datum
20 maart 2003
ons kenmerk
VSNU 03/203U
Onderwerp
uw kenmerk
VO/BOB/02/62018
doorkiesnummer
030-2363824
e-mail
Tweede fase havo en vwo
[email protected]
Aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen Mevrouw M.J.A. van der Hoeven Postbus 25000 2700 LZ ZOETERMEER
Geachte mevrouw van der Hoeven,
Gaarne geef ik gehoor aan uw uitnodiging om te reageren op uw notitie “Ruimte laten en keuzes bieden in de tweede fase van havo en vwo”. De uitnodiging die u de VSNU bij brief van 8 januari 2003 doet, is uw eerste formele verzoek aan de VSNU om zich uit te spreken over de voorliggende voorstellen voor de tweede fase. Ik vermeld dit expliciet omdat in het voorwoord van de notitie wordt gesteld dat de voorstellen de uitkomst zijn van overleg met vertegenwoordigers van de onderwijsorganisaties. Uit deze tekst is door sommigen ten onrechte de conclusie getrokken dat de VSNU één van deze onderwijsorganisaties zou zijn. Ik wil benadrukken dat in het afgelopen jaar de raadpleging van de VSNU door uw departement uitsluitend een informeel karakter heeft gehad. Dit is steeds van beide kanten onderkend en erkend. De raadpleging was ook een beperkte: zij betrof een door uw departement beperkt aantal onderwerpen, en niet de gehele inhoud van de latere notitie. De VSNU is na het verschijnen van de notitie “Continuïteit en Vernieuwing in de tweede fase havo/vwo”, eind 2001, formeel ook niet op de hoogte gehouden van de plannen die uw departement ontwikkelde ten aanzien van de tweede fase havo en vwo. In onze reactie staan de gevolgen van de voorstellen van de notitie “Ruimte laten en keuzes bieden” voor het wetenschappelijk onderwijs centraal. Verbetering van de aansluiting tussen voortgezet en hoger onderwijs was één van de belangrijkste doelstellingen van de invoering van de vernieuwde tweede fase. Het oorspronkelijke uitgangspunt dat bij de vernieuwde tweede fase sprake moet zijn van een verantwoorde balans tussen vakspecifieke voorbereiding en brede algemene vorming, heeft voor de universiteiten aan gewicht gewonnen omdat de nadruk op academische vorming binnen de universiteiten toeneemt.
Kernbezwaar: de voorstellen komen te vroeg Het zwaartepunt in de VSNU-reactie op “Ruimte laten en keuzes bieden” ligt bij de algemene opvatting in het wetenschappelijk onderwijs dat deze vèrstrekkende voorstellen op een veel te vroeg tijdstip aangeboden worden. De VSNU kwam al tot deze conclusie in haar reactie op de hoofdlijnennotitie “Continuïteit en Vernieuwing” (VSNU 02.0086 U, d.d. 25 januari 2002). Het fundamentele bezwaar dat het te vroeg is voor de voorliggende voorstellen, bestaat uit een drieslag. a. Het voortgezet onderwijs is nog volop bezig met vinden van oplossingen voor de uitdagingen die de invoering van de vernieuwde tweede fase scholen, docenten en leerlingen stelde. Veel beoogde veranderingen hebben nog niet hun definitieve vorm en inhoud gekregen. Het proces, waarin aan een grotere verwevenheid van (nieuwe) vakinhoud en nieuwe didactische aanpak wordt gewerkt, is nog volop gaande. b. De ervaring met de instroom in het wetenschappelijk onderwijs van studenten met een vwo-profieldiploma is nog zo beperkt, dat over het doel ‘verbetering van de aansluiting’ nog weinig te zeggen valt. De VSNU weet zich bij deze constatering gesteund door een gelijkluidende conclusie in het rapport, dat de Onderwijsinspectie in februari 2003 uitbracht over de tweede fase. c. Ook in het hoger onderwijs is met de invoering van het bachelor -masterstelsel met ingang van augustus 2002 een proces van onderwijsvernieuwing in gang