FlexPensioenreglement Stichting Pensioenfonds IBM Nederland
Versie 9 – 1 januari 2013 Deze uitgave vervangt alle voorgaande versies. Kijk op www.spin.nl voor de meest recente versies van reglementen. Alleen hieraan kunt u rechten ontlenen.
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ____________________________________________________ 2 Algemene bepalingen _______________________________________________ 3 Artikel 1. Definities_______________________________________________________ 3 Artikel 2. Deelnemerschap _________________________________________________ 6 Artikel 3. Omschrijving van pensioenaanspraken _______________________________ 6 Uitgangspunten pensioenberekeningen _________________________________ 8 Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel
4. 5. 6. 7. 8.
Pensioengevend inkomen __________________________________________ 8 Franchise ______________________________________________________ 9 Keuze Defined Contribution (DC) en Defined Benefit (DB) ________________ 9 Pensioengrondslag _______________________________________________ 9 Pensioendatum _________________________________________________ 10
Inhoud van de aanspraken __________________________________________ 11 Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel
9. Ouderdomspensioen _____________________________________________ 10. Overbruggingspensioen _________________________________________ 11. Partnerpensioen op risicobasis tot de feitelijke pensioendatum___________ 12. Partnerpensioen vanaf de feitelijke pensioendatum ___________________ 13. Pensioen en scheiding __________________________________________ 14. Wezenpensioen________________________________________________ 15. Maximering van de pensioenaanspraken ____________________________ 16. Toeslagen ____________________________________________________
11 12 12 13 14 15 17 18
Kosten __________________________________________________________ 19 Artikel 17. Kosten van de pensioenregeling___________________________________ 19 Persoonlijk Pensioen Plan ___________________________________________ 20 Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel
18. 19. 20. 21. 22.
Toevoegingen aan het DC-kapitaal_________________________________ Beleggingsmogelijkheden ________________________________________ Rendement ___________________________________________________ Wijziging van het beleggingsprofiel ________________________________ Pensioen inkopen met het DC-kapitaal______________________________
20 20 20 21 21
Flexibel pensioen__________________________________________________ 23 Artikel 23. Flexibele pensionering __________________________________________ 23 Artikel 24. Hoog/Laag pensioen ____________________________________________ 24 Artikel 25. Deeltijd pensioen ______________________________________________ 25 Arbeidsongeschiktheid _____________________________________________ 26 Uitvoering en bijzondere bepalingen___________________________________ 27 Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel
31. Verrekening wettelijke uitkeringen_________________________________ 32. Onbetaald verlof _______________________________________________ 33. Uitbetaling ___________________________________________________ 34. Beëindiging deelnemerschap _____________________________________ 34A. Afkoop _____________________________________________________ 35. Waardeoverdracht / waarde-aanvaarding ___________________________ 36. Aansprakelijkheid ______________________________________________ 37. Wijziging of beëindiging van het pensioenreglement ___________________ 38. Verplichtingen van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden____ 39. Overdracht, inpandgeving van rechten _____________________________ 40. Hardheidsclausule______________________________________________ 41. Geschillen ____________________________________________________ 42. Ruil- en afkoopvoeten___________________________________________ 43. Inwerkingtreding ______________________________________________
2/34
27 27 28 28 29 30 31 31 32 33 33 33 33 34
Algemene
bepalingen
Artikel 1. Definities In dit pensioenreglement wordt verstaan onder: AOP: ArbeidsOngeschiktheidsPensioen; uitkering krachtens het voor de deelnemer geldende Arbeidsongeschiktheidspensioenreglement. AOP-reglement: Arbeidsongeschiktheidspensioenreglement van Stichting Pensioenfonds IBM Nederland. AOW: Algemene Ouderdomswet. AOW-leeftijd: Leeftijd waarop de rechthebbende recht krijgt op een uitkering van ouderdomspensioen krachtens de AOW, zonder gebruik te maken van een mogelijkheid om dit AOW-ouderdomspensioen eerder of later in te laten gaan. Arbeidsduur: schriftelijk overeengekomen aantal uren arbeid per week. Arbeidsongeschikt(heid): status, na (ziek-)melding aan de werkgever, waarbij men wegens ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling niet in staat is om (volledig) aan het arbeidsproces deel te nemen. Bestuur: het algemeen Bestuur van het Fonds. DB: Defined Benefit. Opbouw van aanspraken. Pensioenregeling waarbij een pensioen wordt toegezegd gebaseerd op een vast percentage per dienstjaar. DC: Defined Contribution; Kapitaalopbouw. Pensioenregeling waarbij een premie wordt toegezegd die belegd wordt waarna op de pensioendatum met het eindkapitaal een pensioen kan worden aangekocht. Deelnemer: de persoon die deelnemer is op grond van het bepaalde in artikel 2. Deelnemersjaren: het aantal jaren, in volle maanden nauwkeurig, dat het deelnemerschap ononderbroken heeft bestaan. Het aantal deelnemersjaren zal door het Fonds worden geadministreerd, evenals het aantal jaren van deelneming aan pensioenregelingen van andere werkgevers waarvan de opgebouwde aanspraken zijn ingebracht bij het Fonds. Directie: de personen die ingevolge de statuten van IBM als zodanig zijn aangewezen. Feitelijke pensioendatum: de datum waarop het krachtens dit reglement verkregen ouderdomspensioen daadwerkelijk tot uitkering komt. Fonds: Stichting Pensioenfonds IBM Nederland, statutair gevestigd te Amsterdam. Fulltime: arbeidsovereenkomst met normale arbeidsduur. Gepensioneerde: persoon voor wie op grond van dit pensioenreglement het ouderdomspensioen is ingegaan. Gewezen deelnemer: de deelnemer, van wie het deelnemerschap in overeenstemming met artikel 2 van dit reglement, anders dan door overlijden vóór de feitelijke pensioendatum of door pensionering, is geëindigd.
3/34
IBM: IBM Nederland B.V., gevestigd te Amsterdam. IBM Pensioenreglement: IBM Pensioenreglement van Stichting Pensioenfonds IBM Nederland. Jaarsalaris: het in de laatste 12 volle maanden uitbetaalde pensioengevende inkomen, zoals omschreven in artikel 4 (Pensioengevend inkomen). Indien de arbeidsovereenkomst korter dan 12 maanden heeft geduurd of indien de deelnemer (een gedeelte van) de laatste 12 maanden met onbetaald verlof is geweest, zal het jaarsalaris worden herleid naar 12 maanden. Het jaarsalaris is minimaal gelijk aan 12 maal het gemiddelde vastgestelde maandinkomen in de laatste 12 volle maanden. Langdurend onbetaald verlof: een onbetaald verlof periode, gedurende 6 aaneengesloten maanden of langer, zoals schriftelijk met IBM overeengekomen onder de arbeidsvoorwaarden van IBM. Leeftijd: een bepaalde leeftijd wordt geacht te zijn bereikt op de eerste van de maand volgende op de desbetreffende verjaardag van de deelnemer. Maandinkomen: het maandsalaris vermenigvuldigd met een factor 1,17. Maandsalaris: het bruto salaris dat met de werknemer is overeengekomen, dat per maand wordt uitbetaald, inclusief local/foreign/international position increase (LPI/FPI/IPI), maar exclusief ploegentoeslag, overwerkvergoeding en andere emolumenten. Normale arbeidsduur: veertig uren per week. Normale pensioendatum: de eerste van de maand volgende op de zestigste verjaardag van de (gewezen) deelnemer. Onbetaald verlof: periode waarin, onder voorwaarden, de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst met IBM gehandhaafd blijft, maar waarin voor (een deel van) de overeengekomen arbeidsduur geen arbeid wordt verricht. De voorwaarden worden schriftelijk met IBM overeengekomen. Partner: onder partner wordt verstaan: • de echtgenoot/echtgenote van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, wiens huwelijk voor de feitelijke pensioendatum is gesloten; • de geregistreerde partner van de deelnemer zoals bedoeld in Boek 1 Burgerlijk Wetboek, wiens bij de burgerlijke stand geregistreerde partnerschap voor de feitelijke pensioendatum is aangegaan; • de persoon, die geen huwelijk of geregistreerd partnerschap is aangegaan, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn en bij diens overlijden met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde samenwoont en een gezamenlijke huishouding voert, met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, die geen huwelijk of geregistreerd partnerschap is aangegaan, een samenlevingsverband is aangegaan op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract waarin de partner als begunstigde voor het partnerpensioen is aangewezen. De gezamenlijke huishouding dient te zijn begonnen voor de feitelijke pensioendatum en voor de feitelijke pensioendatum ten minste zes maanden onafgebroken te hebben geduurd. Indien een notarieel verleden samenlevingscontract wordt gewijzigd in die zin dat de partner als de begunstigde voor het partnerpensioen wordt aangewezen, dan geldt de datum van het tot stand komen van de wijziging voor de toepassing van dit reglement als de datum van tot stand komen van het notarieel verleden samenlevingscontract. Indien een notarieel verleden samenlevingscontract wordt gewijzigd in die zin dat de partner niet langer geldt als begunstigde voor het partnerpensioen, dan geldt de datum van het
4/34
tot stand komen van de wijziging voor de toepassing van dit reglement als de datum van beëindiging van het samenlevingsverband. Een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde kan voor dit pensioenreglement slechts één partner hebben. Parttime: arbeidsovereenkomst met een arbeidsduur afwijkend van de normale arbeidsduur. Pensioengerechtigde: persoon voor wie op grond van dit pensioenreglement het pensioen is ingegaan. Pensioenovereenkomst: overeenkomst tussen IBM en de werknemer betreffende pensioen op basis van dit pensioenreglement. Salarisgrens: per 1 januari 2013 vastgesteld op € 49.100,50 per jaar. Per 1 januari van elk hierop volgend jaar wordt dit bedrag aangepast overeenkomstig de systematiek van artikel 16. Voor de deelnemer die een parttime functie in dienst van IBM vervult en/of slechts een gedeelte van het jaar een arbeidsovereenkomst met IBM heeft vervuld, wordt de salarisgrens naar evenredigheid vastgesteld. Samenlevingsverband: de gemeenschappelijke huishouding van de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de ongehuwde partner die is vastgelegd in een notarieel verleden samenlevingscontract. Dit contract, dan wel een notarieel uittreksel daaruit, dient bij indiensttreding dan wel daarna indien de akte nadien wordt verleden aan het Fonds te worden overgelegd. Voor de toepassing van dit pensioenreglement wordt de gemeenschappelijke huishouding geacht te zijn begonnen op de datum van het verlijden van de notariële akte. Tevens dient een uittreksel uit het bevolkingsregister te worden overgelegd waaruit blijkt dat de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de partner ten minste zes maanden onafgebroken op hetzelfde adres woonachtig zijn. Het samenlevingsverband wordt voor de toepassing van dit pensioenreglement geacht te zijn geëindigd op de datum waarop: •
één van de partners bij het samenlevingsverband overlijdt;
•
de beëindiging van de samenleving, anders dan door dood of vermissing, schriftelijk door de deelnemer, gewezen deelnemer, gepensioneerde, partner of gewezen partner aan het Fonds wordt meegedeeld;
•
de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in het huwelijk treedt, een geregistreerd partnerschap of een ander samenlevingsverband aangaat;
•
de (gewezen) partner in het huwelijk treedt, een geregistreerd partnerschap of een ander samenlevingsverband aangaat.
Ingeval uit een uittreksel uit het bevolkingsregister blijkt dat het samenlevingsverband eerder is geëindigd dan op de bovenbedoelde datum van overlijden dan wel de datum van de bovenbedoelde schriftelijke mededeling dan geldt die eerdere datum als datum van beëindiging van het samenlevingsverband. Scheidingsdatum: de datum van de echtscheiding of van de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, datum beëindiging van het geregistreerd partnerschap, dan wel van de beëindiging van het samenlevingsverband anders dan door dood, vermissing of omzetting in een huwelijk of geregistreerd partnerschap. WAO: Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering WAO/WIA-uitkering: enige uitkering ingevolge de WAO of WIA, voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst met IBM.
