Regionaal kompas 2012-2016 Leeuwarden / Fryslân
2012-2016 | R E G I O N A A L KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
Voor de WMO-prestatievelden 7, 8 en 9 (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, verslavingsbeleid en openbare geestelijke gezondheidszorg)
1
Samenvatting 7
2
Een nieuw ‘kompas’ 11
3
Terugblik en toekomst 13 13
3.1
Veranderingen in de beleidsomgeving van de opvangsector
3.2
Resultaten van beleidsvoornemens uit het ‘Kompas 2008-2012’en ambities voor
3.2.1
Bestuurlijke afstemming
3.2.2
Informatieverzameling, informatie beheer en kennismanagement
3.2.3
Het woningaanbod
3.2.4
Positie van jongeren op de woningmarkt
3.2.5
Onconventionele woonoplossingen
3.2.6
Tijdelijke huisvesting voor ex-gedetineerden
3.2.7
Tijdelijke huisvesting van ernstig bedreigde slachtoffers van geweld in
3.2.8
Huisuitzetting
3.2.9
Toegang tot opvangvoorzieningen en aandacht voor persoonlijke begeleiding
de periode 2012-2016
16 16 17
17
afhankelijkheidsrelaties
19
19 20
20
20
3.2.10 Eén frontoffice huiselijk geweld
20
21
3.2.11 Begeleiding van cliënten in de opvangsector
22
22
3.3
preventiestrategieën
3.3.1
Algemeen: preventie staat onder druk van bezuinigingen
3.3.2
Ambulante woonbegeleiding
3.3.3
OGGz-zorg en toeleiding
3.3.4
Sociale teams in Fryslân
3.3.5
Ambulante verslavingszorg en heroïneverstrekking onder medisch toezicht
3.3.6
Project straatprostitutie
3.3.7
Aanbod aan (potentiële) slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties
3.3.8
Toepassing Wet Tijdelijk Huisverbod
3.3.9
Sport als onderdeel van begeleiding in de opvangsector
22
23
23 23 24
25
3.3.10 Diverse casusoverleggroepen in het Veiligheidshuis 3.3.11 Nazorg aan ex-gedetineerden
25
25 26
20
27
3.3.12 Welzijn Nieuwe Stijl en de opvangsector: het amaryllisproject, de ‘interventieteams’ en ‘directe hulp bij huiselijk geweld’
4
28
3.4
voorzieningen voor tijdelijke en langdurige opvang
3.4.1
De regiovisies 2002 en 2003
3.4.2
Deconcentratie in provincie
3.4.3
Deconcentratie binnen Leeuwarden
3.4.4
Capaciteit en alternatieven
3.4.5
Jongeren en opvang
3.4.6
Activering
29
29 29 30
31
32
33
Tot slot 35
Bijlagen: 1. Uitvoeringsprogramma Regionaal Kompas Leeuwarden/Fryslân 2012-2016 2. Analyse van cijfers over dakloosheid in Fryslân in 2010
5
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
1 Samenvatting
Voornemens, ambities en discussiethema’s in het ‘Regionaal kompas’ Leeuwarden / Fryslân 2012-2016 voor de WMO-prestatievelden 7, 8 en 9 (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, verslavingsbeleid en openbare geestelijke gezondheidszorg) Het Kompas richt zich op het verminderen van het aantal daklozen, de doorstroming naar een zo zelfstandig mogelijk bestaan, de verbetering van de kwaliteit van leven en het verminderen van overlast en geweld in afhankelijkheidsrelaties. Alle Nederlandse centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang hebben destijds op verzoek van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) een kompas gemaakt. Als bijlagen bij dit Kompas zijn gevoegd: 1. een uitvoeringsprogramma voor het Kompas met daarin opgenomen de ambities voor de jaren 20122016 en de acties om die ambities te realiseren; 2. een beknopt overzicht van de geanalyseerde beleidsinformatie uit de verschillende registratiebronnen die in het Kompas worden genoemd.
Bestuurlijke afspraken met strategische partners Zorgkantoor en zorgverzekeraar De ambitie van de gemeente Leeuwarden is om vanaf 2012 een breder convenant te sluiten, waarin de afspraken over maatschappelijke opvang en hulp bij geweld in afhankelijkheidsrelaties worden ondergebracht. Dit mede tegen de achtergrond van de decentralisatie van de begeleidingsfunctie uit de AWBZ. Regiogemeenten -
Wij gaan door op de weg van samenwerking met de regiogemeenten rond de preventieve ambulante maatschappelijke opvang en het preventieve verslavingsbeleid in Fryslân. Wij bespreken met de regiogemeenten de mogelijkheden om de ambulante woonbegeleiding, gezien de decentralisatie van de begeleidingsfunctie in de AWBZ, op niveau te houden (overname van kosten voor burgers van de eigen gemeente). Gemeenten dienen hiervoor vanaf 2014 ruimte op hun begroting te reserveren.
-
Wij ontwikkelen samen met de regiogemeenten een visie op de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties, gericht op slachtoffers, plegers en getuigen van geweld (meestal kinderen). Dit mede tegen de achtergrond van de ontwikkeling van Fier Fryslân tot een instelling met een breed aanbod, waaruit de gemeenten dat deel moeten inkopen dat tot de verantwoordelijkheid van iedere gemeente behoort. De genoemde visie heeft ook raakvlakken met de visie die wordt ontwikkeld in het kader van de transitie jeugdzorg. Bij GGZ Friesland was, als het gaat om geweld in afhankelijkheidsrelaties, de behandeling oorspronkelijk gericht op de dader. Nu is er sprake van een systeemgerichte aanpak die vorm krijgt in de nieuwe opzet van Directe Hulp bij Huiselijk Geweld.
7
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
-
Wij overleggen met de regiogemeenten over het op capaciteitsniveau brengen en houden van het casemanagement na het opleggen van een Tijdelijk huisverbod en overige huiselijk geweldzaken.
-
De plannen voor de ‘deconcentratie’ van opvangvoorzieningen uit 2002 zijn in 2013 gerealiseerd. Wij handhaven echter de uitgangspunten van de ‘deconcentratie’ bij de eventuele vestiging van nieuwe voorzieningen in Fryslân .
Woningaanbieders Wij willen de doorstroming van bewoners van opvangvoorzieningen naar huurwoningen van corporaties in Leeuwarden en de regio verbeteren. Principeafspraken voor Leeuwarden zijn ondergebracht in de prestatieafspraken tussen de gemeente Leeuwarden en de beide Leeuwarder woningcorporaties. Deze afspraken zullen in 2012 gezamenlijk worden uitgewerkt. Daarnaast onderzoeken wij de mogelijkheid ook commerciële verhuurders in te schakelen voor de doelgroep van de opvangsector. Wij bespreken met de corporaties die het betreft de achtergronden van de trend volgens de Daklozenmonitor, dat het aantal huisuitzettingen in Leeuwarden toeneemt, terwijl die in Fryslân en elders in het land afneemt. Wij spreken met de corporaties over meer ruimte voor ‘housing first’. Dit is een benadering van daklozen waarbij niet een opvangvoorziening wordt aangeboden, maar een woning uit de sociale voorraad in combinatie met intensieve woonbegeleiding.
Informatiemanagement Voor 2012 formuleren wij twee ambities op het gebied van ‘informatiemanagement’: de vereenvoudiging van de aanlevering van gegevens door de instellingen en de uitbreiding van de mogelijkheden om resultaten (maatschappelijke effecten) te meten in plaats van processen. Wij hebben onder andere de Dak- en thuislozenmonitor met gegevens over de doelgroep en registratiecijfers van de instellingen. Deze informatie is voor iedereen toegankelijk. Daarnaast willen wij met de instellingen het gesprek openen over het kunnen beoordelen van de kwaliteit en resultaten van hun werk.
Voorzieningenaanbod Prioritering In het kader van afnemende middelen en vanuit de amaryllisgedachte waarin de eigen kracht van de burger centraal staat, gaan we ons heroriënteren op de toekomstige prioriteitstelling van gesubsidieerde activiteiten en gaan daarover met de opvangvoorzieningen in gesprek. Nachtopvang en onconventionele woonoplossingen Wij streven er naar dat Zienn in het eerste kwartaal van 2012 plannen heeft uitgewerkt voor de locatie en de start van de nieuwe nachtopvang in Leeuwarden. In de loop van 2012 willen wij de plannen van Zienn voor onconventionele woonoplossingen realiseren. Aanvullende financiering voor heroïne-unit Wij hebben samen met andere centrumgemeenten actie ondernomen om het ministerie van VWS ervan te overtuigen dat er aanvullende financiering noodzakelijk is voor de heroïne behandelunit (HBU). Resultaat is dat VWS in het eerste kwartaal 2012 de specifieke middelen voor de HBU gaat herverdelen met ingang van 2013. Daarnaast onderzoekt VNN de mogelijkheden om kosten te reduceren. Onze ambitie is om de HBU voor Leeuwarden te behouden binnen de financiële kaders die de gemeente in 2011 beschikbaar had.
8
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
Capaciteit crisisopvang Wij gaan de discussie met de opvangsector voeren over potentiele cliënten van de crisisopvang die nu uit beeld verdwijnen. De vraag hierbij is welke mogelijkheden er zijn hen te volgen en eventueel ambulant ondersteuning te bieden. Capaciteitsvergroting achten wij binnen de huidige financiële randvoorwaarden niet mogelijk. Wel monitoren wij op verblijfsduur die van invloed is op de beschikbaarheid. Nazorg aan ex-gedetineerden Wij zetten ons in voor de voortzetting van de nazorg aan ex-gedetineerden en aan het gezinssysteem waarvan zij deel kunnen uitmaken, zowel in Leeuwarden als in de provincie Fryslân. Wij werken hierin nauw samen met de gemeenten Súdwest Fryslân en Smallingerland en het Veiligheidshuis Fryslân. In 2011 hebben wij geïnvesteerd in een softwareapplicatie die ons in staat stelt de resultaten van de nazorgactiviteiten ook kwantitatief zichtbaar te maken. Verbeteringen in de zorg voor kwetsbare jongeren In het Uitvoeringsprogramma Zwerfjongeren 2012-2016 centrumgemeente Leeuwarden zijn ambities geformuleerd. Binnen de gemeente en met ketenpartners zijn wij in gesprek over de verbeteringen in de zorg en het daarbij passende woonaanbod voor jongeren. Opvangsector en sport In 2012 onderzoeken wij in hoeverre het recent opgerichte sportplatform in Leeuwarden kan worden uitgebreid naar andere sporten en samenwerking met de instellingen voor maatschappelijke opvang. Wij willen de opvangsector ook fysiek in beweging krijgen. Met de Fier Sport Academie hebben we hiervoor al een goed voorbeeld van de mogelijkheden. Wij vragen de regionale zorgverzekeraar om ons streven te faciliteren.
Samenhang en samenwerking van het hulpverleningsaanbod Centrale toegang AMK/ASHG/CJG Wij onderzoeken de mogelijkheden voor een centrale toegang tot het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK Bureau Jeugdzorg), het Advies- en Steunpunt huiselijk geweld (ASHG) het frontoffice van het Multidisciplinair Centrum Kindermishandeling en het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Het doel is een efficiënter en effectiever werkende toegang voor cliënten en instellingen. Sociale teams Mede tegen de achtergrond van de decentralisatie van de begeleidingsfunctie in de AWBZ, de transitie jeugdzorg en de doorontwikkeling van de CJG’s vindt sinds 2011 een discussie plaats over een versterking van de rol van de sociale teams in Fryslân. De discussie wordt gevoerd tussen teamleiders van sociale teams en ambtenaren van de regio- en centrumgemeente. De discussie moet zijn afgerond als de gemeenten concrete plannen maken voor de overname van de begeleidingsfunctie in de Wmo, na de decentralisatie van de AWBZ, maar in ieder geval voor de transitie jeugdzorg per 2015. Interventieteam Wij stimuleren de ontwikkeling van twee interventieteams in het kader van het Amaryllisproject. Wij geven hen de ruimte en tijd om te experimenteren en hun aanpak en positie in het werk te ontwikkelen. De transities AWBZ, jeugdzorg en Wwnv spelen hierbij een rol.
9
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
Grensvlakken van zorg, hulpverlening en veiligheidsbevordering Casusoverleg en hulpverlening vanuit Veiligheidshuis Wij onderzoeken of het mogelijk is om, ondanks het wegvallen van de veiligheidsmiddelen, de gemeentelijk gefinancierde inzet, zoveel mogelijk in stand te houden. De transitie Veiligheidshuis naar gemeente vindt vanaf 2013 plaats.
10
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
2 Een nieuw ‘kompas’
Wij hebben in april 2008 het “Kompas maatschappelijke opvang voor de regio Fryslân, met Leeuwarden als centrumgemeente 2008 – 2012” vastgesteld. Het Kompas richtte zich op het verminderen van het aantal daklozen, de doorstroming naar een zo zelfstandig mogelijk bestaan, verbetering van de kwaliteit van leven en het verminderen van overlast en geweld in afhankelijkheidsrelaties. Alle Nederlandse gemeenten voor maatschappelijke opvang hebben destijds op verzoek van de staatssecretaris van VWS een kompas gemaakt. Het is nu tijd voor een ‘ update’, want er is sindsdien veel veranderd. In dit nieuwe document kijken wij terug naar de veranderde omstandigheden, resultaten en toekomstige ontwikkelingen. Wij evalueren de ambities die wij formuleerden in het eerste ‘kompas’. Dat leidt tot een nieuw regionaal kompas. In bijlage 1 van dit Kompas hebben wij een uitvoeringsprogramma opgenomen met daarin de ambities voor de jaren 2012-2016 en de acties om die ambities te realiseren; Op dit moment verwijzen wij in beleidsstukken nog naar de regiovisies die de gemeenteraad in 2002 en 2003 heeft vastgesteld. Het beleid uit die regiovisies is in het ‘kompas’ geïntegreerd. In de toekomst zullen wij verwijzen naar het regionaal kompas 2012-2016 Bij de totstandkoming van het regionaal kompas hebben wij de instellingen, de andere Friese gemeenten, het Zorgkantoor en de Wmo-Adviesraad 7, 8 en 9 betrokken.
