NEDERLANDS CANON BELGIUM N.V. / S.A.
CANON SVENSKA AB
30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan
Bessenveldstraat 7, B - 1831 Diegem, Belgium Tel.: (02) 722.04.11 Fax: (02) 721.32.74 Helpdesk : 0900-10627 http://www.canon.be
Gustav III:s Boulevard 26, S-169 88 Solna, Sweden Helpdesk: 08-744 8620 Fax 08-744 8527 http://www.canon.se
CANON LUXEMBOURG S.A. Rue des Joncs 21, L-1818 Howald, Luxembourg Tel.: (0352) 48 47 961 Fax: (0352) 48 47 96232 Helpdesk : 900-74100 http://www.canon.lu
Industriestrasse 12, 8305 Dietlikon, Switzerland Consumer Imaging Group Tel. 01-835-61 61 Hotline 0900 57 55 20 (CHF 2.13/min) http://www.canon.ch
CANON NEDERLAND N.V.
Oostenrijk
Europa, Afrika en Midden-Oosten
CANON EUROPA N.V. PO Box 2262, 1180 EG Amstelveen, The Netherlands
CANON (UK) LTD For technical support, please contact the Canon Help Desk: P.O. Box 431, Wallington, Surrey, SM6 0XU, UK Tel: (08705) 143723 Fax: (08705) 143340 http://www.canon.co.uk/Support/index.asp
CANON COMMUNICATION & IMAGE FRANCE S.A. 102 Avenue du Général de Gaulle, 92257 LA GARENNE COLOMBES CEDEX, France Tél : Hot line 08 25 00 29 23 http://www.cci.canon.fr
CANON DEUTSCHLAND GmbH Postfach 100401, 47704 Krefeld, Germany Customer Hotline: 0180/5006022 (0,12 € / Min.) http://www.canon.de
CANON ITALIA S.P.A.
CANON ESPAÑA S.A. C/Joaquín Costa, 41 - 28002 Madrid, Spain Tel. Atención al Cliente: 901.301.301 Help Desk: 906.301.255 http://www.canon.es
CEL-SE6EA280
Neptunusstraat 1, 2132 JA Hoofddorp, The Netherlands CANON GES.M.B.H. Tel.: 023 - 5 670 123 Fax: 023 - 5 670 124 Zetschegasse 11, A - 1230 Wien, Austria Helpdesk: 023 - 5 681 681 Helpdesk Tel.: 01 66 146 412 http://www.canon.nl Fax: 01 66 146 413 http://www.canon.at CANON DANMARK A/S Knud Højgaards Vej 1, DK-2860 Søborg, Danmark Portugal Phone: +45 44 88 26 66 SEQUE - SOC. NAC. EQUIP., S.A. http://www.canon.dk Pr. Alegria, 58 - 2ºC, 1269-149 Lisboa CANON NORGE AS Telef: (+351) 21 324 28 30 Fax: (+351) 21 347 27 51 Hallagerbakken 110, Postboks 33, Holmlia, E-mail:
[email protected] 1201 Oslo, Norway http://www.seque.pt Tlf: 22 62 93 21 Faks: 22 62 06 15 Oost-Europa E-mail:
[email protected] CANON CEE GMBH http://www.canon.no Oberlaaerstr 233, A-1100 Wien, Austria Finland Tel.: +43 1 680 88-0 Fax: +43 1 680 88-422
CANON OY
Kuluttajatuotteet Huopalahdentie 24, PL1 00351 Helsinki Helpdesk: 020 366 466 (pvm) http://www.canon.fi
© 2004 CANON INC.
CIS
CANON NORTH-EAST OY Huopalahdentie 24, 00350 Helsinki, Finland Tel.: +358 10 544 00 Fax: +358 10 544 10 http://www.canon.ru
GEDRUKT IN DE EU
Gebruikershandleiding
Gebruikershandleiding
Via Milano 8, I-20097 San Donato Milanese (MI), Italy Tel: 02/8248.1 Fax: 02/8248.4604 Pronto Canon: 02/8249.2000 E-mail:
[email protected] http://www.canon.it
CANON (SCHWEIZ) AG
DIGITALE CAMERA
CANON INC.
z Lees het onderdeel Lees dit eerst (p. 4) aandachtig door. z Zie ook de Canon Digital Camera Software Starter Guide Disk [Cd Startershandleiding voor Canon Digital Camera-software] en de Gebruikershandleiding voor Direct Print.
Aansprakelijkheidsbeperking z We hebben ernaar gestreefd de informatie in deze handleiding volledig en accuraat weer te geven, maar aanvaarden geen aansprakelijkheid voor mogelijke fouten of weglatingen. z Canon behoudt zich het recht voor de specificaties van de hierin beschreven hardware en software te allen tijde zonder voorafgaande mededeling te wijzigen. z Niets uit deze handleiding mag in enigerlei vorm of op enigerlei wijze worden gereproduceerd, verzonden, overgezet, opgeslagen in een opzoeksysteem of in een andere taal worden vertaald zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Canon. z Canon biedt geen garantie voor schade als gevolg van beschadigde of verloren gegevens wegens verkeerd gebruik of functioneren van de camera, de software, de CompactFlash™-kaarten (CF-kaarten), personal computers, randapparatuur of het gebruik van CF-kaarten anders dan die van Canon.
Informatie over handelsmerken z Canon en PowerShot zijn handelsmerken van Canon Inc. z CompactFlash is een handelsmerk van ScanDisk Corporation. z iBook en iMac zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc. z Macintosh, PowerBook, Power Macintosh en QuickTime zijn gedeponeerde handelsmerken van Apple Computer, Inc. in de Verenigde Staten en andere landen. z Microsoft, Windows en Windows NT zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. z Andere namen en producten die hierboven niet zijn genoemd, zijn mogelijk handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van de desbetreffende bedrijven.
Het gebruik van originele Canon-accessoires wordt aanbevolen. Dit product werkt het beste in combinatie met de originele accessoires van Canon. Canon is niet aansprakelijk voor enige schade aan dit product en/of ongelukken, zoals brand, enzovoort, die zijn veroorzaakt door een fout in de werking van andere accessoires dan de originele accessoires van Canon (bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een fout in de werking van niet-authentieke Canonaccessoires, hoewel u dergelijke reparaties wel kunt laten uitvoeren tegen betaling.
Referentiepagina
–(7)
–(7)
–(7)
–(7)
–(7)
–(7)
–(7)
Aan
{*
{*
{*
{*
{*
{*
Uit
{
{
{
{
{
{
–
–
–
–
–
–
ISO-waarde Beeldomkeren JPEG-opname in RAW
–(7)
{
{
{
{(8) p. 84
U*
–
{*
{*
{*
{*
U
{
{
{
{
{
–
–
{
{
{
{
p. 111 p. 67
* Standaardinstelling {: Instellen is mogelijk. U: Kan alleen worden ingesteld voor de eerste opname. –: Instellen is niet mogelijk. z : Instelling blijft ook bewaard wanneer de camera wordt uitgeschakeld. z De instellingen die u via de menu's en knoppen hebt gewijzigd, kunnen allemaal tegelijkertijd worden ingesteld op de standaardwaarden, met uitzondering van [Datum/Tijd], [Taal] en [Videosysteem] (p. 71). (1) Alleen PowerShot S70 (2) Wanneer de flitser wordt geactiveerd, kunnen er geen reeksopnamen (AEB) worden gemaakt. (3) Alleen te selecteren bij handmatige scherpstelling. (4) Kan niet worden ingesteld bij de foto-effecten [Sepia] en [Zwart/Wit]. (5) De witbalans wordt ingesteld op automatisch. (6) De flits voor de witbalans kan niet worden ingesteld. (7) De ISO-waarde wordt automatisch door de camera ingesteld. (8) De ISO-waarde kan niet automatisch worden geselecteerd.
Copyright © 2004 Canon Inc. Alle rechten voorbehouden 177
Gebruikershandleiding Stroomdiagram en naslaghandleidingen Deze handleiding Opnamen maken met de camera Canon Digital Camera Software Starter Guide Disk [Cd Startershandleiding voor Canon Digital Camera-software]
Gebruikte symbolen De pictogrammen onder de titelbalk geven de bedieningsmodus aan. In het onderstaande voorbeeld, moet de programmakeuzeknop worden ingesteld op , , , , , , , , of .
,
De flitser gebruiken
De software installeren
Programmakeuzeknop Deze handleiding De camera aansluiten op een computer Deze handleiding Canon Digital Camera Software Starter Guide Disk [Cd Startershandleiding voor Canon Digital Camera-software] Beelden downloaden naar een computer
Dit zijn situaties die de werking van de camera kunnen beïnvloeden. Dit zijn onderwerpen die extra informatie geven naast de basisprocedures.
Gebruikershandleiding voor Direct Print Gebruikershandleiding van de printer De printer gebruiken en afdrukken
1
Inhoudsopgave Items met een zijn lijsten of overzichten met functies of procedures voor de camera. Lees dit eerst Hoofdstuk 1. De camera voorbereiden Onderdelenoverzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Bedieningsknoppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 De batterij/CF-kaart plaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Een CF-kaart formatteren . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 De camera aan- en uitzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 De datum en tijd instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 De taal instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 Het LCD-scherm gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27 Hoofdstuk 2. Opnamen maken - basisprocedures Automatische modus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 Een beeld direct na opname bekijken . . . . . . . . . . 33 De resolutie en de compressie wijzigen . . . . . . . . . 35 De flitser gebruiken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38 Hoofdstuk 3. Opnamen afspelen - basisprocedures Beelden afzonderlijk weergeven. . . . . . . . . . . . . . . 42 Beelden vergroten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43 Negen beelden tegelijk bekijken (indexweergave) . 44 JUMP Naar een ander beeld springen . . . . . . . . . . 45
2
Hoofdstuk 4. Wissen Afzonderlijke beelden wissen . . . . . . . . . . . . . . 46 Alle beelden wissen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47 Hoofdstuk 5. Handige opnamefuncties De programmakeuzeknop gebruiken (beeldzone) . 48 Portret Landschap Nacht Scene Snelle Sluiter Slow Shutter Panoramaopnamen maken (Stitch Hulp) . . . . . 50 Macromodus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52 De zelfontspanner gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . 53 Digitale zoom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54 Continu-opname. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56 De bestandsindeling wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . 57 Films opnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58 Films bekijken/bewerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60 Hoofdstuk 6. Opnamen maken - geavanceerde functies Menu's en instellingen selecteren . . . . . . . . . . . . . 63 Alle standaardwaarden herstellen . . . . . . . . . . . . . 71 De programmakeuzeknop gebruiken (creatieve zone) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72 AE-programma's De sluitertijd instellen Het diafragma instellen
De sluiter handmatig instellen Sluitertijd en diafragma Een AF frame selecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . 76 Verschillende methoden voor lichtmeting gebruiken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78 De belichtingscompensatie aanpassen . . . . . . . . . 80 De toon (witbalans) aanpassen . . . . . . . . . . . . . . . 81 De ISO-waarde wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84 Het foto-effect wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85 Auto Exposure Bracketing (AEB) . . . . . . . . . . . . . 86 Focushaakjes (BKT-Focus) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87 De ingestelde belichting vergrendelen (AE lock). . 89 De ingestelde flitsbelichting vergrendelen (flitsbelichtingsvergrendeling) . . . . . . . . . . . . . . . . 90 Verschillende flitserinstellingen gebruiken. . . . . . . 91 Instellen op welk moment de flitser wordt gebruikt. . . 93 Met vaste intervallen opnamen maken (Interval) . . . . 94 Onderwerpen die problemen opleveren voor de autofocus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96 Aangepaste instellingen opslaan . . . . . . . . . . 100 Hoofdstuk 7. Afspelen - geavanceerde functies Beelden op het scherm roteren . . . . . . . . . . . . . . Geluidsmemo's toevoegen aan beelden . . . . . Beelden automatisch weergeven (diashow) . . . . . . . . . . . Beelden beveiligen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
102 103 104 108
Hoofdstuk 8. Camera-instellingen
De functie Beeldomkeren instellen . . . . . . . . . . . 111 De bestandsnummering opnieuw instellen . . . . . 112 De camera-instellingen aanpassen (instellingen voor Mijn camera) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113 Hoofdstuk 9. Extra voorzieningen Beelden downloaden naar een computer . . . . . . Systeemvereisten voor de computer . . . . . . . Beelden weergeven op een tv . . . . . . . . . . . . . . . Informatie over Printen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Printinstellingen (DPOF-printinstellingen) . . . . . . Beeldtransmissie-instellingen (DPOFtransmissievolgorde). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
117 118 125 127 129 134
Bijlage Overzicht van berichten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137 Problemen oplossen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139 De draadloze afstandsbediening gebruiken (apart verkrijgbaar) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144 Conversielenzen gebruiken (apart verkrijgbaar) . 146 De voedingssets gebruiken (apart verkrijgbaar) . 148 Een acculader gebruiken (apart verkrijgbaar) . . . 150 Onderhoud en verzorging van de camera . . . . . . . . . 151 Specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152 Fototips en informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161 Index . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 164 Beschikbare functies voor de verschillende opnamemethoden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
De energiebesparingsfunctie instellen. . . . . . . . . 109 3
Lees dit eerst Lees deze informatie aandachtig door Proefopnamen Wij raden u aan eerst diverse proefopnamen te maken om te controleren of de camera werkt en of u de camera op de juiste wijze bedient, voordat u belangrijke onderwerpen fotografeert. Hierbij wordt opgemerkt dat Canon, haar dochtermaatschappijen en aangesloten maatschappijen en distributeurs niet aansprakelijk zijn voor enige gevolgschade voortvloeiend uit enige fout in de werking van een camera of accessoire, inclusief CompactFlash™-kaarten (CF-kaarten), die ertoe leidt dat een opname niet kan worden gemaakt of niet in een indeling kan worden gelezen door een computer. Waarschuwing tegen inbreuk op het copyright Digitale camera's van Canon zijn bedoeld voor persoonlijk gebruik en mogen nooit worden gebruikt op een wijze die inbreuk maakt op of strijdig is met internationale of nationale wetten en bepalingen op het gebied van copyright. In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van voorstellingen, tentoonstellingen of commerciële eigendommen door middel van een camera of ander apparaat in strijd zijn met het copyright of andere wettelijke bepalingen, ook al is de opname voor persoonlijk gebruik gemaakt.
4
Garantiebeperkingen Raadpleeg het boekje Overeenkomst Europees Garantie Systeem (EWS) van Canon dat bij de camera is meegeleverd voor meer informatie over de garantie voor de camera.
Zie de achterkant van dit boekje of het boekje Overeenkomst Europees Garantie Systeem (EWS) voor contactinformatie van de Canon Klantenservice.
Temperatuur van de camerabehuizing Als u de camera gedurende langere tijd gebruikt, kan de camerabehuizing warm worden. Houd hier rekening mee en wees voorzichtig als u de camera gedurende langere tijd gebruikt. Informatie over het LCD-scherm Het LCD-scherm is gefabriceerd met zeer geavanceerde precisietechnieken. Meer dan 99,99% van de pixels voldoet aan de specificaties. Minder dan 0,01% van de pixels kan soms weigeren of als zwarte of rode puntjes verschijnen. Dit heeft geen invloed op het opgenomen beeld en duidt niet op een defect. Videoformaat Als u de camera op een televisietoestel wilt aansluiten, stelt u op de camera eerst het type videosignaal in dat in uw land wordt gebruikt (p. 69). De taal instellen Op pagina 26 leest u hoe u de taal instelt.
voor de datum/tijd op te laden. Deze batterij wordt ook opgeladen wanneer de camera is uitgeschakeld. z Als het menu Datum/Tijd verschijnt wanneer u de camera inschakelt, is de batterij voor de datum/tijd leeg. Volg de hierboven vermelde procedure om de batterij op te laden.
Veiligheidsvoorschriften z Lees de volgende veiligheidsvoorschriften goed door voordat u de camera gebruikt. Bedien de camera altijd zoals is beschreven in de handleiding. z De veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina's beschrijven een veilig en correct gebruik van de camera en de accessoires om letsel bij uzelf en anderen en schade aan de apparatuur te voorkomen. z Op de volgende pagina's heeft de term 'apparatuur' vooral betrekking op de camera, de batterij, de afzonderlijk verkrijgbare batterijlader en de afzonderlijk verkrijgbare compacte voedingsadapter.
De batterij voor de datum/tijd opladen z De camera is voorzien van een ingebouwde oplaadbare lithiumbatterij die de datum, tijd en andere camerainstellingen bewaart. Deze batterij wordt opgeladen wanneer u de hoofdbatterij in de camera plaatst. Voordat u de camera de eerste keer gebruikt, plaatst u een opgeladen batterij in de camera en laat u deze minimaal 4 uur in de camera, of sluit u de voedingsadapterset (wordt afzonderlijk verkocht) minimaal 4 uur aan om de batterij 5
Waarschuwingen zRicht de camera niet rechtstreeks op de zon of een andere sterke lichtbron die uw gezichtsvermogen kan aantasten. zGebruik de flitser niet dichtbij de ogen van mensen of dieren. Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten. Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser gebruikt. zBerg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen en peuters. Beschadiging van de camera of batterij door een kind kan ernstig letsel tot gevolg hebben. Bovendien kan het plaatsen van de riem om de nek van een kind tot verstikking leiden. zProbeer geen delen van de apparatuur te openen of te wijzigen als hiervoor geen expliciete aanwijzingen zijn opgenomen in de handleiding. Demontage of wijziging kan een elektrische schok met een hoge spanning tot gevolg hebben. Interne controles, wijzigingen en reparaties moeten worden uitgevoerd door deskundig en bevoegd onderhoudspersoneel via uw leverancier of een helpdesk van Canon Klantenservice. zRaak de flitser niet aan als deze is beschadigd. De flitser kan onder hoge spanning staan en door deze aan te raken kunt u een elektrische schok krijgen. Raak ook nooit interne onderdelen aan die niet meer beschermd zijn als gevolg van een beschadiging. Interne onderdelen kunnen onder hoge spanning staan en een elektrische schok geven. Neem zo spoedig mogelijk contact op met uw leverancier of de helpdesk van Canon Klantenservice.
6
zStaak onmiddellijk het gebruik van het apparaat als er rook of damp uit komt. Als u dit niet doet, kan er brand ontstaan of kunt u een elektrische schok krijgen. Schakel de camera onmiddellijk uit, verwijder de batterij uit de camera en trek het netsnoer uit het stopcontact. Controleer of er nog steeds rook of damp uit de camera komt. Neem contact op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon Klantenservice. zStaak onmiddellijk het gebruik van het apparaat als dit is gevallen of als de behuizing beschadigd is. Als u dit niet doet, kan er brand ontstaan of kunt u een elektrische schok krijgen. Schakel de camera onmiddellijk uit, verwijder de batterij uit de camera of trek het netsnoer uit het stopcontact. Neem contact op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon Klantenservice. zZorg ervoor dat de apparatuur niet in contact komt met of wordt ondergedompeld in water of andere vloeistoffen. Zorg ervoor dat er geen vloeistoffen in de camera komen. De camera is niet waterdicht. Als de buitenkant van de camera in aanraking komt met vloeistoffen of zilte lucht, veeg deze dan droog met een zachte, absorberende doek. Schakel de camera onmiddellijk uit en verwijder de batterij uit de camera of haal de stekker uit het stopcontact als er water of een andere stof in het apparaat is gekomen. Als u de apparatuur blijft gebruiken, kan er brand ontstaan of kunt u een elektrische schok krijgen. Neem contact op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon Klantenservice. zGebruik geen middelen met alcohol, benzeen of verdunners of andere brandgevaarlijke stoffen om de apparatuur te reinigen of te verzorgen. Door het gebruik van deze middelen kan er brand ontstaan.
zMaak regelmatig het netsnoer los en veeg het stof en vuil weg dat zich heeft verzameld op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied eromheen. In een stoffige, vochtige of vettige omgeving kan het stof dat zich heeft verzameld rondom de stekker in de loop der tijd verzadigd raken van vocht en kortsluiting veroorzaken, met mogelijk brand als gevolg. zZorg ervoor dat u het netsnoer niet doorsnijdt, beschadigt of wijzigt en plaats geen zware voorwerpen op het snoer. U kunt hierdoor kortsluiting veroorzaken, wat brand of elektrische schokken tot gevolg kan hebben. zPak het snoer niet met natte handen vast. U loopt dan het risico een elektrische schok te krijgen. Houd het snoer vast bij het harde stekkergedeelte als u het snoer uit het stopcontact haalt. Trekken aan het flexibele gedeelte van het snoer kan de draad en de isolatie beschadigen of blootleggen, waardoor kans op brand of elektrische schokken ontstaat. zGebruik alleen de aanbevolen accessoires voor de stroomvoorziening. Het gebruik van energiebronnen die niet nadrukkelijk voor deze apparatuur zijn aanbevolen, kan leiden tot oververhitting, aantasting van de apparatuur, brand, elektrische schokken of andere gevaren. zLeg de batterij niet in de buurt van een warmtebron en stel ze niet bloot aan vuur of hitte. Dompel de batterijen ook niet onder in water. Hitte, vuur en water kunnen de batterij beschadigen en lekkage van bijtende vloeistoffen veroorzaken, wat brand, elektrische schokken, explosies en ernstig letsel tot gevolg kan hebben.
zProbeer de batterij niet te demonteren, te wijzigen of te verwarmen. Er bestaat dan een grote kans op letsel wegens explosie. Alle delen van het lichaam, waaronder de ogen en de mond, of kleding, die met de inhoud van een batterij in aanraking zijn gekomen, moeten met water worden afgespoeld. Als de ogen of de mond met deze stoffen in aanraking komen, spoelt u die onmiddellijk met water en schakelt u medische hulp in. zLaat de batterij niet vallen en voorkom beschadiging van de behuizing van de batterijen. Dit kan lekkage en letsel tot gevolg hebben. zVoorkom kortsluiting van de polen van de batterij door metalen voorwerpen, zoals sleutelhangers. Dit kan oververhitting, brandwonden en ander letsel tot gevolg hebben. zPlak, voordat u een batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal over de polen van de batterij om aanraking ervan met andere voorwerpen te voorkomen. Aanraking met de metalen onderdelen van andere materialen in afvalcontainers kan brand of explosies tot gevolg hebben. Breng een lege batterij zo mogelijk naar een speciaal inzamelpunt voor chemisch afval bij u in de buurt. zGebruik de batterij en de batterijlader die voor deze camera zijn ontwikkeld. Het gebruik van een andere lader kan ertoe leiden dat de batterij scheurt of gaat lekken, waardoor brand kan ontstaan of schade aan de omgeving kan worden toegebracht. zMaak de batterijlader of de compacte voedingsadapter los van de camera en trek de stekker ervan uit het stopcontact als de batterij is opgeladen en u de camera niet gebruikt. zDe camera-aansluiting op de afzonderlijk verkrijgbare compacte voedingsadapter is uitsluitend bestemd voor gebruik met deze camera. Gebruik deze niet met andere producten. Er kan anders brand of een andere gevaarlijke situatie ontstaan. 7
zWees voorzichtig wanneer u de apart verkrijgbare groothoeklens en het verduisteringsobjectief monteert. Als deze losraken en kapot vallen, kunnen glassplinters letsel veroorzaken.
Waarschuwing over magnetische velden Houd voorwerpen die gevoelig zijn voor magnetische velden (zoals bankpassen) uit de buurt van de luidspreker van de camera (p. 12). Het kan gebeuren dat er gegevens verloren gaan of dat de pas niet meer werkt.
Let op zGebruik, plaats of bewaar de apparatuur niet op plaatsen die aan sterk zonlicht of hoge temperaturen blootstaan, zoals het dashboard of de kofferruimte van een auto. Blootstelling aan veel zonlicht en warmte kan lekkage, oververhitting of explosie van de batterij veroorzaken, wat tot brand kan leiden en brandwonden of ander letsel tot gevolg kan hebben. Hoge temperaturen kunnen tevens de behuizing vervormen. Zorg voor een goede ventilatie wanneer u de batterijlader gebruikt voor het opladen van de batterij. zBewaar de apparatuur niet op vochtige of stoffige plaatsen. Het bewaren van de camera op dergelijke plaatsen kan brand, elektrische schokken of andere schade veroorzaken. zZorg ervoor dat u niet met de camera tegen voorwerpen stoot of deze anderszins blootstelt aan schokken wanneer u de camera vasthoudt of aan de riem draagt, om letsel en schade te voorkomen. zBedek de flitser niet met uw vingers of uw kleding wanneer u een opname maakt. De flitser kan beschadigd raken, kan vreemde geluiden maken en er kan rook uit komen. Raak de flitser ook niet aan nadat u snel achter elkaar een aantal opnamen hebt gemaakt. In beide gevallen kan dit resulteren in brandwonden. zGebruik de flitser niet wanneer er vuil, stof of iets anders op de lens zit. De lens wordt dan warm waardoor de flitser kan worden beschadigd. zSluit de batterijlader of de compacte voedingsadapter altijd aan op een stopcontact met het juiste vermogen. Het type stekker van de batterijlader of de compacte voedingsadapter kan per land verschillen.
8
zGebruik de batterijlader of de compacte voedingsadapter niet als het netsnoer of de stekker is beschadigd. Steek de stekker altijd helemaal in het stopcontact. zZorg ervoor dat de aansluitpunten of de stekker van de lader niet in contact komen met metalen voorwerpen (zoals spelden of sleutels) of vuil. zAls u de camera gedurende langere tijd gebruikt, kan de camerabehuizing warm worden. U kunt dan een branderig gevoel in uw handen krijgen.
Defecten voorkomen Sterk magnetische velden vermijden Plaats de camera nooit in de buurt van elektromotoren of andere apparaten die sterk magnetische velden genereren. Blootstelling aan sterk magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde opnamegegevens.
Bij condensvorming in de camera Staak het gebruik van de camera onmiddellijk als u condensvorming ontdekt. Als u de camera toch blijft gebruiken, kan de apparatuur beschadigd raken. Verwijder de CF-kaart, de batterij of de compacte voedingsadapter uit de camera en wacht tot het vocht volledig is verdwenen, voordat u de camera weer gebruikt. Bewaren gedurende langere periode Wanneer u de camera gedurende een langere periode niet gebruikt, dient u de batterij of de batterijlader te verwijderen uit de camera en de apparatuur op een veilige plaats te bewaren. Wanneer u de camera gedurende een langere periode niet gebruikt en de batterijen in de camera laat zitten, zullen deze worden uitgeput. Als de batterij langer dan drie weken verwijderd is geweest, kunnen de standaardinstellingen voor de datum, tijd en andere functies worden hersteld.
Condensatieproblemen voorkomen Het blootstellen van de apparatuur aan snel wisselende temperaturen kan condensatie (kleine waterdruppels) aan de binnen- en buitenkant veroorzaken. Dit kunt u voorkomen door de apparatuur in een luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en deze zo geleidelijk aan de temperatuursveranderingen te laten wennen voordat u de apparatuur weer uit de zak haalt.
9
1. De camera voorbereiden
Onderdelenoverzicht Optische zoeker
De polsriem bevestigen* Lenskap
Lampje voor zelfontspanner p. 53 AF-hulplicht p. 32 Lampje voor rode-ogenreductie p. 39 Flitser p. 38
Bevestiging voor polsriem Microfoon
Klepje van gelijkstroomkoppeling p. 149 Klepje van CF-kaartsleuf / batterijhouder p. 15 * Let erop dat u de camera niet rondzwaait of ergens tegenaan stoot wanneer deze aan de riem hangt. 10
1. De camera voorbereiden
Lens Aansluiting statief
Sensor voor afstandsbediening
Met de volgende kabels sluit u de camera aan op een computer of een printer. Computer: interfacekabel IFC-400PCU (meegeleverd bij de camera) Direct Print-compatibele printers (afzonderlijk te koop): zCP-printers: interfacekabel IFC-400PCU (meegeleverd bij de camera) of de directe-interfacekabel DIF-100 (meegeleverd bij de printer). zBubble Jet Printers • Bubble Jet Direct-compatibele printers: raadpleeg de gebruikershandleiding van de Bubble Jet Printer. • PictBridge-compatibele printers: interfacekabel IFC-400PCU (meegeleverd bij de camera) zPictBridge-compatibele printers, niet van Canon: interfacekabel IFC-400PCU (meegeleverd bij de camera)
Voor de volgende bewerkingen hoeft u slechts eenmaal te drukken op de knop (Afdrukken/Delen) (p. 12). z Afdrukken: zie de Gebruikershandleiding voor Direct Print (afzonderlijke handleiding) z Beelden downloaden (alleen in Windows): zie p. 117 in deze handleiding en de Canon Digital Camera Software Starter Guide Disk [Cd Startershandleiding voor Canon Digital Camera-software] (niet in deze handleiding) Het indicatielampje knippert of brandt wanneer er een printer of computer is aangesloten. Blauw: gereed om af te drukken of om beelden over te brengen Knippert blauw: bezig met afdrukken/verzenden (Afhankelijk van de directe verzendwijze knippert het lampje mogelijk niet (p. 122).)
Raadpleeg het Systeemschema of de Gebruikershandleiding voor Direct Print die bij de camera zijn geleverd voor informatie over Direct Print-compatibele printers.
1. De camera voorbereiden
11
Bedieningsknoppen Zoeker p. 32
Knop FUNC. (Functie) p. 63
Knop MF (Handmatige scherpstelling)/ Knop (Eén foto wissen) p. 46, 98 A/V OUTaansluiting (audio-/ video-uitgang) p. 125
Knop (Flitser)/ p. 38, 44
(Index)
Knop (Macro)/JUMP p. 45, 52 Luidspreker
Sluiterknop p. 31 Zoomknop Opnamen maken: (Groothoek)/ (Telestand) p. 30, 54 Terugspelen: (Uitzoomen)/ (Inzoomen) p. 43, 44
Knop p. 22 Knop Delen)
(Afspelen) (Afdrukken/
Multifunctionele keuzeknop S(Omhoog) T(Omlaag) W(Links) X(Rechts) Klepje van aansluitingen
DIGITALaansluiting p. 120 LCD-scherm p. 27 Knop (Lichtmeting) / (Microfoon) p. 78, 103 12
1. De camera voorbereiden
Knop SET/ (Autofocusframe selecteren) p. 76 Knop MENU p. 64 Knop DISPLAY p. 27 Het LCD-scherm is met een dun laagje plastic beschermd tegen krassen tijdens het transport. Verwijder dit voordat u de camera in gebruik neemt.
