GEBRUIKERSHANDLEIDING
SCHEEPSDIESELMOTOREN
MINI-74 SM-105
INHOUDSOPGAVE 0. INLEIDING 0.0 VOORWOORD 0.1 DE HANDLEIDING GEBRUIKEN 0.1.1 I HET BELANG VAN DE HANDLEIDING 0.1.2 BEWAREN VAN DE HANDLEIDING 0.1.3 DE HANDLEIDING RAADPLEGEN 0.1.4 SYMBOLEN IN DE HANDLEIDING
NL-1
1. ALGEMENE INFORMATIE 1.1 FABRIKANT- EN MOTORIDENTIFICATIE 1.2 INFORMATIE M.B.T. TECHNISCHE ONDERSTEUNING / ONDERHOUD VAN DE MOTOR 1.3 ALGEMENE VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN 1.3.1 INFORMATIE BETREFEFENDE ANDERE RISICO’S 1.3.2 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
NL-3
2. INLEIDENDE INFORMATIE OVER DE MOTOR 2.1 ALGEMENE BESCHRIJVING 2.2 KOELCIRCUIT 2.2.1 KOELCIRCUIT 2.2.2 ZEEWATER KOELCIRCUIT 2.3 SMEEROLIECIRCUIT 2.3.1 MOTOR 2.3.2 KEERKOPPELING 2.4 BRANDSTOFCIRCUIT 2.4.1 INJECTIE POMP 2.5 ELECTRISCHE INSTALLATIE 2.5.1. INSTRUMENTENPANEEL
NL-5
NL-2
NL-4
NL-6
NL-7
2.6 TECHNICAL SPECIFICATIONS 2.6.1 MOTORAFMETINGEN 2.7 KEERKOPPELING
NL-8 NL-9 NL-13
3. TRANSPORT, BEHANDELING EN OPSLAG 3.0 ALGEMENE WAARSCHUWINGEN 3.1 INPAKKEN EN UITPAKKEN 3.1.1 VERPAKKEN EN UITPAKKEN MET PALLET EN HOUTEN KRAT 3.1.2 VERPAKKEN EN UITPAKKEN MET PALLET EN SKELETKRAT 3.1.3 VERPAKKEN EN UITPAKKEN MET MOTORBASIS EN PLASTIC VERPAKKING 3.2 ONTVANGST 3.2.1 PAKLIJST 3.3 TRANSPORT EN BEHANDELING VAN DE VERPAKTE MOTOR 3.4 TRANSPORT EN BEHANDELING VAN DE UITGEPAKTE MOTOR 3.5 OPSLAG VAN DE VERPAKTE EN DE UITGEPAKTE MOTOR
NL-14
4. INSTALLATIE 4.0 ALGEMENE WAARSCHUWINGEN 4.1 TECHNISCHE INFORMATIE 4.2 MOTORVLOEISTOFFEN 4.2.1 OLIE VERWISSELEN 4.2.1.1 DE SMEEROLIE VAN DE MOTOR VERVANGEN 4.2.1.2 DE OLIE VAN DE KEERKOPPELING VERVANGEN 4.2.2 HET KOELCIRCUIT VULLEN 4.2.3 BRANDSTOF BIJVULLEN; TANKEN 4.3 INSTALLATIE 4.4 AANWIJZINGEN VOOR AFVOER / VERWIJDERING VAN AFVALSTOFFEN
NL-16
NL 03917401.NL rev. 1
NL-15
NL-17
NL-18 NL-19
INHOUDSOPGAVE 5. DE MOTOR VOORBEREIDEN VOOR GEBRUIK 5.0 ALGEMENE WAARSCHUWINGEN 5.1 INSTRUCTIES VOOR DE EERSTE KEER STARTEN 5.1.1 ONTLUCHTEN VAN HET BRANDSTOFSYSTEEM 5.2 VOORBEREIDENDE TESTEN 5.2.1 DE MOTOR ZONDER BELASTING LATEN DRAAIEN 5.2.2 INLOPEN
NL-20 NL-21
6. HET GEBRUIK VAN DE MOTOR 6.0 ALGEMENE WAARSCHUWINGEN 6.1 DE MOTOR STARTEN 6.2 DE MOTOR STOPPEN 6.3 DE MOTOR MET ONREGELMATIGE TUSSENPOZEN GEBRUIKEN 6.4 DE MOTOR GEBRUIKEN BIJ LAGE TEMPERATUREN 6.5 OPSLAG 6.6 INSTRUCTIES VOOR LANGDURIGE OPSLAG 6.7 GEBRUIKSKLAAR MAKEN NA LANGDURIGE STiLSTAND
NL-22
7. REPARATIE EN ONDERHOUD 7.0 ALGEMENE WAARSCHUWINGEN 7.1 TYPE EN FREQUENTIE VAN INSPECTIES EN ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN 7.2 WERKWIJZE 7.3 PROBLEMEN OPLOSSEN
NL-25
8. AANVULLENDE INSTRUCTIES 8.0 AANVULLENDE INSTRUCTIES 8.1 INSTRUCTIES VOOR AFVOEREN EN SLOOP VAN DE MOTOR 8.2 SAMENHANG TUSSEN MOTORVERMOGEN EN BRANDSTOF- EN VERBRANDINGSEIGENSCHAPPEN
NL-34
9. TECHNISCHE AANHANGSELS 9.0 OLIESPECIFICATIES 9.0.1 TE GEBRUIKEN MOTOROLIE 9.0.2 OLIE VOOR DE KEERKOPPELING 9.1 SPECIFICATIES VOOR DE INSTALLATIE VAN DE MOTOR 9.2 OLIEPEILSTOK AANPASSING ALS DE MOTOR SCHUIN GEÏNSTALLEERD IS 9.3 KLEPTIMING (KLEP OPEN) MOTOREN
NL-36
NL 03917401.NL rev. 1
NL-23 NL-24
NL-27 NL-32
NL-37
0. INLEIDING 0.0 VOORWOORD Geachte client: De SOLÉ S.A. motor die u heeft gekocht is een product van de hoogste technische kwaliteit. Betrouwbaarheid en lange levensduur van de motor kunnen alleen worden gegarandeerd, als u bij de vervanging van onderdelen uitsluitend gebruik maakt van originele onderdelen, en werkzaamheden aan de motor uitsluitend laat verrichten door geautoriseerd personeel. Als bij vervanging niet-originele onderdelen worden gebruikt, en/of als werkzaamheden aan de motor uitgevoerd worden door niet-geautoriseerd personeel, VERVALLEN ALLE GARANTIEVERPLICHTINGEN VAN SOLÉ S.A. Wij vertrouwen erop dat u begrip heeft voor deze aanbevelingen, die uitsluitend gebaseerd zijn op technische overwegingen met het oog op de belangen van onze cliënten en om maximale tevredenheid met onze producten te waarborgen. Neem s.v.p. contact met ons op als u vragen of opmerkingen heeft. Met vriendelijke groet 0.1 DE HANDLEIDING GEBRUIKEN 0.1.1 HET BELANG VAN DE HANDLEIDING Deze HANDLEIDING is uw gids bij het GEBRUIK en ONDERHOUD van de motor die u gekocht heeft. Wij adviseren ten sterkste dat u alle adviezen in de handleiding nauwgezet volgt, omdat storingvrij functioneren en blijvende betrouwbaarheid van de motor afhangen van het correcte gebruik en het volgen van de geplande onderhoudswerkzaamheden zoals die in de handleiding beschreven worden. Als u moeilijkheden ondervindt bij gebruik of onderhoud van de motor, neem dan contact op met onze Solé service-afdeling. Zij helpen u graag en deskundig verder. Deze HANDLEIDING vormt één geheel met uw motor. Bewaar deze dus goed gedurende de gehele levensduur van de motor. SOLÉ S.A. behoudt zich het recht voor om veranderingen, gericht op verbetering van de producten, aan te brengen zonder voorafgaande bekendmaking. Zorgt u er daarom voor, dat u aanvullingen op de handleiding, beschrijvingen van wijzigingen ed. die u eventueel ontvangt, bewaart bij deze handleiding. Geef deze handleiding door aan alle gebruikers van de motor en aan nieuwe eigenaren. 0.1.2 BEWAREN VAN DE HANDLEIDING Als u de handleiding gebruikt, zorg er dan voor dat deze niet beschdigd of smerig wordt. Verwijder geen bladzijden en herschrijf ook geen (stukken) tekst. Bewaar de handleiding op een droge, brandveilige plaats. 0.1.3 DE HANDLEIDING RAADPLEGEN Deze handleiding bestaat uit: · EEN OMSLAGBLAD MET DE INDICATIE TOT WELKE GROEP DE MOTOR BEHOORT. Het omslagblad toont het model van de motor die in de handleiding beschreven wordt. · DE INHOUDSOPGAVE. Hiermee vindt u snel de door u gezochte informatie. · VOORSCHRIFTEN EN AANTEKENINGEN M.B.T. DE MOTOR. Alle voorschriften en aantekeningen beschrijven veilgheidsmaatregelen, geschikte procedures om een bepaald doel te bereiken en de vaardigheden die nodig zijn evoor een correcte bediening van de motor. De aanhangsels aan het einde van deze handleiding vormen een integraal deel van deze handleiding. Attentie: de illustraties die opgenomen zijn in de handleiding dienen om de identificatie van een in de tekst beschreven onderdeel te vergemakkelijken, tonen standaard motoren en onderdelen en kunnen daardoor in sommige opzichten afwijken van de motor in uw bezit.
NL - 1 03917401.NL rev. 1
0.1.4 SYMBOLEN IN DE HANDLEIDING De veiligheidssymbolen en –aantekeningen die hieronder staan afgedrukt, worden door de gehele handleiding gebruikt om aandacht te vragen voor situaties of gevaarlijke procedures die de motor kunnen beschadigen of die persoonlijk letsel kunnen veroorzaken. En om geschikte procedures aan te geven om de motor op correcte wijze te bedienen. ALGEMENE OPMERKING BESCHERM UW HANDEN (HANDSCHOENEN)
Voorschrift: (rechthoekig); men is verplicht de in het symbol voorgestelde maatregel toe te passen om de handeling op een veilige wijze te verrichten
BESCHERM UW OGEN (VEILIGHEIDSBRIL)
BESCHERM UW LUCHTWEGEN (MASKER)
GEVAAR! ALGEMENE WAARSCHUWING IN VERBAND MET DE PERSOONLIJKE VEILIGHEID OF BESCHERMING VAN DE MOTOR.
