GEBRUIKERSHANDLEIDING
,,, ,,, ,,, ,,, ,,, ,,, ,,, ,,, ,,, ,,, ,,, ,,, ,,, ,,, ,,, FAX-8060P ,,, ,,, MFC-9060 ,,, ,,, ,,, VAN MECHELEN
KANTOORMACHINES – KANTOORMATERIALEN TURNHOUT –GEEL www.vanmechelen.be
®
DEZE APPARATUUR IS ONTWORPEN VOOR GEBRUIK MET EEN 2-DRAADS ANALOGE OPENBARE TELEFOONLIJN DIE IS VOORZIEN VAN DE GOEDGEKEURDE STEKKER. INFORMATIE OVER GOEDKEURING Brother wijst erop dat dit product mogelijk niet goed functioneert in een land anders dan het land waarin het oorspronkelijk te koop werd aangeboden en biedt geen enkele garantie indien dit product wordt gebruikt op een openbaar telefoonnetwerk in een ander land dan waarin het is goedgekeurd.
Gefeliciteerd met de aanschaf van uw Brother-faxmachine. Installeer uw machine als volgt - raadpleeg de gebruikershandleiding voor nadere informatie.
1. Lijst van onderdelen 2. De drumkit installeren 3. De telefoonlijn en het netsnoer aansluiten 4. Papiersteun en document/papierladen 5. Papier plaatsen 6. Externe telefoon aansluiten (alleen als u één lijn deelt met de telefoon en de fax) 7. Datum en tijd instellen 8. De stations-ID instellen 9. Een stand voor het beantwoorden selecteren (Alleen voor de MFC-9060) 10. De Brother-machine op de PC aansluiten
© 2000 Brother Industries, Ltd.
VAN MECHELEN
KANTOORMACHINES – KANTOORMATERIALEN TURNHOUT –GEEL www.vanmechelen.be
Inhoudsopgave
1
Inleiding
2
Installatie
3 4
Over deze handleiding ........................................................................... 1 Informatie opzoeken ............................................................................. 1 In deze handleiding gebruikte symbolen .............................................. 2 Omtrent faxmachines ............................................................................ 2 Faxtonen en aansluitbevestiging ........................................................... 2 ECM-stand (foutcorrectie) .................................................................... 3 FAX-8060P Overzicht van het bedieningspaneel .............................. 4 MFC-9060 Overzicht van het bedieningspaneel ............................... 6 Lijst van onderdelen .............................................................................. 9 Een geschikte plaats kiezen ................................................................ 10 OPGELET ..............................................................................................11 De machine in elkaar zetten ................................................................11 De complete drumkit (inclusief tonercartridge) plaatsen ....................11 De machine gereedmaken voor gebruik ............................................. 13 Papier plaatsen .................................................................................... 15 Te gebruiken papier .................................................................... 16 Handinvoer ..................................................................................... 16 Aansluiting op meerdere lijnen (PBX) ............................................... 16 Aansluiting op een PBX (Private Automatic Branch Exchange) 16 Aansluiting op een extern antwoordapparaat ..................................... 17 Sequence ......................................................................................... 17 Aansluitingen .................................................................................. 17 Uitgaand bericht van antwoordapparaat ......................................... 18 Een externe telefoon aansluiten .......................................................... 18
Programmeren op het scherm
Gebruikersvriendelijk programmeren ............................................. 19 De programmeerstand gebruiken ........................................................ 19 Afwisselende aanduidingen bij programmeren op het scherm ........... 20 Functies selecteren .............................................................................. 20
Uw machine instellen
Voordat u begint ................................................................................... 25 Datum en tijd instellen ........................................................................ 25 De stations-ID instellen ...................................................................... 26 Tekst invoeren ................................................................................ 27 Spaties invoegen ............................................................................. 28 Corrigeren ....................................................................................... 28 Letters herhalen .............................................................................. 28
i
ii
I N H O U D S O P G AV E
5
De ontvangst instellen
6
De verzending instellen
Speciale tekens en symbolen .......................................................... 28 Het volume van de waarschuwingstoon instellen ............................... 28 PBX en DOORVERBINDEN ............................................................. 28 PBX instellen ...................................................................................... 29 Zomertijd/wintertijd instellen ............................................................. 29 Slaapstand ........................................................................................... 30 De taal voor de meldingen op het LCD-scherm instellen ................... 30 Het volume van de luidspreker instellen ............................................. 30 Het volume van de bel instellen .......................................................... 31 Opslag in geheugen ............................................................................. 31 TX Slot ................................................................................................ 31 TX Slot gebruiken ............................................................................... 31 TX Slot de eerste keer instellen ...................................................... 32 Het wachtwoord voor TX Slot wijzigen ......................................... 33 TX Slot AAN zetten ....................................................................... 33 TX Slot UIT zetten ......................................................................... 34
Basishandelingen bij het ontvangen ................................................. 35 Een stand voor het beantwoorden selecteren ...................................... 35 De stand voor beantwoorden selecteren of wijzigen .................. 36 De belvertraging instellen (het aantal keren dat de bel overgaat) ....... 37 De F/T-beltijd instellen ....................................................................... 37 Fax Waarnemen (met een externe telefoon) ....................................... 38 Een verkleinde afdruk van een inkomend document maken .............. 38 Ontvangst in geheugen........................................................................ 39 De afdrukdichtheid instellen ............................................................... 40 Toner-bespaarstand ............................................................................. 40 Geavanceerde ontvangstopties .......................................................... 41 Werken met een extern of een tweede toestel ..................................... 41 Uitsluitend voor de stand Fax/Tel ................................................... 42 De afstandsbedieningcodes wijzigen .............................................. 42 De codes voor afstandsbediening wijzigen ................................ 42 Een faxbericht vanuit het geheugen afdrukken ................................... 43 Pollen .................................................................................................. 43 Beveiligd pollen.............................................................................. 43 Ontvang Pollen instellen ................................................................. 43 Ontvang Pollen met beveiligingscode instellen ............................. 44 Uitgesteld Ontvang Pollen instellen ............................................... 45 Opeenvolgend pollen ...................................................................... 45 Voordat u begint ................................................................................... 47 Resolutie ............................................................................................. 48 Contrast ............................................................................................... 48 Automatisch verzenden ....................................................................... 49 Handmatig verzenden (met een externe telefoon) .............................. 49 Met de hand en automatisch herkiezen ............................................... 49
iii
I N H O U D S O P G AV E
7 8
Tweevoudige werking ......................................................................... 50 Real-time (ofwel onvertraagde) transmissie ....................................... 50 Basishandelingen bij het verzenden .................................................. 51 Een automatisch voorblad opstellen ................................................... 51 Voorblad uitsluitend voor het volgende faxbericht......................... 52 Altijd een voorblad verzenden ........................................................ 53 Een afgedrukt voorblad gebruiken ................................................. 54 Opmerking op het voorblad ................................................................ 55 Uw eigen opmerking opstellen ....................................................... 55 Geavanceerde verzendopties .............................................................. 55 De internationale stand ....................................................................... 55 Oproepreservering (met een extern toestel) ........................................ 56 Het terugbelbericht afdrukken ............................................................ 57 Uitgestelde verzendingen (tijdklok).................................................... 57 Rondzenden ........................................................................................ 58 Verzenden met meerdere resoluties .................................................... 59 Verzend Pollen instellen...................................................................... 60 Verzend Pollen instellen met een beveiligingscode ........................ 61 Een opdracht annuleren terwijl het document wordt gescand ............ 61 Een taak in de wachtlijst annuleren .................................................... 61 Uitgestelde faxopdrachten en Verzend Pollen onderbreken ............... 62
Snelkiesnummers Nummers opslaan om snel te kiezen ................................................. 63 instellen
Gebruik als telefoon
9
Directkiesnummers opslaan ................................................................ Snelkiesnummers opslaan ................................................................... Directkiesnummers en snelkiesnummers wijzigen ............................. Nummergroepen voor het rondzenden instellen .................................
63 64 65 65
Telefoongesprekken voeren via een externe telefoon ..................... 67 Met de hand kiezen ............................................................................. 67 Directkiezen ........................................................................................ 67 Snelkiezen ........................................................................................... 68 Pauze ................................................................................................... 68 Kiezen met de hoorn op de haak ......................................................... 68 Zoeken ................................................................................................ 68 Lange nummers................................................................................... 69 De stand FAX/TEL ............................................................................. 69 De toets Tel ......................................................................................... 70
Opties voor afstandsbediening Fax Opslaan instellen .......................................................................... 71
Fax Doorzenden ................................................................................... 72 Een nummer programmeren waar faxberichten naar doorgestuurd moeten worden ................................................................................. 72 De code voor toegang op afstand wijzigen ....................................... 72 Op afstand opvragen ........................................................................... 73
iv
I N H O U D S O P G AV E
10 11
Opdrachten voor afstandsbediening .................................................... De instellingen voor Fax Doorzenden wijzigen ......................... Een faxbericht opvragen ............................................................ Controleren of er faxberichten zijn ontvangen ........................... De stand voor het beantwoorden wijzigen ................................. Afstandsbediening afsluiten ....................................................... De geheugenstatuslijst opvragen ........................................................ Faxberichten opvragen ........................................................................ Het nummer wijzigen waarnaar faxberichten moeten worden doorgestuurd .....................................................................................
73 73 74 74 74 74 75 75 76
Rapporten afdrukken
MFC-instellingen en journaal ............................................................ 77 Een rapport afdrukken ........................................................................ 78 Verzendrapport .................................................................................... 78 Regelmaat van journaal ...................................................................... 78
De kopieerfuncties
Uw machine gebruiken als kopieerapparaat ................................... 81 Een enkele kopie maken ..................................................................... 82 De toets Foto/Text gebruiken .............................................................. 82 Meerdere kopieën maken .................................................................... 82 Meerdere kopieën stapelen of sorteren ............................................... 83 Als het bericht “Geheugen vol” verschijnt ......................................... 83 Kopieën vergroten of verkleinen ........................................................ 83
12
De machine en computer instellen Allereerst ............................................................................................... 85 om samen te werken Systeemvereisten ................................................................................ 85 (alleen voor de MFC-9060)
13
De machine aansluiten op uw computer .......................................... 86 OPMERKING VOOR pc GEBRUIKER ............................................ 87 DE FERRIETRING OP DE DUBBEL AFGESCHERMDE PARALLELLE INTERFACEKABEL AANSLUITEN ............... 87 De Brother drivers installeren Bij gebruik van Windows® 95, 98 en 98SE .................................................................................................. 88 De Brother drivers installeren bij gebruik van Windows® 2000 Professional ...................................................................................... 92 De Brother drivers installeren bij gebruik van Windows NT® Workstation verzie 4.0 ...................................................................... 96 De Brother software installeren ....................................................... 102 Multi-Function Link® Pro (hoofdprogramma) .................................. 103 De on line documentatie bekijken .................................................... 103 De Brother home page zoeken .......................................................... 104 Nuttige tips ........................................................................................ 104
De machine als printer gebruiken Speciale printerfuncties .................................................................... 105 (alleen voor de MFC-9060)
Afdrukken in Windows® ................................................................... 105 Verbeterd geheugenbeheer ................................................................ 105
I N H O U D S O P G AV E
14
Afdrukken maken vanaf uw pc ....................................................... 106 Multifunctionele papierinvoer .......................................................... 106 Enveloppen laden .............................................................................. 106 De handmatige papierinvoer ............................................................. 107 Papierlade.......................................................................................... 107 De toets Opdracht annuleren ............................................................. 107 Tegelijkertijd afdrukken en faxen .................................................. 107 Papierspecificaties ............................................................................. 108
Het op Windows Brother Control Centre .................................................................... 109 gebaseerde Brother Control Centre gebruiken Brother Control Centre automatisch laden ........................................110 (alleen voor de MFC-9060)
Het automatisch laden uitschakelen ...................................................110 De toets Scan gebruiken .....................................................................110 De toetsen op het bedieningspaneel gebruiken .............................. 111 Beeld scannen .................................................................................... 111 Scan/OCR .......................................................................................... 111 Naar e-mail scannen...........................................................................112 Kenmerken van Brother Control Centre ........................................112 Automatische configuratie .................................................................112 Scanfuncties .......................................................................................113 Kopieerfuncties ..................................................................................113 Scannerinstellingen voor de toetsen Scan en Kopie ..........................113 Algemene instellingen .......................................................................114 De scanner configureren ....................................................................114 Het scherm met de scannerconfiguratie openen ................................115 In het scherm Control Centre een bewerking uitvoeren ....................115 Naar bestand scannen ........................................................................115 Scannerinstelling ................................................................................116 Bestemmingsmap ...............................................................................116 Naar email scannen ............................................................................117 Scannerinstelling ................................................................................117 Email-applicatie .................................................................................117 Bestandsbijlagen ................................................................................118 Converteringsopties ...........................................................................118 QuickSend-menu tonen......................................................................118 QuickSend-lisjst .................................................................................118 Naar een tekstverwerker scannen ....................................................119 Scannerinstelling ................................................................................119 Tekstverwerker .................................................................................. 120 De knop User Defined ....................................................................... 121 Scannerinstelling ............................................................................... 121 Applicatie .......................................................................................... 121 Kopiëren/Twee op één kopiëren ...................................................... 122 Scannerinstelling ............................................................................... 122 Kopieerinstellingen ........................................................................... 122
v
vi
I N H O U D S O P G AV E
15
ScanSoftTM PaperPort® voor Brother en ScanSoftTM TextBridge® gebruiken (alleen voor de MFC-9060)
16 17
Items in ScanSoft™ PaperPort® voor Brother bekijken ................... 124 Uw items in mappen rangschikken ................................................... 125 Koppelingen naar andere toepassingen ............................................. 125 ScanSoft™ TextBridge® OCR gebruiken (tekst in een beeld omzetten in tekst die u kunt bewerken) .......................................................... 125 Items uit andere toepassingen importeren ........................................ 126 Items in andere bestandsformaten exporteren .................................. 126 Een beeldbestand exporteren ........................................................ 126 De scanner selecteren ........................................................................ 127 Een document in uw pc scannen ....................................................... 127 Instellingen in het scannervenster ..................................................... 128 Beeld ........................................................................................ 128 Contrast .................................................................................... 128 Afwijkend ................................................................................. 129 Een beeld snel scannen met de functie PreScan ............................... 129
Belangrijke informatie
Belangrijke veiligheidsinstructies ................................................ 131 IEC 825 Specifikatie ..................................................................... 133 Voor uw veiligheid ....................................................................... 134 IEC 825 Laserklasse (uitsluitend voor 220-240 V modellen) ...... 134 Stroomonderbreker ....................................................................... 134
Problemen oplossen en Onderhoud
Problemen oplossen ........................................................................... 135 Foutmeldingen .................................................................................. 135 Vastgelopen documenten .................................................................. 138 Vastgelopen papier ............................................................................ 138 Als u problemen hebt met uw machine ............................................ 141 De machine inpakken en vervoeren ................................................ 145 Regelmatig onderhoud ...................................................................... 147 De scanner reinigen .......................................................................... 147 De printer reinigen ............................................................................ 148 De drumkit reinigen .......................................................................... 149 De tonercartridge vervangen ............................................................. 150 De tonercartridge vervangen ........................................................ 150 De drumkit vervangen ...................................................................... 154
18
Specificaties
Specificaties ......................................................................................... 159 Printerspecificaties ............................................................................ 160 Elektrische en milieuspecificaties .................................................... 161 Verklarende woordenlijst ................................................................. 163 Index .................................................................................................... 169 Lijst van accessoires .......................................................................... 173
1
H O O F D S T U K
1 E E N
Inleiding
Over deze handleiding Gefeliciteerd met de aanschaf van een Multi-Function Center (MFC) van Brother. Dit apparaat is zo ontwikkeld, dat het eenvoudig te bedienen is. Op het LCD-scherm verschijnen prompts die u helpen bij het instellen en gebruiken van de diverse functies. Wij raden u echter aan deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u optimaal gebruik kunt maken van alle functies van het apparaat. Uw apparaat is tevens voorzien van een Help-toets. Druk op Help (FAX8060P) of Copy/Help (MFC-9060) om een overzicht af te drukken van de meest elementaire stappen en functies.
Informatie opzoeken De titels van alle hoofdstukken en subhoofdstukken staan in de inhoudsopgave. Informatie over specifieke kenmerken of functies kan worden opgezocht in de index achter in deze handleiding. In deze handleiding zult u tevens symbolen tegenkomen die u attenderen op belangrijke informatie, verwijzingen en waarschuwingen. Hier en daar zijn ook LCD-schermen afgebeeld, zodat duidelijk wordt geïllustreerd op welke toetsen u moet drukken.
2
HOOFDSTUK EEN
In deze handleiding gebruikte symbolen Opmerking of extra informatie.
Als u de aanbevelingen niet opvolgt, kan de machine worden beschadigd of zal zij niet naar behoren werken.
Waarschuwingen vestigen uw aandacht op maatregelen die u moet treffen om te voorkomen dat u zich verwondt.
Omtrent faxmachines Als dit de eerste keer is dat u een faxmachine gebruikt, ziet alles er op het eerste gezicht misschien wat verwarrend uit. U zult echter al gauw wennen aan de faxtonen op uw telefoonlijn en zult binnen de kortste keren probleemloos faxen verzenden en ontvangen.
Faxtonen en aansluitbevestiging Wanneer iemand u een fax stuurt, zendt hun faxmachine faxtonen naar uw apparaat (de zgn. CNG-tonen). Dit zijn zachte, onderbroken piepjes die met een tussenpoos van vier seconden worden uitgezonden. U hoort deze tonen als u na het kiezen op Start drukt. Ze houden tot ongeveer 40 seconden na het kiezen aan. Tijdens deze 40 seconden begint de verzendende machine met de aansluitbevestiging met het ontvangende apparaat. Telkens wanneer u automatisch een fax verzendt, worden er via de telefoonlijn faxtonen uitgezonden. Wanneer u deze tonen op uw telefoonlijn hoort, betekent dit dat er een fax binnenkomt.
INLEIDING
Het ontvangende apparaat antwoordt met faxontvangsttonen: een luid tjirpend geluid. Als uw faxmachine een faxbericht ontvangt, laat zij dit geluid ongeveer 40 seconden lang horen, waarna op het LCD-scherm de melding ONTVANG verschijnt. Als uw faxmachine in de stand Alleen Fax staat, wordt elk telefoontje automatisch met de faxontvangsttonen beantwoord. Zelfs als de andere partij ophangt, blijft uw faxmachine gedurende ongeveer 40 seconden faxontvangsttonen uitzenden en blijft de melding ONTVANG op het LCD-scherm staan. Druk op Stop om deze zogenaamde ontvangststand af te sluiten. Wanneer uw faxmachine in de stand Fax/Tel staat, wordt elk telefoontje met een kort piepje beantwoord. Na dit piepje luistert de faxmachine of er faxtonen worden uitgezonden. Als deze faxtonen binnenkomen, antwoordt uw machine met de faxontvangsttonen. De aansluitbevestiging vindt plaats wanneer beide faxmachines tegelijkertijd het tjirpende geluid maken. Dit moet ten minste twee tot vier seconden duren, zodat de machines kunnen bepalen op welke wijze de fax wordt verzonden en ontvangen. De aansluiting kan pas worden bevestigd nadat het telefoontje is beantwoord, maar omdat de faxtonen slechts gedurende 40 seconden worden uitgezonden is het zaak dat de ontvangende faxmachine het telefoontje zo snel mogelijk beantwoordt en de telefoon niet te lang overgaat. Wanneer er op uw faxlijn ook een antwoordapparaat is aangesloten, bepaalt dit apparaat na hoeveel keer overgaan een telefoontje wordt beantwoord. Lees het hoofdstuk “Installatie” aandachtig door voor verdere informatie over het aansluiten van een antwoordapparaat op uw faxmachine.
ECM-stand (foutcorrectie) In deze stand controleert de machine de faxtransmissie om te zien of deze zonder storingen verloopt. ECM-transmissies zijn uitsluitend mogelijk als beide faxmachines over een ECM-functie beschikken. In dat geval worden faxberichten tijdens het verzenden en ontvangen continu gecontroleerd en ingeval van ruis op de lijn gecorrigeerd. Voor deze functie moet echter wel voldoende geheugen in uw faxmachine beschikbaar zijn.
3
4
HOOFDSTUK EEN
FAX-8060P Overzicht van het bedieningspaneel
5
4
3
2
6
1 16
8
15
9
10
14
13
11
12
7
1
LCD-scherm Op het LCD-scherm verschijnen meldingen die u helpen bij de installatie, het gebruik en het programmeren van uw faxmachine.
2
Menu Met deze toets krijgt u toegang tot de functies en de programmeerstand.
3
Tel (Telefoon) Druk op deze toets als u in de stand Fax/Tel de dubbele bel hoort, die aangeeft dat het geen inkomend faxbericht maar een telefoongesprek is. U kunt dan via de externe telefoon telefoneren.
4
Shift Met deze toets kunnen de directkiestoetsen 9 t/m 16 worden opgeroepen.
5
Directkiestoetsen Met deze 8 toetsen krijgt u toegang tot 16 vooraf geprogrammeerde telefoonnummers.
6
R (Recall) Als uw faxmachine is aangesloten op een PBX, kunt u met deze toets toegang krijgen tot een buitenlijn, de centrale oproepen of een telefoontje overzetten naar een ander toestel.
INLEIDING
7
8
9
10
Search/Speed Dial Met deze toets kunt u namen en nummers opzoeken die in het kiesgeheugen zijn opgeslagen. Met een druk op deze toets, gevolgd door # en een tweecijferig nummer, kunt u ook in het kiesgeheugen opgeslagen nummers kiezen.
12
Start Met een druk op deze toets wordt een faxbericht verzonden.
13
Copytoetsen: Photo/Text Hiermee kunt u aangeven wat voor document u gaat kopiëren: een foto of tekst.
Redial/Pause Met een druk op deze toets wordt het laatst gekozen nummer opnieuw gekozen. Deze toets wordt tevens gebruikt voor het invoegen van een pauze in automatisch te kiezen nummers.
Enlarge/Reduce Hiermee selecteert u een vergrotings/ verkleiningspercentage: 100%, 120%, 125%, 150%, 200%, 50%, 75%, 87%, 93%. Als u AUTO selecteert, wordt het origineel automatisch verkleind, zodat het op het geselecteerde papierformaat past.
Kiestoetsen Met deze toetsen worden fax/ telefoonnummers gekozen. Deze toetsen worden tevens gebruikt om informatie in te voeren in de faxmachine.
Copy Met deze toets worden kopieën gemaakt.
Faxtoetsen: Mode Met deze toets kunt u specificeren hoe de fax inkomende telefoontjes moet beantwoorden.
14
Help Druk op deze toets als u een beknopte helplijst wilt afdrukken.
15
Set/Verify Deze toets wordt gebruikt om een instelling op te slaan. Als de machine inactief is, kunt u hiermee tevens het verzendrapport van uw laatste transmissie afdrukken.
16
(pijltoets links) (pijltoets rechts) Volume Met deze toetsen beweegt u de cursor tijdens het programmeren op het LCDscherm naar links of naar rechts, zodat u bepaalde opties kunt selecteren. Ook kunt u hiermee het volume van de luidspreker en de bel afstellen.
Broadcast Met deze toets kunt u een bepaald faxbericht naar verschillende locaties sturen (naar maximaal 96 locaties tegelijk). Resolution Met deze toets kunt u de resolutie van een te verzenden fax instellen. 11
Stop Met een druk op deze toets wordt een faxtransmissie gestopt, een bewerking geannuleerd of een functiemenu afgesloten.
5
6
HOOFDSTUK EEN
MFC-9060 Overzicht van het bedieningspaneel 5
4
3
2
6
1 16
8
15
9
10
14
13
11
12
7
1
2
3
LCD-scherm Op het LCD-scherm verschijnen meldingen die u helpen bij de installatie, het gebruik en het programmeren van uw faxmachine.
4
Scan Met een druk op deze toets kunt u het origineel in de computer inlezen en aangeven waar het gescande document gebruikt zal worden: tekstverwerker, grafisch programma, e-mailprogramma.
Menu Met deze toets krijgt u toegang tot de functies en de programmeerstand. Tel (Telefoon) Druk op deze toets als u in de stand Fax/Tel de dubbele bel hoort, die aangeeft dat het geen inkomend faxbericht maar een telefoongesprek is. U kunt dan via de externe telefoon telefoneren.
Scannertoets:
5
Directkiestoetsen Met deze 8 toetsen krijgt u toegang tot 8 vooraf geprogrammeerde telefoonnummers.
6
R (Recall) Als uw faxmachine is aangesloten op een PBX, kunt u met deze toets toegang krijgen tot een buitenlijn, de centrale oproepen of een telefoontje overzetten naar een ander toestel.
INLEIDING
7
Search/Speed Dial Met deze toets kunt u namen en nummers opzoeken die in het kiesgeheugen zijn opgeslagen. Met een druk op deze toets, gevolgd door # en een tweecijferig nummer, kunt u ook in het kiesgeheugen opgeslagen nummers kiezen.
8
Redial/Pause Met een druk op deze toets wordt het laatst gekozen nummer opnieuw gekozen. Deze toets wordt tevens gebruikt voor het invoegen van een pauze in automatisch te kiezen nummers.
9
Kiestoetsen Met deze toetsen worden fax/ telefoonnummers gekozen. Deze toetsen worden tevens gebruikt om informatie in te voeren in de faxmachine.
10
12
Start Met een druk op deze toets wordt een faxbericht verzonden.
13
Copytoetsen: Photo/Text Hiermee kunt u aangeven wat voor document u gaat kopiëren: een foto of tekst. Enlarge/Reduce Hiermee selecteert u een vergrotings/ verkleiningspercentage: 100%, 120%, 125%, 150%, 200%, 50%, 75%, 87%, 93%. Als u AUTO selecteert, wordt het origineel automatisch verkleind, zodat het op het geselecteerde papierformaat past. Copy/Help Met deze toets worden kopieën gemaakt. Als de documenteninvoer leeg is, wordt hiermee een beknopte helplijst afgedrukt..
Faxtoetsen: 14
Mode Met deze toets kunt u specificeren hoe de fax inkomende telefoontjes moet beantwoorden. Broadcast Met deze toets kunt u een bepaald faxbericht naar verschillende locaties sturen (naar maximaal 88 locaties tegelijk). Resolution Met deze toets kunt u de resolutie van een te verzenden fax instellen. 11
Stop Met een druk op deze toets wordt een faxtransmissie gestopt, een bewerking geannuleerd of een functiemenu afgesloten.
Printertoets: Job Cancel Wist de gegevens in het printergeheugen.
15
Set/Verify Deze toets wordt gebruikt om een instelling op te slaan. Als de machine inactief is, kunt u hiermee tevens het verzendrapport van uw laatste transmissie afdrukken.
16
(pijltoets links) (pijltoets rechts) Volume Met deze toetsen beweegt u de cursor tijdens het programmeren op het LCDscherm naar links of naar rechts, zodat u bepaalde opties kunt selecteren. Ook kunt u hiermee het volume van de luidspreker en de bel afstellen.
7
8
HOOFDSTUK EEN
2
H O O F D S T U K
9 T W E E
Installatie
Lijst van onderdelen Controleer of onderstaande onderdelen in de doos zitten: Ferrietring*
Papiersteun (beide papiersteunen hebben dezelfde grootte)
Kabelklem*
Handinvoer
Belangrijke* mededeling
Dust Cover De Multifunctionele papierinvoer
Telefoonsnoer
Drumkit - compleet (met gratis eerste tonercartridge)
Documentlade
Papierlade
Printer Drive Floppy Disk*
Gebruikershandleiding
CD-ROM*
* ······· Alleen voor de MFC-9060 Wanneer de faxmachine vervoerd moet worden, moet zij zorgvuldig in het originele verpakkingsmateriaal worden ingepakt.
10
HOOFDSTUK TWEE
Een geschikte plaats kiezen Zet het apparaat op een plat, stabiel oppervlak, bijvoorbeeld een bureau. Kies een trillingvrije plaats. Plaats het apparaat in de buurt van een telefoonaansluiting en een standaard geaard stopcontact. Zet de faxmachine niet op een plaats waar iemand of iets tegen de machine kan aanlopen. Plaats het apparaat niet in de buurt van verwarmingstoestellen, airconditioners, water, chemicaliën of koelkasten. Zorg ervoor dat uw faxmachine niet wordt blootgesteld aan direct zonlicht, overmatige warmte, vocht of stof. Sluit uw faxmachine niet aan op een stopcontact dat is voorzien van een wandschakelaar of een automatische timer. Bij een stroomonderbreking kunnen de gegevens in het geheugen van de machine verloren gaan. Sluit uw faxmachine niet aan op een stopcontact dat op dezelfde stroomkring zit als grote apparaten of andere apparatuur die de stroomtoevoer kunnen verstoren. Vermijd bronnen die storingen kunnen veroorzaken, zoals luidsprekers of de basisstations van draadloze telefoons. Zorg, dat de luchtstroom van de ventilator aan de rechterkant van de machine niet geblokkeerd kan raken.
OPGELET
I N S TA L L AT I E
OPGELET 1 Wij raden u aan om dit apparaat te gebruiken met een beschermingsinrichting tegen spanningsschommelingen, zodat het apparaat is beveiligd tegen beschadiging door bliksem.
2
Nooit niet-geïsoleerde telefoonbedrading of aansluitpunten aanraken, tenzij de telefoonlijn bij de stekker is ontkoppeld.
3 Het gebruik van telefoons (m.u.v. draadloze telefoons) tijdens onweer vermijden. Bliksem kan elektrische schokken veroorzaken.
4 Als u een gaslek wilt rapporteren, gebruik dan nooit een telefoon in de buurt van dat gaslek.
De machine in elkaar zetten De complete drumkit (inclusief tonercartridge) plaatsen 1 Neem de drumkit met tonercartridge uit de verpakking en schud de hele eenheid vijf of zes keer voorzichtig heen en weer.
Om beschadiging te vermijden, mag de drumkit slechts een paar minuten worden blootgesteld aan licht. Het eerste blad NIET verwijderen - dit blad wordt door de printer uitgevoerd tijdens de opwarmcyclus van de machine.
11
12
HOOFDSTUK TWEE
Eerste blad NIET verwijderen.
2
Zet de bovenklep van de machine open.
Bovenklep
3
Houd de drumkit vast aan de handvaten en laat hem voorzichtig in de machine zakken.
I N S TA L L AT I E
4 Sluit de bovenklep
De machine gereedmaken voor gebruik Volg onderstaande instructies voor het aansluiten van het stroomsnoer en de telefoonlijn.
.
EXT
E
LIN
1 Sluit het stroomsnoer aan.
13
14
HOOFDSTUK TWEE
LET OP: ■ Deze machine moet worden uitgerust met een geaarde stekker. ■ De machine is geaard via het stopcontact; om uzelf te beschermen
tegen mogelijk gevaarlijke elektrische condities op het telefoonnet, dient u de machine aan te laten staan bij aansluiting op een telefoonlijn. Ook als u de machine wilt verplaatsen, dient u eerst de telefoonlijn los te koppelen en vervolgens pas het stroomsnoer. ■ Raak de rollen aan de uitgang van het papier nooit aan.
2
Sluit het uiteinde van de telefoonlijn aan op de aansluiting die wordt aangegeven met LINE, aan de linkerkant van de machine. Sluit het andere uiteinde aan op het wandcontact.
3
Bevestig de papier- en documentensteun op de multifunctionele papierinvoer en op de voet van de documentgeleider.
4 Plaats de document- en papierladen in de machine en trek de steunen naar buiten.
I N S TA L L AT I E
Papier plaatsen 1 Zet de klep van de multifunctionele papierinvoer open.
2
Waaier de stapel papier goed uit. Leg het papier in de lade, waarbij u zorgt dat de afdrukzijde in de richting van het faxapparaat ligt en de stapel niet boven het driehoekje uitkomt. De papiertoevoer kan maximaal 200 vel of 10 enveloppen bevatten.
3
Stel de papiergeleiders in op het gebruikte papierformaat.
15
16
HOOFDSTUK TWEE
Te gebruiken papier Formaat: A4 (210mm x 297mm) Gewicht: 60 g/m2 - 158 g/m2 Dikte: 0,08-0,20 mm
Handinvoer De multifunctionele papierinvoer is tevens voorzien van een sleuf voor handmatige papiertoevoer. In deze sleuf kunt u papier vel voor vel invoeren, zonder dat u het papier uit de multifunctionele papierinvoer hoeft te nemen.