Creatieve zone
Beeldzone
Programmakeuzeknop Met de programmakeuzeknop schakelt u tussen de opnamemethoden. z : Automatisch p. 30 De camera selecteert de instellingen automatisch. z Beeldzone p. 48 De camera selecteert automatisch de instellingen op basis van het type beeldcompositie. : Portret : Landschap : Nachtopnamen : Snelle Sluiter : Slow Shutter
: Stitch Hulp p. 50 : Film p. 58 z Creatieve zone p. 72 De gebruiker selecteert de instellingen voor belichting, sluitertijd of andere elementen voor speciale effecten. : AE-programma's : Sluitertijdvoorkeuze AE : Diafragmavoorkeuze AE : Handmatige belichting : Custom
Het indicatielampje brandt of knippert wanneer de sluiterknop wordt ingedrukt of als de volgende bewerkingen worden uitgevoerd. Modusindicator Oranje: opnamemodus Groen: afspeelmodus/camera is aangesloten op printer Geel: camera is aangesloten op computer z Bovenste lampje Groen: gereed voor opname Knippert groen: opnemen op CF-kaart/CF-kaart lezen/ wissen van CF-kaart/gegevens verzenden (tijdens verbinding met een computer)
Oranje: Knippert oranje:
gereed voor opname (met flitser) gereed voor opname (camera beweegt)
z Onderste lampje Geel: macromodus/handmatige focus Knippert geel: probleem bij scherpstellen (u kunt de sluiterknop indrukken, maar probeer eerst handmatig scherp te stellen, p. 96)
1. De camera voorbereiden
13
De batterij/CF-kaart plaatsen Plaats de meegeleverde batterij NB-2LH en de CF-kaart in de camera om deze klaar te maken voor de opname. Wanneer u uw camera voor het eerst gebruikt of wanneer het bericht 'Vervang \ Verwissel accu' wordt weergegeven, laadt u de batterij op. zWanneer het bovenste lampje groen knippert, wordt een beeld van of naar de kaart geschreven, gelezen, gewist of verzonden. Voer tijdens dit proces de volgende handelingen niet uit, anders kunnen er gegevens verloren gaan of beschadigd raken: - Schud de camera niet. - Schakel de camera niet uit en open het klepje van de CF-kaartsleuf/batterijhouder niet. zU moet de batterij niet langer dan 24 uur onafgebroken opladen om te voorkomen dat de prestaties afnemen. Wanneer u de camera lange tijd achtereen gebruikt, wordt het gebruik van de afzonderlijk verkrijgbare voedingsadapterset ACK700 aanbevolen. Zie Batterijprestaties (p. 156). U kunt ook batterij NB-2L gebruiken.
14
1. De camera voorbereiden
b a
Oplaadlampje Oplaadindicator
Oplaadlampje
CB-2LTE
a Plaats de batterij boven de oplader en schuif de batterij in de richting van de pijl. b (Voor CB-2LT)* Steek de stekker van de batterijlader in een stopcontact. (Voor CB-2LTE)* Sluit de netvoedingskabel aan op de batterijlader en steek de stekker in een stopcontact.
* Het model en type van de batterijlader kan per land verschillen. (CB-2LT en CB-2LTE) z Tijdens het opladen van de batterij brandt het oplaadindicatielampje rood. Als de batterij volledig is opgeladen, wordt de indicator groen. z Na het opladen haalt u de batterijlader direct uit het stopcontact en de batterij uit de lader.
b
Batterijvergrendeling
a
a Zorg ervoor dat de camera is uitgeschakeld (p. 21). Schuif het klepje van de CF-kaartsleuf/batterijhouder in de richting van de pijl en open het klepje. b Duw de batterijvergrendeling met behulp van een hoek van de batterij in de richting van de pijl en plaats de batterij zodanig in de camera dat de vergrendeling wordt geactiveerd. z Maak de batterijvergrendeling los om de batterij te verwijderen.
1. De camera voorbereiden
15
a Etiket Eject-knop CF-kaart
a Plaats de CF-kaart met het etiket in uw richting en sluit het klepje van de CF-kaartsleuf. z Duw tegen de kaart totdat de eject-knop voor de CF-kaart volledig naar buiten staat. Als u de CF-kaart wilt verwijderen, drukt u op de eject-knop en trekt u de kaart eruit.
16
1. De camera voorbereiden
zCF-kaarten die zijn geformatteerd met een camera of computer van een andere fabrikant of die zijn geformatteerd of bewerkt met een computertoepassing kunnen ervoor zorgen dat er langzamer wordt geschreven naar de CF-kaart of dat de kaart niet juist functioneert in de camera. zZie CF-kaarten en geschatte capaciteit (op te nemen beelden) (p. 157). zU kunt het beste CF-kaarten gebruiken die in uw camera zijn geformatteerd (p. 19). De kaart die met de camera wordt meegeleverd, hoeft u niet eerst te formatteren. Dit is een lithium-ionbatterij die niet volledig hoeft te worden gebruikt of ontladen voordat u hem oplaadt. U kunt de batterij op elk gewenst moment opladen. Het duurt ongeveer 90 minuten om een volledig ontladen batterij weer helemaal op te laden (volgens de testnorm van Canon). Voer het opladen uit bij een temperatuur van 5 tot 40 °C. Tijdens het opladen is mogelijk een geluid hoorbaar. Dit is niet het gevolg van een storing.
Voorzorgsmaatregelen voor batterijen z Zorg dat de aansluitpunten van de batterij en de camera ( ) altijd schoon zijn. Als de aansluitingen niet goed schoon zijn, kan dit leiden tot een slecht contact tussen de batterij en de camera. Wrijf de aansluitingen met een tissue of een droge doek schoon voordat u de batterij oplaadt of gebruikt. z Bedek de batterijlader tijdens het opladen niet met een tafellaken, kussen, deken of iets dergelijks. Het apparaat kan te warm worden en mogelijk brand veroorzaken. z Laad met de meegeleverde batterijlader alleen batterij NB2LH/NB-2L (apart verkrijgbaar) op. z De batterij verliest voortdurend een minimale hoeveelheid energie zolang deze zich in de camera (zelfs als de camera is uitgeschakeld) of in de oplader bevindt. Dit verkort de levensduur van de batterij. Verwijder de batterij wanneer u de camera niet gebruikt. z Zorg ervoor dat metalen voorwerpen (bijvoorbeeld sleutelhangers) de plus- en min-polen niet raken (Fig. A), omdat de batterij hierdoor beschadigd kan raken. Als u de batterij vervoert of opbergt wanneer u de camera niet gebruikt, moet u het klepje van de aansluiting altijd terugplaatsen (Fig. B). Bij batterij NB-2LH kunt u onderscheid maken tussen een lege batterij en een volledig opgeladen batterij door de richting van de batterijhouder te veranderen (Fig. C en D). Laad de batterij volledig op voordat u deze opnieuw gebruikt.
.
Fig. A
Fig. B
Fig. C
Fig. D
Volledig opgeladen batterij
Bevestig de houder dusdanig dat het blauwe gedeelte van de batterij zichtbaar is.
Gebruikte batterij
Bevestig de houder in tegenovergestelde richting van Fig. C.
z Ook opgeladen batterijen verliezen voortdurend wat van hun lading. U kunt de batterij het beste opladen op de dag van gebruik of een dag daarvoor, zodat deze optimaal is opgeladen. z Wanneer u een volledig opgeladen batterij gedurende een lange periode opslaat (ongeveer een jaar), wordt de levensduur verminderd of nemen de prestaties af. Daarom moet u de batterij op een plaats binnenshuis bewaren waar de vochtigheid relatief laag is en de temperatuur tussen 0 en 30 °C is. Als u de batterij langere perioden niet gebruikt, moet u de batterij minimaal een maal per jaar volledig opladen en ontladen in de camera voordat u de batterij weer opbergt.
1. De camera voorbereiden
17
z Wanneer de camera is ingeschakeld, wordt de energie van de batterij verbruikt, zelfs wanneer er geen enkele functie actief is. Schakel de camera daarom consequent uit als u de batterijlading wilt sparen. z Hoewel de batterij functioneel is bij een temperatuur tussen 0 en 40 °C, is het optimale temperatuurbereik van 10 tot 30°. Bij lage temperaturen (bijvoorbeeld tijdens het skiën) kunnen de prestaties tijdelijk afnemen waardoor u de batterij eerder weer moet opladen. z Als de verbruikstijd van een batterij aanzienlijk vermindert, zelfs als deze volledig is opgeladen, moet u de batterij vervangen.
Indicatie voor de batterijstatus De volgende pictogrammen of berichten geven de batterijstatus aan op het LCD-scherm. De batterij is bijna leeg. Laad de batterij zo snel mogelijk weer op voordat u dat gedurende een langere periode moet doen. De batterij is niet voldoende geladen om met de Vervang \ Verwissel camera te kunnen werken. Vervang de batterij accu onmiddellijk. Zie Batterijprestaties (p. 156).
Voorzorgsmaatregelen voor CF-kaarten z Een CF-kaart is een zeer geavanceerd stuk elektronica. Buig de kaart niet en stel deze niet bloot aan druk, schokken of trillingen. z Probeer een CF-kaart niet te demonteren of aan te passen. z Als de omgevingstemperatuur van een CF-kaart in korte tijd sterk verandert, kan zich condensatie vormen in de kaart, waardoor deze mogelijk niet meer goed functioneert. U kunt condensatie voorkomen door de CF-kaart in een luchtdichte plastic zak te doen en de kaart aldus verpakt geleidelijk aan de andere temperatuur te laten wennen. Als zich toch condensatie vormt op de CF-kaart, moet u deze pas gebruiken als alle waterdruppeltjes volledig zijn verdampt. 18
1. De camera voorbereiden
z Plaats de CF-kaart in de meegeleverde hoes als u de kaart langere tijd niet gebruikt. z Gebruik of bewaar CF-kaarten niet op de volgende plaatsen: - Plaatsen waar veel stof of zand is of kan komen - Plaatsen die blootstaan aan een hoge vochtigheid en hoge temperaturen Een microdrive is een opnamemedium met een vaste schijf. De voordelen van microdrives zijn de grote capaciteit en de lage prijs per MB. Ze kunnen echter gevoeliger zijn voor trillingen en schokken dan CF-kaarten, die gebruikmaken van duurzaam flashgeheugen. Wees dan ook voorzichtig en stel de camera niet bloot aan trillingen of schokken wanneer u een microdrive gebruikt, met name bij opnemen of afspelen.
Een CF-kaart formatteren U moet een nieuwe CF-kaart of een CF-kaart waarvan u alle beelden en andere gegevens wilt wissen altijd formatteren.
Als de camera niet goed functioneert, kan dit door de CF-kaart worden veroorzaakt. Mogelijk kunt u het probleem verhelpen door de CF-kaart opnieuw te formatteren. Ook problemen met een CF-kaart van een ander merk dan Canon kunt u soms oplossen door de kaart opnieuw te formatteren. Het kan gebeuren dat CF-kaarten die in een andere camera, andere computer of ander apparaat zijn geformatteerd, niet goed werken. In dat geval formatteert u de CF-kaart opnieuw met deze camera. Als het niet goed lukt om de CF-kaart in de camera te formatteren, schakelt u de camera uit en plaatst u de CF-kaart opnieuw. Schakel vervolgens de camera weer in en probeer nogmaals te formatteren. De capaciteit van de CF-kaart die na het formatteren wordt weergegeven, is minder dan de werkelijke capaciteit van de CF-kaart. Dit is geen fout van de CF-kaart of de camera.
Bedenk dat bij het formatteren (initialiseren) van een CF-kaart alle gegevens op de kaart worden gewist, inclusief beveiligde beelden en andere soorten bestanden. Controleer de inhoud van de CF-kaart voordat u deze formatteert. 1. De camera voorbereiden
19
Indicator
b
c
a b
a Schakel de camera in (p. 21). b Druk op de knop MENU en vervolgens op de pijl X op de multifunctionele keuzeknop. Het menu [
(Instellen)] wordt geopend.
c Selecteer [Formatteren] met de pijl S of T op de multifunctionele keuzeknop en druk op de knop SET.
20
1. De camera voorbereiden
a Selecteer [OK] met de pijl W of X op de multifunctionele keuzeknop en druk vervolgens op de knop SET. Het bovenste lampje knippert groen en het formatteren begint. Wacht tot het indicatielampje niet meer brandt. z Als u de CF-kaart toch niet wilt formatteren, selecteert u [Stop] en drukt u op de knop SET.
b Druk op de knop MENU.
De camera aan- en uitzetten De modusindicator blijft branden wanneer de camera is ingeschakeld. Deze indicator geeft de camerastatus als volgt weer. Oranje: Groen: Geel: Uit: *
De camera inschakelen in de opnamemodus
opnamemodus afspeelmodus/camera is aangesloten op printer camera is aangesloten op computer* camera is uitgeschakeld.
Zie de Gebruikershandleiding voor Direct Print als de camera op de printer is aangesloten. Zie de Canon Digital Camera Software Starter Guide Disk [Cd Startershandleiding voor Canon Digital Camera-software] voor informatie over het aansluiten van de camera op een computer. Wanneer de camera wordt ingeschakeld, hoort u het opstartgeluid en verschijnt het opstartbeeld (p. 113). Het opstartbeeld wordt niet weergegeven als het LCD-scherm is uitgeschakeld in de opnamemodus of als de A/V OUT-aansluiting is aangesloten op een televisie.
b
a a Open de lenskap. De modusindicator brandt oranje.
b Sluit de lenskap om de camera uit te schakelen.
De camera inschakelen zonder opstartgeluid en opstartbeeld Houd de knop ingedrukt en schakel de camera in.
1. De camera voorbereiden
21
Schakelen tussen opnemen en afspelen
De camera inschakelen in de afspeelmodus
U kunt snel schakelen van de opnamemodus naar de afspeelmodus en omgekeerd. Dit is handig wanneer u opnieuw een opname wilt maken nadat u een beeld onmiddellijk na opname hebt gecontroleerd of verwijderd.
a b a Druk op de knop
(Afspelen).
Wanneer de camera is ingeschakeld, licht de modusindicator groen op.
b Druk nogmaals op de knop (Afspelen) om de camera uit te schakelen.
22
1. De camera voorbereiden
Opnamemodus Afspeelmodus Druk op de knop (Afspelen) (p. 42). z De afspeelmodus wordt ingeschakeld, maar de lens wordt niet ingetrokken (de lens wordt ingetrokken als u de lenskap sluit). Afspeelmodus Opnamemodus Open de lenskap. Als de lenskap al open is, drukt u op de knop of drukt u de sluiterknop half in.
(Afspelen)
Schakelen tussen de opnamemodus en de afspeelmodus
Uitgeschakeld
Druk op de knop (Afspelen).
Open/sluit de lenskap.
Open de lenskap.
Opnamemodus
Druk op de knop (Afspelen).
Druk de sluiterknop half in.
Afspeelmodus
Sluit de lenskap.
1. De camera voorbereiden
23
De datum en tijd instellen De eerste keer dat u de camera inschakelt of wanneer de ingebouwde oplaadbare lithiumbatterij bijna leeg is, begint u bij stap .
b
Als de batterij gedurende ongeveer drie weken uit de camera is geweest, kan het nodig zijn de datum en tijd opnieuw in te stellen. Als u de datum en de tijd instelt, wordt de datum/tijd niet automatisch weergegeven op de beelden. Zie Gebruikershandleiding voor Direct Print of Canon Digital Camera Software Starter Guide Disk [Cd Startershandleiding voor Canon Digital Camerasoftware] voor het afdrukken van beelden met de datum van opname. De batterij voor de datum/tijd opladen De camera is voorzien van een ingebouwde oplaadbare lithiumbatterij die de datum, tijd en andere camerainstellingen bewaart. Deze batterij wordt opgeladen wanneer u de hoofdbatterij in de camera plaatst. Voordat u de camera de eerste keer gebruikt, plaatst u een opgeladen batterij in de camera en laat u deze minimaal 4 uur in de camera, of sluit u de voedingsadapterset ACK700 (wordt afzonderlijk verkocht) minimaal 4 uur aan om de batterij voor de datum/tijd op te laden. Deze batterij wordt ook opgeladen wanneer de camera is uitgeschakeld. Als het scherm Stel Datum & Tijd in verschijnt wanneer u de camera inschakelt, is de batterij voor de datum/tijd leeg. Volg de hierboven vermelde procedure om de batterij op te laden. 24
1. De camera voorbereiden
a Schakel de camera in (p. 21). b Druk op de knop MENU en vervolgens op de pijl X op de multifunctionele keuzeknop. Het menu [
(Instellen)] wordt geopend.
a
a
b a Selecteer [Datum/Tijd] met de pijl S of T op de multifunctionele keuzeknop en druk op de knop SET.
a Stel de datum en tijd in en druk op de knop SET. z Selecteer het item dat u wilt instellen met de pijl W of X en stel de waarde in met de pijl S of T op de multifunctionele keuzeknop. z De datum kan worden ingesteld tot en met het jaar 2030.
b Druk op de knop MENU.
1. De camera voorbereiden
25
De taal instellen a a b
b
c b
Bijvoorbeeld: PowerShot S70
a Schakel de camera in (p. 21). b Druk op de knop MENU en vervolgens op de pijl X op de multifunctionele keuzeknop. Het menu [ (Instellen)] wordt geopend. z In de afspeelmodus kunt u de taal wijzigen door de knop SET ingedrukt te houden terwijl u op de knop JUMP drukt. U kunt deze functie niet gebruiken tijdens het afspelen van een film en wanneer de camera op een printer is aangesloten.
26
1. De camera voorbereiden
a Selecteer [Taal] met de pijl S of T op de multifunctionele keuzeknop en druk op de knop SET. b Selecteer een taal met de pijl S, T, W of X op de multifunctionele keuzeknop en druk op de knop SET. c Druk op de knop MENU.
Het LCD-scherm gebruiken Als u op de knop DISPLAY drukt, worden de beelden op het LCD-scherm weergegeven. Opnamemodus
Aan (geen informatie)
Aan (informatieweergave)
De gecombineerde optische en digitale zoomfactor wordt weergegeven.
Uit
Sluitertijd MF-aanduiding
Autofocusframe Spotmetingframe
Sluitertijdwaarde
• Stilstaande beelden: resterend aantal opnamen • Films (seconden): -resterende filmtijd -verstreken tijd
Afspeelmodus Detailweergave
Geen informatie
Het AF frame Groen:scherpstellen voltooid Geel:probleem bij scherpstellen *Het autofocusframe wordt niet weergegeven wanneer dit is ingesteld op Automatisch. Bestandsnummer (p. 112) Enkelvoudige weergave (p. 42) Indexweergave (p. 44)
Standaardweergave
Histogram (p. 162)
1. De camera voorbereiden
27
Opnamemethoden Belichtingscompensatie Belichtingsvergrendeling/Flitsbelichtingsvergrendeling Methode voor lichtmeting Witbalans (WB)*4
-2 – +2
Standaardweergave
Detailweergave
Pictogram
Geen informatie
Functie
Informatieweergave
Opname- Afspeelmodus modus
Referentiepagina
Functiepictogrammen
{
–*1
{*2 –
p. 48, 72
{
–
{*3 –
p. 80
–
–
–
p. 39
{
–
{*3 –
p. 92
{
–
{
–
p. 92
Compressie Resolutie (Stilstaande L M1 M2 M3*5 S RAW beelden) Resolutie (films)
{
–
{
{
p. 35
{
–
{
{
p. 35
{
–
{
–
p. 36
RAW
{
–
{
{
p. 57
{
–
–
p. 54
{
–
–
p. 89, 90
Digitale zoom*6
{
–
{
–
p. 78
Zoomindicator Batterij bijna leeg Macro
p. 81
–
{
–
Transportmodus
{
–
–
–
ISO-waarde
{
–
{
–
p. 53, 56, 145 p. 84
Foto-effect
{
–
{
–
p. 85
AEB
{
–
–
–
p. 86
Flitsen
{
–
–
–
p. 38
1. De camera voorbereiden
{
{
{
28
Rode-ogenreductie Belichtingscompensatie voor de flitser Flitsintensiteit
Beeldomkeren Waarschuwing bewegingsonscherpte Handmatige scherpstelling Filmopname
PowerShot S70 3,6x 4,3x 5,4x 6,9x 8,6x 11x 15x { PowerShot S60 3,6x 4,6x 5,8x 7,3x 9,1x 11x 15x {
z
(rood)
{
–
–
p. 30
{
{
{
{
p. 18
{
–
{
–
p. 52
{
–
–
–
p. 111
{
{
–
–
p. 29
{
{
{
–
p. 98
{
{
–
–
p. 58
Geluidsmemo (WAVE-bestand) Film
–
–
–
–
{
{
p. 60
Beveiligingsstatus
–
–
{
{
p. 108
*1 *2 *3 *4 *5 *6
{
{
p. 103
(Film) verschijnt zelfs in de weergavemodus Geen informatie. (Custom) wordt niet weergegeven. De waarde van elke instelling wordt ook weergegeven. Het pictogram wordt niet weergegeven in de opnamemodus. Alleen PowerShot S70 Het zoomvermogen geldt wanneer zowel optische als digitale zoomeffecten worden gebruikt. '3,6x' is de maximale telestand van de optische zoomfunctie.
Bij sommige beeldbestanden kan ook de volgende informatie worden weergegeven. p. 100, 101 JPEG-bestand met een indeling die niet compatibel is met DPOF. Bestand met indeling die niet wordt herkend.
zich gereedmaakt voor het maken van een opname. Als dit pictogram wordt weergegeven, gebruikt u een van de volgende opnamemethoden. - Gebruik de automatische flitser of schakel de flitser in. - Plaats de camera op een statief. Houd er rekening mee dat de beeldinformatie die is opgenomen met deze camera mogelijk niet goed wordt weergegeven op andere camera's en dat beeldinformatie die is opgenomen met andere camera's mogelijk niet goed wordt weergegeven op deze camera. Waarschuwing bij overbelichting Overbelichte delen van het beeld knipperen. De waarschuwing voor overbelichting verschijnt op de volgende momenten: - Als u een beeld direct na de opname bekijkt op het LCD-scherm (informatieweergave). - In de detailweergave van de afspeelmodus.
Zelfs als er geen informatie wordt weergegeven, worden gedurende ongeveer 6 seconden opnamegegevens weergegeven (afhankelijk van de camera-instellingen worden de opnamegegevens mogelijk niet weergegeven). Het waarschuwingspictogram dat aangeeft dat de camera beweegt wordt op het LCD-scherm weergegeven wanneer er weinig licht is en de camera 1. De camera voorbereiden
29
2. Opnamen maken basisprocedures
Automatische modus a
a Zoomindicator
b
c
a Open de lenskap. b Zet de programmakeuzeknop in de stand . De modusindicator brandt oranje. z Wanneer de lenskap is geopend en de modusindicator groen brandt, bevindt de camera zich in de afspeelmodus. Druk op de knop of druk de sluiterknop half in om naar de opnamemodus te schakelen.
c Als u niets ziet op het LCD-scherm, drukt u op de knop DISPLAY om het scherm in te schakelen. 30
2. Opnamen maken - basisprocedures
b Groothoek
Telelens
a Richt de camera op het onderwerp. b Gebruik de zoomknop om de gewenste compositie op het LCD-scherm of in de zoeker te bepalen. z Druk de zoomknop in de richting van of om de zoomindicator weer te geven. Wanneer u op drukt, wordt het onderwerp vergroot (telestand). Wanneer u op drukt, wordt het onderwerp verkleind (groothoek). z U kunt de weergavehoek aanpassen in het bereik van 28 tot 100 mm, equivalent aan 35-mm film.
z Met een combinatie van de digitale en de optische zoomfunctie kunt u het beeld maximaal ongeveer 15x vergroten (p. 54). De digitale zoomfunctie kan niet in alle opnamemethoden worden gebruikt (p. 174). De beelden worden grover naarmate er verder digitaal op wordt ingezoomd.
a
b
a Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen. Er klinken twee signalen en het autofocusframe op het LCD-scherm wordt groen als het beeld is scherpgesteld. z Het AF frame wordt geel en er klinkt één signaal als het onderwerp zich moeilijk laat scherpstellen. Het AF frame wordt niet weergegeven als de optie AiAF (automatische selectie) is ingesteld. z De sluitersnelheid en de sluitertijdwaarde worden automatisch ingesteld en op het LCD-scherm weergegeven. De belichtingscompensatie (p. 80) en de scherpstelling worden ook automatisch ingesteld.
b Druk de sluiterknop volledig in. U hoort het geluid van de sluiter wanneer de opname klaar is. Beweeg de camera pas nadat u dit geluid hebt gehoord. Het beeld wordt twee seconden weergegeven.
2. Opnamen maken - basisprocedures
31
Zie pagina 174 voor de instellingen die u in deze modus kunt wijzigen. Beelden worden eerst in het interne geheugen van de camera opgeslagen voordat ze op de CF-kaart worden vastgelegd. Daardoor kunt u direct de volgende opnamen maken, zolang er voldoende ruimte beschikbaar is in het interne geheugen. Het bovenste lampje knippert groen wanneer er gegevens op de CF-kaart worden opgenomen. Het signaal en het sluitergeluid kunt u in- en uitschakelen in het menu (p. 68). U kunt geen opnamen maken terwijl de flitser wordt opgeladen. U kunt instellen hoe lang beelden direct na het maken van de opname op het LCD-scherm worden weergegeven of instellen dat de beelden niet worden weergegeven (p. 34). AF-hulplicht Het AF-hulplicht brandt soms wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt om u in bepaalde omstandigheden te helpen bij het scherpstellen, bijvoorbeeld als het donker is. Het AF-hulplicht kan worden uitgeschakeld (p. 67). Als u bijvoorbeeld in het donker opnamen van dieren maakt, schakelt u het hulplicht uit om te voorkomen dat de dieren schrikken. Houd echter rekening met het volgende.
32
2. Opnamen maken - basisprocedures
- Als u het AF-hulplicht uitschakelt, kan de camera mogelijk moeilijker worden scherpgesteld op een donkere locatie. - Soms brandt het lampje voor rode-ogen-reductie wanneer u de sluiterknop half indrukt, zelfs als u het AF-hulplicht hebt uitgeschakeld. Schakel de functie voor rode-ogen-reductie en het AF-hulplicht beide uit in het menu Opname als u wilt voorkomen dat een lampje gaat branden voordat de camera flitst.
De zoeker gebruiken U kunt energie besparen tijdens het maken van opnamen door het LCD-scherm op Uit te zetten (p. 27) en de optische zoeker te gebruiken. z De zoeker heeft een gezichtsveld van ongeveer 80% van het feitelijke opnamebeeld. Geeft het midden van het beeld aan Beeld in zoeker en opgenomen beeld Houd er rekening mee dat het feitelijke beeld kan afwijken van het beeld dat u ziet in de optische zoeker. Dit komt doordat de zoeker en de lens fysiek van elkaar zijn gescheiden. Dit wordt het parallaxeffect genoemd en dit effect wordt sterker naarmate het onderwerp dichter bij de lens komt. In bepaalde gevallen worden
Een beeld direct na opname bekijken beelden die van dichtbij zijn genomen en in de zoeker volledig te zien zijn, niet volledig in het opgenomen beeld weergegeven. Voor het maken van opnamen van dichtbij kunt u daarom het beste gebruikmaken van het LCD-scherm. Opnamen maken als een excentrisch autofocusframe is geselecteerd Gebruik altijd het LCD-scherm om beeldcomposities te maken als u een excentrisch autofocusframe hebt geselecteerd. Gebruik het LCD-scherm wanneer u het autofocusframe instelt voor het maken van een opname (zie Een autofocusframe selecteren p. 76).
Programmakeuzeknop
Nadat u een opname hebt gemaakt, wordt het beeld twee seconden weergegeven (u kunt deze instelling wijzigen). U kunt het beeld op twee manieren langer weergeven: z De sluiterknop ingedrukt houden z Tijdens de weergave van het beeld op de knop SET drukken* Druk de sluiterknop half in als u het beeld niet meer wilt weergeven en een opname wilt maken. U kunt het volgende doen terwijl de beelden worden weergegeven*. Beelden weergeven in de gedetailleerde afspeelmodus (p. 27) Beelden vergroten (p. 43) De bestandsindeling wijzigen (p. 34) Afzonderlijke beelden wissen(p. 46) Geluidsmemo's toevoegen (p. 103) * Niet beschikbaar in de modus
(Stitch Hulp).
2. Opnamen maken - basisprocedures
33
De duur van de beeldweergave wijzigen
b a c
b Selecteer [Bekijken] met de pijl S of T op de multifunctionele keuzeknop en selecteer een instelling met de pijl W of X op de multifunctionele keuzeknop. Uit: beelden worden niet weergegeven 2 tot 10 sec.: beelden worden gedurende de geselecteerde tijd weergegeven, zelfs als u de sluiterknop loslaat.
c Druk op de knop MENU. z Ook wanneer er een beeld wordt weergegeven, kunt u een andere foto maken door op de sluiterknop te drukken.
Het opnameformaat direct na de opname wijzigen Programmakeuzeknop
a Schakel de camera in (p. 21) en druk op de knop MENU. Het menu [
34
(Opname)] wordt weergegeven.
2. Opnamen maken - basisprocedures
Met behulp van onderstaande instructies kunt u direct na de opname beelden opslaan die zijn opgenomen in de JPEGen de RAW-indeling (p. 161). Beelden in de RAW-indeling kunt u eenvoudig verwerken met een computer. U kunt de resolutie, foto-effecten en de witbalans aanpassen zonder dat dit gevolgen heeft voor de beeldkwaliteit.
De resolutie en de compressie wijzigen Programmakeuzeknop
b
a
U kunt de resolutie en compressie wijzigen (voor stilstaande beelden). Als u de uitvoer van de CCD wilt opnemen zonder compressie, selecteert u de bestandsindeling RAW (p. 57).
Stilstaande beelden PowerShot S70
Resolutie Weergave Pixels L (Groot)
a Druk direct na de opname op de knop FUNC. terwijl het beeld op het LCDscherm wordt weergegeven. b Selecteer [OK] met de pijl W of X op de multifunctionele keuzeknop en druk op SET.
3072 x 2304
M1 (Normaal 1) 2592 x 1944
M2 (Normaal 2) 2048 x 1536
M3 (Normaal 3) 1600 x 1200
z Wanneer u de sluiterknop half indrukt, wordt het opnamescherm opnieuw weergegeven. De bovenstaande handelingen kunt u niet uitvoeren als het beeld is opgenomen met de digitale zoom of als RAW is ingesteld als het opnameformaat.
