BUtgb
Lid van EOTA en UEAtc Tel. +32 (0)2 716 44 12 Fax +32 (0)2 725 32 12
Belgische Unie voor de technische goedkeuring in de bouw vzw
[email protected]
Lombardstraat 42 B-1000 Brussel
http://www.butgb.be
Informatieblad 2011/1 vervangt 03/1 en 02/1
GEISOLEERDE SPOUWMUREN MET GEVELMETSELWERK BUtgb levert ATG’s af voor spouwmuurisolatie die de gebruiksgeschiktheid van het fabrieksmatig vervaardigd isolatiemateriaal voor toepassing in spouwmuren aangeven. Samen met de gedeclareerde producteigenschappen, vermeld in de ATG/H productgoedkeuring, worden de product- en systeemeigenschappen gecertificeerd (zie figuur 1). De ATG-technische goedkeuring bevestigt de gebruiksgeschiktheid van het isolatiemateriaal voor toepassing in de spouwmuur tezamen met de plaatsingsvoorschriften. BUtgb
Lid van EOTA en UEAtc Tel. +32 (0)2 716 44 12 Fax +32 (0)2 725 32 12
[email protected]
Belgische Unie voor de technische goedkeuring in de bouw vzw Lombardstraat 42 B-1000 Brussel http://www.butgb.be
Technische Goedkeuring ATG met Certificatie
Goedkeurings- en Certificatie-operator
Systeem van
xxxx xxxx
Geldig van 24/12/2010 tot 23/12/2013
Belgische Unie voor de technische goedkeuring in de bouw vzw Lombardstraat 42 B-1000 Brussel http://www.butgb.be Lid van EOTA en UEAtc Tel. +32 (0)2 716 44 12 Fax +32 (0)2 725 32 12
[email protected]
ATG xx/Hxxx
Doel en draagwijdte van de technische goedkeuring
Een technische goedkeuring van een systeem betreft een gunstige beoordeling door een onafhankelijke goedkeuringsoperator aangeduid door de vzw BUtgb van een systeem voor een bepaalde beoogde toepassing. Het resultaat van deze beoordeling wordt in een goedkeuringstekst vastgelegd. In deze tekst worden de in het systeem toegelaten componenten geïdentificeerd en worden de te verwachten prestaties bepaald van de producten die vervaardigd worden met de toegelaten componenten van het systeem, gesteld dat deze producten vervaardigd, geplaatst, gebruikt en onderhouden worden volgens de methodes eigen aan het systeem en volgens de beginselen uiteengezet in deze goedkeuringstekst. De technische goedkeuring gaat gepaard met een regelmatige opvolging en een aanpassing aan de stand van de techniek wanneer deze wijzigingen pertinent zijn. Een driejaarlijkse revisie wordt opgelegd. De instandhouding van de technische goedkeuring van een systeem vereist dat de componenten van het systeem voldoen aan de in deze tekst beschreven kenmerken en dat de goedkeuringshouder te allen tijde kan bewijzen dat hij het nodige doet om de verwerkers van het systeem te begeleiden, zodat de in de goedkeuring beschreven prestaties kunnen bereikt worden. De opvolging hiervan is essentieel voor het vertrouwen in de overeenkomstigheid met de technische goedkeuring. Deze opvolging wordt toevertrouwd aan een door de BUtgb aangeduide certificatieoperator.
UBAtc
Union belge pour l’Agrément technique de la construction A.S.B.L. Rue du Lombard 42 B-1000 Bruxelles http://www.ubatc.be membre de l’EOTA et UEAtc Tél. +32 (0)2 716 44 12 Fax +32 (0)2 725 32 12
[email protected]
GEËXPANDEERD XXXXXXXX(EPS) POLYSTYREEN XXXXXXXX POLYSTYRENE EXPANSE
Belgian Construction Certification Association Aarlenstraat 53 - 1040 Brussel www.bcca.be -
[email protected]
Goedkeuringshouder: xxxxxxxxxx xxxxxxxxxx xxxxxxxxxx Tel.: xxxxxxxxxx Fax.: xxxxxxxxxx Website: http://www.xxxxxxx.be E-mail: xxxxxxxxxx
1
BUtgb
Technische Productgoedkeuring ATG met Certificatie Agrément Technique de produit ATG avec Certification
XXXXXXXXX XXXXXX
ATG xx/xxxx
De ATG/H-productgoedkeuring beperkt zich tot de declaratie van de producteigenschappen.
2
Geldig van / Valable du 01.09.2010 Tot / au 31.08.2015
xxxx xxxx
Goedkeurings- en Certificatie-operator Opérateur d’agrément et de certification
Belgian Construction Certification Association Aarlenstraat 53 - 1040 Brussel Rue d’Arlon 53 - 1040 Bruxelles http://www.bcca.be -
[email protected]
xxxx xxxxxxxxx xxxxxxxxxxx Tel. : xxxxxx Fax : xxxxx e-mail : xxxxx
Voorwerp
De technische goedkeuring van een systeem van roestvrij stalen persfittingen voor roestvrij stalen leidingen voor de verdeling van sanitair koud en warm water, verwarmings- en koelwater geeft de technische beschrijving van een leidingsysteem, dat bestaat uit de in paragraaf 4 vermelde componenten en waarvan de met dit systeem geconstrueerde leidingnetten geacht worden te kunnen voldoen aan de prestatieniveaus aangehaald in paragraaf 6, voor de opgegeven types en afmetingen, voor zover ze volgens de voorschriften van paragraaf 5 worden geplaatst. De aangehaalde prestatieniveaus worden bepaald conform de criteria opgenomen in de goedkeuringsleidraad voor persfittingen voor metalen leidingen van de BUtgb, op basis van een aantal representatieve proeven. Voor leidingnetten met bijkomende prestatie-eisen of voor leidingnetten met andere toepassingen, dienen bijkomende proeven te worden uitgevoerd volgens de criteria vermeld in bovenstaande referentiedocumenten. De goedkeuringshouder mag enkel verwijzen naar deze goedkeuring voor deze varianten van het leidingsysteem waarvoor daadwerkelijk kan worden aangetoond dat de beschrijving geheel conform is aan de in de goedkeuring vooropgestelde catalogisering. Individuele leidingnetten kunnen het ATG-merk niet dragen, daar er geen certificatieschema bestaat waarin de plaatser betrokken is voor de fabricage van aan de goedkeuring conforme leidingnetten.
1. Doel en draagwijdte van de technische productgoedkeuring
1. But et portée de l’agrément technique de produit
Deze technische productgoedkeuring betreft de onafhankelijke prestatiebepaling voor een aantal kenmerken van het product in functie van een aantal niet nader geïdentificeerde toepassingen.
Cet agrément technique de produit concerne la détermination indépendante de performances pour un nombre de caractéristiques du produit en fonction d’un nombre d’applications non identifiées.
De prestatiebepaling wordt uitgevoerd door een door de BUtgb vzw aangeduide onafhankelijke goedkeuringsoperator, BCCA.