5/34
Wezen: Onder wezen wordt verstaan: a) kinderen die op het moment van overlijden tot de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in familierechtelijke betrekking tot de overledene staan; b) stief- en pleegkinderen, van wie ten genoegen van het Fonds wordt aangetoond dat zij in het gezin van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde waren opgenomen en tot het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als eigen kinderen werden onderhouden en opgevoed. WIA: Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen ZW: Ziektewet
Artikel 2. Deelnemerschap 1. Deelnemer is de persoon die een arbeidsovereenkomst met IBM is aangegaan voor bepaalde dan wel onbepaalde duur, geboren is voor 1 januari 1950 en deelnemer was aan het FlexPensioenreglement op 31 mei 2006. 2. Werknemers, die op of na de zestigjarige leeftijd in dienst zijn getreden van IBM, kunnen geen deelnemer zijn. 3. Met inachtneming van het gestelde in artikel 2 lid 4, eindigt het deelnemerschap bij volledige beëindiging van de arbeidsovereenkomst van de deelnemer met IBM of bij overlijden vóór de feitelijke pensioendatum, maar in ieder geval op de feitelijke pensioendatum en niet later dan de normale pensioendatum. 4. Ondanks beëindiging van de arbeidsovereenkomst als genoemd in artikel 2 lid 3, zal indien en voor zover er een uitkering plaatsvindt krachtens het AOP-reglement, het deelnemerschap worden voortgezet op basis van het voor het AOP bepaalde percentage, zoals omschreven in het van toepassing zijnde AOP-reglement. Indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur is geëindigd als gevolg van het bereiken van de overeengekomen einddatum en de deelnemer op het direct daaraanvoorafgaande moment recht had op loondoorbetaling wegens ziekte/arbeidsongeschiktheid en betrokkene in verband met die ziekte/arbeidsongeschiktheid recht krijgt op een WAO/WIA-uitkering, wordt het deelnemerschap geacht niet te zijn geëindigd en voortgezet zolang een uitkering plaatsvindt krachtens de voor de deelnemer van toepassing zijnde AOP-regeling casu quo reglement.
Artikel 3. Omschrijving van pensioenaanspraken 1. Met inachtneming van de bepalingen van dit reglement kan het deelnemerschap recht geven op: a) Ouderdomspensioen b) Overbruggingspensioen c) Partnerpensioen op risicobasis tot de feitelijke pensioendatum d) Partnerpensioen vanaf de feitelijke pensioendatum
6/34
e) Bijzonder partnerpensioen f)
Wezenpensioen
Het karakter van de pensioenovereenkomst voor het DB-deel zoals genoemd in artikel 9 lid 1 is een uitkeringsovereenkomst zoals bedoeld in de Pensioenwet. Het DCdeel en de Extra Vrijwillige regeling zoals genoemd in artikel 9 lid 2 en lid 3 zijn premieovereenkomsten zoals bedoeld in de Pensioenwet. 2. Jaarlijks verstrekt het Bestuur van het Fonds iedere deelnemer een opgave van: a) de hoogte van de pensioenaanspraken welke de deelnemer kan bereiken indien hij/zij tot de normale pensioendatum deelnemer blijft; b) de hoogte van de pensioenaanspraken welke de deelnemer reeds heeft bereikt; c) het saldo van het DC-kapitaal alsmede een indicatie van het ouderdomspensioen dat hiermee kan worden aangekocht; d) de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen; e) Informatie over de toeslagverlening. 3. Bij pensioeningang en daarna jaarlijks verstrekt het Bestuur van het Fonds, voor zover van toepassing, aan de pensioengerechtigden: a) een opgave van de hoogte van de pensioenaanspraken van de pensioengerechtigde; b) een opgave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen wanneer de pensioenregeling daarin voorziet; c) informatie over de toeslagverlening; d) overige informatie zoals is voorgeschreven bij of krachtens de Pensioenwet. 4. Bij beëindiging van de deelneming en daarna jaarlijks verstrekt het Bestuur van het Fonds, voor zover van toepassing, aan de gewezen deelnemers; a) een opgave van de hoogte van de pensioenaanspraken welke de gewezen deelnemer reeds heeft bereikt; b) het saldo van het DC-kapitaal evenals een indicatie van het ouderdomspensioen dat hiermee door de gewezen deelnemer zelf kan worden aangekocht; c) informatie over de toeslagverlening; d) overige informatie zoals is voorgeschreven bij of krachtens de Pensioenwet. 5. Onverminderd het bepaalde in artikel 34 lid 4 verstrekt het Fonds op verzoek aan de (gewezen) deelnemer binnen drie maanden na dat verzoek een opgave van de hoogte van de opgebouwde aanspraken
7/34
Uitgangspunten pensioenberekeningen Artikel 4. Pensioengevend inkomen 1. Onder pensioengevend inkomen wordt verstaan het totale bedrag dat de deelnemer uit hoofde van zijn arbeidsovereenkomst met IBM heeft ontvangen wegens: a) maandsalaris en halfjaarsuitkeringen of, indien het salaris in 12 termijnen wordt uitbetaald, maandinkomen b) merittoeslag c) assignmenttoeslag tijdelijke toeslag in verband met tijdelijke overplaatsing van functie met vast/variabel inkomen naar vast inkomen d) ploegentoeslag e) het in de halfjaarsuitkeringen begrepen bedrag, voortvloeiende uit een ploegentoeslag f)
afbouwuitkering ploegentoeslag
g) Growth Driven Profit (GDP)-uitkering. 2. Voor deelnemers, die onder het Sales & Incentive Plan (S&IP) vallen, geldt ten aanzien van maandsalaris/maandinkomen het volgende: voor zover dit voortvloeit uit het voor betrokkene van kracht zijnde S&IP wordt in het pensioengevend inkomen opgenomen: •
100% van het vastgestelde reference salaris, zoals geformuleerd in het geldende S&IP, zijnde de som van in een bepaald kalenderjaar uitbetaalde maandsalarissen (inclusief halfjaarsuitkeringen) of uitbetaalde maandinkomens
•
100% van de gerealiseerde en uitbetaalde overscore tussen 100% en 110% van het reference salaris
•
20% van de gerealiseerde en uitbetaalde overscore tussen 110% en 120% van het reference salaris
•
evenals 10% van de gerealiseerde en uitbetaalde overscore over het meerdere.
•
Voor deelnemers aan het Low Leverage Plan of het Bonus Plan zal het hiervoor genoemde pensioengevende maandsalaris/maandinkomen maximaal 110% van het reference salaris bedragen.
3. Betalingen voor overwerk en verschoven uren, alsmede andere betalingen en emolumenten dan hierboven genoemd, maken geen deel uit van het pensioengevend inkomen, tenzij de directie anders bepaalt. 4. Voor parttime deelnemers tellen de betalingen over uren gewerkt buiten het voor hen vastgestelde dienstrooster mee voor zover die vallen binnen het dienstrooster voor fulltime deelnemers in een vergelijkbare functie.
8/34
Artikel 5. Franchise 1. Per 1 januari 2013 is de franchise vastgesteld op €16.559,70 2. Per 1 januari van elk hierop volgend jaar zal, mits en voor zover toegestaan in de (fiscale) wet- en regelgeving, de franchise worden aangepast overeenkomstig de systematiek van artikel 16. 3. Voor de deelnemer die parttime een functie in dienst van IBM vervult en/of die een gedeelte van het jaar een arbeidsovereenkomst met IBM heeft vervuld, wordt de franchise naar evenredigheid vastgesteld op basis van het parttime-percentage respectievelijk de doorgebrachte diensttijd (in kalenderdagen).
Artikel 6. Keuze Defined Contribution (DC) en Defined Benefit (DB) 1. Indien een deelnemer dit wenst, heeft hij het recht om, onder de in dit reglement genoemde voorwaarden, te kiezen voor (gedeeltelijke) pensioenopbouw op basis van een DB-regeling. 2. Het in een bepaalde maand maximale bedrag waarop de DB-regeling van toepassing kan zijn, is het in die maand uitbetaalde pensioengevende inkomen te vermenigvuldigen met het in artikel 7 lid 1a bepaalde breuk 3. De deelnemer kan kiezen uit de volgende DB-percentages: a) 0% van het in het vorige lid genoemde maximum b) 50% van het in het vorige lid genoemde maximum c) 100% van het in het vorige lid genoemde maximum. 4. Bij de aanvang van het deelnemerschap geldt een DB-percentage van 50. Binnen één jaar na aanvang van het deelnemerschap moet de deelnemer kiezen welk van de in lid 3 genoemde percentages voor de verdere duur van zijn deelnemerschap zal gelden. De deelnemer dient ten minste één maand voor het verstrijken van de in de vorige zin genoemde termijn schriftelijk aan het Fonds op te geven welk DB-percentage wordt gekozen. Het gekozen DB-percentage zal gelden vanaf de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop het Fonds de keuze heeft vernomen. 5. Indien de deelnemer geen of niet op tijd een keuze aan het Fonds opgeeft, zal het DBpercentage 50 blijven. 6. Gedurende het 2e of 3e jaar na indiensttreding heeft de deelnemer nog eenmaal de mogelijkheid om voor de toekomstige tijd het DB-percentage te wijzigen. Voorwaarde is dat de deelnemer dit ten minste één maand voor het verstrijken van deze termijn schriftelijk aan het Fonds kenbaar maakt en dat de deelnemer bij het verstrijken van deze termijn jonger is dan 33 jaar. Het gekozen DB-percentage zal gelden vanaf de eerste van dag van de maand volgend op de dag waarop het Fonds de keuze heeft vernomen.
Artikel 7. Pensioengrondslag 9/34
1. Op 1 januari van elk jaar wordt het DB-grenspercentage voor dat jaar vastgesteld. a) Hiervoor wordt een breuk berekend, waarbij de teller gelijk is aan 1/12 deel van de voor dat jaar geldende salarisgrens en de noemer gelijk is aan het maandinkomen op 1 november van het voorafgaande jaar; de aldus bepaalde breuk kan niet hoger zijn dan 1. b) Het DB-grenspercentage is gelijk aan de hiervoor onder 1a bepaalde breuk vermenigvuldigd met het voor de deelnemer van toepassing zijnde DB-percentage uit artikel 6 lid 3. 2. Elke maand worden de totale pensioengrondslag, de DC-grondslag en de DB-grondslag vastgesteld. 3. De totale pensioengrondslag is gelijk aan het bedrag dat het in de betreffende maand uitbetaalde pensioengevende inkomen meer bedraagt dan 1/12 deel van de voor de deelnemer geldende franchise. Onder "in de betreffende maand uitbetaald" wordt verstaan alle betalingen voor of op de 25ste dag van de maand. Betalingen na de 25ste dag van de maand worden geacht te zijn gedaan in de volgende maand. 4. Voor de berekening van de pensioenen wordt de totale pensioengrondslag gesplitst in een DC-grondslag en een DB-grondslag. 5. De DB-grondslag wordt als volgt berekend: a) allereerst wordt het in de betreffende maand uitbetaalde pensioengevende inkomen vermenigvuldigd met het voor de deelnemer geldende DB-grenspercentage, zoals vastgesteld in lid 1 van dit artikel; b) het aldus berekende bedrag wordt verminderd met 1/12 deel van de voor de deelnemer geldende franchise vermenigvuldigd met het DB-percentage zoals vastgesteld in artikel 6. 6. De DC-grondslag is gelijk aan het positieve verschil tussen de totale pensioengrondslag en de DB-grondslag.
Artikel 8. Pensioendatum De tekst van dit artikel is per 1 januari 2011 opgenomen in artikel 1 Definities. Artikel 8 is vervallen.