Overeenkomsten met het ‘kompas 2008’ -
Wij beschrijven ook nu de maatschappelijke opvang, het verslavingsbeleid, de OGGz en de vrouwenopvang. Deze begrippen hebben in de afgelopen vier jaar echter wel geleidelijk een andere invulling gekregen. Wij spreken hierna meestal over de ‘opvangsector’ en de ‘aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties’.
Verschillen met het ‘kompas 2008’ -
Het nieuwe document is op hoofdlijnen een uitwerking van beleid. Daaruit voortvloeiende resultaten zijn terug te vinden in afzonderlijke beleidsnotities op deelterreinen, die al door het college zijn vastgesteld of nog vastgesteld gaan worden.
-
Wij hebben het schema uit het ‘kompas 2008’ losgelaten. We beschrijven niet meer de volledige sector met zijn activiteiten, maar benoemen vooral waar de veranderingen zich voordoen.
-
De toegenomen samenwerking met de belangenbehartigers van cliënten, de regiogemeenten, het zorgkantoor en de instellingen vertaalt zich in een bespreking met deze belanghebbenden.
-
De decentralisatie van de begeleidingsfunctie AWBZ, de jeugdzorg en de Wwnv hebben een relatie met de ambities in het regionaal kompas.
11
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
3 Terugblik en toekomst
Veranderingen in het overheidsbeleid hebben beleid en uitvoering in Fryslân sterk bepaald. Wij beschrijven hieronder eerst de veranderingen in het overheidsbeleid, voor zover relevant voor de opvangsector. Vervolgens kijken wij terug op de belangrijkste ambities en beschrijven wij wat er van de plannen uit 2008 terecht is gekomen en wat nog niet gelukt is. Wij volgen daarbij de hoofdstukken van het ‘kompas 2008’.
3.1 Veranderingen in de beleidsomgeving van de opvangsector Sinds 2008 is de beleidsomgeving van de opvangsector sterk veranderd. Er komen nieuwe veranderingen aan. Wij schetsen hieronder het beeld. Uiteraard heeft de gemeente Leeuwarden op deze externe veranderingen gereageerd. Vaak zijn wij er op vooruitgelopen met experimenten, pilots en het aangaan van nieuwe samenwerkingsverbanden. Voor zover dat relevant is beschrijven wij die kort. Voor een volledig beeld beginnen wij het overzicht bij de invoering van de Wmo in 2007: -
2007: centrumgemeente Leeuwarden krijgt de verantwoordelijkheid voor de OGGz en daarbinnen in het bijzonder de toeleiding van zorgmijders naar reguliere zorg. Toename rijksmiddelen: 2,4 miljoen euro per jaar. De groei van het gemeentelijk budget gaat ten koste van de GGZ-sector;
-
2007/2008: overheveling van middelen voor collectieve preventie voor ggz uit AWBZ naar alle ge-
-
2009: centrumgemeente Leeuwarden wordt gecompenseerd voor het wegvallen van de grondslag
meenten; ‘psychosociaal’ uit de AWBZ. Toename rijksmiddelen: 4,3 miljoen euro per jaar voor maatschappelijke opvang, € 725.000 voor de vrouwenopvang (elke gemeente ontvangt bovendien een bedrag voor ‘ontregelde huishoudens’). De instellingen voor maatschappelijke opvang en vrouwenopvang ontvingen deze bedragen voorheen van het zorgkantoor. Dat vervalt met het vervallen van de grondslag ‘psychosociaal’; -
2009: in het kader van het beleidsprogramma ‘Beschermd en weerbaar’ ontvangt de centrumgemeente Leeuwarden middelen ter stimulering van het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld, de kwaliteitsverbetering van de vrouwenopvang, respectievelijk het voorkomen en de bestrijding van geweld in afhankelijkheidsrelaties, en de opvang van tienermoeders. Deze stimuleringsmiddelen hebben geleid tot een impuls in het werken met tienermoeders en de aanpak huiselijk geweld in de volle breedte;
-
2009: de Wet Tijdelijk Huisverbod wordt in Fryslân ingevoerd met zowel casemanagement tijdens de eerste 10 dagen van het tijdelijk huisverbod als eerste hulp bij huiselijk geweld. Na evaluatie in 2011 wordt de ‘eerste hulp’ getransformeerd in ‘directe hulp’. Centraal in de directe hulp staat de amaryllisgedachte met één gezin, één plan, één hulpverlener, snel outreachend hulpverlenen, ontschotting en cliëntgerichtheid;
-
2009: alle gemeenten worden deels gecompenseerd voor de zogenaamde ‘pakketmaatregelen’ in de AWBZ. Cliënten in de opvangsector krijgen moeilijker een indicatie voor AWBZ-begeleiding op de grondslagen psychiatrie, verstandelijke beperking of somatiek;
-
2009: na jaren discussie en twee landelijke onderzoekrondes neemt het ministerie van VWS een besluit over de herverdeling van het landelijk beschikbare budget voor maatschappelijke opvang. Aan het
13
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
zogenaamde macrobudget wordt vóór de herverdeling toegevoegd het compensatiebudget voor het wegvallen van de grondslag ‘psychosociaal’ uit de AWBZ (rond 32 miljoen euro). Omdat Fryslân voorheen een buitenproportioneel deel van dat budget benutte (rond 4,3 miljoen euro) pakt de herverdeling voor onze regio negatief uit. Na uitwisseling van vele argumenten, ambtelijke en politieke lobby wordt de korting van oorspronkelijk 3,7 teruggebracht tot rond 2,2 miljoen euro structureel per jaar. Bovendien wordt de korting gespreid over zeven jaar ingevoerd (6 x € 350.000 + 1 x € 100.000). In de hoogte van het budget voor de komende jaren komen nog enkele (kleinere) onzekerheden voor. Onder de variabelen waarmee het landelijk beschikbare macrobudget wordt verdeeld behoort ook het aantal inwoners. Als dit relatief daalt (bijvoorbeeld door een sterkere groei van het aantal inwoners in de grote steden), dan zal het budget ook dalen. Deze daling van het budget trad voor het eerst op in 2011 en leidde tot een (ingecalculeerde) verlaging van het budget voor de regio Fryslân met ruim € 100.000; -
2010, 2011 en 2012: centrumgemeente Leeuwarden verwerkt de eerste drie tranches bezuinigingen op de opvangsector van € 350.000 per jaar. In overleg met de opvangsector gaat de korting vooral ten koste van de preventieve ambulante woonbegeleiding. Vanaf 2011 hebben de meeste instellingen de te verwachten korting in hun meerjarenbegrotingen verwerkt;
-
2010: centrumgemeente Leeuwarden dient de eerste korting op het GSB-budget ‘Veiligheid’ te verwerken. Dit leidt tot een verlaging van € 28.100 op de preventieactiviteiten van de VNN waarvoor elke (regio)gemeente een eigen verantwoordelijkheid kent;
-
2010 en 2011: centrumgemeente Leeuwarden ontvangt een incidentele impuls van € 177.000 per jaar voor de nazorg aan ex-gedetineerden in de gemeenten in Fryslân. Hiermee wordt de coördinatie van de nazorg aan ex-gedetineerden in Leeuwarden voortgezet. Deze werd tot 2010 gefinancierd uit de GSB veiligheidsgelden, aangevuld met een tijdelijke bijdrage van de provincie Fryslân. Vanaf medio 2011 wordt de nazorg aan ex-gedetineerden in de regiogemeenten gecoördineerd in drie grotere regiogemeenten: Súdwest Fryslân, Smallingerland en een nog vast te stellen gemeente in Noord-Fryslân. In 2012 en 2013 wordt de rijksbijdrage voor de nazorg aan ex-gedetineerden afgebouwd. Het gaat daarbij om respectievelijk 80% en 40% van de bijdragen uit 2010 / 2011;
-
2010 (vanaf 21 juni): cliënten die begeleiding ontvangen op grond van een AWBZ-indicatie dienen een inkomensafhankelijke eigen bijdrage te betalen. Bewoners van opvangvoorzieningen zijn hiervan uitgezonderd zolang zij een ‘pensionbijdrage’ betalen. De eigen bijdrage AWBZ geldt echter wel voor burgers die ambulante woonbegeleiding ontvangen. In veel gemeenten - waaronder Leeuwarden kunnen zij hiervoor bijzondere bijstand ontvangen als hun inkomen daartoe aanleiding geeft;
-
2010/2011: de centrumgemeenten spreken met elkaar af, dat mensen die zich aanmelden bij een instelling voor maatschappelijke opvang, maar geen binding hebben met de regio, begeleid worden naar de regio waar zij het meest bij thuis horen. De vier centrumgemeenten in Fryslân, Groningen en Drenthe spreken met elkaar af dat de drie noordelijke provincies als één regio worden beschouwd;
-
2011: geplande invoering van de eigen bijdrage Wmo voor bewoners van voorzieningen voor maatschappelijke opvang, crisisopvang en vrouwenopvang. Zij zijn na het betalen van de eigen bijdrage vrijgesteld van een eigen bijdrage voor andere AWBZ- of Wmo-voorzieningen. De gemeenteraad stelt op 31 januari 2011 de daarvoor benodigde verordening vast. De daadwerkelijke uitvoering van de regeling wacht sindsdien op de aanpassing van de Wet maatschappelijke ondersteuning. De wetswijziging staat voor de Tweede Kamer geagendeerd voor begin 2012;
-
2011: de centrumgemeenten Vrouwenopvang ontvangen de middelen voor de vrouwenopvang en de aanpak van huiselijk geweld via een decentralisatie-uitkering in het gemeentefonds. Deze uitkering heeft nu nog dezelfde omvang en verdeling als bij de voormalige specifieke uitkering. Op verzoek van de Tweede Kamer is er in 2011 een stelselonderzoek uitgevoerd. Daarbij wordt in het bijzonder gekeken naar de opvang van specifieke groepen en de verruiming van de grondslag van de uitkering. De
14
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
centrumgemeente Leeuwarden zal bij de landelijke overheid en de VNG pleiten voor het hanteren van het ‘ziekenhuismodel’. In dit model wordt gespecialiseerde zorg bovenregionaal of landelijk aangeboden. Het stelselonderzoek kan gevolgen hebben voor de decentralisatie-uitkering in Fryslân. Het proces voor besluitvorming loopt in 2012 door en wordt actief gevolgd. Vanaf 2011 is de financiering voor de tolken en vertaaldiensten verlegd naar de centrumgemeenten vrouwenopvang; -
2011: in opdracht van het ministerie van VWS heeft Bureau Cebeon in samenwerking met Regioplan een kosten-batenanalyse verricht van (effecten van) maatschappelijke opvangbeleid (MO-beleid). De conclusies uit dit onderzoek tonen aan, dat de verschillende strategieën uit de opvangsector - van preventie tot opvang en nazorg - kosteneffectief zijn. Investeringen in maatschappelijke opvang voorkomen hogere kosten in andere systemen, zoals bijvoorbeeld detentie-inrichtingen. Daarnaast worden moeilijk becijferbare maatschappelijke kosten van verwervingscriminaliteit, ervaren overlast en gevoelens van onveiligheid gereduceerd. De conclusie uit het onderzoek is kort samen te vatten als: “investeren in maatschappelijke opvang loont.” Het onderzoek doet een aantal aanbevelingen voor beleidsverbetering, zoals: - een goede inbedding van preventieve maatschappelijke opvang in het stelsel van gemeentelijke welzijns- en zorgarrangementen; - effectieve nazorg van ex-daklozen met een relatief korte historie als dakloze; - vormen van begeleid en beschermd wonen voor kwetsbare en problematische ex-dakloze bewoners van opvangvoorzieningen. Hierbij is samenwerking tussen MO-instellingen en behandelaars (GGZ, verslavingszorg) en het zorgvuldig volgen van naar zelfstandig wonende uitgestroomde ex-daklozen van groot belang. Wij zijn van mening dat deze aanbevelingen voldoende zijn verwerkt in het beleid dat wij in dit kompas beschrijven, met als voorbehoud dat de preventiefunctie als gevolg van krimpende financiële middelen in toenemende mate onder druk komt;
-
2012: door het stopzetten van de zogenaamde Montfransgelden vanuit het Ministerie van Veiligheid en Justitie vindt er een korting plaats van € 204.000 bij de verslavingszorg. Deze korting gaat onder meer ten koste van de programma’s ‘Drang op maat’ (€ 54.000). Daarnaast op preventie- en spreekuuractiviteiten;
-
2013: de functie ‘begeleiding’ verdwijnt gefaseerd in twee jaar uit de AWBZ. Gemeenten ontvangen rijksmiddelen om burgers die afhankelijk waren van AWBZ-gefinancierde vormen van begeleiding een aanbod te doen vanuit de (aangepaste) Wmo. Inventarisatie onder de opvanginstellingen die werkzaam zijn in Fryslân wijst uit, dat in 2010 voor rond 5,2 miljoen euro aan begeleiding op grond van de AWBZ is geleverd door alle opvanginstellingen tezamen. Daarnaast gaat er in de woonbegeleiding van de VNN nog rond 7 ton per jaar om. Totaal dus rond 6 miljoen structureel per jaar voor ambulante begeleiding op basis van de AWBZ door de (brede) opvangsector. Ook binnen GGZ Friesland gaan veel middelen om in begeleiding vanuit AWBZ;
-
2013: invoering Wet werken naar vermogen. Deze wet kan van invloed zijn op de woonbehoefte;
-
2015: transitie jeugdzorg. De komende jaren zal de transitie van de brede jeugdzorg naar gemeenten plaatsvinden. Gemeenten worden verantwoordelijk voor alle jeugdzorg die nu onder het rijk, de provincie, de gemeente, de AWBZ en de Zorgverzekeringswet vallen. Het is een grote operatie met veelal stevige problematiek, die de komende vijf jaar haar beslag moet krijgen. Bij de transitie gaat het niet alleen om het verleggen van verantwoordelijkheden en financiering. De transitie biedt nadrukkelijk ook de kans om het stelsel van ondersteuning en zorg aan jeugdigen en hun opvoeders opnieuw vorm te geven.
