De raad van de gemeente Breda; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders; gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;
B E S L U I T:
vast te stellen de: VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN AFVALSTOFFENHEFFING EN REINIGINGSRECHTEN
Hoofdstuk I
Algemene bepalingen
Artikel 1 Inleidende bepaling Krachtens deze verordening worden geheven: a. een afvalstoffenheffing; b. reinigingsrechten. Artikel 2 Begripsomschrijvingen Deze verordening verstaat onder: a. maand: een kalendermaand. b. belastingjaar: een kalenderjaar c. gebruik maken: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer
Hoofdstuk II
Afvalstoffenheffing
Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit 1. Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. 2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Artikel 4 Belastingplicht
1
1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt: a. gebruikmaken van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruikmaken door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden; b. gebruikmaken door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven, met dien verstande dat degene die het deel in gebruik heeft gegeven, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven; c. het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld, met dien verstande dat degene die het perceel ter beschikking heeft gesteld, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie het perceel ter beschikking is gesteld.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief 1. De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar, indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar bij de aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door: a. één persoon € 248,28 b. meer dan één persoon € 296,88 2. De belasting bedraagt voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, in bruikleen hebben van een extra container voor inzameling van restafval: per extra container € 92,16
Artikel 6 Wijze van heffing De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
2
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt ontheffing verleend over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt. 5. Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.
Artikel 8 Termijnen van betaling 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden na de eerste vervaldag.
2.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van alle op één beschikkingsbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 10.000,00, dat dit bedrag en een bestuurlijke boete op dit aanslagbiljet moeten worden betaald op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
3.
Betaling via automatische incasso is voor alle aanslagen mogelijk. In afwijking van het bepaalde in eerste en tweede lid geldt, ingeval machtiging is verleend tot automatische incasso het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen gemeentelijke fiscale heffingen € 100,00 of meer doch niet meer dan € 10.000,00 bedraagt, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen e waarvan de eerste termijn vervalt op de 28 dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elke van de volgende termijnen telkens een maand later.
4.
De in het derde lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend indien twee van tien termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen 56 dagen na afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan gelden de betaaltermijnen als bedoel in het eerste lid.
5.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.
Artikel 9 Kwijtschelding Van de afvalstoffenheffing als bedoeld in het tweede lid van artikel 5, wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 10 Nadere regels m.b.t. heffing en invordering Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking West-Brabant kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing.
3
Hoofdstuk III Reinigingsrechten
Artikel 11 Belastbaar feit Onder de naam 'reinigingsrechten' worden rechten geheven voor het aanbieden van afvalstoffen, als genoemd in artikel 13, op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats.
Artikel 12 Belastingplicht De reinigingsrechten worden geheven van degene die de afvalstoffen, als bedoeld in artikel 13, aanbiedt.
Artikel 13 Maatstaf van heffing en belastingtarief De reinigingsrechten worden geheven naar de volgende maatstaven en tarieven: a. Schoon puin vanaf 0,5 m³ : € 5,00 per 0,5 m³ b. Dakleer: € 75,00 per 0,5 m³ c. Dakgrind: € 22,50 per 0,5 m³ d. Schone grond: € 10,00 per 0,5 m³
Artikel 14 Wijze van heffing De reinigingsrechten worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
Artikel 15 Ontstaan van de belastingschuld De reinigingsrechten zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.
Artikel 16 Termijnen van betaling 1. De reinigingsrechten moeten worden betaald op het moment van het uitreiken van de gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld; 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijn.
Artikel 17 Kwijtschelding Bij de invordering van de reinigingsrechten wordt geen kwijtschelding verleend.
4
Artikel 18 Nadere regels m.b.t. heffing en invordering Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de reinigingsrechten.
Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen Artikel 19 Inwerkingtreding 1. De ‘Verordening reinigingsheffingen Breda 2013’, vastgesteld bij raadsbesluit van 20 december 2012, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.
Artikel 20 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening reinigingsheffingen Breda 2014’.
Aldus besloten in zijn openbare vergadering 19 december 2013
, de voorzitter
, de griffier.
5