Gevaar! Waarschuwingssymbool (driehoekig): Algemene waarschuwing met het oog op persoonlijke veiligheid en bescherming van de motor.
GEVAAR! (GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE ONTLADING. VOOR DE VEILIGHEID VAN PERSONEN EN BESCHERMING VAN DE MOTOR. GEVAAR! (HITTEGEVAAR. VOOR DE VEILIGHEID VAN PERSONEN EN BESCHERMING VAN DE MOTOR. DE HANDELING ZOALS IN DE TEKST BESCHREVEN IS TEN STRENGSTE VERBODEN. HET IS ABSOLUUT VERBODEN OM ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN UIT TE VOEREN AAN EEN MOTOR MET DRAAIENDE DELEN. HET IS TEN STRENGSTE VERBODEN OM VEILIGHEIDSDELEN TE VERWIJDEREN OF TE VERANDEREN.
Verboden (rond): beschrijven mogelijk gevaarlijke situaties voor de persoonlijke veiligheid:
SCHENK AANDACHT AAN DE SYMBOLEN EN HOUDT U AAN DE INSTRUCTIES DIE BESCHREVEN STAAN IN DE ERNAAST AFGEDRUKTE TEKST.
NL - 2 03917401.NL rev. 1
1. ALLGEMEINE INFORMATIONEN 1.1 INFORMATIE OVER DE FABRIKANT FABRIKANT: SOLÉ, S.A. Ctra. de Martorell a Gelida, km 2 08760 MARTORELL (BARCELONA) SPAIN MODEL: _____________________________ HANDELSNAAM: MINI-74 SM-105
Afb. 1.1
______________________________
Met de boven aangegeven informatie kunnen de volgende kenmerken snel vastgesteld worden: - Motornaam en -nummer (zie afb. 1.1) - Het serienummer dat in het motorblok gegraveerd is (zie afb. 1.2) 1.2 INFORMATIE MET BETREKKING TOT TECHNISCHE ONDERSTEUNING EN ONDERHOUD VAN DE MOTOR Onze service-afdeling is u graag van dienst ingeval van problemen en zij zijn graag bereid u noodzakelijke informatie te verstrekken. Zie ook het “SERVICE SOLÉ DIESEL” adresboekje. Optimale prestaties en doelmatigheid van uw nieuwe SOLÉ DIESEL kan alleen dan gegarandeerd worden, als originele reserveonderdelen gebruikt worden. Zie s.v.p. de garantiekaart voor garantievoorwaarden. 1.3 ALGEMENE OPMERKINGEN MET BETREKKING TOT ZEKERHEID / VEILIGHEID De machine is ontworpen en gebouwd mechanische energie te produceren. ALLE ANDERE TOEPASSINGEN DAN DE BESCHREVEN TOEPASSING, LEIDEN AUTOMATISCH TOT ONTHEFFING VAN DE AANSPRAKELIJKHEID VAN SOLÉ VOOR EVENTUELE SCHADE DIE HIERDOOR ONTSTAAN KAN. SOLÉ IS IN ELK GEVAL NIET AANSPRAKELIJK VOOR SCHADE AAN MACHINE, ZAKEN OF PERSONEN, VOOR HET GEVAL DAT DE MOTOR VOOR ANDERE DOELEINDEN WORDT GEBRUIKT DAN OP HET MOMENT VAN AANKOOP VOORZIEN IS. Hoewel de motor gebouwd is in overeenstemming met de nieuwste veiligheidsrichtlijnen, is het raadzaam om te beseffen, dat bewegende delen altijd potentiëel gevaarlijk zijn. Daarom: probeer nooit aan bewegende delen te werken, en verzeker u zelf ervan dat niemand in de buurt van de motor is als deze gestart wordt. De standaard-machine functioneert bij omgevingstemperaturen van -18 ºC tot +45 ºC.
NL - 3 03917401.NL rev. 1
Diegene die de motor inbouwt of het onderhoud verzorgt, dient bij deze werkzaamheden geschikte kleding te dragen: losse kledingstukken vermijden, evenals kettingen, armbanden, ringen en alle andere sieraden die verstrikt kunnen raken met de bewegende delen. De ruimte waarin de werkzaamheden plaatsvinden, moet schoon en vrij van olie en andere vloeistoffen gehouden worden, evenals van vast afval (zoals metaalsplinters etc.). Voordat de werkzaamheden aanvangen, dient de monteur de positie en functie van de bedieningsorganen te kennen. Ook de eigenschappen van de motor moeten hem bekend zijn. Controleer de veiligheidsinrichtingen van de motor dagelijks. Deze inrichtingen uitschakelen of omzeilen is uitdrukkelijk verboden. Probeer niet, onderhouds- of aanpassingswerkzaamheden te verrichten aan bewegende delen van de motor. Voordat u dergelijke werkzaamheden begint, schakelt u de motor uit en onderbreekt of ontkoppelt u de accu, zodat niemand de motor kan starten gedurende de werkzaamheden. Geen veranderingen aan delen van de motor (b.v. verbindingen, slangen, uitvoering etc.) aanbrengen, om de motor aan te passen aan de installatie van toegevoegde delen, of op welke grond dan ook. DE VERANTWOORDELIJKHEID VOOR ELKE VERANDERING, DIE NIET UITDRUKKELIJK SCHRIFTELIJK DOOR SOLÉ S.A. IS GOEDGEKEURD, BLIJFT BIJ DE PERSOON DIE DIE VERANDERING HEEFT DOORGEVOERD. SOLÉ S.A. VERKLAART, DAT DE MOTORKENMERKEN IN OVEREENSTEMMING ZIJN MET DE WETTELIJKE RICHTLIJNEN M.B.T.: - GELUIDSPRODUCTIE - UITLAATGASSEN ALS DE MOTOR IN EEN AFGESLOTEN RUIMTE GEBRUIKT WORDT, DIENEN DE UITLAATGASSEN NAAR BUITEN AFGEVOERD TE WORDEN. 1.3.1 INFORMATIE MET BETREKKING TOT VERDERE RISICO’S De motor dient in overeenstemming met de voorschriften van de fabrikant (technische gegevens, veiligheidsmaatregelen etc.) gebruikt te worden. Elke verandering die doorgevoerd wordt, dient vooraf goedgekeurd te zijn door de fabrikant. Als u de motor gebruikt buiten zijn toepassingenbereik en / of u verandert eigenschappen in enigerlei wijze die tot de verantwoordelijkheid van SOLÉ S.A. horen, dan wordt dit beschouwd als onjuist en zal SOLÉ S.A. de aansprakelijkheid voor de gevolgen afwijzen (zie ook de opmerkingen in verband met beoogd gebruik in paragraaf 1.3 algemene opmerkingen met betrekking tot zekerheid / veiligheid. VERANDER GEEN ENKELE MECHANISCHE OF ELEKTRISCHE COMPONENT VAN DE MOTOR, ZONDER HIERTOE VOORAF DE SCHRIFTELIJKE TOESTEMMING VAN SOLÉ S.A. GEKREGEN TE HEBBEN. 1.3.2 ZEKERHEIDSVOORSCHRIFTEN HET IS UITDRUKKELIJK VERBODEN ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN UIT TE VOEREN MET BEWEGENDE MOTORDELEN. HET IS UITDRUKKELIJK VERBODEN AAN VEILIGHEIDSDELEN VERANDERINGEN AAN TE BRENGEN HET IS UITDRUKKELIJK VERBODEN DE MOTOR AAN TE RAKEN ALS DEZE LOOPT. ALS DE MOTOR HEET IS, DIENT U ALTIJD UW HANDEN MET ZEKERHEIDSHANDSCHOENEN TE BESCHERMEN EN KLEDING TE DRAGEN DIE TEGEN HITTE BESCHERMT. BESCHERM UW LUCHTWEGEN, ALS U IN DE BUURT VAN DE UITLAAT WERKT.
NL - 4 03917401.NL rev. 1
2. 2. INLEIDENDE INFORMATIE OVER DE MOTOR 2.1 ALGEMENE BESCHRIJVING Draairichting: met de klok mee, gezien vanuit de kant tegenover het vliegwiel. Timing: tandwiel aangedreven nokkenas. Luchtverzorging: filtering met een droog-type luchtfilter. Brandstofsysteem: (a) met brandstofpomp, gemonteerd op de injectiepomp. Verbrandingssysteem: wervelkamer met indirekte inspuiting. Slag: 4-takt, diesel. Koeling: watergekoeld systeem met centrifugaalpomp met thermostaat en warmtewisselaar. Met gekoelde uitlaat. Injectiepomp: BOSCH-type. Smering: door trochoid pomp. Elektrisch systeem: 12V (standaard). Startmotor: 2.2 kW (MINI74 – MINI74G)
Dynamo: 70A (MINI74 – SM105) Dynamo: 110A (MINI74 – SM105)
2.2 KOELSYSTEEM 2.2.1 “ZOETWATER” KOELSYSTEEM (AFb. 2.1) Gebruik anti-vries, zoals beschreven in paragraaf 4.2.2 van deze handleiding.