10/34
Inhoud
van
de
aanspraken
Artikel 9. Ouderdomspensioen De ouderdomspensioenregeling bestaat uit een Defined Benefit (DB) deel, een Defined Contribution (DC) deel en een extra vrijwillig deel. 1. DB-deel a) Elke maand wordt een aanspraak op levenslang ouderdomspensioen opgebouwd gelijk aan 2,25% van de DB-grondslag voor die maand. b) De pensioenopbouw eindigt bij beëindiging van het deelnemerschap, maar uiterlijk op de feitelijke pensioendatum en niet later dan de normale pensioendatum. c) Het aldus opgebouwde ouderdomspensioen zal ingaan op de normale pensioendatum en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de gepensioneerde. d) Per 1 januari van elk jaar zal het totale opgebouwde ouderdomspensioen worden aangepast overeenkomstig artikel 16. 2. DC-deel a) Elke maand zal door IBM een storting worden gedaan ter vorming van een DCkapitaal. b) De laatste storting vindt plaats in de maand waarin het deelnemerschap wordt beëindigd, maar uiterlijk op de feitelijke pensioendatum en niet later dan de normale pensioendatum. c) De hoogte van deze storting wordt bepaald op basis van de laatste door het Fonds gepubliceerde leeftijdsafhankelijke tabel. Het daarin genoemde percentage behorende bij de leeftijd van de deelnemer wordt vermenigvuldigd met de DCgrondslag. De storting wordt verhoogd met een eventuele vrijwillige DC-bijdrage van de deelnemer. d) Op de feitelijke pensioendatum zal het DC-kapitaal worden aangewend voor de aankoop van (aanspraken op) in het Persoonlijk Pensioen Plan omschreven pensioen(en). e) Deze regeling is nader uitgewerkt in het Persoonlijk Pensioen Plan (artikel 18 tot en met 22). 3. Extra Vrijwillige regeling a) De deelnemer die niet uitsluitend deelneemt aan de DB- regeling als bedoeld in artikel 6 kan met IBM overeenkomen dat bij wijze van extra vrijwillige bijdrage een vast percentage van de totale pensioengrondslag door IBM zal worden ingehouden op het salaris van de deelnemer. IBM zal de ingehouden extra vrijwillige bijdragen terstond overmaken aan het Fonds. Het Fonds zal de extra vrijwillige bijdrage toevoegen aan het DC-kapitaal van de deelnemer. b) De pensioenaanspraken die voortvloeien uit de in dit lid opgenomen vrijwillige regeling, tezamen met de pensioenaanspraken die voortvloeien uit de overige bepalingen van dit reglement, kunnen niet uitgaan boven de pensioenaanspraken die krachtens de fiscale wet- en regelgeving gedurende de arbeidsovereenkomst met IBM
11/34
en ter zake van elders doorgebrachte diensttijd opgebouwd mogen worden. Voor de bepaling van de ruimte die de deelnemer heeft om extra vrijwillig bijdragen aan het DC-kapitaal toe te voegen, wordt door het Bestuur een richtlijn vastgesteld, welke door het Bestuur ter goedkeuring aan de bevoegde fiscale autoriteiten zal worden voorgelegd. c) Het bepaalde in het Persoonlijk Pensioen Plan is van overeenkomstige toepassing op het deel van het DC-kapitaal als bedoeld in de letters a en b van dit lid. De in artikel 15 opgenomen maxima gelden met inbegrip van de uit hoofde van dit lid letters a en b toe te kennen pensioenaanspraken.
Artikel 10. Overbruggingspensioen 1. Gedurende de periode vanaf de 50-jarige leeftijd tot de 60-jarige leeftijd (de normale pensioendatum) wordt per volle maand een overbruggingspensioen opgebouwd gelijk aan 1/120 deel van de voor de deelnemer in die maand geldende franchise. 2. Het overbruggingspensioen gaat in op de normale pensioendatum en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de gepensioneerde 65-jarige leeftijd bereikt, doch uiterlijk tot en met de maand van zijn eerder overlijden. 3 . Per 1 januari van elk jaar zal het totale opgebouwde overbruggingspensioen worden aangepast overeenkomstig de systematiek van artikel 16.
Artikel 11. Partnerpensioen op risicobasis tot de feitelijke pensioendatum 1. Voor iedere deelnemer wordt gedurende het deelnemerschap ten behoeve van de partner ten tijde van het overlijden van de deelnemer een levenslang jaarlijks partnerpensioen verzekerd. Dit partnerpensioen bedraagt maximaal 50% van het met de voor de deelnemer geldende franchise verminderde laatst vastgestelde jaarsalaris en wordt als volgt berekend. Bij overlijden van de deelnemer voor de feitelijke pensioendatum wordt een partnerpensioen vastgesteld door het laatst vastgestelde jaarsalaris, verminderd met de voor de deelnemer geldende franchise te vermenigvuldigen met 1,4% voor het maximaal te bereiken aantal deelnemersjaren (in volle maanden nauwkeurig) vastgesteld in de veronderstelling dat de deelnemer, was deze in leven gebleven, tot de normale pensioendatum in dienst van IBM zou zijn geweest, onder behoud van het op het tijdstip van overlijden geldende jaarsalaris. Het aldus vastgestelde partnerpensioen wordt gemaximeerd overeenkomstig het bepaalde in de tweede volzin van dit artikel. 2. Indien de deelnemer bij aanvang van het deelnemerschap vanwege zijn/haar leeftijd een te bereiken aantal deelnemersjaren heeft dat onvoldoende is om een volledige dekking van partnerpensioen op risicobasis te realiseren, dan kan de deelnemer die op basis van het in artikel 35 beschreven recht op waardeoverdracht elders opgebouwde aanspraken op partnerpensioen als onderdeel van deze waardeoverdracht bij het Fonds heeft ingebracht een hogere dekking van partnerpensioen realiseren. Indien de waardeoverdracht naar het Fonds van de aanspraken op partnerpensioen heeft plaatsgevonden, zal het bij deze waardeoverdracht behorende aantal deelnemersjaren meetellen voor de vaststelling van de te bereiken deelnemersjaren. 3. Op het moment van aanvang van huwelijk/samenlevingsverband zal het in dit artikel bedoelde partnerpensioen levenslang worden verminderd met 3% voor elk vol jaar dat de partner meer dan 15 jaar jonger was dan de deelnemer. Dit kortingspercentage
12/34
wordt gedurende de eerste vijf jaar van het huwelijk/samenlevingsverband gelijkmatig naar nul afgebouwd. Indien het overlijden van de deelnemer plaatsvindt gedurende de eerste vijf jaar van het huwelijk/samenlevingsverband zal de levenslange korting van het partnerpensioen naar evenredigheid worden vastgesteld. 4. Het partnerpensioen gaat in op de eerste van de maand volgende op de dag van overlijden van de deelnemer en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner. 5. Voortgezette dekking Partnerpensioen tijdens Werkloosheidsuitkering a) De deelnemer die aaneensluitend op de beëindiging van het deelnemerschap recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, behoudt gedurende de periode dat hij deze uitkering ontvangt, aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van zijn partner op het moment van beëindiging van het deelnemerschap. Hierbij geldt dat: b) De hoogte van het partnerpensioen wordt vastgesteld alsof het partnerpensioen op opbouwbasis zou zijn overeengekomen; c) Het partnerpensioen, verkregen op grond van artikel 22 lid 3 en/of uitruil op grond van artikel 34 lid 3, zal in mindering worden gebracht op het in dit lid vastgestelde partnerpensioen. d) Voor partnerpensioen op basis van risicodekking bedoeld in dit lid zal geen enkele premievrije aanspraak op (bijzonder) partnerpensioen kunnen ontstaan, zoals bedoeld in artikel 13 (Pensioen en scheiding). e) De in lid 5a toegekende dekkingsperiode wordt in mindering gebracht op de dekkingsperiode van maximaal 5 maanden genoemd in artikel 22 lid 8.
Artikel 12. Partnerpensioen vanaf de feitelijke pensioendatum 1. Op de feitelijke pensioendatum heeft de (gewezen) deelnemer het recht om een gedeelte van zijn/haar (tot dat tijdstip op grond van artikel 9 lid 1 opgebouwde aanspraak op) ouderdomspensioen om te zetten in een aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van de dan aanwezige partner. Het toekennen van partnerpensioen leidt tot een gelijktijdige verlaging van het levenslange ouderdomspensioen. De eenmalige keuze dient tenminste drie maanden voor de feitelijke pensioendatum schriftelijk aan het Fonds te worden medegedeeld. Het recht op partnerpensioen vervalt wanneer de op de feitelijke pensioendatum aanwezige partner eerder overlijdt dan de gepensioneerde. Het Fonds informeert de (gewezen) deelnemer in het jaar vóór de feitelijke pensioendatum over de mogelijkheid om opgebouwd ouderdomspensioen om te zetten in partnerpensioen. 2. De (gewezen) deelnemer kan hierbij kiezen voor een jaarlijks partnerpensioen ter hoogte van 100%, 75%, 50% of 25% van het na bovengenoemde omzetting verlaagde ouderdomspensioen. Het partnerpensioen kan nooit meer bedragen dan 50% van het laatst vastgestelde jaarsalaris van de deelnemer, vanaf het bereiken van de AOW-leeftijd van de partner verminderd met een bedrag ter grootte van de AOW-uitkering voor een gehuwde gerechtigde met een partner ouder dan de AOW-leeftijd. De uitruil mag niet leiden tot een ouderdomspensioenuitkering onder de afkoopgrens van € 451,22 (niveau 2013).
13/34
3. De omzetting als bedoeld in lid 1 van dit artikel geschiedt op basis van de door het Fonds, met inachtneming van de wettelijk vereiste collectieve actuariële neutraliteit, vastgestelde ruil- en afkoopvoeten die voor mannen en vrouwen gelijk zijn (artikel 42). 4. Het partnerpensioen gaat in op de eerste van de maand volgende op de dag van overlijden van de gepensioneerde en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner. 5. Geen omzetting naar partnerpensioen is mogelijk, indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde na de feitelijke pensioendatum in het huwelijk treedt of een samenlevingsverband aangaat. Geen uitruil is mogelijk van het bijzonder partnerpensioen waarop een gewezen partner recht heeft behouden ingevolge artikel 13. 6. Artikel 11 lid 3 is van overeenkomstige toepassing. 7. Indien de (gewezen) deelnemer die op de feitelijke pensioendatum een partner heeft, op de laatste werkdag voor de feitelijke pensioendatum nog geen keuze heeft gemaakt met betrekking tot omzetting van ouderdomspensioen in partnerpensioen als bedoeld in dit artikel, wordt een deel van het ouderdomspensioen, voor zover fiscaal mogelijk en met inachtneming van artikel 13, omgezet in een partnerpensioen dat maximaal 70% bedraagt van het ouderdomspensioen dat na de omzetting resteert.
Artikel 13. Pensioen en scheiding 1. Indien het huwelijk van de gewezen deelnemer of gepensioneerde eindigt door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, verkrijgt degene die ten tijde van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met IBM zijn/haar partner was, een premievrije aanspraak op een bijzonder partnerpensioen, indien en voor zover de gewezen deelnemer, conform artikel 12 lid 1, artikel 22 lid 5 of artikel 34 lid 3, een gedeelte van zijn/haar ouderdomspensioen heeft omgezet in partnerpensioen. De gewezen partner wordt een bewijs van die aanspraak verstrekt. De gewezen deelnemer is gehouden het Fonds onverwijld schriftelijk mededeling te doen van het eindigen van zijn/haar huwelijk door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed. Op de aanspraak op bijzonder partnerpensioen is het bepaalde in artikel 16 van overeenkomstige toepassing. 2. Wordt bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding, dan wel de beëindiging van het samenlevingsverband, een andere aanspraak dan ingevolge het in lid 1 en lid 2 bepaalde tussen partners overeengekomen, dan dient dit ten genoegen van het Fonds te worden aangetoond. De overeenkomst is slechts geldig indien het Fonds heeft verklaard een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken. 3. Bij beëindiging van het samenlevingsverband, anders dan door dood, vermissing of omzetting in een huwelijk of geregistreerd partnerschap, vindt er overeenkomstige toekenning van bijzonder partnerpensioen plaats, tenzij de partners anders in een notarieel verleden samenlevingscontract zijn overeengekomen, en het Fonds tegen toekenning daarvan geen bezwaar heeft. 4. In geval van echtscheiding of scheiding van tafel en bed, vindt verevening plaats van het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen en overbruggingspensioen, alsmede het DC-kapitaal, conform de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Op het aan de vereveningsgerechtigde uit te betalen gedeelte van het ouderdomspensioen (voor zover dat niet op het DC-kapitaal is gebaseerd) en het overbruggingspensioen is zowel in de uitstelfase als in de uitkeringsfase het bepaalde in artikel 16 van overeenkomstige toepassing.