1
De multifunctionele papierinvoer 2
Handinvoer
Aansluiting op meerdere lijnen (PBX) De meeste kantoren maken gebruik van een eigen telefooncentrale, of PBX. Deze faxmachine werkt probleemloos met de meeste PBX- of toetssystemen waarop een twee-draads analoge verbinding mogelijk is. Het is echter verstandig om voor uw faxmachine een afzonderlijke lijn te gebruiken. Zo kan de machine continu in ontvangststand (Alleen fax) blijven staan, zodat u dag en nacht faxberichten kunt ontvangen.
Aansluiting op een PBX (Private Automatic Branch Exchange) 1 Het wordt niet gegarandeerd dat het apparaat onder alle omstandigheden naar behoren met PBX’s zal kunnen werken. Bij problemen dient u zich in eerste instantie te wenden tot het bedrijf dat uw PBX verzorgt.
2 Als alle inkomende telefoontjes door een telefonist(e) worden beantwoord, is het raadzaam de stand voor beantwoorden op Handmatig in te stellen. Alle inkomende telefoontjes worden dan in eerste instantie als telefoongesprekken beschouwd.
3 Dit apparaat kan worden gebruikt op lijnen die gebruikmaken van tonen of van pulsen.
I N S TA L L AT I E
Aansluiting op een extern antwoordapparaat Sequence Indien gewenst, kan de machine worden aangesloten op een antwoordapparaat. Als u een extern antwoordapparaat aansluit op dezelfde lijn als de machine, worden alle gesprekken beantwoord door het antwoordapparaat. De machine “luistert” naar faxtonen. Als er faxtonen klinken, neemt de machine het gesprek over en wordt de fax ontvangen. Als er geen faxtonen klinken, laat de machine het gesprek over aan het antwoordapparaat en kan er op normale wijze een bericht worden ingesproken. Het antwoordapparaat moet elk gesprek binnen vier keer bellen beantwoorden. U wordt echter aanbevolen om het apparaat in te stellen op twee keer bellen. De machine kan de faxtonen pas opvangen als het antwoordapparaat het gesprek heeft beantwoord, en met vier keer bellen blijven er slechts 8-10 seconden over voor de aansluitbevestiging. Volg de procedure voor het opnemen van een uitgaand bericht in deze handleiding nauwkeurig op. Het wordt afgeraden om op uw antwoordapparaat de instelling voor “toll-saver” (bespaarstand voor telefoonkosten) te gebruiken. Het is belangrijk dat het antwoordapparaat via de EXT-ingang op de machine of de lijnaansluiting wordt aangesloten. Lijnverdubbelaars op de lijnaansluiting kunnen problemen veroorzaken met het beantwoorden, en worden daarom afgeraden.
Aansluitingen
1 Een extern antwoordapparaat kan als volgt op uw faxmachine worden aangesloten.
TAD
2
Stel uw antwoordapparaat (TAD) zo in, dat na één of twee keer overgaan wordt opgenomen.
TAD
17
18
HOOFDSTUK TWEE
3
Neem een uitgaand bericht op uw antwoordapparaat op (zie onderstaande instructies).
4 Activeer het antwoordapparaat. 5 Druk op Mode en stel de stand voor het beantwoorden in op ANT:ANTWOORDAPP..
Uitgaand bericht van antwoordapparaat Timing is van essentieel belang wanneer u een uitgaand bericht opneemt. Het bericht bepaalt de wijze waarop de handmatige en automatische faxontvangst verloopt.
1 U wordt aangeraden een bericht van niet meer dan 20 seconden te gebruiken.
2 Neem eerst vijf seconden stilte op (dit geeft uw faxmachine de gelegenheid om eerst de kiestoon te horen, zodat de ontvangst sneller verloopt).
3 U wordt aangeraden om aan het einde van het uitgaande bericht de code voor activeren op afstand te vermelden, zodat men ook handmatig faxberichten kan sturen. Bijvoorbeeld: “Na de toon kunt u een bericht inspreken of op 51 drukken en een fax sturen.” Houd er rekening mee dat sommige handmatig verzonden faxen niet automatisch kunnen worden ontvangen. Dit komt omdat de verzendende faxmachine dan geen faxtonen doorgeeft. Daarom is het raadzaam altijd uw code voor activeren op afstand te vermelden.
Een externe telefoon aansluiten U kunt op uw faxmachine een ander telefoontoestel (of een antwoordapparaat) aansluiten. Zie onderstaande afbeelding
Extern toestel
Tweede toestel
Wanneer dit externe toestel (of antwoordapparaat) in gebruik is, staat op het LCD-scherm de melding TELEFOON.
3
H O O F D S T U K
19 D R I E
Programmeren op het scherm
Gebruikersvriendelijk programmeren Zie “Informatie opzoeken” in hoofdstuk 1
We hebben in uw faxmachine een functie voor programmeren op het LCD-scherm en een Help-toets ingebouwd. Programmeren op het scherm is uiterst eenvoudig en helpt u alle functies van dit apparaat optimaal te benutten. Tijdens het programmeren van uw faxmachine verschijnen op het LCDscherm stap voor stap meldingen die u door de programmeringsprocedure leiden. U volgt gewoon de instructies op het LCD-scherm; ze helpen u de juiste functiemenu’s, programmeringsopties en instellingen te selecteren.
De programmeerstand gebruiken Druk op Menu op het bedieningspaneel om toegang te krijgen tot de programmeerstand. In de programmeerstand verschijnt een lijst van de belangrijkste menuopties op het LCD-scherm van uw faxmachine. Deze opties verschijnen achtereenvolgens op het LCD-scherm. Wanneer de gewenste optie op het LCD-scherm verschijnt, drukt u op Set om deze te selecteren. Gebruik de (cursor naar rechts) als u sneller door de opties in het functiemenu wilt bladeren. Wanneer de gewenste optie op het LCDscherm verschijnt, drukt u op Set om deze te selecteren. (Druk op (cursor naar links) om achteruit door de opties te bladeren als u te ver bent gegaan en de gewenste optie hebt gemist. De cursortoetsen bladeren respectievelijk vooruit en achteruit door alle opties.) Druk op Stop om de programmeerstand af te sluiten. Voordat u op Set drukt, kunt u nog eventuele fouten corrigeren in de informatie die in de velden is ingevoerd. Druk op om terug te gaan naar de fout en typ de correctie vervolgens over het foute teken. Wanneer u een functie afsluit, verschijnt op het LCD-scherm de melding GEACCEPTEERD.
20
HOOFDSTUK DRIE
Afwisselende aanduidingen bij programmeren op het scherm Wanneer u uw faxmachine programmeert, verschijnt op het LCD-scherm soms afwisselend de optie die momenteel is geselecteerd en een Helpberichtje met beknopte instructies. Vaak zal onderstaand voorbeeld op het LCD-scherm te zien zijn: deze afwisselende melding betekent dat u een document in de invoer hebt geplaatst en ofwel een nummer kunt kiezen om het document te faxen, of op Copy kunt drukken om er een kopie van te maken.
FAX: NR. & START KOPIE:DRUK COPY
Functies selecteren Als u reeds vertrouwd bent met het programmeren van een faxmachine, zult u de meeste programmeringsinstellingen zonder deze handleiding kunnen uitvoeren. Om u een beter inzicht te geven in de selectie van functies, opties en instellingen, hebben we onderstaande tabel opgesteld. 1. STAND. INSTEL. Functie
Beschrijving
Fabrieksinstelling Hoofdstuk
1. Niet gebruikt in dit model
--
--
--
2. DATUM/TIJD
Voer de datum en de tijd in. Deze gegevens komen op het LCD-scherm en op de faxberichten te staan.
--
4
3. STATIONS ID
Voer de naam en het fax- en telefoonnummer in die als identificatie boven aan elke faxpagina moeten worden afgedrukt.
--
4
4. WAARSCH. TOON Met deze functie kunt u het volume instellen voor het geluidssignaal dat u hoort telkens wanneer u een toets indrukt, er een fout optreedt en aan het einde van faxtransmissies.
LAAG
4
5. PBX
Activeer deze functie als uw machine is aangesloten op een centrale.
UIT
4
6. WIJZIG KLOK
Met deze functie zet u de klok een uur voor- of achteruit (wintertijd of zomertijd).
--
4
PROGRAMMEREN OP HET SCHERM
1. STAND. INSTEL. (vervolg) Functie
Beschrijving
Fabrieksinstelling Hoofdstuk
7. SLAAPSTAND
Stand voor energiebesparing.
00 MIN
8. TAAL KEUZE
Hiermee kunt u de meldingen op het LCD-scherm in een andere taal weergeven.
NEDERLANDS
4
2. ONTVANGST MENU Functie
Beschrijving
1. BEL VERTRAGING
Aantal keren dat de bel van de machine overgaat in de stand Fax/Tel of Fax.
02
5
2. F/T BELTIJD
Met deze functie bepaalt u hoe lang de telefoon in de stand Fax/Tel met een dubbele bel mag overgaan.
30
5
3. FAX WAARNEMEN
Met deze functie kunnen faxberichten worden ontvangen zonder dat u op Start hoeft te drukken.
AAN
5
4. CODE OP AFST.
Voer de code in waarmee uw faxmachine vanaf een andere locatie wordt geactiveerd of uitgeschakeld.
UIT ( 51, #51)
5
5. VERKLEINEN
Met deze functie wordt een afdruk verkleind.
AUTO
5
6. GEH.ONTVANGST Als u deze functie activeert en het papier in de faxmachine op is, worden de faxberichten automatisch in het geheugen opslagen.
AAN
5
7. PRINTDICHTHEID
--
5
8. ONTVANG POLLEN Met deze functie kunt u een andere faxmachine bellen en daar een faxbericht opvragen (pollen).
--
5
9. TONER BESPAAR
UIT
5
Met deze functie kan de afdruk lichter of donkerder worden gemaakt.
Met deze functie wordt de levensduur van uw tonercartridge verlengd.
Fabrieksinstelling Hoofdstuk
21
22
HOOFDSTUK DRIE
3. VERZEND MENU Functie
Beschrijving
1. VOORBLAD INST.
Met deze functie kunt u het UIT apparaat zo instellen, dat met elk faxbericht automatisch een door u geprogrammeerd voorblad wordt verzonden. Ook kunt u hiermee een voorbeeld van het voorblad afdrukken.
2. VOORBLAD OPM. Met deze functie kunt u een op het voorblad af te drukken opmerking invoeren.
Fabrieksinstelling Hoofdstuk
--
6
6
3. CONTRAST
Met deze functie kunt u de AUTO helderheid bijstellen van een faxbericht dat u gaat verzenden.
6
4. RESOLUTIE
Met deze functie kunt u de resolutie voor elke pagina van het faxbericht instellen.
6
5. INTERNATIONAAL
Met deze functie kunnen speciale UIT instellingen worden gekozen voor internationale faxtransmissies.
6
6. RESERVERING
Met deze functie kunt u eerst een faxbericht verzenden en vervolgens met de ontvangende partij spreken, of een bericht zenden om de ontvangende partij te vragen om u terug te bellen.
6
7. TIJDKLOK
Met deze functie kunt u uw -apparaat instellen om de documenten op een later tijdstip te verzenden.
6
8. VERZEND POLLEN
Met deze functie kunt u uw -apparaat zo instellen, dat een andere faxmachine uw apparaat kan bellen en een faxbericht kan opvragen (gepolld worden).
6
9. DIRECT VERZ.
Fax verzenden zonder het geheugen te gebruiken. ALLEEN DEZE FAX/AAN/UIT
STAND.
UIT
UIT
6
4. REST.OPDRACHT. Functie
Beschrijving Met deze functie wordt het uitgesteld verzenden van een faxbericht (met de tijdklok) of het pollen geannuleerd.
Fabrieksinstelling Hoofdstuk 6
PROGRAMMEREN OP HET SCHERM
5. ONDERBREEK Functie
Beschrijving
Fabrieks instelling Hoofdstuk
Met deze functie kunt u onmiddellijk een faxbericht verzenden, zelfs als de machine wacht om een faxbericht op een later tijdstip te verzenden of als de polling-stand geactiveerd is.
6
6. KIESGEHEUGEN Functie
Beschrijving
Fabrieksinstelling Hoofdstuk
1. DIRECTKIES
Met deze functie kunt u met één -druk op een toets automatisch een in het geheugen opgeslagen nummer kiezen.
7
2. SNELKIES
Met deze functie kunt u met vier toetsen automatisch een in het geheugen opgeslagen nummer kiezen.
--
7
3. GROEPS INSTEL.
Hiermee stelt u een groepsnummer in dat wordt gebruikt voor het rondzenden.
--
7. PRINT LIJSTEN Functie
Beschrijving
Fabrieksinstelling Hoofdstuk
1. VERZ. RAPPORT
Met gebruik van deze functie wordt er een bevestiging gedrukt na elk document dat wordt verzonden.
2. JOURNAAL
Deze functie geeft informatie JOURNAAL:UIT over de laatste 50 binnengekomen en verzonden faxen.
10
3. KIESLIJST
Geeft een lijst van de namen en -nummers die zijn opgeslagen in het geheugen voor directkiesen snelkiesnummers (op volgorde van de nummers).
10
4. TEL. INDEX
Lijst van opgeslagen nummers op alfabetische volgorde.
--
10
5. SYSTEEM INST.
Overzicht van de verschillende systeeminstellingen.
--
10
6. GEH. STATUS
Overzicht van het geheugengebruik.
--
10
UIT
10
23
24
HOOFDSTUK DRIE
8. AFSTAND OPTIES Functie
Beschrijving
1. FAX DOORZEND
Met deze functie wordt uw faxmachine ingesteld om faxberichten naar een ander nummer door te zenden.
UIT
9
2. FAX OPSLAAN
Met deze functie wordt uw faxmachine ingesteld om berichten op te slaan in het geheugen, zodat ze vanaf een andere locatie kunnen worden opgevraagd.
UIT
9
3. AFST.BEDIENING Hiermee stelt u de code in die moet worden ingevoerd om uw faxberichten vanaf een andere locatie op te vragen.
159
9
4. PRINT DOCUMENT
--
5
Met deze functie wordt een afdruk gemaakt van de in het geheugen opgeslagen faxberichten.
Fabrieksinstelling Hoofdstuk
0. DIVERSEN Functie
Beschrijving
1. TX SLOT
Zet bijna alle functies op slot, behalve het ontvangen van faxberichten.
Fabrieksinstelling Hoofdstuk UIT
4
4
H O O F D S T U K
25 V I E R
Uw machine instellen
Voordat u begint
Datum en tijd instellen Uw faxmachine geeft de datum en de tijd weer en deze gegevens worden afgedrukt op elke fax die u verzendt. Als er een stroomstoring optreedt, worden deze gegevens circa 12 uur in het geheugen bewaard. Alle andere instellingen blijven ongewijzigd.
1 Druk op Menu, 1, 2. U wordt gevraagd het jaar in te voeren.
GEEF JAAR:XX
2 Voer de laatste twee cijfers van het jaar in. Deze gegevens verschijnen nu op het LCD-scherm.
3 Druk op Set. U wordt gevraagd de maand in te voeren. GEEF MAAND:XX
4 Voer twee cijfers voor de maand in (bijv. 09 voor september of 10 voor oktober). Deze gegevens verschijnen nu op het LCD-scherm.
5 Druk op Set. U wordt gevraagd de dag in te voeren. GEEF DAG:XX
6 Voer twee cijfers voor de dag in (bijv. 06). Deze gegevens verschijnen nu op het LCD-scherm.
7 Druk op Set. U wordt gevraagd de tijd in te voeren. GEEF TIJD:XX:XX
26
HOOFDSTUK VIER
8 Voer de tijd in 24-uurs formaat in (bijv. 15:25 voor 3:25 in de middag).
9 Druk op Set. 10 Druk op Stop. De door u ingestelde datum en tijd staan nu op het LCD-scherm en deze gegevens worden weergegeven zolang de machine stand-by staat.
De stations-ID instellen Zie “Een automatisch voorblad opstellen” in hoofdstuk 6
U kunt uw naam, faxnummer en telefoonnummer in het geheugen van uw faxmachine opslaan. Deze gegevens worden afgedrukt op elke pagina van de faxberichten die u verzendt. Het is uiterst belangrijk dat de fax- en telefoonnummers in internationaal standaardformaat worden ingevoerd, m.a.w. precies in onderstaande volgorde: -
Het + (plus) teken.
-
Uw landnummer (bijv. 31 voor Nederland of 32 voor België).
-
Uw netnummer zonder de eerste 0 (in Spanje is dit een “9”).
-
Een spatie.
-
Uw abonneenummer, eventueel met spaties voor de duidelijkheid.
Als uw faxmachine bijvoorbeeld in Nederland is geïnstalleerd, wordt gebruikt voor zowel faxberichten als telefoongesprekken en uw nationale telefoonnummer 0161-444 5555 is, dan moet uw stationsidentificatie voor het faxnummer en het telefoonnummer als volgt worden ingesteld:+31 161-444 5555.
1 Druk op Menu, 1, 3. U wordt gevraagd uw faxnummer in te voeren.
FAX: Zie “Tekst invoeren” elders in dit hoofdstuk
2 Voer uw faxnummer in (maximaal 20 cijfers). Deze gegevens verschijnen nu op het LCD-scherm.
3 Druk op Set. U wordt gevraagd uw telefoonnummer in te voeren. TEL:
4 Voer uw telefoonnummer in (maximaal 20 cijfers). Als uw fax- en telefoonnummer hetzelfde zijn, voert u hetzelfde nummer nogmaals in. Deze gegevens verschijnen nu op het LCD-scherm.
5 Druk op Set. U wordt gevraagd uw naam of de naam van uw bedrijf in te voeren.
NAAM:
UW MACHINE INSTELLEN
6 Gebruik de normale kiestoetsen om uw naam in te voeren (maximaal 20 tekens). (Raadpleeg het schema op de volgende pagina.)
7 Druk op Set om de door u ingevoerde gegevens te bevestigen. 8 Druk op Stop. Op het LCD-scherm worden nu weer de datum en de tijd weergegeven. ■ Het hierboven ingevoerde telefoonnummer wordt uitsluitend gebruikt voor terugbel-berichten en op het voorblad. ■ Als u geen faxnummer invoert, kan er ook geen verdere informatie worden ingevoerd. ■ Druk eenmaal op (cursor naar rechts) om een spatie tussen nummers in te voegen en druk tweemaal op deze toets om een spatie tussen letters in te voeren. ■ Als uw stations-ID reeds was ingevoerd, wordt u gevraagd of u deze identificatie wilt wijzigen (1) of dat u wilt afsluiten zonder wijzigingen aan te brengen (2).
Tekst invoeren Bij het instellen van bepaalde functies, zoals de stations-ID, moet tekst worden ingevoerd. Boven de meeste kiestoetsen staan drie of vier letters. Boven de “0”, “#” en “ ” staat niets omdat deze toetsen een speciale functie hebben. U kiest een letter door het cijfer met de benodigde letter erboven het juiste aantal malen in te drukken. Toets
eenmaal
tweemaal
driemaal
viermaal
vijfmaal
2
A
B
C
2
A
3
D
E
F
3
D
4
G
H
I
4
G
5
J
K
L
5
J
6
M
N
O
6
M
7
P
Q
R
S
7
8
T
U
V
8
T
9
W
X
Y
Z
9
27
28
HOOFDSTUK VIER
Spaties invoegen Wilt u een spatie invoeren, druk dan tweemaal op
(cursor naar rechts).
Corrigeren Wilt u een fout ingevoerde letter corrigeren, druk dan op (cursor naar links) om de cursor achteruit te bewegen. Wanneer de cursor op de te corrigeren letter staat, drukt u op Stop. Alle letters die boven en rechts van de cursor staan, worden nu verwijderd. U kunt nu de juiste tekst en/ of cijfers invoeren. U kunt de cursor ook achteruit bewegen en over de foute letter heen typen.
Letters herhalen Als u tweemaal achtereen dezelfde letter wilt invoeren (bijvoorbeeld twee e’s), dan drukt u tussendoor op (cursor naar rechts) om de cursor een plaats verder te zetten.
Speciale tekens en symbolen toets ------- (spatie) ! ” # $ % & ’ ( )
+,-. / C
# toets ------- : ; < = > ? @ [ ] ^ _ 0 toets ------- Ä Ë Ö Ü ÀÇ È É 0 Druk op , #, of 0 totdat de cursor onder het gewenste teken/symbool staat en druk vervolgens op om de volgende letter in te voeren.
Het volume van de waarschuwingstoon instellen Het volume kan worden ingesteld op LAAG, HOOG of UIT. De fabrieksinstelling is LAAG. Als het volume is ingesteld op LAAG of op HOOG, hoort u een geluidssignaal telkens wanneer u een toets indrukt, een vergissing maakt en aan het einde van faxtransmissies.
1 2 3 4
Druk op Menu, 1, 4. Druk op
of
om de gewenste instelling te selecteren.
Druk op Set zodra de gewenste optie op het LCD-scherm staat. Druk op Stop.
PBX en DOORVERBINDEN Uw faxmachine is in eerste instantie ingesteld voor aansluiting op een openbaar telefoonnetwerk (PSTN = Public Switched Telephone Network). De meeste kantoren gebruiken echter een eigen telefooncentrale (PBX). Uw faxmachine kan op de meeste privé telefooncentrales worden aangesloten. De Recall-functie van uw faxmachine ondersteunt TBR (Timed Break Recall), een functie die door privé centrales wordt gebruikt om toegang te geven tot een buitenlijn of om een telefoontje over te zetten naar een ander toestel. U activeert deze functie met de toets R.
UW MACHINE INSTELLEN
PBX instellen Als uw faxmachine is aangesloten op een centrale, moet PBX:AAN worden geselecteerd. Is de fax niet op een centrale aangesloten, dan moet deze functie uitstaan.
1 Druk op Menu, 1, 5. Het LCD-scherm geeft het volgende weer:
PBX:UIT KIES,DRUK SET
2 Druk op of om AAN of UIT te selecteren. 3 Druk op Set zodra de gewenste optie op het LCD-scherm staat. 4 Druk op Stop. Als onderdeel van een directkiesnummer of een snelkiesnummer kan een toetsdruk op R worden opgenomen. Hiertoe drukt u tijdens het programmeren van een dergelijk nummer (menu 6-1 of 6-2) eerst op R (op het LCD-scherm verschijnt een !), en vervolgens voert u het telefoonnummer in. U hoeft dan niet meer op R te drukken als een directkiesnummer of een snelkiesnummer gebruik maakt van een buitenlijn. (Raadpleeg hoofdstuk 7.) Als PBX echter UIT staat, kunt u geen directkiesnummers of snelkiesnummers gebruiken waarin een druk op R is geprogrammeerd.
Zomertijd/wintertijd instellen Met deze functie zet u de klok snel een uur vooruit of een uur terug.
1 Druk op Menu, 1, 6. De volgende meldingen verschijnen op het LCD-scherm:
IN ZOMERTIJD? KIES,DRUK SET
2 Druk op of om zomertijd of wintertijd te selecteren. 3 Druk op Set. 4 Druk op 1 om over te schakelen van wintertijd naar zomertijd of andersom, of druk op 2 om af te sluiten zonder wijzigingen aan te brengen.
29
30
HOOFDSTUK VIER
Slaapstand Door de slaapstand in te schakelen, verbruikt de machine minder stroom in stationaire stand. U kunt zelf instellen hoe lang de machine stationair moet staan voordat de slaapstand wordt ingeschakeld (van 00 - 99 minuten). De tijdklok wordt automatisch opnieuw ingesteld wanneer de machine een fax of pc-gegevens ontvangt, of als er een kopie wordt gemaakt. De fabrieksinstelling is 0.
1 Druk op Menu, 1, 7. 2 Voer met gebruik van de kiestoetsen in, hoe lang de machine stationair moet staan voordat de slaapstand wordt ingeschakeld (00 99).
3 Druk op Set. 4 Druk op Stop om af te sluiten.
De taal voor de meldingen op het LCDscherm instellen De meldingen op het LCD-scherm kunnen worden weergegeven in het Nederlands, Frans of Engels. De standaardtaal is Nederlands.
1 Druk op Menu, 1, 8. Op het LCD-scherm verschijnen afwisselend onderstaande meldingen:
TAAL:NEDERLANDS KIES,DRUK SET
2 Druk op
of
om NEDERLANDS, FRANS of ENGELS te
selecteren.
3 Druk op Set zodra de gewenste optie op het LCD-scherm staat. 4 Druk op Stop.
Het volume van de luidspreker instellen U kunt het volume van de luidspreker instellen nadat uw machine een nummer heeft gekozen en de verbinding tot stand is gebracht. U kunt het volume uitzetten, of u kunt een volumeniveau selecteren. Gebruik of om het volume af te stellen. Op het LCD-scherm wordt nu de door u gekozen instelling weergegeven. Telkens wanneer u op een van de cursortoetsen drukt, wordt het volume verder afgesteld. De nieuwe instelling blijft van kracht totdat u deze wijzigt.
UW MACHINE INSTELLEN
Het volume van de bel instellen U kunt het volume van de bel van de faxmachine instellen wanneer de machine inactief is. U kunt het de bel ook instellen op UIT. Gebruik de toetsen of om het volume af te stellen. Telkens wanneer u op een van deze toetsen drukt, gaat de bel even over, zodat u hoort hoe luid de bel met de huidige instelling klinkt. Telkens wanneer u op een cursortoets drukt, wordt het volume van de bel verder afgesteld. De nieuwe instelling blijft van kracht totdat u haar wijzigt.
Opslag in geheugen Uw faxapparaat is uitgerust met een interne batterij die de datum en de tijd bijhoudt tot ongeveer XXX uur (FAX-8060P) of tot ongeveer XXX uur (MFC-9060) nadat de stroom is uitgeschakeld. Daarna gaat deze informatie verloren en moet u de datum en de tijd opnieuw invoeren. Alle andere instellingen in de functies voor STAND. INSTEL., ONTVANGST MENU, KIESGEHEUGEN en AFSTAND OPTIES plus de functies VOORBLAD INST. en VOORBLAD OPM. (uit VERZEND MENU) zijn permanent opgeslagen.
TX Slot Met deze functie kunt u voorkomen dat onbevoegden toegang krijgen tot uw faxmachine. Wanneer TX Slot AAN staat, zijn de meeste functies geblokkeerd. De volgende functies kunnen met TX Slot AAN wel worden gebruikt: ■ Faxen ontvangen ■ Het beantwoorden en voeren van telefoon gesprekken met een extern telefoontoestel. ■ Uitgestelde verzendingen die reeds zijn geprogrammeerd* ■ Polling* ■ Fax Doorzenden* ■ Op Afstand Opvragen * Mits deze functie was ingesteld voordat TX Slot AAN werd gezet.
TX Slot gebruiken U dient een wachtwoord te gebruiken om het TX Slot AAN of UIT te zetten.
31
32
HOOFDSTUK VIER
TX Slot de eerste keer instellen
1 Druk op Menu, 0, 1. U wordt gevraagd een wachtwoord in te voeren en vervolgens op Set te drukken.
NIEUW W.W.:XXXX VOER IN & SET
2 Voer een wachtwoord van vier cijfers in. 3 Druk op Set. U wordt gevraagd uw wachtwoord opnieuw in te voeren.
CONTROLEER:XXXX VOER IN & SET
4 Voer het wachtwoord opnieuw in en druk op Set. 5 Op het LCD-scherm verschijnt onderstaande melding: STEL IN TX SLOT WACHTWOORD
6 Druk op of om STEL IN TX SLOT te selecteren. 7 Druk op Set. U wordt gevraagd het wachtwoord in te voeren. WACHTWOORD:XXXX VOER IN & SET
8 Voer het viercijferige wachtwoord in en druk vervolgens op Set. Dit is hetzelfde als de reeds opgeslagen beveiligingscode van uw machine. Op het LCD-scherm verschijnt twee seconden lang de melding GEACCEPTEERD, gevolgd door TX SLOT MODE.TX Slot staat nu AAN. Als u in stap 8 een verkeerd wachtwoord invoert, verschijnt op het LCDscherm de melding VERKEED W.W.. Na twee seconden verschijnt op het LCD-scherm weer de datum en de tijd. Begin weer bij stap 1 en stel TX Slot opnieuw in.
UW MACHINE INSTELLEN
Het wachtwoord voor TX Slot wijzigen
1 Druk op Menu, 0, 1. STEL IN TX SLOT WACHTWOORD
2 Druk op of 3 Druk op Set.
om WACHTWOORD te selecteren.
U wordt gevraagd het oude wachtwoord in te voeren.
HUIDIG W.W.:XXXX VOER IN & SET
4 Voer het huidige wachtwoord in. 5 Druk op Set. U wordt gevraagd een nieuw wachtwoord in te voeren.
NIEUW W.W.:XXXX VOER IN & SET
6 Voer een nieuw wachtwoord van vier cijfers in. 7 Druk op Set. U wordt gevraagd het nieuwe wachtwoord nogmaals in te voeren.
CONTROLEER:XXXX VOER IN & SET
8 Voer het wachtwoord opnieuw in en druk op Set. 9 Druk op Stop. TX Slot AAN zetten
1 Druk op Menu, 0, 1. Op het LCD-scherm verschijnt onderstaande melding:
STEL IN TX SLOT WACHTWOORD
2 Druk op
of
om STEL IN TX SLOT te selecteren.
33
34
HOOFDSTUK VIER
3 Druk op Set. U wordt gevraagd het wachtwoord in te voeren. WACHTWOORD:XXXX VOER IN & SET
4 Voer het viercijferige wachtwoord in en druk vervolgens op Set. Dit is hetzelfde als de reeds opgeslagen beveiligingscode van uw machine. Op het LCD-scherm verschijnt twee seconden lang de melding GEACCEPTEERD, gevolgd door TX SLOT MODE. TX Slot staat nu AAN. Als u in stap 4 een verkeerd wachtwoord invoert, verschijnt op het LCDscherm de melding VERKEED W.W.. Na twee seconden verschijnt op het LCD-scherm weer de datum en de tijd. Begin weer bij stap 1 en stel TX Slot opnieuw in.
TX Slot UIT zetten
1 Als TX Slot AAN staat, drukt u op Menu. U wordt gevraagd het wachtwoord in te voeren en vervolgens op Set te drukken.
WACHTWOORD:XXXX VOER IN & SET
2 Voer het viercijferige wachtwoord in en druk op Set. Op het LCD-scherm verschijnt twee seconden lang de melding GEACCEPTEERD, gevolgd door de datum en de tijd.TX Slot staat nu UIT. Als u in stap 2 een verkeerd wachtwoord invoert, verschijnt op het LCDscherm de melding VERKEED W.W.. Na twee seconden verschijnt op het LCD-scherm weer de melding TX SLOT MODE. Begin weer bij stap 1 en zet TX Slot UIT. Neem contact op met uw Brother-dealer als u uw wachtwoord bent vergeten.
5
H O O F D S T U K
35 V I J F
De ontvangst instellen
Basishandelingen bij het ontvangen Een stand voor het beantwoorden selecteren Berichten kunnen op vier manieren op uw machine worden ontvangen. Druk herhaaldelijk op Mode totdat de stand die u het beste schikt op het LCD-scherm wordt weergegeven. Als u de stand Fax/Tel (F/T) of de handmatige stand wilt selecteren, dient u een externe telefoon aan te sluiten. Stand voor beantwoorden 1. HANDMATIG
(
Zie “Uitsluitend voor de stand Fax/Tel” elders in dit hoofdstuk
met een externe telefoon
)
U moet alle telefoontjes zelf beantwoorden. Als u de faxtonen hoort, drukt u op Start om het faxbericht te ontvangen, waarna u ophangt.
2. ALLEEN FAX
De machine beantwoordt elk telefoontje automatisch alsof het een faxbericht betreft. U kunt geen telefoongesprekken ontvangen, maar als u een externe telefoon hebt aangesloten, kunt u wel opbellen en telefoongesprekken voeren. (Deze stand wordt aangeraden als uw faxmachine op een aparte lijn is aangesloten.)
3. FAX/TEL
De machine beantwoordt elk telefoontje automatisch. Als het een faxbericht betreft, wordt dit afgedrukt. Als het een normaal telefoontje betreft, wordt u met een dubbele bel gewaarschuwd dat u de hoorn moet opnemen (ring-ring: dit is een ander signaal dan wat u hoort wanneer de telefoon gaat). Als u deze instelling kiest, moet u de belvertraging en de F/T-beltijd instellen (zie elders in dit hoofdstuk).