1) 2) 3) 4) 5)
Waterpomp Waterkoeler Thermostaat Bypass buis Boileraansluitingen (optioneel)
Afb. 2.1
Ventiel openingswaarden: start opening einde opening MINI-74
MINI-74 +71 ºC +90 ºC
CAPACITEIT (LIT.) 13.00
SM-105 +76,5 ºC +90 ºC SM-105
NL - 5 03917401.NL rev. 1
CAPACITEIT (LIT.) 18.00
2.2.2 “ZOUTWATER” KOELSYSTEEM (afb. 2.2) 0) 1) 2) 3) 4) 5)
Bodemkraan Inlaat met waterfilter Waterpomp Water / Waterkoeler Natte uitlaat elleboog Keerkoppeling koeling
2.3 SMERING Afb. 2.2
2.3.1 MOTOR
Smering wordt verzorgd door een “Lobe”-pomp. De olie wordt naar de verschillende smeerpunten van de motor en door het filter gevoerd. De olie wordt door een klep geperst naar de hoofdlagers en door externe buizen naar de stoterstangen. Zie ook paragraaf 9.2. Oliedruk (met hete motor): Min / 800 RPM = 1.5 kg/cm2 (21.3 psi / 147 kPa) Max / 3000-3600 RPM= 3-5 kg/cm2 (43-71 psi / 294-490 kPa) MOTOR TYPE: MINI – 74
CAPACITEIT (1) 9.0 Liter
CAPACITEIT (2) 10.0 Liter
SM-105
11.5 Liter
12.5 Liter
(1) Zonder oliefilter vervanging (alleen olie verversen) (2) Totale capaciteit. Als olie en filter vervangen worden. (1) Hoofdreservoir (2) Oliepomp (3) Oliefilter (4) Oliedrukschakelaar (5) Oliezeef (6) Olie-aftapschroef
2.3.2 KEERKOPPELING De keerkoppeling heeft een eigen smeersysteemm, onafhankelijk van de motor.
NL - 6 03917401.NL rev. 1
Afb. 2.3.1
2.4 BRANDSTOFSYSTEEM
afb. 2.4
(1) Brandstofverstuiver Model MINI-74 SM105
(2) Brandstofinspuitleiding (3) Brandstof-retourleiding (4) Injectiepomp (5) Priming pump. (6)Treibstoff-Filter. (7) Tank. (8) Treibsoff-Wasser Separator (9) Treibstoff-Einlaß-Rohr
Menge 4 6
2.4.1 EINSPRITZPUMPE Einspritzdruck: 120 Kg/cm2 (1707 psi / 11.77 MPa) 2.5 ELEKTRISCHER PLAN 2.5.1 ELEKTRISCHER PLAN UND ARMATURENBRETT UMSCHREIBUNG GlLÜHKERZEKONTROLL-LEUCHTE BATTERIE LADE LEUCHTE WASSER TEMP. ALARM-LEUCHTE ÖL-DRUCK-ALARM-LEUCHTE STARTERSCHALTER RPM-ANZEIGER VOLTANZEIGER SICHERUNG SICHERUNG SUMMER STUNDENZÄHLER ÖLTEMPERATURANZEIGE WASSERTEMP.ANZEIGER
B C D E F G H I J K L M
MOTOR MINI-74 SM-105
Artikel. No. 609.74.125 609.74.125
Standaard dash-board (12V) -
(1) Leest u s.v.p. de informatie m.b.t. dash-boards van ge neratoren.
NL - 7 03917401.NL rev. 1
Controleer s.v.p. het aansluitschema (Marine Version). Voor generatoren controleert u de bijgevoegde technische informatie. Uitsluitend de versie met 70A dynamo is leverbaar.
NL - 8 03917401.NL rev. 1
Controleer s.v.p. het aansluitschema (Marine Version). Voor generatoren controleert u de bijgevoegde technische informatie. Uitsluitend de versie met 110A dynamo is leverbaar.
NL - 9 03917401.NL rev. 1
2.6 TECHNISCHE GEGEVENS EENHEID Cylinderaantal Boring Slag Inhoud Compressieverhouding Min. RPM stationair Max. RPM Standaard keerkoppeling en overbrengingsverhouding
mm mm c.c. r.p.m. r.p.m. TM-345A TM-93 TM-93A
Max. inbouwhoek (continue) Max. inbouwhoek (tijdelijk) Vermogen aan de krukas ISO-8665 Vermogen aan de schroef (ISO-8665) Olie-capaciteit Keerkoppeling (Liter) (1)
º º kW / CV kW / CV Liter TM-345A TM-93 TM-93A
MINI-74 4 94 120 3331 22:1 800 2500 1.5 : 1 2.09 : 1 2.4 : 1 2.8 : 1 2.09 : 1 2.4 : 1
SM-105 6 94 120 4996 22:1 800 2500 --2.09 : 1 2.4 : 1 2.8 : 1 2.09 : 1 2.4 : 1
(*) 2.8 : 1
(*) 2.8 : 1
15 20 37.8 / 65 36.28 / 62.4
15 20 69.8 / 95 67 / 91.2
9 1.6
11.5 ---
SAE15E40
2.0
SAE15E40
2.0
2.0
SAE15W40
2.0
SAE15E40
SAE15W40
Min. oliedruk (bij hete motor) Koelvloeistofcapaciteit Injectiepomp Injectiedruk Ontbrandingsvolgorde
kg/cm2
1.5
1.5
Liter
13.0 BOSCH 120 1-3-4-2
Klep-timing (inlaat open) Klepspeling (bij koude motor) Ø Int.slang zoutwater Ø Int. slang, inlaat brandstof Ø Int.slang retourleiding brandstof Gewicht, droog, met keerkoppeling (Kg)
BTDC mm
22º 0.25
18.0 BOSCH 120 1-5-3-62-4 21º 0.25
mm mm mm
30 8 8
30 8 8
TM-345 TM-93 TM-93A
340 363 363
--460 460
bar
(1)Leest u de meegeleverde handleiding van de keerkoppeling.
NL - 10 03917401.NL rev. 1
2.6.1 MOTOR AFMETINGEN
MINI-74 + TM345A
MINI-74 + TM93
MINI-74 + TM93A
NL - 11 03917401.NL rev. 1
SM-105 + TM93
SM-105 + TM93A
NL - 12 03917401.NL rev. 1
2.7 KEERKOPPELING, ALGEMENE INFORMATIE De hydraulische keerkoppeling en de mechanische (SMI-R3) keerkoppeling zijn gefabriceerd uit een gegoten legering (mechanische modellen) en aluminium (hydraulische modellen). Deze metalen vertonen een grote weerstand tegen mechanische en zoutwaterinvloeden. Bediening: met de motor stationair lopend, de schakelhandle rustig naar voren bewegen (voor voorwaarts) en terug bewegen (voor achterwaarts), afhankelijk van de gewenste richting. Voor verdere informatie, zie de handleiding van de keerkoppeling.
NL - 13 03917401.NL rev. 1
3. TRANSPORT, BEHANDELING EN OPSLAG 3.0 ALGEMENE WAARSCHUWINGEN Zie ook paragraaf 1.3 voor veiligheidsinformatie. 3.1 INPAKKEN EN UITPAKKEN De motor wordt geleverd in diverse typen verpakkingssystemen: Pallet met houten krat (Zie paragraaf 3.1.1)
OPSLAG Uitsluitend in beschutte ruimte.
STAPELBAAR: Max. 1+1
-Pallet met skelet krat (See heading 3.1.2)
Uitsluitend in beschutte ruimte.
NEE
-Motorbasis met plastic verpakking (Zie paragraaf 3.1.3)
Uitsluitend in beschutte ruimte.
NEE
3.1.1 VERPAKKEN EN UITPAKKEN MET PALLET EN HOUTEN KRAT Verwijder de nagels aan de benedenzijde. Takel de motor op. Maak hierbij gebruik van kettingen met veiligheidshaken en geschikt wat betreft lastcapaciteit. Bevestig de haken aan de tilogen van de motor, en takel de motor op m.b.v. een heftruck of ander geschikt takelmechanisme. Zie ook paragraaf 3.3. Breng de motor naar de gewenste plaats en verwijder het plastic folie. Draai de schroeven los, waarmee de motor aan de houten basis bevestigd is. Neem de motor van de basis en vervolg de installatiewerkzaamheden. 3.1.2 VERPAKKEN EN UITPAKKEN MET PALLET EN SKELETKRAT Verwijder de nagels aan de benedenzijde. Takel de motor op. Maak hierbij gebruik van kettingen met veiligheidshaken en geschikt wat betreft lastcapaciteit. Bevestig de haken aan de tilogen van de motor, en takel de motor op m.b.v. een heftruck of ander geschikt takelmechanisme. Zie ook paragraaf 3.3. Breng de motor naar de gewenste plaats en verwijder het plastic folie. Draai de schroeven los, waarmee de motor aan de houten basis bevestigd is. Neem de motor van de basis en vervolg de installatiewerkzaamheden. 3.1.3 VERPAKKEN EN UITPAKKEN MET MOTORBASIS EN PLASTIC VERPAKKING Verwijder de nagels aan de benedenzijde. Takel de motor op. Maak hierbij gebruik van kettingen met veiligheidshaken en geschikt wat betreft lastcapaciteit. Bevestig de haken aan de tilogen van de motor, en takel de motor op m.b.v. een heftruck of ander geschikt takelmechanisme. Zie ook paragraaf 3.3. Breng de motor naar de gewenste plaats en verwijder het plastic folie. Draai de schroeven los, waarmee de motor aan de houten basis bevestigd is. Neem de motor van de basis en vervolg de installatiewerkzaamheden. 3.2 ONTVANGST Als de motor geleverd wordt, let dan goed op dat de verpakking gedurende het transport niet beschadigd is, en dat er geen onderdelen verwijderd zijn (zie ook de informatie op de verpakking, de basis en de doos). Plaats de ingepakte motor zo dicht mogelijk bij de plaats van installatie en verwijder het verpakkingsmateriaal. Controleer of de inhoud van de zending overeenkomt met de bestelling. Als u schade of manco’s vaststelt, informeer de Solé-ondersteuningsafdeling en de vervoerder. Stuur foto’s van de schade naar Solé.