14/34
In dit kader wordt per de scheidingsdatum berekend welk deel van het DC-kapitaal tijdens het huwelijk is opgebouwd. Vijftig procent -danwel het overeenkomstig de wet overeengekomen percentage- van het DC-kapitaal wordt aan de ex-partner toegerekend en wordt zolang het deelnemerschap voortduurt aangepast overeenkomstig artikel 20 lid 2, behorende bij de door de deelnemer gekozen beleggingsmix, zoals genoemd in artikel 19. Wijzigingen in de beleggingsmix, zoals genoemd in artikel 21, kunnen uitsluitend worden opgegeven door de deelnemer. 5. Het deel van het te verevenen DC-kapitaal, het aan de gewezen partner toe te rekenen ouderdomspensioen en overbruggingspensioen en het bijzonder partnerpensioen, vastgesteld overeenkomstig de leden 1 tot en met 4, kunnen uitsluitend in geval van echtscheiding (dus niet bij ontbinding na scheiding van tafel en bed), onverminderd het bepaalde in lid 8 van dit artikel worden omgezet in een eigen aanspraak op pensioen voor de gewezen partner, mits wordt voldaan aan het navolgende: a) de omzetting wordt door beide partijen overeengekomen bij huwelijkse voorwaarden of voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding; b) binnen twee jaren na het tijdstip van de scheiding is hiervan mededeling gedaan aan het Fonds; c) het Fonds heeft ingestemd met de omzetting (zie lid 6); d) de aanspraken op ouderdomspensioen en (eventueel) overbruggingspensioen worden omgezet in een eigen aanspraak op ouderdomspensioen voor de gewezen partner; het deel van het te verevenen DC-kapitaal zal worden aangewend voor pensioen of aanspraken op pensioen voor de gewezen partner bij een verzekeraar overeenkomstig de regels genoemd in artikel 22. 6. Het Fonds zal niet instemmen met de beoogde omzetting als bedoeld in lid 6, indien een andere toeslagregeling is overeengekomen dan die welke is beschreven in artikel 16, of indien de omzetting die wordt overeengekomen voor het Fonds verzekeringstechnisch nadelig is. Het Fonds zal slechts instemmen met de omzetting indien het recht op ouderdomspensioen en (eventueel) overbruggingspensioen van de gewezen partner ingaat op de, bij het Fonds geldende, normale pensioendatum. 7. Het bepaalde in de leden 5 en 6 is niet van toepassing indien partijen pensioenverevening hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden of voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding. 8. De kosten van pensioenverevening of conversie zal het Fonds in gelijke delen aan beide partijen in rekening brengen.
Artikel 14. Wezenpensioen 1. Indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde bij zijn overlijden een op pensioen rechthebbende wees nalaat, wordt het wezenpensioen per jaar als volgt vastgesteld: a) indien de deelnemer overlijdt voor de feitelijke pensioendatum, bedraagt het wezenpensioen per jaar 10% van het met de voor de deelnemer geldende franchise verminderde laatst vastgestelde jaarsalaris. b) indien de gepensioneerde overlijdt, bedraagt het wezenpensioen 15% van het laatst vastgestelde, bij het Fonds ondergebrachte ouderdomspensioen, opgebouwd
15/34
overeenkomstig artikel 9 lid 1, vóór omzetting als bedoeld in de artikelen 12 en 24. Het bepaalde in artikel 14 lid 7 is van overeenkomstige toepassing. c) indien de gewezen deelnemer overlijdt, bedraagt het wezenpensioen 15% van het overeenkomstig artikel 34 lid 1 berekende, bij het Fonds ondergebrachte ouderdomspensioen, voor omzetting als bedoeld in artikel 34 lid 3. 2. Het wezenpensioen gaat in op de eerste van de maand volgende op de dag van overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde (voor postuum geboren kinderen niet eerder dan op de dag van hun geboorte) en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de wees de achttienjarige leeftijd bereikt, doch uiterlijk tot en met de maand van zijn eerder overlijden. Voor het kind: a) dat ten gevolge van ziekte of gebreken vermoedelijk in het eerstkomende jaar buiten staat zal zijn om de helft te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen, die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen, of b) wiens voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding, c) wordt het wezenpensioen ook na de achttiende verjaardag uitgekeerd, indien en zolang het onder a of b gestelde het geval is, doch uiterlijk tot en met de maand waarin de wees de zevenentwintigjarige leeftijd bereikt, doch uiterlijk tot en met de maand van zijn eerder overlijden. 3. Voor iedere uitbetaling behoren aan het Fonds, indien deze zulks verlangt, de stukken te worden overgelegd, waaruit het recht op uitkering blijkt. 4. Recht op een verdubbeling van het wezenpensioen heeft een kind dat ouderloos is geworden. Onder ouderloos kind wordt hier verstaan een kind, van wie beide natuurlijke ouders of, indien sprake is van adoptie, beide adoptieouders, zijn overleden. 5. De totale uitkering aan wezenpensioen is gemaximeerd op de uitkering voor 5 wezen. Indien en voor zolang meer dan 5 wezen recht hebben op pensioen ingevolge dit artikel, zal het maximaal uit te keren bedrag pro rata over de wezen worden verdeeld. 6. Het wezenpensioen van minderjarige kinderen wordt uitbetaald aan de wettelijke vertegenwoordiger. 7. Indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde na de feitelijke pensioendatum in het huwelijk treedt of een samenlevingsverband aangaat, ontstaat geen aanspraak op wezenpensioen voor kinderen geboren uit of opgenomen in dit huwelijk of samenlevingsverband. 8. In andere dan in artikel 14 genoemde situaties beslist het Bestuur.
16/34
Artikel 15. Maximering van de pensioenaanspraken 1. Het totale overbruggingspensioen kan tezamen met het totale ouderdomspensioen nooit meer bedragen dan 100% van het laatst vastgestelde jaarsalaris van de deelnemer. Bij (dreigende) overschrijding van deze grens wordt het deel van de contante waarde van het overbruggingspensioen dat de overschrijding veroorzaakt toegevoegd aan het DCkapitaal als bedoeld in artikel 18. Het Fonds toetst of daardoor de hieronder beschreven maxima niet worden overschreden. Het totale ouderdomspensioen dat de deelnemer na de AOW-leeftijd zal ontvangen van het Fonds kan nooit meer bedragen dan 100% van het laatst vastgestelde jaarsalaris van de deelnemer, verminderd met een bedrag ter grootte van de AOW-uitkering voor een gehuwde gerechtigde met een partner ouder dan de voor de partner geldende AOWleeftijd. Het ouderdomspensioen gaat samen met het overbruggingspensioen in per de eerste dag van de maand waarin de vorenbedoelde 100%-grens wordt bereikt en verdere toevoeging aan het DC-kapitaal niet meer mogelijk is omdat het maximale ouderdomspensioen dat na de AOW-leeftijd mag worden uitgekeerd en (voor zover van toepassing) de maximale aanspraak op partnerpensioen zijn bereikt. 2. Maximering Partnerpensioen. Bij de bepaling van het maximale uit te keren bedrag dient het laagste bedrag van de volgende 2 voorwaarden als maximum te worden gehanteerd. a) Het totale partnerpensioen kan nooit meer bedragen dan 70% van het verschil tussen enerzijds het laatst vastgestelde jaarsalaris van de deelnemer en anderzijds de AOWuitkering voor een gehuwde met een partner ouder dan de voor de partner geldende AOW-leeftijd. b) Het totale partnerpensioen kan nooit meer bedragen dan 70% van het verschil tussen enerzijds 120% x 12 x het laatst vastgestelde maandinkomen en anderzijds de AOWuitkering voor een gehuwde met een partner ouder dan de voor de partner geldende AOW-leeftijd. Indien van toepassing wordt het salarisdeel verhoogd met het maandelijkse ploegentoeslagpercentage. 3. De afkoopwaarde van het fiscaal bovenmatige DC-kapitaal zal aan de deelnemer worden uitgekeerd onder inhouding van de verschuldigde belastingen en wettelijke heffingen. 4. Bij ingang van het partnerpensioen mag het totaal van pensioen uitkeringen, gedaan door het Fonds en wettelijke uitkeringen (Anw) niet meer bedragen dan het laatst vastgestelde jaarsalaris van de deelnemer. Bij toepassing van de in lid 1 van dit artikel omschreven maximering worden een door de betrokken deelnemer genoten WAO-/WIA-/ZW-uitkering of door de deelnemer ontvangen doorbetaald loon wegens ziekte, die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst met IBM, geacht te behoren tot het ouderdomspensioen. Bij verandering van omstandigheden wordt het pensioen herberekend alsof de nieuwe situatie bestond bij het ingaan van het pensioen. 5. Voor de deelnemer die gedurende (een deel) van zijn diensttijd een parttime functie heeft vervuld, wordt voor voornoemde vergelijking het jaarsalaris door het Fonds herrekend naar rato van de parttime/fulltime arbeidsduur over de gehele arbeidsovereenkomst met IBM; hiertoe wordt het jaarsalaris vermenigvuldigd met een breuk waarbij de teller wordt gevormd door de verschillende werkelijke diensttijden te vermenigvuldigen met de daarbij behorende percentages arbeidsduur en de noemer door de totale werkelijke diensttijd vermenigvuldigd met het laatste vastgestelde percentage arbeidsduur.
17/34
Artikel 16. Toeslagen 1.
Het Bestuur heeft de ambitie om op de pensioenrechten en pensioenaanspraken, als bedoeld in dit reglement maar met uitzondering van het DC-kapitaal en die pensioenen die zijn aangekocht met het DC-kapitaal, jaarlijks per 1 januari een toeslag te verlenen volgens de hierna aangegeven methode.
2.
De basis voor de jaarlijkse toeslag is de mutatie van het maandprijsindexcijfer volgens de consumentenprijsindex (CPI) - alle huishoudens, gepubliceerd door het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS). De mutatie van de CPI wordt bepaald door de procentuele verandering van het indexcijfer van de maand september van het voorgaande kalenderjaar ten opzichte van het indexcijfer van de maand september van het daaraan voorafgaande kalenderjaar. Indien uit de berekeningen een negatieve toeslag volgt, wordt de toeslag op nul gesteld.
3.
De toeslag is voorwaardelijk. Er bestaat geen recht op toeslag en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd. In de premie voor de financiering van de jaarlijkse pensioenopbouw is een component opgenomen die dient als bron voor voorwaardelijke toeslagverlening. Dit toeslagcomponent in de premie wordt berekend op basis van de aanname dat deze dient om financiële ruimte te scheppen voor toekomstige voorwaardelijke toeslagverlening van de pensioenen opgebouwd in het betreffende jaar tot het niveau van 75% van de in lid 2 bedoelde CPI.
4.
Het Bestuur beslist jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Een besluit om in enig jaar op basis van dit artikel een toeslag te verlenen, vormt geen garantie voor in toekomstige jaren te verlenen toeslagen. De hoogte van de toeslag is afhankelijk van de dekkingsgraad van het Fonds. De dekkingsgraad wordt bepaald door de marktwaarde van het pensioenvermogen van het Fonds per 31 december van het voorafgaande jaar uit te drukken als percentage van de marktwaarde van de technische voorzieningen. De marktwaarde wordt bepaald exclusief de voorziening van het Defined Contribution-kapitaal, zijnde de verplichtingen van het Fonds uit hoofde van door IBM gestorte premies, waardeoverdrachten en bijdragen van de (gewezen) deelnemers aan het FlexPensioenreglement en het BasisPensioenreglement, inclusief het rendement. Indien de dekkingsgraad van het Fonds: •
hoger of gelijk is aan 110%, is de toeslag gelijk aan 75% van de stijging van de CPI;
•
hoger of gelijk is aan 105%, maar lager is dan 110% is de toeslag gelijk aan een pro rata deel van 75% van de stijging van de CPI;
•
lager is dan 105% is de toeslag nihil.