De tendens is duidelijk: sinds 2007 worden gemeenten gaandeweg belast met de verantwoordelijkheid voor zorgarrangementen voor kwetsbare burgers. De middelen die de rijksoverheid daarvoor beschikbaar
15
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
had worden gedecentraliseerd, na aftrek van een efficiëntiekorting. Het cumulatieve effect van deze maatregelen is, dat gemeenten compensatie voor beperkingen en ondersteuning moeten bieden waar voordien de rijksoverheid wettelijk gegarandeerde zorg bood. De financiële ruimte van de gemeenten wordt kleiner dan die van de rijksoverheid. Deze veranderende beleidsruimte vereist ingrijpende, maar noodzakelijke maatregelen die het aanbod aan ondersteuning en compensatie op gemeentelijk niveau ook op langere termijn houdbaar moeten maken. Kwetsbare en in veel gevallen zorgmijdende cliënten worden geconfronteerd met eigen bijdragen (AWBZ, Zorgverzekeringswet) en stijgende bedragen voor eigen risico’s (Zorgverzekeringswet). Zij zullen daarvoor in het gunstigste geval terugvallen op de gemeente (bijvoorbeeld met aanvragen voor bijzondere bijstand). In andere gevallen zullen zij de noodzakelijke hulp weigeren of ontlopen. Dit kan voor zowel de persoon als voor de lokale samenleving onbedoelde en ongewenste gevolgen krijgen. Het vraagt van de gemeente een grote oplettendheid om deze onbedoelde gevolgen van overheidsmaatregelen waar te nemen en ze te keren.
3.2 Resultaten van beleidsvoornemens uit het ‘kompas 2008 - 2012’ en ambities voor de periode 2012 – 2016. 3.2.1 Bestuurlijke afstemming -
Met Zorgkantoor en de regionale zorgverzekeraar (De Friesland Zorgverzekeraar) vond ook al voor de opstelling van het ‘kompas 2008’ regelmatig overleg plaats. Vanaf eind 2009 is dit op bestuurlijk niveau geformaliseerd in een convenant. De looptijd hiervan eindigde eind 2011. Overleg en samenwerking worden gecontinueerd. De gemeentelijke ambitie is om in 2012 een breder convenant te sluiten, waarin de afspraken over de opvangsector, inclusief de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties, worden ondergebracht. Dit mede tegen de achtergrond van de decentralisatie van de begeleidingsfunctie uit de AWBZ.
-
Het overleg met de regiogemeenten heeft een nieuwe vorm gekregen. Zowel ambtelijk als bestuurlijk vindt een regelmatig en goed gestructureerd overleg plaats over de breedte van alle prestatievelden van de Wmo. Het overleg over de prestatievelden 7, 8 en 9 heeft daarin een vaste plaats en wordt voorbereid door ambtenaren van de centrumgemeente Leeuwarden. Nieuwe beleidsvoornemens en specifieke ontwikkelingen in deze prestatievelden worden gedeeld en gezamenlijk voorbereid. Op deze manier kunnen verantwoordelijkheden van centrum- en regiogemeenten goed op elkaar worden afgestemd.
-
De afstemming met politie en Openbaar Ministerie vindt plaats in het Veiligheidshuis Fryslân. Er vindt casusoverleg en praktische afstemming plaats op de volgende gebieden: - nazorg ex-gedetineerden; - huiselijk geweld, inclusief tijdelijk huisverbod; - overlast gevende personen en gezinnen; - voetbalgeweld en -overlast; - delinquente en overlast gevende jongeren; - criminaliteit en overlast etnisch gerelateerd.
-
Over het geheel genomen zijn wij positief over de samenwerking in het Veiligheidshuis Fryslân. Risico’s komen voort uit de verlaging van de middelen die de gemeente Leeuwarden van de rijksoverheid ontvangt voor ‘veiligheid’. Dit vereist een optimale inzet van middelen en mankracht op het grensvlak van de domeinen ‘veiligheid’ en ‘zorg en welzijn’. Wij komen daar later in dit document op terug, waar het gaat om de Leeuwarder aanpak van ‘welzijn nieuwe stijl’ met als projectnaam ‘Amaryllis’.
-
Wij maakten in het ‘kompas 2008’ melding van een provinciaal convenant, gericht op het voorkomen van huisuitzetting en het bevorderen van doorstroming uit de opvanginstellingen naar reguliere huis-
16
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
vesting. De praktische uitwerking hiervan wisselt echter van gemeente tot gemeente. In de prestatieafspraken 2012 t/m 2016 is de visie opgenomen dat bijzondere doelgroepen moeten worden gehuisvest in Leeuwarden. Met als resultaat dat er verkend is hoe groot het probleem van de uitstroom van bijzondere doelgroepen is en welke mogelijkheden ontstaan door de decentralisatie van de AWBZ naar gemeenten. -
Een nieuwe partner waarmee sinds 2011 contact gelegd wordt, zijn makelaars die de stad goed kennen en creatief meedenken in de mogelijkheden tot het scheppen van geschikte huisvesting voor kwetsbare doelgroepen.
3.2.2 Informatieverzameling, informatie beheer en kennismanagement Overeenkomstig het voornemen uit het ‘kompas 2008’ heeft centrumgemeente Leeuwarden het Bureau Onderzoek en Statistiek van de gemeente Groningen opdracht gegeven ook voor de regio Fryslân de ‘Daken thuislozenmonitor’ op te stellen. Deze monitor wordt nu opgesteld voor de regio’s Groningen, Leeuwarden, Emmen en Assen en bevat daarmee het volledige werkgebied van de drie noordelijke provincies. De actuele versies van de ‘Dak- en thuislozenmonitor’ zijn te vinden op de website van Bureau Onderzoek van de Gemeente Groningen, onder ‘publicaties’. Zie: http://www.os-groningen.nl Daarnaast houdt onze gemeente jaarlijks ‘kengetallen’ bij op basis van de registratiecijfers van de instellingen. Uit specifieke rapportages en onderzoek komt informatie beschikbaar van delen van de doelgroep en van deeleffecten van het werk van de instellingen. Wij hebben de beleidsinformatie uit de verschillende registratiebronnen die in het Kompas worden genoemd geanalyseerd en verwerkt in een beknopt overzicht dat als bijlage 2 bij dit Kompas is gevoegd. Voor 2012 formuleren wij twee ambities op het gebied van ‘informatiemanagement’: -
De vereenvoudiging van de aanlevering van gegevens door de instellingen;
-
Uitbreiding van de mogelijkheden om resultaten, waaronder maatschappelijke effecten, te meten.
Naast kwantitatieve gegevens over prestaties en resultaten willen wij meer inzicht krijgen in de kwaliteit van het werk. Deze kwaliteit kan zowel betrekking hebben op werkprocessen (wordt er professioneel gewerkt) als op resultaten (wordt de situatie van de cliënt verbeterd en komt de cliënt er verder mee). Wij zullen het gesprek met de instellingen hierover in 2012 starten, mede tegen de achtergrond van de toenemende verantwoordelijkheden van de gemeente voor gedecentraliseerde functies, die ook in de opvangsector worden vervuld. 3.2.3 Het woningaanbod Doorstroom uit opvangvoorzieningen De wachttijd voor een passende huurwoning in Leeuwarden en directe omgeving varieert van 1 tot 1,5 jaar. Opvanginstellingen zijn er toe overgegaan om hun cliënten direct bij binnenkomst zich te laten inschrijven als woningzoekende. Daarnaast hebben alle opvanginstellingen, inclusief de verslavingszorg, kwantitatieve afspraken gemaakt met de woningcorporaties over huisvesting van urgent woningzoekenden. Dit neemt niet weg dat het nog steeds moeilijk is om een geschikte woning te vinden voor mensen die willen en kunnen uitstromen uit opvangvoorzieningen. Vooral in Leeuwarden. De exacte omvang van dit vraagstuk wordt nader geïnventariseerd met de corporaties.
17
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
Omstandigheden die de doorstroom belemmeren zijn - behalve beperkingen in het specifieke aanbod dat geschikt is voor ‘doorstromers’ - de volgende: -
De potentiële huurders hebben nog niet afgeloste huurschulden; De woningcorporaties hebben negatieve ervaringen met de potentiële huurders in de sfeer van betalingsgedrag, overlast voor buren en / of slechte bewoning van de woning;
-
Hardnekkige negatieve beeldvorming over de mate waarin bewoners hun woongedrag in positieve zin kunnen veranderen.
Eén van de mogelijke gevolgen van het bovenstaande is dat ex-bewoners van opvangvoorzieningen kamers zoeken bij kamerverhuurbedrijven. Daar is hun positie als huurder zwak en ontbreekt het hen aan adequate begeleiding. Dat levert soms overlast op voor de omgeving. Via een projectmatige benadering worden door de gemeente Leeuwarden sinds de tweede helft van 2011 misstanden in de particuliere kamerverhuur in een van de kwetsbare wijken in Leeuwarden in kaart gebracht en aangepakt. Een ander gevolg is dat cliënten van - in het bijzonder - de crisisopvang van de opvangsector (inclusief de vrouwenopvang) en van de GGZ nodeloos lang gebruik maken van een kostbare voorziening. Zij houden daarmee een plaats bezet van gegadigden op de wachtlijst. Doorstroom naar zelfstandige bewoning is daarom zowel sociaal gezien, als uit oogpunt van kostenbeheersing belangrijk. In gemeenten buiten Leeuwarden is het soms makkelijker een doorstroomwoning te verkrijgen. Zo kan Limor voor de ex-cliënten van de crisisopvang die in Sneek is gevestigd bij Accolade doorlopend op vijf woningen in gemeenten in Fryslân een optie nemen. In andere gemeenten zou geïnventariseerd kunnen worden in hoeverre deze mogelijkheid kan worden uitgebreid. De gemeente Leeuwarden maakt voor de periode 2012 - 2016 prestatieafspraken met de woningcorporaties. Daarbij is afgesproken dat een werkgroep van ambtenaren en corporatiemedewerkers in 2012 onderzoek doet en voorstellen ontwikkelt voor het huisvestingsbeleid gericht op ‘bijzondere doelgroepen’, waaronder daklozen. Het speelveld wordt bepaald door de volgende factoren: 1. De gemeente Leeuwarden heeft zelf geen huurwoningen. Wel beschikt de gemeente over een beperkt aantal panden die meestal zijn verkregen of verworven ten behoeve van projectontwikkeling. Dit bezit wordt in het algemeen ter beschikking gesteld via CareX1. Onderzocht kan worden of hier panden bij zijn die een functie kunnen vervullen voor de uitstroom van de opvangsector. 2. De corporaties hebben al afspraken met de opvanginstellingen over het verlenen van voorrang aan specifieke doelgroepen. In de praktijk blijkt er meer behoefte aan woonruimte te zijn. De corporaties staan open voor het inventariseren van de huidige en toekomstige woonbehoefte van de ‘bijzondere doelgroepen’. 3. Woningcorporaties hanteren een laatste kans beleid. Hierbij wordt huurders een contract aangeboden met voorwaarden. Een voorwaarde betreft vaak de acceptatie van woonbegeleiding. In veel gevallen wordt het huurcontract op naam van de begeleidende instelling gezet gedurende de periode van de voorwaardelijke begeleiding. Na afloop van de begeleidingsperiode kan de huurovereenkomst worden overgezet op de bewoner. 4. Opvanginstellingen zijn terughoudend bij het accepteren van begeleiding indien als voorwaarde wordt gehanteerd dat het huurcontract op naam van de instelling komt. Het verlegt financiële en maat-
