COMMUNE D’ETTERBEEK
GEMEENTE ETTERBEEK
EXTRAIT DU REGISTRE AUX DELIBERATIONS DU CONSEIL COMMUNAL
Séance du
15.10.2007
Zitting van
PRESENTS / AANWEZIGEN : M./Dhr. Vincent DE WOLF, Bourgmestre-Président/Burgemeester-Voorzitter, M./Dhr Didier van EYLL, Mme/Mw. Françoise BERTIEAUX, Marie-Rose GEUTEN, MM./HH. Bernard de MARCKEN de MERKEN, Isi HALBERTHAL, Frank VAN BOCKSTAL, Jean-Luc ROBERT, Jean-Claude LAURENT, Echevins/ Schepenen ; Mme/Mw. Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, MM./HH. Stéphane VAN VAERENBERGH, André du BUS de WARNAFFE, Laurent VLEMINCKX, Mme/Mw. Françoise CARTON de WIART, M./Dhr Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Rik JELLEMA, Ahmed M’RABET, Patrick LENAERS, Mme/Mw Kathy MOTTET, MM./Dhren Nourdine TAYBI, Mme/Mw. Sandrine ES, MM/HH. Christophe GASIA, Mme/Mw. Christina KARKAN, MM/HH. Rik BAETEN, Patrick CUISINIER, Ibrahim HANNA, Mme/Mw. Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, MM/HH Charles de BERGEYCK, Mme/Mw. Jacqueline BERGER, MM/HH. Jean CORNIL, Mme/Mw. Chantal HOORNAERT, Claire ALLARD, Conseillers communaux/ Gemeenteraadsleden ; M./Dhr. Christian DEBATY, Secrétaire Communal/Gemeentesecretaris. Absents et excusés / afwezigen en verontschuldigden : Mmes/Mwen Gisèle MANDAILA, Marie-Pascale MINET. Monsieur Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK vote le premier aux appels nominaux par ordre alphabétique. De heer Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK wordt de eerste te stemmen bij naamafroeping in alfabetische volgorde. La séance est ouverte à 20 h 15. De zitting wordt om 20 u 15 geopend. Les points en urgences (huis clos – points 30 et 31) sont adoptés à l’unanimité. De punten in spoedeisendheid (besloten vergadering – punten 30 en 31) worden met éénparigheid van stemmen aangenomen. Monsieur Didier van EYLL et Françoise BERTIEAUX sortent de séance. De heer Didier van EYLL en Françoise BERTIEAUX verlaten de zitting. SEANCE PUBLIQUE - OPENBARE ZITTING (1)
Conseil communal - Délégations et mandats - IRIS SUD - Remplacement d'un membre. Gemeenteraad - Afvaardigingen en mandaten - IRIS ZUID - Vervanging van een lid. Le Conseil communal,
Vu la délibération du Conseil communal du 26.02.2007 portant désignation des représentants de la commune d'Etterbeek au sein de l'Assemblée Générale de l'Association hospitalière des hôpitaux Iris-Sud, ainsi que des candidats administrateurs; Considérant qu'un des membres ne remplit pas les conditions pour pouvoir y siéger; qu'il convient donc de le remplacer; Vu l'article 120 de la nouvelle loi communale: Vu les statuts de l'Association hospitalière des hôpitaux Iris-Sud; DESIGNE Madame Florence PENDEVILLE, par 23 oui, 2 non et 6 abstentions, en remplacement de M. MUKULUMANI, en qualité de représentant au sein de l'Assemblée générale de l'Association hospitalière des hôpitaux Iris-Sud; Mme Ethel SAVELKOUL, met 21 ja-stemmen, 3 neen-stemmen en 7 onthoudingen, en remplacement de M. MUKULUMANI, en qualité de candidat administrateur. La présente délibération annule toute désignation antérieure. *** De Gemeenteraad, Gelet op de beraadslaging van de Gemeenteraad van 26.02.2007 houdende de aanstelling van de vertegenwoordigers van de Gemeente Etterbeek in de Algemeene Raad van de Ziekenhuisvereniging IrisZuid alsook van de kandidaten bestuurders; Overwegende dat één van de leden de voorwaarden niet vervuld om er te kunnen zetelen; dat het dus geschikt is om hem te vervangen; Gelet op artikel 120 van de Nieuwe Gemeentewet; Gelet op de statuten van de Ziekenhuisvereniging IrisZuid ; BESLIST Mevrouw Florence PENDEVILLE, met 23 ja-stemmen, 2 neen-semmen en 6 onthoudingen, ter vervanging van Dhr M. MUKULUMANI aan te stellen in de hoedanigheid van vertegenwoordiger in de Algemene Raad van de Ziekenhuisvereniging IrisZuid; Mevrouw Ethel SAVELKOUL, met 21 ja-stemmen, 3 neen-stemmen en 7 onthoudingen, ter vervanging van Dhr. M.MUKULUMANI in de hoedanigheid van kandidaat bestuurder. De onderhavige beraadslaging vernietigt alle voorige aanstellingen (2)
Revalorisation des barèmes du personnel communal des niveaux D et E de trois pour cent, dont deux pour cent le 1er mars 2007 et le solde le 1er janvier 2008. Verhoging van de barema's van het gemeentepersoneel van de niveaus D en E van drie procent waarvan twee procent op 1 maart 2007 en het saldo op 1 januari 2008.
A l’unanimité des voix, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met éénparigheid van stemmen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Le Conseil communal, Revu sa délibération du 26 mai 1997 modifiant le statut pécuniaire suite à l’application de la Charte sociale et ses modifications ultérieures ;
Revu sa délibération du 22 octobre 2001 adaptant le statut pécuniaire à l’euro et ses annexes ; Revu sa délibération du 28 juin 2004 portant revalorisation des barèmes du personnel communal, à l’exception des grades légaux, d’un pour cent à la date du 1er septembre 2004 et d’un pour cent au 1er janvier 2005 ; Considérant le protocole d’accord 2005/2006 conclu au sein du comité C de la région de Bruxelles-Capitale qui prévoit d’accorder aux membres du personnel des niveaux D et E des pouvoirs locaux une revalorisation salariale de 2 % des barèmes à partir du 1er mars 2007 et d’1 % au 1er janvier 2008 pour porter l’augmentation à 3%; Vu l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale octroyant aux communes un subside visant à financer la revalorisation barémique des agents de niveaux D et E des communes, C.P.A.S., du Mont-de-Piété et des hôpitaux publics dont les communes prennent le déficit en charge, à hauteur de 2 % par an ; Considérant qu’à partir du 1er janvier 2008, un pour cent, sur les trois, sera à charge du budget communal ; Considérant que le projet de la présente délibération a été soumis à la négociation avec les organisations syndicales représentatives, dont protocole en annexe ; Considérant que le projet de la présente délibération a été soumis au comité d’accompagnement ; Vu l’article 145 de la Nouvelle Loi communale ; DECIDE d’adopter Article 1er Dans l’annexe 1 de la délibération du 22 octobre 2001, à l’article 8, modifié par la délibération du 28 juin 2004 (article 3), les montants de 535,74 € et 816,60 € sont remplacés respectivement par 546,45 € et 832,93 € au 1er mars 2007 et par 551,81 € et 841,10 € au 1er janvier 2008. Article 2 Les échelles de traitements de la Charte sociale des niveaux D et E sont augmentées de trois pour cent à partir du 1er janvier 2008, dont deux pour cent dès le 1er mars 2007 (voir tableaux en annexe). Article 3 Copie de la présente délibération sera adressée à M. le Ministre-Président de la Région de Bruxelles-Capitale, à M. le Receveur communal, aux Services des Finances et du Personnel. *** De Gemeenteraad, Herzien zijn beraadslaging van 26 mei 1997 houdende wijziging van het Geldelijk statuut ten gevolge van de toepassing van het Sociaal Handvest en zijn latere wijzigingen ; Herzien zijn beraadslaging van 22 oktober 2001 tot aanpassing van het geldelijk statuut aan de euro en zijn bijlagen; Herzien zijn beraadslaging van 28 juni 2004 tot verhoging van de barema’s van het gemeentepersoneel, met uitzondering van de wettelijke graden, van één procent op datum van 1 september 2004 en van één procent op datum van 1 januari 2005; Overwegende het akkoordprotocol 2005/2006 afgesloten in het comité C van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dat voorziet in een loonsverhoging van twee procent van de weddeschalen voor de personeelsleden van niveaus D en E van de plaatselijke besturen (gemeenten, Berg van Barmhartigheid, O.C.M.W.’s en openbare
ziekenhuizen) met ingang van 1 maart 2007 en een bijkomende weddeschaalverhoging van één procent met ingang van 1 januari 2008, zodanig dat de verhoging van de weddeschalen drie procent bedraagt; Gezien het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot toekenning van een subsidie aan de gemeenten met het oog op de financiering van de loonsverhoging van de personeelsleden van niveau D en E van de gemeenten, de OCMW’s, de Berg van Barmhartigheid en de openbare ziekenhuizen waarvan de gemeenten het tekort op zich nemen, met name 2% per jaar ; Overwegende dat, vanaf 1 januari 2008, één procent op de drie, ten laste van de gemeentelijke begroting zal zijn; Overwegende dat het ontwerp van deze beraadslaging onderworpen werd aan de onderhandeling met de vertegenwoordigende vakbondsorganisaties, waarvan protocol in bijlage ; Overwegende dat het ontwerp van deze beraadslaging onderworpen werd aan het begeleidingscomité; Gelet op het artikel 145 van de Nieuwe Gemeentewet ; BESLIST Artikel 1 In de bijlage 1 van de beraadslaging van 22 oktober 2001, in het artikel 8, gewijzigd door de beraadslaging van 28 juni 2004 (artikel 3), worden de bedragen 535,74 € en 816,60 € respectievelijk gewijzigd door 546,45 € en 832,93 € op 1 maart 2007 en door 551,81 € en 841,10 € op 1 januari 2008. Artikel 2 De weddeschalen van het Sociaal Handvest van de niveaus D en E worden met drie procent verhoogd vanaf 1 januari 2008, waarvan twee procent al vanaf 1 maart 2007 (zie tabellen in bijlage). Artikel 3 Afschrift van deze beraadslaging zal worden overgemaakt aan de H. Minister en Voorzitter van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, aan de H. Gemeenteontvanger, aan de dienst Financiën, aan de Personeelsdienst. Voir annexe – Zie bijlage
(3)
11ème renouvellement du contrat de mobilité entre la Région de Bruxelles-Capitale et la Commune d'Etterbeek 11de vervanging van het mobiliteitscontract tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Gemeente Etterbeek
A l’unanimité des voix, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met éénparigheid van stemmen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Le Conseil communal, Vu la nouvelle loi communale; Vu l'Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 18 juillet 1996 déterminant les règles pour l'octroi de subventions aux Communes dans le cadre d'un contrat de mobilité; Vu l'Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 17 juillet 1997 modifiant l'Arrêté du 18 juillet 1996;
Vu l'Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 20 décembre 2001 portant exécution de l'ordonnance du 11 mars 1999 relative à l'euro en matière de travaux publics et de transport section II adaptation de l'Arrêté du 17 juillet 1997 modifiant l'Arrêté du 18 juillet 1996; Considérant les intentions du Plan Régional de Développement qui précise "qu'il appartient aux Communes de prendre les mesures pour gérer la circulation, notamment en affectant des agents à cette tâche et en convenant des modalités d'interventions rapides en cas d'accident qui perturbe la circulation sur les voiries où le trafic est important"; Considérant que la Région Bruxelloise doit évoluer vers une mobilité durable; Considérant que les transports en commun, les déplacements à pied et à vélo sont des éléments essentiels d'une mobilité durable; Considérant que la promotion de l'utilisation des transports en commun passe notamment par l'amélioration de leur vitesse commerciale; Considérant que la promotion des déplacements à pied et à vélo passe par une augmentation de leur sécurisation; Considérant que la congestion est néfaste pour le fonctionnement socio-économique de la Commune et qu'elle entraîne des effets dommageables sur la santé et l'environnement; Considérant que la Région encourage les Communes à amplifier la présence de leur police sur les voiries régionales afin d'y maintenir de bonnes conditions de circulation; Vu le rapport relatif à l'exécution du contrat en cours; Sur proposition du Collège des Bourgmestre et Echevins; DECIDE 1. 2.
3. 4.
d'approuver le rapport relatif à l'exécution du contrat en cours; de solliciter une subvention auprès de la Région de Bruxelles-Capitale, conformément à l'Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 20 décembre 2001 portant exécution de l'ordonnance du 11 mars 1999 relative à l'euro en matière de travaux publics et de transport section II - adaptation de l'Arrêté du 17 juillet 1997 modifiant l'Arrêté du 18 juillet 1996 déterminant les règles pour l'octroi de subventions aux Communes dans le cadre d'un contrat de mobilité, pour la surveillance de 2 carrefours prioritaires établis en voirie régionale et de 13,146 kilomètres de voiries régionales dont le détail figure au contrat de mobilité joint en annexe de la présente délibération; de souscrire aux engagements figurant au contrat de mobilité joint en annexe de la présente délibération; de charger le Collège des Bourgmestre et Echevins de l'exécution de la présente décision.
La présente délibération sera transmise à l’Autorité de Tutelle. CONTRAT DE MOBILITE ETT-012 (Onzième renouvellement) Entre La Commune d’Etterbeek, ci-après dénommée « la Commune représentée par son Bourgmestre et son Secrétaire, agissant en exécution de la délibération prise par le Conseil communal le 15.11.20007 et Le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale représenté par le Ministre chargé de la Mobilité; Vu l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 18 juillet 1996 déterminant les règles applicables pour l’octroi de subventions aux communes dans le cadre d’un contrat de mobilité;
Vu l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 17 juillet 1997 modifiant l’arrêté du 18 juillet 1996 déterminant les règles applicables pour l’octroi de subventions aux communes dans le cadre du contrat de mobilité; Vu l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 20 décembre 2001 portant exécution de l’ordonnance du 11 mars 1999 relative à l’euro en matière de travaux publics et de transport section II adaptation de l’arrêté du 17 juillet 1997 modifiant l’arrêté du 18 juilelt 1996 déterminant les règles applicables pour l’octroi de subventions aux ommunes dans le cadre du contrat de mobilité; Article 1 La Commune s’engage à assurer, par une présence policière effective, la surveillance des carrefours et voiries prioritaires désignés ci-dessous, conformément à l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 18 juillet 1996 déterminant les règles applicables pour l’octroi de subventions aux communes dans le cadre du contrat de mobilité. Carrefours prioritaires Chaussée de Wavre/boulevard Général Jacques (côté ville) Chaussée de Wavre/boulevard Général Jacques (côté Auderghem) Voiries prioritaires Avenue de Tervuren (entre la Porte de Tervuren et Montgomery) Chaussée de Wavre (entre le boulevard Général Jacques et la place Jourdan) Avenue d’Auderghem (entre l’avenue des Nerviens et la Chasse) Avenues de la Chasse et des Celtes Boulevards Général Jacques et Louis Schmidt Chaussée d’Etterbeek (entre la rue Belliard et la place Jourdan) Article 2 La Commune s’engage à ce que les interventions des policiers sur les carrefours et voiries prioritaires rencontrent les objectifs suivants : 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
favoriser le passage des transports en commun et les taxis; veiller à la sécurité de tous les utilisateurs du carrefour ou de la voirie prioritaire, en particulier les piétons et les cyclistes; veiller à ce que les arrêts des lignes de transport en commun et des zones de stationnement pour taxis soient dégagés; veiller à ce que le stationnement n’entrave, ni la circulation des transports en commun, ni le passage du trafic routier, ni le cheminement des piétons et des cyclistes; veiller au respect du code da la route par l’ensemble des utilisateurs du carrefour ou de la voirie prioritaire; verbaliser le stationnement en double file et procéder, le cas échéant, à l’enlèvement des véhicules; veiller à maintenir de bonnes conditions de circulation sur les voiries prioritaires et veiller au dégagement des carrefours prioritaires
Article 3 La commune s’engage à effectuer la surveillance des carrefours et voiries mentionnés à l’article 1er, de 7h30 à 9h00 et de 16h30 à 18h30 durant les jours ouvrables, hors week-end, jours fériés et vacances scolaires. La période de surveillance quotidienne de 3h30 peut être modifiée sur base de l’expérience de la commune, pour autant que cette dernière en informe la Région (Direction Stratégie de l’Administration de l’Equipement et des Déplacements – CCN – rue du Progrès 80 – bte 1 – 5ème étage – 1035 Bruxelles), sans pour autant être inférieure à 3h30 par jour. La commune s’engage à affecter au moins un agent par carrefour. La commune est autorisée à déplacer les agents à d’autres carrefours régionaux avec transports en commun de la commune en fonction des nécessités de circulation, en donnant la priorité à ces derniers et à la protection des piétons. Pour les voirires prioritaires, la commune s’engage à organiser le passage d’une patrouille de la police aux heures sus indiquées. Ce passage peut s’effectuer en véhicule automobile, selon un circuit rationel permettant d’y
assurer une surveillance la plus fréquente possible. Lorsque le circuit est court, celui-ci peut être effectué en moto, en vélomoteur, en vélo ou à pied. Article 4 Dans le cadre de la surveillance des voiries et carrefours repris à l’article 1er, la commune s’engage sans préjudice des objets énumérés à l’article 2, à ce que les interventions rencontrent les objectifs particuliers suivants : Carrefours Chaussée de Wavre/boulevard Général Jacques (côté ville) Faciliter le pasage des tramways des lignes 23, 24 et 25 et des autobus de la ligne 34 et des lignes TEC et DE LIJN Chaussée de Wavre/boulevard Général Jacques (côté Auderghem) Faciliter le passage des tramways des lignes 23, 24 et 25 et des autobus de la ligne 34 et des lignes TEC et DE LIJN Voiries Avenue de Tervuren Eviter le stationnement en double file dans les allées latérales Faciliter le passage des autobus des lignes 20, 22, 61 et 80 Chaussée de Wavre Eviter le stationnement en double file Faciliter le passage des autobus des lignes 34, TEC et DE LIJN Avenue d’Auderghem Eviter le stationnemnet en double file Faciliter le passage des autobus des lignes 26, TEC et DE LIJN Veiller au dégagement des arrêts Avenue de la Chasse et des Celtes Eviter le stationnement en double file Faciliter le passage des tramways des lignes 81 et 82 Veiller à ce que le site propre ne soit pas utilisé par des véhicules privés Boulevards Général Jacques et Louis Schmidt Eviter le stationnement en double file Eviter le stationnement interdit dans les carrefours et aux autres endroits illicites Chaussée d’Etterbeek Eviter le stationnement en double file Faciliter le passage des autobus des lignes 34, 54 et 59 Article 5 La commune s’engage à désigner un interlocuteur responsable de la gestion de toutes les interventions qui seront exécutées en vertu du présent contrat. Article 6 La commune s’engage à établir annuellement un rapport circonstancié sur l’exécution des missions accomplies en vertu du présent contrat en mentionnant le difficultés rencontrées, les améliorations observées ainsi que les améliorations qu’il conviendrait d’apporter à la gestion du trafic routier sur les carrefours et voiries prioritaires, notamment les feux. Article 7
La Commune s’engage à participer aux réflexions sur les applications futures du serveur de trafic ayant trait à la coordination entre la Région de Bruxelles-Capitale et les communes et à la diffusion de l’information relative à la gestion de la circulation. Article 8 A défaut pour la Commune de se conformer à l’avertissement ministériel visé à l’article 7 de l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 18/07/96 déterminant les règles applicables pour l’octroi de subventions aux communes dans le cadre du contrat de mobilité, la Région de Bruxelles-Capitale récupère d’office le montant des subventions allouées. Fait à Bruxelles en 4 exemplaire. Pour la commune d’Etterbeek : Christian DEBATY, Secrétaire communal, Vincent DE WOLF, Bourgmestre Pour le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, Le Ministère du Gouvermenent de la Région de Bruxelles-Capitale, chargé de la Mobilité et des Travaux publics, P. SMET *** De Gemeenteraad, Gelet op de nieuwe gemeentewet; Gelet op het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 18 juli 1996 vaststellend de regels voor de toekenning van toelagen aan de gemeenten in het kader van een mobiliteitscontract; Gelet op het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 17 juli 1997 dat het besluit van 18 juli 1996 wijzigt; Gelet op het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 20 december 2001 tot uitvoering van de ordonnantie van 11 maart 1999 betreffende de euro inzake openbare werken en vervoer – afdeling II houdende aanpassing van het besluit van 17 juli 1997 dat het besluit van 18 juli 1996 wijzigt; Overwegende de doelstellingen van het gewestelijk ontwikkelingsplan dat vaststelt « dat het aan de gemeenten hoort maatregelen te nemen om het verkeer te beheren, met name door agenten in te zetten en door spoedige tussenkomstmaatregelen vast te stellen in geval van ongelukken die het verkeer op de drukke wegen zouden storen »; Overwegende dat het Brussels Gewest naar een duurzame mobiliteit moet streven; Overwegende dat het openbaar vervoer, de verplaatsingen te voet of per fiets essentiële elementen zijn van een duurzame mobiliteit; Overwegende dat de promotie van openbaar vervoer in het bijzonder een verbetering van haar commerciële snelheid eist; Overwegende dat de promotie van de verplaatsingen te voet of per fiets een toeneming van hun in veiligheidsstelling eist; Overwegende dat de verkeersopstoppingen nadelig zijn voor de socio-economische werking van de gemeente en dat ze schadelijke gevolgen voor de gezondheid en het leefmilieu kunnen veroorzaken; Overwegende dat het Gewest de gemeenten aanmoedigt om de aanwezigheid van hun politie op de gewestelijke wegen te vermeerderen om goede verkeersomstandigheden te handhaven; Gelet op het verslag betreffende de uitvoering van het doorlopend contract; Op voorstel van het College van Burgemeester en Schepenen; BESLIST
1. 2.
3. 4.
Het verslag betreffende de uitvoering van het doorlopend contract goed te keuren; Een subsidie bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aan te vragen, overeenkomstig het besluit van de regering van het Brussels Gewest van 20 december 2001, houdende uitvoering van de ordonnantie van 11 maart 1999, betreffende de euro inzake openbare werken en vervoer – afdeling II houdende aanpassing van het besluit van 17 juli 1997 dat het besluit van 18 juli 1996 tot vaststelling van de regels voor de toekenning van subsidies aan de gemeenten in het kader van een mobiliteitscontract, voor het toezicht van 2 kruispunten waar voorrang geldt gelegen op gewestelijke wegen en van 13,146 kilometers van gewestelijke wegen vermeld in het mobiliteitscontract in bijlage van deze beraadslaging, wijzigt; Om de opdrachten vermeld in het mobiliteitscontract in bijlage van deze beraadslaging te onderschrijven; Om het College van Burgemeester en Schepenen met de uitvoering van deze beslissing te belasten.
Huidige beraadslaging zal verzonden worden aan de Toezichthoudende Overheid. MOBILITEITSCONTRACT ETT-012 (Elfde aanpassing) Tussen De gemeente Etterbeek, Hierna genoemd « de Gemeente » Vertegenwoordigd door haar Burgemeester en haar Secretaris, handelend in uitvoering van de beslissing genomen door har Gemeenteraad op 15.10.2007 En De Brusselse Hoofdstedelijke Regering vertegenwoordigd door de Minister belast met Mobiliteit. Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18 juli 1996 tot vaststelling van de regels die van toepassing zijn voor de toekenning van toelagen aan de gemeenten in het raam van de mobiliteitscontract. Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 juli 1997 tot wijziging van het besluit van 18 juli 1996 tot vaststelling van de regels die van toepassing zijn voor de toekenning van toelagen aan de gemeenten in het raam van het mobiliteitscontract; Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 december 2001 tot uitvoering van de ordonnantie van 11 maart 1999 betreffende de euro inzake openbare werken en vervoer, afdeling II aanpassing van het besluit van 17 juli 1997 tot wijziging van het besluit van 18 juli n1996 tot vaststelling van de regels die van toepassing zijn voor de toekenning van toelagen aan de gemeenten in het raam van het mobilitietscontract; Artikel 1 De Gemeente verbindt zich ertoe, door middel van een daadwerkelijke aanwezigheid van de politie, het toezicht uit te oefenen op de hierna vermelde voorrangskruispunten en op de voorrangswegen, overeenkomstig het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18 juli 1996 tot vaststelling van de regels die van toepassing zijn voor de toekenning van toelagen aan de gemeenten in het raam van het mobiliteitscontract Voorrangskuispunten Waversesteenweg/Generaal Jacqueslaan (kant stad) Waversesteenweg/Generaal Jacqueslaan (kant Oudergem) Voorrangswegen Tervurenlaan (tussen de Tervuursepoort en Montgomery) Steenweg op Waver (tussen de Generaal Jacqueslaan en het Jourdanplein) Oudergemlaan (tussen de Nerviërslaan en de Jacht) Jachtlaan en Keltenlaan Generaal Jacqueslaan en Louis Schmidtlaan Etterbeeksesteenweg (tussen Belliardstraat en Jourdanplein)
Artikel 2 De Gemeente verbindt zich ertoe dat de tussenkomsten van de politieagenten op de kruispunten en voorrangswegen aan de volgende doelstellingen beantwoorden 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
de doorgang van het openbaar vervoer en de taxi’s bevorderen waken over de veiligheid van alle gebruikers van het voorrangskruispunt of van de voorrangsweg, en in het bijzonder deze van de fietsers en de voetgangers; erop toezien dat de haltes van het openbaar vervoer en de parkeerzones voor taxi’s vrijgemaakt zijn; erop letten dat noch de doorgang van het openbaar vervoer noch van het autoverkeer noch van de fiets- en wandelpader door het parkeren verhinderd wordt; toezien op de naleving van het verkeersreglement door alle gebruikers van het voorrangskruispunt of van de voorrangsweg; proces-verbaal opmaken bij dubbelparkeren en, in voorkomend geval, de voertuigen laten wegslepen; zorgen voor goede verkeersomstandigheden op de voorrangswegen en ervoor zorgen dat de voorrangskruispunten vrijgemaakt zijn.
Artikel 3 De Gemeente verbindt zich ertoe het toezicht uit te oefenen op de in artikel 1 vermelde kruispunten en wegen van 07.30u tot 09.00u en van 16.30u tot 18.30u, dit op werkdagen en uitgezonderd tijdens de weekends, feestdagen en schoolvakanties. De dagelijkse duur van het toezicht ten belope van 3u30 mag gewijzigd worden op basis van de ervaring verworven door de Gemeente, voor zover deze het Gewest hiervan op de hoogte brengt (met name de Directie Strategie van het Bestuur Uitrusting en Vervoer – CCN – Vooruitgangstraat 80 – bus 1 – 5e verdieping – 1035 Brussel) en de duur niet minder bedraagt dan 3u30 per dag. De Gemeente verbindt zich ertoe minstens een agent in te zetten per kruispunt. De Gemeente mag de agenten op andere gewestelijke kruispunten met openbaar vervoer van de gemeente verplaatsen naar gelang van de eisen van het verkeer, waarbij het openbaar vervoer en de bescherming van de boetgangers voorrang krijgen. Voor de voorrangswegen, verbindt de Gemeente zich tot het organiseren van een politiepatrouille op voornoemde uren. Deze patrouille mag gebeuren met een politiewagen, volgens een rationeel parcourts dat een zo frequent mogelijk toezicht maakt. Wanneer het een korte betreft, mag deze uitgevoerd worden met motor, bromfiets, fiets of te voet. Artikel 4 In het raam van het toezicht op de in artikel 1 vermelde kruispunten en wegen, verbindt de Gemeente zich ertoe, onverminderd de doelstellingen opgesomd in artikel 2, dat de tussenkomsten aan de volgende bijzondere doelstellingen beantwoorden : Kruispunten Steenweg op Waver/Generaal Jacqueslaan (kant stad) De doorgang van de trams van de lijnen 23, 24 en 25 en van de bussen van lijn 34 en van de lijnen TEC en DE LIJN vergemakkelijken. Steenweg op Waver/Generaal Jacqueslaan (kant Oudegem) De doorgang van de trams van de lijnen 23, 24 en 25 en van de bussen van lijn 34 en van de lijnen TEC en DE LIJN vergemakkelijken. Wegen Tervurenlaan Het dubbelparkeren in de zijdelingse dreven vermijden De doorgang van de bussen van de lijnen 20, 22, 61 en 80 vergemakkelijken. Steenweg op Waver Het dubbelparkeren vermijden De doorgang van de bussen van de lijnen 34, TEC en DE LIJN vergemakkelijken.
Oudergemlaan Het dubbelparkeren vermijden; De doorgang van de bussen van de lijnen 36, TEC en DE LIJN vergemakkelijken; Ervoor zorgen dat de haltes vrij blijven. Jachtlaan en Keltenlaan Het dubbelparkeren vermijden De doorgang van de trams van de lijnen 81 en 82 vergemakkelijken; Ervoor zorgen dat de eigen bedding niet door private voertuigen gebruikt wordt Generaal Jacqueslaan en Louis Schmidtlaan Het dubbelparkeren vermijden; Het verbod op het parkeren op de kruispunten en op andere plaatsen waar een verbod geldt, doen naleven. Etterbeeksesteenweg Het dubbelparkeren vermijden De doorgang van de bussen van de lijnen 34, 54 en 59 vergemakkelijken. Artikel 5 De Gemeente verbindt zich ertoe een gesprekspartner aan te duiden die instaat voor het beheer van alle tussenkomsten die zullen worden uitgevoerd krachtens dit contract. Artikel 6 De Gemeente verbindt zich ertoe jaarlijks een gedetailleerd verslag op te stellen over de uitvoering van de opdrachten volbracht krachtens dit constract waarin een opsomming wordt gegeven van de ondervonden moeilijkheden en de verbeteringen die werden waargenomen, alsook van de aanpassingen die zouden moeten worden gedaan aan het beheer van het wegverkeer op de kruispunten waar voorrang geldt en de voorrangswegen, meer bepaald aan het beheer van de lichten. Artikel 7 De Gemeente verbindt zich ertoe deel te nemen aan de debatten aangaande de toekomstige toepassingen van de verkeersserver met betrekking tot de coördinatie tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de gemeenten en tot de verspreiding van informatie over het beheer van het verkeer. Artikel 8 Indien de Gemeente zich niet houdt aan de ministeriële waarschuwing bedoeld in artikel 7 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18 juli 1996 tot vaststelling van de regels die van toepassing zijn voor de toekenning van toelagen aan de gemeenten in het raam van een mobiliteitscontract, dan vordert het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ambtshalve het bedrag van de verleende toelagen terug. Opgesteld te Brussel, in viervoud. Namens de gemeente Etterbeek, Vincent DE WOLF, Burgemeester, Christian DEBATY, Secretaris Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit en Openbare Werken, P. SMET.
Madame Françoise BERTIEAUX rentre en séance. Mevrouw Françoise BERTIEAUX komt in zitting terug.
(4)
Régie Foncière - Fixation des conditions de divers marchés publics - Article 234 alinéa 3 de la Nouvelle Loi Communale - Communication pour information.
Regie van Grondbeleid - Vaststellen van de voorwaarden van verschillende overheidsopdrachten Artikel 234 derde lid van de Nieuwe Gemeentewet - Mededeling ter kennisgeving. Le Conseil communal prend pour information la délibération suivante : De Gemeenteraad neemt ter informatie de volgende beraadslaging : Le Conseil Communal, Attendu qu’en vertu de l’article 234 alinéa 3 de la Nouvelle Loi Communale, le Collège des Bourgmestre et Echevins est habilité à exercer le pouvoir du Conseil Communal pour fixer, dans le cas d’un recours à la procédure négociée sans publicité, les conditions du marché s’il est fait application de l’article 17 § 2-1° a) de la loi du 24 décembre 1993 relative aux marchés publics et à certains marchés de travaux, de fournitures et de services ; Attendu qu’il s’agit des marchés par procédure négociée dont la dépense à approuver ne dépasse pas le montant de 67.000 €, hors T.V.A. ; Attendu que les décisions prises dans ce cadre par le Collège des Bourgmestre et Echevins doivent être communiquées pour information au Conseil Communal lors de sa plus prochaine séance ; Attendu que les décisions suivantes ont été prises par le Collège des Bourgmestre et Echevins : Date : 6 septembre 2007. Objet : Patrimoine immobilier géré par le service de la Régie Foncière – Fourniture de matériel de chauffage 2008 – Approbation du cahier des charges administratif et technique - Choix du mode d'attribution du marché par procédure négociée sans publicité préalable – Liste des fournisseurs à consulter. Estimation de la dépense : 16.000,00 €, hors T.V.A. Article budgétaire : 614.01 du budget ordinaire 2008 de la Régie Foncière. Date : 6 septembre 2007. Objet : Patrimoine immobilier géré par le service de la Régie Foncière – Fourniture de peinture et de petit matériel 2008 – Approbation du cahier des charges administratif et technique - Choix du mode d'attribution du marché par procédure négociée sans publicité préalable – Liste des fournisseurs à consulter. Estimation de la dépense : 19.500,00 €, hors T.V.A. Article budgétaire : 614.01 du budget ordinaire 2008 de la Régie Foncière. Date : 6 septembre 2007. Objet : Patrimoine immobilier géré par le service de la Régie Foncière – Fourniture de matériel de plomberie 2008 – Approbation du cahier des charges administratif et technique - Choix du mode d'attribution du marché par procédure négociée sans publicité préalable – Liste des fournisseurs à consulter. Estimation de la dépense : 23.000,00 €, hors T.V.A. Article budgétaire : 614.01 du budget ordinaire 2008 de la Régie Foncière. Date : 6 septembre 2007. Objet : Patrimoine immobilier géré par le service de la Régie Foncière – Fourniture de matériel de quincaillerie – Choix du mode de passation du marché par procédure négociée sans publicité préalable – Désignation de l'adjudicataire – Exercice 2007. Estimation de la dépense : 13.500,00 €, hors T.V.A. Article budgétaire : 614.01 du budget ordinaire 2007 de la Régie Foncière DECIDE De prendre pour information les décisions du Collège de Bourgmestre et Echevins dont question ci-dessus et ce en application de l’article 234 alinéa 3 de la Nouvelle Loi Communale. *** De Gemeenteraad,
Overwegende dat overeenkomstig artikel 234 derde lid van de Nieuwe Gemeentewet, het College van Burgemeester en Schepenen gemachtigd is de bevoegdheid van de Gemeenteraad uit te oefenen voor het vaststellen van de voorwaarden van de opdrachten die worden gegund bij onderhandelingsprocudre zonder bekendmaking met toepassing van artikel 17 § 2-1° a) van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten ; Aangezien dat het opdrachten betreft gegund bij onderhandelingsprocedure waarvan de goed te keuren uitgave het bedrag van 67.000 €, B.T.W. niet begrepen, niet overschrijdt ; Aangezien dat de beslissingen in dit kader genomen door het College van Burgemeester en Schepenen moeten ter kennisgeving medegedeeld worden aan de Gemeenteraad op zijn eerstvolgende vergadering ; Aangezien dat de volgende beslissingen werden genomen door het College van Burgemeester en Schepenen : Datum : 6 september 2007. Onderwerp : Onroerend patrimonium beheerd door de dienst van de Regie van Grondbeleid – Levering van verwarmingsmaterialen 2008 – Goedkeuring van administratief en technisch lastenkohier - Keuze van de gunningswijze van de opdracht bij onderhandelingsprocedure zonder voorafgaandelijke publiciteit – Lijst van de leveranciers te raadplegen. Raming van de uitgave : 16.000,00 €, zonder B.T.W. Begrotingsartikel : 614.01 van de gewone begroting 2008 van de Regie van Grondbeleid. Datum : 6 september 2007. Onderwerp : Onroerend patrimonium beheerd door de dienst van de Regie van Grondbeleid – Levering van verven en kleine materialen 2008 – Goedkeuring van administratief en technisch lastenkohier - Keuze van de gunningswijze van de opdracht bij onderhandelingsprocedure zonder voorafgaandelijke publiciteit – Lijst van de leveranciers te raadplegen. Raming van de uitgave : 19.500,00 €, zonder B.T.W. Begrotingsartikel : 614.01 van de gewone begroting 2008 van de Regie van Grondbeleid. Datum : 6 september 2007. Onderwerp : Onroerend patrimonium beheerd door de dienst van de Regie van Grondbeleid – Levering van loodgieterijmaterialen 2008 – Goedkeuring van administratief en technisch lastenkohier - Keuze van de gunningswijze van de opdracht bij onderhandelingsprocedure zonder voorafgaandelijke publiciteit – Lijst van de leveranciers te raadplegen. Raming van de uitgave : 23.000,00 €, zonder B.T.W. Begrotingsartikel : 614.01 van de gewone begroting 2008 van de Regie van Grondbeleid. Datum : 6 september 2007. Onderwerp : Onroerend patrimonium beheerd door de dienst van de Regie van Grondbeleid – Levering van ijzerwarenmaterialen – Keuze van de gunningswijze van de opdracht bij onderhandelingsprocedure zonder voorafgaandelijke publiciteit – Aanduiding van de aannemer – Dienst 2007. Raming van de uitgave : 13.500,00 €, zonder B.T.W. Begrotingsartikel : 614.01 van de gewone begroting 2007 van de Regie van Grondbeleid. BESLIST Kennis te nemen van bovenvermelde beslissingen van het College van Burgemeester en Schepenen en dit in toepassing van artikel 234 derde lid van de nieuwe gemeentewet.
Voir annexe – Zie bijlage
Monsieur Didier van EYLL rentre en séance. De heer Didier van EYLL komt in zitting terug.
(5)
Domaine privé - Patrimoine Communal - Immeuble sis chaussée de Wavre 538-544 - Vente par procédure négociée - Fixation des modalités et des conditions de vente. Privaat domein - Gemeentelijk patrimonium - Gebouw gelegen Waversesteenweg 538-544 Verkoop door onderhandelingsprocedure - Vaststelling van de modaliteiten en de verkoopsvoorwaarden.
A l’unanimité des voix, le Conseil communal prend la délibération suivante, : Met éénparigheid van stemmen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Le Conseil Communal, Attendu que la Commune est propriétaire d’un bien situé à Etterbeek, chaussée de Wavre 538 à 544, cadastré Division 4, Section B n° 27 Z13, d’une superficie de 21 a 25 ca ; Attendu que le bien n’a pu servir à la destination pour laquelle il avait été acquis, à savoir comme garage communal ; Que ce bâtiment, en attente d’une affectation durable, est actuellement inoccupé et ne sert que de dépôt ; Que plusieurs personnes ont déjà marqué leur intérêt pour acquérir ce bien ; Qu’un rapport d’estimation de la valeur du bien a été demandé au Comité d’Acquisition ; Que le montant provenant de la vente sera porté en recette à l’article 124-762/53 du budget extraordinaire de la Commune ; Vu l’article 117 de la Nouvelle Loi Communale ; DECIDE 1. 2.
D’approuver le principe de la vente par procédure négociée du bien situé chaussée de Wavre 538 à 544, cadastré Division 4, Section B n° 27 Z13, d’une superficie de 21 a 25 ca, au prix minimum de l’estimation ; De charger le Comité d’Acquisition de Bruxelles 1 de la procédure de vente et de représenter la Commune d’Etterbeek durant cette procédure. ***
De Gemeenteraad, Overwegende dat de Gemeente eigenares is van het gebouw gelegen te Etterbeek, Waversesteenweg 538 tot 544, gekadastreerd 4de Divisie, Sectie B nr. 27 Z13, met een oppervlakte van 21 a 25 ca ; Overwegende dat het goed niet tot de bestemming heeft kunnen dienen waarvoor het aangekocht werd, met name als gemeentelijke garage ; Dat dit gebouw, in afwachting van een duurzame bestemming, momenteel onbezet is en slechts als opslagplaats dient ; Dat verschillende personen reeds hun belangstelling hebben getoond om dit goed te verkrijgen ; Dat een schattingsverslag van de waarde van het goed aan het aankoopcomité werd aangevraagd ; Dat het bedrag van de verkoop in ontvangst zal gedragen worden op artikel 124-762/53 van de buitengewone begroting van de Gemeente ; Gelet op artikel 117 van de Nieuwe Gemeentewet ;
BESLUIT 1. 2.
Het principe goed te keuren van de verkoop door onderhandelingsprocedure van het goed gelegen Waversesteenweg van 538 tot en met 544, gekadastreerd 4de Divisie, Sectie B nr. 27 Z13, met een oppervlakte van 21 a 25 ca, aan de minimumprijs van de schatting ; Het aankoopcomité van Brussel 1 te belasten met de verkoopprocedure en de Gemeente van Etterbeek tijdens deze procedure te vertegenwoordigen.
(6)
Service de prévention - Plan Sécurité de la Région de Bruxelles-Capitale - Convention Approbation. Preventiedienst - Veiligheidsplan van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest - Overeenkomst Goedkeuring.
A l’unanimité des voix, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met éénparigheid van stemmen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Le Conseil communal, Vu l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 19 avril 2007 accordant des subventions à la Commune d’Etterbeek dans le cadre du Plan Sécurité pour l’année 2007 afin de renforcer les efforts en matière de prévention et améliorer la sécurité; Vu la décision du Collège échevinal du 10 mai 2007 approuvant les projets introduits par le Service de Prévention dans le cadre de ce Plan ; Vu la convention transmise par le Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale portant sur un montant de 52.573,04€ octroyé à notre Commune ; Attendu que cette convention entre en vigueur le 1er mai 2007 et se termine le 31 décembre 2007, DECIDE D’approuver la convention relative au Plan Sécurité de la Région de Bruxelles-Capitale ci-annexée. La présente délibération sera soumise aux autorités de tutelle conformément aux dispositions légales. Plan Sécurité de la Région de Bruxelles-Capitale CONVENTION ENTRE la RÉGION DE BRUXELLES-CAPITALE représentée par le Ministre-Président du Gouvernement de la Région Bruxelles-Capitale chargé des Pouvoirs locaux, de l’Aménagement du territoire, des Monuments et Sites, de la Rénovation urbaine, du Logement, de la Propreté publique et de la Coopération au développement, Charles PICQUÉ ; Nos réf : 000-2007/3443-vd ci-après dénommée "la Région" ET La commune d’ETTERBEEK représentée par le Bourgmestre, M. Vincent DE WOLF, et le secrétaire communal, M. Christian DEBATY; ci-après dénommée "le bénéficiaire" il est décidé CE QUI SUIT :
Article 1 : Objet de la convention La présente convention règle les modalités de la mise à disposition du bénéficiaire d’une subvention de la Région d’un montant de € 52.573,04 conformément à l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 19 avril 2007 accordant des subventions dans le cadre du Plan sécurité pour l’année 2007. En aucun cas, le champ d’application de l’arrêté susmentionné ne peut être modifié, réduit ou étendu en vertu de la présente convention. La subvention est allouée au bénéficiaire pour couvrir partiellement ou en totalité les frais liés à la mise en place de différents projets relatifs au Plan sécurité de la Région de Bruxelles-Capitale, présentés à l’annexe 2, et subdivisés en frais de personnel, frais de fonctionnement et frais d’investissement Le budget prévisionnel est présenté à l’annexe 1 de la présente convention. Article 2 : Durée La convention porte sur la période du 1er mai au 31 décembre 2007. Article 3 : Contrôle des subventions Les articles 92 à 95 de l’ordonnance organique du 23 février 2006 portant les dispositions applicables au budget, à la comptabilité et au contrôle sont d’application immédiate et générale dès qu’il est question d’une subvention. Ces articles sont reproduits in extenso ci-dessous : Art 92 : Conformément à l’article 11 de la loi du 16 mai 2003, précitée, toute subvention accordée par l’entité régionale ou par une personne morale subventionnée directement ou indirectement par l’entité régionale, en ce compris toute avance de fonds récupérable consentie par eux sans intérêt, doit être utilisée aux fins pour lesquelles elle est accordée. Sauf dans les cas où une disposition légale ou réglementaire y pourvoit, toute décision allouant une subvention précise la nature, l’étendue et les modalités de l’utilisation et des justifications à fournir par le bénéficiaire de la subvention. Tout bénéficiaire d’une subvention doit justifier de l’emploi des sommes reçues, à moins qu’une ordonnance ne l’en dispense. Art 93 : Conformément à l’article 12 de la loi du 16 mai 2003, précitée, par le seul fait de l’acceptation de la subvention, le bénéficiaire reconnaît à l’entité régionale le droit de faire procéder sur place au contrôle de l’emploi des fonds attribués. L’organisation et la coordination des contrôles sont réglées par le Gouvernement. Celui-ci fait appel notamment, pour ce contrôle, aux inspecteurs des finances. Art 94 : Conformément à l’article 13 de la loi du 16 mai 2003, précitée, est tenu de rembourser sans délai le montant de la subvention, le bénéficiaire : 1° qui ne respecte pas les conditions d’octroi de la subvention ; 2° qui n’utilise pas la subvention aux fins pour lesquelles elle est accordée ; 3° qui met obstacle au contrôle visé à l’article 93 ; 4° qui perçoit déjà une subvention d’une autre institution pour le même objet, sur la base des mêmes pièces justificatives. Lorsque le bénéficiaire reste en défaut de fournir les justifications visées à l’article 92, il est tenu au remboursement à concurrence de la partie non justifiée. Art 95 : Conformément à l’article 14 de la loi du 16 mai 2003, précitée, il peut être sursis au paiement des subventions aussi longtemps que, pour des subventions analogues reçues antérieurement, le bénéficiaire reste en défaut de produire les justifications visées à l’article 92 ou de se soumettre au contrôle prévu par l’article 93.
Lorsqu’une subvention est payée par fractions, chaque fraction est considérée comme une subvention indépendante pour l’application du présent article. Article 4: Modalités de liquidation La subvention de € 52.573,04 est fractionnée en deux selon le type de frais : € 47.573,04 pour les frais de personnel et de fonctionnement, et € 5.000,00 pour les frais d’investissement. La subvention relative aux frais de personnel et de fonctionnement sera liquidée en deux tranches : une première tranche de € 28.543,82 (soit 60 % du subside) sur la base d'une déclaration de créance introduite pour le 15 décembre 2007 au plus tard ; le solde intitulé « décompte final » sur présentation du décompte final des dépenses et recettes, appuyé des pièces justificatives des frais exposés, à concurrence du montant accepté par l’Administration des Pouvoirs locaux suite à l’analyse des pièces justificatives ou du montant global de la subvention. Le dossier complet doit être introduit, en une seule fois, au plus tard le 31 mars 2008. Le paiement des subventions, pour les dépenses d’investissement est effectué en une seule fois, sur présentation du décompte final des dépenses et recettes, appuyé des pièces justificatives des frais exposés, à concurrence du montant accepté par l’Administration des Pouvoirs locaux suite à l’analyse des pièces justificatives ou du montant global de la subvention. Le dossier complet doit être introduit, en une seule fois, au plus tard le 31 mars 2008. Article 5 : Pièces à fournir lors de la demande de paiement La demande de paiement se fait sous la forme d’une « déclaration de créance » dont l’original est adressé à la Région de Bruxelles-Capitale, Direction de la Comptabilité, CCN, Rue du Progrès 80, 8ème étage à 1035 Bruxelles. Cette déclaration doit mentionner impérativement les éléments suivants : le motif du paiement ; le montant demandé en paiement ; le numéro du visa d’engagement fourni par l’Administration ; le numéro de compte bancaire sur lequel ce montant doit être versé. En outre, cette déclaration de créance doit être rédigée sur papier à en-tête, datée et signée par une personne habilitée à engager le bénéficiaire. Une copie de cette « déclaration de créance », accompagnée des pièces justificatives, sera adressée à la Région de Bruxelles-Capitale, Administration des Pouvoirs locaux, Direction des Initiatives spécifiques, à l’attention de madame Nicole JUILLARD, Directrice générale, boulevard du Jardin Botanique, 20 à 1035 Bruxelles. Les documents requis en qualité de pièces justificatives sont déterminés par la circulaire du 29 septembre 2005, relative aux directives financières applicables aux contrats de sécurité et de prévention subsidiés par la Région de Bruxelles-Capitale, et applicable aux subventions visées par la présente convention. Le contrôle de ces pièces par le service administratif gestionnaire doit permettre d’établir que toutes les dépenses engagées ont été réellement effectuées pour la réalisation des actions telles que prévues par la présente convention. L’Administration des Pouvoirs locaux informera ensuite le bénéficiaire du montant accepté de la subvention. Article 6 : Présentation des pièces justificatives Les pièces justificatives seront accompagnées des preuves de leur paiement : extraits de compte bancaire ou toute autre forme de preuve de paiement.
Elles doivent être numérotées selon l’ordre chronologique et précédées d’une liste reprenant, dans l’ordre des numéros de pièces : le nom du fournisseur, la date de la pièce et son montant. La liste doit se clôturer par un total et être datée et signée par une personne habilitée à engager le bénéficiaire. Article 7 : Paiement Les paiements se font dans les limites des crédits budgétaires. Ils ont lieu dans les meilleurs délais, compte tenu des contraintes liées aux contrôles. Outre le dossier introduit, en une seule fois, au plus tard le 31 mars 2008, le bénéficiaire s’engage à ne plus fournir de pièces justificatives supplémentaires et à ne pas solliciter de subvention complémentaire, à partir de la date à laquelle la déclaration de créance relative au décompte final a été transmise à la Direction de la Comptabilité. Article 8 : Marchés publics Lorsque le bénéficiaire de la subvention est une personne dotée d’une personnalité juridique qui, à la date de la décision de lancer un marché, a été créée pour satisfaire spécifiquement des besoins d’intérêt général ayant un caractère autre qu’industriel ou commercial et dont : soit l’activité est financée à plus de cinquante pour cent par les services du Gouvernement ou un organisme administratif autonome, soit la gestion est soumise à un contrôle desdits services ou organismes, soit plus de la moitié des membres de l’organe d’administration, de direction ou de surveillance sont désignés par lesdits services et organismes, celle-ci est soumise aux dispositions de la loi du 24 décembre 1993 relative aux marchés publics et à certains marchés de travaux, de fournitures et de services, conformément à l’article 4 de ladite loi. Article 9 : Imputation budgétaire Le montant des subventions est imputable aux crédits disponibles inscrits aux allocations de base 14.34.24.63.21 et 14.34.25.43.22 notifiées dans l'ordonnance du 22 décembre 2006 contenant le budget de la Région de Bruxelles-Capitale pour l'année budgétaire 2007. Article 10 : Litiges Toute contestation ou litige relatif à la présente convention sera soumis aux Tribunaux de Bruxelles, seuls compétents. Article 11 : Transmission des documents Toutes les notifications ou communications à faire en vertu de la présente convention seront valablement adressées par les parties aux adresses suivantes : 1.
Pour la Région
Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale Administration des Pouvoirs locaux Direction des Initiatives Spécifiques A l’attention de Madame Nicole JUILLARD, Directrice générale City Center – 1er étage Boulevard du Jardin Botanique, 20 1035 Bruxelles 2.
Pour le Bénéficiaire
Au collège des Bourgmestre et Echevins de la commune d'ETTERBEEK
Avenue d'Auderghem, 115-117 1040 Bruxelles Pour la RÉGION DE BRUXELLES-CAPITALE, Le Ministre-Président du Gouvernement de la Région Bruxelles-Capitale chargé des Pouvoirs locaux, de l’Aménagement du territoire, des Monuments et Sites, de la Rénovation urbaine, du Logement, de la Propreté publique et de la Coopération au développement, Charles PICQUÉ Pour la commune d’ETTERBEEK, le Bourgmestre, Vincent DE WOLF, le secrétaire communal, Christian DEBATY ANNEXE 1 : budget prévisionnel Etterbeek
Frais de personnel Prévention sur le trajet de l'école: Prévention en soirée Cellule de veille
heures sup. heures sup. 1 niveau A
9.900,00 € 6.098,04 € 26.575,00 €
Frais de fonctionnement: Prévention sur le trajet de l'école: Prévention en soirée Cellule de veille
0,00 € 0,00 € 5.000,00 €
Total frais de fonctionnement et personnel:
47.573,04 €
Frais d'investissement:
5.000,00 €
Total
52.573,04 €
ANNEXE 2 : Projets Renforcement de la présence d'agents de prévention sur le trajet de l’école-domicile dans le cadre de la lutte contre le vol (steaming) et le racket Description succincte du projet : Assistants de Prévention et de Sécurité. Les APS sont 14, 8 temps plein et 6 mi-temps. Ils surveillent les abords des écoles et des espaces publics. Ils assurent une surveillance spéciale lors des fêtes de quartiers, des brocantes, des braderies, d’événements
particuliers organisés sur la commune. Deux brigades cyclistes parcourent également tout le territoire communal. Les APS informent leur coordinatrice des problèmes constatés sur la commune et celle-ci transmet ensuite l’information au service communal ou policier compétents qui se chargera de remédier au problème. Les APS sont à l’écoute des habitants et les informent à propos des services communaux mis à leur disposition. Leur présence sur le terrain contribue au renforcement du sentiment de sécurité, leur action vise à sensibiliser au respect des règles de vie en commun. Nous désirons renforcer la présence d’agents de prévention sur le trajet école-domicile. Ces agents assureront une présence le long des trajets fréquemment empruntés par les élèves, renforçant ainsi leur intervention vis-àvis des jeunes. L’accomplissement d’heures supplémentaires par l’équipe des APS permettrait, pour les élèves des écoles secondaires, d’assurer une présence le long des trajets fréquemment empruntés par les élèves pour se rendre au métro ou au bus. Le Contrat de Sécurité et de Prévention en concertation avec le service famille/ jeunesse de la police d’Etterbeek a pu déterminer des axes d’action prioritaires. Il s’agit des axes suivants : Axe 1 : métro Boileau/métro Montgomery via le boulevard Saint-Michel. Ecoles concernées : Collège Saint-Michel et Athénée Royal néerlandophone d’Etterbeek. Axe 2 : rue du Cornet/avenue des Nerviens (bus 80)/métro Mérode/avenue des Celtes/place Saint-Pierre. Ecoles concernées : Saint-Stanislas, Ernest Richard, Saint-Joseph et l’Enfant Jésus. Axe 3 : Cours Saint-Michel/place du Roi Vainqueur/avenue Hansen Soulie/boulevard Louis Schmidt. Ecole concernée : Athénée Jean Absil. Axe 4 : rue Joseph Buedts/rue de Haerne/ quartier de la Chasse. Ecoles concernées : ISFCE/Institut Reine Fabiola, Ernest Richard. Axe 5 : Place Van Meyel/rue Général Leman/Place Jourdan. Ecole concernée : L’Enfant Jésus, Saint-Joseph. Il est constaté par la police locale qu’un certain nombre de faits délinquants ou d’incivismes sont commis sur les temps de midi. Nous souhaitons donc renforcer une présence dissuasive et rassurante durant la plage horaire 11h30 - 13h30. Il est à noter que dans le cadre de la PLP 41 la police locale a relevé sur Etterbeek pour la période courant du 4 septembre 2007 au 15 février 2007 les faits suivants : 8 coups et blessures volontaires ; 2 tentatives d’extorsion ; 1 extorsion ; 3 vols avec violence. Dans 7 de ces 14 cas il y a eu un préjudice physique et dans 3 cas un préjudice matériel. Seuls les faits faisant l’objet d’un procès-verbal déposé à Etterbeek sont repris. Les faits doivent se dérouler autour de l’école, concerner un établissement scolaire et impliquer des élèves. Ces plages horaires pourraient être couvertes du lundi au vendredi grâce à l’accomplissement de 6 heures supplémentaires par semaine par les cinq APS engagés à mi-temps. Ces heures supplémentaires ne seraient effectuées que pendant les périodes scolaires et donc 30 semaines par an.
Lieu d’intervention : AXE 1 à 5 Le projet s’inscrit-il dans un dispositif existant actuellement ?
Oui
/ Non
Si oui, lequel ? Les Assistants de Prévention et de Sécurité subsidié par le SPF Intérieur et la Région de Bruxelles-Capitale. Combien de personnes sont actuellement affectées à ce projet ? 14 personnes et une coordinatrice. Renforcement de la présence préventive en soirée et à des périodes déterminées Description succincte du projet : Les stewards de nuit Cinq stewards de nuit sillonnent les rues d’Etterbeek de 16h00 à 22h00. Durant les mois de juin à septembre, l’équipe se renforce et compte 9 personnes. Les plages horaires s’étendent alors de 18h00 à 1h00. Leurs missions rejoignent et complètent celles des APS. Ils ont un rôle préventif et dissuasif. Ils patrouillent sur tout le territoire communal. Les stewards informent leur coordinatrice des problèmes constatés sur la commune et celle-ci transmet ensuite l’information au service communal compétent ou le cas échéant aux services de police qui se chargeront de remédier au problème. Ils constituent un vecteur de communication privilégié entre les citoyens, la commune et la police. Les stewards tiennent avant tout un rôle de proximité. Ils développent des contacts avec toutes les tranches d’âge et toutes les catégories de la population ( bandes de jeunes, commerçants, personnes âgées,…) Nous désirons renforcer la présence préventive des stewards de nuit en soirée et à des périodes déterminées. Il convient, en effet, d’étendre la présence de ce personnel communal de prévention en uniforme agissant sur l’espace public. Ces heures supplémentaires seraient effectuées par 3 des 5 stewards de l’équipe de base mais aussi par les 4 stewards exerçant durant les mois de juin à septembre. Ces 4 agents étant engagés pour une période déterminée de 4 mois, ils n’ont que difficilement la possibilité de récupérer leurs heures supplémentaires prestées. Le payement des heures supplémentaires permettrait de renforcer la présence des stewards sur le terrain. Lieu d’intervention : Les lieux d’intervention prioritaires ont été déterminés sur base de l’expérience de terrain de l’équipe des stewards et notamment sur base des rapports rédigés par les stewards et transmis à leur coordinatrice. Il s’agit des lieux suivants : Place du Roi Vainqueur : lieux de rassemblements de jeunes en soirée. Tags, jeunes avec chiens, jeunes avec mobylettes, problèmes intergénérationnels,nuisances sonores… Parc ING : rassemblements de jeunes engendrant des nuisances sonores, des actes d’incivisme,… Quartier des logements sociaux Rolin : rassemblements de jeunes, occupation d’entrées d’immeubles par des jeunes, problèmes de cohabitation entre des populations d’origine sociale et culturelle différentes, problèmes intergénérationnels, actes d’incivisme, acte de vandalisme, petite délinquance, consommation de haschisch… Place Van Meyel : rassemblements de jeunes, actes de vandalisme, d’incivisme, consommation de haschisch, nuisances sonores, ….
Place Saint-Antoine : rassemblements de jeunes, actes de vandalisme, d’incivisme, nuisances sonores, consommation de haschisch, jeunes avec mobylettes,… Square Léopoldville : rassemblements de jeunes, actes d’incivisme, nuisances sonores,… Place de Theux : rassemblements de jeunes, jeux de ballons non autorisés, actes d’incivisme, nuisances sonores,… Le projet s’inscrit-il dans un dispositif existant actuellement ?
Oui
/ Non
Si oui, lequel? Les stewards de nuit engagés en partie sur fonds propres et subsidiés pour l’autre partie dans le cadre des subsides des Sommets Européens. Combien de personnes sont actuellement affectées à ce projet ? L’équipe de base des stewards est composée de 5 personnes. De juin à septembre l’équipe se renforce de 4 personnes. L’équipe est coordonnée par une personne. Cellule de veille contre le décrochage scolaire Description succincte du projet: Renforcement de l’actuelle cellule de veille permettant une intervention à l’échelle de la commune et s’adressant à toutes les écoles tous réseaux confondus. Cette cellule de veille est un service de première ligne chargé d’écouter, d’informer et d’orienter au mieux le jeune. Elle est aujourd’hui composée de deux médiatrices scolaires : une criminologue et une assistante en psychologie et licenciée en sciences de la famille et de la sexualité engagées respectivement dans la commune depuis dix et cinq ans. La médiation scolaire s’exerce prioritairement au bénéfice des jeunes soumis à l’obligation scolaire. Le rôle des médiatrices scolaires est de permettre aux jeunes de poursuivre leur scolarité et de favoriser le maintien d’un bon climat à l’école. Les médiatrices peuvent être saisies, outre par leurs collègues du service de prévention, par le jeune lui-même, ses parents, l’école, la police, les asbl., etc. Cette cellule travaille en partenariat étroit avec tous acteurs concernés par le système scolaire (écoles, DAS, service jeunesse-famille de la police, etc.) En aval du travail de première ligne, la cellule de veille devra déterminer, diagnostiquer les causes du décrochage et de la violence pouvant en découler et rechercher les solutions appropriées. Nous souhaitons engager une troisième personne pour renforcer ce dispositif. La commune d’Etterbeek comprend en effet un nombre particulièrement élevé d’établissements scolaires, soit une vingtaine d’écoles maternelles, primaires et secondaires. En 2004, on compte 5069 jeunes âgés de 6 à 18 ans habitant sur le territoire de la commune, soit 12% de la population etterbeekoise. Le projet de médiation scolaire est au service des élèves fréquentant les écoles des différents réseaux d’enseignement sur la commune d’Etterbeek, soit environ 10.000 élèves. Cette volonté d’engagement découle également du constat de la part des médiatrices scolaires d’un nombre toujours plus élevé des demandes, du temps à consacrer à chaque jeune afin de réaliser un travail en profondeur. Les médiatrices actuelles ont assuré en 2006 le suivi de 104 dossiers. Lieu d’intervention : Toute la commune. Cette cellule s’adresse à toutes les écoles, tous réseaux confondus. Le projet s’inscrit-il dans un dispositif existant actuellement ?
Oui
/ Non
Si oui, lequel? Le service de médiation scolaire du Contrat de Sécurité et de Prévention, subsidié par la Région de BruxellesCapitale Combien de personnes sont actuellement affectées à ce projet ? 2 personnes *** De Gemeenteraad, Gelet op het besluit van de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 19 april 2007 die subsidies aan de Gemeente Etterbeek in het kader van Veiligheidsplan voor het jaar 2007 toekent om de inspanningen inzake preventie te versterken en de veiligheid te verbeteren; Gelet op de beslissing van het College van Burgemeester et Schepenen van 10 mei 2007 dat de projecten goedkeurt die door de Preventiedienst in verband met dit Plan worden ingevoerd; Gelet op de overeenkomst die door het Ministerie van Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt toegezonden, betrekking hebbend op een bedrag van 52.573,04€ toegestaan aan onze Gemeente; Gewacht dat deze overeenkomst in werking treedt op 1 mei 2007 en loopt op 31 december 2007 af; BESLIST De hier bijgevoegde overeenkomst betreffende de Veiligheidsplan van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest goed te keuren. Deze beraadslaging zal in overstemming met de wettelijke voorschriften aan het overheidstoezicht onderworpen worden. Veiligheidsplan van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest OVEREENKOMST TUSSEN het BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST vertegenwoordigd door de Minister-President van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Charles PICQUÉ; Ons kenmerk: 000-2007/3443-vd hierna “het Gewest” genoemd EN de gemeente ETTERBEEK vertegenwoordigd door de Burgemeester, dhr. Vincent DE WOLF, en de gemeentesecretaris, dhr. Christian DEBATY; hierna “de begunstigde” genoemd WORDT HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN: Artikel 1 : Voorwerp van de overeenkomst Deze overeenkomst bepaalt de regels volgens welke aan de begunstigde een subsidie van € 52.573,04 ter beschikking wordt gesteld door het Gewest overeenkomstig het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 april 2007 tot toekenning van subsidies in het kader van het Veiligheidsplan voor het jaar 2007.
Het toepassingsgebied van bovengenoemd besluit kan niet gewijzigd, beperkt of uitgebreid worden door deze overeenkomst. De subsidie wordt toegekend aan de begunstigde om ten dele of volledig de kosten te dekken die zijn verbonden aan de implementatie van verschillende projecten met betrekking tot het Veiligheidsplan van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en die voorgesteld worden in bijlage 2, onderverdeeld in personeelskosten, werkingskosten en investeringskosten. De voorlopige begroting wordt voorgesteld in bijlage 1 van deze overeenkomst. Artikel 2 : Duur Deze overeenkomst heeft betrekking op de periode van 1 mei 2007 tot 31 december 2007. Artikel 3 : Controle van de subsidies De artikelen 92 tot 95 van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle zijn onmiddellijk en algemeen van toepassing van zodra er sprake is van een subsidie. Deze artikelen worden hieronder volledig weergegeven: Art 92 : Conform artikel 11 van de voornoemde wet van 16 mei 2003 moet iedere subsidie verleend door de gewestelijke entiteit of door een rechtspersoon, die rechtstreeks of onrechtstreeks door de gewestelijke entiteit wordt gesubsidieerd, daarin begrepen ieder door hen zonder interest verleend geldvoorschot, worden aangewend voor de doeleinden waarvoor zij werd verleend. Behalve wanneer een wettelijke of reglementaire bepaling daarin voorziet, vermeldt iedere beslissing houdende toekenning van een subsidie nauwkeurig de aard, de omvang en de modaliteiten betreffende het gebruik en betreffende de door de begunstigde van de subsidie te verstrekken verantwoording. Iedere begunstigde van een subsidie is ertoe gehouden verantwoording te verstrekken over de aanwending van de ontvangen bedragen, tenzij een ordonnantie hem daartoe vrijstelling verleent. Art 93 : Conform artikel 12 van de voornoemde wet van 16 mei 2003 verleent de begunstigde, door het aanvaarden van de subsidie, meteen aan de gewestelijke entiteit het recht om ter plaatse controle te laten uitoefenen op de aanwending van de toegekende gelden. De Regering zorgt voor de organisatie en de coördinatie van de controle. Voor deze controle doet zij met name een beroep op de inspecteurs van financiën. Art 94 : Conform artikel 13 van de voornoemde wet van 16 mei 2003 is gehouden tot onmiddellijke terugbetaling van de subsidie de begunstigde: 1° die de voorwaarden niet naleeft, waaronder de subsidie werd verleend; 2° die de subsidie niet aanwendt voor de doeleinden, waarvoor zij werd verleend; 3° die de in artikel 93 bedoelde controle verhindert; 4° die voor hetzelfde doel al een subsidie ontvangt van een andere instelling op basis van dezelfde verantwoordingsstukken. Blijft de begunstigde van de subsidie in gebreke inzake het verstrekken van de in artikel 92 bedoelde verantwoording, dan moet hij het deel dat niet werd verantwoord terugbetalen. Art 95 : Conform artikel 14 van de voornoemde wet van 16 mei 2003 kan de uitkering van de subsidies worden opgeschort zolang de begunstigde voor soortgelijke subsidies, die hij voordien heeft ontvangen, verzuimt de in artikel 92 bedoelde verantwoording te verstrekken of zich aan de in artikel 93 bepaalde controle te onderwerpen. Wordt een subsidie in schijven uitgekeerd, dan wordt iedere schijf voor de toepassing van dit artikel als een afzonderlijke subsidie beschouwd. Artikel 4: Regels voor de uitbetaling De subsidie van € 52.573,04 wordt in twee gesplitst volgens het soort kosten: € 47.573,04 voor de personeels- en werkingskosten, en € 5.000,00 voor de investeringskosten.
De subsidie voor de personeels- en werkingskosten zal in twee schijven uitbetaald worden: een eerste schijf van € 28.543,82 (dat is 60 % van de subsidie) op basis van een schuldvordering die ten laatste op 15 december 2007 ingediend moet worden; het saldo, de “eindafrekening” genoemd, tegen overlegging van de eindafrekening van de uitgaven en ontvangsten, gestaafd met bewijsstukken voor de verrichte uitgaven, ten belope van het bedrag dat aanvaard werd door het Bestuur Plaatselijke Besturen na het onderzoek van de bewijsstukken of ten belope van het totale bedrag van de subsidie. Het volledige dossier moet in één keer en ten laatste op 31 maart 2008 ingediend worden. De uitbetaling van de subsidies voor de investeringskosten vindt in één keer plaats, tegen overlegging van de eindafrekening van de uitgaven en ontvangsten, gestaafd met bewijsstukken voor de verrichte uitgaven, ten belope van het bedrag dat aanvaard werd door het Bestuur Plaatselijke Besturen na het onderzoek van de bewijsstukken of ten belope van het totale bedrag van de subsidie. Het volledige dossier moet in één keer en ten laatste op 31 maart 2008 ingediend worden. Artikel 5 : Stukken die voorgelegd moeten worden bij de betalingsaanvraag De betalingsaanvraag gebeurt in de vorm van een “schuldvordering” waarvan het origineel verstuurd moet worden naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Directie Comptabiliteit, CCN, Vooruitgangstraat 80, 8ste verdieping, 1035 Brussel. De vordering moet verplicht de volgende elementen vermelden: de reden van betaling; het bedrag waarvan betaling gevraagd wordt; het visumnummer van de vastlegging verstrekt door het Bestuur; het bankrekeningnummer waarop het bedrag moet gestort worden. Bovendien moet deze schuldvordering op papier met briefhoofd opgesteld zijn, gedateerd en ondertekend door een persoon die ertoe gemachtigd is de begunstigde te verbinden. Een kopie van deze “schuldvordering” moet samen met de bewijsstukken opgestuurd worden naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Bestuur Plaatselijke Besturen, Directie Specifieke Initiatieven, t.a.v. mevrouw Nicole JUILLARD, Algemeen directrice, Kruidtuinlaan 20 te 1035 Brussel. Welke documenten vereist zijn als bewijsstukken wordt bepaald door de omzendbrief van 29 september 2005 betreffende de financiële richtlijnen van toepassing op de veiligheids- en preventiecontracten die worden gesubsidieerd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, die van toepassing is op de subsidies bedoeld in deze overeenkomst. De controle van deze stukken door de beherende administratieve dienst dient om uit te maken of alle aangegane uitgaven werkelijk gebruikt zijn voor de uitvoering van de acties waarin deze overeenkomst voorziet. Het Bestuur Plaatselijke Besturen zal de begunstigde vervolgens het aanvaarde subsidiebedrag meedelen. Artikel 6 : Voorlegging van de bewijsstukken De bewijsstukken moeten vergezeld zijn van hun betalingsbewijzen: bankrekeninguittreksels of elke andere vorm van betalingsbewijs. Ze moeten chronologisch genummerd zijn en vooraan moet een lijst zitten die volgens de nummers van de bewijsstukken de naam van de leverancier vermeldt, de datum van het bewijsstuk en het bedrag. De lijst moet afgesloten worden met het totale bedrag en moet gedateerd en ondertekend zijn door een persoon die ertoe gemachtigd is de begunstigde te verbinden.
Artikel 7 : Betaling De betaling gebeurt binnen de grenzen van de begrotingskredieten. De betaling wordt zo snel mogelijk uitgevoerd, rekening houdend met de controlevereisten. Behoudens het in één keer en ten laatste op 31 maart 2008 ingediende dossier, verbindt de begunstigde zich ertoe niet nog bijkomende bewijsstukken in te dienen en geen bijkomende subsidie aan te vragen, vanaf de datum waarop de schuldvordering met betrekking tot de eindafrekening verstuurd werd naar de directie Comptabiliteit. Artikel 8 : Overheidsopdrachten Indien de begunstigde van de subsidie een rechtspersoon is die op de datum van de beslissing om een overheidsopdracht uit te schrijven, opgericht is om specifiek te voldoen aan behoeften van algemeen belang die niet van industriële of commerciële aard zijn en waarvan: ofwel de activiteit voor meer dan 50% gefinancierd wordt door de diensten van de regering of door een autonome bestuursinstelling, ofwel het beheer onderworpen is aan de controle van de voornoemde diensten of instellingen; ofwel meer dan de helft van de leden van het bestuursorgaan, de directie of het toezichtsorgaan benoemd worden door de voornoemde diensten of instellingen, dan is de begunstigde onderworpen aan de bepalingen van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, volgens artikel 4 van de voornoemde wet. Artikel 9 : Aanrekening op de begroting Het bedrag van de subsidie is aan te rekenen op de beschikbare kredieten ingeschreven op de basisallocaties 14.34.24.63.21 en 14.34.25.43.22 zoals vermeld in de ordonnantie van 22 december 2006 houdende de begroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het begrotingsjaar 2007. Artikel 10 : Geschillen Elke betwisting of elk geschil over deze overeenkomst zal voorgelegd worden aan de rechtbanken te Brussel, die daartoe als enige bevoegd zijn. Artikel 11 : Verzending van de documenten Alle officiële kennisgevingen of mededelingen die moeten plaatsvinden op grond van deze overeenkomst moeten om geldig te zijn door de partijen naar de volgende adressen verstuurd worden: 1.
Voor het Gewest
Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Bestuur Plaatselijke Besturen Directie Specifieke Initiatieven T.a.v. mevrouw Nicole JUILLARD, Algemeen directrice City Center – 1ste verdieping Kruidtuinlaan 20 1035 Brussel 2.
Voor de begunstigde
College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente ETTERBEEK Oudergemlaan 115-117 1040 Brussel Opgemaakt te Brussel in twee exemplaren, op ………………………………… Voor het BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST,
de Minister-President van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Charles charles PICQUÉ Voor de gemeente ETTERBEEK, de Burgemeester, Vincent DE WOLF, de gemeentesecretaris, Christian DEBATY. BIJLAGE 1 : voorlopige begroting Etterbeek
Personeelskosten Preventie op de weg naar de school Avondpreventie Wachtcel
extra uren extra uren 1 niveau A
9.900,00 € 6.098,04 € 26.575,00 €
Werkingskosten Preventie op de weg naar de school Avondpreventie Wachtcel
0,00 € 0,00 € 5.000,00 €
Totaal personeels- en werkingskosten:
47.573,04 €
Investeringskosten
5.000,00 €
Totaal
52.573,04 €
BIJLAGE 2 : Projecten Versterking van de aanwezigheid van preventiepersoneel op de weg van en naar de school in het kader van de strijd tegen diefstal (steaming) en racketing Beknopte beschrijving van het project: Stadswachten Er zijn 14 stadswachten: 8 voltijds en 6 halftijds. Ze bewaken de omgeving van scholen en openbare ruimten. Ze staan in voor speciaal toezicht bij wijkfeesten, rommelmarkten, braderieën, bijzondere evenementen die in de gemeente plaatsvinden. Er rijden ook twee fietsbrigades over het gemeentelijke grondgebied. De stadswachten melden de problemen die ze in de gemeente vaststellen aan hun coördinatrice, die deze informatie vervolgens bezorgt aan de bevoegde gemeente- of politiediensten, die het probleem aanpakken. De stadswachten luisteren naar de bewoners en geven hen info over de gemeentelijke diensten waar ze een beroep op kunnen doen. Hun
aanwezigheid op het terrein versterkt het veiligheidsgevoel en hun optreden beoogt te sensibiliseren voor het naleven van de regels van het gemeenschapsleven. Wij wensen de aanwezigheid van preventief personeel op de weg van en naar de school uit te breiden. Deze personeelsleden zullen een aanwezigheid garanderen langs de trajecten die leerlingen gebruiken, waardoor hun optreden naar de jongeren toe wordt versterkt. Het presteren van extra uren door het team van stadswachten zal hen in staat stellen een aanwezigheid te garanderen langs de trajecten die regelmatig gebruikt worden door de leerlingen van het secundair onderwijs om zich naar de metro of bus te begeven. Het Veiligheids- en Preventiecontract heeft in overleg met de dienst jeugd/gezin van de politie van Etterbeek prioritaire werkterreinen kunnen bepalen: Het gaat om de volgende werkterreinen: Werkterrein 1: metro Boileau/metro Montgomery via de Sint-Michielslaan Betrokken scholen: Collège Saint-Michel en Nederlandstalig KA van Etterbeek Werkterrein 2: Hoornstraat/Nerviërslaan (bus 80)/metro Mérode/Keltenlaan/Sint-Pietersplein Betrokken scholen: Saint-Stanislas, Ernest Richard, Saint-Joseph en l’Enfant Jésus Werkterrein 3: Sint-Michielswarande/Koning Overwinnaarplaats/Hansen Soulielaan/Louis Schmidtlaan Betrokken school: Athénée Jean Absil Werkterrein 4: Joseph Buedtsstraat/de Haernestraat/Jachtwijk Betrokken scholen: ISFCE/Institut Reine Fabiola, Ernest Richard Werkterrein 5: Van Meyelplein/Generaal Lemanstraat/Jourdanplein Betrokken scholen: L’Enfant Jésus, Saint-Joseph De politie stelt over de middag nogal wat delinquentie en asociaal gedrag vast. Wij wensen dus de ontradende en geruststellende aanwezigheid te versterken van 11u30 tot 13u30. Op te merken valt dat de lokale politie in het kader van de omzendbrief PLP 41 op het grondgebied van Etterbeek in de periode van 4 september 2006 tot 15 februari 2007 de volgende feiten heeft vastgesteld: 8 opzettelijke slagen en verwondingen; 2 pogingen tot afpersing; 1 afpersing; 3 diefstallen met geweld. In 7 van deze 14 gevallen was er fysieke schade en in 3 gevallen materiële schade. Enkel de feiten waarvoor er proces-verbaal werd opgesteld te Etterbeek zijn hier opgenomen. De feiten moet zich afspelen rond de school, moeten een onderwijsinstelling betreffen en er moeten leerlingen bij zijn betrokken. Deze tijdvakken zouden van maandag tot vrijdag gevuld kunnen worden door het presteren van 6 extra uren per week door de vijf halftijds in dienst genomen stadswachten. Deze extra uren zouden enkel tijdens schoolperioden gepresteerd worden, dus 30 weken per jaar. Interventieplaats: Werkterreinen 1 tot 5 Ligt het project in de lijn van een momenteel bestaande voorziening?
Ja / Nee
Zo ja, welke? De stadswachten die door de FOD Binnenlandse Zaken en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden gesubsidieerd. Hoeveel personen zijn momenteel aangesteld in dit project? 14 personen en 1 coördinatrice. Versterking van de preventieve aanwezigheid ’s avonds en op vastgestelde periodes Beknopte beschrijving van het project: Avondstewards Vijf avondstewards doorkruisen de Etterbeekse straten van 16u00 tot 22u00. Tijdens de maanden juni tot september wordt het team aangevuld tot 9 personen. Hun dienstrooster loopt dan van 18u00 tot 1u00. Hun opdrachten liggen in het verlengde van die van de stewards en vullen ze aan. Ze hebben een preventieve en ontradende taak. Ze patrouilleren op het hele gemeentelijke grondgebied. De stewards melden de problemen die ze in de gemeente vaststellen aan hun coördinatrice, die deze informatie vervolgens bezorgt aan de bevoegde gemeentediensten of indien nodig aan de politiediensten, die het probleem aanpakken. Ze vormen een bevoorrechte communicatievector tussen de burgers, de gemeente en de politie. De stewards hebben in de eerste plaats een nabijheidstaak. Ze leggen contacten met alle leeftijdsgroepen en alle bevolkingscategorieën (jongerenbendes, handelaars, ouderen, …). Wij wensen de preventieve aanwezigheid van de avondstewards uit te breiden, ’s avonds en in bepaalde periodes. De aanwezigheid van dit gemeentelijk preventiepersoneel in uniform in de openbare ruimte moet uitgebreid worden. Deze extra uren zouden gepresteerd worden door 3 van 5 stewards van het basisteam, maar ook door de 4 stewards die prestaties verrichten tijdens de maanden juni tot september. Aangezien deze 4 personeelsleden voor een periode beperkt tot 4 maanden in dienst worden genomen, kunnen ze maar moeilijk hun overuren recupereren. De uitbetaling van de overuren zou het mogelijk maken de aanwezigheid van de stewards op het terrein uit te breiden. Interventieplaats: De prioritaire interventieplaatsen werden bepaald op basis van de terreinervaring van het team van stewards en met name op basis van de verslagen die de stewards opstelden en aan hun coördinatrice bezorgden. Het gaat om de volgende plaatsen: Koning Overwinnaarplaats: plaats waar de jongeren ’s avonds verzamelen. Tags, jongeren met honden, jongeren met brommertjes, generatieconflicten, geluidsoverlast, … ING-park: samenscholingen van jongeren wat geluidsoverlast veroorzaakt, asociaal gedrag, … Sociale woonwijk Rolin: samenscholingen van jongeren, bezetten van de ingang van gebouwen door jongeren, samenlevingsproblemen tussen bevolkingsgroepen van verschillende sociale en culturele origine, generatieconflicten, asociaal gedrag, vandalisme, kleine delinquentie, hasjgebruik, … Van Meyelplein: samenscholingen van jongeren, vandalisme, asociaal gedrag, hasjgebruik, geluidsoverlast, … Sint-Antoniusplein: samenscholingen van jongeren, vandalisme, asociaal gedrag, geluidsoverlast, hasjgebruik, jongeren met brommertjes, … Leopoldstadplein: samenscholingen van jongeren, asociaal gedrag, geluidsoverlast, …
Theuxplein: samenscholingen van jongeren, niet-toegestane balspelen, asociaal gedrag, geluidsoverlast, … Ligt het project in de lijn van een momenteel bestaande voorziening?