Indien de dekkingsgraad van het Fonds, na de reguliere toeslagverlening: •
hoger of gelijk is aan 115%, is de inhaaltoeslag gelijk aan 100% van de in te halen toeslag;
•
hoger is dan 110%, maar lager is dan 115%, is de inhaaltoeslag gelijk aan een pro rata deel van de in te halen toeslag.
•
lager of gelijk is dan 110%, is de inhaaltoeslag nihil.
De inhaaltoeslag wordt beperkt tot een niveau waarbij, na toekenning, geen lagere dekkingsgraad resulteert dan 110%. Een besluit dat in enig jaar inhaaltoeslag kan plaatsvinden, vormt geen garantie voor in de toekomstige jaren toe te kennen aanpassingen en houdt geen beperking in van de beleidsvrijheid die het bestuur ter zake heeft.
18/34
5.
Een gedetailleerde uitwerking van de actuariële grondslagen voor de berekening van de marktwaarde van de technische voorzieningen en het pensioenvermogen is opgenomen in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) van het Fonds.
Kosten Artikel 17. Kosten van de pensioenregeling 1. De kosten van de pensioenregeling, inclusief de kosten van de uitvoering en het beheer daarvan, worden gedragen door IBM, met uitzondering van: a) de verplichte eigen bijdrage van de deelnemers; b) de door het Bestuur vastgestelde en in het overzicht Variabele pensioengegevens gepubliceerde uitvoeringskosten van de DC-regeling, waarvan door het Bestuur is bepaald dat deze voor rekening zijn van de betreffende (gewezen) deelnemers; c) de kosten van het DB-vermogensbeheer, welke ten laste komen van de beleggingsopbrengsten. 2. De verplichte eigen bijdrage van de deelnemers in de kosten van de pensioenregeling bedraagt 5% van de overeenkomstig artikel 7 vastgestelde DB-grondslag en zal maandelijks worden ingehouden op het salaris van de deelnemer. 3. De deelnemer kan met IBM overeenkomen dat bij wijze van vrijwillige DC-bijdrage, zoals genoemd in artikel 9 lid 2c, een vast percentage (in één decimaal nauwkeurig) van de voor die maand vastgestelde DC-grondslag wordt ingehouden. Bij de aanvang van het deelnemerschap is de DC-bijdrage gelijk aan 5% van de voor die maand vastgestelde DC-grondslag. Vanaf de datum waarop krachtens artikel 6 lid 4 tweede zin een DB-percentage door de deelnemer is gekozen of krachtens artikel 6 lid 5 is vastgesteld, kan de deelnemer deze vrijwillige DC-bijdrage wijzigen, waarbij de deelnemer kan kiezen uit een vrijwillige DCbijdrage van minimaal 0% en maximaal 5%. 4. De financiering van de pensioenaanspraken geschiedt zodanig dat deze bij beëindiging van deelnemerschap, zoals omschreven in artikel 34, steeds volledig afgefinancierd zijn. Daarnaast zal IBM de nodige premies voldoen ter dekking van de overlijdensrisico's. a) IBM is verplicht de aan het Fonds verschuldigde bedragen, waarin begrepen de door IBM op het salaris van de deelnemers in te houden (verplichte) eigen bijdragen, jaarlijks te voldoen aan het Fonds. IBM zal binnen een maand na afloop van elk kalenderkwartaal aan het Fonds voldoen één/vierde gedeelte van het voor dat jaar verwachte jaarbedrag, zoals zo nauwkeurig mogelijk vastgesteld door het Fonds. Bij tussentijdse herziening van het verschuldigde jaarbedrag wordt het kwartaalbedrag dienovereenkomstig aangepast. De definitieve jaarbijdrage dient binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar te zijn bepaald en betaald. b) Onverminderd het bovenstaande, dient IBM de toevoegingen aan het DC-kapitaal te voldoen voor het einde van de betreffende kalendermaand. 5. IBM behoudt zich het recht voor om, op grond van artikel 12 lid 1 Pensioenwet, tot vermindering of beëindiging van haar bijdrage aan de pensioenregeling over te gaan, met onmiddellijke ingang, indien zich een ingrijpende wijziging van omstandigheden voordoet. Hierbij wordt verwezen naar artikel 37 lid1. Zodra IBM van dit voorbehoud gebruik maakt, zal het Fonds degenen van wie het
19/34
pensioen of de aanspraak op pensioen daardoor worden getroffen hier direct schriftelijk over informeren. 6. De deelnemer is vanaf de normale pensioendatum geen eigen DB-premie en/of eigen DC-premie verschuldigd.
Persoonlijk
Pensioen
Plan
Artikel 18. Toevoegingen aan het DC-kapitaal 1. De voor of namens de deelnemer gestorte premies zoals bedoeld in artikel 9 lid 2 en lid 3 worden aangewend ter vorming dan wel verhoging van het gevormde DC-kapitaal. 2. Stortingen, voortvloeiende uit een salarisuitbetaling voor of op de 25ste dag van de maand worden geacht uiterlijk per de eerste werkdag van de eerste maand volgend op de maand van uitbetaling in het kapitaal te zijn opgenomen. Stortingen, voortvloeiende uit een salarisuitbetaling na de 25ste dag van de maand worden geacht uiterlijk per de eerste werkdag van de tweede maand volgend op de maand van uitbetaling in het kapitaal te zijn opgenomen. 3. Dit DC-kapitaal dient te worden aangewend overeenkomstig artikel 22. 4. De in artikel 15 opgenomen bepalingen omtrent maximering van het ouderdomspensioen zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 19. Beleggingsmogelijkheden 1. Het DC-kapitaal zal worden belegd bij door het Fonds geselecteerde externe vermogensbeheerders. Belegging van het DC-kapitaal geschiedt op naam van het Fonds, maar voor rekening en risico van de deelnemer. 2. Het DC-kapitaal zal worden belegd in één of meer door het Bestuur gekozen en gepubliceerde beleggingsfondsen. Er zal een Basis Profiel worden samengesteld, met daarnaast keuzeprofielen die worden gekenmerkt door een meer offensieve dan wel defensieve samenstelling ten opzichte van het Basis Profiel. Deze beleggingsprofielen zullen een door het Bestuur geselecteerde index volgen, die door een onafhankelijke derde wordt bepaald. Het Bestuur kan richtlijnen voor beheer met de vermogensbeheerders overeenkomen. 3. Het door de deelnemer opgegeven beleggingsprofiel zal van kracht zijn vanaf de eerste van de maand volgende op de datum waarop de opgave is ontvangen door het Fonds. 4. Indien en voor zolang de deelnemer geen beleggingskeuze opgeeft zal het DC-kapitaal worden belegd overeenkomstig het laatste door het Bestuur bepaalde en gepubliceerde Basis Profiel.
Artikel 20. Rendement 1. Onder rendement wordt verstaan de daadwerkelijke relatieve waardeverandering van de in artikel 19 genoemde beleggingsfondsen. Dit rendement kan zowel positief als negatief zijn.
20/34
2. Op de eerste werkdag van elke maand zal het DC-kapitaal worden aangepast overeenkomstig het rendement over de afgelopen maand. Dit kan zowel een verhoging als een verlaging van het DC-kapitaal inhouden.
Artikel 21. Wijziging van het beleggingsprofiel 1. De (gewezen) deelnemer kan schriftelijk een ander beleggingsprofiel opgeven aan het Fonds. 2. Wijzigingen dienen minimaal een maand voor de gewenste ingangsdatum te worden opgegeven. 3. Een wijziging naar een ander beleggingsprofiel gaat altijd in op de eerste werkdag van de maand. 4. De kosten van de wijziging, waarvan de hoogte is vastgelegd in het laatste door het Fonds gepubliceerde overzicht Variabele Pensioengegevens, zullen ten laste worden gebracht van het DC-kapitaal. 5. Het laatst opgegeven beleggingsprofiel blijft van kracht tot herroeping door de (gewezen) deelnemer. 6 . Indien voor de (gewezen) deelnemer het DC-kapitaal wordt belegd overeenkomstig het in artikel 19 genoemde beleggingsprofiel, zal indien de leeftijd van de (gewezen) deelnemer daartoe aanleiding geeft de onderliggende beleggingen automatisch aan de leeftijd van de deelnemer worden aangepast.
Artikel 22. Pensioen inkopen met het DCkapitaal
1. Op de feitelijke pensioendatum is de (gewezen) deelnemer verplicht om met het DCkapitaal een direct ingaand ouderdomspensioen, eventueel aangevuld met een partneren/of wezenpensioen, in te kopen bij een verzekeraar die krachtens de Pensioenwet bevoegd is pensioenovereenkomsten in de zin van die wet uit te voeren. Bij aanwending van het DC-kapitaal bij een verzekeraar is de betreffende verzekeraar gehouden het in te kopen pensioen of de in te kopen aanspraken op pensioen te toetsen aan de in de fiscale regelgeving opgenomen fiscale maxima (zoals deze hun weerslag vinden in dit reglement). Indien een deelnemer gebruik maakt van de mogelijkheid van deeltijdpensionering als bedoeld in artikel 25, kan het DC-kapitaal gedeeltelijk worden gebruikt op de wijze als omschreven in dit artikel. Het gedeelte van het DC-kapitaal dat kan worden gebruikt, wordt gevonden door het DC-kapitaal te vermenigvuldigen met de overeenkomstig artikel 25 lid 4 bepaalde breuk. 2. Het Fonds informeert de (gewezen) deelnemer in het jaar vóór de feitelijke pensioendatum over de mogelijkheid een deel van het DC-kapitaal aan te wenden voor de inkoop van partnerpensioen tot 70% ten opzichte van het in te kopen ouderdomspensioen.
21/34
3. Bij overlijden van een deelnemer vóór de normale pensioendatum wordt het deel van het DC-kapitaal dat is gevormd op basis van de in artikel 9 lid 3 bedoelde Extra Vrijwillige Regeling aangewend voor een verhoging van het aan de partner krachtens artikel 11 uit te keren partnerpensioen. Het partnerpensioen kan hierdoor niet groter worden dan het partnerpensioen dat de deelnemer volgens dit FlexPensioenreglement en volgens de in artikel 9 lid 3 letter b bedoelde richtlijn had kunnen opbouwen in de deelnemersjaren tot en met de normale pensioendatum. Het DC-kapitaal dat gevormd is op basis van de in artikel 9 lid 3 bedoelde Extra Vrijwillige Regeling en bij overlijden van de deelnemer voor de feitelijke pensioendatum niet wordt aangewend voor een verhoging van het aan de partner krachtens artikel 11 uit te keren partnerpensioen valt vrij ten gunste van het Fonds. Het deel van het DC-kapitaal dat niet is gevormd op basis van de in artikel 9 lid 3 bedoelde Extra Vrijwillige Regeling valt vrij ten gunste van het Fonds. 4. Bij overlijden van een gewezen deelnemer vóór de feitelijke pensioendatum zal het DCkapitaal worden gebruikt voor de inkoop van een partnerpensioen of bij ontstentenis van een partner, voor de inkoop van wezenpensioen, onder de volgende voorwaarden: a) Het in te kopen partnerpensioen en/of wezenpensioen zal worden vastgesteld en gemaximeerd op basis van zowel het beschikbare DC-kapitaal evenals op de in dit reglement geldende voorwaarden en rekenregels, welke van toepassing zouden zijn geweest indien de gewezen deelnemer als deelnemer zou zijn overleden; b) Indien de kosten van de inkoop van het partnerpensioen lager zijn dan het aanwezige DC-kapitaal kan het meerdere worden gebruikt voor de inkoop van wezenpensioen; c) Wanneer geen partner en/of wezen worden vastgesteld valt het DC-kapitaal vrij ten gunste van het Fonds. 5. De in lid 1 van dit artikel bedoelde verzekeraar kan door de (gewezen) deelnemer zelf worden geselecteerd. Tenminste één maand voor de normale pensioendatum of -indien gebruik gemaakt wordt van de in artikel 23 omschreven mogelijkheden van flexibele pensionering- de gewenste feitelijke pensioendatum, deelt de (gewezen) deelnemer het Fonds mee welke verzekeraar is geselecteerd. Indien de gewezen deelnemer gebruik maakt van het in artikel 35 omschreven recht op waardeoverdracht kan uitsluitend overdracht plaatsvinden aan de uitvoerder van de pensioenregeling van de nieuwe werkgever. Indien de (gewezen) deelnemer niet tijdig kenbaar maakt bij welke verzekeraar het DCkapitaal aangewend zal worden, zal het Fonds het DC-kapitaal voor de (gewezen) deelnemer aanwenden bij een door het Fonds geselecteerde verzekeraar. 6. Een DC-kapitaal dat op de laatste werkdag van de maand volgende op de maand van de feitelijke pensionering nog niet is overgedragen zal op de laatste werkdag van de maand volgende op de maand van pensionering worden gebruikt voor de aankoop van een direct ingaand ouderdomspensioen, eventueel aangevuld met een dekking voor partneren/of wezenpensioen, bij een door het Fonds geselecteerde verzekeraar. 7. Indien de (gewezen) deelnemer die op de feitelijke pensioendatum een partner heeft op de laatste werkdag voor de feitelijke pensioendatum nog geen keuze heeft gemaakt met betrekking tot de aanwending van het DC-kapitaal, wordt het DC-kapitaal, voor zover fiscaal mogelijk en met inachtneming van artikel 13, aangewend voor inkoop van ouderdomspensioen en partnerpensioen in de verhouding 100 : 70. 8. Bij beëindiging van het deelnemerschap anders dan door pensionering of overlijden zal het in artikel 11 bedoelde partnerpensioen gedurende ten hoogste vijf maanden op het per de datum van beëindiging van het deelnemerschap geldende niveau gedekt blijven.