S (Klein)
640 x 480
Doel Hoog z Afdrukken op A4-formaat* 210 x 297 mm of groter z Afdrukken op Letter-formaat* 216 x 279 mm of groter zAfdrukken op A4-formaat* 210 x 297 mm zAfdrukken op Letter-formaat* 216 x 279 mm zAfdrukken op briefkaartformaat 148 x 100 mm zAfdrukken op L-formaat 119 x 89 mm zBeelden verzenden als e-mailbijlagen Laag zMeer opnamen maken
* Papierformaten zijn per land verschillend. 2. Opnamen maken - basisprocedures
35
Films
PowerShot S60
Resolutie Weergave Pixels
640 x 480 pixels
Hoog z Afdrukken op A4-formaat* 210 x 297 mm of groter L (Groot) 2592 x 1944 z Afdrukken op Letter-formaat* 216 x 279 mm of groter zAfdrukken op A4-formaat* 210 x 297 mm M1 (Normaal 1) 2048 x 1536 zAfdrukken op Letter-formaat* 216 x 279 mm zAfdrukken op briefkaartformaat M2 (Normaal 2) 1600 x 1200 148 x 100 mm zAfdrukken op L-formaat 119 x 89 mm zBeelden verzenden als S (Klein) 640 x 480 e-mailbijlagen Laag zMeer opnamen maken * Papierformaten zijn per land verschillend.
Compressie Superfijn Fijn Normaal
320 x 240 pixels 160 x 120 pixels
b c a
Doel
Hoge kwaliteit Opnamen van hogere kwaliteit maken Opnamen van normale kwaliteit maken Normaal
Resolutie
Doel
Meer opnamen maken
Bijvoorbeeld PowerShot S70
Resterend aantal opnamen* (alleen weergegeven als de resolutie of compressie is geselecteerd.) * Als u een filmclip opneemt, wordt de resterende opnametijd (in seconden) weergegeven.
a Druk op de knop FUNC. b Selecteer * (3072 x 2304 of 2592 x 1944) met de pijl S of T op de multifunctionele keuzeknop. * De huidige instelling wordt weergegeven.
36
2. Opnamen maken - basisprocedures
c Selecteer de gewenste resolutie met de pijl W of X op de multifunctionele keuzeknop en druk op de knop SET.
a b
a U kunt de gewenste compressie selecteren met de pijl W of X op de multifunctionele keuzeknop. z U kunt direct na het selecteren van instellingen een opname maken door op de sluiterknop te drukken. Als het beeld is opgenomen, wordt dit scherm opnieuw weergegeven. z Zie Geschatte bestandsgrootte van opnamen (p. 159). z Typen CF-kaarten en resterend aantal opnamen (p. 157).
b Druk op de knop FUNC. en maak de opname. 2. Opnamen maken - basisprocedures
37
De flitser gebruiken Programmakeuzeknop
a
Gebruik de flitser volgens de onderstaande richtlijnen. Automatisch met rodeogen-reductie Automatisch
De flitser wordt op basis van het lichtniveau automatisch geactiveerd en de rode-ogenreductie wordt geactiveerd wanneer de hoofdflitser wordt geactiveerd. De flitser wordt automatisch gebruikt wanneer het lichtniveau dit vereist.
Flitser aan met Het lampje voor rode-ogen-reductie en de flitrode-ogenser worden altijd geactiveerd. reductie Flitser aan
De flitser wordt altijd geactiveerd.
Flitser uit
De flitser wordt niet geactiveerd.
a Druk op de knop om te schakelen tussen de flitsinstellingen en het maken van de opname. De geselecteerde flitsmodus wordt op het LCD-scherm weergegeven. z Met de knop kunt u schakelen tussen instellingen. U kunt niet elke flitsinstelling gebruiken in elke opnamemethode. Wanneer de functie voor rode-ogen-reductie is ingeschakeld
Wanneer de functie voor rode-ogen-reductie is uitgeschakeld
38
2. Opnamen maken - basisprocedures
De functie voor rode-ogen-reductie instellen Programmakeuzeknop
De lamp voor rode-ogen-reductie wordt geactiveerd wanneer de flitser wordt gebruikt in een donkere omgeving. Hierdoor wordt er minder licht weerspiegeld van de ogen en worden deze niet rood weergegeven.
b c a c
b Selecteer [Rode ogen] met de pijl S of T op de multifunctionele keuzeknop. c Selecteer [Aan] met de pijl W of X op de multifunctionele keuzeknop en druk op de knop MENU. z
wordt op het LCD-scherm weergegeven als de informatieweergave is ingeschakeld. z Wanneer u opnamen maakt met de functie voor rodeogen-reductie, werkt deze functie alleen wanneer het onderwerp recht in het lampje voor rode-ogen-reductie kijkt. Vraag de persoon recht in het lampje te kijken. U krijgt nog betere resultaten als u de opname maakt terwijl de lens op groothoek is ingesteld, de verlichting binnenshuis verbetert of dichter bij het onderwerp gaat staan.
Slow sync instellen Programmakeuzeknop
a Schakel de camera in de opnamemodus in (p. 21) en druk op de knop MENU. Het menu [
U kunt opnamen maken met de flitser en een lange sluitertijd. Op die manier maakt u donkere achtergronden lichter bij opnamen 's nachts of binnenshuis met kunstverlichting.
(Opname)] wordt weergegeven. 2. Opnamen maken - basisprocedures
39
b c a c
a Schakel de camera in de opnamemodus in (p. 21) en druk op de knop MENU. Het menu [
(Opname)] wordt weergegeven.
b Selecteer [Slow sync] met de pijl S of T op de multifunctionele keuzeknop. c Selecteer [Aan] met de pijl W of X op de multifunctionele keuzeknop en druk op de knop MENU.
40
2. Opnamen maken - basisprocedures
Wanneer u een hoge ISO-waarde en de ingebouwde flitser gebruikt, wordt de kans op overbelichting groter naarmate u dichter bij het onderwerp komt. De flitser wordt automatisch aangepast wanneer [Flits instel.] op [Automatisch] is ingesteld in het menu Opname. Als u opnamen maakt in de modus of als [Flits instel.] op [Handmatig] is ingesteld, werkt de flitser met de handmatig ingestelde aanpassingen. Wanneer [Flits instel.] op [Automatisch] is ingesteld, wordt de flitser twee keer geactiveerd. Eerst gaat een proefflits af, die wordt gevolgd door de hoofdflits. Met de proefflits worden de belichtinggegevens van het onderwerp bepaald, zodat de echte flits optimaal kan worden ingesteld voor de opname. De kortste sluitertijd voor flitssynchronisatie is 1/250 seconde. Als een kortere tijd is geselecteerd, wordt de sluitertijd automatisch ingesteld op 1/250 seconde. U kunt geen opnamen maken terwijl de flitser wordt opgeladen.
Het kan soms wel 10 seconden duren voordat de flitser is geladen. De werkelijke tijd is afhankelijk van het gebruik en de lading van de batterij. U kunt de flitserbelichting en de sterkte van de flits wijzigen (p. 92). Als u opnamen maakt terwijl [Slow sync] is ingeschakeld, kan de beweging van de camera een probleem worden. Wij raden u aan een statief te gebruiken. De flitsinstelling blijft bewaard in het geheugen wanneer de camera wordt uitgeschakeld in de opnamestanden , , en .
2. Opnamen maken - basisprocedures
41
3. Opnamen afspelen basisprocedures
Beelden afzonderlijk weergeven Beelden die met een andere camera zijn gemaakt of die op een computer met andere softwaretoepassingen zijn bewerkt, kunt u mogelijk niet weergeven.
a b
a Druk op de knop
.
Het laatst opgenomen beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven.
b Bekijk de beelden met de pijl W of X op de multifunctionele keuzeknop. z Ga met W naar het vorige beeld en met X naar het volgende beeld. Als u W of X ingedrukt houdt, worden de opnamen sneller na elkaar weergegeven, maar zijn de beelden minder scherp. z U kunt ook schakelen tussen beelden door op de knop JUMP te drukken (p. 45). z Druk op de knop DISPLAY om de gegevens voor het beeld weer te geven (p. 27). z Druk op de knop om het weergegeven beeld snel te wissen (p. 46).
42
3. Opnamen afspelen - basisprocedures
Beelden vergroten b a
Ongeveer 5 keer vergroot
Ongeveer 10 keer vergroot
Positie bij benadering
Positie bij benadering
vergroting als volgt gewijzigd: ongeveer 2,5x J ongeveer 5x J ongeveer 10x. z Met W, X, S en T op de multifunctionele keuzeknop kunt u verschillende gebieden van de vergroting bekijken. z Filmbeelden en beelden in de indexweergave kunnen niet worden vergroot. z U kunt een beeld direct na opname vergroten terwijl het wordt weergegeven op het LCD-scherm (p. 34).
a Druk op de knop . b Druk de zoomknop in de richting van om het weergegeven beeld te vergroten. Druk op om het oorspronkelijke beeld opnieuw weer te geven. z Bij het afspelen van afzonderlijke beelden kunnen beelden maximaal 10 keer worden vergroot. Druk de zoomknop in de richting van terwijl u SET indrukt om de vergroting van een beeld te wijzigen. Elke keer dat deze knoppen worden ingedrukt, wordt de 3. Opnamen afspelen - basisprocedures
43
Negen beelden tegelijk bekijken (indexweergave) b
b
a
a
Filmframe
a Druk op de knop b Druk op de knop
. .
z Er worden negen beelden tegelijk weergegeven (indexweergave). z Met de knop kunt u de indexweergave activeren.
Als u in deze rij op S drukt, worden de vorige negen beelden weergegeven.
Als u in deze rij op T drukt, worden de volgende negen beelden weergegeven.
a U kunt een ander beeld selecteren met W, X, S of T op de multifunctionele keuzeknop. z Druk op de knop DISPLAY om de gegevens voor het beeld weer te geven (p. 27).
b Druk op de knop
.
z De indexweergave wordt geannuleerd en de enkelvoudige weergave wordt geactiveerd. z Met de knop kunt u de indexweergave deactiveren.
44
3. Opnamen afspelen - basisprocedures
JUMP Naar een ander beeld springen a c b
z Eén beeld tegelijk weergeven: de camera springt 10 beelden achteruit of vooruit. z Indexweergave: de vorige of de volgende 9 beelden worden weergegeven.
c Druk op de knop JUMP. De springbalk verdwijnt en de enkelvoudige weergave of de indexweergave wordt geactiveerd. z Als u de zoomknop in de richting van drukt terwijl de indexweergave actief is, wordt ook de springbalk gewist. Springbalk
a Druk in de enkelvoudige weergave (p. 42) of de indexweergave (p. 44) op de knop JUMP. De springbalk wordt weergegeven. z Als u de zoomknop in de richting van drukt terwijl de indexweergave actief is, wordt ook de springbalk weergegeven.
b U kunt een ander beeld selecteren met de pijl W of X op de multifunctionele keuzeknop. 3. Opnamen afspelen - basisprocedures
45
Afzonderlijke beelden wissen
4. Wissen
Gewiste beelden kunnen niet worden hersteld. Denk dus goed na voordat u een beeldbestand wist.
a b b c
a Druk op de knop
.
Het laatst opgenomen beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven.
b Selecteer het beeld dat u wilt wissen met de pijl W of X op de multifunctionele keuzeknop en druk op . 46
4. Wissen
c Selecteer [Wissen] met de pijl W of X op de multifunctionele keuzeknop en druk op de knop SET. z Als u de beelden toch niet wilt wissen, selecteert u [Stop]. z Beveiligde beelden kunt u niet wissen met deze functie (p. 108).
Alle beelden wissen Gewiste beelden kunnen niet worden hersteld. Denk dus goed na voordat u een beeldbestand wist.
a b c a
c Selecteer [OK] met de pijl W of X op de multifunctionele keuzeknop en druk vervolgens op de knop SET. z Als u de beelden toch niet wilt wissen, selecteert u [Stop]. Met de functie [Alles wissen] wist u alle beelden die zijn opgenomen op de CF-kaart. Beveiligde beelden kunt u niet wissen met deze functie (p. 108). U moet de CF-kaart formatteren als u niet alleen de beelden wilt wissen, maar ook alle gegevens op de kaart (p. 19).
a Druk op de knop om de camera in te stellen op de afspeelmodus en druk vervolgens op de knop MENU. Het [
(Keuzemenu)] wordt weergegeven.
b Selecteer [Alles wissen] met de pijl S of T op de multifunctionele keuzeknop en druk op de knop SET. 4. Wissen
47
5. Handige opnamefuncties
De programmakeuzeknop gebruiken (Beeldzone)
Met de programmakeuzeknop kunt u eenvoudig de juiste opties voor het maken van opnamen instellen. Landschap
Portret
Film (p. 58) Met deze methode kunt u films opnemen. Het geluid wordt tegelijkertijd opgenomen.
Gebruik deze methode als u landschappen wilt opnemen.
Stitch Hulp (p. 50)
Gebruik deze methode wanneer u het onderwerp scherp wilt weergeven en de achtergrond vaag.
Nacht Scene
Snelle Sluiter Gebruik deze methode als u opnamen van personen wilt maken tegen een avondlucht of 's nachts. De onderwerpen worden verlicht door flitslicht terwijl de achtergrond wordt vastgelegd met een langzame sluitersnelheid, zodat beide juist zijn belicht . 48
5. Handige opnamefuncties
Gebruik deze methode voor opnamen van snel bewegende objecten.
Slow Shutter
Gebruik deze methode voor een wazig effect bij het fotograferen van bewegende objecten, zoals een stroomversnelling in een rivier.
Gebruik deze methode als u opnamen wilt maken die u wilt combineren tot een panoramabeeld.
z De procedures voor het maken van opnamen zijn hetzelfde als bij de modus (p. 30).
a
Zie pagina 174 voor de instellingen die u in elke opnamemodus kunt wijzigen. Aandachtspunten van elke functie worden hieronder weergegeven.
b d c
a Schakel de camera in de opnamemodus in (p. 21). Het menu [
(Opname)] wordt weergegeven.
b Draai de programmakeuzeknop naar de gewenste instelling zoals in het voorbeeld. c Gebruik de zoomknop om de gewenste compositie (relatieve grootte van het onderwerp) te bepalen. d Druk de sluiterknop half in om de scherpstelling te vergrendelen, druk vervolgens de sluiterknop volledig in om de opname te maken.
U kunt de achtergrond waziger maken als u ervoor zorgt dat de bovenste helft van het onderwerp het hele LCD-scherm vult. U kunt de achtergrond nog waziger maken als u de maximale telestand instelt. Het waarschuwingspictogram voor bewegingsonscherpte kan op het LCD-scherm worden weergegeven, omdat bij deze methode vaak een langzame sluitersnelheid wordt gebruikt. Plaats de camera in dat geval op een statief. De sluitersnelheid wordt langzamer. Zelfs als u de flitser gebruikt, mag het onderwerp enkele ogenblikken niet bewegen. Als u de methode Nachtopnamen gebruikt om overdag opnamen te maken, kunt u hetzelfde effect krijgen als bij de methode . De optie [Slow sync] wordt automatisch ingeschakeld. Gebruik altijd een statief om te voorkomen dat de camera beweegt. Bij opnamen van donkere objecten kan er meer ruis in het beeld voorkomen. Gebruik altijd een statief om te voorkomen dat de camera beweegt.
5. Handige opnamefuncties
49
Panoramaopnamen maken (Stitch Hulp) Gebruik deze methode om een reeks overlappende opnamen te maken die u in de computer kunt samenvoegen tot een groter panoramisch geheel.
Gebruik het meegeleverde programma PhotoStitch om de foto's op de computer samen te voegen. 50
5. Handige opnamefuncties
Een kader om een onderwerp plaatsen PhotoStitch detecteert overlappende delen van aan elkaar grenzende beelden en voegt deze samen. Probeer altijd een opvallend element op te nemen in het overlappende gedeelte van de opname.
Zorg er bij de compositie van elke opname voor dat er een overlap is van 30 tot 50% met de aangrenzende opname. Probeer de verticale verschuiving van de camera te beperken tot maximaal 10% van de beeldhoogte. Neem geen bewegende elementen op in het overlappende gedeelte van de compositie. Probeer geen opnamen van dichtstbijzijnde objecten samen te voegen met opnamen van objecten in de verte. De objecten kunnen dan kromgetrokken of dubbel worden weergegeven. Probeer de helderheid in de verschillende beelden zo constant mogelijk te houden. Als de verschillen in helderheid te groot zijn, komt het samengevoegde beeld onnatuurlijk over. Voor een goed resultaat draait u de camera rond zijn as om de opeenvolgende opnamen te maken.
Wanneer u close-ups maakt, schuift u de camera over het onderwerp, waarbij u de camera parallel houdt tijdens de verplaatsing.
b
Opnamen maken Met de methode Stitch Hulp kunt u beelden opnemen in de volgende vijf volgorden.
a
Horizontaal, van links naar rechts Horizontaal, van rechts naar links Verticaal, van beneden naar boven Verticaal, van boven naar beneden Linksboven beginnen, met de klok mee Zie pagina 174 voor de instellingen die u in deze modus kunt wijzigen. U kunt geen aangepaste witbalans (p. 81) instellen bij de methode . Als u een aangepaste witbalans wilt instellen, kiest u eerst een andere opnamemethode. De instellingen voor de eerste opname worden vergrendeld en kunnen niet worden gewijzigd voor volgende opnamen. Bij deze methode kunt u geen beelden weergeven op een televisie.
a Zet de programmakeuzeknop in de stand
.
Het LCD-scherm wordt ingeschakeld.
b Selecteer de opnamevolgorde met de pijl W of X op de multifunctionele keuzeknop en druk op de knop SET. De opnamevolgorde is ingesteld. z U kunt ook meteen op de sluiterknop drukken zonder eerst op SET te drukken.
c Maak de eerste opname. z De belichting en de witbalans worden ingesteld en vergrendeld bij de eerste opname. 5. Handige opnamefuncties
51
Macromodus Programmakeuzeknop
Gebruik de macromodus als u close-ups wilt maken van onderwerpen die zich bij een maximale groothoek op 4 tot 44 cm bevinden en bij de maximale telelensinstelling op 30 tot 44 cm.
a
Volgorde
Volgorde
c a Maak de tweede opname zodanig dat deze de eerste opname overlapt. z Kleine verschillen in het overlappende gedeelte kunnen met de software worden gecorrigeerd. z U kunt een opname opnieuw maken. Druk op W, X, S of T op de multifunctionele keuzeknop om terug te keren naar dat beeld. z U kunt maximaal 26 opnamen horizontaal of verticaal maken.
b Maak de resterende opnamen volgens dezelfde procedure. c Druk na de laatste opname op de knop SET. 52
5. Handige opnamefuncties
Gebruik altijd het LCD-scherm als u opnamen wilt maken in de macromodus. Hoewel u de optische zoeker kunt gebruiken om opnamen te maken, kan het parallaxeffect ertoe leiden dat beelden in de zoeker niet goed zijn gecentreerd (p. 32). Wanneer u de lens uitzoomt tot de maximale groothoek, is het opneembare gebied ongeveer 64 x 47 mm bij de kortste brandpuntsafstand en ongeveer 106 x 80 mm bij de maximale telelensinstelling. De belichting is mogelijk niet optimaal wanneer u de flitser gebruikt in de macromodus.
De zelfontspanner gebruiken b
Programmakeuzeknop
a a Druk op de knop DISPLAY om het LCD-scherm in te schakelen. b Druk op de knop .
b c a c
z Het pictogram wordt op het LCD-scherm weergegeven. z Druk opnieuw op de knop om de macromodus uit te schakelen.
a Druk op de knop FUNC. b Selecteer * (Transportmode) met S of T op de multifunctionele keuzeknop. * De huidige instelling wordt weergegeven.
5. Handige opnamefuncties
53
Digitale zoom c Selecteer of met de pijl W of X op de multifunctionele keuzeknop en druk vervolgens op de knop FUNC. z Wanneer de zelfontspanner is ingesteld op ( ), wordt de sluiter 10 (2) seconden nadat de sluiterknop volledig is ingedrukt geactiveerd. z Als is geselecteerd, klikt het geluid van de zelfontspanner en begint het lampje van de zelfontspanner te knipperen als de sluiterknop volledig wordt ingedrukt. Twee seconden voordat de sluiter wordt geactiveerd, wordt het knipperen versneld. z Als is geselecteerd, begint het lampje van de zelfontspanner meteen snel te knipperen. De sluiter wordt na twee seconden geactiveerd. z U kunt het geluid van de zelfontspanner wijzigen bij [Geluid zelftimer] in het menu [ (Mijn camera)] (p. 70). Zie Fototips en informatie (p. 161).
54
5. Handige opnamefuncties
Programmakeuzeknop
U kunt de optische en de digitale zoomfunctie combineren en als volgt op een beeld inzoomen: PowerShot S70 4,3x, 5,4x, 6,9x, 8,6x, 11x en 15x. PowerShot S60 4,6x, 5,8x, 7,3x, 9,1x, 11x en 15x. De beelden worden grover naarmate er verder digitaal op wordt ingezoomd. De lens zoomt in tot de maximale optische telelensinstelling en stopt daar. Als u verder digitaal wilt inzoomen, drukt u de zoomknop nogmaals in de richting van . Als u wilt uitzoomen, drukt u de zoomknop in de richting van .
d Druk de zoomknop in de richting van en maak de opname.
c d b
a Draai de programmakeuzeknop naar een opnamestand, maar niet naar de stand of . b Druk op de knop MENU om het menu [ (Opname)] weer te geven. c Selecteer [Digitale Zoom] met S of T, selecteer [Aan] met W of X op de multifunctionele keuzeknop en druk op de knop MENU. 5. Handige opnamefuncties
55
Continu-opname Programmakeuzeknop
In deze modus kunt u meerdere opnamen maken terwijl de sluiterknop volledig is ingedrukt. Gebruik deze optie als u de beelden wilt bekijken tijdens het maken van Opnameserie op staneen serieopname. In deze modus is daardsnelheid het sluiterinterval langer dan in de modus . Gebruik deze optie als u een opnameOpnameserie op hoge serie wilt maken met een korte sluisnelheid terinterval. U kunt beelden niet controleren in de continu-modus. Het interval tussen de opnamen kan groter worden naarmate het interne geheugen voller raakt. Als de flitser wordt gebruikt, wordt het interval tussen de opnamen groter omdat de flitser moet worden geladen.
a
b c
a Druk op de knop FUNC. b Selecteer * (Transportmodus) met de pijl S of T op de multifunctionele keuzeknop. * De huidige instelling wordt weergegeven.
c Selecteer of met de pijl W of X op de multifunctionele keuzeknop.
56
5. Handige opnamefuncties
De bestandsindeling wijzigen Programmakeuzeknop
a
b
a Druk de sluiterknop half in om de scherpstelling te vergrendelen. b Druk de sluiterknop volledig in om de opname te maken. z De opname wordt gestopt wanneer u de sluiterknop loslaat. z De opnamesnelheid is als volgt.* PowerShot S70 Wanneer is geselecteerd: ongeveer 1,2 opnamen per seconde Wanneer is geselecteerd: ongeveer 2,0 opnamen per seconde PowerShot S60 Wanneer is geselecteerd: ongeveer 1,5 opnamen per seconde Wanneer is geselecteerd: ongeveer 2,0 opnamen per seconde * Modus Groot/Fijn, LCD-scherm uitgeschakeld (Deze gegevens zijn gebaseerd op de testnorm van Canon. De werkelijke gegevens zijn afhankelijk van de opnameomstandigheden en de instellingen.)
U kunt de bestandsindeling voor opnamen wijzigen in de RAW-indeling voordat u gaat opnemen. Wanneer u opnamen maakt in de RAWindeling, krijgt u beelden met dezelfde hoge kwaliteit als bij ongecomprimeerde bestanden. Als de RAW-indeling is geselecteerd wanneer de compressie is ingesteld op (Normaal), wordt de resolutie voor elk beeld ingesteld op 3072 x 2304 (PowerShot S70) of 2592 x 1944 (PowerShot S60). Zie RAW-indeling (p. 161). Het is mogelijk om de resolutie van JPEG-miniaturen binnen de beeldbestanden met RAW-indeling te selecteren. Dat is nuttig wanneer u vergrote beelden met de RAW-indeling weergeeft op de camera of wanneer u de scherpstelling of bewegingsonscherpte controleert (p. 67). Beelden in de JPEG-indeling kunt u ook converteren naar RAW op het moment dat ze na het opnemen worden weergegeven (p. 34). 5. Handige opnamefuncties
57
Films opnemen b c
a d
b a
Bijvoorbeeld: PowerShot S70
a Druk op de knop FUNC. b Selecteer L* (3072 x 2304 x 2592 x 1944) met de pijl S of T op de multifunctionele keuzeknop. * De huidige instelling wordt weergegeven.
c Selecteer RAW met de pijl W of X op de multifunctionele keuzeknop. z U kunt direct na het selecteren van instellingen een opname maken door op de sluiterknop te drukken. Als het beeld is opgenomen, wordt het resolutiescherm opnieuw weergegeven.
d Druk op de knop FUNC. 58
5. Handige opnamefuncties
a Zet de programmakeuzeknop in de stand . De maximale opnametijd wordt weergegeven in seconden.
b Druk de sluiterknop volledig in. z Tijdens de opname verschijnt er een rode cirkel in de rechterbovenhoek van het LCD-scherm. z De maximumlengte van afzonderlijke filmclips is 30 seconden (10 frames per seconde) bij de instelling en 3 minuten (15 frames per seconde) bij de instellingen en .
De maximale filmlengte is bepaald op basis van standaardtests van Canon. De maximale lengte kan variëren afhankelijk van het onderwerp van uw film en andere omgevingsomstandigheden. Het bewegende beeld wordt automatisch beëindigd wanneer deze tijd is verstreken of wanneer de CF-kaart vol is. zBij de volgende typen CF-kaarten wordt de opnametijd mogelijk niet goed weergegeven tijdens het filmen of kan de film onverwacht worden afgebroken. - Langzame opnamekaarten - Kaarten die zijn geformatteerd in een andere camera of op een computer - Kaarten waarop herhaaldelijk beelden zijn opgenomen en gewist Hoewel de opnametijd mogelijk niet goed wordt weergegeven tijdens het opnemen, wordt de film wel correct opgenomen op de CF-kaart. De opnametijd wordt wel goed weergegeven als u de CF-kaart in deze camera formatteert (met uitzondering van langzame CF-kaarten).
zLet erop dat u de microfoon tijdens de opname niet aanraakt. zAls het bovenste lampje groen knippert na een opname, betekent dit dat de film naar de CF-kaart wordt geschreven. U kunt geen opnamen maken zolang het lampje knippert. Zie pagina 174 voor de instellingen die u in deze modus kunt wijzigen. Zie pagina 35 voor informatie over resoluties. Het geluid wordt in mono opgenomen. Er is geen sluitergeluid als u films opneemt. U hebt QuickTime 3.0 of hoger nodig als u filmbestanden (AVI / Motion JPEG) wilt afspelen op een computer. (QuickTime voor Windows staat op de bijgeleverde cd Canon Digital Camera Solution Disk. Voor het Macintosh-platform wordt QuickTime 3.0 of hoger meestal meegeleverd met het besturingssysteem Mac OS 8.5 of hoger.)
5. Handige opnamefuncties
59
Films bekijken/bewerken U kunt films die u met de filmmethode hebt opgenomen afspelen en ongewenste gedeelten aan het begin of het einde van een filmclip verwijderen. zBeveiligde films kunt u niet bewerken (p. 108). zHet kan ongeveer drie minuten duren om een bewerkte film op te slaan. Als halverwege de batterij leeg is, kunt u bewerkte films niet meer opslaan. Gebruik daarom tijdens het bewerken van films een volledig opgeladen batterij of de voedingsadapterset ACK700 (apart verkrijgbaar).
60
5. Handige opnamefuncties
a b Deze markering wordt op films weergegeven.
a Druk op de knop . b Selecteer een film met de pijl W of X op de multifunctionele keuzeknop en druk op de knop SET.
Mogelijkheden tijdens het afspelen ST: Het volume aanpassen tijdens het afspelen SET: Het afspelen onderbreken. Druk opnieuw om het afspelen te hervatten.
a Scherm voor het afspelen van films
a Selecteer in het scherm voor het afspelen van films een knop met de pijl W of X op de multifunctionele keuzeknop en druk op de knop SET. Scherm voor het afspelen van films (Afsluiten): Terugkeren naar het scherm in stap (Afspelen): De film met geluid afspelen (Eerste beeld): Het eerste beeld weergeven (Vorig beeld): De film wordt teruggespoeld als u SET ingedrukt houdt (Volgend beeld): De film wordt snel vooruit gespoeld als u SET ingedrukt houdt (Laatste beeld): Het laatste beeld weergeven (Bewerken): De film bewerken Stap
Als het afspelen is voltooid Het laatste beeld blijft op het scherm staan als het afspelen is voltooid. SET: Het scherm voor het afspelen van films weergeven. Druk opnieuw op deze knop om de film opnieuw vanaf het begin af te spelen. z Het kan voorkomen dat er beelden uitvallen en dat het geluid wegvalt als u een film afspeelt op een computer met onvoldoende systeembronnen. z Het volume voor het afspelen van films kunt u ook aanpassen in het Keuzemenu. z Pas het geluidsniveau op de televisie aan als u films op een televisie afspeelt. Het is mogelijk dat u een film die met een andere camera is opgenomen, niet kunt afspelen of bewerken.
5. Handige opnamefuncties
61
Scherm voor het bewerken van films
c–e a–e
b Selecteer het bereik dat u wilt verwijderen met de pijl W of X. c Selecteer met de pijl S of T en druk op de knop SET. De bewerkte film wordt afgespeeld. z Het afspelen wordt onderbroken als u op SET drukt.
d Selecteer met de pijl S of T en druk op de knop SET. Bewerkingsbalk voor film
a Selecteer in het scherm voor het bewerken van films een knop met de pijl S of T op de multifunctionele keuzeknop en druk op de knop SET. (Begin knippen): Beelden wissen in het eerste gedeelte van de film (Eind knippen): Beelden wissen in het laatste gedeelte van de film (Afspelen): De bewerkte film afspelen (Opslaan): De film opslaan (Afsluiten): Bewerken annuleren en terugkeren naar het scherm in stap z U kunt films met een oorspronkelijke lengte van 1 seconden of meer bewerken in eenheden van 1 frame.
62
5. Handige opnamefuncties
z Als u selecteert, wordt de bewerkte film niet opgeslagen en keert u terug naar het scherm in stap
.
e Selecteer [Overschrijven] of [Nieuw bestand] met de pijl W of X en druk op de knop SET. [Overschrijven]: De bewerkte film wordt met dezelfde naam opgeslagen als de oorspronkelijke film. De oorspronkelijke gegevens worden verwijderd. [Nieuw bestand]: De bewerkte film wordt met een nieuwe bestandsnaam opgeslagen. De oorspronkelijke gegevens worden niet verwijderd. z Als er onvoldoende ruimte vrij is op de CF-kaart, kunt u gegevens alleen overschrijven. Dit is het geval als S wordt weergegeven op de teller van de bewerkingsbalk.