1 CareX is een organisatie die zich ten doel stelt om leegstand te vervangen door maatschappelijk, zinvol gebruik.
18
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
schappelijke risico’s van de corporatie naar de instelling. Instellingen beschikken steeds minder over voldoende weerstandsvermogen om dit risico te dragen. De gemeente Leeuwarden is van mening, dat de hierboven beschreven uitgangssituatie voldoende mogelijkheden biedt om tot creatieve en werkbare oplossingen te komen. 3.2.4 Positie van jongeren op de woningmarkt In de zomer van 2010 is gestart met een Leeuwarder versie van ‘Kamers met Kansen’. Hierin wordt samengewerkt tussen het onderwijs, de opvangsector, het vrijwilligerswerk van de stichting Welzijn Centraal, de provincie en de gemeente Leeuwarden. Voor het aanbod van woonruimte met woningcorporaties en een makelaar. In 2011 zijn de eerste jongeren op deze manier gehuisvest. Het concept ‘Kamers met Kansen’ bevat naast huisvesting een vorm van licht toezicht en coaching door vrijwilligers, met als einddoel het behalen van een startkwalificatie en zelfstandigheid in de maatschappij. De eerste ervaringen hebben opgeleverd dat een deel van de jongeren die moeten worden gehuisvest meer behoefte aan ondersteuning heeft dan door vrijwilligers kan worden geleverd. Er wordt daarom gezocht naar aanvullende ondersteuningsmogelijkheden. Tevens wordt in het kader van de transitie jeugdzorg projectmatig gekeken naar de omvang en vraag van de doelgroep ten aanzien van het totale woonaanbod voor jongeren. Bij eventuele witte vlekken wordt gekeken wie dit vanuit zijn verantwoordelijkheid moet oppakken. Dit sluit aan op het uitvoeringsprogramma zwerfjongeren. In de stuurgroep van het samenwerkingsverband is afgesproken dat ‘Kamers met Kansen’ organisatorisch ondergebracht gaat worden bij het Cluster Jongeren van Zienn. 3.2.5 Onconventionele woonoplossingen Ondanks een breed aanbod van opvangvoorzieningen blijkt in de praktijk een beperkte groep tussen wal en schip terecht te komen. De redenen variëren. In de meeste gevallen gaat het om mensen die niet tussen andere mensen kunnen functioneren. Soms wil men geen dak boven het hoofd hebben. Een enkele keer komt het voor dat iemand zich ‘te goed voelt’ voor de opvang, maar nergens anders terecht kan. Voor een deel van deze categorie is geëxperimenteerd met drie caravans aan de rand van de bebouwing: geen prikkels van anderen, geen overlast voor anderen. De caravanbewoners zijn intensief begeleid door ambulante werkers. De ervaringen waren positief: een deel van de populatie stroomde door. Hoewel de caravans hun tijdelijke plek hebben moeten opgeven, heeft het experiment ervaringen opgeleverd die kunnen worden gebruikt. In april 2011 heeft de stichting Zienn een plan ingediend voor een gecombineerd aanbod. Dit houdt in: -
Verbetering van de huidige nachtopvang, waardoor gebruikers meer privacy hebben;
-
Een beperkt aantal tweekamerappartementen voor mensen die deze met intensieve begeleiding kunnen bewonen;
-
Een beperkt aantal onconventionele woonplekken ter vervanging van de caravans.
Dit plan wordt gecombineerd met een meer activerend beleid in de dagopvang. De voorstellen van Zienn worden in overleg met de gemeente uitgewerkt en moeten in de eerste helft van 2012 leiden tot besluitvorming over de nieuwe nachtopvang. In de loop van 2012 tevens tot het creëren van onconventionele woonoplossingen. Zie ook § 3.4.3 Deconcentratie binnen Leeuwarden. Wij zullen in het vervolg over ‘bijzondere’ woonoplossingen spreken in plaats van over ‘onconventionele’ woonoplossingen.
19
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
3.2.6 Tijdelijke huisvesting voor ex-gedetineerden In Leeuwarden is de nazorg voor ex-gedetineerden goed op orde. Wij komen daar in hoofdstuk § 3.3.11 op terug. Voor de tijdelijke huisvesting van ex-gedetineerden zijn op dit moment binnen de stichting Zienn structureel 10 plekken beschikbaar. Vanuit deze plekken vindt in principe de doorstroming plaats. Wij blijven monitoren of het aantal plekken voldoende is. 3.2.7 Tijdelijke huisvesting van ernstig bedreigde slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties In de hulpverlening aan slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties is de laatste jaren een omslag waar te nemen. In plaats van slachtoffers op geheime plekken onder te brengen wordt gekozen voor zichtbare en herkenbare plekken. Hier kunnen ook daders met hun slachtoffers in contact komen. Uiteraard onder voorwaarden en goede beveiliging. Na Alkmaar is ook in Leeuwarden voor zo’n benadering gekozen. In Leeuwarden onder de titel ‘Veilige Veste’. De locatie staat inmiddels vast, de voorbereidingen voor de verbouwingen zijn medio 2011 gestart en de voorziening zal 24 mei 2012 worden geopend. De ‘Veilige Veste’ luidt een nieuwe fase in de hulpverlening aan slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties in. 3.2.8 Huisuitzetting Uit de daklozenmonitor 2010 (blz. 16) blijkt dat in de periode 2006 - 2010 het aantal huisuitzettingen in de provincie Fryslân is gedaald. Dit past in een trend die ook in de grote steden te zien is. De provincie Fryslân heeft een relatief laag aantal huisuitzettingen in vergelijking met de grote steden en Groningen. Opmerkelijk is, dat deze trend niet lijkt te gelden voor de stad Leeuwarden. Op blz. 14 van de Daklozenmonitor 2010 staat een tabel waaruit valt op te maken dat weliswaar het aantal aanzeggingen in Leeuwarden daalt. Maar het percentage aanzeggingen dat leidt tot daadwerkelijke uitzetting stijgt. Per saldo is het aantal huisuitzettingen in Leeuwarden tussen 2006 en 2010 geleidelijk gestegen van 44 naar 63 per jaar. Weliswaar blijkt slechts een betrekkelijk gering percentage mensen dat uit hun woning wordt gezet binnen een jaar gebruik te maken van een opvangvoorziening. Rond 5% binnen een jaar. Dat neemt echter niet weg dat elke huisuitzetting een persoonlijk drama is. Daarom doen de sociale teams, corporaties en hulpverleningsinstellingen er alles aan om uitzetting te voorkomen. Dat dit binnen Leeuwaren sinds 2006 niet leidt tot betere resultaten vraagt nadere analyse van de achtergronden. Wij zullen hier met de betreffende partners het gesprek over openen. 3.2.9 Toegang tot opvangvoorzieningen en aandacht voor persoonlijke begeleiding 3.2.9.1 Geen centrale toegang In tegenstelling tot - vooral - de grotere centrumgemeenten heeft Leeuwarden na overleg met de instellingen niet gekozen voor één ‘centrale toegang’ tot de opvangvoorzieningen. De drie instellingen voor maatschappelijke opvang en crisisopvang zorgen elk voor hun eigen intakeprocedures en stemmen die waar nodig op elkaar af. Deze werkwijze werkt goed en de gemeente heeft geen behoefte op dit proces in te grijpen. Bij de opvang van jongeren overwegen wij een andere benadering. Een centrale en gecoördineerde toegang kan hier bijdragen aan een effectieve stroomlijning en een beter overzicht. Wij onderzoeken deze mogelijkheid in nauw overleg met de betreffende instellingen en tegen de achtergrond van de veranderingen die de ‘transitie jeugdzorg’ met zich mee zullen brengen. Zie ook: § 3.4.5 Jongeren en opvang.
20
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
3.2.9.2 Regiobinding - Maatschappelijke opvang Op aandringen van enkele grote steden is in 2011 landelijk overeenstemming bereikt over het principe van ‘regiobinding’ in de maatschappelijke opvang. Dit houdt kort gezegd in, dat daklozen die zich melden bij een opvanginstelling worden overgedragen aan gemeenten waar zij de beste kansen hebben op rehabilitatie. In het algemeen is dat de gemeente waar de persoon vandaan komt of een sociaal netwerk heeft. Gemeenten hebben zich verplicht aan een dergelijke overdracht mee te werken. Een en ander is beschreven in een handreiking. De wettelijke basis voor de regiobinding is zwak: de Wmo spreekt met betrekking tot de maatschappelijke opvang van ‘landelijke toegang’. In de drie noordelijke provincies is afgesproken daklozen onderling niet door te verwijzen. Uit de Daklozenmonitor 2010 blijkt dat er vooral tussen Groningen en Leeuwarden ‘gependeld’ wordt. De pendeling bedraagt 4% in beide richtingen. Wij vinden dit aanvaardbaar. Cliënten die door andere gemeenten worden aangemeld (aanmelding verloopt via een ambtelijke contactpersoon bij de gemeente Leeuwarden) worden verwezen naar het intakebureau van Zienn. Het gaat in de praktijk doorgaans om daklozen die zich hebben gemeld bij de nachtopvang van de betreffende gemeente en in Leeuwarden eveneens toegang vragen tot de nachtopvang. Vanuit de nachtopvang kan later worden beoordeeld of de persoon toegeleid wordt naar de kortdurende opvang. In 2011 zijn drie personen bij de gemeente Leeuwarden aangemeld. Zij hadden allen opvang gevraagd in Utrecht. Van één persoon bleek dat hij niet beschikte over een geldige verblijfsstatus. Op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning heeft hij dan geen recht op maatschappelijke opvang. In Leeuwarden wordt dat principe toegepast, met uitzondering van mensen die ernstig ziek zijn (bijvoorbeeld recent een operatie hebben ondergaan). In dit geval is de opvang van de betreffende persoon niet overgenomen. De andere twee zijn zonder problemen via het intakebureau van Zienn aan kortdurende opvang geholpen. - Geweld in afhankelijkheidsrelaties Waar mogelijk moeten ernstig bedreigde kinderen, jongeren en volwassenen in hun eigen regio worden opgevangen. Vanwege de dreiging is opvang in de eigen regio voor een deel van deze doelgroep niet mogelijk en zal deze elders moeten worden opgevangen. Voor de financiering van de opvang van de buiten de eigen regio op te vangen doelgroep zal een oplossing voor financiering moeten worden gezocht. Hierover wordt met de VNG gesproken in het kader van de stelselherziening vrouwenopvang. 3.2.10 Eén frontoffice AMK/ASHG Uit evaluatieonderzoek naar de hulp aan slachtoffers van huiselijk geweld in 2011 is gebleken dat efficiëntiewinst en effectiviteit te boeken valt als er beter wordt samengewerkt tussen de centrale toegang van Bureau Jeugdzorg en het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld. In 2011 heeft de gemeente Leeuwarden opdracht gegeven om nader te onderzoeken of er één frontoffice kan worden gevormd. In dit onderzoek wordt de rol van het CJG als frontoffice van Bureau Jeugdzorg meegenomen. De nieuw te vormen frontoffice kan gekoppeld worden aan het Multidisciplinair Centrum Kindermishandeling. Dit is een samenwerkingsverband tussen Openbaar Ministerie, politie, Medisch Centrum Leeuwarden (MCL), Bureau Jeugdzorg Fryslân, GGZ Fryslân en Fier Fryslân.
21
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
3.2.11 Begeleiding van cliënten in de opvangsector Begeleiding en dagbesteding van cliënten / bewoners van opvangvoorzieningen vindt in het algemeen plaats op basis van een AWBZ-indicatie. De instellingen hanteren begeleidingsplannen en methodieken die gebaseerd zijn op landelijke modellen en effectonderzoek. Limor, Zienn en Fier Fryslân participeren in de ‘academische werkplaats opvang en OGGz’ van het UMC Radboud (Nijmegen / Utrecht) www.werkplaatsoxo.nl . Het hanteren van professionele begeleidingsmethodieken legt de gemeente Leeuwarden als verplichting op in de subsidieverleningsbeschikking. De keuzen voor de aard van de methodiek laat de gemeente over aan de instellingen.
3.3 Preventiestrategieën 3.3.1 Algemeen: preventie staat onder druk van bezuinigingen Belangrijke preventiestrategieën ter voorkoming van huisuitzetting en dakloosheid zijn ambulante woonbegeleiding en schuldhulpverlening. Met betrekking tot misbruik van verslavende middelen gaat het om voorlichtingsprojecten in het onderwijs. Preventie van huiselijk geweld bestaat voornamelijk uit het snel ingrijpen via de aanpak ‘directe hulp bij huiselijk geweld’, die sinds 2011 de aanpak ‘eerste hulp bij huiselijk geweld’ heeft vervangen. In tweede instantie dient het tijdelijk huisverbod als preventiemiddel met als doel het geweld te stoppen. Andere vormen van geweld in afhankelijkheidsrelaties, zoals bijvoorbeeld seksuele uitbuiting, zijn gebaat bij voorlichting op plekken waar jongeren komen, of via de ‘sociale media’ en ‘peergroup education’. Door de gemeente Leeuwarden gesubsidieerde voorlichtingspakketten die vallen binnen de noemer ‘weerbaarheid’ zijn in 2011 geïnventariseerd. In afstemming met de scholen wordt nagegaan of het aanbod overeenkomt met de behoefte en of dubbelingen kunnen worden weggenomen. In het aanbod wordt gestreefd naar het principe “één gezicht, één plan en één moment”. Centrumgemeente Leeuwarden heeft bij de doorvoering van de bezuinigingen in de maatschappelijke opvang sinds 2010 de volgende prioriteitsvolgorde aangelegd: 1. De kosten voor residentiële opvangvoorzieningen, nachtopvang en dagopvang voor zover niet gefinancierd op grond van de AWBZ; 2. De kosten voor begeleiding van bewoners van residentiële opvangvoorzieningen, voor zover deze niet geïndiceerd kunnen worden voor begeleiding op een van de grondslagen van de AWBZ. Het doel van de begeleiding is het verhogen van de zelfredzaamheid van de bewoner, waardoor hij op termijn zelfstandig kan wonen of verhuist naar een vorm van beschermd wonen (doorstroombevordering); 3. De kosten voor nazorg van voormalige bewoners van een opvangvoorziening tot maximaal twee jaar na de ontslagdatum uit de opvangvoorziening; 4. Preventieve woonondersteuning van burgers uit alle gemeenten in Fryslân die een aantoonbaar risico lopen op huisuitzetting en daarmee op opname in een voorziening voor crisisopvang of kortdurende maatschappelijke opvang. Dit risico dient te worden aangetoond doordat de verhuurder concrete initiatieven heeft ondernomen die leiden tot huisuitzetting. In het algemeen wordt in Nederland bij de toedeling van kosten er van uitgegaan dat ‘preventie en nazorg’ de verantwoordelijkheid zijn van de individuele gemeente. Elke gemeente dient immers op grond van de Wmo prestaties te leveren op de velden 7, 8 en 9. Zolang de centrumgemeente middelen ontvangt om daarin bij te dragen zal de gemeente Leeuwarden dat doen. Op zowel ambtelijk als bestuurlijk niveau is echter al sinds de dreiging van de kortingen op de rijksmiddelen besproken dat regiogemeenten zelf middelen zouden moeten vrijmaken voor preventie en nazorg.