La détermination des performances est réalisée par un opérateur d’agrément indépendant, BCCA, désigné par l’UBAtc asbl.
wordt regelmatig De technische productgoedkeuring opgevolgd, wanneer relevant aan de stand der techniek aangepast en onderworpen aan een vijfjaarlijkse herziening. Opdat de technische productgoedkeuring in stand gehouden kan worden, moet de ATG-houder doorlopend bewijzen dat hij al het nodige blijft doen opdat de in de productgoedkeuring beschreven prestaties bereikt worden. Deze opvolging is essentieel voor het vertrouwen in de overeenkomstigheid van het product met deze technische productgoedkeuring, en wordt toevertrouwd aan de door de BUtgb aangeduide certificatie-operator, BCCA. Door het doorlopend karakter van de controles en de statistische interpretatie van de controleresultaten wordt door de bijbehorende certificatie een hoog betrouwbaarheids-niveau bereikt. de certificatie van de De productgoedkeuring en overeenstemming met de productgoedkeuring staan los van individueel uitgevoerde werken. De aannemer en architect blijven onverminderd verantwoordelijk voor de overeenstemming van de uitvoering met de bepalingen van het bestek.
L’agrément technique de produit est régulièrement suivi, adapté si nécessaire à l’état de la technique et soumis à une révision quinquennal. Afin que l’agrément technique de produit puisse être maintenu, le titulaire de l’ATG doit en permanence prouver que le nécessaire est fait pour que les prestations mentionnées dans l’agrément soient atteintes. Ce suivi est essentiel pour la confiance en la conformité du produit avec cet agrément technique de produit, et est confié à un opérateur de certification, BCCA, désigné par l’UBAtc asbl. Par le caractère continu des contrôles et l’interprétation statistique des résultats des contrôles, un niveau de confiance élevé est atteint par la certification associée. L’agrément et la certification de la conformité à l’agrément ne sont pas liés aux travaux effectués individuellement. L’entrepreneur et l’architecte restent entièrement responsables de la conformité de la mise en œuvre avec les spécifications du cahier des charges.
ATG 10/H673 - 1/6
ATG 10/2495 - 1/9
Fig. 1 : Voorbeelden van ATG-documenten Geïsoleerde spouwmuren met gevelmetselwerk
1
Dit BUtgb-informatieblad geeft een overzicht van de algemeen geldende bouwkundige voorschriften voor spouwmuren waarin de ATGgoedgekeurde isolatiematerialen worden aangewend. De bijzondere toepassingsregels voor elk individueel product worden vermeld in de desbetreffende ATG’s. De hierna vermelde algemene regels mogen niet worden toegepast voor een bepaald product zonder kennisname van de desbetreffende ATG. De lijst van de ATG’s kan worden geraadpleegd op de website www.butgb.be. Naast de ATG’s voor geïsoleerde spouwmuren met gevelmetselwerk zijn ook ATG’s beschikbaar voor andere isolatietoepassingen (hier niet besproken) met betrekking tot : – daken – muren – vloerisolatie – isolerende beglazing – bouwsystemen – buisisolatie – … 1. UITGANGSPUNTEN Vanaf de jaren ’50 heeft in België de spouwmuur (zie figuur 2) de traditionele massieve gevel steeds meer verdrongen. Aanvankelijk werden ze niet geïsoleerd. Sinds de oliecrisis in de jaren ’70, de Kyoto afspraken en de introductie van wettelijke isolatievoorschriften worden de spouwmuren meer en meer geïsoleerd. Het thermisch isoleren nam in de laatste decennia een enorme vlucht onder meer onder impuls van de strikte reglementaire thermische eisen, van kracht in de gewesten (zie tabel 1). Samen met deze eisen, zijn er voor deze constructies ook eisen naar regendichtheid, stabiliteit, hygrisch en thermisch gedrag. Tabel 1: Gewestelijke websites voor het opzoeken van de thermische vereisten Voor de thermische eisen in de verschillende Gewesten wordt verwezen naar de desbetreffende websites : Vlaanderen : www.energiesparen.be Wallonië : www.energie.wallonie.be Brussel : www.ibgebim.be
Voor gebouwen met een hoge vochtproductie (binnenklimaatklasse IV, bv zwembaden), een sterk wisselend vochtgehalte (bv dancings) of gebouwen in overdruk moet een hygrothermische berekening worden uitgevoerd (cfr NBN EN ISO 13788) teneinde het optreden van condensatie na te gaan. Hieruit kan volgen dat er een geschikt lucht- dampscherm moet voorzien worden aan de “warme zijde” van de isolatielaag. 2. OPBOUW EN SAMENSTELLING VAN DE GEÏSOLEERDE SPOUWMUUR De geïsoleerde spouwmuren worden als volgt opgebouwd : – binnenspouwblad in dragend metselwerk of in gewapend beton, al dan niet verder voorzien van pleisterlagen e.a., of op een andere manier luchtdicht afgewerkt – spouw, deels of volledig voorzien van een isolatielaag – buitenspouwblad in metselwerk; al dan niet afgewerkt met buitenpleister of verflagen. Het binnenspouwblad is luchtdicht of wordt luchtdicht afgewerkt zodat het luchtdrukverschil tussen spouw en binnenruimte geen aanleiding geeft tot vochtdoorslag en ervoor zorgt dat de regendoorslag afloopt aan de spouwzijde van het buitenspouwblad.
Luchtdichte afwerkingslaag
Fig. 2 : Spouwmuurconstructie : luchtdichte afwerking binnenspouwblad
Geschikte materialen en een verzorgde uitvoering vormen de basis van een correct functionerende geïsoleerde spouwmuur (zie figuur 3A en 3B).
fig-2.vwx
In dit informatieblad wordt dieper ingegaan op de spouwmuren voorzien van gevelmetselwerk van gebouwen met een binnenklimaatklasse I, II en III voor wat betreft de vochtproductie (definitie binnenklimaatklassen zie TV 215). 2
Geïsoleerde spouwmuren met gevelmetselwerk
Bij zowel deelvulling als volledige vulling moet de isolatie correct aansluiten tegen het binnenspouwblad. De verschillende opties geven aanleiding tot specifieke ontwerpregels en uitvoeringsvoorwaarden afhankelijk van het type isolatiemateriaal. Elke ATG ‘spouwmuur’ verwijst hiernaar.