6. Opnamen maken geavanceerde functies
Menu's en instellingen selecteren Instellingen selecteren met de knop FUNC. (alleen in de opnamemodus)
Selecteer een functie met S of T Belichtingscompensatie (± 0) p. 80
Selecteer de gewenste instelling met W of X AEB (
) p. 86
Flits instel. (± 0) p. 92
Flitsintensiteit p. 92 Witbalans (
) p. 81 Resolutie (L) p. 35
Selecteer de opnamemodus (p. 21). Druk op de knop FUNC. Druk op de pijl S of T om een functie te selecteren.
Transportmode ( p. 53, 56
ISO-waarde (
)
) p. 84 Resolutie voor film (
Druk op de pijl W of X om de gewenste instelling te selecteren. Druk op de knop FUNC. Maak de opname.
Bijvoorbeeld PowerShot S70 Compressie ( ) p. 35
Foto-effect (
) p. 36
) p. 85
( ) De items tussen haakjes geven de standaardinstellingen aan.
Maak de opname.
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
63
Instellingen selecteren met de knop MENU Druk op de knop MENU. Druk op de pijl W of X om het gewenste tabblad te selecteren.
Opnamen maken
Opnamemenu
Druk op de pijl S of T om een menuoptie te selecteren. (Druk, afhankelijk van de functie, op de knop SET wanneer u een selectie hebt gemaakt.) Druk op de pijl W of X om de gewenste instelling te selecteren. (Druk, afhankelijk van de functie, op de knop SET wanneer u een selectie hebt gemaakt.) Afspelen
Keuzemenu
Druk op de knop MENU.
Menu Instellen
Menu Mijn camera
In de opnamemodus kunt u het menu sluiten door de sluiterknop half in te drukken. (Als u in de afspeelmodus de sluiterknop half indrukt terwijl de lenskap open is, wordt het menu gesloten en schakelt de camera naar de opnamemodus.)
64
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
Instellen
Opnamemenu
Mijn camera
Keuzemenu
(p. 113)
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
65
Een aantal menuopties is mogelijk niet beschikbaar voor selectie in de opnamemodus (p. 174). U kunt het gewenste beeld en geluid toepassen op en in het menu Mijn camera. Zie De instellingen voor Mijn camera vastleggen (p. 114) of de Canon Digital Camera Software Starter Guide Disk [Cd Startershandleiding voor Canon Digital camerasoftware] voor meer informatie. U kunt de standaardwaarden van de camerainstellingen herstellen (p. 71).
66
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
Opnamemenu Menuoptie
Gewenste instelling
Instellen op welk moment de flitser wordt gebruikt. 1e gordijn*/2e gordijn Instellen of de flitser al dan niet wordt Slow sync geactiveerd met een lange sluitertijd. Aan/Uit* Instellen of de flitser al dan niet Flits instel. automatisch wordt aangepast. Automatisch*/Handmatig Instellen of het lampje voor rode-ogenreductie al dan niet wordt geactiveerd Rode ogen wanneer de flitser wordt gebruikt. Aan*/Uit De tijd instellen voordat de sluiter wordt losgelaten via de zelfontspanner wanneer Zelftimer de sluiterknop van de afstandsbediening wordt ingedrukt. 0 sec./2 sec.*/10 sec. De optie [Spotmetingpunt] instellen (één van de methoden voor lichtmeting) op Centrum (het spotmetingpunt is ingesteld Spotmetingpunt op het midden) of AF-punt (het metingpunt komt overeen met het AF-punt). Centrum*/AF-Punt *Standaardinstelling Flits Sync
Referentiepagina p. 93
p. 39
p. 92
p. 39
p. 144
p. 78
Menuoptie
Gewenste instelling
De instellingen dusdanig wijzigen dat de belichting juist is wanneer de programmakeuzeknop is ingesteld op Safety Shift of en er een sluitersnelheid of diafragmawaarde is ingesteld. Aan/Uit* Instellen of het scherpstelpunt al dan niet MF-Punt Zoom wordt vergroot bij handmatig scherpstellen. Aan*/Uit Instellen of het AF-hulplicht wordt geactiveerd wanneer dat nodig is bij AF-hulplicht gebruik van de autofocus. Aan*/Uit Instellen of de digitale zoom al dan niet moet worden gecombineerd met de Digitale Zoom optische zoomlens om op een beeld in te zoomen. Aan/Uit* Instellen hoe lang beelden op het LCD-scherm worden weergegeven nadat Bekijken de sluiterknop is losgelaten. Uit/2 sec.* tot 10 sec.
Referentiepagina
Menuoptie
p. 75
p. 98
RAW+JPEG Rec.
p. 32
p. 54 Interval p. 34 Opslaan
Gewenste instelling Het is mogelijk om de resolutie van JPEGminiaturen binnen de beeldbestanden met RAW-indeling te selecteren. Dat is nuttig wanneer u vergrote beelden met de RAWindeling weergeeft op de camera of wanneer u de scherpstelling of bewegingsonscherpte controleert. Wanneer u de camera instelt op L kan de scherpstelling nauwkeuriger worden gecontroleerd. PowerShot S70: L/M1/M2/M3/S* PowerShot S60: L/M1/M2/S* zDe grootte van het bestand is afhankelijk van de geselecteerde resolutie. Met een bepaald interval automatisch opnamen maken. 2* tot 100 opnamen 1* tot 60 min. Instellingen die u hebt geselecteerd in het opnamemenu en het functiemenu opslaan naar de modus van de programmakeuzeknop.
Referentiepagina
p. 57
p. 94
p. 100
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
67
Keuze Menu Menuoptie Beveiligen Roteren Alles wissen Dia Show
Print Opties
Volgorde
68
Menu Instellen Gewenste instelling
Beelden beveiligen zodat ze niet per ongeluk worden gewist. Beelden 90 of 270 graden met de klok mee draaien in de display. Alle beelden van een CF-kaart wissen (behalve beveiligde beelden). Beelden weergeven in een automatische diashow. Instellen welke beelden worden afgedrukt op een Direct Printcompatibele printer of bij een fotoservice, hoeveel exemplaren worden afgedrukt en andere parameters. Beelden opgeven voordat deze worden gedownload naar een computer.
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
Referentiepagina p. 108 p. 102 p. 47 p. 104
p. 129
p. 134
Menuoptie
Gewenste instelling
Instellen op [Aan] als u het opstart-, werk-, zelfontspanner- en sluitergeluid tegelijk wilt uitschakelen. zAls u [Mute] instelt op [Aan], wordt er geen geluid afgespeeld, zelfs wanneer er Mute geluidsopties in het menu Mijn camera zijn ingesteld op , of (Aan). zHet waarschuwingssignaal voor fouten is ook hoorbaar wanneer [Mute] is ingesteld op [Aan]. Aan/Uit* Het volume van camerafuncties aanpassen. Volume aOpstartvo- Het volume van het opstartgeluid aanpassen lume bij het aanzetten van de camera. Het volume van het werkgeluid aanpassen bWerkvolume voor bedieningsknoppen, met uitzondering van de sluiterknop. Het volume aanpassen van het geluid van de zelfontspanner, waarmee wordt aangegeven cTimervolume dat de foto binnen 2 seconden wordt genomen. Het volume aanpassen van het sluitergeluid dat u hoort wanneer de sluiterknop volledig dSluitergeluid wordt ingedrukt. Er is geen sluitergeluid als u films opneemt. *Standaardinstelling
Referentiepagina
–
– p. 21 –
p. 53
p. 31
Menuoptie eAfspeel vol.
Gewenste instelling Het volume aanpassen van het geluid dat u hoort wanneer er een film of geluidsmemo wordt afgespeeld.
Instellingen van bovengenoemde opties (a - e) Uit 1 2* 3 4 5 LCD De helderheid van het LCD-scherm instellen. Helderheid (Normaal)*/ (Helder) Instellen of de camera al dan niet automatisch wordt uitgeschakeld of het LCD-scherm wordt uitgeschakeld als de camera gedurende een bepaalde periode inactief is. Spaarstand Automatisch Uit
Referentiepagina p. 60, 103
Maateenheid
– –
p. 109
Aan*/Uit Display uit 10 sec./20 sec./30sec./1 min.*/2 min./3 min. Datum/Tijd De datum, tijd en datumnotatie instellen. Formatteren Een CF-kaart formatteren (initialiseren). Instellen hoe bestandsnummers aan beelden worden toegewezen wanneer een nieuwe CFFile No. Reset kaart wordt geplaatst. Aan/Uit* Instellen of beelden die zijn opgenomen met de camera in verticale stand, automatisch Beeldomkeren worden gedraaid op het scherm. Aan/Uit*
Menuoptie
Taal p. 24 p. 19 p. 112
p. 111
Gewenste instelling De notatie instellen van de weergegeven maateenheid van de MF-aanduiding [op objectief]. m/cm* of ft/in Instellen welke taal wordt gebruikt voor menu's en berichten op het LCD-scherm. PowerShot S70: • English* (Engels) • Deutsch (Duits) •Français (Frans) •Nederlands • Dansk (Deens) • Suomi (Fins) •Italiano (Italiaans) • Norsk (Noors) •Svenska (Zweeds) • Español (Spaans) • (Chinees) • Pyccɤɢɣ (Russisch) • Português (Portugee) • (Japans)
PowerShot S60: • English* (Engels) • Deutsch (Duits) •Français (Frans) •Nederlands • Dansk (Deens) • Suomi (Fins) •Italiano (Italiaans) • Norsk (Noors) •Svenska (Zweeds) • Español (Spaans) • (Chinees) • (Japans) U kunt de taal wijzigen tijdens het afspelen van beelden door de knop SET ingedrukt te houden en op de knop JUMP te drukken Het standaardvideosignaal instellen. Videosysteem NTSC/PAL
Referentiepagina p. 98
p. 26
p. 125
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
69
Menu Mijn camera
Menuoptie
U kunt het thema, het opstartbeeld en -geluid, het sluitergeluid, het werkgeluid en het geluid van de zelfontspanner voor de camera selecteren. Dit worden de instellingen voor Mijn camera genoemd. U kunt de opties en ook aanpassen voor elk item met beelden van de CF-kaart en nieuwe opgenomen geluiden of met behulp van de meegeleverde software. Zie de Canon Digital Camera Software Starter Guide Disk [Cd Startershandleiding voor Canon Digital Camera-software] voor informatie.
Menuoptie Thema Opstartscherm Opstartgeluid
Werkgeluid
Geluid zelftimer
70
Gewenste instelling Een gemeenschappelijk thema selecteren voor alle instellingen van Mijn camera. Het opstartbeeld dat wordt weergegeven wanneer u de camera inschakelt. Het opstartgeluid instellen dat wordt afgespeeld wanneer u de camera inschakelt. Het geluid instellen dat u hoort wanneer u de multifunctionele keuzeknop of een andere knop dan de sluiterknop indrukt. Het geluid instellen waarmee wordt aangegeven dat de foto binnen 2 seconden wordt genomen.
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
Referentiepagina p. 113 p. 113 p. 113
p. 113
p. 113
Sluitergeluid Instellingen van het menu Mijn camera *Standaardinstelling
Gewenste instelling Het sluitergeluid dat u hoort wanneer u de sluiterknop indrukt. Er is geen sluitergeluid hoorbaar bij het opnemen van een film. (Uit)/
*/
/
Referentiepagina p. 113
–
Alle standaardwaarden herstellen U kunt alle instellingen die u hebt opgegeven via menu's en knoppen weer instellen op de standaardwaarden.
1 3 3 2
1 Open de lenskap of druk op de knop om de camera in te schakelen.
2 Houd de knop
MENU minstens 5 seconden ingedrukt. Op het LCD-scherm verschijnt de vraag "Reset naar standaard?".
3 Selecteer [OK] met de pijl W of X op de
z Wanneer de standaardwaarden zijn hersteld, verschijnt het gebruikelijke scherm weer. z Als u het herstellen van de standaardwaarden wilt annuleren, selecteert u [Stop] in plaats van [OK]. zDe volgende instellingen kunnen niet worden hersteld naar de standaardwaarden: - De opties [Datum/Tijd], [Taal] en [Videosysteem] in het menu [ (Instellen)] (p. 69) - Witbalansgegevens die door de gebruiker zijn ingesteld (p. 81) - Onlangs vastgelegde instellingen voor Mijn camera zDe instellingen kunnen niet worden hersteld naar de standaardwaarden wanneer de camera is aangesloten op een computer of printer. Wanneer de opnamemodus van de camera actief is en u de programmakeuzeknop in de stand zet, worden alleen de standaardinstellingen van de modus hersteld. In andere gevallen worden de standaardinstellingen niet hersteld.
multifunctionele keuzeknop en druk vervolgens op de knop SET.
De standaardwaarden worden nu hersteld. 6. Opnamen maken - geavanceerde functies
71
De programmakeuzeknop gebruiken (creatieve zone)
2 Draai de program-
Programmakeuzeknop
U kunt camera-instellingen, zoals de sluitertijd en de diafragmawaarde aanpassen aan de gewenste opnamen. Wanneer de instellingen zijn vastgelegd, zijn de opnameprocedures hetzelfde als voor de modus (p. 30).
makeuzeknop, selecteer de gewenste functie en maak de opname. Sluitertijd
De programmakeuzeknop gebruiken
2
Diafragmawaarde
z Afhankelijk van de geselecteerde functie werkt de camera op de volgende manieren: De sluitertijd en diafragmawaarde worden automatisch ingesteld. De gebruiker selecteert een sluitertijd met de pijl W of X. De gebruiker selecteert een diafragmawaarde met de pijl W of X.
1 Controleer of de camera in de opnamemodus staat.
De modusindicator brandt oranje.
72
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
De gebruiker selecteert de sluitertijd met de pijl W of X en de diafragmawaarde met de pijl S of T. z De sluitertijd en diafragmawaarde worden weergegeven op het LCD-scherm. Als de sluitertijd en diafragmawaarde wit worden weergegeven op het LCD-scherm, is de juiste belichting ingesteld.
z De sluitertijd en diafragmawaarde worden rood weergegeven op het LCD-scherm wanneer de juiste belichting niet kan worden ingesteld. z Wanneer de flitser wordt geactiveerd, worden de sluitertijd en diafragmawaarde wit weergegeven (voor alle opnamemodi met uitzondering van ). z U kunt de combinaties van sluitertijden en diafragmawaarden wijzigen binnen dezelfde belichtingsinstelling (p. 73-p. 75). Zie pagina 174 voor de instellingen die u in deze modus kunt wijzigen. Zie pagina 74 voor meer informatie over de relatie tussen de diafragmawaarde en de sluitertijd. Houd er rekening mee dat het bewegen van de camera een belangrijke factor is bij lage sluitersnelheden. Als de waarschuwing voor bewegingsonscherpte wordt weergegeven op het LCD-scherm, kunt u beter opnamen maken met een statief.
AE-programma's In de modus AE-programma's past de camera automatisch de sluitertijd en de diafragmawaarde aan de helderheid van de scène aan. z Als de juiste belichting niet kan worden ingesteld, kunt u het probleem verhelpen met behulp van de volgende methoden. - Gebruik de flitser. - Wijzig de ISO-waarde. - Gebruik een andere methode voor lichtmeting.
Verschillen tussen de modi en . De volgende instellingen kunnen worden gewijzigd in de modus , maar niet in de modus . · Belichtingscompensatie
· Witbalans
· ISO-waarde · Modus Reeksopnamen (AEB) · Flitsbelichtingscompensatie · Flitser (Flitser aan, Slow sync, 2e gordijn) · Foto-effect
· Continu-opname
· Instellingen bestandsindeling · Methode voor lichtmeting
· Handmatige scherpstelling
Interval
· AE lock (belichtingsvergrendeling)
· AF-frame
· Flitsbelichtingsvergrendeling
De sluitertijd instellen Wanneer u de sluitertijd instelt in de automatische belichtingsmodus met sluitertijdprioriteit, selecteert de camera automatisch een diafragmawaarde in overeenstemming met de helderheid. Met een hogere sluitertijd kunt u een momentopname van een bewegend onderwerp maken, terwijl een lagere snelheid een vloeiend effect genereert en ervoor zorgt dat u in een donkere omgeving zonder flits kunt fotograferen.
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
73
z Wijzig de sluitertijd met de pijl W of X wanneer het beeld onderbelicht (onvoldoende licht) of overbelicht (te veel licht) is en de juiste belichting niet kan worden ingesteld. z Bij CCD-beeldsensoren neemt de hoeveelheid ruis in het opgenomen beeld toe bij lagere sluitersnelheden. Bij deze camera worden beelden die met een sluitertijd van minder dan 1,3 seconden zijn opgenomen, echter speciaal verwerkt om de ruis te verwijderen, zodat beelden van hoge kwaliteit ontstaan. Het kan echter enige tijd duren voordat de volgende opname kan worden gemaakt. z De instellingen van diafragma en sluitertijd veranderen als volgt aan de hand van de zoomwaarde. Diafragmawaarde
Sluitertijd (seconden)
Maximale groothoek*1
f/2,8 – f/3,5
tot 1/1250
f/4,0 – f/8,0
tot 1/2000
Maximale telestand*2
f/5,3 – f/7,1
tot 1/1250
f/8,0
tot 1/2000 *1 Maximale groothoek *2 Maximale telestand
z De kortste sluitertijd voor flitssynchronisatie is 1/250 seconde. Als een kortere tijd is geselecteerd, wordt de sluitertijd automatisch ingesteld op 1/250 seconde.
74
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
De weergave van de sluitertijd De cijfers in de tabel hieronder geven de sluitertijd weer in seconden. 1/160 staat voor 1/160e seconde. Daarnaast geven aanhalingstekens de positie van het decimaalteken aan, dus 0"3 staat voor 0,3 seconden en 2" staat voor 2 seconden. 15" 13" 10" 8" 6" 5" 4" 3"2 2"5 2" 1"6 1"3 1" 0"8 0"6 0"5 0"4 0"3 1/4 1/5 1/6 1/8 1/10 1/13 1/15 1/20 1/25 1/30 1/40 1/50 1/60 1/80 1/100 1/125 1/160 1/200 1/250 1/320 1/400 1/500 1/640 1/800 1/1000 1/1250 1/1600 1/2000 Zie Informatie over Safety Shift (p. 75).
Het diafragma instellen Wanneer u het diafragma instelt in de modus voor diafragmavoorkeuze AE, selecteert de camera automatisch een sluitertijd die overeenkomt met de helderheid. Als u een lagere diafragmawaarde selecteert (het diafragma opent), kunt u de achtergrond laten vervagen en een fraai portret maken. Bij een hogere diafragmawaarde (het diafragma sluiten) zijn zowel de voorgrond als de achtergrond scherp in beeld. Hoe groter de diafragmawaarde is, des te meer van het beeld scherp wordt weergegeven.
z Wijzig de diafragmawaarde met de pijl W of X wanneer het beeld onderbelicht (onvoldoende licht) of overbelicht (te veel licht) is en de juiste belichting niet kan worden ingesteld. z Een aantal diafragmawaarden kan niet worden geselecteerd, afhankelijk van de zoomafstand. z In deze modus is de maximale sluitertijd met gesynchroniseerde flits 1/250 seconde. De diafragmawaarde kan daarom automatisch worden aangepast aan de gesynchroniseerde flitssnelheid, zelfs als deze snelheid vooraf is ingesteld. Weergave diafragma-instelling Hoe groter de diafragmawaarde, des te kleiner de lensopening. f/2,8 f/3,2 f/3,5 f/4,0 f/4,5 f/5,0 f/5,3 f/5,6 f/6,3 f/7,1 f/8,0
z De helderheid van het LCD-scherm komt overeen met de geselecteerde sluitertijd en diafragmawaarde. Als de flitser is ingesteld op (Flitser aan met rode-ogenreductie) of (Flitser aan), is het LCD-scherm altijd helder. z Als u de sluiterknop half indrukt, wordt het verschil tussen de standaardbelichting* en de geselecteerde belichting weergegeven op het LCD-scherm. Als het verschil groter is dan twee standen, wordt '-2' of '+2' in rood weergegeven op het LCD-scherm. *
De standaardbelichting wordt door de automatische belichtingsfunctie berekend op basis van de geselecteerde methode voor lichtmeting.
Informatie over Safety Shift Programmakeuzeknop
Zie Informatie over Safety Shift (p. 75).
De sluiter handmatig instellen Sluitertijd en diafragma U kunt de sluitertijd en het diafragma handmatig instellen als u een bepaald effect wilt krijgen. Dit is bijvoorbeeld handig bij opnamen van vuurwerk of andere beelden waarbij het moeilijk is de juiste belichting automatisch in te stellen.
Wanneer Safety Shift is ingeschakeld (p. 67), is het wellicht niet mogelijk om een juiste belichting te verkrijgen met een handmatig ingestelde sluitertijd en diafragmawaarde. In dergelijke gevallen worden de instellingen automatisch aangepast zodat deze in het bereik voor een juiste belichting vallen.
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
75
Een AF frame selecteren Wanneer de flitser wordt geactiveerd, worden de instellingen automatisch aangepast, zelfs als Safety Shift is uitgeschakeld.
Het autofocusframe geeft het gedeelte van de compositie aan waarop de camera scherpstelt. U kunt het autofocusframe als volgt instellen. z Raadpleeg onderstaande informatie wanneer u AiAF (automatische selectie) of Centrum wilt selecteren. z Zie Een autofocusframe handmatig instellen (p. 77). Programmakeuzeknop
Het autofocusframe kan worden ingesteld op automatische selectie (AiAF) of centrum. Als u AiAF selecteert, wordt automatisch een autofocusframe van 9 punten geselecteerd voor scherpstelling op basis van de opnameomstandigheden. Bij digitale zoom wordt altijd een autofocusframe in het midden geselecteerd.
2 1, 3 76
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
1 Druk op de knop
.
Het autofocusframe wordt groen weergegeven op het LCD-scherm.
2 Selecteer de automatische selectie of
Centrum met de pijl S, T, W of X op de multifunctionele keuzeknop.
Een autofocusframe handmatig instellen Programmakeuzeknop
U kunt het autofocusframe handmatig verplaatsen naar de gewenste positie. Dit is handig voor het nauwkeurig scherpstellen op een onderwerp om de gewenste compositie te maken.
1 Druk op de knop
.
Het autofocusframe wordt groen weergegeven op het LCD-scherm.
Automatische selectie
3 Druk op de knop
Frame in het midden
.
z U kunt de opname meteen maken met het geselecteerde AF-frame door op de sluiterknop te drukken in plaats van de knop .
2 Plaats het
autofocusframe op het gewenste gedeelte met de pijl S, T, W of X op de multifunctionele keuzeknop.
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
77
3 Druk op de knop
Verschillende methoden voor lichtmeting gebruiken .
z U kunt de opname meteen maken met het geselecteerde autofocusframe door op de sluiterknop te drukken in plaats van de knop . z Het autofocusframe wordt weer op de oorspronkelijke positie (midden) geplaatst als u de knop ingedrukt houdt. Zet het LCD-scherm aan om het autofocusframe in te stellen op de gewenste positie. Het autofocusframe wordt vastgezet in het midden wanneer u de digitale zoom gebruikt of wanneer een opname wordt gemaakt via de zoeker met het LCD-scherm uitgeschakeld. Wanneer [Spotmetingpunt] is geselecteerd als de lichtmetingsmethode, kunt u het geselecteerde autofocusframe gebruiken als het spotmetingpunt (p. 78). Zie p. 27 voor uitleg van de kleuren van het autofocusframe. Zie Fototips en informatie (p. 161).
78
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
Programmakeuzeknop
De meervoudige meting is de standaardmethode voor lichtmeting. U kunt echter overschakelen naar een andere methode.
Meervoudige lichtmeting
De camera verdeelt het beeld in een aantal gebieden voor lichtmeting. De camera beoordeelt de belichtingsomstandigheden, zoals de positie van het object, helderheid, achtergrond, direct licht en belichting van achteren, en past de belichting van het hoofdobject vervolgens automatisch aan. Deze modus is met name handig voor belichtingsomstandigheden van achteren en het maken van foto's.
Meting met nadruk op het midden
De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt berekend, maar het object in het midden krijgt meer gewicht.
Spotmetingpunt
Het gebied binnen het spotmetingpuntsframe wordt gemeten.
Centrum
Het spotmetingsframe wordt vergrendeld in het midden van het LCD-scherm.
AF-Punt
Het spotmetingpunt wordt op het AF-frame geplaatst.
2 Selecteer
1
3
[Spotmetingpunt] in het menu [ (Opname)].
2, 3
z Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 63).
1 Druk op de knop
om een meetmethode te selecteren. z Elke keer dat u op de knop drukt, wordt de volgende meetmethode gekozen: (Deelmeting)
(Meting met nadruk op het midden)
(Scherpstelpunt voor Spotmeting) z Het pictogram van de geselecteerde lichtmeting wordt het op LCD-scherm weergegeven. Als u (Scherpstelpunt voor Spotmeting) hebt geselecteerd, gaat u naar stap 2. Als u (Deelmeting) of (Meting met nadruk op het midden) hebt geselecteerd, maakt u de opname.
3 Selecteer [Centrum] of [AF-Punt] met de pijl W of X en druk vervolgens op de knop MENU.
z Wanneer Centrum [Spotmetingpunt] is Spotmetingpunt ingesteld op [Centrum], wordt het spotmetingpuntsframe weergegeven in het midden van het LCD-scherm en wanneer [Spotmetingpunt] is ingesteld op [AF-punt], wordt het weergegeven in het geselecteerde AF-frame.
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
79
De belichtingscompensatie aanpassen Programmakeuzeknop
U past de belichtingscompensatie aan om te voorkomen dat het onderwerp te donker wordt wanneer het van achter wordt belicht of als de achtergrond erg helder is of om te voorkomen dat het onderwerp te licht wordt bij opnamen 's nachts.
1, 3 1 Druk op de knop FUNC. 2 Selecteer * (+/(Comp.)) met de pijl S of T en stel de belichting in met de pijl W of X.
* De huidige instelling wordt weergegeven. 80
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
2
z U kunt de instellingen aanpassen in stappen van 1/3 in het bereik van -2 tot en met +2. z U kunt direct na het selecteren van instellingen een opname maken door op de sluiterknop te drukken. Als het beeld is opgenomen, wordt dit scherm opnieuw weergegeven.
3 Druk op de knop FUNC.
z Als u de belichtingscompensatie wilt annuleren, zet u de instelling terug op met de pijl W of X. Zie Fototips en informatie (p. 161).
De toon (witbalans) aanpassen Programmakeuzeknop Custom
Voor het instellen van een aangepaste waarde met behulp van een wit doek of een wit vel papier om de optimale witbalans te bepalen voor de omstandigheden.
Wanneer de witbalans in overeenstemming met de lichtbron is ingesteld, worden kleuren nauwkeuriger gereproduceerd door de camera. De volgende combinaties van instellingen en lichtbronnen zijn beschikbaar: Automatisch
Instellingen worden automatisch door de camera ingesteld.
Daglicht
Voor buitenopnamen met veel zonlicht
Bewolkt Lamplicht TL licht TL licht H Flitsen
Voor buitenopnamen met bewolkte of donkere luchten of avondluchten Voor opnamen onder lamplicht en tl-licht type 3golflengte Voor opnamen onder warmwit, helder wit of warmwit tl-licht (3-golflengte) Voor opnamen onder daglicht-tl en daglicht-tl type 3-golflengte Voor opnamen met gebruik van flitser
Geschikt voor het maken van opnamen met de waterdichte hoes WP-DC40 (apart verkrijgbaar). Onderwater Deze modus levert beeldgegevens in de optimale witbalans op om beelden met natuurlijke tinten op te nemen door de blauwachtige toon te verminderen.
1, 3
2
1 Druk op de knop FUNC. 2 Selecteer * (Auto) met de pijl S of T en selecteer de gewenste instelling met de pijl W of X.
* De huidige instelling wordt weergegeven.
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
81
z Zie pagina 82 voor meer informatie over de aangepaste instelling. z U kunt direct na het selecteren van instellingen een opname maken door op de sluiterknop te drukken. Als het beeld is opgenomen, wordt dit scherm opnieuw weergegeven.
3 Druk op de knop FUNC.
z Opnemen met een bepaalde lichtbron (zoals een kwiklamp)
1, 4
De witbalans kan niet worden ingesteld wanneer het fotoeffect is ingesteld op (Sepia) of (Zwart-wit) (p. 85).
Door de gebruiker geprogrammeerde witbalans instellen U kunt de optimale witbalans voor een opname instellen door de camera een object te laten evalueren zoals een stuk wit papier, een wit doek of een kleurenkaartje dat u als de witte standaardkleur wilt instellen. Met name in de volgende gevallen, aangezien de witbalans mogelijk niet juist wordt aangepast in (Auto), moet u (Custom) gebruiken om de witbalans aan te passen. z Opnamen maken van dichtbij (macro) z Onderwerpen opnemen met één kleur (zoals lucht, zee of bos)
82
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
1 Druk op de knop FUNC. 2 Selecteer * (Auto) met de pijl S of T en selecteer (Custom) met de pijl W of X.
* De huidige instelling wordt weergegeven.
2 3
3 Richt de camera op het witte papier, de witte doek of het kleurenkaartje en druk op de knop SET.
De witbalansgegevens worden vastgelegd. z Richt de camera op het witte papier, de witte doek of het kleurenkaartje, zodat deze het midden van het frame volledig vullen. z U kunt direct na het selecteren van instellingen een opname maken door op de sluiterknop te drukken. Na de opname wordt het menu opnieuw weergegeven, zodat u de instellingen eenvoudig kunt wijzigen.
4 Druk op de knop FUNC.
Het wordt aanbevolen de witbalans in te stellen wanneer u opnamen maakt in de volgende omstandigheden: - De opnamemodus is ingesteld op en de belichtingscompensatie en de flitsbelichtingsaanpassing zijn ingesteld op ±0. U kunt de witbalans mogelijk niet goed instellen als de belichting onjuist is (het beeld is volledig zwart of wit).
- De zoomfunctie is ingesteld op de maximale telestand. Stel de digitale zoomfunctie in op [Uit]. - Er is een andere modus dan geselecteerd. In de modus kunnen de witbalansgegevens niet worden gelezen. - De instelling van de ISO-waarde en van de opname is gelijk. - De flitser is ingesteld op (Flits aan) of (Flits uit). Gebruik dezelfde flitserinstelling als de instelling die wordt gebruikt voor het maken van opnamen wanneer u de witbalans instelt. Als de omstandigheden voor de witbalansinstelling en het maken van opnamen niet gelijk zijn, kunt u de witbalans mogelijk niet goed instellen. Wanneer de flitser is ingesteld op (Automatisch met rode-ogen-reductie) of (Automatisch), wordt de flitser mogelijk geactiveerd terwijl de witbalansgegevens worden vastgelegd met de door de gebruiker ingestelde witbalans. Als dit gebeurt, moet u ervoor zorgen dat de flitser ook wordt geactiveerd wanneer u de opname maakt. De door de gebruiker ingestelde witbalans wordt niet geannuleerd, zelfs wanneer u de standaardwaarden van de camera herstelt (p. 71).