22
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
Een waarschuwing is hier op zijn plaats: in nauw overleg en met instemming van de gemeente Leeuwarden hebben Zienn en in mindere mate Limor hun in het verleden opgebouwde reserves ingezet om de bezuinigingen die de gemeente hen heeft opgelegd op te vangen. Dit leidt tot een gefaseerde afbouw. Vanaf 2014 zal de teruggang in middelen zich sterker doen voelen, omdat de bezuiniging als gevolg van de herverdeling van de opvangmiddelen grotendeels is doorgevoerd en de reserves van de instellingen zijn uitgeput. De gemeenten in Fryslân zullen dan in hun begrotingen ruimte moeten hebben gecreëerd om de weggevallen middelen van de centrumgemeente voor preventiestrategieën op te vangen. Wij gaan met de opvanginstellingen in gesprek over de hierboven benoemde meest passende prioriteitstelling voor de toekomst. 3.3.2 Ambulante woonbegeleiding Wij beschouwen ambulante woonbegeleiding als een belangrijke preventiestrategie voor het voorkomen van huisuitzetting. Uit de daklozenmonitor 2010 blijkt dat van het aantal mensen dat tussen 2006 en 2010 ambulante woonbegeleiding heeft gehad van een opvanginstelling, 4% (51 personen) alsnog uit de woning is gezet. Daaruit kan niet worden geconcludeerd dat van de overige 96% de huisuitzetting is voorkomen door woonbegeleiding. Het laat echter wel zien dat zeer kwetsbare bewoners die woonbegeleiding ontvangen slechts een enkele keer uit de woning worden gezet. Uit cijfers van de instellingen blijkt dat in 2009 en 2010 respectievelijk 1087 en 1091 huishoudens woonbegeleiding van opvanginstellingen kregen. Daarnaast bood de VNN in beide jaren respectievelijk aan 180 en 178 huishoudens woonbegeleiding. In de daklozenmonitor 2010 zijn de dubbeltellingen er uit gehaald. Daarna houden we rond 1200 huishoudens per jaar over die, verdeeld over Fryslân, ambulante woonbegeleiding ontvangen. De woonbegeleiding door opvanginstellingen wordt voor ongeveer 40% gefinancierd uit de middelen van de centrumgemeente. Voor de rest uit de AWBZ (functie begeleiding). Beide financieringsvormen staan onder druk: de middelen van de centrumgemeente door de kortingen als gevolg van de herverdeling van de opvangmiddelen. De AWBZ komt vanaf 2013 naar de gemeente met een korting. Centrumgemeente Leeuwarden bespreekt de mogelijkheden om de ambulante woonbegeleiding, gezien de decentralisatie van de begeleidingsfunctie in de AWBZ, op niveau te houden met de instellingen (efficiëntere inzet) en met de regiogemeenten (overname van kosten voor burgers van de eigen gemeente). 3.3.3 OGGz-zorg en toeleiding Sinds 2007 subsidieert centrumgemeente Leeuwarden de opsporing, begeleiding en toeleiding naar reguliere zorg van zorgmijders bij zowel GGZ Friesland als VNN. Gaandeweg is daar steeds meer ervaring in opgedaan en werken beide zorgaanbieders beter samen. De openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGz) is bij VNN en GGZ geïntegreerd in zogenaamde FACT-teams. In deze teams functioneren medewerkers die op basis van meerdere financieringsstromen worden ingezet. Het voordeel is, dat de cliënt niet direct naar een andere hulpverlener moet wanneer hij van gemeentelijk gefinancierde OGGz-zorg overgaat naar reguliere zorg, die gefinancierd wordt vanuit de Zorgverzekeringswet (DBC) of de AWBZ (indicatie langdurige zorg). Tevens wordt er actief vanuit de OGGz door VNN en GGZ ingezet op huiselijk geweldzaken.
23
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
Uit de rapportages van de laatste jaren blijkt, dat de categorie ‘relatief makkelijk toeleidbare zorgmijders’ gaandeweg ‘in zorg’ is. Binnen de OGGz gaat de aandacht uit naar de nieuwe instroom en de mensen die langdurig volharden in het weigeren of ontlopen van zorg. Omdat die niet doorstromen naar reguliere zorg stagneert de doorstroom. De aandacht voor deze mensen vanuit de OGGz voorkomt dat zij verder marginaliseren en pas weer in beeld komen wanneer zij ernstige overlast veroorzaken. Uit de rapportage over 2010 blijkt dat beide zorgaanbieders gezamenlijk op jaarbasis contact hebben met ruim 1000 OGGz-cliënten. (Dit is ongeveer 0,27% van het totaal van de cliënten van beide zorgaanbieders in Fryslân). VNN en GGZ Friesland nemen deel aan het ‘interventieteam’ dat functioneert binnen het Amaryllisproject. Op dit project komen wij later in dit hoofdstuk terug. 3.3.4 Sociale teams in Fryslân Alle gemeenten in Fryslân werken samen met een sociaal team. Enkele gemeenten met meerdere teams. Er zijn 23 sociale teams in Fryslân. Bij de Hulpverleningsdienst Fryslân (HVD) werken twee parttime ondersteuningsfunctionarissen ten behoeve van de teams. De sociale teams zijn inmiddels een begrip in Fryslân. Toch is er - ook onder de teamleiders - behoefte aan verbetering. Hoewel de teamleider in geen enkel team formeel een hiërarchische positie heeft ten opzichte van de teamleden, is de sturingskracht in een deel van de teams krachtig en effectief. Bij een ander deel van de teams is de teamleider niet veel meer dan gespreksleider. In complexe crisissituaties kan sneller het interventieteam of het Veiligheidshuis worden ingeschakeld. Mede tegen de achtergrond van de decentralisaties van de begeleidingsfunctie in de AWBZ en van de jeugdzorg vindt sinds medio 2011 een discussie plaats over een versterking van de rol van de sociale teams en daarbinnen die van de teamleiders. De discussie wordt gevoerd tussen teamleiders van sociale teams en ambtenaren van de regiogemeenten. Ambtenaren van de centrumgemeente Leeuwarden zorgen voor het secretariaat. De discussie vindt plaats binnen de context van het programma ‘welzijn nieuwe stijl’ en de Leeuwarder variant ervan: het Amaryllisproject. Er wordt naar gestreefd om deze discussie te hebben afgerond voor de gemeenten besluiten nemen over hun positionering in de gedecentraliseerde begeleidingsfunctie van de AWBZ, maar in ieder geval voor de transitie van de jeugdzorg per 2015. 3.3.5 Ambulante verslavingszorg en heroïneverstrekking onder medisch toezicht De bezuinigingen op de gemeentelijke veiligheidsmiddelen zijn van invloed op de beschikbare middelen voor de verslavingszorg. Dit binnen een context waarbij de druk op de verslavingszorg al erg hoog is met wachtlijsten voor de bemoeizorg. Effectieve methodieken als de ‘veelplegersaanpak’ en de ‘versnelde afhandeling verslaafden’ staan onder druk, waardoor de kans op overlastsituaties toeneemt. Daarnaast staat ook de financiering van de heroïne-behandelunit (HBU) onder druk omdat de middelen vanuit de specifieke rijksbijdrage ontoereikend zijn. De gemeente Leeuwarden heeft samen met andere centrumgemeenten actie ondernomen om het ministerie van VWS ervan te overtuigen dat er aanvullende financiering noodzakelijk is. Waarschijnlijk worden met ingang van 2013 de rijksmiddelen voor de heroïneverstrekking onder medisch toezicht herverdeeld. Indien deze herverdeling plaatsvindt zal dat leiden tot een hogere rijksbijdrage aan de gemeente Leeuwarden. Vooruitlopend hierop is binnen de Wmo-
24
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
begroting tijdelijk overbruggingsfinanciering gevonden voor 2012. Onze ambitie is om de HBU voor Leeuwarden te behouden binnen de financiële kaders die de gemeente in 2011 beschikbaar had. 3.3.6 Project straatprostitutie Naar aanleiding van aanhoudende overlastmeldingen is in 2010 het project ‘straatprostitutie’ gestart. Het project is gericht op straatprostituees in de binnenstad van Leeuwarden. In het algemeen zijn deze vrouwen ernstig verslaafd. Met prostitutie financieren zij hun verslaving en door hun verslaving kunnen zij het leven in de prostitutie aan. Het doorbreken van deze vicieuze cirkel is het doel van het project. Het neveneffect is dat de overlast die bewoners in de omgeving ervaren minder is geworden. Tot medio 2011 is contact gelegd met 17 straatprostituees, waarvan een aantal is opgenomen voor behandeling in de verslavingskliniek. Wij zetten het project in elk geval in 2012 voort, maar zijn waarschijnlijk genoodzaakt het na 2012 af te bouwen en te borgen in reguliere capaciteit. 3.3.7 Aanbod aan (potentiële) slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties De stichting Fier Fryslân heeft zich vanuit de traditionele anonieme opvang ontwikkeld tot aanbieder van preventie, begeleiding, anonieme opvang en behandeling bij geweld in afhankelijkheidsrelaties. Daarbij heeft de stichting zich ontwikkeld van een hoofdzakelijk door de gemeente gefinancierde opvanginstelling tot een innovatieve zorgaanbieder met meerdere financieringsstromen, waarvan de gemeentelijke financiering relatief kleiner is geworden. Wij hechten veel waarde aan de groei van Fier Fryslân als innovatief zorgbedrijf met een sterk landelijk imago, dat geworteld is en blijft in onze regio. Een voorbeeld daarvan is onze bijdrage aan de totstandkoming van de ‘Veilige Veste’. Dit is een nieuw concept voor niet-anonieme opvang waarvan Fier Fryslân de tweede instelling in Nederland is die het realiseert. Wel zal Fier Fryslân haar opvangvoorzieningen meer buiten Leeuwarden moeten realiseren (deconcentratie). Voor de subsidieverlening voor ondersteuning in het kader van de Wmo ontwikkelen wij samen met de regiogemeenten een nieuwe visie. Daarin richten wij ons op: * De taakverdeling tussen rijksoverheid, centrumgemeenten en regiogemeenten; * De specifieke diensten die wij als centrumgemeente samen met de overige Friese gemeenten op langere termijn willen blijven subsidiëren; * De kwalitatieve randvoorwaarden die van toepassing zijn op de ondersteuningsarrangementen die wij als gemeenten bij Fier Fryslân subsidiëren. In deze visie verwerken wij het definitieve besluit van het Kabinet over de positiebepaling van de vrouwenopvang en de ondersteuning bij geweld in afhankelijkheidsrelaties2. Wij zullen daarbij ook onze uitgangspunten formuleren voor de positie van Fier Fryslân na de ‘transitie jeugdzorg’, vanaf 2014. 3.3.8 Toepassing Wet Tijdelijk Huisverbod Fier Fryslân heeft een evaluatie uitgevoerd op de toepassing van de Wet Tijdelijk Huisverbod. Hieruit blijkt dat het aantal tijdelijk huisverboden is gestegen van 59 in 2009 naar 106 in 2010. Als deze ontwikkeling zich doorzet, blijven de beschikbare middelen voor het casemanagement tijdens de eerste 10 tot 30 (bij verlenging huisverbod) dagen achter. In de evaluatie wordt een aantal aanbevelingen gedaan met betrekking tot het landelijke beleid, bestuurlijke maatregelen en het uitvoeringsbeleid. Het toepassen van het huisverbod is zowel inhoudelijk als procesmatig geëvalueerd. Hieruit is een nieuwe aanpak ontstaan genaamd: “directe hulp bij huiselijk geweld” (DHHG). Hierin werken alle ketenpartners regelmatig met elkaar samen. Door deze samenwerking komen huiselijk geweldzaken steeds beter aan het licht. Dit leidt tot verdere toename van het aantal zaken waardoor de werkbelasting op de ketenpartners hoger wordt. Discussiepunt hierbij is, waar het casemanagement van Fier Fryslân eindigt en de begeleiding overgeno2 Het gaat hier om het standpunt van het Kabinet als antwoord op het advies van de zogenaamde Commissie de Jong.