(
met een externe telefoon
)
36
HOOFDSTUK VIJF
4. ANT:ANTWOORDAPP. Dit is de enige instelling waarin u een extern antwoordapparaat kunt gebruiken. Uw antwoordapparaat is op uw faxmachine aangesloten en beantwoordt alle inkomende telefoontjes. Zodra het antwoordapparaat de telefoon beantwoordt, luistert het apparaat of er faxtonen worden uitgezonden. Als het deze faxtonen hoort, wordt het faxbericht afgedrukt. Deze instelling werkt uitsluitend wanneer er een extern antwoordapparaat op uw faxmachine is aangesloten. De belvertraging en de F/T-beltijd werken in deze stand niet. Huidige stand voor beantwoorden
FAX: ALLEEN FAX F/T: FAX/TEL
09/06 15:25
FAX
ANT: EXTERN ANTWOORD APPARAAT HND: HANDMATIG
De stand voor beantwoorden selecteren of wijzigen 1 Druk op Mode. Op het LCD-scherm wordt de huidige selectie weergegeven. ALLEEN FAX FAX/TEL ANT:ANTWOORDAPP. HANDMATIG
2 Druk op Mode totdat uw nieuwe selectie op het LCD-scherm staat. Na twee seconden worden de datum en de tijd weer getoond en wordt ook de nieuwe instelling voor het beantwoorden getoond. Als u de stand voor beantwoorden wijzigt, wordt op het LCD-scherm weer de stand in kwestie getoond.
D E O N T VA N G S T I N S T E L L E N
De belvertraging instellen (het aantal keren dat de bel overgaat) Zie “Werken met extern of een tweede toestel” en “Uitsluitend voor de stand Fax/Tel” elders in dit hoofdstuk
U kunt instellen hoe vaak de bel van de faxmachine overgaat voordat er wordt opgenomen.
1 Druk op Menu, 2, 1. 2 Druk op of om te selecteren hoe vaak de bel overgaat voordat wordt opgenomen (02 - 04).
3 Druk op Set zodra de gewenste optie op het LCD-scherm staat. 4 Druk op Stop.
De F/T-beltijd instellen Zie “Werken met extern of een tweede toestel” elders in dit hoofdstuk
U kunt specificeren hoe lang de faxmachine met een dubbele bel moet overgaan om u te laten weten dat iemand u probeert te bellen. Deze dubbele bel hoort u pas na het normale belsignaal. Alleen de bel van uw faxmachine gaat over (gedurende 20, 30, 40 of 70 seconden), andere toestellen op dezelfde lijn rinkelen niet.
1 Druk op Menu, 2, 2. 2 Druk op of om te selecteren hoe vaak de bel moet overgaan om u op een normaal telefoontje te attenderen.
3 Druk op Set zodra de gewenste optie op het LCD-scherm staat. BELTIJD:30 SEC
4 Druk op Stop. Als de faxmachine in de stand Fax/Tel (F/T) staat en de telefoon gaat, zullen alle toestellen op deze lijn het aantal keren overgaan dat u in de belvertraging hebt geselecteerd. U kunt een telefoontje echter ook aannemen op een tweede toestel (een toestel dat op een afzonderlijk telefoonstopcontact maar op dezelfde lijn is aangesloten). Zelfs als de beller tijdens het dubbele belsignaal ophangt, zal dit signaal het aantal seconden aanhouden dat u hebt geselecteerd.
37
38
HOOFDSTUK VIJF
Fax Waarnemen (met een externe telefoon) Zie “Werken met een extern of een tweede toestel” en “Uitsluitend voor de F/Tstand” elders in dit hoofdstuk
Wanneer u deze functie selecteert, hoeft u niet op Start te drukken wanneer er een fax binnenkomt. U wacht gewoon een paar seconden en legt de hoorn neer zodra op het LCD-scherm van uw faxmachine de melding ONTVANG verschijnt, of zodra u via de hoorn van een tweede toestel het tjirpende geluid hoort. Als u AAN selecteert, kan uw faxmachine faxen automatisch ontvangen, zelfs als u de hoorn van een tweede toestel of van een op de faxmachine aangesloten toestel opneemt. Als u UIT selecteert, moet u de faxmachine zelf activeren en op Start of 5 1 drukken wanneer er een fax binnenkomt. (Als u 5 1 wilt gebruiken, drukt u op Menu, 2, 4 en zet u de functie voor het op afstand activeren AAN.)
1 2 3 4
Druk op Menu, 2, 3. Gebruik
of
om AAN of UIT te selecteren.
Druk op Set zodra de gewenste optie op het LCD-scherm staat. Druk op Stop.
Als u deze functie hebt geactiveerd, maar uw faxmachine niet automatisch verbinding met een fax kan krijgen wanneer u de hoorn van een extern of een tweede toestel opneemt, drukt u op 5 1. Als u zich bij de faxmachine bevindt, drukt u op Start.
Een verkleinde afdruk van een inkomend document maken Met deze faxmachine kunt u een verkleinde afdruk maken van een inkomend faxbericht. Hiervoor worden vaste verkleiningspercentages gebruikt. Als u AUTO kiest, bepaalt de machine hoe klein het document wordt afgedrukt, ongeacht het oorspronkelijke formaat.
1 Druk op Menu, 2, 5. Op het LCD-scherm verschijnt onderstaande melding:
5.VERKLEINEN
2 Gebruik
of om het gewenste verkleiningspercentage te selecteren: AUTO, 100%, 93% of 87%. Kies 100% als u het document niet wilt verkleinen.
3 Druk op Set zodra de gewenste optie op het LCD-scherm staat. 4 Druk op Stop.
D E O N T VA N G S T I N S T E L L E N
OPMERKING: ■ Als u automatische verkleining gebruikt om het inkomende faxbericht op één pagina te kunnen afdrukken, mag het origineel niet langer zijn dan 35 cm. Is het origineel langer, dan worden de gegevens niet verkleind en wordt op een volgend vel verdergegaan. ■ Als u automatische verkleining gebruikt en een faxbericht ontvangt dat kleiner is dan het papier waarop wordt afgedrukt, wordt het bericht niet verkleind maar in de originele grootte afgedrukt.
Ontvangst in geheugen Raakt het papier tijdens het ontvangen van een faxbericht op, dan wordt op het LCD-scherm de melding “KIJK PAPIER NA” weergegeven. Plaats nieuw papier (zie hoofdstuk 2). Is ONTVANGST IN GEHEUGEN ingesteld op AAN... dan gaat de faxmachine gewoon door met het ontvangen van de fax en worden de overige pagina’s in het geheugen opgeslagen (als er genoeg geheugen beschikbaar is). Faxen die daarna worden ontvangen, worden tevens in het geheugen opgeslagen totdat het geheugen vol is, waarna verdere inkomende faxoproepen niet automatisch worden beantwoord. Zodra er nieuw papier is geplaatst, worden alle gegevens afgedrukt. Is ONTVANGST IN GEHEUGEN ingesteld op UIT... dan wordt verdergegaan met de ontvangst van het inkomende faxbericht en worden de overige pagina’s in het geheugen opgeslagen (als er genoeg geheugen beschikbaar is). Verdere faxoproepen worden pas weer automatisch beantwoord nadat er nieuw papier is geplaatst. De laatste fax wordt afgedrukt zo gauw er nieuw papier is geplaatst.
1 Druk op Menu, 2, 6. Op het LCD-scherm verschijnt onderstaande melding:
6.GEH.ONTVANGST
2 Gebruik of om AAN of UIT te selecteren. 3 Druk op Set zodra de gewenste optie op het LCD-scherm staat. 4 Druk op Stop.
39
40
HOOFDSTUK VIJF
De afdrukdichtheid instellen Als de afdrukken van uw machine te licht of te donker zijn, kunt u de afdrukdichtheid veranderen. De nieuwe instelling blijft van kracht totdat er weer een andere instelling wordt gekozen.
1 Druk op Menu, 2, 7. 2 Druk op of om de gewenste dichtheid te selecteren. Elke keer dat de toets wordt ingedrukt, wordt de volgende instelling geselecteerd.
3 Druk op Set zodra de gewenste optie op het LCD-scherm staat. 4 Druk op Stop.
Toner-bespaarstand Met gebruik van deze functie kunt u toner besparen. Als de optie Tonerspaarstand wordt ingesteld op AAN, zullen uw afdrukken er iets lichter uitzien. In de standaardinstellingen staat deze optie UIT.
1 2 3 4
Druk op Menu, 2, 9. Druk op
of
Druk op Set. Druk op Stop.
om de optie AAN (of UIT) te zetten.
D E O N T VA N G S T I N S T E L L E N
Geavanceerde ontvangstopties Werken met een extern of een tweede toestel Een externe telefoon is een telefoon die op uw faxmachine is aangesloten (in de aansluiting EXT op de machine of in de achterkant van de aansluiting die in de contactdoos van de telefoon wordt gestoken). Een ‘tweede toestel’ is een extra telefoon met hetzelfde telefoonnummer als uw machine, maar die is aangesloten op een ander contact. Zo kan uw machine bijvoorbeeld zijn aangesloten op een contact in uw kantoor, en kunt u een extra telefoon aansluiten op dezelfde lijn (en met hetzelfde nummer) in de keuken. Deze functie stelt u in staat de telefoon te beantwoorden in de keuken, en door te verbinden naar de machine in het kantoor als blijkt dat het binnenkomende gesprek een faxbericht is. Als u een faxoproep beantwoordt vanaf een extern of een tweede toestel, kunt u deze oproep doorverbinden naar uw faxmachine. Hiervoor gebruikt u de code voor activeren ( 5 1). Wanneer u op 5 1 drukt, zal het faxbericht op uw faxmachine worden ontvangen. Zie “F/Tbeltijd” elders in dit hoofdstuk
Als de faxmachine een normaal telefoontje aanneemt en het dubbele belsignaal geeft, voert u de code voor uitschakelen (#5 1) in om het telefoontje op een tweede toestel aan te nemen. De code voor uitschakelen wordt uitsluitend in de stand Fax/Tel gebruikt. (Als u 5 1 of # 5 1 wilt gebruiken, drukt u op Menu, 2, 4 en zet u de functie voor het op afstand activeren AAN.) Als u een telefoontje aanneemt en u niets hoort, betreft het hoogstwaarschijnlijk een inkomend faxbericht. Als u het telefoontje op de faxmachine hebt opgenomen, drukt u op Start en hangt u weer op. Als u het op een extern toestel hebt opgenomen, drukt u op 5 1 en wacht u eerst totdat u het tjirpende geluid hoort voordat u weer ophangt. Op een tweede toestel drukt u op 5 1 en wacht u totdat de verbinding is verbroken (op het LCD-scherm van de faxmachine staat ONTVANG) voordat u ophangt. (Degene die de fax verstuurt, moet op zijn/haar faxmachine op Start drukken.) Als u per ongeluk de hoorn van een tweede toestel opneemt terwijl er een faxbericht binnenkomt, wordt de transmissie onderbroken of zullen sommige delen onleesbaar zijn.
Zie “Uitgaand bericht van antwoordapparaat” in hoofdstuk 2
De code voor activeren op afstand kan ook door bellers worden gebruikt. Als u een antwoordapparaat gebruikt, moet uw uitgaande bericht eindigen met de mededeling “Druk op 5 1 om een fax te sturen”.
41
42
HOOFDSTUK VIJF
Uitsluitend voor de stand Fax/Tel Als de faxmachine in de stand Fax/Tel staat, wordt de dubbele bel gebruikt om aan te geven dat het een normaal telefoontje betreft. Als u bij de machine bent, neemt u de hoorn van de externe telefoon van de haak en drukt u op Tel om de telefoon aan te nemen. Als u zich bij een tweede toestel bevindt, moet u de hoorn tijdens het overgaan van de dubbele bel opnemen en tussen twee dubbele belsignalen in op # 5 1 drukken. Als u niets hoort, of als iemand probeert een fax te sturen, drukt u op 5 1 om het telefoontje naar de faxmachine over te zetten.
De afstandsbedieningcodes wijzigen Het is mogelijk dat de codes voor het op afstand activeren en/of uitschakelen op bepaalde telefoonsystemen niet werken. De code voor het activeren is in de fabriek ingesteld op 5 1 en die voor het op afstand uitschakelen op # 5 1. Als de verbinding telkens wordt verbroken wanneer u op afstand toegang probeert te krijgen tot uw antwoordapparaat, is het raadzaam om andere codes voor activeren en uitschakelen te kiezen. Verander bijvoorbeeld 5 1 in ### en # 5 1 in 1 1 1. Voor de code voor activeren en die voor uitschakelen moeten verschillende combinaties worden gekozen.
De codes voor afstandsbediening wijzigen 1 Druk op Menu, 2, 4.
2 Druk op
of
om AAN of UIT te selecteren.
ACT.OP AFST:AAN
3 Druk op Set zodra de gewenste optie op het LCD-scherm staat. 4 Indien gewenst, kunt u een nieuwe code voor activeren op afstand invoeren. Druk vervolgens op Set.
AFSTAND CODE:*51
5 Indien gewenst, kunt u een nieuwe code voor uitschakelen op afstand invoeren. Druk vervolgens op Set.
DE-ACT.CODE:#51
6 Druk op Stop.
D E O N T VA N G S T I N S T E L L E N
Een faxbericht vanuit het geheugen afdrukken Zie “Fax Opslaan instellen” in hoofdstuk 9
Als de optie Fax Opslaan is geactiveerd, zodat u uw faxberichten vanaf een andere locatie kunt opvragen, kunnen de faxberichten toch nog op deze faxmachine worden afgedrukt. U moet hiervoor echter wel bij deze faxmachine staan.
1 Druk op Menu, 8, 4. 2 Druk op Start. 3 Nadat alle in het geheugen opgeslagen gegevens zijn afgedrukt, drukt u op Stop.
Pollen Pollen is het opvragen van faxberichten van een andere faxmachine. U kunt uw faxmachine gebruiken om andere machines te pollen, of u kunt de andere partij vragen uw faxmachine te pollen. Allereerst moeten beide partijen hun faxmachines zo instellen, dat er gepolld kan worden. De partij die uw faxmachine belt om documenten op te vragen, betaalt voor het telefoontje. Als u de faxmachine van derden belt om daar documenten op te vragen, betaalt u het telefoontje. (Raadpleeg “Verzend Pollen instellen” in hoofdstuk 6). Sommige faxmachines reageren niet op de polling-functie.
Beveiligd pollen Met beveiligd pollen kunt u voorkomen dat uw documenten in verkeerde handen terechtkomen wanneer de faxmachine in de polling-wachtstand staat. U kunt beveiligd pollen uitsluitend met andere Brotherfaxmachines gebruiken. Op de machine die uw documenten opvraagt, moet uw viercijferige identificatienummer worden ingevoerd.
Ontvang Pollen instellen Ontvang Pollen betekent dat u een andere faxmachine belt om daar documenten op te vragen.
1 Druk op Menu, 2, 8. Op het LCD-scherm verschijnen afwisselend onderstaande meldingen:
POLLING:STAND. KIES,DRUK SET
43
44
HOOFDSTUK VIJF
2 Druk op of 3 Druk op Set.
om STAND. te selecteren.
U wordt gevraagd het te pollen faxnummer in te voeren en op Start te drukken.
GEEF FAX NUMMER DRUK DAN START
4 Voer het te pollen faxnummer in. 5 Druk op Start. Op het LCD-scherm verschijnt de melding KIEZEN. Ontvang Pollen met beveiligingscode instellen Het is zaak dat u hetzelfde identificatienummer gebruikt als de andere partij.
1 Druk op Menu, 2, 8. Op het LCD-scherm verschijnen afwisselend onderstaande meldingen:
POLLING:STAND. KIES,DRUK SET
2 Druk op of om BEVEILIG te selecteren. 3 Druk op Set. 4 Voer een viercijferig nummer in. Dit nummer moet hetzelfde zijn als de beveiligingscode van de faxmachine die u gaat pollen.
5 Druk op Set. U wordt gevraagd het te pollen faxnummer in te voeren en op Start te drukken.
GEEF FAX NUMMER DRUK DAN START
6 Druk op Start.
D E O N T VA N G S T I N S T E L L E N
Uitgesteld Ontvang Pollen instellen U kunt uw machine instellen om de polling op een later tijdstip uit te voeren.
1 Druk op Menu, 2, 8. Op het LCD-scherm verschijnen afwisselend onderstaande meldingen:
POLLING:STAND. KIES,DRUK SET
2 Druk op of om TIJDKLOK te selecteren. 3 Druk op Set. 4 U wordt gevraagd in te voeren om hoe laat met pollen moet worden begonnen.
TIJD INST.=15:25
5 Voer in 24-uurs formaat in om hoe laat met pollen moet worden begonnen. Als om kwart voor tien ‘s avonds moet worden begonnen, voert u dus 21:45 in.
6 Druk op Set. U wordt gevraagd het te pollen faxnummer in te voeren en vervolgens op Start te drukken.
GEEF FAX NUMMER DRUK DAN START
7 Voer het faxnummer in (u kunt een directkiesnummer of een snelkiesnummer gebruiken, of het nummer met de hand invoeren).
8 Druk op Start. De faxmachine begint op het door u gespecificeerde tijdstip met het pollen. U kunt deze functie voor slechts één nummer instellen.
Opeenvolgend pollen Bij opeenvolgend pollen vraagt uw machine in één bewerking documenten van diverse andere locaties op. In stap 6 specificeert u van welke nummers er documenten opgevraagd moeten worden. Nadat alle nummers gepolld zijn, wordt een rapport afgedrukt.
1 Druk op Menu, 2, 8. Op het LCD-scherm verschijnt onderstaande melding:
POLLING:STAND.
2 Druk op selecteren.
of
om STAND., BEVEILIG of TIJDKLOK te
45
46
HOOFDSTUK VIJF
3 Druk op Set zodra de gewenste optie op het LCD-scherm staat. 4 Als u STAND. hebt geselecteerd, wordt u gevraagd het faxnummer in te voeren en vervolgens op Start te drukken.
GEEF FAX NUMMER DRUK DAN START •
Als u BEVEILIG hebt geselecteerd, voert u de viercijferige code in en drukt u vervolgens op Set.
•
Als u TIJDKLOK hebt geselecteerd, voert u in 24-uurs formaat in om hoe laat er met pollen moet worden begonnen en drukt u vervolgens op Set.
5 Specificeer de faxnummers die gepolld moeten worden (u kunt directkiesnummers, snelkiesnummers of een groep gebruiken, of u kunt de nummers met de hand invoeren). Tussen elke locatie moet u op Broadcast drukken.
6 Druk op Start. Elk nummer of elk groepsnummer wordt op volgorde gekozen en de documenten worden op de betreffende faxmachines opgevraagd.
GEACCEPTEERD KIEZEN
#XX
6
H O O F D S T U K
47 Z E S
De verzending instellen
Voordat u begint
■ De documenten moeten tussen 148 en 216 mm breed zijn en tussen
150 en 600 mm lang. Uw faxmachine scant slechts een breedte van maximaal 208 mm, ongeacht de werkelijke breedte van het papier. ■ Plaats het document met de bedrukte zijde naar beneden en met
de bovenzijde eerst in de documenteninvoer. ■ Stel de papiergeleiders af op de breedte van uw document. Papiergeleiders
■ De automatische documenteninvoer kan maximaal 20 pagina’s
Zie “Resolutie” elders in dit hoofdstuk
bevatten. Elke pagina wordt afzonderlijk ingevoerd. Gebruik in de automatische documenteninvoer uitsluitend standaardpapier (64 g/m2 - 90 g/m2). Wilt u zwaarder papier gebruiken, dan moet elk vel afzonderlijk met de hand worden ingevoerd. ■ Druk voordat u de fax verzendt op Resolution een selecteer met
welke resolutie uw document moet worden verzonden. ■ Gebruik geen omgekrulde, verkreukelde, gevouwen of gescheurde
documenten, en ook geen documenten met nietjes, paperclips, lijm, correctievloeistof of plakband. Ook het gebruik van karton, krantenpapier of stof wordt afgeraden. ■ Zorg dat in inkt geschreven documenten helemaal droog zijn.
48
HOOFDSTUK ZES
Resolutie Zie “Transmissies met meerdere resoluties” elders in dit hoofdstuk
Nadat u een document in de invoer hebt geplaatst, kunt u de toets Resolution gebruiken om de resolutie wijzigen. Druk herhaaldelijk op deze toets, totdat de gewenste optie op het LCD-scherm staat. STANDAARD –– is geschikt voor de meeste getypte teksten. FIJN –––––––––– is een ideale instelling voor documenten met een klein lettertype. De transmissiesnelheid is langzamer dan bij de standaardresolutie. SUPERFIJN ––– is een ideale instelling voor documenten met een klein lettertype of met afbeeldingen. De transmissiesnelheid is langzamer dan bij de fijne resolutie. FOTO –––––––– is een ideale instelling voor documenten met afwisselende grijstinten, zoals foto’s. De transmissiesnelheid is tamelijk langzaam.
Contrast Als uw document erg licht of donker is, wilt u het contrast wellicht aanpassen. Gebruik LICHT voor het verzenden van een erg licht document. Gebruik DONKER voor een erg donker document.
1 Plaats de documenten met de bedrukte zijde naar beneden in de documenteninvoer.
2 Drukt u op Menu, 3, 3. 3 Druk op of om AUTO, LICHT of DONKER te selecteren. 4 Druk op Set zodra de gewenste optie op het LCD-scherm staat. Op het LCD-scherm verschijnen afwisselend onderstaande meldingen:
GEACCEPTEERD VOLGENDE 1.JA 2.NEE
5 Druk op 2 als u verder geen instellingen meer wilt maken en ga door naar stap 6, of druk op 1 als u verder nog instellingen wilt maken. Het scherm geeft weer het menu VERZEND MENU weer.
6 Voer het gewenste faxnummer in en druk op Start om de fax te verzenden.
DE VERZENDING INSTELLEN
Automatisch verzenden Dit is de makkelijkste manier. BELANGRIJK: bij het automatisch verzenden mag de hoorn van het externe toestel niet worden opgenomen.
1 Plaats de documenten met de bedrukte zijde naar beneden in de documenteninvoer.
2 Voer het gewenste faxnummer in. (U kunt directkiesnummers of snelkiesnummers gebruiken, of op Search/Speed Dial drukken en het nummer in het kiesgeheugen opzoeken.)
3 Druk op Start. De machine begint het document in te scannen. Het nummer van de opdracht en hoeveelheid beschikbaar geheugen verschijnen op het LCD-scherm. Als de machine niet bezig is een document te verzenden, te ontvangen of af te drukken, zal het nummer worden gekozen.
Handmatig verzenden (met een externe telefoon) Als u handmatig documenten gaat verzenden, hoort u de kiestoon, de gebruikelijke tonen om aan te geven dat de telefoon aan de andere kant overgaat, en de faxontvangsttonen. Pas wanneer u deze laatste tonen hoort, kunt u de fax verzenden.
1 Plaats de documenten met de bedrukte zijde naar beneden in de Zie “Snelkiezen” in hoofdstuk 8 Zie “Directkiezen” in hoofdstuk 8
documenteninvoer.
2 Neem de hoorn van het externe toestel op en wacht totdat u de kiestoon hoort.
3 Voer het gewenste faxnummer in. (U kunt dit nummer met de normale kiestoetsen invoeren, directkiesnummers of snelkiesnummers gebruiken, of op Search/Speed Dial drukken en het nummer in het kiesgeheugen opzoeken.)
4 Zodra u de faxtonen hoort, drukt u op Start. 5 Leg de hoorn van de externe telefoon weer neer.
Met de hand en automatisch herkiezen Als u met de hand een fax probeert te verzenden en de lijn bezet is, drukt u op Redial/Pause om het nummer opnieuw te kiezen.
1 Druk op Redial/Pause. 2 Druk op Start. Als u een fax automatisch verzendt en de lijn bezet is, zal de faxmachine met tussenpozen van 2 minuten het nummer drie keer opnieuw proberen.
49
50
HOOFDSTUK ZES
Tweevoudige werking Er kunnen maximaal 50 berichten in het faxgeheugen worden ingescand, zelfs als er een fax wordt ontvangen of vanuit het geheugen wordt verzonden. Voor elke fax die wordt gescand, kunnen tijdelijk andere instellingen worden gekozen, met uitzondering van de Tijdklok en Pollen. Als het 51e bericht wordt gescand, zal de machine dit bericht meteen verzenden zonder het in het geheugen op te slaan. Zie “Directkiesnummers opslaan” en “Snelkiesnummers opslaan” in hoofdstuk 7.
Als u tijdens het scannen van de eerste pagina van een fax de melding GEHEUGENVOL te zien krijgt, dient u op Stop te drukken om de scan te stoppen. Als de melding GEHEUGENVOL verschijnt tijdens het scannen van een volgende pagina, kunt u ofwel op Start drukken om de gescande pagina’s te zenden, of op Stop om de gehele scan te annuleren.
1 2 3 4
Controleer of de documenteninvoer leeg is. Plaats het document in de invoer. Voer het faxnummer in. Druk op Start. Het document wordt gescand en het opdrachtnummer (#XX) van de fax verschijnt op het LCD-scherm. Tevens wordt weergegeven hoeveel geheugen beschikbaar is. Zodra de machine het nummer kiest, kunt u stap 1 - 4 herhalen voor het volgende faxbericht.
Real-time (ofwel onvertraagde) transmissie Als u een fax wilt verzenden, wordt het origineel voor verzending in het geheugen ingelezen. Zodra de lijn vrij is, wordt het nummer gekozen en de fax verzonden. Als het geheugen tijdens het inlezen van het origineel vol raakt, wordt het document direct verzonden, zelfs als DIRECT VERZ. is ingesteld op UIT. Als u een belangrijk document onmiddellijk wilt verzenden zonder dit in het geheugen in te lezen, stelt u DIRECT VERZ. in op AAN.
1 Plaats het document in de documenteninvoer. 2 Druk op Menu, 3, 9. de volgende melding verschijnt op het LCD-scherm:
9.DIRECT VERZ.
3 Als u de standaardinstelling wilt wijzigen, drukt u op
of om AAN (of UIT) te selecteren en gaat u door naar stap 7. Als de instelling alleen voor dit faxbericht moet worden gewijzigd, drukt u op of en kiest u ALLEEN DEZE FAX.
DIRECT VERZ.:AAN
DE VERZENDING INSTELLEN
4 Druk op Set. 5 Selecteer met
of
voor het volgende faxbericht alleen de optie
AAN (of UIT).
6 Druk op Set. GEACCEPTEERD VOLGENDE 1.JA 2.NEE
7 Druk op 1 als u verder nog instellingen wilt maken; het scherm geeft dan weer het VERZEND MENU weer. Druk op 2 als u zonder verdere instellingen te maken door wilt gaan naar stap 9.
8 Voer het faxnummer in en druk op Start.
Basishandelingen bij het verzenden Een automatisch voorblad opstellen Zie “Snelkiesnummers instellen” in hoofdstuk 7 Zie “De stations-ID instellen” in hoofdstuk 4
Dit voorblad wordt naar de faxmachine van de ontvangende partij gestuurd. Als u een directkies- of snelkiesnummer gebruikt, worden de gegevens die bij deze nummers zijn opgeslagen (bijvoorbeeld de naam) op het automatische voorblad afgedrukt. Als u een faxbericht met de hand verzendt, komt in het vak voor de naam van de geadresseerde niets te staan. Op dit voorblad staat verder ook uw stations-ID en het aantal pagina’s dat u verzendt. Als u de optie VOORBLAD INST. hebt ingesteld op AAN (functiemenu 3-1), komt in het vak voor het aantal pagina’s niets te staan. Indien gewenst, kunt u een opmerking opnemen in uw voorblad. Als u geen opmerking in het voorblad wilt opnemen, kiest u GEEN OPMERKING.
1.GEEN OPMERKING 2.BELLEN A.U.B. 3.BELANGRIJK 4.VERTROUWELIJK
51
52
HOOFDSTUK ZES
U kunt in plaats van een van bovenstaande opmerkingen echter ook zelf een opmerking opstellen. Voor het voorblad kunnen twee speciale opmerkingen van maximaal 27 tekens worden opgeslagen. Voer de tekst in aan de hand van het schema voor het invoeren van tekst in hoofdstuk 4. De meeste instellingen in het VERZEND MENU zijn tijdelijke instellingen, die uitsluitend gelden voor het document dat u verzendt (de standaardinstellingen blijven dus ongewijzigd). De standaardinstellingen van het voorblad en de opmerking op het voorblad kunnen hier echter wel worden gewijzigd, zodat u het voorblad en de opmerking van te voren kunt opstellen.
Voorblad uitsluitend voor het volgende faxbericht De stations-ID moet zijn ingesteld (zie hoofdstuk 4). Deze functie werkt uitsluitend als de stations-ID is ingesteld. U kunt uw faxmachine zo instellen, dat alleen met een bepaald document een voorblad wordt verzonden.
1 Plaats het document in de documenteninvoer. 2 Druk op Menu, 3, 1. 3 Druk op Set zodra op het LCD-scherm de optie ALLEEN DEZE FAX staat.
4 Druk op of 5 Druk op Set. 6 Druk op of
om AAN (of UIT) te selecteren. om de mogelijke opmerkingen te bekijken.
1.GEEN OPMERKING 2.BELLEN A.U.B. 3.BELANGRIJK 4.VERTROUWELIJK 5.
(door gebruiker gedefinieerd)
6.
(door gebruiker gedefinieerd)
7 Druk op Set zodra de gewenste optie op het LCD-scherm staat. 8 Voer twee cijfers in om aan te geven uit hoeveel pagina’s uw faxbericht bestaat. (Voer 00 in als u dit vak leeg wilt laten.) Maakt u een vergissing, druk dan op (cursor naar links) en voer het aantal pagina’s opnieuw in.
DE VERZENDING INSTELLEN
9 Druk op Set. Op het LCD-scherm verschijnt onderstaande melding: GEACCEPTEERD VOLGENDE 1.JA 2.NEE
10 Druk op 1 als u verder nog instellingen wilt maken; het scherm geeft dan weer het VERZEND MENU weer. Druk op 2 als u zonder verdere instellingen te maken door wilt gaan naar stap 11.
11 Voer het gewenste faxnummer in. 12 Druk op Start. Altijd een voorblad verzenden De stations-ID moet zijn ingesteld (zie hoofdstuk 4). Deze functie werkt uitsluitend als de stations-ID is ingesteld. U kunt uw faxmachine zo instellen, dat met elk document een voorblad wordt verzonden. Op een dergelijk voorblad wordt niet vermeld uit hoeveel pagina’s uw faxbericht bestaat.
1 Druk op Menu, 3, 1. 2 Druk op of om AAN of UIT te selecteren. VOORBLAD:UIT VOORBLAD:AAN
3 Druk op Set zodra op het LCD-scherm de melding VOORBLAD:AAN staat. (Als u AAN selecteert, wordt met elk faxbericht een voorblad meegezonden.)
4 Als AAN is geselecteerd, verschijnen op het LCD-scherm de opties voor de voorbladopmerking. Druk op opmerkingen te bekijken.
of
om de mogelijke
1.GEEN OPMERKING 2.BELLEN A.U.B. 3.BELANGRIJK 4.VERTROUWELIJK 5.
(door gebruiker gedefinieerd)
6.
(door gebruiker gedefinieerd)
53
54
HOOFDSTUK ZES
5 Op het LCD-scherm verschijnen afwisselend onderstaande meldingen. Druk op Set zodra de gewenste optie op het LCDscherm staat.
GEACCEPTEERD VOLGENDE 1.JA 2.NEE
6 Druk op 1 als u verder nog instellingen wilt maken; het scherm geeft dan weer het VERZEND MENU weer. Druk op 2 als u verder geen instellingen meer wilt maken.
Een afgedrukt voorblad gebruiken Als u er de voorkeur aan geeft om een voorblad te gebruiken waarop u bijvoorbeeld zelf nog informatie kunt schrijven, kunt u een voorblad eerst afdrukken en aan uw faxbericht toevoegen.
1 2 3 4
Druk op Menu, 3, 1. Druk op
of
om PRINT VOORBEELD te selecteren.
Druk op Set zodra de gewenste optie op het LCD-scherm staat. Druk op Start. Uw voorblad wordt nu afgedrukt.
=== VOORBLAD === AAN: VAN: FAX: TEL: PAGINA[S] VOLGEN KOMMENT:
DE VERZENDING INSTELLEN
Opmerking op het voorblad U kunt twee opmerkingen opstellen en opslaan voor uw voorblad.
Uw eigen opmerking opstellen
1 Druk op Menu, 3, 2. Op het LCD-scherm verschijnt de volgende melding:
2.VOORBLAD OPM.