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
83
De ISO-waarde wijzigen
2 Selecteer
Programmakeuzeknop
Wanneer u de ISO-waarde verhoogt, kunt u zelfs heldere opnamen maken onder slechte belichtingsomstandigheden. Deze functie is handig wanneer u de camera niet wilt laten bewegen, opnamen maakt zonder de flitser of opnamen maakt met een kortere sluitertijd onder donkere omstandigheden. U kunt kiezen uit de volgende waarden. Automatisch, 50, 100, 200 en 400.
* (ISO-waarde) met de pijl S of T en selecteer de gewenste instelling met de pijl W of X. * De huidige instelling wordt weergegeven. z U kunt direct na het selecteren van instellingen een opname maken door op de sluiterknop te drukken. Na de opname wordt het menu opnieuw weergegeven, zodat u de instellingen eenvoudig kunt wijzigen.
3 Druk op de knop FUNC. 1, 3 1 Druk op de knop FUNC.
2
zHogere ISO-waarden zorgen voor meer ruis in het beeld. Als u zuivere opnamen wilt maken, gebruikt u een zo laag mogelijke ISO-waarde. zMet de automatische instelling wordt de optimale ISO-waarde geselecteerd. De waarde wordt automatisch verhoogd wanneer het flitslicht onvoldoende is om het onderwerp te verlichten. Zie Fototips en informatie (p. 161).
84
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
Het foto-effect wijzigen Programmakeuzeknop
Als u een foto-effect instelt voordat u een opname maakt, kunt u de weergave wijzigen van de opnamen die u maakt. Foto-effect uit
Levendig
Neutraal
Onscherpte
*
,
Met deze instelling wordt normaal opgenomen. Hiermee maakt u opnamen waarin contrast en kleurverzadiging worden benadrukt, zodat er levendige kleuren ontstaan. Hiermee maakt u opnamen waarin contrast en kleurverzadiging worden afgezwakt, zodat er neutrale tinten ontstaan. Hiermee legt u onderwerpen vast met vervaagde omtrekken.
Sepia
Hiermee maakt u opnamen in sepiatonen.
Zwart/Wit
Hiermee maakt u zwart-witopnamen.
Custom Effect*
U kunt het contrast, de scherpte en de kleurverzadiging instellen.
, Alleen de modi
en
1, 3 2 1 Druk op de knop FUNC. 2 Selecteer * (Effect uit) met de pijl S of T en selecteer de gewenste instelling met de pijl W of X.
* De huidige instelling wordt weergegeven. Wanneer is geselecteerd: z Er verschijnt een scherm voor het instellen van het contrast, de scherpte en de kleurverzadiging wanneer u op de knop SET drukt. Selecteer de optie die u wilt instellen met de pijl S of T, stel deze in met de pijl W of X en druk op de knop SET. 6. Opnamen maken - geavanceerde functies
85
Auto Exposure Bracketing (AEB) z U kunt direct na het selecteren van instellingen een opname maken door op de sluiterknop te drukken. Na de opname wordt het menu opnieuw weergegeven, zodat u de instellingen eenvoudig kunt wijzigen. Contrast z Met deze functie past u de mate van helderheid aan. z Selecteer - (zwak), 0 (neutraal) of + (sterk). Scherpte z Met deze functie bepaalt u hoe scherp omtrekken worden gedefinieerd. z Selecteer - (zwak), 0 (neutraal) of + (sterk). Verzadiging z Met deze functie past u de kleurdiepte aan. z Selecteer - (zwak), 0 (neutraal) of + (sterk).
3 Druk op de knop FUNC.
De witbalans kan niet worden ingesteld wanneer de modus (Sepia) of (Zwart/Wit) is geselecteerd.
Programmakeuzeknop
In deze modus wijzigt de camera automatisch de belichting binnen een ingesteld bereik en worden drie opnamen gemaakt nadat u één keer op de sluiterknop hebt gedrukt. U kunt de AEB-instellingen aanpassen in stappen van 1/3 in het bereik van -2 tot en met +2 van de standaardbelichtingsinstelling. U kunt de AEB-instellingen combineren met instellingen voor belichtingscompensatie (p. 80) om het aanpassingsbereik uit te breiden. De beelden worden vastgelegd in de volgorde: standaardbelichting, onderbelichting en overbelichting.
1, 4 2, 3 1 Druk op de knop FUNC.
86
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
BKT-Focus
2 Selecteer
* (BKT-Uit) met de pijl S of T.
Programmakeuzeknop
* De huidige instelling wordt weergegeven.
U kunt drie opnamen maken als de scherpstelling automatisch wordt aangepast tijdens het fotograferen met handmatige scherpstelling.
3 Selecteer
(AEB), druk op de knop SET en pas het compensatiebereik aan met de pijl W of X.
z Gebruik X om het bereik uit te breiden en W om het te verkleinen. z U kunt direct na het selecteren van instellingen een opname maken door op de sluiterknop te drukken. Na de opname wordt het menu opnieuw weergegeven, zodat u de instellingen eenvoudig kunt wijzigen.
4 Druk op de knop FUNC. z Selecteer annuleren.
(BKT-Uit) in stap 3 om de AEB-modus te
U kunt kiezen uit een klein, normaal of groot bereik. Beelden worden vastgelegd terwijl de scherpstellingspositie met deze volgorde wordt aangepast: huidige positie, terug en vooruit.
1, 4 2, 3 1 Druk op de knop FUNC.
U kunt de modus Reeksopnamen (AEB) niet gebruiken voor opnamen die met de flitser worden gemaakt. Als de flitser wordt gebruikt, wordt slechts één opname vastgelegd. 6. Opnamen maken - geavanceerde functies
87
2 Selecteer
* (BKTUit) met de pijl S of T, selecteer (BKT-Focus) met de pijl W of X en druk op de knop SET. * De huidige instelling wordt weergegeven.
3 Selecteer een bereik met de pijl W of X.
z Gebruik X om het bereik uit te breiden en W om het te verkleinen. z U kunt direct na het selecteren van instellingen een opname maken door op de sluiterknop te drukken. Na de opname wordt het menu opnieuw weergegeven, zodat u de instellingen eenvoudig kunt wijzigen.
4 Druk op de knop FUNC. en maak de opname met de handmatige scherpstelling (p. 98).
88
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
z Selecteer (BKT-Uit) in stap 2 om de modus BKTFocus te annuleren. De modus BKT-Focus is niet beschikbaar wanneer u opnamen maakt met de flitser. Als de flitser is ingeschakeld, wordt de camera automatisch in de stand voor één opname geplaatst.
De ingestelde belichting vergrendelen (AE lock) z Zie Een AF-frame selecteren (p. 76) z Zie Verschillende methoden voor lichtmeting gebruiken (p. 78)
Programmakeuzeknop
U kunt de belichting en de scherpstelling afzonderlijk instellen. Dit is handig wanneer het contrast tussen het onderwerp en de achtergrond te groot is of wanneer het onderwerp van achteren wordt belicht. U moet de flitser instellen op . De automatische belichting kan niet worden vergrendeld als de flitser wordt gebruikt.
1, 2 2
2 Druk de sluiterknop half in en druk gelijktijdig op de knop .
z De ingestelde belichting wordt vergrendeld en het pictogram wordt op AE lock het LCD-scherm (belichtingsvergrendeling) weergegeven. z Als u een andere knop dan de multifunctionele keuzeknop gebruikt, wordt de belichtingsvergrendeling geannuleerd.
3 Bepaal het beeld opnieuw en maak de opname.
De camera stelt scherp op het onderwerp in het AF-frame.
1 Stel het AF-frame of het spotmetingframe
scherp op het onderwerp waarvoor u de belichtingsinstelling wilt vergrendelen en druk de sluiterknop half in.
De automatisch geselecteerde combinaties van sluitertijden en diafragmawaarden kunt u naar believen wijzigen, zonder dat de belichting wordt veranderd. Dit doet u als volgt: 1. Zet de programmakeuzeknop in de stand , of . 6. Opnamen maken - geavanceerde functies
89
De ingestelde flitsbelichting vergrendelen (flitsbelichtingsvergrendeling) 2. Stel scherp op het onderwerp waarvan u de belichting wilt vergrendelen en druk de sluiterknop half in. 3. Druk op de knop . De ingestelde belichting wordt vergrendeld en het pictogram wordt weergegeven op het LCD-scherm. 4. Druk op de pijl W of X totdat de gewenste sluitertijd of diafragmawaarde wordt weergegeven. 5. Bepaal het beeld opnieuw en maak de opname. De instelling wordt geannuleerd als de opname is gemaakt.
Programmakeuzeknop
U kunt ongeacht de positie van het onderwerp in de compositie de juiste belichting instellen.
1
2
3 1 Druk op de knop
en stel de flitser in op (flitser aan) (p. 38).
2 Stel het AF-frame of het spotmetingframe scherp op het onderwerp waarvoor u de flitsbelichting wilt vergrendelen en druk de sluiterknop half in.
90
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
Instellingen voor de flitser kiezen
3 Druk de sluiterknop half in en druk gelijktijdig op de knop
Programmakeuzeknop
.
z De ingestelde flitserbelichting wordt vergrendeld en het pictogram wordt op het LCD-scherm weergegeven. z De flitser maakt een proefflits en de flitserbelichting wordt vergrendeld op de benodigde sterkte om het onderwerp te verlichten. z Telkens als u op de knop drukt, maakt de flitser een proefflits en wordt de belichting vergrendeld op de benodigde sterkte voor de compositie. z Als u een andere knop dan de multifunctionele keuzeknop gebruikt, wordt de flitsbelichtingsvergrendeling geannuleerd.
4 Bepaal het beeld opnieuw en maak de opname.
Het vergrendelen van de flitsbelichting is niet beschikbaar wanneer [Flits instel.] is ingesteld op [Handmatig].
De flitser wordt geactiveerd met automatische flitserinstellingen (behalve in de modus M), maar het is mogelijk de flitser zo in te stellen dat deze zonder aanpassingen flitst (u kunt [Flits output] instellen).
1, 2 1, 2 1 Selecteer [Flits
instel.] in het menu [ (Opname)]. z Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 63).
2 Selecteer [Automatisch] of [Handmatig] met de pijl W of X en druk op de knop MENU. 6. Opnamen maken - geavanceerde functies
91
Flitserinstelling/Flitsintensiteit instellen Programmakeuzeknop
Flits instel.
Flitsintensiteit
zWanneer [Flits instel.] is ingesteld op [Automatisch], kunt u de instellingen aanpassen met stappen van 1/3 in het bereik van –2 tot en met +2. zU kunt foto's maken met de flitser en belichtingsaanpassing door ook de functie voor belichtingscompensatie van de camera te gebruiken. zWanneer u opnamen maakt in de modus M of met de optie [Flits instel.] ingesteld op [Handmatig], kunt u de flitsintensiteit in drie stappen regelen.
2 Selecteer
(+/(Flitser) of Flits output) met de pijl S of T.
3 Pas de compensatie aan met de pijl W of X.
Bijvoorbeeld: [Flits instel.] is ingesteld op [Automatisch]
z U kunt direct na het selecteren van instellingen een opname Bijvoorbeeld: [Flits instel.] is ingesteld op [Handmatig] maken door op de sluiterknop te drukken. Na de opname wordt het menu opnieuw weergegeven, zodat u de instellingen eenvoudig kunt wijzigen.
4 Druk op de knop FUNC. 1, 4 1 Druk op de knop FUNC. 92
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
2, 3
Instellen op welk moment de flitser wordt gebruikt Programmakeuzeknop
1e gordijn
De flitser wordt geactiveerd nadat de sluiter is geopend, ongeacht de sluitertijd. Meestal wordt deze instelling gebruikt bij het maken van opnamen.
2e gordijn
De flitser wordt geactiveerd voordat de sluiter wordt gesloten, ongeacht de sluitertijd. In vergelijking met de optie 1e gordijn wordt de flitser later geactiveerd, waardoor u foto's kunt maken waarin de achterlampen van een auto bijvoorbeeld achter de auto lijken te zijn geplaatst.
1, 2 1, 2 1 Selecteer [Flits
Sync] in het menu [ (Opname)]. z Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 63).
2 Selecteer [1e Opname met de instelling 1e gordijn
Opname met de instelling 2e gordijn
gordijn] of [2e gordijn] met de pijl W of X en druk op de knop MENU.
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
93
Met vaste intervallen opnamen maken (Interval)
1 Selecteer [Interval]
Programmakeuzeknop
U kunt automatisch opnamen maken met een vooraf ingesteld interval. Deze functie is handig om vanuit een vast punt opnamen te maken van bijvoorbeeld dieren of bloemen die open gaan. Het interval kunt u instellen tussen 1 en 60 minuten en het aantal beelden tussen 2 en 100. Aangezien de camera hierbij gedurende langere tijd continu opnamen kan maken, is het raadzaam de voedingsadapterset ACK700 (apart verkrijgbaar) te gebruiken (p. 148).
5 1, 2, 3 1, 4 1 94
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
in het menu [ (Opname)] en druk op de knop SET. z Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 63).
2 Selecteer een
intervaltijd met de pijl W of X. z Als u continu op de pijl W of X drukt, wordt de intervaltijd gewijzigd in eenheden van 5 minuten per keer.
3 Druk op de pijl T en selecteer het aantal opnamen met de pijl W of X.
z Als u continu op de pijl W of X drukt, wordt het aantal opnamen gewijzigd in eenheden van 5 minuten per keer. z Het maximum aantal opnamen* is afhankelijk van de resterende capaciteit op de CF-kaart. * In sommige gevallen kan het werkelijke maximum aantal opnamen kleiner zijn dan het weergegeven aantal.
4 Druk op de knop SET. z Het menuscherm wordt gesloten en Int. wordt weergegeven rechtsonder op het LCD-scherm.
5 Druk op de sluiterknop.
z De eerste opname wordt gemaakt, waarna de intervalfunctie actief is en er volgens de opgegeven instellingen verdere opnamen worden gemaakt. z Als het ingestelde aantal opnamen is gemaakt, wordt de camera automatisch uitgeschakeld, ongeacht de instellingen van de energiebesparingsfunctie. z Als de onderstaande handelingen worden uitgevoerd terwijl de intervalfunctie actief is, wordt de functie afgebroken: - Draaien aan de programmakeuzeknop terwijl de camera gereed is voor de volgende opname - Half indrukken van de sluiterknop terwijl de camera gereed is voor de volgende opname - Het klepje van de CF-kaartsleuf/batterijhouder openen - Overschakelen naar de afspeelmodus - De camera uitzetten
zBeelden worden direct na de opname niet weergegeven op het LCD-scherm. zDe lens blijft uitgetrokken totdat de volgende opname is gemaakt. zU kunt geen instellingen opgeven voor automatisch belichtingsbereik en BKT-Focus. zIntervalopnamen zijn niet beschikbaar als de datum en tijd niet zijn ingesteld. zContinu-opnamen, de modus Reeksopnamen (AEB) en de modus BKT-Focus zijn niet beschikbaar. De zelfontspanner kan alleen voor de eerste opname in de reeks worden gebruikt.
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
95
Onderwerpen die problemen opleveren voor de autofocus De autofocus werkt mogelijk niet goed voor de volgende onderwerptypen: z Onderwerpen met zeer weinig contrast ten opzichte van de omgeving z Onderwerpen met zowel dichtbijgelegen als verafgelegen objecten z Onderwerpen waarbij zeer heldere objecten in het midden staan z Onderwerpen die snel bewegen z Wanneer u opnamen maakt door glas, houdt u de camera zo dicht mogelijk bij het glas om weerspiegelingen van het glas te voorkomen. z Onderwerpen met horizontale strepen Als u opnamen wilt maken van dergelijke onderwerpen, richt u de camera eerst op een object dat zich op dezelfde afstand bevindt, vergrendelt u de scherpstelling en neemt u het gewenste onderwerp opnieuw in beeld of stelt u de scherpstelling handmatig in of gebruikt u AF lock.
Opnamen maken met vergrendelde focus Programmakeuzeknop
1
2, 3
1 Richt het AF-frame op een object dat zich op dezelfde afstand bevindt als het onderwerp waarvan u een opname wilt maken.
2 Druk de sluiterknop half in om de scherpstelling te vergrendelen.
z Als u dit doet, wordt de AE-instelling ook vergrendeld. De belichting kan soms onjuist zijn als het verschil tussen de twee items te groot is. Gebruik AF lock of AE lock wanneer dit gebeurt.
3 Houd de knop ingedrukt terwijl u de
opname opnieuw in beeld neemt en druk de sluiterknop volledig in om de opname te maken.
96
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
3 Neem de opname opnieuw in beeld en
Opnamen maken met AF lock
druk de sluiterknop volledig in om de opname te maken.
Programmakeuzeknop
1
2, 3
2
Het voordeel van AF lock is dat u de sluiterknop kunt loslaten om het beeld opnieuw samen te stellen. Daarnaast kunt u direct de volgende opname maken met dezelfde scherpstelpositie, omdat de scherpstelling op dezelfde positie blijft vergrendeld, zelfs wanneer de opname al is gemaakt.
1 Richt het AF-frame op een object dat zich op dezelfde afstand bevindt als het onderwerp waarvan u een opname wilt maken.
2 Houd de sluiterknop half ingedrukt en druk op de knop MF.
z wordt weergegeven op het LCD-scherm. z De scherpstelling blijft vergrendeld, zelfs wanneer u de sluiterknop en de knop MF loslaat. z Als u nogmaals op de knop MF drukt, wordt de handmatige scherpstelling geannuleerd. 6. Opnamen maken - geavanceerde functies
97
Opnamen maken met handmatige scherpstelling Programmakeuzeknop
U kunt de camera handmatig scherpstellen.
2 1
1
ingedrukt en druk vervolgens op de pijl S of T.
98
2 Druk de sluiterknop volledig in om de opname te maken.
1 Houd de knop MF
z De focus wordt vastgezet, en het pictogram en de indicator voor handmatige focus worden weergegeven op het LCD-scherm.
z Als de optie [MF-Punt Zoom] in het menu [ (Opname)] is ingesteld op [Aan], wordt het gedeelte van het beeld in het frame vergroot weergegeven.*1 * Dit geldt echter niet in de modus , wanneer de digitale zoom is geactiveerd of wanneer de beelden worden weergegeven op een televisie. *1Kan ook zo worden ingesteld dat het beeld niet vergroot wordt weergegeven (p. 67). z De cijfers van de MF-aanduiding zijn bij benadering. Gebruik deze alleen als leidraad bij uw opnamen. z Pas de scherpstelling aan met de pijl S of T totdat het beeld scherp is. z Als u nogmaals op de knop MF drukt, wordt de handmatige scherpstelling geannuleerd.
MF-aanduiding
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
De handmatige scherpstelling gebruiken in combinatie met de autofocus Programmakeuzeknop
De camera zoekt automatisch naar een beter scherpstellingspunt ten opzichte van de huidige, handmatig scherpgestelde positie.
3 1
3 Druk de sluiterknop volledig in om de opname te maken.
Het AF-frame kan niet worden ingesteld wanneer u de handmatige scherpstelling gebruikt. Annuleer de handmatige scherpstelling en wijzig vervolgens het AF-frame. U kunt de weergegeven maateenheden van de MF-aanduiding wijzigen (p. 69).
1 2
1 Stel scherp met de handmatige scherpstelling.
2 Druk op de knop SET. z De camera zoekt automatisch naar een beter scherpstellingspunt in de buurt van het huidige scherpstellingspunt.
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
99
Aangepaste instellingen opslaan
1
Programmakeuzeknop
Opnamemethoden die u regelmatig gebruikt en diverse opname-instellingen kunt u opslaan in de modus (Custom). U kunt dan foto's maken met eerder opgeslagen instellingen door de programmakeuzeknop in de modus te draaien. Instellingen die meestal worden vergeten wanneer u de opnamemethode wijzigt of wanneer u de camera uitzet (zoals de methode Continu-opname en Zelfontspanner) worden ook opgeslagen.
3, 4 3, 5 1 Draai de programmakeuzeknop naar ,
,
of
,
.
z Wanneer u deels gewijzigde instellingen opnieuw wilt opslaan (behalve de opnamemethode) die eerder in de modus zijn opgeslagen, selecteert u in stap 1.
2 Selecteer de instellingen die u wilt opslaan.
Instellingen die kunnen worden opgeslagen in de modus z Opnamemethode ( , , , ) z Opties die kunnen worden ingesteld in de methoden , , en (p. 174) z Instellingen in het menu Opname z Zoomlocatie z Locatie van handmatige scherpstelling 100
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
3 Selecteer [Opslaan] in het menu [ (Opname)] en druk op de knop SET.
z Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 63).
4 Selecteer [OK] en druk op de knop SET. 5 Druk op de knop MENU. De opgeslagen instellingen zijn niet van invloed op andere opnamemethoden. U kunt opgeslagen instellingen herstellen (p. 71).
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
101
7. Afspelen - geavanceerde functies
Beelden op het scherm roteren
Op het LCD-scherm kunt u beelden 90º en 270º met de klok mee roteren. Origineel
90°
270°
2 Selecteer een beeld
dat u wilt roteren met de pijl W of X en druk op de knop SET. z Telkens als u op de knop SET drukt, wordt het beeld gedraaid (90º 270° oorspronkelijke stand).
3 Druk op de knop MENU. 1, 2 1, 2 1, 3 1 Selecteer [Roteren]
in het [ (Keuzemenu)] en druk op de knop SET. z Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 63).
102
7. Afspelen - geavanceerde functies
z Het Keuzemenu wordt weer weergegeven. Druk opnieuw op de knop MENU om het menu te sluiten. zFilms kunnen niet worden geroteerd. zAls beelden naar een computer worden gedownload, is de stand van beelden die door de camera zijn gedraaid, afhankelijk van de software waarmee de beelden worden gedownload. Beelden kunnen worden vergroot wanneer deze worden geroteerd (p. 43). Beelden die verticaal zijn gemaakt terwijl de functie Beeldomkeren (p. 111) is ingeschakeld, worden automatisch in de verticale positie gedraaid als ze op het LCD-scherm worden weergegeven.
Geluidsmemo's toevoegen aan beelden In de afspeelmodus (waaronder de enkelvoudige weergave, de indexweergave, de vergrotingsweergave en de weergave direct na het maken van opnamen in de opnamemodus) kunt u geluidsmemo's (maximaal 60 seconden) toevoegen aan een beeld. De geluidsgegevens worden opgeslagen in de WAVE-indeling.
2 1 1 Druk op de knop
2 terwijl u de beelden
weergeeft.
z Het geluidsmemoscherm wordt weergegeven.
2 Selecteer
resterende tijd worden weergegeven. Spreek in de microfoon van de camera. z Als u de opname wilt stoppen, drukt u op de knop SET. Als u de opname opnieuw wilt starten, drukt u nogmaals op de knop SET. z U kunt doorgaan met het toevoegen van geluidsmemo's totdat de totale tijd 60 seconden bedraagt. Geluidsmemo's afspelen z Selecteer . Beelden met geluidsmemo's worden weergegeven met de markering (maar worden niet weergegeven in de weergavemodus Geen informatie). Als u het afspelen wilt stoppen, drukt u op de knop SET. Als u het afspelen opnieuw wilt starten, drukt u nogmaals op de knop SET. U kunt het volume aanpassen met de pijl S of T. Geluidsmemo's verwijderen z Controleer of wordt weergegeven en selecteer
.
Het menu Geluidsmemo's sluiten z Druk op de knop .
met de pijl W of X en druk op de knop SET. z De opname begint en de verstreken tijd en de Geluidsmemoscherm
7. Afspelen - geavanceerde functies
103
Beelden automatisch weergeven (diashow) zU kunt geen geluidsmemo's toevoegen aan films. zU kunt geen geluidsmemo's opnemen of afspelen voor beelden waaraan een incompatibel geluidsbestand is gekoppeld. Als u probeert dergelijke beelden op te nemen of af te spelen, wordt het bericht "Onjuist WAVE formaat" weergegeven. Incompatibele geluidsbestanden kunt u wissen met deze camera. zU kunt geen geluidsmemo's voor beveiligde beelden wissen (p. 108).
De beeldinstellingen voor diashows zijn gebaseerd op DPOF-standaarden (p. 127).
Een diapresentatie starten Alle beelden of een selectie daarvan, kunnen één voor één worden weergegeven in een automatische diashow. Alle beelden
Alle beelden op de CF-kaart in een bepaalde volgorde afspelen
Diashow 1 - 3
De geselecteerde beelden voor elke presentatie op volgorde afspelen (p. 105)
U kunt het volume aanpassen in het menu Instellen (p. 68). Als u [Mute] instelt op [Aan] in het menu Instellen, is het geluid uitgeschakeld. U kunt het geluid echter weer inschakelen en het volume aanpassen door op de pijl S of T te drukken.
1 Selecteer [Diashow] in het [ (Keuzemenu)] en druk op de knop SET.
z Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 63). 104
7. Afspelen - geavanceerde functies
1, 3 1, 2, 3 1, 4
2 Selecteer
[Programma] met de pijl S of T en selecteer [Alle beelden] of [Show 1]-[Show 3] met de pijl W of X.
3 Selecteer [Start] met de pijl S of T en druk op de knop SET.
4 Druk op de knop MENU als de diashow is afgelopen.
Het menu Diashow wordt weer weergegeven. Druk opnieuw op de knop MENU om het menu te sluiten. De afspeeltijd van filmbeelden is gelijk aan de opnametijd en is onafhankelijk van de tijd die is ingesteld bij de instellingen voor een diashow. De energiebesparingsfunctie is uitgeschakeld wanneer op de camera een diashow wordt afgespeeld (p. 109).
De presentatie wordt gestart en stopt automatisch na voltooiing.
Beelden selecteren voor diashows
Een diashow onderbreken en hervatten z Druk op de knop SET om de diashow te onderbreken. Druk opnieuw op deze knop om het afspelen te hervatten.
U kunt de beelden selecteren die u wilt opnemen in de diashows 1-3. Per presentatie kunt u maximaal 998 beelden selecteren. De beelden worden in de volgorde van selectie weergegeven.
Een diashow snel vooruit/achteruit afspelen z Gebruik de pijl W of X om naar het vorige of volgende beeld te gaan. Een diashow stoppen z Druk tijdens een diashow op de knop MENU om de presentatie te stoppen en het menu [Diashow] weer te geven.
2, 3, 4 3 1, 5 7. Afspelen - geavanceerde functies
105
1 Open het menu Diashow (p. 104). 2 Selecteer [Programma] met de pijl S of T en selecteer [Show 1], [Show 2] of [Show 3] met de pijl W of X.
z Er wordt een vinkje (3) weergegeven naast een presentatie die al beelden bevat.
3 Kies [Selectie] met de pijl S, T, W of X en druk op de knop SET.
4 Markeer de beelden die u in de presentatie wilt opnemen.
Enkelvoudige weergave z Bekijk de beelden met de pijl W of X en markeer of verwijder markeringen van beelden met de pijl S of T.
z Onder de geselecteerde beelden worden het selectienummer en een vinkje (3) weergegeven. Indexweergave z Druk de zoomknop in de richting van om druk op de knop om de indexweergave (3 beelden) te activeren. z Selecteer een beeld met de pijl W of X en markeer of verwijder markeringen van beelden met de pijl S of T. z Onder de geselecteerde beelden worden het selectienummer en een vinkje (3) weergegeven. z Wanneer u op de knop SET hebt gedrukt, kunt u alle beelden selecteren door [Markeer alles] te selecteren met de pijl S of T en nogmaals op de knop SET te drukken. U kunt de selectie van alle beelden ongedaan maken door [Wis alles] te selecteren. z U kunt beelden selecteren met de pijl W of X en de instellingen wijzigen met de pijl S of T wanneer u [Markeer alles] of [Wis alles] hebt geselecteerd.
5 Druk op de knop MENU.
z Het selectiescherm wordt gesloten.
106
7. Afspelen - geavanceerde functies
De instellingen voor afspeeltijd en herhalen aanpassen Speeltijd
Instellen hoe lang elk beeld in de diashow wordt weergegeven. De opties zijn: 3-10 seconden, 15 seconden, 30 seconden en handmatig.
Herhalen
Instellen of de diashow stopt wanneer alle beelden zijn weergegeven, of steeds opnieuw wordt afgespeeld.
2, 3, 4 2 1, 5 1 Open het menu Diashow (p. 104). 2 Selecteer [Stel in]
3 Selecteer [Speeltijd] of [Herhalen] met de pijl S of T.
4 Selecteer een
instelling met de pijl W of X.
Speeltijd z Selecteer een afspeeltijd. Herhalen z Selecteer [Aan] of [Uit].
5 Druk op de knop MENU. Het menu Instellen wordt gesloten. Voor sommige beelden kan het tijdsinterval enigszins afwijken. U kunt diashows eenvoudig op een computer bewerken met de meegeleverde software (ZoomBrowser EX of ImageBrowser).
met de pijl W of X en druk op de knop SET.
7. Afspelen - geavanceerde functies
107
Beelden beveiligen U kunt belangrijke beelden beveiligen, zodat ze niet per ongeluk worden gewist.
2
1 Selecteer [Beveilig] in het [ (Keuzemenu)] en druk op de knop SET.
z Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 63).
2 Selecteer een beeld
dat u wilt beveiligen met de pijl W of X en druk op de knop SET.
108
7. Afspelen - geavanceerde functies
1, 2 1, 2 1, 3
z Voor beveiligde beelden wordt het pictogram weergegeven. z Als u de beveiliging wilt verwijderen, klikt u (in de beveiligingsmodus) nogmaals op de knop SET. z Het selecteren van beelden wordt eenvoudiger als u met de zoomknop of de knop schakelt tussen de enkelvoudige weergave en de indexweergave.
3 Druk op de knop MENU.
Het beveiligingsvenster wordt gesloten. Bedenk dat bij het formatteren (initialiseren) van een CF-kaart alle gegevens op de kaart worden gewist, inclusief beveiligde beelden (p. 19) en andere soorten bestanden. Controleer de inhoud van een CF-kaart voordat u deze formatteert.
De energiebesparingsfunctie instellen De camera is voorzien van een energiebesparingsfunctie. Afhankelijk van de instelling van de energiebesparingsfunctie (p. 69) wordt de camera of het LCD-scherm mogelijk automatisch uitgeschakeld. z Automatisch Uit [Aan]: zOpnamemodus De camera wordt ongeveer drie minuten nadat er voor het laatst een functie is gebruikt, uitgeschakeld. Het LCD-scherm wordt ongeveer één minuut*1 nadat er voor het laatst een functie is gebruikt, uitgeschakeld, ook als [Automatisch Uit] op [Uit] is ingesteld. Druk op een van de cameraknoppen om het LCD-scherm weer in te schakelen. *1 Deze tijd kan worden gewijzigd. zAfspeelmodus De camera wordt ongeveer vijf minuten nadat er voor het laatst een functie is gebruikt, uitgeschakeld. zCamera is aangesloten op een printer: De camera wordt ongeveer vijf minuten nadat er voor het laatst een functie is gebruikt, uitgeschakeld. [Uit]: De energiebesparingsfunctie wordt niet geactiveerd. z Display uit (alleen opnamemodus) Het LCD-scherm wordt uitgeschakeld als de camera gedurende een bepaalde periode inactief is. U kunt de volgende tijdinstellingen selecteren: 10 sec./20 sec./ 30 sec./1 min.*2/2 min./3 min.