NL - 14 03917401.NL rev. 1
Belangrijk: Als u schade vaststelt, maakt u een aantekening op de vrachtbrief. Vraag de chauffeur ook te ondertekenen. En breng Solé, bij voorkeur per fax, op de hoogte van uw bevindingen. 3.2.1 PAKLIJST (1) COMPLETE MOTOR (2) TECHNISCHE DOCUMENTATIE De technische documentatie bestaat uit instructieboek en gebruikershandleiding. Het verpakkingsmateriaal moet afgevoerd worden in overeenstemming met de geldende wetten van het land waar de motor uitgepakt wordt. Materiaal: hout, stalen, nagels, stalen schroeven, plastic folie, karton, metalen of plastic strips. 3.3 TRANSPORT EN BEHANDELING VAN DE VERPAKTE MOTOR Als de motor opgetild of verplaatst wordt, dient UITSLUITEND een geschikte heftruck of hefinrichting gebruikt te worden.Met kettingen met veiligheidshaken die geschikt zijn voor de lading in kwestie. Het gebruik van enig ander systeem om de motor mee te tillen en te verplaatsen, maakt de verzekering tegen eventuele beschadiging ongeldig. 3.4 TRANSPORT EN BEHANDELING VAN DE UITGEPAKTE MOTOR Als de motor is uitgepakt en gereed voor transport, dient dit UITSLUITEND te gebeuren met geschikte hefogen (A), zie fig. 3.4.
Fig. 3.4
Kies uw tilen transportmiddelen in overeenstemming met hetgeen hierover in paragraaf 3.3. beschreven is.
3.5 OPSLAG VAN DE VERPAKTE EN DE UITGEPAKTE MOTOR Als de motor voor een langere periode niet gebruikt wordt, dienen de omstandigheden waaronder de opslag plaatsvindt, gecontroleerd te worden. Ook in relatie tot het type verpakking (basis, pallet, etc.). Als de motor voor een langere periode niet gebruikt en opgeslagen wordt, dienen de voorschriften m.b.t. opslag in acht genomen te worden. Als de motor opgeslagen wordt, geldt een garantietermijn van 6 maanden. Gerekend vanaf de datum van levering. Als de motor gestart wordt na een langere periode van stilstand, dient een monteur hierbij aanwezig te zijn.
NL - 15 03917401.NL rev. 1
4. INSTALLATIE 4.0 ALGEMENE WAARSCHUWINGEN Zie ook paragraaf 1.3 voor zekerheids- / veiligheidsaanwijzingen. 4.1 TECHNISCHE INFORMATIE AANTREKWAARDEN
Schroefdraaf
Cilinderkopbouten Krukaspulley naar krukas Hoofdlagerbouten Drijfstangbouten Vliegwielbouten Olie-aftapschroef Oliefilter Drukventiel
M12 x 1.75 M30 M14 x 2 M10 x 1.25 M12 x 1.25 M14 --M22 x 1.5 --M10 x 1.5 M10 x 1.25 M10 M10 M10 M12 M6 M8 M10 M12
Gloeibougie Moer voor kabelaansluiting startmotor Schroef achterwaartsgangflens Waterkoelermoeren Schroef achterwaartsgang behuizing Olie-aftapschroef keerkoppeling Algemene aantrekwaarden
MINI–74 SM-105 (kgf · m) 12.0 50.0 10.5 5.5 8.5 4.0 1.2 5.0 --1.8 1.1 12.0 5.0 5.0 3.5 0.5 / 0.7 1.2 / 1.7 2.2 / 3.4 3.6 / 6.1
(lbt · ft) 87.0 362 76.0 40.0 61.0 29.0 9.0 36.0 --12.0 8.0 87.0 36.0 36.0 25.0 4/5 9 / 12 16 / 25 26 / 44
CILINDERKOPBOUTEN-AANTREK VOLGORDE: Indien u de bouten van de cilinderkop aantrekt, eerst de contactvlakken grondig reinigen en de pakking aanbrengen. Schroef na schroef aandraaien, als de motor koud is. Zoals aangegeven in de afbeelding beneden. Losdraaien in omgekeerde volgorde.
MINI-74 SM-105
NL - 16 03917401.NL rev. 1
4.2 MOTORVLOEISTOFFEN 4.2.1 OLIE VERVANGEN 4.2.1.1 MOTOROLIE VERVANGEN Gebruik olie met kenmerken die overeenkomen met de specificaties, beschreven in hoofdstuk 9. Om er zeker van te zijn dat alle olie uit het circuit loopt, wordt olie vervangen met hete motor. Hiertoe wordt de olieaftapschroef losgedraaid en de aftappomp aangesloten. (Afb. 4.1). Als alle olie uit het systeem is, vullen met nieuwe olie door de vulopening. (Afb. 4.2). afb. 4.1
Oliecapaciteit: zie paragraaf 2.6 (technische kenmerken). Meteen de motor in bedrijf stellen, en gedurende enige minuten stationair laten draaien, tot het controlelampje op het dashboard dooft. Stop de motor. Filter en pakking controleren. Olieniveau controleren met de peilstok (Afb. 4.3), reinigen met een doek en terugplaatsen.
afb. 4.2
Peilstok weer uithalen, om het olie-niveau te controleren. Als het niveau niet de bovenste markering bereikt, voorzichtig olie bijvullen door de vulopening (Afb. 4.2) tot de bovenste markering.
afb. 4.3 ATTENTIE: de markeringen op de peilstok geven de oliestand weer bij een horizontaal gemonteerde motor. Daarom: de inbouwhoek vaststellen, als het olieniveau gecontroleerd wordt. Lees paragraaf 9.2. 4.2.1.2
KEERKOPPELINGOLIE VERVANGEN De keerkoppeling heeft een eigen smering, onafhankelijk van de motor. Om een oliewissel door te voeren, laat u de oude olie uit de koppeling lopen door de olie-aftapschroef los te draaien. Deze bevindt zich op de achterkant, beneden. Als de oude olie uit het systeem is, schroef weer indraaien en de koppeling vullen met nieuwe olie door de opening van de peilstok. Oliecapaciteit van de keerkoppeling: zie paragraaf 2.6 (technische specificaties).
NL - 17 03917401.NL rev. 1
SMI-R3
TM-93 / TM-93A
TM-345 / TM-345A
Attentie: het gebruik van olie waarvan de eigenschappen niet overeenstemmen met de technische specificaties beschreven in hoofdstuk 9, zal ernstige schade aan de motor toebrengen. En de garantie vervalt. Zorg ervoor dat u bij vloeistofwisselingen geen vloeistof binnen krijgt (doorslikken, inademen). Deze substanties zijn schadelijk voor de persoonlijke gezondheid. 4.2.2 HET KOELSYSTEEM VULLEN Als koelvloeistof moet het antivriesmiddel van het merk KRAFFT ACU 2300 CC 50% Ref. 1325 of een identiek middel met gelijke specificaties gebruikt worden. Het gebruik van water als koelmiddel is fout en heeft grote schade tot gevolg: corrosie en schilfers. Het antivriesmiddel beschermt niet alleen tegen vorst, maar ook tegen corrosie en schilfers. Het gebruik van antivriesmiddel is een onderdeel van het onderhoud en verhoogt de bedrijfszekerheid en de levensduur van de motor.
Fig. 4.7 Attentie! De AC88 vloeistof niet in contact brengen met ogen of huid. Attentie! Geen te gebruiken vloeistoffen doorslikken. Als gedistileerd water gebruikt wordt, dient antivriesmiddel toegevoegd te worden, omdat anders de uitzetting van het water scheurtjes veroorzakern kan, die schade op kunnen leveren aan het koelsysteem van de motor. De verhouding gedistilleerd water – antivriesmiddel dient aangepast te zijn aan de verwachte temperaturen. Op de verpakking van het antivriesmiddel staan aanbevelingen m.b.t. de verhouding van de koelvloeistof bij verschillende temperaturen. De volgende tabel geeft een overzicht: Antivriesmiddel concentratie ( %) Temperatuur (ºC)
30 -10
40 -20
50 -30
60 -45
Het is raadzaam om de verhouding van de koelvloeistof te baseren op temperaturen van ongeveer 5ºC lager als de werkelijke omgevingstemperatuur.
NL - 18 03917401.NL rev. 1
Het antivriesmengsel kan tot twee jaren in het systeem blijven. Aan het einde van deze twee jaren moet het koelcircuit geleegd en gereinigd worden en daarna weer gevuld met het geschikte mengsel (zie 4.2.2). Laat de motor enige minuten draaien, tot het koelcircuit geheel gevuld en de lucht uit het systeem is. Niveau controleren. Bijvullen, indien nodig. Attentie! Na de eerste 50 draai-uren en daarna met intervallen van 6 maanden of 1000 uren antiroestmiddel AC88 toevoegen.In de gelijke verhouding, zoals boven aangegeven. Bijvullen met hetzelfde mengsel. Na twee jaren moet dit mengsel uit het systeem en vervangen worden. Attentie! Het gebruik van koelmiddelen die niet met de boven aangegeven specificaties overeenkomen, leidt tot schade aan bepaalde motordelen. Daardoor vervalt de garantie. 4.2.3 TANKEN Gebruik altijd schone, gefilterde diesel. Nooit kerosine of zware olie gebruiken. Om geen verontreinigingen in de tank te laten geraken, is het bij het navullen raadzaam een trechter met metalen filter te gebruiken. Verontreinigingen kunnen problemen in het brandstofinjectiesysteem veroorzaken. Indien mogelijk, zorg ervoor dat de brandstoftank weer snel gevuld wordt. Door temperatuurwisseling kan vochtige lucht in de tank condenseren, zodat water zich kan verzamelen op de bodem van de tank. Hierdoor ontstaat corrosie of, als het water in de brandstofpomp komt, maakt het het starten van de motor onmogelijk. Controleren of alle vulpunten aan dek gesloten / vergendeld zijn. Attentie! Geen diesel gebruiken, die gemengd is met water of een andere niet in de brandstof thuishorende stof. Attentie! Gebruik altijd diesel van topkwaliteit van controleerbare herkomst. Het gebruik van diesel die niet aan de specificaties voldoet, leidt tot ernstige schade aan het injectiesysteem en aldus ook aan de motor. Bovendien vervalt de garantie. 4.3 INSTALLATIE Attentie! Als watergekoelde motoren in een gesloten ruimte ingebouwd worden, is het belangrijk dat er voldoende luchttoevoer is, om de verbranding mogelijk te maken, en ook dat uitlaatgassen afgevoerd worden. Het bovenstaande advies is van het grootste belang in verband met het probleemloze functioneren van de motor: de hete lucht die de motor genereert dient niet in de ruimte geleid te worden waaruit de motor zijn verbrandingslucht krijgt. In dergelijke gevallen is het raadzaam, maatregelen te treffen om te verhinderen dat de motor verbrandingslucht uit de installatieruimte krijgt. Als de inbouwer geen maatregelen neemt om een dergelijke circulatie te voorkomen, zal het motorvermogen afnemen en is een goede koeling onmogelijk. 4.4 AANWIJZINGEN VOOR DE VERWIJDERING / AFVOER VAN AFVAL Attentie! De manier waarop afval afgevoerd en verwijderd wordt, dient in overeenstemming te zijn met de wetten van het land waar men de motor installeert.