3
1
5
3.1 Algemeen
4
2
1. Buitenspouwblad (90 mm) 2. Luchtspouw (30 mm) 3. Isolatiemateriaal (200 mm) 4. Binnenspouwblad (140 mm) 5. Binnenbepleistering (luchtdicht) (10 mm)
Fig. 3A : Deelgevulde spouwmuur (voorbeeld)
3
1 5
4
2
1. Buitenspouwblad (90 mm) 2. Luchtspouw (0 mm) 3. Isolatiemateriaal (200 mm) 4. Binnenspouwblad (140 mm) 5. Binnenbepleistering (luchtdicht) (10 mm)
Fig. 3B : Volledig gevulde spouwmuur (voorbeeld)
De al dan niet aanwezige luchtspouw maakt het fig-3B.vwx en een volonderscheid tussen een deelgevulde ledig gevulde geïsoleerde spouwmuur. Breedte van de luchtspouw : – bij deelvulling, in het geval van gevelmetselwerk met traditionele mortel : luchtspouw ≥ 30 mm op plan zodat rekening houdend met de uitvoeringstoleranties er een vrije en continue luchtspouw aan de gevelzijde aanwezig is – bij deelvulling, in het geval van gevelmetselwerk met lijmmortel : luchtspouw ≥ 20 mm op plan zodat rekening houdend met de uitvoeringstoleranties er een vrije en continue luchtspouw aan de gevelzijde aanwezig is – bij volledige vulling : een luchtspouw van 0 mm op plan. Geïsoleerde spouwmuren met gevelmetselwerk
3. BOUWKUNDIGE ONTWERPREGELS EN UITVOERINGSVOORWAARDEN
Bij het ontwerpen van de spouwmuur moet rekening gehouden worden met : – de thermische vereisten (zie tabel 1). De berekening van de U-waarde van de geïsoleerde spouwmuur wordt gegeven in bijlage 1 – de blootstelling van de gevel aan wind en regen – de detaillering van de gevel : geveloppervlakte, aandeel gevelopeningen en plaats van de ramen, aanwezigheid van een dakoversteek, dorpels, (druip)lijsten, ... – de gevelopbouw, de integratie en de aansluiting met de andere structuurelementen (funderingen, vloeren, dak, …) – de keuze van de materialen in relatie tot de productkenmerken, het ontwerp en de plaatsingsmethode. Naast deze ontwerpregels zijn de volgende randvoorwaarden van zeer groot belang en zullen dan ook opgenomen worden in het uitvoeringsdossier : – een geïsoleerde spouwmuur vereist een nauwgezette uitvoering met een doorgedreven kwaliteitscontrole. In overeenstemming met NBN B24-401 ‘Uitvoering van metselwerk’ wordt ten stelligste aangeraden eerst het binnenspouwblad op te trekken zodat mortelresten of baarden kunnen verwijderd worden. Zo wordt een vlakke ondergrond voor het isolatiemateriaal gerealiseerd, kan het isolatiemateriaal met zorg worden geplaatst en wordt ongecontroleerd lucht- en watertransport vermeden – om het afstromende water naar buiten te evacueren zal onderaan de spouw en boven elke fig-3A.vwx gevelonderbreking een waterdicht membraan met verkleefde of gelaste voegen geplaatst worden – open stootvoegen (minstens 1 per lopende meter) worden voorzien boven elke waterkerende laag. De openingen moeten vrij zijn om toe te laten water af te voeren – koudebruggen (zie NBN B62-002) moeten worden vermeden door een correcte thermische oplossing van de details. Hierbij wordt de isolatielaag consequent doorgetrokken over de volledige geveloppervlakte. 3
– het binnenspouwblad moet voldoende luchtdicht zijn. Dit kan gerealiseerd worden door één van de volgende mogelijkheden : - ofwel een luchtdichte bepleistering, of aan de binnenzijde, of aan de spouwzijde van het binnenspouwblad. Dit laatste is een oplossing indien men het binnenoppervlak als zichtmetselwerk wil behouden. In dat geval komen enkel vochtbestendige pleisters in aanmerking (bv cementering) - ofwel een luchtdicht binnenspouwblad, zoals bv in het geval van prefab of in situ gerealiseerde betonwanden Zonder deze luchtdichtheid leidt luchtinfiltratie tot verhoogde warmteverliezen en is de kans op regendoorslag reëel. De luchtdichtheid moet eveneens verzekerd zijn ter plaatse van de aansluitingen met het schrijnwerk en andere gevelonderdelen – vermijden van langs- en rotatieluchtstromingen tussen en rond de spouwisolatie. Zo moeten de voegen tussen de isolatieplaten onderling goed aansluiten en moeten de isolatieplaten goed sluitend tegen het binnenspouwblad worden aangebracht. – tijdens de duur van de werken moeten de in opbouw zijnde muren beschermd worden tegen weersinvloeden. Bij regenweer en tijdens werkonderbrekingen (aan het einde van de dag of de week, tijdens de verlofperiode, ...) moeten de muren bovenaan afgedekt en beschermd worden tegen regen Bij grotere spouwbreedten kan het isolatiepakket worden opgebouwd uit twee isolatielagen. Voor specifieke voorschriften zie ATG – het respecteren van de uitvoeringsdetails zoals aangegeven in hoofdstuk 4. 3.2 Bijzondere ontwerp- en uitvoeringsregels bij deel- en volledige vulling
Om tot een goed functionerende spouwmuur van dit type te komen moeten naast de in § 3.1 vermelde regels de volgende bijzondere voorwaarden minstens gerespecteerd worden : – het binnenspouwblad eerst en volledig optrekken – het binnenspouwblad luchtdicht afwerken – de isolatiematerialen zo plaatsen en bevestigen dat een volledig aaneensluitende isolatielaag wordt gerealiseerd : - bij minerale wol wordt dit gerealiseerd doorhet ineengrijpen van de vezels - bij kunststofschuim wordt dit gerealiseerd door een vierzijdige randafwerking (tand en groef of sponning) die moet toelaten rondom de plaat een gesloten voeg te realiseren. Bijkomend kunnen de plaatvoegen met voegbanden afgekleefd worden. Eveneens zal erop toegezien worden dat het ingedrongen water naar buiten wordt afgevoerd. - bij cellenglas wordt dit gerealiseerd door het gebruik van voegdichtingsmateriaal. Voor deze en andere materialen zullen de voorschriften in de desbetreffende ATG gerespecteerd worden – het risico op indringing van water via de spouwankers kan beperkt worden door de spouwankers niet naar binnen te laten hellen – als gevolg van de hogere vochtbelasting in het gevelmetselwerk moeten de gevelstenen aan de klasse ‘zeer vorstbestand’ voldoen (zie PTV 23-002 Gevelbakstenen; PTV 21-001 Betonmetselstenen; …) – ook geglazuurde gevelstenen moeten aan de klasse ‘zeer vorstbestand’ voldoen – wordt het gevelmetselwerk geverfd dan enkel waterdampdoorlatende verf (Klasse V1) gebruiken (zie bijlage 2: waterdampdoorlaatbaarheid van verfsystemen).
Naargelang de optie, deelvulling of volledige vulling, moet er op een verschillende wijze geredeneerd worden. Deelgevulde spouwmuren en volledig gevulde spouwmuren kunnen toegepast worden met inachtneming van de verder aangegeven voorwaarden. Hierna worden een aantal elementaire beschouwingen gegeven die verder in de ATG van het gebruikte materiaal verduidelijkt worden.
Daarenboven zal ook het volgende voorkomen worden :
3.2.1 Deelgevulde
Bij volledig gevulde spouwmuren gaat men ervan uit dat :
spouwmuren
Men gaat ervan uit dat : – het neerslagwater aan beide zijden van het gevelmetselwerk kan aflopen – luchtstromingen in de spouw kunnen voorkomen.