22/34
Deze voortgezette dekking eindigt in ieder geval zodra het DC-kapitaal is overgedragen aan een verzekeraar als bedoeld in dit artikel. 9. Pensioenknip Op de feitelijke pensioendatum kan een DC-kapitaal, waarmee nog geen pensioenuitkering is ingekocht, worden gesplitst in een direct ingaande tijdelijke pensioenuitkering en een resterend DC-kapitaal. Dit wordt de pensioenknip genoemd. De tijdelijke pensioenuitkering duurt maximaal vijf jaar. Met het resterende kapitaal wordt op enig moment gedurende de looptijd van de tijdelijke pensioenuitkering een levenslange pensioenuitkering ingekocht, dat ingaat aansluitend op de tijdelijke pensioenuitkering. De voorwaarden om de pensioenknip toe te passen zijn vastgelegd in de regelgeving bij of krachtens de Pensioenwet. De pensioenknip is mogelijk indien de ingangsdatum van de tijdelijke pensioenuitkering vóór 1 januari 2014 ligt. De (gewezen) deelnemer met een DC-kapitaal wordt voorafgaand aan pensionering door het Fonds geïnformeerd over de in dit lid genoemde mogelijkheden. De kosten voortvloeiende uit het toepassen van de pensioenknip zullen in rekening worden gebracht bij de pensioengerechtigde.
Flexibel
pensioen
Artikel 23. Flexibele pensionering 1. Flexibele pensioendatum a) Zonder een schriftelijke wijziging van de deelnemer zal het DB-ouderdomspensioen, zoals opgebouwd in artikel 9 lid 1, ingaan op de normale pensioendatum. Indien de deelnemer na de normale pensioendatum met pensioen wenst te gaan, dient dit ten minste 6 maanden voor de normale pensioendatum schriftelijk aan de directie te worden meegedeeld. Het pensioen zal dan uiterlijk ingaan op de 1e van de maand volgend op het bereiken van de AOW-leeftijd. b) (Gewezen) deelnemers hebben het recht de pensioendatum te bepalen, met dien verstande dat de pensioendatum niet mag liggen voor het bereiken van de 55-jarige leeftijd en niet mag liggen na het bereiken van de 1e van de maand volgend op het bereiken van de AOW-leeftijd, onverminderd de mogelijke eerdere ingang van het ouderdomspensioen wegens het bereiken van de in artikel 15 opgenomen maximering van het ouderdomspensioen. c) Vervroeging van de normale pensioendatum kan alleen plaatsvinden indien en voor zover een arbeidsovereenkomst of het verrichten van betaalde werkzaamheden wordt beëindigd. Doorwerkvereiste Uitstel van de normale pensioendatum kan alleen plaatsvinden indien en voor zover een arbeidsovereenkomst of het verrichten van betaalde werkzaamheden wordt voortgezet. Voor (gewezen) deelnemers, geboren voor 1 januari 1950, is dit doorwerkvereiste niet van toepassing. d) De deelnemer dient de directie ten minste 6 maanden voor de gewenste pensioendatum schriftelijk de gewenste pensioendatum mede te delen. De gewezen deelnemer dient het Fonds ten minste 6 maanden voor de gewenste pensioendatum schriftelijk de gewenste pensioendatum mede te delen. Alle andere met de pensionering samenhangende keuzes dienen tenminste 3 maanden voor de gewenste pensioendatum schriftelijk aan het Fonds te worden medegedeeld.
23/34
e) Als ingangsdatum van het ouderdomspensioen komt slechts de eerste dag van een kalendermaand in aanmerking. 2.
Grootte van de ouderdomspensioenaanspraken op de normale pensioendatum Op de normale pensioendatum bestaat het totale pensioen uit de volgende bestanddelen: a) het levenslange ouderdomspensioen overeenkomstig artikel 9 lid 1; b) het overbruggingspensioen overeenkomstig artikel 10, dat tijdelijk wordt uitgekeerd vanaf de normale pensioendatum tot de 65-jarige leeftijd van de deelnemer; c) het door aanwending van het DC-kapitaal ingekochte pensioen overeenkomstig artikel 22. Op de normale pensioendatum kunnen de in artikel 15 omschreven maxima niet worden overschreden.
3. Pensionering vóór de normale pensioendatum Indien de (gewezen) deelnemer zulks tenminste zes maanden voor de vervroegde pensioendatum bij het Fonds verzoekt, kan de totale waarde van de som van de (ouderdoms-)pensioenuitkeringen als genoemd in artikel 23 lid 2 a en b actuarieel neutraal worden omgerekend, zodanig dat vanaf de vervroegde pensioendatum een zo gelijkmatig mogelijk pensioeninkomen wordt verkregen, een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 15. 4. Pensionering na de normale pensioendatum Wanneer de (gewezen) deelnemer na de normale pensioendatum, doch uiterlijk bij het bereiken van de AOW-leeftijd, met pensioen wenst te gaan, zal de som van de (ouderdoms-)pensioenuitkeringen als genoemd in artikel 23 lid 2 a en b actuarieel neutraal worden omgerekend, zodanig dat vanaf de verlate pensioendatum een zo gelijkmatig mogelijk pensioeninkomen wordt verkregen, een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 15. Dit lid is niet van toepassing indien en voor zover de (gewezen) deelnemer arbeidsongeschikt is en uit dien hoofde een WAO/WIA-uitkering en/of arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt van het Fonds dan wel bij voortdurende arbeidsongeschiktheid gaat ontvangen. 5. Ruil- en afkoopvoeten De berekeningen, zoals hierboven genoemd, worden gebaseerd op de door het Fonds met inachtneming van de wettelijk vereiste collectieve actuariële neutraliteit, vastgestelde ruil- en afkoopvoeten, die voor mannen en vrouwen gelijk zijn (artikel 42).
Artikel 24. Hoog/Laag pensioen 1. De (gewezen) deelnemer heeft, voor zover zulks in overeenstemming met de terzake relevante wettelijke bepalingen, het recht om op de feitelijke pensioendatum het alsdan ingaande ouderdomspensioen om te zetten in: a) een ouderdomspensioen dat gedurende de periode tot de eerste van de maand volgend op het bereiken van de AOW-leeftijd of 70-jarige leeftijd hoger is dan het oorspronkelijke ouderdomspensioen en in de periode daarna lager is dan het oorspronkelijke ouderdomspensioen. b) een ouderdomspensioen dat gedurende de periode tot de eerste van de maand volgend op het bereiken van de AOW-leeftijd of 70-jarige leeftijd lager is dan het oorspronkelijke ouderdomspensioen en in de periode daarna hoger is dan het oorspronkelijke ouderdomspensioen.
24/34
2. Door toepassing van dit artikel kan de hoogste uitkering van ouderdomspensioen niet meer dan 33% hoger zijn dan de laagste uitkering van ouderdomspensioen. 3. Indien gewenst, kan bij het vaststellen van de hoog/laag verhouding als bedoeld in lid 2, de uitkering voor de AOW-leeftijd meer dan 33% hoger zijn dan de uitkering na de AOW-leeftijd. Dit kan door in de uitkeringsperiode voor AOW-leeftijd een bedrag ter grootte van één- of tweemaal de AOW-uitkering voor een gehuwde met een partner ouder dan de AOW-leeftijd niet mee te tellen in de hoog/laagvergelijking. Indien gewenst kan dit ook omgekeerd (laag/hoog) worden uitgevoerd. 4. De berekeningen, zoals hierboven genoemd, worden gebaseerd op de door het Fonds met inachtneming van de wettelijk vereiste collectieve actuariële neutraliteit, vastgestelde ruil- en afkoopvoeten, die voor mannen en vrouwen gelijk zijn (artikel 42).
Artikel 25. Deeltijd pensioen 1. De deelnemer heeft eenmalig de mogelijkheid om voorafgaande aan volledige pensionering gedeeltelijk met pensioen te gaan. Indien de deelnemer van deze mogelijkheid gebruik wenst te maken, dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden: c) er dient een schriftelijke verklaring te worden overlegd dat IBM geen zwaarwegende bezwaren heeft, waarbij mede als uitgangspunt geldt dat de gewenste resterende arbeidsduur niet lager mag zijn dan 50% van de normale arbeidsduur; d) het Fonds dient tenminste 6 maanden voor de gewenste gedeeltelijke pensioendatum schriftelijk te worden medegedeeld op welke datum de deelnemer gedeeltelijk met pensioen wenst te gaan en wat de resterende arbeidsduur na gedeeltelijke pensionering zal zijn. 2. Het deeltijdpensioen kan ingaan op de eerste van de maand volgende op het bereiken van de 55-jarige leeftijd, doch niet later dan de eerste van de maand volgende op het bereiken van de 64-jarige leeftijd. 3. De datum waarop het deeltijdpensioen ingaat, is de gedeeltelijke pensioendatum. Als feitelijke pensioendatum zal gelden de datum waarop het resterende deel van de arbeidsovereenkomst met IBM na gedeeltelijke pensionering wordt verbroken. 4. De deelnemer heeft bij het bereiken van de gedeeltelijke pensioendatum als bedoeld in het vorige lid recht op een ouderdomspensioen berekend conform de bepalingen van dit FlexPensioenreglement vermenigvuldigd met een als volgt te bepalen breuk. De teller van deze breuk is het positieve verschil tussen de oude werkelijke arbeidsduur en de nieuwe werkelijke arbeidsduur en de noemer is de oude werkelijke arbeidsduur. Voor de deelnemer voor wie gedurende het deelnemerschap een wisselende arbeidsduur heeft gegolden, kan het Fonds op verzoek van de deelnemer de breuk op een afwijkende manier vaststellen. 5. De deelnemer heeft bij het bereiken van de gedeeltelijke pensioendatum recht op een overbruggingsuitkering, berekend conform artikel 10 en artikel 23, vermenigvuldigd met de in het vorig lid genoemde breuk. 6. Na gedeeltelijke pensionering en voor zover de leeftijd van 60 jaar nog niet is bereikt, zal de pensioenopbouw over de resterende parttime arbeidsovereenkomst worden voortgezet overeenkomstig het in dit reglement bepaalde voor deelnemers met een parttime arbeidsovereenkomst. 7. Bij gedeeltelijke pensionering is het bepaalde in artikel 12 van overeenkomstige toepassing. 25/34
Arbeidsongeschiktheid Artikel 26 t/m 30 De artikelen 26 t/m 30 over Arbeidsongeschiktheid zijn per 1 juni 2007 vervallen en ondergebracht in het ArbeidsOngeschiktheids (AOP) Pensioenreglement van Stichting Pensioenfonds IBM Nederland.