gezet. Dit geeft nieuwe impulsen aan de samenwerking met het voortgezet onderwijs, zowel ten aanzien van curriculumontwikkeling als ten aanzien van aansluitingsprogramma’s vwo-wo. Dit proces van innovatie en afstemming vereist echter ook investering aan beide zijden, tijd én experimenteerruimte. De VSNU pleit voor een periode waarin het voortgezet onderwijs rust en ruimte krijgt om eigen invulling te kunnen geven aan de in gang gezette onderwijsvernieuwing. In deze periode kan in samenwerking met het hoger onderwijs de beoogde verbetering van de aansluiting nader inhoud en vorm gegeven worden. Ontwikkelingen voortgezet onderwijs Voor de VSNU weegt echter ook zwaar dat het voortgezet onderwijs heeft aangegeven het wenselijk en noodzakelijk te vinden nu al een aantal aanpassingen in de tweede fase aan te brengen. Uit uw toelichting in de notitie en uit de door u gevolgde werkwijze wordt duidelijk dat u tegemoet wilt komen aan de problemen die u genoemd zijn vanuit het voortgezet onderwijs. De VSNU heeft begrip voor deze problemen. Waar mogelijk wil de VSNU meewerken aan oplossingen. In de hierboven aangehaalde VSNU-brief van 25 januari 2002 staat reeds genoemd dat de universiteiten graag bijdragen aan de herziening van curricula van vakken in het vwo. De VSNU ziet de voorstellen van de Commissie van Koten voor het vak scheikunde als een voorbeeld van de wijze waarop curriculumherziening kan bijdragen aan verlichting van met name de zware bètavakken. De VSNU bepleit een dergelijke aanpak ook voor andere vakken en verzoekt u om daar tijd voor in te
2
ruimen in het proces van herziening van de tweede fase. In de opvatting van de VSNU is ook verlichting te vinden in een grotere afstemming tussen verschillende vakken, met name waar het gaat om werkstukken en onderwijs in vaardigheden. Ook een stevige reductie van het aantal werkstukken bij grotere onderlinge afstemming kan verlichting brengen. Deze twee laatste wijzigingen kunnen ons inziens op vrij korte termijn worden doorgevoerd. In haar reactie van 25 januari 2002 op de hoofdlijnennotitie “Continuïteit en Vernieuwing” bracht de VSNU met instemming de oorspronkelijke kernpunten in de herziening van de bovenbouw van het vwo in herinnering, te weten: ?? kwalitatieve én kwantitatieve verzwaring van het vwo; ?? selectiviteit via profilering, en ?? gelijkwaardigheid van de profielen. De VSNU deed ten aanzien van de informele deelvoorstellen tot bijstelling van de ingevoerde structuur ook een aantal aanbevelingen, die zij tot haar genoegen nu terug vindt in de notitie “Ruimte laten en keuzes bieden”: ?? handhaving van de profielstructuur; ?? een overgang van “vakken en deelvakken naar vakken”; ?? handhaving van een vak wiskunde in elk profiel; ?? een nieuwe didactische aanpak van het wiskundeonderwijs in het profiel Cultuur en Maatschappij, opdat dit voor alle leerlingen een aantrekkelijker vak wordt; ?? stimuleren dat universiteiten, via de VSNU, voor zover van toepassing, kunnen bijdragen aan de herziening van de inhoud en de aanpak van vwo-vakken. Universiteiten willen ook graag een rol spelen in het gezamenlijk met het voortgezet onderwijs ontwikkelen van het nieuwe vak voortgezette natuurwetenschap in het vwo. Bij de VSNU leeft echter sterk de vraag of veel scholen ruimte zullen bieden aan nieuwe vakken.
Hoofdpunten VSNU-reactie Behalve het hierboven genoemde kernbezwaar dat het te vroeg is voor fundamentele wijzigingen, heeft de VSNU ook tegen een aantal onderdelen in de voorstellen in “Ruimte laten en keuzes bieden” bezwaren. Ik vat deze samen in hoofdpunten.