4
– valspecie en mortelresten in de restspouw bij het optrekken van het gevelmetselwerk – luchtstromingen tussen de isolatielaag en het binnenspouwblad. 3.2.2 Volledig gevulde spouwmuren
– het neerslagwater langs de buitenzijde van het gevelmetselwerk vrij kan aflopen – er geen luchtstromingen aanwezig zijn.
Geïsoleerde spouwmuren met gevelmetselwerk
Om tot een goed functionerende spouwmuur van dit type te komen zal de ontwerper de graad van regenblootstelling in zijn ontwerp beoordelen en wordt bij de uitvoering aan de volgende voorwaarden voldaan : – het binnenspouwblad eerst en volledig optrekken – het binnenspouwblad luchtdicht afwerken – de isolatie zo plaatsen dat een volledig aaneensluitende isolatielaag wordt gerealiseerd. Bij minerale wol wordt dit gerealiseerd door het ineengrijpen van de vezels. Voor andere isolatiematerialen zullen de voorschriften in de desbetreffende ATG gerespecteerd worden – het risico op indringing van water via de spouwankers kan beperkt worden door de spouwankers niet naar binnen te laten hellen – als gevolg van de hogere vochtbelasting in het gevelmetselwerk moeten de gevelstenen aan de klasse ‘zeer vorstbestand’ voldoen (zie PTV 23-002 Gevelbakstenen; PTV 21-001 Betonmetselstenen; …) – ook geglazuurde gevelstenen moeten aan de klasse ‘zeer vorstbestand’ voldoen – wordt het gevelmetselwerk geverfd dan enkel waterdampdoorlatende verf (Klasse V1) gebruiken (zie bijlage 2: waterdampdoorlaatbaarheid van verfsystemen). De volledige spouwvulling wordt afgeraden bij sterk aan wind en regen blootgestelde gevels van gebouwen zoals : – de gevels van gebouwen in steden of op het platteland die hoger zijn dan 25 meter – de gevels van gebouwen in de kuststreek die hoger zijn dan 8 meter
– alle gevels van gebouwen gelegen langs het strand. Bij lagere gebouwhoogtes zal de aanwezigheid van oversteken een gunstig effect hebben op de blootstelling. Met oversteken wordt bedoeld balkons, kroonlijsten, dakgoten, ... waarvan de breedte (L) minstens 1/4 van de onderliggende te beschermen gevelhoogte (H) bedraagt (zie figuur 4).
L
H
fig-4
Fig. 4
3.3 Overzicht van de kenmerken van het isolatiemateriaal In tabel 2 wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste eigenschappen en de minimum eisen gesteld aan isolatiematerialen voor spouwmuurisolatie (conform leidraad versie 01-2009: ‘Summary of the characteristics-criteria in the framework of ATG-applications’) :
fig-5
fig-17
fig-18 fig-19
Geïsoleerde spouwmuren met gevelmetselwerk
5
6
Geïsoleerde spouwmuren met gevelmetselwerk
Risol = RD (zie ATG) 48 h 70°C 90 % RV DS(70/90)1 ≤1%
Risol = RD (zie ATG) ≤ 1 kg/m² 48 h 23°C 90 % RV ≤1%
Waterdampdoorlaatbaarheid (NBN EN 12086) Druksterkte (NBN EN 826) Brandreactie (NBN EN 13501-1)
Vochtopname (NBN EN 1609) Dimensionale stabiliteit na blootstelling aan warmte en vocht (NBN EN 1604)
grootte orde cfr. NBN EN ISO 10456 A1-F
0,032 – 0,040
0,030 – 0,045
Warmtegeleidingscoëfficiënt λD in W/m.K (NBN EN 12667) + Annex A van de productnorm + eventueel Annex C van de productnorm Rekenwaarde Risol in m².K/W
Vlakheid (NBN EN 825)
T3 T1 ≤ 5 mm/m S1 (boards and slabs) ≤ 6 mm P4 (boards and slabs)
dikte (d) (NBN EN 823) Haaksheid (NBN EN 824)
tabelwaarden NBN EN 13163 A1-F
W1
± 1,5 %
breedte (b) (NBN EN 822)
L1
grootte orde cfr. NBN EN ISO 10456 ≥ CS(10\Y)100 A1-F
Risol = RD (zie ATG) 48 h 23°C 90 % RV ≤2% 48 h 70°C 90 % RV ≤5%
0,029 – 0,040
≤ 3/5 mm (≤ 75 dm²) ≤ 3/5/7 mm (> 75 dm²)
± 8 mm (b < 1000 mm) ± 10 mm (b ≥ 1000 mm) T1 ≤ 5 mm/m
± 8 mm (l < 1000 mm) ± 10 mm (l ≥ 1000 mm)
grootte orde cfr. NBN EN ISO 10456 ≥ CS(10\Y)100 A1-F
Risol = RD (zie ATG) 48 h 70°C 90 % RV ≥ DS(TH)1
0,023 – 0,030
≤ 5 mm (≤ 75 dm²) ≤ 10 mm (> 75 dm²)
± 5 mm (l < 1000 mm) ± 7,5 mm (l ≤ 2000 mm) ± 10 mm (l ≤ 4000 mm) ± 15 mm (l > 4000 mm) ± 5 mm (b < 1000 mm) ± 7,5 mm (b ≤ 2000 mm) T2 ≤ 6 mm/m
Voorzien van tand en groef of sponning met bijhorende toleranties
±2%
voorzien van rechte boorden
Toleranties op de : lengte (l) (NBN EN 822)
Randafwerking
Risol = RD (zie ATG) 48 h 23°C 90 % RV ± 1,5 % / ± 0,5 % 48h 70°C ± 3 % / ± 1,5 % 48 h 70°C 90 % RV ± 1,5 % grootte orde cfr. NBN EN ISO 10456 ≥ CS(Y)100 A1-F
± 5 mm (l < 1250 mm) ± 7,5 mm (l ≤ 2000 mm) ± 10 mm (l ≤ 4000 mm) ± 15 mm (l > 4000 mm) ± 3 mm (b < 1250 mm) ± 7,5 mm (b ≤ 2000 mm) T1 ≤ 6 mm/m ≤ 2 mm ≤ 10 mm (d < 50) ≤ 7,5 mm (50 ≤ d ≤ 100) ≤ 5 mm (d > 100) 0,021 – 0,030
Risol = RD (zie ATG) ≤ 0,5 kg/m² 48 h 23°C 90 % RV ≤ 1 % / ≤ 0,5 % 48h 70°C ≤ 1 % / ≤ 0,5 % 48 h 70°C 90 % RV ≤ 1 % / ≤ 0,5 % grootte orde cfr. NBN EN ISO 10456 ≥ CS(Y)400 A1-F
0,038 – 0,050
± 2 mm ≤ 6 mm/m ≤ 2 mm ≤ 2 mm
± 2 mm
± 2 mm - onbekleed ± 5 mm - bekleed
voorzien van rechte boorden
Tabel 2 : Overzicht van de belangrijkste eigenschappen en de minimum eisen gesteld aan isolatiematerialen voor spouwmuurisolatie. Voor de vermelde materialen heeft de BUtgb procedures uitgewerkt rekening houdende met de geharmoniseerde productnormen (NBN EN 13162 tot NBN EN 13167). Voor de niet vermelde materialen zullen in voorkomende gevallen soortgelijke procedures worden uitgewerkt. Minerale wol (MW) Kunststofschuimen Cellenglas Geëxpandeerd Geëxtrudeerd polysty- Polyurethaan Fenol glaswol (MWG) en polystyreen reen Polyisocyanuraat CG rotswol (MWR) EPS XPS PUR/PIR PF
4. UITVOERINGSDETAILS en TEKENINGEN
4.2 Gevelopeningen
In aanvulling met de bouwkundige ontwerp- en uitvoeringsprincipes (zie § 3) worden bij de opbouw van de spouwmuur de volgende uitvoeringsdetails gerespecteerd :
Bij gevelopeningen zal erop toegezien worden dat :
4.1 Aansluiting met de fundering De fundering zal een breedte hebben die even breed is als de totale spouwmuurbreedte. In tabel 3 worden de courante spouwmuurbreedten vermeld die vlot overgedragen kunnen worden op het funderingsmetselwerk of funderingszolen in beton.