NL - 19 03917401.NL rev. 1
5. VOORBEREIDINGEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE MOTOR 5.0 ALGEMENE AANWIJZINGEN Zie paragraaf 1.3 voor zekerheids- / veiligheidsaanwijzingen. 5.1 AANWIJZINGEN VO0R DE EERSTE START Verander geen functies van de motor door het veranderen van door de fabrikant ingestelde waarden, die verzegeld zijn. Bij wijzigingen aan dergelijke delen, vervalt automatisch de garantie. Voor de eerste start gaat u als volgt verder: (a) OLIE VULLEN Zie paragraaf 4.2.1 en paragraaf 2.6 voor de oliecapaciteit. (b) KOELVLOEISTOF VULLEN (Zie paragraaf 4.2.2) (c) TANKEN. Zie paragraaf 4.2.3. Controleren of de brandstofkraan geopend is. (d) ZEE-AFWATERKRAAN OPENEN (e) ACCU AANSLUITEN (f) AFSTANDSBEDIENING VERBINDEN (f.a)Motor: Verbind de gas-/ en de schakelkabel met het kogelgewricht, dat gemonteerd is aan handle (A). Plaats de kabel aan de klem (B). Stel de kabel zó in, dat geen gas gegeven wordt, voordat de koppeling in de vooruit of achteruit geschakeld is.
(f.b) Koppeling: Verbind de kabel met de handle door het kogelgewricht en plaats de kabel in de klem. Indien de kabel goed ingesteld is, heeft deze in de richting vooruit evenveel ruimte als in de richting achteruit. Bovendien is de instelling zodanig, dat geen gas gegeven wordt totdat de koppeling ingeschakeld is (voorwaarts / achterwaarts). Afb. 5.2 Om te controleren of de instelling goed is gaat u als volgt verder: schakel de lever op de koppeling en de handle op de schakelkast in de “vooruit”. Aanpassingen kunnen gemaakt worden met de verlengde gaten van de handle en met de verlengde gaten van de kabelsteun.
NL - 20 03917401.NL rev. 1
afb. 5.2
(g) VERDERE CONTROLES (g.a) Controleer s.v.p. de motorsteunen zorgvuldig. (g.b) Controleer of alle schroeven goed vast gedraaid zijn. (g.c) Alle nippels, water, olie en brandstof controleren: goed aangesloten? Goed vastgedraaid? (g.d) Uitlaat en transmissie controleren. 5.1.1 HET BRANDSTOFSYSTEEM ONTLUCHTEN Bij de eerste start en bij het “leegvaren” van de tank, kan het zijn dat er lucht in het brandstofsysteem komt. Die lucht moet uit het systeem. Om het systeem te ontluchten, gaat u als volgt te werk: - Controleer of de brandstofkraan bij de tank geopend is. - Draai de ontluchtingsschroef (1) los (ongeveer 1,5 omdraaiing). - Draai de brandstofpomp open, de schroef tegen de richting van de wijzers van de klok draaien. (afb. 5.3.1 en 5.3.2) - Bedien de brandstofpomp (afb. 5.3.3)
afb. 5.3.1
- Als de brandstof zonder luchtbellen stroomt, brandstofpomp weer dichtdraaien, schroef weer aandraaien (1) (Afb. 5.3.1). -Geknoeide brandstof opruimen. Als deze handelingen uitgevoerd zijn, gaat u verder met het starten van de motor. (zie paragraaf 6.1).
afb. 5.3.2 afb. 5.3.3 Attentie!! Eerst de schroef op de pomp aandraaien (2); daarna de ontluchtingsschroef (1). In de andere volgorde zal de druk van de brandstof verhinderen, dat de schroef op de pomp vastgedraaid worden kan.
NL - 21 03917401.NL rev. 1
5.2 VOORAFGAANDE LOOPTESTS 5.2.1 TEST ZONDER BELASTING Laat de motor bij laag toerental voor enige minuten draaien. Let voortdurend op de oliedruk (zie paragraaf2.3). 5.2.2 INLOPEN Gedurende het inlopen, hetgeen 50 uren duren kan, let u op de volgende punten: (1) Zonder uitzondering: de prestaties dagelijks controleren. (2) Na het starten, dient de motor 5 minuten stationair te lopen, alvorens u begint met varen. (3) Vermijd abrupte snelheidsverhogingen. (4) De motor uitsluitend af en toe het volle vermogen laten leveren. (5) De aangegeven onderhouds- en inspectie-aanwijzingen stipt opvolgen, zoals in deze handleiding beschreven. Attentie!! Hoe langer de inloopperiode met lage belasting en last, des te langer zullen de verscheidene motordelen probleemloos functioneren. Met daaruit volgende besparingen op onderhoud en bedrijfskosten.
NL - 22 03917401.NL rev. 1
6. DE MOTOR GEBRUIKEN 6.0 ALGEMENE WAARSCHUWINGEN Zie paragraaf 1.3 voor zekerheids- en veiligheidsinformatie. 6.1 DE MOTOR STARTEN
a)
De schakelhandle in de neutrale positie brengen.
b)
De startsleutel in de “ON” positie draaien. Oliedruk controleren, acculaadlampjes branden, en het alarm is hoorbaar (Zie paragraaf 2.5.1 voor lampenposities).
c)
Voorverwarmen van de gloeibougies Draai de startsleutel in de “pre-heating”-positie en houd de sleutel in deze positie voor maximaal 6 seconden.
d)
Starten. De schakelhandle in neutrale positie zetten. Gas geven tot ongeveer 50%, startsleutel in de “START”-positie draaien, tot de motor start. Als de motor niet meteen start, de startpoging na maximaal 10 seconden stoppen. 30 Seconden wachten. Nu nogmaals starten. Indien nodig, de gloeibougies weer voorverwarmen. Attentie! De startmotor niet langer dan 20 seconden ononderbroken laten draaien. Als de motor loopt, startknop loslaten. Deze keert automatisch terug in de “on” positie en de startmotor wordt losgekoppeld. Gas terugnemen om te verhinderen, dat het toerental veel te hoog wordt. Als de motor loopt, de startsleutel NIET in de “START”-positie brengen. Dat zou de startmotor ernstig beschadigen.
e)
Na de startprocedure oliedruk acculaadlampjes gedoofd zijn. Warm laten lopen.
controleren
en
vaststellen
dat
de
De motor gedurende ongeveer 5 minuten laten lopen. Zonder last met 50% van het maximaal mogelijke toerental. Als de motor heet is, hoeft de voorverwarmprocedure niet doorlopen te worden. In dit geval, brengt u de startsleutel meteen in de “START”-positie tot de motor loopt.
NL - 23 03917401.NL rev. 1
6.2 DE MOTOR UITSCHAKELEN
Gedurende 4 tot 5 minuten met laag toerental laten lopen met de schakelhandle in de neutraal-positie. Startsleutel in de “STOP”-positie draaien. Deze positie houden, tot de motor volledig gestopt is. Als de motor gestopt is, beweegt de sleutel automatisch terug naar de “OFF”-positie. Als de motor gedruende langere tijd niet gebruikt wordt, is het raadzaam de kranen voor water en brandstof dicht te draaien. Ook dient de accu losgekoppeld te worden.
6.3 DE MOTOR ONREGELMATIG GEBRUIKEN Neem voorzorgsmaatregelen in gevallen dat de motor plotseling en snel ingezet moet worden (noodstroom verzorging, brandblussystemen, moeilijke omgevingsomstandigheden). Voor speciale toepassingen, neemt u s.v.p. contact op met SOLÉ DIESEL.
6.4 DE MOTOR GEBRUIKEN BIJ LAGE TEMPERATUREN Zodra de atmosferische temperatuur benden 0ºC komt, komen de volgende veranderingen voor: (1) (3) (5)
De koelvloeistof kan bevriezen. De spanning tussen de accupolen wordt lager. De brandstof wordt dikker en stroperiger.
(2) (4)
De smeerolie wordt dikker. De verbrandingslucht is koud en de motor start moeilijker.
Om schade die veroorzaakt kan worden door lage temperaturen te voorkomen, dienen de volgende maatregelen genomen te worden: (1) (2)
(3) (4) (5) (6)
Gebruik anti-vriesmiddel. Zoals aangegeven in paragraaf 4.2.2 van deze handleiding. Als de motor moet worden gestopt, sluit u de zeewaterkraan, het deksel van het zeewaterfilter openen en de motor starten. Het zeewaterkoelcircuit vullen met zoetwater en 30% antivries, tot het circuit gevuld is. De motor stoppen en het deksel weer op zijn plaats brengen en vastschroeven. Voordat de motor weer gestart wordt de zeewaterkraan open draaien. Deze procedure steeds herhalen als de motor gebruikt wordt in omgevingen met temperaturen beneden 0°C. Zorg voor kwaliteitsolie, met passende viscositeit. SAE 10W/30 synthetische olie wordt aanbevolen. Bescherm de accu tegen koude. Bedek hem met geschikt materiaal. Controleer of de accu helemaal is opgeladen. Het gebruik van di-elektrische spray op de verbindingen wordt aanbevolen. Zorg ervoor, dat de gloeibougies voldoende heet zijn als de motor gestart wordt. Volg de aanwijzingen zoals beschreven in paragraaf 6.1 van deze handleiding. Indien nodig, de brandstof vervangen door een soort dat beter geschikt is voor gebruik bij lage temperaturen.