Zie “Tekst invoeren” in hoofdstuk 4.
2 3 4 5
Druk op
of
om optie 5 of 6 te selecteren.
Druk op Set. Voer m.b.v. de normale kiestoetsen een opmerking in. Druk op Set. Op het LCD-scherm verschijnen afwisselend onderstaande meldingen:
GEACCEPTEERD VOLGENDE 1.JA 2.NEE
6 Druk op 1 als u verder nog instellingen wilt maken; het scherm geeft dan weer het VERZEND MENU weer. Druk op 2 als u verder geen instellingen meer wilt maken.
Geavanceerde verzendopties De internationale stand Soms kunnen er problemen optreden bij het verzenden van faxberichten naar het buitenland. Deze functie levert een oplossing voor dit probleem. De functie wordt automatisch afgesloten nadat het faxbericht is verzonden.
1 Plaats het document. 2 Druk op Menu, 3, 5. 5.INTERNATIONAAL
3 Druk op of om AAN (of UIT) te selecteren. 4 Druk op Set zodra de gewenste optie op het LCD-scherm staat. Op het LCD-scherm verschijnen afwisselend onderstaande meldingen:
GEACCEPTEERD VOLGENDE 1.JA 2.NEE
55
56
HOOFDSTUK ZES
5 Druk op 1 als u verder nog instellingen wilt maken; het scherm geeft dan weer het VERZEND MENU weer. Druk op 2 als u zonder verdere instellingen te maken door wilt gaan naar stap 6.
6 Voer het gewenste faxnummer in. 7 Druk op Start.
Oproepreservering (met een extern toestel) Met de functie Oproepreservering kunt u een faxbericht versturen en vervolgens met de ontvanger spreken. Nadat uw fax bij de andere partij is afgedrukt, gaat daar de faxmachine over alsof het een normaal telefoongesprek betreft. Zodra iemand aan de andere kant opneemt, gaat uw faxmachine over. Neem de hoorn van de externe telefoon op en druk op Tel om het gesprek te beginnen. Als u Oproepreservering en Terugbelbericht hebt geactiveerd, laat uw faxmachine een boodschap achter als de andere partij niet opneemt.
1 Plaats de documenten in de documenteninvoer. 2 Druk op Menu, 3, 6. Op het LCD-scherm verschijnt de huidige instelling voor oproepreservering.
RESERVERING:UIT RESERVERING:AAN
3 Druk op of om AAN (of UIT) te selecteren. 4 Als u oproepreservering activeert (AAN), drukt u op Set zodra de gewenste optie op het LCD-scherm staat. Op het LCD-scherm verschijnt de huidige instelling voor het terugbelbericht.
TERUGBELLEN:UIT TERUGBELLEN:AAN
5 Druk op of om AAN (of UIT) te selecteren. 6 Druk op Set zodra de gewenste optie op het LCD-scherm staat. Op het LCD-scherm verschijnen afwisselend onderstaande meldingen:
GEACCEPTEERD VOLGENDE 1.JA 2.NEE
DE VERZENDING INSTELLEN
7 Druk op 1 als u verder nog instellingen wilt maken; het scherm geeft dan weer het VERZEND MENU weer. Druk op 2 als u zonder verdere instellingen te maken door wilt gaan naar stap 8. U wordt gevraagd het faxnummer in te voeren.
8 Voer het gewenste faxnummer in en druk op Start. 9 Als de oproepreservering is geactiveerd, neemt u de hoorn van het externe toestel op zodra de bel van de faxmachine overgaat. Met oproepreservering kan een nummer niet automatisch opnieuw worden gekozen. Oproepreservering kan niet worden gebruikt in combinatie met uitgestelde verzendingen of met pollen. Als u het terugbelbericht wilt gebruiken, moet de stations-ID zijn ingesteld.
Het terugbelbericht afdrukken 1 2 3 4
Druk op Menu, 3, 6. Druk op
of
om PRINT VOORBEELD te selecteren.
Druk op Set. Druk op Start.
Uitgestelde verzendingen (tijdklok) Met deze functie kunnen faxberichten maximaal 24 uur later worden verzonden.
1 Plaats de documenten in de documenteninvoer. 2 Druk op Menu, 3, 7. 3 Voer in 24-uurs formaat in om hoe laat het faxbericht moet worden verzonden. (Als om kwart voor acht ‘s avonds moet worden begonnen, voert u dus 19:45 in.)
4 Druk op Set. Op het LCD-scherm verschijnen afwisselend onderstaande meldingen:
1.DOC 2.GEHEUGEN
5 Druk op 1 en selecteer DOC, of druk op 2 en selecteer GEHEUGEN. Als u 1. DOC selecteert, begint de machine pas te scannen als het tijd is om het document te verzenden. Het document moet dus in de documenteninvoer zitten.
GEACCEPTEERD VOLGENDE 1.JA 2.NEE
57
58
HOOFDSTUK ZES
6 Druk op 1 als u verder nog instellingen wilt maken; het scherm geeft dan weer het VERZEND MENU weer. Druk op 2 als u zonder verdere instellingen te maken door wilt gaan naar stap 7. U wordt gevraagd het faxnummer in te voeren.
GEEF FAX NUMMER DRUK DAN START
7 Voer het gewenste faxnummer in en druk op Start. Het faxbericht zal op het door u gespecificeerde tijdstip worden verzonden.
Rondzenden Rondzenden is het automatisch verzenden van één faxbericht naar meerdere faxnummers. Met gebruik van de toets Broadcast kan een faxbericht worden verzonden naar maximaal 16 (FAX-8060P) of 8 (MFC-9060) directkiesnummers, 30 snelkiesnummer en 50 handmatig gekozen nummers. (Als er geen locaties zijn gebruikt voor groepsnummers, toegangscodes of creditcardnummers, kan een faxbericht op de FAX-8060P dus naar maximaal 96 nummers worden gestuurd, en op de MFC-9060 naar maximaal 88 nummers.) Hoeveel geheugen er beschikbaar is, is echter afhankelijk van de opdrachten die in het geheugen zijn opgeslagen en van het aantal nummers waar u de fax naar stuurt. Als u de fax naar te veel nummers probeert te sturen, kunt u de tweevoudige werking en de tijdklok niet gebruiken. Rondzenden is het makkelijkst als u veel gebruikte directkies- en snelkiesnummers eerst in een groep onderbrengt en deze groep vervolgens onder een directkiestoets opslaat. (U kunt maximaal zes groepen opstellen; snelkiesnummers kunnen in meer dan één groep worden opgenomen.) Als u in één rondzending directkiesnummers, snelkiesnummers, groepen en handmatig gekozen nummers wilt opnemen, drukt u na elk nummer dat u invoert op Broadcast. Druk op Search/Speed Dial om een nummer in het kiesgeheugen op te zoeken. Als de rondzending is voltooid, wordt er automatisch een rondzendingsrapport afgedrukt om u de resultaten te laten weten.
1 Plaats de documenten in de documenteninvoer. 2 Voer een opgeslagen directkiesnummer, snelkiesnummer, Zie “Nummergroepen voor het rondzenden instellen” in hoofdstuk 7
groepsnummer, nummer uit het kiesgeheugen of handmatig nummer in. Voorbeeld: Groepsnummer
3 Druk op Broadcast. U wordt nu gevraagd het volgende nummer in te voeren.
4 Voer het volgende nummer in. Voorbeeld: Snelkiesnummer
DE VERZENDING INSTELLEN
5 Druk op Broadcast. 6 Voer het volgende nummer in. Voorbeeld: handmatig nummer, met gebruik van de cijfertoetsen.
7 Druk op Start. Nadat het hele bericht is ingelezen, wordt het faxbericht automatisch naar de door u opgegeven faxnummers verzonden. ■ Druk tijdens de transmissie op Stop als u de huidige rondzending
wilt annuleren. U wordt dan gevraagd of u alle locaties wilt annuleren, of alleen de locatie waarnaar het bericht op dat moment wordt verzonden. ■ Voer de lange kiesnummers in op dezelfde manier als u dat normaal
zou doen, maar denk eraan dat elke toets telt als één locatie, zodat het aantal locaties dat u kunt bellen beperkt wordt. ■ Als één van de nummers bezet is of er door een andere reden geen
contact wordt gekregen, wordt het nummer automatisch opnieuw gekozen. ■ Als het geheugen vol is, kunt u op Stop drukken om de opdracht af
te breken of op Start om het gedeelte te verzenden dat reeds in het geheugen is gescand (als er meer dan één pagina is gescand).
Verzenden met meerdere resoluties Gebruik deze functie als u een faxbericht van meerdere pagina’s wilt verzenden met verschillende resoluties. Dit komt vooral van pas wanneer u een fax wilt verzenden met pagina’s met tekst en pagina’s met foto’s, of met pagina’s met normale tekst en pagina’s met een klein lettertype. Nadat het faxbericht is verstuurd, wordt de resolutie automatisch teruggesteld naar STAND.
1 Plaats de documenten in de documenteninvoer. Druk op Menu, 3, 4.
2 Druk op
of om de resolutie voor de eerste pagina te selecteren en druk vervolgens op Set.
3 Herhaal stap 2 voor de volgende pagina’s. Druk op Stop wanneer u alle verschillende resoluties hebt ingesteld. Op het LCD-scherm verschijnen afwisselend onderstaande meldingen:
GEACCEPTEERD VOLGENDE 1.JA 2.NEE
59
60
HOOFDSTUK ZES
4 Druk op 1 als u verder nog instellingen wilt maken; het scherm geeft dan weer het VERZEND MENU weer. Druk op 2 als u verder geen instellingen meer wilt maken.
5 Voer het gewenste faxnummer in en druk op Start.
Verzend Pollen instellen Verzend Pollen betekent dat uw faxmachine met een document in de invoer wacht totdat het document door een ander faxapparaat wordt opgevraagd.
1 Plaats de documenten in de documenteninvoer. 2 Druk op Menu, 3, 8. 3 Op het LCD-scherm verschijnen afwisselend onderstaande meldingen:
POLLING:STAND. KIES,DRUK SET
4 Druk op of om STAND. te selecteren. 5 Druk op Set. Op het LCD-scherm verschijnen afwisselend onderstaande meldingen:
1.DOC 2.GEHEUGEN Zie “De tijdklok en Verzend Pollen onderbreken” elders in dit hoofdstuk
6 Druk op 1 als u DOC wilt selecteren, waarmee de machine opdracht krijgt het document pas te scannen als de polling plaatsvindt, of druk op 2 als u GEHEUGEN wilt selecteren.
GEACCEPTEERD VOLGENDE 1.JA 2.NEE
7 Druk op 1 als u verder nog instellingen wilt maken; het scherm geeft dan weer het VERZEND MENU weer. Druk op 2 als u zonder verdere instellingen te maken door wilt gaan naar stap 8.
8 Druk op Start. Als u in stap 6 op 1 hebt gedrukt, blijft het afgedrukte document in de documenteninvoer liggen totdat de poll-opdracht wordt uitgevoerd. U kunt dit echter wel “onderbreken” als u een ander faxbericht wilt verzenden.
DE VERZENDING INSTELLEN
Verzend Pollen instellen met een beveiligingscode Als u POLLING:BEVEILIG activeert, moet iedereen die uw faxmachine pollt een identificatienummer invoeren om documenten te kunnen opvragen. De functie Beveiligd Pollen kan alleen met andere Brother-faxmachines worden gebruikt.
1 Plaats de documenten in de documenteninvoer. 2 Druk op Menu, 3, 8. 3 Op het LCD-scherm verschijnen afwisselend onderstaande meldingen:
POLLING:STAND. KIES,DRUK SET
4 Druk op of om BEVEILIG. te selecteren en druk op Set. 5 Voer een viercijferig nummer in en druk op Set. 1.DOC 2.GEHEUGEN
6 Druk op 1 als u DOC wilt selecteren, waarmee de machine opdracht krijgt het document pas te scannen als de polling plaatsvindt, of druk op 2 als u GEHEUGEN wilt selecteren.
GEACCEPTEERD VOLGENDE 1.JA 2.NEE
7 Druk op 1 als u verder nog instellingen wilt maken; het scherm geeft dan weer het VERZEND MENU weer. Druk op 2 als u zonder verdere instellingen te maken door wilt gaan naar stap 8.
8 Druk op Start en wacht totdat uw documenten worden opgevraagd.
Een opdracht annuleren terwijl het document wordt gescand Door op Stop te drukken, kunt u een faxopdracht annuleren terwijl het document wordt gescand. Druk nogmaals op Stop om het document uit de machine uit te voeren.
Een taak in de wachtlijst annuleren Taken die u in het geheugen hebt opgeslagen, kunnen desgewenst geannuleerd worden.
61
62
HOOFDSTUK ZES
Terwijl de machine stand-by staat:
1 Druk op Menu, 4. Als er niets in de wachtlijst staat, verschijnt de melding GEEN OPDRACHTEN.
4.REST.OPDRACHT.
2
Als er meer dan twee taken in de wachtrij staan, drukt u op of om de te annuleren taak te selecteren. Druk op Set zodra de taak in kwestie op het LCD-scherm staat. Als er slechts één taak in de wachtrij staat, gaat u door naar stap 3.
#02 SALES REPORT 1.WIS
3
2.STOP
Druk op 1 om de taak te annuleren, of druk op 2 om af te sluiten zonder een taak te annuleren.
4 Druk op Stop. Als de machine bezig is, drukt u op Stop, waarna u stap 2 - 4 kunt volgen om de taak te annuleren. Door stap 1 en 2 uit te voeren, kunt u controleren welke taken nog in de wachtrij staan.
Uitgestelde faxopdrachten en Verzend Pollen onderbreken Zelfs als uw faxmachine is ingesteld op het op een later tijdstip verzenden van een faxbericht of als zij in de polling-wachtstand staat, kunt u een faxbericht verzenden of een kopie maken. U kunt dan echter niet automatisch herkiezen en ook de programmeerstand kan niet gebruikt worden.
1 Druk op Menu, 5. 2 Wacht twee seconden en verwijder de documenten die wachten op verzending uit de documenteninvoer.
PLAATS DOCUMENT
3 4 5 6
Plaats het “nieuwe” document dat u nu wilt verzenden in de invoer. Voer het gewenste faxnummer in. Druk op Start. Nadat dit faxbericht is verzonden, plaatst u de in stap 1 verwijderde documenten weer in de invoer.
7 Druk op Menu, 5 om de tijdklok weer in te stellen.
7
H O O F D S T U K
63 Z E V E N
Snelkiesnummers instellen
Nummers opslaan om snel te kiezen U kunt uw faxmachine op drie verschillende manieren laten snelkiezen: met directkiestoetsen, met snelkiestoetsen en met groepen voor het rondzenden van faxberichten.
Directkiesnummers opslaan Zie “Directkiezen” in hoofdstuk 8
U kunt 16 (FAX-8060P) of 8 (MFC-9060) fax- en telefoonnummers opslaan die dan met één druk op een toets gekozen kunnen worden. Samen met deze nummers kunnen ook namen worden opgeslagen. De nummers die in het geheugen zijn opgeslagen, raken niet verloren als de stroom uitvalt. Wanneer u op een directkiestoets drukt, verschijnt op het LCD-scherm de naam of het nummer dat wordt gekozen. Directkiestoetsen zijn niet de normale kiestoetsen. Dit zijn de 8 toetsen links van de normale kiestoetsen. Als u de Shift -toets ingedrukt houdt en tegelijkertijd op een van de directkiestoetsen drukt, krijgt u toegang tot toetsnummer 9 t/m 16 (alleen voor de FAX-8060P).
1 Druk op Menu, 6, 1. 2 Druk op de directkiestoets waaronder u het nummer wilt opslaan. Op het LCD-scherm staat het nummer van de door u gekozen directkiestoets.
3 Voer een nummer in (maximaal 20 tekens). 4 Druk op Set. U wordt gevraagd een naam in te voeren. NAAM:
5 Voer met behulp van de normale kiestoetsen een naam in (maximaal 15 tekens; raadpleeg het schema in hoofdstuk 4), of ga door naar stap 6 als u geen naam wilt invoeren.
64
HOOFDSTUK ZEVEN
6 Druk op Set. U wordt gevraagd aan te geven wat voor nummer het is (fax, telefoon of beide). Druk op selecteren. FAX TEL F/T
of
om het type nummer te
is een faxnummer is een telefoonnummer is een gecombineerd fax/telefoonnummer
7 Druk op Set. 8 Herhaal deze procedure vanaf stap 2 voor het volgende directkiesnummer, of druk op Stop. Wanneer u op een directkiestoets drukt, verschijnt op het LCD-scherm de naam van de persoon wiens nummer wordt gekozen. Als u geen naam hebt ingevoerd, wordt het nummer getoond.
Snelkiesnummers opslaan Zie “Snelkiezen” in hoofdstuk 8
Veel gebruikte nummers kunnen ook in het kiesgeheugen worden opgeslagen. Om deze nummers op te roepen, dient u dan vier toetsen in te drukken. Er zijn 30 locaties voor snelkiestoetsen, die altijd beschikbaar zijn en zelfs bewaard blijven als de stroom uitvalt.
1 Druk op Menu, 6, 2. U wordt gevraagd een locatie in te voeren.
SNELKIES NR? #
2 Voer een uit twee cijfers bestaande locatie in met gebruik van de kiestoetsen (01-30).
3 Druk op Set. Op het scherm verschijnen de cijfers die u hebt ingevoerd, en u wordt gevraagd om het nummer in te voeren dat u wilt opslaan.
#05: VOER IN & SET
4 Voer het nummer in (maximaal 20 cijfers). 5 Druk op Set. U wordt nu gevraagd een naam bij het nummer op te slaan.
NAAM:
6 Voer met behulp van de normale kiestoetsen een naam in (maximaal 15 tekens; raadpleeg het schema in hoofdstuk 4), of druk op Set en ga door naar stap 8 als u geen naam wilt invoeren.
7 Druk op Set.
SNELKIESNUMMERS INSTELLEN
8 U wordt gevraagd aan te geven wat voor nummer het is (fax, telefoon of beide). Druk op selecteren. FAX TEL F/T
of
om het type nummer te
is een faxnummer is een telefoonnummer is een gecombineerd fax/telefoonnummer
9 Druk op Set. 10 Herhaal deze procedure vanaf stap 2 om het volgende snelkiesnummer in te voeren, of druk op Stop.
Directkiesnummers en snelkiesnummers wijzigen Als u probeert een directkiesnummer of een snelkiesnummer op te slaan op een locatie waar reeds een nummer staat, verschijnt de naam van het huidig opgeslagen nummer op het scherm en wordt u gevraagd of u deze wilt wijzigen of de handeling wilt afsluiten.
1.WIJZIG
2.STOP
1 Druk op 1 als u het opgeslagen nummer wilt wijzigen, of op 2 als u de handeling wilt afsluiten zonder een wijziging te maken.
2 Voer het nieuwe nummer in. ■ Als u het nummer wilt wissen, drukt u op Stop als de cursor helemaal links van de cijfers staat. De letters boven en rechts van de cursor worden dan gewist. ■ Als u één van de cijfers wilt veranderen, gaat u met de cursortoetsen of naar het te wijzigen cijfer en voert u het nieuwe cijfer in.
3 Volg de verdere procedure die is beschreven in Een directkiesnummer opslaan en Een snelkiesnummer opslaan.
Nummergroepen voor het rondzenden instellen Zie “Directkiesnummer opslaan” en “Snelkiesnummers opslaan” elders in dit hoofdstuk
Met nummergroepen kunt u een faxbericht naar een groot aantal nummers sturen met slechts één druk op een directkiestoets (dit noemen we rondzenden). Eerst moet elk faxnummer als een direct- of een snelkiesnummer worden opgeslagen. Daarna combineert u deze nummers in groepen. Elke nummergroep gebruikt één directkiestoets. U kunt maximaal zes kleine nummergroepen hebben, of maximaal 45 (FAX-8060P) of 37 (MFC-9060) nummers toewijzen aan één grote groep.
65
66
HOOFDSTUK ZEVEN
U kunt maximaal 15 (FAX-8060P) of 7 (MFC-9060) directkiesnummers of 30 snelkiesnummers in een groep opnemen. Als u de fax naar te veel nummers probeert te sturen, kunt u de tweevoudige werking en de tijdklok niet gebruiken.
1 Druk op Menu, 6, 3. Het LCD-scherm geeft het volgende weer:
KIES DIRECTKIES
2 Selecteer de directkiestoets waar u het nummer wilt opslaan (kies bijvoorbeeld directkiestoets 02 als de groep).
INSTEL GROEP:GO VOER IN & SET
3 Voer het groepsnummer in met behulp van de normale kiestoetsen (druk bijvoorbeeld op 1 voor groep 1).
4 Druk op Set. Voer de directkiesnummers en de snelkiesnummers voor deze groep in alsof u de nummers kiest. Voor directkiestoets 05 drukt u bijvoorbeeld op directkiestoets 05. Voor snelkieslocatie 09, drukt u op Search/Speed Dial, en vervolgens op de normale kiestoetsen 0 en 9. Het LCD-scherm toont 05, #09.
G01:*05#09_
5 Druk op Set. U wordt gevraagd een naam in te voeren. NAAM: VOER IN & SET
6 Voer met behulp van de normale kiestoetsen een naam in (raadpleeg het schema in hoofdstuk 4). Bijvoorbeeld NIEUWE KLANTEN.
7 Druk op Set. 8 Druk op Stop. U kunt een lijst afdrukken van alle ingevoerde directkiesnummers en snelkiesnummers. De groepsnummers staan in de kolom “Groep”. (Zie “Rapporten afdrukken” in hoofdstuk 10.)
8
H O O F D S T U K
67 A C H T
Gebruik als telefoon
Telefoongesprekken voeren via een externe telefoon Als u een externe telefoon op de faxmachine aansluit, kunt u uw faxmachine tevens voor normale telefoongesprekken gebruiken. Nummers kunnen met de hand worden gekozen, met de snelkiestoetsen of met de directkiestoetsen.
Met de hand kiezen Om een nummer met de hand te kiezen toetst u gewoon het telefoonnummer in.
1 Neem de hoorn van de externe telefoon op. 2 Wacht totdat u de kiestoon hoort en gebruik vervolgens de normale kiestoetsen om het nummer te kiezen.
3 Als u wilt ophangen legt u de hoorn weer neer.
Directkiezen Zie “Directkiesnummers opslaan” in hoofdstuk 7
1 Neem de hoorn van de externe telefoon op. 2 Wacht totdat u de kiestoon hoort en druk vervolgens op de directkiestoets waaronder het te kiezen nummer is opgeslagen.
3 Als u wilt ophangen legt u de hoorn van de externe telefoon neer. Als u een directkiestoets gebruikt waaraan nog geen nummer is toegewezen, hoort u een waarschuwingstoon en verschijnt op het LCDscherm de melding NIET OPGESLAGEN. Deze melding verdwijnt na twee seconden. Als u een faxbericht verzendt, drukt u op Start nadat u op de betreffende directkiestoets hebt gedrukt. Als u de hoorn in uw hand heeft, drukt u op Start zodra u de faxtonen van het andere faxapparaat hoort.
68
HOOFDSTUK ACHT
Zie “Snelkiesnummers opslaan” in hoofdstuk 7
Snelkiezen 1 Neem de hoorn van de externe telefoon op. 2 Zodra u de kiestoon hoort, drukt u op Search/Speed Dial dan op # en vervolgens toetst u het tweecijferige snelkiesnummer in. 3 Als u wilt ophangen legt u de hoorn van de externe telefoon neer. Als u een faxbericht verzendt, drukt u op Start nadat u het snelkiesnummer hebt ingetoetst. Als u de hoorn in uw hand hebt, drukt u op Start zodra u de faxtonen van het andere faxapparaat hoort.
Pauze Druk op Redial/Pause om een pauze in te voegen tussen de cijfers die worden gekozen. Als uw faxmachine is aangesloten op een centrale waarbij u een nummer moet kiezen voor toegang tot een buitenlijn, moet u vóór de fax/ telefoonnummers wellicht een extra cijfer (bijv. 9) en een pauze invoeren om toegang te krijgen tot een buitenlijn. Als u op Redial/Pause drukt, verschijnt op het LCD-scherm een streepje (-). Wanneer u in een nummer een pauze opneemt, wacht de machine maximaal 3,5 seconde.
Kiezen met de hoorn op de haak 1 Kies het nummer met behulp van de normale kiestoetsen, de 2 3 4
directkiestoetsen, of gebruik Search/Speed Dial en een tweecijferig snelkiesnummer. Op het LCD-scherm verschijn het nummer dat u kiest, of de naam die onder de directkiestoets of snelkiestoets is opgeslagen. Druk op Start. Neem de hoorn van het externe toestel op en druk Tel zodra u de persoon aan de andere kant van de lijn hoort.
Wanneer u iemand opbelt en na het kiezen van het nummer op Start drukt, kunt u weliswaar luisteren naar de persoon aan de andere kant van de lijn, maar deze persoon kan u alleen horen wanneer u de hoorn van het externe toestel opneemt. Als u per ongeluk op Tel drukt voordat u de hoorn van de externe telefoon hebt opgenomen, wordt de verbinding verbroken.
Zoeken Zie “Directkiesnummers opslaan” en “Snelkiesnummers opslaan” in hoofdstuk 7
Nadat een naam en nummer als een directkies- of een snelkiesnummer is opgeslagen, kunt u deze in alfabetische volgorde in de telefoon-index terugvinden.
1 Druk op Search/Speed Dial en gebruik de normale kiestoetsen om het eerste teken van de opgeslagen naam in te voeren.
GEBRUIK ALS TELEFOON
2 Druk op of om de naam op te zoeken 3 Zodra de gewenste naam op het LCD-scherm staat, drukt u op Start om het nummer te kiezen.
4 Neem de hoorn van het externe toestel op en druk op Tel zodra de andere partij opneemt. (De luidspreker werkt in slechts één richting, de andere persoon kan u alleen horen wanneer u de hoorn van het externe toestel opneemt.)
5 Leg de hoorn van het externe toestel weer neer om de verbinding te verbreken.
Lange nummers Lange nummers kunnen worden opgesplitst en als directkiesnummers of snelkiesnummers worden opgeslagen. Voor het kiezen van lange nummers kunt u gebruik maken van combinaties van twee of meer directkiestoetsen en/of snelkiestoetsen en normale kiestoetsen. Deze kunnen in elke gewenste combinatie worden gebruikt. Nadat u op Start heeft gedrukt, worden alle delen van het nummer gekozen in de volgorde waarin u het hebt ingevoerd. Bijvoorbeeld Onder directkiestoets 01 hebt u “555” opgeslagen en onder directkiestoets 02 “7000”. Druk nu op directkiestoets 01 en 02 en vervolgens op Start om telefoonnummer “555-7000” te kiezen. Als u een nummer tijdelijk wilt wijzigen, kunt u een deel van het nummer met de normale kiestoetsen invoeren. Als u directkiestoets 01 indrukt en vervolgens “7001” met de normale kiestoetsen intoetst, wordt telefoonnummer “555-7001” gekozen De functie voor het kiezen van lange nummers maakt het gebruik van toegangscodes een stuk gemakkelijker. Het kan bijvoorbeeld gebeuren dat u voor een internationaal telefoontje verschillende telecommunicatiebedrijven kunt gebruiken, met afwijkende tarieven, afhankelijk van de bestemming en de tijd waarop u belt. Om te profiteren van lage tarieven is daarom handig de toegangscodes van deze bedrijven als directkiesnummers of snelkiesnummers op te slaan. Zie “Een stand voor het beantwoorden selecteren” in hoofdstuk 5
De stand FAX/TEL Wanneer u één lijn gebruikt voor uw telefoongesprekken en uw faxtransmissies, zal de faxmachine in de stand Fax/Tel zelf waarnemen of het inkomende telefoontje een gesprek of een faxbericht is.
69
70
HOOFDSTUK ACHT
De toets Tel Als u in de F/T-stand de hoorn van een externe telefoon hebt opgenomen, kunt u het telefoontje met een druk op deze toets overnemen. Als u op Tel drukt wanneer u via de externe telefoon een gesprek voert, wordt het telefoongesprek overgeschakeld naar de luidspreker van de faxmachine en kunt u de hoorn van de externe telefoon niet meer gebruiken. Druk nogmaals op Tel om het gesprek weer over te schakelen naar de externe telefoon.
9
H O O F D S T U K
71 N E G E N
Opties voor afstandsbediening
Fax Opslaan instellen Zet deze functie AAN als u wilt dat inkomende faxberichten in het geheugen worden opgeslagen. U kunt dan functies als Fax Doorzenden en Op Afstand Opvragen gebruiken. Op het LCD-scherm wordt aangegeven hoeveel berichten er zijn opgeslagen.
1 Druk op Menu, 8, 2. U wordt gevraagd een instelling te selecteren.
FAX OPSLAAN:UIT KIES,DRUK SET
2 Druk op of om het AAN (of UIT) te selecteren. 3 Druk op Set zodra de gewenste optie op het LCD-scherm staat. 4 Druk op Stop. Als er faxberichten in het geheugen zitten en u de functie Fax Opslaan uitschakelt, wordt u gevraagd of u alle opgeslagen faxberichten wilt wissen.
WIS ALLE DOC.? 1.JA 2.NEE Zie “Een faxbericht vanuit het geheugen afdrukken” in hoofdstuk 5
Als u op 1 drukt, worden alle faxberichten gewist en wordt de functie Fax Opslaan uitgeschakeld. Als de gegevens in het geheugen nog niet zijn afgedrukt, worden deze eerst afgedrukt en vervolgens gewist. Als u op 2 drukt, worden de faxberichten niet gewist en blijft Fax Opslaan geactiveerd.
72
HOOFDSTUK NEGEN
Fax Doorzenden Om Fax Doorzenden te kunnen gebruiken, moet de functie Fax Opslaan zijn geactiveerd.
Een nummer programmeren waar faxberichten naar doorgestuurd moeten worden Zie “Het nummer wijzigen waarnaar faxberichten moeten worden doorgestuurd” in dit hoofdstuk
Wanneer Fax Doorzenden is geactiveerd, worden inkomende faxberichten eerst in het geheugen opgeslagen. Vervolgens kiest de faxmachine het door u geprogrammeerde faxnummer en wordt het bericht naar dat nummer doorgestuurd.
1 Druk op Menu, 8, 1. 2 Druk op of om AAN (of UIT) te selecteren. FAX DOORZ:AAN
3 Druk op Set. U wordt gevraagd om het nummer in te voeren waar de faxberichten naar doorgestuurd moeten worden.
DOORZ#: VOER IN & SET
4 Voer het nummer in (maximaal 20 tekens). 5 Druk op Set. 6 Druk op Stop. U kunt uw faxmachine ook vanaf een andere locatie bellen om deze functie in te schakelen of om het nummer te wijzigen waar uw faxen naar worden doorgestuurd.
De code voor toegang op afstand wijzigen Zodra de faxmachine opneemt, voert u uw code voor toegang op afstand in. U kunt uw machine dan op afstand bedienen. Deze code voor toegang op afstand is in de fabriek ingesteld op 159 , maar indien gewenst kunt u deze code wijzigen. 1 Druk op Menu, 8, 3.
2 Voer een driecijferig nummer in (000-999). Het sterretje ( ) kan niet worden gewijzigd. Zorg ervoor dat u een andere code kiest dan de code voor het op afstand activeren of uitschakelen van uw faxmachine.
3 Druk op Set. 4 Druk op Stop.
OPTIES VOOR AFSTANDSBEDIENING
Op afstand opvragen U kunt vanaf een toetstelefoon uw faxmachine bellen en de gesproken berichten opvragen die voor u zijn achtergelaten. Als u uw faxberichten op een andere locatie wilt opvragen, belt u uw faxmachine vanaf een andere fax. U kunt uw faxberichten dan naar een andere faxmachine laten sturen. Als u bijvoorbeeld in een hotel verblijft waar geen faxmachine op de kamer staat, kunt u het nummer invoeren van de faxmachine van de receptie van het hotel.
1 Kies op een toetstelefoon het nummer van uw faxmachine. 2 Zodra u de toon van uw faxmachine hoort, toetst u uw code voor toegang op afstand in (159 ).
3 De faxmachine geeft aan of er faxberichten zijn ontvangen. 1 lange toon = faxbericht(en) ontvangen geen toon = geen faxberichten ontvangen
4 Uw faxmachine geeft twee korte piepjes om aan te geven dat u een opdracht moet invoeren. Als u na dertig seconden nog geen opdracht hebt ingevoerd, wordt de verbinding verbroken. Als u een ongeldige opdracht invoert, hoort u drie piepjes.