1. Keuzevrijheid De VSNU constateert dat de notitie doortrokken is van een streven naar grotere
3
keuzevrijheid. Zij zet grote vraagtekens achter de noodzaak en wenselijkheid van deze grotere keuzevrijheid voor leerlingen. Is het wel realistisch deze te geven op een leeftijd van 14-16 jaar? Dan moeten leerlingen keuzes maken waarvan ze de consequenties nog onvoldoende kunnen overzien. De grote bezorgdheid van de VSNU spitst zich toe op drie kernpunten. ?? Keuzevrijheid ten aanzien van bètavakken Als leerlingen op jeugdige leeftijd een grotere keuzevrijheid krijgen vrezen de universiteiten met name het mijden van bètavakken. Dit zou een daaropvolgende verminderde instroom in bètastudies tot gevolg kunnen hebben, iets wat gelet op de toch al zorgelijke instroom in de hardere bètaopleidingen ongewenst is. De VSNU bepleit dan ook duidelijke kaders en zelfs verplichtingen voor leerlingen. ?? Keuzevrijheid bij het voorgestelde profiel Natuur en Gezondheid Het aantal van drie verplichte vakken voor elk profiel achten de universiteiten onvoldoende en ook te dogmatisch. De VSNU wil vast blijven houden aan het uitgangspunt van vier vakken per profiel en baseert zich daarbij op de oorspronkelijke uitgangspunten dat profielen differentiëren en profileren, en dat profielen ook gelijkwaardig moeten zijn. Zeker voor het profiel Natuur en Gezondheid is de combinatie van drie profielvakken met een grotere keuzevrijheid ten aanzien van vakken in de vrije ruimte, met als uiterste consequentie het wegvallen van natuurkunde als verplicht vak, zéér ongewenst. De inrichting van het huidige profiel Natuur en Gezondheid, met vier profielvakken, draagt in het vwo voor ongeveer 30% bij aan de keuze voor een bètaprofiel, met een groot aandeel meisjes. De eerste ervaringen met het profiel Natuur en Gezondheid zijn positief. De VSNU wil deze voorbereiding op bètaopleidingen in het hoger onderwijs, en met name die van meisjes, niet verloren zien gaan en bepleit daarom handhaving van het huidige profiel Natuur en Gezondheid met vier vakken. Dit patroon moet ook zo veel mogelijk voor de andere profielen aangehouden worden. ?? Keuzevrijheid binnen het voorgestelde profiel Cultuur en Maatschappij De voorgestelde keuzevrijheid voor het profiel Cultuur en Maatschappij met slechts één verplicht profielvak vormt de meest extreme vorm van keuzevrijheid. Dit leidt tot een te groot aantal verschillende presentaties van het profiel Cultuur en Maatschappij, en derhalve feitelijk tot zeven à tien in plaats van vier profielen in het voortgezet onderwijs. Het oorspronkelijke uitgangspunt, dat elk profiel relevant is voor doorstroom naar een aansluitende opleiding in het hoger onderwijs, wordt niet gediend met deze keuzevrijheid. Conclusie ten aanzien van de voorgestelde grotere keuzevrijheid. Leerlingen en vervolgonderwijs zijn duidelijk gebaat bij een beperking van de keuzevrijheid. De VSNU bepleit minder keuzevrijheid en méér verplichte kaders, en stelt de huidige tweede fase als richtinggevend.
4
2. Bètastudies Zoals onder punt 1. beargumenteerd, ziet de VSNU in de voorgestelde grotere keuzevrijheid in de voorstellen “Ruimte laten en keuzes bieden” een ernstige bedreiging van de instroom in de bètastudies, omdat dreigt dat leerlingen op jeugdige leeftijd bètakeuzevakken mijden, waardoor met name afbreuk gedaan wordt aan de gunstige uitwerking van het profiel Natuur en Gezondheid. Nog méér dreiging gaat er uit van de voorgestelde teruggang van de aantallen verplichte wiskunde- en natuurkunde-uren in het profiel Natuur en Techniek en het profiel Natuur en Gezondheid. De VSNU pleit daarom voor een herbezinning op de voorgestelde invulling van deze vakken. In het begin van deze brief werd reeds verwezen naar de positieve bijdrage die de VSNU ziet in de aanpak van de Commissie van Koten. Het vergroten van de instroom in bètastudies wordt ondersteund door vijf multinationale ondernemingen die eind vorig jaar het Landelijk Netwerk voor Jongeren en Technologie, Jet-Net, oprichtten, in samenwerking met een aantal organisaties uit het voortgezet onderwijs en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Jet-Net, een landelijk Netwerk voor Jongeren en TechnologieJet-Net, een landelijk Netwerk voor Jongeren en Technologie