25
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
men wordt door het lokale maatschappelijk werk en de tweedelijnsinstellingen als GGZ Friesland, VNN, de ambulante forensische psychiatrie (AFP) en de gespecialiseerde behandeleenheden van Fier Fryslân. Dit vraagt van de verschillende ketenpartners zowel in professionaliteit als in volume een aanzienlijk grotere inzet dan waar tot voor kort rekening mee is gehouden. De extra inzet van het door de gemeenten gefinancierde maatschappelijk werk is alleen mogelijk door de inzet op andere probleemgebieden te verminderen, of door de capaciteit te verruimen. Beide vragen om prioriteitstelling van gemeenten. Onze inzet is om die prioriteitstelling van de Friese gemeenten zoveel mogelijk gezamenlijk te bepalen. Wij benadrukken daarbij dat het Tijdelijk Huisverbod een bestuurlijke maatregel is. Het besluit van de burgemeester tot het opleggen van een Tijdelijk Huisverbod bepaalt de noodzaak van inzet door ketenpartners. Wij leggen dan ook hoge prioriteit bij de inzet van hulpverlening die voor rekening van de gemeente komt. 3.3.9 Sport als onderdeel van begeleiding in de opvangsector Vanaf 2011 is er een sportplatform van diverse instellingen opgezet voor het onderbrengen van voetbalsport binnen de begeleiding in de opvangsector. In 2011 is er gestart met actieve deelname van twee vrouwenteams en één mannenteam aan de Dutch Homeless Cup (DHC). Dit is een voetbaltoernooi voor daken thuislozen. Naast deze deelname worden aan de cliënten het hele jaar door voetbaltrainingen aangeboden. Vanaf 2012 wordt onderzocht in hoeverre het sportplatform verder uitgebreid kan worden naar andere sporten en samenwerking met de instellingen in de opvangsector. Fier Fryslân heeft al enige tijd componenten van sport en beweging in het programma geïntegreerd. Daaruit is de Fier sportacademie ontstaan. Hierbinnen krijgen de deelnemers een bewegingsprogramma aangeboden en kunnen zij ook deelnemen aan sporten bij bestaande sportclubs. In de Veilige Veste is het door de oorsprong van het gebouw - een voormalige politiepost - mogelijk om meer gebruik te maken van faciliteiten binnen (een sportzaal) en buiten (een sportveld) het gebouw. Medio 2012 wordt een Cruijff Court aangelegd op het terrein van de Veilige Veste en de politie. Ook bij GGZ Friesland staan sport en bewegen centraal in de dagactiviteiten. Wij vinden sport en beweging een goede uitbreiding van het activeringsprogramma van cliënten in allerlei vormen van maatschappelijke opvang. Het past goed in onze visie op beweging. Wij zetten ons in om gezamenlijk met de regionale zorgverzekeraar De Friesland faciliteiten voor sport en beweging in Leeuwarden extra te stimuleren. Wij zoeken daarbij ook naar mogelijkheden voor de doelgroep van de opvangsector. 3.3.10 Diverse casusoverleggroepen in het Veiligheidshuis Fryslân kent een goed functionerend Veiligheidshuis. Op het grensvlak van de domeinen ‘zorg en welzijn’ enerzijds en ‘openbare orde en veiligheid’ anderzijds functioneren meerdere overleggroepen. Uitgangspunt hierbij is dat overlastgevend gedrag en strafrechtelijke vergrijpen in zeer veel gevallen geworteld zijn in maatschappelijke omstandigheden en individuele beperkingen van de persoon of het gezin. Uitsluitend repressief optreden leidt niet tot gedragsverandering. In overleggroepen wordt daarom vanuit zowel politie en openbaar ministerie als diverse hulpverleningsdisciplines over casussen gesproken. Vervolgens worden interventies afgesproken waarvan straf, dwang, drang, behandeling en ondersteunende begeleiding in wisselende mate onderdeel kunnen uitmaken. Op deze manier komen zaken rond huiselijk ge-
26
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
weld, overlast in en door gezinnen en individuele plegers, crimineel gedrag van verslaafden, voetbalvandalisme, etc. aan de orde. De centrumgemeente Leeuwarden financiert vanuit de OGGz een parttime casemanager. Vanuit Veiligheidsmiddelen en uit middelen van Juridische en Veiligheidszaken worden een gezinsbegeleider en straatcoaches betaald. Ons streven is om - ondanks het wegvallen van de veiligheidsmiddelen waaruit een deel van deze functies wordt gefinancierd – onze gemeentelijke gefinancierde inzet in het Veiligheidshuis zoveel mogelijk in stand te houden. Bovendien vindt in 2013 de transitie plaats van de regie op het Veiligheidshuis van het Openbaar Ministerie naar de Friese gemeenten. In maart 2012 wordt een model voor cofinanciering voorgelegd aan alle Friese gemeenten zodat wij gezamenlijk een efficiënt en effectief Veiligheidshuis hebben in Fryslân. De rijksoverheid financiert eveneens een substantieel deel en veel(straf)ketenpartners dragen bij in natura. 3.3.11 Nazorg aan ex-gedetineerden Leeuwarden kent sinds 2006 een coördinator nazorg ex-gedetineerden als aan het gezinssysteem waarvan de ex-gedetineerde deel kan uitmaken. Bij de start moesten procedures nog grotendeels worden ontwikkeld en waren de detentie-instellingen nog niet ingespeeld op het nieuwe beleid. In dit opzicht heeft Leeuwarden een pioniersfunctie vervuld. Al vrij snel na de start was het principe van “dak, pas, poen en zorg” in procedures uitgewerkt. Momenteel wordt – zo nodig – het ID-bewijs en de start van de WWB-uitkering in de detentie-inrichting voorbereid. Resultaat is dat de ex-gedetineerde na vrijlating niet zonder ID-bewijs (strafbaar), geld (riskant in verband met recidive), onderdak (kans op overlast) en zorg (risico op terugval) door de stad zwerft. Het regelen van onderdak en zorg vraagt van de coördinator de meeste aandacht. Veel tijd van de coördinator is nodig voor registratie en administratie. De coördinator nazorg ex-gedetineerden werkt vanuit het Veiligheidshuis Fryslân, neemt daar deel aan op casussen gerichte overleggroepen en is bovendien voor hulpverleners die te maken hebben met complexe hulpvragen een vraagbaak die regelmatig adviseert waar het gaat om uitkeringen. Voor Leeuwarden ging het in 2010 om 386 burgers die uitstroomden uit detentie. Voor de gemeenten in Fryslân, inclusief Leeuwarden om 979 burgers. In de Algemene Opvang van Zienn zijn 10 plekken gereserveerd voor ex-gedetineerden zonder eigen huisvesting. Daar is sinds 2007 35 (2007) tot 67 keer (2009) gebruik van gemaakt. In 2010 werd er 59 keer gebruik van gemaakt (bron: Daklozenmonitor 2006 -2010). In 2010 en 2011 is vrij intensief overleg gevoerd met de regiogemeenten. Dit heeft medio 2011 geresulteerd in de afspraak dat er naast Leeuwarden drie gemeenten optreden als coördinerende gemeente voor een subregio. Dat zijn respectievelijk Súdwest Fryslân, Smallingerland en een nog te vinden gemeente in Noord-Fryslân. De extra middelen die Leeuwarden van de rijksoverheid heeft ontvangen voor de nazorg van ex-gedetineerden zijn over de regiogemeenten gedeeld naar rato van de instroom van exgedetineerden in 2010. Regiogemeenten zullen - na evaluatie - beoordelen of zij hun werk als nazorgcoördinator zullen voortzetten vanaf de tijd dat er geen extra rijksmiddelen meer beschikbaar zijn. Voor Leeuwarden gaan wij uit van het voortzetten van deze functie. Voor 2012 en 2013 is de financiële dekking gewaarborgd. Om tot een efficiëntere personeelsinzet te komen hebben wij besloten tot de aanschaf van een specifiek op de nazorg toegespitst registratiesysteem. Dit gebeurt samen met de regiogemeenten. De motivatie voor onze inzet op de nazorg aan ex-gedetineerden wordt bepaald door het effect ervan op de instroom in de opvang (preventie en vroeg ingrijpen) in combinatie met het voorkomen van recidive. De vraag naar het resultaat kan op dit moment slechts gedeeltelijk worden beantwoord: onderzoek van
27
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
het ministerie van Veiligheid en Justitie wijst uit dat de uitstroom van ex-gedetineerden geleidelijk is afgenomen van 37.641 in 2006 tot 31.862 in 2009. Het is ons voornemen om - naast effectieve nazorg ons de komende jaren ook in te zetten voor goede registratie en managementinformatie. Zienn start in 2012, in samenwerking met Justitie, gemeente Leeuwarden en het Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg, een project om de nazorg aan ex-gedetineerden te intensiveren. Een half jaar lang wordt een aantal ex-gedetineerden door medewerkers van Zienn ondersteund om het transitieproces van detentie naar de samenleving zo goed mogelijk te laten verlopen. Het uiteindelijke doel is het verminderen van recidive. Naast nazorg aan ex-gedetineerden heeft GGZ ook tijdens en na detentie een rol. 3.3.12 Welzijn Nieuwe Stijl en de opvangsector: het amaryllisproject, de ‘interventieteams’ en ‘directe hulp bij huiselijk geweld’ De ambulante woonbegeleiding vanuit de opvanginstellingen is van oorsprong gefinancierd vanuit de AWBZ, vooral op basis van de grondslag ‘psychosociaal’. In 2009 werd de grondslag ‘psychosociaal’ in de AWBZ opgeheven. Centrumgemeente Leeuwarden werd hiervoor gecompenseerd met een verhoging van de rijksbijdrage van rond 4,3 miljoen euro (MO) en 725.000 miljoen euro (VO). Vanaf 2013 wordt ook de functie begeleiding op basis van andere grondslagen uit de AWBZ gehaald. Zoals wij eerder beschreven gaat dat om een productie in MO en VO van 5,2 miljoen euro per jaar. De AWBZ-productie van de verslavingszorg bedraagt ruim 7 ton per jaar, zodat het totaal op ongeveer 6 miljoen euro per jaar uitkomt. De ambulante woonbegeleiding vertoont veel overeenkomsten met het maatschappelijk werk voor huishoudens met complexe en meervoudige problemen. Nu het verschil in financieringsvorm wegvalt en de gemeente de regie krijgt over het hele veld van ‘begeleiding’ ligt het voor de hand om te zoeken naar meer samenhang en afstemming. Hierbij geldt als uitgangspunt dat een huishouden in beginsel niet meer dan één hulpverlener of begeleider over de vloer krijgt. Deze moet dan wel van vele markten thuis zijn en kunnen terugvallen op collega’s met specifieke competenties. Dat kan alleen in teams waarin alle noodzakelijke competenties beschikbaar zijn, al is het via de inbreng van teamleden met verschillende professionele achtergronden. (Generalist naar de cliënt, specialist naar de collega’s in het team). Dit gegeven is - kort samengevat – het uitgangspunt geweest van overleg tussen de gemeente Leeuwarden en een breed scala van instellingen. Het heeft uiteindelijk geleid tot een herordening van de sector welzijn en zorg in Leeuwarden. Voor zover het gaat om provinciaal inzetbare functies heeft deze herordening ook zijn effecten op de gemeenten in Fryslân. De nieuwe benadering past in de uitgangspunten van Welzijn Nieuwe Stijl (WNS) die door het ministerie van VWS wordt gepromoot. In Leeuwarden wordt de benadering meestal aangeduid met de naam voor het veranderingsproces: Amaryllisproject. Het Amaryllisproject wordt in brochures van de gemeente Leeuwarden uitvoerig beschreven. Wij beperken ons hier tot het onderdeel van het project dat wordt uitgevoerd door medewerkers van de instellingen voor maatschappelijke opvang, geweld in afhankelijkheidsrelaties, verslavingsbeleid, geestelijke gezondheidszorg en het overgangsgebied naar de strafrechtelijke begeleiding die wordt gecoördineerd in het Veiligheidshuis Fryslân.
28
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
Vanaf begin 2011 wordt geëxperimenteerd met twee multifunctioneel samengestelde interventieteams. Het ene team richt zich op overlast gevende dak- en thuislozen. Het andere op zeer kwetsbare, soms tevens overlast gevende gezinnen met complexe problemen. Beide teams hanteren het principe één huishouden, één plan, één hulpverlener, zijn ‘outreachend’, werken directief en gericht op het gehele systeem (gezin, familie), waar zoveel mogelijk de eigen hulpbronnen worden aangesproken. Beide teams werken in beginsel met cliëntsystemen waar meerdere hulpverlenende instellingen over de vloer komen of kwamen, zonder dat er effectieve resultaten werden geboekt. De teams hebben directe lijnen naar hun contactpersonen binnen de gemeente Leeuwarden voor het oplossen van vragen over inkomenspositie van en voorziening voor cliënten. Via ambtenaren van de sector Zorg, Hulpverlening en Sport kunnen zij zo nodig problemen met een structureel of bureaucratisch karakter ‘opschalen’ naar het politieke niveau. Zij hebben meerdere contactpersonen binnen het Veiligheidshuis Fryslân. Bij strafrechtelijke zaken wordt daarmee samengewerkt of wordt het cliëntsysteem overgedragen aan een van de daarvoor geëigende ‘casus overleggroepen’ binnen het Veiligheidshuis. De eerder in dit document genoemde ‘Directe hulp bij huiselijk geweld’ is eveneens een multifunctioneel samengestelde interventieteam, zij het specifiek in situaties van huiselijk geweld. Dit geldt ook voor het multidisciplinair centrum kindermishandeling. De teams hebben nog veel opgaven voor zich: zij moeten nieuwe werkwijzen ontwikkelen, onderling optimaal kennis en informatie overdragen, op ongebruikelijke wijzen en tijdstippen optreden en relaties opbouwen met zowel de eerstelijnswerkers op wijk- en dorpsniveau als de gespecialiseerde behandelaars in tweedelijns instellingen. En natuurlijk kwetsbare mensen ondersteunen bij het overwinnen van hun problemen. Als gemeente geven wij hen de ruimte en tijd om hun aanpak en positie in het werk te ontwikkelen.