5 Als u klaar bent, drukt u op 9 0 om de machine terug te stellen. 6 Hang op. Ook als uw faxmachine in de handmatige stand staat kunt u verbinding krijgen, en wel door de telefoon ongeveer 100 seconden te laten overgaan. Na ongeveer 100 seconden neemt uw faxmachine op en heeft u weer 30 seconden de tijd om de code voor toegang op afstand in te voeren.
Opdrachten voor afstandsbediening U kunt uw faxmachine bedienen met behulp van onderstaande opdrachten voor afstandsbediening. Wanneer u uw faxmachine opbelt en de code voor toegang op afstand (159 ) invoert, hoort u twee korte piepjes om aan te geven dat u een opdracht kunt invoeren.
De instellingen voor Fax Doorzenden wijzigen Druk op 9 5 en vervolgens op 1 - om Fax Doorzenden UIT te zetten op 2 - om Fax Doorzenden AAN te zetten.
73
74
HOOFDSTUK NEGEN
op 4 - om een nummer voor Fax Doorzenden te programmeren. Voer het nummer in waar uw faxen naar moeten gestuurd worden door en druk #op #. De faxmachine zal de functie Fax Doorzenden dan automatisch activeren. op 6 - om Fax Opslaan AAN te zetten op 7 - om Fax Opslaan UIT te schakelen. Dit is alleen mogelijk als er geen faxberichten zijn opgeslagen in het geheugen, of als alle berichten zijn gewist (met gebruik van opdracht 963).
Een faxbericht opvragen Druk op 9 6 en vervolgens op 1 - om een geheugenstatuslijst op te vragen. Voer vervolgens het nummer van de andere faxmachine in en druk op # #. Wacht totdat u het piepje hoort, hang op en wacht tot de lijst wordt afgedrukt. op 2 - om alle faxberichten op te vragen. Voer vervolgens het nummer van de andere faxmachine in en druk op # #. Wacht totdat u het piepje hoort, hang op en wacht op uw faxbericht(en). op 3 - om alle faxberichten te wissen. Als de faxgegevens in het geheugen nog niet eerder zijn afgedrukt, worden deze nu afgedrukt en vervolgens gewist.
Controleren of er faxberichten zijn ontvangen Druk op 9 7 en vervolgens op 1 - om te zien of er faxberichten zijn ontvangen. 1 lange toon = faxbericht(en) ontvangen 3 korte piepjes = geen faxberichten ontvangen
De stand voor het beantwoorden wijzigen Druk op 9 8 en vervolgens op 1 - voor ANT op 2 - voor Fax/Telefoon op 3 - voor Alleen fax
Afstandsbediening afsluiten Druk op 9 0
OPTIES VOOR AFSTANDSBEDIENING
De geheugenstatuslijst opvragen U kunt een geheugenstatuslijst opvragen om te controleren of er faxberichten zijn ontvangen.
1 Kies het nummer van uw faxmachine. 2 Voer na het piepje onmiddellijk uw code voor toegang op afstand in (de fabrieksinstelling is 1 5 9 ).
3 Zodra u twee korte piepjes hoort, toetst u met de kiestoetsen 9 6 1 in. 4 Toets met de kiestoetsen het nummer in (maximaal 20 tekens) van de faxmachine waar de lijst moet worden afgedrukt en druk op # #. U kunt en # niet als kiesnummers gebruiken, maar u kunt # wel gebruiken om een pauze in een nummer in te lassen.
5 Wacht totdat u het piepje hoort, hang op en wacht. Uw faxmachine kiest nu het door u gespecificeerde nummer en stuurt u de geheugenstatuslijst.
Faxberichten opvragen 1 Kies het nummer van uw faxmachine. 2 Voer na het piepje onmiddellijk uw code voor toegang op afstand in (de fabrieksinstelling is 1 5 9 ).
3 Zodra u twee korte piepjes hoort, toetst u met de kiestoetsen 9 6 2 in. 4 Toets met de kiestoetsen het nummer in (maximaal 20 tekens) van de faxmachine waar de faxen moet worden afgedrukt en druk op # #. U kunt en # niet als kiesnummers gebruiken, maar u kunt # wel gebruiken om een pauze in een nummer in te lassen.
5 Wacht totdat u het piepje hoort, hang op en wacht. Uw faxmachine kiest nu het door u gespecificeerde nummer en stuurt u de in het geheugen opgeslagen faxberichten.
75
76
HOOFDSTUK NEGEN
Het nummer wijzigen waarnaar faxberichten moeten worden doorgestuurd U kunt vanaf een externe faxmachine het nummer wijzigen waarnaar uw faxberichten moeten worden doorgestuurd.
1 Kies het nummer van uw faxmachine. 2 Voer na het piepje onmiddellijk uw code voor toegang op afstand in (de fabrieksinstelling is 1 5 9 ).
3 Zodra u twee korte piepjes hoort, toetst u met de kiestoetsen 9 5 4 in.
4 Toets met de kiestoetsen het nummer in (maximaal 20 tekens) van de faxmachine waar de faxberichten naar moeten worden doorgestuurd en druk op # #. U kunt en # niet als kiesnummers gebruiken, maar u kunt # wel gebruiken om een pauze in een nummer in te lassen. Als uw faxmachine is aangesloten op een centrale (PBX), drukt u eerst op #, pas dan kiest u het nummer van uw faxmachine. De # werkt op dezelfde wijze als de toets R.
5 Wacht totdat u twee korte piepjes hoort en druk op 9 6 1om de geheugenstatuslijst op te vragen.
6 Voer met de kiestoetsen het nummer in van de andere faxmachine (maximaal 20 tekens) en druk vervolgens op # #.
7 Zodra u het piepje van uw faxmachine hoort, hangt u op. Uw faxmachine kiest nu het nummer van de externe faxmachine en stuurt u de geheugenstatuslijst. In deze lijst staat nu het nieuwe nummer waarnaar faxberichten moeten worden doorgestuurd.
8 Controleer of dit nummer juist is. Als u een verkeerd nummer hebt ingevoerd, herhaalt u deze procedure vanaf stap 1.
10
H O O F D S T U K
T I E N
Rapporten afdrukken
MFC-instellingen en journaal U kunt onderstaande rapporten en lijsten afdrukken
1.VERZ. RAPPORT
U kunt zelf bepalen of er na elk faxbericht dat verzonden wordt, een verzendrapport wordt afgedrukt.
2.JOURNAAL
In dit rapport staat informatie over de laatste 50 faxberichten die zijn ontvangen/verzonden. TX betekent verzonden, RX betekent ontvangen.
3.KIESLIJST
Dit is een lijst van namen en nummers die zijn opgeslagen in het geheugen voor directkies- en snelkiesnummers. Ze staan in numerieke volgorde in de lijst.
4.TEL.INDEX
Dit is een alfabetische lijst van namen en nummers die in het geheugen zijn opgeslagen (zie boven).
5.SYSTEEM INST.
Dit is een lijst van instellingen voor STAND. INSTEL., ONTVANGST MENU, PRINT LIJSTEN en AFSTAND OPTIES.
6.GEH. STATUS
In de geheugenstatuslijst staat hoeveel geheugen er gebruikt is.
77
78
HOOFDSTUK TIEN
Een rapport afdrukken 1 Druk op Menu, 7. 2 Voer het nummer in van het rapport dat u wilt afdrukken. Druk bijvoorbeeld op 4 als u de telefoon-index wilt afdrukken. Als u een verzendrapport wilt afdrukken, drukt u op of op om “Afdrukken” te selecteren en drukt u op Set.
3 Druk op Start. 4 Druk op Stop.
Verzendrapport Het verzendrapport bewijst dat een faxbericht verzonden is. In dit rapport staan de naam en het nummer van de ontvangende partij, de datum en de tijd waarop het faxbericht was verzonden, en of de transmissie foutloos is verlopen. Wanneer deze functie uitstaat (UIT), wordt dit rapport uitsluitend automatisch afgedrukt als er een fout is opgetreden tijdens de transmissie. Als er in het rapport een fout wordt aangegeven, moet u het faxbericht opnieuw verzenden. Als het rapport aangeeft dat bepaalde pagina’s misschien niet goed leesbaar zijn, moet u deze pagina’s opnieuw verzenden. Wanneer deze functie is geactiveerd (AAN), wordt dit rapport na elk verzonden faxbericht afgedrukt.
1 2 3 4
Druk op Menu, 7, 1. Druk op
of
om AAN of UIT te selecteren
Druk op Set. Druk op Stop.
Als de faxmachine inactief is, kunt u controleren of het laatste faxbericht foutloos was verzonden door op Verify te drukken. Er wordt dan een verzendrapport afgedrukt.
Regelmaat van journaal Het journaal (ook wel activiteitenrapport genoemd) kan op bepaalde, door u gespecificeerde tijden worden afgedrukt: elk uur (1 uur), elke 3 uur, elke 6 uur, elke 12 uur, elke 24 uur, elke 2 dagen, elke 4 dagen of elke 7 dagen. Als u het journaal uitschakelt (UIT), kunt u dit rapport volgens de hierboven procedure afdrukken.
1 Druk op Menu, 7, 2.
RAPPORTEN AFDRUKKEN
2 Druk op
of
totdat onderstaande melding op het LCD-scherm
staat:
JOURNAAL PER.
3 Druk op Set. 4 Druk op of
om de instelling van uw keuze te selecteren. Als u 7 dagen kiest, wordt u gevraagd aan te geven wat de eerste dag van de 7-daagse periode moet zijn.
5 Druk op Set zodra de gewenste optie op het LCD-scherm staat. 6 Voer in 24-uurs formaat in om hoe laat het journaal moet worden afgedrukt (Voorbeeld: 19:45 als dit om kwart voor acht ‘s avonds moet gebeuren).
7 Druk op Set. 8 Druk op Stop.
79
80
HOOFDSTUK TIEN
81
11
H O O F D S T U K
E L F
De kopieerfuncties
Uw machine gebruiken als kopieerapparaat Uw faxmachine kan worden gebruikt om te fotokopiëren, waarbij u maximaal 99 kopieën per opdracht kunt maken. De kopieën kunnen gewoon worden opgestapeld, of u kunt ze laten sorteren.
(voorbeeld voor FAX-8060P) Houd er rekening mee dat uw faxmachine tekst en beelden op minder dan 4 mm afstand van de rand niet kan lezen.
(4mm)
Niet leesbaar
(4mm)
82
HOOFDSTUK ELF
Een enkele kopie maken De standaardresolutie voor het maken van een enkele kopie is AUTO. Deze instelling is geschikt voor documenten met zowel tekst als foto’s. Desgewenst kunt u ook TEKST of FOTO selecteren.
1 Plaats de documenten met de bedrukte zijde naar beneden in de documenteninvoer.
2 Druk op Copy, Wacht vijf seconden, totdat het document in de papierinvoer naar de startpositie is gevoerd -OF- Druk nogmaals op Copy. Trek tijdens het kopiëren NOOIT aan het papier.
De toets Foto/Text gebruiken U kunt selecteren welke resolutie er voor het kopiëren wordt gebruikt (TEKST, AUTO of FOTO). Selecteer de resolutie die het meest geschikt is voor het origineel dat u gaat kopiëren.
1 Plaats de documenten met de bedrukte zijde naar beneden in de documenteninvoer.
2 Druk op Photo/Text. Op het LCD-scherm wordt de standaardinstelling weergegeven.
DOC.TYPE:AUTO KIES, DRUK COPY TEKST (alleen tekst) AUTO (lijntekeningen, grafische beelden of documenten met foto’s) FOTO (alleen foto’s)
3 Druk op
of om te selecteren wat voor beeld u gaat kopiëren en druk op Copy.
4 Voer in hoeveel kopieën u wenst (1-99). 5 Wacht vijf seconden, of druk nogmaals op Copy.
Meerdere kopieën maken Meerdere kopieën kunnen op twee manieren worden gemaakt: STAPELEN (eerst het gewenste aantal kopieën van de eerste pagina, vervolgens het gewenste aantal kopieën van de tweede pagina, enz.) of SORTEREN (er wordt telkens een kopie van het hele document gemaakt). Als standaardresolutie voor meerdere kopieën wordt Auto gebruikt.
DE KOPIEERFUNCTIES
Meerdere kopieën stapelen of sorteren 1 Plaats de documenten met de bedrukte zijde naar beneden in de documenteninvoer.
2 3 4 5 6
Druk op Copy. Voer in hoeveel kopieën u wenst (1-99). Wacht vijf seconden, of druk nogmaals op Copy. Druk op
of
om NORM. of SORT..
Druk op Copy.
Als het bericht “Geheugen vol” verschijnt Als het geheugen van de machine vol raakt tijdens het scannen van het te kopiëren document, verschijnt het volgende bericht op het LCD-scherm:
GEHEUGENVOL P.01 DRUK OP STOP Als u een document kopieert dat uit meerdere pagina’s bestaat en het geheugen tijdens het scannen van de eerste pagina vol raakt, drukt u op Stop om het kopiëren te annuleren. Begin opnieuw, maar kopieer ditmaal slechts één pagina. Als het geheugen vol raakt tijdens het scannen van één van de volgende pagina’s van een document, kunt u op Copy drukken om het reeds ingelezen gedeelte te kopiëren, of drukt u op Stop om het kopiëren te annuleren.
Kopieën vergroten of verkleinen 1 Plaats de documenten met de bedrukte zijde naar beneden in de documenteninvoer.
2 Druk op Enlarge/Reduce. 3 Druk op of en selecteer AUTO, 200%, 150%, 125%, 120%, 100%, 93%, 87%, 75% of 50%.
4 Druk op Copy als de gewenste instelling op het scherm wordt weergegeven.
5 6 7 8
Voer in hoeveel kopieën u wenst (1-99). Wacht vijf seconden of druk nogmaals op Copy. Druk op
of
Druk op Copy.
om NORM. of SORT..
83
84
HOOFDSTUK ELF
85
12
H O O F D S T U K
T W A A L F
De machine en computer instellen om samen te werken (alleen voor de MFC-9060)
Allereerst 1 Controleer, of uw interfacekabel voldoet aan de normen van IEEE 1284 en bi-directioneel is.
2 Ontkoppel het telefoonsnoer en verwijder vervolgens de stekker van de machine uit het stopcontact voordat u de interfacekabel aansluit.
3 Zorg, dat uw computer is uitgezet en de stekker uit het stopcontact is verwijderd voordat u de interfacekabel aansluit.
Systeemvereisten Voor gebruik van het bijgeleverde communicatiepakket, worden de volgende systeemvereisten aanbevolen: Windows® besturingssysteem 95, 98, 98SE
IBM pc RAM Snelheid van processor minimaal 486/66MHz
RAM aanbevolen
Beschikbare ruimte op Snelheid harde cd-rom schijf
24MB
32MB
50MB
2X
NT 4.0 Workstation Pentium 75MHz
32MB
64MB
50MB
2X
2000 Professional Pentium 133MHz
64MB
128MB
50MB
2X
®
LET OP: Gebruik alleen een afgeschermde parallelle interfacekabel die voldoet aan de normen van IEEE 1284 en die niet langer is dan 2 meter.
86
H O O F D S T U K T WA A L F
De machine aansluiten op uw computer BELANGRIJK Als u de software wilt installeren op een computer met Windows NT® Workstation versie 4.0 of Windows® 2000 Professional, dient u zich als Administrator aan te melden.
1 Sluit de interfacekabel aan op de parallelle interface-poort aan de achterkant van uw machine, en zet de kabel vast met de draadklemmen.
2 Sluit de interfacekabel aan op de printerpoort van de computer en zet de kabel vast met de twee schroeven. (Raadpleeg de handleiding van uw computer voor informatie over de locatie van de printerpoort.)
3 Controleer dat de machine AAN staat voordat u de stekker van de pc in een stopcontact steekt, en schakel dan de pc in. Uw MFC-9060 is een multifunctioneel apparaat, dat vier verschillende functies heeft - het is een fax, een kopieerapparaat, een printer en een scanner. Voordat u het apparaat echter vanuit Windows® op uw pc kunt gebruiken om af te drukken, moet eerst de printer driver worden geïnstalleerd; deze staat op de meegeleverde cd-rom.
DE MACHINE EN COMPUTER INSTELLEN OM SAMEN TE WERKEN (ALLEEN VOOR DE MFC-9060)
OPMERKING VOOR pc GEBRUIKER In de met uw MFC meegeleverde vinyl zak zit een kleine ferrietring en kabelklem. HET IS ZAAK DAT U DEZE ONDERDELEN BEWAART. U hebt deze namelijk nodig wanneer u de MFC op een pc wilt aansluiten. Voor optimale prestaties raden wij u aan om de dubbel afgeschermde parallelle interfacekabel met de meegeleverde ferrietring en kabelklem te gebruiken. Wanneer u uw MFC samen met een pc wilt gebruiken, moeten de meegeleverde ferrietring en kabelklem op de dubbel afgeschermde parallelle interfacekabel worden aangesloten.
DE FERRIETRING OP DE DUBBEL AFGESCHERMDE PARALLELLE INTERFACEKABEL AANSLUITEN
1 Breng de kabelklem aan op maximaal 50 mm afstand van de parallelle interfaceconnector. Dubbel afgeschermde parallelle interfacekabel
Kabelklem
50mm
naar MFC
Kabelklem
Dubbel afgeschermde parallelle interfacekabel
Parallelle interface-connector
2 Breng de ferrietring aan tussen de parallelle interfaceconnector en de kabelklem. U hoort een klik zodra hij goed is vastgedrukt. Ferriet-ring
naar MFC
Kabelklem
Dubbel afgeschermde parallelle interfacekabel
Ferriet-ring
87
88
H O O F D S T U K T WA A L F
De Brother drivers installeren Bij gebruik van Windows® 95, 98 en 98SE Als u Windows® 2000 Professional gebruikt, gaat u naar pagina 92. Als u Windows NT® Workstation versie 4.0 gebruikt, gaat u naar pagina 96.
1 Als het scherm Wizard Nieuwe hardware wordt geopend, klikt u op Volgende. Bij gebruik van Windows® 98, 98SE:
Elke versie van het besturingssysteem heeft een ander dialoogvenster. De tekst kan afwijken, afhankelijk van de versie die u gebruikt. Bij gebruik van Windows® 95: Selecteer “Stuurprogramma op diskette van hardwarefabrikant” en klik op OK.
De instructies 2 tot en met 10 zijn voor Windows® 98SE.
DE MACHINE EN COMPUTER INSTELLEN OM SAMEN TE WERKEN (ALLEEN VOOR DE MFC-9060)
2 Selecteer (aanbevolen) en klik op Volgende.
3 Plaats de cd-rom in uw cd-rom-station. 4 Selecteer Een locatie specificeren, maak alle andere selecties ongedaan en klik op Bladeren... om het bestand te zoeken.
5 Dubbelklik op het pictogram van de cd en klik op de map “x:\dut\w9x\para”. (x: is de letter die uw cd-rom-station aanduidt.) Klik vervolgens op OK.
89
90
H O O F D S T U K T WA A L F
6 Controleer dat Een locatie specificeren is geselecteerd en klik op Volgende.
7 Controleer dat de naam van de printer driver in het dialoogvenster staat en klik op Volgende.
8 U kunt de naam van deze printer zelf invoeren, maar u kunt ook de naam gebruiken die op het scherm wordt weergegeven. Als u klaar bent, klikt u op Voltooien.
DE MACHINE EN COMPUTER INSTELLEN OM SAMEN TE WERKEN (ALLEEN VOOR DE MFC-9060)
9 Als de Wizard Nieuwe hardware wordt weergegeven, klikt u op Voltooien.
Als het venster Setup wordt weergegeven en de statusbalk 100% aangeeft, worden de resterende bestanden gekopieerd.
10 Klik op OK.
Alle drivers zijn nu geïnstalleerd. U kunt nu gaan afdrukken en scannen. Raadpleeg het hoofdstuk “De Brother software installeren” als u MFL Pro wilt installeren.
91
92
H O O F D S T U K T WA A L F
De Brother drivers installeren bij gebruik van Windows® 2000 Professional 1 Als het scherm Wizard Nieuwe hardware gevonden wordt geopend, klikt u op Volgende.
2 Selecteer (aanbevolen) en klik op Volgende.
3 Plaats de cd-rom in uw cd-rom-station.
DE MACHINE EN COMPUTER INSTELLEN OM SAMEN TE WERKEN (ALLEEN VOOR DE MFC-9060)
4 Selecteer Een op te geven locatie, maak alle andere selecties ongedaan en klik op Volgende
5 Klik op Bladeren... om het bestand te zoeken.
6 Dubbelklik op het pictogram van de cd, klik op de map “x:\dut\w2k\para” en klik vervolgens op OK. (x: is de letter die uw cd-rom-station aanduidt.)
93
94
H O O F D S T U K T WA A L F
7 Klik op Volgende.
8 Klik op Voltooien.
DE MACHINE EN COMPUTER INSTELLEN OM SAMEN TE WERKEN (ALLEEN VOOR DE MFC-9060)
9 Herhaal stap 1-8 totdat u alle Brother drivers hebt geïnstalleerd.
Het is mogelijk dat tijdens de installatie de melding “Kan digitale handtekening niet vinden” wordt weergegeven. Als u deze melding ziet, klikt u op Ja om de driver te installeren.
10 Klik op Voltooien.
95
96
H O O F D S T U K T WA A L F
Als het venster Setup wordt weergegeven en de statusbalk 100% aangeeft, worden de resterende bestanden gekopieerd.
11 Klik op OK.
Alle drivers zijn nu geïnstalleerd. U kunt nu gaan afdrukken en scannen. Raadpleeg het hoofdstuk “De Brother software installeren” als u MFL Pro wilt installeren.
De Brother drivers installeren bij gebruik van Windows NT® Workstation verzie 4.0 1 Windows NT® Workstation verzie 4.0 heeft geen Plug & Play, dus u moet de drivers zelf installeren. Klik in de taakbalk op Starten en selecteer Instellingen, Printers. Dubbelklik op Printer toevoegen.
DE MACHINE EN COMPUTER INSTELLEN OM SAMEN TE WERKEN (ALLEEN VOOR DE MFC-9060)
2 Selecteer Mijn computer en klik op Volgende.
3 Selecteer LPT1: en klik op Volgende.
4 Plaats de cd-rom in uw cd-rom-station. 5 Klik op Diskette…
97
98
H O O F D S T U K T WA A L F
6 Klik op Bladeren... om het bestand te zoeken.
7 Dubbelklik op het pictogram van de cd, klik op de map “x:\dut\nt40” en klik vervolgens op Openen. (x: is de letter die uw cd-rom-station aanduidt.)
8 Klik op OK.
DE MACHINE EN COMPUTER INSTELLEN OM SAMEN TE WERKEN (ALLEEN VOOR DE MFC-9060)
9 Selecteer het printermodel dat u gebruikt en klik op Volgende. Dit dialoogvenster wordt bij sommige MFC-modellen niet geopend.
Deze stap kan voor sommige modellen worden overgeslagen. Ga door naar stap 10.
10 Klik op Volgende.
11 Selecteer Niet gedeeld en klik vervolgens op Volgende.
99
100
H O O F D S T U K T WA A L F
12 Selecteer Ja (aanbevolen) om een testpagina af te drukken en klik op Voltooien.
13 Nadat de testpagina is afgedrukt, klikt u op Ja.
De printer driver is nu geïnstalleerd en wordt op uw scherm weergegeven.
DE MACHINE EN COMPUTER INSTELLEN OM SAMEN TE WERKEN (ALLEEN VOOR DE MFC-9060)
14 Ook de andere drivers (zoals de scanner driver) moet u zelf installeren. Klik in de taakbalk op Starten en selecteer Uitvoeren. Typ x:\dut\nt40\setup\setup.exe en klik op OK. (x: is de letter die uw cd-rom-station aanduidt.)
Als het venster Setup wordt weergegeven en de statusbalk 100% aangeeft, worden de resterende bestanden gekopieerd.
15 Klik op OK.
Alle drivers zijn nu geïnstalleerd. U kunt nu gaan afdrukken en scannen. Raadpleeg het hoofdstuk “De Brother software installeren” als u MFL Pro wilt installeren.
101
102
H O O F D S T U K T WA A L F
De Brother software installeren BELANGRUK U dient eerst de printer en scanner drivers te installeren, pas dan kunt u deze software installeren. (Zie De machine aansluiten op uw computer.)
1 Plaats de Brother cd-rom in uw cd-rom-station. Er wordt een scherm geopend waar u de taal kunt selecteren. Klik op het menu met uw taal. (Als dit venster niet wordt geopend, gebruikt u de Windows Verkenner om het programma setup.exe in de root-directory van de cd uit te voeren.) Het openingsscherm van de cd-rom wordt geopend:
De software neemt waar welk besturingssysteem u gebruikt en geeft dit onder aan het scherm weer. Als u de cursor op een item plaatst, wordt er een informatievenster weergegeven met een omschrijving van het desbetreffende menu. Als u Windows® 2000 Professional of Windows NT® 4.0 gebruikt, dient u zich als Administrator aan te melden, anders kunt u de software niet installeren.
DE MACHINE EN COMPUTER INSTELLEN OM SAMEN TE WERKEN (ALLEEN VOOR DE MFC-9060)
Multi-Function Link® Pro (hoofdprogramma) 1 Klik op de eerste knop Installeer MFL Pro. 2 Volg de instructies op het scherm. ScanSoft® PaperPort® wordt geïnstalleerd. Nadat de installatie is voltooid, moet u uw pc opnieuw opstarten. Als u klikt op de eerste knop Installeer MFL Pro, worden de toepassingen ScanSoft® PaperPort®en ScanSoft® TextBridge® OCR geïnstalleerd. In Multi-Function Link® Pro zijn TrueType-lettertypen opgenomen. PaperPort® is een toepassing waarmee u documenten kunt beheren en gescande beelden kunt bekijken. ScanSoft® TextBridge is een OCRtoepassing die beelden omzet in tekst en deze in PaperPort® integreert.
De on line documentatie bekijken 1 Klik op Bekijk Online documenten. Het volgende scherm wordt weergegeven.
2 Klik op een knop om de documentatie in kwestie te bekijken. Als Adobe Acrobat Reader niet op uw systeem is geïnstalleerd, kunt u deze toepassing nu installeren door te klikken op Installeer Acrobat reader. Op de meegeleverde cd staat de meest recente Engelse versie van Adobe Acrobat Reader. Voor nadere informatie en andere talen kijkt u op http://www.adobe.com/. U kunt deze software gratis downloaden.
3 Als u klaar bent met de on line documentatie, klikt u op TERUG om terug te gaan naar het openingsscherm van de cd-rom.
103
104
H O O F D S T U K T WA A L F
De Brother home page zoeken Als u op het openingsscherm klikt op Brother homepage, gaat u direct naar de home page van Brother. Klik op Brother homepage om naar onze website op www.brother.com te gaan. Deze website geeft informatie over de producten en services van Brother, zoals specificaties en vaak gestelde vragen (FAQs).
Nuttige tips •
Het installatieprogramma stelt de printerpoort automatisch in op de parallelle interface, BRMFC (voor Windows® 95/98/98SE) en BMFC (voor Windows NT® Workstation 4.0 en Windows® 2000 Professional).
•
Als u Multi-Function Link® Pro van uw systeem wilt verwijderen, klikt u in de programmagroep Brother MFL Pro op het pictogram Uninstall en volgt u de instructies op uw scherm.
13
H O O F D S T U K
105
D E R T I E N
De machine als printer gebruiken (alleen voor de MFC-9060)
Speciale printerfuncties Afdrukken in Windows® Zie “De machine op uw computer aansluiten” in hoofdstuk. 12
De speciale printer driver en de TrueType™-compatibele fonts voor Microsoft® Windows® 95, 98, 98SE, 2000 Professional en Windows NT® Workstation versie 4.0, zijn te vinden op de cd-rom die met uw MFC is meegeleverd. U kunt deze via het installatieprogramma probleemloos in uw Windows®-systeem installeren. Deze driver ondersteunt onze unieke compressie-modus die de printsnelheid binnen Windows®-toepassingen aanzienlijk verhoogt en waarmee u diverse printerinstellingen kunt maken, waaronder besparingsstand en aangepast papierformaat.
Verbeterd geheugenbeheer De MFC beschikt over een eigen gegevenscompressiesysteem, waarmee grafische gegevens automatisch worden gecomprimeerd en fonts op efficiënte wijze naar het geheugen van de printer (faxmachine) worden geladen. Met het standaardgeheugen van de MFC kunt u geheugenfouten voorkomen en kunt u de meeste 600dpi grafische en tekstgegevens afdrukken.
106
HOOFDSTUK DERTIEN
Afdrukken maken vanaf uw pc Multifunctionele papierinvoer De MFC heeft een universele sheet feeder (papierinvoer) waarmee normaal papier, enveloppen en Organizer papier kan worden ingevoerd. Zodra de MFC printgegevens ontvangt van uw computer, wordt het afdrukproces gestart door papier in te voeren vanuit de multifunctionele papierinvoer. ■ Selecteer de afdrukopdracht op uw pc.
Uw computer zal nu een printopdracht en printgegevens naar de MFC sturen. Als het document meerdere pagina’s bevat, wordt automatisch de volgende pagina afgedrukt. Als alle gegevens zijn afgedrukt, gaat de machine weer on line In de door u gebruikte software kunt u de gewenste papierbron, papierafmetingen en afdrukstand instellen. Ondersteunt uw software het door u gekozen papierformaat niet, dan Zie de sectie “Papierspecificaties” selecteert u de afmeting die net even iets groter is en past u de breedte in dit hoofdstuk. van het afdrukgebied gebied aan door in uw software de rechter- en de linkerkantlijn opnieuw in te stellen. Als u etiketten of transparanten gebruikt, dient u altijd de sleuf voor handmatige papiertoevoer te gebruiken.
Enveloppen laden Bij het laden van enveloppen in de multifunctionele papierinvoer, dient u te zorgen dat de onderstaande instructies worden opgevolgd.
DE MACHINE ALS PRINTER GEBRUIKEN (ALLEEN VOOR DE MFC-9060)
De handmatige papierinvoer De multifunctionele papierinvoer heeft ook een openingssleuf voor handmatige papiertoevoer. U kunt het papier vel voor vel in deze sleuf plaatsen zonder dat u het in de multifunctionele papierinvoer geplaatste papier hoeft te verwijderen. Als u etiketten of transparanten gebruikt, dient u deze sleuf te gebruiken. In de papierspecificaties verderop in dit hoofdstuk kunt u opzoeken welke soorten papier u in deze machine kunt gebruiken. Het is niet nodig om handinvoer te selecteren in het insteldialoogvenster van uw printer driver. Plaats het vel papier verticaal (voor de staande afdrukstand) of horizontaal (voor de liggende afdrukstand) met de te bedrukken zijde naar beneden in de sleuf voor handmatige papiertoevoer.
1 Plaats het papier precies in het midden van de handinvoer en zorg, dat het tot de uiterste positie wordt doorgevoerd.
2 Stel de papiergeleider van de handinvoer in op de breedte van het gebruikte papier.
Papierlade Het papier komt met de bedrukt zijde naar beneden uit de printer in de papierlade aan de voorkant van de machine terecht. Bij gebruik van transparanten moet elk vel onmiddellijk uit de lade worden verwijderd, om te voorkomen dat de overige vellen vastlopen of omkrullen.
De toets Opdracht annuleren Met deze toets kunt u gegevens in het geheugen wissen.
Tegelijkertijd afdrukken en faxen Het is mogelijk om uw machine te laten afdrukken op hetzelfde moment dat er een faxbericht wordt verstuurd of binnenkomt, of terwijl er informatie in de computer wordt ingescand. Als de machine echter bezig is een kopie te maken of als er een fax binnenkomt op papier, wordt de pc-handeling gepauzeerd en gaat deze pas weer verder als de kopie is gemaakt of de fax is ontvangen. Als er een fax wordt verzonden, gaat de machine gewoon door met afdrukken.