NL - 24 03917401.NL rev. 1
6.5 CONSERVERING Attentie! Alle motoren die niet regelmatig gebruikt worden, lopen het gevaar te gaan roesten en aan corrosie ten offer te vallen. In het bijzonder ongeverfde delen. De mate van de corrosie hangt af van meteorologische en klimatologische omstandigheden. De hierna volgende aanbevelingen zijn daarom van algemene aard, maar zullen wel bijdragen aan het verkleinen van het risico van roest en corrosie. 6.6 INSTRUCTIES INGEVAL VAN EEN LANGE PERIODE VAN STILSTAND (INACTIVITEIT). Als de motor gedurende een langere periode niet gebruikt wordt, of tijdens de winter, moeten bepaalde handelingen verricht worden om de conditie van de motor te beschermen. Volg de navolgende aanbevelingen op. (1) (2) (3) (4) (5)
De buitenkant van de motor voorzichtig reinigen. Altijd antivries aan het koelcircuit toevoegen, als zeer lage temperaturen verwacht worden. Zie paragraaf 4.2.2 van deze handleiding. Als de brandstoftank niet groot is, leegmaken en reinigen; vullen met een mengsel van diesel en antiroestolie. Als de tank een grote capaciteit heeft, is het voldoende 2% antiroestolie toe te voegen. De zeewaterkraan sluiten. Een slang op de zeewaterpomp aansluiten. De andere kant van de slang in een open emmer dompelen. Een 30% antivriesmengsel in de emmer gieten. De motor voor een ogenblik starten. Het zeewatercircuit vult zich met het antivriesmengsel. Motor stoppen. Gebruik di-elektrische spray voor de elektrische verbindingen, ontkoppel de accu, en laadt hem verscheidene malen op gedurende de periode van niet-gebruik.
6.7 WEER HERSTELLEN VAN DE BEDRIJFSCONDITIES Als de motor na de winterstop weer gestart wordt, moeten bepaalde operaties uitgevoerd worden. Volg deze stappen: (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8)
De tank met zuivere diesel brandstof vullen. Brandstoffilter inspecteren. Als het filter verstopt is, filterpatroon vervangen. Het antiroestolie mengsel kan als brandstof gebruikt worden. De antiroestolie in de carterpan eruit laten lopen en carter met nieuwe olie vullen. Zoals beschreven in paragraaf 4.2.1.1. Rubberen afdichtingen van het zoetwatercircuit controleren. Accu weer aansluiten. Accu-polen met een beetje vaseline insmeren. De injectie-nozzles verwijderen en reinigen. Indien mogelijk de afregeling van de nozzles (laten) inspecteren door een service-bedrijf. Laat de motor zonder nozzles draaien, zodat de antiroestolie verwijderd wordt. Nozzles weer op hun plaats schroeven. Het koel- en uitlaatsysteem weer aansluiten. Zeewaterkraan weer openen. Brandstof- en watersysteem controleren op lekkages. Start de motor en laat hem met verschillende toerentallen draaien. Verzeker u ervan dat het water goed stroomt. Nogmaals controleren op lekkages (verbindingen en aansluitingen!) in het water- en brandstofcircuit.
NL - 25 03917401.NL rev. 1
7. REPARATIE EN ONDERHOUD 7.0 ALGEMENE WAARSCHUWINGEN Zie paragraaf 1.3 voor zekerheids- en veiligheidsinformatie. 7.1 SOORT EN FREQUENTIE VAN DE CONTROLES EN ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN VERHOOG HET AANTAL ONDERHOUDSBEURTEN IN RUWE OMSTANDIGHEDEN (REGELMATIGE STOPS EN STARTS, STOFFIGE OMGEVING, VERLENGD WINTERSEIZOEN, ONBELAST GEBRUIK). INDIEN MOGELIJK: VLOEISTOFNIVO’S CONTROLEREN EN BIJVULLEN NADAT DE MOTOR GESTOPT, EN AFGEKOELD IS TOT OMGEVINGSTEMPERATUUR. ATTENTIE! VERBANDINGSRISICO’S ZIJN ALTIJD AANWEZIG, ALS AAN DE MOTOR ONDERHOUD GEPLEEGD WORDT ALS DEZE HEET IS. DRAAG BESCHERMENDE KLEDING BIJ DERGELIJKE WERKZAAMHEDEN. HET IS UITDRUKKELIJK VERBODEN, DE MOTOR TE REINIGEN MET HOGE DRUKLUCHT (PERSLUCHT). HET IS UITDRUKKELIJK VERBODEN ONDERHOUDS- OF REINIGINGSWERKZAAMHEDEN TE VERRICHTEN BIJ DRAAIENDE DELEN. DRAAG HANDSCHOENEN, BESCHERMENDE KLEDING ETC. OM U TE BESCHERMEN TEGEN VERBRANDING. Onderhoudsnterval dagelijks
inspectie Motor
schroeven aandraaien, repareren klepspeling uitlaatgassen, lawaai, trillingen compressiedruk
Smeersysteem
motorolie keerkoppelingolie oliefilter
Brandstofsysteem
brandstof brandstoftank brandstoffilter (motor) waterafscheider (indien voorhanden) injectiepomp nozzles brandstofsysteem ontluchten
Inlaatsysteem
luchtfilter
Koelingssysteem
koelwater waterfilter waterkraan impeller waterpomp Reinigen Vervangen
NL - 26 03917401.NL rev. 1
1ª 50 uren
elke 200 uren
elke 400 uren
elke 800 uren
elke 2 jaren
Controle, opnieuw instellen of vullen. Leeg maken
dagelijks
Inspectie Elektrisch systeem
System scheepsmotor
1ª 50 uren
INTERVALOS elke 200 elke 400 uren uren
elke 800 uren
elke 2 jaren
elk instrument gloeibougies dynamo en startmotor dynamo snaar en spanning accu-niveau Beluchter voor koelwater, … Reinigen Vervangen
DAGELIJKS CONTROLEREN VOORDAT DE MOTOR GEBRUIKT WORDT Oliepeil van de motor en de keerkoppeling. Bijvullen is niet nodig, als het peil zich in de buurt van de bovenste markering bevindt Brandstofpeil controleren en brandstofkraan openen. Waterkraan openen. Indicatoren controleren. Nadat de sleutel in de “ON”-positie gedraaid is, oliedruk, watertemperatuur en accuspanning controleren. De drie lampjes moeten niet branden en het alarm is stil.
Controle, aanpassing of vullen Leegmaken
NA DE EERSTE 50 BEDRIJFSUREN Motor- en keerkoppelingolie vervangen; schroeven van de brandstofpomp aandraaien. Oliefilter vervangen. Waterafscheider leegmaken (indien voorhanden) De snaar van de dynamo controleren. Eventueel spanning aanpassen.
Controleren of koelwater stroomt. Opletten in verband met onregelmatigheden, bij de uitlaatgassen, ongewone geluiden of trillingen. Koelwaterniveau controleren.
Schroeven van de schroefas aandraaien.
ELKE 200 BEDRIJFSUREN Motor- en keerkoppelingolie vervangen. Oliefilter vervangen.
ELKE 400 BEDRIJFSUREN Schroeven van de motorsteunen, schroefas brandstofnippels controleren. Klepspeling controleren en aanpassen.
Waterfilter reinigen.
Gloeibougies controleren.
Filter van de waterafscheider voorhanden). Accuspanning controleren Zink-anode-slijtage controleren.
vervangen
(indien
Waterfilter reinigen.
en
Luchtfilterelement reinigen, zie paragraaf 7.2.12 Injectiepomp controleren. Conditie van de impeller van de zeewaterpomp controleren. Eventueel vervangen. Dynamo en startmotor controleren. Snaar van de dynamo controleren en indien nodig aanpassen. Brandstoffilter vervangen. Keerkoppelingolie wisselen.
UITLAAT BESCHERMING Hanteer de door de fabrikant voorgeschreven beschermingsvoorschriften.Wat betreft de ventilatie, bij verstopping, demonteer de kleppen en maak deze schoon met zoet water, vóór montage inspuiten met siliconenspray.
NL - 27 03917401.NL rev. 1
ELKE 800 BEDRIJFSUREN
ELKE 2 JAREN
Controleer de bendix en de starterkrans. V-snaar van de dynamo vervangen. Nozzles controleren. Lager van de koelwaterpomp insmeren met 20 gram vet. Alleen bij de generatorversie. Zie paragraaf 7.2.21. Gloeibougies controleren.
Antivriesmiddel vervangen. Brandstoftank reinigen. Luchtfilterelement vervangen. Zie paragraaf 7.2.12. Compressiedruk van elke cilindercontroleren.
7.2 BESCHRIJVING VAN DE ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN (1)
Motor- en keerkoppelingolie vervangen Zie paragraaf 4.2.1.
(2)
Oliefilter vervangen (afb. 7.1): Het oliefilter bevindt zich achter het luchtfilter. Het oliefilter vervangen na de eerste 50 bedrijfsuren, daarna na elke 200 bedrijfsuren. Het oliefilter is een cartridge-type en wordt niet gereinigd. Vervangen door losdraaien. De ringvormige pakking van het nieuwe filter voor montage insmeren met een beetje olie. Krachtig met hand aandraaien. Als het filter op zijn plaats zit, motor starten en controleren op lekkages. afb. 7.2.2
(3)
Klepspeling controleren Bij deze werkzaamheden gaat u, bij een koude, motor als volgt te werk. De klepdekselpakking is verwijderd, tuimelaarmoer (1) losdraaien, de instelschroef (2) draaien, klepspeling instellen met voelermaat. (3) (afb. 7.2.3). inlaatklepspeling: 0.25 mm uitlaatklpespeling: 0.25 mm Met zuiger no. 1 in de hoogste positie (Top Dead Centre) van de compressiecyclus, de speling van inlaat- en uitlaatkleppen instellen. Op gelijke wijze gaat u verder met de andere cilinders. De laagste positie (Bottom Dead Centre) kan bepaald worden met afb. 7.2.3. de lijnen op de distributie of met de timing op het deksel en krukasriemschijf. Na de aanpassing moet de tuimelaarmoer weer goed vastgedraaid worden, terwijl de borgmoer vastgezet is en zich niet draaien kan. ATTENTIE: de aanpassing van de klepspeling moet plaatsvinden nadat de cilinderkopbouten weer goed aangedraaid zijn (houd de volgorde aan die beschreven is in paragraaf 4.1).