Ja
/ Nee
Zo ja, welke? De avondstewards die deels in dienst zijn genomen via eigen fondsen en deels gesubsidieerd worden via de subsidies voor de Europese Toppen. Hoeveel personen zijn momenteel aangesteld in dit project? Het basisteam van de stewards bestaat uit 5 personen. Van juni tot september wordt dit team uitgebreid met 4 personen. Het team wordt door 1 persoon gecoördineerd. Wachtcel tegen schoolverzuim Beknopte beschrijving van het project: Uitbreiding van de huidige wachtcel, waardoor een optreden op gemeentelijke schaal mogelijk is voor alle scholen van alle netwerken. Deze wachtcel is een eerstelijnsdienst die ermee belast is zo goed mogelijk te luisteren naar de jongere en hem/haar te informeren en door te verwijzen. Ze is momenteel samengesteld uit twee schoolbemiddelaars: een criminologe en een assistente psychologie met een licentiaatsdiploma in gezinswetenschappen en seksuologie, die respectievelijk sinds tien en vijf jaar voor de gemeente werken. De schoolbemiddeling is er in de eerste plaats voor de leerplichtige jongeren. Het is de taak van de schoolbemiddelaars om de jongeren in staat te stellen hun leertraject voort te zetten en om het behoud van een goede sfeer op de school te bevorderen. Naast hun collega’s, kunnen ook de preventiedienst, de jongere zelf, de ouders, de school, de politie, vzw’s, etc. een beroep doen op de schoolbemiddelaars. Deze cel werkt rechtstreeks samen met alle spelers die betrokken zijn bij het onderwijssysteem (scholen, DAS, dienst jeugd-gezin van de politie, etc.). Naast het eerstelijnswerk moet de wachtcel de oorzaken van het schoolverzuim en het geweld dat daaruit voortvloeit bepalen en diagnosticeren, en op zoek gaan naar gepaste oplossingen. Wij wensen een derde persoon in dienst te nemen om deze voorziening uit te breiden. In de gemeente Etterbeek zijn er immers erg veel onderwijsinstellingen, namelijk een twintigtal kleuter-, lagere en secundaire scholen. In 2004 woonden er 5069 jongeren tussen 6 en 18 op het grondgebied van de gemeente, dat is 12% van de Etterbeekse bevolking. Het schoolbemiddelingsproject staat ten dienste van de leerlingen die de scholen van de verschillende onderwijsnetten in de gemeente Etterbeek bezoeken, dat zijn ongeveer 10.000 leerlingen. Deze wil om extra personeel in dienst te nemen komt ook voort uit de vaststelling door de schoolbemiddelaarsters dat er steeds meer aanvragen zijn, waarbij aan elke jongere veel tijd moet worden besteed om diepgaand werk te verrichten. De huidige bemiddelaarsters volgden in 2006 104 dossiers op. Interventieplaats: De hele gemeente. Deze cel richt zich tot alle scholen, van alle netten. Ligt het project in de lijn van een momenteel bestaande voorziening?
Ja
/ Nee
Zo ja, welke? De dienst schoolbemiddeling van het Veiligheids- en Preventiecontract, gesubsidieerd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Hoeveel personen zijn momenteel aangesteld in dit project?
2 personen
(7)
Motion du Collège des Bourgmestre et Echevins relative aux antennes de télécommunications mobiles. Motie van het College van Burgemeester en Schepenen betreffende de mobiele telecommunicatie antennen.
Par 28 oui eet 4 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 28 ja-stemmen en 4 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/Hebben ja gestemd Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENEAU-MIKOLAJCZAK Corinne, Bernard de MARCKEN de MERKEN, André du BUS de WARNAFFE, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Ibrahim HANNA, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Kathy MOTTET, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Stéphane VAN VAERENBERGH, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/hebben zich onthouden Rachid MADRANE, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Jean CORNIL,. Amendement mis sur les bancs/ Amendement op de tafels.
Le Conseil communal, Vu la loi du 12 juillet 1985 relative à la protection de l'homme et de l'environnement contre les effets nocifs et les nuisances provoquées par les radiations non-ionisantes, les infrasons et les ultrasons ; Vu l’Arrêté Royal du 10 août 2005 fixant la norme de 20,6 V/m pour les antennes émettant des ondes électromagnétiques entre 10 MHz et 10 GHz ; Vu l’ordonnance bruxelloise votée le 16 février 2007 relative à la protection de l’environnement contre les éventuels effets nocifs et nuisances provoquées par les radiations non-ionisantes, fixant la densité maximale de rayonnement perçu par l’environnement à 0,024 W/m pour une fréquence de référence de 900MHz ; Vu l’Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 12 juin 2003 déterminant les actes et travaux dispensés de permis d'urbanisme, lequel vise, sous certaines conditions, les antennes de télécommunication mobile ; Vu l’avis du Conseil de Sécurité et d’Hygiène recommandant de fixer une densité maximale de rayonnement perçu par l’environnement à 0,024VV/m, soit l’équivalent de 3 V/m, pour une fréquence de référence de 900MHz ; Considérant le développement considérable des technologies de télécommunication mobile depuis le milieu des années 1990 et le fait qu’elles peuvent rendre des services aux citoyens; Considérant que l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 12 JUIN 2003 déterminant les actes et travaux dispensés de permis d'urbanisme, de l'avis du fonctionnaire délégué, de la commune ou de la Commission Royale des Monuments et des Sites ou de l'intervention d'un architecte dispense de permis d’urbanisme la pose et l’augmentation de puissance d’un nombre important d’antennes de télécommunication mobile pour autant que celles-ci soient conformes aux autres législations urbanistiques en vigueur;
Considérant que ces technologies reposent sur l’émission-réception de micro-ondes pulsées à des fréquences comprises entre 900 MHz (GSM) et 2200 MHz (UMTS) ; Considérant que le développement actuel de l'UMTS et des technologies WI-MAX repose sur l'installation d'antennes-relais émettant des ondes pulsées ; Considérant que le riverain d’une antenne-relais est exposé à des champs électromagnétiques parfois 24h sur 24, sans avoir la possibilité de soustraire ; Considérant qu’un nombre croissant d’études scientifiques mettent en évidence de possibles atteintes à la santé publique du fait des rayonnements électromagnétiques produits par les antennes de télécommunication mobile ; Considérant que les antennes fixes de téléphonie mobile ne sont actuellement soumises à aucune procédure de permis d’environnement ou de déclaration ; Considérant que l’ordonnance bruxelloise relative à la protection de l’environnement contre les éventuels effets nocifs et nuisances provoquées par les radiations non-ionisantes, constitue une étape importante pour l’application du principe de précaution sur le territoire de la Région de Bruxelles-Capitale, en particulier en prévision du développement du réseau UMTS ; Considérant avec regret que l’application de cette ordonnance n’est prévue que dans deux ans ; Considérant que les deux mesures in situ réalisées par l’IBPT (l’institut belge des postes et télécommunications) sur Etterbeek montrent que la population est exposée à moins de 1.7 V/m dans son logement et que la norme proposée par le législateur bruxellois a pour effet induit d’autoriser une exposition jusqu’à 3 V/m et donc de permettre une augmentation (légère) des puissances des antennes de télécommunication mobile; Considérant que l'autorité communale doit pouvoir apprécier tout projet lié à une antenne de télécommunication mobile de façon à appliquer le principe de précaution et à satisfaire au principe selon lequel l'intensité d'exposition doit être limitée à des niveaux aussi faibles que possible ; Considérant néanmoins qu’il y a lieu d’assurer une couverture minimale en vue de garantir la sécurité des biens et des personnes dans le cadre des interventions des services de secours ; Considérant que ce comportement prudent se doit d'être d'autant plus adopté que, lors d'exposition à long terme des populations, rien n'exclut un effet cumulatif des ondes électromagnétiques et que nul ne peut prévoir les effets biologiques qui pourraient résulter de l'exposition chronique des populations ; Considérant que la position de principe du Collège des Bourgmestre et Echevins est de veiller à mettre en œuvre le principe de précaution, en demandant un complément d’information aux opérateurs comme décrit dans l’avis du Collège du 01 octobre 1998 , complément d’information apporté par les demandeurs dans les demandes de permis d’urbanisme suite à la législation fédérale; Considérant que certaines communes ont une expertise en matière d’antennes de mobilophonie mobile qui pourrait utilement être rassemblée afin de valider un projet de règlement sur l’implantation des antennes de télécommunication mobile à proposer aux dix-neuf administrations communales sur base de leur pouvoir de police administrative générale (NLC, art 135, §2 point 7) ; Vus les articles 117 et 135 §2 de la nouvelle loi communale; INVITE le Collège des Bourgmestre et Echevins : ▪
à utiliser les toutes boites non nominatifs lors des demandes de permis d’urbanisme visant à l’installation de stations de base de télécommunication mobile ou une modification des champs électromagnétiques émis par les stations de base de télécommunication mobile, pour les demandes de permis soumises aux mesures particulières de publicité, avec une distribution dans un rayon de 50 à 200 m (rayon à déterminer selon la puissance de l’antenne autour du site visé par l’enquête publique);
CHARGE le Collège des Bourgmestre et Echevins :
▪
d’interpeller le Ministre fédéral de la Santé publique pour que soit revue la norme fédérale de 20,6 V/m dans le but de tenir compte du principe de précaution et d’étendre les moyens humains et financiers de l’IBPT (Institut Belge des Postes et Téléphones) pour le contrôle des installations ;
▪
de demander à la Secrétaire d’Etat bruxelloise chargée de l’Urbanisme, Françoise DUPUIS de limiter dans le temps les permis octroyés pour les antennes de télécommunication mobile et d’imposer l’organisation d’une enquête publique et l’avis de la commission de concertation, à chaque demande de permis d’urbanisme visant à une installation ou une augmentation des champs électromagnétiques émis par les stations de base de télécommunication mobile;
▪
de demander à la Ministre bruxelloise de l’Environnement, Evelyne HUYTEBROEK , de préparer sans attendre les arrêtés d’application de l’ordonnance relative à la protection de l’environnement contre les éventuels effets nocifs et les nuisances provoquées par les radiations non-ionisantes ;
▪
de rappeler d’urgence aux instances fédérale et régionale qu’il est indispensable de maintenir une couverture de réseau minimale pour la sécurité des personnes (notamment dans le cadre du plan catastrophe) sans préjudice du principe de précaution ;
▪
de suggérer à l’Association des ville et communes l’élaboration d’un groupe de travail inter-communes sur le sujet afin de rassembler les expertises communales ;
▪
de transmettre copie de la présente motion à toutes les communes de la Région bruxelloise.
Le conseil communal se félicite de la décision du Collège échevinal de créer un groupe de travail portant sur la problématique de l’implantation des télécommunications mobiles. *** De Gemeenteraad, Gezien de wet van 12 juli 1985 betreffende de bescherming van de mens en van het leefmilieu tegen de schadelijke effecten en de hinder van niet-ioniserende stralingen, infrasonen en ultrasonen; Gezien het Koninklijk Besluit van 10 augustus 2005 houdende de normering van 20,6 V/m van zendmasten voor elektromagnetische golven tussen 10 MHz en 10 GHz; Gezien de Brusselse ordonnantie gestemd op 16 februari 2007 betreffende de bescherming van het leefmilieu tegen de eventuele schadelijke effecten en hinder van niet-ioniserende stralingen, waarbij de maximale vermogensdichtheid van stralingen niet hoger mag zijn dan 0,024 W/m bij een referentiefrequentie van 900MHz; Gezien het Besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 12 juni 2003 tot bepaling van de handelingen en werken die vrijgesteld zijn van een stedenbouwkundige vergunning, dat onder bepaalde voorwaarden de mobiele telecommunicatiemasten beoogt; Gezien het advies van de Raad van Veiligheid en Hygiëne, waarbij wordt aanbevolen om een maximale vermogensdichtheid van stralingen op 0,024VV/m, nl. het equivalent van 3 V/m bij een referentiefrequentie van 900MHz, te bepalen; Overwegende de aanzienlijke ontwikkeling van de mobiele telecommunicatietechnologieën sinds het midden van de jaren 1990 en het feit dat ze van dienst kunnen zijn voor de burgers; Overwegende dat het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 12 JUNI 2003 tot bepaling van de handelingen en werken die vrijgesteld zijn van een stedenbouwkundige vergunning, van het advies van de gemachtigde ambtenaar, van de gemeente of van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen of van de medewerking van een architect de plaatsing en de toename van de kracht van een belangrijk aantal mobiele telecommunicatiemasten vrijstelt van een stedenbouwkundige vergunning voorzover zij conform zijn aan andere in voege zijnde stedenbouwkundige wetgevingen; Overwegende dat deze technologieën op de uitzending-ontvangst van pulserende microgolven op frequenties tussen 900 MHz (GSM) en 2200 MHz (UMTS) steunen;
Overwegende dat de huidige ontwikkeling van de UMTS en de technologieën WI-MAX gebaseerd is op de installatie van zendmasten die pulserende golven uitzenden; Overwegende dat de omwonenden van zendmasten soms 24u op 24 aan elektromagnetische velden worden blootgesteld, zonder de mogelijkheid te hebben deze te vermijden; Overwegende dat een toenemend aantal wetenschappelijke onderzoeken de nadruk leggen op mogelijke aantastingen van de volksgezondheid wegens elektromagnetische stralingen veroorzaakt door de mobiele telecommunicatiemasten; Overwegende dat de vaste mobiele telefoonmasten momenteel niet onderworpen zijn aan enige procedure betreffende een leefmilieukundige vergunning of verklaring; Overwegende dat de Brusselse ordonnantie betreffende de bescherming van het leefmilieu tegen eventuele schadelijke effecten en hinder van niet-ioniserende stralingen, een belangrijke stap vormt voor de toepassing van het voorzorgsprincipe op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in het bijzonder met het oog op de ontwikkeling van het UMTS-netwerk; Met spijt overwegende dat de toepassing van deze ordonnantie enkel binnen twee jaar is voorzien; Overwegende dat de twee in situ metingen uitgevoerd door het BIPT (Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie) op Etterbeek aantonen dat de bevolking aan minder dan 1.7 v/m blootgesteld wordt in haar woning en dat de door de Brusselse wetgever voorgestelde norm als gevolg heeft een blootstelling tot 3 V/m toe te laten en dus een (lichte) verhoging van de kracht van de mobiele telecommunicatiemasten toe te staan; Overwegende dat de gemeentelijke overheid elk project betreffende een mobiele telecommunicatiemast moet kunnen beoordelen om het voorzorgsprincipe toe te passen en te voldoen aan het principe waarbij de blootstellingkracht tot een zo laag mogelijk niveau moet worden beperkt; Overwegende dat er echter een minimale dekking moet worden verzekerd met het oog op het waarborgen van de veiligheid van goederen en personen in het kader van de tussenkomsten van de hulpdiensten; Overwegende dat deze voorzichtige houding des te meer moet worden aangenomen dat, bij een langdurige blootstelling van de bevolkingen, niets een cumulerend effect van de elektromagnetische golven uitsluit en dat niemand de biologische effecten kan voorzien, die uit de chronische blootstelling van de bevolkingen zouden kunnen resulteren; Overwegende dat de principiële houding van het College van Burgemeester en Schepenen erin bestaat ervoor te zorgen het voorzorgsprincipe uit te voeren, door het vragen van bijkomende inlichtingen aan de operatoren zoals beschreven in het advies van het College van 01 oktober 1998, bijkomende informatie aangebracht door de aanvragers van de stedenbouwkundige vergunningen ten gevolge van de federale wetgeving; Overwegende dat sommige gemeenten een expertise hebben wat betreft mobiele telecommunicatie-installaties die samenbracht zouden kunnen worden om een voorwerp van reglement over de inplanting van mobiele telecommunicatie-installaties voor te stellen aan de negentien gemeentebesturen op basis van hun bevoegdheid van algemene administratieve politie (GW, art 135, §2 punt 7); Gezien artikels 117 en 135 §2 van de Nieuwe Gemeentewet; VERZOEKT het College van burgmeester en schepenen : ▪
de naamloze huis-aan-huis-mededelingen te gebruiken bij de aanvragen tot stedenbouwkundige vergunningen strekkende tot de inrichting van de mobiele telecommunicatie-installaties of de veranderingen toename van de elektromagnetische stralingen van de mobiele telecommunicatie-installaties, die onderworpen zijn aan de speciale regelen van openbaarmaking, met een verdeling binnen een straal van 50 m tot 200 m (straal te determineren volgens de kracht van de antenne rond de plaats geviseerd door het openbaar onderzoek);
BELAST het College van Burgemeester en Schepenen ermee:
▪
de federale Minister van Volksgezondheid te interpelleren opdat de federale norm van 20,6 V/m wordt herzien om rekening te houden met het voorzorgsprincipe en de menselijke en financiële middelen van het BIPT (Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie) uit te breiden voor de controle op deze installaties;
▪
aan de Brusselse Staatssecretaresse bevoegd voor Stedenbouw, Françoise DUPUIS, te vragen de vergunningen toegekend voor de mobiele telecommunicatiemasten in de tijd te beperken, en elke aanvraag om stedenbouwkundige vergunning strekkende tot de inplanting van mobiele telecommunicatie-installaties of de toename van de elektromagnetische stralingen door de mobiele telecommunicatie-installaties, te onderwerpen aan de speciale regelen van openbaarmaking en aan het advies van de overlegcommissie;
▪
aan de Brusselse Minister bevoegd voor Leefmilieu, Evelyne HUYTEBROEK, te vragen de toepassingsbesluiten van de ordonnantie betreffende de bescherming van het leefmilieu tegen de eventuele schadelijke effecten en hinder van niet-ioniserende stralingen, onverwijld voor te bereiden;
▪
de federale en gewestelijke instanties dringend eraan te herinneren dat het onmisbaar is een minimale netwerkdekking te behouden voor de veiligheid van de personen (in het bijzonder in het kader van het rampenplan), zonder afbreuk te doen aan het voorzorgsprincipe;
▪
voor te stellen aan de vereniging van de stad en gemeenten van Brussel om een werkgroep intergemeenten betreffende het onderwerp op te richten om de gemeentelijke expertises te verzamelen;
▪
een kopie van deze motie aan alle gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest over te maken.
De Gemeenteraad acht zich tevreden over de beslissing van het Schepencollege om een werkgroep, belast met de problematiek van de inplanting van mobiele telecommunicatie-installaties, op te richten.
(8)
Institut Supérieur de Formation Continue d'Etterbeek - Acquisition de matériel informatique Programme 2007 - Choix du marché, Hoger Instituut voor Voortgezet Onderwijs van Etterbeek - Aankoop van informatikamaterieel Programma 2007 - Keuze van de opdracht,
A l’unanimité des voix, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met éénparigheid van stemmen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Le Conseil communal, Attendu qu'un crédit de 40.585 € est inscrit à l'article 741/742-53 du budget extraordinaire de 2007 en vue de l'achat de matériel informatique destiné à l'Institut Supérieur de Formation continue; Attendu que le programme de cette année prévoit l'acquisition de PC, d'imprimantes, de scanners, etc… (20.000 € TVAC) ainsi que des frais de maintenance extraordinaire (adaptation du réseau existant aux nouvelles technologies, récupération des données et leur transfert sur le nouveau matériel : 20.585 € TVAC); Attendu que ce marché fera l'objet d'une procédure négociée sans publicité sur base de l'article 17 § 2-1° f) de la loi du 24 décembre 1993 relative aux marchés publics et à certains marchés de travaux, de fournitures et de services; Vu la loi du 24 décembre 1993 relative aux marchés publics et à certains marchés de travaux, de fournitures et de services; Vu l'article 234 de la nouvelle Loi communale; DECIDE D'APPROUVER:
1) le programme dont question ci-dessus; 2) le choix du marché et l'estimation; 3) les clauses administratives contractuelles applicables au marché. a) mode de détermination des prix Les marchés sont à bordereau de prix. b) délai de livraison Le délai de livraison du nouveau matériel est fixé à 30 jours de calendrier. c) modalités de paiement Le prix des fournitures et des prestations sera payé en une fois après leur exécution complète suivant les modalités suivantes : Facture adressée en trois exemplaires, au nom de l'Administration communale d'Etterbeek, 115, avenue d'Auderghem à 1040 Bruxelles, avec mention de : - numéro de registre de commerce; - numéro de CCP ou compte bancaire; - mention " certifié sincère et véritable à la somme de …………….€" en toutes lettres; - signature du fournisseur; - date de facturation; - numéro de la facture; - lieu de livraison; - numéro de TVA du fournisseur; - numéro du bon de commande; - montant hors TVA, montant et taux de la TVA, total à payer. d) modalité de révision des prix Il ne sera pas prévu de révision de prix. *** .De Gemeenteraad, Aangezien dat een krediet van 40.585 € werd ingeschreven op artikel 741/742-53 van de buitengewone begroting van 2007 voor de aankoop van informaticamaterieel bestemd tot het Hoger Instituut voor Voortgezet Onderwijs van Etterbeek; Aangezien dat het programma van dit jaar de aankoop voorziet van PC'S, printers, scanners, enz… (20.000 € BTW inbegrepen), alsook buitengewone onderhoudskosten (aanpassing van het bestaande net aan de nieuwe technologieën, opvangen van de gegevens en overdracht op het nieuwe materieel : 20.585 € BTW inbegrepen); Aangezien dat deze opdracht het voorwerp zal uitmaken van een onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking op basis van artikel 17 § 2-1° f) van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten; Gezien de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten; Gezien artikel 234 van de nieuwe gemeentewet; BESLIST 1) hiervoor vermeld programma goed te keuren; 2) de opdrachtskeuze en de raming goed te keuren; 3) de contractuele administratieve bepalingen van toepassing op de opdrachten goed te keuren. a) wijze van de prijsbepaling Het zijn opdrachten volgens prijslijst.
b) leveringstermijn De leveringstermijn van het nieuwe materieel is vastgesteld op 30 kalenderdagen. c) betalingsmodaliteiten De betaling van de leveringen en prestaties zal ineens gebeuren na volledige uitvoering en volgens de volgende modaliteiten: Factuur in drie exemplaren op naam van het Gemeentebestuur van Etterbeek, Oudergemlaan, 115 te 1040 Brussel met vermelding van: - het nummer van het handelsregister; - het PCR of bankrekeningnummer; - de vermelding "Echt en deugdelijk verklaard voor de som van ……………..€ " en de som in volle letters; - de handtekening van de leverancier; - de facturatiedatum; - de leveringsplaats; - het nummer van de factuur; - het BTW nummer van de leverancier; - het nummer van de bestelbon; - het bedrag zonder BTW, het bedrag en de waarde van de BTW, en het te betalen totaal. d) prijsherzieningsmodaliteiten Er zal geen prijsherziening worden voorzien.
(9)
Administration communale - Fixation des conditions de divers marchés publics - Article 234 alinéa 3 de la Nouvelle Loi Communale - Communication pour information, Gemeentebestuur - Vaststellen van de voorwaarden van verschillende overheidsopdrachten Artikel 234 van de Nieuwe Gemeentewet - Mededeling ter kennisgeving,
Le Conseil communal prend pour information la délibération suivante : De Gemeenteraad neemt ter informatie de volgende beraadslaging : Le Conseil Communal, Attendu qu'en vertu de l'article 234 alinéa 3 de la Nouvelle Loi Communale, le Collège des Bourgmestre et Echevins est habilité à exercer le pouvoir du Conseil Communal pour fixer, dans le cas d'un recours à la procédure négociée sans publicité, les conditions du marché s'il est fait application de l'article 17 § 2-1° a) de la Loi du 24 décembre 1993 relative aux marchés publics et à certains marchés de travaux, de fournitures et de services; Attendu qu'il s'agit des marchés par procédure négociée dont la dépense à approuver ne dépasse pas le montant de 67.000 €, hors TVA; Attendu que les décisions prises dans ce cadre par le Collège des Bourgmestre et Echevins doivent être communiquées pour information au Conseil Communal lors de sa plus prochaine séance; Attendu que les décisions suivantes ont été prises par le Collège des Bourgmestre et Echevins : Date : 30 août-2007 Objet : Cimetière – Acquisition d'un excavateur – Programme-2007 Estimation de la dépense : 22.000 €, TVA comprise Article budgétaire : 878/743-98 du budget extraordinaire de 2007 Date : 6 septembre 2007 Objet : Centre PMS – Placement d'un système de vidéoparlophonie – Programme 2007 Estimation de la dépense : 3.500 €, TVA comprise Article budgétaire : 706/724-60 du budget extraordinaire de 2007
Date : 13 septembre 2007 Objet : Service des Bâtiments – Acquisition d'une camionnette – Programme 2007 Estimation de la dépense : 20.000 €, TVA comprise Article budgétaire : 137/743-52 du budget extraordinaire de 2007 Date : 13 septembre 2007 Objet : Enseignement primaire – Ecole Les Marronniers – Travaux de recouvrement de sol- Programme 2007 Estimation de la dépense : 5.000 €, TVA comprise Article budgétaire : 722/724-60 du budget extraordinaire de 2007 Date : 20 septembre 2007 Objet : Cimetière – Acquisition de matériel – Programme 2007 Estimation de la dépense : 4.300 €, TVA comprise Article budgétaire : 878/744-51 du budget extraordinaire de 2007 Date : 27 septembre 2007 Objet : Home Beauport – Placement d'une tente solaire – Programme 2007 Estimation de la dépense : 18.000 €, TVA comprise Article budgétaire : 834/724-60 du budget extraordinaire de 2007 Date : 27 septembre 2007 Objet : Institut Technique Ernest Richard II – Enlèvement des citernes à mazout – Programme 2007 Estimation de la dépense : 12.000 €, TVA comprise Article budgétaire : 735/724-60 du budget extraordinaire de 2007 Date : 27 septembre 2007 Objet : Enseignement primaire – Ecole Claire Joie – Cloisonnement d'un vestiaire – Programme 2007 Estimation de la dépense : 6.200 €, TVA comprise Article budgétaire : 722/724-60 du budget extraordinaire de 2007 Date : 27 septembre 2007 Objet : Enseignement primaire – Ecole Colombe de la Paix – Démolition d'une souche de cheminée – Programme 2007 Estimation de la Dépense : 5.500 €, TVA comprise Article budgétaire : 722/724-60 du budget extraordinaire de 2007 Date : 27 septembre 2007 Objet : Hôtel Communal – Placement d'un écran coupe vent – Programme 2007 Estimation de la dépense : 3.800, TVA comprise Article budgétaire : 104/724-60 du budget extraordinaire de 2007 DECIDE De prendre pour information les décisions du Collège des Bourgmestre et Echevins dont question ci-dessus et ce en application de l'article 234 alinéa 3 de la Nouvelle Loi Communale. *** De Gemeenteraad, Overwegende dat overeenkomstig artikel 234 derde lid van de Nieuwe Gemeentewet, het College van Burgemeester en Schepenen gemachtigd is de bevoegdheid van de Gemeenteraad uit te oefenen voor het vaststellen van de voorwaarden van de opdrachten die worden gegund bij onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking met toepassing van artikel 17 § 2-1° a) van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten; Aangezien dat het de opdrachten betreft gegund bij onderhandelingsprocedure waarvan de goed te keuren uitgave het bedrag van 67.000 € BTW niet inbegrepen, niet overschrijdt;
Aangezien dat de beslissingen in dit kader genomen door het College van Burgemeester en Schepenen moeten ter kennisgeving medegedeeld worden aan de Gemeenteraad op zijn eerstvolgende vergadering; Aangezien dat de volgende beslissingen werden genomen door het College van Burgemeester en Schepenen : Datum : 30 augustus 2007 Onderwerp : Begraafplaats – Aankoop van een grondverzetmachine – Programma 2007 Raming van de uitgave : 22.000 €, BTW inbegrepen Begrotingsartikel : 878/743-98 van de buitengewone begroting van 2007. Datum : 6 september 2007 Onderwerp : PMS centrum – Plaatsen van een videoparlofoniesysteem – Programma 2007 Raming van de uitgave : 3.500 €, BTW inbegrepen Begrotingsartikel : 706/724-60 van de buitengewone begroting van 2007. Datum : 13 september 2007 Onderwerp : Dienst der Gebouwen – Aankoop van een bestelwagen – Programma 2007 Raming van de uitgave : 20.000 €, BTW inbegrepen Begrotingsartikel : 137/743-52 van de buitengewone begroting van 2007. Datum : 13 september 2007 Onderwerp : Lager Onderwijs – School Les Marronniers – Grondbekledingswerken – Programma 2007 Raming van de uitgave : 5.000 €, BTW inbegrepen Begrotingsartikel : 722/724-60 van de buitengewone begroting van 2007. Datum : 20 september 2007 Onderwerp : Begraafplaats – Aankoop van materieel – Programma 2007 Raming van de uitgave : 4.300 €, BTW inbegrepen Begrotingsartikel :878/744-51 van de buitengewone begroting van 2007. Datum : 27 september 2007 Onderwerp : Home Beauport – Plaatsen van een zonnetent – Programma 2007 Raming van de uitgave : 18.000 €, BTW inbegrepen Begrotingsartikel : 834/724-60 van de buitengewone begroting van 2007. Datum : 27 september 2007 Onderwerp : Technisch Instituut Ernest Richard II – Verwijderen van de mazoutciternen – Programma 2007 Raming van de uitgave : 12.000 €, BTW inbegrepen Begrotingsartikel : 735/724-60 van de buitengewone begroting van 2007. Datum : 27 september 2007 Onderwerp : Lager Onderwijs – School Claire Joie – Scheiding van een kleedkamer – Programma 2007 Raming van de uitgave : 6.200 €, BTW inbegrepen Begrotingsartikel : 722/724-60 van de buitengewone begroting van 2007. Datum : 27 september 2007 Onderwerp : Lager Onderwijs – School Colombe de la Paix – Afbraak van een schoorsteen – Programma 2007 Raming van de uitgave : 5.500 €, BTW inbegrepen Begrotingsartikel : 722/724-60 van de buitengewone begroting van 2007. Datum : 27 september 2007 Onderwerp : Gemeentebestuur - Plaatsen van een windscherm – Programma 2007 Raming van de uitgave : 3.800 €, BTW inbegrepen Begrotingsartikel : 104/724-60 van de buitengewone begroting van 2007. BESLIST kennis te nemen van bovenvermelde beslissingen van het College van Burgemeester en Schepenen en dit in toepassing van artikel 234 derde lid van de Nieuwe Gemeentewet.
(10)
Culte catholique - Eglise St-Antoine de Padoue - Budget 2008 Katholieke eredienst - Kerk van St-Antonius van Padua - Begroting 2008
A l’unanimité des voix, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met éénparigheid van stemmen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Le Conseil Communal, Vu la délibération du Conseil de fabrique de l’Eglise St-Antoine de Padoue arrêtant son budget pour 2008; Attendu que ce document se présente comme suit: RECETTES ordinaires extraordinaires
€ 62 684,00 € 5 500,00
total
€ 68 184,00
DEPENSES Relatives au cultes ordinaires extraordinaires
€ 11 970,00 € 47 214,00 € 9 000,00
total
€ 68 184.00
SOIT EN EQUILIBRE : Vu le décret du 30 décembre 1809 concernant les fabriques d’églises; Vu la loi du 4 mars 1870 sur le temporel des cultes; Vu l’article 255, 9° de la loi communale Attendu que le budget de cette église se clôture en équilibre ; DECIDE : d’émettre un avis favorable à l’approbation du budget de 2008 de l’Eglise St-Antoine de Padoue. *** De Gemeenteraad, Gelet op de beraadslaging van de Fabrieksraad van de kerk van Sint-Antonius van Padua houdende vaststelling van zijn begroting over 2008; Overwegende dat dit document de volgende inhoud heeft ; ONTVANGSTEN Gewone Buitengewone
€ 62 684,00 € 5 500,00
Totaal
€ 68 184,00
UITGAVEN Betreffende de eredienst Gewone Buitengewone
€ 11 970,00 € 47 214,00 € 9 000,00
Totaal
€ 68 184.00
HETZIJ IN EVENWICHT : Gelet op het dekreet van 30 december 1809 ; Gelet op de wet van 4 maart 1870 op het tijdelijke van de eredienst ; Gelet op artikel 155, 9° van de gemeentewet ; Overwegende dat de begroting van deze kerk in evenwicht sluit ; BESLUIT een gunstig advies uit te brengen ter goedkeuring van de begroting over 2008 van de kerk St-Antonius van Padua.
(11)
Informatique - Programme 2007 - Avenant n° 18 ( Service de BackUp-online ) à la convention de mandat n°76 entre le CIRB et l'Administration communale d'Etterbeek. Informatica - Programma 2007 - Avenant nr 18 ( Online BackUp ) aan de mandaatovereenkomst nr 76 tussen het CIBG en het gemeentebestuur van Etterbeek.
A l’unanimité des voix, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met éénparigheid van stemmen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Le Conseil communal, Attendu que la commune d’Etterbeek a adopté une Convention de Mandat lui permettant de développer un certain nombre de services techniques en partenariat avec le Centre d’Informatique de la Région Bruxelloise (CIRB), Attendu que ce partenariat permet aux services communaux concernés d’assurer, à long terme, une gestion saine et structurée des équipements informatiques et des systèmes de télécommunications nécessaires au bon fonctionnement de l’Administration, Attendu que la Convention de Mandat conclue avec le CIRB permet la mise en œuvre d’un mandat portant sur le sauvetage des données de notre réseau Attendu que l’adoption d’un tel avenant permettrait un sauvetage décentralisé et journalier des données définies par l’Administration, Attendu que les termes du présent avenant sont conformes aux prescriptions légales existant en la matière, Vu l’article 117 de la Nouvelle Loi Communale, PREND ACTE De l’adoption de l’Avenant n° 18 portant sur les services de « BackUp-online » ARRÊTE
Les conditions et engagements fixés dans le présent avenant dont les termes sont conformes aux prescriptions établies dans la Convention de Mandat n° 76 conclue entre le CIRB et la commune d’Etterbeek. AVENANT N° 18 A LA CONVENTION DE MANDAT N°76 ENTRE L’ADMINISTRATION COMMUNALE D’ETTERBEEK (Client) ET LE CENTRE D’INFORMATION POUR LA REGION BRUXELLOISE (CIRB) Concerne : Service de « Back-Up-online » OBJET Le CIRB sauvegarde les données hébergées dans les environnements serveurs du client, sur les serveurs du CIRB au travers du réseau IRISnet. SERVICES Le service proposé est un système de sauvegarde de données caractérisé par un nombre défini de versions d’un même fichier sur une période définie de rétention. La description détaillée du service est disponible sur le site web du CIRB (www.cirb.irisnet.be). RESPONSABILITES Le client a pris connaissance des conditions générales d’exploitation du service « Back-Up-online » fournies en annexe et en ratifie le texte par la signature du présente AVENANT N° 18 A LA CONVENTION DE MANDAT N° 76 ENTRE L’ADMINISTRATION COMMUNALE D’ETTERBEEK (Client) ET LE CENTRE D’INFORMATIQUE POUR LA REGION BRUXELLOISE (CIRB) Concerne : Service de « BackUp-online » 1.
Objet
Le CIRB sauvegarde les données hébergées dans les environnements serveurs du client, sur les serveurs du CIRB au travers du réseau IRISnet. 2.
Services
Le service proposé est un système de sauvegarde de données caractérisé par un nombre défini de versions d’un même fichier sur une période définie de rétention. La description détaillée du service est disponible sur le site web du CIRB (www.cirb.irisnet.be). 3.
Responsabilités
Le Client a pris connaissance des conditions générales d’exploitation du service « BackUp-online » fournies en annexe et en ratifie par la signature du présent accord. 4.
Durée
La convention est conclue pour une durée indéterminée et est subordonnée à la signature par le Client de : document de souscription Irisnet relatif au volet télécommunication; l’avenant « fourniture de service Internet (ISP) » avec le CIRB. Le service est considéré comme opérationnel après validation par le client du prelier test de restauration tel que mentionné dans la description du service. 5.
Aspect financier
Le service standard de « BackUp-online » est rendu au client dans le cadre de sa convention « Internet-ISP », sans frais complémentaires.
Ce coût ne comprend pas : les frais de communications qui sont dus auprès de l’opérateur IRISnet; l’assistance en régie nécessaire lors de la récupération de gros volumes de données. Les interventions d’assistance du CIRB domandées par le Client seront valorisées au tarif en vigueur à date de l’intervention. Pour information le tarif actuel au 01.01.2007 est de 66,30 €/l’heure. Le modèle de coût est basé sur le volume à sauvegarder de données hébergées chez le client. En cas de dépassement du volume maxium (voir description du service), le tarif en vigueur sera d’application. Pour information, le tarif au 01.01.2007 pour les GO supplémentaires est de 40€/GO/an. Fait à Bruxelles, le 16 octobre 2007, en deux exemplaires, chacune des parties ayant reçu le sien. Pour l’administration commumnale d’Etterbeek : Chrisitian DEBATY, secrétaire, Vincent DE WOLF, Bourgmestre. Pour le Centre d’Information pour la Région Bruxelloise, Robert HERZEELE, Directeur Général adjoint, Hervé FEUILLIEN, Directeur Général. *** De Gemeenteraad, Gelet dat de gemeente Etterbeek een mandaatvereenkomst heeft goedgekeurd, waarbij zij de mogelijkheid heeft om een aantal technische diensten te ontwikkelen, in partnerschap met het Informaticacentrum van het Brussels Gewest ( CIBG ) Gelet dat dit partnerschap aan de betrokken gemeentediensten de gelegenheid biedt om, op lange termijn, een gezond en gestructureerd beheer te verzekeren van de informatica uitrustingen en de telecommunicatiesystemen, nodig voor de goede werking van administratie, Gelet dat de Mandaatvereenkomst, afgesloten met het CIBG, de aanwending toelaat van een mandaat houdende het bewaren van de gegevens van ons netwerk, Gelet dat de goedkeuring van zo’n avenant het dagelijks en een gedecentraliseerde bewaring van de gegevens, bepaald door het bestuur, zou toelaten, Gelet dat de termen van de onderhavig nevenakkoord in overeenstemming zijn met de bestaande wettelijke voorschiften, Gelet op artikel 117 van de Nieuwe Gemeentewet, NEEMT AKTE Van de goedkeuring van het Avenant nr 18 betreffende van “Online BackUp” diensten BESLUIT De voorwaarden en verbintenissen vermeld in de onderhavige nevenakkoord waarvan de termen in overeenstemming zijn met de voorschriften van de mandaatovereenkomst nr 76 afgesloten tussen het CIBG en het Gemeentebestuur van Etterbeek goed te keuren. BIJLAGE NR 18 BIJ MANDAATOVEREENKOMST NR 76 TUSSEN HET GEMEENTEBESTUUR VAN ETTERBEEK (Klant) EN HET CENTRUM VOOR INFORMATICA VOOR HET BRUSSELSE GEWEST (CIBG) Betreft : « Online BackUp »-diensten 1.
Voorwerp
Het CIBG bewaart de gegevens die opgeslagen staan op de serversystemen van de klant, via het IRISnet-netwerk op de eigen servers van het CIBG. 2.
Diensten
De voorgestelde dienst is een databack-upsysteem dat gekenmerkt wordt door de opslag van een bepaald aantal versies van eenzelfde bestand gedurende een vastgelegde bewaarperiode. Een gedetailleerde beschrijving van de dienst staat op de CIBG website (www.cibg.irisnet.be) 3.
Verantwoordelijkheden
De Klant heeft kennis genomen van de algemene exploitatievoorwaarden betreffende de « Online Back-up »dienst verstrekt in bijlage en bekrachtigt deze door het ondertekenen van onderhavige overeenkomst. 4.
Duur
Voorliggende overeenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur en treedt in werking na ondertekening door de Klant van : het IRISnet inschrijvingsdocument met betrekking tot het telecommunicatieluik; de bijlage « levering van Internetdienst (ISP) » met het CIBG. De dienst wordt als werkzaam beschouwd na validering door de klant van de eerste recuperatietest zoals vermeld in de beschrijving van de dienst. 5.
Financieel aspect
De standaard « Online Back-up »-dienst wordt de klant verstrekt in het kader van zijn « InternetISP »overeenkomst, zonder meerkosten. Deze prijs omvat niet : de communicatiekosten die verschuldigd zijn aan de IRISnet-operator; de bijstand in regie die nodig is voor de recuperatie van een groot volume gegevens. Door de klant aangevraagt interventies door het CIBG zullen tegen het op de datum van de interventie geldende tarief, aangerekend worden. Ter informatie, het tarief per 01/01/2007 bedraagt 66,30 €/uur. Het kostenmodel is gebaseerd op het volume bij de klant opgeslagen gegevens, die gebackupt moeten worden. Bij overschrijding van het maximale volume (zie beschrijving van de dienst) zal het geldende tarief van toepassing zijn. Ter informatie, het tarief per 01/01/2007 voor bijkomende GB’s bedraagt 40 €/GB/jaar. Opgemaakt te Brussel op 16.10.2007, in twee exemplaren, waarbij elke partij erkent het hare ontvangen te hebben. Voor het Gemeentebestuur van Etterbeek , Christian DEBATY, Gemeentesecretaris, Vincent DE WOLF, Burgemeester. Voor het Centrum voor Informatica voor het Bruselse Gewest, Robert HERZEELE, Adjunct Directeur-Generaal, Hervé FEUILLIEN, Directeur-generaal. (12)
Informatique - Programme 2007 - Avenant n° 17 ( logiciel Efficy en service ASP ) à la convention de mandat n° 76 entre le CIRB et l'Administration communale d'Etterbeek. Informatica - Programma 2007 - Avenant nr 17 ( Software Efficy volgens een ASP-formule ) aan de mandaat nr 76 tussen de CIBG en het gemeentebestuur van Etterbeek.
A l’unanimité des voix, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met éénparigheid van stemmen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Le Conseil communal, Attendu que la commune d’Etterbeek a adopté une Convention de Mandat lui permettant de développer un certain nombre de services en partenariat avec le Centre d’Informatique de la Région Bruxelloise ( CIRB ), Attendu que ce partenariat permet aux services communaux concernés d’assurer, à long terme, une gestion saine et structurée des équipements informatiques et des systèmes de télécommunications nécessaires au bon fonctionnement de l’Administration, Attendu que la Convention de Mandat conclue avec le CIRB permet la mise en œuvre d’un mandat portant sur l’utilisation du logiciel collaboratif Web « Efficy » permettant :
La gestion des agendas, contacts, projets, documents; Complété d’outils de recherche et de reporting; Autorisant la synchronisation de données ( utilisateurs mobiles ) Attendu que l’adoption d’un tel avenant permettrait une gestion décentralisée ainsi qu’une visualisation globale des différents services fournis par le logiciel aux utilisateurs, Attendu que les services ASP sont mis gratuitement à disposition et ce pour une durée de 24 mois à dater de l’activation du premier utilisateur autorisé à accéder au « Soft », Attendu que les termes du présent avenant sont conformes aux prescriptions légales existant en la matière, Vu l’article 117 de la Nouvelle Loi Communale, PREND ACTE De l’adoption de l’Avenant n° 17 portant sur le logiciel « Efficy » en service ASP ARRÊTE Les conditions et engagements fixés dans le présent avenant dont les termes sont conformes aux prescriptions établies dans la Convention de Mandat n° 76 conclue entre le CIRB et la commune d’Etterbeek. AVENANT N° 17 AU MANDAT N° 76 ENTRE L’ADMINISTRATION COMMUNALE D’ETTERBEEK (Client) ET LE CENTRE D’INFORMATIQUE POUR LA REGION BRUXELLOISE (CIRB) Concerne : « SOFT » en service ASP dans le cadre du « WAC » 1.
Objet
Le présent avenant décrit les missions du CIRB en sa qualité d’ASP sur les « SOFT » issus du projet pilote « WAC » : Service ASP; Identification; Assistance/Consultance Est appelé « SOFT » le logiciel suivant : 1.1. Efficy Efficy est un logiciel collaboratif Web - de gestion des agendas, contacts, projets, documents; - complété d’outils de recherche et de reporting; - autorisant la synchronisation de données (utilisateurs mobiles, etc.). Il permet en autres d’automatiser les différentes composantes de la relation client (CRM-Customer Relationship, GRC-Gestion de la Relation Client). 1.2. Service ASP Le Service ASP (Application Service Provider) comprend 1.3. Licences d’utilisation Le CIRB octroie aux Clients le droit d’utiliser le « SOFT » dans le cadre normal de ses activités professionnelles. Cet usage est limité aux agents d’un client ou à ses partenaires publics belges dans le cadre normal de leurs activités professionnelles. La description du fonctionnel du « SOFT » est disponible sur le site respectif : www.efficy.be Le « SOFT » est accessible par l’utilisateur à travers un navigateur internet et est en exploitation respectivement via l’URL : www.efficy.irisnet .be
1.4. Formation Le CIRB assurera la formation de deux personnes clés chez chaque Client à l’utilisation du « SOFT ». Un planning des formations sera proposé par le CIRB pour former des groupes de maximum 8 personnes à raison de 1 jour/groupe. Ces personnes assureront ensuite la formation de leurs utilisateurs finaux. Au-delà de la formation initiale, les Clients prendront en charge la formation permanente de leurs utilisateurs sur le fonctionnel existant. Chaque Client désignera les 2 (deux) personnes que le CIRB formera par la suite à tout nouveau fonctionnel lors de l’installation d’une éventuelle nouvelle version. 1.5. Irisline Le CIRB fournit une assistance technique à l’utilisation de l’application par la mise en place d’un Support utilisateur : Iris Line. Celui-ci est accessible du lundi au vendredi, de 09h00 à 17h00, exceptés les jours de congé fériés légaux et les jours de congé extra-légaux applicables aux administrateurs de la Région de BruxellesCapitale. Le Support technique est joignable : Par courrier électronique :
[email protected] Par téléphone : 02/600.13.31 Iris Line fournit une première réponse de prise en charge d’un incident endéans les quatre heures ouvrables à partir de sa notification. 1.6. Information Les utilisateurs clés enregistrés seront tenus informés par courrier électronique de la parution d’une nouvelle version et recevront toute la documentation nécessaire à la bonne utilisation du « SOFT ». 1.7. Maintenance Ce service couvre : - les mises à jour (upgrades) et les nouvelles versions (releases ) du « SOFT »; - la correction des erreurs constatées. Est explicitement exclu du présent accord le développement de tout module ou fonctionalité spécifiques à un client. Ces développements éventuels feront l’objet d’un nouvel accord à convenir. Est considéré comme une erreur tout fonctionnement ou conséquence de traitement contraire à la documentation msie à la disposition des Clients. Une erreur est constatée lorsqu’elle est reproductible en présence d’un agent du CIRB sur tout environnement que le CIRB maîtrise de bout en bout. Toute erreur constatée fait l’objet d’une analyse de maxumum 3 jours à l’issue de laquelle le Client concerné est informé de l’action entreprise par le CIRB. A défaut d’une correction faisant l’objet d’une mise à jour à court terme, le CIRB s’engage à documenter la procédure permettant d’éviter l’erreur. Le CIRB décide seul de l’installation d’une mise à jour ou d’une nouvelle version mais tiendra les Clients informés de ces nouvelles versions. Dans le cadre de la maintenance, le CIRB s’engage à installer la dernière mise à jour ou version distribuée du « SOFT » dans des délais raisonnables ne pouvant excéder 6 mois. 1.8. Hébergement Le CIRB assure la mise à disposition, la sécurité et la maintenance de l’environnement matériel et logiciel nécessaire au bon fonctionnement de l’application sur les serveurs accessibles de l’Internet. Le CIRB décide seul de la configuration technique de cet environnement qui est dimensionné pour accueillir des utilisateurs concurrents de plusieurs applicatifs. Le CIRB fera le maximum pour garantir une accessibilité maximale aux serveurs utilisés (Best Effort). Le CIRB informera les contacts désignés des Clients par courrier électronique en cas de non-disponibilité du « SOFT », à l’exclusion des problèmes de télécommunication. Afin d’assurer une performance optimale des serveurs, le CIRB effectuera des opérations de maintenance sur une base régulière. Pareille maintenance pourrait engendrer la mise hors service des serveurs. Le CIRB prévoit une inaccessibilité des serveurs à concurrence de 1 (une) heure par mois pendant les heures ouvrées du CIRB (de 9 h. à 17 h). Dans le cas de maintenance planifiée, les Clients en seront informés une semaine à l’avance. Le système de backup utilisé permet en cas de crash de la base de données une récupération des données à la situation du jour ouvrable prédédent le crash. En application de la loi du 8/12/1992 relative à la protection de la vie privée à l’égard des traitements de données à caractère personnel, le CIRB s’engage à :
1.
mettre en œuvre les mesures techniques et organisationnelles suffisantes pour assurer la sécurité des données (le délai de ces mesures sera communiqué sur demande explicite d’un Client dès la mise en exploitation de l’application); 2. n’agir sur les données que sur la seule instruction d’un Client; 3. respecter les mêmes obligations que celles auxquelles les Clients sont tenus en vertu de la même loi. Les Clients sont seuls responsables de l’information de contenu hébergée. 2.
Identification
2.1. eID En standard, l’authentification de l’utilisateur se fait via la carte d’identité électronique de l’utilisateur dont les droits d’accès auront été enregistrés sur la plateforme IDM (Identification Manager) du CIRB. Au cas où un Client souhaiterait mettre à disposition d’un membre de son personnel une carte d’utilisateur authentifié temporaire (ex. en cas de perte ou vol de carte d’identité électronique,…) le CIRB pourra fournir une ou plusieurs cartes pendant une période limitée. Cette possibilité sera d’application à partir du 1er janvier 2007. Cette carte temporaire ne pourra être attribuée qu’à une personne préalablement enregistrée avec sa carte d’identité électronique. L’utilisateur concerné du Client s’engage à prendre livraison de cette carte et à la remettre en fin de période d’utilisation suivant rendez-vous avec la personne désignée du CIRB, dans les locaux du CIRB. 2.2. Login L’accès au logiciel peut également se faire au moyen d’un login/mot de passe. Cette possibilité sera activée à la demande explicite du Client qui en assurera la charge logistique (attribution et communication des login et mot de passe aux utilisateurs). Dans ce cas et en conséquence, le CIRB se décharge auprès du Client de la responsabilité d’authentification des utilisateurs du logiciel. 3.
Assistance/consultance
Le CIRB peut, à la demande d’un Client, assurer l’assistance informatique et organisationnelle nécessaire : à la configuration initiale du « SOFT »; au plein usage des potentialités du « SOFT ». Dans les 2 cas, l’assistance est limitée aux fonctionnelités du « SOFT » proposées en standard. A ces fins, le CIRB conseillera le chef de projet désigné par le Client. 4.
Droit et obligations des Clients
Le Client est en charge de l’environnement du poste « Client », en ce compris de le configurer selon les conseils et instructions du CIRB. Le Client reste en charge de l’accès à l’Internet de ses utilisateurs. Le Client s’engage à ne pas contacter ou traiter directement avec producteur du « SOFT » sans l’accord préalable du CIRB. Le Client s’engage à respecter tous les droits de propriété du « SOFT » et notamment : ne pas le reproduire, le désassembler, le décompiler; ne pas reproduire partiellement ou totalement, la documentation associée au « SOFT ». Si l’accord se termine pour quelque motif que ce soit, le Client restituera tous les logiciels éventuellement fournis dans le cadre du présent accord ainsi que, le cas échéant, le guide d’utilisation et, plus généralement, toute documentation relative au « SOFT », aux copies de réserve, aux Versions Améliorées, aux Updates et aux Upgrades en sa possession. Les parties ne sauraient, en aucune circonstance, encourir de responsabilité dans le cadre du contrat au titre des dommages indirects ou imprévisibles au sens des articles 1150 et 1151 du Code civil, qui incluent notamment, sans que cette liste soit limitative : tout gain manqué, perte, inexactitude ou corruption de fichiers ou de données, préjudice commercial, perte de chiffre d’affaires ou de bénéfice, perte de Clientèle, perte d’une chance. 5.
Propriété du « SOFT »
Tout programme du « SOFT », ses Versions corrigées, Updates et Upgrades, toute documentation y relative sous quelle que forme que ce soit et toutes leurs copies, restent la propriété intellectuelle exclusive du fournisseur du « SOFT ». Cette partie préserve dans ce cadre ses droits patrimoniaux (ceux-ci doivent être compris au sens large du terme et comprennent le droit de reproduction permanente ou temporaire d’une partie ou de l’ensemble du « SOFT » de quelle que manière que ce soit et sous n’importe quelle forme ainsi que le droit de représentation) et les droits moraux (ceux-ci comprennent le doit de publication, le droit de paternité, le droit de respect et le droit de rétractation). Les droits patrimoniaux et moraux ne sont reconnus à la partie pouvant exploiter le « SOFT » que sous réserve des dispositions contraignantes de la loi du 30 juin 1994 et en particulier la possibilité de reproduire le code source si(i) ceci est indispensable pour obtenir l’information nécessaire lui permettant de vérifier la compatibilité du « SOFT » avec d’autres logiciels et que si (ii) ceci est effectué dans le cadre des limitations de l’article 7 de la loi du 30 juin 1994. Le Client est garanti contre toute action ayant pour fondement le fait que l’utilisation du « SOFT » enfreint tout droit de propriété intellectuelle (droits d’auteur, brevets, marques…) dont un tiers serait titulaire. En toute hypothèse, le Client est déchargé envers le CIRB de tous dommages et intérêts et frais auxquels le Client pourrait être condamné par une décision de justice devenue définitive et ayant pour fondement la démonstration d’une atteinte par le Client à un droit de propriété intellectuelle d’un tiers du fait de l’utilisation du « SOFT ». 6.
Confidentialité
Tout document, toute donnée ou information de caractère technique, commercial ou autre, dont le CIRB pourrait avoir connaissance dans le cadre de ses missions d’ASP, ont une nature strictement confidentielle. L’obligation de confidentialité subsiste au-delà du présent accord. 7.
Force majeune
Aucune des parties ne sera tenue responsable des retards ou impossibilités de remplir ses obligations contractuelles survenant du fait d’un ou plusieurs cas de force majeure, tels que : conflits sociaux, intervention des autorités civiles ou militaires, catastrophes naturelles, incendies, dégâts des eaux, terrorisme ou épidémies. En cas de force majeure, la partie concernée devra la notifier par écrit à l’autre partie et faire le maximum pour apporter une solution ou tenter de limiter ses conséquences en vue de reprendre ses obligations contractuelles dans les meilleurs délais. 8.
Durée
Le présent accord est conclu pour une durée limitée à 24 mois à dater de l’activation du premier utilisateur autorisé à accéder au « SOFT ». Il peut être mis fin anticipativement au présent accord selon les modalités prévues à la convention générale à laquelle se réfère le présent document. 9.
Aspect financiers
9.1. Service ASP Les services ASP décrits ci-dessus sont mis gratuitement à disposition des Clients. 9.2. Identification L’accès nà la plateforme IDM et l’utilisation de l’eID est gratuit. L’attribution et le prêt d’une carte temporaire d’authentification pourra être obtenu au prix de 50 €/mois. 9.3. Assistance Les services d’assistance/consultance sont mis gratuitement à disposition des Clients. Le droit à la déclaration de créance est établi dès l’exécution des prestations. Fait à Bruxelles, en deux exemplaires, chacune des parties ayant reçu le sien. Pour le Client, Christian DEBATY, Secrétaire communal, Vincent DE WOLF, Bourgmestre.
Pour le Centre d’Information pour la Région Bruxelloise, Robert HERZEELE, Directeur Général adjoint, Hervé FEUILLIEN, Directeur Général. *** De Gemeenteraad, Gelet dat de gemeente Etterbeek een mandaatvereenkomst heeft goedgekeurd, waarbij zij de mogelijkheid heeft om een aantal diensten te ontwikkelen, in partnerschap met het Informaticacentrum van het Brussels Gewest (CIBG) Gelet dat dit partnerschap aan de betrokken gemeentediensten de gelegenheid biedt om, op lange termijn, een gezond en gestructureerd beheer te verzekeren van de informatica uitrustingen en de telecommunicatiesystemen, nodig voor de goede werking van administratie, Gelet dat deze Mandaatvereenkomst, afgesloten met het CIBG, de aanwending toelaat van een mandaat houdende het gebruik van de collaboratieve Websoftware “Efficy” die het volgende toelaat : Het beheer van de agenda’s, contactpersonen, projecten, documenten; Vervolledigd met zoekmotoren en reporting tools; Met de mogelijkheid van een synchronisatie van de gegevens ( mobiele gebruikers ) Gelet dat de goedkeuring van zo’n avenant een gedecentraliseerde beheer zou toelaten alsook een globaal overzicht van de verschillende diensten door de sofware geleverd aan de gebruikers, Gelet de ASP diensten gratis ter beschikking gesteld worden en dit voor een periode van 24 maanden te rekenen vanaf de activatie van de eerste gebruiker die toegang krijgt tot de “Soft”, Gelet dat de termen van de onderhavig nevenakkoord in overeenstemming zijn met de bestaande wettelijke voorschiften, Gelet op artikel 117 van de Nieuwe Gemeentewet, NEEMT AKTE Van de goedkeuring van Avenant nr 17 met betrekking op de software “Efficy” in ASP-dienst BESLUIT De voorwaarden en verbintenissen vermeld in de onderhavige nevenakkoord waarvan de termen in overeenstemming zijn met de voorschriften van de mandaatovereenkomst nr 76 afgesloten tussen het CIBG en het Gemeentebestuur van Etterbeek goed te keuren. AANHANGSEL NR 17 BIJ MANDAAR NR 76 TUSSEN DE (Klant) EN HET CENTRUM VOOR INFORMATICA VOOR HET BRUSSELSE GEWEST (CIBG) Betreft : « SOFTWARE » volgens een ASP-formule in het kader van het « WAC ». 1.
Voorwerp
Voorliggend mandaat beschrijft de opdrachten van het CIBG als ASP (Application Service Provider) voor de « SOFTWARE » die ontstaat uit het « WAC »-pilootproject : - ASP-dienst - Identificatie - Bijstand/Advies. Worden « SOFTWARE » genoemd, de volgende programma’s : 1.1. Efficy Efficy is een collaboratief webprogramma
voor het beheren van agenda’s, contactpersonen, projecten, doucmenten; aangevuld met zoek- en reportingtools; met mogelijkheid tot synchronisatie van gegevens (mobiele gebruikers, enz.) Het biedt voorts de mogelijkheid tot het automatiseren van de verschillende componenten van de klantenrelatie (CRM-Customer Rekationship Management). 2.
ASP-dienst
De ASP-dienst (Application Service Provider) omvat : 2.1. Gebruikvoorwaarden Het CIBG kent de Klant het recht toe de « SOFTWARE » te gebruiken binnen de normale context van zijn beroepsactiviteiten. Dit gebruik is beperkt tot de medewerkers van een Klant of zijn Belgische openbare partners binnen de normale context van hun beroepsactiviteiten. Een beschrijving van de functionele aspecten van de « SOFTWARE » staat op de volgende sites : www.efficy.be. De « SOFTWARE » is voor de gebruiker toegankelijk via een webbrowser en in exploitatie via een URL, respectivelijk : www.efficy.irisnet .be 2.2. Opleiding Het CIBG zal twee sleutelpersonen van bij elke Klant opleiden in het gebruik van de « SOFTWARE ». Het CIBG zal een opleidingsplanning voorstellen met de bedoeling groepen van hoogstens 8 personen samen te stellen voor opleidingen naar rato an 1 groep/dag. Deze personen zullen daarna instaan voor de opleiding van de eindgebruikers. Na de eerste opleiding dienen de klanten in te staan voor de permanente opleiding van de eigen gebruikers met betrekking tot de bestaande functionele aspecten. Elk Klant 2 (twee) personen aan te wijzen, die het CIBG bij de installatie van een eventuele nieuwe versie in alle nieuwe functionele aspecten zal opleiden. 2.3. IrisLine Het CIBG zorgt voor technische bijstand bij het gebruik van de toepassing door het organiseren van een Gebruikerondersteuning : IrisLine. Deze is elke dag bereikbaar van maandag tot en met vrijdag, telkens van 09.00 uur tot 17.00 uur, behalve op de wettelijke feestdagen en de buitenwettelijke verlofdagen die toegekend worden aan de overheidsbesturen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De Technische ondersteuning is bereikbaar : 1. via e-mail :
[email protected]; 2. telefonisch : 02/600.13.31 IrisLine zorgt voor een eerstelijnsbehandeling van incidenten binnen de vier werkuren na de melding ervan. 2.4. Informatie De geregistreerde sleutelgebruikers worden via mail op de hoogte gehouden van het verschrijnen van een nieuwe versie en zullen alle documentatie ontvangen die nodig is voor een correct gebruik van de « SOFTWARE ». 2.5. Onderhoud Deze dienst omvat : - de upgrades en den ieuwe versies (releases) van de « SOFTWARE »; - de correctie van vastgestelde fouten. Is uitdrukkelijk van voorliggende overeenkomst uitgesloten, de ontwikkeling van modules of functies die specifiek zijn voor één Klant. Dergelijke eventuele ontwikkelingen moeten kaderen in een nieuwe, op te stellen overeenkomst. Wordt als een fout bechouwd, elke werking of gevolg van een verwerking die niet overeenstemt met de documentatie die de Klanten ter beschikking gesteld wordt. Een fout wordt vastgesteld wanneer zij in aanwezigheid van een medewerker van het CIBG reproduceerbaar is op elke omgeving die het CIBG van begin tot einde onder zijn contrôle heeft. Elke vastgestelde fout zal aan een analyse van hoogstens 3 dagen onderworpen worden, na afloop waarvan de Klant ingelicht zal worden van de actie die het CIBG ondernomen
heeft. Bij gebrek aan een correctie, die op korte termijn gevolgd wordt door een update, verbindt het CIBG zich tot het documenteren van de procedure die beschrijft hoe de fout vermeden kan worden. Alleen het CIBG beslist over de installatie van een update of van een nieuwe versie maar dient de Klanten van deze nieuwe versies op de hoogte te houden. In het kader van het onderhoud verbindt het CIBG zich ertoe de laatste, door het CIBG verdeelde upgrade of versie van de « SOFTWARE » binnen een redelijke termijn te installeren, die zeker binnen de 6 maanden. 2.6. Hosting Het CIBG staat in voor de ter beschikkingstelling, de beveiliging en het onderhoud van de software- en hardwareomgeving die nodig is om de toepassing te laten werken op de servers van het CIBG, die via het Internet toegankelijk zijn. Alleen het CIBG beslist over de technische configuratie van deze omgeving, die voldoen kracht is om gelijktijdige gebruikers van verschillende toepassingen aan te kunnen. Het CIBG zal er alles aan doen om maximale toegankelijkheid vna de gebruikte servers te waarborgen (Best Effort). Het CIBG zal de aangeduide contactpersonen van de Klanten via e-mail inlichten bij niet-beschikbaarheid van de « SOFTWARE », waarbij telecommunicatieproblement niet meetellen. Om de optimale werking van de servers te verzekeren, zal het CIBG op regelmatige basis onderhoudsverrichtingen doorvoeren. Dergelijk onderhoud kan de uitschakeling van de servers tot gevolg hebben. Het CIBG verwacht ontoegankelijkheid vna de servers ten belope van 1 (een) uur per maand tijdens de openingsuren van het CIBG (van 9 uur tot 17 uur). Bij gepland onderhoud zullen de Klanten hiervan één week op voorband op de hoogte gebracht worden. Bij een crash van de database waarborgt het back-upsysteem een recuperatie van de gegevens zoals die besonden de werkdag vóór de crash. Bij toepassing van de wet van 8/12/1992 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, verbindt het CIBG zich ertoe : 1. voldonede technische en organisatorische maatregelen te treffen om de veiligheid van de gegevens te waarborgen (gedetailleerde informatie over deze maatregelen zal op uitdrukkelijke aanvraag van een Klant meegedeeld worden na de ingebruikneming van de toepassing); 2. alleen op de gegevens in te grijpen waarneer daartoe door een Klant gevraagt; 3. dezelfde verplichtingen na te leven als de verplichtingen waaraan de Klanten krachtens diezelfde wet gebonden is. De Klanten zijn uitsluitend zelf verantwoordelijk voor de gehoste inhoud. 3.
Identificatie
3.1. eID Standaard vindt de authentificatie van de gebruiker plaats via de elektronische identiteitskaart van de gebruiker, van wie de toegangrechten voordien geregistreerd werden op het IDM-platform (Identification Manager) van het CIBG. In een Klant één van zijn personeelsleden een tijdelijke geauthentificeerde gebruikerskaart ter beschikking zou willen stellen (b.v. bij verlies of diefstal van de elektronische identiteiskaart…) kan het CIBG één of meer kaarten voor een beperkte periode bezorgen. Deze mogelijkheid zal aangeboden worden vanaf 1 januari 2007. Dergelijke tijdelijke kaart mag alleen gegeven worden aan een persoon die voordien via zijn elektronische identiteitskaart als gebruiker geregistreerd werd. De betrokken gebruiker van de Klant verbindt zich ertoe deze kaart in ontvangst te nemen en na de gebruiksperiode, na afspraak in de lokalen van het CIBG terug te geven aan de door het CIBG aangestelde persoon. 3.2. Login Toegang tot de software is ook mogelijk via een login en een wachtwoord. Deze mogelijkheid zal werkzaam gemaakt worden op uitdrukkelijke vraag van de Klant, die dient in te staan voor de logistieke omkadering (de logins en wachtwoorden toekennen en aan de gebruikers overmaken). Bijgevolg draagt het CIBG in dat geval de verantwoordelijkheid voor de authentificatie van de gebruikers van de software over aan de Klant. 4.
Bijstand/Advies
Het CIBG kan, op vraag van de Klant, instaan voor de nodige IT- en organisatorische bijstand : -bij de eerste configuratie van de « SOFTWARE »; met het oog op volledige aanwending van de mogelijkheden van de « SOFTWARE ». In beide gevallen blijft de bijstand beperkt tot de mogelijkheden van de « SOFTWARE », die standaard ingebouwd zijn. Hiertoe zal het CIBG de door de Klant aangestelde projectleider advies verstrekken. 5.
Rechten en plicht van de Klanten
De Klant is verantwoordelijk voor de omgeving van de « client » post, inclusief de configuratie ervan volgens de adviezen en aanwijzingen van het CIBG. De Klant blijft verantwoordelijk voor de Internettoegang van zijn gebruikers. De Klant verbindt zich ertoe om, tenzij met voorafgaand akkoord van het CIBG, geen contact op te nemen of rechtstreeks te handelen met de maker van de « SOFTWARE ». De Klant verbindt zich ertoe alle eigendomsrechten van de « SOFTWARE » na te leven en met name : - deze niet te reproduceren, te demonteren, te decompileren; - de bij de « SOFTWARE » horende documentatie niet te reproduceren, dit noch geheel noch gedeeltelijk. Indien de overeenkomst om welke reden ook beëindigd wordt, dient de Klant alle in het kader van voorliggend contact verstrekte software terug te geven samen met, in voorkomend geval, de gebruikershandleiding en meer algemeen, alle documentatie met betrekking tot de « SOFTWARE », de back-upkopieën, de verbeterde versies, de updates en de upgrades die in zijn bezit zijn. Partijen kunnen onder geen enkele omstandigheid vanwege deze Overeenkomst aansprakelijk gesteld worden voor rechtstreekse of onvoorzienbare schade in de zin van de artikels 1150 en 1151 van het Burgerlijk wetboek, die met name omvatten, zonder dat deze lijst beperkend is : elke winstderving, verlies, onjuistheid of slecht worden van bestanden of gegevens, commercieel nadeel, omzet- of winstverlies, klantenverlies, verlies van opportuniteiten. 6.
Eigendom van de « SOFTWARE »
Alle programma’s van de « SOFTWARE », de gecorrigeerde versies, updates en updrades, alle documentatie die erop betrekking heeft in welke vorm en alsook alle kopieën ervan, blijven de uitsluitende intellectuele eigendom van de leverancier van de « SOFTWARE ». Deze partij behoudt in dit kader haar patrimoniale rechten (deze dienen in de ruime zin van het woord begrepen te worden en omvatten het permanente of tijdelijke reproductierecht op een deel of het geheel van de « SOFTWARE » op welke wijze ook en onder welke vorm ook alsook het representatierecht) en haar morele rechten (deze omvatten het publicatierecht, het vaderschapsrecht, het nalevingsrecht en het intrekkingsrecht). De patrimoniale en morele rechten komen de partij die de « SOFTWARE » mag exploiteren alleen toe onder voorbehoud van de dwingende bepalingen van de wet van 30 juni 1994 en in het bijzonder de mogelijkheid om de broncode te reproduceren indien (i) dit onontbeerlijk is voor het bekomen van de nodige informatie om de compatibiliteit van de Software met andere software te toetsen en indien (ii) dit gebeurt in het kader van de beperkingen van artikel 7 van de wet van 30 juni 1994. De Klant is gevrijwaard tegen elke rechtsgeding dat gebaseerd is op het feit dat het gebruik van de « SOFTWARE » een inbreuk vormt op enig intellectueel recht (auteursrechten, octrooien, merken…) waarvan een derde houder zou zijn. In alle omstandigheden is de Klant tegenover het CIBG vrijgesteld van alle schade, intresten en kosten waartoe de Klant veroordeeld zou kunnen worden door een onherroepelijk gerechtelijke beslissing, die gebaseerd is op het bewijs dat de Klant vanwege het gebruik van de « SOFTWARE » een inbreuk gepleegd heeft op een intellectueel eigendomsrecht van een derde. 7.
Geheimhouding
Alle documenten, gegevens of indormatie van technische, commerciële of andere aard waarvan het CIBG in het kader van zijn ASP-opdrachten kennis zou hebben, zijn van strikt vertrouwelijke aard. De geheimhoudingsplicht blijft ook na het verstrijken van voorliggende overeenkomst bestaan. 8.
Overmacht
Geen van Partijen kan aansprakelijk gesteld worden voor vertragingen of voor de onmogelijkheid om haar contractuele verplichtingen te vervullen vanwege één of meer feiten van overmacht, zoals : sociale conflicten,
ingrijpen van de burgerlijke of militaire overheid, natuurrampen, branden, waterschade, terrorisme of epidemieën. Bij overmacht dient de getroffen partij dit schriftelijk aan de andere partij te melden en moet zij alles om een oplossing te vinden of proberen de gevolgen te beperken met de bedoeling haar contractuele verplichtingen binnen de kortste termijnen te hervatten. 9.
Duur
Voorliggende overeenkomst wordt gesloten voor een beperkte duur van 24 maanden te rekenen vanaf de activering van de eerte gebruiker die toegang krijgt tot de « SOFTWARE ». Aan voorliggende overeenkomst kan een einde gesteld worden volgens de modaliteiten waarin voorzien wordt door de algemene overeenkomst waarnaar voorliggend document verwijst. 10.
Financiële aspecten
10.1. ASP-dienst De hierboven beschreven ASP-diensten wordt de Klanten gratis ter beschikking gesteld. 10.2. Identificatie De toegang tot het IDM-platform en het gebruik van de eID zijn gratis. Toekenning en uitlening van een tijdelijke authentificatie kaart is mogelijk tegen de prijs van 50 €/maand. 10.3. Bijstand De Bijstand/adviesdiensten worden de Klanten gratis ter beschikking gesteld. Het recht op de schuldbordering zal gelden na verstrekking van de prestaties. Opgemaakt te Brussel in twee exemplaren, waarbij elke partij erkent het hare ontvangen te hebben. Voor de Klant, Christian DEBATY, Gemeentesecretaris, Vincent DE WOLF, Burgemeester. Voor het Centrum voor Informatica voor het Brusselse Gewest, Robert HERZEELE, Adjunct DirecteurGeneraal, Hervé FEUILLIEN, Directeur-Generaal.
(13)
Informatique - Programme 2007 - Avenant n° 19 ( FireWall ) à la Convention n° 76 entre le CIRB et l'Administration communale d'Etterbeek. Informatica - Programma 2007 - Avenant nr 19 ( FireWall ) aan de mandaatovereenkomst nr 76 tussen de CIBG en het gemeentebestuur van Etterbeek.
A l’unanimité des voix, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met éénparigheid van stemmen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Le Conseil communal, Attendu que la commune d’Etterbeek a adopté une Convention de Mandat lui permettant de développer un certain nombre de services techniques en partenariat avec le Centre d’Informatique de la Région Bruxelloise (CIRB), Attendu que ce partenariat permet aux services communaux concernés d’assurer, à long terme, une gestion saine et structurée des équipements informatiques et des systèmes de télécommunications nécessaires au bon fonctionnement de l’Administration, Attendu que la Convention de Mandat conclue avec le CIRB permet la mise en œuvre d’un mandat portant sur la mise à disposition d’un serveur « FireWall » et en assurera la télémaintenance,
Attendu que l’adoption d’un tel avenant permettrait de protéger ses installations informatiques vis-à-vis de l’Internet par le-dit serveur, Attendu que la dépense peut être estimée à un montant annuel de 500 €, Attendu que cette dépense sera imputée sur l’article 139/123/13 du budget ordinaire, Attendu que les termes du présent avenant sont conformes aux prescriptions légales existant en la matière, Vu l’article 117 de la Nouvelle Loi Communale, PREND ACTE De l’adoption de l’Avenant n° 19 portant sur la mise à disposition d’un serveur « FireWall » ARRÊTE Les conditions et engagements fixés dans le présent avenant dont les termes sont conformes aux prescriptions établies dans la Convention de Mandat n° 76 conclue entre le CIRB et la commune d’Etterbeek. AVENANT N° 19 A LA CONVENTION DE MANDAT N° 76 ENTRE L’ADMINISTRATION COMMUNALE D’ETTERBEEK (Client) ET LE CENTRE D’INFORMATION POUR LA REGION BRUXELLOISE (CIRB) Concerne : FireWall 1.
Objet
Le Client souhaite protéger ses installations informatiques vis-à-vis de l’internet par un serveur FireWall. Un « FireWall » analyse le trafic des données en transit vers l’internet et jour le rôle de filtre interdisant l’intrusion ou la captation d’information du réseau interne du client par des personnes non accréditées. Ce service gère également le NAT permettant d’isoler le réseau interne du Client de l’internet. 2.
Services
Le CIRB met à disposition, installe, configure et assure la télémaintenance dans les locaux du Client d’un FireWall comprenant les possibilités suivantes : - redirection vers un serveur interne; - concentrateur VPN (IPsec), limité à 10 connexion simultanées; - Authentification des utilisateurs; - Routeur (pour Publilink ou sites distants). La configuration de cet environnement sera réalisée par le CIRB sur base des demandes fonctionnelles écrites fournies par le client. 3.
Responsabilités
Seul le CIRB est habilité à effctuer des modifications de configuration de ce service. Le non-respect de cette règle entraînerait une annulation des garanties du bon fonctionnement de celui-ci. Dans ce cas, le CIRB se réserve le droit de reconfigurer entièrement l’environnement mis à la disposition du Client aux frais de celle-ci. Le Client s’engage à entretenir en bon père de famille le matériel mis à sa disposition. Le CIRB s’engage à intervenir dans le cadre de la maintenance du service dans un délai maximum de 8 heures ouvrables. Le CIRB se réserve le droit de modifier l’environnement technique décrit ci-dessus pour autant que le fonctionnel reste inchangé. 4.
Délais
Le CIRB s’engage à mettre les services ci-dessous à disposition du Client, au plus tard 4 sermaines après avoir été informé du fonctionnel initial souhaité par le Client.
Les modifications de configuration seront réalisées par le CIRB dans les plus brefs délais à dater de la demande écrite du Client. 5.
Durée
Le présent accord entre en vigueur au moment de la signature du présent document pour une durée indéterminée. 6.
Aspect financier
Tous les services ci-dessus sont réalisés par le CIRB pour un montant annuel de 500 €. Ce montant comprend jusqu’à un maximum trimestriel de 3 interventions du CIRB dans le cadre de la maintenance du service. Toute prestation complémentaire sera réalisée par le CIRB à charge du Client, valorisée au taux en vigueur au moment de la réalisation. Le droit à la déclaration de créance sera établi dès la mise en service du FireWall sur le réseau du Client. Les paiements sse font selon les modalités prévues à l’article 3 de la convention générale de mandat. Fait à Bruxelles, en deux exemplaires, chacune des parties ayant reçu le sien. Pour l’Administration communale d’Etterbeek, Christian DEBATY, Secrétaire communal, Vincent DE WOLF, Bourgmestre. Pour le Centre d’Informatique pour la Région Bruxelloise, Robert HERZEELE, Directeur Général adjoint, Hervé FEUILLIEN, Directeur Général. *** De Gemeenteraad, Gelet dat de gemeente Etterbeek een mandaatvereenkomst heeft goedgekeurd, waarbij zij de mogelijkheid heeft om een aantal technische diensten te ontwikkelen, in partnerschap met het Informaticacentrum van het Brussels Gewest ( CIBG ) Gelet dat dit partnerschap aan de betrokken gemeentediensten de gelegenheid biedt om, op lange termijn, een gezond en gestructureerd beheer te verzekeren van de informatica uitrustingen en de telecommunicatiesystemen, nodig voor de goede werking van administratie, Gelet dat de mandaatovereenkomst, afgesloten met het CIBG de aanwending toelaat van een mandaat houdende het ter beschikking stellen van een server “FireWall” en er de onderhoudswerkzaamheden zal verzekeren, Overwegende dat de goedkeuring van zo’n avenant aan het bestuur de mogelijkheid zou geven om zijn informaticainstallaties te beschermen tegenover Internet door voormelde server, Overwegende dat de uitgave geraamd wordt op een jaarlijks bedrag van 500 €, Overwegende dat deze uitgave zal ingeschreven worden op art. 139/123/13 van de gewone begroting, Gelet dat de termen van de onderhavig nevenakkoord in overeenstemming zijn met de bestaande wettelijke voorschiften, Gelet op artikel 117 van de Nieuwe Gemeentewet, NEEMT AKTE Van de goedkeuring van Avenant nr 19 houdende de ter beschikking stellen van de server “FireWall” BESLUIT De voorwaarden en verbintenissen vermeld in de onderhavige nevenakkoord waarvan de termen in overeenstemming zijn met de voorschriften van de mandaatovereenkomst nr 76 afgesloten tussen het CIBG en het Gemeentebestuur van Etterbeek goed te keuren.
AANHANGSEL NR 19 BIJ MANDAATOVEREENKOMST NR 76 TUSSEN HET GEMEENTEBESTUUR VAN ETTERBEEK (de Klant) EN HET CENTRUM VOOR INFORMATICA VOOR HET BRUSSSELSE GEWEST (CIBG) Betreft : FireWall 1.
Voorwerp
De Klant enst zijn IT-systemen door middel van een FireWall server tegenover het Internet te beschermen. Een « FireWall » analyseert het dataverkeer naar het Internet en speelt de rol van filter, die inbraak of inzage in informatie op het interne netwerk van de Klant door onbevoegde personen onmogelijk maakt. De dienst beheert ook de NAT, die dient om het interne netwerk van de klant van het Internet te scheiden. 2.
Diensten
Het CIBG staat in voor de terbeschikkingstelling, installatie, configuratie en telemaintenance in de lokalen van de Klant van een FireWall server bestaande uit : - heroriëntering naar een interne server ; - concentrator VPN (Ipsec), beperkt tot 10 gelijktijdige aansluitingen ; - het als echt erkennen van de gebruikers ; - routeur (voor Publilink of op afstand gelegen sites). Het CIBG zal instaan voor de configuratie van deze omgeving op basis van de schriftelijke functionele aanvragen verstrekt voor de klant. 3.
Verantwoordelijkheden
Alleen het CIBG is bevoegd om configuratiewijzigingen aan deze dienst aan te brengen. Elke inbreuk op deze regel zal leiden tot het wegvallen van de waarborgen op de goede werking van de dienst. In dat geval behoudt het CIBG zich het recht voor de Klant ter beschikking gestelde omgeving op dienst kosten volledig te herconfigureren. De Klant verbindt zich ertoe het ter beschikking gestelde materieel als een goede huisvader te beheren. Het CIBG verbindt zich ertoe in het kader van het ondehoud van de dienst binnen een termijn van hoogstens 8 werkuren tussen te komen. Het CIBG behoudt zich het recht voor de hierboven technische omgeving te wijzigen op voorwaarde dat de functionele mogelijkheden onveranderd blijven. 4.
Termijnen
Het CIBG verbindt zich ertoe de hierboven beschreven diensten uiterlijk binnen de 4 werken na ondertekening van voorliggend document ter beschikking te stellen van de Klant. Op schriftelijk verzoek vanwege de Klant voert het CIBG configuratiewijzigingen binnen de kortste termijnen door. 5.
Duur
Onderhavig akkoord treedt in werking bij onderteking van voorliggend document en geldt voor onbepaalde duur. 6.