8. Camera-instellingen
Wanneer de functie [Automatisch Uit] wordt geactiveerd Zet de camera weer aan. Opnamemodus: sluit de lenskap en open deze daarna weer. Afspeelmodus/Camera is aangesloten op printer: druk op de knop (Afspelen). Wanneer de functie Display uit wordt geactiveerd Het LCD-scherm wordt geactiveerd wanneer u op een van de cameraknoppen drukt. Houd er rekening mee dat er voortdurend een minimale hoeveelheid energie wordt verbruikt, ook als de camera is uitgeschakeld door de energiebesparingsfunctie. De energiebesparingsfunctie is uitgeschakeld wanneer er een diashow wordt afgespeeld op de camera of tijdens een computerverbinding (p. 104, 117).
*2 Standaardinstelling
8. Camera-instellingen
109
3 Selecteer [Display uit] met de pijl S of T en selecteer een tijd met de pijl W of X.
1, 2, 3 1 1, 4 1 Selecteer
[Spaarstand] in het menu [ (Instellen)] en druk op de knop SET. z Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 63).
2 Selecteer
[Automatisch Uit] met de pijl S of T en selecteer [Aan] of [Uit] met de pijl W of X.
110
8. Camera-instellingen
4 Druk op de knop MENU.
De functie Beeldomkeren instellen
2 Selecteer [Aan] met de pijl W of X en
Programmakeuzeknop
druk op de knop MENU.
Deze camera is uitgerust met een intelligente sensor die de stand van een beeld herkent wanneer u de camera verticaal houdt. Het beeld wordt automatisch in de juiste stand gedraaid voor weergave op het scherm. U kunt deze functie in- of uitschakelen.
1, 2 1, 2 1 Selecteer
[Beeldomkeren] in het menu [ (Instellen)].
z Als deze functie is ingeschakeld, wordt rechtsboven in het LCD-scherm een pictogram weergegeven dat de stand van de camera aangeeft als de informatieweergave is ingeschakeld. : Normaal : Rechts is onder : Links is onder zDeze functie werkt mogelijk niet goed wanneer de camera recht omhoog of recht omlaag wijst. Controleer of het juiste pictogram (bijvoorbeeld ) voor de camerastand wordt weergegeven. Als dit niet het geval is, schakelt u de functie Beeldomkeren op [Uit] in. zZelfs als de functie Beeldomkeren is ingesteld op [Aan], is de afdrukstand van de beelden op de computer afhankelijk van de software die voor het downloaden is gebruikt.
z Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 63).
8. Camera-instellingen
111
De bestandsnummering opnieuw instellen Als u de camera verticaal houdt om een opname te maken, weet de intelligente sensor dat de bovenkant 'boven' is en de onderkant 'onder'. De instellingen voor witbalans en belichting worden dan aangepast voor verticale fotografie. Deze functie werkt onafhankelijk van de aan/uit-status van de functie Beeldomkeren.
Aan de beelden waarvan u een opname maakt, wordt automatisch een bestandsnummer toegewezen. U kunt bepalen hoe deze bestandsnummers worden toegewezen.
Aan
Telkens als een nieuwe CF-kaart wordt geplaatst, worden de bestandsnummers opnieuw ingesteld op het beginnummer (100-0001). Nieuwe beelden die worden vastgelegd op CFkaarten met bestaande bestanden, krijgen het eerste nummer dat beschikbaar is.
Uit
Het bestandsnummer van het laatste beeld dat is opgenomen, wordt onthouden, zodat beelden die op een nieuwe CF-kaart worden opgenomen met het volgende nummer beginnen.
1, 2 1, 2
112
8. Camera-instellingen
1 Selecteer [File No.
Reset] in het menu [ (Instellen)]. z Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 63).
2 Selecteer [Aan] met
De camera-instellingen aanpassen (instellingen voor Mijn camera) Met Mijn camera kunt u het opstartbeeld en -geluid, het werkgeluid, het sluitergeluid en het geluid van de zelfontspanner aanpassen. Elk menu bevat drie opties.
De instellingen voor Mijn camera wijzigen
de pijl W of X en druk op de knop MENU.
1, 2
Als u [File No. Reset] instelt op [Uit], voorkomt u dat er dubbele bestandsnamen ontstaan wanneer beelden in een computer worden geladen. Zie Beeldbestanden beheren (p. 162).
1, 3 1 Druk op de knop
MENU en druk twee keer op de pijl X. Het menu [ (Mijn camera)] wordt weergegeven.
8. Camera-instellingen
113
2 Selecteer een menuoptie met de pijl S of T en selecteer vervolgens de instellingen met de pijl W of X.
Met deze functie kunt u nieuwe instellingen vastleggen voor de opties en .
: Uit : Algemeen : Sciencefiction-thema : Vogelthema z U kunt de instellingen van de opties wijzigen (p. 70).
en
3 Druk op de knop MENU.
Het menu wordt gesloten en de instellingen worden geactiveerd. z In de opnamemodus kunt u het menu sluiten door de sluiterknop half in te drukken. Als u in stap 2 [Thema] selecteert, kunt u een consistent thema selecteren voor elke camerainstelling. Als [Mute] in het menu [ (Instellen)] is ingeschakeld, is het geluid uitgeschakeld, behalve voor het waarschuwingssignaal voor fouten, ongeacht de geselecteerde instellingen voor Mijn camera (p. 70). Het opstartscherm wordt weergegeven.
114
8. Camera-instellingen
De instellingen voor Mijn camera vastleggen
U kunt opgenomen beelden op de CF-kaart en nieuw opgenomen geluiden toevoegen aan de camera-instellingen. U kunt ook de bijgeleverde software gebruiken om beelden en geluiden van uw computer over te brengen naar de camera. U kunt instellingen opslaan voor de volgende onderdelen. · Opstartscherm
· Opstartgeluid
· Werkgeluid
· Geluid zelfontpanner
· Sluitergeluid Als u de standaardwaarden wilt herstellen van de instellingen voor Mijn camera, moet u een computer gebruiken. Gebruik het meegeleverde softwareprogramma (ZoomBrowser EX of ImageBrowser) om de standaardinstellingen voor uw camera over te brengen. U kunt de beelden en geluiden op de CF-kaart via de volgende procedures vastleggen op de camera:
1
Het menu voor het opstartbeeld of de geluidsopname wordt weergegeven.
1 Druk op de knop
2, 3, 5 5 2 4
om naar de afspeelmodus te gaan (p. 22).
2 Druk op de knop
MENU en druk twee keer op de pijl X. Het menu [ (Mijn camera)] wordt weergegeven.
3 Selecteer de menuoptie die u wilt vastleggen met de pijl S of T en selecteer met de pijl W of X. wordt weergegeven.
4 Druk op de knop DISPLAY.
of
Het opstartbeeld vastleggen z Selecteer het beeld dat u wilt vastleggen met de pijl W of X en druk op de knop SET. Het opstartgeluid, werkgeluid, geluid van de zelfontspanner en sluitergeluid vastleggen z Selecteer (Opnemen) met de pijl W of X en druk op de knop SET. z De opname wordt gestart en automatisch gestopt wanneer de tijd is overschreden. Opstartgeluid: 1 sec.
Werkgeluid: 0,3 sec.
Geluid van zelfontspanner: 2 sec. Sluitergeluid: 0,3 sec. z Selecteer
(Registreren) en druk op de knop SET.
5 Selecteer [OK] met de pijl W of X en druk op de knop SET.
8. Camera-instellingen
115
zDe volgende items kunnen niet worden geregistreerd als instellingen voor Mijn camera: - RAW-beelden - Films - Geluiden die zijn opgenomen met de functie Geluidsmemo (p. 103) zWanneer u nieuwe instellingen voor Mijn camera vastlegt, worden de vorige instellingen gewist. Bestandsindeling van instellingen voor Mijn camera De instellingen voor Mijn camera moeten zijn opgeslagen met een van de volgende bestandsindelingen. Beelden die met deze camera zijn vastgelegd op een CF-kaart kunnen altijd worden gebruikt voor Mijn camera, ongeacht de bestandsindeling (behalve RAW-beelden, films en geluiden die zijn opgenomen met de functie Geluids memo). z Opstartbeeld - Bestandsindeling voor JPEG (Base line JPEG) opnamen - Verhouding 4:2:0 of 4:2:2 - Beeldgrootte 320 x 240 pixels - Bestandsgrootte 20 kB of minder z Opstartgeluid, werkgeluid, geluid van de zelfontspanner en sluitergeluid - Opname-indeling WAVE (mono) - Kwantiseringsbit 8 bit 116
8. Camera-instellingen
- Frequentie - Opnametijd
Opstartgeluid
11,025 kHz en 8,000 kHz
11,025 kHz
8,000 kHz
1,0 sec. of minder
1,3 sec. of minder
Werkgeluid
0,3 sec. of minder
0,4 sec. of minder
Geluid zelftimer
2,0 sec. of minder
2,0 sec. of minder
Sluitergeluid
0,3 sec. of minder
0,4 sec. of minder
Met deze camera kunnen alleen de hierboven beschreven bestandsindelingen worden gebruikt. U kunt deze functie bijvoorbeeld gebruiken om 'Even lachen' op te nemen als geluid voor de zelfontspanner, zodat deze tekst wordt afgespeeld 2 seconden voordat de foto wordt gemaakt. U kunt ook vrolijke muziek opnemen om spontaan een lach op de gezichten van uw onderwerpen te toveren of om ze een passende houding te laten aannemen. Op deze manier kunt u uw persoonlijke camera-instellingen maken en toevoegen aan het venster Mijn camera. Zie de meegeleverde Canon Digital Camera Software Starter Guide Disk [Cd Startershandleiding voor Canon Digital Camera-software] voor meer informatie over het maken en toevoegen van bestanden met instellingen voor Mijn camera.
Beelden downloaden naar een computer De volgende methoden kunnen worden gebruikt om beelden die zijn opgenomen door de camera te downloaden naar een computer. Sommige methoden zijn niet van toepassing op alle besturingssystemen. Bovendien is het van de camera afhankelijk welke besturingssystemen worden ondersteund. Raadpleeg vooraf Systeemvereisten voor de computer (p. 118).
z Downloaden via een verbinding tussen een camera en een computer Windows Windows Windows Windows 98 ME 2000 XP
Mac OS 9
Mac OS X
z Nadat u de juiste software hebt geïnstalleerd, kunt u met deze methode beelden downloaden vanaf de computer. Zie De camera aansluiten op een computer (p. 118) en de afzonderlijke Canon Digital Camera Software Starter Guide Disk [Cd Startershandleiding voor Canon Digital Camera-software].
9. Extra voorzieningen
Windows Windows Windows Windows 98 ME 2000 XP z Nadat u de juiste software hebt geïnstalleerd, kunt u met deze methode beelden downloaden met behulp van de cameraknoppen. (Alleen voor de eerste download moeten de instellingen van de computer worden aangepast.) Zie De camera aansluiten op een computer (p. 118) en Beelden downloaden met de functie Verplaats (p. 122). Windows XP
Mac OS X
z Met deze methode kunt u beelden downloaden vanaf de computer zonder eerst software te hoeven installeren. Zie De camera aansluiten op een computer (p. 118) (er hoeft geen software te worden geïnstalleerd) en De camera aansluiten op een computer om beelden te downloaden zonder de software te installeren (p. 124).
z Rechtstreeks downloaden vanaf een CF-kaart Met deze methode kunt u beelden downloaden met behulp van een kaartadapter of kaartlezer. Zie Rechtstreeks downloaden vanaf een CF-kaart (p. 124). 9. Extra voorzieningen
117
De camera aansluiten op een computer Systeemvereisten voor de computer Installeer en gebruik de software op een computer die voldoet aan de onderstaande vereisten.
z Windows PowerShot S70 Alleen Windows 98 Tweede editie BesturingsWindows ME systeem Alleen Windows 2000 Service Pack 4 Windows XP (inclusief Service Pack 1) Een van de vermelde besturingssystemen moet vooraf Computermozijn geïnstalleerd op een computer met een ingebouwde del USB-poort. CPU Pentium-processor van 500 MHz of sneller Windows 98 Tweede editie/Windows ME: 128 MB of RAM meer Windows 2000/Windows XP: 256 MB of meer Interface USB zCanon-hulpprogramma's ZoomBrowser EX: 250 MB of meer (inclusief afdrukprogramma PhotoRecord) Ruimte op de PhotoStitch: 40 MB of meer vaste schijf zCanon Camera TWAIN-stuurprogramma: 25 MB of meer zCanon Camera WIA-stuurprogramma: 25 MB of meer 1024 x 768 pixels/Hoge kleuren (16 bits) of meer is Weergave vereist 118
9. Extra voorzieningen
PowerShot S60 Windows 98 (inclusief Tweede editie) Besturings- Windows ME systeem Windows 2000 Windows XP (inclusief Service Pack 1) Een van de vermelde besturingssystemen moet vooraf Computermozijn geïnstalleerd op een computer met een ingebouwde del USB-poort. Windows 98/Windows ME/Windows 2000: Pentiumprocessor van 150 MHz of sneller Windows XP: Pentium-processor van 300 MHz of sneller CPU Voor alle bovenstaande besturingssystemen: een Pentium-processor van 500 MHz of sneller wordt aanbevolen (voor het bewerken van films) Windows 98/Windows ME/Windows 2000: 64 MB of meer RAM Windows XP: 128 MB of meer Voor alle bovenstaande besturingssystemen: 128 MB of meer wordt aanbevolen (voor het bewerken van films) Interface USB zCanon-hulpprogramma's ZoomBrowser EX: 200 MB of meer (inclusief afdrukprogramma PhotoRecord) Ruimte op de PhotoStitch: 40 MB of meer vaste schijf zCanon Camera TWAIN-stuurprogramma: 25 MB of meer zCanon Camera WIA-stuurprogramma: 25 MB of meer 800 x 600 pixels/Hoge kleuren (16 bits) of meer is vereist Weergave 1024 x 768 pixels of meer wordt aanbevolen
z Macintosh PowerShot S70 BesturingsMac OS X (v10.1.5 - v10.3) systeem Een van de vermelde besturingssystemen moet vooraf Computermozijn geïnstalleerd op een computer met een ingebouwde del USB-poort. CPU PowerPC G3/G4/G5 RAM 256 MB of meer Interface USB zCanon-hulpprogramma's Ruimte op de ImageBrowser: 200 MB of meer vaste schijf PhotoStitch: 40 MB of meer 1024 x 768 pixels/32.000 kleuren of meer is vereist Weergave PowerShot S60 BesturingsMac OS 9.0 - 9.2, Mac OS X (v10.1/v10.2/v10.3) systeem Een van de vermelde besturingssystemen moet vooraf Computermozijn geïnstalleerd op een computer met een ingebouwde del USB-poort. CPU PowerPC Mac OS 9.0 - 9.2: minimaal 64 MB geheugen RAM Mac OS X (v10.1/v10.2/v10.3): 128 MB of meer Interface USB zCanon-hulpprogramma's Ruimte op de ImageBrowser: 120 MB of meer vaste schijf PhotoStitch: 30 MB of meer 800 x 600 pixels/32.000 kleuren of meer is vereist Weergave 1024 x 768 pixels of meer wordt aanbevolen
U moet de software en het stuurprogramma op de meegeleverde cd Canon Digital Camera Solution Disk installeren op de computer voordat u de camera aansluit op een computer. De camera werkt niet goed als u deze op de computer aansluit voordat u het stuurprogramma en de software hebt geïnstalleerd. Raadpleeg in dit geval het gedeelte Problemen oplossen in de Canon Digital Camera Software Starter Guide Disk [Cd Startershandleiding voor Canon Digital Camera-software]. U hoeft de camera of computer niet uit te zetten wanneer u een USB-kabel aansluit. Raadpleeg de computerhandleiding voor de locatie van de USB-poort. Wanneer u de camera wilt aansluiten op een computer, kunt u het beste gebruikmaken van een volledig opgeladen batterij of voedingsadapterset ACK700 (apart verkrijgbaar) (p. 14, p. 148). Niet alle procedures die worden uitgevoerd via een verbinding met een USB 2.0-compatibele kaart zijn getest.
9. Extra voorzieningen
119
1 Installeer het stuurprogramma en de
softwaretoepassingen op de cd Canon Digital Camera Solution Disk (alleen vóór eerste verbinding). z Zie de Canon Digital Camera Software Starter Guide Disk [Cd Startershandleiding voor Canon Digital Camera-software] voor de installatieprocedures. z Met een Macintosh is het vervolgens noodzakelijk om de ImageBrowser-instellingen voor automatisch starten in te stellen (alleen met PowerShot S70). Zie de Canon Digital Camera Software Starter Guide Disk [Cd Startershandleiding voor Canon Digital Camerasoftware].
DIGITAL-uitgang 1. Open het klepje van de aansluiting met uw vingernagel. 2. Druk de connector in de uitgang tot de connector vastklikt. Pak altijd de connector vast wanneer u de USBkabel uit de uitgang DIGITAL van de camera wilt verwijderen.
2 Gebruik de meegeleverde interfacekabel
om de USB-poort van de computer en de uitgang DIGITAL van de camera met elkaar te verbinden. USB-poort
Interfacekabel 120
9. Extra voorzieningen
Windows J Ga verder met stap 3 en 4 hieronder. Macintosh J Raadpleeg de Canon Digital Camera Software Starter Guide Disk [Cd Startershandleiding voor Canon Digital Camera-software] en download beelden.
3 Selecteer [Canon CameraWindow/
Canon-cameravenster] in het dialoogvenster dat wordt weergegeven op de computer en klik op [OK] (alleen de eerste keer).
Bijvoorbeeld PowerShot S70
In het geval van PowerShot S70 Als het dialoogvenster niet wordt weergegeven, klikt u op het menu [Start] en selecteert u [Programs/ Programma’s] of [All Programs/Alle programma’s], gevolgd door [Canon Utilities/Canonhulpprogramma’s], [Camera Window/Cameravenster] en [CameraWindow/Cameravenster].
Het venster aan de linkerzijde wordt weergegeven.
9. Extra voorzieningen
121
In het geval van PowerShot S60 Als het dialoogvenster niet wordt weergegeven, klikt u op het menu [Start] en selecteert u [Programs/ Programma’s] of [All Programs/Alle programma’s], gevolgd door [Canon Utilities/Canonhulpprogramma’s], [Camera Window/Cameravenster] en [CameraWindow - Set Auto-Launch/ Cameravenster - Automatisch starten instellen].
Klik in [CameraWindow-Set Auto-Launch/ Cameravenster-Automatisch starten instellen] op [Set/Instellen] (alleen de eerste keer).
z Beelden downloaden met de software en een computer: J Zie de Canon Digital Camera Software Starter Guide Disk [Cd Startershandleiding voor Canon Digital Camera-software]. z De camera gebruiken om beelden te downloaden (functie Verplaats): J Zie Beelden downloaden met de functie Verplaats.
Beelden downloaden met de functie Verplaats Gebruik deze methode om beelden te downloaden vanaf de camera. Installeer de meegeleverde software en pas de instellingen van de computer aan voordat u deze methode voor het eerst gebruikt (p. 118). Hiermee brengt u alle beelden over naar de computer. Nieuwe Hiermee brengt u alleen de beelden over die nog beelden niet eerder zijn overgebracht naar de computer. Hiermee brengt u alleen de beelden over met Verplaats instellingen voor DPOF-transmissievolgorde DPOF beeld (p. 134). Hiermee brengt u afzonderlijke beelden over naar Select & de computer door deze te selecteren wanneer u verplaats ze weergeeft. Hiermee brengt u afzonderlijke beelden over naar de computer door deze te selecteren wanneer u Wallpaper ze weergeeft. De overgebrachte beelden worden weergegeven op het bureaublad van de computer. Alle beelden
Het venster aan de linkerzijde wordt weergegeven.
122
9. Extra voorzieningen
1 Gebruik de meegeleverde interfacekabel
om de USB-poort van de computer en de uitgang DIGITAL van de camera met elkaar te verbinden. (Zie stap 2 op p. 120.)
2 Controleer of het
menu Verplaats wordt weergegeven op het LCD-scherm van de camera. z De knop licht blauw op. Menu Verplaats z Druk op de knop MENU als het menu Verplaats niet wordt weergegeven.
Alle beelden/Nieuwe beelden/Verplaats DPOF beeld
3 Gebruik S of T om , of te selecteren en druk op de knop .
z Als u de overdracht wilt stoppen, drukt u op de knop SET. z De beelden worden gedownload en het menu Verplaats wordt weer weergegeven.
Select & verplaats/Wallpaper
3 Gebruik S of T om
of te selecteren en druk op de knop de knop SET).
(of
4 Gebruik W of X om
beelden te selecteren om te downloaden en druk op de knop (of de knop SET). z De beelden worden gedownload. z De knop knippert blauw terwijl de beelden worden gedownload.
5 Druk op de knop MENU.
z Het menu Verplaats wordt weer weergegeven. U kunt alleen beelden met de JPEG-indeling downloaden als wallpaper voor de computer. Nadat de beelden zijn overgebracht, worden deze automatisch geconverteerd naar de BMP-indeling.
9. Extra voorzieningen
123
Tijdens het downloaden van beelden met [Alle beelden], [Nieuwe beelden] of [Verplaats DPOF beeld], knippert de knop niet blauw. De optie die is geselecteerd met de knop blijft zelfs bewaard als de camera wordt uitgeschakeld. De vorige instelling wordt van kracht wanneer het menu Verplaats de volgende keer wordt weergegeven. Wanneer de optie Select & Verplaats of Wallpaper het laatst was geselecteerd, wordt direct het scherm weergegeven waarop u beelden kunt selecteren.
2 Volg de instructies op het scherm om verder te gaan met downloaden.
Rechtstreeks downloaden vanaf een CF-kaart
1 Haal de CF-kaart uit de camera en plaats de kaart in een CF-kaartlezer die op de computer is aangesloten.
De camera aansluiten op een computer om beelden te downloaden zonder de software te installeren Als u Windows XP of Mac OS X (v10.1/v10.2/v10.3) gebruikt, kunt u met de software van deze besturingssystemen beelden downloaden zonder dat u de software op de cd Canon Digital Camera Solution Disk hoeft te installeren. Dit is handig als u beelden wilt downloaden naar een computer waarop de software niet is geïnstalleerd. Er gelden echter bepaalde beperkingen als u beelden op deze manier downloadt. Raadpleeg de brochure Voor gebruikers van Windows® XP en Mac OS X voor meer informatie.
1 Gebruik de meegeleverde interfacekabel
om de USB-poort van de computer en de uitgang DIGITAL van de camera met elkaar te verbinden. (Zie stap 2 op p. 120.)
124
9. Extra voorzieningen
z Als u een pc-kaartlezer of pc-kaartsleuf gebruikt, plaatst u eerst de CF-kaart in de (apart verkrijgbare) pc-kaartadapter en plaatst u vervolgens de adapter in de sleuf.
Beelden weergeven op een tv z Raadpleeg de handleiding van de kaartadapter of de kaartlezer voor informatie over de aansluiting tussen de computer en de kaartadapter of kaartlezer.
2 Dubbelklik op het pictogram van het
station waarin zich de CF-kaart bevindt. z Afhankelijk van het besturingssysteem wordt er automatisch een venster geopend.
De opnamen die u maakt, kunt u bekijken op een tv die is aangesloten via de meegeleverde AV-kabel AVC-DC300.
1 Schakel de camera (p. 21) en de tv uit. 2 Sluit de AV-kabel aan op de A/V uit aansluiting van de camera.
3 Kopieer de beelden van de CF-kaart naar de gewenste map op de vaste schijf.
z De beelden worden opgeslagen in mappen met de naam [xxx CANON] in de map [DCIM] (xxx staat voor een getal van drie cijfers tussen 100 en 998) (p. 162)).
3 Sluit de andere uiteinden van de
AV-kabel aan op de video- en audioingangen op de tv. Gele connector Naar de video-aansluiting Zwarte connector Naar de audioaansluiting
9. Extra voorzieningen
125
4 Zet de tv aan en selecteer het videokanaal.
5 Activeer de camera in de opnamemodus of afspeelmodus (p. 21).
z Het beeld wordt weergegeven op de tv. U kunt op de normale manier opnamen maken of afspelen. Wanneer de camera is aangesloten op een televisietoestel, worden er geen beelden weergegeven op het LCD-scherm. U kunt verschillende videosignalen kiezen (NTSC of PAL) voor verschillende landen. De standaardinstelling is afhankelijk van het land waarin u de camera hebt aangeschaft. NTSC: Japan, V.S., Canada, Taiwan, enzovoort. PAL: Europa, Azië (exclusief Taiwan), Oceanië, enzovoort. Als u het verkeerde videosysteem instelt, worden de beelden niet correct weergegeven. Bij een stereotelevisie kunt u de audioconnector op de linker- of rechteraudio-aansluiting aansluiten. Raadpleeg de handleiding van de tv voor meer informatie. U kunt geen tv gebruiken in de modus (Stitch Hulp).
126
9. Extra voorzieningen
Informatie over Printen U kunt opgenomen beelden met de camera op twee manieren printen. z U kunt beelden die zijn opgeslagen op de CF-kaart eenvoudig afdrukken door de camera aan te sluiten op een Direct Printvan de camera te drukken. compatibele printer*1 met een kabel en op de knop z U kunt ook aangeven welke beelden op de CF-kaart u wilt afdrukken en hoeveel exemplaren u wilt (afdrukinstellingen *2 volgens DPOF ). Vervolgens brengt u de CF-kaart naar een fotozaak die DPOF ondersteunt om ze later te laten afdrukken. *1 *2
Deze camera voldoet aan de industriestandaard PictBridge. U kunt de camera daarom naast Canon CP- en Bubble Jetprinters ook aansluiten op niet-Canon-compatibele PictBridge-printers en beelden afdrukken. DPOF (Digital Print Order Format)
In deze handleiding worden de DPOF-printinstellingen beschreven. Zie de meegeleverde Gebruikershandleiding voor Direct Print voor meer informatie over het afdrukken van beelden. Zie ook de handleiding van uw printer.
9. Extra voorzieningen
127
Printinstellingen (DPOF-printinstellingen) (p. 129) Beeldtransmissie-instellingen (DPOF-transmissievolgorde) (p. 134)
Direct Printcompatibele printers
Fotolaboratorium zCP-printer
zBubble Jet Printer zNiet-Canon compatibele PictBridge-printers
128
9. Extra voorzieningen
Direct Print-compatibele printers - Zie de Gebruikershandleiding voor Direct Print voor meer informatie. - Zie ook de handleiding van uw printer. Printers die kunnen worden gebruikt met deze camera Canon Direct Print-compatibele CP-printers - Zie het Systeemschema. Direct Print-compatibele Bubble Jet Printers - Ga naar de dichtstbijzijnde Canon-leverancier voor meer informatie.
Printinstellingen (DPOF-printinstellingen) Met de camera kunt u vooraf de beelden op een CF-kaart selecteren die u wilt printen en het aantal prints opgeven. Dit is zeer handig voor het verzenden van de beelden naar een fotozaak of voor het printen op een compatibele Direct Printprinter. Zie de Gebruikershandleiding voor Direct Print voor instructies over het selecteren van printinstellingen van de printer. zBeelden die door een andere DPOF-compatibele camera zijn voorzien van een printmarkering, worden weergegeven met de markering . Deze worden overschreven door de printmarkeringen die u met uw camera instelt. zDe uitvoer van sommige digitale printers of fotolaboratoria is niet altijd in overeenstemming met de opgegeven printinstellingen. zVoor films en beelden met RAW-indeling kunt u geen afdrukopties instellen.
De beelden selecteren die u wilt printen
3 1, 2, 3 1, 2, 3 1, 4 1 Selecteer [Print
Opties] in het menu [ (Afspelen)] en druk op de knop SET. z Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 63).
2 Selecteer
[Opdracht] met de pijl W of X en druk op de knop SET.
9. Extra voorzieningen
129
3 Selecteer de beelden die u wilt printen. Afzonderlijke beelden z Wanneer het printtype Aantal prints (p. 131) is ingesteld op [Standaard] of [Beide], selecteert u een beeld met de pijl W of X. U kunt het aantal exemplaren (maximaal 99) instellen dat u wilt printen met de pijl S of T. z Wanneer het printtype (p. 131) is ingesteld op [Index], selecteert u een beeld met de pijl W of X en markeert of verwijdert u markeringen van beelden met de pijl S of T. Er wordt een vinkje weergegeven bij het gemarkeerde beeld. z Op dezelfde wijze kunt u beelden selecteren in de indexweergave (drie beelden). Druk de zoomknop in de richting van of op de knop om te schakelen tussen de enkelvoudige weergave en de indexweergave.
130
9. Extra voorzieningen
Alle beelden op de CF-kaart z Druk de zoomknop in de richting van om druk op de knop om de indexweergave (3 beelden) te activeren. z U kunt instellen dat u één Aantal prints exemplaar van elk beeld wilt printen door op de knop SET te drukken en vervolgens [Markeer alles] te selecteren met de pijl S of T en nogmaals op de knop SET te drukken. z Wanneer het printtype is ingesteld op [Standaard] of [Beide], kunt u voor elk beeld een verschillend aantal prints instellen. Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de printinstellingen worden verwijderd. Lees stap 3 nogmaals voor aanwijzingen over het wijzigen van de instellingen. z U kunt alle instellingen annuleren door [Wis alles] te selecteren. z U kunt beelden selecteren met de pijl W of X en de instellingen wijzigen met de pijl S of T wanneer u [Markeer alles] of [Wis alles] hebt geselecteerd.
4 Druk op de knop MENU. De selectiemodus wordt uitgeschakeld en het menu [Print Opties] wordt weergegeven. Beelden worden in de volgorde van opnamedatum geprint, waarbij het oudste beeld als eerste en het nieuwste beeld als laatste wordt geprint. U kunt maximaal 998 beelden tegelijk markeren per CF-kaart. Wanneer het printtype is ingesteld op [Beide], kunt u het gewenste aantal exemplaren instellen. Is het printtype ingesteld op [Index], dan kan het aantal exemplaren niet worden ingesteld en wordt van elk beeld één exemplaar afgedrukt. U kunt ook printinstellingen aan beelden toewijzen met de meegeleverde software (ZoomBrowser EX of ImageBrowser) op een computer.