NL - 28 03917401.NL rev. 1
(4)
Controle en indien nodig aanpassing van de spanning van de snaar van de dynamo. Nooit de spanning veranderen bij lopende motor. Een te strak gespannen snaar kan snelle slijtage van snaar en lager van de dynamo veroorzaken. Anderzijds, als de snaar te los of smerig is, met b.v. olie, kan hij slippen. Controleer de spanning van de snaar door aan één kant de snaar in te drukken met de duim. De snaar moet ingedrukt kunnen worden met ongeveer 11 mm.
(5)
afb. 7.2.4.
Waterfilter reinigen Het is zeer belangrijk een filter aan te brengen tussen motor en waterkraan om te voorkomen dat verontreinigingen in het koelwatercircuit doordringen. Het filter moet elke 200 bedrijfsuren gereinigd worden. Draai de vleugelmoer los en verwijder het filterdeel. Reinigen en weer monteren. Let er bij het monteren goed op, dat het deksel goed op de O-ring past. (afb. 7.4). Motor starten en op lekkages controleren. afb. 7.2.5.
(6)
Koelwater vervangen Laat het water weglopen door beide kranen te openen. Eén bevindt zich op de warmtewisselaar; de andere op het motorblok. Als de motor gedurende een langere perioede niet gebruikt wordt, en vooral in koudere omgevingen, is het raadzaam het water uit het koelcircuit te laten lopen. Als deze operatie klaar is, kranen weer dichtdraaien en vullen tot het gat in de tankdeksel (zie paragraaf 4.2.2 van deze handleiding).
afb. 7.2.6.
NL - 29 03917401.NL rev. 1
(7)
Acculading controleren Accu’s dienen voorzichtig behandeld en regelmatig gecontroleerd te worden. Ga als volgt te werk: (1) Accu’s moeten altijd schoon en droog gehouden worden. (2) Aansluitingen regelmatig controleren op verontreinigingen. Indien smerig, kabels loskoppelen, aansluitingen reinigen, insmeren met neutraal vet. (3) Geen metalen objecten in de buurt van de accu monteren of plaatsen. (4) Accu’s en canisters met zuur dienen voorzichtig behandeld te worden. (5) Maandelijks of elke 200 uur het waterniveau van de accu controleren en eventueel bijvullen met GEDESTILEERD WATER. Waterniveau niet boven de aangegeven markering brengen. (6) Nooit open vuur in de buurt van de accu brengen; er bestaat explosiegevaar. (7) Gedurende de winter moeten aansluitingen losgekoppeld worden en de accu moet opgeslagen worden zoals voorgeschreven door de fabrikant. Voordat de accu met een extern laadapparaat opgeladen wordt, moeten de kabelverbindingen losgekoppeld worden!
(8)
Waterafscheider (optioneel) De vleugelmoer (3), die zich op de onderzijde van het glas bevindt losdraaien. Al het daar verzamelde water weg laten lopen. Vleugelmoer aandraaien. Controleren op lekkages.
afb. 7.2.8. (9)
Het brandstoffilter vervangen (motor) Het filter is uit weefsel gemaakt en kan niet gereinigd worden. Het dient elke 12 maanden vervangen te worden. Om het filter te wisselen: brandstofkraan bij de tank dichtdraaien. Filterdeksel losdraaien. Nieuw filter in deksel draaien en rubberen pakkingen vervangen. Procedure voor ontluchting van het brandstofsysteem doorlopen (paragraaf 5.1.1).
(10)
Brandstofinspuitsysteem controleren Deze werkzaamheden moeten door een SOLÉ DIESEL-servicebedrijf verricht worden. Als een handpomp voorhanden is, controleren of de calibratie van de nozzles overeenkomt met de waarden aangegeven in paragraaf 2.6 van deze handleiding.
(11)
Gloeibougies controleren Elektrische spanning op de gloeibougies zetten voor maximaal 6 seconden. Vaststellen of ze gloeien. Langere tijd onder spanning kan leiden tot schade. De bougies die niet gloeien, vervangen.
(12)
Luchtfilter vervangen en reinigen De motor is voorzien van een inlaatluchtfilter. Dit filter bestaat uit twee komponenten (A) en (B). Om het filter te reinigen (A) water en zeep gebruiken. Zoals beschreven in paragraaf 7.1. Het complete filter (A) en (B) dient na twee jaren vervangen te worden. Zie ook afb. 7.2.12.
afb. 7.2.12
NL - 30 03917401.NL rev. 1
(13)
Impeller van de zeewaterpomp controleren. Indien nodig vervangen. De impeller is vervaardigd van neopreen en raakt beschadigd, als de pomp droog loopt. Daarom is het heel belangrijk dat u altijd een reserve-impeller aan boord hebt. Om de impeller te vervangen, waterinlaatkraan dichtdraaien. Pomphuis verwijderen. Met twee schroevendraaiers de impeller uitnemen. Pomp reinigen en nieuwe impeller plaatsen. Nieuwe pakking monteren. Pomphuis weer op zijn plaats brengen. Waterkraan weer openen. Indien de oude impeller beschadigd was, zorgt u er dan voor dat er geen rubberen deeltjes in het watercircuit achterblijven.
(14)
afb. 7.2.13
Dynamo en startmotor controleren. De motor is voorzien van een dynamo van 12V en 70 of 110 Ampere. Dit is afhankelijk van het model. Een elektronische regelaar is ingebouwd. Een aansluiting voor een toerenteller is aanwezig. De elektrische verbindingen moeten regelmatig gecontroleerd worden; of het contact nog goed is; of de loop van kabels niet veranderd is. De koolborstels van de startmotor dienen regelmatig gecontroleerd te worden. Indien deze versleten zijn, moeten ze vervangen worden.
(15)
Brandstoftank reinigen Tank leegmaken, zodat ook verontreinigingen en condensatie verwijderd worden. Tank reinigen met brandstof. Deze afvoeren, zoals beschreven in paragraaf 4.4.
(16)
V-snaar van de dynamo vervangen. De spanning van de oude v-snaar afhalen, zodat deze eenvoudiger verwijderd kan worden. Zodra de oude snaar verwijderd is, riemschijf controleren. De schijf moet schoon en droog zijn. Reinigen met water en zeep (nooit diesel, benzine, olie of vergelijkbare stoffen gebruiken). Leg de nieuwe snaar op zijn plaats. Gereedschap zonder scherpe kanten kan hierbij gebruikt worden. Als de snaar bij deze operatie beschadigd wordt, maakt dat de levensduur aanzienlijk korter. De snaar wordt gespannen, zoals boven uiteengezet.
(17)
afb. 7.2.16
Compressie van elke cilinder controleren. Elke cilinder met verwijderde gloeibougies controleren. Hiertoe gebruikt u een compressiemeter. Als de meting waarden laat zien die lager zijn dan 27 kg/cm2 (384psi) bei 300 rpm, dan moet / moeten de desbetreffende cilinders gerepareerd worden.
afb. 7.2.16
NL - 31 03917401.NL rev. 1
(18)
Injectiepomp controleren. De brandstofinjectiepomp van een dieselmotor is één van de belangrijkste componenten van de motor. Dit onderdeel dient dan ook met de grootste zorg behandeld te worden. De pomp is door de fabrikant zeer nauwkeurig afgesteld en dit afstellen dient altijd met de grootste zorgvuldigheid te gebeuren. Indien de pomp opnieuw afgesteld moet worden, dient dit te gebeuren door een erkend SOLÉ DIESEL service-bedrijf, omdat daar het geschikte gereedschap en de noodzakelijke kennis en kunde aanwezig is. De standaard behandeling van de pomp is: altijd uitsluitend zuivere brandstof gebruiken en het brandstoffilter na de in het onderhoudsplan voorgeschreven periode vervangen.
(19)
Zekering Het dashboard is voorzien van twee zekeringen ter bescherming: een 10A zekering om de instrumenten te beschermen. De andere om het stroomcircuit te beschermen. In het geval dat het dashboard geen stroom heeft, zekering controleren en indien nodig vervangen.
(20)
Corrosiebescherming controleren. Om corrosie, als gevolg van galvanische stroom, te voorkomen is de motor voorzien van een zinkanode. Deze is bevestigd op de voorzijde van de warmtewisselaar. Elke 200 bedrijfsuren controleren. Als de anode beschadigd is, vervangen. Ga als volgt te werk: de schroef waarmee de anode bevestigd is losdraaien (afb. 7.2.20), beschadigde anode losdraaien en vervangen door een nieuwe. Schroef weer indraaien. Controleren op lekkage.
afb. 7.2.20 (21)
Koelwaterpomp smeren De lagers van de pomp smeren met ca. 20gr vet. Uitsluitend in de generatorvesrie.