Financieel aspect
Alle hierboven beschreven diensten worden door het CIBG verstrekt voor een jaarlijks bedrag van 500,00 €. Dit bedrag omvat, in het kader van het onderhoud van de dienst, hoogstens 3 CIBG-interventies per kwartaal. Alle bijkomende prestaties door het CIBG zullen de Klant in rekening gebracht worden tegen de tarieven die op het ogenblik van die prestaties gelden. Het recht op de schuldvordering zal gevestigd zijn van zodra de datalijn door IRISnet in dienst gesteld wordt. De betalingen vinden plaats volgens de modaliteiten zoals in artikel 3 van de algemene mandaatovereenkomst.
(14)
Règlement relatif au contrôle de l'octroi de subventions
Reglement betreffende de controle op de toekenning van toelagen A l’unanimité des voix, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met éénparigheid van stemmen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Le Conseil communal, Vu loi du 14 novembre 1983 relative au contrôle de l’octroi et de l’emploi de certaines subventions ; Vu la loi du 2 mai 2002 sur les associations sans but lucratif (ASBL), les associations internationales sans but lucratif (AISBL) et les fondations ; Vu l’arrêté royal du 26 juin 2003 relatif à la comptabilité simplifiée de certaines ASBL, AISBL et fondations ; Vu l’arrêté royal du 19 décembre 2003 relatif aux obligations comptables et à la publicité des comptes annuels de certaines ASBL, AISBL et fondations. ARRETE Article 1 : Par subvention, il y a lieu d’entendre, au sens du présent règlement, toute contribution en numéraire, quelles qu’en soient la forme ou la dénomination. Article 2 : Tout bénéficiaire d’une subvention accordée par la commune doit l’utiliser aux fins pour lesquelles elle a été octroyée et, à moins d’en être dispensé par la loi ou en vertu de celle-ci, doit justifier son emploi. Article 3 : Tout bénéficiaire, même indirectement, d’une subvention de plus de € 1.239,00 accordée par la commune doit chaque année, transmettre à la commune ses comptes annuels (bilan et compte de résultats de l’exercice précédent), son budget (de l’exercice en cours) ainsi qu’un justificatif expliquant l’utilisation du subside, un rapport de gestion et de situation financière. Article 4 : Toute personne morale qui demande une subvention de plus de € 1.239,00 à la commune doit joindre à sa demande ses comptes annuels (bilan et compte de résultats de l’exercice précédent), son budget (de l’exercice en cours) ainsi qu’un justificatif expliquant l’utilisation du subside, un rapport de gestion et de situation financière. Article 5 : Les subsides de plus de € 1.239,00 sont accordés par le Conseil communal après approbation par celui-ci des pièces justificatives visées aux articles 3 et 4. Toutefois, le Receveur communal peut liquider par versement mensuel, 90% du subside. Le solde ne sera liquidé qu’après approbation, par le Conseil communal, des pièces justificatives visées aux articles 3 et 4. Article 6 : Le présent règlement n’est pas applicable aux subventions qu’une disposition légale met obligatoirement à charge du budget de la commune. Article 7 : La commune a le droit de faire procéder sur place au contrôle de l’emploi de la subvention accordée. Article 8 : Sans préjudice des dispositions résolutoires auxquelles la subvention est soumise, le bénéficiaire est tenu de restituer celle-ci dans les cas suivants : 1° lorsqu’il n’utilise pas la subvention aux fins en vue desquelles elle lui a été accordée ; 2° lorsqu’il ne fournit pas l’une des justifications visées aux articles 3 et 4 ; 3° lorsqu’il s’oppose à l’exercice du contrôle visé à l’article 7. Toutefois, dans le cas prévu à l’alinéa 1er 2°, le bénéficiaire ne doit restituer que la partie de la subvention qui n’est pas justifiée. Article 9 : Il est sursis à l’octroi de subventions aussi longtemps que, pour des subventions reçues précédemment, le bénéficiaire ne produit pas les justifications visées aux articles 3 et 4 ou s’oppose à l’exercice du contrôle prévu par l’article 7.
Article 10 : Pour la présentation des comptes annuels et des budgets il est fait distinction entre la « petite » association et la « grande » association. La « petite » association est celle qui, à la date de clôture de l’exercice social, n’atteint aucun ou qu’un seul des trois critères suivants : - cinq travailleurs, en moyenne annuelle, exprimés en équivalents temps plein. Les travailleurs bénévoles, les travailleurs intérimaires et le personnel mis à disposition de l’association n’entrent pas en ligne de compte dans le présent calcul. - € 250.000,00 pour le total des recettes autres qu’exceptionnelles, à l’exclusion de la T.V.A. ; - € 1.000.000,00 pour le total du bilan. Comme la « petite » association ne tient pas de comptabilité complète, on devra s’appuyer sur l’état du patrimoine qui doit être dressé annuellement lors de l’inventaire. La « grande »association est celle qui atteint au moins deux des trois critères énumérés ci-dessous : - cinq travailleurs, en moyenne annuelle, exprimés en équivalents temps plein. Les travailleurs bénévoles, les travailleurs intérimaires et le personnel mis à disposition de l’association n’entrent pas en ligne de compte dans le présent calcul. - € 250.000,00 pour le total des recettes autres qu’exceptionnelles, à l’exclusion de la T.V.A. ; - € 1.000.000,00 pour le total du bilan. Les « grandes » associations doivent tenir une comptabilité complète et déposer leurs comptes annuels à la Banque nationale de Belgique selon le « schéma abrégé pour associations ». Article 11 : Les comptes annuels et budgets des « petites » associations. 1° -
Les comptes annuels sont constitués des documents suivants : un état des dépenses et des recettes (voir modèle 1 en annexe) un état du patrimoine (voir modèle 2 en annexe) le procès-verbal de l’assemblée générale approuvant les comptes ; la preuve que les comptes annuels ont été repris dans le dossier tenu au greffe du Tribunal de Commerce (ASBL) ou au Ministère de la Justice (AISBL).
2° le budget de l’association calqué sur l’état des dépenses et des recettes ainsi que le procès-verbal de l’assemblée générale approuvant le budget. Article 12 : Les comptes annuels et budgets des grandes associations. 1° Les comptes annuels sont constitués des documents suivants : le bilan (voir modèle 3 en annexe) ; le compte de résultats (voir modèle 4 en annexe) ; l’annexe ; le rapport de l’expert comptable pour les associations qui présentent un budget de € 750.000,00 ou le rapport d’un réviseur d’entreprise s’il excède ce montant ; le procès-verbal de l’assemblée générale approuvant les comptes annuels ; la preuve que les comptes annuels ont été déposés auprès de la Centrale des bilans. Les comptes annuels tels qu’arrêtés par le conseil d’administration sont soumis aux membres en assemblée générale et sont identiques à ceux qui doivent être déposés selon le schéma abrégé. 2° le budget de l’association calqué sur le compte des résultats ainsi que le procès-verbal de l’assemblée générale approuvant le budget. Article 13 : Les subsides de moins de € 1.239,00 sont accordés par le Collège des Bourgmestre et Echevins sur base d’un règlement voté par le Conseil communal. ANNEXES Modèle 1 : Etat des dépenses et des recettes : DEPENSES
RECETTES
Biens et services Rémunérations Biens et services divers
Autres dépenses TOTAL DEPENSES Différence :
Cotisations Dons et legs Subsides Région Communautés Commune Autres Autres recettes TOTAL RECETTES
Modèle 2 : Etat du patrimoine AVOIRS DETTES Immeubles Dettes financières - appartenant à l’association en pleine propriété - autres Machines Dettes à l’égard de fournisseurs - appartenant à l’association en pleine propriété - autres Mobilier et matériel roulant Dettes à l’égard de membres - appartenant à l’association en pleine propriété - autres Stocks Dettes fiscales, salariales et sociales Créances Placements de trésorerie Liquidités Autres avoirs Autres dettes TOTAL DES AVOIRS TOTAL DES DETTES Modèle 3 : Bilan ACTIF ACTIFS IMMOBILISES I. Frais d’établissement II. Immobilisations corporelles (annexe I. A) III. Immobilisations corporelles (annexe I.B) A. Terrains et constructions 1. Appartenant à l’association en propriété 2. Autres B. Installations, machines et outillage 1. Appartenant à l’association en propriété 2. Autres C. Mobilier et matériel roulant 1. Appartenant à l’association en propriété 2. Autres D. Location-financement et droits similaires E. Autres immobilisations corporelles 1. Appartenant à l’association en propriété 2. Autres F. Immobilisations en cours et acomptes versés IV. Immobilisations financières (annexes I.C et II) ACTIFS CIRCULANTS
Code 20/28 20 21 22/27 22 pleine 22/91 22/92 23 pleine 231 232 24 pleine 241 242 25 26 pleine 261 262 27 28 29/58
exercice n
exercice n-1
29 V. Créances à plus d’un an A. Créances commerciales 290 B. Autres créances 291 dont créances non productives d’intérêts ou assorties 2915 d’un intérêt anormalement faible 3 VI. Stocks et commandes en cours A. Stocks 30/36 B. Commandes en cours d’exécution 37 40/41 VII. Créances à un an au plus A. Créances commerciales 40 B. Autres créances 41 dont créances non productives d’intérêts ou assorties 415 d’un intérêt anormalement faible 50/53 VIII. Placements de trésorerie (annexe II) 54/58 IX. Valeurs disponibles 490/1 X. Comptes de régularisation 20/58 TOTAL DE L’ACTIF PASSIF FONDS SOCIAL I. Fonds associatifs A. Patrimoine de départ B. Moyens permanents III. Plus-values de réévaluation IV. Fonds affectés (annexe III) V. Bénéfice reporté Perte reportée VI. Subsides en capital PROVISIONS VII.A. Provisions pour risques et charges (annexe IV) B. Provisions pour dons et legs avec droit de reprise (annexe IV) DETTES VIII. Dettes à plus d’un an (annexe V) A. Dettes financières 1. Etablissements de crédit 2. Autres emprunts B. Dettes commerciales C. Acomptes reçus D. Autres dettes 1. Productives d’intérêts 2. Non productives d’intérêts ou assorties d’un intérêt anormalement faible 3. Cautionnements reçus en numéraire IX. Dettes à un an au plus (annexe V) A. Dettes à plus d’an an échéant dans l’année B. Dettes financières 1. Etablissements de crédit 2. Autres emprunts C. Dettes commerciales 1. Fournisseurs 2. Effets à payer D. Acomptes reçus E. Dettes fiscales, salariales et sociales 1. Impôts 2. Rémunérations et charges sociales F. Dettes diverses 1. Obligations, coupons échus et cautionnements reçus en numéraire 2. Autres dettes diverses productives d’intérêts
Code 10/15 10 100 101 12 13 140 141 15 16 160/5 168 17/49 17 170/4 172/3 174 175 176 179 1790 1791 1792 42/48 42 43 430/8 439 44 440/4 441 46 45 450/3 454/9 48 480/8 4890
exercice n
exercice n-1
3. Autres dettes diverses non productives 4891 d’intérêts ou assorties d’un intérêt anormalement faible 492/3 X. Comptes de régularisation 10/49 TOTAL DU PASSIF Modèle 4 : Compte de résultats Code I. Produits et charges d’exploitation Ventes et prestations dont Chiffre d’affaire Cotisations, dons, legs et subsides dont subside communal Approvisionnements, marchandises, services et biens divers
exercice n
exercice n-1
70/74 70 73 60/61
A.B. Marge brute d’exploitation (solde positif) Marge brute d’exploitation (solde négatif) (-) C. Rémunérations, charges sociales et pensions (-) D. Amortissements et réductions de valeur sur frais d’établissement, sur immobilisations incorporelles E. Réductions de valeurs sur stocks, sur commandes en cours et sur créances F. Provisions pour risques et charges (dotations -, utilisations et reprises +) G. Autres charges d’exploitation (-) H. Charges d’exploitation portées à l’actif au titre de frais de restructuration (+)
70/61 61/70 62 630
Bénéfice d’exploitation (+) Perte d’exploitation (-)
70/64 64/70
631/4 635/8 640/8 649
75 65
II. Produits financiers Charges financières Bénéfice courant (+) Perte courante (-)
70/65 65/70 76 66
III. Produits exceptionnels Charges exceptionnelles Bénéfice de l’exercice (+) Perte de l’exercice (-)
70/66 66/70 ***
De Gemeenteraad, Gelet op de wet van 14 november 1983 betreffende de controle op de toekenning en de aanwending van sommige toelagen; Gelet op de wet van 2 mei 2002 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk (VZW), de internationale verenigingen zonder winstoogmerk (IVZW) en de stichtingen; Gelet op het koninklijk besluit van 26 juni 2003 betreffende de vereenvoudigde boekhouding van bepaalde VZW’s, IVZW’s en stichtingen; Gelet op het koninklijk besluit van 19 december 2003 betreffende de boekhoudkundige verplichtingen en de openbaarmaking van de jaarrekeningen van sommige VZW’s, IVZW’s en stichtingen.
BESLUIT Artikel 1: Onder toelage in de zin van dit reglement dient te worden verstaan elke geldelijke tegemoetkoming, ongeacht de vorm of de benaming ervan. Artikel 2: Ieder begunstigde van een toelage verleend door de gemeente moet de toelage gebruiken voor het doel waarvoor zij is toegekend en moet, tenzij hij erdoor krachtens de wet van vrijgesteld is, het gebruik ervan rechtvaardigen. Artikel 3: Elke begunstigde die, zelfs onrechtstreeks, een toelage van meer dan € 1.239,00 heeft gekregen van de gemeente moet elk jaar zijn jaarrekeningen (balans en resultatenrekening van het voorgaande dienstjaar), zijn begroting (lopende dienstjaar) alsook een verslag waarin het gebruik van de toelage gerechtvaardigd wordt, een verslag inzake beheer en financiële toestand aan de gemeente bezorgen. Artikel 4: Ieder rechtspersoon die een toelage van meer dan € 1.239,00 aanvraagt bij de gemeente, moet zijn jaarrekeningen (balans en resultatenrekening van het voorgaande dienstjaar) , zijn begroting (lopende dienstjaar) alsook een verslag waarin het gebruik van de toelage gerechtvaardigd wordt, een verslag inzake beheer en financiële toestand bij zijn aanvraag voegen. Artikel 5: De toelagen van meer dan € 1.239,00 worden door de Gemeenteraad toegestaan, na goedkeuring door deze, van de verantwoordingsstukken bedoeld onder de artikels 3 en 4. De Gemeenteontvanger mag nochtans 90% van de subsidie bij maandelijkse schijven betalen. Het saldo zal maar vereffend worden na goedkeuring van de onder artikel 3 en 4 bedoelde verantwoordingsstukken. Artikel 6: Dit reglement is niet van toepassing op de toelagen die krachtens een wettelijke bepaling verplicht ten laste zijn van de begroting van de gemeente. Artikel 7: De gemeente heeft het recht om ter plaatse de aanwending van de verleende toelage te doen controleren. Artikel 8: Onverminderd de ontbindende bepalingen waaraan de toelage is onderworpen, is de begunstigde verplicht de toelage terug te betalen in de volgende gevallen: 1°als hij de toelage niet aanwendt voor het doel waarvoor zij hem werd toegekend; 2°als hij een van de in artikel 3 en 4 bedoelde verantwoordingen niet verstrekt; 3°als hij zich verzet tegen de uitoefening van de controle bedoeld in artikel 7. In het geval bedoeld in het eerste lid, 2°, moet de begunstigde evenwel slechts het deel van de toelage dat niet is verantwoord terugbetalen. Artikel 9: De toekenning van de toelage wordt opgeschort zolang de begunstigde voor voorheen ontvangen toelagen de in artikel 3 en 4 bedoelde verantwoordingen niet verstrekt of zolang hij zich verzet tegen de uitoefening van de in artikel 7 bedoelde controle. Artikel 10: Voor de voorstelling van de jaarrekeningen en de begrotingen wordt een onderscheid gemaakt tussen de “kleine” verenigingen en de “grote” verenigingen. De “kleine” vereniging is deze die op de afsluitdatum van het boekjaar geen of hoogstens één van de volgende drie criteria bereikt: - een jaargemiddelde van vijf werknemers, uitgedrukt in voltijdse equivalenten. Vrijwilligers, uitzendkrachten en het ter beschikking van de vereniging gestelde personeel komen niet in aanmerking voor de berekening. - een totaal aan ontvangsten, andere dan uitzonderlijke ontvangsten, van € 250.000,00 exclusief BTW; - een balanstotaal van € 1.000.000,00. Gezien de “kleine” vereniging geen volledige boekhouding voert zal men zich dienen te steunen op de staat van het vermogen die zij jaarlijks ter gelegenheid van de inventaris dient op te maken. De “grote” vereniging is deze die twee of drie van de hieronder opgesomde criteria bereikt:
-
een jaargemiddelde van vijf werknemers, uitgedrukt in voltijdse equivalenten. Vrijwilligers, uitzendkrachten en het ter beschikking van de vereniging gestelde personeel komen niet in aanmerking voor de berekening. - een totaal aan ontvangsten, andere dan uitzonderlijke ontvangsten, van € 250.000,00 exclusief BTW; - een balanstotaal van € 1.000.000,00. De “grote” verenigingen moeten een volledige boekhouding voeren en hun jaarrekeningen bekend maken bij de Nationale Bank van België volgens het “verkorte schema voor verenigingen”. Artikel 11: De jaarrekeningen en de begroting van de “kleine” ondernemingen. 1° De jaarrekeningen omvatten de volgende documenten: − de staat van ontvangsten en uitgaven (zie model 1 in bijlage); − de staat van vermogen (zie model 2 in bijlage); − het proces-verbaal van de algemene vergadering die de rekeningen goedkeurt; − het bewijs dat de jaarrekeningen opgenomen werden in het dossier dat wordt bijgehouden op de griffie van de rechtbank van koophandel (VZW) of bij het Ministerie van Justitie (IVZW) 2° De begroting van de vereniging is gebaseerd op de staat van ontvangsten en uitgaven alsook het proces-verbaal van de algemene vergadering die de begroting goedkeurt. Artikel 12: De jaarrekeningen en de begroting van de “grote” ondernemingen. 1° De jaarrekeningen omvatten de volgende documenten: − de staat van ontvangsten en uitgaven (zie model 3 in bijlage) − de staat van vermogen (zie model 4 in bijlage) − de bijlagen − het rapport van de expert boekhouder voor de ondernemingen met een begroting van minder dan € 750.000,00 of het rapport van de bedrijfsrevisor indien dit bedrag hoger is; − het proces-verbaal van de algemene vergadering die de rekeningen goedkeurt; − het bewijs dat de jaarrekeningen neergelegd werden bij de Balanscentrale. De jaarrekeningen opgesteld door de raad van bestuur worden voorgelegd aan de leden van de algemene vergadering en zijn identiek aan deze die moeten worden neergelegd volgens het verkort schema. 2° De begroting van de vereniging is gebaseerd op de resultatenrekening alsook het proces-verbaal van de algemene vergadering die de begroting goedkeurt. Artikel 13: De toelagen van minder dan € 1.239,00 worden toegekend door het College van Burgemeester en Schepenen op basis van een door de Gemeenteraad goedgekeurd reglement. BIJLAGEN Model 1: Staat van ontvangsten en uitgaven : UITGAVEN Goederen en diensten Bezoldigingen Andere goederen en diensten
Andere uitgaven TOTAAL UITGAVEN Verschil: Model 2: Staat van vermogen
ONTVANGSTEN Lidgelden Schenkingen en legaten Subsidies Gewest Gemeenschappen Gemeente Andere Andere ontvangsten TOTAAL ONTVANGSTEN
BEZITTINGEN SCHULDEN Onroerende goederen Financiële schulden - behorende tot de vereniging in volle eigendom - andere Machines Schulden ten aanzien van leveranciers - behorende tot de vereniging in volle eigendom - andere Roerende goederen en rollend materieel Schulden ten aanzien van leden - behorende tot de vereniging in volle eigendom - andere Voorraden Fiscale, salariële en sociale schulden Schuldvorderingen Geldbeleggingen Liquiditeiten Andere activa Andere schulden TOTAAL BEZITTINGEN TOTAAL SCHULDEN Model 3: Balans ACTIEF VASTE ACTIVA I. Oprichtingskosten II. Immateriële vaste activa (bijlage I. A) III. Materiële vaste activa (bijlage I.B) A. Terreinen van gebouwen 1. Volle eigendom van de vereniging 2. Andere B. Installaties, machines en uitrusting 1. Volle eigendom van de vereniging 2. Andere C. Meubilair en rollend materieel 1. Volle eigendom van de vereniging 2. Andere D. Leasing en soortgelijke E. Overige materiële vaste activa 1. Volle eigendom van de vereniging 2. Andere F. Materiële activa in aanbouw en vooruitbetalingen IV. Financiële vaste activa (bijlagen I.C et II) CIRCULERENDE ACTIVA V. Vorderingen op meer dan één jaar A. Handelsvorderingen B. Overige vorderingen waarvan niet-rentedragende vorderingen of gekoppeld aan een abnormale lage rente VI. Voorraden en bestellingen in uitvoering A. Voorraden B. Bestellingen in uitvoering VII. Vorderingen op ten hoogste één jaar A. Handelsvorderingen B. Overige vorderingen waarvan niet-rentedragende vorderingen of gekoppeld aan een abnormaal lage rente VIII. Geldbeleggingen (bijlage II) IX. Beschikbare waarden X. Overlopende rekeningen TOTAAL ACTIEF
Code 20/28 20 21 22/27 22 22/91 22/92 23 231 232 24 241 242 25 26 261 262 27 28 29/58 29 290 291 2915 3 30/36 37 40/41 40 41 415 50/53 54/58 490/1 20/58
boekjaar n
boekjaar n-1
PASSIEF MAATSCHAPPELIJK FONDS I. Fondsen van de vereniging A. Beginvermogen B. Permanente financiering III. Herwaarderingsmeerwaarden IV. Bestemde fondsen (bijlage III) V. Overgedragen winst Overgedragen verlies VI. Kapitaalsubsidies VOORZIENINGEN VII.A. Voorzieningen voor risico’s en kosten (bijlage IV) B. Voorzieningen voor schenkingen en legaten met terugnemingrecht (bijlage IV) SCHULDEN VIII. Schulden op meer dan één jaar (bijlage V) A. Financiële schulden 1. Kredietinstellingen 2. Overige leningen B. Handelsschulden C. Ontvangen vooruitbetalingen D. Overige schulden 1. Rentedragend 2. Niet-rentedragend of gekoppeld aan een abnormale lage rente 3. Borgtochten ontvangen in contanten IX. Schulden op ten hoogste één jaar (bijlage V) A. Schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen B. Financiële schulden 1. Kredietinstellingen 2. Overige leningen C. Handelsschulden 1. Leveranciers 2. Te betalen wissels D. Ontvangen vooruitbetalingen E. Schulden met betrekking tot belastingen, bezoldigingen en sociale lasten 1. Belastingen 2. Bezoldigingen en sociale lasten F. Overige schulden 1. Vervallen obligaties en coupons en borgtochten ontvangen in contanten 2. Andere diverse rentedragende schulden 3. Andere diverse niet-rentedragende schulden of gekoppeld aan een abnormale lage rente X. Overlopende rekeningen TOTAAL PASSIEF
Code 10/15 10 100 101 12 13 140 141 15 16 160/5 168
boekjaar n
boekjaar n-1
boekjaar n
boekjaar n-1
17/49 17 170/4 172/3 174 175 176 179 1790 1791 1792 42/48 42 43 430/8 439 44 440/4 441 46 45 450/3 454/9 48 480/8 4890 4891 492/3 10/49
Model 4: Resultatenrekening Code I. Opbrengsten en bedrijfskosten Verkopen en prestaties waarvan Omzet Lidgeld, legaten en subsidies waarvan gemeentelijke toelage Handelsgoederen, grond- en hulpstoffen, diensten en diverse goederen
70/74 70 73 60/61
A.B. Bruto bedrijfsmarge (positief saldo) Bruto bedrijfsmarge (negatief saldo) (-) C. Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen (-) D. Afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten en immateriële vaste activa E. Waardeverminderingen op voorraden, op bestellingen in uitvoering en handelsvorderingen F. Voorzieningen voor risico’s en kosten (toevoegingen -, bestedingen en terugnemingen +) G. Andere bedrijfskosten (-) H. Als herstructureringskosten geactiveerde bedrijfskosten (+)
70/61 61/70 62 630
Bedrijfswinst (+) Bedrijfsverlies (-)
70/64 64/70
II. Financiële opbrengsten Financiële kosten Courante winst (+) Courant verlies (-) III. Uitzonderlijke opbrengsten Uitzonderlijke kosten Winst van het boekjaar (+) Verlies van het boekjaar (-)
(15)
631/4 635/8 640/8 649
75 65 70/65 65/70 76 66 70/66 66/70
Procès-verbal de vérification de la Caisse du Receveur Communal - 2ème trimestre 2007 Proces-verbaal van nazicht van de kas van de Gemeenteontvanger - 2de trimester 2007
Voir annexes – Zie bijlagen
(16)
Association hospitalière Etterbeek-Ixelles - Compte de liquidation - Avances de trésorerie de la commune Ziekenhuisvereniging Etterbeek-Elsene - Eindrekening - Thesaurievoorschot gemeente
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/Hebben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH. Le Conseil communal,
Considérant que notre commune a, en décembre 1997, versé à l’AHEI une avance de trésorerie de 203.371.449 FB (€ 5.041.446,53) pour financer une partie de la perte de liquidation de l’hôpital estimée en 1996 à 612.888.726 FB (€ 15.193.114,66) ; Considérant que le montant versé dont question ci-avant, est une partie des 439.825.587 FB perçu par notre commune dans le cadre de la mise en bourse du Crédit Communal de Belgique, communément appelé Dexia 1 ; Vu que le financement du passif de liquidation s’est fait comme suit en 1996 et 1997 : Intervention du FRBRTC 320.000.000 Avance communale avance de trésorerie 89.517.277 part Dexia 1 172.120.605 part fonds Nothomb 31.250.844 Considérant qu’à ce jour, le Ministère de la Santé Publique a arrêté les comptes 1989 à 1995 de l’hôpital et fixé les montants de rattrapages positifs revenant à la liquidation pour les exercices 1992 à 1994 ; Considérant que le total des déficits arrêtés par le Ministère de la Santé Publique relatifs à la liquidation s’élève à 364.936.888,80 FB (€ 6.830.405,69) soit un montant supérieur à l’intervention Iris de 320 millions de francs ; Attendu que le Ministère de la Santé Publique a également arrêté le compte 1995 de l’hôpital, que le montant de notre intervention s’élève à € 2.906.046,82 et compte tenu du décompte de la liquidation nous savons que les montants avancés ne seront pas remboursés à notre commune et qu’il convient de solder ce montant dans le bilan de communal et de le porter en déficit payé ; Attendu que ces montants ont été repris dans la comptabilité de l’exercice 2006 lors de la clôture des comptes ; Vu l’ordonnance du 14 mai 1998 organisant la tutelle administrative sur les communes de la Région de Bruxelles-Capitale ; Vu l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 16 juillet 1998, relatif à la transmission au Gouvernement des actes des autorités communales en vue de l’exercice de la tutelle administrative ; Vu la circulaire du 24 août 1998 relative à l’ordonnance du 14 mai 1998 organisant la tutelle administrative sur les communes de la Région de Bruxelles-Capitale ; ENTERINE 1.
2.
le transfert, à la clôture du compte 2006, le montant enregistré à l’origine dans les fonds de réserve extraordinaire, vers le compte de provision pour risques et charges, soit : D 14105 Fonds de réserve extraordinaire 5.041.446,53 C 16000 Provisions pour risques et charges 5.041.446,53 les écritures en comptabilité budgétaire : a. pour le déficit 1989 à 1994 en dépenses : art. 872/435-02 – Intervention dans le déficit des hôpitaux : 6.528.247,21 en recettes : art. 872/998-01 – Utilisation des provisions : 6.528.247,21 b.
3.
pour le déficit de 1995 en dépenses : art. 872/435-01 – Intervention dans le déficit des hôpitaux : 2.906.046,82 en recettes : art. 872/998-01 – Utilisation des provisions : 2.906.046,82
les écritures en comptabilité générale : D 63617 Contribution dans le déficit des hôpitaux C 46101 Avances accordées et acomptes
6.528.247,21 6.528.247,21
D C
6.528.247,21 6.528.247,21
16000 66622
Provisions pour risques et charges Utilisation de provision
D C
63617 46101
Contribution dans le déficit des hôpitaux Avances accordées et acomptes
2.906.046,82 2.906.046,82
D C
16000 66622
Provisions pour risques et charges Utilisation de provision
2.906.046,82 2.906.046,82
*** De Gemeenteraad, Overwegende dat onze gemeente in 1997 aan de ZVEE een thesaurievoorschot heeft gestort van 203.371.449 BF (€ 5.041.446,53) om een deel van het liquidatieverlies van het ziekenhuis te financieren, in 1996 geschat op 612.888.726 BF (€ 15.193.114,66); Overwegende dat het gestorte bedrag waarvan sprake hiervoor, een deel is van de 439.825.587 BF ontvangen door onze gemeente in het kader van de beursgang van het Gemeentekrediet van België, gewoonlijk Dexia 1 genoemd; Gelet op het feit dat de financiering van het liquidatiepassief aldus gebeurde in 1996 en 1997: Tussenkomst van het BGFHGT 320.000.000 Voorschot gemeente thesaurievoorschot 89.517.277 gedeelte Dexia 1 172.120.605 gedeelte Nothomb-fonds 31.250.844 Overwegende dat het Ministerie van Volksgezondheid nu de rekeningen van het ziekenhuis heeft vastgesteld voor de jaren 1989 tot 1995 en de bedragen van de positieve aanpassing die toekomen aan de liquidatie voor de dienstjaren 1992 tot 1994; Overwegende dat het totaal van de tekorten vastgesteld door het Ministerie van Volksgezondheid betreffende de liquidatie 364.936.886,80 BF (€ 6.830.405,69) bedraagt, hetzij een bedrag hoger dan de Iris-tussenkomst van 320 miljoen frank; Overwegende dat het Ministerie van Volksgezondheid eveneens de rekening 1995 van het ziekenhuis heeft goedgekeurd, dat onze tussenkomst € 2.906.046,82 bedraagt en dat we weten dat, rekening gehouden met de afrekening van de liquidatie, de betaalde voorschotten niet teruggestort zullen worden en dat het dus past dit bedrag te salderen in de gemeentelijke balans en het te boeken als betaald tekort; Overwegende dat deze bedragen bij het afsluiten van de rekening opgenomen werden in de boekhouding voor het dienstjaar 2006; Gelet op de ordonnantie van 14 mei 1998 houdende regeling van het administratief toezicht op de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest; Gelet op het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 juli 1998 betreffende de overmaking aan de Regering van de akten van de gemeenteoverheden met het oog op de uitoefening van het administratief toezicht; Gelet op de omzendbrief van 24 augustus 1998 met betrekking tot de ordonnantie van 14 mei 1998 houdende regeling van het administratief toezicht op de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest; BEKRACHTIGT 1.
2.
de overschrijving, bij het afsluiten van de rekening 2006, van het bedrag dat oorspronkelijk werd geboekt op het buitengewoon reservefonds naar de rekening voorzieningen voor risico’s en kosten hetzij: D 14105 Buiten gewoon reservefonds 5.041.446,53 C 16000 Voorzieningen voor risico’s en kosten 5.041.446,53 de schrifturen in de budgettaire boekhouding:
3.
(17)
a.
voor het tekort 1989 tot 1994 in uitgaven: art. 872/435-02 – Tussenkomst in het tekort van de ziekenhuizen: 6.528.247,21 in ontvangsten: art. 872/998-01 – Aanwending van de voorzieningen: 6.528.247,21
b.
voor het tekort 1995 in uitgaven: art. 872/435-01 – Tussenkomst in het tekort van de ziekenhuizen: 2.906.046,82 in ontvangsten: art. 872/998-01 – Aanwending van de voorzieningen: 2.906.046,82
de schrifturen in de algemene boekhouding: D C
63617 46101
Bijdrage in het tekort van de ziekenhuizen Gestorte voorschotten en vooruitbetalingen
6.528.247,21 6.528.247,21
D C
16000 66622
Voorzieningen voor risico’s en lasten Aanwending van voorzieningen
6.528.247,21 6.528.247,21
D C
63617 46101
Bijdrage in het tekort van de ziekenhuizen Gestorte voorschotten en vooruitbetalingen
2.906.046,82 2.906.046,82
D C
16000 66622
Voorzieningen voor risico’s en lasten Aanwending van voorzieningen
2.906.046,82 2.906.046,82
Régie communale autonome - Rapport d’activité 2006 et plan de gestion 2007 Autonome Gemeenteregie - Activiteitenverslag 2006 en beheersplan 2007
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/Habben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH. Le Conseil communal, Vu les articles 18.1 et 32 des statuts de la Régie Communale Autonome prévoyant de transmettre chaque année au Conseil communal le rapport d’activité comprenant au moins les comptes annuels arrêtés au 31 décembre et la plan de gestion qui énonce les objectifs ; Attendu que le rapport d’activité 2006 et le plan de gestion 2007 ont été arrêté par le Conseil d’administration de la Régie Communale Autonome en date du 11 septembre 2007 ; Attendu que compte peut être résumé comme suit : Coûts des ventes et prestations Boni d’exploitation Charges financières Boni courant Charges exceptionnelles Impôts sur le résultat
2.110.499,65 Ventes et prestations Perte d’exploitation 442,54 Produits financiers Perte courante Produits exceptionnels 124,35 Prélèvements sur les
1.812.277,88 298.221,77 834,06 297.830,25 8.632,59 impôts
différés Perte de l’exercice
Boni de l’exercice
289.322,01
Attendu que la Régie Communale Autonome comptabilise depuis deux ans des pertes ; DECIDE 1.
d’approuver le rapport d’activité 2006 et le plan de gestion 2007 de la Régie Communale Autonome ;
2.
de demander aux administrateurs d’établir un plan financier 2007 – 2009 ;
3.
de donner décharge aux administrateurs pour leur gestion durant l’année 2006 ;
4.
de donner décharge au commissaire réviseur et aux commissaires aux comptes. ***
De Gemeenteraad, Gelet op de artikels 18.1 en 32 van de statuten van de Autonome Gemeenteregie waarin voorzien wordt dat het activiteitenverslag met de jaarrekeningen afgesloten op 31 december en het beheersplan met de doelstellingen elk jaar aan de Gemeenteraad moten worden voorgelegd; Overwegende dat het activiteitenverslag 2006 en het beheersplan 2007 door de Raad van Bestuur werden aangenomen in zijn vergadering van 11 september 2007; Overwegende dat de rekening als volgt kan worden samengevat: Kosten voor diensten en verkopen Exploitatiewinst Financiële lasten Batig courant resultaat Uitzonderlijke kosten Belasting op het resultaat Winst van het dienstjaar
2.110.499,65 Diensten en verkopen Exploitatieverlies 442,54 Financiële opbrengsten Nadelig courant resultaat Uitzonderlijke opbrengsten 124,35 Onttrekking aan uitgestelde belastingen Verlies van het dienstjaar
Overwegende dat sinds twee jaren de resultaten verlieslatend zijn; BESLUIT 1.
het activiteitenverslag 2006 en het beheersplan 2007 goed te keuren;
2.
de bestuurders te vragen een financieel plan 2007 -2009 op te stellen;
3.
de bestuursleden kwijting te verlenen voor hun beheer tijdens het jaar 2006;
4.
kwijting te verlenen aan de commissaris-revisor en de commissarissen voor de rekening.
Voir annexe – Zie bijlage.
(18)
Budget 2007 - Modification n° 1 - Services ordinaires et extraordinaires Begroting 2007 - Wijziging nr 1 - Gewone en buitengewone diensten
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging :
1.812.277,88 298.221,77 834,06 297.830,25 8.632,59 289.322,01
Ont voté oui/Habben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH. Voir annexes – Zie bijlagen
(19)
Subvention spéciale allouée aux communes qui augmentent de 2% les barèmes des traitements des niveaux D et E à partir du 1er mars 2007 - Convention. Bijzondere toelage toegekend aan de gemeenten die de loonschalen van de niveaus D en E met 2% verhogen vanaf 1 maart 2007 - Overeenkomst.
A l’unanimité des voix, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met éénparigheid van stemmen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Le conseil communal, Vu le protocole 2/12 relatif à un accord sectoriel 2005/2006 conclu au sein du Comité C de la Région de Bruxelles-Capitale ; Considérant que l’accord sectoriel 2005/2006 prévoit l’octroi d’une revalorisation salariale de 2% des barèmes pour les niveaux D et E à partir du 1er mars 2007 ; Considérant que l’accord prévoit également qu’à partir du 1ert janvier 2008, une revalorisation complémentaire de 1% des barèmes des niveaux D et E sera financée par les pouvoirs locaux ; Considérant que cette revalorisation salariale est de nature à motiver le personnel des pouvoirs locaux pour mener à bien les tâches d’intérêt communal ; Considérant que les dépenses de personnel sont une charge importante et récurrente ; Considérant que la situation financière des pouvoirs locaux concernés constitue souvent une entrave à l’octroi de cette revalorisation ; Considérant que par son arrêté du 21 juin 2007, le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale a décidé d’une part d’octroyer une subvention spéciale de 2% destinée à couvrir la revalorisation salariale des agents à partir du 1er mars 2007 et de continuer à financer 2% de la revalorisation à partir du 1er janvier 2008 d’autre part ; Attendu que conformément aux dispositions de l’ordonnance du 13 février 2003 portant octroi de subventions spéciales aux communes de la Région de Bruxelles-Capitale, cette intervention est soumise à m’approbation par le conseil communal de la convention en annexe ; DECIDE d’approuver le texte de la convention avec le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale tel qu’annexée au dossier. CONVENTION
Entre Le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, Représenté par Monsieur Charles PIQUE, Ministre-Président, chargé des Pouvoirs locaux, de l’Aménagement du Territoire, des Monuments et sites, de la Rénovation urbaine, du Logement, de la Propreté publique et de la Coopération au Développement. Ci-après dénommé « le Gouvernement » Et La Commune d’Etterbeek Représentée par Messieurs Vincent DE WOLF, Bourgmestre et Christian DEBATY, Secrétaire communal, Ci-après dénommé « la Commune ». Il est convenu ce qui suit Article 1 Conformément à l’ordonnace du 13 février 2003 portant octroi de subventions spéciales aux communes de la Région de Bruxelles-Capitale et à l’arrêté du Gouvernemnet du 21 juin 2007, le Gouvernement alloue à la Commune une subvention spéciale à concurrence de 2/102ème de la masse salariale des niveaux D et E dans le cadre de la revalorisation salariale de 2% à partir du 1er mars 2007 octroyée en application de l’accord sectoriel 2005/2006 conclu au sein du Comité C de la Région de Bruxelles-Capitale. Outre la quote-part qui revien à la Commune, cette subventon comprend une quote-part destinée au Centre Public d’Aide Sociale (CPAS) et, le cas échéant une quote-part destinée au Mont-de-Piété et une quote-part destinée à l’hôpital ou aux hôpitaux dont la commune prend le déficit en charge, qui ont accordé la même revalorisation salariale. La quote-part due à l’hôpital ou aux hôpitaux est proportionnelle au pourcentage de prise en charge du déficit par la Commune. Article 2 La présente convention porte sur la période allant du 1er mars 2007 au 31 décembre 2007. Article 3 Pour l’application de la présente convention, il y a lieu de se réfèrer à la circulaire du 21 août 2007. Article 4 La Commune s’engage à reverser, dans les 15 jours de leur réception, les quotes-parts des avances trimestrielles et du solde, qui sont destinées au CPAS et, le cas échéant, au Mont-de-Piété et aux hôpitaux dont elle prend le déficit en charge. La Commune tramettra, dans le même délai, au Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale, Administration des Pouvoirs locaux, boulevard du Jardin Botanique 20, à 1035 Bruxelles, le preuve du versement des quotesparts dues au CPAS et, le cas échéant, au Mont-de-Piété et aux hôpitaux dont elle prend le déficit en charge. En l’absence d’une telle preuve et après rappel par lettre recommandée, le gouvernement pourra réclamer le remboursement des avances et/ou du solde concernés. En cas de non-remboursement, le Gouvernement pourra retenir le montant concerné sur le prochain versement de la dotation générale aux communes. Article 5 Afin de permettre la liquidation de l’avance, la Commune s’engage à transmettre au Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale, une déclaration de créance et les données justificatives de la masse salariale des niveaux D et E prise en compte pour le calcul de cette avance. Les données justificatives seront présentées séparément pour la Commune, le CPAS et, le cas échéant, le Mont-de-Piété et le ou les hôpitaux. Article 6
Le solde de la subvention spéciale pour l’exercice 2007 sera liquidé sur présentation d’une déclaration de créance, des documents justificatifs de la masse salariale des niveaux D et E prise en compte pour le calcul de la subvention spéciale et concernant les prestations effectives pour la période du 1er mars au 31 décembre 2007. Article 7 Les déclarations de créance doivent être introduites au Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale – Direction de la Comptabilité – local 8.119 – CCN 8ème étage, rue du Progrès, 80 boîte 1, 1035 Bruxelles, avec copie à l’Administration des Pouvoirs Locaux – Direction des Initiatives Spécifiques – City Center, Boulevard du Jardin Botanique 20, 1035 Bruxelles. Les pièces justificatives doivent être introduites à l’Administration des Pouvoirs Locaux – Direction des Initiatives Spécifiques – City Center, Boulevard du jardin Botanique 20, 1035 Bruxelles. La Commune s’engage à introduire ces divers documents au plus tard le 31 mai 2008 et à permettre, le cas échéant, leur contrôle sur place. Article 8 La présente convention prend ses effets à la date de la signature par toutes les parties. Article 9 Toute contestation ou litige relatif à la présente convention sera soumis aux tribunaux de Bruxelles, seuls compétents. Fait à Bruxelles le 15 octobre 2007 en autant d’exemplaire que de parties. Pour le Gouvernement, le Ministre-Président, Charles PICQUE Pour la Commune, Christian DEBATY, Secrétaire communal, Vincent de WOLF, le Bourgmestre. *** De Gemeenteraad, Gelet op het protocol 2/12 betreffende een sectoraal akkoord 2005/2006 afgesloten in het Comité C van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; Overwegende dat het sectoraal akkoord 2005/2006, vanaf 1 maart 2007, voorziet in een loonsverhoging van 2% van de loonschalen voor de personeelsleden van de niveaus D en E; Overwegende dat het akkoord eveneens bepaalt dat vanaf 1 januari 2008 een aanvullende herwaardering van de loonschalen van de niveaus D en E met 1% gefinancierd zal worden door de plaatselijke besturen; Overwegende dat deze opwaardering van de wedden zodanig is dat ze het personeel van de plaatselijke besturen motiveert om zijn taken van gemeentelijk nut te volbrengen; Overwegende dat de personeelsuitgaven een aanzienlijke en terugkerende uitgave zijn; Overwegende dat de financiële toestand van de betrokken plaatselijke besturen de toekenning van deze verhoging vaak in de weg staat; Overwegende dat bij besluit van 21 juni 2007 de Brusselse Hoofdstedelijke Regering enerzijds aan de gemeenten een bijzondere subsidie van 2% wordt toegekend die bestemd is om de kosten te dekken van de loonsverhoging van de personeelsleden vanaf 1 maart 2007 en dat anderzijds vanaf 1 januari 2008 het Gewest 2% van de loonsverhoging blijft financieren; Overwegende dat in overeenstemming met de bepalingen van de ordonnantie van 13 februari 2003 houdende toekenning van bijzondere subsidies aan de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest, deze tussenkomst het onderwerp moet uitmaken van een goedkeuring van de bijgevoegde overeenkomst door de gemeenteraad; BESLUIT
de tekst van de overeenkomst met de Brusselse Hoofdstedelijke Regering,zoals bij deze beslissing gevoegd, wordt goedgekeurd. OVEREENKOMST Tussen De Brussselse Hoofdstedelijke Regering Vertegenwoordigd door de heer Charles PICQUE, Minister-President belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking Hierna « de Regering » genoemd En De Gemeente Etterbeek Vertegenwoordigd door HH. Vincent DE WOLF, Burgemeester en Christian DEBATY, Gemeentesecretaris Hierna « de Gemeente » genoemd. Is overeengekomen wat volgt. Artikel 1 Overeenkomstig de ordonnantie van 13 februari 2003 houdende de toekenning van bijzondere subsidies aan de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en overeenkomstig het Regeringsbesluit van 21 juni 2007, verleent de Regering aan de Gemeente een bijzondere subsidie ten belope van 2/102de van de loonmassa van niveau D en E in het kader van de loonsverhoging van 2% vanav 1 maart 2007 toegekend in toepassing van het sectoraal akkoord 2005/2006 dat binnen het Comité C van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd gesloten. Naast het deel dat de Gemeente toekomt, omvat deze subsidie nog een deel dat bestemd is voor het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW) en in voorkomend geval, een deel bestemd voor de Berg van Barmhartigheid en het ziekenhuis of de ziekenhuizen waarvan de gemeente het tekort ten laste neemt, die dezefde loonverhoging hebben toegekend. Het aan het ziekenhuis of aan de ziekenhuizen verschuldigde deel komt is evenredig met het percentage van de tenlasteneming van het tekort door de Gemeente. Artikel 2 Deze overeenkomst heeft betrekking op de periode van 1 maart 2007 tot en met 31 december 2007. Artikel 3 Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verwezen naar de omzendbrief van 21 augustus 2007. Artikel 4 De Gemeente verbindt zich ertoe de gedeelten van de maandelijkse voerschotten en van het saldo die bestemd zijn voor de OCMW en in voorkomend geval voor de Berg van Barmhartigheid en de ziekenhuizen waarvan zij het tekort ten laste neemt, door te storten binnen 15 dagen na ontvangst. De Gemeente dient binnen dezelfde termijn het stortingsbewijs van de subsidiegedeelten die verschuldigd zijn aan het OCMW en, in voorkomend geval, aan de Berg van Barmhartigheid en de ziekenhuizen waarvan zij het tekort ten laste neemt, te bezorgen aan het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Bestuur Plaatselijke Besturen, Kruidtuinlaan 20 te 1035 Brussel. Bij gebrek aan dergelijk bewijs en na een aanmaning per aangetekend schrijven, kan de Regering de terugbetaling van de betrokken voorschotten en/of het saldo vorderen. In geval van niet-terugbetaling, kan de Regering het betrokken bedrag afhouden van de eerstvolgende storting van de algemene dotatie aan de gemeenten. Artikel 5 Teneinde de uitkering van het eerste voorschot mogelijk te maken, verbindt de Gemeente zich ertoe een schuldvordering alsook de verantwoordingsstukken met betrekking tot de loonmassa van niveaus D en E die in aanmerking werd genomen voor de berekening van dit voorschot over te maken aan het Ministerie van het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Er moeten afzonderlijke verantwoordingsstukken voorgelegd worden voor de Gemeente, het OCMW en, in voorkomend geval, de Berg van Barmhartigheid en het ziekenhuis of de ziekenhuizen. Artikel 6 Het saldo van de bijzondere subsidie voor het dienstjaar 2007 zal uitgekeerd worden tegen overlegging van een schuldvordering en de verantwoordingstukken met betrekking tot de loonmassa van niveaux D en E die in aanmerking werd genomen voor de berekening van de bijzondere subsidie en die betrekking heeft op de effecftieve prestaties met betrekking tot de periode van 1 maart tot 31 december 2007. Artikel 7 De schuldvorderingen moeten ingediend worden bij het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Directie comptabiliteit – lokaal 8.119 – CCN 8ste verdieping, Vooruitgangstraat 80 bus 1, 1035 Brussel, met afschrift voor het Bestuur Plaatselijke Besturen – Directie Specifieke initiatieven – City Center, Kruidtuinlaan 20, 1035 Brussel. De verantwoordingsstukken moeten ingediend worden bij het Bestuur Plaatselijke Besturen – Directie Specifieke Initiatieven – City Center, Kruidtuinlaan 20, 1035 Brussel. De Gemeente verbindt zich ertoe deze verschillende documenten ten laatste op 31 mei 2008 in te dienen en in voorkomend geval een contrôle ter plaatse mogelijk te maken. Artikel 8 Deze overeenkomst gaat in op de dag van de ondertekening door alle partijen. Artikel 9 Voor alle betwistingen en geschillen in verband met deze overeenkomst zijn uitsluitend de rechtbanken van Brussel bevoegd. Opgemaakt te Brussel, op 15 oktober 2007 in zoveel exemplaren als er partijen zijn. Voor de Regering, de Minister-President, Charles PICQUE. Voor de Gemeente, de Gemeentesecretaris, Christian DEBATY, de Burgemeester, Vincent DE WOLF.
(20)
Taxe sur les tables, chaises, marchandises, charrettes, voitures et autres objets et tout étalage placés sur la voie publique - Renouvellement – Modification. Belasting op de tafels, stoelen, koopwaren, karren, rijtuigen en alle andere voorwerpen en uitstallingen op de openbare weg - Hernieuwing – Aanpassing.
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/Habben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH. Le Conseil communal,
Revu sa délibération du 20 novembre 2006 relative au même objet, devenue exécutoire par lettre du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 janvier 2007 ; Vu la loi du 24 décembre 1996 relative à l’établissement et au recouvrement des taxes provinciales et communales ; Vu la loi du 15 mars 1999 relative au contentieux en matière fiscale ; Vu l'arrêté royal du 12 avril 1999 déterminant la procédure devant le Gouverneur ou devant le Collège des Bourgmestre et Echevins en matière de réclamation contre une imposition provinciale ou communale ; Vu l’arrêt de la Cour d’arbitrage n° 30/98 du 18 mars 1998 ; Vu l’article 170 § 4 de la Constitution ; Vu l’article 117 de la nouvelle loi communale ; Vu l’article 252 de la nouvelle loi communale imposant l’équilibre budgétaire aux communes ; Vu l'article 551 du Code Pénal; Vu le règlement général de police communale; Vu la situation financière de la commune ; ARRETE Article 1 Il est établi à partir de l'exercice 2008 et pour une période expirant le 31 décembre 2013, une taxe sur le placement de tables, chaises, marchandises, charrettes, voitures et autres objets quelconques sur les trottoirs et sur la voie publique aux conditions fixées ci-après. Article 2 Le placement de tables et chaises, de marchandises, charrettes, voitures et autres objets quelconques sur les trottoirs et sur la voie publique est et demeure interdit. Article 3 Il peut être fait exception à la règle qui précède sur les places publiques et dans les rues où la circulation ne serait pas entravée par le placement des objets mentionnés à l'article premier. Le Bourgmestre accorde l’autorisation nécessaire à cet effet, sur demande, renouvelable chaque année, mentionnant toutes indications utiles pour déterminer le montant de la taxe. Article 4 En cas d’autorisation une taxe est fixée à € 18,50 le mètre carré de surface. En tout état de cause, le produit de la taxe, par emplacement, ne peut être inférieur à € 35,00 par an. Elle est augmentée de 50 p.c. lorsque la surface occupée est recouverte d'un plancher. La taxe prévue au présent article sera décuplée pour les emplacements dits fermés, séparés de la voie publique de quelque manière que ce soit et constituant un enclos abrité des intempéries au moyen de dispositifs fixes ou mobiles, tels que panneaux, cloisons vitrées, stores, etc… Article 5 Cette taxe ne s'applique pas à l'occupation de la voie publique en cas de vente sur saisie-exécution ou en cas de vente publique de meubles pour sortir d'indivision. Elle n'est pas applicable aux étalages ayant moins de 0,35 m de saillie vers la voie publique, lorsque cette saillie est dépassée, la taxe est exigée pour tout l'espace occupé.
Article 6 La taxe est due pour l'année entière à compter du 1ier janvier. Elle est réduite de moitié si le placement est autorisé dans le courant du 2ième semestre de l'année d'imposition. Elle est due par celui à qui profite l'autorisation. Il n'est accordé aucune remise ou restitution pour quelque cause que ce soit. Toutefois, en cas de reprise d'un établissement pour lequel une taxe a été payée, il ne sera pas perçu de nouvelle taxe pour l'année en cours. Article 7 Si, en cours d'année, des modifications sont apportées aux conditions de l'autorisation délivrée et donnent ouverture à une majoration de taxe, celle-ci se calcule à raison de la différence entre la taxe due suivant les bases nouvelles et le montant de la taxe établie primitivement. Cette majoration est due pour l'année entière, quelle que soit la date de la modification. Article 8 Les autorisations doivent être renouvelées chaque année. Elles mentionneront toutes les indications utiles en vue de la détermination du montant de la taxe. Elles sont délivrées sans que les impétrants puissent en induire aucun droit, de concession irrévocable, ni de servitude sur la voie publique, mais à charge au contraire, de réduire ou de supprimer l'usage accordé, à la première injonction de l'autorité, et sans pouvoir prétendre de ce chef, à aucune indemnité ni remboursement. En outre, elles sont octroyées aux risques et périls des intéressés, le paiement de la taxe n'impliquant pas pour la commune, l'obligation d'établir, à cet égard, une surveillance spéciale. Article 9 L'autorisation doit être placée à un endroit visible pour les agents de l'Administration. Article 10 Le Bourgmestre détermine l'espace qui peut être occupé et les heures auxquelles il peut être fait usage de l'autorisation. Article 11 Le rôle de la taxe est arrêté et rendu exécutoire, au plus tard le 30 juin de l'année qui suit l'exercice, par le Collège des Bourgmestre et Echevins. Article 12 La taxe est recouvrée par le Receveur communal conformément aux dispositions des articles 3 et 12 de la loi du 24 décembre 1996. La taxe est payable dans les deux mois de l'envoi de l'avertissement-extrait de rôle. Cet envoi s'opère sans frais pour le redevable. Article 13 Le redevable peut introduire une réclamation auprès du Collège des Bourgmestre et Echevins. La réclamation doit, à peine de nullité, être introduite par écrit et doit, sous peine de déchéance, être introduite dans les six mois de la date de l'envoi de l'avertissement-extrait de rôle. Elle est datée et signée par le réclamant ou son représentant et mentionne : les noms, qualité, adresse ou siège du redevable à charge duquel l'imposition est établie ; l'objet de la réclamation et un exposé des faits et moyens. Quant aux erreurs matérielles provenant de double emploi, erreurs de chiffres, etc…, étant le fait des agents de l'administration communale, le contribuable peut en demander le redressement aussi longtemps que le compte communal auquel la taxe se rapporte n'aura pas été approuvé par l'autorité supérieure. ANNEXE
Prorogation jusque fin 2013, indexation des taux (de 2001à 2008) et modification des articles 3 et 4. Index 2001 : 106,48 – index 2007 : 119,37 Article 3
Article 3
Il peut être fait exception à la règle qui précè!de sur les places publiques et dans les rues où la circulation ne serait pas entravée par le placement des objets mentionnés à l’article premier.
Il peut être fait exception à la règle qui précède sur les places publiques et dans les rues où la circulation ne serait pas entravée par le placement des objets mentinnés à l’article premier. Le Bourgmestre accord l’autorisation nécessaire à cet effet, sur demande, renouvelable chaque année, mentionnant toutes indications utiles pour déterminer le montant de la taxe.
Article 4
Article 4
Le Bourgmestre peut accorder l’autorisation nécessaire En cas d’autorisation, une taxe est fixée à 18,50 € le à cet effet, sur demande, renouvelable chaque année, mètre carré de surface. mentionnant toutes indications utiles pour déterminer le montant de la taxe. Cette taxe est fixée à 16 € le mètre carré de surface. *** De Gemeenteraad, Herzien zijn beraadslaging van 20 november 2006 over hetzelfde onderwerp, uitvoerbaar geworden op 17 22 januari 2007 krachtens de brief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en de gemeentebelastingen; Gelet op de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen; Gelet op het koninklijk besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de Gouverneur of voor het College van Burgemeester en Schepenen inzake bezwaarschrift tegen een provincie- of gemeentebelasting; Gelet op het arrest van het Arbitragehof nr. 30/98 van 18 maart 1998; Gelet op artikel 170 § 4 van de Grondwet; Gelet op het artikel 117 van de nieuwe gemeentewet; Gelet op het artikel 252 van de nieuwe gemeentewet waarbij het begrotingsevenwicht wordt opgelegd aan de gemeenten; Gelet op het artikel 551 van het Strafwetboek; Gelet op het algemeen gemeentelijk politiereglement; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; BESLUIT Artikel 1
Er wordt vanaf het dienstjaar 2008 en voor een termijn vervallend op 31 december 2013, een belasting ingevoerd op de plaatsing van tafels en stoelen, koopwaren, karren, rijtuigen en alle andere voorwerpen en uitstallingen op de voetpaden en de openbare weg volgens de hierna vastgestelde voorwaarden. Artikel 2 Het plaatsen van tafels, stoelen, koopwaren, karren, rijtuigen en andere voorwerpen en uitstallingen op de voetpaden en op de openbare weg, is en blijft verboden. Artikel 3 Er mag uitzondering gemaakt worden op voorafgaande regel voor wat betreft het plaatsen op de openbare pleinen en in de straten waar het verkeer niet zou belemmerd worden door het opstellen van de bij artikel 1 vermelde voorwerpen. De Burgemeester verleent de toelating jaarlijks, op aanvraag van de belastingplichtige. Deze aanvraag vermeldt al de nuttige informatie om het bedrag van de belasting te berekenen. Artikel 4 In geval van toelating bedraagt de belasting € 18,50 per vierkante meter oppervlakte. In ieder geval mag de belasting niet minder dan € 35,00 per jaar bedragen. Zij wordt verhoogd met: 50 % voor de bezette oppervlakte voorzien van een plankenvloer; De bij dit artikel bedoelde belasting zal met 10 vermenigvuldigd worden voor de plaatsen die op enigerlei wijze van de openbare weg gescheiden zijn en die een gesloten ruimte vormen, beschut tegen ongure weersomstandigheden door vaste of beweegbare elementen, zoals panelen, glazen afschermingen, zonneschermen, enz… Artikel 5 Deze belasting wordt niet toegepast op de bezetting van de openbare weg bij verkoop in geval van beslaglegging of bij de openbare verkoop van meubelen om uit een onverdeeldheid te geraken. Zij is niet toepasselijk op de uitstallingen die een uitsprong hebben van minder 0,35 m op de openbare weg. Wanneer deze uitsprong deze lengte overtreft, wordt de belasting geëist voor de volledig bezette ruimte. Artikel 6 De belasting is verschuldigd voor het ganse jaar, te rekenen vanaf 1 januari, zij wordt tot de helft herleid indien het plaatsen toegelaten wordt tijdens het tweede semester. Zij is verschuldigd door diegene die uit de vergunning profijt haalt. Er is geen enkele korting of teruggave voorzien om welke reden ook. Nochtans zal bij overname van een instelling waarvoor de belasting betaald werd geen nieuwe belasting voor het lopende jaar geëist worden. Artikel 7 Indien, in de loop van het jaar, wijzigingen aangebracht worden aan de voorwaarden van de afgeleverde toelating en deze wijzigingen aanleiding geven tot een verhoging van belasting, zal deze verhoging berekend worden op het verschil tussen de verschuldigde belasting volgens de nieuwe grondregels en het bedrag van de oorspronkelijke belasting. Deze verhoging is verschuldigd voor gans het jaar, wat ook de datum van de wijziging weze. Artikel 8 De toelatingen moeten ieder jaar hernieuwd worden; zij zullen al de nodige inlichtingen vermelden voor de berekening van de belasting. Zij worden afgeleverd zonder dat de begunstigden er om het even welk recht van onherroepbare vergunning, noch van erfdienstbaarheid op de openbare weg kunnen uit afleiden, maar met de verplichting integendeel, het toegestane gebruik te verminderen of te staken bij de eerste aanmaning van de overheid zonder uit dien hoofde op enige vergoeding of terugbetaling te mogen aanspraak maken. Bovendien,
worden zij toegekend op gevaar en risico der belanghebbenden, aangezien de betaling van de belasting aan de gemeente geen enkele verplichting van bijzondere bewaking te dien opzichte met zich meebrengt. Artikel 9 De toelating dient te worden geplaatst op een plaats zichtbaar voor de gemeentelijke agenten. Artikel 10 De Burgemeester bepaalt de ruimte die mag bezet worden en de uren waarop er gebruik mag van gemaakt worden. Artikel 11 Het kohier van de belasting wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard, ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het dienstjaar, door het College van Burgemeester en Schepenen. Artikel 12 De belasting wordt ingevorderd door de Gemeenteontvanger overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 3 en 12 van de wet van 24 december 1996. De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingplichtige. Artikel 13 De belastingplichtige kan een bezwaar indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk ingediend worden en moet, op straffe van verval, ingediend worden binnen zes maanden vanaf de datum van de verzending van het aanslagbiljet. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger en vermeldt: de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten laste van wie de belasting gevestigd wordt; het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen. De bezwaren die betrekking hebben op de rechtzetting van dubbel geboekte posten, rekenfouten of cijferfouten, enz…die te wijten zijn aan de bedienden van het Gemeentebestuur, kunnen nochtans worden ingediend zolang de gemeenterekening waarop de belasting betrekking heeft niet is goedgekeurd door de hogere Overheid. BIJLAGE Verlenging tot en met eind 2013, indexering van de belastingvoeten (van 2001 tot 2008) en wijziging van de artikels 3 en 4. Index 2001 : 106,48 – index 2007 : 119,37
(23)
Taxe sur le stationnement de véhicules à moteur sur la voie publique - Renouvellement Modification Belasting op het parkeren van motorvoertuigen op de openbare weg - Hernieuwing - Aanpassing
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/Habben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF.
Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH. Le Conseil communal, Revu sa délibération du 20 novembre 2006 relative au même objet, devenue exécutoire par lettre du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 janvier 2007; Vu les règlements de police et les règlements complémentaires relatifs à la circulation routière ; Vu la loi du 24 décembre 1996 relative à l'établissement et au recouvrement des taxes provinciales et communales; Vu la loi du 15 mars 1999 relative au contentieux en matière fiscale ; Vu l’arrêté ministériel du 18 décembre 1991 désignant les personnes pouvant obtenir la carte de riverain ainsi que l’autorité habilitée à délivrer cette carte et en déterminant le modèle ainsi que les modalités de délivrance et d’utilisation ; Vu l’arrêté ministériel du 29 juillet 1991 désignant les personnes qui peuvent obtenir la carte spéciale de stationnement pour handicapés, ainsi que les ministères habilités à délivrer cette carte et en déterminant le modèle ainsi que les modalités de délivrance, de retrait et d’utilisation ; Considérant qu’en vue d’augmenter les possibilités de stationnement, il est nécessaire notamment de faciliter le contrôle de la limitation de la durée de stationnement imposée aux endroits prescrits par les règlements de police; Considérant qu’il est nécessaire de prévoir des modalités d’utilisation spécifiques aux riverains ; Attendu que la création et l'amélioration des possibilités de stationnement entraînent pour la commune des charges importantes ; Vu l’article 170 § 4 de la Constitution ; Vu l’article 117 de la nouvelle loi communale ; Vu l’article 252 de la nouvelle loi communale imposant l’équilibre budgétaire aux communes ; Vu la situation financière de la commune ; ARRETE Article 1 Il est établi au profit de la Commune d’Etterbeek pour un terme expirant le 31 décembre 2013, une taxe payable au comptant sur le stationnement sur la voie publique d’un véhicule à moteur aux endroits et aux moments où ce stationnement est autorisé moyennant l'usage régulier des appareils dits compteurs de stationnement ou horodateurs comme prévu au règlement général de police sur la circulation routière (A.R. du 1ier décembre 1975). Le temps de stationnement est limité conformément aux modalités d'utilisation figurant sur lesdits appareils. Article 2 Le conducteur désireux de stationner pour une durée plus longue que deux heures, peut occuper un emplacement de stationnement, visé à l’article 1er, soit durant la matinée (de 9h à 13h30), soit durant l’après-midi (de 13h30 à 18 heures) pendant une période maximale de 4 heures trente moyennant le paiement d’une taxe payable au comptant de € 15,00.
Cette modalité d'utilisation sera reprise sur les horodateurs comme correspondant au "tarif 1". La taxe au comptant peut-être payée : a) Soit d'avance, par l’achat d’un ticket de stationnement en blanc à la recette communale les jours ouvrables de 8h30 à 11h30. Ce ticket est validé par le conducteur au moment du stationnement par inscription à l'encre et en toutes lettres de la date et la période (matin ou après-midi) ; b) Soit en alimentant directement l'horodateur de pièces de monnaie adéquates ou par l'utilisation de la carte proton selon les instructions reprises sur les appareils ; c)
Soit au gardien de parking habilité à cette fin.
d) Si l'automobiliste est dans l'impossibilité de payer sur place le montant de la taxe, il peut demander au gardien d'apposer un ticket de parking sur son pare-brise, comme preuve de la régularité du stationnement de son véhicule, à charge pour lui de s'acquitter de la taxe dans les cinq jours, soit en espèces, à la caisse communale, soit par versement ou virement sur le compte de la commune conformément aux instructions qui seront apposées par le préposé de l'administration communale sur le pare-brise du véhicule. Article 3 Par dérogation à l'article 2, la taxe au comptant pour le conducteur qui opte pour une durée de stationnement plus courte est fixée à : en zone rouge (appareil de couleur rouge) : taux horaire de € 1,00 la première heure et € 1,50 pour la 2ième heure ; en zones verte et orange (appareil de couleur verte) : taux horaire unique de € 1,00 durant toute la période (4h30) ; la taxe basée sur un taux horaire de € 1,00 peut être fractionnée en quatre unités de € 0,25 par tranche de 15 minutes de stationnement ; la taxe basée sur un taux horaire de € 1,50 peut être fractionnée en deux unités de € 0,75 par tranche horaire de 30 minutes. A.
Par l'utilisation de l'horodateur.
L'introduction de pièces de monnaie adéquates dans les appareils ou l'utilisation de la carte proton selon les instructions reprises sur les appareils donne droit à une durée de stationnement ininterrompue maximum de 2 heures en zone rouge et de 4h30 en zones verte et orange comme indiqué sur les appareils sous le " tarif 2 ". B. Par l'utilisation de la carte électronique de paiement du stationnement uniquement en zones verte et orange. A tous les emplacements de stationnement payants prévus en zones verte et orange uniquement, le conducteur peut s'acquitter de la taxe au comptant soit au moyen d'une carte préchargée soit au moyen d'une carte abonnement. Ces cartes peuvent être obtenues auprès du service de la recette de l'administration communale. Le tarif pour la carte abonnement est : -
€ 50,00/mois ou € 140,00/trimestre, € 260,00/semestre, € 500,00/an
pour un abonnement « individuel »
€ 25,00/mois ou € 70,00/trimestre,
pour un abonnement « entreprise » (limité à 8 abonnements par entreprise) Par entreprise il y a lieu de considérer toute personne morale, quel que
€ 130,00/semestre, soit son statut (institution publique, privée, asbl, SA, SPRL (U), € 250,00/an indépendant exerçant une activité sur la commune. L’entreprise est tenue de fournir une attestation justifiant de son activité sur le territoire, ainsi que la liste de la ou des immatriculations demandées. Pour toute demande supérieure à 8 abonnements, l’entreprise sera en outre tenue de joindre à sa requête, dûment complété, le questionnaire relatif à la gestion de la mobilité de son personnel. Ce document servira de base pour déterminer le nombre d’abonnements qui pourront être octroyés à l’entreprise selon la formule ci-dessous : Le nombre de voitures tolérable (25 % du nombre de travailleurs) diminué du nombre de places de parkings disponibles détermine le nombre d’abonnements qui peuvent être octroyés. L’entreprise organise, suivant ses propres règles internes, les modalités de distribution de ces abonnements à son personnel. - € 16,00/mois pour un abonnement « enseignant » compris entre septembre et juin ou (pour le personnel enseignant des écoles situées sur le territoire - € 128,00/année scolaire d’Etterbeek sur présentation d’une attestation du chef d’établissement). - € 9,00/mois pour un abonnement « étudiant ». ou Pour les étudiants qui disposent d’un logement à Etterbeek et qui - € 75,00/an produisent une attestation établissant qu’ils suivent régulièrement un enseignement de plein exercice ou encore qu’ils sont bénéficiaires d’allocations familiales. - gratuit pour le personnel médical et paramédical prodiguant des soins à domicile et pour tout habitant de la commune d’Etterbeek qui peut prouver, soit son inscription au registre de population, soit le paiement de la taxe sur les secondes résidences. Tout habitant peut obtenir une carte par véhicules immatriculé à son nom. Elle sera valable pendant la durée de son inscription dans la commune et tant qu’il garde son immatriculation. Toute modification soit d’adresse, soit de véhicule ou d’immatriculation doit être déclarée sur place auprès du service de la recette communale. Toute personne de référence du ménage, résidant sur le territoire de la commune d’Etterbeek peut obtenir une carte « visiteur » qui lui permet de prendre un ticket gratuit à l’horodateur. Ce ticket devra être apposé derrière le pare-brise du véhicule visiteur. La durée de validité est limitée à 2 heures par jour, à proximité du domicile du propriétaire de la carte et uniquement en zones verte et orange. Le propriétaire de la carte sera tenu responsable des éventuels abus d’utilisation. En cas de perte ou de vol, tout duplicata sera délivré au prix de € 20,00. Dès le changement de domicile, hors commune, le détenteur de la carte doit faire parvenir celle-ci au service de la recette communale. Les cartes « habitant et visiteur » sont gratuites, il sera néanmoins réclamé une caution de € 5,00 qui sera remboursée lors de la restitution définitive de la carte magnétique. La carte permet d’obtenir un ticket gratuit. La carte n’est pas utilisable en zone rouge. En zones rouge et orange, les utilisateurs d’emplacements payants qui ne stationnent que pour une très courte durée, peuvent prendre un ticket gratuit d’un quart d’heure. Ce ticket doit être apposé derrière le pare-brise. Article 4 Les handicapés porteurs de la carte spéciale délivrée par un organisme officiel, conformément à l’arrêté ministériel du 29 juillet 1991 sont autorisés à faire stationner leur véhicule gratuitement et sans limite de durée, sur les emplacements desservis par les horodateurs. Ils sont cependant tenus d'apposer la carte officielle précitée sur la face interne du pare-brise ou sur la partie avant de leur véhicule. Article 5 L’usager supporte les conséquences qui pourraient résulter d’un usage irrégulier de l’appareil ou des détériorations qu’il lui aurait fait subir.
Article 6 La taxe n'est pas due les dimanches et jours fériés. Article 7 Le ticket de stationnement doit être apposé de façon visible derrière le pare-brise du véhicule. Il en est de même pour la carte visée à l'article 4. Article 8 Lorsque l'horodateur est défectueux, la carte zone bleue doit être visiblement apposée sur la face interne du parebrise (art. 27 pt 3.1.1. du code de la route). Article 9 Le véhicule doit avoir quitté l'emplacement de stationnement, au plus tard à l'expiration du temps de stationnement autorisé. Article 10 Le conducteur, ou à défaut de connaissance de celui-ci, le propriétaire d'un véhicule se trouvant sur un emplacement dont le ticket de stationnement se trouvant derrière le pare-brise fait apparaître le dépassement du temps indiqué au moment de la vérification par un préposé est réputé avoir opté pour le tarif 1 (stationnement de longue durée) payable dans les 5 jours à l'administration communale conformément à l'article 2 d ). Article 11 Le stationnement d'un véhicule à moteur sur un emplacement pourvu d'horodateurs se fait au risque de l'utilisateur ou de celui au nom de qui le véhicule est immatriculé. Le paiement de la taxe donne droit au stationnement mais non à une quelconque surveillance. L'administration communale ne peut être rendue responsable des faits de dégradations ou de perte du véhicule. Article 12 En cas de non-paiement de la taxe au comptant, celle-ci est enrôlée et est immédiatement exigible. Article 13 Le rôle de la taxe est arrêté et rendu exécutoire par le Collège des Bourgmestre et Echevins lorsque le tarif 1 n'est pas payé endéans les 5 jours de la constatation. Article 14 La taxe est recouvrée par le Receveur Communal conformément aux dispositions des art. 3 et 12 de la loi du 24 décembre 1996. Article 15 Le contentieux est réglé conformément aux dispositions du règlement général régissant la matière. *** De Gemeenteraad, Gelet op zijn beraadslaging van 20 november 2006, betreffende de belasting op het parkeren van motorvoertuigen op de openbare weg, uitvoerbaar verklaard door het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij brief van 22 januari 2007;
Gelet op de politiereglementen en de bijkomende reglementeringen in verband met het wegverkeer; Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende het invoeren en invorderen van provinciale en gemeentelijke belastingen; Gelet op de wet van 15 maart 1999 in verband met de geschillen op fiscaal gebied; Gelet op het ministerieel besluit van 18 december 1991 houdende vaststelling van de personen die een bewonerskaart mogen krijgen, de aanduiding van de overheden die een dergelijke kaart mogen uitgeven, de vaststelling van het model van de kaart alsook de vaststelling van de wijzen van uitgifte en gebruik ; Gelet op het ministerieel besluit van 29 juli 1991 houdende vaststelling van de personen die een speciale parkeerkaart voor gehandicapten kunnen krijgen, de aanduiding van de ministeries die bevoegd zijn deze kaarten uit te schrijven, de vaststelling van het model van de kaart alsook de vaststelling van de wijzen van uitgifte, intrekking en gebruik; Overwegende dat, om de parkeercapaciteit te verhogen, het onder meer noodzakelijk is de controle op de door de politiereglementering vastgestelde parkeerplaatsen te vergemakkelijken; Overwegende dat het nodig is specifieke gebruiksmodaliteiten te voorzien voor de bewoners; Overwegende dat het bijmaken en verbeteren van parkeermogelijkheden voor de gemeente zware bijkomende lasten zal meebrengen; Gelet op artikel 170 § 4 van de Grondwet; Gelet op het artikel 117 van de nieuwe gemeentewet; Gelet op het artikel 252 van de nieuwe gemeentewet dat aan de gemeente het begrotingsevenwicht oplegt; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; BESLUIT Artikel 1 Er wordt ten voordele van de gemeente voor een termijn vervallend op 31 december 2013 een onmiddellijk betaalbare belasting geheven op het parkeren van motorvoertuigen op de openbare weg en dit op die plaatsen en ogenblikken dat het parkeren geregeld wordt door parkeermeters of automaten zoals vastgesteld door het algemeen politiereglement op het wegverkeer ( K.B. van 1 december 1975 ). De parkeertijd wordt beperkt conform de gebruiksmodaliteiten aanwezig op de apparaten. Artikel 2 De bestuurder die langer dan twee uren wil parkeren mag de parkeerplaats zoals beschreven onder artikel 1, hetzij de voormiddag ( van 9u tot 13u30 ), hetzij de middag ( van 13u30 tot 18u ) voor een maximum periode van vier uren en een half bezetten mits onmiddellijke betaling van een belasting van € 15,00. Deze wijze van parkeren is op de parkeerautomaten weergegeven als " tarief 1 ". De onmiddellijk betaalbare belasting kan als volgt betaald worden: a) Voorafgaandelijk door de aankoop van een blanco parkeerformulier bij de gemeentelijke kassa ( op werkdagen van 8u30 tot 11u30 ). Dit formulier wordt door de bestuurder op het moment van gebruik ontwaard door er met inkt en in letters de datum en de periode (voormiddag of middag) op in te vullen. b) Onmiddellijk bij de parkeerautomaat, met de nodige geldstukken of protonkaart, volgens de richtlijnen op de automaat. c)
Bij de bevoegde parkeerwachter.
d) Indien de bestuurder het bedrag van de belasting onmogelijk ter plaatse kan regelen, kan hij de parkeerwachter vragen een parkeerbiljet onder zijn voorruit te schuiven als bewijs van rechtmatig parkeren van zijn voertuig. Hij moet dan wel binnen de 5 dagen het verschuldigde bedrag betalen, hetzij in speciën bij de gemeentelijke kassa, hetzij door storting of overschrijving op de rekening van de gemeente overeenkomstig de instructies die de gemeentelijke afgevaardigde op de voorruit zal achtergelaten hebben.. Artikel 3 Indien de bestuurder voor een kortere termijn kiest bedraagt de belasting, in afwijking van artikel 2: -
In een rode zone (rode automaten) : uurtarief van € 1,00 voor het 1ste uur en € 1,50 voor het 2de uur.
In een groene en oranje zones (groene automaten) eenheidstarief van € 1,00 per uur gedurende één periode (4 1/2 u). De belasting op basis van een uurtarief van € 1,00 kan onderverdeeld worden in vier eenheden van € 0,25 voor een kwartier parkeren. De belasting op basis van een uurtarief van € 1,50 kan onderverdeeld worden in twee eenheden van € 0,75 voor een half uur parkeren. A.
Bijgebruik van een parkeerautomaat.
Het inbrengen van de nodige geldstukken in de toestellen of het gebruik van de protonkaart volgens de instructies weergegeven op de automaten geeft recht op een ononderbroken parkeertijd van maximum 2 uren in een rode zone en 4 1/2 uren in een groene en oranje zones. Deze wijze van betalen is weergegeven onder " tarief 2 ". B.
Bij gebruik van een elektronische betaalkaart voor parkeren in groene zones.
Op alle te betalen parkeerplaatsen, maar enkel binnen de groene en oranje zones, kan aan de belasting voldaan worden met een op voorhand opgeladen parkeerkaart of een abonnementkaart. Deze kaarten kunnen bekomen worden op de gemeentelijke kassa. Het tarief voor een abonnement is: - € 50,00/maand of - € 140,00/kwartaal - € 260,00/half jaar - € 500,00/jaar
voor een “individueel” abonnement
- € 25,00/maand voor een ondernemingsabonnement (beperkt tot 8 abonnementen of per onderneming). - € 70,00/kwartaal “Onderneming” betekent elk moreel persoon, eender haar statuut - € 130,00/half jaar (openbare instelling, privé, VZW, NV, BVBA, zelfstandige) die een - € 250,00/jaar activiteit uitoefent in de gemeente. De onderneming is verplicht een bewijs te leveren dat haar activiteit op het grondgebied rechtvaardigt alsook de lijst van de gevraagde nummerplaat of platen. De onderneming moet voor elke aanvraag van meer dan 8 abonnementen een vragenlijst, betrekking hebbend op het beheer van de mobiliteit van haar personeel, bij haar verzoek voegen. Dit document bepaalt het aantal toegekende abonnementen volgens de formule hieronder. Het aantal toegelaten wagens (25 % van het werknemersaantal) verminderd met het aantal ter beschikking gestelde parkeerplaatsen bepaalt het aantal toegekende abonnementen. De onderneming organiseert, volgens haar eigen interne regels, de uitdelingsmodaliteiten van haar abonnementen aan haar personeel. - € 16,00/maand of
voor een onderwijzersabonnement geldig van september tot juni, (voor het onderwijzend personeel van scholen gelegen op het
- € 128,00/schooljaar
grondgebied van Etterbeek mits voorlegging van een attest van hun dienstoverste)
- € 9,00/maand voor een studentenabonnement. of Voor studenten die een woning betrekken in Etterbeek en die een - € 75,00/jaar attest kunnen voorleggen dat ze regelmatig voltijds onderwijs volgen of dat ze begunstigde zijn van kinderbijslag. - gratis voor het medisch en paramedisch personeel voor de thuisverzorging en voor de bewoners van de gemeente Etterbeek op voorwaarde dat zij kunnen bewijzen ingeschreven te zijn in het bevolkingsregister of de belasting op het tweede verblijf te betalen. Elke bewoner kan een kaart per voertuig krijgen dat op zijn naam is ingeschreven. Zij zal geldig zijn gedurende de periode van inschrijving in de gemeente en zolang het voertuig ingeschreven is. Elke wijziging, hetzij van adres, hetzij van voertuig of kentekenplaat moet ter plaatse bij de dienst van de gemeentelijke kassa medegedeeld worden. Iedere referentiepersoon van het gezin, die op het grondgebied van de gemeente Etterbeek verblijft, kan een “bezoekerskaart” bekomen die het hem mogelijk maakt een gratis parkeerbiljet te bekomen aan de parkeerautomaat. Dit parkeerbiljet moet zichtbaar aangebracht worden onder de voorruit van het bezoekersvoertuig. De parkeertijd is beperkt tot twee uur per dag, nabij de woonplaats van de eigenaar van de kaart en enkel in de groene en oranje zones. De eigenaar van de kaart is persoonlijk verantwoordelijk voor mogelijk verkeerdelijk gebruik. In geval van verlies of diefstal, kan een duplicaat bekomen worden tegen de prijs van € 20,00. Bij verhuizing uit de gemeente moet de houder van de kaart deze onverwijld terugsturen naar de dienst van de gemeentelijke kassa. De bewoners- en de bezoekerskaart zijn gratis, maar er zal wel een waarborg van € 5,00 gevraagd worden, die na definitieve inlevering van de kaart zal teruggegeven worden. De kaart maakt het mogelijk een gratis parkeerbiljet te bekomen. De kaart is niet bruikbaar binnen de rode zones. In de rode en oranje zones, .mogen de gebruikers van betalende parkeerplaatsen, die voor een zeer korte duur parkeren, een gratis parkeerbiljet voor een kwartier nemen. Dit parkeerbiljet moet zichtbaar aangebracht worden onder de vooruit van de wagen. Artikel 4 Gehandicapten die houder zijn van de speciale kaart, afgeleverd door een officiële instantie overeenkomstig het ministerieel besluit van 29 juli 1991, mogen gratis en voor onbeperkte duur parkeren op de plaatsen die beheerd worden door parkeerautomaten. Hun officiële kaart moet echter duidelijk zichtbaar aangebracht worden onder de voorruit van het voertuig. Artikel 5 De gebruiker zal de gevolgen dragen die kunnen voortvloeien uit het ongeregeld gebruik van of de beschadigingen toegebracht aan de automaten. Artikel 6 De belasting is niet verschuldigd op zon- en feestdagen. Artikel 7 Het parkeerbiljet moet duidelijk zichtbaar onder de voorruit van het voertuig geplaatst worden. Dit geldt ook voor de kaart waarvan sprake onder artikel 4. Artikel 8
Indien de parkeerautomaat defect is, moet de kaart voor de blauwe zone duidelijk zichtbaar onder de vooruit geplaatst worden (art. 27 punt 3.1.1. van de wegcode). Artikel 9 Het voertuig moet de parkeerplaats ten laatste bij het verstrijken van de toegestane tijd verlaten hebben. Artikel 10 De bestuurder of, bij gebrek aan kennis van deze, de eigenaar van het voertuig dat zich op een plaats bevindt waarvoor het parkeerbiljet, dat onder de voorruit is aangebracht, verstreken is, zal bij controle door de gemeentelijke afgevaardigde beschouwd worden gekozen te hebben voor tarief 1 (parkeren voor een lange tijd). Het verschuldigde bedrag zal binnen de 5 dagen moeten vereffend worden bij het gemeentebestuur overeenkomstig artikel 2 d). Artikel 11 Het parkeren van een motorvoertuig op een plaats beheerd door parkeerautomaten gebeurt op het risico van de gebruiker of van degene onder wiens naam het voertuig is ingeschreven. Het betalen van de belasting geeft enkel recht op parkeren en niet aan een of ander toezicht. Het gemeentebestuur kan onder geen enkel beding aansprakelijk gesteld worden voor schade aan of diefstal van het voertuig. Artikel 12 Indien de onmiddellijk betaalbare belasting niet vereffend wordt, zal zij ingekohierd worden en onmiddellijk opeisbaar zijn. Artikel 13 Het belastingskohier wordt door het College van Burgemeester en Schepenen vastgesteld en uitvoerbaar verklaard indien niet binnen de 5 dagen na vaststelling voldaan wordt aan tarief 1. Artikel 14 De belasting wordt door de Gemeenteontvanger ingevorderd overeenkomstig de maatregelen voorzien bij de artikels 3 en 12 van de wet van 24 december 1996. Artikel 15 De geschillen worden geregeld overeenkomstig de beschikkingen van het algemeen reglement die deze materie beheren.