107
108
HOOFDSTUK DERTIEN
Papierspecificaties Om de beste resultaten te bereiken met uw machine, is het uiterst belangrijk dat het juiste soort papier wordt gebruikt. Soort papier
Papierformaat
Losse vellen
A4, Letter, Legal, B5, A5, Executive, Aangepast formaat 70-216 x 127-356 mm
Enveloppen
DL, C5, COM-10, Monarch, 9" x 12" (alleen voor de sleuf voor handmatige papiertoevoer)
Briefkaart
70-216 x 127-279 mm
Organizer
Day-Timer® J, K, L, M 70-216 x 127-279 mm
Etiketten en trasnparanten
70-216 x 127-356 mm
Papiercapaciteit invoerlade Multifuncionele papierinvoer Maximaal 22 mm hoog (onder de markering) Ongeveer 200 vellen van 75 g/m2 of 50 vellen van 158 g/m2 van het formaat A4/Letter, of 10 enveloppen Losse vellen
Enveloppen
Basisgewicht
60 tot 158 g/m2
75 tot 90 g/m2 enkele dikte
Papierdikte
0,08 tot 0.2 mm
0,084 tot 0.14 mm
Vochtgehalte
4% tot 6% per gewicht
4% tot 6% per gewicht
Gladheid
100 to t 250 (Sheffield)
100 to t 250 (Sheffield)
Aanbevolen papiersoorten: Losse vellen: Xerox 4200 Etiketten: Avery : Normale laser label of gelijksoortig Transparenten: 3M CG3300 voor laserprinters of equivalent Uitvoerlade: Ongeveer 100 vel papier met een gewicht van 75 g/m2 A4/Letter-formaat.
14
H O O F D S T U K
109
V E E R T I E N
Het op Windows gebaseerde Brother Control Centre gebruiken (alleen voor de MFC-9060)
Brother Control Centre Brother Control Centre is een hulpprogramma dat op uw beeldscherm wordt geopend telkens wanneer u papier in de automatische documenteninvoer plaatst. Deze software stelt u in staat om snel en gemakkelijk, met slechts een paar muisklikken, de meest gebruikte scantoepassingen te openen. Als u het Control Centre gebruikt, hoeft u bepaalde toepassingen niet met de hand te starten. Het Brother Control Centre heeft twee verschillende functies: 1. Rechtstreeks scannen naar een bestand, e-mail, tekstverwerker of grafische toepassing van uw keuze. 2. Geavanceerde kopieerfuncties, zoals twee pagina’s op één pagina kopiëren.
110
HOOFDSTUK VEERTIEN
Brother Control Centre automatisch laden Brother Control Centre is in eerste instantie zo geconfigureerd, dat deze software automatisch wordt geladen telkens wanneer Windows® wordt gestart. Wanneer het Control Centre is geladen, wordt op de taakbalk het pictogram Control Centre weergegeven. Als u niet wilt dat Control Centre automatisch wordt geladen, kunt u het automatisch laden uitschakelen.
Het automatisch laden uitschakelen 1 Klik met de linker muisknop op het pictogram Control Centre
en
klik op Show.
2 Wanneer het pictogram Control Centre wordt weergegeven, klikt u Control Centre. Er wordt een op de knop Configuratie dialoogvenster geopend met daarin het selectievakje Popup automatisch laden.
3 Klik op het selectievakje Popup automatisch laden om het vinkje weg te halen.
De toets Scan gebruiken Gebruik de toets Scan op het bedieningspaneel om documenten in uw tekstverwerker, grafische toepassing of e-mailprogramma te scannen. Het voordeel van de toets Scan is, dat u zonder te klikken kunt scannen.
HET OP WINDOWS GEBASEERDE BROTHER CONTROL CENTRE GEBRUIKEN (ALLEEN VOOR DE MFC-9060)
De toetsen op het bedieningspaneel gebruiken U kunt de toets Scan op het bedieningspaneel pas gebruiken nadat u de MFC hebt aangesloten op een pc waarop Windows® draait en waarop de juiste drivers voor uw Windows®-systeem zijn geïnstalleerd. Als u de toets Scan wilt gebruiken, moet de toepassing Brother Control Centre op uw pc draaien.
Beeld scannen U kunt een plaatje in een grafische toepassing scannen en dit vervolgens bewerken.
1 Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden in de documenteninvoer.
2 Druk op Scan. SCANNEN: BEELD KIES,DRUK SET
3 Druk op
of
om SCANNEN: BEELD te selecteren en druk op
Set. De MFC zal het origineel nu scannen en het beeld naar uw grafische toepassing sturen.
Scan/OCR Als u tekst wilt scannen, kunt u deze automatisch door ScanSoft™ TextBridge® in een bewerkbaar formaat laten omzetten en de tekst vervolgens in een tekstverwerker bewerken.
1 Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden in de documenteninvoer.
2 Druk op Scan. SCANNEN: OCR KIES,DRUK
3 Druk op
of
SET
om SCANNEN: OCR te selecteren en druk op Set.
De MFC zal het origineel nu scannen en ScanSoft™ TextBridge® converteert de tekst met gebruikmaking van optische tekenherkenning, waarna het resultaat in uw tekstverwerker wordt weergegeven. U kunt de tekst nu lezen en bewerken.
111
112
HOOFDSTUK VEERTIEN
Naar e-mail scannen U kunt een document als een bijgevoegd bestand naar uw e-mail scannen. Brother Control Centre kan worden geconfigureerd om bestanden als een bijvoegsel te verzenden, en deze instelling kan makkelijk worden gewijzigd. 1 Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden in de documenteninvoer. 2 Druk op Scan.
SCANNEN: E-MAIL KIES,DRUK SET 3 Druk op of om SCANNEN: E-MAIL te selecteren en druk op Set. De MFC zal het origineel nu scannen, een bestand maken en uw emailtoepassing opstarten met een nieuw, leeg e-mailbericht met dit bestand als bijvoegsel.
Kenmerken van Brother Control Centre Automatische configuratie Tijdens de installatie controleert het Control Centre welke emailprogramma’s, tekstverwerkers en grafische toepassingen voor het bekijken en bewerken van beelden op uw systeem worden gebruikt. Als u normaal gesproken bijvoorbeeld Outlook gebruikt voor uw e-mail, zal het Control Centre automatisch een koppeling en een scanknop voor Outlook creëren. Als u een andere e-mailtoepassing wilt gebruiken, kikt u met de rechter muisknop op een van de scanknoppen in het Control Centre en selecteert u de gewenste toepassing. U kunt bijvoorbeeld een scanknop van MS Word veranderen in MS WordPad door in de lijst een andere tekstverwerker te selecteren.
HET OP WINDOWS GEBASEERDE BROTHER CONTROL CENTRE GEBRUIKEN (ALLEEN VOOR DE MFC-9060)
113
Scanfuncties Naar bestand scannen—Deze functie laat u met twee muisklikken direct naar een bestand op schijf scannen. U kunt het bestandstype, de doeldirectory en de bestandsnaam desgewenst wijzigen. Naar email scannen—Deze functie laat u een pagina of document met slechts twee muisklikken direct naar uw e-mailtoepassing scannen. De pagina of het document wordt dan in de vorm van een bestand als een normaal bijvoegsel bij uw e-mailbericht gevoegd. U kunt het bestandstype en de resolutie selecteren. Naar tekstverwerker scannen—Hiermee kunt u een pagina of document met slechts twee muisklikken scannen, ScanSoft™ TextBridge® OCR uitvoeren en de tekst (geen grafische afbeeldingen) in een tekstverwerkerbestand invoegen. U kunt zelf selecteren welke tekstverwerker wordt gebuikt, bijvoorbeeld WordPad, MS Word, WordPerfect enz. De knop User Defined—Hiermee kunt u een pagina of document direct scannen naar de grafische toepassing die u gebruikt voor het bekijken en bewerken van afbeeldingen. U kunt zelf selecteren welke toepassing wordt gebruikt, bijvoorbeeld MS Paint of Corel Draw.
Kopieerfuncties Kopiëren—Met deze functie kunt u via uw pc en een willekeurige Windows® printer driver geavanceerde kopieerfuncties gebruiken. U kunt een pagina op de Brother MFC scannen en de kopieën afdrukken met gebruikmaking van een van de functies van de Brother MFC printer driver. Het is echter ook mogelijk om de kopie rechtstreeks naar een op de pc geïnstalleerde Windows® printer driver te sturen. Twee op één-exemplaar—Hiermee kunt u via de functie 2 op 1 van de printer driver twee pagina’s van het origineel afdrukken op één vel papier. Met deze functie wordt een miniatuurbeeld van het origineel gemaakt, dat op één vel wordt afgedrukt.
Scannerinstellingen voor de toetsen Scan en Kopie Als het venster Pop-Up wordt weergegeven, kunt u het venster met scannerinstellingen openen. boven aan het scherm Klik op het pictogram Configuratie Brother Control Centre, of klik op de knop Instellingen aanpassen… op een van de configuratieschermen.
114
HOOFDSTUK VEERTIEN
Algemene instellingen Popup automatisch laden—Klik op dit selectievakje als u wilt dat het Brother Control Centre wordt geladen telkens wanneer u uw computer opstart.
De scanner configureren In de toepassing Pop-Up zijn acht verschillende scanmodi opgeslagen. Telkens wanneer u een document scant, moet u de beste scanmodus selecteren. U kunt kiezen uit: Archiveren en kopiëren Tekst voor OCR Foto’s Foto’s (hoge kwaliteit) Foto’s (snel scannen) Aangepast Kladexemplaar Kwaliteitsexemplaar Elke modus heeft een eigen set opgeslagen instellingen. U kunt deze fabrieksinstellingen gebruiken, of uw eigen instellingen maken. Resolutie—Selecteer de resolutie waarmee u meestal scant. Kleurmodus—Selecteer een kleurenmodus in de lijst. Scangrootte—Selecteer een formaat in de lijst. Helderheid—Stel de helderheid af van 0% tot 100%. Contrast—Stel het contrast af van 0% tot 100%. Klik op OK om uw wijzigingen op te slaan. Als u een vergissing maakt en later weer de oorspronkelijke instelling wilt gebruiken, klikt u op de knop Standaard instellingen herstellen wanneer de scanmodus wordt weergegeven.
HET OP WINDOWS GEBASEERDE BROTHER CONTROL CENTRE GEBRUIKEN (ALLEEN VOOR DE MFC-9060)
115
Het scherm met de scannerconfiguratie openen 1 Plaats het origineel in de documenteninvoer. 2 Klik met de rechter muisknop op de knop van het Control Centre waarvan u de Configuratie wilt wijzigen. Klik op de configuratie die wordt weergegeven. Het configuratiescherm voor de knop in kwestie wordt geopend.
3 Klik op OK om uw instellingen op te slaan, of klik op Standaard instellingen herstellen als u de fabrieksinstellingen weer wilt gebruiken.
In het scherm Control Centre een bewerking uitvoeren Als het volgende venster wordt weergegeven, betekent dit dat u met de linker muisknop op een knop in het Control Centre hebt gedrukt zonder dat u een origineel in de documenteninvoer hebt geplaatst.
Plaats een origineel in de documenteninvoer en klik op OK om terug te gaan naar het scherm Control Centre.
Naar bestand scannen
116
HOOFDSTUK VEERTIEN
Scannerinstelling Selecteer in de lijst de scanmodus die het meest geschikt is voor het bestandstype. U kunt kiezen uit Archiveren en kopiëren; Tekst voor OCR; Foto’s; Foto’s (hoge kwaliteit); Foto’s (snel scannen); Aangepast; Kladexemplaar of Kwaliteitsexemplaar. Klik op de knop Instellingen aanpassen… als u een instelling wilt wijzigen.
Bestemmingsmap PaperPort-map—Selecteer dit vakje als u het document in de map PaperPort wilt scannen Andere map—Selecteer dit vakje als u het document als een ander bestandstype en/of in een andere directory/map wilt scannen Bestand—Als u hebt geselecteerd dat u het document in een andere map wilt scannen, dient u het bestandstype te selecteren: PaperPort-bestanden (*.MAX)
TIFF – niet gecomprimeerd (*.TIF)
Zichzelf uitpakkende bestanden (*.EXE)
TIFF – groep 4 (*.TIF)
PaperPort 5.0-bestanden (*.MAX)
TIFF – klasse F (*.TIF)
PaperPort 4.0-bestanden (*.MAX)
Uit meerdere pagina’s bestaande TIFF – niet gecomprimeerd (*.TIF)
PaperPort 3.0-bestanden (*.MAX)
Uit meerdere pagina’s bestaande TIFF – groep 4 (*.TIF)
Windows Bitmap (*.BMP)
Uit meerdere pagina’s bestaande TIFF – klasse F (*.TIF)
pc Paintbrush (*.PCX)
PDDF-bestanden (*.PDF)
Uit meerdere pagina’s bestaande PCX (*.DCX) Portable Network Graphics (*.PNG) JPEG-beeldbestanden (*.JPG)
FlashPix (*.FPX) HFX-faxbestanden (*.HFX)
Klik op Bladeren… als u op uw systeem wilt zoeken naar een directory of map. Klik op OK om uw instellingen op te slaan.
HET OP WINDOWS GEBASEERDE BROTHER CONTROL CENTRE GEBRUIKEN (ALLEEN VOOR DE MFC-9060)
Naar email scannen
Scannerinstelling Selecteer in de lijst de scanmodus die het meest geschikt is voor het bestandstype. U kunt kiezen uit Archiveren en kopiëren; Tekst voor OCR; Foto’s; Foto’s (hoge kwaliteit); Foto’s (snel scannen); Aangepast; Kladexemplaar of Kwaliteitsexemplaar. Klik op de knop Instellingen aanpassen… als u een instelling wilt wijzigen.
Email-applicatie Email-applicatie— Selecteer uw e-mailtoepassing in de lijst. Emailinstellingen—Klik op de knop Emailinstellingen… om koppelingen te maken. Het venster Koppelingsvoorkeuren wordt weergegeven.
117
118
HOOFDSTUK VEERTIEN
Bestandsbijlagen Bestanden niet converteren—Klik op dit selectievakje als u het bestandstype van bijvoegsels niet wilt wijzigen. De opties voor het converteren van bestanden zijn dan niet beschikbaar (in grijs weergegeven). Alleen MAX-bestanden converteren—Klik op dit selectievakje als u bijvoegsels alleen wilt converteren als het PaperPort-bestanden zijn. Alle bestanden converteren indien mogelijk—Klik op dit selectievakje als u het bestandstype van alle bijvoegsels wilt wijzigen.
Converteringsopties Opmaak Alle bestanden in één bestand combineren indien mogelijk—Klik op dit selectievakje als u alle bestanden van hetzelfde bestandstype in één bestand wilt opnemen. Niet-afbeeldingsbestanden naar kleur converteren—Klik op dit selectievakje als u alle bestanden die via OCR zijn verwerkt, in kleur wilt omzetten.
QuickSend-menu tonen Klik op dit selectievakje als u het venster Select QuickSend Recipient wilt weergegeven wanneer u Scan to E-Mail selecteert. Deze functie werkt alleen met e-mailtoepassingen van het type MAPI, zoals Microsoft Exchange, Microsoft Outlook en Eudora.
QuickSend-lisjst U kunt een lijst opstellen van namen en adressen die u e-mailt, zodat u deze snel en gemakkelijk kunt selecteren. Klik op de knop Nieuw om een naam toe te voegen aan uw QuickSend-lijst. Uw e-mailadresboek wordt weergegeven, zodat u reeds opgeslagen namen kunt selecteren of nieuwe namen kunt toevoegen.
HET OP WINDOWS GEBASEERDE BROTHER CONTROL CENTRE GEBRUIKEN (ALLEEN VOOR DE MFC-9060)
119
Markeer de naam of de namen die u aan de lijst wilt toevoegen en klik op de knop Aan:. Klik vervolgens op OK om terug te keren naar het venster Koppelingsvoorkeuren. In het venster Koppelingsvoorkeuren kunt u een naam uit de QuickSend-lijst verwijderen door de naam in kwestie te selecteren en vervolgens op de knop Verwijderen te klikken.
Naar een tekstverwerker scannen
Scannerinstelling Selecteer in de lijst de scanmodus die het meest geschikt is voor het bestandstype. U kunt kiezen uit Archiveren en kopiëren; Tekst voor OCR; Foto’s; Foto’s (hoge kwaliteit); Foto’s (snel scannen); Aangepast; Kladexemplaar of Kwaliteitsexemplaar. Klik op de knop Instellingen aanpassen… als u een instelling wilt wijzigen.
120
HOOFDSTUK VEERTIEN
Tekstverwerker Tekstverwerker—Selecteer in de lijst de tekstverwerker die u wilt gebruiken. Klik op de knop Koppelinginstellingen… om een scherm te openen waarin u een koppeling kunt maken tussen de versie van uw OCRtoepassing en het documentformaat dat u wilt gebruiken.
OCR-pakket—Selecteer in de lijst TextBridge Classic OCR als u de OCR-toepassing wilt gebruiken die met de Brother software werd geïnstalleerd. Klik op de knop OCR-instellingen… om te kiezen op welke wijze de OCR-toepassing de pagina’s leest die u in uw tekstverwerker scant. Het venster Voorkeuren wordt weergegeven:
Selecteer een instelling en klik op OK. •
Auto-oriëntatie—Selecteer dit selectievakje als u wilt dat uw tekstverwerker de pagina leest zoals deze was opgesteld.
•
Uitvoer zonder kolommen—Selecteer dit selectievakje als u wilt dat uw tekstverwerker de hele pagina leest, van links naar rechts. Documentopmaak—Selecteer in de lijst het bestandsformaat dat u wilt gebruiken voor uw tekstverwerker- of tekstdocumenten.
HET OP WINDOWS GEBASEERDE BROTHER CONTROL CENTRE GEBRUIKEN (ALLEEN VOOR DE MFC-9060)
De knop User Defined
Scannerinstelling Selecteer in de lijst de scanmodus die het meest geschikt is voor het bestandstype. U kunt kiezen uit Archiveren en kopiëren; Tekst voor OCR; Foto’s; Foto’s (hoge kwaliteit); Foto’s (snel scannen); Aangepast; Kladexemplaar of Kwaliteitsexemplaar. Klik op de knop Instellingen aanpassen… als u een instelling wilt wijzigen.
Applicatie Applicatie—Selecteer in de lijst de toepassing die u aan het scherm PopUp wilt toevoegen. Klik op de knop Aangepaste koppelinginstellingen… om koppelingen naar de door u gespecificeerde toepassing te maken.
121
122
HOOFDSTUK VEERTIEN
Kopiëren/Twee op één kopiëren
Scannerinstelling Selecteer in de lijst de scanmodus die het meest geschikt is voor het bestandstype. U kunt kiezen uit Archiveren en kopiëren; Tekst voor OCR; Foto’s; Foto’s (hoge kwaliteit); Foto’s (snel scannen); Aangepast; Kladexemplaar of Kwaliteitsexemplaar. Klik op de knop Instellingen aanpassen… als u een instelling wilt wijzigen.
Kopieerinstellingen Brother MFL Pro Printer Aantal exemplaren—Geef aan hoeveel kopieën u wilt maken. Klik op de knop Kopieeropties… als u de opties voor het kopiëren wilt wijzigen. Klik op OK om de instellingen voor het kopiëren op te slaan.
15
H O O F D S T U K
123
V I J F T I E N
TM
®
ScanSoft PaperPort TM voor Brother en ScanSoft ® TextBridge gebruiken (alleen voor de MFC-9060) ScanSoft™ PaperPort® voor Brother is een toepassing waarmee u documenten kunt beheren. U gebruikt PaperPort® om de gescande documenten te bekijken. PaperPort® heeft een geraffineerd maar gebruikersvriendelijk systeem voor het archiveren van documenten, zodat u deze makkelijk kunt ordenen. U kunt documenten met verschillende bestandsformaten combineren of ‘stapelen’, waarna u ze kunt afdrukken of archiveren. PaperPort® wordt geopend via de programmagroep PaperPort®.
De complete handleiding voor ScanSoft™ PaperPort®, inclusief ScanSoft™ TextBridge® OCR, staat in de on line documentatie op de cdrom. Dit hoofdstuk geeft u slechts een beknopt overzicht van de belangrijkste bewerkingen. Als u Multi-Function Link® Pro installeert, worden met deze software automatisch ook ScanSoft™ PaperPort® voor Brother en ScanSoft™ TextBridge® geïnstalleerd.
124
HOOFDSTUK VIJFTIEN
PaperPort® en ScanSoft™ TextBridge® van uw systeem verwijderen Selecteer Start, Instellingen, Configuratiescherm, Software en selecteer the tabblad Installeren en verwijderen. Selecteer in de lijst de toepassing PaperPort® en klik op de knop Toevoegen/Verwijderen.
Items in ScanSoft™ PaperPort® voor Brother bekijken In PaperPort® kunt u items op diverse manieren bekijken. Bureaubladbeeld toont een thumbnail, een miniatuurweergave van elk item op een bureaublad of in een map. Items in de geselecteerde map worden weergegeven op het bureaublad van PaperPort®. Er worden PaperPort®items (*.MAX-bestanden) weergegeven, maar ook andere items (bestanden die in andere toepassingen zijn gemaakt). Bij items die niet in PaperPort® zijn gemaakt, staat een pictogram dat aangeeft in welke toepassing het item was gemaakt. Een item dat niet in PaperPort® is gemaakt, wordt getoond als een kleine rechthoekige miniatuurweergave, het eigenlijke beeld wordt niet getoond. Paginabeeld toont een close-up van één pagina. U opent een PaperPort®item door er gewoon op te dubbelklikken. U kunt ook dubbelklikken op items die niet in PaperPort® zijn gemaakt; deze worden dan geopend mits op uw computer een toepassing is geïnstalleerd die het item kan weergeven.
Bureaublad-beeld toont een miniatuurweergave van de items
Paginabeeld geeft elk item als een complete pagina weer
S C A N S O F T ™ PA P E R P O RT ® V O O R B R O T H E R E N S C A N S O F T ™ TEXTBRIDGE® GEBRUIKEN (ALLEEN VOOR DE MFC-9060)
125
Uw items in mappen rangschikken PaperPort® heeft een gebruikersvriendelijk systeem voor het archiveren en ordenen van uw items. Het archiveringssysteem bestaat uit mappen en items die u kunt selecteren en in Bureaublad-beeld kunt bekijken. Een item kan in PaperPort® of in een andere toepassing zijn gemaakt. • Mappen worden in de Mappenoverzicht gerangschikt in een hiërarchische structuur. U gebruikt dit venster om mappen te selecteren en om items in Bureaublad-beeld te bekijken. • U sleept een item gewoon naar een map en zet het daar neer. Zodra de map is gemarkeerd, laat u de muisknop los. Het item wordt dan in deze map opgeslagen. • Mappen kunnen ‘genest’ worden, met andere woorden binnen mappen kunnen andere mappen worden opgeslagen. • Als u op een map dubbelklikt, worden de items in die map (PaperPort® MAX-bestanden en andere bestanden) op het bureaublad weergegeven. • Voor het beheren van de mappen en items die in Bureaublad-beeld worden weergeven, kunt u ook Windows® Verkenner gebruiken.
Koppelingen naar andere toepassingen PaperPort® zal de meeste andere toepassingen op uw computer automatisch herkennen en daar een koppeling voor maken. Op de balk met koppelingen onder aan de Bureaublad-beeld staan pictogrammen van de toepassingen waarnaar een koppeling is gemaakt. Als u een koppeling wilt gebruiken, sleept u een item naar de koppeling in kwestie. De desbetreffende toepassing wordt dan opgestart. Deze balk met koppelingen wordt bijvoorbeeld veel gebruikt om een item te selecteren en vervolgens te faxen. Het volgende voorbeeld van een balk met koppelingen toont diverse toepassingen met koppelingen naar PaperPort®.
Als PaperPort® een van de toepassingen op uw computer niet automatisch herkent, dient u handmatig een koppeling te maken met behulp van de opdracht Nieuwe koppeling maken. (Raadpleeg PaperPort® Help voor nadere informatie over het maken van koppelingen.)
ScanSoft™ TextBridge® OCR gebruiken (tekst in een beeld omzetten in tekst die u kunt bewerken) Software van Als u Multi-Function Link® Pro installeert, wordt samen met PaperPort® ook ScanSofta™ TextBridge® OCR geïnstalleerd.
126
HOOFDSTUK VIJFTIEN
PaperPort® kan de tekst op een PaperPort®-item (dit is in feite gewoon een plaatje van de tekst) snel omzetten in tekst die u in een tekstverwerker kunt bewerken. PaperPort® gebruikt hiervoor ScanSoft™ TextBridge®, een programma voor optische tekenherkenning dat samen met PaperPort® wordt geleverd. PaperPort® kan echter ook een reeds op uw computer geïnstalleerd OCR-programma gebruiken. U kunt het hele item converteren, maar met gebruikmaking van de opdracht Als tekst kopiëren kunt u ook slechts een deel van de tekst selecteren en alleen dit stuk tekst converteren. Door een item naar het pictogram van een koppeling naar een tekstverwerker te slepen en het op dit pictogram neer te zetten, wordt de ingebouwde OCR-toepassing van PaperPort® opgestart, maar u kan desgewenst ook uw eigen OCR-toepassing gebruiken.
Items uit andere toepassingen importeren U kunt items scannen, maar u kunt items ook op andere manieren naar PaperPort® overbrengen en in PaperPort®-bestanden (MAX-bestanden) omzetten: •
Vanuit een andere toepassing, zoals Microsoft Excel, afdrukken naar de Bureaublad-beeld.
•
Bestanden importeren die in andere formaten zijn opgeslagen, zoals Windows®Bitmap (BMP) of TIFF.
Items in andere bestandsformaten exporteren U kunt PaperPort®-bestanden in diverse populaire bestandsformaten opslaan of exporteren. U kunt de volgende bestandsformaten exporteren: BMP,PCX, DCX, JPG, TIF, PDF, PNG, FPX, HFX en zichzelf uitpakkende bestanden. U kunt bijvoorbeeld een bestand voor een Internet website maken en dit als een JPEG-bestand exporteren. Websites gebruiken voor het weergeven van beelden vaak JPEG-bestanden.
Een beeldbestand exporteren
1 Selecteer de opdracht Exporten in het keuzemenu Archief van het venster PaperPort®. Het dialoogvenster Export ‘XXXXX’ As wordt geopend.
2 Selecteer het station en de directory waar u het bestand wilt opslaan. 3 Geef een nieuwe bestandsnaam op en kies het bestandstype, of selecteer een naam in het tekstvak Bestandnaam. (U kunt door de directory’s en bestandsnamen bladeren om een naam en locatie te kiezen.)
4 Klik op OK en sla uw bestand op, of klik op Annuleren om terug te keren naar PaperPort® zqnDer het bestand op te slaan.
S C A N S O F T ™ PA P E R P O RT ® V O O R B R O T H E R E N S C A N S O F T ™ TEXTBRIDGE® GEBRUIKEN (ALLEEN VOOR DE MFC-9060)
De scanner selecteren Als u Brother Multi-Function Link® Pro als uw scanner driver wilt selecteren, doet u dit onder “Select Scanner”, of selecteert u in uw software de optie voor het selecteren van een bron. Selecteer in het keuzemenu Archief van het venster PaperPort® de optie Verkrijgen, of selecteer de knop TWAIN. Het dialoogvenster Kleur instellen van Multi-Function Link® Pro wordt geopend.
Een document in uw pc scannen 1 Plaats het document met de bedrukte zijde naar beneden in de documenteninvoer.
2 Maak indien nodig in het dialoogvenster Kleur instellen de volgende instellingen. • Resolutie • Type scan (Zwart/wit, Grijs (Foutdiffusie), Ware grijstinten) • Helderheid • Contrast • Afmetingen
3 Klik in het dialoogvenster Kleur instellen op de knop Starten. Na het scannen wordt het dialoogvenster gesloten. Het PaperPort®scherm wordt geopend, waarin het gescande beeld in rood wordt weergegeven.
127
128
HOOFDSTUK VIJFTIEN
Instellingen in het scannervenster Beeld Resolutie Resolutie: selecteer in de keuzelijst een resolutie waarmee moet worden gescand. Bij hogere resoluties wordt meer geheugen gebruikt en duurt het scannen langer, maar het beeld is met hoge resoluties duidelijker. Als u de instelling Ware grijstinten gebruikt, kunt u 200 x 100 dpi en 200 x 400 dpi niet gebruiken.
Type scan Zwart/wit: bij tekst en lijntekeningen gebruikt u voor het beeldtype de instelling Zwart/wit. Bij foto’s gebruikt u voor het beeldtype de instelling Grijs (Foutdiffusie) of Ware grijstinten. Grijs (Foutdiffusie) wordt gebruikt voor documenten met foto’s of grafische beelden. (Error Diffusion is een methode waarbij beelden met gesimuleerde grijstinten worden gemaakt door in plaats van grijze stippen zwarte stippen in een specifieke matrix te plaatsen.) 256 Ware grijstinten wordt gebruikt voor documenten met foto’s of grafische beelden. Deze modus gebruikt het meeste geheugen en neem het meeste tijd in beslag.
Helderheid Helderheid: stel de helderheid af, zodat u een zo duidelijk mogelijk beeld krijgt. Met Brother Multi-Function Link® Pro kunt u de helderheid in 100 stappen afstellen van –50 tot +50. De standaardwaarde is 0; dit is de ‘middelste’ instelling. U stelt de helderheid in door het schuifbalkje voor een lichter beeld naar rechts en voor een donkerder beeld naar links te slepen. U kunt in het daarvoor bestemde vak echter ook een waarde typen. Als het gescande beeld te licht is, moet u voor de helderheid een lagere waarde opgeven en het document nogmaals scannen. Als het gescande beeld te donker is, moet u voor de helderheid een hogere waarde opgeven en het document nogmaals scannen.
Contrast Het contrast kan alleen worden afgesteld als u een van de grijswaarden hebt geselecteerd; deze instelling kan niet worden gebruikt als u voor de grijswaardenschaal Zwart/wit hebt geselecteerd. Een hoger contrast (sleep het schuifbalkje naar rechts) geeft een scherper contrast tussen donkere en lichtere delen van het beeld, en een lager contrast (sleep het schuifbalkje naar links) geeft meer detail in grijze delen. Als u het schuifbalkje niet wilt gebruiken, kunt u in het daarvoor bestemde vak een waarde typen.
S C A N S O F T ™ PA P E R P O RT ® V O O R B R O T H E R E N S C A N S O F T ™ TEXTBRIDGE® GEBRUIKEN (ALLEEN VOOR DE MFC-9060)
129
Afwijkend Afmetingen Selecteer voor het formaat een van de volgende instellingen: • Letter (8 1/2 x 11 in.) • A4 (210 x 297 mm.) • Legal (8 1/2 x 14 in.) • A5 (148 x 210 mm.) • B5 (182 x 257 mm.) • Executive (7 1/4 x 10 1/2 in.) • Afmeting Business Card (60 x 90 mm.) • Aangepast (door gebruiker ingesteld van 0,35 x 0,35 inch tot 8.5 x 14 in.) Nadat u een afwijkend formaat hebt geselecteerd, kunt u het te scannen gedeelte verder aanpassen door de stippellijn die de rand van het te scannen beeld aangeeft, met de linker muisknop te verslepen. Dit is bijvoorbeeld nodig als u een stukje van het beeld wilt afknippen voordat u gaat scannen.
Het formaat Afmeting Business Card Als u visitekaartjes wilt scannen, selecteert u het formaat Afmeting Business Card (60 x 90 mm) en legt u het visitekaartje op een beschermend vel; zorg dat het visitekaartje in het midden en aan de bovenkant van het vel ligt. Deze beschermende vellen zijn verkrijgbaar bij uw dealer. Als u foto’s of andere beelden scant die u in een tekstverwerker of een grafische toepassing wilt gebruiken, is het raadzaam om verschillende instellingen uit te proberen voor het contrast, de resolutie, enz., zodat u altijd het beste resultaat krijgt.
Een beeld snel scannen met de functie PreScan Met de functie Vooraf scannen kunt u een beeld snel met een lage resolutie scannen. In het scanvenster wordt een miniatuurweergave van het beeld getoond. Dit is slechts een voorbeeld dat u laat zien hoe het beeld eruit zal zien. Gebruik de knop Vooraf scannen om een voorbeeld te bekijken wanneer u ongewenste delen van een beeld wilt afknippen. Wanneer u tevreden bent met het getoonde voorbeeld, selecteert u de knop Starten om het beeld te scannen.
1 Plaats het document met de bedrukte zijde naar beneden in de documenteninvoer.
130
HOOFDSTUK VIJFTIEN
2 Selecteer de knop Vooraf scannen. Het hele document wordt in de pc gescand en het gescande beeld wordt weergegeven in het voorbeeldgedeelte van het scannervenster.
U kunt delen van het snel gescande beeld afknippen
3 Als u een stuk van het te scannen document wilt afknippen, sleept u met de linker muisknop een zijkant of een hoek van de stippellijn die de omtrek van het te scannen beeld aangeeft. Sleep de hoek of de zijkant zo ver, dat de stippellijn alleen om het te scannen gedeelte staat.