b. 7.2.21
NL - 32 03917401.NL rev. 1
7.3 PROBLEMEN OPLOSSEN MOTORPROBLEEM START NIET
MOGELIJKE OORZAKEN C1 – C2 – C3 – C4 – C5 – C6 – C9 – E1 – E2 – E3 – E4 – E5 M3 – R1 – R3 – L4 C1 – C3 – C5 – C7 – C9 – M5 – R4 – R6 C1 - C2 – C3 – C4 – M1 – M2 – M4 – R7 C4 – L2 – R4 – M1 C3 – C6 – C7 – M1 – M4 – R1 – R2 L2 – M5 – R1 – R5 – R6 – R7 L1 – L4 – L6 – CR2 – CR3 – CR4 – CR5 – CR6 – M2 – M3 – M4 L1 – L3 - L5 – L6 – L7 – L8 – R5 M3 – R5 – R7 L3 – L7 C3 – C6 – C8 – M1 – M7 – R2 –R7 E1 – E2 – E7 – M6 M8 – M9
START, STOPT DAARNA MOEIZAME TOENAME VAN HET TOERENTAL ONGELIJKMATIGE LOOP ZWARTE ROOK BLAUWE ROOK MOTOR OVERVERHIT LAGE OLIEDRUK LAWAAIERIGE MOTOR OLIEDRUK TE HOOG LAGE PRESTATIES ACCU WORDT NIET GELADEN KEERKOPPELING FUNCTIONEERT NIET GOED BRANDSTOF-SYSTEEM SLECHTWERKENDE OF SMERIGE BRANDSTOFPOMP VERSTOPTE BRANDSTOFLEIDINGEN BRANDSTOFFILTER VERSTOPT SLECHTWERKENDE BRANDSTOF-POMP LUCHT IN HET BRANDSTOFSYSTEEM NOZZLES NIET GOED INGESTELD OF KAPOT INJECTIEPOMP ONTREGELD / VERKEERD AFGESTELD WATER IN HET BRANDSTOFSYSTEEM BRANDSTOFKRAAN DICHT
C1
SMERING SLECHTWERKENDE OLIEPOMP
L1
C2 C3 C4 C5 C6 C7
OLIENIVEAU TE HOOG OLIE-DRUKVENTIEL PLAKT OLIE VISCOSITEIT TE HOOG OLIE VISCOSITEIT TE LAAG OLIEPEIL TE LAAG SLECHT WERKEND OLIEDRUK VENTIEL
L2 L3 L4 L5 L6 L7
C8
SLECHT WERKENDE OLIEDRUKMETER OF – SCHAKELAAR OLIELEIDINGEN VERSTOPT OF KOPPELINGEN LOS
L8
C9
ELEKTRISCH SYSTEEM ACCU LEEG
E1
GEEN ELEKTRISCHE VERBINDING SLECHT WERKENDE STARTERSCHAKELAAR SLECHT WERKENDE STARTMOTOR ZEKERING DOORGEBRAND SLECHTE GLOEIBOUGIES SLECHT WERKENDE DYNAMO OF STARTMOTOR
E2 E3 E4 E5 E6 E7
ONDERHOUD LUCHTFILTER VERSTOPT MOTOR OVERBELAST TIMING TE VROEG TIMING TE LAAT LAAG STATIONAIR TOERENTAL SNAARSPANNING DYNAMO UITLAAT SLAAT TERUG INSTELLING VAN DE BEDIENING VAN DE KEERKOPPELING VERSCHOVEN KOPPELINGSKONUS VERSLETEN
M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9
NL - 33 03917401.NL rev. 1
KOELCIRCUIT TE WEINIG WATER IN ZOETWATERKOELCIRCUIT SLECHT WERKENDE ZOETWATERPOMP KRAAN NA HET WATERFILTER VERSTOPT SLECHT WERKENDE ZEEWATERPOMP WATERKOELER VERSTOPT SLECHT WERKENDE THERMOSTAAT
L9
HET CR1
REPARATIES VERSLETEN OF VASTZITTENDE RINGEN SLECHTE AFSLUITING VAN DE VENTIELEN VASTZITTEND VENTIEL HOOFDVEER GEBROKEN OF VERKEERDE VEER VERSLETEN STANGEN OF HOOFDLAGER VERSLETEN CILINDER FOUTIEVE VENTIEL-INSTELLING
CR2 CR3 CR4 CR5 CR6
R1 R2 R3 R4 R5 R6 R7
8. AANVULLENDE INSTRUCTIES 8.0 AANVULLENDE INSTRUCTIES Zie ook paragraaf 1.3 voor veiligheidsinformatie 8.1 INSTRUCTIES VOOR AFVOEREN EN SLOOP VAN DE MOTOR Als u besluit om afstand te doen van de motor, neemt u dan s.v.p. contact op met Solé S.A., Wij zullen u van de noodzakelijke instructies voorzien in verband met actuele wettelijke regels. Als u de gehele motor of delen wilt slopen, houd u aan de WETTEN VAN HET LAND WAAR U DIT WILT GAAN DOEN. Voor informatie m.b.t. de materialen waar de diverse componenten van vervaardigd zijn, neemt u contact op met SOLÉ S.A. 8.2 SAMENHANG TUSSEN MOTORVERMOGEN EN BRANDSTOF- EN VERBRANDINGSEIGENSCHAPPEN BRANDSTOFEIGENSCHAPPEN – motorvermogencorrecties a.g.v. brandstofeigenschappen. Gespecificeerd vermogen vooronderstelt de volgende brandstofeigenschappen (volgens ISO 3046): Energetische waarde: Temperatuur, vóór de aanvoerpomp: Dichtheid: (15ºC)
42700 kJ/kg 35ºC 0.84 kg/dm3
Gecorrigeerd vermogen (%)
Gecorrigeerd vermogen (%)
Als de brandstofeigenschappen afwijken van deze waarden, vindt u correctiefactoren (in %) in de grafieken beneden. Gebruik deze correctiefactoren als u het geleverde motorvermogen wilt berekenen.
Brandstoftemperatuur (ºC) Grafiek 1 Het effect van brandstoftemperatuur op het motorvermogen. +35ºC is referentie temperatuur (0%)
NL - 34 03917401.NL rev. 1
Dichtheid (Kg / Dm3) Grafiek 2 Het effect van brandstofdichtheid op motorvermogen. Normale waarde is 0.84 Kg/dm3 at +15ºC (0%)
LUCHTEIGENSCHAPPEN – Vermogenscorrectie a.g.v. luchteigenschappen. Het gespecificeerde vooronderstelt de volgende luchteigenschappen (volgens ISO 3046): Luchtdruk: Luchttemperatuur: Vochtigheid:
1000 mbar (750 mmHg) 25ºC 30%
Gecorrigeerd vermogen (%)
Gecorrigeerd vermogen (%)
Als de luchteigenschappen afwijken van deze waarden, vindt u correctiefactoren (in %) in de grafieken beneden. Gebruik deze correctiefactoren als u het geleverde motorvermogen wilt berekenen.
Temperatuur (ºC)
Luchtdruk (mbar)
Grafiek 3 Het effect van temepratuur van de ingenomen lucht op het motorvermogen. +25ºC is referentietemperatuur (0%). _________
ZONDER TURBO
- - - - - MET TURBO
NL - 35 03917401.NL rev. 1
Grafiek 4 Het effect van luchtdruk op motorvermogen. Normale waarde is 1000 mbar (750 mm Hg) (0%).
9. TECHNISCHE AANHANGSELS 9.0 OLIESPECIFICATIES 9.0.1 TE GEBRUIKEN MOTOROLIE Gebruik Solé Diesel SAE 15W/40 olie. Deze heeft de volgende eigenschappen: OLIEVISCOSITEIT: Kies díe olieviscositeit die het meest geschikt is voor de atmosferische temperaturen waarin de motor moet functioneren. Het verdient aanbeveling Sole Diesel SAE 15W/40 olie te gebruiken. De viscositeit van deze olie verandert minimaal a.g.v. omgevingstemperatuurveranderingen. Hierdoor is deze olie bij uitstek geschikt voor alle seizoenen. Het is een alle-seizoenen-olie voor teperaturen variërend tussen -15ºC and +35ºC
API CE/CF-4/SG MIL-L-2104 E CCMC D4/G4/P
9.0.2 GEARBOX OIL Voor de hydraulische Technodrive keerkoppelingen wordt dezelfde olie voorgeschreven die gebruikt wordt in de motor (Solé diesel), SAE15W40. Voor mechanische keerkoppelingen , SMI-R3/TMC40/60/260 wordt AFT -olie voorgeschreven (Automatic Transmission Fluid). Er bestaan verschillende typen SMIR3, waarbij het gebruik van ATF-olie voorgeschreven is. KeerKoppelingen van het type SMIR3, gebruiken olie type ATF. Deze nieuwe koppelingen kunt u herkennen aan het rode label aangebracht in de buurt van de peilstok. Labeldetails: Vanaf de serienummers zoals in de tabel beneden aangegeven en hoger, worden de keerkoppelingen voorzien van ATF (automatische transmissie olie). Voor andere typen keerkoppelingen, adviseren wij de aanwijzingen van de desbetreffende fabricant op te volgen. Zie de bij de koppeling behorende documentatie.
9.1 SPECIFICATIES VOOR DE INSTALLATIE VAN DE MOTOR
ACCU (12V)
LNGTE VAN DE KABEL NAAR DE ACCU (m)
MINIMALE DOORSNEE VAN DE KABEL NAAR DE ACCU
Ø INT. BRANDSTOFSLANG VANAF DE TANK NAAR DE OPVOERPOMP (mm)
Ø INT. BRANDSTOFSLANG INJECTIE POMP NAAR DE TANK (mm)
75
90 A
≤ 1.5
50 mm2
8
8
75
90 A
≤ 10
95 mm2
8
8
MOTOR
BENODOGDE LUCHTTOEVOER (1)
Ø INT. UITLAATSLANG (2)
MINI-74
300 – 400 m3/h
SM-105
320 – 420 m3/h
(1) Max. toerental (2) Voor elke bocht van 90º in de loop van de slang, dient de doorsnee met 10mm vermeerderd te worden (bij lengtes boven de 3mtr)
NL - 36 03917401.NL rev. 1
9.2 OLIEPEILSTOK AANPASSING ALS DE MOTOR SCHUIN GEÏNSTALLEERD IS.
Als de motor in een schuine stand geïnstalleerd is, moet de peilstok aangepast worden om drooglopen van de oliepomp te voorkomen. Het minimum- en maximumnivo op de peilstok moet worden aangepast. Zie de tabel voor de aanpassing van de peilstok.
A MOTORHELLING 4º 8º 12º 13.5º 14º
D (MINI-74) 12.5 mm 35 mm 50 mm 57 mm ---
D (SM-105) 13 mm 23 mm 29 mm --32 mm
De olie inhoud vindt u in hoofdstuk 2.3.1
NL - 37 03917401.NL rev. 1
SCHEEPSDIESELMOTOREN
SOLÉ S.A. Oficina Técnica Ctra. Martorell a Gelida (C-243b), km. 2 08760 Martorell Barcelona - Spain Tel. (+34) 93 775 14 00 Fax. (+34) 93 775 30 13 e-mail:
[email protected] www.solediesel.com Ref. 03917401.NL Ed. 2 rev. 1