(22)
Taxe sur les pompes distributrices de carburants (fixes ou mobiles) et poteaux publicitaires placés sur la voie publique ou le long de celle-ci - Renouvellement - Modification Belasting op de brandstofpompen (vaste of verplaatsbare) en publiciteitspalen die op of langs de openbare weg geplaatst zijn - Hernieuwing - Aanpassing
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/Habben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF.
Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH. Le Conseil communal, Revu sa délibération du 20 novembre 2006 relative au même objet, devenue exécutoire par lettre du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 janvier 2007 ; Vu la loi du 24 décembre 1996 relative à l’établissement et au recouvrement des taxes provinciales et communales ; Vu la loi du 15 mars 1999 relative au contentieux en matière fiscale ; Vu l'arrêté royal du 12 avril 1999 déterminant la procédure devant le Gouverneur ou devant le Collège des Bourgmestre et Echevins en matière de réclamation contre une imposition provinciale ou communale ; Vu l’arrêt de la Cour d’arbitrage n° 30/98 du 18 mars 1998 ; Vu l’article 170 § 4 de la Constitution ; Vu l’article 117 de la nouvelle loi communale ; Vu l’article 252 de la nouvelle loi communale imposant l’équilibre budgétaire aux communes ; Vu la situation financière de la commune ; ARRETE Article 1 Il est établi à partir du 1er janvier 2008 au profit de la Commune d’Etterbeek pour un terme expirant le 31 décembre 2013, une taxe annuelle sur les pompes distributrices de carburants fixes ou mobiles et les poteaux publicitaires placés sur la voie publique. Cette taxe est également d’application lorsque les pompes distributrices de carburants se trouvant sur une propriété privée le long de la voie publique sont accessibles au public et visibles du dehors. Article 2 La taxe est fixée pour les pompes distributrices de carburants à € 600,00 par bec verseur, pour les pompes distributrices de carburant ordinaire et diesel, fixées à demeure. à € 300,00 par bec verseur, pour les pompes distributrices de carburant sans plomb ou LPG et fixées à demeure. à € 150,00 par bec verseur, pour les pompes distributrices de carburant mobiles et les pompes distributrices de biocarburant. La taxe est fixée pour les poteaux publicitaires à € 1.400,00 par unité. Article 3 La taxe est due pour l’année entière à compter du 1er janvier.
La taxe afférent au premier exercice est calculée par trimestre depuis la date de placement jusqu’au 31 décembre suivant, tout trimestre entamé comptant en entier. La taxe est due par le propriétaire des pompes et poteaux publicitaires. Le détenteur des pompes et poteaux est solidairement responsable du paiement de la taxe. Article 4 Le recensement des éléments taxables est effectué par les soins de l’administration communale. Article 5 Il n’est accordé aucune réduction ou restitution de taxe, en cas d’enlèvement de l’appareil en cours de l’année, par la volonté du détenteur ou du propriétaire, ou sur l’injonction de l’Autorité. Toutefois, si avec l’autorisation de l’administration communale, l’appareil change de propriétaire, ou de détenteur, il ne sera pas perçu de taxe nouvelle pour l’année en cours. Article 6 Tout redevable est tenu, à la demande de l’administration et sans déplacement, de produire tous les livres et documents nécessaires à l’établissement de la taxe. Les redevables sont également tenus d’accorder le libre accès aux immeubles, bâtis ou non, susceptibles de constituer ou de contenir un élément imposable ou dans lesquels s’exerce une activité imposable, aux fonctionnaires désignés conformément à l’article 7 de la loi du 24 décembre 1996 et munis de leur lettre de désignation, et ce, en vue d’établir ou de contrôler l’assiette de la taxe. Ces fonctionnaires ne peuvent toutefois pénétrer dans les bâtiments ou les locaux habités que de cinq heures du matin à neuf heures du soir et uniquement avec l’autorisation du juge du tribunal de police. Article 7 Le rôle de la taxe est arrêté et rendu exécutoire, au plus tard le 30 juin de l’année qui suit l’exercice, par le Collège des Bourgmestre et Echevins. Article 8 La taxe est recouvrée par le Receveur communal conformément aux dispositions des articles 3 et 12 de la loi du 24 décembre 1996. La taxe est payable dans les deux mois de l’envoi de l’avertissement-extrait de rôle. Cet envoi s’opère sans frais pour le redevable. Article 9 Le redevable peut introduire une réclamation auprès du Collège des Bourgmestre et Echevins. La réclamation doit, à peine de nullité, être introduite par écrit et doit, sous peine de déchéance, être introduite dans les six mois de la date de l'envoi de l'avertissement-extrait de rôle. Elle est datée et signée par le réclamant ou son représentant et mentionne : les noms, qualité, adresse ou siège du redevable à charge duquel l'imposition est établie ; l'objet de la réclamation et un exposé des faits et moyens. Quant aux erreurs matérielles provenant de doubles emplois, erreurs de chiffres, etc…, étant le fait des agents de l’administration communale, le contribuable peut en demander le redressement auprès de l’administration communale, aussi longtemps que le compte communal auquel la taxe se rapporte n’aura pas été approuvé par l’autorité de tutelle. *** De Gemeenteraad,
Herzien zijn beraadslaging van 20 november 2006 over hetzelfde onderwerp, uitvoerbaar geworden op 22 januari 2007 krachtens de brief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en de gemeentebelastingen; Gelet op de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen; Gelet op het koninklijk besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de Gouverneur of voor het College van Burgemeester en Schepenen inzake bezwaarschrift tegen een provincie- of gemeentebelasting; Gelet op het arrest van het Arbitragehof nr 30/98 van 18 maart 1998; Gelet op artikel 170 § 4 van de Grondwet; Gelet op het artikel 117 van de nieuwe gemeentewet; Gelet op het artikel 252 van de nieuwe gemeentewet waarbij het begrotingsevenwicht wordt opgelegd aan de gemeenten; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; BESLUIT Artikel 1 Er wordt vanaf 1 januari 2008 ten bate van de Gemeente Etterbeek voor een termijn vervallend op 31 december 2013, een jaarlijkse belasting geheven op de publiciteitspalen en de vaste of verplaatsbare pompen voor brandstof die op de openbare weg geplaatst zijn. Deze belasting is eveneens verschuldigd wanneer de brandstofpompen zich langsheen de openbare weg op privaat eigendom bevinden doch van buiten zichtbaar en toegankelijk voor het publiek. Artikel 2 De belasting is voor de brandstofpompen als volgt vastgesteld: op € 600,00 per pistool, voor de vastgeplaatst pompen met gewone brandstof en diesel. op € 300,00 per pistool, voor de vastgeplaatst pompen met loodvrije brandstof of LPG. op € 150,00 per pistool, voor de verplaatsbare brandstofpompen en de pompen met biobrandstof. De belasting voor de publiciteitspalen is vastgesteld: op € 1.400,00 per eenheid. Artikel 3 De belasting is verschuldigd voor het ganse jaar, te tellen vanaf 1 januari. De belasting slaande op het eerste dienstjaar wordt berekend per trimester vanaf de datum der plaatsing tot 31 december daaropvolgend; ieder begonnen trimester geldt voor het geheel. De belasting is verschuldigd door de eigenaar van de pompen en palen. De houder van de pompen en palen is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting. Artikel 4
De telling van de belastbare elementen gebeurt door het gemeentebestuur. Artikel 5 Er wordt geen enkele korting of teruggave van de belasting toegekend ingeval van wegneming van het apparaat in de loop van het jaar, door de wil van de houder of van de eigenaar, of op bevel van de Overheid. Nochtans, indien met de toelating van het gemeentebestuur, het toestel van eigenaar of houder verandert zal er geen nieuwe belasting geëist worden voor het in loop zijnde jaar. Artikel 6 Iedere belastingplichtige moet, op verzoek van het bestuur en zonder verplaatsing, alle boeken en bescheiden voorleggen die noodzakelijk zijn voor de vestiging van de belasting. De belastingplichtigen moeten eveneens de vrije toegang verlenen tot de al dan niet bebouwde onroerende goederen, die een belastbaar element kunnen vormen of bevatten of waar een belastbare activiteit wordt uitgeoefend, aan de ambtenaren die overeenkomstig artikel 7 van de wet van 24 december 1996 worden aangesteld en voorzien zijn van hun aanstellingsbrief, en dit om de grondslag van de belasting vast te stellen en te controleren. Tot particuliere woningen of bewoonde lokalen hebben deze ambtenaren maar alleen toegang tussen vijf uur ‘s morgens en negen uur ‘s avonds, en mits machtiging van de politierechter. Artikel 7 Het kohier van de belasting wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard, ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het dienstjaar, door het College van Burgemeester en Schepenen. Artikel 8 De belasting wordt ingevorderd door de Gemeenteontvanger overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 3 en 12 van de wet van 24 december 1996. De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingplichtige. Artikel 9 De belastingplichtige kan een bezwaar indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk ingediend worden en moet, op straffe van verval, ingediend worden binnen zes maanden vanaf de datum van de verzending van het aanslagbiljet. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger en vermeldt: de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten laste van wie de belasting gevestigd wordt; het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen. Wat betreft de materiële fouten die het gevolg zijn van dubbel geboekte posten, rekenfouten of cijferfouten, enz… die te wijten zijn aan de bedienden van het gemeentebestuur, kan de belastingplichtige daarvan de rechtzetting vragen bij het gemeentebestuur, zolang de gemeenterekening waarop de belasting betrekking heeft niet is goedgekeurd door de toezichtoverheid.
(23)
Taxe sur les appareils permettant d'effectuer automatiquement des opérations de dépôt et/ou de retrait de billets de banque - Renouvellement Belasting op de toestellen waarmee automatisch bankbiljetten kunnen gedeponeerd en/of afgehaald worden - Hernieuwing
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging :
Ont voté oui/Hebben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH. Le Conseil communal, Revu sa délibération du 20 novembre 2006 relative au même objet, devenue exécutoire par lettre du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 janvier 2007 ; Vu la loi du 24 décembre 1996 relative à l’établissement et au recouvrement des taxes provinciales et communales; Vu la loi du 15 mars 1999 relative au contentieux en matière fiscale ; Vu l'arrêté royal du 12 avril 1999 déterminant la procédure devant le Gouverneur ou devant le Collège des Bourgmestre et Echevins en matière de réclamation contre une imposition provinciale ou communale ; Vu l’arrêt de la Cour d’arbitrage n° 30/98 du 18 mars 1998; Vu l’article 170 § 4 de la Constitution ; Vu l’article 117 de la nouvelle loi communale ; Vu l’article 252 de la nouvelle loi communale imposant l’équilibre budgétaire aux communes ; Vu la situation financière de la commune; ARRETE Article 1 Il est établi à partir du 1er janvier 2008 au profit de la Commune d’Etterbeek pour un terme expirant le 31 décembre 2013, une taxe annuelle sur les appareils permettant d’effectuer automatiquement des opérations de retrait et / ou de dépôt de billets de banques. Article 2 La taxe est due par le gestionnaire de l’établissement bancaire ou assimilé auquel appartient l’appareil automatique. Pour l’application de l’alinéa qui précède, par « établissement bancaire ou assimilé », il y a lieu d’entendre les personnes physiques ou morales se livrant, à titre principal ou à titre accessoire, à des activités de gestion de fonds et / ou de crédit, sous quelque forme que ce soit. Article 3 La taxe est fixée à € 460,00 par appareil automatique. La taxe est due pour l’année entière, quelle que soit la date de mise en service de l’appareil. Il n’est accordé aucune réduction ou restitution de la taxe pour quelque cause que ce soit.
Article 4 L’administration communale adresse au redevable une formule de déclaration que celui-ci est tenu de renvoyer, dûment complétée, datée et signée, avant l’échéance mentionnée sur ladite formule. Le redevable qui n’a pas reçu de formule de déclaration est tenu de déclarer à l’administration communale, au plus tard le 15 janvier de l’année qui suit celle de l’exercice de taxation, les éléments nécessaires à la taxation. Article 5 La non déclaration dans les délais prévus par ce même règlement ou la déclaration incorrecte, incomplète ou imprécise de la part du redevable entraîne l’enrôlement d’office de la taxe conformément aux dispositions des articles 6 et 7 de la loi du 24 décembre 1996. Les taxes enrôlées d’office sont majorées d’un montant égal à celui de la taxe qui est due. Le montant de cette majoration est également enrôlé. Article 6 Tout redevable est tenu, à la demande de l’administration et sans déplacement, de produire tous les livres et documents nécessaires à l’établissement de la taxe. Les redevables sont également tenus d’accorder le libre accès aux immeubles, bâtis ou non, susceptibles de constituer ou de contenir un élément imposable ou dans lesquels s’exerce une activité imposable, aux fonctionnaires désignés conformément à l’article 7 de la loi du 24 décembre 1996 et munis de leur lettre de désignation, et ce, en vue d’établir ou de contrôler l’assiette de la taxe. Ces fonctionnaires ne peuvent toutefois pénétrer dans les bâtiments ou les locaux habités que de cinq heures du matin à neuf heures du soir et uniquement avec l’autorisation du juge du tribunal de police. Article 7 Le rôle de la taxe est arrêté et rendu exécutoire, au plus tard le 30 juin de l’année qui suit l’exercice, par le Collège des Bourgmestre et Echevins. Article 8 La taxe est recouvrée par le Receveur communal conformément aux dispositions des articles 3 et 12 de la loi du 24 décembre 1996. La taxe est payable dans les deux mois de l’envoi de l’avertissement-extrait de rôle. Cet envoi s’opère sans frais pour le redevable. Article 9 Le redevable peut introduire une réclamation auprès du Collège des Bourgmestre et Echevins. La réclamation doit, à peine de nullité, être introduite par écrit et doit, sous peine de déchéance, être introduite dans les six mois de la date de l'envoi de l'avertissement-extrait de rôle. Elle est datée et signée par le réclamant ou son représentant et mentionne : les noms, qualité, adresse ou siège du redevable à charge duquel l'imposition est établie ; l'objet de la réclamation et un exposé des faits et moyens. Quant aux erreurs matérielles provenant de doubles emplois, erreurs de chiffres, etc…, étant le fait des agents de l’administration communale, le contribuable peut en demander le redressement auprès de l’administration communale, aussi longtemps que le compte communal auquel la taxe se rapporte n’aura pas été approuvé par l’autorité de tutelle. *** De Gemeenteraad, Herzien zijn beraadslaging van 20 november 2006 over hetzelfde onderwerp, uitvoerbaar geworden op 22 januari 2007 krachtens de brief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en de gemeentebelastingen; Gelet op de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen; Gelet op het koninklijk besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de Gouverneur of voor het College van Burgemeester en Schepenen inzake bezwaarschrift tegen een provincie- of gemeentebelasting; Gelet op het arrest van het Arbitragehof nr. 30/98 van 18 maart 1998; Gelet op artikel 170 § 4 van de Grondwet; Gelet op het artikel 117 van de nieuwe gemeentewet; Gelet op het artikel 252 van de nieuwe gemeentewet waarbij het begrotingsevenwicht wordt opgelegd aan de gemeenten; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; BESLUIT Artikel 1 Er wordt vanaf 1 januari 2008 ten bate van de Gemeente Etterbeek voor een termijn vervallend op 31 december 2013, een jaarlijkse belasting geheven op de toestellen waarmede automatisch bankbiljetten kunnen gedeponeerd en / of afgehaald worden. Artikel 2 De belasting is verschuldigd door de beheerder van de bank of de daarmee gelijkgestelde instelling waartoe het automatisch toestel behoort. Voor de toepassing van voorgaande alinea dient onder «bank of de daarmee gelijkgestelde instelling» te worden verstaan: de natuurlijke personen of rechtspersonen die zich, in hoofdzaak of ten bijkomende titel, bezig houden met het beheer van fondsen en / of kredieten, onder welke vorm ook. Artikel 3 De belasting wordt op € 460,00 per automatisch toestel vastgesteld. De belasting is verschuldigd voor het ganse jaar welke ook de datum weze waarop het toestel in gebruik is genomen. Voor welke reden dan ook wordt er geen korting of teruggave van de belasting toegekend. Artikel 4 Het gemeentebestuur zendt naar de belastingplichtige een aangifteformulier dat deze gehouden is terug te zenden, na het behoorlijk ingevuld, gedagtekend en ondertekend te hebben voor de vervaldag vermeld op dit aangifteformulier. De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen, is gehouden uiterlijk op 15 januari van het jaar dat volgt op dat van het jaar waarop de belasting slaat, aan het gemeentebestuur aangifte te doen van de elementen nodig voor de belasting. Artikel 5 Bij gebrek aan aangifte binnen de in het reglement gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting ambtshalve ingekohierd overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 6 en 7 van de wet van 24 december 1996. De ambtshalve ingekohierde belastingen worden verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de verschuldigde belasting. Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd. Artikel 6
Iedere belastingplichtige moet, op verzoek van het bestuur en zonder verplaatsing, alle boeken en bescheiden voorleggen die noodzakelijk zijn voor de vestiging van de belasting. De belastingplichtigen moeten eveneens de vrije toegang verlenen tot de al dan niet bebouwde onroerende goederen, die een belastbaar element kunnen vormen of bevatten of waar een belastbare activiteit wordt uitgeoefend, aan de ambtenaren die overeenkomstig artikel 7 van de wet van 24 december 1996 worden aangesteld en voorzien zijn van hun aanstellingsbrief, en dit om de grondslag van de belasting vast te stellen en te controleren. Tot particuliere woningen of bewoonde lokalen hebben deze ambtenaren evenwel alleen toegang tussen vijf uur ‘s morgens en negen uur ‘s avonds, en mits machtiging van de politierechter. Artikel 7 Het kohier van de belasting wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard, ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het dienstjaar, door het College van Burgemeester en Schepenen. Artikel 8 De belasting wordt ingevorderd door de Gemeenteontvanger overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 3 en 12 van de wet van 24 december 1996. De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingplichtige. Artikel 9 De belastingplichtige kan een bezwaar indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk ingediend worden en moet, op straffe van verval, ingediend worden binnen zes maanden vanaf de datum van de verzending van het aanslagbiljet. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger en vermeldt: de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten laste van wie de belasting gevestigd wordt; het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen. Wat betreft de materiële fouten die het gevolg zijn van dubbel geboekte posten, rekenfouten of cijferfouten, enz… die te wijten zijn aan de bedienden van het gemeentebestuur, kan de belastingplichtige daarvan de rechtzetting vragen bij het gemeentebestuur, zolang de gemeenterekening waarop de belasting betrekking heeft niet is goedgekeurd door de toezichtoverheid.
(24)
Taxe sur le placement de barrières de protection ou de clôtures, effectué d'office par la commune pour des raisons de sécurité ou de salubrité publiques - Renouvellement Belasting op het plaatsen van beschermhekken of afsluitingen door de gemeente ambtshalve uitgevoerd voor redenen van openbare gezondheid of veiligheid - Hernieuwing
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/Hebben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden
Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH. Le Conseil communal, Revu sa délibération du 20 novembre 2006 relative au même objet, devenue exécutoire par lettre du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 janvier 2007 ; Vu la loi du 24 décembre 1996 relative à l’établissement et au recouvrement des taxes provinciales et communales ; Vu la loi du 15 mars 1999 relative au contentieux en matière fiscale ; Vu l'arrêté royal du 12 avril 1999 déterminant la procédure devant le Gouverneur ou devant le Collège des Bourgmestre et Echevins en matière de réclamation contre une imposition provinciale ou communale ; Vu l’arrêt de la Cour d’arbitrage n° 30/98 du 18 mars 1998 ; Vu le règlement général sur les bâtisses, titre XVIII articles 170 à 174 ; Attendu qu'en vertu de ce règlement, l'administration communale est appelée à intervenir d'office lorsque des constructions menacent ruine ou que des arbres plantés le long de la voie publique présentent un danger pour la sécurité publique ; Attendu en outre qu'il y a nécessité d'assurer les conditions de salubrité des terrains non bâtis ; Attendu qu'il appartient à l'autorité communale de veiller en général à la sécurité et à la salubrité publique ; Considérant que dans ces circonstances, les mesures à prendre consistent à interdire les zones dangereuses ou insalubres à toute circulation par le placement de barrières de protection ou l'établissement de clôtures ; Attendu que rien n'oblige la commune à supporter les conséquences financières de la carence ou de la négligence des propriétaires responsables ; Vu l’article 170 § 4 de la Constitution ; Vu l’article 117 de la nouvelle loi communale ; Vu l’article 252 de la nouvelle loi communale imposant l’équilibre budgétaire aux communes ; Vu la situation financière de la commune ; ARRETE Article 1 Il est établi à partir du 1er janvier 2008 au profit de la Commune d'Etterbeek pour un terme expirant le 31 décembre 2013, une taxe calculée et appliquée suivant les dispositions du présent règlement lorsque l'autorité communale impose le placement d'office de barrières de protection ou de clôtures pour raisons de sécurité ou de salubrité publiques. Article 2 La taxe est due lorsque des constructions immobilières menacent ruine ou des terrains non bâtis présentent un danger pour la sécurité ou la salubrité publiques et que des mesures immédiates sont nécessaires pour interdire les zones dangereuses à toute circulation par le placement de barrières de protection ou l'établissement de clôtures. La taxe est due par les propriétaires des biens immobiliers visés à l'alinéa précédent. Article 3
Le taux de la taxe est fixé à € 1,75 par mètre courant et par jour calendrier. Le jour du placement et celui de l'enlèvement comptent chacun pour une journée entière. Article 4 Sont exonérés de la taxe : les placements de barrières de protection ou de clôtures dans le cadre du présent règlement pour les constructions immobilières ou terrains non bâtis faisant partie du domaine public de l'Etat, des Régions, des Communautés, des Provinces, des Communes, des Centres Publics d'Aide Sociale et des Administrations subordonnées. Les placements de barrières de protection ou de clôtures par mesure de sécurité prises pour les biens immobiliers gérés sous le patronage de la " Société du Logement de la Région Bruxelloise" pour autant que ceux-ci restent dans les limites de l'objet statutaire de ladite société. Article 5 Le rôle de la taxe est arrêté et rendu exécutoire, au plus tard le 30 juin de l'année qui suit l'exercice, par le Collège des Bourgmestre et Echevins. Article 6 La taxe est recouvrée par le Receveur communal conformément aux dispositions des articles 3 et 12 de la loi du 24 décembre 1996. La taxe est payable dans les deux mois de l'envoi de l'avertissement-extrait de rôle. Cet envoi s'opère sans frais pour le redevable. Article 7 Le redevable peut introduire une réclamation auprès du Collège des Bourgmestre et Echevins. La réclamation doit, à peine de nullité, être introduite par écrit et doit, sous peine de déchéance, être introduite dans les six mois de la date de l'envoi de l'avertissement-extrait de rôle. Elle est datée et signée par le réclamant ou son représentant et mentionne : les noms, qualité, adresse ou siège du redevable à charge duquel l'imposition est établie ; l'objet de la réclamation et un exposé des faits et moyens. L'introduction d'une réclamation ne dispense pas le redevable de payer la taxe. Quant aux erreurs matérielles provenant de double emploi, erreurs de chiffres, etc…, étant le fait des agents de l'administration communale, le contribuable peut en demander le redressement auprès de l'administration communale aussi longtemps que le compte communal auquel la taxe se rapporte n'aura pas été approuvé par l'autorité supérieure. *** De Gemeenteraad, Herzien zijn beraadslaging van 20 november 2006 over hetzelfde onderwerp, uitvoerbaar geworden op 22 januari 2007 krachtens de brief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en de gemeentebelastingen; Gelet op de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen; Gelet op het koninklijk besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de Gouverneur of voor het College van Burgemeester en Schepenen inzake bezwaarschrift tegen een provincie- of gemeentebelasting; Gelet op het arrest van het Arbitragehof nr. 30/98 van 18 maart 1998;
Gelet op het algemeen reglement op het bouwen, titel XVIII, artikelen 170 tot 174; Overwegende dat krachtens dit reglement, het gemeentebestuur van ambtswege geroepen is tussen te komen wanneer gebouwen dreigen in te storten of wanneer bomen geplant langs de openbare weg een gevaar vertonen voor de openbare veiligheid; Overwegende dat het daarenboven nodig is de hygiënische voorschriften voor onbebouwde gronden te verzekeren; Overwegende dat het de taak van het gemeentebestuur is te waken over de gezondheid en de veiligheid van de bevolking; Overwegende dat in die omstandigheden de onmiddellijke maatregelen die te nemen zijn erin bestaan de gevaarlijke of ongezonde zones voor het verkeer te verbieden en beschermhekken of -afsluitingen te plaatsen; Overwegende dat niets de gemeente ertoe verplicht de financiële gevolgen te dragen van de tekortkomingen of de nalatigheden van de verantwoordelijke eigenaars; Gelet op artikel 170 § 4 van de Grondwet; Gelet op het artikel 117 van de nieuwe gemeentewet; Gelet op het artikel 252 van de nieuwe gemeentewet waarbij het begrotingsevenwicht aan de gemeenten wordt opgelegd; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; BESLUIT Artikel 1 Er wordt vanaf 1 januari 2008 ten bate van de Gemeente Etterbeek voor een termijn vervallend op 31 december 2013, een belasting geheven, berekend en toegepast volgens de bepalingen van dit reglement wanneer de gemeentelijke overheid de ambtshalve plaatsing van beschermingshekken of afsluitingen voor openbare veiligheid of gezondheid oplegt. Artikel 2 Het bedrag van de belasting is verschuldigd wanneer onroerende bouwwerken dreigen in te storten of wanneer onbebouwde terreinen een gevaar opleveren voor de openbare veiligheid of gezondheid en er onmiddellijk maatregelen noodzakelijk zijn om alle verkeer te verbieden in de gevaarlijke zones, door het plaatsen van beschermingshekken of afsluitingen. De belasting is verschuldigd door de eigenaars van de onroerende goederen hierboven beschreven. Artikel 3 De belasting is vastgesteld op € 1,75 per lopende meter en per kalenderdag. De dag van de plaatsing en deze van het wegnemen tellen elk voor een volledige dag. Artikel 4 Vrijstellingen: het plaatsen van beschermingshekken of afsluitingen in het kader van dit reglement voor onroerende bouwwerken of onbebouwde terreinen die deel uitmaken van het openbaar domein van de Staat, de Gewesten, de Gemeenschappen, de Provincies, de Gemeenten, de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn en de ondergeschikte Besturen het plaatsen van beschermingshekken of afsluitingen als veiligheidmaatregelen voor onroerende goederen beheerd onder het patronaat van de "Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij" voor zover deze binnen de perken van het statutaire doel van bedoelde maatschappij blijven.
Artikel 5 Het kohier van de belasting wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard, ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het dienstjaar, door het College van Burgemeester en Schepenen. Artikel 6 De belasting wordt ingevorderd door de Gemeenteontvanger overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 3 een 12 van de wet van 24 december 1996. De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingplichtige. Artikel 7 De belastingplichtige kan een bezwaar indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk ingediend worden en moet, op straffe van verval, ingediend worden binnen zes maanden vanaf de datum van de verzending van het aanslagbiljet. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger en vermeldt: 1) de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten laste van wie de belasting gevestigd wordt: 2) het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen. Het indienen van een bezwaar ontslaat de belastingplichtige niet van de betaling van de belasting. Wat betreft de materiële fouten die het gevolg zijn van dubbel geboekte posten, rekenfouten of cijferfouten, enz…die te wijten zijn aan de bedienden van het Gemeentebestuur, kan de belastingplichtige daarvan de rechtzetting vragen bij het gemeentebestuur, zolang de gemeenterekening waarop de belasting betrekking heeft niet is goedgekeurd door de hogere Overheid.
(25)
Taxe sur le placement sur la voie publique de conteneurs et à l'occasion de travaux de toiture, d'appareils élévateurs - Renouvellement - Modification Belasting op het plaatsen, op de openbare weg, van containers en in geval van dakwerken, van liften - Hernieuwing - Aanpassing
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/Hebben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH. Le Conseil communal, Vu sa délibération du 20 novembre 2006 relative au même objet, devenue exécutoire par lettre du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 janvier 2007 ; Vu la loi du 24 décembre 1996 relative à l’établissement et au recouvrement des taxes provinciales et communales ;
Vu la loi du 15 mars 1999 relative au contentieux en matière fiscale ; Vu l'arrêté royal du 12 avril 1999 déterminant la procédure devant le Gouverneur ou devant le Collège des Bourgmestre et Echevins en matière de réclamation contre une imposition provinciale ou communale ; Vu l’arrêt de la Cour d’arbitrage n° 30/98 du 18 mars 1998 ; Vu l’article 170 § 4 de la Constitution ; Vu l’article 117 de la nouvelle loi communale ; Vu l’article 252 de la nouvelle loi communale imposant l’équilibre budgétaire aux communes ; Vu la situation financière de la commune ; ARRETE Article 1 Il est établi au profit de la commune d'Etterbeek pour une période expirant le 31 décembre 2013, une taxe sur l'occupation temporaire de la voie publique à l'occasion du placement de conteneurs ainsi que pendant les périodes de travaux de toiture, d'appareils élévateurs. Article 2 La taxe est due par toute personne ayant été dûment autorisée par l'administration communale à placer le conteneur ou l'appareil élévateur. Article 3 Le taux de la taxe est fixé à € 40,00 par période de 7 jours calendriers. La période imposable commence le premier jour d'occupation autorisée et finit le septième jour suivant. Toute période de sept jours entamée compte pour une période entière. La taxe n'est pas due pour les autorisations délivrées à des particuliers pour le placement d'un conteneur ou d’un appareil élévateur sur la voie publique à des fins exclusivement privées lorsque le placement ne dépasse pas 2 jours. Article 4 La taxe est payable au comptant lors du retrait de l'autorisation de placement. Une quittance constatant le paiement sera remise. Copie de celle-ci doit être apposée à un endroit visible pour les agents de l'administration. Article 5 Est exonéré de la taxe, le placement de conteneurs et d'élévateurs à l'occasion de : constructions, reconstructions transformations et agrandissements d'immeubles ou parties d'immeubles faisant partie du domaine public de l'Etat, des Régions, des Communautés, des Provinces, des Communes, des Centres Publics d'Aide Sociale et des Administrations subordonnées. constructions d'immeubles sous le patronage de la "Société du Logement de la Région Bruxelloise" pour autant que ceux-ci restent dans les limites de l'objet statutaire de ladite société. Article 6
Le permis d'occupation temporaire de la voie publique est accordé sans que les impétrants puissent en induire aucun droit de concession irrévocable, ni de servitude sur la voie publique, mais à charge au contraire, de supprimer ou de réduire l'usage autorisé à la première injonction de l'autorité et sans pouvoir, de ce chef, prétendre à aucune indemnité. A défaut de donner suite dans la huitaine à la susdite invitation, il sera procédé, sans nouvel avis, à l'enlèvement d'office du conteneur ou de l'élévateur, aux frais de l'entrepreneur ou de toute personne ayant obtenu l'autorisation d'occuper la voie publique, le propriétaire de l'immeuble étant solidairement responsable du paiement de ces frais. Cette disposition ne préjudicie pas aux pénalités prévues par le règlement sur les bâtisses. En outre, le permis est octroyé sous réserve des droits des tiers et aux risques et périls des intéressés. Article 7 Le redevable peut introduire une réclamation auprès du Collège des Bourgmestre et Echevins. La réclamation doit, à peine de nullité, être introduite par écrit et doit, sous peine de déchéance, être introduite dans les six mois, de la date du paiement au comptant. Elle est datée et signée par le réclamant ou son représentant et mentionne : les noms, qualité, adresse ou siège du redevable à charge duquel l'imposition est établie ; l'objet de la réclamation et un exposé des faits et moyens. *** De Gemeenteraad, Gelet zijn beraadslaging van 20 november 2006 over hetzelfde onderwerp, uitvoerbaar geworden op 22 januari 2007 bij brief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en de gemeentebelastingen; Gelet op de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen; Gelet op het koninklijk besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de Gouverneur of voor het College van Burgemeester en Schepenen inzake bezwaarschrift tegen een provincie- of gemeentebelasting; Gelet op het arrest van het Arbitragehof nr. 30/98 van 18 maart 1998; Gelet op artikel 170 § 4 van de Grondwet; Gelet op het artikel 117 van de nieuwe gemeentewet; Gelet op het artikel 252 van de nieuwe gemeentewet waarbij het begrotingsevenwicht wordt opgelegd aan de gemeenten; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; BESLUIT Artikel 1 Er wordt ten bate van de gemeente Etterbeek voor een termijn vervallend op 31 december 2013, een belasting ingevoerd op de tijdelijke bezetting van de openbare weg ter gelegenheid van de plaatsing van containers alsmede, tijdens de periodes van dakwerken, op de liften. Artikel 2 De belasting is verschuldigd door ieder persoon die de toelating verkregen heeft van het gemeentebestuur tot het plaatsen van een container of een lift. Artikel 3
Het bedrag van de belasting is vastgesteld op € 40,00 per periode van 7 kalenderdagen. De belastbare periode begint op de eerste dag van de toegelaten bezetting en eindigt de zevende daaropvolgende dag. Iedere begonnen periode van zeven dagen wordt voor een volledige periode gerekend. De belasting is niet verschuldigd voor de toelating verleend aan een particulier voor de plaatsing van een container of een lift op de openbare weg voor uitsluitend private doeleinden, wanneer de plaatsing geen twee dagen overschrijdt. Artikel 4 De belasting wordt contant ingevorderd wanneer de vergunning tot plaatsing wordt afgehaald. Een kwijtschrift van de betaling wordt afgeleverd. Kopie ervan dient te worden geplaatst op een plaats zichtbaar voor de gemeentelijke agenten. Artikel 5 Is vrijgesteld van de belasting, de plaatsing van containers en liften naar aanleiding van het: bouwen, herbouwen, verbouwen en vergroten van gebouwen of gedeelten van gebouwen die deel uitmaken van het openbaar domein van de Staat, de Gewesten, de Gemeenschappen, de Provincies, de Gemeenten, de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn en de ondergeschikte besturen . bouwen van de gebouwen onder bescherming van de " Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij " voor zover dit binnen de perken valt van de statuten van deze maatschappij. Artikel 6 De toelating tot het tijdelijk gebruik van de openbare weg wordt toegestaan zonder dat de verkrijgers ervan een onherroepelijk concessierecht of erfdienstbaarheid op de openbare weg kunnen inroepen, maar integendeel echter kunnen verplicht worden de toelating tot het gebruik bij het eerste bevel van de overheid te verminderen of op te heffen en dit zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding. Wanneer binnen de acht dagen geen gevolg wordt gegeven aan het bevel zal de container of de lift van ambtswege verwijderd worden. De kosten voor het verwijderen zullen gedragen worden door de aannemer of gelijk welke andere persoon die de toelating tot het gebruik van de openbare weg verkregen heeft. De eigenaar van het gebouw is hoofdelijk verantwoordelijk voor de betaling van deze kosten. Deze maatregel doet geen afbreuk aan de straffen die voorzien zijn door het reglement op de bouwwerken. Bovendien, wordt de toelating gegeven onder voorbehoud van de rechten van derden en van de risico 's en gevaren voor de geïnteresseerden. Artikel 7 De belastingplichtige kan een bezwaar indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk ingediend worden en moet, op straffe van verval, ingediend worden binnen zes maanden, vanaf de datum van de contante betaling. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger en vermeldt: 1) de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten laste van wie de belasting gevestigd wordt. 2) het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen.
(26)
Taxe sur les constructions, les reconstructions et les clôtures - Renouvellement - Modification Belasting op het bouwen, het herbouwen en de afsluitingen - Hernieuwing - Aanpassing
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging :
Ont voté oui/Hebben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH. Le Conseil communal, Revu sa délibération du 20 novembre 2006 relative au même objet, devenue exécutoire par lettre du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 janvier 2007 ; Vu la loi du 24 décembre 1996 relative à l’établissement et au recouvrement des taxes provinciales et communales ; Vu la loi du 15 mars 1999 relative au contentieux en matière fiscale ; Vu l'arrêté royal du 12 avril 1999 déterminant la procédure devant le Gouverneur ou devant le Collège des Bourgmestre et Echevins en matière de réclamation contre une imposition provinciale ou communale ; Vu l’arrêt de la Cour d’arbitrage n° 30/98 du 18 mars 1998 ; Vu l’article 170 § 4 de la Constitution ; Vu l’article 117 de la nouvelle loi communale ; Vu l’article 252 de la nouvelle loi communale imposant l’équilibre budgétaire aux communes ; Vu la situation financière de la commune ; ARRETE Article 1 Il est établi à partir du 1er janvier 2008 pour une période expirant le 31 décembre 2013, une taxe sur les constructions, reconstructions, transformations et agrandissements d'immeubles, murs de clôture de toute nature, le changement d’affectation ou d’utilisation d’un immeuble en général ou d’une partie d’immeuble en vue d’y établir un magasin de nuit ou un commerce mettant principalement à disposition des appareils de télécommunication contre rétribution. Sauf en ce qui concerne les cas prévus aux articles 3 et 6, cette taxe a pour base le volume construit, reconstruit ou agrandi. Ce volume se calcule d'après la hauteur et d'axe en axe avec les murs mitoyens et de l'extérieur des autres murs, sans faire de distinction entre les parties de construction situées sous le niveau de la rue et celles situées au-dessus de ce niveau. La reconstruction partielle donne ouverture au paiement d'une taxe qui a pour base la différence entre le volume nouveau et le volume ancien non démoli. La taxe est également applicable aux parties couvertes de bâtiments mêmes ouverts latéralement tels que hangars, auvents, terrasses, etc.… Sont également soumises à la taxe, les annexes et dépendances du bâtiment principal, telles que magasins et ateliers, même celles destinées à servir de remises, lieux d'aisance, serres, etc.…et même lorsqu'elles ne sont pas contiguës au bâtiment principal ou ont été érigées à part.
En cas d'exhaussement d'une construction existante, la taxe est calculée sur la capacité cubique de la partie ajoutée. Article 2 Par. 1 : Le taux de la taxe sur les constructions, reconstructions, transformations et agrandissements d’immeubles est fixé à € 1,15 le m³. Pour le calcul du volume imposable, les fractions de m3 sont comptées pour une unité. Par. 2 : Le taux prévu au paragraphe 1 est doublé : si l'immeuble compte plus de 4 niveaux, le rez-de-chaussée étant considéré comme 1er niveau . Dans le cas d'un rehaussement d'une annexe existante, ne seront uniquement pris en compte que les niveaux de l'annexe concernée ; si l'immeuble ou la partie d'immeuble n'est pas destinée à l'habitation. Par habitation, on entend l'ensemble des locaux destinés au logement d'un ménage (caves, greniers, garages et annexes ne servant pas à des fins industrielles ou commerciales compris). Dans le cas d'un immeuble érigé le long d'une rue en pente ou sur un terrain donnant issue sur plusieurs voies publiques situées à des niveaux différents, le rez-de-chaussée à considérer comme premier niveau, est celui dont l'accès direct à la voie publique est situé au niveau le plus bas. Par. 3 : Toutefois, le minimum de la taxe, calculée suivant les paragraphes 1 et 2 du présent article, ne pourra être inférieur à € 45,00 Par. 4 : Par mesure transitoire, le calcul de l'imposition à appliquer aux constructions, reconstructions transformations et agrandissements d'immeubles pour lesquels le montant présumé de la taxe a été consigné avant l'application du présent règlement, s'établira aux taux et dispositions en vigueur à la date de la consignation. Article 3 Par. 1 : Toute modification apportée à la façade d'un immeuble quelconque donne ouverture au paiement d'une taxe fixée à € 23,00 par mètre courant de façade. Est prise en considération pour le calcul de la taxe, la façade de la partie de l'immeuble à laquelle il est apporté un changement. Toutefois, les modifications de façades aux parties d'immeubles servant uniquement à l'habitation sont exonérées de la taxe. Par. 2 : Pour toute édification de murs ou grilles de clôture à front de la voie publique ou pour toute modification apportée aux dits murs de clôture ou grilles de clôture, il est perçu une taxe de € 23,00 par mètre courant de façade. Est prise en considération pour le calcul de la taxe, la partie modifiée des murs de clôture ou grille de clôture à front de la voie publique. La taxe s'applique également aux murets et grilles de clôture des jardinets imposés par une servitude de non bâtir. La taxe prévue aux paragraphes 1 et 2 du présent article ne pourra être inférieure à € 31,00. Article 4 Pour déterminer le montant des taxes à payer à la commune, aux termes des articles 2 et 3, le mesurage aura lieu par les soins des agents de l'administration d'après les plans à produire par les intéressés.
Ce mesurage qui pourra être considéré comme provisoire, se fera s'il y a lieu, d'une manière définitive après l'achèvement des travaux précités si le propriétaire le réclame ou si la commune le juge nécessaire. Article 5 Lorsque diverses parties d'un immeuble n'ont pas la même destination, la taxe est établie comme suit : détermination du volume total de la construction ; détermination du volume des parties des bâtiments destinées à l'habitation ; détermination du volume des parties de bâtiments qui ont une autre destination ; établissement des cotisations dues pour les volumes obtenus aux b) et c) ci-dessus en application des taux prévus à l'article 2. Article 6 Pour le changement d’affectation ou d’utilisation d’un immeuble en général ou d’une partie d’immeuble en vue d’y établir un magasin de nuit ou un commerce mettant principalement à disposition des appareils de télécommunication contre rétribution, il est perçu une taxe de € 12.500,00 Article 7 La taxe est due par le bénéficiaire du permis d'urbanisme. Si le permis d'urbanisme est établi au nom d'une indivision, la taxe est établie au nom de l'indivision, les propriétaires indivis étant solidairement responsables du paiement de la taxe Si le bénéficiaire du permis d'urbanisme est une copropriété, chaque copropriétaire est redevable de la taxe selon les quotités prévues par l'acte de base de l'immeuble (règlement général de la copropriété). Si aucune quotité n'est prévue, la taxe sera répartie proportionnellement au revenu cadastral de chaque partie d'immeuble. Le superficiaire, le possesseur, l'usufruitier, l'emphytéote et/ou le propriétaire sont solidairement responsables du paiement de la taxe, à l’exclusion toutefois de la taxe visée à l’article 6. L'aliénation de l'immeuble ne décharge pas les bénéficiaires précédents du paiement de la taxe. Article 8 Par. 1 : Le montant présumé de la taxe établi aux termes des articles 2 et 3 du présent règlement est à consigner entre les mains du Receveur Communal avant le commencement des travaux. Les plans annexés au permis d'urbanisme ne seront délivrés qu'après perception de ce montant. Faute de consigner ainsi les droits, le redevable sera repris dans un rôle conformément aux dispositions de la loi du 24 décembre 1996. Les différences de cotisation constatées après l'achèvement des travaux ainsi qu'il est prévu à l'article 4 du présent règlement donnent lieu à l'établissement d'un décompte définitif. Tout volume non réalisé, inférieur à 50 m3, ne sera pas porté en décompte. Par rapport aux sommes consignées, le trop perçu éventuel est remboursé aux ayants droit dans les deux mois de l'envoi du décompte définitif. Par. 2 : Le montant de la taxe pour le changement d’affectation ou d’utilisation d’un immeuble en général ou d’une partie d’immeuble en vue d’y établir un magasin de nuit ou un commerce mettant principalement à disposition des appareils de télécommunication contre rétribution sera versé obligatoirement au moment de la délivrance du permis d’urbanisme. Article 9 Les constructions provisoires de quelque nature qu'elles soient, sont exemptes de la taxe.
Sont considérées comme constructions provisoires, celles qui sont démolies dans un délai maximum d'un an, prenant cours à la date de la mise sous toit. Passé ce délai, elles sont soumises immédiatement à la taxe. Article 10 Les bâtiments élevés, reconstruits, transformés ou agrandis sur un terrain appartenant partiellement aux territoires de la commune d'Etterbeek et d'une autre commune, ne sont imposés que pour la partie située sur le territoire d'Etterbeek. Article 11 A)
Sont exonérés de la taxe sur les constructions, reconstructions, transformations et agrandissements :
les constructions, reconstructions, transformations et agrandissements d'immeubles ou parties d'immeubles faisant partie du domaine public de l'Etat, des régions, des Communautés, des Provinces, des Communes, des Centres Publics d'Aide Sociale et des Administrations subordonnées ; les constructions d'immeubles sous le patronage de la "Société du logement de la Région Bruxelloise" pour autant que celles-ci restent dans les limites de l'objet statutaire de la dite Société ; Sont exonérés de la taxe sur le changement d’affectation ou d’utilisation d’un immeuble en général ou d’une partie d’immeuble en vue d’y établir un magasin de nuit ou un commerce mettant principalement à disposition des appareils de télécommunication contre rétribution : les entreprises qui assurent le service universel tel que défini dans l’article 68 de la loi du 13 juin 2005 relative aux communications électroniques et qui peuvent justifier de la qualité d’opérateurs tenus ou autorisés au sens de l’article 75 de la même loi. Article 12 Tout redevable est tenu, à la demande de l'administration et sans déplacement, de produire tous les livres et documents nécessaires à l'établissement de la taxe. Les redevables sont également tenus d'accorder le libre accès aux immeubles, bâtis ou non, susceptibles de constituer ou de contenir un élément imposable ou dans lesquels s'exerce une activité imposable, aux fonctionnaires désignés conformément à l'article 7 de la loi du 24 décembre 1996 et munis de leur lettre de désignation, et ce, en vue d'établir ou de contrôler l'assiette de la taxe. Ces fonctionnaires ne peuvent toutefois pénétrer dans les bâtiments ou les locaux habités que de cinq heures du matin à neuf heures du soir et uniquement avec l'autorisation du juge du tribunal de police. Article 13 Le rôle de la taxe est arrêté et rendu exécutoire, au plus tard le 30 juin de l'année qui suit l'exercice, par le Collège des Bourgmestre et Echevins lorsque la taxe n'a pas été consignée conformément à l'article 8 par. 1 du présent règlement. Les taxes consignées seront considérées comme des perceptions au comptant. La taxe est recouvrée par le Receveur communal conformément aux dispositions des articles 3 et 12 de la loi du 24 décembre 1996. La taxe est payable dans les deux mois de l'envoi de l'avertissement-extrait de rôle. Cet envoi s'opère sans frais pour le redevable. Article 14 Le redevable peut introduire une réclamation auprès du Collège des Bourgmestre et Echevins. La réclamation doit, à peine de nullité, être introduite par écrit et doit, sous peine de déchéance, être introduite dans les six mois, soit de la date de l'envoi de l'avertissement - extrait de rôle, soit de la date du paiement au comptant. Elle est datée et signée par le réclamant ou son représentant et mentionne : les noms, qualité, adresse ou siège du redevable à charge duquel l'imposition est établie ; l'objet de la réclamation et un exposé des faits et moyens.
Quant aux erreurs matérielles provenant de double emploi, erreurs de chiffres, etc.…, étant le fait des agents de l'administration communale, le contribuable peut en demander le redressement aussi longtemps que le compte communal auquel la taxe se rapporte n'aura pas été approuvé par l'autorité supérieure. *** De Gemeenteraad, Herzien zijn beraadslaging van 20 november 2006 over hetzelfde onderwerp, uitvoerbaar geworden op 22 januari 2007 krachtens de brief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie - en de gemeentebelastingen; Gelet op de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen; Gelet op het koninklijk besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de Gouverneur of voor het College van Burgemeester en Schepenen inzake bezwaarschrift tegen een provincie - of gemeentebelasting; Gelet op het arrest van het Arbitragehof nr. 30/98 van 18 maart 1998; Gelet op artikel 170 § 4 van de Grondwet; Gelet op het artikel 117 van de nieuwe gemeentewet; Gelet op het artikel 252 van de nieuwe gemeentewet waarbij het begrotingsevenwicht wordt opgelegd aan de gemeenten; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; BESLUIT Artikel 1 Er wordt vanaf 1 januari 2008 en voor een termijn vervallend op 31 december 2013 een belasting ingevoerd op het bouwen, het heropbouwen, het verbouwen en het vergroten van gebouwen, afsluitingsmuren van enigerlei aard, de wijziging van de bestemming of het gebruik, van een gebouw in het algemeen of van een deel van een gebouw, om er een nachtwinkel of een handelszaak wier hoofdactiviteit erin bestaat communicatieapparatuur tegen vergoeding ter beschikking te stellen, in onder te brengen. Behoudens in de gevallen voorzien bij artikelen 3 en 6, heeft deze belasting als basis, het gebouwde, het heropgebouwde of vergrote volume. Dit volume wordt berekend volgens de hoogte en van as tot as met de gemeenschappelijke muren en de buitenzijde van de andere muren zonder onderscheid te maken tussen de gedeelten van de constructie die onder het wegniveau gelegen zijn en de gedeelten die boven dit niveau uitsteken. De gedeeltelijke heropbouw geeft aanleiding tot de betaling van een belasting die het verschil als basis heeft tussen het nieuwe volume en het oude niet afgebroken volume. De belasting is eveneens toepasselijk op de overdekte gedeelten van de gebouwen zelfs wanneer deze zijdelings open zijn, zoals loodsen, afdaken, terrassen, enz… Zijn eveneens aan de belasting onderworpen, de bijgebouwen en aangelanden van het hoofdgebouw zoals pakhuizen, werkhuizen, zelfs deze die bestemd zijn om te dienen als bergplaatsen, toiletten, enz… en zelfs wanneer zij niet aan het hoofdgebouw vastzitten en afzonderlijk werden opgericht. Bij verhoging van een bestaand gebouw, wordt de belasting berekend volgens de inhoud in kubieke meter van het bijgevoegde gedeelte.
Artikel 2 Par. 1: Het bedrag van de belasting op het bouwen, het heropbouwen, het verbouwen en het vergroten van gebouwen, is vastgesteld op € 1,15 per m³. Voor de berekening van het belastbare volume, worden de breuken van m3 gerekend voor één eenheid. Par. 2: Het bedrag voorzien in paragraaf 1 wordt verdubbeld: Wanneer het gebouw meer dan 4 niveaus telt, de benedenverdieping (gelijkvloers) beschouwd zijnde als 1ste niveau. In het geval van een verhoging van een bestaand bijgebouw, wordt enkel rekening gehouden met het aantal niveaus van het betreffende bijgebouw Wanneer het gebouw of het gedeelte van het gebouw niet bestemd is voor woning Onder woning wordt verstaan het geheel van de lokalen dat bestemd is voor de behuizing van een gezin (kelders, zolders, autobergplaatsen, en lokalen die niet voor bedrijf- of handelsdoeleinden bestemd zijn, inbegrepen). In het geval van een gebouw opgetrokken langs een hellende straat of op een terrein dat uitgang geeft op meerdere openbare wegen gelegen op verschillende niveaus, is het als eerste niveau in aanmerking te nemen gelijkvloers datgene dat een directe uitgang heeft op de openbare weg gelegen op het laagste punt. Par. 3: Het minimum van de belasting berekend volgens de paragrafen 1 en 2 van dit artikel, mag niet lager zijn dan € 45,00. Par. 4: Bij overgangsmaatregel zal de berekening van de aanslag die moet toegepast worden voor het bouwen, het heropbouwen, het verbouwen en vergroten van gebouwen, waarvoor de vermoedelijke belasting in bewaring werd gegeven voor het in voege treden van dit reglement berekend worden volgens de bepalingen die van toepassing waren op de datum waarop de belasting werd in bewaring gegeven. Artikel 3 Par. 1: Elke verandering aan de gevel van enigerlei gebouw geeft aanleiding tot de betaling van een belasting vastgesteld op € 23,00 per lopende meter. Wordt voor de berekening van de belasting in aanmerking genomen, de gevel van het gedeelte van het gebouw waaraan een verandering werd aangebracht. Nochtans, de gevelveranderingen aan de gedeelten van de gebouwen die uitsluitend bestemd zijn als woonst zijn van de belasting vrijgesteld. Par. 2: Voor elke oprichting van afsluitingsmuren of -hekken langsheen de openbare weg of voor elke wijziging aan de afsluitingsmuren of -hekken, wordt een belasting geheven van € 23,00 per lopende meter. Wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de belasting het gewijzigde gedeelte van de afsluitingsmuren of -hekken langsheen de openbare weg. De belasting wordt eveneens toegepast op de afsluitingsmuren of -hekken van tuintjes die deel uitmaken van een zone "non aedificandi". De belasting voorzien in de paragrafen 1 en 2 van dit artikel mag niet lager zijn dan € 31,00. Artikel 4 Voor het bepalen van de aan de gemeente verschuldigde belasting volgens de bepalingen van artikelen 2 en 3, zal de opmeting gebeuren door een bediende van de gemeente op basis van de plannen die door de belanghebbenden zijn ingediend. Deze opmeting die als voorlopig dient te worden beschouwd zal, indien daartoe aanleiding bestaat, geschieden op definitieve wijze na het beëindigen van voornoemde werken, wanneer de eigenaar dat verlangt of wanneer de gemeente dit nodig zou achten. Artikel 5
Wanneer verschillende gedeelten van een gebouw niet dezelfde bestemming hebben, wordt de belasting als volgt vastgesteld: bepaling van het totale volume van het gebouw; bepaling van het volume van de gedeelten van het gebouw die bestemd zijn voor een woning; bepaling van het volume van de gedeelten van het gebouw die een andere bestemming hebben; vaststelling van de belastingbedragen voor de volumes verkregen onder de hierboven aangehaalde gevallen onder letters b) en c) met toepassing van de bedragen voorzien bij artikel 2. Artikel 6 Voor de wijziging van de bestemming of het gebruik, van een gebouw in het algemeen of van een deel van een gebouw, om er een nachtwinkel of een handelszaak wier hoofdactiviteit erin bestaat communicatieapparatuur tegen vergoeding ter beschikking te stellen, in onder te brengen, wordt een belasting van € 12.500,00 geïnd. Artikel 7 De belasting is verschuldigd door de begunstigde van de stedenbouwkundige vergunning. Indien de stedenbouwkundige vergunning op naam van een onverdeeldheid vastgesteld is, wordt de belasting op naam van de onverdeeldheid vastgesteld, de eigenaars van de onverdeelde eigendom zijn solidair verantwoordelijk voor de betaling van de belasting. Wanneer de begunstigde van de stedenbouwkundige vergunning een mede-eigendom is, is elke mede-eigenaar belastingplichtig volgens de aandelen die in de basisakte van het gebouw voorzien zijn (algemene reglement betreffende de mede-eigendom). Wanner geen aandeel is voorzien, zal de belasting verdeeld worden in verhouding met het kadastraal inkomen van elk gedeelte van het gebouw. De opstalhouder, de bezitter, de vruchtgebruiker, de erfpachter en/of de eigenaar zijn solidair verantwoordelijk voor de betaling van de belasting evenwel met uitsluiting van de belasting voorzien in artikel 6. De verkoop van het gebouw ontlast de vorige rechthebbenden niet van de betaling van de belasting. Artikel 8 Par. 1: De vermoedelijke belasting die volgens artikelen 2 en 3 van onderhavig reglement wordt berekend moet in bewaring worden gegeven in handen van de Gemeenteontvanger voor het begin van de werken. De plannen bij de stedenbouwkundige vergunning bijgevoegd zullen slechts afgeleverd worden na ontvangst van dit bedrag. Wanneer de rechten niet in bewaring gegeven worden, zal de belastingplichtige opgenomen worden in een kohier opgesteld overeenkomstig de beschikkingen van de wet van 24 december 1996. De verschillen die in de bedragen worden vastgesteld na het beëindigen van de werken zoals is voorzien bij artikel 4 van dit reglement geven aanleiding tot het opstellen van een definitieve afrekening. Ieder niet verwezenlijkt volume, lager dan 50 m3, zal niet afgerekend worden. Ten aanzien van de in bewaring gegeven bedragen, zal het eventueel teveel geïnde terugbetaald worden aan de rechthebbende binnen de twee maanden na de verzending van de definitieve afrekening. Par. 2: Het bedrag van de belasting voor de wijziging van de bestemming of het gebruik, van een gebouw in het algemeen of van een deel van een gebouw, om er een nachtwinkel of een handelszaak wier hoofdactiviteit erin bestaat communicatieapparatuur tegen vergoeding ter beschikking te stellen, in onder te brengen, moet gestort worden op het ogenblik van de aflevering van de stedenbouwkundige vergunning. Artikel 9 De voorlopige gebouwen van enigerlei aard, zijn vrijgesteld van de belasting.
Worden als voorlopige gebouwen beschouwd, deze die afgebroken worden binnen een maximum termijn van 1 jaar, te tellen vanaf het onderdak brengen. Eens deze termijn verstreken, worden zij aan de belasting onderworpen. Artikel 10 Wanneer het om gebouwen gaat die gebouwd, heropgebouwd, verbouwd of vergroot worden op een stuk grond dat gedeeltelijk op het grondgebied van Etterbeek en van een andere gemeente gelegen is, worden slechts belast voor het gedeelte dat op het grondgebied van Etterbeek gelegen is. Artikel 11 A)
Zijn van de belasting op het bouwen, het heropbouwen, het verbouwen en het vergroten vrijgesteld:
1) het bouwen, het heropbouwen, het verbouwen en de vergrotingen van gebouwen of gedeelten van gebouwen die deel uitmaken van het openbaar domein van de Staat, de Gewesten, de Gemeenschappen, de Provincies, de Gemeenten, de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn en de ondergeschikte besturen; 2) het oprichten van gebouwen onder bescherming van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij voorzover deze binnen de perken blijven van het statutaire doel van bedoelde Maatschappij; B) Zijn vrijgesteld van de belasting op de wijziging van de bestemming of van het gebruik van een gebouw in het algemeen, of van een deel van een gebouw om er een nachtwinkel of een handelszaak wier hoofdactiviteit erin bestaat communicatieapparatuur tegen vergoeding ter beschikking te stellen, in onder te brengen: De instellingen die universele diensten verstrekken krachtens artikel 68 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en die hun hoedanigheid van operator kunnen bevestigen in de zin van artikel 75 van dezelfde wet. Artikel 12 Ieder belastingplichtige moet, op verzoek van het bestuur en zonder verplaatsing, alle boeken en bescheiden voorleggen die noodzakelijk zijn voor de vestiging van de belasting. De belastingplichtigen moeten eveneens de vrije toegang verlenen tot de al dan niet bebouwde onroerende goederen, die een belastbaar element kunnen vormen of bevatten of waar een belastbare activiteit wordt uitgeoefend, aan ambtenaren die overeenkomstig artikel 7 van de wet van 24 december 1996 worden aangesteld en voorzien zijn van hun aanstellingsbrief, en dit om de grondslag van de belasting vast te stellen en te controleren. Tot particuliere woningen of bewoonde lokalen hebben deze ambtenaren maar alleen toegang tussen vijf uur 's morgens en negen uur 's avonds, en mits machtiging van de politierechter. Artikel 13 Het kohier van de belasting wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard, ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het dienstjaar, door het College van Burgemeester en Schepenen wanneer de belasting niet in bewaring werd gegeven overeenkomstig artikel 8 par.1 van onderhavig reglement. De belastingen die in bewaring werden gegeven zullen als contante betalingen worden beschouwd. De belasting wordt ingevorderd door de Gemeenteontvanger overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 3 en 12 van de wet van 24 december 1996. De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingplichtige. Artikel 14 De belastingplichtige kan een bezwaar indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk ingediend worden en moet, op straffe van verval, ingediend worden binnen zes maanden hetzij vanaf de datum van de verzending van het aanslagbiljet, hetzij
vanaf de datum van de contante betaling. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger en vermeldt: de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten laste van wie de belasting gevestigd wordt; het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen. De bezwaren die betrekking hebben op de rechtzetting van dubbel geboekte posten, rekenfouten of cijferfouten, enz… die te wijten zijn aan de bedienden van het Gemeentebestuur, kunnen nochtans worden ingediend zolang de gemeenterekening waarop de belasting betrekking heeft niet is goedgekeurd door de hogere Overheid.
(27)
Taxe sur l'occupation temporaire de la voie publique - Renouvellement Belasting op de tijdelijke bezetting van de openbare weg - Hernieuwing
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/Hebben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH. Le Conseil communal, Revu sa délibération du 20 novembre 2006 relative au même objet, devenue exécutoire par lettre du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 janvier 2007 ; Vu la loi du 24 décembre 1996 relative à l’établissement et au recouvrement des taxes provinciales et communales ; Vu la loi du 15 mars 1999 relative au contentieux en matière fiscale ; Vu l'arrêté royal du 12 avril 1999 déterminant la procédure devant le Gouverneur ou devant le Collège des Bourgmestre et Echevins en matière de réclamation contre une imposition provinciale ou communale ; Vu l’arrêt de la Cour d’arbitrage n° 30/98 du 18 mars 1998 ; Vu l’article 170 § 4 de la Constitution ; Vu l’article 117 de la nouvelle loi communale ; Vu l’article 252 de la nouvelle loi communale imposant l’équilibre budgétaire aux communes ; Vu la situation financière de la commune ; ARRETE Article 1
Il est établi à partir du 1er janvier 2008 au profit de la Commune d'Etterbeek pour un terme expirant le 31 décembre 2013, une taxe sur l'occupation temporaire de la voie publique à l'occasion: de travaux de construction, de démolition, de reconstruction, ou de transformation d'immeubles. du placement de palissades ou de cloisons. Le présent règlement n'est pas applicable au placement de conteneurs et les appareils élévateurs sur la voie publique, cette matière faisant l'objet d'un règlement fiscal distinct. Article 2 La taxe relative à l'occupation temporaire de la voie publique est due par l'entrepreneur des travaux ou par toute personne ayant obtenu l'autorisation d'occuper la voie publique. Le propriétaire de l'immeuble est solidairement responsable du paiement de ladite taxe. Article 3 L'autorisation d'occuper la voie publique doit être sollicitée auprès de l'administration communale. La taxe est due à partir de la date d'utilisation de la voie publique jusqu'à celle de la renonciation écrite à l'utilisation de la dite voie. Article 4 La taxe est établie proportionnellement à la superficie occupée de la voie publique. Pour le calcul de la superficie toute fraction de mètre carré est comptée pour une unité. La superficie servant de base au calcul de la taxe est celle du quadrilatère fictivement inscriptible autour de l'objet ou des matériaux, ou autour du groupe d'objets ou des matériaux qui occupent la voie publique. Article 5 Le taux de la taxe est fixé à € 1,00 le mètre carré et par jour calendrier. Aucune distinction n'est faite entre l'occupation du trottoir ou de la voie carrossable. Par mesure transitoire, les occupations temporaires de la voie publique commencées avant l'application du présent règlement suite au début des travaux de construction, de démolition ou de transformation seront imposées au taux en vigueur au moment du début de l'occupation et ce jusqu'à la fin des travaux à la condition que l'activité normale du chantier se poursuive régulièrement. Cette mesure transitoire ne peut, toutefois, pas être appliquée aux occupations de la voie publique pour des chantiers arrêtés pour quelle cause que ce soit depuis 6 mois au moins. Le taux de la taxe sera doublé s'il est établi des cloisons ou des palissades servant à des fins publicitaires quelles qu'en soient la nature, la forme et les dimensions. L'enlèvement de la cloison ou de la palissade met fin à l'application de la taxe pour autant que le trottoir et la voie carrossable, débarrassés de tous matériaux ou objets, soient rendus entièrement à la circulation. Article 6 La taxe ainsi fixée est indépendante de l'indemnité prévue par le règlement sur les bâtisses pour la réparation éventuelle du revêtement de rue en suite de l'occupation de l'emprise. Article 7 Sont exonérées de la taxe, les occupations temporaires de la voie publique à l'occasion de : constructions, reconstructions, transformations et agrandissements d'immeubles ou parties d'immeubles faisant partie du domaine public de l'Etat, des Régions, des Communautés, des Provinces, des Communes, des Centres Publics d'Aide Sociale et des Administrations subordonnées. constructions d'immeubles sous le patronage de la "Société du Logement de la Région Bruxelloise" pour autant que ceux-ci restent dans les limites de l'objet statutaire de ladite société.
Toutefois, lorsque les cloisons ou palissades, qui y sont établies ou placées, servent à des fins publicitaires, la taxe est cependant due sans qu'il soit fait application du doublement prévu à l'article 5. Article 8 Le permis d'occupation temporaire de la voie publique est accordé sans que les impétrants puissent en induire aucun droit de concession irrévocable, ni de servitude sur la voie publique mais à charge au contraire, de supprimer ou de réduire l'usage autorisé à la première injonction de l'autorité et sans pouvoir, de ce chef, prétendre à aucune indemnité. A défaut de donner suite dans la huitaine à la susdite invitation, il sera procédé, sans nouvel avis, à l'enlèvement d'office de la palissade ou cloison, aux frais de l'entrepreneur ou de toute personne ayant obtenu l'autorisation d'occuper la voie publique, le propriétaire de l'immeuble étant solidairement responsable du paiement de ces frais. Cette disposition ne préjudicie pas aux pénalités prévues par le règlement sur les bâtisses. En outre, les permis sont octroyés sous réserve des droits de tiers et aux risques et périls des intéressés. Article 9 Le rôle de la taxe est arrêté et rendu exécutoire, au plus tard le 30 juin de l'année qui suit l'exercice, par le Collège des Bourgmestre et Echevins. Article 10 La taxe est recouvrée par le Receveur communal conformément aux dispositions des articles 3 et 12 de la loi du 24 décembre 1996. La taxe est payable dans les deux mois de l'envoi de l'avertissement-extrait de rôle. Cet envoi s'opère sans frais pour le redevable. Article 11 Le redevable peut introduire une réclamation auprès du Collège des Bourgmestre et Echevins. La réclamation doit, à peine de nullité, être introduite par écrit et doit, sous peine de déchéance, être introduite dans les six mois de la date de l'envoi de l'avertissement-extrait de rôle. Elle est datée et signée par le réclamant ou son représentant et mentionne : les noms, qualité, adresse ou siège du redevable à charge duquel l'imposition est établie ; l'objet de la réclamation et un exposé des faits et moyens. L'introduction d'une réclamation ne dispense pas le redevable de payer la taxe. Quant aux erreurs matérielles provenant de double emploi, erreurs de chiffres, etc…, étant le fait des agents de l'administration communale, le contribuable peut en demander le redressement auprès de l'administration communale aussi longtemps que le compte communal auquel la taxe se rapporte n'aura pas été approuvé par l'autorité supérieure. *** De Gemeenteraad, Herzien zijn beraadslaging van 20 november 2006 over hetzelfde onderwerp, uitvoerbaar geworden op 22 januari 2007 krachtens de brief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en de gemeentebelastingen; Gelet op de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen; Gelet op het koninklijk besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de Gouverneur of voor het College van Burgemeester en Schepenen inzake bezwaarschrift tegen een provincie- of gemeentebelasting;
Gelet op het arrest van het Arbitragehof nr. 30/98 van 18 maart 1998; Gelet op artikel 170 § 4 van de Grondwet; Gelet op het artikel 117 van de nieuwe gemeentewet; Gelet op het artikel 252 van de nieuwe gemeentewet waarbij het begrotingsevenwicht aan de gemeenten wordt opgelegd; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; BESLUIT Artikel 1 Er wordt vanaf 1 januari 2008 ten bate van de Gemeente Etterbeek voor een termijn vervallend op 31 december 2013, een belasting geheven op het tijdelijke gebruik van de openbare weg voor: 1)
bouw-, afbraak-, herbouwings- of verbouwingswerken van gebouwen.
2)
Het plaatsen van omheiningen en schuttingen.
Dit reglement is niet van toepassing op de containers en liften die op de openbare weg worden geplaatst, deze materie maakt het onderwerp uit van een afzonderlijk fiscaal reglement. Artikel 2 De belasting betreffende het tijdelijk gebruik van de openbare weg is verschuldigd door de aannemer van de werken of door elk andere persoon die de toelating heeft verkregen tot het gebruiken van de openbare weg. De eigenaar van het gebouw is hoofdelijk verantwoordelijk voor de betaling van de genoemde belasting. Artikel 3 De toelating tot het gebruik van de openbare weg moet aangevraagd worden bij het gemeentebestuur. De belasting is verschuldigd vanaf de datum van ingebruikname van de openbare weg tot op het schriftelijk meegedeeld einde van het gebruik van de weg. Artikel 4 De belasting wordt berekend in evenredigheid met de oppervlakte van de gebruikte openbare weg. Voor de berekening van de oppervlakte zal elk gedeelte van een vierkante meter als een geheel genomen worden. De oppervlakte die als basis dient voor de berekening van de belasting is de vierhoek die rond het object of de materialen, of de groep ban objecten of materialen die de openbare weg bezetten kan beschreven worden. Artikel 5 De belasting is vastgesteld op € 1,00 per vierkante meter per kalenderdag. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de bezetting van het voetpad of de berijdbare weg. Bij overgangsmaatregel zullen de tijdelijke bezettingen van de openbare weg die aanvingen voor de toepassing van onderhavig reglement wegens het begin van de bouw-, afbraak- of vernieuwingswerken belast worden aan het tarief in voege bij de aanvang van de bezetting en dit tot aan het einde van de werken, op voorwaarde dat de activiteit van de werf op regelmatige wijze verdergaat. Deze overgangsmaatregel kan echter niet toegepast worden voor de bezettingen van de openbare weg voor werven die voor om het even welke reden ook, sinds ten minste zes maanden stilliggen. De belasting zal verdubbeld worden indien de schutting of omheiningen opgericht werden met publicitaire doeleinden, wat ook hun aard, vorm of afmetingen zijn. Het weghalen van de schutting of omheining maakt een einde aan de toepassing van de belasting voor zover het voetpad en de berijdbare weg, volledig vrijgemaakt van de objecten of materialen, weer vrij zijn voor alle verkeer.
Artikel 6 De vergoeding voorzien bij het reglement op de herstellingswerken aan het wegdek ten gevolge van het gebruik ervan staat onafhankelijk van de vastgestelde belasting. Artikel 7 Zijn vrijgesteld van de belasting op de tijdelijke bezettingen van openbare weg ten gevolge van : 1)
het bouwen, heropbouwen, verbouwen en vergroten van gebouwen of gedeelten van gebouwen die deel uitmaken van het openbaar domein van de Staat, de Gewesten, de Gemeenschappen, de Provincies, de Gemeenten, de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn en de ondergeschikte besturen.
2)
het bouwen van gebouwen onder het patronaat van de "Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij" voor zover deze binnen de perken van het statutaire doel van bedoelde maatschappij blijven.
Nochtans, wat de schuttingen en omheiningen betreft die opgericht of geplaatst worden met publicitaire doeleinde, zal de belasting toch verschuldigd zijn zonder echter onder de toepassing van de verdubbeling voorzien bij artikel 5 te vallen.. Artikel 8 De toelating tot het tijdelijk gebruik van de openbare weg wordt toegestaan zonder dat de verkrijgers ervan een onherroepelijk concessierecht of erfdienstbaarheid op de openbare weg kunnen inroepen, maar integendeel echter kunnen verplicht worden de toelating tot het gebruik bij het eerste bevel van de overheid te verminderen of op te heffen en dit zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding. Wanneer binnen de acht dagen geen gevolg wordt gegeven aan het bevel zal de omheining of de schutting van ambtswege verwijderd worden, de kosten voor het verwijderen zullen gedragen worden door de aannemer of gelijk welke andere persoon die de toelating tot het gebruik van de openbare weg verkregen heeft. De eigenaar van het gebouw is verantwoordelijk voor de betaling van deze kosten. Deze maatregel doet geen afbreuk aan de straffen die voorzien zijn door het reglement op de bouwwerken. Bovendien wordt de toelating gegeven onder voorbehoud van de rechten van derden en van de risico’s en gevaren voor de geïnteresseerden. Artikel 9 Het kohier van de belasting wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard, ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het dienstjaar, door het College van Burgemeester en Schepenen. Artikel 10 De belasting wordt ingevorderd door de Gemeenteontvanger in overeenstemming met de bepalingen vervat in artikelen 3 een 12 van de wet van 24 december 1996. De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingplichtige. Artikel 11 De belastingplichtige kan een bezwaar indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk ingediend worden en moet, op straffe van verval, ingediend worden binnen zes maanden vanaf de datum van de verzending van het aanslagbiljet. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger en vermeldt: 1) de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten laste van wie de belasting gevestigd wordt: 2) het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen. Het indienen van een bezwaar ontslaat de belastingplichtige niet van de betaling van de belasting.
Wat betreft de materiële fouten die het gevolg zijn van dubbel geboekte posten, rekenfouten of cijferfouten, enz…die te wijten zijn aan de bedienden van het Gemeentebestuur, kan de belastingplichtige daarvan de rechtzetting vragen bij het gemeentebestuur, zolang de gemeenterekening waarop de belasting betrekking heeft niet is goedgekeurd door de hogere Overheid.
(28)
Taxe sur les prestations du personnel ouvrier effectuées sur requisition des services de police Renouvellement Belasting op de prestaties van de arbeiders bij opvordering door de politiediensten - Hernieuwing
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/Hebben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH. Le Conseil communal, Revu sa délibération du 20 novembre 2006, relative au même objet, devenue exécutoire par lettre du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 janvier 2007 ; Vu la loi du 24 décembre 1996 relative à l’établissement et au recouvrement des taxes provinciales et communales ; Vu la loi du 15 mars 1999 relative au contentieux en matière fiscale ; Vu l'arrêté royal du 12 avril 1999 déterminant la procédure devant le Gouverneur ou devant le Collège des Bourgmestre et Echevins en matière de réclamation contre une imposition provinciale ou communale ; Vu l’arrêt de la Cour d’arbitrage n° 30/98 du 18 mars 1998 ; Vu l’article 170 § 4 de la Constitution ; Vu l’article 117 de la nouvelle loi communale ; Vu l’article 252 de la nouvelle loi communale imposant l’équilibre budgétaire aux communes ; Vu le règlement général de police communale ; Vu la situation financière de la commune ; ARRETE Article 1 l est établi à partir de l'exercice 2008 et pour une période expirant le 31 décembre 2013, une taxe à charge des personnes physiques ou morales, pour les prestations du personnel ouvrier effectuées sur réquisition des services
de police, en matière de santé publique ou en vue du maintien ou du rétablissement de l'ordre public et de la sécurité. Article 2 La taxe est due par la personne physique ou morale pour le compte de laquelle les prestations ont été effectuées. Article 3 La taxe est fixée comme suit : Par ouvrier
€ 30,00 l'heure
Pour l'utilisation d'un véhicule avec chauffeur
€ 42,00 l'heure
Article 4 Le montant de la taxe sera porté à la connaissance du débiteur par un document l'invitant à s'en acquitter dans un délai de 10 jours, soit par un versement à la caisse communale, soit par un virement à un compte bancaire communal. En cas de non paiement dans le délai indiqué, le redevable sera enrôlé conformément aux dispositions de la loi du 24 décembre 1996. Les paiements dans le délai indiqué à l'alinéa 1 seront considérés comme des perceptions au comptant. Article 5 Le rôle de la taxe est arrêté et rendu exécutoire, au plus tard le 30 juin de l'année qui suit l'exercice, par le Collège des Bourgmestre et Echevins, lorsque le paiement de la taxe n'est pas effectué dans le délai prévu à l'article 4. Article 6 La taxe est recouvrée par le Receveur communal conformément aux dispositions des articles 3 et 12 de la loi du 24 décembre 1996. La taxe est payable dans les deux mois de l'envoi de l'avertissement-extrait de rôle. Cet envoi s'opère sans frais pour le redevable. Article 7 Le redevable peut introduire une réclamation auprès du Collège des Bourgmestre et Echevins. La réclamation doit, à peine de nullité, être introduite par écrit et doit, sous peine de déchéance, être introduite dans les six mois, soit de la date de l'envoi de l'avertissement-extrait de rôle, soit de la date du paiement au comptant. Elle est datée et signée par le réclamant ou son représentant et mentionne : les noms, qualité, adresse ou siège du redevable à charge duquel l'imposition est établie ; l'objet de la réclamation et un exposé des faits et moyens. *** De Gemeenteraad, Herzien zijn beraadslaging van 20 november 2006 over hetzelfde onderwerp, uitvoerbaar geworden bij brief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 22 januari 2007; Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en de gemeentebelastingen; Gelet op de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de Gouverneur of voor het College van Burgemeester en Schepenen inzake bezwaarschrift tegen een provincie- of gemeentebelasting; Gelet op het arrest van het Arbitragehof nr. 30/98 van 18 maart 1998; Gelet op artikel 170 § 4 van de Grondwet; Gelet op het artikel 117 van de nieuwe gemeentewet; Gelet op het artikel 252 van de nieuwe gemeentewet waarbij het begrotingsevenwicht wordt opgelegd aan de gemeenten; Gelet op het algemeen gemeentelijk politiereglement; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; BESLUIT Artikel 1 Er wordt vanaf het dienstjaar 2008 en voor een termijn vervallend op 31 december 2013 een belasting ingevoerd, ten laste van de natuurlijke - of rechtspersonen, voor de prestaties van de arbeiders uitgevoerd bij opvordering door de politiediensten, betreffende openbare gezondheid of met het oog tot de handhaving of de herstelling van de openbare orde en de veiligheid. Artikel 2 De belasting is verschuldigd door de natuurlijk - of rechtpersoon voor wie de prestaties uitgevoerd worden. Artikel 3 De belasting is als volgt vastgesteld: Per arbeider
€ 30,00 per uur.
Voor het gebruik van een voertuig met bestuurder
€ 42,00 per uur.
Artikel 4 Het bedrag van de belasting wordt ter kennis van de belastingplichtige gebracht door een document waarbij hij uitgenodigd wordt de belasting te betalen binnen een termijn van 10 dagen, hetzij aan de gemeentekas, hetzij op een gemeentelijke bankrekening. In geval van niet betaling binnen vastgestelde termijn wordt de belasting ingekohierd volgens bepalingen van de wet van 24 december 1996. De betalingen verricht binnen de termijn waarvan sprake in al. 1 worden als contant betaalde belastingen beschouwd. Artikel 5 Het kohier van de belasting wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard, ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het dienstjaar, door het College van Burgemeester en Schepenen wanneer de belasting niet betaald is binnen de termijn voorzien artikel 4. Artikel 6 De belasting wordt ingevorderd door de Gemeenteontvanger overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 3 en 12 van de wet van 24 december 1996. De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingplichtige.