De afdrukstijl instellen U kunt de volgende printinstellingen selecteren.
Afdruktype
Standaard
Er wordt één beeld per pagina geprint
Index
De geselecteerde beelden worden verkleind als een index geprint
Beide
De beelden worden standaard en ook als index afgedrukt
Datum
De datum wordt op de print weergegeven.
File No.
Het bestandsnummer wordt op de print weergegeven.
9. Extra voorzieningen
131
3 Selecteer 1, 2, 3 1, 2 1, 4 1 Selecteer [Print
Opties] in het [ (Keuzemenu)] en druk op de knop SET. z Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 63).
2 Selecteer [Stel in]
met de pijl W of X en druk op de knop SET.
132
9. Extra voorzieningen
[Afdruktype], [Datum] of [File No.] met de pijl S of T en selecteer instellingen met de pijl W of X.
Afdruktype z Selecteer [Standaard], [Index] of [Beide]. Datum z Selecteer [Aan] of [Uit]. File No. z Selecteer [Aan] of [Uit].
4 Druk op de knop MENU. Het menu Instellen verdwijnt en het menu Print Opties wordt opnieuw weergegeven.
zWanneer [Afdruktype] is ingesteld op [Index], kunt u de opties [Datum] en [File No.] niet tegelijk instellen op [Aan]. zAls [Afdruktype] is ingesteld op [Beide] of [Standaard], kunnen [Datum] en [File No.] beide worden ingesteld op [Aan]. Wat kan worden afgedrukt, hangt echter af van de gebruikte printer.
De printinstellingen herstellen U kunt alle printinstellingen tegelijk verwijderen. Het printtype wordt dan ingesteld op [Standaard] en de opties voor de datum en het bestandsnummer worden ingesteld op [Uit].
1, 2, 3 1, 2, 3 1
De datum wordt geprint volgens de datum- en tijdnotatie die is ingesteld in het menu Stel Datum & Tijd in (p. 24).
1 Selecteer [Print
Opties] in het [ (Keuzemenu)] en druk op de knop SET. z Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 63).
9. Extra voorzieningen
133
2 Selecteer [Herstel]
met de pijl W of X en druk op de knop SET.
3 Selecteer [OK] met de pijl W of X en druk op de knop SET.
134
9. Extra voorzieningen
Beeldtransmissie-instellingen (DPOF-transmissievolgorde) U kunt de camera gebruiken om beeldinstellingen op te geven voordat u deze downloadt naar een computer. Raadpleeg de Canon Digital Camera Software Starter Guide Disk [Cd Startershandleiding voor Canon Digital Camera-software] voor instructies voor het verzenden van beelden naar uw computer. Als u echter een PowerShot S60 met Mac OS X gebruikt, kunnen beelden die zijn gemarkeerd voor verplaatsing niet samen in één batch naar de computer worden verplaatst. De gebruikte instellingen op de camera voldoen aan de DPOF-standaarden (Digital Print Order Format). Beelden die door een andere DPOF-compatibele camera zijn voorzien van een transmissiemarkering, worden weergegeven met de markering . Deze instellingen worden overschreven door de instellingen die u met uw camera opgeeft.
Beelden selecteren voor transmissie
3 1, 2, 3 1, 2, 3 1, 4 1 Selecteer [Volgorde] in het [ (Keuzemenu)] en druk op de knop SET.
z Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 63).
2 Selecteer
3 Beelden selecteren voor transmissie Afzonderlijke beelden z Selecteer beelden met de pijl W of X en markeer of verwijder markeringen van beelden met de pijl S of T. Er wordt een vinkje (3) weergegeven bij het gemarkeerde beeld. z Op dezelfde wijze kunt u beelden selecteren in de indexweergave (drie beelden). Druk de zoomknop in de richting van om te schakelen tussen de enkelvoudige weergave en de indexweergave. Alle beelden op een CF-kaart z Druk de zoomknop in de richting van om de indexweergave (3 beelden) te activeren.
[Opdracht] met de pijl W of X en druk op de knop SET. z Selecteer [Herstel] als u de beeldtransmissieinstellingen wilt annuleren. 9. Extra voorzieningen
135
z Druk op de knop SET en selecteer [Markeer alles] met de pijl S of T en druk vervolgens nogmaals op de knop SET om alle beelden te selecteren. z Als u [Wis alles] selecteert in plaats van [Markeer alles], kunt u alle markeringen van de beelden verwijderen. z U kunt beelden selecteren met de pijl W of X en de instellingen wijzigen met de pijl S of T wanneer u [Markeer alles] of [Wis alles] hebt geselecteerd.
4 Druk op de knop MENU.
De selectiemodus wordt uitgeschakeld en het menu Volgorde wordt opnieuw weergegeven. Beelden worden verzonden in de volgorde van de opnamedatum, van oud naar nieuw. U kunt maximaal 998 beelden tegelijk markeren per CF-kaart.
136
9. Extra voorzieningen
Overzicht van berichten
Bijlage
De volgende berichten kunnen op het LCD-scherm verschijnen. z Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor Direct Print voor berichten die mogelijk worden weergegeven wanneer er een printer is aangesloten. Bezig...
Het beeld wordt vastgelegd op of gelezen van de CF-kaart. De standaardwaarden van de camera en menu's worden hersteld.
Geen geheugenkaart
U hebt de camera ingeschakeld terwijl er geen CF-kaart is geïnstalleerd.
Kan niet opnemen
De opname kan niet worden vastgelegd omdat er geen CF-kaart is geïnstalleerd.
Geheugenkaart fout
Er is een fout gesignaleerd op de CF-kaart.
Geheugenkaart vol
CF-kaart is zo vol dat er geen beelden, beeldinstellingen (zoals diapresentaties of afdrukopties) of geluidsmemo's meer kunnen worden opgeslagen.
Fout in benaming.
Het bestand kon niet worden aangemaakt, omdat er een bestand is met dezelfde naam als de map die de camera probeert aan te maken of omdat het hoogste bestandsnummer is bereikt. Stel in het menu [Instellen] de optie [File No. Reset] in op [Aan]. Nadat u alle gewenste beelden op een computer hebt opgeslagen, formatteert u de CF-kaart (p. 19). Let erop dat door het formatteren alle beelden en andere gegevens worden gewist.
Vervang \ Verwissel accu
De batterij is niet voldoende geladen om met de camera te kunnen werken. Vervang de batterij of laad de batterij op.
Geen beeld.
Er zijn geen beelden vastgelegd op de CF-kaart.
Beeld te groot.
U probeerde een opname af te spelen die groter is dan 4064 x 3048 pixels.
Onjuiste JPEG-indeling
U probeerde een incompatibel JPEG-bestand af te spelen.
Corrupte data.
U probeerde een beeld met beschadigde gegevens af te spelen.
RAW
U probeerde een RAW-beeld af te spelen dat is vastgelegd met een incompatibele indeling.
Kan niet vergroten!
U probeerde een film of beeld te vergroten dat met een andere camera is gemaakt, in een andere indeling is opgenomen of op een computer is bewerkt. Bijlage
137
Kan niet roteren.
U probeerde een film of beeld te roteren dat met een andere camera is gemaakt, in een andere indeling is opgenomen of op een computer is bewerkt.
Onbekend beeld.
U wilt een beeld weergeven dat in een andere indeling is opgenomen (specifieke indeling van een camera van een andere fabrikant) of een filmclip die is opgenomen met een andere camera.
Onjuist WAVE formaat
De geluidsmemo's kunnen niet aan het beeld worden toegevoegd, omdat het beeld al geluid bevat in een incompatibele indeling.
Beveiligd!
U probeerde een beveiligd beeld of een beveiligde film te wissen.
Teveel markeringen.
Er zijn te veel beelden gemarkeerd met printinstellingen, transmissie-instellingen of instellingen voor een diashow. Er kunnen niet meer opdrachten worden verwerkt.
Niet selecteerbaar beeld.
U probeerde printopties in te stellen voor een bestand dat geen JPEG-bestand is.
Kan niet voltooien!
De afdrukopties of de instellingen voor de transmissie of diashow kunnen niet worden opgeslagen.
Kan beeld niet registreren
U hebt geprobeerd een beeld dat met een andere camera is opgenomen of dat is opgenomen in de RAW-indeling, vast te leggen als opstartbeeld.
Kan niet wijzigen!
U hebt geprobeerd een beeld op te slaan als RAW, maar het beeld is opgenomen met digitale zoom of is al opgenomen met de RAW-indeling.
138
Bijlage
Problemen oplossen Probleem
Oorzaak
Camera functioneert niet. De stroom is niet ingeschakeld. Het klepje van de CF-kaartsleuf / batterijhouder is geopend. Onvoldoende batterijspanning.
Camera kan niet opnemen.
Oplossing Schakel de camera in. Zie De camera aan- en uitzetten (p. 21) Controleer of het klepje van de CF-kaartsleuf en de batterijhouder goed is gesloten. zLaad de batterij volledig op voordat u deze in de camera plaatst. zGebruik de compacte voedingsadapter. Reinig de batterijpolen met een schone, droge doek.
Het contact tussen polen van de batterij en de camera is slecht. Camera staat in afspeelmodus of computer/printer- zGa naar de opnamemodus. modus. zZie Schakelen tussen opnemen en afspelen (p. 22). zTijdens een computer- of printerverbinding ontkoppelt u de interfacekabel voordat u de camera in de opnamemodus zet. Flitser wordt geladen ( knippert op LCD-scherm). Wacht tot niet meer knippert maar continu brandt (dit geeft aan dat de flitser is opgeladen) en druk vervolgens op de sluiterknop. CF-kaart is vol. zPlaats een nieuwe CF-kaart. zDownload de beelden desgewenst naar een computer en verwijder ze van de CF-kaart om ruimte te maken. CF-kaart is niet goed geformatteerd. zFormatteer de CF-kaart. Zie Een CF-kaart formatteren (p. 19). zAls opnieuw formatteren niet helpt, is de CF-kaart mogelijk beschadigd. Neem contact op met de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon Klantenservice.
Bijlage
139
Oorzaak
Oplossing
Kan niet weergeven.
Probleem
U hebt geprobeerd beelden die zijn opgenomen met een andere camera of beelden die zijn bewerkt op een computer af te spelen. Bestandsnaam is gewijzigd op een computer of bestandslocatie is gewijzigd.
Lens wordt niet ingetrokken.
Het klepje van de CF-kaartsleuf /batterijhouder is geopend terwijl camera is ingeschakeld. Klepje van de CF-kaartsleuf of batterijhouder is geopend tijdens het opnemen naar een CF-kaart (waarschuwingssignaal). Overgeschakeld van opnamemodus naar afspeelmodus. De polen van de batterij zijn vuil. De capaciteit van de batterij is afgenomen omdat deze minimaal een jaar niet is gebruikt na volledig te zijn opgeladen. De batterij kan niet meer worden opgeladen. Slecht elektrisch contact. De polen van de batterij zijn vuil. De levensduur van de batterij is overschreden. De verticale en horizontale stand van de camera is veranderd.
In sommige gevallen kunt u het beeld niet afspelen als u het met de meegeleverde software (ZoomBrowser EX of Image Browser) naar uw camera overbrengt. Stel de bestandsnaam of -locatie in op de bestandsindeling of -structuur van de camera. Zie Nummering van bestanden en mappen (p. 162) Sluit het klepje van de CF-kaartsleuf / batterijhouder en zet de camera uit. Sluit het klepje van de CF-kaartsleuf / batterijhouder en zet de camera uit.
De batterij is snel leeg
De batterij wordt niet opgeladen Er komt een geluid uit de camera.
140
Bijlage
De lens wordt in dit geval niet ingetrokken. Sluit de lenskap, zodat de lens kan worden ingetrokken. Reinig deze vóór gebruik met een droge doek. Vervang de batterij door een nieuwe.
Vervang de batterij door een nieuwe. Duw de stekker van de batterijlader stevig in het stopcontact. Reinig deze vóór het opladen met een droge doek. Vervang de batterij door een nieuwe. Het mechanisme voor het herkennen van de stand van de camera is aan het werk. Er is niets aan de hand met de camera.
Probleem
Oorzaak
Oplossing
zZorg dat u de camera niet beweegt tijdens het indrukken van de sluiterknop. zGebruik een statief en een lange sluitertijd wanneer de waarschuwing van bewegingsonscherpte wordt weergegeven. De autofocusfunctie heeft niet goed gefunctioneerd Zorg dat uw vingers of andere voorwerpen niet voor de hulpbelichting omdat de hulpbelichting van de autofocus was van de autofocus komen. geblokkeerd. Het AF-hulplicht is uitgeschakeld. Stel het AF-hulplicht in op [Aan]. Zie menu Opname (p. 67) Het onderwerp valt buiten het scherpstelbereik. zZorg dat de afstand tussen de cameralens en het onderwerp minimaal 44 cm is. zKies de modus (macro) als u close-ups wilt maken. Gebruik de maximale groothoek bij een afstand tussen 4 en 44 cm en de maximale telelens bij een afstand tussen 30 en 44 cm. Het onderwerp laat zich moeilijk scherpstellen. Gebruik de scherpstelvergrendeling of de handmatige scherpstelling om een opname te maken. Zie Onderwerpen die problemen opleveren voor de autofocus (p. 96). Onderwerp in het vastge- Er is onvoldoende licht voor het maken van een Stel de flitser in op Aan. legde beeld is te donker. opname. Onderwerp is erg donker ten opzichte van de ach- zStel de belichtingscompensatie in op een positieve waarde (+). tergrond. zGebruik AE lock (belichtingsvergrendeling) of spotmeting. Zie De ingestelde belichting vergrendelen (AE lock) (p. 89) en Verschillende methoden voor lichtmeting gebruiken (p. 78). Beeld is wazig of niet scherp.
U hebt de camera bewogen.
Bijlage
141
Probleem
Oorzaak
Oplossing
zGebruik de flitser voor opnamen binnen het volgende bereik: ISO 100 of equivalent: 55 cm tot 4,2 m vanaf het onderwerp bij de maximale groothoek en van 55 cm tot 2,0 m bij de maximale telelens. zVerhoog de ISO-waarde en maak de opname. Zie De ISO-waarde wijzigen (p. 84). Onderwerp in het vastge- Het onderwerp is te dichtbij, waardoor de flits te licht Pas de sterkte van de flitser aan met behulp van de belichtingscomlegde beeld is te licht. is. pensatie voor de flitser (p. 92). Het onderwerp is erg licht ten opzichte van de ach- zStel de belichtingscompensatie in op een negatieve waarde (-). tergrond. zGebruik AE lock (belichtingsvergrendeling) of spotmeting. Zie De ingestelde belichting vergrendelen (AE lock)(p. 89) en Verschillende methoden voor lichtmeting gebruiken (p. 78). Er valt rechtstreeks licht op het onderwerp of licht Wijzig de opnamehoek. reflecteert van het onderwerp in de camera. Flitser ingeschakeld Stel de flitser in op Uit. Er wordt een verticale Het onderwerp is te licht. Dit is een normaal verschijnsel bij apparaten met CCD's en wordt niet streep licht (rood, paars) veroorzaakt door een storing. (Deze rode lichtbalk wordt niet opgenoweergegeven op het men als u stilstaande opnamen maakt, maar wordt wel opgenomen LCD-scherm. als u films opneemt.) Er verschijnen witte stip- Het flitslicht wordt gereflecteerd door stofdeeltjes of Dit verschijnsel doet zich voor bij digitale camera's en wordt niet verpen of sterretjes op het insecten in de lucht. Dit gebeurt meestal in de vol- oorzaakt door een storing. beeld gende gevallen: zU maakt opnamen met een maximale groothoek. zU maakt opnamen met een hoge diafragmawaarde in de modus diafragmavoorkeuze AE. Flitser wordt niet geacti- De flitser is uitgeschakeld. Stel de flitser in op Aan. veerd. Onderwerp in het vastge- Het onderwerp is te ver weg voor de flitser. legde beeld is te donker.
142
Bijlage
Probleem Beeld wordt niet weergegeven op tv. De zoomfunctie werkt niet. Beelden worden langzaam van de CF-kaart gelezen. Opname van beelden op de CF-kaart duurt te lang.
Oorzaak
Oplossing
Onjuiste instelling van het videosysteem. Kies het juiste videosysteem, NTSC of PAL, voor uw tv (p. 69). Opnamemethode is ingesteld op (Stitch Hulp). Bij de methode (Stitch Hulp) worden beelden niet weergegeven op een tv-scherm. Maak de opname met een andere methode. U hebt de zoomknop bewogen tijdens het opnemen Wijzig de zoominstelling voordat u een film opneemt. van een film. CF-kaart is geformatteerd in een ander apparaat. Gebruik een CF-kaart die is geformatteerd met deze camera. Zie Een CF-kaart formatteren (p. 19).
Bijlage
143
De draadloze afstandsbediening gebruiken (apart verkrijgbaar) De batterij installeren Plaats vóór gebruik de batterij (CR2025) in de draadloze afstandsbediening WL-DC100 (apart verkrijgbaar).
De batterij verwijderen Als u de datumbatterij wilt verwijderen, trekt u deze in de richting van de pijl.
Waarschuwing Let erop dat u de batterij opbergt buiten het bereik van kinderen. Neem direct contact op met uw huisarts of het ziekenhuis als uw kind een batterij doorslikt. De vloeistof in de batterij kan de maag of ingewanden beschadigen.
1 Plaats uw vingertop op a
Opnemen/afspelen
en druk het palletje in de richting van de pijl, terwijl u een andere vingertop op b plaatst en de batterijhouder verwijdert.
2 Plaats de batterij in de
U kunt de draadloze afstandsbediening gebruiken om opnamen te maken of af te spelen. U kunt de draadloze afstandsbediening gebruiken op ongeveer vijf meter afstand van de afstandsbediening sensor aan de voorkant van de camera. Negatieve pool (-)
batterijhouder met de negatieve pool (-) naar boven. Plaats de batterijhouder vervolgens terug in de draadloze afstandsbediening.
144
Bijlage
Als u uw camera wegdoet, moet u eerst de datumbatterij verwijderen en inleveren bij het inzamelpunt voor chemisch afval van uw gemeente.
Sensor van afstandsbediening
Signaalzender van afstandsbediening
Opnamen maken Druk op de knop FUNC. van de camera. Selecteer * (Transportmodus) met de pijl S of T. Selecteer (afstandsbediening) met de pijl W of X. Druk op de knop FUNC. en maak de opname. * De huidige instelling wordt weergegeven.
zDruk op de sluiterknop. Het beeld wordt opgenomen nadat de tijdsduur die is ingesteld in [Zelftimer] in het opnamemenu is verstreken (0 seconden, 2 seconden of 10 seconden). zWanneer u herhaaldelijk op deze knop drukt, wordt de volgende modus voor het al dan niet weergeven van informatie gekozen. De zoomfunctie werkt niet.
Afspelen zHet vorige beeld weergeven zFilms afspelen
zBeelden weergeven in sets van negen (indexweergave)
zHet volgende beeld weergeven zIn de vergrotingsmodus kunt u met deze knoppen het vergrote gebied in het beeld verplaatsen. zIn de indexweergave kunt u met deze knoppen een ander beeld selecteren. zWanneer u herhaaldelijk op deze knop drukt, wordt de volgende modus voor het al dan niet weergeven van informatie gekozen. zU kunt kiezen voor een vergrotingsfactor van ongeveer 2,5, 5 en 10.
Het bereik van de afstandsbediening wordt kleiner onder de volgende omstandigheden: - Wanneer er sterk licht op de camera valt. - Wanneer de batterij bijna leeg is. De functies voor het bewerken en printen van films zijn niet beschikbaar. Bijlage
145
Conversielenzen gebruiken (apart verkrijgbaar) U kunt bij deze camera gebruikmaken van de apart verkrijgbare telelens TC-DC10. Als u deze lens wilt bevestigen, moet u ook de apart verkrijgbare lensadapter LA-DC10 gebruiken.
Waarschuwing z Wanneer u de telelens bevestigt, moet u deze goed vastdraaien. Als een lens losraakt, kan deze van de lensadapter vallen, waardoor u mogelijk verwondingen oploopt vanwege gebroken glas. z Kijk nooit via de telelens in de zon of in ander sterk licht. Dit kan tot blindheid of beschadiging van de ogen leiden.
zAls u de ingebouwde flitser gebruikt wanneer u opnamen maakt met de telelens, wordt het buitenste gebied van het vastgelegde beeld relatief donker. zWanneer u de telelens gebruikt, moet u de brandpuntafstand instellen op de maximale telestand. Als u andere zoominstellingen gebruikt, lijkt het alsof de hoeken van het beeld zijn afgeknipt. zU kunt de zoeker niet gebruiken als de conversielensadapter is bevestigd.
146
Bijlage
Deze telelens met een schroefdraaddiameter van 37 mm is bedoeld voor het maken van telelensopnamen. Met deze lens kunt u de brandpuntafstand van de cameralens wijzigen met de factor 2.
Telelens TC-DC10
U kunt geen filters bevestigen op de telelens.
Een lens bevestigen
1 Open de lenskap om de camera in te schakelen.
2 Houd de lensadapter recht voor de
camera en bevestig deze vervolgens in het schroefgat voor een statief.
a
b
c
3 Verplaats
in de richting van de pijl en plaats het in de zoeker zodat u een klik hoort.
z Als u de conversielensadapter wilt verwijderen, voert u de bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde uit.
4 Draai de telelens in de richting van de pijl om deze te bevestigen.
zU moet de camera nooit optillen bij een eventueel bevestigde lensadapter of telelens. De camera zou los kunnen laten en kapot kunnen vallen. zTer bescherming van de lens houdt u de lensadapter met een hand vast en schroeft u de lens met de andere hand vast op de adapter. zWanneer u deze accessoires gebruikt, moet u geen opnamen maken met de methode (Stitch Hulp). Hoewel u deze methode op de camera kunt selecteren, kunt u de PhotoStitch-software niet gebruiken voor het samenvoegen van de beelden op de computer. zVerwijder vóór gebruik al het stof en vuil van de conversielens met een lensblazer. Wanneer er vuil achterblijft op de lens, wordt hier mogelijk op scherpgesteld. zWees voorzichtig bij het vastpakken van de lenzen, zodat er geen vingerafdrukken op komen.
Bijlage
147
De voedingssets gebruiken (apart verkrijgbaar) Als u de camera tussen twee opnamesessies korte tijd wilt uitschakelen, hoeft u de bevestigde lens niet te verwijderen maar drukt u zacht tegen de lenskap. Als u de camera gedurende langere tijd niet gebruikt, verwijdert u de lens en sluit u de lenskap.
Voedingsadapterset Het is raadzaam om voedingsadapterset ACK700* (apart verkrijgbaar) te gebruiken, wanneer u de camera langere tijd gebruikt of wanneer de camera is aangesloten op een computer of een printer. *
Deze set bestaat uit de compacte voedingsadapter CA-PS700, gelijkstroomkoppeling DR-700 en een netsnoer.
1 Sluit de netvoedingskabel aan op de
compacte voedingsadapter(a) en steek de stekker in een stopcontact (b). Compacte voedingsadapter CA-PS700
148
Bijlage
Aansluiten op voeding
2 Sluit de DC-connector van de compacte voedingsadapter aan op de gelijkstroomkoppeling DR-700.
Gelijkstroomkoppeling DR-700
4 Houd het klepje van de
gelijkstroomkoppeling omlaag met behulp van de kabel en sluit het klepje van de CF-kaartsleuf/batterijhouder.
Klepje van gelijkstroomkoppeling
3 Open het klepje van de CF-kaartsleuf/
batterijhouder en plaats de gelijkstroomkoppeling zodanig dat deze wordt vergrendeld.
z Verwijder de netvoedingskabel na gebruik altijd uit de voeding en het stopcontact. zSchakel de camera altijd uit voordat u de compacte voedingsadapter aansluit of loskoppelt (p. 21). zWanneer u een andere adapter gebruikt dan voedingsadapterset ACK700, kan dat ervoor zorgen dat de camera of voedingsadapterset niet juist werkt.
Batterijvergrendeling
Bijlage
149
Een acculader gebruiken (apart verkrijgbaar) U kunt de acculader CBC-NB2 (afzonderlijk te koop) gebruiken om batterijen te laden via de aansluiting voor een sigarettenaansteker in een auto. Zorg er altijd voor dat de motor van de auto draait wanneer u de acculader gebruikt. Bij sommige auto’s kan de accu leeg raken als de motor niet draait. Koppel de acculader altijd los voordat u de motor uitzet.
1 Sluit de accukabel aan
op de aansluiting voor de sigarettenaansteker en op de batterijlader terwijl de motor draait.
2 Schuif de batterij
Naar de sigarettenaansteker
helemaal in de lader, zoals in het voorbeeld wordt weergegeven. Oplaadlampje
150
Bijlage
z Houd de pijl op de batterij in lijn met de pijl op de batterijlader om de batterij op de juiste manier in de lader te plaatsen. z Tijdens het opladen van de batterij brandt het oplaadindicatielampje rood. Als de batterij volledig is opgeladen, wordt het indicatielampje groen. z Nadat de batterij is opgeladen, koppelt u de kabel los van de aansluiting voor de sigarettenaansteker en verwijdert u de batterij. zWanneer u de motor afzet, stopt het opladen van de batterij. Zorg er daarom voor dat u de accukabel eerst loskoppelt van de aansluiting voor de sigarettenaansteker. zWacht tot de motor opnieuw draait, voordat u de accukabel aansluit op de aansluiting voor de sigarettenaansteker. zDe acculader kan alleen worden gebruikt in een auto die negatief is geaard. De acculader kan niet worden gebruikt in een auto die positief is geaard.
Onderhoud en verzorging van de camera Ga als volgt te werk om camerabehuizing, lens, zoeker, LCD-scherm en andere onderdelen te reinigen. Camerabehuizing Lens
Zoeker LCD-scherm
: Veeg de behuizing schoon met een zachte doek of een brillendoekje. : Gebruik eerst een lensblazer om stof en vuil te verwijderen en verwijder vervolgens het resterende vuil door de lens voorzichtig schoon te vegen met een zachte doek. z Gebruik nooit synthetische reinigingsmiddelen op de behuizing of de lens. Als er vuil blijft zitten, neemt u contact op met de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon Klantenservice die u kunt vinden in het aparte boekje van de Canon Klantenservice. : Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen. Wrijf eventueel hardnekkig vuil op de zoeker en het LCD-scherm voorzichtig weg met een zachte doek of een brillendoekje. z Wrijf of druk nooit hard of het LCD-scherm of de zoeker. Het scherm of de zoeker kunnen beschadigd raken of er kunnen andere problemen ontstaan.
Gebruik nooit oplosmiddelen, benzeen, synthetische reinigingsmiddelen of water om de apparatuur te reinigen. Deze middelen kunnen de apparatuur aantasten of beschadigen. Bijlage
151
Specificaties Alle gegevens zijn gebaseerd op de testnorm van Canon. Wijzigingen zonder kennisgeving zijn mogelijk.
PowerShot S70/PowerShot S60 Effectieve pixels in camera Beeldsensor Lens Digitale zoom Optische zoeker LCD-scherm Autofocusmethode
Opnameafstand (vanaf de voorkant van de lens) Sluiter Sluitertijden
Methode voor lichtmeting Belichtingscontrole systeem
152
Bijlage
PowerShot S70: Ongeveer 7,1 miljoen PowerShot S60: Ongeveer 5,0 miljoen PowerShot S70: 1/1,8 inch CCD (totaal aantal pixels: ongeveer 7,4 miljoen) PowerShot S60: 1/1,8 inch CCD (totaal aantal pixels: ongeveer 5,3 miljoen) 5,8 (G) -20,7 (T) mm (bij 35-mm film gelijk aan: 28 -100 mm) f/2,8 (G) – f/5,3 (T) Ongeveer 4,1x (maximaal 15x in combinatie met de optische zoom) Real-image zoeker met zoomfunctie Beeldbereik ongeveer 80% LCD-kleurenscherm (TFT) van polykristallijnsilicium, lage temperatuur, 4,6 cm, ongeveer 118.000 pixels TTL Autofocus Scherpstelvergrendeling en handmatige scherpstelling mogelijk. 9-punts (AiAF)/1-punts (AF) 1-punts AF: elke positie is beschikbaar. Normaal autofocus: 44 cm – oneindig (G/T) Macro-autofocus: 4 cm – 44 cm (W)/30 cm – 44 cm (T) Handmatige scherpstelling: 4 cm – oneindig (G)/30 cm – oneindig (T) Mechanische sluiter + elektronische sluiter 15 – 1/2000 sec. • Het sluitersnelheidbereik is afhankelijk van de opnamemodus. • Lange sluitertijden van 1,3 sec. of meer functioneren met ruisreductie. Meervoudige meting, meting met nadruk op het midden of spotmeting (Centrum of AF-punt) Automatisch, sluitertijdvoorkeuze AE, diafragmavoorkeuze AE of handmatig AE lock (belichtingsvergrendeling) en Safety Shift zijn mogelijk.