– het voetlood of het horizontaal geplaatste en ingeplooide afdichtingsmembraan het infiltrerende regenwater naar buiten afvoert – de thermische snede ook gerespecteerd is ter hoogte van lateien, dorpels, rolluikkasten, ... 1
5
2
7 6
Tabel 3 : spouwmuurbreedten
3
Totale Breedte spouwmuur (mm)
Breedte buitenspouwblad (mm)
Totale spouw- Breedte breedte binnen(mm) spouwblad (mm)
300 330 390 470
90 90 90 90
70 100 160 240
140 140 140 140
Bij gebruik van een bredere spouw en/of een breder binnenspouwblad zal één en ander constructief moeten onderzocht worden. De nodige aandacht moet gaan naar de thermische detaillering van de aansluitingen van de verschillende gebouwelementen of bouwcomponenten. fig-4
Indien het buitenspouwblad een structureel dragende functie heeft dan zal de spouwmuur dusdanig berekend en uitgevoerd worden. Deze techniek komt in België enkel voor bij relatief hoge gebouwen met gevels opgebouwd uit dragendfig-6 gewapend metselwerk of betonwanden.
fig-6 4
8 1. Beglazing 2. Raam 3. Dragend metselwerk 4. Bepleistering
5. Voegdichting 6. Spouwisolatie 7. Buitenspouwblad 8. Deur- of raamkader
Fig. 6 : Voorbeeld uitvoeringsdetail horizontale snede raam
fig-6
15 13
8 14
4
fig-4
5 6 3 7
9 3
11
6
1
12
10
2 1
2 4
5
fig-5
fig-5
1. Vloerisolatie 2. Isolerend bouwblok 3. Spouwisolatie 4. Open stootvoeg 5. Waterkerende laag fig-17 6. Luchtspouw
fig-7
8. Metalen hoekprofiel 9. Open stootvoeg 10. Buitenspouwblad 11. Waterkerende laag 12. Deur- of vensterkader 13. Dorpel 14. Spouwanker 15. Vensterbank
1. Beglazing 2. Raam 3. Latei 4. Spouwisolatie 5. Binnenspouwblad 6. Bepleistering 7. Voegdichting
fig-9
Fig. 7 : Voorbeeld uitvoeringsdetail verticale snede raam
fig-20
fig-9
Fig. 5 : Voorbeeld uitvoeringsdetail funderingsaanzet Geïsoleerde spouwmuren met gevelmetselwerk
7
fig-20
fig
fig-7 6
1
2 2 1 3 2
1. Open stootvoeg 2. Opgeplooide randen van de waterkerende laag 3. Gevelmetselwerk
3 4
Fig. 8 : Voorbeeld uitvoeringsdetail waterkerende laag ter hoogte van een lateibalk
fig-10
5 1. Spouwisolatie 2. Dekvloer 3. Vloerplaat 4. Dragend metselwerk 5. Bepleistering 6. Buitenspouwblad
fig-6
4.3 Vloer-, balkon- en dakaansluitingen Naast de voorzorgen ten aanzien van de wateraffig-9 voer en de koudebruggen zoals bij de gevelopeningen zullen daarenboven de oplegbreedten van deze vloer-, balkon- en dakdelen moeten worden gerespecteerd.
Fig. 10fig-10.vwx : Voorbeeld uitvoeringsdetail opleg tussenvloer
fig-20
fig-7 2
4
6
5 3
2
fig-13 1
fig-7
3
fig-21
5
7
1. Spouwisolatie 2. Dakisolatie 3. Afdichting 4. Spouwafdekking 5. Randprofiel 6. Isolerend metselwerk 7. Dakvloer
fig-9
Fig. 9 : Voorbeeld uitvoeringsdetail aansluiting plat dak fig-20
fig-10
8
fig-10 6
4
1
1. Spouwisolatie 2. Dakisolatie 3. Keper of spant bevestigd op de muurplaat 7 4. Hanggoot 5. Muurplaat 6. Spouwanker fig-11 7. Bepleistering
Fig. 11 : Voorbeeld uitvoeringsdetail aansluiting hellend dak met de dakisolatie boven op de draagstructuur
Geïsoleerde spouwmuren met gevelmetselwerk
f
2
fig-11 ≤ 30 cm
fig-10
3
≤ 30 cm
fig-6
4
≤ 75 cm
Fig. 13 : Per m² minstens 5 spouwankers fig-13 5
1. Spouwisolatie
6
fig-7 2. Dakisolatie
1
7
3. Spant 4. Vloerplaat 5. Dakgoot 6. fig-12Spouwanker 7. Bepleistering 5
Fig. 12 : Voorbeeld uitvoeringsdetail aansluiting hellend dak met de dakisolatie tussen de draagstructuur
6
4 3
4.4 Spouwankers Spouwankers worden gebruikt in spouwmuren om het buitenspouwblad te verbinden aan het binnenspouwblad. Tevens wordt het spouwanker gebruikt om het isolatiemateriaal vast te zetten tegen het binnenspouwblad met behulp van pluggen of clips.