Artikel 7 De belastingplichtige kan een bezwaar indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk ingediend worden en moet, op straffe van verval, ingediend worden binnen zes maanden, hetzij vanaf de datum van de verzending van het aanslagbiljet, hetzij vanaf de datum van de contante betaling. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger en vermeldt: de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten laste van wie de belasting gevestigd wordt; het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen.
(29)
Règlement général relatif à l'établissement, au recouvrement et au contentieux en matière des taxes communales - Renouvellement - Modification Algemeen reglement betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen ter zake van de gemeentebelastingen - Hernieuwing - Aanpassing
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/Hebben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH. Le Conseil communal, Revu sa délibération du 21 juin 1999 relative au même objet devenue exécutoire par lettre du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale; Vu la loi du 23 décembre 1986 relative au recouvrement et au contentieux en matière de taxes provinciales et locales; Vu la loi spéciale du 12 janvier 1989 relative aux Institutions bruxelloises; Vu la loi du 24 décembre 1996 relative à l’établissement et au recouvrement des taxes provinciales et communales; Vu la loi du 15 mars 1999 relative au contentieux en matière fiscale ; Vu l’arrêté royal du 12 avril 1999 déterminant la procédure devant le Gouverneur ou devant le Collège des Bourgmestre et Echevins en matière de réclamation contre une imposition provinciale ou communale ; Vu la Loi Programme du 20 juillet 2006 ; Vu l’article 117 de la nouvelle loi communale; ARRETE
Article 1 Le présent règlement s’applique aux diverses taxes établies par la commune. I. ETABLISSEMENT DES ROLES DE TAXES Article 2 Les rôles sont arrêtés et rendus exécutoires par le Collège des Bourgmestre et Echevins, au plus tard le 30 juin de l’année qui suit l’exercice fiscal. Ils sont transmis contre accusé de réception au Receveur communal. II. MESURES DE CONTROLE DE L’ASSIETTE FISCALE Article 3 Lorsque le règlement de taxation prévoit une obligation de déclaration, la non-déclaration dans les délais prévus par ce même règlement ou la déclaration incorrecte, incomplète ou imprécise de la part du redevable entraîne l’enrôlement d’office de la taxe. Le redevable qui n’a pas reçu de déclaration est tenu d’en réclamer une au plus tard le 15 janvier de l’année suivant celle de l’exercice d’imposition, à moins que le règlement taxe concerné ne renseigne une autre date. Article 4 Avant de procéder à la taxation d’office, le Collège des Bourgmestre et Echevins notifie au redevable, par lettre recommandée à la poste, les motifs du recours à cette procédure, les éléments sur lesquels la taxation est basée, ainsi que le mode de détermination de ces éléments et le montant de la taxe. Le redevable dispose d’un délai de trente jours à compter de la date d’envoi de la notification pour faire valoir ses observations par écrit. Article 5 Tout redevable est tenu, à la demande de l’administration et sans déplacement, de produire tous les livres et documents nécessaires à l’établissement de la taxe. Les redevables sont également tenus d’accorder le libre accès aux immeubles, bâtis ou non, susceptibles de constituer ou de contenir un élément imposable ou dans lesquels s’exerce une activité imposable, aux fonctionnaires assermentés désignés conformément à l’article 7 de la loi du 24 décembre 1996 et munis de leur lettre de désignation, et ce, en vue d’établir ou de contrôler l’assiette de la taxe. Ces fonctionnaires ne peuvent toutefois pénétrer dans les bâtiments ou les locaux habités que de cinq heures du matin à neuf heures du soir et uniquement avec l’autorisation du juge du tribunal de police. Article 6 La taxation d’office ne peut être enrôlée valablement que pendant une période de trois ans à compter du 1er janvier de l’exercice d’imposition. Ce délai est prolongé de deux ans en cas d’infraction au règlement de taxation commise dans une intention frauduleuse ou à dessein de nuire. Article 7 Le règlement de taxation peut prévoir que les taxes enrôlées d’office sont majorées d’un montant qu’il fixe, mais qui ne peut toutefois dépasser le double de la taxe due. Le montant de cette majoration est également enrôlé.
III. RECOUVREMENT Article 8 Les avertissements-extraits de rôle sont envoyés sans frais pour le redevable. Ils portent les mentions indiquées aux articles 4 § 3 et 5 de la loi du 24 décembre 1996. Article 9 La taxe est payable dans les deux mois de l’envoi de l’avertissement-extrait de rôle. L’envoi sera fait, sans délai, après l’exécutoire des rôles rendu par le Collège des Bourgmestre et Echevins. Article 10 La taxe perçue au comptant est payable selon les modalités et au moment prévus dans le règlement qui l’établit et contre remise d’une preuve de paiement. Lorsque la perception ne peut être effectuée au comptant, la taxe est enrôlée et est immédiatement exigible. Article 11 A défaut de paiement dans le délai prescrit, un rappel est envoyé. Article 12 En cas de non-paiement de la taxe, une contrainte est décernée par le Receveur communal. Elle est signifiée par exploit d’huissier. Article 13 Après la notification visée à l’article 11, le Receveur communal peut faire procéder, par exploit d’huissier, à la saisie-arrêt-exécution entre les mains d’un tiers sur les sommes et effets dus au redevable. La saisie-arrêt doit également être dénoncée au redevable par exploit d’huissier. Cette saisie produit ses effets à dater de la signification de l’exploit au tiers saisi. Elle donne lieu à l’établissement et à l’envoi, par le Receveur communal, d’un avis de saisie comme prévu à l’article 1390 du Code judiciaire. Article 14 L’exécution de la contrainte ne peut être interrompue que par une opposition motivée, formulée par le redevable, avec citation en justice. Cette opposition est faite par exploit signifié au Collège des Bourgmestre et Echevins. IV. CONTENTIEUX Article 15 Les infractions visées à l’article 3 sont constatées par les fonctionnaires assermentés et spécialement désignés à cet effet par le Collège des Bourgmestre et Echevins. Les procès-verbaux qu’ils rédigent font foi jusqu’à preuve du contraire. Article 16 16.1. Le redevable peut introduire une réclamation auprès du Collège des Bourgmestre et Echevins, statuant en qualité d’organe de recours administratif. La réclamation doit, à peine de nullité, être introduite par écrit et doit, sous peine de déchéance, être introduite dans les six mois, soit de la date de l’envoi de l’avertissement-extrait de rôle, soit de la date du paiement au comptant, conformément à la Loi-programme du 20 juillet 2006. Elle est datée et signée par le réclamant ou son représentant et mentionne : les noms, qualité, adresse ou siège du redevable à charge duquel l’imposition est établie ;
l’objet de la réclamation et un exposé des faits et moyens. L’introduction d’une réclamation ne dispense pas le redevable de payer la taxe. 16.2. Le Collège des Bourgmestre et Echevins ou l’organe qu’il désigne spécialement à cet effet accuse réception par écrit dans les huit jours de l’envoi de la réclamation. La réclamation peut également être remise au Collège des Bourgmestre et Echevins ou l’organe qu’il désigne spécialement à cet effet contre accusé de réception. 16.3. Le Collège des Bourgmestre et Echevins ou l’organe qu’il désigne spécialement à cet effet notifie au réclamant et à son représentant par pli recommandé à la poste la date de l’audience au cours de laquelle la réclamation sera examinée ainsi que les jours et heures où le dossier pourra être consulté. Cette notification doit avoir lieu au moins quinze jours ouvrables avant la date de l’audience. 16.4. Le Collège des Bourgmestre et Echevins peut convoquer à l’audience tout fonctionnaire ou préposé de l’administration communale ayant accompli une mission en rapport avec l’imposition contestée. 16.5. Le réclamant ou son représentant qui désire être entendu ou produire un ou plusieurs témoin(s) en informe le Collège des Bourgmestre et Echevins au moins cinq jours ouvrables avant l’audience. 16.6. Les personnes visées aux points 4 et 5 signent les procès-verbaux de leur audience. 16.7. Le Collège des Bourgmestre et Echevins notifie sa décision par pli recommandé au réclamant ainsi que, le cas échéant, à son représentant. Article 17 En application de l’article 1385 undecies du code judiciaire, la décision du Collège des Bourgmestre et Echevins doit intervenir au plus tard six mois à compter de l’introduction de la réclamation, ce délai étant prolongé de trois mois en cas de taxation d’office. En cas de décision prise par le Collège des Bourgmestre et Echevins, ou en cas d’absence de celle-ci endéans le délai visé au paragraphe précédant, le redevable peut saisir le Tribunal de Première Instance du ressort duquel la taxe a été établie. Les articles 1385 decies et undecies du Code judiciaire sont applicables. Le jugement du tribunal de Première Instance est susceptible d’opposition ou d’appel. L’arrêt de la Cour d’Appel peut faire l’objet d’un pourvoi en cassation. Les formes, délais ainsi que la procédure applicable aux recours susmentionnés sont réglés comme en matière d’impôts d’Etat sur les revenus et sont valables pour toutes les parties en cause. Article 18 Sans préjudice des dispositions de la loi du 24 décembre 1996, les dispositions du titre VII, chapitres 1er, 3, 4, 7 à 10 du Code des impôts sur les revenus et les articles 126 à 175 de l’arrêté d’exécution de ce Code sont applicables aux taxes communales pour autant qu’elles ne concernent pas spécialement les impôts sur les revenus. Article 19 Les règlements communaux en vigueur depuis le 1er janvier 2007 resteront d’application. *** De Gemeenteraad,
Herzien zijn beraadslaging van 21 juni 1999 over hetzelfde onderwerp, uitvoerbaar geworden op krachtens de brief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; Gelet op de wet van 23 december 1986 betreffende de invordering en de geschillen ter zake van provinciale en plaatselijke heffingen; Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen; Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en de gemeentebelastingen; Gelet op de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen; Gelet op het koninklijk besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de Gouverneur of voor het College van Burgemeester en Schepenen inzake bezwaarschrift tegen een provincie – of gemeentebelasting; Gelet op de Programmawet van 20 juli 2006; Gelet op het artikel 117 van de nieuwe gemeentewet; BESLUIT Artikel 1 Dit reglement is van toepassing op de verschillende door de gemeente gevestigde belastingen. I. VASTSTELLING VAN DE BELASTINGKOHIEREN Artikel 2 De kohieren worden vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van Burgemeester en Schepenen ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het belastingdienstjaar. Ze worden tegen ontvangstbewijs overgemaakt aan de Gemeenteontvanger. Artikel 3 Indien het belastingreglement voorziet in de verplichting van aangifte, wordt, bij gebrek aan aangifte binnen de in het reglement gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, de belasting ambtshalve ingekohierd. De belastingplichtige die geen aangifte heeft ontvangen is verplicht er een aan te vragen uiterlijk de 15e januari van het jaar volgend op dat van het aanslagjaar, tenzij dat het betrokken belastingreglement een andere datum vermeldt. II. CONTROLEMAATREGELEN VOOR DE BELASTINGGRONDSLAG Artikel 4 Vooraleer wordt overgegaan tot de ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag, betekent het College van Burgemeester en Schepenen aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen volgend op de datum van verzending van de betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen. Artikel 5
Iedere belastingplichtige moet, op verzoek van het bestuur en zonder verplaatsing, alle boeken en bescheiden voorleggen die noodzakelijk zijn voor de vestiging van de belasting. De belastingplichtigen moeten eveneens de vrije toegang verlenen tot de al dan niet bebouwde onroerende goederen, die een belastbaar element kunnen vormen of bevatten of waar een belastbare activiteit wordt uitgeoefend, aan de beëdigde ambtenaren die overeenkomstig artikel 7 van de wet van 24 december 1996 worden aangesteld en voorzien zijn van hun aanstellingsbrief, en dit om de grondslag van de belasting vast te stellen en te controleren. Tot particuliere woningen of bewoonde lokalen hebben deze ambtenaren evenwel alleen toegang tussen vijf uur ‘s morgens en negen uur ‘s avonds, en mits machtiging van de politierechter. Artikel 6 De ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag kan slechts geldig worden ingekohierd gedurende een periode van drie jaar volgend op 1 januari van het belastbare dienstjaar. Deze termijn wordt met twee jaar verlengd bij overtreding van de belastingvordering met het oogmerk te bedriegen of met de bedoeling schade te berokkenen. Artikel 7 Het belastingreglement kan bepalen dat de ambtshalve ingekohierde belastingen worden verhoogd met het bedrag dat het vastlegt en dat het dubbel van de verschuldigde belasting niet mag overschrijden. Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd. III. INVORDERING Artikel 8 De aanslagbiljetten worden verzonden zonder kosten voor de belastingplichtige. Ze bevatten de gegevens vermeld in artikelen 4 § 3 en 5 van de wet van 24 december 1996. Artikel 9 De belasting moet worden betaald binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Dit wordt onmiddellijk verstuurd na de uitvoerbaarverklaring door het College van Burgemeester en Schepenen. Artikel 10 De contant geïnde belasting is betaalbaar volgens de modaliteiten en op het ogenblik voorzien in het reglement die haar vestigt en tegen aflevering van een betalingsbewijs. Wanneer de contante inning niet kan worden uitgevoerd, wordt de belasting ingekohierd en is ze onmiddellijk eisbaar. Artikel 11 Bij gebrek aan betaling binnen de gestelde termijn, wordt een herinnering verzonden. Artikel 12 In geval van niet-betaling van de belasting, vaardigt de Gemeenteontvanger een dwangbevel uit. Het wordt betekend bij deurwaardersexploot. Artikel 13 Na de betekening bedoeld in artikel 11, kan de Gemeenteontvanger, bij deurwaardersexploot, uitvoerend beslag onder derden laten leggen, op de sommen en goederen verschuldigd aan de belastingplichtige. Het derdenbeslag
wordt eveneens, bij deurwaardersexploot, aan de belastingplichtige ter kennis gebracht. Dit beslag heeft uitwerking vanaf de betekening van het exploot aan de derde-beslagene. Het geeft aanleiding tot het opmaken en het verzenden, door de Gemeenteontvanger, van een bericht van beslag zoals voorzien in artikel 1390 van het Gerechtelijk wetboek. Artikel 14 De uitvoering van het dwangbevel kan slechts onderbroken worden door een gemotiveerd verzet door de belastingplichtige, met dagvaarding voor het gerecht. Dit verzet gebeurt door middel van een exploot betekend aan het College van Burgemeester en Schepenen. IV. GESCHILLEN Artikel 15 De inbreuken vermeld in artikel 3 worden vastgesteld door de beëdigde, daartoe speciaal door het College van Burgemeester en Schepenen aangewezen ambtenaren. De door hen opgestelde processen-verbaal hebben bewijskracht tot het bewijs van het tegendeel. Artikel 16 16.1. De belastingplichtige kan een bezwaar indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen dat handelt als administratieve overheid. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk ingediend worden en moet, op straffe van verval, ingediend worden binnen zes maanden, hetzij vanaf de datum van de verzending van het aanslagbiljet, hetzij vanaf de datum van de contante betaling. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger en vermeldt: de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten laste van wie de belasting gevestigd wordt; het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen. Het indienen van een bezwaarschrift ontslaat de belastingplichtige niet van de betaling van de belasting. 16.2. Het College van Burgemeester en Schepenen of het orgaan dat het daarvoor speciaal aanwijst bericht schriftelijk ontvangst binnen de acht dagen van de verzending van het bezwaarschrift. Het bezwaarschrift mag eveneens overhandigd worden aan het College van Burgemeester en Schepenen of aan het orgaan dat het speciaal daarvoor aanwijst, tegen ontvangstbewijs. 16.3. Het College van Burgemeester en Schepenen of het orgaan dat het speciaal daarvoor aanwijst betekent aan de eiser en aan zijn vertegenwoordiger bij ter post aangetekende brief de datum van de hoorzitting tijdens welke het bezwaarschrift onderzocht zal worden, evenals de dagen en uren waarop het dossier geraadpleegd kan worden. De betekening moet ten minste vijftien werkdagen voor de dag van de hoorzitting gebeuren. 16.4. Het College van Burgemeester en Schepenen kan iedere ambtenaar of beambte van de gemeente, die een opdracht in verband met de betwiste belasting vervuld heeft op de zitting oproepen. 16.5. De eiser of zijn vertegenwoordiger die wenst gehoord te worden of een of meerdere getuige(n) wenst op te roepen, brengt het College van Burgemeester en Schepenen hiervan op de hoogte, ten minste vijf werkdagen voor de hoorzitting. 16.6. De in de punten 4 en 5 beoogde personen tekenen de processen-verbaal van hun verhoor. 16.7. Het College van Burgemeester en Schepenen betekent zijn beslissing per aangetekende brief aan de eiser en, in voorkomend geval, aan zijn vertegenwoordiger. Artikel 17
In toepassing van artikel 1385 undecies van het Gerechtelijk wetboek, moet het besluit van het College van Burgemeester en Schepenen getroffen worden ten laatste binnen de zes maanden, te rekenen vanaf de indiening van het bezwaarschrift. Deze termijn wordt met drie maanden verlengd in geval van ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag. In geval van beslissing genomen door het College van Burgemeester en Schepenen, of in geval van gebrek van deze binnen de in voorgaande paragraaf bepaalde termijn, kan de belastingplichtige zich wenden tot de Rechtbank van Eerste Aanleg van het ambtsgebied waarin de belasting werd opgesteld. De artikelen 1385 decies en undecies van het Gerechtelijk wetboek zijn van toepassing. Tegen het vonnis van de rechtbank van eerste Aanleg kan beroep aangetekend worden. Tegen het arrest van het Hof van Beroep kan voorziening in cassatie ingesteld worden. De vormen, de termijnen evenals de rechtspleging die toepasselijk zijn op de bovengenoemde beroepen worden geregeld zoals inzake Rijksinkomstenbelastingen en gelden voor alle betrokken partijen. Artikel 18 Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van de wet van 24 december 1996, zijn de bepalingen van titel VII, hoofdstukken 1, 3, 4, 7 tot 10 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing op de gemeentebelastingen voor zover zij met name niet de belastingen op de inkomsten betreffen. Artikel 19 De gemeentereglementen van kracht sinds 1 januari 2007 blijven van toepassing.
(30)
Taxe sur les personnes occupées dans les bars et autres établissements analogues Renouvellement Belasting op personen die tewerkgesteld zijn in bars en andere gelijkaardige instellingen Hernieuwing
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/hebben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH. Le Conseil communal; Revu sa délibération du 20 novembre 2006 relative au même objet, devenue exécutoire par lettre du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 janvier 2007 ; Vu la loi du 24 décembre 1996 relative à l’établissement et au recouvrement des taxes provinciales et communales ;
Vu la loi du 15 mars 1999 relative au contentieux en matière fiscale ; Vu l'arrêté royal du 12 avril 1999 déterminant la procédure devant le Gouverneur ou devant le Collège des Bourgmestre et Echevins en matière de réclamation contre une imposition provinciale ou communale ; Vu l’arrêt de la Cour d’arbitrage n° 30/98 du 18 mars 1998 ; Vu l’article 170 § 4 de la Constitution ; Vu l’article 117 de la nouvelle loi communale ; Vu l’article 252 de la nouvelle loi communale imposant l’équilibre budgétaire aux communes ; Vu la situation financière de la commune ; ARRETE Article 1 Il est établi à partir du 1er janvier 2008 au profit de la Commune d’Etterbeek pour un terme expirant le 31 décembre 2013 à charge des exploitants de débits de boissons, une taxe annuelle de € 1.600,00 par personne occupée dans les formes prévues à l’article 3. Article 2 Sont considérés comme exploitants, en vue du recouvrement de la taxe : 1° Le tenancier du débit de boissons; 2° Le commettant, si le débit de boissons est tenu pour compte de celui-ci, par un gérant ou tout autre préposé. Il appartient éventuellement au tenancier d’établir la preuve qu’il exploite le débit de boissons pour compte d’un commettant. Tout commettant est tenu, en cas de changement du gérant ou du préposé, d’en faire la déclaration au Collège des Bourgmestre et Echevins avant l’entrée en service du nouveau gérant ou préposé ; 3° Les cercles, les sociétés ou associations particulières en ce qui concerne les débits de boissons installés dans les locaux dont ils sont propriétaires ou locataires principaux, ou, dans le cas où il s’agit de cercles, sociétés ou associations particulières ne jouissant pas de la personnalité civile, les propriétaires des locaux où se trouvent les débits où les personnes par lesquelles ils sont pris en location pour les organismes précités. Article 3 Le présent règlement s’applique à toute personne quel que soit le sexe, qu’elle soit tenancier ou tenancière, qui dans un débit de boissons, avec ou sans gages, de façon permanente ou temporaire, sert les clients, chante ou danse et favorise directement ou indirectement, le commerce du débitant, soit en consommant avec les clients, soit en incitant à la consommation de toute autre manière que le service normal des clients ou par le seul exercice de l’art du chant ou de la danse. Article 4 La taxe n’est pas applicable au conjoint du débitant, ni aux parents ou alliés jusqu’au deuxième degré inclusivement. Article 5 Tout exploitant d’un débit de boissons ou établissement visé par le présent règlement est tenu de faire au Collège des Bourgmestre et Echevins la déclaration du nombre de personnes, sans distinction de sexe, ayant des activités dans son établissement comme décrites aux articles 3 et 4 du présent règlement. A cette fin, l'administration adresse au contribuable un formulaire de déclaration que celui-ci est tenu de renvoyer dûment complété et signé avant l'échéance mentionnée sur ladite formule.
Le contribuable qui n'a pas reçu de formule de déclaration est tenu de déclarer à l'administration, au plus tard le 31 janvier de l'année qui suit celle de l'exercice d'imposition, les éléments nécessaires à l'établissement du montant de la taxe. Le nombre de personnes imposables sera déterminé par la moyenne pondérée des jours déclarés à l'ONSS et ce à raison de 250 jours pour une personne imposable. Toute fraction du quotient obtenu sera arrondie à l'unité supérieure. Article 6 La taxe est due pour l’année entière, quelle que soit la date de la déclaration ou de l’entrée en service du personnel tombant sous l’application des présentes dispositions. Il n’est accordé aucune réduction ou restitution de la taxe pour quelque cause que ce soit. En cas de cession d’un débit de boissons ou établissement visé par le présent règlement, la taxe est due également par le cessionnaire. Article 7 La non déclaration dans les délais prévus par ce même règlement ou la déclaration incorrecte, incomplète ou imprécise de la part du redevable entraîne l’enrôlement d’office de la taxe conformément aux dispositions des articles 6 et 7 de la loi du 24 décembre 1996. Les taxes enrôlées d’office sont majorées d’un montant égal à celui de la taxe qui est due. Le montant de cette majoration est également enrôlé. Article 8 Tout redevable est tenu, à la demande de l’administration et sans déplacement, de produire tous les livres et documents nécessaires à l’établissement de la taxe. Les redevables sont également tenus d’accorder le libre accès aux immeubles, bâtis non, susceptibles de constituer ou de contenir un élément imposable ou dans lesquels s’exerce une activité imposable, aux fonctionnaires désignés conformément à l’article 7 de la loi du 24 décembre 1996 et munis de leur lettre de désignation, et ce, en vue d’établir ou de contrôler l’assiette de la taxe. Ces fonctionnaires ne peuvent toutefois pénétrer dans les bâtiments ou les locaux habités que de cinq heures du matin à neuf heures du soir et uniquement avec l’autorisation du juge du tribunal de police. Article 9 Le rôle de la taxe est arrêté et rendu exécutoire, au plus tard le 30 juin de l’année qui suit l’exercice, par le Collège des Bourgmestre et Echevins. Article 10 La taxe est recouvrée par le Receveur communal conformément aux dispositions des articles 3 et 12 de la loi du 24 décembre 1996. La taxe est payable dans les deux mois de l’envoi de l’avertissement-extrait de rôle. Cet envoi s’opère sans frais pour le redevable. Article 11 Le redevable peut introduire une réclamation auprès du Collège des Bourgmestre et Echevins. La réclamation doit, à peine de nullité, être introduite par écrit et doit, sous peine de déchéance, être introduite dans les six mois de la date de l'envoi de l’avertissement-extrait de rôle. Elle est datée et signée par le réclamant ou son représentant et mentionne : 1) 2)
les noms, qualité, adresse ou siège du redevable à charge duquel l'imposition est établie l'objet de la réclamation et un exposé des faits en moyens
Quant aux erreurs matérielles provenant de doubles emplois, erreurs de chiffres, etc…, étant le fait des agents de l'administration communale, le contribuable peut en demander le redressement auprès de l'administration
communale, aussi longtemps que le compte communal auquel la taxe se rapporte n'aura pas été approuvé par l'autorité de tutelle. *** De Gemeenteraad, Herzien zijn beraadslaging van 20 november 2006 over hetzelfde onderwerp, uitvoerbaar geworden op 22 januari 2007 krachtens de brief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en de gemeentebelastingen; Gelet op de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen; Gelet op het koninklijk besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de Gouverneur of voor het College van Burgemeester en Schepenen inzake bezwaarschrift tegen een provincie- of gemeentebelasting; Gelet op het arrest van het Arbitragehof nr. 30/98 van 18 maart 1998; Gelet op artikel 170 § 4 van de Grondwet; Gelet op het artikel 117 van de nieuwe gemeentewet; Gelet op het artikel 252 van de nieuwe gemeentewet waarbij het begrotingsevenwicht wordt opgelegd aan de gemeenten; Gelet op de financiële toestand van de gemeente BESLUIT Artikel 1 Er wordt vanaf 1 januari 2008 ten bate van de Gemeente Etterbeek voor een termijn vervallend op 31 december 2013, ten laste van de uitbaters van drankgelegenheden een jaarlijkse belasting van € 1.600,00 geheven per persoon tewerkgesteld zoals voorgeschreven in artikel 3. Artikel 2 Worden als uitbaters beschouwd tot inning van de belasting: 1° De houder van de drankgelegenheid; 2° De lastgever: indien de drankgelegenheid voor zijn rekening gehouden wordt door een zaakvoerder of elk ander aangesteld persoon. Het staat de houder eventueel vrij een bewijs te leveren dat hij de instelling openhoudt voor rekening van een lastgever. Elke lastgever is er toe gehouden, ingeval van verandering van zaakvoerder of aangesteld persoon, het College van Burgemeester en Schepenen te verwittigen voor dat de nieuwe zaakvoerder of aangestelde in dienst treedt. 3° De clubs, de gezelschappen of genootschappen in het bijzonder voor wat betreft de drankgelegenheden ondergebracht in lokalen waarvan zij eigenaar of voornaamste huurder zijn, of, in geval het gaat om clubs, gezelschappen of genootschappen in het bijzonder die niet genieten van burgerlijke rechts- persoonlijkheid, de eigenaar van de lokalen waar de gelegenheden zijn ondergebracht of de personen door wie zij gehuurd werden voor de bedoelde verenigingen. Artikel 3 Het huidige reglement is van toepassing op elke persoon wat ook het geslacht weze, hetzij hij houder of houdster is, die in een drankgelegenheid, met of zonder gage of bestendige of tijdelijke wijze, zingt of danst en rechtstreeks of onrechtstreeks de handel van de belanghebbende begunstigt, hetzij door te verbruiken met de
klanten, hetzij door het aanzetten tot verbruiken op gelijk welke andere manier dan de normale bediening van de klanten of door de kunst van het zingen of dansen te beoefenen. Artikel 4 De belasting is niet van toepassing op de echtgeno(o)t(e) van de belanghebbende noch op de bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad. Artikel 5 Elke uitbater van een drankinstelling of andere inrichting bedoeld onder dit belastingreglement is ertoe gehouden een verklaring in te dienen bij het College van Burgemeester en Schepenen van het aantal personen, zonder onderscheid van het geslacht, die handelingen verrichten zoals beschreven onder artikel 3 en 4 van dit reglement. Te dien einde, zendt het gemeentebestuur naar de belastingplichtige een aangifteformulier dat deze gehouden is terug te zenden, na het behoorlijk ingevuld, gedagtekend en ondertekend te hebben, voor de vervaldag vermeld op dit aangifteformulier. De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen moet, ten laatste op 31 januari van het jaar dat het belastingjaar volgt, bij het gemeentebestuur aangifte doen van de elementen nodig voor de berekening van het belastingbedrag. Het aantal belastbare personen zal bepaald worden door het gewogen gemiddelde dagen aan de RSZ verklaart, en dit in verhouding van 250 dagen voor een belastbare persoon. Iedere breuk van quotiënt zal tot de hogere eenheid afgerond worden. Artikel 6 De belasting is voor het volledige jaar verschuldigd welke ook de datum weze van de verklaring of de indiensttreding van het personeel dat onder de toepassing valt van deze beschikkingen. Voor welke reden dan ook wordt er geen korting of teruggave van de belasting toegekend. In geval van overdracht van de drankinstelling of inrichting bedoeld bij dit reglement is de belasting eveneens verschuldigd door de overnemer. Artikel 7 Bij gebrek aan aangifte binnen de in het reglement gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting ambtshalve ingekohierd overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 6 en 7 van de wet van 24 december 1996. De ambtshalve ingekohierde belastingen worden verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de verschuldigde belasting. Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd. Artikel 8 Iedere belastingplichtige moet, op verzoek van het bestuur en zonder verplaatsing, alle boeken en bescheiden voorleggen die noodzakelijk zijn voor de vestiging van de belasting. De belastingplichtigen moeten eveneens de vrije toegang verlenen tot de al dan niet bebouwde onroerende goederen, die een belastbaar element kunnen vormen of bevatten of waar een belastbare activiteit wordt uitgeoefend, aan de ambtenaren die overeenkomstig artikel 7 van de wet van 24 december 1996 worden aangesteld en voorzien zijn van hun aanstellingsbrief, en dit om de grondslag van de belasting vast te stellen en te controleren. Tot particuliere woningen of bewoonde lokalen hebben deze ambtenaren maar alleen toegang tussen vijf uur ‘s morgens en negen uur ‘s avonds, en mits machtiging van de politierechter. Artikel 9 Het kohier van de belasting wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard, ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het dienstjaar, door het College van Burgemeester en Schepenen. Artikel 10
De belasting wordt ingevorderd door de Gemeenteontvanger overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 3 en 12 van de wet van 24 december 1996. De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingplichtige. Artikel 11 De belastingplichtige kan een bezwaar indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk ingediend worden en moet, op straffe van verval, ingediend worden binnen zes maanden vanaf de datum van de verzending van het aanslagbiljet. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger en vermeldt: 1) de naam, de hoedanigheid,, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten taste van wie de belasting gevestigd wordt; 2) het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen. Wat betreft de materiële fouten die het gevolg zijn van dubbel geboekte posten, rekenfouten of cijferfouten, enz… die te wijten zijn aan de bedienden van het gemeentebestuur, kan de belastingplichtige daarvan de rechtzetting vragen bij het gemeentebestuur, zolang de gemeenterekening waarop de belasting betrekking heeft niet is goedgekeurd door de toezichtoverheid.
(31)
Taxe sur les résidences non principales - Renouvellement - Modification Belasting op de verblijven andere dan het hoofdverblijf - Hernieuwing - Aanpassing
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/Hebben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH. Le Conseil communal, Revu sa délibération du 20 novembre 2006 relative au même objet, devenue exécutoire par lettre du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 janvier 2007 ; Vu la loi du 24 décembre 1996 relative à l’établissement et au recouvrement des taxes provinciales et communales; Vu la loi du 15 mars 1999 relative au contentieux en matière fiscale ; Vu l’arrêté royal du 12 avril 1999 déterminant la procédure devant le Gouverneur ou devant le Collège des Bourgmestre et Echevins en matière de réclamation contre une imposition provinciale ou communale ; Vu l’article 170§4 de la Constitution ; Vu l’article 117 de la nouvelle loi communale ; Vu l’article 252 de la nouvelle loi communale imposant l’équilibre budgétaire aux communes; Vu la situation financière de la commune;
ARRETE Article 1 Il est établi à partir du 1er janvier 2008 au profit de la Commune d’Etterbeek pour un terme expirant le 31 décembre 2013, une taxe annuelle sur les résidences non principales. Article 2 Par résidence non principale, il faut entendre tout logement privé, dont les usagers, non inscrits dans les registres de la population à cette adresse, peuvent disposer à tout moment contre paiement ou non, que ce soit en qualité de propriétaire, de locataire ou d'usager. Est censée disposer d'une résidence non principale, et est donc redevable de la taxe, la personne non inscrite dans les registres de la population d’Etterbeek au lieu d’imposition, qui peut occuper cette résidence, et ce, quelle que soit la fréquence ou la durée des occupations durant l'exercice d'imposition. Il en sera de même de la personne qui, non inscrite dans lesdits registres, exerce à Etterbeek une activité commerciale ou une profession libérale et y dispose d’un logement privé, en plus des locaux destinés à l’exercice de cette activité professionnelle. L’usager principal des lieux sera censé s’en réserver l’usage, s’il ne peut faire la preuve de leur location ou de leur mise à disposition à des tiers ou de leur inoccupation totale et permanente. Pour l’application de la présente taxe, sont assimilés aux personnes inscrites aux registres de population, les agents et fonctionnaires d’institutions internationales ainsi que les membres de leur famille qui, résidant à titre principal dans la commune, sont dispensés, en vertu de leur statut particulier, d’inscription dans les registres de population. Article 3 Le montant de la taxe est fixé à € 950,00 par an et par résidence non principale. Si la disposition de la résidence non principale ne dépasse pas 9 mois durant l'exercice d'imposition, la taxe est réduite à € 95,00 par mois de disposition. Les parties de mois sont comptées pour des mois entiers. Article 4 Ne sont pas concernés par l’application du présent règlement : Les personnes résidant dans les Maisons de Repos et de Soins. Les personnes du 3e âge résidant dans les Maisons de Repos reconnues. Les personnes handicapées résidant dans les Centres d’Hébergement pour handicapés. Les étudiants qui produisent une attestation établissant que, au cours de l'exercice d'imposition, ils suivent régulièrement un enseignement de plein exercice ou encore qu'ils sont bénéficiaires d'allocations familiales. Article 5 Le recensement des éléments imposables est effectué par les soins de l’administration communale. Celle-ci adresse au redevable une formule de déclaration que celui-ci est tenu de renvoyer, dûment complétée, datée et signée, avant l’échéance mentionnée sur ladite formule. Le redevable qui n’a pas reçu de formule de déclaration est tenu de déclarer spontanément à l’administration communale les éléments nécessaires à l’enrôlement, au plus tard dans le mois de son établissement sur le territoire de la commune. La déclaration reste valable jusqu’à sa révocation notifiée par écrit à l’administration communale. A défaut d’une telle révocation, l’enrôlement se poursuivra. Article 6
La non déclaration dans les délais prévus par ce même règlement ou la déclaration incorrecte, incomplète ou imprécise de la part du redevable entraîne l’enrôlement d’office de la taxe conformément aux dispositions des articles 6 et 7 de la loi du 24 décembre 1996. Les taxes enrôlées d’office sont majorées d’un montant égal à celui de la taxe qui est due. Le montant de cette majoration est également enrôlé. Article 7 Tout redevable est tenu, à la demande de l’administration et sans déplacement, de produire tous les livres et documents nécessaires à l’établissement de la taxe. Les redevables sont également tenus d’accorder le libre accès aux immeubles, bâtis ou non, susceptibles de constituer ou de contenir un élément imposable ou dans lesquels s’exerce une activité imposable, aux fonctionnaires désignés conformément à l’article 7 de la loi du 24 décembre 1996 et munis de leur lettre de désignation, et ce, en vue d’établir ou de contrôler l’assiette de la taxe. Ces fonctionnaires ne peuvent toutefois pénétrer dans les bâtiments ou les locaux habités que de cinq heures du matin à neuf heures du soir et uniquement avec l’autorisation du juge du tribunal de police. Article 8 Le rôle de la taxe est arrêté et rendu exécutoire, au plus tard le 30 juin de l’année qui suit l’exercice, par le Collège des Bourgmestre et Echevins. Article 9 La taxe est recouvrée par le Receveur communal conformément aux dispositions des articles 3 et 12 de la loi du 24 décembre 1996. La taxe est payable dans les deux mois de l’envoi de l’avertissement-extrait de rôle. Cet envoi s’opère sans frais pour le redevable. Article 10 Le redevable peut introduire une réclamation auprès du Collège des Bourgmestre et Echevins. La réclamation doit, à peine de nullité, être introduite par écrit et doit, sous peine de déchéance, être introduite dans les six mois de la date de l'envoi de l'avertissement-extrait de rôle. Elle est datée et signée par le réclamant ou son représentant et mentionne : les noms, qualité, adresse ou siège du redevable à charge duquel l'imposition est établie ; l'objet de la réclamation et un exposé des faits et moyens. Quant aux erreurs matérielles provenant de double emploi, erreurs de chiffres, etc…étant le fait des agents de l'administration communale, le contribuable peut en demander le redressement aussi longtemps que le compte communal auquel la taxe se rapporte n'aura pas été approuvé par l'autorité supérieure. *** De Gemeenteraad, Herzien zijn beraadslaging van 20 november 2006 over hetzelfde onderwerp, uitvoerbaar geworden op 22 januari 2007 krachtens de brief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en de gemeentebelastingen; Gelet op de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen; Gelet op het koninklijk besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de Gouverneur of voor het College van Burgemeester en Schepenen inzake bezwaarschrift tegen een provincie- of gemeentebelasting;
Gelet op artikel 170 § 4 van de Grondwet; Gelet op het artikel 117 van de nieuwe gemeentewet; Gelet op het artikel 252 van de nieuwe gemeentewet waarbij het begrotingsevenwicht wordt opgelegd aan de gemeenten; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; BESLUIT Artikel 1 Er wordt vanaf 1 januari 2008 ten bate van de Gemeente Etterbeek voor een termijnvervallend op 31 december 2013, een jaarlijkse belasting geheven op de verblijven andere dan het hoofdverblijf. Artikel 2 Onder verblijf ander dan het hoofdverblijf moet men verstaan: elke privé woning, waarover de gebruiker, niet ingeschreven in de bevolkingsregisters op dit adres te allen tijde al dan niet tegen betaling kan beschikken hetzij in hoedanigheid van eigenaar, huurder of gebruiker. Wordt geacht over een verblijf ander dan het hoofdverblijf te beschikken, en is dus belastingplichtig, de persoon, niet ingeschreven in de bevolkingsregisters van Etterbeek op het belastbare adres, die het kan betrekken en dit welke ook de frequentie of de duur van de bezetting is gedurende het belastingjaar. Hetzelfde geldt voor de personen, niet ingeschreven in de desbetreffende registers, die een commerciële activiteit of een vrij beroep uitoefenen te Etterbeek en er kunnen beschikken over een privé woning buiten de lokalen bestemd voor de uitoefening van de beroepsactiviteit. De hoofdgebruiker van de plaatsen wordt geacht er zich het gebruik van voor te behouden indien hij de verhuring of de beschikking ervan door derden of de gehele en bestendige leegstand ervan niet kan bewijzen. Voor de toepassing van deze belasting worden als ingeschreven in de bevolkingsregisters beschouwd: de ambtenaren en de overige personeelsleden van internationale instellingen en hun familieleden die hun hoofdverblijf hebben in de gemeente en die, krachtens hun speciaal statuut, vrijgesteld zijn van inschrijving in de bevolkingsregisters. Artikel 3 Het bedrag van de belasting is vastgesteld op € 950,00 per jaar en per verblijf ander dan het hoofdverblijf. Indien de beschikking van het verblijf ander dan het hoofdverblijf niet de 9 maanden overschrijdt gedurende het belastingjaar, wordt de belasting verminderd tot € 95,00 per beschikkingmaand. De gedeelten van een maand worden voor een volle maand gerekend. Artikel 4 Vallen niet onder de toepassing van onderhavig reglement: personen die verblijven in rust- en verzorgingstehuizen; personen van derde leeftijd die in erkende rusthuizen verblijven; gehandicapten die verblijven in centra voor opvang van gehandicapten; de studenten die een attest voorleggen waaruit blijkt dat ze, gedurende het belastingjaar, regelmatig een onderwijs met volledig leerplan volgen of nog kinderbijslaggerechtigd zijn. Artikel 5
De telling van de belastbare elementen gebeurt door het gemeentebestuur. Het gemeentebestuur zendt naar de belastingplichtige een aangifteformulier dat deze gehouden is terug te zenden, na het behoorlijk ingevuld, gedagtekend en ondertekend te hebben voor de vervaldag vermeld op dit aangifteformulier. De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen, moet spontaan bij het gemeentebestuur aangifte doen van de elementen nodig voor de belasting en dit binnen de maand nadat hij zich gevestigd heeft op het grondgebied van de gemeente. De verklaring blijft geldig tot haar intrekking schriftelijk betekend aan het gemeentebestuur. Bij gebrek aan de dergelijke intrekking zal de inkohiering voortgezet worden. Artikel 6 Bij gebrek aan aangifte binnen de in het reglement gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting ambtshalve ingekohierd overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 6 en 7 van de wet van 24 december 1996. De ambtshalve ingekohierde belastingen worden verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de verschuldigde belasting. Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd. Artikel 7 Iedere belastingplichtige moet, op verzoek van het bestuur en zonder verplaatsing, alle boeken en bescheiden voorleggen die noodzakelijk zijn voor de vestiging van de belasting. De belastingplichtigen moeten eveneens de vrije toegang verlenen tot de al dan niet bebouwde onroerende goederen, die een belastbaar element kunnen vormen of bevatten of waar een belastbare activiteit wordt uitgeoefend, aan de ambtenaren die overeenkomstig artikel 7 van de wet van 24 december 1996 worden aangesteld en voorzien zijn van hun aanstellingsbrief, en dit om de grondslag van de belasting vast te stellen en te controleren. Tot particuliere woningen of bewoonde lokalen hebben deze ambtenaren evenwel alleen toegang tussen vijf uur ‘s morgens en negen uur ‘s avonds, en mits machtiging van de politierechter. Artikel 8 Het kohier van de belasting wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard, ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het dienstjaar, door het College van Burgemeester en Schepenen. Artikel 9 De belasting wordt ingevorderd door de Gemeenteontvanger overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 3 en 12 van de wet van 24 december 1996. De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingplichtige. Artikel 10 De belastingplichtige kan een bezwaar indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk ingediend worden en moet, op straffe van verval, ingediend worden binnen de zes maanden vanaf de datum van de verzending van het aanslagbiljet. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger en vermeldt: de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten laste van wie de belasting gevestigd wordt; het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen. De bezwaren die betrekking hebben op de rechtzetting van dubbel geboekte posten, rekenfouten of cijferfouten, enz…die te wijten zijn aan de bedienden van het Gemeentebestuur, kunnen nochtans worden ingediend zolang de gemeenterekening waarop de belasting betrekking heeft niet is goedgekeurd door de hogere Overheid.
(32)
Taxe sur le colportage - Renouvellement - Modification Belasting op de leurhandel - Hernieuwing - Aanpassing
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/hebben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH. Le Conseil communal, Revu sa délibération du 20 novembre 2006 relative au même objet, devenue exécutoire par lettre du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 janvier 2007 ; Vu la loi du 24 décembre 1996 relative à l’établissement et au recouvrement des taxes provinciales et communales; Vu la loi du 15 mars 1999 relative au contentieux en matière fiscale ; Vu l'arrêté royal du 12 avril 1999 déterminant la procédure devant le Gouverneur ou devant le Collège des Bourgmestre et Echevins en matière de réclamation contre une imposition provinciale ou communale ; Vu l’arrêt de la Cour d’arbitrage n° 30/98 du 18 mars 1998 ; Vu l’article 170 § 4 de la Constitution ; Vu l’article 117 de la nouvelle loi communale; Vu l’article 252 de la nouvelle loi communale imposant l’équilibre budgétaire aux communes; Vu la situation financière de la commune; ARRETE Article 1 Il est établi à partir du 1er janvier 2008 au profit de la Commune d’Etterbeek pour un terme expirant le 31 décembre 2013, une taxe sur le colportage à charge des personnes exerçant un commerce ambulant sur le territoire de la commune. Article 2 Est exclusivement considérée comme commerce ambulant, pour l’application du présent règlement, la vente ou l’offre en vente au consommateur de toutes denrées ou marchandises et de tous les objets généralement quelconques qui s’effectue au moyen de véhicules à moteur sur la voie publique. Toutefois, ne sont pas considérées comme commerce ambulant :
la vente ou l’offre en vente de denrées ou marchandises par commerçant établi, sur la voie publique devant son magasin, pour autant que le véhicule puisse être considéré comme le prolongement normal de l’établissement et que les marchandises y exposées soient de même nature que celles mises en vente à l’intérieur ; les ventes publiques effectuées avec l’assistance des officiers ministériels. Article 3 Ne sont pas soumis à la taxe : les vendeurs de journaux et périodiques, imprimés et gravures ; les industriels et commerçants qui livrent régulièrement leurs marchandises à domicile ; ceux qui tombent sous l’application d’une redevance pour un emplacement sur les marchés publics sur le territoire de la commune ; Article 4 Le taux de la taxe est fixé à € 17,00 par jour. Le taux journalier de la taxe est réduit de moitié lorsque l’autorisation est demandée pour une période continue de 30 jours et plus. Article 5 Les personnes assujetties à la taxe sont tenues, avant d’exercer leur activité sur le territoire de la commune, de faire auprès de l’administration communale une déclaration précisant notamment le moyen de transport utilisé et la période pour laquelle la taxe doit être appliquée. Un accusé de réception de cette déclaration leur est délivré, il doit être produit à toutes réquisitions des agents communaux. Article 6 La taxe est perçue au comptant contre remise d’une preuve de paiement. Lorsque la perception ne peut être effectuée au comptant, la taxe est enrôlée et est immédiatement exigible. Article 7 La non déclaration dans les délais prévus par ce même règlement ou la déclaration incorrecte, incomplète ou imprécise de la part du redevable entraîne l’enrôlement d’office de la taxe conformément aux dispositions des articles 6 et 7 de la loi du 24 décembre 1996. Les taxes enrôlées d’office sont majorées d’un montant égal à celui de la taxe qui est due. Le montant de cette majoration est également enrôlé. Article 8 Tout redevable est tenu, à la demande de l’administration et sans déplacement, de produire tous les livres et documents nécessaires à l’établissement de la taxe. Les redevables sont également tenus d’accorder le libre accès aux immeubles, bâtis ou non, susceptibles de constituer ou de contenir un élément imposable ou dans lesquels s’exerce une activité imposable, aux fonctionnaires désignés conformément à l’article 7 de la loi du 24 décembre 1996 et munis de leur lettre de désignation, et ce, en vue d’établir ou de contrôler l’assiette de la taxe. Ces fonctionnaires ne peuvent toutefois pénétrer dans les bâtiments ou les locaux habités que de cinq heures du matin à neuf heures du soir et uniquement avec l’autorisation du juge du tribunal de police. Article 9 Le rôle de la taxe est arrêté et rendu exécutoire, par le Collège des Bourgmestre et Echevins, lorsque la perception de la taxe ne peut être effectuée au comptant.
Article 10 La taxe est recouvrée par le Receveur communal conformément aux dispositions des articles 3 et 12 de la loi du 24 décembre 1996. Article 11 Le redevable peut introduire une réclamation auprès du Collège des Bourgmestre et Echevins. La réclamation doit, à peine de nullité, être introduite par écrit et doit, sous peine de déchéance, être introduite dans les six mois de la date de l'envoi de l'avertissement-extrait de rôle. Elle est datée et signée par le réclamant ou son représentant et mentionne : les noms, qualité, adresse ou siège du redevable à charge duquel l'imposition est établie ; l'objet de la réclamation et un exposé des faits et moyens. L'introduction d'une réclamation ne dispense pas le redevable de payer la taxe. Quant aux erreurs matérielles provenant de double emploi, erreurs de chiffres, etc…, étant le fait des agents de l'administration communale, le contribuable peut en demander le redressement aussi longtemps que le compte communal auquel la taxe se rapporte n'aura pas été approuvé par l'autorité supérieure. *** De Gemeenteraad, Herzien zijn beraadslaging van 20 november 2006 over hetzelfde onderwerp, uitvoerbaar geworden bij brief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 22 januari 2007; Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en de gemeentebelastingen; Gelet op de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen; Gelet op het koninklijk besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de Gouverneur of voor het College van Burgemeester en Schepenen inzake bezwaarschrift tegen een provincie- of gemeentebelasting; Gelet op het arrest van het Arbitragehof nr. 30/98 van 18 maart 1998; Gelet op artikel 170 § 4 van de Grondwet; Gelet op het artikel 117 van de nieuwe gemeentewet; Gelet op het artikel 252 van de nieuwe gemeentewet waarbij het begrotingsevenwicht wordt opgelegd aan de gemeenten; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; BESLUIT Artikel 1 Er wordt vanaf 1 januari 2008 ten bate van de Gemeente Etterbeek voor een termijn vervallend op 31 december 2013, een belasting geheven op de leurhandel ten laste van de personen die deze handel uitoefenen op het grondgebied van de gemeente. Artikel 2 Wordt uitsluitend voor de toepassing van dit reglement als leurhandel beschouwd, de verkoop of offerteverkoop aan de verbruikers van alle eetwaren of goederen en alle zaken in het algemeen met gemotoriseerde voertuigen op de openbare weg;
Wordt echter niet beschouwd als leurhandel: de verkoop of de offerteverkoop van eetwaren of goederen door handelaars op de openbare weg voor hun zaak, voor zover dat het voertuig aanzien kan worden als de normale voortzetting van de zaak en dat de uitgestalde waren van dezelfde aard zijn als deze die binnenin verkocht worden; de openbare verkopen die uitgevoerd worden met de hulp van ministeriële ambtenaren. Artikel 3 Zijn niet onderworpen aan de belasting: de verkoop van dagbladen, tijdschriften, drukwerken en gravures; de industriëlen en handelaars die op regelmatige wijze hun goederen aan huis leveren; degene die vallen onder de toepassing van een retributie voor een standplaats op de openbare markten op het grondgebied van de gemeente. Artikel 4 De belastingvoet is vastgesteld op € 17,00 per dag. Het vastgestelde dagelijkse bedrag wordt met de helft verminderd als de toelating aangevraagd wordt voor een opeenvolgende periode van 30 dagen en meer. Artikel 5 De personen die onderworpen zijn aan de belasting, moeten alvorens ze hun handel beginnen op het grondgebied van de gemeente, een aangifte doen bij het gemeentebestuur waarin ze preciseren welk vervoermiddel ze zullen gebruiken en voor welke periode de belasting zal verschuldigd zijn. Er wordt hun dan een ontvangstbewijs overhandigd. Dit ontvangstbewijs moet steeds voorgelegd worden op verzoek van de gemeentelijke ambtenaren. Artikel 6 De belasting wordt contant geïnd tegen afgifte van een betalingsbewijs. Wanneer de contante inning niet kan worden uitgevoerd, wordt de belasting ingekohierd en is ze onmiddellijk eisbaar. Artikel 7 Bij gebrek aan aangifte binnen de in het reglement gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting ambtshalve ingekohierd overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 6 en 7 van de wet van 24 december 1996. De ambtshalve ingekohierde belastingen worden verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de verschuldigde belasting. Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd. Artikel 8 Iedere belastingplichtige moet, op verzoek van het bestuur en zonder verplaatsing, alle boeken en bescheiden voorleggen die noodzakelijk zijn voor de vestiging van de belasting. De belastingplichtigen moeten eveneens de vrije toegang verlenen tot de al dan niet bebouwde onroerende goederen, die een belastbaar element kunnen vormen of bevatten of waar een belastbare activiteit wordt uitgeoefend, aan de ambtenaren die overeenkomstig artikel 7 van de wet van 24 december 1996 worden aangesteld en voorzien zijn van hun aanstellingsbrief, en dit om de grondslag van de belasting vast te stellen en te controleren. Tot particuliere woningen of bewoonde lokalen hebben deze ambtenaren maar alleen toegang tussen vijf uur ‘s morgens en negen uur ‘s avonds, en mits machtiging van de politierechter. Artikel 9
Het kohier van de belasting wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard, door het College van Burgemeester en Schepenen, wanneer de contante inning van de belasting niet kan worden uitgevoerd. Artikel 10 De belasting wordt ingevorderd door de Gemeenteontvanger overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 3 en 12 van de wet van 24 december 1996. Artikel 11 De belastingplichtige kan een bezwaar indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk ingediend worden en moet, op straffe van verval, ingediend worden binnen zes maanden vanaf de datum van de verzending van het aanslagbiljet. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger en vermeldt: 1) de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten laste van wie de belasting gevestigd wordt: 2) het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen. Het indienen van een bezwaar ontslaat de belastingplichtige niet van de betaling van de belasting. Wat betreft de materiële fouten die het gevolg zijn van dubbel geboekte posten, rekenfouten of cijferfouten, enz… die te wijten zijn aan de bedienden van het gemeentebestuur, kan de belastingplichtige daarvan de rechtzetting vragen bij het gemeentebestuur, zolang de gemeenterekening waarop de belasting betrekking heeft niet is goedgekeurd door de hogere Overheid.
(33)
Etablissement de la voirie - Taxes de remboursement - Renouvellement - Modification Aanleg van de wegen - Verhaalbelastingen - Hernieuwing - Aanpassing
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/Hebben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH. Le Conseil communal, Revu sa délibération du 20 novembre 2006 relative au même objet, devenue exécutoire par lettre du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 janvier 2007; Vu la loi du 24 décembre 1996 relative à l’établissement et au recouvrement des taxes provinciales et communales ; Vu la loi du 15 mars 1999 relative au contentieux en matière fiscale ; Vu l'arrêté royal du 12 avril 1999 déterminant la procédure devant le Gouverneur ou devant le Collège des Bourgmestre et Echevins en matière de réclamation contre une imposition provinciale ou communale ; Vu l’arrêt de la Cour d’arbitrage n° 30/98 du 18 mars 1998 ;
Vu l’article 170 § 4 de la Constitution ; Vu l’article 117 de la nouvelle loi communale ; Vu l’article 252 de la nouvelle loi communale imposant l’équilibre budgétaire aux communes ; Vu la situation financière de la commune ; ARRETE CHAPITRE I - DISPOSITIONS GENERALES Article 1 A partir du 1ier janvier 2008 et pour un terme expirant le 31 décembre 2013 sont établies, telle qu'elles sont déterminées par la réglementation suivante, les taxes de remboursement de la valeur des travaux de premier établissement, de redressement, de prolongement ou d'élargissement achevés par la commune, pendant cette période, à ses frais ou pour son compte ou à son profit, des voies, parties de voies et places publiques. Ces travaux comportent l'acquisition des terrains d'assiette, les terrassements, le nivellement, l'égout et ses accessoires, le pavage ou le revêtement, les bordures, les trottoirs et, le cas échéant, les plantations. Article 2 Ces taxes sont applicables, pour chacune des catégories ci-dessus, aux propriétés bâties ou non bâties, aux murs et grilles de clôtures, aux terrains vagues et cultivés et, en général, à toutes les propriétés existant à front de voiries ou non, qui jouxtent des voiries, parties de voies et places publiques à créer, à élargir, a rajuster ou à prolonger. Article 3 Les taxes sont calculées et perçues par mètre courant de façade imposable et établies sur tout le développement des propriétés à front de la voie publique. Article 4 Le coût total ou la valeur estimative des acquisitions, travaux et installations définis ci-dessus est divisé par la longueur totale des façades imposables ou pouvant l'être pour obtenir le taux au mètre courant. Ce dernier est établi au fur et à mesure de l'achèvement de ces travaux et installations, et, en ce qui concerne particulièrement la taxe d'ouverture de rue, la taxe de pavage, la taxe d'égout et la taxe de trottoirs, suivant les modalités spéciales détaillées au chapitre II, articles 7 à 10. Pour le calcul des taux par mètre courant, les propriétés appartenant à l'Etat, aux Communautés, aux Régions, aux Provinces et aux Communes au moment de la création de la voie publique sont considérées comme si elles appartenaient à des particuliers. Cependant ces propriétés sont exemptes des taxes annuelles visées par le présent règlement quand elles répondent aux trois conditions suivantes : faire partie du domaine public de l'Etat, des Communautés, des Régions, des provinces et des Communes ; être improductives par elles-mêmes ; être affectées à un service public ou d'utilité publique. En cas d'acquisition d'une de ces propriétés par un particulier, seules les taxes annuelles restant à échoir seront dues par le nouveau propriétaire à dater du 1ier janvier qui suivra la date de l'acte qui lui confère la propriété. Les taux à appliquer, lorsqu'il existe un pan coupé à l'intersection de deux voies publiques, seront pour ce pan coupé, ceux de la rue adjacente au taux le plus élevé. Pour la fixation des taux, toute fraction égale ou dépassant 0,5 cent est majorée au cent supérieur, les fractions inférieures à 0,5 cent sont négligées.
Article 5 A l'exclusion des terrains d'angle, seront exonérés de la taxe, les terrains frappés d'une interdiction de bâtir et les terrains non bâtis d'une profondeur moyenne de moins de huit mètres. Cette exonération n'est pas applicable pour le terrain appartenant au propriétaire de bien bâtis contigus ou de biens contigus non bâtis d'une profondeur moyenne égale ou supérieure à huit mètres. L'érection d'une construction quelconque ( habitation, atelier, hangar, garage, mur de clôture, etc…) sur le terrain exonéré ainsi que la réunion de ce dernier à un autre bien de manière que leur ensemble n'aurait pu bénéficier de l'exonération ont pour effet de soumettre ledit terrain aux taxes annuelles restant à échoir à partir du 1ier janvier suivant le début des travaux ou l'acquisition du bien contigu.. Article 6 Les taux au mètre courant, pour chaque voie ou partie de voie publique ainsi que le taux d'annuité relatif aux taxes directes annuelles dont le montant global de l'amortissement et de l'intérêt est constant sont arrêtés par le Collège des bourgmestre et Echevins. CHAPITRE II - DISPOSITIONS PARTICULIERES A CHAQUE CATEGORIE DE TAXE Taxe d'ouverture de rue. Article 7 a) Le coût total des immeubles cédés, acquis ou expropriés, déduction faite de la valeur estimative des constructions qui s'y trouvaient, n'intervient qu'au prorata des superficies incorporées dans les voies publiques ou parties de voies publiques et sous réserve d'un maximum de 12 m2 d'assiette par mètre courant de façade à chaque alignement. La valeur estimative des terrains communaux englobés dans l'assiette d'une voie publique sera comprise dans le coût total des acquisitions. b) La taxe d'ouverture de rue n'est pas applicable aux propriétés pour lesquelles la moitié du terrain non bâti nécessaire à la création, au prolongement, à l'élargissement ou au redressement des voies publiques dans la limite des surfaces imposables servant de base au calcul de la taxe aura été cédée gratuitement. c) Lorsque le propriétaire est tenu d'abandonner une emprise supérieure à la demi-largeur imposable, il peut exiger de la commune une bonification pour la différence ; d'autre part, le riverain qui abandonne une contenance inférieure à ladite superficie, est soumis pour la différence, au paiement de la taxe, le taux au mètre courant étant dans ce cas, multiplié par le rapport numérique entre la superficie manquante et la superficie de la moitié de l'assiette imposable. Le moins cédant peut se soustraire à la taxe en payant à l'autre riverain une indemnité à convenir entre eux à la décharge de la commune. d) Aussi longtemps que l'élargissement de la voie publique, réalisé en une ou plusieurs reprises ne dépasse pas 2 m, il ne sera pas perçu de taxe supplémentaire d'ouverture de rue. L'élargissement supérieur à cette limite ainsi que tous les élargissements ultérieurs donneront lieu à ladite taxe, dont les taux seront calculés, comme prévu à l'article 4, sur la base de la valeur des immeubles compris dans l'élargissement. Cependant lorsque l'élargissement se fait d'une façon uniforme et ne donne lieu à imposition que pour la partie réalisée au-delà de la limite de 2 m, le taux au mètre courant de façade obtenu comme prévu à l'article 4 sera multiplié par le rapport numérique entre la largeur de l'élargissement imposable et celle de l'élargissement total comprenant la partie imposable et celle exonérée. Quand cet élargissement n'est pas uniforme, le taux obtenu, comme prévu à l'article 4, sera multiplié par le rapport entre la largeur moyenne de la partie imposable devant chaque propriété et la largeur moyenne de l'élargissement total de la voie publique. Taxe de pavage. Article 8 : a) Pour le calcul du taux par mètre courant, le coût ou la valeur des travaux est majoré de la dépense estimative du premier relevé à bouts.
La superficie du pavage de la voie carrossable servant de base à l'imposition ne peut dépasser 12 m2 par mètre courant de façade à chaque alignement. En cas d'existence de terre-pleins, la superficie du pavage dont il peut être tenu compte, sous la réserve des 12 m2, est obtenue soit en additionnant les largeurs des différentes parties pavées comprises entre les alignements extérieurs de la voie ou de la place publique soit en déduisant de la superficie totale de voie ou de la place considérée comme entièrement pavée, la superficie du terre-plein. b) En cas d'élargissement de tout ou partie d'une voie publique, un supplément de taxe dont le taux est calculé ainsi qu'il est prévu à l'article 4 d'après la dépense nouvelle, est dû par tous les propriétaires riverains dans les mêmes conditions que la taxe initiale. Il en est de même en cas de remplacement d'un pavage provisoire, exécuté au moyen de matériaux de remploi, par un pavage neuf. Dans ce cas, il est dû par tous les propriétaires riverains un supplément de taxe dont le taux est calculé, ainsi qu'il est prévu à l'article 4, d'après la différence entre le prix de revient du pavage neuf et des travaux accessoires et le prix de revient du pavage de remploi existant. Il n'est pas réclamé de supplément de taxe lorsque l'élargissement de la voie carrossable résulte: de la suppression des terre-pleins de la réduction de la largeur des trottoirs au cas où ceux-ci ont été établis aux frais des propriétaires riverains. Taxe d'égout. Article 9 a) L'usage de l'égout public n'est autorisé que moyennant le paiement à l'administration communale de la taxe prévue à l'article 1. Lorsque dans une voie publique la construction de l'égout comprendra un ouvrage de section supérieure à un émissaire de 90/120 cm ou un ouvrage d'intérêt collectif, le montant des dépenses récupérables sera arrêté en fonction du coût d'un égout de dimension de 90/120 cm. La taxe payée pour l'usage d'un égout provisoire, agrandi ou remplacé par la suite, est déduite de celle qui est exigible du chef de l'égout définitif. b) Aux propriétés situées à l'angle de deux voies publiques, de quelque côté qu'elles soient raccordées à l'égout, la taxe est appliquée comme suit : si les égouts établis sous les 2 voies ont été construits aux frais de la commune: à raison de la façade qui donnera le produit le plus élevé. Toutefois, si l'autre façade excède une longueur de 15 mètres, la taxe est appliquée pour le surplus. si un seul de ces égouts a été construit aux frais de la commune : à raison de la façade vers la voie où cet égout a été établi. Dans ces deux cas, les pans coupés comptant pour la moitié de leur étendue. c) Aux propriétés situées à front de deux voies publiques, autres que les propriétés d'angle, la taxe n'est appliquée que du côté le plus long. Néanmoins, elle sera exigible des deux côtés : lorsqu'il est fait usage de l'égout dans les deux voies. Lorsque les propriétés ont plus de 25 mètres de profondeur moyenne. Taxe sur les trottoirs. Article 10
a) L'exécution par l'administration communale de travaux de construction, modification ou élargissement de trottoirs, pour une voie publique entière ou une section importante de voie publique, peut-être décidée d'office, soit en régie, soit par entreprise aux conditions que le Collège des Bourgmestre et Echevins jugera convenir, sans qu'il soit nécessaire d'adresser à chacun des propriétaires riverains la notification préalable prévue par le règlement de police sur les trottoirs en vigueur. b) La dépense totale devant servir au calcul de la taxe inclura le coût réel des fournitures, des essais et des travaux effectués devant chaque immeuble. La part des riverains dans le coût de la construction ou du renouvellement de trottoirs ne peut s'appliquer à une largeur de trottoirs dépassant : 5 m dans les rues de 25 m et plus ; 4 m dans les rues de 20 m à 24,99 m ; 3 m dans les rues de 15 m à 19,99 m ; 2,5 m dans les rues de 10 m à 14,99 m; 2 m dans les rues inférieures à 10 m. CHAPITRE III - DISPOSITIONS RELATIVES A L'ETABLISSEMENT ET AU RECOUVREMENT DES TAXES. Article 11 La taxe frappant les bâtiments de rapport ou à logements multiples appartenant à divers propriétaires est une imposition commune appliquée à l'ensemble de l'immeuble. Conformément aux dispositions de l'article 577-2 du Code civil, les copropriétaires sont tenus de contribuer conjointement et chacun pour sa part au paiement intégral de la taxe. Afin d'en assurer la perception à charge des divers redevables sur les bases du règlement intérieur de copropriété, une formule déclarative de répartition signée et certifiée sincère et exacte pour chacun d'eux doit être envoyée à l'administration communale endéans les quinze jours de l'envoi du décompte de la taxe. Cette répartition est faite à titre provisoire en attendant que la quote-part réelle puisse être calculée, proportionnellement à l'importance du revenu cadastral de chaque appartement comparée à celle du revenu cadastral de l'immeuble pris dans son ensemble, lorsque ces revenus sont connus, un état définitif de la taxe sera adressé aux redevables. La non-déclaration dans les délais prévus par ce même règlement ou la déclaration incorrecte, incomplète ou imprécise de la part du redevable entraîne l'enrôlement d'office de la taxe conformément aux dispositions des articles 6 et 7 de la loi du 24 décembre 1996. Article 12 Par. 1. : La taxe de remboursement est la taxe annuelle qui est établie pour chaque propriété en raison de sa quote-part dans le coût des travaux arrêté suivant les dispositions qui précèdent. Le produit total de la taxe annuelle ne dépassera pas l'intérêt et le capital affecté aux dépenses afférentes aux travaux visées à l'article 1. La taxe annuelle sera répartie sur une période d'amortissement égale à la durée de l'emprunt qui aura été conclu pour la couverture des dépenses prévues à l'article 1 er, prenant cours le 1 er janvier suivant la réception provisoire des travaux ou à la date à laquelle notification du montant de la quote-part aura été donnée aux contribuables intéressés. Si les travaux réalisés ont été payés entièrement ou partiellement au moyen de fonds provenant d'un ou de plusieurs emprunts amortissables par annuités constantes, le taux d'annuité valant pour la taxe annuelle est celui de cet emprunt ou du taux d'annuité moyen des différents emprunts compte tenu de l'importante de chaque emprunt. Dans l'éventualité où les travaux sont réalisés exclusivement au moyen de ressources extraordinaires, le taux de l'annuité constante est celui qui résulterait du taux d'intérêt de l'emprunt qui aurait pu être contracté à la réception provisoire des travaux donnant lieu à la taxe. Lorsque l'emprunt ayant servi à financer les travaux est remboursable par tranches égales ou progressives auxquelles s'ajoutent les intérêts des sommes non remboursées, le taux d'intérêt est d'office celui fixé par le prêteur pour le semestre précédant l'exercice d'imposition.
La taxe annuelle est due pour l'année entière par le propriétaire au 1 er janvier de l'année d'imposition et ses cotisations sont arrondies au cent supérieur si les fractions de cent sont égales ou supérieures à 0,5 cent, au cent inférieur si les factions de cent sont inférieures à 0,5 cent. En cas d'existence : 1) d'un droit de superficie, la taxe est due solidairement par le propriétaire du fonds et par le possesseur du droit de superficie. 2) d'un droit d'emphytéose, la taxe est due solidairement par le propriétaire et l'emphytéote. 3) d'un droit d'usufruit, la taxe est due solidairement par le nu-propriétaire et l'usufruitier. Par. 2. : Le contribuable a la faculté de se libérer en tout temps de la taxe annuelle, en payant la partie du capital avancé par la commune pour les emprises et travaux effectués devant sa propriété, après défalcation des sommes déjà payées annuellement en remboursement de ce capital. Il ne peut invoquer cette disposition que s'il marque son accord au sujet du montant du décompte dressé par l'administration communale, toute fraction égale ou dépassant 0,5 cent étant majorée au cent supérieur, les fractions inférieures à 0,5 cent étant négligées. La faculté prévue au précédent alinéa se muera en obligation dans le cas où le montant de la quote-part dans les dépenses récupérables d'ouverture de rue, de pavage, d'égout ou de trottoirs, ne dépasse pas € 50,00. Il en est de même lorsque par suite d'aliénation la fraction d'une quote-part initiale est inférieure au montant susvisé. La taxe annuelle reste due si le montant de la valeur capitalisée des taxes annuelles restant à échoir n'est pas payée au 1 er janvier de l'exercice suivant. Par. 3. : La commune s'engage à restituer aux contribuables qui se seraient acquittés de la taxe en capital, les sommes qui devraient être considérées un jour, comme payées indûment du fait de la suppression ou de l'absence de renouvellement du règlement-taxe, ou d'une diminution des taux de récupération. Dans ce dernier cas, le remboursement ne peut être effectué qu'au prorata de la diminution des taux d'impositions dont bénéficieront les contribuables enrôlés annuellement. Article 13 Pour les travaux achevés antérieurement au 1er janvier 2002 les dispositions des règlements relatifs aux taxes similaires antérieurement en vigueur restent applicables pour régir les effets des situations nées durant leur période d'application. Article 14 Tout redevable est tenu, à la demande de l'administration et sans déplacement, de produire tous les livres et documents nécessaires à l'établissement de la taxe. Les redevables sont également tenus d'accorder le libre accès aux immeubles, bâtis ou non, susceptibles de constituer ou de contenir un élément imposable ou dans lesquels s'exerce une activité imposable, aux fonctionnaires désignés conformément à l'article 7 de la loi du 24 décembre 1996 et munis de leur lettre de désignation, et ce, en vue d'établir ou de contrôler l'assiette de la taxe. Ces fonctionnaires ne peuvent toutefois pénétrer dans les bâtiments ou locaux habités que de cinq heures du matin à neuf heures du soir et uniquement avec l'autorisation du juge du tribunal de police. Article 15 Le rôle de la taxe est arrêté et rendu exécutoire, au plus tard le 30 juin de l'année qui suit l'exercice, par le Collège des Bourgmestre et Echevins. Article 16
La taxe est recouvrée par le Receveur communal conformément aux dispositions des articles 3 et 12 de la loi du 24 décembre 1996. La taxe est payable dans les deux mois de l'envoi de l'avertissement-extrait de rôle. Cet envoi s'opère sans frais pour le redevable. Article 17 Le redevable peut introduire une réclamation auprès du Collège des Bourgmestre et Echevins. La réclamation doit, à peine de nullité, être introduite par écrit et doit, sous peine de déchéance, être introduite dans les six mois de l'envoi de l'avertissement extrait de rôle. Elle est datée et signée par le réclamant ou son représentant et mentionne : les noms, qualité, adresse ou siège du redevable à charge duquel l'imposition est établie ; l'objet de la réclamation et un exposé des faits et moyens. L'introduction d'une réclamation ne dispense pas le redevable de payer la taxe. Quant aux erreurs matérielles provenant de doubles emplois, erreurs de chiffres, etc…, étant le fait des agents de l'administration communale, le contribuable peut en demander le redressement, auprès de l'administration communale, aussi longtemps que le compte communal auquel la taxe se rapporte n'aura pas été approuvé par l'autorité de tutelle. *** De Gemeenteraad, Herzien zijn beraadslaging van 20 november 2006 over hetzelfde onderwerp, uitvoerbaar geworden op 22 januari 2007 krachtens de brief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en de gemeentebelastingen; Gelet op de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen; Gelet op het koninklijk besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de Gouverneur of voor het College van Burgemeester en Schepenen inzake bezwaarschrift tegen een provincie- of gemeentebelasting; Gelet op het arrest van het Arbitragehof nr. 30/98 van 18 maart 1998; Gelet op artikel 170 § 4 van de Grondwet; Gelet op het artikel 117 van de nieuwe gemeentewet; Gelet op het artikel 252 van de nieuwe gemeentewet waarbij het begrotingsevenwicht wordt opgelegd aan de gemeenten; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; BESLUIT HOOFDSTUK I - ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1 Vanaf 1 januari 2008 en voor een termijn eindigend op 31 december 2013, worden de verhaalbelastingen, zoals zij in de volgende reglementering worden gedefinieerd, vastgesteld voor de waarde van de werken voor de aanleg, de rechttrekking, de doortrekking of de verbreding van wegen, gedeelten van wegen, openbare pleinen, die door de gemeente gedurende deze periode op haar kosten, voor haar rekening of ten haren voordele werden uitgevoerd. Deze werken omvatten de verwerving van de wegzate, de grondwerken, de effening, de riolering en de daaraan verbonden bijkomstigheden, de bestrating of wegbekleding, de boordstenen, de voetpaden en, eventueel, de aanplantingen.
Artikel 2 Deze belastingen worden geheven, voor elk van deze categorieën, op bebouwde of niet bebouwde eigendommen, op de muren en afsluitingshekken, op de braakliggende of bewerkte gronden, en in het algemeen op alle eigendommen ,al dan niet aangeland, die gelegen zijn langs de openbare wegen, gedeelten van openbare wegen of openbare pleinen die moeten aangelegd worden, verbreed, rechtgetrokken of verlengd worden. Artikel 3 De belastingen worden berekend en ingevorderd per strekkende meter van de belastbare gevellengte en vastgesteld op de totale lengte van de eigendommen die langs de straatzijde gelegen zijn. Artikel 4: De totale kostprijs of de geraamde waarde van de verwervingen, werken en inrichtingen zoals hierboven bepaald, wordt gedeeld door het totaal van de belaste of belastbare gevellengten, om het bedrag perstrekkende meter te bekomen. Dit bedrag wordt vastgesteld naargelang de voltooiing van deze werken en inrichtingen en voor wat in het bijzonder de belasting voor het openen van straten, de bestrating, de belasting op de riolering en de voetpaden betreft, volgens de bijzondere bepalingen vermeld onder hoofdstuk II, artikelen 7 tot 10. Voor de berekening van het bedrag per strekkende meter, worden de eigendommen die aan de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, de Provincies en de Gemeenten toebehoren op het ogenblik van de aanleg van de openbare weg, in rekening gebracht alsof zij aan particulieren zouden toebehoren. Deze eigendommen zijn echter vrijgesteld van de jaarlijkse belastingen bedoeld in onderhavig reglement, wanneer zij aan de volgende drie voorwaarden voldoen: deel uitmaken van het openbaar domein van de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, de Provincies of de Gemeenten. onproductief zijn. verbonden zijn aan een openbare dienst of tot nut van het algemeen. Bij verwerving van een van deze eigendommen door een particulier zijn enkel de jaarlijkse belastingen die nog moeten vervallen, verschuldigd door de nieuwe eigenaar en dit vanaf 1 januari volgend op de datum van de akte die hem de eigendom overdraagt. De bedragen die dienen te worden toegepast wanneer er een afgeronde of aangesneden hoek bestaat bij de kruising van twee openbare wegen, zullen voor deze afgeronde hoek, gelijk zijn aan de bedragen van de aangrenzende straat met het hoogste bedrag. Voor de vaststelling van de bedragen zal elke fractie gelijk of hoger dan 0,5 cent verhoogd worden tot een cent, de fractie onder 0,5 cent worden verwaarloosd. Artikel 5 Met uitsluiting van de hoekgronden, zullen de gronden waarop een bouwverbod staat en deze die een gemiddelde diepte hebben van minder dan acht meter, van de belasting worden vrijgesteld. Deze vrijstelling wordt niet toegepast voor de grond, die aan een eigenaar van aanpalende gebouwde eigendommen of aanpalende niet gebouwde eigendommen toebehoort en die een diepte heeft gelijk aan of hoger dan 8 meter. De oprichting van om het even welke constructie ( woning, werkhuis, hangar, autobergplaats, afsluitingsmuur, enz…) op de vrijgestelde grond, alsook de vereniging van deze grond met een andere, zodat hun geheel niet de van de vrijstelling zou hebben kunnen genieten, heeft voor gevolg deze grond aan de jaarlijkse belastingen die nog moeten vervallen te onderwerpen, vanaf 1 januari volgend op het begin van de bouwwerken of de verwerving van het aanpalend goed. Artikel 6 Het bedrag per strekkende meter, voor elke openbare weg of weggedeelte, alsmede het jaarlijks bedrag betreffende de jaarlijkse rechtstreekse belastingen, waarvan het globale bedrag van de aflossing en de interest constant is, worden vastgesteld door het College van Burgemeester en Schepenen. HOOFDSTUK II - BEPALINGEN DIE BETREKKING HEBBEN OP ELKE BELASTINGSCATEGORIE.