4 Plaats het document weer in de documenteninvoer. 5 Maak in het venster Kleur instellen de benodigde instellingen voor resolutie, kleuren (grijstinten), helderheid, contrast en formaat.
6 Klik op de knop Starten. Ditmaal wordt in het PaperPort® venster alleen het geselecteerde gedeelte van het document weergegeven.
7 In het PaperPort®-venster kunt u de opties in het keuzemenu Markups en de optie Crop in het keuzemenu Options gebruiken om het beeld te perfectioneren.
16
H O O F D S T U K
131
Z E S T I E N
Belangrijke informatie Belangrijke veiligheidsinstructies
1 Lees alle instructies aandachtig door. 2 Bewaar ze op een veilige plaats, zodat u ze later kunt raadplegen. 3 Volg alle waarschuwingen en instructies op die op het apparaat worden aangegeven.
4 Ontkoppel de telefoonkabel en trek de stekker uit het stopcontact (in deze volgorde) voordat u het apparaat gaat schoonmaken. Gebruik geen vloeibare reinigingsmiddelen en ook geen spuitbussen. Gebruik voor het schoonmaken een vochtige doek.
5 Zet het apparaat niet op een onstabiel oppervlak. 6 Gleuven en openingen in de behuizing en de achter- en onderkant zijn voor de ventilatie: om zeker te zijn van betrouwbare werking van het apparaat en om het te beschermen tegen oververhitting, mogen deze openingen beslist nooit worden afgesloten of afgedekt. De openingen mogen beslist nooit worden afgedekt door het apparaat op een bed of een kleed of op een soortgelijk oppervlak te zetten. Zet het apparaat nooit in de buurt van of boven een radiator of een verwarmingsrooster. Het apparaat mag nooit in een kast worden ingebouwd, tenzij voldoende ventilatie aanwezig is.
7 Dit apparaat moet worden aangesloten op een spanningsbron zoals op het etiket staat aangegeven. Als u niet zeker weet welke soort stroom geleverd wordt, raadpleeg dan uw dealer of het plaatselijke elektriciteitsbedrijf.
8 Dit apparaat is voorzien van een 3-draads geaard snoer en een geaarde stekker. De stekker mag om veiligheidsoverwegingen alleen in een geaard stopcontact worden gebruikt. Kan de stekker niet met uw stopcontact worden gebruikt, raadpleeg dan een electriciën en vraag hem uw oude stopcontact te vervangen. Het is absoluut noodzakelijk dat een geaarde stekker en een geaard stopcontact worden gebruikt.
132
HOOFDSTUK ZESTIEN
9 Plaats nooit iets op het netsnoer en zet het apparaat niet op een plaats waar mensen over de snoeren kunnen lopen.
10 Zorg ervoor de opening voor ontvangen faxberichten nooit wordt geblokkeerd. Plaats nooit een voorwerp in het pad van inkomende faxberichten.
11 Raak een document tijdens het afdrukken niet aan. 12 Steek nooit voorwerpen door de openingen in het apparaat, hierdoor kunnen spanningspunten worden aangeraakt of kortgesloten, wat kan leiden tot brand of elektrische schokken kan veroorzaken. Zorg dat er nooit vloeistof op het apparaat geknoeid wordt.
13 Probeer nooit om dit apparaat zelf te repareren. Wanneer u het apparaat opent of bepaalde onderdelen verwijdert, kunt u namelijk worden blootgesteld aan gevaarlijke spanningspunten of aan andere gevaren. Neem voor reparaties en onderhoud altijd contact op met de servicedienst.
14 Dit product heeft geen hoofdstroomschakelaar. Het is derhalve van essentieel belang dat het wordt opgesteld nabij een makkelijk toegankelijk stopcontact, zodat de stekker in noodgevallen snel uit het stopcontact kan worden getrokken.
15 In onderstaande omstandigheden de stekker van het apparaat uit het stopcontact halen en de hulp inroepen van een erkend servicemonteur: A Wanneer het netsnoer of de stekker is gerafeld of beschadigd. B Wanneer er vloeistof over het apparaat is geknoeid. C Wanneer het apparaat in de regen of in water heeft gestaan. D Wanneer het apparaat niet normaal werkt en de
gebruiksinstructies zijn opgevolgd. U mag de bediening uitsluitend bijstellen zoals in de gebruikershandleiding wordt beschreven, aangezien een verkeerde afstelling van andere functies kan leiden tot schade, wat vaak een uitgebreid onderzoek vereist door een erkende service-monteur om het apparaat weer naar behoren te laten werken. E Wanneer het apparaat is gevallen of wanneer de behuizing is
beschadigd. F Wanneer het apparaat duidelijke veranderingen in het
functioneren vertoont, wat betekent dat het hoog tijd is voor een servicebeurt.
B E L A N G R I J K E I N F O R M AT I E
IEC 825 Specifikatie Dit faxapparaat is een Klasse 1 laserproduCt volgens de definitie in IEC 825 specificaties. Onderstaand label is op het apparaat bevestigd in de landen waarin dit wordt vereist.
CLASS 1 LASER PRODUCT APPAREIL À LASER DE CLASSE 1 LASER KLASSE 1 PRODUKT
Dit apparaat heeft een Klasse 3 laserdiode die in de scanner unit onzichtbare laserstraling uitstraalt. De scanner unit mag onder geen beding worden geopend. LET OP Indien u andere knoppen gebruikt of afstellingen of procedures uitvoert die niet in deze handleiding worden beschreven, kan dit resulteren in blootstelling aan gevaarlijke straling. Onderstaand waarschuwingslabel is in de buurt van de scanner unit bevestigd.
CAUTION ADVARSEL VARNING VARO!
INVISIBLE LASER RADIATION WHEN OPEN AND INTERLOCK OEFEATED. AVOID DIRECT EXPOSURE TO BEAM. CLASS 3B LASER PRODUCT.
ADVARSEL ATTENTION VORSICHT
USYNLIG LASERSTRÅLING, UNNGÅ DIREKTE KONTAKT MED LASERENHETEN NÅR TOPPDEKSELET ER ÅPENT. KLASSE 3B LASERPRODUKT.
ATENCIÓN
RADIACIÓN LASER INVISIBLE CUANDO SE ABRE LA TAPA Y EL INTERRUPTOR INTERNO ESTÁ ATASCADO. EVITE LA EXPOSICIÓN DIRECTA DE LOS OJOS. PRODUCTO LASER CLASE 3B.
USYNLIG LASER STRÅLING NÅR KABINETLÅGET STÅR ÅBENT. UNGDÅ DIREKTE UDSÆTTELSE FOR STRÅLING. KLASSE 3B LASER. OSYNLIG LASERSTRÅLNING HÄR DENNA DEL ÄR ÖPPNAD OCH SPÄRRAR ÄR URKOPPLADE. STRÅLEN ÄR FARLIG. KLASS 3B LASER APPARAT. AVATTAESSA JA SUOJALUKITUS OHITETTAESSA OLET ALTTIINA NÄKYMÄTTÖMÄLLE LASERSÄTEILYLLE. ÄLÄ KATSO SÄTEESEEN. LUOKAN 3B LASERLAITE.
RADIATIONS LASER INVISIBLES OUAND OUVERT ET VERROUILLAGE ENLEVE. EVITER EXPOSITIONS DIRECTES AU FAISCEAU. PRODUIT LASER CLASSE 3B. UNSICHTBARE LASERSTRAHLUNG WENN ABDECKUNG GEÖFFNET UND SICHERHEITSVERRIEGELUNG ÜBERBRÜCKT. NICHT DEM STRAHL AUSSETZEN. SICHERHEITSKLASSE 3B.
133
134
HOOFDSTUK ZESTIEN
Voor uw veiligheid Voor veilige werking en gebruik, mag de meegeleverde stekker uitsluitend in een standaard stopcontact worden gestoken, dat via de normale huishoudelijke bedrading is geaard. Eventueel met het apparaat gebruikte verlengsnoeren moeten bestaan uit een drie-dradige stroomdraad en moeten een geschikte verbinding hebben voor de aarding. Het gebruik van ongeschikte verlengsnoeren is één van de grootste oorzaken van dodelijke ongelukken. Juiste werking van het apparaat duidt er niet automatisch op dat het apparaat goed is geaard of de installatie helemaal veilig is. Als er onzekerheid bestaat of uw apparaat goed geaard is, dient u voor uw veiligheid de hulp in te roepen van een erkend electriciën.
IEC 825 Laserklasse (uitsluitend voor 220-240 V modellen) CLASS 1 LASER PRODUCT. APPAREIL A LASER DE CLASSE 1. LASER KLASSE 1 LUOKAN 1 LASERLAITE KLASS 1 LASER APPARAT KLASS 1 : LASER KLASSE 1 LASER PRODUKT
Stroomonderbreker Installeer het apparaat in de buurt van een goed bereikbare wandcontactdoos.
135
17
H O O F D S T U K
Z E V E N T I E N
Problemen oplossen en Onderhoud
Problemen oplossen Foutmeldingen
Het kan gebeuren dat u problemen krijgt met uw faxmachine of uw telefoonlijn. In een dergelijk geval kan de machine het probleem doorgaans zelf identificeren en wordt een foutmelding getoond. FOUTMELDINGEN FOUTMELDING
OORZAAK
ACTIE
DRUM BIJNA OP
De drumkit moet binnenkort worden vervangen.
Als er problemen zijn met de afdrukkwaliteit, dient u de drumkit te vervangen.
KIJK PAPIER NA DRUK OP START
Het papier is op of is niet goed geladen in de multifunctionele papierinvoer geplaatst.
Plaats meer papier, of neem het papier uit de invoer, plaats het opnieuw en druk op Start.
KONTR PAPIER AFM
De instelling voor papierformaat is waarschijnlijk niet geschikt voor het papier dat u gebruikt.
Als deze foutmelding wordt weergegeven wanneer u een vast verkleiningspercentage hebt geselecteerd, wordt overgeschakeld naar de hebt ingesteld hoofdstuk 5).
COMM. FOUT
Er is een communicatiefout Probeer opnieuw te opgetreden doordat de bellen. telefoonverbinding slecht is, of door ruis op de lijn.
GEEN CONTACT
U hebt geprobeerd te pollen naar een faxmachine die niet in de wachtstand voor pollen staat.
Controleer of de andere faxmachine is ingesteld op pollen.
136
HOOFDSTUK ZEVENTIEN
FOUTMELDING
OORZAAK
ACTIE
AFKOELEN WACHTEN A.U.B
De temperatuur van de drumkit of tonercartridge is te hoog opgelopen. De huidige afdrukopdracht wordt tijdelijk gestaakt zodat de machine kan afkoelen. Tijdens deze afkoelperiode hoort u de ventilator draaien en ziet u de berichten AFKOELEN en WACHTEN A.U.B.
U moet wachten totdat de machine weer koel genoeg is om de taak te hervatten.
KAP OPEN
De bovenklep is niet goed gesloten.
Open de klep en sluit deze weer.
OPGEHANGEN
De faxmachine van de andere partij heeft het gesprek beëindigd.
U kunt proberen contact op te nemen met de andere partij om uit te vinden waarom zij hebben opgehangen.
DOC. VASTGELOPEN
De documenten zijn niet goed ingevoerd of het document was te lang.
Lees voordat u vastgelopen papier uit de machine trekt eerst het onderdeel “Vastgelopen papier” elders in dit hoofdstuk.
MACHINE FOUT XX
Uw machine heeft een mechanische storing ontwikkeld.
Trek de stekker uit het stopcontact, en neem contact op met Brother voor verdere service.
GEHEUGENVOL (Kan gebeuren wanneer de faxmachine als een printer wordt gebruikt.)
Het geheugen van uw machine is vol.
Trek de stekker van de faxmachine uit het stopcontact en steek hem er weer in. In het geheugen achtergebleven gegevens worden gewist. • Als u de Windows® driver hebt geïnstalleerd, dient u de stand TrueType in te stellen op “Print as Graphics” in het menu AFDRUKKEN van uw applicatie, waarna u het nogmaals kunt proberen. • Selecteer een lagere resolutie of maak de afdruk minder gecompliceerd.
GEEN ANTW/BEZET
Het gebelde nummer antwoordt niet of is bezet. Het kan ook zijn, dat u een nummer hebt gedraaid dat niet is aangesloten op een fax.
Controleer het nummer en probeer het nogmaals.
PROBLEMEN OPLOSSEN EN ONDERHOUD
FOUTMELDING
OORZAAK
ACTIE
NIET OPGESLAGEN
U hebt geprobeerd een directkiesnummer op te roepen dat niet is opgeslagen.
Sla het nummer op als directkiesnummer of als snelkiesnummer. Zie hoofdstuk 7.
OPEN DEKSEL
Er is mogelijk een pagina, een stukje papier, een paperclip of iets dergelijks vastgelopen in de machine.
Maak de bovenklep open. Als u vastgelopen papier of een ander vastgelopen voorwerp ziet, trekt u dit er voorzichtig uit en sluit u de klep. Als de foutmelding opnieuw wordt weergegeven, moet u de bovenklep openmaken en weer sluiten. Als de machine zichzelf niet kan terugstellen en i.p.v. de datum en tijd de melding MACHINE FOUT XX verschijnt, dient u contact op te nemen met uw Brother-dealer.
PRINTER PROBLEEM
Het opnamepapier is vastgelopen in de machine.
Lees voordat u het papier verwijdert eerst de volgende pagina.
PLAATS CARTRIDGE
Er is geen tonercartridge geïnstalleerd.
Installeer de tonercartridge.
TONER OP
De toner is leeg en er kan niet worden afgedrukt.
Vervang de tonercartridge (zie “De tonercartridge vervangen” in dit hoofdstuk).
VERVANG TONER
Als het bericht VERVANG Bestel meteen een nieuwe TONER op het LCDtonercartridge. scherm verschijnt en het lampje Toner leeg knippert, kan er nog wel worden afgedrukt. Dit bericht maakt u er echter op attent dat de toner binnenkort moet worden vervangen.
137
138
HOOFDSTUK ZEVENTIEN
Vastgelopen documenten Het document is niet goed in de machine ingevoerd, of het papier is te lang.
1 Open het bedieningspaneel. 2 Trek het vel voorzichtig in de richting van de voorkant van de machine.
3 Sluit het bedieningspaneel en druk op Stop.
Nee
OK
Vastgelopen papier Voordat een papierdoorvoerstoring verholpen kan worden, moet u eerst uitvinden waar het papier is vastgelopen. Raadpleeg hiervoor onderstaande afbeelding.
WAARSCHUWING Vastgelopen papier mag nooit uit de uitvoerlade getrokken worden, omdat u hierdoor de machine kunt beschadigen of toner in de printer kunt morsen. Nadat de printer gebruikt is, zijn sommige onderdelen in het inwendige van de printer zeer HEET! Wanneer u de bovenklep van de printer opent, mag u de onderdelen die in onderstaande afbeelding gearceerd zijn nooit aanraken.
HEET!
PROBLEMEN OPLOSSEN EN ONDERHOUD
1 Vastgelopen papier verwijderen uit de multifunctionele papierinvoer Is het papier vastgelopen in de multifunctionele papierinvoer, open deze papierinvoer dan, trek het vastgelopen papier omhoog en naar buiten, en sluit hem weer. Maak ook de bovenklep open en controleer of er geen stukjes papier binnenin de printer zijn achtergebleven. Raadpleeg het volgende onderdeel in dit hoofdstuk.
De multifunctionele papierinvoer
2 Papierdoorvoerstoring in de buurt van de drumkit Als het papier vastloopt in de buurt van de drumkit, open dan de bovenklep en verwijder de drumkit. Trek het vastgelopen papier vervolgens omhoog en uit de printer, plaats de drumkit weer en sluit de bovenklep.
Papier is vastgelopen bij de drumkit
139
140
HOOFDSTUK ZEVENTIEN
3 Papierdoorvoerstoring in de fixeereenheid Als het papier vastloopt in de fixeereenheid, open dan de bovenklep en verwijder de drumkit. Trek het vastgelopen papier vervolgens uit de fixeereenheid, plaats de drumkit weer en sluit de bovenklep.
Papier is vastgelopen bij de fixeereenheid
PROBLEMEN OPLOSSEN EN ONDERHOUD
Als u problemen hebt met uw machine Als u denkt dat uw faxmachine niet naar behoren werkt, maak dan eerst een paar kopieën. Als de kopie er goed uitziet, heeft het probleem waarschijnlijk niet met uw faxmachine te maken. Controleer onderstaande punten en volg de instructies die worden gegeven.
Problemen met het afdrukken en ontvangen van faxberichten
PROBLEEM
SUGGESTIE
Tekst staat te dicht op elkaar en horizontale strepen; boven- en onderkant van tekst ontbreekt
Het kan gebeuren dat er horizontale strepen staan of dat er regels ontbreken in de faxen die u ontvangt. Dit is doorgaans het resultaat van een slechte verbinding. Vraag de andere partij de fax nogmaals te sturen. Als de afdruk er niet goed uitziet, moet de scanner waarschijnlijk worden gereinigd. Kunt u het probleem niet oplossen, neem dan contact op met uw Brother-dealer. Soms ontstaan er verticale strepen/zwarte lijnen op de faxberichten die binnenkomen. Dit kan worden veroorzaakt doordat de primaire coronadraad voor de printer in uw machine vuil is, of doordat de scanner van de faxmachine van de verzendende partij vuil is. Reinig de primaire coronadraad, of vraag de verzenders een kopie te maken om te zien of het probleem misschien bij hun ligt. Probeer de fax op een andere machine te ontvangen. Kunt u het probleem niet oplossen, neem dan contact op met uw Brother-dealer. Als u de optie ‘Fax Waarnemen’ hebt ingesteld op AAN en een binnenkomend gesprek wordt beantwoord als een faxbericht, dient u de optie ‘Fax Waarnemen’ in te stellen op UIT. Soms lopen er horizontale strepen door uw faxbericht of ontbreken er regels. Dit wordt gewoonlijk veroorzaakt door een slechte verbinding. Vraag de andere partij om het faxbericht nogmaals te zenden. Controleer of er een kiestoon is. Controleer alle telefoonaansluitingen. Controleer tevens of het netsnoer goed is aangesloten. Neem de hoorn van de externe telefoon op en probeer met de hand een faxbericht te versturen. Wacht totdat u de faxontvangsttonen hoort en druk op Start. Controleer of de juiste ontvangststand is ingesteld (Fax, F/T of TAD). Controleer of er een kiestoon hoorbaar is. Indien mogelijk, belt u uw eigen apparaat om te zien wat er gebeurt. Neemt uw faxmachine niet op, controleer dan de telefoonaansluiting. Gaat de bel niet over wanneer u uw faxmachine belt, vraag uw telecommunicatiebedrijf dan om de lijn te controleren. Neem de hoorn van de externe telefoon op of druk op een van de normale kiestoetsen en vervolgens op Start. Hoort u geen kiestoon, controleer dan de aansluitingen van het snoer tussen de machine en het telefoonstopcontact. Controleer of de externe telefoon goed op de machine is aangesloten (op EXT.-ingang). Test het telefoonstopcontact met een ander telefoontoestel. Hoort u ook dan geen kiestoon, dan moet u contact opnemen met uw telecommunicatiebedrijf. Verander de resolutie in FIJN of SUPERFIJN (zie hoofdstuk 6). Maak een kopie om te controleren of de scanner van uw faxmachine misschien vuil is. Er is waarschijnlijk een tijdelijke storing of ruis op de lijn. Probeer het faxbericht nogmaals te verzenden. Blijft het probleem zich voordoen, neem dan contact op met uw telecommunicatiebedrijf. De resolutie-instelling is waarschijnlijk niet voldoende. Stuur de fax nogmaals, ditmaal met de FIJN of SUPERFIJN resolutie. Maak een kopie om te controleren of de scanner van uw faxmachine misschien vuil is.
Er staan verticale strepen op de faxen die u ontvangt
Machine registreert een spraakverbinding als faxtonen Horizontale strepen
Problemen met de telefoonlijn of aansluiting
U kunt niet kiezen
Faxapparaat geeft geen gehoor bij oproep
Geen kiestoon wanneer u de hoorn van de externe telefoon opneemt
Problemen met het verzenden van faxberichten
Slechte kwaliteit van faxberichten Het verzendrapport drukt een fout af De ontvangende partij zegt dat uw faxen niet duidelijk doorkomen
141
142
HOOFDSTUK ZEVENTIEN
Problemen met inkomende telefoontjes
PROBLEEM
SUGGESTIE
De ontvangende partij zegt dat er verticale strepen staan op de faxen die u verzendt Dubbele bel in de stand Fax/Tel
De scanner van uw faxmachine, of de printkop van de machine van de andere partij is wellicht vuil. Reinig de scanner en maak een kopie om te zien of het probleem misschien bij u ligt. De machine weet dat het inkomende telefoontje geen faxbericht is en waarschuwt u dat u de hoorn van de externe telefoon moet opnemen en op Tel moet drukken. Neem de hoorn van het externe toestel op en druk op Tel, of neem de hoorn van een tweede toestel op en voer de code voor uitschakelen op afstand in (#51). Als u het telefoontje had aangenomen via de hoorn van de externe telefoon drukt u opStart, waarna u onmiddellijk ophangt. Als u het telefoontje had aangenomen op een tweede toestel, voert u uw driecijferige code voor activeren op afstand in (de fabrieksinstelling is 51). Zodra uw faxmachine opneemt, legt u de hoorn weer neer. Controleer of de printer aanstaat, of de tonercassette en de drumkit op juiste wijze geplaatst zijn, of de interfacekabel tussen de computer en de printer goed is aangesloten en kijk of er misschien een foutmelding wordt weergegeven Trek de stekker uit het stopcontact. Controleer de belangrijkste instellingen in uw software om te zien of uw software juist is ingesteld op het gebruik van deze machine. Uw computer herkent het signaal “Buffer vol” van de printer niet. Controleer of de printerkabel goed is aangesloten.
Een faxoproep doorverbinden naar de faxmachine
Problemen met afdrukken (Alleen voor de MFC-9060)
De printer drukt niet af
De printer drukt ongevraagd iets af, of drukt wartaal af De printer drukt de eerste paar pagina’s goed af, maar op sommige pagina’s ontbreekt er een gedeelte van de tekst De printer kan geen hele pagina’s van mijn document afdrukken. De melding “GEHEUGENVOL” verschijnt
Afdrukproblemen in Windows® (Alleen voor de MFC-9060) Papierproblemen
Problemen met de kwaliteit van kopieën
Reduceer de printerresolutie. Maak uw afdruk minder ingewikkeld en probeer opnieuw. Kies een lagere resolutie of gebruik minder verschillende lettergrootten. Breid het geheugen van uw printer uit door een extra geheugenkaart te plaatsen (ME-1000 of ME-2000).
De kop- en voettekst van mijn document verschijnt wel op het scherm, maar wordt niet afgedrukt Ik kan niet afdrukken vanuit mijn software
De meeste laserprinters kunnen een bepaald deel van de pagina (over het algemeen de eerste en laatste twee regels) niet bedrukken, Zodoende zijn er dus 62 bedrukbare regels. Stel de boven- en ondermarge in uw document hierop af. Controleer of de meegeleverde Windows® printer driver geïnstalleerd is, en of deze is geselecteerd in uw software.
De printer voert geen papier in. Het bericht KIJK PAPIER NA of PRINTER PROBLEEM verschijnt op het scherm
Controleer of de melding KIJK PAPIER NA of PRINTER PROBLEEM op het LCD-scherm staat. Is dit het geval, dan zit er wellicht geen papier in de multifunctionele papierinvoer, of is deze niet juist geplaatst. Als de invoer leeg is, moet u een nieuwe stapel papier plaatsen en vervolgens op Start drukken. Zit er nog papier in de multifunctionele papiertoevoer, zorg er dan voor dat het recht ligt, in een nette stapel. Gekruld papier moet voordat u gaat afdrukken altijd worden gladgestreken. Soms helpt het om de stapel papier uit de papiertoevoer te halen, hem om te draaien en weer terug te leggen. Plaats minder papier in de multifunctionele papiertoevoer en probeer opnieuw.
De printer voert geen papier in via de opening voor handinvoer
Voer het papier opnieuw en diep genoeg in, één vel tegelijk.
Hoe kan ik vastgelopen papier verwijderen?
Raadpleeg het onderdeel “Vastgelopen papier verwijderen” in dit hoofdstuk.
Er lopen verticale strepen door kopieën
Soms ontstaan er verticale strepen in uw kopieën. Dit kan worden veroorzaakt doordat de primaire coronadraad voor de printer in uw machine vuil is, of doordat uw scanner vuil is. Reinig beide.
PROBLEMEN OPLOSSEN EN ONDERHOUD
PROBLEEM Problemen met de afdrukkwaliteit
SUGGESTIE
De afdrukken zijn te donker of te Stel de afdrukdichtheid beter in. Zie ook “De afdrukdichtheid hoofdstuk 5. afstellen” in hoofdstuk 5. Er lopen witte strepen door de afdruk
Witte strepen of vage afdruk
Dit probleem kunt u oplossen door het scannervenster met een zacht doekje te reinigen (zie ook “Regelmatig onderhoud” en “De drumkit reinigen” in dit hoofdstuk). Blijft het probleem aanwezig en verschijnt de melding DRUM BIJNA OP, plaats dan een nieuwe drumkit.
De afdruk vertoont tonervlekken Reinig de binnenkant van de printer en de primaire coronadraad van of verticale strepen de tonercartridge. Zie ook “Regelmatig onderhoud” en “De binnenkant van de printer en de drumkit reinigen” in dit hoofdstuk. Het plaatje van de coronadraad moet in de beginstand staan. Blijft het probleem aanwezig en verschijnt de melding DRUM BIJNA OP, plaats dan een nieuwe drumkit. Donkere strepen of tonervlekken
Op de afgedrukte pagina’s staan Zorg ervoor dat u het juiste papier gebruikt (controleer de witte vlekken in zwarte letters en specificaties). Een ruw oppervlak of te dik papier kan de oorzaak grafische afbeeldingen zijn van dit probleem. Blijft het probleem aanwezig en verschijnt de melding DRUM BIJNA OP, plaats dan een nieuwe drumkit.
Witte vlekken
Tonervlekken over het hele vel
Tonervlekken
De hele pagina wordt zwart afgedrukt
Stel de afdrukdichtheid af met gebruik van de functie “Afdrukdichtheid”. Reinig de binnenkant van de printer. Zie ook “Regelmatig onderhoud” en “De binnenkant van de printer en de drumkit reinigen” in dit hoofdstuk. Zorg ervoor dat u het juiste papier gebruikt (controleer de specificaties) - zie hoofdstuk 13. Blijft het probleem aanwezig en verschijnt de melding DRUM BIJNA OP, plaats dan een nieuwe drumkit. Reinig de elektrische aansluitpunten. Gebruik nooit hittegevoelig papier, daar dit een dergelijk probleem kan veroorzaken. Blijft het probleem aanwezig en verschijnt de melding DRUM BIJNA OP, plaats dan een nieuwe drumkit.
Zwarte pagina
Er wordt niets op de pagina afgedrukt
Controleer of de tonercartridge misschien leeg is. Reinig de elektrische aansluitpunten (raadpleeg hiervoor “Regelmatig onderhoud” en “De drumkit reinigen” in dit hoofdstuk). Controleer of er geen afgescheurd stukje papier op het scannervenster zit.
Witte pagina
De afgedrukte pagina’s zijn op regelmatige afstand gevlekt
Vlekken op regelmatige afstand
Dit probleem verdwijnt soms vanzelf. Probeer een aantal pagina’s achter elkaar te kopiëren om dit probleem te verhelpen, vooral als de printer langere tijd niet gebruikt is. Dit probleem kan ook worden veroorzaakt door krassen op het oppervlak van de drumkit, of wanneer de drum beschadigd is door overbelichting. In dit geval moet de drumkit worden vervangen.
143
144
HOOFDSTUK ZEVENTIEN
PROBLEEM
SUGGESTIE
Er staan vlekken midden op de afgedrukte pagina, of op de zijkant ervan
Dit kan worden veroorzaakt door diverse omstandigheden, zoals vochtigheid, hoge temperaturen, enz. Zorg dat de printer op een plat, horizontaal oppervlak staat. Verwijder de drumkit compleet met tonercartridge en schud het geheel enige malen heen en weer. Het probleem kan misschien worden verholpen door het scannervenster met een zachte doek schoon te wrijven (raadpleeg “Regelmatig onderhoud” en “De drumkit reinigen” in dit hoofdstuk). Blijft het probleem aanwezig en verschijnt de melding DRUM BIJNA OP, plaats dan een nieuwe drumkit.
Pagina’s met vlekken
Vervaagd beeld van afdruk of pagina’s
,, ,, ,, ,,
Stel de functie voor afdrukdichtheid beter in. Zorg ervoor dat u het juiste papier gebruikt (controleer de specificaties). Een ruw oppervlak of te dik papier kan de oorzaak zijn van dit probleem.
Vervaagd beeld
De drumkit is een verbruiksartikel en moet regelmatig worden vervangen.
PROBLEMEN OPLOSSEN EN ONDERHOUD
De machine inpakken en vervoeren Als u de faxmachine gaat vervoeren, gebruik dan de originele verpakking. Volg onderstaande stappen om het apparaat goed in te pakken, anders kan het beschadigd worden en kan de garantie vervallen.
1 Ontkoppel de telefoonkabel en haal het netsnoer uit het stopcontact, en verwijder vervolgens het lijnsnoer en de interfacekabel.
2 Zet de bovenklep open. 3 Verwijder de drumkit. LET OP Verwijder de drumkit inclusief de tonercartridge. Laat de tonercartridge dus in de drumkit zitten.
Bovenklep
Drumkit
4 Plaats de drumkit en tonercartridge in een plastic zak en sluit de zak goed af. Plastic zak
Drumkit Tonercartridge
145
146
HOOFDSTUK ZEVENTIEN
5 Sluit de bovenklep. Verwijder de extra papiersteun, de documentensteun en de papierlade en pak deze zorgvuldig in.
6 Verpak de faxmachine in de plastic zak en zet het geheel in het oorspronkelijke verpakkingsmateriaal in de doos waarin het geleverd werd.
7 Leg de documentatie (handleiding, enz.) en de drumkit met tonercartridge in de doos zoals hieronder getoond.
8 Sluit de kartonnen doos en plak deze met plakband dicht.
PROBLEMEN OPLOSSEN EN ONDERHOUD
Regelmatig onderhoud Door uw machine regelmatig te reinigen, blijft uw faxapparaat in optimale conditie. Het wordt hierbij tevens aanbevolen om de drumkit te reinigen. Gebruik nooit verdunningsmiddelen, organische oplosmiddelen of water voor het reinigen van de machine.
De scanner reinigen 1 Ontkoppel de telefoonkabel en trek vervolgens de stekker uit het stopcontact. Wanneer het apparaat op een later tijdstip weer worden aangesloten, moet eerst de stekker in het stopcontact worden gestoken en vervolgens pas de telefoonkabel.
2 Veeg het vuil van de machine met een vochtige doek. 3 Reinig de witte strook van de scanner en de glazen klep. Hiervoor bevochtigt u een schone, pluisvrije doek met isopropylalcohol en veegt u heel voorzichtig het vuil van de witte strook en het glasplaat. Bedieningspaneel
Witte strook
Glazen klep Het bedieningspaneel openen
147
148
HOOFDSTUK ZEVENTIEN
De printer reinigen WAARSCHUWING ■ Gebruik geen isopropylalcohol om het bedieningspaneel te reinigen. Hierdoor kan het bedieningspaneel barsten. ■ Gebruik geen isopropylalcohol om het scannervenster of de tonersensor te reinigen. ■ Raak het scannervenster nooit met uw vingers aan. ■ Ga voorzichtig met de drumkit om. Knoeit u toner op uw handen of uw kleren, veeg deze dan onmiddellijk af of was ze onmiddellijk in koud water.
Tonersensor
Elektrische aansluitpunten
Tandwielen
Scannervenster
Sensorstrip
WAARSCHUWING Nadat de printer gebruikt is, zijn sommige onderdelen in het inwendige van de printer zeer HEET! Wanneer u de bovenklep van de printer opent, mag u de onderdelen die in onderstaande afbeelding gearceerd zijn nooit aanraken.
HEET! ▲ Binnenkant van de machine
PROBLEMEN OPLOSSEN EN ONDERHOUD
1 Maak de bovenklep van de printer open. 2 Verwijder de complete drumkit. 3 Reinig de elektrische aansluitpunten met een in isopropylalcohol gedrenkt wattenstaafje.