1
1. Funderingsmetselwerk 2. Waterkerende laag 3. Isolatiemateriaal 4. Spouwanker met clip 2 of plug 5. Binnenspouwblad 6. Buitenspouwblad
Fig. 14 : Bevestigingsschema van spouwankers
fig-10
De hogere isolatieeisen leiden tot bredere spouwmuren en dit heeft gevolgen voor het aantal, het type en de doorsnede (ivm knikgevaar) van het fig-9 spouwanker.
fig-20
Spouwankers moeten corrosiebestendig zijn (zoals roestvast staal, kunststof, …). Aan spouwankers worden volgende eisen gesteld :
fig-21
– ter bevestiging van het buitenmetselwerk is het nodig om per m² min. 5 spouwankers te plaatsen in het binnenspouwblad – de maximale afstand tussen 2 spouwankers mag volgens NBN B24-401 ‘Uitvoering van metselwerk’ niet meer bedragen dan 750 mm in horizontale richting en 300 mm in verticale richting. Plaatsing in een “zigzag”patroon wordt aanbevolen (zie figuur 13 en 14).
Fig. 15 : Prikspouwanker met clip
fig-14.vwx
Fig. 16 : Slagspouwanker met plug
fig-14.vwx
– voor spouwbreedtes tot en met 130 mm wordt met een diameter van 4 mm gewerkt, voor grotere spouwbreedtes 5 mm – de afstand van de spouwankers tot de rand van de isolatie, loodrecht op de rand gemeten bedraagt ongeveer 100 mm.
fig-16.vwx
fig-12
Geïsoleerde spouwmuren met gevelmetselwerk
9
fig-4 fig-5
– de isolatie wordt op haar plaats gehouden door klemschijven op de spouwankers te voorzien, of door speciale kunststof afstandhouders (pluggen). – een waterdrup wordt gevormd door een vouw in de spouwankers of door een afvoervoorziening op de klemschijven of afstandhouders. Er bestaan verschillende typen spouwankers voor geïsoleerde spouwmuren. Of er gewerkt wordt met prikspouwankers, L-spouwankers, boorspouwankers, slagspouwankers of andere, hangt af van het type buitenspouwblad (gemetselde of gelijmde beton of baksteen) en van het type binnenspouwblad (betonsteen of baksteenmetselwerk, houtskeletbouw, gelijmde cellenbeton, gelijmde of gemetselde fig-5 kalkzandsteen, prefab of gestort beton).
Fig. 17 : Type prikspouwanker voor toepassing in gelijmde muurconstructies
fig-17
fig-18 fig-19
Fig. 19 : Type boorspouwanker of schroefspouwanker
fig-9
fig-20 fig-17
Fig. 18 : Type L-spouwanker of metselspouw- anker voor toepassing in gemetseldemuurconstructies
Fig. 20 : Type slagspouwanker met slagdraad
fig-18
Fig. 21 : Clips en pluggen
fig-19 fig-21
10
Geïsoleerde spouwmuren met gevelmetselwerk
BIJLAGE 1: BEREKENING U-WAARDE GEÏSOLEERDE SPOUWMUUR De warmtedoorgangscoëfficiënt U wordt berekend volgens NBN B 62-002 (hoofdstuk 7) – 2008 : – op de warmtedoorgangscoëfficiënt U van de spouwmuur wordt een correctiefactor toegepast voor maat en plaatsingstoleranties bij de uitvoering : ∆Ucor – op de warmtedoorgangscoëfficiënt U worden toeslagfactoren toegepast conform NBN EN ISO 6946, voor spleten in de isolatielaag (∆Ug) en mechanische bevestigingen doorheen de isolatielaag (∆Uf). Concreet gebeurt de bepaling van de U-waarde als volgt : U = 1 / RT RT = Rsi + Rspouwmuur + Rse Rspouwmuur = R1 + R2 + ... + Risol + ... + Rn ∆Ucor = 1/(RT – Rcor) – 1/RT Uc = U + ΔUcor + ∆Ug + ∆Uf Waarbij : U : warmtedoorgangscoëfficiënt (W/m².K) van de spouwmuur RT : de totale warmteweerstand van de spouwmuur (m².K/W) Rspouwmuur : thermische weerstand (m².K/W) van de spouwmuur, als som van de thermische weerstanden (rekenwaarden) van de diverse samenstellende lagen (binnenspouwblad met al dan niet een luchtdichte laag, isolatielaag, restspouw in geval van deelvulling, buitenspouwblad) Rsi : de warmteovergangsweerstand aan het binnenoppervlak. Voor de spouwmuur is Rsi = 0,13 m².K/W Risol : voor een homogene isolatielaag is dit de gedeclareerde thermische weerstand van het isolatieproduct voor de betreffende dikte. Risol = RD Rse : de warmteovergangsweerstand aan het buitenoppervlak. Voor de spouwmuur is Rse = 0,04 m².K/W Uc : gecorrigeerde warmtedoorgangscoëfficiënt (W/m².K) voor de spouwmuur
Geïsoleerde spouwmuren met gevelmetselwerk
∆Ucor : correctieterm (W/m².K) op de U-waarde voor maat- en plaatsingstoleranties bij de uitvoering Rcor : 0,10 m².K/W ΔUg : toeslag op de U-waarde voor spleten in de isolatielaag. Voor uitvoering conform de ATG wordt ΔUg = 0 ΔUf : toeslag op de U-waarde voor bevestigingen door de isolatielaag. De berekening van ΔUf verloopt als volgt: ΔUf = α . λf . Af . nf . (1/dl) . (Risol/RT)² Waarbij : α : coëfficiënt (α = 0,8 indien de bevestiging de isolatielaag volledig doorboort) Af : oppervlakte van de doorsnede van de bevestiger (Af voor Ø4mm = 1,26.10-5 m² Af voor Ø5mm = 1,96.10-5 m²) λf : thermische geleidbaarheid van de bevestiger (b.v. λf = 50 W/m.K voor staal) nf : aantal bevestigers per m² (b.v. nf = 5) dl : lengte van de bevestiger die de isolatie doorboort, meestal is dl = disol (isolatiedikte). Bij spouwankers met verzonken kop kan dit minder zijn dan de dikte van de isolatie Risol : voor een homogene isolatielaag is dit de gedeclareerde thermische weerstand van het isolatieproduct voor de betreffende dikte Risol = RD RT : de totale warmteweerstand van de spouwmuur (m².K/W). Opmerking : er wordt geen correctie (ΔUf) toegepast bij : – spouwankers in een niet geïsoleerde spouw – indien λ van het spouwanker < 1 W/m.K. Thermische weerstand van de al dan niet geventileerde restspouw : A. Niet verluchte restspouw (per lopende meter gevelmetselwerk maximum 500 mm² openingen, voor ventilatie, waterevacuatie of andere redenen) 11
– restspouw op plan ≥ 30 mm (gevelmetselwerk met traditionele mortel) : R = 0,180 m².K/W – restspouw op plan ≥ 20 mm (gevelmetselwerk met lijmmortel) : R = 0,170 m².K/W. B. Zwak verluchte restspouw (per lopende meter gevelmetselwerk meer dan 500 mm² en maximum 1500 mm² openingen, voor ventilatie, waterevacuatie of andere redenen) – restspouw op plan ≥ 30 mm (gevelmetselwerk met traditionele mortel) : R = 0,090 m².K/W – restspouw op plan ≥ 20 mm (gevelmetselwerk met lijmmortel) : R = 0,085 m².K/W. C. Sterk verluchte restspouw (per lopende meter gevelmetselwerk meer dan 1500 mm² openingen, voor ventilatie, waterevacuatie of andere redenen) – de thermische weerstand van restspouw en buitenspouwblad wordt verwaarloosd – als overgangsweerstand aan het buitenoppervlak wordt in dit geval dezelfde waarde aangehouden als voor de overgangsweerstand aan het binnenoppervlak (Rse = Rsi = 0,13 m².K/W).