Belasting op de opening van straten. Artikel 7 a)De totale kostprijs van de onroerende goederen die werden afgestaan, aangekocht of onteigend, met aftrek van de geschatte waarde van de gebouwen die er zich op bevonden, geldt slechts a rato van de oppervlakten die in de openbare wegen of gedeelten van openbare wegen werden opgenomen en onder voorbehoud van een maximum van 12 m2 zate per strekkende meter langs elke rooilijn gelegen. De gevellengteraming van de gemeentegronden die in de zate van een openbare weg zijn ingelijfd zal in de kostprijs van het geheel van de aankopen worden opgenomen. b)De belasting voor het openen van straten is niet van toepassing op de eigendommen waarbij de helft van de niet bebouwde grond, die nodig was door de aanleg, de verlenging, de verbreding of de rechttrekking van openbare wegen, binnen de grens van de belastbare oppervlakten die voor de berekeningbasis van de belasting in aanmerking kwam, gratis werd afgestaan. c)Wanneer de eigenaar verplicht is een stuk grond af te staan waarvan de breedte verder reikt dan de halve belastbare breedte, mag hij van de gemeente een vergoeding vragen voor het verschil; anderzijds moet de boordeigenaar, die een stuk grond afstaat waarvan de oppervlakte kleiner is dan voornoemde oppervlakte, het verschil vergoeden, bij de betaling van de belasting, de strekkende meter wordt in dit geval vermenigvuldigd met de verhouding tussen de ontbrekende oppervlakte en de oppervlakte van de helft van de belastbare wegzate. Degene die het kleinste stuk grond afstaat kan zich aan de belasting onttrekken door betaling aan de andere boordeigenaar van een vergoeding die tussen hen is overeen te komen, ter ontlasting van de gemeente. d)Zolang de verbreding van de openbare weg, die op een of verschillende tijdstippen wordt verwezenlijkt de 2 m niet overschrijdt, zal er geen bijkomende belasting op de opening van straten geëist worden. De verbreding die meer bedraagt dan deze grens, alsmede alle latere verbredingen geven aanleiding tot deze belasting waarvan de bedragen zullen berekend worden volgens hetgeen in artikel 4 is bepaald op basis van de waarde van de onroerende goederen die in de verbreding begrepen zijn. Wanneer echter de verbreding op gelijkvormige wijze geschiedt en slechts aanleiding geeft tot de belasting voor het gedeelte dat verwezenlijkt werd boven de grens van 2 m zal het bedrag per lopende meter gevellengte dat volgens artikel 4 werd berekend, worden vermenigvuldigd met de verhouding tussen de breedte van de belastbare verbreding en deze van de ganse verbreding met inbegrip van het belastbare en het vrijgestelde gedeelte. Wanneer deze verbreding niet gelijkvorming wordt uitgevoerd zal het bedrag dat bekomen wordt zoals in artikel 4 wordt bepaald, worden vermenigvuldigd met de verhouding tussen de gemiddelde breedte van het belastbare gedeelte voor elke eigendom en de gemiddelde breedte van de totale verbreding van de openbare weg. Belasting op de bestrating. Artikel 8 a)Voor de berekening van het bedrag per strekkende meter, wordt de kostprijs of de waarde van de werken verhoogd met de geraamde uitgave van de eerste definitieve opname van de werken. De bestratingoppervlakte van de berijdbare weg die als basis dient voor de belasting mag de 12 m2 per strekkende meter gevellengte langs elke rooilijn niet te boven gaan . Bij het bestaan van aardophogingen wordt de bestratingoppervlakte waarmee kan worden rekening gehouden, onder voorbehoud van de 12 m2, bekomen hetzij door de breedten van de verschillende bestrate gedeelten tussen de buitenste rooilijnen van de openbare weg of het openbaar plein samen te tellen, hetzij door van de totale oppervlakte van de weg of van het plein dat als volledig berijdbaar wordt beschouwd, de oppervlakte van de aardophoging af te trekken. b)Bij de verbreding van de ganse of een gedeelte van de openbare weg, wordt een bijkomende belasting, waarvan het bedrag wordt berekend zoals in artikel 4 wordt bepaald volgens de nieuwe uitgave, geheven ten laste van de boordeigenaars onder dezelfde voorwaarden als voor de oorspronkelijke belasting. Dit geldt
eveneens bij de vervanging van een voorlopige bestrating uitgevoerd met herbruikbare materialen, door nieuw materiaal. In dit geval, wordt van de boordeigenaar een bijkomende belasting geëist waarvan het bedrag wordt berekend zoals wordt bepaald in artikel 4, volgens het verschil tussen de kostprijs van de nieuwe bestrating en de bijkomende werken in de kostprijs van de voorlopige bestrating met herbruikbare materialen. Er wordt geen belastingsupplement geëist wanneer de verbreding van de berijdbare weg het gevolg is van: de afschaffing van de aardophogingen de versmalling van voetpaden wanneer deze worden aangelegd op kosten van de boordeigenaars. Belasting op de riolen. Artikel 9 a)Het gebruik van de openbare riolering wordt slechts toegelaten mits betaling aan het Gemeentebestuur van de belasting bedoeld in artikel 1. Wanneer in een openbare weg de bouw van een riool, een leiding omvat waarvan de doorsnee groter is dan van een afvloeiingsbuis van 90/120 cm of een leiding van algemeen belang, zal het bedrag der recupereerbare uitgaven vastgesteld worden in functie van de kostprijs van een riool met afmeting 90/120 cm. De belasting die betaald wordt voor het gebruik van de voorlopige riool, die vergroot of nadien vervangen wordt, wordt afgetrokken van de belasting die verschuldigd is uit hoofde van een definitieve riool. b)Op de eigendommen gelegen op de hoek van twee openbare wegen, en die op de riool zijn aangesloten langs eender welke zijde, wordt de belasting als volgt toegepast : Wanneer de riolen onder de twee wegen op kosten van de gemeente werden aangelegd: volgens de gevel die het hoogste bedrag opbrengt. Wanneer echter de andere gevelkant een lengte van 15 meter overschrijdt, wordt de belasting op het bijkomende gedeelte toegepast. Wanneer een van deze riolen op kosten van de gemeente werd aangelegd: volgens de gevel die uitgeeft op de weg waar deze riool werd aangelegd. In deze beide gevallen, gelden de afgesneden hoeken slechts voor de helft van hun lengte. c)Op de eigendommen waarvan de gevel uitgeeft op twee openbare wegen en die niets gemeens hebben met hoekeigendommen, wordt de belasting toegepast langs de langste zijde. Zij wordt echter invorderbaar langs beide zijden: Wanneer langs de twee wegen gebruik wordt gemaakt van de riolen Wanneer de eigendommen een gemiddelde diepte hebben van meer dan 25 meter. Belasting op de voetpaden. Artikel 10 a)De werken die door het Gemeentebestuur worden uitgevoerd voor de aanleg, de verandering of de verbreding van voetpaden, op een volledig openbare weg of op een belangrijk gedeelde van een openbare weg, kunnen ambtshalve worden beslist, hetzij door uitvoerring van deze werken door haar eigen diensten, hetzij door uitvoering door een onderneming volgens de voorwaarden die door het College van Burgemeester en Schepenen worden bepaald, zonder aan de boordeigenaar daarvan voorafgaandelijk kennis te moeten geven, zolas voorzien in het vigerend politiereglement op de voetpaden. b)De totale uitgave waarmee dient te worden rekening gehouden bij de berekening van de belasting, omvatten de werkelijke kosten van benodigdheden, van de proeven en de werken die voor elk goed werden uitgevoerd. Het aandeel van de boordeigenaars in de kosten voor de aanleg of de vernieuwing van voetpaden, mag niet worden ingevorderd op trottoirbreedten die de volgende afmetingen te boven gaan : 5 m in de straten van 25 m en meer ;
4 m in de straten van 20 m tot 24,99 m ; 3 m in de straten van 15 m tot 19,99 m ; 2,5 m in de straten van 10 m tot 14,99 m; 2 m in de straten van minder dan 10 m. HOOFDSTUK III - BEPALINGEN BETREFFENDE DE VESTIGING EN DE INVORDERING VAN DE BELASTINGEN. Artikel 11 De belasting die de opbrengstgebouwen of de appartementsgebouwen treft, en die aan verschillende eigenaars toebehoren, is een belasting die toepasselijk is op het geheel van het onroerend goed. Krachtens de bepalingen van artikel 577-2 van het Burgerlijk Wetboek, zijn de mede-eigenaars ertoe gehouden gezamenlijk en ieder voor hun deel de belasting volledig te vereffenen. Om de belasting te kunnen innen ten laste van de verschillende eigenaars op basis van het inwendig reglement over mede-eigendom, moet een verklarende aangifte betreffende de verdeling van de eigendom ondertekend en voor juist en oprecht verklaard door elk van de mede-eigenaars, binnen de 15 dagen na de verzending van de afrekening van de belasting aan het Gemeentebestuur worden toegezonden. Deze verdeling wordt voorlopig verricht in afwachting dat het werkelijke aandeel kan berekend worden in verhouding tot het bedrag van het kadastraal inkomen van elk appartement, vergeleken met het bedrag van het kadastraal inkomen van het gebouw dat in zijn geheel wordt beschouwd. Wanneer deze kadastrale inkomens bekend zijn, wordt een definitieve staat van de belasting aan de belastingplichtigen toegestuurd. Bij gebrek aan aangifte binnen de in het reglement gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting ambtshalve ingekohierd overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 6 en 7 van de wet van 24 december 1996. Artikel 12 Par. 1. :De verhaalbelasting is de jaarlijkse belasting die op elke eigendom geheven wordt voor het aandeel in de kostprijs van de werken die volgens de voorgaande bepalingen werd vastgesteld. De totale opbrengst van de jaarlijkse belasting zal de interest en het kapitaal, aangewend voor de betaling van de uitgaven betreffende de werken bedoeld in artikel 1, niet overschrijden. De jaarlijkse belasting zal worden verdeeld over een aflossingsperiode die gelijk is aan de duur van de lening die zal worden aangegaan voor de dekking van de uitgaven die in artikel 1 zijn beschreven en die een aanvang zal nemen op 1 januari volgend op de voorlopige aanvaarding van de werken of op de datum waarop het bedrag van het aandeel aan de belastingplichtigen zal genotificeerd worden. Wanneer de verwezenlijkte werken geheel of gedeeltelijk werden betaald door middel van fondsen die afkomstig zijn van één of meer leningen aflosbaar bij vaste annuïteiten, is het jaarlijkse bedrag dat als jaarlijkse belasting geldt, de annuïteit van de lening of de gemiddelde annuïteit van de verschillende leningen door rekening te houden met de grootheid van elke lening. Wanneer de werken uitsluitend werden verwezenlijkt met buitengewone ontvangsten, is de vaste annuïteit gelijk aan deze die zou ontstaan uit de interestvoet van een lening die zou moeten aangegaan worden bij de voorlopige aanvaarding van de werken die aanleiding geven tot belasting. Wanneer de lening ter financiering van de werken terugbetaalbaar is bij jaarlijkse of progressieve tranches waaraan de interest van de niet terugbetaalde bedragen dienen te worden bijgevoegd, is de rentevoet automatisch deze die door de uitlener werd vastgesteld voor het trimester dat het belastingjaar voorafgaat. De jaarlijkse belasting is voor het ganse jaar verschuldigd door de eigenaar op 1 januari van het belastingjaar en de bedragen worden naar boven tot één cent afgerond wanneer de fracties van de cent gelijk of hoger zijn dan 0,5 cent, naar beneden wanneer de fracties van de cent lager zijn dan 0,5 cent. Bij het bestaan:
van het recht van opstal, is de belasting solidair verschuldigd door de eigenaar van de grond en de bezitter van het recht van opstal. Van het erfpachtrecht, is de belasting solidair verschuldigd door de eigenaar en de erfpachter. Van het vruchtgebruik, is de belasting solidair verschuldigd door de naakte eigenaar en de vruchtgebruiker. Par. 2. :Het staat de belastingschuldige vrij zich op elk ogenblik van de jaarlijkse belastingplicht te ontheffen, door de betaling van het kapitaalgedeelte dat door de gemeente werd voorgeschoten voor het gedeelte van de wegzate en de werken die voor zijn eigendom werden uitgevoerd, na aftrek van de bedragen die jaarlijks werden betaald ter aflossing van dit kapitaal. Hij kan deze beschikking slechts inroepen wanneer hij terzake zijn akkoord geeft over de afrekeningstaat van het Gemeentebestuur, waarbij elke fractie van de cent die gelijk is aan 0,5 cent en meer naar boven tot de cent wordt afgerond en de fracties lager dan 0,5 cent niet worden in aanmerking genomen . De mogelijkheid van vorig alinea wordt een verplichting wanneer het bedrag van het aandeel in de recupereerbare uitgaven voor de opening van straten, de bestrating, de riolen of de voetpaden, de € 50,00 niet overschrijdt. Dit geldt eveneens wanneer bij vervreemding, de fractie van een oorspronkelijk aandeel lager is dan bedoeld bedrag. De jaarlijkse belasting blijft verschuldigd wanneer de gekapitaliseerde waarde van de jaarlijkse belastingen die nog moeten vervallen, niet betaald is voor 1 januari van het volgende dienstjaar. Par. 3. :De gemeente verbindt er zich toe aan de belastingplichtigen die de belasting in kapitaal zouden vereffend hebben, de bedragen terug te betalen die op een zeker ogenblik als ten onrechte betaald moeten worden beschouwd, wegens de afschaffing of het uitblijven van de hernieuwing van het belastingreglement of wegens een vermindering van de recupereerbare bedragen. In dit laatste geval, mag de terugbetaling slechts geschieden, a rato van de vermindering van de belastingaanslagen, die de jaarlijks ingekohierde belastingbetalers genoten. Artikel 13 Voor de werken die voor 1 januari 2002 werden beëindigd, blijven de bepalingen van de vroeger vigerende reglementen op de verhaalbelastingen van kracht op de toestanden die tijdens hun toepassingsperiode ontstonden. Artikel 14 Iedere belastingplichtige moet, op verzoek van het bestuur en zonder verplaatsing, alle boeken en bescheiden voorleggen die noodzakelijk zijn voor de vestiging van de belasting. De belastingplichtigen moeten eveneens de vrije toegang verlenen tot de al dan niet bebouwde onroerende goederen, die een belastbaar element kunnen vormen of bevatten of waar een belastbare activiteit wordt uitgeoefend, aan de ambtenaren die overeenkomstig artikel 7 van de wet van 24 december 1996 worden aangesteld en voorzien zijn van hun aanstellingsbrief, en dit om de grondslag van de belasting vast te stellen en te controleren. Tot particuliere woningen of bewoonde lokalen hebben deze ambtenaren evenwel alleen toegang tussen vijf uur 's morgens en negen uur 's avonds, en mits machtiging van de politierechter. Artikel 15 Het kohier van de belasting wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard, ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het dienstjaar, door het College van Burgemeester en Schepenen. Artikel 16
De belasting wordt ingevorderd door de Gemeenteontvanger overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 3 en 12 van de wet van 24 december 1996. De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingplichtige. Artikel 17 De belastingplichtige kan een bezwaar indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk ingediend worden en moet, op straffe van verval, ingediend worden binnen zes maanden vanaf de datum van verzending van het aanslagbiljet. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger en vermeldt: de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten laste van wie de belasting gevestigd wordt; het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen. Het indienen van een bezwaar ontslaat de belastingplichtige niet de betaling van de belasting. Wat betreft de materiële fouten die het gevolg zijn van dubbel geboekte posten, rekenfouten of cijferfouten, enz…die te wijten zijn aan de bedienden van het gemeentebestuur, kan de belastingplichtige daarvan de rechtzetting vragen bij het gemeentebestuur, zolang de gemeenterekening waarop de belasting betrekking heeft niet is goedgekeurd door de toezichtoverheid.
(34)
Taxe sur les agences de paris aux courses de chevaux et sur leurs succursales - Renouvellement Belasting op de agentschappen voor weddenschappen op paardenwedrennen en hun filialen Hernieuwing
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/Hebben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH. Le Conseil communal, Revu sa délibération du 20 novembre 2006 relative au même objet, devenue exécutoire par lettre du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 janvier 2007 ; Vu l'arrêté royal du 7 janvier 1974 modifiant l'arrêté royal du 8 juillet 1970 portant règlement général des taxes assimilées aux impôts sur les revenus ; Vu l'article 74 du code des taxes assimilées aux impôts sur les revenus ; Vu la loi du 24 décembre 1996 relative à l’établissement et au recouvrement des taxes provinciales et communales ; Vu la loi du 15 mars 1999 relative au contentieux en matière fiscale ;
Vu l'arrêté royal du 12 avril 1999 déterminant la procédure devant le Gouverneur ou devant le Collège des Bourgmestre et Echevins en matière de réclamation contre une imposition provinciale ou communale ; Vu l’arrêt de la Cour d’arbitrage n° 30/98 du 18 mars 1998 ; Vu l’article 170 § 4 de la Constitution ; Vu l’article 117 de la nouvelle loi communale ; Vu l’article 252 de la nouvelle loi communale imposant l’équilibre budgétaire aux communes ; Vu la situation financière de la commune ; ARRETE Article 1 Il est établi à partir du 1er janvier 2008 au profit de la Commune d'Etterbeek pour un terme expirant le 31 décembre 2013, une taxe annuelle sur les agences de paris aux courses de chevaux et leurs succursales autorisées dans le cadre de l'article 66 du code des taxes assimilées aux impôts sur les revenus, c'est à dire exclusivement les agences des personnes physiques ou morales agréées par le directeur régional des contributions directes pour accepter des paris sur les courses de chevaux courues à l'étranger. Article 2 Le taux de la taxe est fixé à € 62,00 par mois ou fraction de mois d'exploitation. Article 3 La taxe est due au 1er janvier pour toute l'année. Toutefois, en cas de fermeture d'une agence en cours d'année, la taxe est réduite proportionnellement au nombre de mois restant à couvrir après celui au cours duquel a eu lieu la fermeture. Article 4 La taxe est due par la personne physique ou morale pour le compte de laquelle l'agence ou la succursale est exploitée. Article 5 La personne physique ou morale qui ouvre, transfère, cède ou ferme une agence ou une succursale est tenue d'en faire la déclaration à l'administration communale, dans les cinq jours de son ouverture, de son transfert, de sa cession ou de sa fermeture. Les déclarations des agences ou succursales existantes au 1er janvier de l'exercice de taxation sont valables jusqu'à révocation. Article 6 La non-déclaration dans les délais prévus par ce même règlement ou la déclaration incorrecte, incomplète ou imprécise de la part du redevable entraîne l'enrôlement d'office de la taxe conformément aux dispositions des articles 6 et 7 de la loi du 24 décembre 1996. Les taxes enrôlées d'office sont majorées d'un montant égal à celui de la taxe qui est due. Le montant de cette majoration est également enrôlé. Article 7 Tout redevable est tenu, à la demande de l'administration et sans déplacement, de produire tous les livres et documents nécessaires à l'établissement de la taxe. Les redevables sont également tenus d'accorder le libre accès aux immeubles, bâtis ou non, susceptibles de constituer ou de contenir un élément imposable ou dans lesquels s'exerce une activité imposable, aux
fonctionnaires désignés conformément à l'article 7 de la loi du 24 décembre 1996 et munis de leur lettre de désignation, et ce, en vue d'établir ou de contrôler l'assiette de la taxe. Ces fonctionnaires ne peuvent toutefois pénétrer dans les bâtiments ou les locaux habités que de cinq heures du matin à neuf heures du soir et uniquement avec l'autorisation du juge du tribunal de police. Article 8 Le rôle de la taxe est arrêté et rendu exécutoire, au plus tard le 30 juin de l'année qui suit l'exercice, par le Collège des Bourgmestre et Echevins. Article 9 La taxe est recouvrée par le Receveur communal conformément aux dispositions des articles 3 et 12 de la loi du 24 décembre 1996. La taxe est payable dans les deux mois de l'envoi de l'avertissement-extrait de rôle. Cet envoi s'opère sans frais pour le redevable. Article 10 Le redevable peut introduire une réclamation auprès du Collège des Bourgmestre et Echevins. La réclamation doit, à peine de nullité, être introduite par écrit et doit, sous peine de déchéance, être introduite dans les six mois de la date de l'envoi de l'avertissement-extrait de rôle. Elle est datée et signée par le réclamant ou son représentant et mentionne : les noms, qualité, adresse ou siège du redevable à charge duquel l'imposition est établie ; l'objet de la réclamation et un exposé des faits et moyens. L'introduction d'une réclamation ne dispense pas le redevable de payer la taxe. Quant aux erreurs matérielles provenant de double emploi, erreurs de chiffres, etc…, étant le fait des agents de l'administration communale, le contribuable peut en demander le redressement aussi longtemps que le compte communal auquel la taxe se rapporte n'aura pas été approuvé par l'autorité supérieure. *** De Gemeenteraad, Herzien zijn beraadslaging van 20 november 2006 over hetzelfde onderwerp, uitvoerbaar geworden op 22 januari 2007 krachtens de brief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; Gelet op het koninklijk besluit van 7 januari 1974 houdende wijziging van het koninklijk besluit van 8 juli 1970 houdende wijziging van het algemeen reglement van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen; Gelet op het artikel 74 van het wetboek op de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen; Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en de gemeentebelastingen; Gelet op de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen; Gelet op het koninklijk besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de Gouverneur of voor het College van Burgemeester en Schepenen inzake bezwaarschrift tegen een provincie- of gemeentebelasting; Gelet op het arrest van het Arbitragehof nr. 30/98 van 18 maart 1998 Gelet op artikel 170 § 4 van de Grondwet; Gelet op het artikel 117 van de nieuwe gemeentewet;
Gelet op het artikel 252 van de nieuwe gemeentewet waarbij het begrotingsevenwicht wordt opgelegd aan de gemeenten; Gelet op de financiële toestand van de gemeente BESLUIT Artikel 1 Er wordt vanaf 1 januari 2008 ten bate van de Gemeente Etterbeek voor een termijn vervallend op 31 december 2013, een jaarlijkse belasting geheven op de agentschappen voor weddenschappen op paardenwedrennen en hun filialen toegelaten binnen het raam van artikel 66 van het wetboek op de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen dit wil zeggen uitsluitend op de agentschappen van natuurlijke en rechtspersonen aangenomen door de gewestelijke directeur der rechtstreekse belastingen voor het aannemen van weddenschappen op paardenwedrennen die in het buitenland worden gelopen. Artikel 2 Het bedrag van de belasting wordt vastgesteld op € 62,00 per maand of fractie van een maand dat het agentschap wordt uitgebaat. Artikel 3 De belasting is verschuldigd op 1 januari voor het ganse jaar. Nochtans wanneer het agentschap tijdens het jaar wordt gesloten, wordt de belasting herleid in verhouding met de resterende maanden die nog moeten verlopen na de maand tijdens dewelke de sluiting heeft plaatsgevonden. Artikel 4 De belasting is verschuldigd door de natuurlijke of rechtspersoon voor wiens rekening het agentschap of het filiaal is uitgebaat. Artikel 5 De natuurlijke of rechtspersoon die een agentschap of een filiaal van een agentschap opent, overbrengt, overlaat of sluit is verplicht daarvan aangifte te doen bij het gemeentebestuur, binnen vijf dagen, volgend op de opening, de overbrenging, het overlaten of de sluiting. De aangiften van de agentschappen die gevestigd zijn op 1 januari van het aanslagjaar zijn geldig tot herroeping. Artikel 6 Bij gebrek aan aangifte binnen de in het reglement gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting ambtshalve ingekohierd overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 6 en 7 van de wet van 24 december 1996. De ambtshalve ingekohierde belastingen worden verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de verschuldigde belasting. Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd. Artikel 7 Iedere belastingplichtige moet, op verzoek van het bestuur en zonder verplaatsing, alle boeken en bescheiden voorleggen die noodzakelijk zijn voor de vestiging van de belasting. De belastingplichtigen moeten eveneens de vrije toegang verlenen tot de al dan niet bebouwde onroerende goederen die een belastbaar element kunnen vormen of bevatten of waar een belastbare activiteit wordt uitgeoefend, aan de ambtenaren die overeenkomstig artikel 7 van de wet van 24 december 1996 worden aangesteld en voorzien zijn van hun aanstellingsbrief, en dit om de grondslag van de belasting vast te stellen en te controleren. Tot particuliere woningen of bewoonde lokalen hebben deze ambtenaren maar alleen toegang tussen vijf uur 's morgens en negen uur ' s avonds, en mits machtiging van de politierechter.
Artikel 8 Het kohier van de belasting wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard, ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het dienstjaar, door het College van Burgemeester en Schepenen. Artikel 9 De belasting wordt ingevorderd door de Gemeenteontvanger overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 3 en 12 van de wet van 24 december 1996. De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingplichtige. Artikel 10 De belastingplichtige kan een bezwaar indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk ingediend worden en moet, op straffe van verval, ingediend worden binnen zes maanden vanaf de datum van de verzending van het aanslagbiljet. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger en vermeldt: 1) de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten laste van wie de belasting gevestigd wordt: 2) het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen. Het indienen van een bezwaar ontslaat de belastingplichtige niet van de betaling van de belasting. Wat betreft de materiële fouten die het gevolg zijn van dubbel geboekte posten, rekenfouten of cijferfouten, enz…die te wijten zijn aan de bedienden van het gemeentebestuur, kan de belastingplichtige daarvan de rechtzetting vragen bij het gemeentebestuur, zolang de gemeenterekening waarop de belasting betrekking heeft niet is goedgekeurd door de hogere Overheid.
(35)
Taxe sur les surfaces de bureaux - Renouvellement Belasting op de kantooroppervlakten - Hernieuwing
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/Hebben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH. Le Conseil communal, Revu sa délibération du 20 novembre 2006 relative au même objet, devenue exécutoire par lettre du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 janvier 2007 ; Vu la loi du 24 décembre 1996 relative à l’établissement et au recouvrement des taxes provinciales et communales ; Vu la loi du 15 mars 1999 relative au contentieux en matière fiscale ;
Vu l'arrêté royal du 12 avril 1999 déterminant la procédure devant le Gouverneur ou devant le Collège des Bourgmestre et Echevins en matière de réclamation contre une imposition provinciale ou communale ; Vu l’arrêt de la Cour d’arbitrage n° 30/98 du 18 mars 1998 ; Vu l’article 170 § 4 de la Constitution ; Vu l’article 117 de la nouvelle loi communale ; Vu l’article 252 de la nouvelle loi communale imposant l’équilibre budgétaire aux communes ; Vu la situation financière de la commune ; ARRETE Article 1 Il est établi à partir du 1er janvier 2008 au profit de la Commune d’Etterbeek pour un terme expirant le 31 décembre 2013, une taxe annuelle sur les surfaces de bureaux. Cette taxe a pour base la surface brute. Par bureau, on entend le local ou l’ensemble des locaux où, avec un équipement et / ou un mobilier adéquats, l’information est susceptible d’être traitée. Le terme information est à comprendre au sens large : textes, rapports, études, conférences, données comptables, statistiques, brevets, sons, images, etc…Cette information peut être contenue sur n’importe quel support (documents, fichiers informatiques, etc…), mais également dans des échantillons ou prototypes. Par surface brute, on entend la surface totale occupée par la personne physique ou morale, y compris les surfaces utilisées indirectement (espaces de circulation et d’accueil, salles de conférences, locaux de rangement et d’archivages, réfectoires, sanitaires, étages techniques,…), y compris la part dans les communs, et y compris les surfaces accessibles au public, mais non compris les surfaces de parkings. Article 2 Le taux de la taxe est fixé à : - pour les surfaces de bureaux jusqu'à 200 m² : € 15,00/ m² - pour les surfaces de bureaux supérieures à 200 m² € 17,00/ m² Article 3 La taxe est due par l’occupant des surfaces de bureaux. Article 4 Sont exonérés du paiement de la taxe : les surfaces de bureaux inférieures à 20 m². Cette exonération n’est pas d’application lorsqu’une surface de bureaux supérieure à 20 m² est occupée par diverses sociétés. Dans ce cas, chaque société sera imposée d’après la surface qu’elle occupe réellement; les occupants ayant le statut de personne de droit public ou d’organisme de droit public et à la condition expresse d’occuper eux-mêmes les bureaux; les établissements d’enseignement subventionnés par les Communautés et occupants de leurs bureaux; les surfaces occupées par des personnes physiques, dans un logement dont l’occupant, y domicilié, exerce une profession de salarié, d’indépendant ou libérale, lorsqu’elles ne dépassent pas un tiers de la surface totale;
les surfaces servant aux cultes, les maisons de la laïcité, les hôpitaux, les cliniques, les dispensaires ou œuvres de bienfaisance; les associations sans but lucratif et autres groupements et associations qui ne poursuivent aucun but lucratif et qui sont mentionnées à l’article 181 du Code des impôts sur les revenus. Article 5 En cas de cessation ou de début d’occupation des surfaces de bureaux en cours d’exercice, la taxe est établie sur base du nombre effectif de mois d’occupation, tout mois entamé étant compté en entier. Article 6 L’administration communale adresse au redevable une formule de déclaration que celui-ci est tenu de renvoyer, dûment complétée, datée et signée, avant l’échéance mentionnée sur ladite formule. Le contribuable qui n’a pas reçu de formule de déclaration, est tenu de déclarer à l’administration communale, au plus tard le 15 janvier de l’année qui suit celle de l’exercice de taxation, les éléments nécessaires à la taxation. Article 7 La déclaration reste valable jusqu’à révocation. Toute modification de la base taxable ou toute nouvelle occupation de surfaces de bureaux devra être signalée, dans le mois, à l’administration communale. Article 8 La non déclaration dans les délais prévus par ce même règlement ou la déclaration incorrecte, incomplète ou imprécise de la part du redevable entraîne l’enrôlement d’office de la taxe conformément aux dispositions des articles 6 et 7 de la loi du 24 décembre 1996. Les taxes enrôlées d’office sont majorées d’un montant égal à celui de la taxe qui est due. Le montant de cette majoration est également enrôlé. Article 9 Tout redevable est tenu, à la demande de l’administration et sans déplacement, de produire tous les livres et documents nécessaires à l’établissement de la taxe. Les redevables sont également tenus d’accorder le libre accès aux immeubles, bâtis ou non, susceptibles de constituer ou de contenir un élément imposable ou dans lesquels s’exerce une activité imposable, aux fonctionnaires désignés conformément à l’article 7 de la loi du 24 décembre 1996 et munis de leur lettre de désignation, et ce, en vue d’établir ou de contrôler l’assiette de la taxe. Ces fonctionnaires ne peuvent toutefois pénétrer dans les bâtiments ou les locaux habités que de cinq heures du matin à neuf heures du soir et uniquement avec l’autorisation du juge du tribunal de police. Article 10 Le rôle de la taxe est arrêté et rendu exécutoire, au plus tard le 30 juin de l’année qui suit l’exercice, par le Collège des Bourgmestre et Echevins. Article 11 La taxe est recouvrée par le Receveur communal conformément aux dispositions des articles 3 et 12 de la loi du 24 décembre 1996. La taxe est payable dans les deux mois de l’envoi de l’avertissement-extrait de rôle. Cet envoi s’opère sans frais pour le redevable. Article 12 Le redevable peut introduire une réclamation auprès du Collège des Bourgmestre et Echevins. La réclamation doit, à peine de nullité, être introduite par écrit et doit, sous peine de déchéance, être introduite dans les six mois de la date de l'envoi de l'avertissement-extrait de rôle. Elle est datée et signée par le réclamant ou son représentant et mentionne :
les noms, qualité, adresse ou siège du redevable à charge duquel l'imposition est établie ; l'objet de la réclamation et un exposé des faits et moyens. Quant aux erreurs matérielles provenant de doubles emplois, erreurs de chiffres, etc…, étant le fait des agents de l’administration communale, le contribuable peut en demander le redressement auprès de l’administration communale, aussi longtemps que le compte communal auquel la taxe se rapporte n’aura pas été approuvé par l’autorité de tutelle. *** De Gemeenteraad, Herzien zijn beraadslaging van 20 november 2006 over hetzelfde onderwerp, uitvoerbaar geworden op 22 januari 2007 krachtens de brief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ; Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en de gemeentebelastingen; Gelet op de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen; Gelet op het koninklijk besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de Gouverneur of voor het College van Burgemeester en Schepenen inzake bezwaarschrift tegen een provincie- of gemeentebelasting; Gelet op het arrest van het Arbitragehof nr. 30/98 van 18 maart 1998; Gelet op artikel 170 § 4 van de Grondwet; Gelet op het artikel 117 van de nieuwe gemeentewet; Gelet op het artikel 252 van de nieuwe gemeentewet waarbij het begrotingsevenwicht wordt opgelegd aan de gemeenten; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; BESLUIT Artikel 1 Er wordt vanaf 1 januari 2008 ten bate van de Gemeente Etterbeek voor een termijn vervallend op 31 december 2013, een jaarlijkse belasting geheven op de kantooroppervlakten. Deze belasting heeft als basis de brutooppervlakte. Als kantoor wordt bedoeld het lokaal of het geheel der lokalen waar met behulp van een aangepaste uitrusting en / of meubilair, informatie kan worden verwerkt. De term informatie moet in brede zin worden verstaan: teksten, verslagen, studies, conferenties, boekhoudkundige gegevens, statistieken, brevetten, klank-en beeldmateriaal, enz… Deze informatie kan weergegeven zijn op om het even welke materie (documenten, computerdata, enz…) maar eveneens in stalen en prototypes; Onder bruto-oppervlakte wordt verstaan de totale door de natuurlijke persoon of de rechtspersoon bezette oppervlakte, daarin begrepen de oppervlakten onrechtstreeks gebruikt (ruimten voor het verkeer en het onthaal, conferentiezalen, lokalen voor het rangeren en het archiveren, refters, het sanitair, technische verdiepingen, …), daarin begrepen het deel van de gemeenschappelijke delen van het gebouw, daarin ook begrepen de oppervlakten toegankelijk voor het publiek, doch niet de parkeeroppervlakten. Artikel 2 De belasting is vastgesteld op:
- voor de kantooroppervlakten tot 200 m²: - voor de kantooroppervlakten boven de 200 m²:
€ 15,00/m² € 17,00/m²
Artikel 3 De belasting is verschuldigd door de bezetter van de kantooroppervlakten. Artikel 4 Zijn van de belasting vrijgesteld: De kantooroppervlakten beneden de 20 m². Deze vrijstelling wordt niet toegepast wanneer een bureeloppervlakte van meer dan 20 m² bezet wordt door verschillende maatschappijen. In dat geval, wordt elke maatschappij belast volgens de oppervlakte die zij werkelijk bezet; De bezetters die het statuut van een openbare rechtspersoon bezitten of van een instelling van openbaar recht op uitdrukkelijke voorwaarde dat ze zelf de kantoren bezetten; De onderwijsinstellingen die door de gemeenschappen worden gesubsidieerd en die hun eigen lokalen bezetten; De oppervlakten bezet door natuurlijke personen, in een woning waar de er gedomicilieerde gebruiker een bezigheid uitoefent van loontrekkende, zelfstandige of met een vrij beroep, wanneer zij kleiner zijn dan één derde van de volledige oppervlakte; De oppervlakten bestemd voor de eredienst, de huizen bestemd voor de lekenmoraal, de ziekenhuizen, de klinieken, de dispensaria en weldadigheidsinstellingen; De verenigingen zonder winstoogmerk en andere groeperingen en verenigingen die geen enkele winst nastreven en die vermeld zijn in artikel 181 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen. Artikel 5 In geval van stopzetting of het aanvangen van de bezetting van de kantooroppervlakten tijdens het dienstjaar, wordt de belasting vastgesteld op basis van het effectief aantal maanden gebruik, met dien verstande dat elke begonnen maand als geheel wordt geteld. Artikel 6 Het gemeentebestuur zendt naar de belastingplichtige een aangifteformulier dat deze gehouden is terug te zenden, na het behoorlijk ingevuld, gedagtekend en ondertekend te hebben voor de vervaldag vermeld op dit aangifteformulier. De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen, is gehouden uiterlijk op 15 januari van het jaar dat volgt op dat van het jaar waarop de belasting slaat, aan het gemeentebestuur aangifte te doen van de elementen nodig voor de belasting. Artikel 7 De aangifte blijft geldig zolang zij niet wordt herroepen. Elke wijziging van de belastbare basis of elke nieuwe ingebruikname van kantorenoppervlakten moet binnen de maand gemeld worden aan het gemeentebestuur. Artikel 8 Bij gebrek aan aangifte binnen de in het reglement gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting ambtshalve ingekohierd overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 6 en 7 van de wet van 24 december 1996. De ambtshalve ingekohierde belastingen worden verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de verschuldigde belasting. Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd. Artikel 9
Iedere belastingplichtige moet, op verzoek van het bestuur en zonder verplaatsing, alle boeken en bescheiden voorleggen die noodzakelijk zijn voor de vestiging van de belasting. De belastingplichtigen moeten eveneens de vrije toegang verlenen tot de al dan niet bebouwde onroerende goederen, die een belastbaar element kunnen vormen of bevatten of waar een belastbare activiteit wordt uitgeoefend, aan de ambtenaren die overeenkomstig artikel 7 van de wet van 24 december 1996 worden aangesteld en voorzien zijn van hun aanstellingsbrief, en dit om de grondslag van de belasting vast te stellen en te controleren. Tot particuliere woningen of bewoonde lokalen hebben deze ambtenaren maar alleen toegang tussen vijf uur ‘s morgens en negen uur ‘s avonds, en mits machtiging van de politierechter. Artikel 10 Het kohier van de belasting wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard, ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het dienstjaar, door het College van Burgemeester en Schepenen. Artikel 11 De belasting wordt ingevorderd door de Gemeenteontvanger overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 3 en 12 van de wet van 24 december 1996. De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingplichtige. Artikel 12 De belastingplichtige kan een bezwaar indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk ingediend worden en moet, op straffe van verval, ingediend worden binnen zes maanden vanaf de datum van de verzending van het aanslagbiljet. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger en vermeldt: 1) 2)
de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten laste van wie de belasting gevestigd wordt; het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen.
Wat betreft de materiële fouten die het gevolg zijn van dubbel geboekte posten, rekenfouten of cijferfouten, enz… die te wijten zijn aan de bedienden van het gemeentebestuur, kan de belastingplichtige daarvan de rechtzetting vragen bij het gemeentebestuur, zolang de gemeenterekening waarop de belasting betrekking heeft niet is goedgekeurd door de toezichtoverheid.
(36)
Taxe sur les débits de boissons ouverts en dehors des heures et magasins de nuit - Renouvellement Belasting op openblijven van drankgelegenheden en handels na sluitingsuur - Hernieuwing
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/Hebben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH.
Le Conseil communal, Revu sa délibération du 20 novembre 2006, relative au même objet, devenue exécutoire par lettre du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 janvier 2007 ; Vu la loi du 24 décembre 1996 relative à l’établissement et au recouvrement des taxes provinciales et communales ; Vu la loi du 15 mars 1999 relative au contentieux en matière fiscale ; Vu l’arrêté royal du 12 avril 1999 déterminant la procédure devant le Gouverneur ou devant le Collège des Bourgmestre et Echevins en matière de réclamation contre une imposition provinciale ou communale ; Vu l’arrêt de la Cour d’arbitrage n° 30/98 du 18 mars 1998 ; Attendu que les magasins de nuit perturbent particulièrement la propreté et la tranquillité publiques, obligeant les forces de l’ordre et les services communaux à davantage de travail ; Attendu qu’il est dès lors légitime de les faire contribuer spécialement au financement des missions de la commune ; Vu l’article 170 § 4 de la Constitution ; Vu l’article 117 de la nouvelle loi communale ; Vu l’article 252 de la nouvelle loi communale imposant l’équilibre budgétaire aux communes ; Vu la situation financière de la commune ; DECIDE Article 1 Pour l’application du présent règlement, il faut entendre par magasin de nuit, un magasin qui vend des produits d’alimentation et d’entretien, ouvert entre 18 h et 7 h, inscrit au registre de commerce sous la rubrique « vente de produits d’alimentation générale et d’articles ménagers ». Article.2 Il est établi au profit de la commune d’Etterbeek, à partir du 1er janvier 2008 pour un terme expirant le 31 décembre 2013, une taxe de reprise et une taxe annuelle sur les magasins de nuit situés sur le territoire de la commune. Article 3 Le taux d’imposition de la taxe de reprise est fixé à € 12.500,00 et est redevable à chaque reprise (d’une nouvelle activité commerciale) d’un magasin de nuit situé sur le territoire de la commune. La taxe de reprise est une taxe unique. Article 4 Le taux d’imposition de la taxe annuelle est fixé à € 1.000,00 par magasin de nuit. Article 5 La taxe annuelle débute : soit l’année suivant l’enrôlement de la taxe de reprise ; soit l’année suivant le versement de la taxe due pour le changement d’affectation ou d’utilisation d’un immeuble en général ou d’une partie d’immeuble en vue d’y établir un magasin de nuit;
à défaut à partir de l’application du présent règlement. Article 6 La taxe de reprise et la taxe annuelle sont dues pour l’année entière à partir du 1er janvier de l’exercice d’imposition, quelle que soit la date de début de l’exploitation ou de la cessation de l’activité économique ou de la modification de l’exploitant pendant l’exercice d’imposition. Il n’est accordé aucune remise ou restitution de l’impôt pour quelque cause que ce soit. Article 7 L’ouverture d’un magasin de nuit est soumise à la taxe sur les constructions, reconstructions et clôtures. Article 8 En cas de fermeture administrative temporaire ou définitive de l’établissement à titre de sanction par le Collège des Bourgmestre et Echevins, en application de l’article 119bis de la Nouvelle loi Communale, les redevables ne pourront prétendre à aucune indemnité. Article 9 La taxe de reprise et la taxe annuelle sont dues par l’exploitant du magasin de nuit. Article10 Afin de lever la taxe annuelle et la taxe de reprise, l’administration communale adresse à chaque entreprise en activité, un formulaire de déclaration qui devra être complété, dûment signé et renvoyé dans les délais fixés par l’autorité communale. La déclaration est valable jusqu’à révocation par écrit. Le contribuable qui n’a pas reçu de formulaire de déclaration est tenu d’en réclamer un. Toute modification, cessation d’activité ou modification d’exploitant doit être signalée immédiatement à l’administration communale par lettre recommandée sous responsabilité du redevable. Article 11 La non-déclaration ou la déclaration incorrecte, incomplète ou imprécise de la part du redevable entraîne l’enrôlement d’office de la taxe conformément aux dispositions des articles 6 et 7 de la loi du 24 décembre 1996. Les taxes enrôlées d’office sont majorées d’un montant égal à celui de la taxe due. Le montant de cette majoration est également enrôlé. Article 12 Tout redevable est tenu, à la demande de l’administration et sans déplacement, de produire tous les livres et documents nécessaires à l’établissement de la taxe. Les redevables sont également tenus d’accorder le libre accès aux immeubles bâtis ou non, susceptibles de constituer ou de contenir un élément imposable ou dans lesquels s’exerce une activité imposable, aux fonctionnaires désignés conformément à l’article 7 de la loi du 24 décembre 1996 et munis de leur lettre de désignation, et ce en vue d’établir ou de contrôler l’assiette de la taxe. Ces fonctionnaires ne peuvent toutefois pénétrer dans les bâtiments ou les locaux habités que de cinq heures du matin à neuf heures du soir et uniquement avec l’autorisation du juge du tribunal de police. Article 13 Le rôle de la taxe est arrêté et rendu exécutoire, au plus tard le 30 juin qui suit l’exercice, par le Collège des Bourgmestre et Echevins.
Article 14 La taxe est recouvrée par le Receveur communal conformément aux dispositions des articles 3 et 12 de la loi du 24 décembre 1996. La taxe est payable dans les deux mois de l’envoi de l’avertissement-extrait de rôle. Cet envoi s’opère sans frais pour le redevable. Article 15 Le redevable peut introduire une réclamation auprès du Collège des Bourgmestre et Echevins. La réclamation doit, à peine de nullité, être introduite par écrit et doit, sous peine de déchéance, être introduite dans les six mois de la date d’envoi de l’avertissement-extrait de rôle. Elle est datée et signée par le réclamant ou son représentant et mentionne : 1. les noms, qualité, adresse ou siège du redevable à charge duquel l’imposition est établie ; 2. l’objet de la réclamation et un exposé des faits et moyens. *** De Gemeenteraad, Herzien zijn beraadslaging van 20 november 2006 over hetzelfde onderwerp, uitvoerbaar geworden bij brief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 22 januari 2007; Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie - en de gemeentebelastingen; Gelet op de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen; Gelet op het koninklijk besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de Gouverneur of voor het College van Burgemeester en Schepenen inzake bezwaarschrift tegen een provincie- of gemeentebelasting; Gelet op het arrest van het Arbitragehof nr. 30/98 van 18 maart 1998; Aangezien de nachtwinkels in het bijzonder de openbare reinheid en rust verstoren, verplichten ze de orde - en gemeentediensten tot meer werk; Aangezien dat het dan verantwoord is om deze een bijzondere bijdrage te laten leveren in de financiering van de gemeentelijke opdrachten; Gelet op artikel 170 § 4 van de Grondwet; Gelet op het artikel 117 van de nieuwe gemeentewet; Gelet op het artikel 252 van de nieuwe gemeentewet waarbij het begrotingsevenwicht wordt opgelegd aan de gemeenten; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; BESLUIT Artikel 1 Voor de toepassing van het onderhavig reglement, moet men onder nachtwinkels verstaan, elke winkel die in algemene voedingswaren en huishoudartikelen handelt, tussen 18u en 7u, en ingeschreven is in het handelsregister onder de rubriek “verkoop van algemene voedingsmiddelen en huishoudartikelen”. Artikel 2 Er wordt ten bate van de gemeente Etterbeek, vanaf 1 januari 2008 voor en termijn vervallend op 31 december 2013, een overnamebelasting en een jaarlijkse belasting geheven op nachtwinkels gelegen op het grondgebied van de gemeente.
Artikel 3 De aanslagvoet van de overnamebelasting is vastgesteld op € 12.500,00 en is verschuldigd bij elke overname (van een nieuwe handelsactiviteit) van een nachtwinkel gelegen op het grondgebied van de gemeente. De overnamebelasting is een éénmalige belasting. Artikel 4 De aanslagvoet van de jaarlijkse belasting is vastgesteld op € 1000,00 per nachtwinkel. Artikel 5 De jaarlijkse belasting is verschuldigd: hetzij het jaar na de inkohiering van de overnamebelasting; hetzij het jaar na de betaling van de belasting voor het wijzigen van de bestemming of het gebruik van een gebouw in het algemeen of een deel van een gebouw om er een nachtwinkel in onder te brengen; bij gebreke hiervan vanaf de inwerkingtreding van huidig reglement. Artikel 6 De overnamebelasting en de jaarlijkse belasting zijn verschuldigd voor het hele jaar vanaf 1 januari van het belastingjaar welke ook de datum van het begin van de uitbating, of de stopzetting van de economische activiteit of van verandering van uitbater weze gedurende het belastingjaar. Er wordt geen enkele korting of teruggave van de belasting gedaan voor welke reden dan ook. Artikel 7 De opening van een nachtwinkel is onderworpen aan de belasting op het bouwen, het heropbouwen en de afsluitingen. Artikel 8 In geval van tijdelijke of definitieve sluiting van de zaak omwille van een sanctie van het College van Burgemeester en Schepenen krachtens artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet, kunnen de belastingplichtigen op geen enkele schadeloosstelling aanspraak maken. Artikel 9 De overnamebelasting en de jaarlijkse belasting zijn verschuldigd door de uitbater van de nachtwinkel. Artikel 10 Ten einde de jaarlijkse belasting en de overnamebelasting te heffen, stuurt het gemeentebestuur naar iedere handelszaak in activiteit een aangifteformulier dat binnen de door de gemeentelijke overheid vastgestelde termijn dient ingevuld, ondertekend en teruggestuurd te worden. De aangifte is geldig tot haar schriftelijke intrekking. De belastingplichtige die geen aangifteformulier ontvangen heeft is er toe gehouden een aan te vragen. Iedere wijziging of stopzetting van de activiteit of wijziging van uitbater dient onmiddellijk, onder verantwoordelijkheid van de belastingplichtige, per aangetekend schrijven aan het gemeentebestuur medegedeeld te worden. Artikel 11 Bij gebrek aan aangifte of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting ambtshalve ingekohierd overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 6 en 7 van de wet van 24 december 1996.
De ambtshalve ingekohierde belastingen worden verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de verschuldigde belasting. Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd. Artikel 12 Iedere belastingplichtige moet, op verzoek van het bestuur en zonder verplaatsing, alle boeken en bescheiden voorleggen die noodzakelijk zijn voor de vestiging van de belasting. De belastingplichtigen moeten eveneens de vrije toegang verlenen tot de al dan niet bebouwde onroerende goederen, die een belastbaar element kunnen vormen of bevatten of waar een belastbare activiteit wordt uitgeoefend, aan de ambtenaren die overeenkomstig artikel 7 van de wet van 24 december 1996 worden aangesteld en voorzien zijn van hun aanstellingsbrief, en dit om de grondslag van de belasting vast te stellen en te controleren. Tot particuliere woningen of bewoonde lokalen hebben deze ambtenaren maar alleen toegang tussen vijf uur ‘s morgens en negen uur ‘s avonds, en mits machtiging van de politierechter. Artikel 13 Het kohier van de belasting wordt door het College van Burgemeester en Schepenen vastgesteld en uitvoerbaar verklaard ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het dienstjaar. Artikel 14 De belasting wordt ingevorderd door de Gemeenteontvanger overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 3 en 12 van de wet van 24 december 1996. De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingplichtige. Artikel 15 De belastingplichtige kan een bezwaar indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk ingediend worden en moet, op straffe van verval, ingediend worden binnen de zes maanden vanaf de datum van de verzending van het aanslagbiljet. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger en vermeldt: 1.de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten laste van wie de belasting gevestigd wordt ; 2. het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen.
(37)
Taxe sur le nettoyage de la voie publique - Renouvellement Belasting op de reinigen van de openbare weg - Hernieuwing
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/Hebben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH.
Le conseil communal, Revu sa délibération du 20 novembre 2006 relative à la taxe sur le nettoyage de la voie publique, devenue exécutoire par lettre du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 janvier 2007 ; Vu la loi du 24 décembre 1996 relative à l’établissement et au recouvrement des taxes provinciales et communales ; Vu la loi du 15 mars 1999 relative au contentieux en matière fiscale ; Vu l'arrêté royal du 12 avril 1999 déterminant la procédure devant le Gouverneur ou devant le Collège des Bourgmestre et Echevins en matière de réclamation contre une imposition provinciale ou communale ; Vu l’arrêt de la Cour d’arbitrage n° 30/98 du 18 mars 1998 ; Vu l’article 170 § 4 de la Constitution ; Vu l’article 117 de la nouvelle loi communale ; Attendu qu'en vertu de l'article 135 § 2 de la nouvelle loi communale, les communes ont pour mission entre autres d'assurer la propreté et la salubrité dans les rues, lieux et édifices publics ; Vu l’article 252 de la nouvelle loi communale imposant l’équilibre budgétaire aux communes ; Vu la situation financière de la commune ; ARRETE Article 1 Il est établi à partir de l'exercice 2008 et pour une période expirant le 31 décembre 2013, une taxe sur le nettoyage de la voie publique par l'administration communale suite au dépôt ou à l'abandon de déchets de toute nature, par une personne ou celle dont elle doit répondre, soit à des endroits où ce dépôt est interdit par une disposition légale ou réglementaire, soit en dehors des jours et heures où le dépôt est autorisé. Cette taxe s'applique également aux salissures générées par la chose ou l'animal que l'on a sous sa garde au sens de l'article 1385 du Code Civil. Article 2 La taxe est due solidairement par le propriétaire des déchets et celui qui les a déposés ou abandonnés et s'il échet par le propriétaire et le gardien de l'animal ou de la chose qui a engendré les salissures. Article 3 La taxe est fixée comme suit : Pour le nettoyage de la voie publique suite au dépôt de sacs ou récipients contenant des déchets provenant de l'activité normale et habituelle des ménages et des déchets ménagers : € 85,00 par sac ou récipient. Les sacs ou récipients visés sont ceux qui sont destinés à la collecte ordinaire et d'une dimension inférieure ou égale au maximum autorisé pour la présentation des immondices. Leur poids est inférieur ou égal à 18 kg. Pour le nettoyage de la voie publique suite à l'abandon de sacs, récipients, objets et déchets non destinés à la collecte ordinaire, la taxe est fixée comme suit : jusqu'au premier m3 : € 170,00, pour tout m3 supplémentaire : € 85,00. Toute fraction de m3 est comptée pour une unité. Pour le nettoyage de la voie publique salie par une personne, l'animal ou la chose qu'elle a sous garde, la taxe est fixée à € 85,00, par acte, sauf pour le nettoyage de déjections animales dans les avaloirs.
Pour le nettoyage des endroits où la présence de l'animal est interdite par le règlement de police, la taxe est fixée à € 280,00. Pour le nettoyage de la voie publique qui résulte de l'abandon de tout petit déchet sur la voie publique, la taxe est fixée à € 85,00, par acte. Article 4 Le montant de la taxe sera porté à la connaissance du débiteur par un document l'invitant à s'en acquitter dans un délai de 10 jours, soit par un versement à la caisse communale, soit par un virement à un compte bancaire communal. En cas de non paiement dans le délai indiqué, la taxe sera enrôlée conformément aux dispositions de la loi du 24 décembre 1996. Les paiements dans le délai indiqué à l'alinéa 1 seront considérés comme des perceptions au comptant. Article 5 Le rôle de la taxe est arrêté et rendu exécutoire, au plus tard le 30 juin de l'année qui suit l'exercice, par le Collège des Bourgmestre et Echevins. Article 6 La taxe est recouvrée par le Receveur communal conformément aux dispositions des articles 3 et 12 de la loi du 24 décembre 1996. La taxe est payable dans les deux mois de l'envoi de l'avertissement-extrait de rôle. Cet envoi s'opère sans frais pour le redevable. Article 7 Le redevable peut introduire une réclamation auprès du Collège des Bourgmestre et Echevins. La réclamation doit, à peine de nullité, être introduite par écrit et doit sous peine de déchéance être introduite dans les six mois, soit de la date de l'envoi de l'avertissement-extrait de rôle, soit de la date du paiement au comptant. Elle est datée et signée par le réclamant ou son représentant et mentionne : les noms, qualité, adresse ou siège du redevable à charge duquel l'imposition est établie; l'objet de la réclamation et un exposé des faits et moyens. Quant aux erreurs matérielles provenant de double emploi, erreurs de chiffres, etc…étant le fait des agents de l'administration communale, le contribuable peut en demander le redressement aussi longtemps que le compte communal auquel la taxe se rapporte n'aura pas été approuvé par l'autorité supérieure. *** De Gemeenteraad, Herzien zijn beraadslaging van 20 november 2006 over hetzelfde onderwerp, uitvoerbaar geworden bij brief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 22 januari 2007 ; Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en de gemeentebelastingen; Gelet op de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen; Gelet op het koninklijk besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de Gouverneur of voor het College van Burgemeester en Schepenen inzake bezwaarschrift tegen een provincie- of gemeentebelasting; Gelet op het arrest van het Arbitragehof nr. 30/98 van 18 maart 1998; Gelet op artikel 170 § 4 van de Grondwet;
Gelet op het artikel 117 van de nieuwe gemeentewet; Aangezien de gemeenten krachtens artikel 135 § 2 van de nieuwe gemeentewet onder anderen tot taak hebben het voorzien van de zindelijkheid en de gezondheid op openbare wegen, plaatsen en in openbare gebouwen; Gelet op het artikel 252 van de nieuwe gemeentewet waarbij het begrotingsevenwicht wordt opgelegd aan de gemeenten; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; BESLUIT Artikel 1 Er wordt vanaf het dienstjaar 2008 en voor een termijn vervallend op 31 december 2013, een belasting ingevoerd op de reiniging van de openbare weg door het gemeentebestuur ten gevolge van het achterlaten of het neerleggen van allerlei afval door een persoon of door degene voor wie deze persoon verantwoordelijk is, op plaatsen waar dit door een wettelijke of reglementaire bepaling verboden wordt of buiten de toegelaten uren. Dit geldt eveneens voor vuilnis veroorzaakt door voorwerpen of dieren die men onder zijn hoede heeft overeenkomstig artikel 1385 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 2 De belasting is hoofdelijk verschuldigd door de eigenaar van bedoeld afval en door degene die het afval neergelegd of achtergelaten heeft of eventueel door de eigenaar of de persoon die het voorwerp of het dier onder zijn hoede heeft en dat de oorzaak is van de vervuiling. Artikel 3 De belasting wordt als volgt vastgesteld: Voor de reiniging van de openbare weg ten gevolge van het neerleggen van zakken of bakken die afval bevatten als gevolg van de gewone activiteit der gezinnen, evenals industrieel, commercieel afval gelijkgesteld met huishoudelijk afval, € 85,00 per zak of bak. De bedoelde zakken of bakken zijn deze die bestemd zijn voor de gewone omhaling en waarvan de omvang kleiner of gelijk is aan de maximum toegelaten omvang voor huisvuilomhaling. Het gewicht ervan is kleiner dan of gelijk aan 18 kg. Voor de reiniging van de openbare weg ten gevolge van het achterlaten van zakken, bakken, voorwerpen en afval die niet bestemd zijn voor de gewone omhaling wordt de belasting als volgt vastgesteld: - tot de eerste m3: € 170,00, voor elke bijkomende m³: € 85,00; elke fractie van m³ wordt geteld voor een volledige m3. Voor de reiniging van de openbare weg vervuild door een persoon, het dier of het voorwerp dat men onder zijn hoede heeft, wordt de belasting op € 85,00 per handeling vastgesteld, behalve voor het reinigen van dierlijke uitwerpselen in de rioolkolken. Voor de reiniging van de plaatsen waar de aanwezigheid van een dier door een politieverordening verboden is, wordt de belasting op € 280,00 vastgesteld. Voor de reiniging van de openbare weg ten gevolge van elke achtergelaten vuilnis op de openbare weg, wordt de belasting op € 85,00 per handeling vastgesteld. Artikel 4 Het bedrag van de belasting wordt ter kennis van de belastingplichtige gebracht door een document waarbij hij uitgenodigd wordt de belasting te betalen binnen een termijn van 10 dagen, hetzij aan de gemeentekas, hetzij op een gemeentelijke bankrekening. In geval van niet-betaling binnen vastgestelde termijn wordt de belasting
ingekohierd volgens de bepalingen van de wet van 24 december 1996. De betalingen verricht binnen de termijn waarvan sprake in al. 1 worden als contant betaalde belastingen beschouwd. Artikel 5 Het kohier van de belasting wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard, ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het dienstjaar, door het College van Burgemeester en Schepenen. Artikel 6 De belasting wordt ingevorderd door de Gemeenteontvanger overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 3 en 12 van de wet van 24 december 1996. De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingplichtige. Artikel 7 De belastingplichtige kan een bezwaar indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk ingediend worden en moet, op straffe van verval, ingediend worden binnen zes maanden, hetzij vanaf de datum van de verzending van het aanslagbiljet, hetzij vanaf de datum van de contante betaling. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger en vermeldt: 1) de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten laste van wie de belasting gevestigd wordt: 2) het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen. De bezwaren die betrekking hebben op de rechtzetting van dubbel geboekte posten, rekenfouten of cijferfouten, enz…die te wijten zijn aan de bedienden van het Gemeentebestuur, kunnen nochtans worden ingediend zolang de gemeenterekening waarop de belasting betrekking heeft niet is goedgekeurd door de hogere Overheid.
(38)
Taxe sur les cercles privés - Renouvellement Belasting op de privé-clubs - Hernieuwing
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/Hebben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH. Le Conseil communal, Revu sa délibération du 20 novembre 2006 relative au même objet, devenue exécutoire par lettre du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 janvier 2007 ; Vu la loi du 24 décembre 1996 relative à l’établissement et au recouvrement des taxes provinciales et communales ; Vu la loi du 15 mars 1999 relative au contentieux en matière fiscale ;
Vu l'arrêté royal du 12 avril 1999 déterminant la procédure devant le Gouverneur ou devant le Collège des Bourgmestre et Echevins en matière de réclamation contre une imposition provinciale ou communale ; Vu l’arrêt de la Cour d’arbitrage n° 30/98 du 18 mars 1998 ; Vu l’article 170 § 4 de la Constitution ; Vu l’article 117 de la nouvelle loi communale ; Vu l’article 252 de la nouvelle loi communale imposant l’équilibre budgétaire aux communes ; Vu la situation financière de la commune ; ARRETE Article 1 Il est établi à partir du 1er janvier 2008 au profit de la Commune d’Etterbeek pour un terme expirant le 31 décembre 2013, une taxe annuelle de € 5.750, 00 sur les cercles privés. Article 2 Sont considérés comme cercles privés, les établissements où sont servies des boissons alcoolisées ou autres et dont l’accès est soit soumis à l’accomplissement de certaines formalités, soit réservé à certaines personnes. Article 3 La taxe est due par l’exploitant de l’établissement. Si l’exploitation est gérée par une association qui ne possède pas la personnalité juridique, la taxe est due par les propriétaires des locaux ou par les personnes par lesquelles les locaux sont pris en location. Article 4 Sont exonérés de la taxe : les établissements qui, en raison du but poursuivi, sont appuyés financièrement par les pouvoirs publics; les établissements à but culturel, politique ou social, où la possibilité de consommer n’existe qu’à titre accessoire et pour autant que le but poursuivi mentionné dans la déclaration visée à l’article 5 soit reconnu par le Collège des Bourgmestre et Echevins. Article 5 Les redevables sont tenus de déclarer chaque année dans le courant du mois de janvier au Collège des Bourgmestre et Echevins, l’existence de chaque établissement visé à l’article 2. S’il s’agit de l’ouverture d’un nouvel établissement ou de la reprise d’un établissement existant, les redevables sont tenus d’en faire la déclaration dans les huit jours à partir de la date d’ouverture ou de reprise. Article 6 La taxe est due pour l’année entière, quelle que soit la date de la mise en service de l’établissement. En cas de reprise d’un établissement dans le cours de l’exercice, le repreneur n’est pas redevable de la taxe, si la taxe est déjà payée au cours de l’exercice par le cédant. La taxe payée par le cédant reste due dans son entièreté. Il ne peut réclamer aucune réduction ou restitution de la taxe. Article 7
La non déclaration dans les délais prévus par ce même règlement ou la déclaration incorrecte, incomplète ou imprécise de la part du redevable entraîne l’enrôlement d’office de la taxe conformément aux dispositions des articles 6 et 7 de la loi du 24 décembre 1996. Les taxes enrôlées d’office sont majorées d’un montant égal à celui de la taxe qui est due. Le montant de cette majoration est également enrôlé. Article 8 Tout redevable est tenu, à la demande de l’administration et sans déplacement, de produire tous les livres et documents nécessaires à l’établissement de la taxe. Les redevables sont également tenus d’accorder le libre accès aux immeubles, bâtis ou non, susceptibles de constituer ou de contenir un élément imposable ou dans lesquels s’exerce une activité imposable, aux fonctionnaires désignés conformément à l’article 7 de la loi du 24 décembre 1996 et munis de leur lettre de désignation, et ce, en vue d’établir ou de contrôler l’assiette de la taxe. Ces fonctionnaires ne peuvent toutefois pénétrer dans les bâtiments ou les locaux habités que de cinq heures du matin à neuf heures du soir et uniquement avec l’autorisation du juge du tribunal de police. Article 9 Le rôle de la taxe est arrêté et rendu exécutoire, au plus tard le 30 juin de l’année qui suit l’exercice, par le Collège des Bourgmestre et Echevins. Article 10 La taxe est recouvrée par le Receveur communal conformément aux dispositions des articles 3 et 12 de la loi du 24 décembre 1996. La taxe est payable dans les deux mois de l’envoi de l’avertissement-extrait de rôle. Cet envoi s’opère sans frais pour le redevable. Article 11 Le redevable peut introduire une réclamation auprès du Collège des Bourgmestre et Echevins. La réclamation doit, à peine de nullité, être introduite par écrit et doit, sous peine de déchéance, être introduite dans les six mois de l'envoi de l’avertissement-extrait de rôle. Elle est datée et signée par le réclamant ou son représentant et mentionne : les noms, qualité, adresse ou siège du redevable à charge duquel l'imposition est établie ; l'objet de la réclamation et un exposé des faits en moyens. Quant aux erreurs matérielles provenant de doubles emplois, erreurs de chiffres, etc…, étant le fait des agents de l'administration communale, le contribuable peut en demander le redressement auprès de l'administration communale, aussi longtemps que le compte communal auquel la taxe se rapporte n'aura pas été approuvé par l'autorité de tutelle. *** De Gemeenteraad, Herzien zijn beraadslaging van 20 november 2006 over hetzelfde onderwerp, uitvoerbaar geworden op 22 januari 2007 krachtens de brief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en de gemeentebelastingen; Gelet op de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen; Gelet het koninklijk besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de Gouverneur of voor het College van Burgemeester en Schepenen inzake bezwaarschrift tegen provincie- of gemeentebelasting;
Gelet op het arrest van het Arbitragehof nr. 30/98 van 18 maart 1998; Gelet op artikel 170 § 4 van de Grondwet; Gelet op het artikel 117 van de nieuwe gemeentewet; Gelet op het artikel 252 van de nieuwe gemeentewet waarbij het begrotingsevenwicht wordt opgelegd aan de gemeenten; Gelet op de financiële toestand van de gemeente BESLUIT Artikel 1 Er wordt vanaf 1 januari 2008 ten bate van de Gemeente Etterbeek voor een termijn vervallend op 31 december 2013, een jaarlijkse belasting van € 5.750,00 geheven op de privé-clubs. Artikel 2 Worden beschouwd als privéclub, de instellingen waar alcoholhoudende en andere dranken opgediend worden en waarvan de toegang hetzij onderworpen is aan het volbrengen van bepaalde formaliteiten, hetzij voorbehouden is aan zekere personen. Artikel 3 De belasting is verschuldigd door de ondernemer van de exploitatie. Indien het gaat om een onderneming beheerd door een vereniging, die geen rechtspersoonlijkheid bezit, is de belasting verschuldigd door de eigenaars of huurder van de lokalen. Artikel 4 Zijn van de belasting vrijgesteld: de instellingen die wegens het nagestreefde doel, financieel ondersteund worden door de openbare besturen; de instellingen met een uitgesproken cultureel, politiek of maatschappelijk doel, waar de mogelijkheid tot verbruiken slechts bijkomstig is en voor zover het doel aangegeven in de bij artikel 5 bedoelde aangifte als dusdanig erkend is door het College van Burgemeester en Schepenen. Artikel 5 De belastingplichtigen zijn ertoe gehouden elk jaar in de loop van de maand januari aan het College van Burgemeester en Schepenen, het bestaan van elke bij artikel 2 bedoelde gelegenheid, aan te geven. Wanneer het om de opening van een nieuwe privéclub gaat of om een overname van een bestaande instelling, zijn de belastingschuldigen verplicht daarvan binnen de acht dagen te tellen van de datum van de opening of de overname aangifte te doen. Artikel 6 De belasting is verschuldigd voor het ganse jaar welke ook de datum weze van de ingebruikstelling van de onderneming. Bij een overname van een onderneming in de loop van het dienstjaar is de overnemer geen belasting verschuldigd, indien de belasting reeds tijdens het dienstjaar door de overlater is betaald. De belasting die door de overlater is betaald, blijft in haar geheel verschuldigd. Hij kan geen vermindering of teruggave van de belasting vorderen. Artikel 7
Bij gebrek aan aangifte binnen de in het reglement gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting ambtshalve ingekohierd overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 6 en 7 van de wet van 24 december 1996. De ambtshalve ingekohierde belastingen worden verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de verschuldigde belasting. Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd. Artikel 8 Iedere belastingplichtige moet, op verzoek van het bestuur en zonder verplaatsing, alle boeken en bescheiden voorleggen die noodzakelijk zijn voor de vestiging van de belasting. De belastingplichtigen moeten eveneens de vrije toegang verlenen tot de al dan niet bebouwde onroerende goederen, die een belastbaar element kunnen vormen of bevatten of waar een belastbare activiteit wordt uitgeoefend, aan de ambtenaren die overeenkomstig artikel 7 van de wet van 24 december 1996 worden aangesteld en voorzien zijn van hun aanstellingsbrief, en dit om de grondslag van de belasting vast te stellen en te controleren. Tot particuliere woningen of bewoonde lokalen hebben deze ambtenaren maar alleen toegang tussen vijf uur ‘s morgens en negen uur ‘s avonds, en mits machtiging van de politierechter. Artikel 9 Het kohier van de belasting wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard, ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het dienstjaar, door het College van Burgemeester en Schepenen. Artikel 10 De belasting wordt ingevorderd door de Gemeenteontvanger overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 3 en 12 van de wet van 24 december 1996. De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingplichtige. Artikel 11 De belastingplichtige kan bezwaar indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk ingediend worden en moet, op straffe van verval, ingediend worden binnen zes maanden vanaf de datum van de verzending van het aanslagbiljet. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger en vermeldt: 1)de naam, de hoedanigheid,, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten taste van wie de belasting gevestigd wordt; 2)het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen. Wat betreft de materiële fouten die het gevolg zijn van dubbel geboekte posten, rekenfouten of cijferfouten, enz… die te wijten zijn aan de bedienden van het gemeentebestuur, kan de belastingplichtige daarvan de rechtzetting vragen bij het gemeentebestuur, zolang de gemeenterekening waarop de belasting betrekking heeft niet is goedgekeurd door de toezichtoverheid.
(39)
Règlement-redevance relatif aux prestations à l'occasion des célébrations de mariages – Renouvellement. Retributiereglement voor de prestaties uitgevoerd ter gelegenheid van de voltrekking van huwelijken – Hernieuwing.
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/Hebben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc
ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH. Le Conseil communal, Revu sa délibération du 20 novembre 2006 relative au même objet, devenue exécutoire suivant la lettre du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 janvier 2007 ; Vu l’article 117 de la nouvelle loi communale; Vu l’article 252 de la nouvelle loi communale imposant l’équilibre budgétaire aux communes; Vu la situation financière de la commune; ARRETE Article 1 Les célébrations de mariages donnent lieu au paiement à la commune de redevances fixées comme suit : mariages célébrés du lundi au jeudi
€ 70,00
mariages célébrés le samedi
€ 250,00
Article 2 Sont exonérés du paiement des redevances : les célébrations de mariages le vendredi les célébrations de mariages d’un membre du personnel communal ou du Centre Public d'Aide Sociale. Article 3 Les redevances réclamées conformément au présent règlement sont payables anticipativement, contre quittance, entre les mains du Receveur communal et de ses préposés ou des agents percepteurs désignés à cet effet. Article 4 A défaut de règlement à l'amiable, le recouvrement des redevances sera opéré suivant la voie civile légale. Article 5 Le présent règlement-redevance est applicable pour les exercices 2008 à 2013 inclus. *** De Gemeenteraad, Herzien zijn beraadslaging van 20 november 2006 over hetzelfde onderwerp, uitvoerbaar geworden bij brief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 22 januari 2007; Gelet op het artikel 117 van de nieuwe gemeentewet;
Gelet op het artikel 252 van de nieuwe gemeentewet waarbij het begrotingsevenwicht wordt opgelegd aan de gemeenten; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; BESLUIT Artikel 1 De voltrekking van huwelijken geeft aanleiding tot het betalen van volgende retributies aan de gemeente: huwelijken voltrokken van maandag tot donderdag
€ 70,00
huwelijken voltrokken op zaterdag
€ 250,00
Artikel 2 Zijn van de betaling van de retributies vrijgesteld: huwelijken voltrokken op vrijdag de voltrekking van huwelijken van een lid van het gemeentepersoneel of van het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn. Artikel 3 De retributie aangerekend overeenkomstig onderhavig reglement dient vooraf, tegen ontvangstbewijs, betaald te worden in handen van de gemeenteontvanger, zijn aangestelden of de bedienden die met de inning van de bedragen belast zijn. Artikel 4 Bij gebrek aan minnelijke schikking zal de invordering langs burgerlijke weg geschieden. Artikel 5 Onderhavig reglement is van toepassing voor de dienstjaren 2008 tot 2013 inbegrepen.
(40)
Affichage public - Règlement-redevance relatif à l'affichage effectué par la commune Renouvellement Openbare aanplakking - Retributiereglement betreffende de aanplakking uitgevoerd door de gemeeente - Hernieuwing
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/Hebben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH.
Le Conseil communal, Revu sa délibération du 20 novembre 2006 relative au même objet, devenue exécutoire par lettre du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 janvier 2007 ; Attendu que par ses circulaires concernant l’élaboration des budgets ce même Ministère invite les communes à fixer le montant de leurs redevances en fonction du coût réel des services rendus ; Vu l’article 170 § 4 de la Constitution ; Vu l’article 117 de la nouvelle loi communale ; Vu l’article 252 de la nouvelle loi communale imposant l’équilibre budgétaire aux communes ; Vu la situation financière de la commune ; ARRETE Article 1 Il est établi à partir du 1er janvier 2008 au profit de la Commune d’Etterbeek pour un terme expirant le 31 décembre 2013, une redevance pour l’apposition par les services communaux d’affiches sur les emplacements appartenant à la Commune ; Article 2 Le taux de la redevance, par affiche, est fixé à € 4,60 pour une période de huit jours et ce, pour toutes les affiches commerciales, de notaires, huissiers, théâtres, cinémas, concerts, etc… Compte tenu du nombre peu important d’emplacements dont dispose l’administration et de l’exiguïté de ceux-ci, la durée d’affichage sera limitée à cette période de 8 jours. Article 3 La redevance est due même lorsque les affiches sont exemptées de la taxe au profit de l’Etat. Article 4 Ne donnent pas lieu à la perception de la redevance : -
les affiches émanant des pouvoirs publics. les affiches émanant d’organismes à caractère éducatif, culturel, sportif, social, patriotique, philosophique ou humanitaire annonçant l’organisation sur le territoire de la commune de divertissements, conférences et autres activités.
-
Les affiches électorales apposées sur les emplacements prévus à cette fin.
Article 5 Les affiches devront être présentées préalablement à leur apposition au bureau communal d’affichage. Un timbre à date sera apposé sur chaque exemplaire par l’administration communale. Article 6 Le montant de la redevance est à acquitter, préalablement à l’affichage, entre les mains du Receveur Communal. ***
De Gemeenteraad, Herzien zijn beraadslaging van 20 november 2006 over hetzelfde onderwerp, uitvoerbaar geworden op 22 januari 2007 krachtens de brief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ; Overwegende dat de rondzendbrieven, van ditzelfde Ministerie, met betrekking tot het opmaken van de begrotingen de gemeente uitnodigt het bedrag van hun retributies vast te stellen in overeenkomst met de reële kosten van de geleverde diensten; Gelet op het artikel 117 van de nieuwe gemeentewet; Gelet op het artikel 252 van de nieuwe gemeentewet waarbij het begrotingsevenwicht wordt opgelegd aan de gemeenten; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; BESLUIT: Artikel 1 Er wordt vanaf 1 januari 2008 ten bate van de Gemeente Etterbeek voor een termijn vervallend op 31 december 2013, een retributie geheven voor het aanbrengen van affiches door de gemeentediensten op de borden die aan de gemeente toebehoren. Artikel 2 De retributie is, per affiche, vastgesteld op € 4,60 voor een periode van 8 dagen en dit voor alle commerciële affiches, van notarissen, gerechtsdeurwaarders, schouwburgen, bioscopen, concerten, enz… Rekening houdend met het kleine aantal plaatsen waarover de gemeente beschikt en met de geringe oppervlakte van de panelen, wordt de aanplakkingduur beperkt tot deze periode van 8 dagen. Artikel 3 De retributie is verschuldigd zelfs wanneer de affiches vrijgesteld zijn van de taks ten bate van de Staat. Artikel 4 De retributie is niet verschuldigd voor: -
de affiches uitgaande van de openbare diensten;. de affiches uitgaande van organismen met een opvoedkundig, kultureel, sociaal vaderlandslievend, filosofisch, menslievend of humanitair karakter die de organisatie op het grondgebied van de gemeente aankondigen van vermakelijkheden, conferenties en andere activiteiten;
-
de verkiezingsaffiches aangebracht op de hiervoor speciaal geplaatste borden.
Artikel 5 De affiches moeten voor hun aanplakking op de gemeentelijke aanplakdienst aangeboden worden. Een datumzegel zal door het gemeentebestuur op elk exemplaar worden aangebracht. Artikel 6 Het bedrag van de retributie moet vóór de aanplakking bij de Gemeenteontvanger betaald worden.
(41)
Règlement et redevances relatifs aux inhumations, aux exhumations et aux droits divers dans le cimetière - Renouvellement - Modification Reglement en retributies betreffende de begrafenissen, de opgravingen en de diverse rechten op de begraafplaats - Hernieuwing - Aanpassing
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/Hebben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH. Le Conseil communal, Revu sa délibération du 20 novembre 2006, relative au même objet, devenue exécutoire par lettre du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 janvier 2007 ; Vu la loi du 20 juillet 1971 sur les funérailles et les sépultures ; Vu l’article 117 de la nouvelle loi communale ; Vu l’article 252 de la nouvelle loi communale imposant l’équilibre budgétaire aux communes ; Vu la situation financière de la commune ; ARRETE I. INHUMATIONS. Article 1 Prestation d'un médecin assermenté commis par l'officier de l'Etat civil et relative à l'article 22 § 1 al. 3 de la loi du 20.07.1971 € 30,00 Article 2 Utilisation de la morgue communale (forfait par loge) Exonération si le dépôt est ordonné par le Procureur du Roi.
€ 135,00
Article 3 Apposition du sceau communal € 80,00 Exonération pour les : Enfants mort-nés ou de moins d'un an Bourgmestre, Conseiller, Echevin, Personnel communal, en fonction ou non ; Militaires, résistants, déportés et assimilés, belges, des guerres 1914-1918 et 1940-1945 ; Militaires et assimilés, belges, en temps de guerre ou de paix, décédés soit : pendant une opération militaire ou humanitaire, en service commandé par un pouvoir belge ou un organisme avec lequel la Belgique a conclu un accord, des suites des blessures reçues ou affections contractées en service commandé pendant cette mission ; Membres des forces de l’ordre belge, décédés soit : en service commandé,
des suites des blessures reçues ou des affections contractées lors de cette mission ; Personnes ayant leur résidence habituelle à Etterbeek, décédées soit : à la suite d’un acte de courage, civique ou héroïque, publiquement connu, des suites des blessures reçues ou affections contractées lors de cet acte. Article 4 Convoi funèbre arrivant au cimetière avant 8 heures ou après 16 heures
€ 80,00
II. EXHUMATIONS. Article 5 Exhumation a. d'un corps € 800,00 b. d'une urne cinéraire € 430,00 La redevance doit être payée intégralement avant l’exhumation. Exonération si l’exhumation : 1. est ordonnée par l’autorité judiciaire, sauf en matière de contestation civile ; 2. résulte de la désaffectation du cimetière ou de la reprise avant terme prévue à l’article 234 du Règlement sur les funérailles et sépultures. III. DROITS DIVERS DANS LE CIMETIERE. Article 6 a. Utilisation d'une chambre mortuaire (redevance journalière, tout jour entamé étant due) b. Forfait en cas de dépôt pendant les jours non fériés de fermeture de l’administration communale, jusqu’à la réouverture de celle-ci € 80,00 Exonération (a. et b.) si le dépôt résulte d’une décision du Procureur du Roi.
€ 80,00
Article 7 Utilisation du hall du cimetière en vue de l'organisation de toute cérémonie religieuse ou laïque € 80,00 Article 8 Utilisation d'un caveau d'attente (redevance mensuelle, tout mois entamé étant due) € 40,00 Exonération si le dépôt ou le maintien d'un corps ou d'une urne dans un caveau d'attente est imputable à l'administration communale, notamment par suite de l'inachèvement des caveaux funéraires, du columbarium ou des cadres d'embase à construire par ses soins sur les terrains concédés, ou lorsque les cendres n’ont pu être dispersées pour des raisons climatiques ou autres. Article 9 Vase en cuivre pour cellule de columbarium
€ 55,00
Article 10 Garantie pour placement de monument : - Concessions de 30 et 50 ans en pleine terre - Concessions de 50 ans avec caveau - Concession de 30 et 50 ans en pelouse d'urnes IV. TARIF DES CONCESSIONS. Article 11
€ 670,00 € 805,00 € 325,00
L’octroi et le renouvellement des concessions sont soumis aux redevances suivantes : Octroi de la concession : 2008
2009
2010
2011
2012
2013
Concession de 15 ans : Adulte Enfant Concession pour urne
745,00 250,00 620,00
760,00 255,00 635,00
775,00 260,00 645,00
790,00 265,00 660,00
805,00 270,00 670,00
825,00 275,00 685,00
Concession pour 30 ans : 1 corps 2 corps 3 corps Extension pour un corps supplémentaire Concession pour 1 urne Concession pour 2 urnes Extension pour une urne supplémentaire
1.490,00 1.865,00 2.235,00 495,00 1.240,00 1.740,00 245,00
1.520,00 1.900,00 2.280,00 505,00 1.270,00 1.775,00 250,00
1.550,00 1.940,00 2.325,00 515,00 1.290,00 1.810,00 255,00
1.580,00 1.980,00 2.370,00 525,00 1.320,00 1.845,00 260,00
1.610,00 2.020,00 2.420,00 535,00 1.345,00 1.880,00 265,00
1.645,00 2.060,00 2.470,00 545,00 1.370,00 1.920,00 270,00
Concession de 50 ans en pleine terre 1 corps 2 corps 3 corps Extension pour un corps supplémentaire Concession pour 1 urne Concession pour 2 urnes Extension pour une urne
2.235,00 2.610,00 2.980,00 495,00 1.865,00 2.360,00 245,00
2.280,00 2.660,00 3.040,00 505,00 1.900,00 2.410,00 250,00
2.325,00 2.715,00 3.100,00 515,00 1.940,00 2.455,00 255,00
2.375,00 2.770,00 3.165,00 525,00 1.980,00 2.505,00 260,00
2.420,00 2.825,00 3.230,00 535,00 2.020,00 2.555,00 265,00
2.470,00 2.880,00 3.300,00 545,00 2.060,00 2.605,00 270,00
Concession de 50 ans avec caveau 1 corps 2 corps 3 corps 4 corps Extension pour un corps supplémentaire Concession pour 1 urne Concession pour 2 urnes Extension pour une urne
3.725,00 4.470,00 5.220,00 5.960,00 995,00 3.095,00 4.025,00 245,00
3.800,00 4.560,00 5.320,00 6.080,00 1.015,00 3.155,00 4.105,00 250,00
3.875,00 4.655,00 5.430,00 6.205,00 1.035,00 3.220,00 4.185,00 255,00
3.955,00 4.745,00 5.536,00 6.325,00 1.055,00 3.280,00 4.270,00 260,00
4.035,00 4.840,00 5.650,00 6.455,00 1.075,00 3.350,00 4.355,00 265,00
4.115,00 4.940,00 5.760,00 6.585,00 1.095,00 3.415,00 4.445,00 270,00
Les prix indiqués sous ce litera sont multipliés par trois pour les non-habitants de la commune. Renouvellement de la concession : 2008
2009
2010
2011
2012
2013
Concession de 15 ans : Adulte Enfant Concession pour urne
650,00 215,00 540,00
660,00 220,00 550,00
675,00 225,00 560,00
685,00 225,00 575,00
700,00 230,00 585,00
715,00 235,00 595,00
Concession pour 30 ans : 1 corps 2 corps 3 corps Concession pour 1 urne Concession pour 2 urnes
1.295,00 1.620,00 1.945,00 1.080,00 1.510,00
1.320,00 1.655,00 1.980,00 1.105,00 1.540,00
1.350,00 1.687,00 2.020,00 1.125,00 1.570,00
1.375,00 1.720,00 2.060,00 1.145,00 1.600,00
1.400,00 1.755,00 2.105,00 1.170,00 1.635,00
1.430,00 1.790,00 2.145,00 1.195,00 1.665,00
Concession de 50 ans en pleine terre 1 corps 2 corps 3 corps Concession pour 1 urne
1.945,00 2.270,00 2.590,00 1.620,00
1.980,00 2.315,00 2.645,00 1.655,00
2.020,00 2.360,00 2.695,00 1.687,00
2.060,00 2.410,00 2.750,00 1.720,00
2.105,00 2.455,00 2.805,00 1.755,00
2.145,00 2.505,00 2.860,00 1.790,00
Concession pour 2 urnes
2.050,00
2.090,00
2.135,00
2.175,00
2.220,00
2.265,00
Concession de 50 ans avec caveau 1 corps 2 corps 3 corps 4 corps Concession pour 1 urne Concession pour 2 urnes
3.240,00 3.885,00 4.540,00 5.185,00 2.695,00 3.500,00
3.305,00 3.965,00 4.630,00 5.290,00 2.750,00 3.570,00
3.370,00 4.045,00 4.720,00 5.395,00 2.805,00 3.640,00
3.435,00 4.125,00 4.815,00 5.505,00 2.860,00 3.715,00
3.505,00 4.205,00 4.915,00 5.615,00 2.920,00 3.790,00
3.575,00 4.290,00 5.010,00 5.725,00 2.975,00 3.865,00
V. RECOUVREMENT DES REDEVANCES. Article 12 Toutes les redevances reprises dans le présent règlement sont payées préalablement entre les mains du Receveur Communal ou de son délégué, qui en délivre quittance. Article 13 Les funérailles des indigents donnent lieu au remboursement par les héritiers reconnus solvables, de tous les débours faits par l'administration pour assurer aux défunts des funérailles décentes. Le recouvrement de ces débours sera poursuivi par toutes voies de droit. VI. DISPOSITIONS DIVERSES. Article 14 Les redevances antérieures relatives aux dispositions du présent règlement sont abrogées. Article 15 Le présent règlement-redevances est d’application jusqu’au 31 décembre 2013 inclus. *** De Gemeenteraad, Herzien zijn beraadslaging van 20 november 2006 over hetzelfde onderwerp, uitvoerbaar geworden bij brief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 22 januari 2007 ; Gelet op de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging; Gelet op het artikel 117 van de nieuwe gemeentewet; Gelet op het artikel 252 van de nieuwe gemeentewet waarbij het begrotingsevenwicht wordt opgelegd aan de gemeenten; Gelet op de financiële toestand van de gemeente BESLUIT I. BEGRAVINGEN. Artikel 1 Prestatie van een geneesheer-nazichter door de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand aangesteld en betreffende artikel 22 §1 al. 3 van de wet van 20.07.1971 € 30,00 Artikel 2
Gebruik van het Gemeentelijk lijkenhuis (forfaitair bedrag per koelcel) Vrijstelling als het neerleggen is opgelegd door de Procureur des Konings.