26/34
Uitvoering en bepalingen
bijzondere
Artikel 31. Verrekening wettelijke uitkeringen Indien bij/tijdens pensionering de gepensioneerde op grond van het burgerlijk wetboek recht heeft op doorbetaling van loon wegens ziekte of een WAO/WIA-uitkering ontvangt, die voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst met IBM, wordt het totaal van ouderdomspensioen en het overbruggingspensioen met het totaalbedrag van genoemde wettelijke uitkeringen verminderd. De gepensioneerde danwel de (gewezen) deelnemer is in deze gevallen verplicht het Fonds daarvan in kennis te stellen overeenkomstig het bepaalde in artikel 38. De gepensioneerde is verplicht zich te houden aan de voorschriften van het uitvoeringsorgaan. Indien de gepensioneerde in aanmerking zou kunnen komen voor een WAO/WIA-uitkering is deze verplicht zodanige uitkering onverwijld aan te vragen en voorts alle maatregelen te nemen, die voor het verkrijgen en behouden daarvan noodzakelijk zijn.
Artikel 32. Onbetaald verlof 1. Gedurende een onbetaald verlof periode (hierna te noemen: verlof) zal, mits en voor zover toegestaan in de (fiscale) wet- en regelgeving, en alleen indien en voor zover dit volledig fiscaal gefaciliteerd is, de risicoverzekering van partnerpensioen zoals bedoeld in artikel 11, alsmede van wezenpensioen zoals bedoeld in artikel 14, worden gecontinueerd, met inachtneming van het bepaalde in dit artikel. De kosten hiervan zullen worden voldaan door IBM. 2. Indien de deelnemer na afloop van een langdurend onbetaald verlofperiode nog ten minste zes maanden deelnemer blijft, geldt het volgende. Mits en voor zover toegestaan in de (fiscale) wet- en regelgeving, kan de deelnemer voor eigen rekening over het onbetaalde verlof - met een maximum van 12 maanden per verlof ouderdomspensioenaanspraken verkrijgen, vastgesteld conform het bepaalde van artikel 9 en 10 van dit reglement. Indien de deelnemer deze ouderdomspensioenaanspraken wenst te verkrijgen, dient de deelnemer dit vanaf de zesde doch uiterlijk in de zevende maand na afloop van het onbetaalde verlof schriftelijk aan het Fonds op te geven door middel van een daartoe op initiatief van het Fonds aan de deelnemer verstrekte opgave. De deelnemer dient daarbij zowel de volledige werkgeverspremie als de volledige verplichte eigen bijdrage en de vrijwillige eigen DC-bijdrage over de verlofperiode te voldoen. 3. Indien de deelnemer na afloop van een onbetaald verlofperiode, anders dan langdurend onbetaald verlof, nog ten minste zes maanden deelnemer blijft, geldt het volgende. Mits en voor zover toegestaan in de (fiscale) wet- en regelgeving, kunnen over het onbetaalde verlof - met een maximum van 12 maanden per verlof ouderdomspensioenaanspraken verkregen worden, vastgesteld conform het bepaalde van artikel 9 en 10 van dit reglement. Indien de deelnemer deze ouderdomspensioenaanspraken wenst te verkrijgen, dient de deelnemer dit vanaf de zesde doch uiterlijk in de zevende maand na afloop van het onbetaalde verlof schriftelijk aan het Fonds op te geven door middel van een daartoe op initiatief van het Fonds aan de deelnemer verstrekte opgave. 4. Voor het bepalen van de pensioenaanspraken als genoemd in de leden 1 en 2, en de hoogte van de eigen bijdragen als bedoeld in lid 5 wordt het inkomen gebaseerd op het
27/34
direct aan het verlof voorafgaande inkomen, dat overeenkomstig de voor de overige werknemers van toepassing zijnde algemene loonronden wordt aangepast. 5. Indien de deelnemer kiest voor het verkrijgen van de pensioenopbouw gelden de volgende regels: a) de verkrijging geschiedt voor zowel het DB-deel als het DC-deel op basis van het voor de ingang van het verlof vastgestelde DB-percentage; b) voor de periode waarover pensioenaanspraken worden verkregen wordt de maximale DC-bijdrage als genoemd in artikel 17 lid 4 als verplichte eigen bijdrage aangemerkt; c) de deelnemer ontvangt na indiening van het verzoek als bedoeld in lid 2 van het Fonds een opgave van de verschuldigde verplichte eigen bijdrage en de vrijwillige DC-bijdrage, voor zover van toepassing verhoogd met een door het Fonds vastgestelde rentevergoeding, alsmede een opgave van de door de verkrijging ontstane pensioenaanspraken en DC-kapitaal toevoegingen; d) alle berekeningen vinden plaats op basis van de door het Bestuur vastgestelde en gepubliceerde (reken-)regels; e) over het verlof kunnen geen extra vrijwillige stortingen plaatsvinden. 6.
Onbetaald verlofperiode langer dan 18 maanden a) Indien de deelnemer overlijdt in de periode dat hij langer dan 18 maanden met verlof is, wordt voor de berekening van het partnerpensioen uitgegaan van een overlijdensdatum gelegen op de laatste dag van de 18e maand van het verlof. Daarbij geldt dat voor de bepaling van de deelnemersjaren, de periode vanaf de eerste dag van de 19e maand van het verlof tot de datum waarop het verlof zou eindigen, niet meetelt. b) Indien de deelnemer overlijdt en gedurende zijn arbeidsovereenkomst met IBM verlof heeft genoten dat langer dan 18 maanden heeft geduurd, telt voor de bepaling van de deelnemersjaren de periode van het verlof na de 19e maand niet mee voor de berekening van het partnerpensioen.
Artikel 33. Uitbetaling 1. Uitbetaling van alle direct bij het Fonds ondergebrachte pensioenen geschiedt door of namens het Fonds bij nabetaling per maand. 2. Voor iedere uitbetaling behoren aan het Fonds, indien deze zulks verlangt, de stukken te worden overlegd, waaruit het recht op uitkering blijkt. 3. De pensioenen worden aan de rechthebbenden in euro´s uitgekeerd tegen behoorlijke kwijting en onder inhouding van de verschuldigde belastingen en wettelijke heffingen. Het Fonds kan eventuele kosten van betaling naar het buitenland in mindering brengen op de betreffende pensioenuitkering.
Artikel 34. Beëindiging deelnemerschap 1. Een deelnemer heeft bij de beëindiging van zijn deelnemerschap recht op:
28/34
a) ouderdomspensioen, ingaande op de normale pensioendatum, zoals omschreven in artikel 9, lid 1. b) overbruggingspensioen, zoals omschreven in artikel 10. c) het DC-kapitaal, zoals omschreven in artikel 9, lid 2 en 3; dit DC-kapitaal zal ofwel belegd blijven in overeenstemming met de artikelen 19 tot en met 21 ofwel worden overgedragen in overeenstemming met artikel 34; d) wezenpensioen, ter hoogte van 15% van het overeenkomstig artikel 34 lid 1a berekende ouderdomspensioen, voor omzetting als bedoeld in artikel 34 lid 3. Het bepaalde in artikel 14 is van overeenkomstige toepassing. 2. (vervallen) 3. De gewezen deelnemer wiens arbeidsovereenkomst met IBM is geëindigd anders dan door overlijden of pensionering, heeft bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met IBM het recht om een gedeelte van het tot dat tijdstip op grond van artikel 9 lid 1 opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen om te zetten in een aanspraak op partnerpensioen. De hoogte van dit partnerpensioen zal maximaal 70% bedragen van het ouderdomspensioen dat na uitruil resteert. Dit partnerpensioen voorziet in een uitkering aan de partner bij overlijden van de gewezen deelnemer of gepensioneerde na beëindiging van de arbeidsovereenkomst met IBM. De uitruil geschiedt op basis van de door het Fonds, met inachtneming van de wettelijk vereiste collectieve actuariële neutraliteit, vastgestelde ruilvoeten. De ruilvoeten en de periode waarvoor deze is vastgelegd zijn in een bijlage bij dit reglement opgenomen (artikel 42). Het bepaalde in de artikelen 12 en 13 is van overeenkomstige toepassing. 4. De gewezen deelnemer ontvangt een bewijs van de krachtens dit artikel toegekende aanspraken.
Artikel 34A. Afkoop 1. Afkoop ouderdomspensioen en/of DC-kapitaal a) Indien het jaarlijkse ouderdomspensioen bij beëindiging van het deelnemerschap het jaarlijkse bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet (in 2013: € 451,22) op de normale pensioendatum niet te boven gaat, heeft het Fonds gedurende zes maanden na afloop van een periode van 2 jaar na beëindiging van het deelnemerschap het recht het pensioen af te kopen, tenzij de gewezen deelnemer binnen twee jaar na beëindiging van het deelnemerschap een procedure tot waardeoverdracht is gestart. Bij de afkoop van ouderdomspensioen wordt ook de eventueel daarbij behorende aanspraak op partnerpensioen afgekocht. De afkoopwaarde wordt als eenmalige uitkering uitbetaald aan de gewezen deelnemer. b) Indien het DC-kapitaal bij beëindiging van het deelnemerschap niet hoger is dan de afkoopwaarde van het jaarlijkse bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet op de normale pensioendatum, heeft het Fonds gedurende zes maanden na afloop van een periode van 2 jaar na beëindiging van het deelnemerschap het recht het DC-kapitaal af te kopen, tenzij de gewezen deelnemer binnen twee jaar na beëindiging van het deelnemerschap een procedure tot waardeoverdracht is gestart. c) Indien de gewezen deelnemer aanspraak heeft op zowel een ouderdomspensioen als een DC-kapitaal, wordt alleen tot afkoop over gegaan als de totale afkoopwaarde van beide aanspraken lager is dan de afkoopwaarde van het in artikel 66 van de Pensioenwet opgenomen bedrag.
29/34
d) Indien het DC-kapitaal alleen wel voldoet aan de gestelde regels in lid 1 b, maar samen met de waarde van het ouderdomspensioen niet wordt voldaan aan het gestelde in lid 1 c, zal het DC-kapitaal worden omgezet in een aanspraak bij het Fonds op ouderdomspensioen ten behoeve van de gewezen deelnemer. In het geval artikel 13 lid 4 toepassing heeft gevonden wordt uitgegaan van het DC-kapitaal met inbegrip van het aan de gewezen partner toe te rekenen deel daarvan. Bij de toepassing van artikel 13 lid 5 is de eerste zin van dit lid van overeenkomstige toepassing op het aan de gewezen partner toe te rekenen gedeelte van het DCkapitaal. De omzetting in pensioen geschiedt op basis van de door het Fonds vastgestelde ruil- en afkoopvoeten. Het bepaalde in artikel 22 lid 6 inzake aanwending van het DC-kapitaal is van overeenkomstige toepassing. De grondslagen waarop de ruil- en afkoopvoeten zijn gebaseerd worden op de intranetsite van het Fonds gepubliceerd en worden op verzoek aan de (gewezen) deelnemer toegezonden. In tegenstelling tot het gestelde in artikel 16 lid 1 (Toeslagen), zal op dit ouderdomspensioen artikel 16 van toepassing zijn. e) Indien de normale pensioendatum ligt voor het verstrijken van de in de leden 1 a en b genoemde 2 jaar, heeft het Fonds vanaf de normale pensioendatum gedurende 6 maanden het recht om de pensioenaanspraken, zoals beschreven in lid 1 a en b, af te kopen. 2. Indien het jaarlijkse partnerpensioen of bijzonder partnerpensioen bij ingang respectievelijk op de scheidingsdatum het bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet (in 2013: €451,22) op de pensioendatum niet te boven gaat, heeft het Fonds gedurende zes maanden het recht dit (bijzonder) partnerpensioen af te kopen. De afkoopwaarde wordt als eenmalige uitkering uitbetaald aan de betreffende partner. Deze regeling is overeenkomstig van toepassing wanneer een wezenpensioen bij ingang lager is dan het bedrag genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet. 3. Het Fonds kan na de termijn van zes maanden als bedoeld in de vorige leden over gaan tot afkoop indien de gewezen deelnemer respectievelijk de (gewezen) partner of wees daarmee instemt. 4. Het Fonds is bevoegd om over te gaan tot afkoop van het deel van de pensioenaanspraken die fiscaal bovenmatig zijn. 5. Als een ouderdomspensioenaanspraak wordt afgekocht, worden ook de eventueel meeverzekerde aanspraken op partner- of wezenpensioen afgekocht. 6. Bij de uitbetaling van de afkoopwaarde worden de wettelijke inhoudingen in mindering gebracht.