Belichtingscompensatie Gevoeligheid Witbalans Ingebouwde flitser Bereik flitser Belichtingscompensatie voor de flitser Opnamemethoden
Continu-opname
Intervalfunctie Zelfontspanner Draadloze afstandsbediening
Opnamen maken via de computer Opnamemedia Bestandsindeling
± 2,0 standen met toenamen van 1/3 Auto exposure bracketing (AEB) is mogelijk. Automatisch, ISO 50/100/200/400 of equivalent Automatische TTL auto, vooraf ingesteld (mogelijke instellingen: Daglicht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht, TL licht H, Flitser of Onderwater) of Custom Auto*, aan*, uit * Rode-ogen-reductie is mogelijk. 55 cm tot 4,2 m (G), 55 cm tot 2,0 m (T) (Als de gevoeligheid is ingesteld op ISO 100 of equivalent.) ± 2,0 standen met toenamen van 1/3, flitsbelichtingsvergrendeling, Slow sync en 1e gordijn/2e gordijn flits zijn mogelijk. Automatisch Creatieve zone: Automatisch, Sluitertijdvoorkeuze, Diafragmavoorkeuze, Handmatig of Custom Beeldzone: Portret, Landschap, nachtopnamen, snelle sluiter, Slow shutter, Stitch Hulp en Film Opnameserie op hoge snelheid: ongeveer 2,0 beelden/sec. Opnameserie op standaardsnelheid: PowerShot S70: ongeveer 1,2 beelden/sec. PowerShot S60: ongeveer 1,5 beelden/sec. (Groot / fijn en LCD-scherm uitgeschakeld) Opname-interval: gem. 1 – 60 min. (stappen van 1 min.) Aantal opnamen: 2– 100 (maximum aantal opnamen varieert afhankelijk van capaciteit CF-kaart.) Activeert de sluiter na een interval van ongeveer 10 sec./2-sec. Opnemen en weergeven is mogelijk (draadloze afstandsbediening is apart verkrijgbaar). Tijdens het maken van de opnamen wordt het beeld meteen/na ongeveer 2 sec./10 sec. vastgelegd nadat u op de sluiterknop hebt gedrukt. Beschikbaar (Alleen via USB-aansluiting. Exclusieve software wordt meegeleverd bij de cameraset.) CompactFlash™-kaart (CF-kaart, Type I en Type II) Geschikt voor bestandssysteem van camera en compatibel met DPOF Bijlage
153
Bestandsindeling voor opnamen Stilstaande beelden: Films: Compressie Aantal opnamen pixels Stilstaande beelden:
Afspeelmodi Direct Print Beschikbare talen
154
Bijlage
JPEG (Exif 2.2)*1/RAW AVI (beeldgegevens: Motion JPEG, audiogegevens: WAVE (mono)) Superfijn, fijn, normaal
PowerShot S70 Groot: 3072 x 2304 pixels Normaal 1: 2592 x 1944 pixels Normaal 2: 2048 x 1536 pixels Normaal 3: 1600 x 1200 pixels Klein: 640 x 480 pixels PowerShot S60 Groot: 2592 x 1944 pixels Normaal 1: 2048 x 1536 pixels Normaal 2: 1600 x 1200 pixels Klein: 640 x 480 pixels Films: 640 x 480 pixels (30 sec.)* 320 x 240 pixels (3 min.)* 160 x 120 pixels (3 min.)* * De gegevens tussen haakjes hebben betrekking op de maximale filmlengte per opname. Enkelvoudig (histogram beschikbaar), Index (9 voorbeeldjes), Vergroot (ongeveer 10x (max.) op LCD-scherm), Geluidsmemo's (opnemen/afspelen tot 60 sec.) of Diashow Compatibel met Canon Direct Print, Bubble Jet Direct en PictBridge PowerShot S70 Er zijn 14 talen beschikbaar voor menu's en berichten (Engels, Duits, Frans, Nederlands, Deens, Fins, Italiaans, Noors, Zweeds, Spaans, Chinees, Russisch, Portugees en Japans) PowerShot S60 Er zijn 12 talen beschikbaar voor menu's en berichten (Engels, Duits, Frans, Nederlands, Deens, Fins, Italiaans Noors, Zweeds, Spaans, Chinees en Japans)
Instellingen voor Mijn camera
Interface Stroomvoorziening
Werktemperatuur Luchtvochtigheid Afmetingen Gewicht
Het opstartbeeld, opstartgeluid, werkingsgeluid en geluid van de zelfontspanner kunnen op de volgende manieren worden aangepast: 1. Met beelden en geluiden op de camera 2. Met gegevens die zijn gedownload vanaf een computer, via de bijgeleverde software USB (mini-B, PTP [Picture Transfer Protocol]) Audio-/videosignaal (NTSC en PAL mogelijk, monogeluid) 1. Oplaadbare lithium-ionbatterij (type: NB-2LH) (meegeleverd in de cameraset)/NB-2L (apart verkrijgbaar) 2. Voedingsadapterset ACK 700 (apart verkrijgbaar) 3. Acculader CBC-NB2 (apart verkrijgbaar) 0 – 40 °C 10 – 90 % 114,0 x 56,5 x 38,8 mm (exclusief uitstekende delen) Ongeveer 230 g (alleen camerabehuizing) (G): Maximale groothoek (T): Telelens
*1
Deze digitale camera ondersteunt Exif 2.2 (ook 'Exif Print' genoemd). Exif Print is een standaard voor de verbetering van de communicatie tussen digitale camera's en printers. Wanneer u de camera aansluit op een printer die Exif Print ondersteunt, worden de beeldgegevens van de camera op het moment van opname gebruikt en geoptimaliseerd. Dit levert prints op van een uitzonderlijk hoge kwaliteit.
Bijlage
155
Batterijprestaties
Batterij NB-2LH (volledig opgeladen)
Aantal gemaakte opnamen LCD-scherm aan LCD(Gebaseerd op de scherm uit CIPA-norm)
Weergavetijd
Ongeveer 370 beelden
Ongeveer 210 minuten
Ongeveer 140 beelden
• De werkelijke waarden zijn afhankelijk van de opnameomstandigheden en de instellingen. Testomstandigheden
Opnamen maken:
Normale temperatuur (23 °C ± 2 °C), normale relatieve vochtigheid (50% ± 20%), de groothoeklens-instelling en telelens-instelling zijn afwisselend gebruikt met een interval van 30 seconden, de flitser is om de twee opnamen gebruikt en de camera is na elke tien opnamen uit- en weer ingeschakeld. De camera blijft een redelijke tijd uitgeschakeld*. Daarna wordt de camera weer ingeschakeld en wordt de testprocedure herhaald. • De meegeleverde geheugenkaart is gebruikt. * Totdat de batterij de normale temperatuur heeft
156
Bijlage
Weergeven: Normale temperatuur (23 °C ± 2 °C), normale relatieve vochtigheid (50% ± 20%), er wordt continu 3 seconden lang één beeld weergegeven. z Dit geldt niet voor filmgegevens. z Bij lage temperaturen kunnen de prestaties van de batterij verminderen en kan het pictogram voor een lege batterij snel verschijnen. In deze omstandigheden kunt u de prestaties verbeteren door de batterij voor gebruik in een jaszak te verwarmen. Zie Voorzorgsmaatregelen voor batterijen (p. 17).
CF-kaarten en geschatte capaciteit (op te nemen beelden) PowerShot S70 L (Groot)
3072 x 2304 pixels
M1 (Normaal 1)
2592 x 1944 pixels
M2 (Normaal 2)
2048 x 1536 pixels
M3 (Normaal 3)
1600 x 1200 pixels
S (Klein)
640 x 480 pixels
RAW* Film
3072 x 2304 pixels 640 x 480 pixels 320 x 240 pixels 160 x 120 pixels
Kaart meegeleverd met camera
FC-32MH
FC-64M
FC-128M
FC-256MH
FC-512MSH
9 15 33 11 21 43 18 33 67 30 54 107 119 195 336 3 45 sec. 91 sec. 241 sec.
19 32 67 24 43 88 38 68 136 61 109 217 241 393 676 7 92 sec. 183 sec. 486 sec.
40 64 136 49 88 176 76 137 274 122 219 435 482 788 1355 16 186 sec. 368 sec. 973 sec.
81 130 273 99 177 355 154 276 548 246 440 868 962 1563 2720 33 374 sec. 735 sec. 1954 sec.
163 261 547 198 354 709 308 552 1096 491 879 1736 1893 3125 5209 68 743 sec. 1453 sec. 3906 sec.
Bijlage
157
PowerShot S60
Kaart meegeleverd met camera
L (Groot)
2592 x 1944 pixels
M1 (Normaal 1)
2048 x 1536 pixels
M2 (Normaal 2)
1600 x 1200 pixels
S (Klein)
640 x 480 pixels
RAW* Film
2592 x 1944 pixels 640 x 480 pixels 320 x 240 pixels 160 x 120 pixels
FC-32MH
FC-64M
FC-128M
FC-256MH
FC-512MSH
11 21 43 18 33 67 30 54 108 120 196 337 5 46 sec. 91 sec. 242 sec.
24 43 88 38 68 136 61 109 217 241 393 676 12 92 sec. 183 sec. 486 sec.
49 88 176 76 137 274 122 219 435 482 788 1355 25 186 sec. 368 sec. 973 sec.
99 177 355 154 276 548 246 440 868 962 1563 2720 51 374 sec. 735 sec. 1954 sec.
198 354 709 308 552 1095 491 879 1734 1891 3122 5203 102 742 sec. 1451 sec. 3902 sec.
* Het maximum aantal beelden dat kan worden opgenomen, kan worden beïnvloed door de resolutie in de JPEG-miniaturen. z Deze gegevens zijn gebaseerd op standaardopnameomstandigheden die zijn vastgesteld door Canon. De werkelijke waarden zijn afhankelijk van de opnameomstandigheden en de opnamemethode. z De maximumlengte voor afzonderlijke filmclips: : 30 seconden, : 3 minuten, : 3 minuten. De maximale waarden in het overzicht zijn gebaseerd op continu-opname. z L (Groot), M1 (Normaal 1), M2 (Normaal 2), M3 (Normaal 3), S (Klein) en , , geven de resolutie aan. z (Superfijn), (Fijn) en (Normaal) geven de relatieve compressie aan. z Een aantal CF-kaarten wordt in bepaalde regio's niet verkocht. 158
Bijlage
Bestandsgrootte van opnamen (schatting) PowerShot S70
Compressie
Resolutie L M1 M2 M3 S RAW Film
3072 x 2304 pixels 2592 x 1944 pixels 2048 x 1536 pixels 1600 x 1200 pixels 640 x 480 pixels 3072 x 2304 pixels 640 x 480 pixels 320 x 240 pixels 160 x 120 pixels
Draadloze afstandsbediening WL-DC100 (apart verkrijgbaar)
3045 kB 2503 kB 1602 kB 1002 kB 249 kB
1897 kB 1395 kB 893 kB 558 kB 150 kB 7096 kB 660 kB/sec. 330 kB/sec. 120 kB/sec.
902 kB 695 kB 445 kB 278 kB 84 kB
L M1 M2 S RAW Film
2592 x 1944 pixels 2048 x 1536 pixels 1600 x 1200 pixels 640 x 480 pixels 2592 x 1944 pixels 640 x 480 pixels 320 x 240 pixels 160 x 120 pixels
Type kaartaansluiting Afmetingen Gewicht
Compressie 2503 kB 1602 kB 1002 kB 249 kB
1395 kB 893 kB 558 kB 150 kB 4725 kB 660 kB/sec. 330 kB/sec. 120 kB/sec.
: Datumbatterij CR2025 : 0-40 °C : 35 x 6,5 x 56,6 mm : Ongeveer 10 g
CompactFlash™-kaart
PowerShot S60
Resolutie
Stroomvoorziening Werktemperaturen Afmetingen Gewicht
: Type I : 36,4 x 42,8 x 3,3 mm : Ongeveer 10 g
Batterij NB-2LH 695 kB 445 kB 278 kB 84 kB
Type Nominaal voltage Nominaal amperage Aantal keren oplaadbaar Bedrijfstemperatuur Afmetingen Gewicht
: Oplaadbare lithium-ionbatterij : 7,4 V gelijkstroom : 720 mAh : Ongeveer 300 : 0-40 °C : 33,3 x 45,2 x 16,2 mm : Ongeveer 43 g
Bijlage
159
Batterijlader CB-2LT / CB-2LTE Voltage (invoer) : 100 -240 V wisselstroom (50/60 Hz) 0,17 A (100 V) -0,10 A (240 V) Nominaal uit: 8,4 V/0,5 A gelijkstroom gangsvermogen Oplaadtijd : Ongeveer 90 minuten Bedrijfstempe- : 0-40 °C ratuur Afmetingen : 91 x 29,5 x 56 mm Gewicht : CB-2LT: ongeveer 86 g : CB-2LTE: ongeveer 82 g
Compacte voedingsadapter CA-PS700 (Meegeleverd met de apart verkrijgbare voedingsadapterset ACK700) Voltage (invoer) : 100 -240 V wisselstroom (50/60 Hz) 0,32 A Nominaal uit: 7,4 V/2,0 A gelijkstroom gangsvermogen Werktemperatu- : 0-40 °C ren Afmetingen : 112 x 29 x 45 mm (alleen behuizing) Gewicht : Ongeveer 186 g
Acculader CBC-NB2 (apart verkrijgbaar) Nominale ingang Nominale uitgang 160
Bijlage
: 12 V/24 V gelijkstroom : 8,4 V/0,55 A gelijkstroom
Bedrijfstemperatuur : 0-40 °C Afmetingen : 91 x 56 x 29,5 mm Gewicht : Ongeveer 145 g
Telelens TC-DC10 (apart verkrijgbaar) Vergroting Scherpstelbereik Lenscompositie Opnameafstand (vanaf de voorkant van de lens) Schroefdraaddiameter Afmetingen Gewicht
: Ongeveer 2,0 : 200 mm (equivalent van 35mm-film) : 4 elementen in 3 groepen : 1,2 m – oneindig
: 37 mm standaardschroefdraad Conversielensadapter LA-DC10 is vereist om deze lens te bevestigen op de PowerShot S70/S60. : Diameter: 63,5 mm : Lengte: 54,5 mm : Ongeveer 145 g
Conversielensadapter LA-DC10 (apart verkrijgbaar) Schroefdraaddiame- : 37 mm standaardschroefdraad ter Afmetingen : Bevestigd: 61,7 x 69,6 x 74,8 mm : Opgeborgen: 61,7 x 76,3 x 41,8 mm Gewicht : Ongeveer 30 g
Fototips en informatie Autofocusframe (p. 76) Bij Automatische selectie (AiAF)* wordt een groot aantal meetmethoden gebruikt voor een nauwkeurige scherpstelling. Hierbij wordt scherpgesteld op het onderwerp, ook al bevindt dit zich niet precies in het midden van het frame. * 'Ai' staat voor 'artificial intelligence' en 'AF' voor 'autofocus'.
ISO-waarde (p. 84) De ISO-waarde is de numerieke weergave van de lichtgevoeligheid van de camera. Hoe hoger de ISO-waarde, des te gevoeliger is de camera. Met een hoge ISO-waarde kunt u binnen of buiten opnamen maken in het donker zonder flitser. Daarnaast voorkomt dit wazige beelden door een bewogen camera. Dit is nuttig wanneer u opnamen maakt op plaatsen waar gebruik van de flitser verboden is. Met de instelling van de ISO-waarde wordt volledig gebruik gemaakt van het beschikbare licht, zodat de beelden een goede weergave vormen van de plaats waar deze zijn opgenomen.
ISO 50 of equivalent
RAW-indeling(p. 57)
ISO 400 of equivalent.
Bij de JPEG-standaardindeling verwerkt de camera de beelden nadat ze zijn vastgelegd om een optimaal resultaat te bereiken. De beelden worden gecomprimeerd, zodat er meer beelden kunnen worden opgeslagen op één CF-kaart. De compressie is echter onomkeerbaar, zodat de oorspronkelijke beeldgegevens niet kunnen worden hersteld. Bij de RAW-indeling worden de beeldgegevens echter zonder verdere verwerking vastgelegd. Beelden in de RAWindeling zijn gecomprimeerd, maar deze compressie is omkeerbaar, zodat een beeld van hoge kwaliteit uit het gecomprimeerde bestand kan worden verkregen zonder dat de beeldkwaliteit vermindert. Hoewel een RAW-bestand groter is dan een JPEG-bestand van hetzelfde beeld, is het toch maar ongeveer een kwart van de grootte* van een ongecomprimeerd RGB TIFF-bestand, waarmee het een relatief compacte indeling is. Bij ongecomprimeerde bestandsindelingen, zoals RGB TIFF, worden beelden in de camera verwerkt en moeten deze verder worden verwerkt met beeldbewerkingssoftware om de beeldparameters aan te passen, waardoor de beeldkwaliteit vermindert. Aangezien RAW-beelden niet kunnen worden geopend door een groot aantal beeldbewerkingsprogramma's, moeten deze naar standaardbestandsindelingen voor beelden worden geconverteerd, zoals TIFF of JPEG. Met behulp van ZoomBrowser EX (Windows) of ImageBrowser (Macintosh), die bij de camera worden meegeleverd, kunt u nauwkeurige aanpassingen aanbrengen in de beeldkwaliteit en de kleuren wanneer de beelden worden geconverteerd, terwijl de hoge kwaliteit van de oorspronkelijke beeldgegevens blijft Bijlage
161
behouden. Raadpleeg de Canon Digital Camera Software Starter Guide Disk [Cd Startershandleiding voor Canon Digital Camera-software] voor meer informatie. * Zoals gemeten volgens de testnorm van Canon.
Tip voor gebruik van de zelfontspanner (p. 53) Normaal gesproken beweegt de camera een beetje wanneer u op de sluiterknop drukt. Wanneer u de zelfontspanner instelt op , wordt de sluiter twee seconden na het indrukken van de sluiterknop geactiveerd, zodat de camera niet meer beweegt en u geen wazige opname krijgt. U kunt nog betere resultaten verkrijgen door de camera op een stabiel oppervlak of een statief te zetten.
Histogramfunctie (p. 27) Het histogram is een grafiek waarmee u de helderheid van het opgenomen beeld kunt beoordelen. Hoe groter de neiging naar links in de grafiek, des te donkerder is het beeld. Hoe groter de neiging naar rechts, des te helderder is het beeld. Als het beeld te donker is, wijzigt u de belichtingscompensatie in een positieve waarde. Als het beeld te helder is, wijzigt u de belichtingscompensatie in een negatieve waarde (p. 80).
Donker beeld
Uitgebalanceerd beeld
Beeldbestanden beheren (p. 112) Nummering van bestanden en mappen Aan de beelden worden bestandsnummers toegewezen van 0001 tot 9900 en aan de mappen worden mapnummers toegewezen van 100 tot 998 (de laatste twee cijfers van de mapnummers kunnen geen 99 zijn). DCIM
100 CANON
0001
0002
0099
0100
101 CANON
0101
0102
0199
0200
198 CANON
9801
9802
9899
9900
De laatste twee cijfers van de mapnummers kunnen geen 99 zijn.
200 CANON
162
Bijlage
Helder beeld
0001
0002
0099
0100
Mapcapaciteit Elke map bevat meestal maximaal 100 beelden. Aangezien opnamen met de methoden Continu en Stitch Hulp echter altijd in dezelfde map worden opgeslagen, kan een map ook meer dan 100 beelden bevatten. Het aantal beelden kan ook meer zijn dan 100 als een map beelden bevat die zijn gekopieerd vanaf een computer of beelden die zijn opgenomen met andere camera's. Houd er echter rekening mee dat de beelden in mappen die 2001 beelden of meer bevatten, niet kunnen worden weergegeven op deze camera.
De belichting aanpassen (p. 80) Met deze camera wordt de belichting automatisch aangepast, zodat er opnamen worden gemaakt met een optimale helderheid. Opgenomen beelden kunnen echter lichter of donkerder zijn dan het werkelijke beeld, afhankelijk van de opnameomstandigheden. Als dit gebeurt, kunt u de belichting handmatig aanpassen (p. 80).
Optimale belichting
Overbelichting De hele opname is licht, waardoor de zwarte elementen van het beeld grijs lijken. Overbelichting kan ontstaan door het opnemen van donkere onderwerpen in een donkere omgeving. Pas de belichtingscompensatie aan richting het minteken (-).
Onderbelichting De hele opname is donker, waardoor de witte elementen van het beeld grijs lijken. Onderbelichting kan ontstaan bij het maken van een opname van een helder onderwerp of wanneer de omgeving van achteren wordt belicht. Pas de belichtingscompensatie aan richting het plusteken (+). Bijlage
163
Index Numeriek 1e gordijn .............................................................. 93 2e gordijn .............................................................. 93 A Aan-/uitzetten .................................................. 21, 22 Aangepaste instellingen opslaan ........................ 100 Aantal beelden ...................................................... 58 AE lock (belichtingsvergrendeling) ........................ 89 AF frame ......................................................... 27, 76 AF lock (autofocusvergrendeling) ......................... 97 Afdrukken/delen, knop .................................. 12, 122 AF-hulplicht ........................................................... 32 Afspeelmodus ....................................................... 22 Afspeelvolume ....................................................... 69 Afspelen ........................................................ 42, 102 Alle standaardwaarden herstellen ......................... 71 Alles wissen .......................................................... 68 Automatisch .......................................................... 30 Automatisch Uit ............................................. 69, 109 B Batterij Batterij opladen ............................................... 14 Gebruiken ....................................................... 17 Status .............................................................. 18 164
Bijlage
Beelden automatisch weergeven (diashow) ....... 104 Beelden roteren .................................................. 102 Beelden vergroten ................................................ 43 Beeldomkeren ............................................... 69, 111 Beeldzone ............................................................. 48 Bekijken .......................................................... 34, 67 Berichten ............................................................. 137 Bestandsnummers ................................ 27, 112, 162 Beveiligen ........................................................... 108 BKT-Focus ............................................................ 87 C CF-kaart Formatteren .................................................... 19 Gebruiken ....................................................... 18 Compressie ........................................................... 35 Continu-opname ................................................... 56 Contrastkleur ........................................................ 85 Creatieve zone ...................................................... 72 D Datum/Tijd ...................................................... 24, 69 De belichtingscompensatie aanpassen ................ 80 De bestandsnummering opnieuw instellen ......... 112 Detailweergave ..................................................... 27 Diafragmawaarde ................................................. 72
Diashow .........................................................68, 104 Beelden selecteren .......................................105 Herhalen ........................................................107 Speeltijd ........................................................107 Digitale zoom ...................................................54, 67 DISPLAY .........................................................12, 27 Display uit ......................................................69, 109 DPOF Print Opties .............................................68, 129 Volgorde ..................................................68, 134 Draadloze afstandsbediening ..............................144 E Energiebesparing ..........................................69, 109 F File No. Reset ........................................................69 Film Bewerken ........................................................60 Opnemen ........................................................58 Weergeven ......................................................60 Flitsbelichtingsvergrendeling .................................90 Flitsen ........................................................10, 38, 66 Aanpassingsinstellingen ..................................91 Moment waarop de flitser wordt gebruikt ........93 Sync ................................................................66
Formatteren ............................................. 19, 69, 116 Foto-effect ............................................................. 85 FUNC. ................................................................... 63 Functie ................................................................... 12 G Geluid zelftimer ..................................... 68, 113, 114 Geluidsmemo's .................................................... 103 Groothoek ........................................................ 12, 30 H Handmatige belichting ........................................... 75 Handmatige scherpstelling .................................... 98 Histogramfunctie ........................................... 27, 162 I In- en uitzoomen .................................. 12, 30, 43, 54 Indexweergave ...................................................... 44 Indicator ................................................................. 13 Informatieweergave ............................................... 27 Instellingen voor Mijn camera .............................. 113 Interval ............................................................. 67, 94 ISO-waarde ........................................................... 84 J JUMP ............................................................... 12, 45 K Klepje van aansluitingen ....................................... 12 Bijlage
165
L Landschap ............................................................. 48 LCD Helderheid ..................................................... 69 LCD-scherm .................................................... 12, 27 Luidspreker ........................................................... 12 M Maateenheid ......................................................... 69 Menu ............................................................... 12, 64 Instellen .......................................................... 68 Keuzemenu ..................................................... 68 Menu's en instellingen selecteren ................... 63 Mijn camera .................................................... 70 Methoden voor lichtmeting .............................. 66, 78 MF (Handmatige scherpstelling) ........................... 12 MF-Punt Zoom ...................................................... 67 Microfoon ...................................................... 10, 103 Modusindicator ...................................................... 13 Multifunctionele keuzeknop ................................... 12 Mute ...................................................................... 68 N Nachtopnamen ...................................................... 48 O Opnamemodus ................................................ 21, 22 Opnamen maken 166
Bijlage
Film ................................................................. 58 Opslaan ................................................................ 67 Opstartbeeld ................................... 21, 70, 113, 114 Opstartgeluid .................................. 21, 70, 113, 114 Opstartvolume ...................................................... 68 P Portret ................................................................... 48 Print Opties ......................................................... 129 Printen ................................................................ 127 Programmakeuzeknop .............................. 13, 48, 72 R RAW ............................................................. 57, 161 Reeksopnamen (AEB) .......................................... 86 Resolutie ............................................................... 35 Rode-ogen-reductie ............................ 10, 38, 39, 66 Roteren ................................................................. 68 S Safety Shift ........................................................... 75 Scherpstelling ................................................. 31, 96 Scherpstelvergrendeling ....................................... 96 Scherpte ............................................................... 86 Slow Shutter ......................................................... 48 Slow sync ........................................................ 39, 66 Sluiter
Drukken ...........................................................31 Geluid ........................................31, 68, 113, 114 Sluiterknop ......................................................12 Sluitertijd .........................................................72 Volume ............................................................68 Snelle Sluiter .........................................................48 Standaardweergave ..............................................27 Stitch Hulp .......................................................48, 50 T Taal ..................................................................26, 69 Telelens ...................................................12, 30, 146 Transmissie-instellingen Beeldtransmissie-instellingen ........................134 Transportmodus ....................................................56 V Verzadiging ............................................................86 Volgorde ..............................................................134 Volume ..................................................................68 W Waarschuwing bij overbelichting ...........................29 Weergeven Beelden op een tv .........................................125 Werkgeluid .............................................70, 113, 114 Werkvolume ...........................................................68
Wissen Afzonderlijke beelden wissen .......................... 46 Alle beelden wissen ........................................ 47 Witbalans ............................................................... 81 Z Zelfontspanner ...................................................... 53 Zelftimer ................................................................ 66 Zoeker ............................................................. 12, 32 Zwart/Wit ............................................................... 85
Bijlage
167
De interne oplaadbare lithiumbatterij hergebruiken Als u uw camera wegdoet, moet u eerst de interne oplaadbare lithiumbatterij verwijderen en inleveren voor bij het verzamelpunt voor chemisch afval van uw gemeente. b
a
Verwijder de schroeven van de behuizing (11).
a Open het klepje van de CF-kaartsleuf/batterijhouder. b Verwijder de voor- en achterkant van de behuizing.
Verwijder de behuizing van de camera alleen als u de interne oplaadbare lithiumbatterij wilt verwijderen en inleveren omdat u de camera wegdoet. 168
a b
Batterij
Raak dit gebied nooit aan
Verwijder de interne oplaadbare lithiumbatterij uit de camera. a Verwijder de schroef aan de achterzijde. b Verwijder de kap aan de bovenzijde.
Raak het gebied rond de flitser niet aan. De flitser kan onder hoge spanning staan
169
MEMO
170
MEMO
171
MEMO
172
MEMO
173
Beschikbare functies voor de verschillende opnamemethoden In dit overzicht ziet u de beschikbare functies voor elke opnamemethode. U kunt opnamen maken met de instellingen die zijn opgeslagen in de modus (p. 100). Referentiepagina Groot Normaal 1
Resolutie (Stilstaande Normaal 2 beelden) Normaal 3(1) Klein Resolutie (Films)
Compressie
{*
{*
{*
{*
{*
U*
–
{*
{*
{*
{*
{
{
{
{
{
{
U
–
{
{
{
{
M2
{
{
{
{
{
{
U
–
{
{
{
{
M3
{
{
{
{
{
{
U
–
{
{
{
{
S
{
{
{
{
{
{
U
–
{
{
{
{ –
640 x 480 pixels
–
–
–
–
–
–
–
{
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
{*
–
–
–
–
160 x 120 pixels
–
–
–
–
–
–
–
{
–
–
–
–
Superfijn
{
{
{
{
{
{
U
–
{
{
{
{
Fijn
{*
{*
{*
{*
{*
{*
U*
–
{*
{*
{*
{*
Normaal
{
{
{
{
{
{
U
–
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
–
{*
{*
{*
{*
–
–
–
–
–
–
–
–
{
{
{
{
Automatisch
{*
{*
{
{*
{*
{
–
–
{
–
–
–
Aan
–
{
{
{
{
{
U
–
{
{
{
{
Uit
{
{
{*
{
{
{*
U*
–
{*
{*
{*
{*
{
{
{
{
{
{
U
–
{
{
{
{
Rode-ogen-reductie 174
{*
320 x 240 pixels
Bestandsin- JPEG deling RAW Flitsen
L M1
p. 35
p. 35
p. 57
p. 38 p. 38
Referentiepagina Aan
–
–
{
{
–
{
U
–
{
–
{
–
Uit
{
{
–
–
{
–
U*
–
{*
{
{*
{
Aan
{
{
{
{
{
{
{
–
{
{*
{*
–
Uit
–
–
–
–
–
–
–
–
–
{
{
{
1e gordijn
{
{
{
{
{
–
{
–
{*
{*
{*
{*
2e gordijn
–
–
–
–
–
{
–
–
{
{
{
{
Slow sync Flits instel. Flits Sync
p. 93
{
{
{
{
{
{
U
{
{
{
{
{
p. 32
{*
{*
{*
{*
{*
{*
{*
{*
{*
{*
{*
{*
–
Standaardcontinu-modus
–
{
{
{
{
{
–
–
{
{
{
{
Opnameserie op hoge snelheid
–
{
{
{
{
{
–
–
{
{
{
{
Zelfontspanner (10 sec.)
{
{
{
{
{
{
U
{
{
{
{
{
Zelfontspanner (2 sec.)
{
{
{
{
{
{
U
{
{
{
{
{
Afstandsbediening
{
{
{
{
{
{
U
{
{
{
{
{
p. 56
–
–
–
–
–
–
–
–
{
{
{
{
Automatisch
{*
{*
{*
{*
{*
{*
{
{
–
–
–
–
Midden
{
{
{
{
{
{
–
–
{*
{*
{*
{*
Handmatig
–
–
–
–
–
–
–
–
{
{
{
{
Interval AF frame
p. 91
Enkele opname
AF-hulplicht
Transportmodus
p. 39
p. 53
p. 94 p. 76
175
Referentiepagina Autofocusvergrendeling
–
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
Handmatige scherpstelling
–
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
{
p. 98
Macromodus
{
{
–
{
{
{
{
{
{
{
{
{
p. 52
Aan
{
{
{
{
{
{
–
–
{
{
{
{
Uit
{*
{*
{*
{*
{*
{*
–
–
{*
{*
{*
{*
Digitale zoom
–
{
{
{
{
{
U
{
{
{
{
–
Meervoudige lichtmeting
{
{
{
{
{
{
{
{
{*
{*
{*
{*
Meting met nadruk op het midden
–
–
–
–
–
–
–
–
{
{
{
{
Spotmeting
–
–
–
–
–
–
–
–
{
{
{
{
Centrum
–
–
–
–
–
–
–
–
{*
{*
{*
{*
AF-Punt
–
–
–
–
–
–
–
–
{
{
{
{
Belichtingscompensatie
Methode voor lichtmeting
p. 80
–
–
–
–
–
–
–
–
{
{
{
–
p. 89, 90
AEB
–
–
–
–
–
–
–
–
{(2)
{(2)
{(2)
–
p. 86
BKT-Focus
–
–
–
–
–
–
–
–
–(5)
{
{
{
{
{
U
{(6)
{
{
{
{
–
{
{
{
{
{
U
{
{
{
{
{
–
–
–
–
–
–
–
–
{
{
{
{
Witbalans (4)
WB
Foto-effect Contrast/Scherpte/ Verzadiging
176
p. 54
p. 78
Belichtingsvergrendeling/Flitsbelichtingsvergrendeling AEB
p. 97
{(2)(3) {(2)(3) {(2)(3) {(2)(3) p. 87 p. 81 p. 85