€ 135,00
Artikel 3 Plaatsen van de gemeentezegel € 80,00 Vrijstelling voor de: Levenloze kinderen en kinderen jonger dan één jaar Burgemeester, Raadsleden, Schepenen, Personeelsleden, in functie of niet; Belgische militairen, weerstanders, weggevoerden en daarmee gelijkgestelden van de oorlogen 1914-1918 en 1940-1945; Belgische militairen en daarmee gelijkgestelden, gestorven in oorlogstijd en in vredestijd, ofwel: - tijdens een militaire of humanitaire opdracht, in bevolen dienst door een Belgische overheid of een instelling met wie België een akkoord gesloten heeft, ten gevolge van verwondingen opgelopen of ziekten opgedaan tijdens deze opdracht; leden van de Belgische openbare ordediensten, gestorven ofwel: - in bevolen dienst, - ten gevolge van opgelopen verwondingen of ziekten opgedaan tijdens deze opdracht; de personen die hun gewone verblijfplaats te Etterbeek hebben, en die gestorven zijn ofwel: - als gevolg van een moedige burgerlijke of heroïsche daad, openbaar gekend, - ten gevolge van opgelopen verwondingen of ziekten opgedaan tijdens deze daad. Artikel 4 Rouwstoet die vóór 8 uur of na 16 uur op de begraafplaats aankomt
€ 80,00
II. OPGRAVINGEN. Artikel 5 Opgravingen a. van een stoffelijk overschot € 800,00 b. van een asurne € 430,00 De retributie moet integraal betaald worden vóór de opgraving. Vrijstelling indien de opgraving: 1. bevolen is door een rechterlijke overheid, behalve inzake burgerlijke betwisting ; 2. het gevolg is van de bestemmingswijziging van de begraafplaats of de herneming van concessies vóór termijn voorzien in artikel 234 van het Reglement op de lijkbezorging en de begraafplaats. III. DIVERSE RECHTEN OP DE BEGRAAFPLAATS. Artikel 6 a. Gebruik van een dodenkamer (dagelijkse retributie; elke begonnen dag is volledig verschuldigd) € 80,00 b. Forfaitair bedrag in geval van overbrenging tijdens de niet-wettelijke sluitingsdagen van het gemeentebestuur, tot de heropening ervan € 80,00 Vrijstelling (a. en b.) indien de neerlegging geschiedt op bevel van de Procureur des Konings. Artikel 7 Gebruik van de hall van de begraafplaats met het oog op het houden van een godsdienstige of wereldlijke ceremonie € 80,00 Artikel 8 Gebruik van een wachtkelder (maandelijkse retributie; elke begonnen maand is volledig verschuldigd) € 40,00 Vrijstelling indien het neerleggen of het behoud van een stoffelijk overschot of asurne in een wachtkelder te wijten is aan het gemeentebestuur, namelijk door het niet voltooien van de door haar op te richten grafkelders,
columbarium of kaders op de vergunde gronden, evenals indien de as niet kon worden uitgestrooid wegens klimatologische of andere redenen. Artikel 9 Koperen vaas voor columbariumnis
€ 55,00
Artikel 10 Waarborg voor het plaatsen van een monument: - Concessies van 30 en 50 jaar in volle grond € 670,00 - Concessies van 50 jaar met grafkelder € 805,00 - Concessies van 30 en 50 jaar in het perk voor asurnen € 325,00 IV. TARIEF VAN DE CONCESSIES. Artikel 11 De toekenning en de hernieuwing van de concessies zijn aan de volgende retributies onderworpen. Toekenning van een concessie: Concessie voor 15 jaar Volwassen Kind Concessie voor een urne Concessie voor 30 jaar 1 stoffelijk overschot 2 stoffelijke overschotten 3 stoffelijke overschotten Uitbreiding voor een bijkomend stoffelijk overschot Concessie voor 1 urne Concessie voor 2 urnen Uitbreiding voor een bijkomende urne Concessie voor 50 jaar in volle grond 1 stoffelijk overschot 2 stoffelijke overschotten 3 stoffelijke overschotten Uitbreiding voor een bijkomend stoffelijk overschot Concessie voor 1 urne Concessie voor 2 urnen Uitbreiding voor een bijkomende urne Concessie voor 50 jaar met grafkelder 1 stoffelijk overschot 2 stoffelijke overschotten 3 stoffelijke overschotten 4 stoffelijke overschotten Uitbreiding voor een bijkomend stoffelijk overschot Concessie voor 1 urne Concessie voor 2 urnen Uitbreiding voor een bijkomende urne
2008
2009
2010
2011
2012
2013
745,00 250,00 620,00
760,00 255,00 635,00
775,00 260,00 645,00
790,00 265,00 660,00
805,00 270,00 670,00
825,00 275,00 685,00
1.490,00 1.865,00 2.235,00 495,00
1.520,00 1.900,00 2.280,00 505,00
1.550,00 1.940,00 2.325,00 515,00
1.580,00 1.980,00 2.370,00 525,00
1.610,00 2.020,00 2.420,00 535,00
1.645,00 2.060,00 2.470,00 545,00
1.240,00 1.740,00 245,00
1.270,00 1.775,00 250,00
1.290,00 1.810,00 255,00
1.320,00 1.845,00 260,00
1.345,00 1.880,00 265,00
1.370,00 1.920,00 270,00
2.235,00 2.610,00 2.980,00 495,00
2.280,00 2.660,00 3.040,00 505,00
2.325,00 2.715,00 3.100,00 515,00
2.375,00 2.770,00 3.165,00 525,00
2.420,00 2.825,00 3.230,00 535,00
2.470,00 2.880,00 3.300,00 545,00
1.865,00 2.360,00 245,00
1.900,00 2.410,00 250,00
1.940,00 2.455,00 255,00
1.980,00 2.505,00 260,00
2.020,00 2.555,00 265,00
2.060,00 2.605,00 270,00
3.725,00 4.470,00 5.220,00 5.960,00 995,00
3.800,00 4.560,00 5.320,00 6.080,00 1.015,00
3.875,00 4.655,00 5.430,00 6.205,00 1.035,00
3.955,00 4.745,00 5.536,00 6.325,00 1.055,00
4.035,00 4.840,00 5.650,00 6.455,00 1.075,00
4.115,00 4.940,00 5.760,00 6.585,00 1.095,00
3.095,00 4.025,00 245,00
3.155,00 4.105,00 250,00
3.220,00 4.185,00 255,00
3.280,00 4.270,00 260,00
3.350,00 4.355,00 265,00
3.415,00 4.445,00 270,00
De onder deze litera opgenomen prijzen worden met drie vermenigvuldigd voor niet-inwoners van de gemeente.
Vernieuwing van de concessie: 2008
2009
2010
2011
2012
2013
Concessie voor 15 jaar: Volwassen Kind Concessie voor 1 urne
650,00 215,00 540,00
660,00 220,00 550,00
675,00 225,00 560,00
685,00 225,00 575,00
700,00 230,00 585,00
715,00 235,00 595,00
Concessie voor 30 jaar 1 stoffelijk overschot 2 stoffelijke overschotten 3 stoffelijke overschotten Concessie voor 1 urne Concessie voor 2 urnen
1.295,00 1.620,00 1.945,00 1.080,00 1.510,00
1.320,00 1.655,00 1.980,00 1.105,00 1.540,00
1.350,00 1.687,00 2.020,00 1.125,00 1.570,00
1.375,00 1.720,00 2.060,00 1.145,00 1.600,00
1.400,00 1.755,00 2.105,00 1.170,00 1.635,00
1.430,00 1.790,00 2.145,00 1.195,00 1.665,00
Concessie voor 50 jaar in volle grond 1 stoffelijk overschot 2 stoffelijke overschotten 3 stoffelijke overschotten Concessie voor 1 urne Concessie voor 2 urnen
1.945,00 2.270,00 2.590,00 1.620,00 2.050,00
1.980,00 2.315,00 2.645,00 1.655,00 2.090,00
2.020,00 2.360,00 2.695,00 1.687,00 2.135,00
2.060,00 2.410,00 2.750,00 1.720,00 2.175,00
2.105,00 2.455,00 2.805,00 1.755,00 2.220,00
2.145,00 2.505,00 2.860,00 1.790,00 2.265,00
Concessie voor 50 jaar met grafkelder 1 stoffelijk overschot 2 stoffelijke overschotten 3 stoffelijke overschotten 4 stoffelijke overschotten Concessie voor 1 urne Concessie voor 2 urnen
3.240,00 3.885,00 4.540,00 5.185,00 2.695,00 3.500,00
3.305,00 3.965,00 4.630,00 5.290,00 2.750,00 3.570,00
3.370,00 4.045,00 4.720,00 5.395,00 2.805,00 3.640,00
3.435,00 4.125,00 4.815,00 5.505,00 2.860,00 3.715,00
3.505,00 4.205,00 4.915,00 5.615,00 2.920,00 3.790,00
3.575,00 4.290,00 5.010,00 5.725,00 2.975,00 3.865,00
V. INVORDERINGEN VAN DE RETRIBUTIES. Artikel 12 Alle retributies vastgesteld in dit reglement worden vooraf betaald bij de Gemeenteontvanger of zijn afgevaardigde die er een kwijtschrift voor geeft. Artikel 13 De begrafenis van de behoeftigen geeft aanleiding tot de terugbetaling, door de erfgenamen die betaalkrachtig bevonden worden, van alle uitgaven die door het bestuur gedaan werden om de afgestorvenen een degelijke uitvaart te bezorgen. De invordering van deze uitgaven gebeurt via alle in voege zijnde rechtsvorderingen. VI. DIVERSE BESCHIKKINGEN. Artikel 14 De vroegere retributies die betrekking hebben op de schikkingen van huidig reglement zijn afgeschaft. Artikel 15 Onderhavig retributiereglement is geldig tot 31december 2013 inbegrepen.
(42)
Taxe sur les panneaux d'affichage - Renouvellement Belasting op de aanplakborden - Hernieuwing
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante :
Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/Hebben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH. Le Conseil communal, Revu sa délibération du 20 novembre 2006 relative au même objet, devenue exécutoire par lettre du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 janvier 2007 ; Vu la loi du 24 décembre 1996 relative à l’établissement et au recouvrement des taxes provinciales et communales ; Vu la loi du 15 mars 1999 relative au contentieux en matière fiscale ; Vu l'arrêté royal du 12 avril 1999 déterminant la procédure devant le Gouverneur ou devant le Collège des Bourgmestre et Echevins en matière de réclamation contre une imposition provinciale ou communale ; Vu l’arrêt de la Cour d’arbitrage n° 30/98 du 18 mars 1998 ; Vu l’article 170 § 4 de la Constitution ; Vu l’article 117 de la nouvelle loi communale ; Vu l’article 252 de la nouvelle loi communale imposant l’équilibre budgétaire aux communes ; Vu la situation financière de la commune ; ARRETE : Article 1 Il est établi à partir du 1er janvier 2008 au profit de la Commune d’Etterbeek pour un terme expirant le 31 décembre 2013, une taxe annuelle sur les panneaux d’affichage établis sur le territoire de la commune d’Etterbeek. Article 2 Pour l’application du présent règlement, on entend par panneau d’affichage toute construction située en tout endroit à ciel ouvert visible de la voie publique, destinée à recevoir de la publicité par collage, agrafage, peinture ou projection. Article 3 La taxe a pour base la surface utile du panneau, c’est-à-dire la surface susceptible d’être utilisée pour l’affichage, à l’exclusion de l’encadrement. Article 4 Le taux de la taxe est fixé à € 85,00, par mètre carré de surface utile par an.
Toute fraction de m2 est arrondie au m2 supérieur. Article 5 La taxe est principalement due par la personne physique ou morale qui dispose du droit d’utiliser le panneau ; si l’utilisateur n’est pas connu, la taxe est due subsidiairement par le propriétaire du panneau. Article 6 En cas d’installation ou de démantèlement d’un panneau au cours de l’exercice, la taxe est établie au prorata du nombre effectif de mois où le panneau existait. Tout mois entamé compte en entier. Article 7 Sont exonérés de la taxe : les panneaux utilisés pour leur compte personnel par des personnes morales de droit public, des A.S.B.L. ou des établissements d’utilité publique; les panneaux placés occasionnellement lors des fêtes locales ; les panneaux d’une superficie utile inférieure à 3 m². Article 8 L’administration communale adresse au redevable une formule de déclaration que celui-ci est tenu de renvoyer, dûment complétée, datée et signée, avant l’échéance mentionnée sur ladite formule. Le redevable qui n’a pas reçu de formule de déclaration, est tenu de déclarer à l’administration communale, au plus tard le 15 janvier de l’année qui suit celle de l’exercice de taxation, les éléments nécessaires à la taxation. Article 9 La non déclaration dans les délais prévus par ce même règlement ou la déclaration incorrecte, incomplète ou imprécise de la part du redevable entraîne l’enrôlement d’office de la taxe conformément aux dispositions des articles 6 et 7 de la loi du 24 décembre 1996. Les taxes enrôlées d’office sont majorées d’un montant égal à celui de la taxe qui est due. Le montant de cette majoration est également enrôlé. Article 10 Tout redevable est tenu, à la demande de l’administration et sans déplacement, de produire tous les livres et documents nécessaires à l’établissement de la taxe. Les redevables sont également tenus d’accorder le libre accès aux immeubles, bâtis ou non, susceptibles de constituer ou de contenir un élément imposable ou dans lesquels s’exerce une activité imposable, aux fonctionnaires désignés conformément à l’article 7 de la loi du 24 décembre 1996 et munis de leur lettre de désignation, et ce, en vue d’établir ou de contrôler l’assiette de la taxe. Ces fonctionnaires ne peuvent toutefois pénétrer dans les bâtiments ou les locaux habités que de cinq heures du matin à neuf heures du soir et uniquement avec l’autorisation du juge du tribunal de police. Article 11 Le rôle de la taxe est arrêté et rendu exécutoire, au plus tard le 30 juin de l’année qui suit l’exercice, par le Collège des Bourgmestre et Echevins. Article 12 La taxe est recouvrée par le Receveur communal conformément aux dispositions des articles 3 et 12 de la loi du 24 décembre 1996. La taxe est payable dans les deux mois de l’envoi de l’avertissement-extrait de rôle. Cet envoi s’opère sans frais pour le redevable.
Article 13 Le redevable peut introduire une réclamation auprès du Collège des Bourgmestre et Echevins. La réclamation doit, à peine de nullité, être introduite par écrit et doit, sous peine de déchéance, être introduite dans les six mois de la date de l'envoi de l’avertissement-extrait de rôle. Elle est datée et signée par le réclamant ou son représentant et mentionne: 1) 2)
les noms, qualité, adresse ou siège du redevable à charge duquel l'imposition est établie ; l'objet de la réclamation et un exposé des faits et moyens.
Quant aux erreurs matérielles provenant de doubles emplois, erreurs de chiffres, etc…, étant le fait des agents de l’administration communale, le contribuable peut en demander le redressement auprès de l’administration communale, aussi longtemps que le compte communal auquel la taxe se rapporte n’aura pas été approuvé par l’autorité de tutelle. *** De Gemeenteraad, Herzien zijn beraadslaging van 20 november 2006 over hetzelfde onderwerp, uitvoerbaar geworden op 22 januari 2007 krachtens de brief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ; Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en de gemeentebelastingen; Gelet op de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen; Gelet op het koninklijk besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de Gouverneur of voor het College van Burgemeester en Schepenen inzake bezwaarschrift tegen een provincie- of gemeentebelasting; Gelet op het arrest van het Arbitragehof nr. 30/98 van 18 maart 1998; Gelet op artikel 170 § 4 van de Grondwet; Gelet op het artikel 117 van de nieuwe gemeentewet; Gelet op het artikel 252 van de nieuwe gemeentewet waarbij het begrotingsevenwicht wordt opgelegd aan de gemeenten; Gelet op de financiële toestand van de gemeente BESLUIT Artikel 1 Er wordt vanaf 1 januari 2008 ten bate van de Gemeente Etterbeek voor een termijn vervallend op 31 december 2007, een jaarlijkse belasting geheven op de aanplakborden op het grondgebied van de gemeente Etterbeek. Artikel 2 Voor de uitvoering van dit reglement, moet men onder aanplakbord verstaan, elke constructie die zich om het even waar in open lucht bevindt, zichtbaar is vanaf de openbare weg en bestemd om publiciteit te ontvangen door aanplakking, aanhechting, beschildering of projectie. Artikel 3 De belasting heeft als basis de nuttige oppervlakte van het bord, d.w.z. de oppervlakte die gebruikt kan worden voor het aanbrengen van de affiches met uitzondering van de omlijsting.
Artikel 4 De belastingvoet is vastgesteld op € 85,00 per vierkante meter nuttige oppervlakte per jaar. Elke fractie van m² wordt afgerond naar boven. Artikel 5 De belasting is in de eerste plaats verschuldigd door de natuurlijke of rechtpersoon die beschikt over het recht het bord te gebruiken; zo de gebruiker niet is gekend, is de belasting subsidiair verschuldigd door de eigenaar van het bord. Artikel 6 In geval van plaatsing of wegneming van een bord in de loop van het dienstjaar, wordt de belasting berekend naar rato van het aantal effektieve maanden dat het bord bestaan heeft. Elke begonnen maand telt voor een volledige. Artikel 7 Worden van de belasting vrijgesteld: de borden voor eigen rekening gebruikt door de publiekrechtelijke rechtspersonen, de V.Z.W.’ s of de instellingen van openbaar nut; de borden die occasioneel geplaatst worden tijdens plaatselijke feestelijkheden; de borden met een nuttige oppervlakte kleiner dan 3 vierkante meter. Artikel 8 Het gemeentebestuur zendt naar de belastingplichtige een aangifteformulier dat deze gehouden is terug te zenden, na het behoorlijk ingevuld, gedagtekend en ondertekend te hebben voor de vervaldag vermeld op dit aangifteformulier. De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen, is gehouden uiterlijk op 15 januari van het jaar dat volgt op dat van het jaar waarop de belasting slaat, aan het gemeentebestuur aangifte te doen van de elementen nodig voor de belasting. Artikel 9 Bij gebrek aan aangifte binnen de in het reglement gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting ambtshalve ingekohierd overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 6 en 7 van de wet van 24 december 1996. De ambtshalve ingekohierde belastingen worden verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de verschuldigde belasting. Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd. Artikel 10 Iedere belastingplichtige moet, op verzoek van het bestuur en zonder verplaatsing, alle boeken en bescheiden voorleggen die noodzakelijk zijn voor de vestiging van de belasting. De belastingplichtigen moeten eveneens de vrije toegang verlenen tot de al dan niet bebouwde onroerende goederen, die een belastbaar element kunnen vormen of bevatten of waar een belastbare activiteit wordt uitgeoefend, aan de ambtenaren die overeenkomstig artikel 7 van de wet van 24 december 1996 worden aangesteld en voorzien zijn van hun aanstellingsbrief, en dit om de grondslag van de belasting vast te stellen en te controleren. Tot particuliere woningen of bewoonde lokalen hebben deze ambtenaren maar alleen toegang tussen vijf uur ‘s morgens en negen uur ‘s avonds, en mits machtiging van de politierechter. Artikel 11
Het kohier van de belasting wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard, ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het dienstjaar, door het College van Burgemeester en Schepenen. Artikel 12 De belasting wordt ingevorderd door de Gemeenteontvanger overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 3 en 12 van de wet van 24 december 1996. De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingplichtige. Artikel 13 De belastingplichtige kan een bezwaar indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk ingediend worden en moet, op straffe van verval, ingediend worden binnen zes maanden vanaf de datum van de verzending van het aanslagbiljet. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger en vermeldt: 1) de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten laste van wie de belasting gevestigd wordt; 2) het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen. Wat betreft de materiële fouten die het gevolg zijn van dubbel geboekte posten, rekenfouten of cijferfouten, enz… die te wijten zijn aan de bedienden van het gemeentebestuur, kan de belastingplichtige daarvan de rechtzetting vragen bij het gemeentebestuur, zolang de gemeenterekening waarop de belasting betrekking heeft niet is goedgekeurd door de toezichtoverheid.
(43)
Règlement-redevance concernant les prestations techniques du personnel communal Renouvellement - Modification Retributiereglement betreffende de technische prestaties van het gemeentepersoneel Hernieuwing - Aanpassing
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/Hebben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH. Le Conseil communal, Revu sa délibération du 20 novembre 2006 portant règlement-redevance concernant les prestations techniques du personnel communal, devenue exécutoire suivant la lettre du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 janvier 2007 ; Considérant que les services techniques rendus par le personnel communal à la demande expresse de particuliers, d'organismes privés ou publics entraînent des frais pour la commune et qu'il est équitable de faire supporter par les bénéficiaires les frais que ces services comportent ; Vu l’article 117 de la nouvelle loi communale ;
Vu l’article 252 de la nouvelle loi communale imposant l’équilibre budgétaire aux communes ; Vu la situation financière de la commune ; ARRETE Article 1 Les services techniques rendus par le personnel communal, à la demande expresse de particuliers, d'organismes privés ou publics, à l'occasion de réservations d'emplacements devant servir de parking sur la voie publique, donnent lieu au paiement à la commune des redevances suivantes: pour le chargement, le transport et le placement aux endroits exigés du matériel de signalisation ad hoc : € 40,00 pour l'enlèvement, le transport et le déchargement du matériel après son utilisation sur place :
€ 40,00
à partir du troisième panneau de signalisation ou autre, placée aux endroits qui s'imposent, par plaque :
€ 4,00
Si la durée d'utilisation du matériel dépasse 1 jour : € 4,00 par panneau et par jour calendrier supplémentaire; en cas de déménagement le même jour dans la commune, la redevance n'est due qu'une seule fois. Pour les nouvelles constructions dont le délai d’interdiction de stationner dépasse 3 mois, le paiement de la redevance n’est pas dû pour les weekends, les congés du bâtiment (juillet/août) et de fin d’année. Lorsque les panneaux mobiles sont remplacés par des panneaux fixes, le même règlement reste d’application. Article 2 Les interdictions de stationnement instaurées à la demande expresse de particuliers, d'organismes privés ou publics et nécessitant une signalisation permanente donnent lieu au paiement à la commune d'une redevance de € 15,00 par année et par mètre courant d'interdiction de stationnement. Ce même tarif est également applicable aux interdictions limitées dans le temps et aucune réduction n'est accordée quelle que soit la date de la mise en vigueur ou de la suppression de l'interdiction. La redevance est due pour l'année entière aussi longtemps que l'interdiction de stationnement est maintenue à la demande de l'intéressé. Les emplacements de stationnement réservés aux personnes handicapées ne donnent pas lieu au paiement de la redevance. Article 3 La redevance est due par la personne ou l'organisme privé ou public qui bénéficie du service tarifé. La redevance n'est pas due en cas de : constructions, reconstructions, transformations et agrandissements d'immeubles ou parties d'immeuble faisant partie du domaine public de l'Etat, des Régions, des Communautés, des Provinces, des Communes, des Centres Publics d'Aide Sociale et des Administrations subordonnées ; constructions d'immeubles sous le patronage de la "Société du Logement de la Région Bruxelloise" pour autant que ceux-ci restent dans les limites de l'objet statutaire de ladite société. Article 4 Les associations de commerçants reconnues par la Commission Consultative des Classes moyennes et les associations de quartiers bénéficieront pour une activité au choix par an de l'exonération du paiement de la redevance. Article 5 Les redevances sont payables au Receveur communal ou à son délégué. Une consignation à titre de garantie pourra être exigée préalablement à la prestation du service demandé.
Article 6 A défaut de règlement à l’amiable, le recouvrement de la redevance sera poursuivi par la voie civile légale. Article 7 Le présent règlement-redevance est établi pour une période expirant le 31 décembre 2013. *** De Gemeenteraad, Herzien zijn beraadslaging van 20 november 2006 houdende retributiereglement betreffende de technische prestaties van het gemeentepersoneel, uitvoerbaar geworden bij brief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 22 januari 2007; Aangezien de technische diensten die door het gemeentepersoneel worden verleend op uitdrukkelijk verzoek van particulieren, private of openbare instellingen kosten voor de gemeente met zich meebrengen, en dat het rechtvaardig is die ten laste van de begunstigden te leggen; Gelet op het artikel 117 van de nieuwe gemeentewet; Gelet op het artikel 252 van de nieuwe gemeentewet waarbij het begrotingsevenwicht aan de gemeenten wordt opgelegd; Gelet op de financiële toestand van de Gemeente; BESLUIT Artikel 1 De technische diensten die door het gemeentepersoneel worden verleend op uitdrukkelijk verzoek van particulieren, private of openbare instellingen bij gelegenheid van reservaties van plaatsen die moeten dienen voor het parkeren op de openbare weg, geven aanleiding tot de betaling van de volgende retributies: voor het laden, het vervoer en de plaatsing op de aangevraagde plaatsen van het voorgeschreven signalisatiematerieel: € 40,00 voor het wegnemen, het vervoer en het afladen van het materieel dat ter plaatse gebruikt werd:
€ 40,00
vanaf het derde verkeersbord of ander teken dat op de vereiste plaatsen werd aangebracht, per plaat:
€ 4,00
Wanneer het gebruik van het materieel 1 dag overschrijdt: € 4,00 per plaat en per bijkomende werkdag. in geval van verhuis dezelfde dag binnen de gemeente, is de retributie slechts eenmaal verschuldigd. Voor nieuwbouw waarvoor het parkeerverbod meer dan 3 maanden beloopt, is de retributie niet verschuldigd voor de weekends, het bouwverlof (juli/augustus) en eindejaarsverlof. Hetzelfde reglement blijft van toepassing daar waar de mobiele panelen vervangen worden door vaste. Artikel 2 Het parkeerverbod ingesteld op uitdrukkelijk verzoek van particulieren, private of openbare instellingen en die een permanente signalisatie noodzakelijk maakt, geeft aanleiding tot de betaling aan de gemeente van een retributie van € 15,00 per jaar en per lopende meter parkeerverbod. Ditzelfde tarief is eveneens van toepassing op het parkeerverbod dat beperkt is in de tijd en geen enkele vermindering wordt toegestaan, welke ook de begindatum of de einddatum van het parkeerverbod ook zij.
De retributie is verschuldigd voor het ganse jaar zolang het parkeerverbod blijft gehandhaafd op verzoek van de belanghebbende. De parkeerplaatsen voorbehouden voor mindervalide personen geeft geen aanleiding tot de betaling van de retributie. Artikel 3 De retributie is verschuldigd door de persoon of de private of openbare instelling die van de getarifeerde dienst gebruik maakt. De retributie is niet verschuldigd in geval van: bouwen, herbouwen, verbouwen en vergroten van gebouwen of gedeelten van gebouwen die deel uitmaken van het openbaar domein van de Staat, de Gewesten, de Gemeenschappen, de Provincies, de Gemeenten, de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn en de ondergeschikte besturen ; bouwen van de gebouwen onder bescherming van de "Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij" voor zover dit binnen de perken valt van de statuten van deze maatschappij. Artikel 4 De handelaarverenigingen erkend door de Raadgevende Commissie van Middenstand en de wijkverenigingen zullen voor één activiteit naar keuze per jaar vrijgesteld worden van de betaling van de retributie. Artikel 5 De retributies worden betaald aan de Gemeenteontvanger of aan zijn afgevaardigde. De consignatie kan voorafgaandelijk als waarborg geëist worden voor de gevraagde dienst. Artikel 6 Bij gebrek aan minnelijke schikking, zal de invordering geschieden volgens de burgerlijke rechtspleging. Artikel 7 Onderhavig retributiereglement zal worden toegepast voor een termijn vervallend op 31 december 2013.
(44)
Taxe sur la distribution à domicile d'imprimés publicitaires non adressés nominativement Renouvellement - Modification Belasting op de aan huis verspreiding van niet nominatief geadresserde publicitaire drukwerken - Hernieuwing - Aanpassing
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/Hebben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH. Le Conseil communal,
Revu sa délibération du 20 novembre 2006 relative au même objet, devenue exécutoire par lettre du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 janvier 2007 ; Vu la loi du 24 décembre 1996 relative à l’établissement et au recouvrement des taxes provinciales et communales ; Vu la loi du 15 mars 1999 relative au contentieux en matière fiscale ; Vu l’arrêté royal du 12 avril 1999 déterminant la procédure devant le Gouverneur ou devant le Collège des Bourgmestre et Echevins en matière de réclamation contre une imposition provinciale ou communale ; Vu l’arrêt de la Cour d’arbitrage n° 30/98 du 18 mars 1998 ; Vu l’article 170 § 4 de la Constitution ; Vu l’article 117 de la nouvelle loi communale ; Vu l’article 252 de la nouvelle loi communale imposant l’équilibre budgétaire aux communes; Vu la situation financière de la commune ; ARRETE Article 1 Il est établi au profit de la commune d'Etterbeek pour une période expirant le 31 décembre 2013, une taxe sur la distribution à domicile de feuilles et de cartes publicitaires à caractère commercial ainsi que de catalogues, de journaux et dépliants contenant de la publicité à caractère commercial, lorsque ces imprimés ne sont pas adressés nominativement. Article 2 Sont visés par les présentes dispositions, la distribution gratuite dans le chef des destinataires d'imprimés publicitaires non adressés nominativement, ouverts à tous les annonceurs ou émanant d'un seul commerçant ou d'un groupe de commerçants et comportant moins de 40 % de textes rédactionnels non publicitaires. Article 3 Par texte rédactionnel non publicitaire; il faut entendre : Les textes écrits par les journalistes dans l'exercice de leur profession, pour autant qu'il n'y soit pas fait mention, soit explicitement, soit implicitement, de firmes ou de produits déterminés ; Les textes, qui au niveau de la population de la commune, jouent un rôle social et d'information générale en dehors des informations commerciales ou apportent une information officielle d'utilité publique en faveur de l'ordre ou du bien-être comme les services d'aide, les services publics, les mutuelles, les hôpitaux, les services de garde (médecins, infirmières, pharmaciens) ou des informations d'utilité publique telles que les informations communales et les faits divers nationaux et internationaux ; Les nouvelles générales et régionales, politiques, sportives, culturelles, artistiques, folkloriques, littéraires et scientifiques et les informations non commerciales ; Les informations sur les cultes reconnus, les annonces d'activités telles que fêtes et kermesses, fêtes scolaires, activités de maisons de jeunes et centres culturels ; Les annonces notariales ; Les annonces émanant de particuliers relatives à des transactions mobilières ou immobilières ; Les offres d'emplois ; La propagande électorale. Article 4 Sont considérés comme textes publicitaires:
Les articles dans lesquels il est fait mention, soit explicitement, soit implicitement de firmes ou de produits déterminés ; Ceux qui sous une forme directe ou voilée, renvoient le lecteur à des réclames ; Ceux qui, d'une façon générale, visent à signaler, à faire connaître, à recommander des firmes, produits ou services en vue d'aboutir à une transaction commerciale. Article 5 Le pourcentage de 40 % de textes rédactionnels non publicitaires sera calculé en tenant compte de leur surface totale d'occupation, y compris leurs annexes telles que dessins, gravures ou photographies dans l'imprimé publicitaire pris dans sa surface intégrale de rédaction, y compris les pages de couvertures. Article 6 la taxe est due par l'éditeur des imprimés visés par les présentes dispositions. Le distributeur des imprimés imposables est solidairement responsable du paiement de la taxe. Article 7 Les taux de la taxe sont fixés comme suit : Carte et feuille publicitaire : € 0,0067 par exemplaire distribué Catalogue, journal ou dépliant publicitaire : € 0,055 par exemplaire distribué. Est considéré comme catalogue, journal ou dépliant publicitaire, la réunion quel que soit le procédé utilisé (agrafe, collage, insertion ou autres…), d'au moins 2 feuilles ou cartes publicitaires. Le minimum de la taxe est fixé à € 13,50 par distribution. La distribution d'imprimés publicitaires, effectuée par les soins des commerçants domiciliés ou ayant leur siège social à Etterbeek lors d'une campagne commerciale (de quartier, braderie, kermesse de quartier, soldes,…) avec un maximum de 2.000 exemplaires, sera exonérée du paiement de la taxe. L'imprimé devra toutefois se limiter à une feuille ou une carte de format A5 maximum et le nombre de distributions ne pourra pas dépasser trois par an. Article 8 A la demande du redevable, le Collège des Bourgmestre et Echevins est autorisé à accorder un régime d'imposition forfaitaire mensuel, à raison de douze fois par an dans les cas de distributions répétitives, en remplacement des cotisations ponctuelles. Article 9 Les taux de la taxation forfaitaire mensuelle sont fixés comme suit : Carte et feuille publicitaire : € 308, 00 par mois, quel que soit le nombre d'exemplaires distribués au cours du mois ; Catalogue, journal ou dépliant publicitaire : € 2.505,00 par mois, quel que soit le nombre d'exemplaires distribués au cours du mois. Article 10 Le contribuable est tenu de faire une déclaration à l'administration communale, contenant tous les renseignements nécessaires au calcul de la taxe (en ce compris un exemplaire de l’imprimé publicitaire), au plus tard 15 jours calendrier avant chaque distribution. En cas de taxation forfaitaire, l'autorité communale compétente peut rendre cette déclaration valable jusqu'à révocation. Celle-ci sera notifiée par écrit avec un préavis d'un mois. Le contribuable est tenu de faciliter le contrôle éventuel de sa déclaration notamment en fournissant tous documents et renseignements qui lui seraient réclamés à cet effet.
Article 11 La non-déclaration dans les délais prévus par ce même règlement ou la déclaration incorrecte, incomplète ou imprécise de la part du redevable entraîne l'enrôlement d'office de la taxe conformément aux dispositions des articles 6 et 7 de la loi du 24 décembre 1996. Les taxes enrôlées d'office sont majorées d'un montant égal à celui de la taxe due. Le montant de cette majoration est également enrôlé. Article 12 Le montant de la taxe sera porté à la connaissance du débiteur par un document l'invitant à s'en acquitter dans un délai de 10 jours, soit par un versement à la caisse communale, soit par un virement à un compte bancaire communal. En cas de non-paiement dans le délai indiqué, le redevable sera enrôlé conformément aux dispositions de la loi du 24 décembre 1996. Les paiements dans le délai indiqué à l'alinéa 1 seront considérés comme des perceptions au comptant. Article 13 Le rôle de la taxe est arrêté et rendu exécutoire, au plus tard le 30 juin de l'année qui suit l'exercice, par le Collège des Bourgmestre et Echevins, lorsque le paiement de la taxe n'est pas effectué dans le délai prévu à l'article 12. Article 14 La taxe est recouvrée par le Receveur communal conformément aux dispositions des articles 3 et 12 de la loi du 24 décembre 1996. La taxe est payable dans les deux mois de l'envoi de l'avertissement-extrait de rôle. Cet envoi s'opère sans frais pour le redevable. Article 15 Le redevable peut introduire une réclamation auprès du Collège des Bourgmestre et Echevins. La réclamation doit, à peine de nullité, être introduite par écrit et doit, sous peine de déchéance, être introduite dans les six mois, soit de la date de l'envoi de l'avertissement-extrait de rôle, soit de la date du paiement au comptant. Elle est datée et signée par le réclamant ou son représentant et mentionne : Les noms, qualité, adresse ou siège du redevable à charge duquel l'imposition est établie ; L'objet de la réclamation et un exposé des faits et moyens *** De Gemeenteraad, Herzien zijn beraadslaging van 20 november 2006 over hetzelfde onderwerp, uitvoerbaar geworden 22 januari 2007 krachtens de brief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en de gemeentebelastingen; Gelet op de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen; Gelet op het koninklijk besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de Gouverneur of voor het College van Burgemeester en Schepenen inzake bezwaarschrift tegen een provincie- of gemeentebelasting; Gelet op het arrest van het Arbitragehof nr. 30/98 van 18 maart 1998; Gelet op artikel 170 § 4 van de Grondwet; Gelet op het artikel 117 van de nieuwe gemeentewet;
Gelet op het artikel 252 van de nieuwe gemeentewet waarbij het begrotingsevenwicht wordt opgelegd aan de gemeenten; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; BESLUIT Artikel 1 Er wordt ten bate van de gemeente Etterbeek voor een termijn vervallend op 31 december 2013, een belasting ingevoerd op de aan huis verspreiding van publicitaire bladen en kaarten met handelskarakter, catalogi, kranten en folders met publicitair handelskarakter, wanneer deze drukwerken niet nominatief geadresseerd zijn. Artikel 2 Deze bepalingen zijn van toepassing op de voor de bestemmelingen kosteloze verspreiding van niet nominatief geadresseerde publicitaire drukwerken, die toegankelijk zijn voor alle adverteerders of uitgaande van één enkele handelaar of van een groep van handelaars en die minder dan 40 % niet-publicitaire redactionele teksten bevatten. Artikel 3 Onder niet-publicitaire redactionele teksten dient men te verstaan: De door journalisten geschreven teksten in de uitoefening van hun beroep voor zover niet expliciet of impliciet firma's of bepaalde producten worden vermeld; De teksten die, op het niveau van de bevolking van de gemeente, een sociale rol spelen en algemene informatie verstrekken buiten de handelsinformatie of die een officiële informatie brengen van algemeen belang ten voordele van het gezag of het algemeen welzijn zoals hulpdiensten, openbare diensten, ziekenfondsen, ziekenhuizen, wachtdiensten (dokters, verpleegsters, apothekers) of inlichtingen van openbaar nut zoals gemeentelijke informatie en allerlei nationale en internationale berichten; De algemene, regionale, politieke, sportieve, culturele, artistieke, folkloristische, literaire en wetenschappelijke berichten, alsook de berichten zonder handelskarakter; De inlichtingen over erediensten, de aankondigingen van activiteiten, zoals feesten en kermissen, schoolfeesten, activiteiten van jeugdhuizen en culturele centra; Notariële aankondigingen; De advertenties uitgaande van particulieren aangaande roerende en onroerende transacties; De werkaanbiedingen; De verkiezingspropaganda. Artikel 4 Worden beschouwd als publicitaire teksten: De artikels waarin expliciet of impliciet firma's of producten worden vermeld; Degene die op een directe of verdoken manier de lezer verwijzen naar handelsreclame; Degene die, op een algemene wijze, ernaar streven firma's, producten of diensten te vermelden, te laten kennen en aan te bevelen ten einde een handelstransactie te kunnen afsluiten. Artikel 5 Het percentage van 40 % niet-publicitaire redactionele teksten zal berekend worden rekening houdend met hun totaal ingenomen oppervlakte, met inbegrip van hun bijlagen zoals tekeningen, gravures of foto's in het publicitaire drukwerk in de volledige oppervlakte met inbegrip van de omslagpagina's. Artikel 6 De belasting is verschuldigd door de uitgever van de drukwerken die onder deze bepalingen vallen. De verdeler van de belastbare drukwerken is solidair verantwoordelijk voor het betalen van de belasting.
Artikel 7 De belastingvoeten worden als volgt vastgesteld: Kaart en publicitair blad: € 0,0067 per verdeeld exemplaar; Catalogus, krant of publicitaire folder: € 0,055 per verdeeld exemplaar. Wordt beschouwd als catalogus, krant of publicitair folder, de verzameling door welke middel ook (nietje, plakken, inbrengen, of andere …) van minstens 2 bladen of kaarten. De minimum belasting wordt vastgesteld op € 13,50 per verdeling. Van de betaling van de belasting zijn vrijgesteld de handelaars, woonachtig te of die hun maatschappelijke zetel hebben te Etterbeek, die in het kader van een commerciële actie (wijk, wijkmarkt, wijkkermis, solden,…) publicitaire drukwerken verspreiden met een maximumoplage van 2.000 exemplaren. Het drukwerk mag niet groter zijn dan een blad of een kaart van A5 grootte en het aantal verspreidingen mag niet meer bedragen dan drie per jaar. Artikel 8 Op aanvraag van de belastingplichtige, mag het College van Burgemeester en Schepenen in geval van herhaalde verdelingen, een regime van forfaitaire maandelijkse heffing, naar rato van twaalfmaal per jaar, toekennen, ter vervanging van precieze bijdragen. Artikel 9 De belastingvoeten voor de maandelijkse forfaitaire belasting worden als volgt vastgesteld: Kaart en publicitair blad: € 308,00 per maand, welke ook het aantal verdeelde exemplaren in de loop van de maand mag zijn; Catalogus, krant of publicitaire folder: € 2.505,00 per maand, welke ook het aantal verdeelde exemplaren in de loop van de maand mag zijn. Artikel 10 De belastingplichtige is ertoe gehouden, ten minstens 15 kalenderdagen voor elke verdeling, een aangifte in te dienen, waarop alle nodige gegevens voor de belastingheffing vermeld zijn (een exemplaar van de te verspreiden publiciteit inbegrepen). In geval van forfaitaire belasting, mag de bevoegde gemeentelijke overheid deze verklaring geldig maken tot intrekking. Deze moet schriftelijk betekend worden met een vooropzeg van een maand. De belastingplichtige is ertoe gehouden alle documenten en inlichtingen te verstrekken om het controleren van zijn verklaring te vergemakkelijken. Artikel 11 Bij gebrek aan aangifte binnen de in het reglement gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting ambtshalve ingekohierd overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 6 en 7 van de wet van 24 december 1996. De ambtshalve ingekohierde belastingen worden verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de verschuldigde belasting. Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd. Artikel 12 Het bedrag van de belasting wordt ter kennis van de belastingplichtige gebracht door een document waarbij hij uitgenodigd wordt de belasting te betalen binnen een termijn van 10 dagen, hetzij aan de gemeentekas, hetzij op een gemeentelijke bankrekening. In geval van niet betaling binnen vastgestelde termijn wordt de belasting ingekohierd volgens bepalingen van de wet van 24 december 1996.
De betalingen verricht binnen de termijn waarvan sprake in al. 1 worden als contant betaalde belastingen beschouwd. Artikel 13 Het kohier van de belasting wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard, ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het dienstjaar, door het College van Burgemeester en Schepenen wanneer de belasting niet betaald is binnen de termijn voorzien in artikel 12. Artikel 14 De belasting wordt ingevorderd door de Gemeenteontvanger overeenkomstig de bepalingen vervat in artikel 3 en 12 van de wet van 24 december 1996. De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingplichtige. Artikel 15 De belastingplichtige kan een bezwaar indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk ingediend worden en moet, op straffe van verval, ingediend worden binnen zes maanden, hetzij vanaf de datum van de verzending van het aanslagbiljet, hetzij vanaf de datum van de contante betaling. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger en vermeldt: De naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten laste van wie de belasting gevestigd wordt; Het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen.
(45)
Règlement-redevance pour l'utilisation des loges de la morgue communale - Renouvellement Retributiereglement voor het gebruik van de koelcellen in het gemeentelijk lijkenhuis Hernieuwing
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/Hebben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH. Le Conseil communal, Revu sa délibération du 20 novembre 2007, relative au même objet, devenue exécutoire par lettre du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 janvier 2007 ; Vu la loi du 20 juillet 1971 sur les funérailles et les sépultures ; Vu l’article 117 de la nouvelle loi communale ; Attendu qu'en vertu de l'article 135 § 2 de la nouvelle loi communale, les communes ont pour mission entre autres d'assurer la propreté et la salubrité dans les rues, lieux et édifices publics ;
Vu l’article 252 de la nouvelle loi communale imposant l’équilibre budgétaire aux communes ; Vu la situation financière de la commune ; ARRETE Article 1 L'utilisation des loges à la morgue communale donne lieu à la perception d'une redevance de € 135,00 par loge. L'utilisation ordonnée par l'autorité judiciaire ne donne pas lieu à la perception de la redevance. Article 2 La redevance réclamée conformément au présent règlement est payable, contre quittance, entre les mains du Receveur communal et de ses préposés ou des agents percepteurs désignés à cet effet. Article 3 A défaut du règlement à l'amiable, le recouvrement de la redevance sera opéré par la voie civile. Article 4 Le présent règlement-redevance est applicable jusqu’au 31 décembre 2013. *** De Gemeenteraad, Herzien zijn beraadslaging van 20 november 2006 over hetzelfde onderwerp, uitvoerbaar geworden bij brief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 22 januari 2007; Gelet op de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging; Gelet op het artikel 117 van de nieuwe gemeentewet; Aangezien de gemeenten krachtens artikel 135 § 2 van de nieuwe gemeentewet onder anderen tot taak hebben het voorzien van de zindelijkheid en de gezondheid op openbare wegen, plaatsen en in openbare gebouwen; Gelet op het artikel 252 van de nieuwe gemeentewet waarbij het begrotingsevenwicht wordt opgelegd aan de gemeenten; Gelet op de financiële toestand van de gemeente BESLUIT Artikel 1 Het gebruik van de koelcellen in het gemeentelijk lijkenhuis geeft aanleiding tot het betalen van een retributie van 135,00 € per koelcel. Het gebruik gevorderd door de gerechtelijke macht geeft geen aanleiding tot het innen van de retributie. Artikel 2 De retributie aangerekend overeenkomstig onderhavig reglement wordt betaald, tegen ontvangstbewijs, in handen van de Gemeenteontvanger en zijn aangestelden of door de bedienden die met de inning van de bedragen belast zijn. Artikel 3
Bij gebrek aan minnelijke schikking zal de invordering langs burgerlijke weg geschieden. Artikel 4 Onderhavig retributiereglement is geldig tot en met 31 december 2013.
(46)
Taxe sur les établissements bancaires et assimilés - Renouvellement Belasting op de bankinstellingen en dergelijke - Hernieuwing
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/Hebben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH. Le Conseil communal, Revu sa délibération du 20 novembre 2006 relative au même objet, devenue exécutoire par lettre du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 janvier 2007 ; Vu la loi du 24 décembre 1996 relative à l’établissement et au recouvrement des taxes provinciales et communales ; Vu la loi du 15 mars 1999 relative au contentieux en matière fiscale ; Vu l'arrêté royal du 12 avril 1999 déterminant la procédure devant le Gouverneur ou devant le Collège des Bourgmestre et Echevins en matière de réclamation contre une imposition provinciale ou communale ; Vu l’arrêt de la Cour d’arbitrage n° 30/98 du 18 mars 1998 ; Vu l’article 170 § 4 de la Constitution ; Vu l’article 117 de la nouvelle loi communale ; Vu l’article 252 de la nouvelle loi communale imposant l’équilibre budgétaire aux communes ; Vu la situation financière de la commune ; ARRETE Article 1 Il est établi à partir du 1er janvier 2008 au profit de la Commune d’Etterbeek pour un terme expirant le 31 décembre 2013, une taxe annuelle sur les établissements bancaires et assimilés ayant, sur le territoire de la commune, des locaux accessibles au public.
Pour l’application de l’alinéa qui précède, par « établissements bancaires et assimilés », il y a lieu d’entendre les personnes physiques ou morales se livrant, à titre principal ou à titre accessoire, à des activités de gestion de fonds et / ou de crédit, sous quelque forme que ce soit. Article 2 La taxe est due par la personne physique ou morale au nom de laquelle l’établissement est exploité. Article 3 La taxe est fixée à € 345,00 par guichet. La taxe est due pour l’année entière, quelle que soit la date de mise en service de l’établissement. Il n’est accordé aucune réduction ou restitution de la taxe pour quelque cause que ce soit. Lorsque l’établissement ne comporte aucun guichet, la taxe est calculée par préposé à la clientèle. Article 4 Seront exonérés de la taxe, les établissements n’occupant qu’une personne. Article 5 L’administration communale adresse au redevable une formule de déclaration que celui-ci est tenu de renvoyer, dûment complétée, datée et signée, avant l’échéance mentionnée sur ladite formule. Le redevable qui n’a pas reçu de formule de déclaration est tenu de déclarer à l’administration communale, au plus tard le 15 janvier de l’année qui suit celle de l’exercice de taxation, les éléments nécessaires à la taxation. Article 6 La non déclaration dans les délais prévus par ce même règlement ou la déclaration incorrecte, incomplète ou imprécise de la part du redevable entraîne l’enrôlement d’office de la taxe conformément aux dispositions des articles 6 et 7 de la loi du 24 décembre 1996. Les taxes enrôlées d’office sont majorées d’un montant égal à celui de la taxe qui est due. Le montant de cette majoration est également enrôlé. Article 7 Tout redevable est tenu, à la demande de l’administration et sans déplacement, de produire tous les livres et documents nécessaires à l’établissement de la taxe. Les redevables sont également tenus d’accorder le libre accès aux immeubles, bâtis ou non, susceptibles de constituer ou de contenir un élément imposable ou dans lesquels s’exerce une activité imposable, aux fonctionnaires désignés conformément à l’article 7 de la loi du 24 décembre 1996 et munis de leur lettre de désignation, et ce, en vue d’établir ou de contrôler l’assiette de la taxe. Ces fonctionnaires ne peuvent toutefois pénétrer dans les bâtiments ou les locaux habités que de cinq heures du matin à neuf heures du soir et uniquement avec l’autorisation du juge du tribunal de police. Article 8 Le rôle de la taxe est arrêté et rendu exécutoire, au plus tard le 30 juin de l’année qui suit l’exercice, par le Collège des Bourgmestre et Echevins. Article 9 La taxe est recouvrée par le Receveur communal conformément aux dispositions des articles 3 et 12 de la loi du 24 décembre 1996. La taxe est payable dans les deux mois de l’envoi de l’avertissement-extrait de rôle. Cet envoi s’opère sans frais pour le redevable.
Article 10 Le redevable peut introduire une réclamation auprès du Collège des Bourgmestre et Echevins. La réclamation doit, à peine de nullité, être introduite par écrit et doit, sous peine de déchéance, être introduite dans les six mois de la date de l'envoi de l'avertissement-extrait de rôle. Elle est datée et signée par le réclamant ou son représentant et mentionne : les noms, qualité, adresse ou siège du redevable à charge duquel l'imposition est établie ; l'objet de la réclamation et un exposé des faits et moyens. Quant aux erreurs matérielles provenant de doubles emplois, erreurs de chiffres, etc…, étant le fait des agents de l’administration communale, le contribuable peut en demander le redressement auprès de l’administration communale, aussi longtemps que le compte communal auquel la taxe se rapporte n’aura pas été approuvé par l’autorité de tutelle. *** De Gemeenteraad, Herzien zijn beraadslaging van 20 november 2006 over hetzelfde onderwerp, uitvoerbaar geworden op 22 januari 2007 krachtens de brief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en de gemeentebelastingen; Gelet op de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen; Gelet op het koninklijk besluit van 12 april 1999 tot bepaling van procedure voor de Gouverneur of voor het College van Burgemeester en Schepenen inzake bezwaarschrift tegen een provincie- of gemeentebelasting; Gelet op het arrest van het Arbitragehof nr 30/98 van 18 maart 1998; Gelet op artikel 170 § 4 van de Grondwet; Gelet op het artikel 252 van de nieuwe gemeentewet waarbij het begrotingsevenwicht wordt opgelegd aan de gemeenten; Gelet op het artikel 117 van de nieuwe gemeentewet; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; BESLUIT Artikel 1 Er wordt vanaf 1 januari 2008 ten bate van de Gemeente Etterbeek voor een termijn vervallend op 31 december 2013, een jaarlijkse belasting geheven op bankinstellingen en dergelijke die op het grondgebied van de gemeente lokalen openstellen voor het publiek. Onder « bankinstellingen en dergelijke » dient men voor het toepassen van vorig lid, te verstaan de natuurlijke of rechtspersonen die voornamelijk of bijkomstig fondsen en / of kredieten onder welke vorm ook beheren. Artikel 2 De belasting is verschuldigd door de natuurlijke of rechtspersoon op wiens naam de instelling wordt uitgebaat. Artikel 3 De belasting wordt vastgesteld op € 345,00 per loket.
De belasting is verschuldigd voor het ganse jaar welke ook de datum weze van de opening van de instelling. Voor welke reden dan ook wordt er geen korting of teruggave van de belasting toegekend. Wanneer de instelling geen loket heeft zal de belasting berekend worden per beambte die ten dienste staat van het publiek. Artikel 4 Zullen van de belasting vrijgesteld worden de instellingen met één tewerkgestelde beambte. Artikel 5 Het gemeentebestuur zendt naar de belastingplichtige een aangifteformulier dat deze gehouden is terug te zenden, na het behoorlijk ingevuld, gedagtekend en ondertekend te hebben voor de vervaldag vermeld op dit aangifteformulier. De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen, is gehouden uiterlijk op 15 januari van het jaar dat volgt op dat van het jaar waarop de belasting slaat, aan het gemeentebestuur aangifte te doen van de elementen nodig voor de belasting. Artikel 6 Bij gebrek aan aangifte binnen de in het reglement gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting ambtshalve ingekohierd overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 6 en 7 van de wet van 24 december 1996. De ambtshalve ingekohierde belastingen worden verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de verschuldigde belasting. Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd. Artikel 7 Iedere belastingplichtige moet, op verzoek van het bestuur en zonder verplaatsing, alle boeken en bescheiden voorleggen die noodzakelijk zijn voor de vestiging van de belasting. De belastingplichtigen moeten eveneens de vrije toegang verlenen tot de al dan niet bebouwde onroerende goederen, die een belastbaar element kunnen vormen of bevatten of waar een belastbare activiteit wordt uitgeoefend, aan de ambtenaren die overeenkomstig artikel 7 van de wet van 24 december 1996 worden aangesteld en voorzien zijn van hun aanstellingsbrief, en dit om de grondslag van de belasting vast te stellen en te controleren. Tot particuliere woningen of bewoonde lokalen hebben deze ambtenaren maar alleen toegang tussen vijf uur ‘s morgens en negen uur ‘s avonds, en mits machtiging van de politierechter. Artikel 8 Het kohier van de belasting wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard, ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het dienstjaar, door het College van Burgemeester en Schepenen. Artikel 9 De belasting wordt ingevorderd door de Gemeenteontvanger overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 3 en 12 van de wet van 24 december 1996. De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingplichtige. Artikel 10 De belastingplichtige kan een bezwaar indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk ingediend worden en moet, op straffe van verval, ingediend worden binnen zes maanden vanaf de datum van de verzending van het aanslagbiljet. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger en vermeldt:
de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten laste van wie de belasting gevestigd wordt; het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen. Wat betreft de materiële fouten die het gevolg zijn van dubbel geboekte posten, rekenfouten of cijferfouten, enz… die te wijten zijn aan de bedienden van het gemeentebestuur, kan de belastingplichtige daarvan de rechtzetting vragen bij het gemeentebestuur, zolang de gemeenterekening waarop de belasting betrekking heeft niet is goedgekeurd door de toezichtoverheid.
(47)
Remboursement de 50% des centimes additionnels communaux au précompte immobilier aux personnes ayant acquis ou construit un logement à partir du 1er janvier 2008 - Renouvellement Terugbetaling van 50% van de gemeentelijke opcentiemen op de onroerende voorheffing aan personen die een woning gekocht of gebouwd hebben vanaf 1 januari 2008 - Hernieuwing
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/Hebben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH. Le Conseil communal, Article 1 Il sera procédé, sur requête de la personne intéressée et conformément aux prescriptions définies ci-après, au remboursement des centimes additionnels communaux au précompte immobilier durant la période de validité du règlement pour l’achat ou la construction d’un logement sur le territoire communal Article 2 Le remboursement des centimes additionnels communaux au précompte immobilier est consenti à concurrence de 50% du montant qui aura été acquitté à ce titre entre les mains du Receveur des contributions directes. Article 3 Le demandeur doit prouver qu’il ne dispose pas d’autres propriétés dont le revenu cadastral global est supérieur à € 745,00. A cette fin, il devra fournir à, l’administration communale un document complété par le Receveur de l’Enregistrement et les Domaines Article 4 Le bénéfice du présent règlement est limité aux personnes physiques dont les revenus imposables sont inférieurs à € 62.000 par ménage augmenté de € 2.500 par personne à charge du ménage et qui sont enrôlées à l’impôt des personnes physiques.
Les demandeurs devront introduire avec leur dossier une copie certifiée conforme par l’administration communale, de leur dernier avertissement-extrait de rôle en matière d’impôts des personnes physiques. Cet avertissement-extrait de rôle ne pourra pas concerner des revenus datant de plus de 2 ans. Article 5 La réduction des centimes additionnels communaux au précompte immobilier sera de maximum 5 ans. Les parties de bâtiment qui seraient affectées au commerce, au bureau ou à une profession libérale, ne peuvent être prises en compte pour le remboursement partiel des centimes additionnels. En cas d’affection mixte et afin de déterminer les montants entrant en ligne en compte, le demandeur devra fournir un document reprenant la ventilation du revenu cadastral de son immeuble. Ce document peut être obtenu sur simple demande auprès du Contrôleur du cadastre d’Etterbeek. Au cas où cette ventilation ne peut être fixée par le contrôleur du cadastre, le demandeur devra fournir à l’administration communale la ventilation reprise dans sa déclaration à l’impôt des personnes physiques, et acceptée par le Ministère des Finances. Article 6 Quelle que soit la catégorie, le propriétaire devra justifier de sa domiciliation dans le logement concerné pendant l’année (les années) pour laquelle (lesquelles) le remboursement partiel est demandé. Article 7 Les montants repris à l’article 4-1°al. du présent règlement suivront les fluctuations à l’indice des prix à la consommation utilisé pour l’adaptation des loyers avec pour base l’index officiel établi au 1er janvier1999, soit 102,71. Les montants seront adaptés le 1er janvier de chaque année et resteront valables toute l’année. Article 8 La demande de remboursement partiel des centimes additionnels communaux au précompte immobilier devra être introduite auprès de l’administration communale dans les 5 mois de la date du premier avertissement-extrait de rôle concernant le précompte immobilier, pour l’exercice d’imposition qui suit l’acquisition ou la fin de la construction du logement concerné. La demande doit être accompagnée de la preuve de paiement du précompte immobilier. Article 9 Le demandeur s’engage à signaler à l’administration communale toute réclamation au sujet de son précompte immobilier, qu’il introduirait auprès de l’administration des Contributions directes. Le demandeur s’engage également à rembourser à l’administration communale les montants perçus indûment dans le cadre du présent règlement. Il autorise les services de l’administration à effectuer toutes les recherches permettant de vérifier l’exactitude des renseignements à produire par le demandeur. Article 10 Pour pouvoir bénéficier du remboursement partiel des centimes additionnels communaux au précompte immobilier, le demandeur qui a droit à plusieurs années d’exonération devra, subséquemment à sa première demande, introduire l’avertissement-extrait de rôle acquitté en matière de précompte immobilier, des exercices concernés et cela, dans le même délai que mentionné sub. art. 8. Article 11 Le présent règlement valable à partir du 1er janvier 2008 pour une période expirant le 31 décembre 2013. Article 12
Le Collège des Bourgmestre et Echevins est chargé des modalités d’application et de l’exécution du présent règlement. *** De Gemeenteraad, Artikel 1 Er zal op verzoek van de belanghebbende persoon en overeenkomstig de hierna vastgestelde voorschriften overgegaan worden tot de terugbetaling van de gemeentelijke opcentiemen op de onroerende voorheffing gedurende de geldigheid van dit reglement voor de aankoop of de bouw van een woning op het grondgebied van de gemeente. Artikel 2: De terugbetaling van de gemeentelijke opcentiemen op de onroerende voorheffing wordt toegestaan naar rato van 50 % van het bedrag dat als dusdanig in de handen van de Ontvanger van de directe belastingen betaald werd. Artikel 3 De aanvrager moet bewijzen dat hij geen enkel ander eigendom bezit waarvan het kadastraal inkomen hoger is dan € 745,00. Te dien einde moet hij aan het Gemeentebestuur een document voorleggen dat door de Ontvanger van registratie en domeinen is ingevuld. Artikel 4 Het voordeel van dit reglement is beperkt tot de fysieke personen waarvan het belastbare inkomen lager is dan € 62.000 per gezin, vermeerderd met € 2.500 per persoon ten laste en die ingekohierd werden voor de personenbelasting. De aanvragers moeten, een door het Gemeentebestuur voor éénsluidend verklaard afschrift, bij hun dossier voegen, van hun laatste kohieruittreksel met betrekking tot de personenbelastingen. Dit kohieruittreksel mag geen inkomsten betreffen ouder dan 2 jaar. Artikel 5 De vermindering van de gemeentelijke opcentiemen op de onroerende voorheffing zal maximum 5 jaar bedragen. De delen van de gebouwen die gebruikt worden als handelsruimte, kantoorruimte of voor een vrij beroep, mogen niet in rekening worden gebracht voor de gedeeltelijke terugbetaling van de gemeentelijke opcentiemen. In geval van gemengd gebruik en ten einde de desbetreffende bedragen vast te stellen moet de aanvrager een document voorleggen dat de verdeling van het kadastraal inkomen van zijn gebouw weergeeft. Dit document kan op eenvoudige wijze aangevraagd worden bij de Controleur van het kadaster van Etterbeek. In het geval dat deze verdeling niet kan bepaald worden door de Controleur van het kadaster, zal de aanvrager aan het Gemeentebestuur de verdeling opgenomen in de aangifte van de personenbelasting en goedgekeurd door de Minister van Financiën bezorgen. Artikel 6 Welke ook de categorie mag zijn, de eigenaar zal steeds zijn domiciliering in de betreffende woning moeten bewijzen tijdens het jaar (jaren) waarvoor de gedeeltelijke terugbetaling is aangevraagd. Artikel 7
De bedragen opgenomen in artikel 4-1ste alinea van onderhavig reglement zullen de schommelingen volgen van het indexcijfer dat gebruikt wordt voor de aanpassing van de huren met als basis 1 januari 1999 hetzij 102,71. De bedragen zullen de 1ste januari van ieder jaar aangepast worden en ze zullen het hele jaar door geldig blijven. Artikel 8 De aanvraag tot gedeeltelijke terugbetaling van de gemeentelijke opcentiemen op de onroerende voorheffing moet bij het Gemeentebestuur ingediend worden binnen de 5 maanden volgend op de datum van het eerste kohieruittreksel betreffende de onroerende voorheffing voor het dienstjaar waarin de aankoop of het einde van de bouw van de woning plaats vond. Artikel 9 De aanvrager verbindt zich ertoe het Gemeentebestuur in te lichten over alle klachten betreffende zijn onroerende voorheffing, die hij bij de administratie van de directe belastingen zou inleiden. De aanvrager verbindt zich er eveneens toe de onrechtmatig ontvangen bedragen in het kader van onderhavig reglement aan het Gemeentebestuur terug te betalen. Hij staat de administratieve diensten toe alle opzoekingen uit te voeren die toelaten de juistheid van de door hem gegeven inlichtingen na te gaan. Artikel 10 Om van de gedeeltelijke terugbetaling van de gemeentelijke opcentiemen op de onroerende voorheffing te kunnen genieten, moet de aanvrager, die recht heeft op meerdere jaren van vrijstelling telkens zoals voor zijn eerste aanvraag, de kohieruittreksels indienen betreffende de onroerende voorheffing, voor de desbetreffende dienstjaren en dit binnen dezelfde termijn zoals vermeld in sub. artikel 8. Artikel 11 Onderhavig reglement wordt van kracht op 1 januari 2008 voor een periode vervallend op 31 december 2013 Artikel 12 Het College van Burgemeester en Schepenen is belast met de toepassingswijzen en de uitvoering van onderhavig reglement.
(48)
Taxe sur les commerces mettant à disposition des appareils de télécommunications contre rétribution - Renouvellement - Modification Belasting op de handelszaken die telecommunicatieapparatuur tegen vergoeding ter beschikking stellen - Hernieuwing - Aanpassing
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/Hebben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH.
Le Conseil communal, Revu sa délibération du 20 novembre 2006, relative au même objet, devenue exécutoire par lettre du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 janvier 2007 ; Vu la loi du 24 décembre 1996 relative à l’établissement et au recouvrement des taxes provinciales et communales ; Vu la loi du 15 mars 1999 relative au contentieux en matière fiscale ; Vu l’arrêté royal du 12 avril 1999 déterminant la procédure devant le Gouverneur ou devant le Collège des Bourgmestre et Echevins en matière de réclamation contre une imposition provinciale ou communale ; Vu l’arrêt de la Cour d’arbitrage n° 30/98 du 18 mars 1998 ; Vu l’article 170 § 4 de la Constitution ; Vu l’article 117 de la nouvelle loi communale ; Vu l’article 252 de la nouvelle loi communale imposant l’équilibre budgétaire aux communes ; Vu la situation financière de la commune ; Attendu que les commerces mettant principalement à disposition des appareils de télécommunication contre rétribution perturbent particulièrement la propreté et la tranquillité publiques, obligeant les forces de l’ordre et les services communaux à davantage de travail ; Attendu qu’il est dès lors légitime de les faire contribuer plus spécialement au financement des missions de la commune ; DECIDE Article 1 Pour l’application du présent règlement, il faut entendre par appareil de télécommunication, tout appareil permettant la transmission, l’émission ou la réception de signes, de signaux, d’écrits, d’images, de sons ou de données de toute nature, par fil, radioélectricité, signalisation optique ou autre système électromagnétique (c’està-dire : téléphone, fax, modem, vidéoconférence, etc…) Article.2 Il est établi au profit de la commune d’Etterbeek, à partir du 1er janvier 2008 pour un terme expirant le 31 décembre 2013, une taxe de reprise et une taxe annuelle sur les commerces situés sur le territoire de la commune qui mettent à disposition des appareils de télécommunication contre rétribution. Article 3 Le taux d’imposition de la taxe de reprise est fixé à € 12.500,00 et redevable à chaque reprise (d’une nouvelle activité commerciale) d’un commerce mettant principalement des appareils de télécommunication à disposition contre rétribution. La taxe de reprise est une taxe unique. Article 4 Le taux d’imposition de la taxe annuelle est fixé à € 300,00 par appareil de télécommunication fixe ou mobile. Le montant de la taxe ne pourra toutefois être inférieur à € 1.000,00 par commerce mettant principalement ou accessoirement des appareils de télécommunication à disposition contre rétribution. Article 5
Pour les commerces soumis au paiement de la taxe de reprise et à la taxe due pour le changement d’affection ou d’utilisation d’un immeuble en général ou d’une partie d’immeuble en vue d’y établir un commerce mettant principalement à disposition des appareils de télécommunication contre rétribution la taxe annuelle débute : soit l’année suivant l’enrôlement de la taxe de reprise ; soit l’année suivant le versement de la taxe due pour le changement d’affectation ou d’utilisation d’un immeuble en général ou d’une partie d’immeuble en vue d’y établir un commerce mettant principalement à disposition des appareils de télécommunication contre rétribution ; à défaut à partir de l’application du présent règlement. Article 6 L’ouverture d’un commerce mettant principalement des appareils de télécommunication à disposition contre rétribution est soumise à la taxe sur les constructions, reconstructions et les clôtures. Article 7 La taxe de reprise et la taxe annuelle sont dues pour l’année entière à partir du 1er janvier de l’exercice d’imposition, quelle que soit la date de début de l’exploitation ou de la cessation de l’activité économique ou de la modification de l’exploitant pendant l’exercice d’imposition. Il n’est accordé aucune remise ou restitution de l’impôt pour quelque cause que ce soit. Dans le cas d’une augmentation du nombre d’appareils de télécommunication fixes ou mobiles mis à la disposition du public et dûment autorisée en cours d’année, un complément d’impôt est exigible, calculé conformément à l’article 4 Article 8 En cas de fermeture administrative temporaire ou définitive de l’établissement à titre de sanction par le Collège des Bourgmestre et Echevins, en application de l’article 119bis de la Nouvelle loi Communale, les redevables ne pourront prétendre à aucune indemnité. Article 9 La taxe de reprise et la taxe annuelle sont dues par l’exploitant de l’appareil de télécommunication. Article 10 Sont exonérés de l’impôt les entreprises qui assurent le service universel tel que défini dans l’article 68 de la loi du 13 juin 2005 relative aux communications électroniques et qui peuvent justifier de la qualité d’opérateurs tenus ou autorisés au sens de l’article 75 de la même loi. Article 11 Afin de lever la taxe annuelle et la taxe de reprise, l’administration communale adresse à chaque commerce en activité, un formulaire de déclaration qui devra être complété, dûment signé et renvoyé dans les délais fixés par l’autorité communale. Le contribuable qui n’a pas reçu de formulaire de déclaration est tenu de déclarer à l’administration communale, au plus tard au moment de l’installation de ses appareils, les éléments nécessaires à la taxation. Toute modification de la base imposable, la modification ou la cessation d’activité ou la modification d’exploitant doit être signalée immédiatement à l’administration communale par lettre recommandée sous responsabilité du redevable. Article 12 La non-déclaration ou la déclaration incorrecte, incomplète ou imprécise de la part du redevable entraîne l’enrôlement d’office de la taxe conformément aux dispositions des articles 6 et 7 de la loi du 24 décembre 1996.
Les taxes enrôlées d’office sont majorées d’un montant égal à celui de la taxe due. Le montant de cette majoration est également enrôlé. Article13 Tout redevable est tenu, à la demande de l’administration et sans déplacement, de produire tous les livres et documents nécessaires à l’établissement de la taxe. Les redevables sont également tenus d’accorder le libre accès aux immeubles bâtis ou non, susceptibles de constituer ou de contenir un élément imposable ou dans lesquels s’exerce une activité imposable, aux fonctionnaires désignés conformément à l’article 7 de la loi du 24 décembre 1996 et munis de leur lettre de désignation, et ce en vue d’établir ou de contrôler l’assiette de la taxe. Ces fonctionnaires ne peuvent toutefois pénétrer dans les bâtiments ou les locaux habités que de cinq heures du matin à neuf heures du soir et uniquement avec l’autorisation du juge du tribunal de police. Article 14 Le rôle de la taxe est arrêté et rendu exécutoire, au plus tard le 30 juin qui suit l’exercice, par le Collège des Bourgmestre et Echevins. Article 15 La taxe est recouvrée par le Receveur communal conformément aux dispositions des articles 3 et 12 de la loi du 24 décembre 1996. La taxe est payable dans les deux mois de l’envoi de l’avertissement-extrait de rôle. Cet envoi s’opère sans frais pour le redevable. Article 16 Le redevable peut introduire une réclamation auprès du Collège des Bourgmestre et Echevins. La réclamation doit, à peine de nullité, être introduite par écrit et doit, sous peine de déchéance, être introduite dans les six mois de la date d’envoi de l’avertissement-extrait de rôle. Elle est datée et signée par le réclamant ou son représentant et mentionne : 1. les noms, qualité, adresse ou siège du redevable à charge duquel l’imposition est établie ; 2. l’objet de la réclamation et un exposé des faits et moyens. *** De Gemeenteraad, Herzien zijn beraadslaging van 20 novembre 2006 over hetzelfde onderwerp, uitvoerbaar geworden bij brief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 22 januari 2007; Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie - en de gemeentebelastingen; Gelet op de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen; Gelet op het koninklijk besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de Gouverneur of voor het College van Burgemeester en Schepenen inzake bezwaarschrift tegen een provincie - of gemeentebelasting; Gelet op het arrest van het Arbitragehof nr 30/98 van 18 maart 1998; Gelet op artikel 170 § 4 van de Grondwet; Gelet op het artikel 117 van de nieuwe gemeentewet; Gelet op het artikel 252 van de nieuwe gemeentewet waarbij het begrotingsevenwicht wordt opgelegd aan de gemeenten;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente; Aangezien de handelszaken wier hoofdactiviteit erin bestaat tegen vergoeding telecommunicatieapparatuur ter beschikking te stellen de orde - en gemeentediensten tot meer werk verplichten, omdat zij in het bijzonder de openbare reinheid en rust verstoren, Aangezien dat het dan verantwoord is om deze een bijzondere bijdrage te laten leveren in de financiering van de gemeentelijke opdrachten; BESLUIT Artikel 1 Voor de toepassing van het huidig reglement, moet er onder telecommunicatieapparatuur verstaan worden, elk toestel dat overdracht toelaat, het uitzenden of ontvangen van tekens signalen, geschriften, beelden, geluiden of andere gegevens van welke aard ook, per draad, radiogolven, optische signalisatie en andere elektromagnetische systemen (t.t.z. telefoon, fax, modem, video, enz..). Artikel 2 Er wordt ten bate van de gemeente Etterbeek, vanaf 1 januari 2008 voor en termijn vervallend op 31 december 2013, een overnamebelasting en een jaarlijkse belasting geheven op handelszaken die tegen vergoeding telecommunicatieapparatuur ter beschikking stellen. Artikel 3 De aanslagvoet van de overnamebelasting is vastgesteld op € 12.500,00 en is verschuldigd bij elke overname (van een nieuwe handelsactiviteit) van een handelszaak wier hoofdactiviteit erin bestaat tegen vergoeding telecommunicatieapparatuur ter beschikking te stellen. De overnamebelasting is een éénmalige belasting. Artikel 4 De aanslagvoet van de jaarlijkse belasting is vastgesteld op € 300,00 per vast of mobiel telecommunicatieapparaat. Het bedrag van de belasting zal minimum € 1.000,00 bedragen per handelszaak wier hoofdactiviteit of nevenactiviteit erin bestaat tegen vergoeding telecommunicatieapparatuur ter beschikking te stellen. Artikel 5 De jaarlijkse belasting is verschuldigd, voor de handelszaken onderworpen aan de betaling van de overnamebelasting en de belasting voor het wijzigen van de bestemming of het gebruik, van een gebouw in het algemeen of van een deel van een gebouw, om er een handelszaak wier hoofdactiviteit erin bestaat tegen vergoeding telecommunicatieapparatuur ter beschikking te stellen in onder te brengen: hetzij het jaar na de inkohiering van de overnamebelasting; het hetzij het jaar na de betaling van de belasting voor het wijzigen van de bestemming of het gebruik, van een gebouw in het algemeen of een deel van een gebouw, om er een handelszaak wier hoofdactiviteit erin bestaat tegen vergoeding telecommunicatieapparatuur ter beschikking te stellen, in onder te brengen; bij gebreke hiervan, vanaf de inwerkingtreding van huidig reglement. Artikel 6 De opening van een handelszaak wier hoofdactiviteit erin bestaat tegen vergoeding telecommunicatieapparatuur ter beschikking te stellen is onderworpen aan de belasting op het bouwen, het heropbouwen en de afsluitingen. Artikel 7 De overnamebelasting en de jaarlijkse belasting zijn verschuldigd voor het hele jaar vanaf 1 januari van het belastingjaar welke ook de datum van het begin van de uitbating, of de stopzetting van de economische activiteit
of van de verandering van uitbater weze gedurende het belastingjaar. Er wordt geen enkele korting of teruggave van de belasting gedaan voor welke reden dan ook. In geval gedurende het jaar het aantal vaste of mobiele telecommunicatieapparaten ter beschikking gesteld van het publiek verhoogd wordt mits de nodige toelating, wordt een aanvullende belasting geëist berekend overeenkomstig artikel 4. Artikel 8 In geval van tijdelijke of definitieve sluiting van de zaak omwille van een sanctie van het College van Burgemeester en Schepenen krachtens artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet, kunnen de belastingplichtigen op geen enkele schadeloosstelling aanspraak maken. Artikel 9 De overnamebelasting en telecommunicatieapparatuur.
de
jaarlijkse
belasting
zijn
verschuldigd
door
de
uitbater
van
de
Artikel 10 Zijn vrijgesteld , de instellingen die universele diensten verstrekken krachtens artikel 68 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en die hun hoedanigheid van operator kunnen bevestigen in de zin van artikel 75 van dezelfde wet. Artikel 11 Ten einde de jaarlijkse belasting en de overnamebelasting te heffen stuurt het gemeentebestuur naar iedere handelszaak in activiteit een aangifteformulier dat binnen de door de gemeentelijke overheid vastgestelde termijn dient ingevuld, ondertekend en teruggestuurd te worden. De belastingplichtige die geen aangifteformulier ontvangen heeft is er toe gehouden aan het gemeentebestuur, ten laatste bij de installatie van de telecommunicatieapparatuur, de nodige gegevens voor de berekening van de belasting mede te delen. Iedere wijziging van belastingbasis, wijziging of stopzetting van de activiteit of wijziging van uitbater dient onmiddellijk, onder verantwoordelijkheid van de belastingplichtige, per aangetekend schrijven aan het gemeentebestuur medegedeeld te worden. Artikel 12 Bij gebrek aan aangifte, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting ambtshalve ingekohierd overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 6 en 7 van de wet van 24 december 1996. De ambtshalve ingekohierde belastingen worden verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de verschuldigde belasting. Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd. Artikel 13 Iedere belastingplichtige moet, op verzoek van het bestuur en zonder verplaatsing, alle boeken en bescheiden voorleggen die noodzakelijk zijn voor de vestiging van de belasting. De belastingplichtigen moeten eveneens de vrije toegang verlenen tot de al dan niet bebouwde onroerende goederen, die een belastbaar element kunnen vormen of bevatten of waar een belastbare activiteit wordt uitgeoefend, aan de ambtenaren die overeenkomstig artikel 7 van de wet van 24 december 1996 worden aangesteld en voorzien zijn van hun aanstellingsbrief, en dit om de grondslag van de belasting vast te stellen en te controleren. Tot particuliere woningen of bewoonde lokalen hebben deze ambtenaren maar alleen toegang tussen vijf uur ‘s morgens en negen uur ‘s avonds, en mits machtiging van de politierechter. Artikel 14
Het kohier van de belasting wordt door het College van Burgemeester en Schepenen vastgesteld en uitvoerbaar verklaard, ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het dienstjaar. Artikel 15 De belasting wordt ingevorderd door de Gemeenteontvanger overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 3 en 12 van de wet van 24 december 1996. De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingplichtige. Artikel 16 De belastingplichtige kan een bezwaar indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk ingediend worden en moet, op straffe van verval, ingediend worden binnen de zes maanden vanaf de datum van de verzending van het aanslagbiljet. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger en vermeldt: de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten laste van wie de belasting gevestigd wordt; het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen.