Rekenvoorbeeld voor spouwmuren De aangenomen λ waarden en dikten zijn afhankelijk van de keuze van de materialen en gelden enkel als voorbeeld. Er wordt dan ook verwezen naar NBN B 62-002 (2008) voor de bepaling van de in werkelijkheid toe te passen waarden. Wat betreft de verliezen ten gevolge van de spouwankers wordt uitgegaan van metalen ankers (λf = 50 W/(m.K)), 5 per m² (nf = 5), diameter 4 mm (Af = 1,26.10-5 m²) voor spouwbreedtes tot en met 130 mm of diameter 5 mm (Af = 1,96.10-5 m²) voor grotere spouwbreedtes. Verder gaat men ervan uit dat de plaatsing van de isolatielaag conform ATG is waardoor er geen toeslag is voor spleten in de isolatielaag of ΔUg = 0 De gecorrigeerde Uc -waarde van de spouwmuur wordt dan als volgt berekend: Uc = U + ∆Ucor + ∆Ug + ∆Uf of Uc = 1/(RT – 0,1) + (Risol/RT)².α.(λf.Af.nf)/disol
Voor meer gedetailleerde gegevens zie NBN B62-002: 2008 artikel 5.4.3.
12
Geïsoleerde spouwmuren met gevelmetselwerk
Geval 1 : Deelgevulde geïsoleerde spouwmuur
1. Buitenspouwblad (9 cm – volle baksteen met productspecificatie – 1600 kg/m³ < ρ ≤ 1700 kg/m³ 188 mm x 88 mm – voeg cementmortel 12 mm) 2. Luchtspouw (3 cm – zwak geventileerd) 3. Thermische isolatie (13 cm – λ = 0,036 W/m.K – toeslag plaatsingstoleranties ∆Ucor wordt toegepast – toeslag voor spleten ∆Ug niet toegepast (plaatsing : niveau 0, conform ATG) – toeslag voor spouwhaken ∆Uf toegepast) 4. Binnenspouwblad (14 cm- snelbouw met productcertificatie – 1100 kg/m³ < ρ ≤ 1200 kg/m³ - 288 mm x 138 mm – voeg cementmortel 12mm) 5. Binnenbepleistering (1 cm gipspleister) 1 2
5 3
4
Bouwlagen
1 2 3 4 5
Buitenoppervlak Buitenspouwblad Luchtspouw Thermische isolatie Binnenspouwblad Binnenbepleistering Binnenoppervlak
Materiaal
Voegen
λU,mat
W/m.K
fjoint (-)
1,080
0,173 1,55
1,161
0,036 0,350 0,570
0,117 1,00
0,036 0,426 0,570
λjoint
W/m.K
Laag
Dikte
Correcties op Uwaarde Uc=U+∑(∆U) R=d/λU U=1/RT ∆Ucor ∆Ug ∆Uf m².K/W W/m².K W/m².K W/m².K W/m².K W/m².K 0,040 0,09 0,078 0,03 0,090 0,13 3,611 0,14 0,329 0,01 0,018 0,130 RT = 4,296 0,233 0,006 0,000 0,021 0,26
d λU W/m.K m
In de onderstaande tabellen worden de Uc-waarde gegeven afhankelijk van de dikte en de λD-waarde van de isolatie. Uc-waarde deelvulling met 40-100 mm isolatie (totale spouw 70 - 130 mm), 5 spouwankers Ø 4 mm λD-waarde isolatie (W/m.K)
Dikte isolatie (mm)
0,020 0,022 0,024 0,026 0,028 0,030 0,032 0,034 0,036 0,038 0,040 0,042
0,044 0,046
0,048
0,050
40
0,42
0,45
0,48
0,51
0,53
0,55
0,57
0,60
0,62
0,64
0,66
0,68
0,70
0,72
0,73
0,74
50
0,36
0,38
0,41
0,43
0,45
0,47
0,49
0,51
0,53
0,55
0,57
0,59
0,61
0,62
0,64
0,65
60
0,31
0,33
0,35
0,37
0,39
0,41
0,43
0,45
0,47
0,49
0,50
0,52
0,54
0,55
0,57
0,58
70
0,27
0,29
0,31
0,33
0,35
0,37
0,38
0,40
0,42
0,43
0,45
0,47
0,48
0,49
0,51
0,52
80
0,24
0,26
0,28
0,30
0,31
0,33
0,35
0,36
0,38
0,39
0,41
0,42
0,44
0,45
0,46
0,47
90
0,22
0,24
0,25
0,27
0,28
0,30
0,31
0,33
0,34
0,36
0,37
0,38
0,40
0,41
0,42
0,44
100 0,20
0,21
0,23
0,25
0,26
0,27
0,29
0,30
0,32
0,33
0,34
0,35
0,37
0,38
0,39
0,40
Uc-waarde deelvulling met 110-200 mm isolatie (totale spouw 140-230 mm), 5 spouwankers Ø 5 mm λD-waarde isolatie (W/m.K)
0,020 0,022 0,024 0,026 0,028 0,030 0,032 0,034 0,036 0,038 0,040 0,042
Dikte isolatie (mm)
0,044 0,046
0,048
0,050
110 0,19
0,21
0,22
0,24
0,25
0,26
0,28
0,29
0,30
0,31
0,32
0,34
0,35
0,36
0,37
0,38
120 0,18
0,19
0,21
0,22
0,23
0,24
0,26
0,27
0,28
0,29
0,30
0,31
0,32
0,34
0,35
0,36
130 0,17
0,18
0,19
0,20
0,22
0,23
0,24
0,25
0,26
0,27
0,28
0,29
0,30
0,31
0,33
0,33
140 0,16
0,17
0,18
0,19
0,20
0,21
0,22
0,23
0,25
0,26
0,27
0,28
0,29
0,30
0,31
0,31
150 0,15
0,16
0,17
0,18
0,19
0,20
0,21
0,22
0,23
0,24
0,25
0,26
0,27
0,28
0,29
0,30
160 0,14
0,15
0,16
0,17
0,18
0,19
0,20
0,21
0,22
0,23
0,24
0,25
0,26
0,26
0,27
0,28
170 0,14
0,15
0,16
0,17
0,18
0,19
0,20
0,21
0,22
0,23
0,24
0,25
0,26
0,26
0,27
0,28
180 0,12
0,13
0,14
0,15
0,16
0,17
0,18
0,19
0,20
0,21
0,21
0,22
0,23
0,24
0,25
0,26
190 0,12
0,13
0,14
0,14
0,15
0,16
0,17
0,18
0,19
0,20
0,20
0,21
0,22
0,23
0,24
0,24
200 0,11