3.4 Voorzieningen voor tijdelijke en langdurige opvang 3.4.1 De regiovisies 2002 en 2003 De belangrijkste ambities die zijn overeengekomen in de regiovisies van 2002 en 2003 zijn verwerkt in de ontwikkeling van de sociale teams in Fryslân, de deconcentratie van opvangvoorzieningen in grotere regiogemeenten en de verbetering van de cliëntregistratie. Aan beide eerste ambities ligt de overtuiging ten grondslag dat kwetsbare burgers zo veel mogelijk in hun eigen omgeving huisvesting en ondersteuning moeten krijgen. Als zij toch terugvallen op een opvangvoorziening, moet het mogelijk zijn dat zij daarna re-integreren in de omgeving waar zij voorheen woonden. Daarom is er een maatschappelijke infrastructuur nodig die hen hierbij ondersteunt (de sociale teams) en dienen opvangvoorzieningen gespreid te worden over de grotere gemeenten in Fryslân. Over de sociale teams en hun doorontwikkeling hebben wij elders in dit kompas geschreven. De deconcentratie komt in dit hoofdstuk aan de orde. 3.4.2 Deconcentratie in provincie In het kompas 2008 – 2012 beschreven wij de plannen voor deconcentratie van de opvangvoorzieningen van Leeuwarden naar Sneek, Heerenveen en Smallingerland. Het sociaal pension in Sneek was toen gerealiseerd. Inmiddels biedt Limor crisisopvang in een complex met zelfstandige wooneenheden in Sneek en heeft Zienn een vergelijkbaar aanbod ontwikkeld in Heerenveen. Het sociaal pension in Drachten heeft tegenslag ondervonden bij het vinden van een locatie die, nadat hij voor de opvang bestemd was, later beschikbaar kwam dan was voorzien. De huidige planning is er op gericht dat het sociaal pen-
29
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
sion Drachten medio 2012 in gebruik kan worden genomen. Daarmee is de voorgenomen deconcentratie van opvangvoorzieningen in Fryslân uitgevoerd. Sinds de beschrijving van voornemens uit het kompas 2008 – 2012 hebben ook ontwikkelingen plaatsgevonden die wij niet voorzagen en die wel van belang zijn voor de maatschappelijke infrastructuur in Fryslân . Zo heeft het Leger des Heils van het Zorgkantoor Fryslân toestemming gekregen om de bestaande voorziening ‘Noach’ in Engwierum (gemeente Dongeradeel) om te bouwen tot een AWBZ-woonvoorziening met 24 plaatsen. De locatie in Engwierum is in overleg met de gemeente Leeuwarden gekozen om – in lijn met het deconcentratiebeleid - zeer kwetsbare burgers ook buiten Leeuwarden te kunnen opvangen. In ‘Noach’ zijn ook plaatsen beschikbaar voor ex-gedetineerden waaraan bij de vrijlating voorwaarden zijn gesteld. (Forensische plaatsen). Als de deconcentratie van de professionele opvangvoorzieningen medio 2012 is afgerond, zijn er behalve in Leeuwarden dus woonvoorzieningen voor (ex) daklozen in Sneek, Heerenveen, Drachten en Dongeradeel. Crisisopvang vond ook al voor de totstandkoming van de regiovisie 2012 plaats in Burgum (gemeente Tytsjerksteradiel). Naast de professionele voorzieningen zijn er ook initiatieven van particulieren op zakelijke basis en instellingen op levensbeschouwelijke grondslag. Een voorbeeld van het laatste is de instelling ‘Het Lichtpunt’ in Kollumerzwaag. Hier worden op jaarbasis zo’n 50 personen kort of middellang huisvesting en begeleiding geboden. De crisisopvang, kortdurende opvang en de langdurende woonvoorzieningen vanuit de opvangsector zijn dus redelijk verspreid over locaties en gemeenten in Fryslân. Gespecialiseerde voorzieningen voor daken thuislozen zijn gesitueerd in Leeuwarden. Wij handhaven de beleidsuitgangspunten die centraal stonden in de regiovisies. Dat betekent dat wij bij eventuele uitbreidingsbehoeften in de toekomst aandacht blijven houden voor een goede spreiding over gemeenten in Fryslân. Door dit beleidsuitgangspunt in het ‘kompas’ te formuleren zullen wij na vaststelling van dit document door de gemeenteraad van Leeuwarden in het vervolg verwijzen naar dit ‘kompas’ en niet meer naar de regiovisies uit het verleden. 3.4.3 Deconcentratie binnen Leeuwarden De deconcentratie naar regiogemeenten hangt nauw samen met die binnen de stad Leeuwarden. Bij elke deconcentratie is en wordt een deel van de opvangplaatsen overgeheveld naar de regiogemeente (en daar aangevuld met de lokale behoefte). In principe op basis van de verhouding 50/50. Dat betekent dat na voltooiing van de deconcentratie het volume aan opvangplaatsen in Leeuwarden is gedaald.3 Naast de verminderde capaciteit is ook de visie op grootschalige opvang enige jaren geleden veranderd. Beide ontwikkelingen samen hebben geleid tot de deconcentratie van de opvang binnen Leeuwarden. In de afgelopen jaren zijn nieuwe locaties gevonden en bestaande locaties van functie verwisseld. Het resultaat is een kleinschaliger vorm van opvang, met specifieke functies per locatie en een grotere spreiding over de stad. Met deze operatie is ook de kwaliteit en professionaliteit van de voorzieningen sterk verbeterd. In 2012 zullen naar verwachting de laatste verplaatsingen gerealiseerd kunnen worden. Begin 2012 is de stand van zaken als volgt:
3 Kwantitatief geformuleerd: na het betrekken van de woonvoorziening in Drachten zijn er in totaal 36 (3 x 12) cliënten van De Terp verhuist naar regiogemeenten. Gelijktijdig is het volume van de kortdurende opvang aan de Nieuwe Weg in Leeuwarden vergroot met 10 plaatsen voor ex-gedetineerden.
30
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
-
Naar verwachting zal begin 2012 een nieuwe locatie voor de vernieuwde en uitgebreide nachtopvang
-
Voor de opvang van slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties zal midden 2012 De Veilige
-
In 2013 zal naar verwachting de huidige zorgopvang in De Terp de nieuwe locatie op het terrein van
zijn gevonden. Na verbouw verwachten wij dat die eind 2012/begin 2013 beschikbaar is; Veste worden betrokken; de voormalige Buitenschool hebben betrokken. Er is dan sprake van een ‘zorgpension’ voor voormalig dak- en thuislozen die in het algemeen een AWBZ-indicatie voor zorg met verblijf hebben; -
In september 2012 wordt het sociaal pension van Zienn aan de Hoekstersingel geopend;
-
In de loop van 2012 met mogelijk een uitloop naar 2013 verwachten wij een beperkt aantal woningen in beheer bij Zienn te kunnen aanmerken voor ‘housing first’ van mensen die niet (meer) in de opvang passen en met intensieve woonbegeleiding relatief zelfstandig kunnen wonen. Daarna wordt beoordeeld of er nog noodzaak is voor onconventionelere woonvoorzieningen op geïsoleerde plekken.
Wij beschouwen deze voorzieningen als het sluitstuk van de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang in Leeuwarden. 3.4.4 Capaciteit en alternatieven Het aanbod van residentiële opvangvoorzieningen in Leeuwarden en de regio Fryslân is - zeker na de vernieuwingen die wij hierboven beschrijven - goed op orde. Dat betekent niet dat er altijd plaats is als daaraan behoefte is. De rapportages van de instellingen laten zien dat de capaciteit van de crisisopvang regelmatig tekort schiet. Wachtlijsten hebben bij crisis geen zin. Gegadigden worden dus doorverwezen naar instellingen die nog wel plaats hebben. Indien ook die niet beschikbaar zijn rest niets anders dan provisorische huisvesting (zomerhuisjes, familie, campings en soms schrijnender oplossingen). Zeker tegen de achtergrond van de teruglopende budgetten van de rijksoverheid en de financiële druk die de gemeenten over de hele linie van hun uitgaven ervaren, zijn wij niet in staat om de capaciteit aan gesubsidieerde crisisopvangplekken in onze regio te vergroten. Opmerkelijk is, dat gegadigden voor een plaats in de crisisopvang meestal uit beeld verdwijnen. Met uitzondering van gevallen die de pers halen weten wij niet welke oplossingen de mensen vinden. Nu wij de opvangsector gaandeweg op het kwaliteitsniveau krijgen dat wij willen hebben, willen wij graag de discussie met de opvangsector voeren over potentiële cliënten van de crisisopvang die uit beeld verdwijnen. De vraag hierbij is welke mogelijkheden er zijn hen te volgen en eventueel ambulante ondersteuning te bieden. In 2012 onderzoeken wij hoe wij de beide dagopvangvoorzieningen, het GGZ-Inloophuis en het Aanloophuis effectiever en efficiënter kunnen organiseren. Naast de door de centrumgemeente gesubsidieerde opvangvoorzieningen zijn er in Fryslân ook vormen van particuliere opvang. Deze variëren van (kleinschalige) initiatieven die overwegend draaien op de inzet van vrijwilligers of kerkelijke organisaties, tot pensions waar de bewoners op basis van hun uitkering of PGB-middelen onderdak, voeding en soms basale zorg krijgen. Wij beschouwen dit als producten van een zorgzame samenleving, die als zodanig gekoesterd moeten worden. Of als in beginsel commerciële initiatieven, die voortkomen uit een vrije markt. Zij vormen een nood-
31
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
zakelijke aanvulling op de gesubsidieerde professionele opvang. Zonder deze voorzieningen zou de druk op de opvang aanzienlijk groter zijn. Door een combinatie van toegenomen regeldruk en veiligheidseisen die – terecht – worden gesteld aan dit soort voorzieningen enerzijds en afnemende financiële middelen anderzijds ontvangen gemeenten subsidieaanvragen van dit soort initiatieven. Waar het gaat om een regionaal aanbod aan dak- en thuislozen komt dit soort aanvragen specifiek bij de centrumgemeente Leeuwarden binnen. Op grond van de in dit ‘kompas’ vaker genoemde beleidsuitgangspunten kunnen wij niet ingaan op dergelijke aanvragen. Vanuit het ambtelijk overleg Zorg en Welzijn Fryslân heeft een werkgroep criteria en procedures beschreven voor het beantwoorden van subsidieaanvragen die de Friese gemeenten ontvangen op het grensvlak van de verantwoordelijkheid van regiogemeenten en de centrumgemeente. Wij beschouwen het als grote winst dat de Friese gemeenten op het gebied van zorg en ondersteuning aan zeer kwetsbare burgers zo effectief samenwerken. 3.4.5 Jongeren en opvang Jongeren die zich melden bij de opvangvoorzieningen verkeren meestal al langere tijd in een problematische situatie. Het kan gaan om een instabiele opvoedingssituatie thuis, afgebroken schoolopleidingen, misbruik, mishandeling of huiselijk geweld. Soms zijn de oorspronkelijke oorzaken terug te voeren op verstandelijke beperkingen of psychische kwetsbaarheden. In veel gevallen is jeugdzorg en jeugdbescherming niet, of laat in beeld gekomen. Een deel van de jongeren dat zich tot de opvangsector wendt is afkomstig uit de jeugdzorg, maar is nog onvoldoende voorbereid op een zelfstandig bestaan. Uiteraard spelen drugs- en alcoholmisbruik een rol bij het versterken van de problemen. Leeuwarden kent een goed functionerende voorziening voor preventie tot nazorg van ‘zwerfjongeren’ in het Huis voor de Jongeren van Zienn. Daarnaast bieden Zienn en Limor in samenwerking met Jeugdhulp Friesland een vorm van intensief begeleide kamerbewoning. Fier Fryslân kent met Asja, Zahir, het LeerHuis, het Zorgprogramma Jongeren met Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag en de tienermoederopvang een relatief breed scala van voorzieningen voor jonge vrouwen die op verschillende manieren kwetsbaar zijn. Specifiek op jongeren gerichte ‘interventiewerkers’ en ‘preventiewerkers’ vanuit verschillende (opvang)voorzieningen sporen jongeren op en leiden ze zo nodig toe naar zorg, opvang of (begeleide) huisvesting. Tevens heeft deze inzet tot doel te voorkomen dat deze jongeren in de opvang terecht komen. Keer op keer blijkt echter dat er jongeren niet vroeg genoeg worden bereikt of door hun problematiek niet passen in een van de beschikbare voorzieningen. Daarnaast lijkt er een permanent capaciteitstekort te zijn. In een poging hierin verlichting te brengen is vanaf eind 2010 gewerkt aan de opbouw van een lichte vorm van begeleid wonen via het project Kamers met Kansen. Medio 2011 bleek echter dat de jongeren die hierop een beroep doen soms niet voldoende ondersteuning ondervinden van de vrijwillige coaches die aan het project zijn verbonden. Hun problemen zijn bij nader inzien toch te complex voor alleen vrijwillige begeleiders. In het collegeprogramma is expliciet prioriteit gegeven aan ‘jongeren’. Dat geldt zeker voor de potentiële uitvallers. Zowel uit oogpunt van medemenselijkheid als uit oogpunt van preventie voor allerlei zwaardere vormen van zorg, opvang en ondersteuning dienen wij jongeren die in de knel komen in zo’n vroeg mogelijk stadium effectief te ondersteunen.
