 10 mei 2010
Pagina: 11/12
Om vanuit de korte duursterkte tot de rekenwaarde voor lange duurbelasting te kunnen komen moet volgens de TGB een modificatiefactor van 0.7 worden toegepast wanneer het vochtgehalte geen rol speelt. Verder moet de materiaalfactor (1.2) in rekening worden gebracht. De hier gevonden waarden van de maximale druksterkte (korte duursterkte) moeten dus met een factor van 0.58 (0.7 / 1.2) worden vermenigvuldigd om tot een rekenwaarde voor lange duursterkte te komen.
6.4
Levensverwachting
Ervan uitgaande dat de omstandigheden rondom de palen de komende 25 jaar niet wezenlijk anders zullen zijn dan de afgelopen decennia kan op grond van het microscopisch en fysisch onderzoek een inschatting gemaakt worden over de verwachte sterkteverlies van het paalhout voor de komende 25 jaar. In dit kader wordt de term zachte schil gehanteerd waarmee hout wordt bedoeld met een 2
druksterkte < 2.5 N/mm dat niet meer bijdraagt aan de draagkracht van de paal. Van vuren heipalen weten we dat ze vaak slechts een dunne sterk door bacteriën aangetaste schil hebben, die afhankelijk van de bodemsituatie slechts langzaam tot zeer langzaam voortschrijdt. Het lijkt zeer waarschijnlijk dat de plaatselijke grondwaterdynamiek bepalend is voor de snelheid van bacteriële aantasting en bij het inschatten van toekomstige uitbreiding van de aantasting gaan we er van uit de bodemomstandigheden in de toekomst vergelijkbaar zullen zijn als die in de afgelopen periode. Op grond van deze aannamen is het mogelijk om een uitspraak te doen over de toename van de aangetaste zone en de zachte schil. Hierbij gaan we er van uit dat de palen rond 1933 zijn geplaatst (opgave opdrachtgever) en dus 77 jaar oud zijn. De aantasting in beide monsters moet als actief worden beschouwd. Verwacht wordt dat in de komende 25 jaar de aangetaste zone in de paal met 25% kan toenemen en dat de zachte schil zich kan uitbreiden tot maximaal respectievelijk 24 en 37 mm.
7
Conclusie
Beide palen zijn vuren en de monsters zijn in een buitenste schil van respectievelijk 18 en 28 mm sterk aangetast door bacteriën. Deze aantasting is onder het grondwater tot stand gekomen. Uitgaande van niet wezenlijk veranderende omstandigheden rondom het funderingshout, is de 2 verwachting dat in de komende 25 jaar de zachte schil (druksterkte kleiner dan 2,5 N/mm ) zich in beide monsters kan uitbreiden tot respectievelijk 24 en 37 mm.
8
Literatuur
Björdal, C. & T. Nilsson, 2008. Culturing wood-degrading erosion bacteria. International Biodeterioration and Biodegradation 61(1): 3-10 Blanchette,R.A., Nilsson,T., Daniel, G. & A. Abad.1990. Biological degradation of wood. In Rowell, R.M. & Barbour, R.J. (eds.) Archaeological wood: properties chemistry, and preservation.
Houtonderzoek Overschiese Kleiweg 41 te Rotterdam, project 10032229-1028 Rapportcode: 10.291
Datum: 10 mei 2010
Pagina: 12/12
Heinz, I. 2004. Systematische Erfassung und Dokumentation der mikroanatomischen Merkmale der Nadelhölzes aus der Klasse Pinatae. Dissertation Technische Universität München. Jorissen, A.J.M. 1995. Modificatiefactor vochtgehalte en duurbelasting. Technische Houtdocumentatie A 4/2 – 010210, Centrum Hout, Almere. Laming, P.B., Rijsdijk, J.F. & J.C. Verwijs. 1978. Houtsoorten, informatie voor de praktijk. Houtinstituut TNO, Delft. Klaassen 2007 Velocity of bacterial decay in wooden foundation piles. Proceedings ICOM Amsterdam Klaassen R.K.W.M., 2008. Bacterial decay in wooden foundation piles: patterns and causes. A study on historical pile foundations in the Netherlands. International Biodeterioration and Biodegradation 61 (1): 45-60. st
TGB. 1990. Belastingen en vervormingen, NEN 6702, 1 druk, NNI december 1991 Zobel, B.J. & J.R. Sprague. 1998. Juvenile wood in forest trees. Springer –Verlag Berlin, Heidelberg, New York.