0,12
0,13
0,14
0,15
0,15
0,16
0,17
0,18
0,19
0,19
0,20
0,21
0,22
0,23
0,23
Geïsoleerde spouwmuren met gevelmetselwerk
13
Geval 2 : Volledig gevulde geïsoleerde spouwmuur
1 2 3
5 4
MateriVoegen aal
Bouwlagen
1 2 3 4 5
1. Buitenspouwblad (9 cm – volle baksteen met productspecificatie – 1600 kg/m³ < ρ ≤ 1700 kg/m³ 188mm x 88mm – voeg cementmortel 12 mm) 2. Luchtspouw (0 cm – geen luchtspouw) 3. Thermische isolatie (16 cm – λ = 0,036 W/m.K – toeslag plaatsingstoleranties ∆Ucor wordt toegepast – toeslag voor spleten ∆Ug niet toegepast (plaatsing: niveau 0, conform ATG) – toeslag voor spouwhaken ∆Uf toegepast) 4. Binnenspouwblad (14 cm- snelbouw met productcertificatie – 1100 kg/m³ < ρ ≤ 1200 kg/m³ - 288mm x 138mm – voeg cementmortel 12 mm) 5. Binnenbepleistering (1 cm gipspleister)
λU,mat
Buitenoppervlak Buitenspouwblad Luchtspouw Thermische isolatie Binnenspouwblad Binnenbepleistering Binnenoppervlak
fjoint
λjoint
Laag
Dikte
λU
d
W/m.K
(-)
W/m.K W/m.K
m
1,080
0,173
1,55
1,161
0,036 0,350 0,570
0,117
1,00
0,036 0,426 0,570
0,09 0,00 0,16 0,14 0,01
Correcties op U-waarde
R=d/λU U=1/RT m².K/W 0,040 0,078 0,000 4,444 0,329 0,018 0,130
RT = 5,039
W/m².K ∆Ucor W/m².K
∆Ug
∆Uf
0,198
0,000
0,019
0,004
W/m².K
Uc=U+∑(∆U)
W/m².K W/m².K
0,22
In de onderstaande tabellen worden de Uc-waarde gegeven afhankelijk van de dikte en de λD-waarde van de isolatie. Uc-waarde volledige vulling met 40-130 mm isolatie (totale spouw 40-130 mm), 5 spouwankers Ø 4 mm λD-waarde isolatie (W/m.K)
Dikte isolatie (mm)
0,020 0,022 0,024 0,026 0,028 0,030 0,032 0,034 0,036 0,038 0,040 0,042
0,044 0,046
0,048
0,050
40
0,44
0,47
0,50
0,53
0,56
0,58
0,61
0,63
0,65
0,68
0,70
0,72
0,74
0,76
0,78
0,80
50
0,37
0,40
0,42
0,45
0,47
0,49
0,52
0,54
0,56
0,58
0,60
0,62
0,64
0,66
0,68
0,69
60
0,32
0,34
0,36
0,39
0,41
0,43
0,45
0,47
0,49
0,51
0,53
0,55
0,56
0,58
0,60
0,61
70
0,28
0,30
0,32
0,34
0,36
0,38
0,40
0,42
0,43
0,45
0,47
0,49
0,50
0,52
0,53
0,55
80
0,25
0,27
0,29
0,30
0,32
0,34
0,36
0,37
0,39
0,41
0,42
0,44
0,45
0,47
0,48
0,50
90
0,22
0,24
0,26
0,27
0,29
0,31
0,32
0,34
0,35
0,37
0,38
0,40
0,41
0,43
0,44
0,45
100 0,20
0,22
0,24
0,25
0,27
0,28
0,30
0,31
0,32
0,34
0,35
0,37
0,38
0,39
0,41
0,42
110 0,19
0,20
0,22
0,23
0,24
0,26
0,27
0,29
0,30
0,31
0,32
0,34
0,35
0,36
0,37
0,39
120 0,17
0,19
0,20
0,21
0,23
0,24
0,25
0,27
0,28
0,29
0,30
0,31
0,33
0,34
0,35
0,36
130 0,16
0,17
0,19
0,20
0,21
0,22
0,24
0,25
0,26
0,27
0,28
0,29
0,30
0,32
0,33
0,34
Uc-waarde volledige vulling met 140-230 mm isolatie (totale spouw 140-230 mm), 5 spouwankers Ø 5 mm
Dikte isolatie (mm)
14
λD-waarde isolatie (W/m.K) 0,044 0,046
0,048
0,050
140 0,16
0,020 0,022 0,024 0,026 0,028 0,030 0,032 0,034 0,036 0,038 0,040 0,042 0,17
0,18
0,19
0,21
0,22
0,23
0,24
0,25
0,26
0,27
0,28
0,29
0,30
0,31
0,32
150 0,15
0,16
0,17
0,18
0,19
0,20
0,21
0,23
0,24
0,25
0,26
0,27
0,28
0,29
0,30
0,31
160 0,14
0,15
0,16
0,17
0,18
0,19
0,20
0,21
0,22
0,23
0,24
0,25
0,26
0,27
0,28
0,29
170 0,13
0,14
0,15
0,16
0,17
0,18
0,19
0,20
0,21
0,22
0,23
0,24
0,25
0,26
0,27
0,27
180 0,12
0,13
0,14
0,15
0,16
0,17
0,18
0,19
0,20
0,21
0,22
0,23
0,24
0,24
0,25
0,26
190 0,12
0,13
0,14
0,15
0,16
0,16
0,17
0,18
0,19
0,20
0,21
0,22
0,22
0,23
0,24
0,25
200 0,11
0,12
0,13
0,14
0,15
0,16
0,17
0,17
0,18
0,19
0,20
0,21
0,21
0,22
0,23
0,24
210 0,11
0,12
0,12
0,13
0,14
0,15
0,16
0,17
0,17
0,18
0,19
0,20
0,21
0,21
0,22
0,23
220 0,10
0,11
0,12
0,13
0,14
0,14
0,15
0,16
0,17
0,17
0,18
0,19
0,20
0,20
0,21
0,22
230 0,10
0,11
0,11
0,12
0,13
0,14
0,15
0,15
0,16
0,17
0,17
0,18
0,19
0,20
0,20
0,21
Geïsoleerde spouwmuren met gevelmetselwerk
BIJLAGE 2 : WATERDAMPDOORLAADBAARHEID VAN VERFSYSTEMEN Classificatie van verfsystemen naargelang de waterdampdoorlaatbaarheid volgens EN 15042 (bepaald volgens EN ISO 7783-1 en EN ISO 7783-2) : Klasse V1 (High)
: Sd < 0,14 m (waterdamp doorlaatbaar)
Klasse V2 (Medium) : 0,14 m < Sd < 1,4 m (niet waterdampdicht en niet waterdamp doorlaatbaar) Klasse V3 (Low)
Geïsoleerde spouwmuren met gevelmetselwerk
: Sd > 1,4 m (waterdampdicht)
15