32
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
Wij zijn als gemeente met de verschillende ketenpartners (jeugdzorg, opvang, begeleiding, onderwijs) in gesprek over de verbeteringen in de zorg voor jongeren. Wij hanteren daarbij als wenkend perspectief de sturingsmogelijkheden die gemeenten zullen krijgen na de decentralisatie van de jeugdzorg vanaf 2015. Uiteraard betrekken wij daarbij ook het Provinciaal Bestuur, dat tot die tijd verantwoordelijk is voor de financiering en aansturing van de jeugdzorg. Voor de nadere uitwerking van onze activiteiten voor jongeren verwijzen wij naar het Uitvoeringsprogramma Zwerfjongeren 2012-2016 centrumgemeente Leeuwarden. 3.4.6 Activering Activering van de doelgroep van maatschappelijke opvang en vrouwenopvang is een kenmerk geweest van de opvangsector in Leeuwarden. Daarbinnen heeft het project Skrep een belangrijke rol gespeeld. Het project is vaak positief in de publiciteit getreden en heeft enige jaren geleden de Zilveren Woonladder gewonnen. Een prestigieuze prijs voor innovatieve projecten in de Nederlandse opvangsector. Het project richt zich op eenvoudige werkzaamheden voor daklozen die gebruik maken van de dagopvang in Leeuwarden. De doelgroep wordt geactiveerd, ontvangt een bescheiden inkomensbijdrage en kan doorstromen naar projectonderdelen die meer vaardigheden en verantwoordelijkheidsbesef vereisen. Meerdere deelnemers zijn in de loop der jaren doorgestroomd naar regulier werk, gesubsidieerde arbeid en vrijwilligerswerk met behoud van uitkering. Voor veel deelnemers - de gemeente Leeuwarden heeft daar gedetailleerde rapportages over ontvangen - is door de activering de gezondheid verbeterd, het middelengebruik afgenomen en zijn politie- en justitiecontacten verminderd. Het project is in 2003 gestart op basis van projectgelden en is tot en met 2007 op basis van incidentele financiering voortgezet. Vanaf 2008 is het voor twee jaar gefinancierd via een combinatie van opvangmiddelen en re-integratiemiddelen in het kader van de WWB. Door de ontwikkeling van het project en de daarbij behorende kostenstijging enerzijds en de beperkingen die de financiering van de WWB kent anderzijds is vanaf 2010 gekozen voor onderbrenging binnen de maatschappelijke opvang. Daarbij is het project overgedragen aan Zienn. In 2010 en 2011 is Skrep geleidelijk ingevoegd in de organisatie van Zienn. Voor de periode 2012 en 2013 kan de gemeente Leeuwarden de financiering voortzetten op het niveau van 2011. Dit ondanks de bezuinigingen die de rijksoverheid heeft toegepast op de re-integratiemiddelen. Onze inzet is om Skrep blijvend onder te brengen bij Zienn. Daarbij hechten wij er veel belang aan dat het innovatieve en onconventionele karakter van Skrep (en zijn medewerkers) behouden blijft. Het dient zich te blijven richten op de meest gemarginaliseerde daklozen in Leeuwarden. Vanaf 2014 zal moeten worden beoordeeld of de financiële middelen die de gemeente beschikbaar heeft het mogelijk maken Skrep blijvend op het benodigde niveau te financieren. Ook voor andere doelgroepen is activering belangrijk. Zo biedt GGZ Friesland vormen van activering aan mensen met een psychiatrische stoornis.
33
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
4 Tot slot
Uitvoering regionaal kompas Wij zetten er op in om in de periode 2012-2016 de in het Regionaal kompas geformuleerde ambities zoveel mogelijk waar te maken. Waar nodig zullen wij onze gesubsidieerde opvanginstellingen, de andere Friese gemeenten, corporaties en het Zorgkantoor daarbij betrekken.
35
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
Bijlage 1 bij Regionaal kompas 2012-2016 Uitvoeringsprogramma Regionaal kompas Leeuwarden/Fryslân 2012-2016 voor de WMO prestatievelden 7, 8 en 9
4 Onder gemeente Leeuwarden verstaan we de ambtelijke (verschillende diensten) en bestuurlijke organisatie.
36
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
5 Decentralisatie van AWBZ begeleiding, decentralisatie Jeugdzorg en de Wet Werken naar Vermogen.
37
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
38
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
Bijlage 2 bij Regionaal kompas 2012-2016
Analyse van cijfers over dakloosheid in Friesland in 2010. Hoeveel daklozen telt Leeuwarden? Bij daklozen denken wij aan mensen die geen dak boven het hoofd hebben. In het overheidsbeleid worden echter andere definities gebruikt. Wij kennen ‘feitelijk’ daklozen en ‘residentiële’ daklozen. Bij de ‘feitelijk’ daklozen onderscheiden wij drie subcategorieën:
Feitelijk daklozen: drie subcategorieën De hardnekkige buitenslaper. Dit zijn mensen die de nachtopvang zelden, of alleen bij hevige kou gebruiken. Omdat deze groep zeer kwetsbaar is en bovendien vaak als overlastgever wordt ervaren (slapen in portieken, vervuiling van de openbare ruimte) hebben we er sinds 2008 extra aandacht aan geschonken. Cijfers komen niet voor in de Daklozenmonitor, omdat het niet gaat om in daklozenvoorzieningen geregistreerde daklozen. Onderzoek in 20096 benoemt 49 mensen die overwegend op straat leven. Voor hen is moeilijk een plek in het huidige opvangaanbod te vinden. Zij bezoeken wel de dagopvang. Van deze 49 zijn er 26 die nog regelmatig gebruik maken van de nachtopvang. Er zijn 15 ‘buitenslapers’ geïdentificeerd, waarvan de helft erg moeilijk te benaderen is. Gegevens van het Veiligheidshuis Fryslân7 wijzen uit, dat er in 2010 in Leeuwarden 31 personen zijn besproken als ‘overlast gevend’. In 2011 is deze categorie geslonken tot 27. Begin 2012 staan er nog 12 personen op deze lijst. De categorie ‘overlastgevers’ valt gedeeltelijk samen met de categorie ‘buitenslapers’ voor wie moeilijk een plek in een opvangvoorziening kan worden gevonden. Bij de plannen voor de nieuwe nachtopvang wordt met deze categorie rekening gehouden. De gebruikers van de nachtopvang. Zij maken niet elke nacht gebruik van de nachtopvang. Soms slapen ze bij een kennis, in een kraakpand of een enkele keer buiten. Het aantal gebruikers van de nachtopvang (van De Terp) over een heel jaar varieert tussen 2006 en 2010 van 250 tot 294 personen. In 2010 waren het er 268. Bijna een kwart van de gebruikers maakt slechts een enkele nacht gebruik van de nachtopvang. Ruim de helft maakt niet meer dan 14 nachten in het jaar gebruik van de nachtopvang. De capaciteit van de nachtopvang is maximaal 35. Bij hevige kou kan die worden uitgebreid. Gebruikers crisisopvang Wij rekenen ook de bewoners van de crisisopvang tot de ‘feitelijk’ daklozen. Zij zijn verzekerd van onderdak die de opvangsector hen biedt en die de gemeente betaalt. Maar als dat onderdak niet zou worden
6 Hoe dakloos is Leeuwarden, Fred Voet, opdracht stichting Zienn, september 2009. 7 Zie de notitie: “Vragen en antwoorden t.b.v. het raadsdebat van de gemeenteraad van Leeuwarden over ‘zorgmijders’ op 15 februari 2012.”
39
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
geboden zouden zij daar niet zelf in kunnen voorzien. “Feitelijk daklozen” is niet de meest adequate term om deze doelgroep aan te duiden, maar landelijk is deze omschrijving gekozen. In de crisisopvang komen ook (eenouder)gezinnen met kinderen tot 18 jaar. Het totaal aantal personen dat op één dag in de crisisopvang verblijft is daarom groter dan de maximale capaciteit in plaatsen of appartementen. De gemiddelde verblijfsduur in de crisisopvang is hoger dan in de nachtopvang: 45% verblijft er tussen de 2 dagen en 3 maanden. De rest verblijft er langer dan 3 maanden. Aantallen ‘feitelijk daklozen’ per dag en per jaar. De Daklozenmonitor 2010 geeft aantallen voor een gemiddelde dag (de momentopname van steeds vier dezelfde data in verschillende jaren) en totalen op jaarbasis. Daaruit valt op te maken dat het aantal gebruikers van de nachtopvang en de crisisopvang tezamen tussen 2006 en 2010 is gestegen van gemiddeld 114 personen per nacht tot gemiddeld 145 personen per nacht. Aangezien de bezetting van de nachtopvang maar weinig fluctueert is deze stijging vooral toe te schrijven aan de crisisopvang. De stijging in het gebruik van de crisisopvang is te verklaren uit een combinatie van factoren: de capaciteit is in 2007 en 2008 vergroot: trainingsappartementen in Burgum (Zienn); woningen voor crisisopvang van gezinnen in Sneek (Limor). Daarnaast zien wij dat de doorstroomsnelheid van de voorzieningen in Burgum is gestegen (kortere verblijfsduur), terwijl die in Sneek tussen 2009 en 2010 juist is gedaald (langere verblijfsduur). Per saldo is het aantal personen dat via de crisisopvang aan onderdak is geholpen tussen 2006 en 2010 gestegen. Toch melden de instellingen dat juist bij de crisisopvang aanvragers (gezinnen) regelmatig moeten worden afgewezen wegen gebrek aan plaatsingscapaciteit.
Residentiële daklozen Met ‘residentiële daklozen’ worden in het overheidsbeleid bedoeld de mensen die langdurend gebruik maken van een voorziening voor maatschappelijke opvang. Hierbij maken wij onderscheid tussen de voorzieningen voor tijdelijk verblijf, zoals de Algemene Opvang van Zienn. En voorzieningen voor langdurende verblijf, zoals de Zorgopvang en de verschillende ‘sociale pensions’. Het gemiddeld aantal ‘residentiële daklozen’ per nacht (de momentopname) is tussen 2006 en 2010 gestegen van 186 naar 211. Deze stijging is te verklaren met stijging in de capaciteit. Bijvoorbeeld de toename van de capaciteit van de Algemene Opvang met 10 plaatsten voor ex-gedetineerden, de uitbreiding van het sociaal pension Bonifatiusplein van 16 naar 24 plaatsen en de vestiging van het sociaal pension in Sneek. De totale capaciteit in de langdurende opvang in Friesland bedraagt in 2010 ongeveer 180 plaatsen. Een deel hiervan biedt kennelijk ruimte aan meer dan één persoon. Opvangcapaciteit, verdeeld over gemeenten in Fryslân De totale capaciteit aan opvangplaatsen in Fryslân in 2010 is als volgt: Nachtopvang
35 plaatsen
Jongerenopvang
20 plaatsen
Crisisopvang
62 appartementen of woningen
Totaal kortdurende opvang
117
Algemene opvang
40 plaatsen
Zorgopvang
50 plaatsen
Woonpensions
90 plaatsen
Totaal langdurende opvang
180
Totaal kortdurende en langdurende opvang: 297 plaatsen (deels meerpersoons) Hiervan zijn 208 plaatsen (70%) gevestigd in de gemeente Leeuwarden. Buiten Leeuwarden: 89 (30%).
40
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
Naast de professionele opvanginstellingen zijn er in Fryslân ook instellingen op basis van particulier initiatief, zoals bijvoorbeeld Het Lichtpunt in Kollumerzwaag. Deze plaatsen zijn niet meegeteld.
Aantallen feitelijk en residentiële daklozen in Fryslân Het totaal aantal feitelijke en residentiële daklozen in Fryslân op een gemiddelde dag is tussen 2006 en 2010 gestegen van 300 tot 356. Het aantal unieke personen, ouder dan 18 jaar, dat in een jaar gebruik heeft gemaakt van een voorziening voor kortdurende of langdurende maatschappelijke opvang is tussen 2006 en 2010 gestegen van 665 tot 782. Deze stijging is –zoals hiervoor uitgelegd – toe te schrijven aan een combinatie van een grotere capaciteit en een hogere doorstroomsnelheid (kortere verblijfsduur). In het algemeen kan worden gesteld dat de vraag naar opvang of onderdak groter is dan het aanbod. Dit geldt vooral voor de crisisopvang van gezinnen. Meer capaciteit of een grotere doorstroming (door een kortere verblijfsduur) leidt daarom tot een groter aantal unieke cliënten. Uit de cijfers kan niet worden opgemaakt dat het aantal daklozen in Fryslân is gegroeid. Wel kan worden geconcludeerd dat de opvangsector meer mensen die daarom vroegen onderdak en opvang heeft kunnen bieden.
Deconcentratiebeleid In 2003 heeft de gemeente Leeuwarden afspraken gemaakt met de regiogemeenten in Fryslân over het deconcentreren van opvangvoorzieningen. Vanaf 2007 heeft dit zijn beslag gekregen. Eerst in Sneek, daarna in Heerenveen. Het woonpension Noach van het Leger des Heils is op grond van dit beleid gevestigd in Engwierum (Dongeradeel). In de loop van 2012 zal een sociaal pension worden geopend in Drachten. Bij de vestiging van een nieuwe gedeconcentreerde woonvoorziening geldt als uitgangspunt, dat de bewoners van de voorziening voor de helft uit Leeuwarden verhuizen. De andere helft komt uit de omgeving van de nieuwe vestiging. Als in 2012 de deconcentratieplannen zijn uitgevoerd zijn er 36 plaatsen uit Leeuwarden verhuisd naar omliggende gemeenten en zijn er op de schaal van de provincie 36 plaatsen bijgekomen. Het gaat steeds om plaatsen waar de bewoners langdurende, zo nodig permanent, kunnen verblijven. De voorzieningen worden gefinancierd op grond van de AWBZ, functie ‘zorg met verblijf’.
41
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN
Uitgave gemeente Leeuwarden Sector Zorg, hulpverlening en Sport Postbus 21000 8900 JA Leeuwarden
44
2012-2016 | R E G I O N A A L
KO M PA S L E E U W A R D E N
/
FRYSL AN