3. Geschiedenis De VSNU is altijd voorstander geweest van opname van een volwaardig vak geschiedenis in het gemeenschappelijk deel van alle profielen. Hiertoe is destijds echter niet besloten. Geschiedenis werd als profielvak verplicht in het profiel Cultuur en Maatschappij en in het profiel Economie en Maatschappij. Maatschappijleer kwam met 120 slu in het gemeenschappelijk deel, geschiedenis 80 slu. Sinds 1997, met de instelling van de commissie De Wit, wordt gewerkt aan een nieuwe opzet van het vak geschiedenis. Begin 2001 verscheen het advies van de Commissie “Historische en maatschappelijke vorming”, de commissie De Rooy, in vervolg op het advies dat de commissie De Wit in maart 1998 uitbracht. De commissie De Rooy kwam met concrete voorstellen, waarin het 'presentisme' een leidend beginsel was. Ook voor de combinatie met maatschappijleer werd een goed voorstel gedaan. Eind 2001 meldde staatssecretaris Adelmund de Tweede Kamer dat de voorstellen breed gesteund werden. Zij schreef de Kamer “na invoering van het combinatievak zal maatschappijleer uit het gemeenschappelijk deel verdwijnen.” In de onderhavige voorstellen wordt echter sterk van de uitgezette lijn afgeweken: geschiedenis is niet langer een verplicht profielvak in de genoemde profielen maar wordt een keuze vak, en maatschappijleer komt onverwacht weer terug als een gelijkwaardig vak naast geschiedenis. De VSNU is verbaasd over deze afwijking
5
van de in de afgelopen vijf jaar zo zorgvuldig ontwikkelde en ook door de bewindslieden onderschreven benadering. De VSNU bepleit geschiedenis als verplicht profielvak in de twee genoemde profielen te handhaven en hierbij een combinatie met maatschappijleer aan te brengen zoals door de commissie de Rooy voorgesteld. Geschiedenis is een onmisbaar instrument voor de mondige burger. In de voorstellen van de commissies de Wit - de Rooy is dit op uitstekende wijze weergegeven
4. Zak-slaagregeling De VSNU wijst de voorgestelde zak-slaagregeling af. De universiteiten zijn al niet gelukkig met de huidige regeling, waarbij een leerling met een onvoldoende voor één profielvak kan doorstromen naar een vervolgopleiding waarvoor dat vak relevant is. De voorgestelde regeling zou het leerlingen gemakkelijker maken om met zelfs twee onvoldoendes in het profieldeel aan een studie te beginnen waarop deze profielvakken een doorstroomrelevante voorbereiding zouden moeten bieden. In plaats van de voorgestelde verruiming van de zak-slaagregeling stelt de VSNU voor de huidige regeling aan te scherpen, in die zin dat doorstroom naar het wetenschappelijk onderwijs alleen dan mogelijk is, als gediplomeerden alle profielvakken met een voldoende hebben afgerond. Dit geldt bij uitstek het profielvak wiskunde als leerlingen willen doorstromen naar een studie op het gebied van de economische of de sociale, waarvoor een goede voorbereiding in de wiskunde onontbeerlijk is. 5. Loopbaan Oriëntatie en -Begeleiding De VSNU mist in de voorstellen “Ruimte laten en keuzes bieden” een referentie aan aansluitingsprogramma’s en Loopbaan Oriëntatie en -Begeleiding (LOB), elementen die eveneens bij de invoering van de tweede fase duidelijk op de kaart gezet werden. 6. Doorstroomrechten Centraal in de onderhavige problematiek staan altijd de doorstroomrechten. Deze komen in deze notitie niet aan de orde. De VSNU meent dat een discussie over het systeem van doorstroomrechten op basis van profielen gevoerd moet worden op het moment dat er voorstellen gedaan worden om de profielen ingrijpend te herzien. De VSNU blijft uiteraard van harte bereid tot het in par. 4.5 van de nota “Continuïteit en Vernieuwing” aangekondigde overleg over een aangepaste doorstroomregeling (“eenvoudiger en flexibeler”), met handhaving van de uitgangspunten dat het blijft gaan om een landelijke regeling en om handhaving of zelfs verbetering van de kwaliteit.
6
Een gelijkluidende reactie op de notitie “Ruimte laten en keuzes bieden” heb ik vandaag namens de VSNU doen toekomen aan de voorzitter van de Vaste Commissie voor onderwijs, cultuur en wetenschappen van de Tweede Kamer.
Met vriendelijke groet,
mr. E.M. d'Hondt voorzitter VSNU
7