4 Veeg de tandwieltjes af met een schone droge doek. 5 Veeg het scannervenster en de tonersensor met een zachte doek schoon. Deze twee onderdelen mogen niet worden gereinigd met isopropylalcohol.
De drumkit reinigen Pas op dat er geen toner geknoeid wordt; leg de drumkit bij voorkeur op een stuk papier of op een doek.
1 Zet de drumkit voorzichtig ondersteboven. 2 Reinig de primaire coronadraad in de drumkit door het plaatje enkele malen heen en weer te schuiven.
3 Zet het plaatje weer in de beginstand (bij de ▼ markering) voordat u de drumkit weer plaatst. Beginstand (▼)
Plaatje
Coronadraad
WAARSCHUWING Vergeet niet om het plaatje weer in de beginstand te zetten, daar er anders verticale strepen op de afgedrukte pagina’s komen te staan.
4 Plaats de drumkit weer in de printer. Raadpleeg ook het onderdeel “De drumkit vervangen” in dit hoofdstuk.
5 Sluit de bovenklep.
149
150
HOOFDSTUK ZEVENTIEN
6 Steek de stekker weer in het stopcontact. 7 Sluit de telefoonkabel weer aan.
De tonercartridge vervangen De printer kan met één tonercartridge ongeveer 2200 pagina’s afdrukken (TN-200). Wanneer de toner bijna op is, verschijnt het bericht VERVANG TONER. De machine wordt geleverd met een eerste tonercartridge die na ongeveer 1000 pagina’s moet worden vervangen. De uiteindelijke paginatelling varieert met het type document dat gemiddeld wordt afgedrukt (er is bijvoorbeeld een groot verschil tussen gewone standaardtekst en gedetailleerde grafische afbeeldingen). Wij raden u aan om altijd een nieuwe tonercartridge bij de hand hebben ingeval u een waarschuwing krijgt dat de toner bijna op is. Gooi een gebruikte tonercartridge niet zomaar weg, maar volg hiervoor de geldende regels en voorschriften. Raadpleeg bij twijfel een bevoegde instantie of uw dealer. Verzegel de tonercartridge goed, zodat er geen toner geknoeid kan worden. Gooi tonercartridges nooit met huisvuil weg. Wij raden u aan om telkens wanneer u de tonercartridge vervangt ook de printer te reinigen. Als de toner op is, wordt op het LCD-scherm de melding TONER OP weergegeven. Als deze melding eenmaal verschijnt, kunt u geen afdrukken meer maken totdat er een nieuwe tonercartridge is geïnstalleerd.
De tonercartridge vervangen WAARSCHUWING Nadat de printer gebruikt is, zijn sommige onderdelen in het inwendige van de printer zeer HEET. Wanneer u de bovenklep van de printer opent, mag u de onderdelen die in onderstaande afbeelding gearceerd zijn nooit aanraken.
HEET! ▲ Binnenkant van de machine
PROBLEMEN OPLOSSEN EN ONDERHOUD
1 Zet de bovenklep open. Zorg ervoor dat de klep goed open staat. Houd de drum aan weerskanten aan de hendels vast en til hem voorzichtig naar u toe uit de machine. Bovenklep
Drumkit
Zorg dat er geen toner geknoeid wordt door de drumkit op een stuk papier of op een doek te plaatsen.
2 Trek de hendel van de tonercartridge voorzichtig zo ver mogelijk naar voren. De tonercartridge kan pas worden verwijderd als de sluiter geheel is gesloten en de hendel helemaal naar voren is bewogen. Tonercartridge
Drumkit
3 Trek de oude tonercartridge voorzichtig uit de drumkit.
151
152
HOOFDSTUK ZEVENTIEN
WAARSCHUWING Wees uiterst voorzichtig met de tonercartridge. Knoeit u toner op uw handen of uw kleren, veeg deze dan onmiddellijk af of was ze onmiddellijk in koud water.
4 Neem de nieuwe tonercartridge uit de verpakking. Plaats de lege tonercartridge in de aluminium zak en gooi het geheel weg volgens de plaatselijk geldende voorschriften.
Aluminium zak
Nieuwe tonercartridge
Oude tonercartridge
WAARSCHUWING ■ Pak een nieuwe tonercartridge pas uit wanneer u hem in de printer gaat installeren. Wanneer de tonercartridge gedurende langere tijd zonder verpakking wordt opgeslagen, gaat de kwaliteit achteruit. ■ U kunt alleen originele Brother tonercartridges (TN-200 serie) gebruiken, daar deze speciaal zijn ontwikkeld om optimale prestaties te leveren. Bij gebruik van andere merken kan de garantie op uw printer komen te vervallen.
PROBLEMEN OPLOSSEN EN ONDERHOUD
5 Schud de tonercartridge vijf of zes keer voorzichtig heen en weer. Tonercartridge
6 Schuif de nieuwe tonercartridge via de rechterzijde in de drumkit. Zorg, dat de tonercartridge en drumkit goed in elkaar passen door de geleidingsbalk van de tonercartridge precies op hoogte van de sleuf in de drumkit te plaatsen.
Drumkit
7 Draai de hendel van de tonercartridge voorzichtig naar achteren, totdat hij niet meer verder kan.
153
154
HOOFDSTUK ZEVENTIEN
8 Plaats de drumkit weer in de printer en sluit de bovenklep. Bovenklep
Drumkit
De drumkit vervangen De printer gebruikt een drumkit om tekst en beelden op papier te zetten. Als de melding DRUM BIJNA OP verschijnt, betekent dit dat de drumkit bijna op is en vervangen moet worden. Zorg, dat u een nieuwe drumkit bij de hand hebt. Deze moet in sommige gevallen worden besteld bij een Brother-dealer. Ook als de melding DRUM BIJNA OP is verschenen, kunt u nog steeds afdrukken. Als de kwaliteit echter beduidend minder wordt, ook voordat de melding DRUM BIJNA OP, moet de drumkit vervangen worden. Telkens wanneer de drumkit wordt vervangen, dient de machine te worden gereinigd.
WAARSCHUWING Ga voorzichtig te werk bij het verwijderen van de drumkit, zodat er geen toner wordt gemorst. Reinig telkens wanneer u de drumkit vervangt ook de printer. De drumkit is een verbruiksartikel en moet regelmatig vervangen worden. Er zijn vele factoren die invloed hebben op de eigenlijke levensduur van de drum, zoals temperatuur, vochtigheid, gebruikte papiersoort en toner, aantal pagina’s per afdrukbewerking, enz. De drumkit kan ongeveer 8.000 pagina’s afdrukken bij opdrachten van 1 pagina. Deze cijfers zijn slechts een benadering en het aantal pagina’s dat uw drum werkelijk zal afdrukken, kan beduidend lager liggen. Wij hebben geen invloed op de vele factoren die de levensduur van een drum bepalen en kunnen derhalve geen minimum aantal pagina’s garanderen dat door uw drum zal worden afgedrukt. Voor de beste prestaties raden wij u aan om alleen originele toner van Brother te gebruiken. Dit product dient in een schone, stofvrije omgeving met voldoende ventilatie gebruikt te worden.
PROBLEMEN OPLOSSEN EN ONDERHOUD
WAARSCHUWING Nadat de printer gebruikt is, zijn sommige onderdelen in het inwendige van de printer zeer HEET! Wees dus erg voorzichtig.
HEET!
De drumkit wordt als volgt vervangen:
1 Zet de bovenklep open. 2 Verwijder de oude drum. Voorkom dat er toner wordt gemorst, plaats de drum bij voorkeur op een oude doek of op een groot vel papier. Bovenklep
Drumkit
155
156
HOOFDSTUK ZEVENTIEN
3 Haal de tonercartridge uit de drumkit en leg deze ergens veilig neer. Raadpleeg “De tonercartridge vervangen” in dit hoofdstuk.
Tonercartridge
Drumkit
Gooi een gebruikte drumkit weg volgens de plaatselijk geldende voorschriften. Pak de drumkit goed in, zodat er geen toner geknoeid kan worden. Gooi de drumkit nooit met het normale huisvuil weg.
4 Pak een nieuwe drumkit pas uit wanneer u hem in de printer gaat installeren. Pak de oude drumkit in de aluminium zak en gooi het geheel weg volgende de plaatselijk geldende voorschriften. Nieuwe drumkit
Oude drumkit
Aluminium zak
PROBLEMEN OPLOSSEN EN ONDERHOUD
5 Pak de drumkit uit en schud hem voorzichtig vijf of zes keer heen en weer.
WAARSCHUWING
■ Trek het eerste blad niet met kracht uit uw machine. Dit wordt automatisch uitgeworpen. ■ Pak een nieuwe drumkit pas uit wanneer u hem in de printer gaat installeren. Blootstelling gedurende langere tijd aan fel zonlicht of kunstlicht, kan de drumkit beschadigen. ■ Wees uiterst voorzichtig met de tonercartridge en de drumkit. Knoeit u toner op uw handen of uw kleren, veeg deze dan onmiddellijk af of was ze onmiddellijk in koud water. ■ Raak het scannervenster nooit aan met uw vingers.
157
158
HOOFDSTUK ZEVENTIEN
6 Plaats de tonercartridge in de nieuwe drumkit. Raadpleeg ook “De tonercartridge vervangen” in dit hoofdstuk.
7 Houd de nieuwe drum bij de hendels vast en plaats hem in de machine. Sluit de bovenklep.
Bovenklep
Drumkit
8 De printer zal het eerste blad nu automatisch uitwerpen. Trek dit vel niet uit de machine.
Doorzichtig beschermend vel
18
H O O F D S T U K
A C H T T I E N
Specificaties
Type
Desktop faxmachine
Compatibiliteit
ITU-T Groep 3
Coderingssysteem
MH/MR/MMR
Snelheid van modem
14400-2400bps; Automatische fallback
Breedte gebruikte documenten
148 mm tot 216 mm
Lengte gebruikte documenten
100 mm tot 360 mm
Breedte scannen/afdrukken
208 mm
Capaciteit van papierlade
200 vellen (75 g/m2)
Printertype
Laserprinter
Grijswaardenschaal
64 niveaus (dithered)
Display
LCD-scherm, 16 tekens
Polling-typen
Standaard, beveiligd, uitgesteld, opeenvolgend
Contrastregeling
Automatisch/licht/donker (handmatige instelling)
Resolutie
• Horizontaal 8 dots/mm • Verticaal standaard 3,85 lijnen/mm Fijn, foto 7,7 lijnen/mm Superfijn, foto (kopiëren) 15,4 lijnen/mm
Directkiezen
16 locaties (8 x 2) (FAX-8060P) 8 locaties (MFC-9060)
Snelkiezen
30 locaties
Automatisch herkiezen
3 keer met een interval van 2 minuten
Type luidspreker
Monitor
Automatische beantwoording Na 2, 3 of 4 keer overgaan Communicatiebron
Openbaar telefoonnetwerk
159
160
HOOFDSTUK ACHTTIEN
Printerspecificaties Printer Driver (alleen voor de MFC-9060)
Windows® 95, 98, 98SE, 2000 Professional en Windows NT® Workstation versie 4.0 driver met ondersteuning voor Brother Native Compression en bi-directionele functies.
Interface (alleen voor de MFC-9060)
Bi-directionele parallelle kabel (IEEE-1284)
Geheugen (alleen voor de MFC-9060)
1 MB Uitbreidingsmogelijkheden: 1MB of 2MB optionele geheugenkaart
Afdrukmethode
Elektrofotografisch via halfgeleidende laserscanning
Resolutie (alleen voor de MFC-9060)
600 dots per inch
Afdrukkwaliteit
Normale afdrukstand Bespaarstand (bespaart maximaal 50% op normaal gebruik van toner)
Afdruksnelheid
6 pagina’s per minuut (bij gebruik van Letter- of A4formaat vanuit de multifunctionele papierinvoer)
Afdrukmedia
Tonercartridge: Levensduur: maximaal 2.200 pagina’s/nieuwe cartridge maximaal 1000 pagina’s/eerste tonercartridge (bij gebruik van A4- of Letter-formaat met een bedekking van 5%) Levensduur van de toner is afhankelijk van het type van de gemiddelde afdrukopdracht. Drumkit: Levensduur: 8.000 pagina’s bij afdrukopdrachten van 1 pagina De werkelijke levensduur van een drumkit wordt sterk beïnvloed door factoren zoals temperatuur, vochtigheid, papiersoort, gebruikte toner, aantal pagina’s per afdrukopdracht, enz.
* “Pagina” verwijst naar de “Brother Standard Chart nr. 1” (een normale zakenbrief in standaardresolutie)
S P E C I F I C AT I E S
Elektrische en milieuspecificaties Temperatuur
(in gebruik) 10-32,5°C (opslag) 3,3 - 40°C
Opwarmcyclus
max. 1 minuut bij 23°C
Eerste afdruk
20 seconden (bij gebruik van papier van Letter-formaat vanuit de multifunctionele papierinvoer)
Stroombron
220~240V AC 50/60Hz
Stroomverbruik
In bedrijf (kopiëren): 160W of minder (25°C) Wachtstand: 8W of minder Stand-by: 30W of minder (25°C)
Geluid
In bedrijf: 50 dB A of minder Stand-by: 39 dB A of minder
Vochtigheid
Opslag: 35 - 80% (niet condenserend) Opslag: 20 - 80% (niet condenserend)
Afmetingen
385 x 334 x 250 mm
Gewicht
8,2 kg
Specificaties kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
161
162
HOOFDSTUK ACHTTIEN
163
Verklarende woordenlijst Activeren op afstand Als u op een tweede toestel een telefoontje aanneemt en het een inkomend faxbericht blijkt te zijn, kunt u dit doorverbinden naar uw faxmachine. Annuleren Met deze functie kunt u een geprogrammeerde taak annuleren, zoals bijv. uitgestelde faxtransmissies of pollingopdrachten. Automatisch een fax verzenden Een fax verzenden zonder de hoorn van de externe telefoon op te nemen. Automatisch voorblad Een voorgeprogrammeerd voorblad dat uit het geheugen van uw machine wordt gezonden, zodat er geen noodzaak meer bestaat om zelf met de hand een voorblad in te voegen. Automatische documenteninvoer verwijst naar het aantal pagina’s dat in de invoer kan worden geplaatst en dat vel voor vel zal worden ingevoerd. Belvertraging Het aantal keren dat de telefoon overgaat voordat de faxmachine opneemt (de stand voor beantwoorden moet zijn ingesteld op F/T of op FAX). Belvolume Instelling van het volume van het belsignaal. Bericht op voorblad Hiermee wordt de opmerking bedoeld, die op het voorblad wordt gedrukt. Dit is een programmeerbare functie. Code voor toegang op afstand Een viercijferige code waarmee u vanaf een externe locatie toegang krijgt tot de faxmachine. Coderingsmethode Methode voor het coderen van informatie in een document. Alle faxmachines dienen de minimum standaard ‘Modified Huffman (MH) te gebruiken. Uw machine is uitgerust met betere compressiemethodes, Modified Read (MR) en Modified Modified Read (MMR), die werken als de ontvangende machine over deze mogelijkheden beschikt. Communicatiefout Een fout tijdens het verzenden of ontvangen van een faxbericht, doorgaans veroorzaakt door ruis of statische elektriciteit op de lijn. Compatibiliteitsgroep De mogelijkheid van een faxmachine om te communiceren met een andere. Tussen de ITU-T groepen is compatibiliteit verzekerd.
164
VERKLARENDE WOORDENLIJST
Contrast Met deze functie kunt u lichtere documenten donkerder maken, en donkere documenten lichter. Directkiestoetsen Toetsen op het bedieningspaneel van uw faxmachine waaronder nummers kunnen worden opgeslagen. Voor elk nummer moet een afzonderlijke toets worden gebruikt, en een nummer wordt met één druk op de directkiestoets gekozen. Drumkit Een onderdeel van de printereenheid van uw machine. ECM-stand oftewel foutencorrectie Deze functie controleert tijdens een faxtransmissie of er fouten optreden en verzendt de pagina’s zo nodig opnieuw. F/T-beltijd Met deze functie kunt u instellen hoe vaak de dubbele bel van de faxmachine overgaat om u te waarschuwen dat u een normaal telefoontje moet aannemen (de stand voor beantwoorden moet zijn ingesteld op Fax/Tel). Fax doorzenden Met deze functie wordt een faxbericht doorgestuurd naar een vooraf geprogrammeerd nummer. Faxopslag U kunt faxberichten in het geheugen opslaan en deze vanaf een andere faxmachine opvragen. Faxtonen De speciale tonen die een faxmachine tijdens automatische transmissies uitzendt om de faxmachine aan de andere kant van de lijn te laten weten dat het een faxtransmissie betreft. Faxtonen De tonen die tijdens faxtransmissies door de faxmachines worden uitgezonden. Fijne resolutie Dit is een resolutie van 196 x 203 dpi en wordt gebruikt voor faxberichten met kleine lettertjes en afbeeldingen. Fotoresolutie Een resolutie die verschillende grijstinten gebruikt, zodat foto’s optimaal worden gereproduceerd. Geheugenstatuslijst Deze lijst toont hoeveel geheugen er gebruikt wordt, hoeveel geheugen er vrij is en wat voor berichten er in het geheugen zijn opgeslagen. Grijswaardenschaal De grijstinten die voor het kopiëren en faxen van foto’s worden gebruikt. Groepsnummer Een combinatie van directkiesnummers en/of snelkiesnummers, die zijn opgeslagen onder een directkiestoets voor gebruik voor rondzendingen. Handmatig verzonden faxberichten Nadat u het nummer hebt gekozen, wacht u totdat u de faxtonen van de ontvangende machine hoort. Vervolgens drukt u op Start om uw faxbericht te verzenden. Internationaal In deze stand worden de faxtonen tijdelijk gewijzigd, zodat ruis en statische elektriciteit op de lijn onderdrukt wordt.
VERKLARENDE WOORDENLIJST
Journaal In het journaal staat informatie over de laatste 30 faxberichten die zijn ontvangen en verzonden. TX betekent verzonden, RX betekent ontvangen. LCD-scherm Dit is het schermpje op uw faxmachine waarop tijdens het programmeren meldingen verschijnen. Wanneer de machine inactief is, wordt op dit schermpje de datum en de tijd aangegeven. Lijst van systeeminstellingen Dit is een lijst met een overzicht van de huidige instellingen van uw faxmachine. Luidsprekervolume Als u op Tel drukt, kunt u het volume van de luidspreker met behulp van de cursortoetsen afstellen. Onderbreken Met deze functie wordt een taak in de wachtrij tijdelijk geblokkeerd, zodat u een andere bewerking kunt uitvoeren. Ontvangst zonder papier (Geh.ontvangst) Als deze functie is geactiveerd en het papier in uw faxmachine op is, worden ontvangen faxberichten in het geheugen opgeslagen. Oproepreservering Met deze functie kunt u een faxbericht zenden en aan het einde van de transmissie met de ontvangende partij spreken. Pauze Hiermee kunt u een pauze van 3,5 seconde in een directkiesnummer of een snelkiesnummer invoeren. Polling Een faxmachine belt een andere faxmachine en vraagt daar documenten op. Printeralarm Hoorbaar signaal dat wordt gebruikt om aan te geven dat de printer niet kan afdrukken. Regelmaat van journaal Met deze functie kunt u aangeven hoe vaak het journaal automatisch wordt afgedrukt. U kunt het journaal zonder deze instelling op te heffen desgewenst ook op een ander tijdstip afdrukken. Resolutie Het aantal horizontale en verticale lijnen per inch. Zie ook Standaard-, Fijne, Superfijne en Fotoresolutie. Resterende opdrachten U kunt precies controleren welke opdrachten nog in het geheugen staan en kunt de opdrachten afzonderlijk annuleren. Rondzenden Een en hetzelfde faxbericht naar meerdere locaties zenden. Roterend Een kiesmethode op een telefoonlijn. Scannen Dit betekent dat een elektronisch beeld van een origineel document in uw computer wordt ingelezen. Snelkieslijst Een lijst van nummers en namen die onder de snelkieslocaties en de directkiestoetsen zijn opgeslagen (ze staan op numerieke volgorde in de lijst)
165
166
VERKLARENDE WOORDENLIJST
Snelkiezen Een voorgeprogrammeerd nummer, dat snel kan worden gekozen. Druk op Search/Speed dial dan op # en toets vervolgens het tweecijferige snelkiesnummer in. De machine zal dan het nummer voor u kiezen. Standaardresolutie Dit is een resolutie van 98 x 203 dpi en wordt gebruikt voor normale tekst. Het is de snelste methode voor faxtransmissies. Stations-ID De opgeslagen informatie die boven aan de gefaxte pagina’s wordt afgedrukt, zoals naam en faxnummer van afzender. Superfijne resolutie Dit is een resolutie van 392 x 203 dpi en wordt gebruikt voor documenten met zeer kleine lettertjes en lijntekeningen. Telefoonindex (de toets Search) Een elektronische, alfabetische lijst van namen/nummers die zijn opgeslagen als directkiesnummers, snelkiesnummers, of groepsnummers. Terugbel-bericht Met deze functie kunt u een faxbericht zenden en een boodschap achterlaten waarin u de ontvangende partij vraagt u terug te bellen. Tijdelijke instelling Voor elke faxtransmissie kunnen bepaalde instellingen worden gemaakt die alleen voor die transmissie gelden, en die geen invloed hebben op de standaardinstellingen. Tijdklok Met deze functie kunt u een faxbericht op een bepaald tijdstip laten verzenden, zoals bij Uitgestelde fax of Uitgesteld pollen. Toegang op afstand Met deze functie krijgt u vanaf een toetstelefoon op een externe locatie toegang tot de faxmachine. Tonercartridge Een verbruiksartikel dat de inkt (ofwel toner) voor de drumkit op Brother laserprinters bevat. Toner-bespaarstand Een proces waarmee minder toner wordt gebruikt, zodat uw tonercartridge langer meegaat. Het document wordt hierdoor wel lichter. Transmissie Het verzenden van een faxbericht vanaf uw faxmachine, of het ontvangen van een faxbericht van een andere faxmachine. Tweevoudige toegang Uw machine is in staat om een uitgaande fax te scannen of andere geplande opdrachten in het geheugen te plaatsen en tegelijkertijd een fax te sturen of ontvangen, of een inkomende fax af te drukken. Uitgesteld verzenden Met deze functie kunt u een faxbericht op een later tijdstip verzenden (max 24 uur later). Verkleinen Als deze functie is geactiveerd, wordt een inkomend faxbericht verkleind afgedrukt, zodat het op één pagina past.
VERKLARENDE WOORDENLIJST
Verzendrapport Dit is een lijst met een overzicht van alle faxverkeer. In deze lijst staan gegevens zoals de identificatie van de beller, datum, tijd en aantal pagina’s. Volume van waarschuwingstoon Instelling van het volume van het geluidssignaal dat u hoort telkens wanneer u een toets indrukt of een vergissing maakt. Voorblad Als deze functie is geactiveerd, wordt er op de faxmachine van de andere partij een pagina afgedrukt met de naam van de afzender, naam en faxnummer van de geadresseerde, aantal pagina’s en eventueel een opmerking. Dit automatische voorblad kan met in het geheugen voorgeprogrammeerde informatie worden gegenereerd, maar u kunt het ook afdrukken en deze pagina samen met de andere pagina’s van uw faxbericht verzenden. Waarschuwingstoon Het geluidssignaal dat u hoort telkens wanneer u een toets indrukt, een vergissing maakt en aan het einde van faxtransmissies.
167
168
VERKLARENDE WOORDENLIJST
169
Index A Aansluiten (parallelle kabel) ..................... Aansluiten ................................................. Aansluiting op meerdere lijnen ................ Activeren op afstand ................................. Afdrukdichtheid ........................................ Afstandsbediening, opdrachten ................ Alleen fax ................................................. Antwoordapparaat (TAD) ......................... Antwoordapparaat .................................... Antwoordapparaat, stand .......................... Automatisch opnieuw kiezen ................... Automatische documenteninvoer ............. Automatische faxtransmissie ....................
86 13 16 41 40 73 35 17 17 36 49 47 49
B Beantwoorden ........................................... 35 Bedieningspaneel (FAX-8060P) ................. 4 Bedieningspaneel (MFC-9060) .................. 6 Belvertraging ............................................ 37 Beveiligd pollen ........................................ 44
C Code voor activeren .................................. Code voor afstandsbediening ................... Code voor toegang op afstand .................. Code voor uitschakelen ............................ Contrast .....................................................
41 42 72 41 48
D Datum en tijd ............................................ 25 Directkiesnummers, opslaan ..................... 63 Directkiezen .............................................. 67 Drumkit, installeren ................................... 11
Drumkit, reinigen ................................... 149 Drumkit, vervangen ................................ 154
E ECM-stand (foutcorrectie) .......................... 3 Extern toestel ............................................ 18
F F/T-beltijd ................................................. 37 Fax Doorzenden ........................................ 72 Fax Opslaan .............................................. 71 Fax Waarnemen ........................................ 38 Fax/Tel, stand ............................................ 35 Faxtonen ..................................................... 2 Formaat van documenten ......................... 47 Foto-resolutie ............................................ 48 Foutmeldingen ........................................ 135 Functies selecteren (tabel) ........................ 20
G Geheugen vol .................................... 83, 136 Geheugenstatuslijst ................................... 77 GEHEUGENVOL .................................... 50 Geluidssignaal .......................................... 31 Grijswaardenschaal ................................. 159 Groepen .................................................... 65
H Handmatig kiezen ..................................... 67 Handmatige stand ..................................... 35 Handmatige transmissies .......................... 49 Helplijst ...................................................... 1 Herkiezen .................................................. 49
170
INDEX
I In elkaar zetten .......................................... 11 Installeren ................................................... 9 Instellen (met computer) ........................... 85 Instellen .................................................... 13 Internationaal bellen ................................. 55 Internationaal, stand ................................. 55
J Journaal ..................................................... 77 Journaal, regelmaat ................................... 78
K Klok instellen ............................................ Kopieën sorteren ....................................... Kopieën stapelen ...................................... Kopiëren ................................................... Kopiëren, foto’s ........................................ Kopiëren, sorteren .................................... Kopiëren, vergroten/verkleinen ................
29 83 83 81 82 83 83
L Lijst van onderdelen ................................... 9 Lijst van opgeslagen nummers ................. 77 Lijst van systeeminstellingen ................... 77
Oproep reserveren .................................... 56 Opvragen op afstand ................................. 73
P Papier plaatsen .......................................... 15 Papier vastgelopen in printer .................. 138 Papierdoorvoerstoring ............................ 138 Papierformaat ........................................... 16 Pauze ......................................................... 68 PBX .......................................................... 29 Polling, ontvangen .................................... 43 Polling, verzenden .................................... 60 Printer drivers ........................................... 88 Problemen met afdrukken ....................... 142 Problemen oplossen ................................ 135 Programmeerstand .................................... 19 Programmeren op het scherm ................... 19
R Rapporten afdrukken ................................ 78 Rapporten ................................................. 77 Reinigen, drumkit ................................... 149 Reinigen, printer ..................................... 148 Reinigen, scanner ................................... 147 Resolutie ................................................... 48 Rondzenden .............................................. 58
M Meerdere kopieën ..................................... 82 Meerdere resoluties .................................. 59 Multifunctionele papierinvoer, capaciteit 108
N Nummers opslaan ..................................... 63
O Onderbreken ............................................. 62 Onderhoud .............................................. 147 Onvertraagd verzenden ............................. 50 Opdracht annuleren .................................. 61 Opeenvolgend pollen ................................ 45 Opnieuw kiezen ........................................ 49
S Slaapstand ................................................. 30 Sleuf voor handmatige papiertoevoer ..... 107 Snelkieslijst ............................................... 77 Snelkiesnummers ...................................... 63 Snelkiesnummers, opslaan ....................... 64 Snelkiezen ................................................. 68 Spaties invoegen ....................................... 28 Speciale tekens ......................................... 28 Specificaties ............................................ 159 Stand voor ontvangen ............................... 35 Stations-ID ................................................ 26 Stroomsnoer .............................................. 13
INDEX
T Tekst invoeren........................................... 28 Terugbelbericht ................................... 56, 57 Tijdklok .................................................... 57 Toner besparen .......................................... 40 Tonercartridge, vervangen ...................... 150 Tweede toestel .......................................... 18 Tweevoudige werking............................... 50
U Uitgesteld pollen ....................................... 45 Uitgestelde verzendingen ......................... 57 Uitschakelen op afstand ............................ 41
V Vastgelopen documenten ........................ 138 Vastgelopen papier .................................. 138 Veiligheidsinformatie ............................. 131 Vergrote kopieën ....................................... 83 Verkleinde kopieën ................................... 83 Verpakken en vervoeren ......................... 145 Verzendrapport ......................................... 78 Volume van bel ......................................... 31 Volume van luidspreker ............................ 30
Z Zoeken ...................................................... 68
171
172
INDEX
173
Lijst van accessoires Modelnaam
Beschrijving
Laserfax toner
TN-200
Laserfax drum
DR-200
Stand voor beantwoorden wijzigen
KAART VOOR AFSTANDSBEDIENING
Druk op 9 8 Dan, voor TAD drukt u op 1. (FAX/TEL) drukt u op 2. FAX, drukt u op 3.
De code voor toegang op afstand gebruiken 1 Kies op een toetstelefoon het nummer van uw
faxmachine.
Afstandsbedening afsluiten
2 Zodra u de toon van uw faxmachine hoort,
Druk op 9 0.
Code voor toegang op afstand wijzigen
3
1 Druk op Menu, 8, 3. 2 Voer uw driecijferige code in. Het sterretje
kan niet worden gewijzigd. 3 Druk op Set. 4 Druk op Stop.
4 5
4
6
toetst u uw code voor toegang op afstand in (159 ). De faxmachine geeft aan of er faxberichten zijn ontvangen. 1 lange toon — faxbericht(en) ontvangen geen toon — geen faxberichten ontvangen Uw faxmachine geeft twee korte piepjes. Voer nu een opdracht in. Druk nadat u klaar bent op 9 0 om de machine terug te stellen Hang op. 1
174
L I J S T VA N A C C E S S O I R E S
Opdrachten voor afstandsbediening Instellingen voor Fax Doorzenden wijzigen Druk op 9 5 Dan, voor Deze functie uitschakelen drukt u op 1. Doorzenden activeren drukt u op 2. Nummer voor doorzenden invoeren drukt u op 4. Druk na de twee piepjes op 9 6 1, voer het nummer van de andere faxmachine in en druk op # # om de geheugenstatuslijst op te vragen. Fax Opslaan activeren drukt u op 6. Fax Opslaan uitschakelen drukt u op 7.
Een fax opvragen Druk op 9 6 Dan, voor Geheugenstatuslijst drukt u op 1. Voer nu het nummer van de andere faxmachine in en druk op # #. Na de toon hangt u op. Wacht tot de lijst wordt afgedrukt. Alle faxberichten opvragen drukt u op 2. Voer het nummer van de externe faxmachine in en druk op # #. Wacht totdat u het piepje hoort, hang op en wacht op uw faxbericht(en). Alle faxberichten wissen drukt u op 3.
Controleren of er berichten zijn ontvangen
2
Druk op 9 7 1. 1 lange toon— faxbericht(en) ontvangen 3 korte tonen — geen berichten ontvangen
3
®
EC Conformiteitsverklaring voor Facsimilemachines onder de richtlijn R & TTE. Producent
Geautoriseerd vertegenwoordiger
KYOWA PLASTICS IND. (SHENZHEN) CO.,LTD.
Brother International Europe Ltd.,
Fada Road, Wuhe Street Bantian Industry Zone, Buji Shenzhen, P.R.China
Brother House, 1 Tame Street, Audenshaw, Manchester, M34 5JE, UK.
Verklaren hierbij dat: Omschrijving van product Type Modelnaam
: Brother Fax Machines : Groep 3 Laser : FAX-8060P / MFC-9060
Voldoen aan de bepalingen in richtlijn R & TTE (99/5/EC) Toegepaste normen: Geharmoniseerd
: Veiligheid : EN60950 : tot Amd 11, 1997 : Elektromagnetische : EN55022 / 1998 Klasse B straling : EN55024 / 1998 : EN61000-3-2 / 1995 + A2 / 1998 : EN61000-3-3 / 1995
Jaar waarin CE-certificatie voor het eerst was toegekend : 2000
®
Deze machine is uitsluitend goedgekeurd voor gebruik in het land waarin zij gekocht is, lokale Brother-kantoren of hun dealers ondersteunen uitsluitend faxmachines die in het betreffende land gekocht zijn.
BEL-DUT LH0511008 Gedrukt in China