Artikel 35. Waardeoverdracht / waardeaanvaarding 1. Het Fonds zal, op verzoek van de (gewezen) deelnemer, in het kader van het wettelijk recht op waardeoverdracht zoals bedoeld in artikel 71 van de Pensioenwet: a) de waarde van de aanspraken bij beëindiging van deelnemerschap, zoals bedoeld in artikel 34, leden 1a, 1b en 1c, overdragen aan de uitvoerder van de pensioenregeling van een volgende werkgever. Een aanspraak op wezenpensioen heeft geen waarde, wordt niet overgedragen en komt te vervallen direct na afronding van de waardeoverdracht.
b) een aangeboden waarde aanwenden voor pensioenaanspraken, waarbij het Fonds deze waarde zal verdelen overeenkomstig de op grond van artikel 6 lid 4 tweede zin 30/34
of artikel 6 lid 5 bepaalde verhouding tussen de DB-grondslag, de DC-grondslag en de totale pensioengrondslag van de deelnemer. De aanwending van de overdrachtswaarde, als in de vorige zin bedoeld, geschiedt per de datum waarop krachtens artikel 6 lid 4 tweede zin of artikel 6 lid 5 een DB-percentage voor de deelnemer geldt. Tot de datum van aanwending van de ontvangen overdrachtswaarde zal een door het Fonds ontvangen overdrachtswaarde door het Fonds in een DC-kapitaal worden gehouden en in afwijking van artikel 20 worden verhoogd met rente bedoeld bij of krachtens de Pensioenwet. c) In aanvulling op het gestelde in artikel 35 lid 1b kan een deelnemer het Fonds verzoeken de gehele aangeboden overdrachtswaarde aan te wenden voor een storting in het DC-kapitaal. Dit verzoek dient voor de datum van aanwending schriftelijk te worden ingediend bij het Fonds. 2. Indien een wisseling van werkgever heeft plaatsgevonden voor 8 juli 1994 en de uitvoerder van de pensioenregeling van een vorige werkgever hieraan zijn medewerking verleent, kan een deelnemer het Fonds verzoeken waardeoverdracht te laten plaatsvinden overeenkomstig dit artikel. 3. De vaststelling van de waarde van de over te dragen aanspraken op pensioen, de met een aangeboden overdrachtswaarde in te kopen aanspraken op pensioen en de procedure aangaande de waardeoverdracht geschieden conform de bij of krachtens de Pensioenwet vastgestelde reken- en procedure regels.
Artikel 36. Aansprakelijkheid 1. De deelnemers hebben uitsluitend aanspraken jegens het Fonds en niet jegens IBM. 2. Na aanwending van het DC-kapitaal, zoals genoemd in artikel 22, en/of na waardeoverdracht, zoals genoemd in artikel 35 lid 1a, heeft de deelnemer geen aanspraken meer jegens het Fonds. 3. Indien het Fonds om enigerlei reden de pensioenen niet uitkeert, kunnen de deelnemers ten aanzien van de niet door het Fonds uitgekeerde bedragen generlei aanspraak jegens IBM doen gelden. 4. Het Fonds is niet gehouden pensioenen uit te keren, indien door de deelnemer relevante onjuiste inlichtingen zijn verstrekt of de verplichting tot uitkering het gevolg is van diens nalatigheid in het geven van inlichtingen.
Artikel 37. Wijziging of beëindiging van het pensioenreglement 1. Het Fonds heeft het pensioenreglement ingevoerd met de bedoeling het voor onbepaalde tijd te handhaven, maar het Fonds behoudt zich het recht voor om het pensioenreglement te wijzigen of aan te passen met inachtneming van het bepaalde in de statuten van het Fonds. Van een dergelijke wijziging of beëindiging zullen de deelnemers onverwijld in kennis worden gesteld, onverminderd het bepaalde in de statuten van het Fonds. Wijziging of beëindiging van het pensioenreglement zal echter niet van invloed zijn op reeds verworven pensioenaanspraken. Het Fonds behoudt zich in ieder geval het recht voor tot wijziging of beëindiging van het pensioenreglement, indien zich een ingrijpende wijziging van omstandigheden voordoet. Onder een ingrijpende wijziging van omstandigheden wordt in elk geval verstaan: a) faillissement van IBM;
31/34
b) surseance van betaling van IBM; c) executoriaal beslag ten laste van IBM op een aanzienlijk deel van het vermogen van IBM of een ten laste van IBM gelegd conservatoir beslag op een aanzienlijk deel van het vermogen van IBM dat overgaat in een executoriaal beslag of financieel onvermogen van IBM; d) een ingrijpende wijziging in de sociale verzekeringswetten, waardoor zonder aanpassing van de pensioenregeling extra (onoverkomelijke) financiële verplichtingen voor IBM zouden ontstaan; e) de verplichting om deel te nemen in een bedrijfstakpensioenfonds, waarvoor IBM geen ontheffing heeft kunnen verkrijgen; f)
de gevallen waarin het Fonds de belangen van IBM in geval van wijzigingen in wet- of regelgeving en/of jurisprudentie onvoldoende behartigt en daarmee aantoonbaar handelt in strijd met artikel 105 lid 2 van de Pensioenwet en IBM daardoor niet langer competitief in Nederland kan opereren en na 6 maanden geen overeenstemming is bereikt over een evenwichtige oplossing.
2. Het Fonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen uitsluitend verminderen indien: a) de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt; b) het Fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, gewezen partners of IBM onevenredig worden geschaad; en c) alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid zijn ingezet zoals uitgewerkt in het kortetermijnherstelplan.
3. Ingeval het Fonds besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen, informeert het Fonds de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en IBM schriftelijk over dit besluit.
4. De vermindering bedoeld in lid 2 kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, IBM en de Nederlandsche Bank hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
Artikel 38. Verplichtingen van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden 1. Indien het Fonds dit verlangt, dient de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde alle verlangde gegevens en/of stukken welke verband houden met of van invloed geacht worden te zijn op de uit zijn deelnemerschap voortvloeiende rechten en verplichtingen, te overleggen. 2. De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde dient, indien zijn huwelijk eindigt door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, dan wel zijn samenlevingsverband eindigt, IBM en het Fonds hiervan onverwijld in kennis te stellen.
32/34
3. Indien niet binnen dertig dagen wordt voldaan aan verplichtingen, opgelegd door dit pensioenreglement, kan het Fonds pensioenaanspraken of recht, waarmede de verzuimde verplichtingen verband houden, voor de (gewezen) deelnemer, gepensioneerde en/of zijn rechtsopvolgers geheel of ten dele vervallen verklaren, tenzij ten genoegen van het Fonds wordt aangetoond, dat het niet hebben voldaan aan die verplichtingen de (gewezen) deelnemer, gepensioneerde en/of zijn rechtsopvolgers redelijkerwijs niet verweten kan worden. 4. De deelnemer dient bij aanvang van zijn samenlevingsverband, doch niet eerder dan de aanvangsdatum van de arbeidsovereenkomst, een afschrift van het notarieel verleden samenlevingscontract of een notarieel uittreksel daaruit en een uittreksel uit het bevolkingsregister te overleggen. 5. Het Fonds is bevoegd eens in ten minste drie jaar het samenlevingsverband van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de partner gezamenlijk te laten bevestigen door overlegging van een verklaring ter zake, onder bijvoeging van een uittreksel uit het bevolkingsregister, waaruit blijkt dat de betrokkenen ten tijde van de afgifte van de verklaring op hetzelfde adres woonachtig waren.
Artikel 39. Overdracht, inpandgeving van rechten Een (gewezen) deelnemer heeft niet het recht de hem door middel van dit pensioenreglement of enig gedeelte daarvan verleende pensioenaanspraken of pensioenrechten te vervreemden, te belenen, te verpanden, te veranderen, prijs te geven, af te kopen, op een eerder tijdstip dan is bepaald te doen uitkeren anders dan in de gevallen voorzien in dit reglement of bij of krachtens de Pensioenwet, of op een andere manier tekort te doen aan de bedoelingen van het pensioenreglement.
Artikel 40. Hardheidsclausule Er kunnen zwaarwegende omstandigheden zijn om van bepalingen in dit pensioenreglement af te wijken. In een dergelijke situatie kan de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde een schriftelijk verzoek indienen bij de Bestuur. Het Bestuur zal vervolgens een besluit over het verzoek van de deelnemer nemen. Afwijkingen van het FlexPensioenreglement zullen er nooit toe leiden dat de pensioenregeling niet meer voldoet aan de eisen die de (fiscale) wet- en regelgeving aan een pensioenregeling stelt.
Artikel 41. Geschillen De beslechting van geschillen tussen het Fonds en de belanghebbenden bij het Fonds vindt plaats op de wijze als bepaald in artikel 20 van de statuten van het Fonds.
Artikel 42. Ruil- en afkoopvoeten De actuariële berekeningen, zoals genoemd in dit reglement, worden gebaseerd op de jaarlijks door het Bestuur met inachtneming van de wettelijk vereiste collectieve actuariële neutraliteit, vastgestelde Ruil- en afkoopvoeten, die voor mannen en vrouwen gelijk zijn.
33/34
De Ruil- en afkoopvoeten worden op de internetsite van het Fonds gepubliceerd en op verzoek aan de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde toegezonden.
Artikel 43. Inwerkingtreding Dit pensioenreglement is in werking getreden op 1 januari 1999. Dit reglement is gewijzigd bij: • Bestuursbesluit van 23 april 2003. De daarbij doorgevoerde wijzigingen treden in werking per de datum van dat besluit; •
Bestuursbesluit van 17 december 2003. De daarbij doorgevoerde wijzigingen treden in werking per de datum van dat besluit;
•
Bestuursbesluit van 22 september 2004. De daarbij doorgevoerde wijzigingen treden in werking per de datum van dat besluit;
•
Bestuursbesluit van 30 juni 2006. De daarbij doorgevoerde wijzigingen treden in werking per 1 juni 2006;
•
Bestuursbesluit van 18 december 2006. De daarbij doorgevoerde wijzigingen treden in werking per 1 juni 2006.
•
Bestuursbesluit van 11 mei 2007. De daarbij doorgevoerde doorhaling van artikel 34 lid 2 (premierestitutie bij ononderbroken arbeidsovereenkomst van minder dan 1 jaar) treedt met terugwerkende kracht in werking per 1 januari 2007.
•
Bestuursbesluit van 17 juni 2010. De daarbij doorgevoerde wijzigingen treden in werking per 1 januari 2008. Artikel 12 lid 1 laatste volzin, lid 2 laatste volzin en lid 7 en artikel 22 lid 2 en lid 7 treden in werking per 1 januari 2009.
•
Bestuursbesluit van 8 juni 2011. De daarbij doorgevoerde wijzigingen treden in werking per 1 januari 2011.
•
Bestuursbesluit van 16 maart 2012. De daarbij doorgevoerde wijzigingen treden in werking per 1 januari 2012.
•
Bestuursbesluit van 14 december 2012. De daarbij doorgevoerde wijzigingen treden in werking per 1 januari 2013.
•
Bestuursbesluit van 7 juni 2013 De daarbij doorgevoerde wijzigingen treden in werking per 1 januari 2013.
34/34