(49)
Taxe sur les auditions musicales et les parties de danses - Renouvellement Belasting op de muziekuitvoeringen en de permanente danspartijen - Hernieuwing
Par 26 oui et 6 abstentions, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met 26 ja-stemmen en 6 onthoudingen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Ont voté oui/Hebben ja gestemd Bernard de MARCKEN de MERKEN, Sandrine ES, Christophe GASIA, Marie-Rose GEUTEN, Isi HALBERTHAL, Chantal HOORNAERT, Christina KARKAN, Rik JELLEMA, Jean-Claude LAURENT, Jean LAURENT, Rachid MADRANE, Ahmed M’RABET, Eliane PAULISSEN-DE MEULEMEESTER, Jean-Luc ROBERT, Nourdine TAYBI, Frank VAN BOCKSTAL, Didier van EYLL, Laurent VLEMINCKX, Claire ALLARD, Rik BAETEN, Jacqueline BERGER, Françoise BERTIEAUX, Françoise CARTON de WIART, Jean CORNIL, Patrick CUISINIER, Vincent DE WOLF. Se sont abstenus/Hebben zich onthouden Charles de BROUCHOVEN de BERGEYCK, Corinne DE HENAU-MIKOLAJCZAK, André du BUS de WARNAFFE, Ibrahim HANNA, Kathy MOTTET, Stéphane VAN VAERENBERGH. Le Conseil communal, Revu sa délibération du 20 novembre 2006 relative au même objet, devenue exécutoire par lettre du Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 janvier 2007 ; Vu la loi du 24 décembre 1996 relative à l’établissement et au recouvrement des taxes provinciales et communales ; Vu la loi du 15 mars 1999 relative au contentieux en matière fiscale ; Vu l'arrêté royal du 12 avril 1999 déterminant la procédure devant le Gouverneur ou devant le Collège des Bourgmestre et Echevins en matière de réclamation contre l'imposition provinciale ou communale ; Vu l’arrêt de la Cour d’arbitrage n° 30/98 du 18 mars 1998 ; Vu l’article 170 § 4 de la Constitution ; Vu l’article 117 de la nouvelle loi communale ;
Vu l’article 252 de la nouvelle loi communale imposant l’équilibre budgétaire aux communes ; Vu la situation financière de la commune ; ARRETE Article 1 Il est établi à partir du 1er janvier 2008 au profit de la Commune d’Etterbeek pour un terme expirant le 31 décembre 2013, une taxe sur les auditions musicales et les parties de danses permanentes. Article 2 La taxe est due par quiconque est autorisé par la police communale soit à diffuser de la musique, soit à organiser des parties de danses permanentes dans tous les débits de consommation accessibles au public (débits de boissons, salons de consommation, snacks, restaurants, hôtels, etc…). La taxe est également due par quiconque est autorisé par la police zonale à organiser occasionnellement des parties de danses ou des bals accessibles au public, lorsque leur nombre excède quatre par année civile. L'autorisation doit être placée à un endroit visible pour les agents de l'administration. Article 3 La taxe annuelle est fixée à € 145,00 pour les auditions musicales. La taxe annuelle est fixée à € 715,00 pour les parties de danses permanentes. Toutefois pour les parties de danses évoquées à l’article 2 al.2, la taxe est fixée à € 45,00 par soirée. Article 4 Sont exonérés de la taxe : les auditions musicales organisées, sans perception d’un prix d’entrée ou autre y assimilable, à la seule intervention d’artistes musiciens. les auditions musicales, produites par des appareils automatiques de divertissement visé par les articles 76 à 93 de l’arrêté royal du 7 janvier 1974 portant règlement général des taxes assimilées aux impôts sur les revenus. Article 5 La taxe est due pour l’année entière à compter du 1er janvier. Il n’est accordé aucune réduction ou restitution de la taxe pour quelque cause que ce soit. Toutefois, lors de la 1ère autorisation accordée par la police zonale, la taxe est établie au prorata du nombre de mois entiers de l’année en cours, compris entre la date d’autorisation et le 31 décembre. La reprise d’un établissement dans le cours d’un exercice ne donne pas lieu à une nouvelle taxation. Article 6 Tout redevable est tenu, à la demande de l’administration et sans déplacement, de produire tous les livres et documents nécessaires à l’établissement de la taxe. Les redevables sont également tenus d’accorder le libre accès aux immeubles, bâtis ou non, susceptibles de constituer ou de contenir un élément imposable ou dans lesquels s’exerce une activité imposable, aux fonctionnaires désignés conformément à l’article 7 de la loi du 24 décembre 1996 et munis de leur lettre de désignation, et ce, en vue d’établir ou de contrôler l’assiette de la taxe.
Ces fonctionnaires ne peuvent toutefois pénétrer dans les bâtiments ou les locaux habités que de cinq heures du matin à neuf heures du soir et uniquement avec l’autorisation du juge du tribunal de police. Article 7 Le rôle de la taxe est arrêté et rendu exécutoire, au plus tard le 30 juin de l’année qui suit l’exercice, par le Collège des Bourgmestre et Echevins. Article 8 La taxe est recouvrée par le Receveur communal conformément aux dispositions des articles 3 et 12 de la loi du 24 décembre 1996. La taxe est payable dans les deux mois de l’envoi de l’avertissement-extrait de rôle. Cet envoi s’opère sans frais pour le redevable. Article 9 Le redevable peut introduire une réclamation auprès du Collège des Bourgmestre et Echevins. La réclamation doit, à peine de nullité, être introduite par écrit et doit, sous peine de déchéance, être introduite dans les six mois de la date de l'envoi de l'avertissement-extrait de rôle. Elle est datée et signée par le réclamant ou son représentant et mentionne : les noms, qualité, adresse ou siège du redevable à charge duquel l'imposition est établie ; l'objet de la réclamation et un exposé des faits et moyens. Quant aux erreurs matérielles provenant de doubles emplois, erreurs de chiffres, etc…, étant le fait des agents de l’administration communale, le contribuable peut en demander le redressement auprès de l’administration communale, aussi longtemps que le compte communal auquel la taxe se rapporte n’aura pas été approuvé par l’autorité de tutelle. *** De Gemeenteraad, Herzien zijn beraadslaging 20 november 2006 over hetzelfde onderwerp, uitvoerbaar geworden op 22 januari 2007 krachtens de brief van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; Gelet op de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en de gemeentebelastingen; Gelet op de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen; Gelet op het koninklijk besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de Gouverneur of voor het College van Burgemeester en Schepenen inzake bezwaarschrift tegen een provincie- of gemeentebelasting; Gelet op het arrest van het Arbitragehof nr 30/98 van 18 maart 1998; Gelet op artikel 170 § 4 van de Grondwet; Gelet op het artikel 117 van de nieuwe gemeentewet; Gelet op het artikel 252 van de nieuwe gemeentewet waarbij het begrotingsevenwicht wordt opgelegd aan de gemeenten; Gelet op de financiële toestand van de gemeente; BESLUIT Artikel 1
Er wordt vanaf 1 januari 2008 ten bate van de Gemeente Etterbeek voor een termijn vervallend op 31 december 2013, een belasting geheven op de muziekuitvoeringen en de permanente danspartijen. Artikel 2 De belasting is verschuldigd door eenieder die door de gemeentelijke politie is gemachtigd hetzij muziek te verspreiden, hetzij permanente danspartijen te organiseren in alle verbruiksgelegenheden toegankelijk voor het publiek (drankgelegenheden, verbruikssalons, snacks, restaurants, hotels, enz…). De belasting is ook verschuldigd door eenieder die door de zonale politie is gemachtigd danspartijen of bals toegankelijk voor het publiek occasioneel te organiseren, als hun aantal vier per burgerlijk jaar overschrijdt. De toelating dient te worden geplaatst op een plaats zichtbaar voor de gemeentelijke agenten. Artikel 3 De jaarlijkse belasting voor de muziekuitvoeringen is op € 145,00 vastgesteld. De jaarlijkse belasting voor de permanente danspartijen is op € 715,00 vastgesteld. Nochtans bedraagt de belasting € 45,00 per avond, voor de danspartijen opgenoemd in artikel 2 al. 2. Artikel 4 Zijn van de belasting vrijgesteld: de muziekuitvoeringen in verbruiksaangelegenheden ingericht met uitsluitend optreden van musici voor zover geen inkomgeld of dergelijk recht wordt geïnd. de muziekuitvoeringen, door automatische ontspanningstoestellen bedoeld bij de artikelen 76 tot 93 van het koninklijk besluit van 7 januari 1974 houdende algemeen reglement van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen. Artikel 5 De belasting is verschuldigd voor het ganse jaar te tellen vanaf 1 januari. Voor welke reden dan ook wordt er geen korting of teruggave van de belasting toegekend. Bij een eerste vergunning afgeleverd door de gemeentelijke politie, wordt de belasting berekend a rato van het aantal volle maanden van het lopende jaar begrepen tussen de vergunningsdatum en 31 december. De overname van een gelegenheid tijdens een dienstjaar wordt niet opnieuw belast. Artikel 6 Iedere belastingplichtige moet, op verzoek van het bestuur en zonder verplaatsing, alle boeken en bescheiden voorleggen die noodzakelijk zijn voor de vestiging van de belasting. De belastingplichtigen moeten eveneens de vrije toegang verlenen tot de al dan niet bebouwde onroerende goederen, die een belastbaar element kunnen vormen of bevatten of waar een belastbare activiteit wordt uitgeoefend, aan de ambtenaren die overeenkomstig artikel 7 van de wet van 24 december 1996 worden aangesteld en voorzien zijn van hun aanstellingsbrief, en dit om de grondslag van de belasting vast te stellen en te controleren. Tot particuliere woningen of bewoonde lokalen hebben deze ambtenaren maar alleen toegang tussen vijf uur ‘s morgens en negen uur ‘s avonds, en mits machtiging van de politierechter. Artikel 7
Het kohier van de belasting wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard, ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het dienstjaar, door het College van Burgemeester en Schepenen. Artikel 8 De belasting wordt ingevorderd door de Gemeenteontvanger overeenkomstig de bepalingen vervat in artikelen 3 en 12 van de wet van 24 december 1996. De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingplichtige. Artikel 9 De belastingplichtige kan een bezwaar indienen bij het College van Burgemeester en Schepenen. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk ingediend worden en moet, op straffe van verval, ingediend worden binnen zes maanden vanaf de datum van de verzending van het aanslagbiljet. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger en vermeldt: de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten laste van wie de belasting gevestigd wordt; het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen. Wat betreft de materiële fouten die het gevolg zijn van dubbel geboekte posten, rekenfouten of cijferfouten, enz… die te wijten zijn aan de bedienden van het gemeentebestuur, kan de belastingplichtige daarvan de rechtzetting vragen bij het gemeentebestuur, zolang de gemeenterekening waarop de belasting betrekking heeft niet is goedgekeurd door de toezichtoverheid.
(50)
Interpellation de Monsieur Jean LAURENT relative à la création d'un marché le mercredi aprèsmidi dans le quartier de la Chasse. Interpellatie van de heer Jean LAURENT betreffende de oprichting van een markt op woensdag namiddag in de wijk van de Jacht.
Monsieur Jean LAURENT expose son interpellation. Voici quelques années, Monsieur le Bourgmestre et Monsieur l’Echevin des animations – foires et marchés avaient organisé un marché le samedi matin dans le quartier Tervaete – Pervyse afin de soutenir le noyau commercial. Le nouveau blog communal permet à des habitants de faire des suggestions aux élus. Notre devoir est de les relayer lorsque l’on y croit. L’idée présentée est de créer un nouveau marché le mercredi après-midi dans le quartier de la Chasse sur le modèle du marché du Châtelain de 16 à 20h. Celle-ci me semble idéale pour amener un nouveau public dans les commerces du quartier et faciliter la vie des habitants et l’accès à des produits frais à prix raisonnable. En outre cela favoriserait la convivialité dans le quartier. Les propositions visaient la chaussée de Wavre et l’avenue de la Force aérienne. Je pencherais pour ma part pour la rue des champs qui dispose d’établissements horeca afin de ne pas trop perturber le trafic dans le quartier. J’espère que cette demande aura un écho positif. Monsieur Jean-Claude LAURENT répond. En collaboration avec les Classes moyennes, nous avons pris contact avec les différents services concernés, avec la Police, les trois associations de commerçants de la Chasse et Monsieur Girard, gérant des Etablissements Charve (gestionnaire des marchés de notre commune). Avis de la mobilité : d’une manière générale il est préférable de maintenir une accessibilité aux habitations et aux commerces. La présence d’un marché dans des rues étroites permet rarement cela et il n’y a pas de véritable place disponible pour accueillir un marché. Rue des Champs : l’organisation d’un marché y semble peu judicieuse. La circulation et le stationnement sont déjà difficiles en raison de la présence de grands services d’utilité collective (centre des sports, piscine, poste, administration des finances…) et de la zone de livraison extrêmement utilisée.
-
Avenue de la Force aérienne : cette avenue est excentrée par rapport au noyau commercial et offre un cadre peu attractif. De plus, l’accès aux casernes et la déviation prévue du bus (plan de mobilité de la Chasse) constituent un obstacle à la tenue d’un marché. Chaussée de Wavre : l’installation d’un marché sur le chaussée de Wavre entraînerait d’importants embarras de circulation tant dans la rue des Champs qu’au carrefour de la Chasse et au carrefour Casernes – Force aérienne qui devra absorber un surplus de trafic non négligeable.
Avis de la police : la police n’est pas spécialement favorable à la création d’un marché à la Chasse. La seule voie qui pourrait éventuellement accueillir un marché est la rue Nothomb (entre l’avenue des Casernes et la rue de Chambery) et encore faudrait-il que subsiste un passage de 4 m minimum pour le passage des véhicules de secours. Avis des trois associations de commerçants de la Chasse : Elles sont tout à fait opposées à la création d’un marché à la Chasse. Avis de Monsieur Girard (Ets Charve) : Monsieur Girard nous fait part de certains éléments qu’il faut prendre en considération avant de se prononcer. Si l’autorité communale le souhaite, il faudrait engager une vraie étude de marché et d’impact sur l’environnement commercial avant d’envisager d’aller plus loin et il faut réfléchir avant de se lancer dans une telle aventure qui est particulièrement destructrice d’énergie pour l’ensemble des acteurs lorsqu’elle n’aboutit pas. L’idée de la convivialité d’un marché public est très à la mode et sans conteste séduisante. Par contre pour faire vivre les exposants se présentant sur un marché public il faut générer un mouvement d’affaires conséquent leur permettant de perdurer et de poursuivre leur exploitation. Le quartier de la Chasse quelles que soient ses qualités commerciales et elles sont nombreuses, ne peut se comparer à la place du Châtelain. La création du marché place du Châtelain a été réalisée en 1980 dans un contexte tout à fait différent. Par ailleurs, nous vivons une période de surabondance de l’offre qui donne aux consommateurs, à proximité de chez eux, une multitude d’autres possibilités de satisfaire leurs besoins de consommation. De tout ce qui précède, nous tirons la conclusion que la création d’un nouveau marché à la Chasse n’est pas réaliste, ni souhaitée et qu’il est peu probable que le succès soit au bout du chemin. *** De heer Jean LAURENT legt zijn interpellatie uit. Enkele jaren geleden, hadden Dhr Burgemeester en Dhr Schepen van Animatie, Rommelmarkten – Kermissen en Markten, een markt op de zaterdagvoormiddag georganiseerd in de wijk Tervaete-Pervyse om er de handelskern te ondersteunen. De nieuwe gemeentelijke blog biedt aan de inwoners de mogelijkheid om suggesties te doen aan de verkozenen. Onze plicht bestaat in het verder doorzenden van deze suggesties wanneer men er in gelooft. De idee was om op woensdagnamiddag een nieuwe markt te scheppen in de wijk van de Jacht, op het model van de markt op het Kasteleinsplein, van 16 tot 20u. Dit lijkt mij de ideale manier om een nieuw publiek in de handelswijken aan te trekken en het leven van de inwoners te vergemakkelijken en zodoende toegang te verlenen tot verse produkten tegen redelijke prijzen. Bovendien zou dit de gastvrijheid in de wijk zeker en vast bevorderen. De voorstellen waren gericht op de Waversesteenweg en op de Luchtmachtlaan. Wat mij betreft, gaat mijn voorkeur naar de Veldstraat die over voldoende Horeca-inrichtingen beschikt om het verkeer in de wijk niet te veel te verstoren. Hopelijk zal deze aanvraag een positief gevolg kennen. Samen met de dienst van de Middenstand hebben we contact opgenomen met de verschillende betrokken diensten, met de Politie, de drie handelsverenigingen van de Jacht en met Dhr Girard, uitbater van de «Etablissements Charve» (beheerder van de markten uit onze Gemeente). Standpunt van de mobiliteit : Over het algemeen is het beter om de toegankelijkheid tot de woningen en de handelszaken te behouden. De aanwezigheid van een markt in de smalle straten laat dit zelden toe en er is echt geen reëel plaats beschikbaar voor een markt. Veldstraat: de organisatie van een markt in de Veldstraat lijkt niet oordeelkundig. Het verkeer en het parkeren zijn al moeilijk genoeg wegens de aanwezigheid van belangrijke diensten van collectief nut
-
(Sportcentrum, zwembad, De Post, het Bestuur van de Financiën,…) alsook de uiterst in gebruik genomen leveringszone voor de handelaars. Luchtmachtlaan: deze laan is excentrisch gelegen in vergelijking met de handelskern en heeft geen attractief karakter. Te meer, de toegang tot de kazernes en de wegomleiding voor het busverkeer (mobiliteitsplan van de Jacht) verhinderen het houden van een markt. Waversesteenweg: De installatie van een markt op de Waversesteenweg zou aanzienlijke verkeersmoeilijkheden met zich meebrengen zowel in de Veldstraat als aan het kruispunt van Jacht en aan het kruispunt Kazernenlaan-Luchtmachtlaan die een niet te onderschatten verkeerstoename zal moeten opslorpen.
Standpunt van de Politie: De politie is niet bepaald gunstig gezind voor de oprichting van een markt op de Jachtlaan. De enige weg die een markt zou kunnen verwelkomen is de Nothombstraat (tussen de Kazernenlaan en de Chambérystraat) en dan nog op voorwaarde dat er een doorgang van minimum 4 m overblijft voor de doorgang van de voertuigen van hulpdiensten. Standpunt van de drie handelsverenigingen van de Jacht: De drie verenigingen zijn resoluut gekant tegen de oprichting van een markt in de Jachtlaan. Standpunt van Dhr. Girard (Ets Charve): Dhr Girard brengt ons sommige elementen ter kennis waarmee men rekening moet houden alvorens een oordeel te vellen. Indien de gemeentelijke overheden het wensen zou het oordeelkundig zijn om een werkelijke marktonderzoek alsook een studie op de gevolgen op het handelsmilieu uit te voeren alvorens vcrder te gaan want men moet goed nadenken alvorens zich in zo’n aventuur te storten die bijzonder pijnlijke gevolgen zou kunnen hebben voor het geheel van de actoren wanneer deze juist geen succes kent. De gezelligheid van een openbare markt is tegenwoordig “in” en zonder twijfel aantrekkelijk. Daarentegen om de marktkramers hun inkomens te verzekeren moeten de economische bezigheden blijven draaien om hen de mogelijkheid te geven hun zaak verder blijven uit te baten. Er is geen vergelijking mogelijk tussen de wijk van de Jacht, welke de kwaliteit van de handelszaken ook moge zijn, en ze zijn talrijk, en het Kasteleinsplein. De markt op het Kasteleinsplein werd in 1980 opgericht en de context van toen was heel anders. We leven bovendien in een periode van overaanbod die aan de verbruikers, in hun rechtstreekse omgeving, tal van andere mogelijkheden biedt om hun verbruikersbehoeften na te komen. Uit al het voorgaande, zijn we tot de conclusie gekomen dat de oprichting van een nieuwe markt in de wijk van de Jacht niet realistisch was, niet gewenst was en dat deze markt waarschijnlijk niet veel success zou hebben.
(51)
Interpellation de Monsieur Rik BAETEN relative à la journée mondiale de la lutte contre la pauvreté. Interpellatie van de heer Rik BAETEN naar aanleiding van de Werelddag van Verzet tegen Armoede.
Monsieur Rik BAETEN expose son interpellation. En 1992, l’Assemblée Générale des Nations Unies a décrété le 17 octobre comme la Journée mondiale de lutte contre la pauvreté. Depuis, des milliers de personnes dans de nombreux pays, répartis sur tous les continents, se rassemblent pour démontrer que la pauvreté est une injustice. C’est ainsi qu’à Bruxelles les associations travaillant avec les plus démunis organiseront ce 17 octobre des actions, des manifestations… Il y a tout d’abord la pauvreté criante dans les pays en voie de développement. Un chiffre: tous les ans en Afrique, 175 enfants sur mille meurent avant d’atteindre l’âge de cinq ans, alors que ce chiffre est d’environ 6 enfants sur mille dans les pays industrialisés. D’après les objectifs du millénaire des Nations Unies, la pauvreté devrait être réduite de moitié vers 2015. Pour cela, il est nécessaire d’engager des mesures structurelles comme combattre la surproduction dans nos pays occidentaux et donner une chance d’accès aux cultivateurs du Sud à nos marchés. Mais des mesures locales dans le cadre du Développement durable et de la Solidarité internationale peuvent également contribuer au recul de la pauvreté dans le monde. L’injustice de la pauvreté existe pourtant aussi chez nous, nous qui sommes un des pays les plus prospères du monde. Il y a aussi en Belgique des milliers de personnes victimes de l’exclusion et de la pauvreté. Et des trois régions, c’est Bruxelles qui est la plus confrontée avec la pauvreté: d’après une étude récente ainsi que des rapports sur la pauvreté, un Bruxellois sur quatre vivrait dans la pauvreté, et cela, dans la troisième région la plus riche d’Europe! L’étude montre que la fracture entre les riches et les pauvres ne cesse de s’agrandir. La mortalité
infantile durant la période postnatale dans la Région bruxelloise est trois fois plus élevée dans les familles qui vivent de revenus de remplacement. La pauvreté devient de plus en plus dur. Etterbeek aussi n’échappe pas à ce développement à deux vitesses. Le pourcentage d’habitants dépendant du minimex est plus élevé à Etterbeek que la moyenne régionale. D’après le dernier rapport sur la pauvreté, Etterbeek occuperait même la quatrième place. 1300 Etterbeekois dépendent du CPAS. Dans certains quartiers, comme celui de la Chasse ou celui de Saint-Antoire, un enfant sur trois grandit dans un famille avec des revenus autres que provenant d’un travail. Il est donc important de s’attaquer à la problématique de la pauvreté dans notre commune de manière méthodique et structurée. Je voudrais donc proposer au Collège par analogie avec la Région Bruxelloise, de dresser un rapport sur la pauvreté à Etterbeek. Il n’est pas nécessaire de réaliser une grande étude scientifique. Il y a assez de statistiques et de matériel dans les études existantes (rapports sur la pauvreté, l’observatoire de la santé, les statistiques de l’INS, la Banquecarrefour etc…) pour dresser la carte de la pauvreté dans notre commune. Une recherche limitée confiée à un institut scientifique suffira amplement. Je voudrais aussi proposer de continuer à développer les rapports régionaux sur la pauvreté, d’y associer les pauvres eux-mêmes ainsi que les organisations qui travaillent avec eux, lors de la rédaction et de l’analyse du rapport de la pauvreté à Etterbeek. Le rapport sur la pauvreté devrait être réactualisé tous les deux ans (et ce pour maintenir le lien avec le rapport bruxellois sur la pauvreté). Je propose aussi de créer une commission mixte sur la pauvreté pour suivre la mise en place de ce rapport sur la pauvreté et de développer un projet de plan d’action. Cette commission devrait selon moi être composée de conseillers communaux et de conseillers du CPAS, de fonctionnaires et d’associations de et pour les pauvres. Ensuite, c’est naturellement au Collège, au Bureau permanent, au Conseil communal et au Conseil du CPAS d’approuver ce plan d’action Enfin je voudrais encore attirer votre attention sur la symbolique de cette action durant cette Journée mondiale de la lutte contre la pauvreté. Des draps blancs noués seront fixés un peu partout dans le pays aux façades des maisons et des bâtiments officiels pour vraiment montrer que nous voulons «nous échapper de la pauvreté ». Je propose donc d’accrocher un drap similaire sur la façade de la maison communale. Monsieur Frank VAN BOCKSTAL résume les initiatives prises par le C.P.A.S. et la commune, que ce soit en matière d’aide financière, d’insertion socio-professionnelle et culturelle, de recherche de logement, de frais médicaux, de médiation de dettes, d’aide aux jeunes, etc. Il est, par ailleurs, rappelé que d’autres instances, aux niveaux régional et communal, sont également investies de ces missions, et qu’il convient de travailler en collaboration avec elles. *** De heer Rik BAETEN legt zijn interpellatie uit. In 1992 heeft de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties 17 oktober uitgeroepen tot Werelddag van Verzet tegen Armoede. Sindsdien komen in steeds meer landen in alle continenten duizenden mensen om de wereld te laten horen dat armoede een onrecht is. Ook in Brussel en in Etterbeek zullen op 17 oktober verenigingen die met armen werken, evenementen organiseren. Op de eerste plaats is er natuurlijk de schrijnende armoede in de ontwikkelingslanden. Een cijfer : in Afrika sterven jaarlijks 175 kinderen onder de vijf jaar op duizend, terwijl dit in de rijke landen gemiddeld 6 kinderen op duizend is. Volgens de milleniumdoestelling van de Verenigde Naties moet de armoede tegen 2015 gehalveerd worden. Daarvoor zijn vooral structurele maatregelen nodig zoals het tegengaan van de overproductie in het Westen en het kansen bieden voor de landbouwers in het zuiden op onze markten. Maar ook lokale maatregelen in het kader van de duurzame ontwikkeling en de internationale solidariteit kunnen bijdragen tot het terugdringen van de armoede in de wereld. Het onrecht van de armoede bestaat echter ook hier bij ons, één van de meest welvarende landen ter wereld. Ook in België zijn honderdduizenden mensen het slachtoffer van armoede en uitsluiting. En van de drie gewesten wordt Brussel het meest met armoede geconfronteerd : volgens onderzoek en de armoederapporten leeft één op vier Brusselaars in armoede. En dat in de derde rijkste regio van Europa. Onderzoek toont aan dat de kloof
tussen arm en rijk nog vergroot. In het Brussels gewest is de kindersterfte in de postnatale periode driemaal groten in gezinnen die leven van een vervangingsinkomen. De armoede wordt steeds harder. Ook onze gemeente ontsnapt niet aan deze duale ontwikkeling. Het percentage inwoners die afhangen van een leefloon van het OCMW ligt in Etterbeek hoger dan het gewestelijk gemiddelde. Volgens het laatste armoederapport bekleedt onze gemeente op dit vlak zelfs de vierde plaats. 1300 Etterbekenaars hangen af van het OCMW. In bepaalde wijken zoals de Jacht en St. Antonius groeit één op drie kinderen op in een gezin zonder inkomen uit arbeid. Het is dus belangrijk dat wij de armoedeproblematiek ook in onze gemeente op een structurele en planmatige wijze aanpakken. Ik zou het college daarom willen voorstellen om, naar analogie met het Brussels gewest, een Etterbeeks armoederapport op te stellen. We hoeven daarvoor geen grote wetenschappelijke studie te bestellen. Binnen de bestaande studies, de armoederapporten, het observatorium voor gezondheid, de statistieken van het NIS en de Kruispuntbank, enz. is zeker genoeg statistisch materiaal voorhanden om de situatie van de armoede in onze gemeente in kaart te brengen. Een beperkte opdracht aan een wetenschappelijk instituut kan dus volstaan. Ik zou ook willen voorstellen om de analogie met de gewestelijke armoederapporten helemaal door te trekken en ook de armen zelf en de verenigingen die met hen werken, bij de opstelling en de bespreking van het Etterbeeks armoederapport te betrekken. Het armoederapport zou om de twee jaar moeten geactualiseerd worden (om de band met het Brussels armoederapport te behouden). Ik stel ook voor een gemengde commissie armoede op te richten om de opstelling van het armoederapport op te volgen en een ontwerp-actieplan uit te werken. Deze commissie zou m.i. moeten bestaan uit gemeenteraadsleden en OCMW-raadsleden, ambtenaren en verenigingen van/voor armen. Vervolgens in het uiteraard aan het College, het Vast Bureau, de Gemeenteraad en de OCMW-raad om het actieplan goed te keuren. Tenslotte wil ik nog even aandacht vragen voor het symbool van de actie van dit jaar tijdens de Werelddag tegen de Armoede. Overal in ons land zullen aan gevels van huizen en officiële gebouwen geknoopte witte lakens gehangen worden, om aan te tonen dat we willen « ontsnappen uit de armoede ». Ik stel voor dat op 17 oktober ook aan ons gemeentehuis een dergelijk laken wordt uitgehangen. De heer Frank VAN BOCKSTAL maakt een samenvatting van alle initiatieven genomen door het OCMW en de gemeente inzake financiële hulp, professionele- en culturele- sociale integratie, op zoek van huisvesting, medische kosten, schuldbemiddeling, jongerenhulp, enz. Er wordt bovendien herinnerd dat andere instanties, op gewestelijk en gemeentelijk vlak ook met deze taken bezig zijn en dat men met hen moet samenwerken. (52)
Interpellation de Madame Jacqueline BERGER relative aux compétences du Collège des Bourgmestre et Echevins en matière de développement durable, d'environnement et de solidarité internationale. Interpellatie van Mevrouw Jacqueline BERGER betreffende de bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen op het gebied van de duurzame ontwikkeling, het leefmilieu en de internationale solidariteit.
Madame Jacqueline BERGER expose son interpellation. Notre commune s’est engagée à marquer l'attention de la population sur les enjeux environnementaux en s'inscrivant dans des politiques de développement durable. Dans ce cadre, j’aimerais vous proposer de bien vouloir envisager de l’inscrire, d’ici la fin de l’année, à une action solidaire, au programme international lancé par le Programme des Nations Unies pour l’Environnement (PNUE) « Plantons pour la planète : la campagne pour un milliard d’arbres » (dossier en annexe). Cette initiative vise à encourager toutes les sphères de la société, du simple citoyen, aux écoles, aux associations, aux autorités politiques, aux sociétés philanthropiques, de par le monde, à s’engager à planter, un certain nombre d’arbres, en 2007. Comment : en s’inscrivant, en ligne et en enregistrant promesses et contributions effectives, via le site de la campagne : www.unep.org/billiontreecampaign
Un site qui affiche le nombre de promesses par pays, publie photos, compte-rendus des réalisations, d’où qu’elles viennent, et présente conseils et astuces pour planter un arbre. Pour la Belgique, on dénombre à ce jour 18.466 promesses et 1.343 arbres plantés. La commune de Roeselaere est la seule à s’être engagée jusqu’ici. S’inscrire dans cette campagne, qui met en exergue l’importance fondamentale d’un engagement bénévole et collectif pour lutter contre les changements climatiques, c’est offrir, à toutes les sphères de notre communauté etterbeekoise, un moyen de plus de participer à cette lutte, de contrer les effets nocifs des émissions de dioxyde de carbone dans l’atmosphère, de prendre des mesures pratiques, aussi petites soient-telles pour pallier un des plus grands défis du XXIème siècle. Planter un arbre dans un jardin, dans un parc est un acte tout simple à la portée de tout un chacun. Répété un milliard de fois il laissera une empreinte à long terme, pourquoi ne participerions-nous pas à celle-ci ? Recensons les arbres plantés et à planter en 2007, tant par la commune que par nos concitoyens - peut-être pourrions-nous même pousser nos concitoyens, à planter un arbre, pourquoi ne pas leur offrir un arbre - « à la Sainte Catherine tout bois ne prend-t-il pas racine ? » - ce ne devrait être ni compliqué, ni coûteux , et ainsi la commune d’Etterbeek laisserait sa trace solidaire sur le site du PNUE. Planter un arbre pour les générations à venir est un geste simple, mais surtout c’est un symbole vivant du développement durable à l’instar de cet arbre planté dans les Jardins Louis Hap, symbole vivant de l’engagement de notre ami Michiel Vandenbussche pour le développement durable, auquel je veux croire que chaque arbre planté est son prolongement. Monsieur Didier van EYLL explique que le Programme des Nations Unies pour l’environnement (PNUE) a lancé l’initiative Plantons pour la Planète : la Campagne pour un milliard d’arbres. Chacun est encouragé à s’engager à planter un arbre. L’objectif est de planter au moins un milliard d’arbres à travers le monde en 2007. En ce qui concerne Etterbeek, deux pistes sont à explorer : 1. La Commune peut, en 2008, attirer l’attention de la population sur les possibilités de plantations dans les propriétés privées, via une campagne d’information et l’organisation d’une réunion d’information (voire même d’un atelier sur le terrain): 2. La Commune peut illustrer les plantations possibles dans les jardins via l’exemple du verger actuellement à l’étude, qui serait d’ailleurs une belle illustration des potentiels de plantations dans les jardins urbains, souvent étroits et limitant les plantations de par leur taille. Il n’y a pas de budget prévu actuellement pour une distribution d’arbres à planter. En ce qui concerene un engagement de la commune à planter des arbres, celle-ci plantera des arbres fruitiers dans le verger projeté, et aidera les riverains dont les jardins sont prolongés jusqu’à la ligne de chemin de fer, à planter des haies (aide sous forme de conseils). Enfin, pensons également aux arbres en voirie ou dans les lieux publics. Leur option doit tenir compte des entretiens et de la sécurité des usagers de la voirie. Madame Marie-Rose GEUTEN approuve cette initiative qui est une très bonne idée dans le cadre de la lutte contre le réchauffement climatique, mais se demande si une telle action ne devrait pas être encadrée par une bonne campagne de sensibilisation. effet, planter un arbre en ville n’est pas un simple geste sans conséquences; mal choisi, mal planté ou devenant trop grand, il peut à terme devenir encombrant, être mal adapté au sol, générer de l’ombre chez des voisins, faire concurrence à d’autres plantes,… Nous pensons qu’une telle action devrait être accompagnée de conseils de plantations, de choix d’arbres et d’entretien mais également d’informations sur le réchauffement climatique, la biodiversité, le cycle de l’eau, le compostage… La lutte contre le réchauffement climatique ne s’arrête pas à la fin de l’année. Pour le Service Développement durable, il est difficile de réaliser une bonne campagne de sensibilisation d’ici la fin de l’année, faute de budget et de temps. Toutefois nous conservons précieusement les informations fournies et retenons la proposition d’action. Nous pensons que l’action “plantons des arbres pour lutter contre le réchauffement climatique” pourrait se cadrer dans un objectif plus grand, par exemple, celui d’un plan climat pour Etterbeek. *** Mevrouw Jacqueline BERGER legt haar interpellatie uit.
Onze gemeente heeft de verbintenis genomen om de aandacht van de bevolking aan te trekken op de milieuuitdagingen door zich in te schrijven in een duurzaam ontwikkelingsbeleid. In dit kader zou ik u graag voorstellen dat de gemeente zich, tussen nu en het einde van het jaar, in een solidariteitsactie zou inschrijven in het internationaal programma opgestart door het Programma van de Verenigde Naties voor het Leefmilieu (UNEP) «Planten voor de planeet: campagne voor een miljard bomen. (Dossier in bijlage). Dit initiatief is gericht om al de sferen van de maatschappij aan te moedingen, van de gewone burger tot de scholen, van de verenigingen, de politieke overheden, van de liefdadigheidsinstellingen over de hele wereld, om in 2007 de verbintenis te nemen om een zeker aantal bomen te planten. Hoe? Door zich on-line in te schrijven, of door beloftes en effectieve bijdragen, via de website van de campagne: www.unep.org/billiontreecampaign Een website die het aantal beloften per land afficheert, die foto’s en verslagen van de verwezenlijkingen uitgeeft, van waar ook ze komen, en die een aantal raadgevingen en tips geeft om een boom te planten. Voor België telt men tot op heden zo’n 18.466 beloften en er werden 1.343 bomen geplant. (De gemeente Roeselaere is de enige die zich tot nu toe verbonden heeft). Zich in de campagne inschrijven, die het fundamenteel belang van een vrijwillig en collectief engagement in het licht stelt om de klimaatsveranderingen te bestrijden, is aan al de sferen van onze etterbeekse gemeenschap een middel aan te bieden om aan deze strijd mee te werken, om de schadelijke gevolven van de emissie van koolstofdioxide in de atmosfeer te verhinderen, om praktische maatregelen te nemen, hoe klein ze ook zijn om één van de grootste uitdagingen van de XXIste eeuw uit te werken. Een boom in een tuin of in een park planten is een gewone handeling binnen iedereens bereik. Een miljard keren herhaald, zal deze op een lange termijn een afdruk laten, waarom zouden we niet meedoen ? Laten we de geplante bomen en de te planten bomen in 2007 inventariseren, zowel door de gemeente als door onze medeburgers – misschien kunnen wij ook onze medeburgers aanzetten om een boom te planten, en waarom hun geen boom schenken op de sint-Katharinadag («A la Saint Catherine tout bois ne prend-t-il pas racine?», zegt het spreekwoord), dit zou toch niet te moeilijk of te duur moeten zijn, en zo zou de gemeente Etterbeek ook een «solidaire afdruk» laten op de site van de UNEP. Een boom planten voor de komende generaties is een gewone, een gewone daad, maar vooral een levend symbool van de duurzame ontwikkeling, naar het voorbeeld van de boom geplant in het tuinen van Louis Hap ter nagedachtenis van het engagement van onze vriend Michiel Vandenbussche voor de duurzame ontwikkeling. De heer Didier van EYLL legt uit dat de campagne «Planten voor de Planeet: Campagne voor een miljard bomen» een initiatief was van het Programma van de Verenigde Naties voor het Leefmilieu (UNEP). Iedereen was aangemoedigd om een boom te planten. De bedoeling was om, in de wereld gedurende het jaar 2007, zo’n miljard bomen te planten. Wat Etterbeek betreft, vallen er twee sporen te onderzoeken: 1. De Gemeente moet in 2008 proberen de bevolking bewust maken op de beplantingsmogelijkheden in de privé-eigendommen via een informatiecampagne en de organisatie van een informatiebijeenkomst (ja zelfs een workshop ter plaatse). 2. De gemeente kan het voorbeeld van de mogelijke beplantingen in de tuinen verduidelijken via het voorbeeld van de boomgaard die momenteel onderzocht wordt, en dat trouwens een mooie voorbeeld zou zijn van de mogelijke potientiële beplantingen in de stadstuinen, meestal nauw en smal, wat de grootte van de beplantingen betreft beperkt. Er is momenteel geen begroting voorzien voor een distributie van bomen om te planten. Wat de verbintenis van de Gemeente aangaat betreffende het planten van bomen, zal deze fruitbomen planten in de voorziene boomgaard, en zal de buurtbewoners, waarvan de tuinen beschermd zijn tot aan de spoorweg, helpen met het planten van hagen (onder de vorm van raadgevingen). Tenslotte, mogen we ook de bomen op de wegennetten of in de openbare ruimte niet vergeten. Men dient rekening te moeten houden met het onderhoud en de veiligheid van gebruikers van de wegennetten. Mevrouw Marie-Rose GEUTEN vindt dit initiatief een zeer goed idee in het kader van de strijd tegen de opwarming van het klimaat maar ze vraagt zich toch af om zo’n campagne niet zou ondersteund moeten worden door een sensibiliseringscampagne.
Inderdaad, een boom planten is niet alleen een gewoon gebaar zonder gevolgen: slecht gekozen of slecht geplant, of ook nog als hij te groot wordt kan een boom op termijn hinderlijk worden, hij kan zich slecht aanpassen, kan schaduw bij de buren veroorzaken, kan ook concurreren met andere bomen en/of planten… Wij zijn van mening dat zo’n actie zou moeten begeleid worden met raadgevingen over de beplantingen, de keuze van de bomen, hun onderhoud maar ook informatie over de opwarming van het klimaat, over de biodiversiteit, de watercyclus, het composteren etc… De strijd tegen de opwarming van het klimaat zal niet voor het einde van het jaar stoppen. Voor de dienst van de Duurzame ontwikkeling is het moeilijk om een goede sensibiliseringscampagne tegen het einde van het jaar te organiseren, bij gebrek aan tijd en geld (begroting). Niettemin, zullen we de geleverde informatie zorgvuldig bewaren en zullen we voorstel van actie onthouden.Wij denken dat de campagne “bomen planten om tegen de opwarming van het klimaat te strijden” zich in een grotere doelstelling zou kunnen of moeten plaatsen, bijvoorbeeld zoals een klimaatplan voor Etterbeek.
(53)
Interpellation de Monsieur André du BUS de WARNAFFE relative au dépistage du cancer du sein. Interpellatie van de heer André du BUS de WARNAFFE betrefende de borstbankeropsporing.
Monsieur André du BUS de WARNAFFE expose son interpellation En octobre 2006, la Commune d’Etterbeek invitait, par un toutes boîtes, la population des femmes etterbeekoise située dans la tranche d’âge entre 50 et 69 ans à participer à un programme de dépistage du cancer du sein gratuit. Ce programme était proposé le samedi 25 novembre 2006. A l’heure où la question du cancer fait l’objet d’une sensibilisation accrue et d’une mobilisation réelle, il me semble important d’inscrire l’initiative etterbeekoise dans un continuum logique et cohérent. Pour ce faire, pourriez vous me fournir les informations à propos des questions suivantes : 1. A propos du programme du 25 novembre : Combien de femmes ont-elles été contactées par le courrier adressé en octobre 2006 ? Combien de personnes ne sont-elles présentées le samedi 25 novembre ? Avez-vous comparé ce résultat à d’autres initiatives similaires, effectuées le cas échéant dans d’autres communes ? Une autre séance d’information est-elle prévue ? Si non pour quelles raisons, si oui, dans quels délais ? 2. A propos de la sensibilisation de la population au dépistage du cancer du sein ? Envisagez-vous la possiblité de multiplier les messages de sensibilisation à travers les différents outils de communication de la commune ? Avez-vous contacté des organes et institutions tels que Brumammo, l’Observatoire de la Santé, Question Santé… pour élaborer un programme de sensibilisation à la prévention du cancer ? Avez-vous utilisé les fiches santé de l’Observatoire de la santé et du social consacrées à la commune d’Etterbeek ? Madame Françoise BERTIEAUX répond. Dans le cadre de la politique préventive de santé, le service Participation, en partenariat avec le Centre Local de Promotion de la Santé et le Brussels Logo, a organisé entre le 20 et le 25 novembre 2006, une campagne bilingue de prévention du cancer du sein intitulée « Sein et sauf – Boezemvrienden ». Cette opération avait pour but d’informer les citoyens etterbeekois des dangers de la maladie et de l’importance de la prévention. 3.
Combien de femmes ont-elles été contactées par le courrier adressé en octobre 2006 ?
Un avis toutes-boîtes ainsi qu’un folder ont été envoyés à tous les etterbeekois afin de les informer sur les différentes activités organisées pendant la semaine de prévention. Ce document a été envoyé en 23.000 exemplaires. Un courrier personnalisé a été envoyé aux femmes âgées de 50 à 69 ans et ce, afin de les informer plus particulièrement de la mammographie gratuite (mammotest). Ce courrier a été envoyé à 3943 femmes.
40 personnes étaient présentes lors de la conférence du 25 novembre 2006 58 personnes ont participé aux visites des unités de mammographie. Des réactions ont-elles été recueillies à propos de cette initiative ? Nous avons eu énormément d’appels téléphoniques. L’exposition dans le hall d’entrée a remporté un vif succès et notre collaboration avec la bibliothèque communale ainsi qu’avec la Maison médicale du Maelbeek a été fructueuse. Nous avons réussi à toucher des publics différents : habitants, personnel communal, associations de femmes maghrébines,… Nous avons pu remarquer que beaucoup de personnes éludaient le mammotest, que ce soit par peur, oubli, méconnaissance ou manque d’un appui professionnel. Grâce aux visites des unités de mammographie, les gynécologues présents ont pu dédramatiser les mammographies. D’ailleurs, beaucoup de personnes ont pris un rendez-vous directement après la visite. Lors de l’inscription nous avons demandé si les participants avaient de l’intérêt pour d’autres sujets et nous avons dès lors remarqué que l’initiative était très bien accueillie et qu’il y avait une attente pour d’autres thèmes tels que le cancer de la prostate, les maladies liées à la pollution, la maladie de parkinston, la schizophrénie, la maladie d’Alzheimer, les maladies génétiques,… Avez-vous comparé ce résultat à d’autres initiatives similaires, effectuées le cas échéant dans d’autres communes? Lors du debriefing, l’asbl brumammo qui avait déjà organisé un tel événement dans d’autres communes, nous a affirmé que notre programme avait attiré énormément de personnes et que l’opération était un vif succès. 4.
A propos de la sensibilisation de la population au dépistage du cancer du sein ?
Depuis les dernières élections, un échevinat de la santé a vu le jour et c’est donc ce service qui a dans ses attributions la promotion de la santé; Afin d’organiser la semaine de prévention, nous nous sommes d’abord tournés vers Question Santé qui nous a dirigé vers le Centre local de promotion de la santé de Bruxelles (CLPS), qui est un organisme agréé par la Communauté française et cofinancé par la COCOF pour coordonner, au niveau de la région bruxelloise, la mise en œuvre du programme quinquennal et des plans communautaires de promotion de la santé. Dans le cadre du programme de dépistage du cancer du sein, le CLPS a notamment comme mission de collaborer avec des acteurs locaux (communes et associations) en vue de la sensibilisation du groupe-cible. Nous nous sommes également adressé à Brussels LOGO ainsi qu’à Brumanno. Il est évident que nous avons consulté les fiches santé de l’Observatoire de la santé et du social consacrées à la commune d’Etterbeek. C’est ainsi que nous avons pu constater que le nombre de femmes ayant passé le mammotest gratuit restait très bas. Pour la commune d’Etterbeek, en 2005, seulement 10,7 % des femmes entre 50 et 69 ans ont passé un mammotest gratuit, alors que l’objectif serait d’obtenir une couverture de 75%. Par ailleurs, beaucoup de femmes passent le mammotest la première fois mais non la deuxième. C’est ainsi que nous nous sommes rendu compte qu’il restait encore tout un travail de sensibilisation à mener. *** De heer André du BUS de WARNAFFE legt zijn interpellatie uit. In oktober 2006 had de gemeente Etterbeek, via een bericht aan de inwoners, al de etterbeekse vrouwen tussen 50 en 69 jaar uitgenodigd om deel te nemen aan een gratis borstkankeropsporing. Dit programma ging door op zaterdag 25 november. Op het moment dat het probleem van kanker het voorwerp uitmaakt van een toenemende bewustmaking en van een reële mobilisatie, lijkt het mij erg belangrijk om het etterbeekse initiatief in een logisch en coherent continuüm in te schrijven. Hiertoe zou u me enkele informaties kunnen verstrekken over de volgende vragen: 1. Naar aanleiding van het programma van 25 november: Hoeveel vrouwen werden per brief gecontacteerd in oktober 2006?
Hoeveel personen kwamen zich op zaterdag 25 november aanmelden? Heeft u dit resultaat kunnen vergelijken met andere gelijkaardige initiatieven, en in voorkomend geval uitgevoerd in andere gemeenten? Werd er een andere informatiebijeenkomst voorzien ? Indien niet, waarom ? Indien wel, wanneer? 2. Naar aanleiding van de sensibilisering van het publiek betreffende de borstkankerpreventie? Overweegt u de mogelijkheid om de sensibiliseringsberichten doorheen de verschillende communicatiemiddelen van de gemeente te vermenigvuldigen? Heeft u contact genomen met organen en instellingen zoals Brumammo, het Gezondheidsobservatorium, «Question Santé», enz … om een sensibiliseringsprogramma betreffende de borstkankerpreventie op te maken ? Heeft u gebruik gemaakt van de gezondheids- en sociale fiches van het Gezondheidsobservatorium betreffende Etterbeek? Mevrouw Françoise BERTIEAUX antwoordt. In het kader van het preventief gezondheidsbeleid heeft de dienst Participatie, in samenwerking met “Le Centre Local de Promotion de la Santé” en “Brussels Logo” tussen 20 en 25 november 2006 een tweetalige preventiecampagne over borstkanker georganiseerd onder de naam “Sein et sauf – Boezemvrienden”. Deze campagne was bedoeld om de etterbeekse burgers in te lichten over de gevaren van deze ziekte alsook het belang van de preventie. 1. Hoeveel vrouwen werden per brief gecontacteerd in oktober 2006? Een bericht aan de inwoners plus ook een folder werd aan alle etterbeekenaren opgestuurd om ze in te lichten over de verschillende activiteiten die gedurende deze week van de preventie zullen georganiseerd worden. Dit document werd in 23.000 exemplaren opgestuurd. Een gepersonaliseerde brief werd opgestuurd naar de vrouwen tussen 50 en 69 jaar oud om ze in te lichten over de gratis mammografie (mammotest). Deze brief werd naar 3.943 vrouwen opgestuurd. 40 personen waren aanwezig tijdens de conferentie van 25 november 2006. 58 personen hebben deelgenomen aan het bezoek van de mammografie-eenheden. Werden er reacties verzameld betreffende dit initiatief? Wij hebben ontzettend veel telefonische oproepen gekregen. De tentoonstelling in de inkomhall heeft een groot success gekend, en de samenwerking met de gemeentelijk bibliotheek alsook met “la maison médicale” van de Maelbeek kende eveneens een groot succes. We hebben ook verschillende soorten publiek kunnen bereiken: inwoners, gemeentelijk personeel, verenigingen van allochtone vrouwen,… Wij hebben vastgesteld dat veel personen de mammotest ontweken, hetzij uit schrik, hetzij uit vergetelheid, uit onwetendheid of ook nog bij gebrek aan professionele ondersteuning. Dankzij de bezoeken aan de mammografische eenheden, hebben de aanwezige vrouwenartsen de mammografie een beetje kunnen relativeren. Bovendien, hebben veel personen direct een afspraak genomen na het bezoek. Tijdens de inschrijving hebben we aan de deelnemers gevraagd om ze ook belang echten aan andere onderwerpen en het is ons opgevallen dat dit initiatief zeer goed onthaald werd en dat andere thema’s de voorkeur kregen, zoals prostaatkanker, ziekten gebonden aan de milieuverontreiniging, de ziekte van Parkinson, schizofrenie, de ziekte van Alzheimer, genetische ziekte, enz… Heeft u dit resultaat kunnen vergelijken met andere gelijkaardige initiatieven, in voortkomend geval uitgevoerd in andere gemeenten? Tijdens de debriefing heeft de vzw Brumammo, die al een gelijkaardige gebeurtenis in andere gemeenten georganiseerd had, ons bevestigd heeft dat ons programma een groot aantal personen aangetrokken had en dat de campagne een groot succes oogste. 2.
Wat betreffende de bewustmaking voor de borstkankeropsporing?
Sinds de vorige verkiezingen werd er een schepenambt voor de gezondheid in het leven geroepen en het is juist deze dienst die belast is met de bevordering van de gezondheid;
Om de week van de preventie te organiseren, hebben we eerst raad gevraagd aan “Question Santé” die ons gericht heeft naar “le Centre Local de promotion de la Santé de Bruxelles (CLPS)” die een instelling is van de Franse gemeenschap en medegefinancieerd door de «COCOF» om op het brussels gewest de aanwendig van het vijfjarenprogramma en de communautaire plannen voor de bevordering van de gezondheid te coördineren. In het kader van de bortskankeropsoring, heeft de CLPS in het bijzonder de opdracht om met de plaatselijke actoren (gemeenten en doelgerichte groepen) samen te werken met het oog op de bewustmaking van de doelgerichte groepen.We hebben ons ook gericht naar de Brussels Logo en Brumammo; Het is vanzelfsprekend dat we de gezondheidfiches van het Observatorium voor Etterbeek geraadpleegd hebben. Zo hebben we kunnen vaststellen dat het aantal vrouwen die deelgenomen hebben aan de gratis mammotest opmerkelijk laag was. In 2005, voor de Gemeente Etterbeek, hebben maar zo’n 10,7 % van de vrouwen tussen 50 en 69 jaar oud een gratis mammotest ondergaan, terwijl het de bedoeling was om minstens zo’n 75% te verkrijgen. Bovendien hebben veel vrouwen voor de eerste keer een mammotest ondergaan, maar geen tweede test. Zo hebben we ook kunnen vaststellen dat er nog veel werk te verrichten is.
(54)
Interpellation de M. Nourdine TAYBI relative à l'apprentissage du néerlandais dans l'enseignement professionnel, l'appel à candidature de la Communauté française relatif à la création de Centres de technologie avancée et l'intégration des technologies respectueuses de l'environnement dans les cours de l'Institut Ernest Richard. Interpellatie van de heer Nourdine TAIBY betreffende het leren van het nederlands in het technisch onderwijs, de oproep tot de kandidaten van de franse Gemeenschap betreffende de oprichting van ""Centres de technologies avancées"" en de integratie van milieuvriendelijke technologieën in de cursussen van het Instituut Ernest Richard.
Monsieur Nourdine TAYBI expose son interpellation. De récentes études viennent d’être publiées sur l’état de l’enseignement à Bruxelles. Les constats et les indicateurs qui y apparaissent sont cinglants pour la Région bruxelloise et appellent des réponses urgentes et spécifiques, notamment dans l’enseignement technique et professionnel. En janvier dernier, j’interpellais le Collège sur l’absence de cours de néerlandais dans les sections professionnelles de l’Institut Ernest Richard. Une situation pour le moins paradoxale quand on sait que 90% des demandeurs d’emploi bruxellois ne maîtrisent pas suffisamment le néerlandais alors que 95% des offres d’emploi à Bruxelles exigent un minimum de bilinguisme. Un reportage faisant état de cette situation a été diffusé au mois d’août sur les antennes de la RTBF. Intervieuwé par un journaliste, le directeur de l’Institut Ernest Richard confirmait qu’aucun cours n’était organisé actuellement. Une situation qu’il regrettait car il était également persuadé qu’une connaissance, ne fut-ce que minimale du néerlandais (vocabulaire de base, vocabulaire technique), permettait à de nombreux jeunes de décrocher un emploi à Bruxelles ou en Flandres, cette dernière étant confrontée à une pénurie de main d’œuvre qualifiée. S’il appartient à la Communauté française de prendre les mesures nécesaires quant à l’organisation obligatoire de ces cours et d’y affecter les moyens nécessaires, je pense que nous devons d’urgence réinstaurer des cours ou une formation de néerlandais dans les sections professionnelles de l’Institut Ernest Richard. Je me permets donc de vous interpeller à nouveau sur le sujet pour connaître les mesures étudiées ou les pistes explorées par le Collège depuis le mois de janvier pour rencontrer cet objectif qui me semble prioritaire. Par ailleurs, la Ministre de l’Enseignement obligatoire, Marie Arena, a annoncé la création d’une cinquantaine de centres de technologies avancées à Bruxelles et en Wallonie. Ces nouvelles infrastructures, dotées de matériel de pointe seraient localisées au sein des établissements de l’enseignement technique et professionnel. Je suis persuadé qu’elles permettront de revaloriser l’enseignement technique et professionnel et offriront la possibilité à de nombreux jeunes de capter les emplois de demain. Un appel à candidature, se clôturant le 31 octobre prochain, a été adressé aux écoles techniques et professionnelles situées sur le territoire de la Communauté française. Le Collège a-t-il eu connaissance de cet appel à candidature et a-t-il l’intention, en tant que pouvoir organisateur, d’y répondre ? Plus largement, je pense qu’il serait intéressant que les technologies respectueuses de l’environnement trouvent une place dans les cours des sections « électricité » et « mécanique » de l’Institut Ernest Richard. Le secteur automobile connaissant de multiples évolutions (ex : voiture hybride) et les secteurs verts étant des sescteurs
d’avenir (panneaux solaire, photovoltaïque, etc.), il est important de permettre à nos jeunes d’être mis en contact au plus tôt avec ces technologies. Quel est l’avis du Collège sur la question ? Monsieur Isi HALBERTHAL énonce une réponse en 2 points : 1.
Apprentissage du néerlandais au sein des sections professionnelles. Tout comme nous vous l’avions déjà précisé, rares sont les professeurs de néerlandais sur le marché de l’emploi. Si nous nous félicitons d’avoir trouvé, pour les sections techniques, un enseignant (même si celui-ci n’a pas les titres requis), fort est à parier que nos démarches n’auraient pas, à l’heure actuelle, abouti. Dès lors cette situation pourrait se révéler dommageable pour les jeunes (heures de cours non dispensés, jeunes peu sensibilisés à l’importance de la maîtrise de la seconde langue, d’où risque accru de décrochage scolaire). Il nous paraît donc plus raisonnable de réserver ces heures de cours (pour rappel le néerlandais est une option au choix, qui ne fait pas partie du tronc commun obligatoire) au français, la maîtrise de la langue étant également primordiale lors d’un entretien de sélection. 2. Création de centre de technologie avancée. Nous ne souhaitons pas cette année-ci répondre à l’appel à projet, et ce, pour deux raisons majeures : le manque de place et d’infrastructure (l’école ne pourrait pas accueillir ce type de centre); le manque de ressources financières communales. Nous ne manquons pas cependant, persuadés de l’importance de ce type de structure, d’envoyer nos élèves se familiariser à l’utilisation de matériels de pointe (ex : centre de Liège). Quant aux technologies dites “vertes”, vous n’êtes pas sans savoir qu’elles sont encore fort onéreuses. Nous profitons donc des budgets complémentaires (D+, équipement des écoles techniques et professionnelles…) pour commander ce type de matériel. *** De heer Nourdine TAIBY legt zijn interpellatie uit. Recente studies werden zopas gepubliceerd over de stand van zaken in het onderwijs in Brussel. De vaststellingen en de indicatoren die erin voortkomen zijn bijzonder scherp voor het brussels Gewest en roepen dringende en specifieke antwoorden op, in het bijzonder in het technisch en beroepsonderwijs. In januari ll. interpelleerde ik het College over de afwezigheid van nederlandse lessen in de beroepsafdelingen van het Instituut Ernest Richard. Een toestand op zijn minst tegenstrijdig indien men weet dat zo’n 90% van de brusselse werkzoekenden de nederlandse taal niet voldoende beheersen en dit terwijl 95% van de werkaanbiedingen in het Brussels Gewest een minimum aan tweetaligheid eisen. Een reportage over deze toestand werd in de maand augustus op de RTBF uitgezonden en de Directeur van het “Instituut Ernest Richard”, geïntervieuwd door een journalist, gaf toe dat er momenteel geen lessen georganiseerd werden. Een toestand dat hij jammer vindt want hij is ook overtuigd dat de kennis, als is het maar een beetje, van het nederlands (de basiswoordenschat, technische termen, enz…), aan een aantal jongeren zou toelaten om werk te vinden in Brussel of in Vlaanderen die tegenwoordig geconfronteerd wordt met een nijpend tekort aan geschoolde arbeidskrachten. Indien het aan de franse Gemeenschap behoort om de nodige maatregelen te nemen voor wat de verplichte organisatie van deze lessen aangaat en er de nodige middelen voor aanwendt denk ik dat we dringend opnieuw nederlandse lessen of opleidingen in het nederlands in de beroepsafdelingen van het Instituut Ernest Richard moeten invoeren. Ik neem dus de vrijheid om u opnieuw over dit onderwerp te interpelleren en om de bestudeerde maatregelen of de diverse verkende sporen door het College sinds de maand januari om deze toestand, die mij prioritair lijkt, te verhelpen. Bovendien heeft de Minister belast met het Leerplichtonderwijs, Maria Arena de oprichting aangekondigd van een vijftigtal centra voor geavanceerde technologiëen in Brussel en in Wallonië. Deze nieuwe infrastructuren, uitgerust met hoogtechnologische apparatuur zouden gelokaliseerd zijn in de technische- en beroepsinstellingen. Ik ben overtuigd dat deze het technisch- en beroepsonderwijs zullen revaloriseren en dat ze aan talrijke jongeren de mogelijkheid zullen geven om de tewerkstelling van de toekomst te kunnen aanpakken. Een oproep tot de kandidaten, afgesloten op 31 oktober, werd naar de technische- en beroepscholen, gelegen op het grondgebied van de frans Gemeenschap, opgestuurd. Heeft het College kennis kunnen nemen van deze oproep en heeft hij als inrichtende macht, de bedoeling te antwoorden ?
In een ruimer opzicht gezien, zou ik het interessanter vinden dat de milieuvriendelijke technologiëen hun plaats zouden vinden in de lessen «elektriciteit» en «mechanica» van het Instituut Ernest Richard. Daar de automobielindustrie een geweldige ontwikkeling aan het meemaken is (bijvoorbeeld de hybridewagens) en dat de groene sectoren toekomstgerichte technologiëen zijn, is het uiterst belangrijk dat onze jeugd zo vlug mogelijk in contact zou gezet worden met al deze nieuwe technoligiëen. Wat is de mening van het College voor wat dit betreft? De heer Isi HALBERTHAL geeft een antwoord in 2 punten: 1. Het leren van het nederlands in de beroepsafdelingen. Zoals we het al verduidelijkten, zijn de leraren nederlands op de arbeidsmarkt nogal schaars. Als we ons verheugen dat we toch een leraar gevonden hebben, voor de technische afdelingen (en zelfs indien hij niet in het bezit is van de vereiste bekwaamheidsbewijzen), is het niet zo zeker dat onze opzoekingen, op dit ogenblik, iets zouden opgeleverd hebben. Dientengevolge zou deze toestand schadelijke gevolgen kunnen hebben voor de jongeren (lesuren die niet gegeven worden, jongeren die weinig bewust gemaakt worden voor het belang van de beheersing van de tweede taal met de risico van schoolverzuim als gevolg). Het leek ons verstandiger om deze lesuren voor het frans te behouden (waarvoor het nederlands een optiekeuze is die niet deel uitmaakt van het verplichte gemeenschappelijk deel). 2. Oprichting van toekomstgerichte technologiëen: We wensen dit jaar geen antwoord te geven aan een projectenoproep, en dit voor twee belangrijke redenen: het gebrek aan plaats en infrastructuur (de school zou dit type van onderwijs niet kunnen verwelkomen; het gebrek aan gemeentelijke financiële ondersteuning. Niettemin, overtuigd van het belang van dit soort structuur, zullen we onze leerlingen vertrouwd maken met het gebruik van toekomstgerichte technologiëen door ze bijvoorbeeld naar een ander structuur te sturen (Luik). Wat de groene technologiëen betreft, moet u weten dat deze zeer duur zijn. Wij maken gebruik van bijkomende begrotingen (D+ uitrustingen voor technische- en beroepscholen) om dit type van materiaal te bestellen.
(55)
Interpellation de Madame Chantal HOORNAERT relative à la pauvreté, au logement et à la précarité. Interpellatie van Mevrouw Chantal HOORNAERT betreffende de armoede, de huisvesting en de kansarmoede.
Madame Chantal HOORNAERT expose son interpellation. Dans le cadre de la journée du « Refus de la misère » du 17 octobre prochain, j’aimerais proposer une réflexion sur la manière dont nous pouvons agir utilement à Etterbeek. De plus en plus de personnes sont fragilisées ou précarisées : les personnes âgées dont l’autonomie et le tissu social se réduisent, les familles monoparentales, les nouveaux migrants, les chômeurs de longue durée et les travailleurs peu qualifiés, en un mot : les petits revenus. Tout ceci dans un contexte d’augmentation toujours croissante du prix des logements. La Commune a déjà montré qu’elle était sensible au problème du logement puisqu’elle a favorisé le droit à l’acquisition d’un logement pour des jeunes ménages ou des revenus moyens en instaurant le « droit de superficie ». Nonobstant, dans notre société de plus en plus duale, des efforts restent à consentir pour lutter contre la fracture sociale au niveau du logement. J’ai deux propositions concrètes à apporter, pour lesquelles j’aimerais avoir votre avis : Nous savons tous que la vitesse de croissance du parc de logements sociaux, en Région bruxelloise, est extrêmement faible. Nous savons aussi que l’argent des différents « Foyers communaux » est alloué en priorité à la rénovation du parc existant et ce, à juste titre. Cette rénovation immobilisant une quantité non négligeable de logements en cours ou en attente de rénovation, il serait peut-être utile, afin de ne pas en perdre trop longtemps l’usage, de les louer à court terme à des candidats. Nous allons créer une Agence immobilière sociale (A.I.S.) dans le courant de cette législature; c’est une initiative largement applaudie et qui sera bénéfique, je pense à de nombreux citoyens. Dans cette optique, ne serait-il pas intéressant de contacter par courrier tous les propriétaires d’Etterbeek afin de leur expliquer ce qu’est une Agence immobilière sociale, les avantages que cela peut leur apporter,
les primes à la rénovation, le coaching des locations… afin de connaître par avance leur avis, de faire un relevé des amateurs et d’avoir ainsi une idée de la faisabilité de ce projet ? Ma proposition s’appuie sur le principe que, chaque fois que des citoyens soit parties prenantes d’un projet, il a plus de chance d’être soutenu et d’être pérennisé. Monsieur Vincent DE WOLF, Bourgmestre, répond que le Code du Logement (17 juillet 2003) ne facilite pas la vie et la rapidité des rénovations pour les sociétés qui ont de vieux patrimoines et où le bâti n’était pas prévu, comme par exemple les salles de bain. Si le logement n’est pas conforme au code, nous ne pouvons pas les louer (attention ici nous ne parlons pas d’insalubrité mais bien de conformité au Code du Logement). Rien, à notre connaissance, dans la législation concernant les SISP, ne permet des locations à court terme. Il s’agirait là plutôt de s’orienter vers la législation des maisons de transit. Par ailleurs, nous allons créer une agence immobilière sociale (AIS) dans le courant de cette législature ; c’est une initiative largement applaudie et qui sera bénéfique, je pense, à de nombreux citoyens. Dans cette optique, ne serait-il pas intéressant de contacter par courrier tous les propriétaires d’Etterbeek afin de leur expliquer ce qu’est une agence immobilière sociale, les avantages que cela peut leur rapporter, les primes à la rénovation, le coaching des locations… afin de connaître par avance leur avis, de faire un relevé des amateurs et d’avoir ainsi une idée de faisabilité de ce projet ? Ma proposition s’appuie sur le principe que, chaque fois que des citoyens sont parties prenantes d’un projet, il a plus de chance d’être soutenu et d’être pérennisé”. Quoi qu’il en soit, Monsieur le Bourgmestre n’est pas contre les idées de Madame Chantal HOORNAERT, mais ajoute qu’il faudra en reparler au Conseil communal. *** Mevrouw Chantal Hoornaert legt haar interpellatie uit. In het kader van de «Werelddag van verzet tegen de armoede» van 17 oktober aanstaande zou ik graag enkele opmerkingen willen voorstellen over de manier hoe we nuttig kunnen tewerkgaan in Etterbeek. Steeds meer mensen zijn behoeftig of kansarm: bejaarde personen waarvan de autonomie en het sociale weefsel dag na dag smaller wordt, de eenoudergezinnen, de nieuwe migranten, de langdurige werklozen en de laaggeschoolde werknemers: kortom de kleine inkomsten. En dit alles in de context van de steeds toenemende stijging van de huisvestingsprijzen. De gemeente heeft al aangetoond dat ze gevoelig was voor het probleem van de huisvesting aangezien ze de verwerving van een eigen woning voor jonge gezinnen of voor gezinnen met een klein of middelgroot inkomen begunstigd heeft door het opstalrecht in te voeren. Desondanks, in ons meer en meer duale maatschappij, moeten er nog grotere inspanningen geleverd worden om de sociale kloof op het niveau van de huisvesting te bestrijden. Ik stel u twee concrete voorstellen voor, waarvoor ik graag uw mening zou willen hebben: -
-
We weten allemaal dat de snelheidstoename van het huisvestingspark in het brussels Gewest zeer langzaam verloopt.We weten ook dat het geld van de verschillende «gemeentelijke Haarden» toegekend wordt aan de renovatie van het bestaande park, en dit zeer terecht. Daar deze renovatie een niet te verwaarlozen hoeveelheid van woningen in renovatie of wachtende op een renovatie tot stilstand brengt, zou het misschien nuttig zijn, om deze gebouwen niet te laten vervallen, ze bijvoorbeeld op korte termijn verhuren aan kandidaat-huurders. We zullen in de loop van deze legislatuur een Sociaal immobiliënkantoor (SIK) oprichten; dit is een veel toegejuicht initiatief, en die voor veel burgers, geloof ik althans, gunstig zal zijn. Bekeken vanuit dit standpunt zou het niet interessant zijn om contact te nemen met al de eigenaars van Etterbeek om uit te leggen wat juist een Sociaal immobiliënkantoor is, welke voordelen hen dat zou opbrengen, zoals de renovatiepremies, het coachen van de verhuur, enz… teneinde hun opvatting te kennen, om een inventaris te kunnen opmaken van de geïnteresseerden en om zo een gedacht te hebben over de uitvoerbaarheid van het project? Mijn voorstel is gebaseerd op het principe dat, telkens de burgers ontvangende partij zijn in een project, dit project meer kansen heeft om duurzaam te blijven en om gesteund te worden.
De heer Vincent DE WOLF, Burgemeester antwoordt dat de Huisvestingscode (17 juli 2003) het leven en de snelheid van de renovaties voor de maatschappijen die over een verouderde patrimonium beschikken en waarvan het verbouwen niet voorzien was, zoals bijvoorbeeld de badkamers, niet vergemakkelijkt. Indien de huisvesting niet in overeenstemming is met de Code, mogen we deze niet verhuren (opgepast, we spreken hier niet van onbewoonbaarheid, maar wel van een overeenstemming met de Huisvestingscode). Niks in de wetgeving
betreffende de OVM’s, voor zover we weten althans, laat het verhuren op korte termijn toe. Het zou meer gaan over een orientatie naar de wetgeving van de transithuizen gaan. Bovendien zullen we in de loop van de huidige legislatuur een Sociaal Immobiliënkantoor (SIK) oprichten, wat een zeer toegejuichde initiatief is, en die, denk ik, voor veel burgers gunstig zal zijn. In dat opzicht zou het interessant zijn om via een schrijven contact op te nemen met al de eigenaars uit Etterbeek om hen uit te leggen wat nu juist een social immobiliënkantoor is, met alle voordelen van dien, wat het al zou opbrengen, zoals de renovatiepremies, het coachen van de verhuur… teneinde hun opvattingen, hun meningen te kennen, om een inventaris te kunnen opmaken van de geïnteresseerden om zo een gedacht te kunnen hebben over de uitvoerbaarheid van het project. Mijn voorstel steunt op het principe dat, telkens de burgers ontvangende partij zijn in een project, dit project meer kansen heeft om duurzaam te blijven en om ondersteund te worden. Hoe dan ook, de heer Burgemeester is niet gekant tegen de ideeën van Mevrouw Chantal HOORNAERT, maar men moet er in de Gemeenteraad over spreken.
(56)
Enseignement primaire - Ecole Paradis des Enfants - Remplacement de châssis - Programme 2007 - Choix du marché Lager onderwijs - School Paradis des Enfants - Vervanging van raamlijsten - Programma 2007 Keuze van de opdracht
A l’unanimité des voix, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met éénparigheid van stemmen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Le Conseil communal, Attendu qu’un crédit de € 664.800 est inscrit à l’article 722/724-60 du budget extraordinaire de 2007 en vue de la réalisation de travaux de maintenance extraordinaire dans les bâtiments d’enseignement primaire ; Attendu que le programme de cette année prévoit, entre autres, le remplacement des châssis (66 pièces) de l’aile maternelle de l’école Paradis des Enfants ; Attendu que le coût de ces travaux peut être estimé à € 200.000,00, TVA 21 % comprise ; Attendu que ce marché fera l’objet d’une adjudication publique sur base du cahier spécial des charges n° TP/PL/07/15 ; Attendu que ce marché sera soumis aux règles de publicité prévues par l’Arrêté Royal du 8 janvier 1996 relatif aux marchés publics de travaux, de fournitures et de services et aux concessions de travaux publics ; Vu la loi du 24 décembre 1993 relative aux marchés publics et à certains marchés de travaux, de fournitures et de services ; Vu l’Arrêté Royal du 26 septembre 1996 établissant les règles générales d’exécution des marchés publics et des concessions de travaux publics ; Vu l’annexe à l’Arrêté Royal précité établissant le cahier général des charges ; Vu l’article 234 de la nouvelle loi communale ; DECIDE 1. 2. 3. 4.
de procéder aux travaux de remplacement des châssis de l’école Paradis des Enfants ; d’arrêter l’adjudication publique comme mode de passation du marché ; d’arrêter le cahier spécial des charges n° TP/PL/07/15 et ses annexes ; de fixer le montant de l’estimation à € 200.000,00, TVA 21% comprise.
La présente délibération sera transmise à l’Autorité de Tutelle. ***
De Gemeenteraad, Aangezien dat een krediet van € 664.000,00 werd ingeschreven op artikel 722/724-60 van de buitengewone begroting van 2007 voor de uitvoering van de buitengewone onderhoudswerken in de gebouwen van lager onderwijs; Aangezien dat het programma van dit jaar, onder andere, de vervanging voorziet van de raamlijsten (66 stuks) van de "kleutervleugel" van de school Paradis des Enfants; Aangezien dat de kostprijs van deze werken kan geraamd worden op € 200.000,00, BTW 21% inbegrepen; Aangezien dat deze opdracht het voorwerp zal uitmaken van een openbare aanbesteding op basis van het bijzonder bestek n° TP/PL/07/15; Aangezien dat deze opdracht zal onderworpen worden aan de bekendmakingsvoorschriften voorzien in het Koninklijk Besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken; Gezien de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten; Gezien het Koninklijk Besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken; Gelet op de bijlage aan het hiervoor vermeld Koninklijk Besluit houdende vaststelling van de algemene aannemingsvoorwaarden; Gezien artikel 234 van de nieuwe gemeentewet; BESLIST 1. 2. 3. 4.
over te gaan tot de vervanging van de raamlijsten van de school Paradis des Enfants; de openbare aanbesteding te weerhouden als gunningswijze van de opdracht; het bijzonder bestek n° TP/PL/2007/15 en zijn bijlagen goed te keuren; de raming der werken vast te stellen op € 200.000,00, BTW 21% inbegrepen.
Deze beraadslaging zal verzonden worden aan de Toezichthoudende Overheid.
(57)
Sanctions administratives communales - Subvention du Ministère de la Région de BruxellesCapitale à titre de soutien à l'application de la loi relative aux sanctions administratives - Année 2007 - Convention. Gemeentelijke administratieve sancties - Toelage van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ter ondersteuning van de toepassing van de wet op de administratieve sancties - Jaar 2007 - Overeenkomst.
A l’unanimité des voix, le Conseil communal prend la délibération suivante : Met éénparigheid van stemmen neemt de gemeenteraad de volgende beraadslaging : Le Conseil communal, Vu l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 31.05.2007 accordant une subvention de 1.224.000 euros pour l’année 2007 aux communes bruxelloises à titre de soutien à la mise en oeuvre de la loi relative aux sanctions administratives dans les communes ;
Considérant que cet arrêté dispose que chaque commune bruxelloise reçoit un montant de 40.456,22 euros, représentant le traitement annuel d’un fonctionnaire de niveau universitaire dont la mission consistera à assurer l’application de la loi relative aux sanctions administratives ; Considérant qu’il ajoute qu’en ce qui concerne les communes ayant conclu un contrat de sécurité et de prévention, un montant complémentaire sera alloué ; Considérant que le montant total pouvant revenir à Etterbeek s’élève à 54.107,44 euros ; Considérant que, pour avoir droit à ce subside, il convient de conclure une convention avec la Région de Bruxelles-Capitale, et de faire parvenir à l’Administration régionale une déclaration de créance, des justificatifs, un relevé des dépenses et recettes se rapportant à l’activité subsidiée ; Considérant qu'il est de bonne administration que ce soit le fonctionnaire sanctionnateur, agent principalement concerné par la loi relative aux sanctions administratives, qui soit chargé de la mise en œuvre de celle-ci; Considérant qu’en séance du 20.12.2004, le Conseil communal a désigné Mme Valérie LEYS en qualité de fonctionnaire chargé d’infliger les amendes administratives ; DECIDE après en avoir délibéré, d’approuver la convention ci-dessous : CONVENTION ENTRE la RÉGION DE BRUXELLES-CAPITALE représentée par le Ministre-Président du Gouvernement de la Région Bruxelles-Capitale chargé des Pouvoirs locaux, de l’Aménagement du territoire, des Monuments et Sites, de la Rénovation urbaine, du Logement, de la Coopération au développement, du Commerce extérieur et de la Propreté publique, Charles PICQUÉ ; ci-après dénommée "la Région" ET La commune d'ETTERBEEK représentée par le Bourgmestre , M. Vincent DE WOLF, et le secrétaire communal, M. Christian DEBATY; ci-après dénommée "le bénéficiaire" IL EST DECIDE CE QUI SUIT : Article 1 : Objet de la convention La présente convention règle les modalités de la mise à disposition du bénéficiaire d’une subvention de la Région d’un montant de € 54.107,44 conformément à l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 31 mai 2007 accordant une subvention de € 1.224.000,00 pour l’année 2007 aux communes bruxelloises à titre de soutien à l’application de la loi relative aux sanctions administratives dans les communes. En aucun cas, le champ d’application de l’arrêté susmentionné ne peut être modifié, réduit ou étendu en vertu de la présente convention. La subvention allouée au bénéficiaire est ventilée comme suit : - un montant forfaitaire annuel de 40.456,22 euros destiné à couvrir la rémunération d’un fonctionnaire de niveau universitaire dont la mission consistera à assurer l’application de la loi relative aux sanctions administratives. - le solde du subside (soit 13.651,22 euros) peut servir à couvrir les frais de personnel supplémentaires et/ou les frais de fonctionnement en rapport avec l’activité subsidiée.
En cas de non-exécution d’une ou plusieurs dispositions de cette convention, l’autorité subsidiante peut décider de réduire la subvention, de la supprimer ou d’en réclamer la restitution entière ou partielle. Article 2 : Durée La convention porte sur la période du 1er janvier au 31 décembre 2007. Le dépenses doivent être effectuées entre le 1er janvier et le 31 décembre 2007. Article 3 : Contrôle des subventions Les articles 92 à 95 de l’ordonnance organique du 23 février 2006 portant les dispositions applicables au budget, à la comptabilité et au contrôle sont d’application immédiate et générale dès qu’il est question d’une subvention. Ces articles sont reproduits in extenso ci-dessous : Art 92 : Conformément à l’article 11 de la loi du 16 mai 2003, fixant les dispositions générales applicables aux budgets, au contrôle des subventions et à la comptabilité des communautés et des régions ainsi qu’à l’organisation du contrôle de la Cour des Comptes, toute subvention accordée par l’entité régionale ou par une personne morale subventionnée directement ou indirectement par l’entité régionale, en ce compris toute avance de fonds récupérable consentie par eux sans intérêt, doit être utilisée aux fins pour lesquelles elle est accordée. Sauf dans les cas où une disposition légale ou réglementaire y pourvoit, toute décision allouant une subvention précise la nature, l’étendue et les modalités de l’utilisation et des justifications à fournir par le bénéficiaire de la subvention. Tout bénéficiaire d’une subvention doit justifier de l’emploi des sommes reçues, à moins qu’une ordonnance ne l’en dispense. Art 93 : Conformément à l’article 12 de la loi du 16 mai 2003, précitée, par le seul fait de l’acceptation de la subvention, le bénéficiaire reconnaît à l’entité régionale le droit de faire procéder sur place au contrôle de l’emploi des fonds attribués. L’organisation et la coordination des contrôles sont réglées par le Gouvernement. Celui-ci fait appel notamment, pour ce contrôle, aux inspecteurs des finances. Art 94 : Conformément à l’article 13 de la loi du 16 mai 2003, précitée, est tenu de rembourser sans délai le montant de la subvention, le bénéficiaire : 1° qui ne respecte pas les conditions d’octroi de la subvention ; 2° qui n’utilise pas la subvention aux fins pour lesquelles elle est accordée ; 3° qui met obstacle au contrôle visé à l’article 93 ; 4° qui perçoit déjà une subvention d’une autre institution pour le même objet, sur la base des mêmes pièces justificatives. Lorsque le bénéficiaire reste en défaut de fournir les justifications visées à l’article 92, il est tenu au remboursement à concurrence de la partie non justifiée. Art 95 : Conformément à l’article 14 de la loi du 16 mai 2003, précitée, il peut être sursis au paiement des subventions aussi longtemps que, pour des subventions analogues reçues antérieurement, le bénéficiaire reste en défaut de produire les justifications visées à l’article 92 ou de se soumettre au contrôle prévu par l’article 93. Lorsqu’une subvention est payée par fractions, chaque fraction est considérée comme une subvention indépendante pour l’application du présent article. Il convient également de rappeler que la Cour des Comptes a le droit d’exercer un contrôle sur l’usage des subsides octroyés Article 4: Modalités de liquidation La subvention de € 54.107,44 représente des frais de personnel et de fonctionnement et sera liquidé en deux tranches.
- une première tranche de € 27.053,72 (soit 50 % du subside) sur la base d'une déclaration de créance introduite pour le 15 décembre 2007 au plus tard ; - le solde intitulé « décompte final » sur présentation d’une déclaration de créance, acompagnée des pièces justificatives et d’un relevé des dépenses et recettes se rapportant à l’activité subsidiée, à concurrence du montant accepté par l’Administration des Pouvoirs locaux suite à l’analyse des pièces justificatives ou du montant global de la subvention. Le dossier complet doit être introduit, en une seule fois, au plus tard le 31 mars 2008. Article 5 : Pièces à fournir lors de la demande de paiement La demande de paiement se fait sous la forme d’une « déclaration de créance » dont l’original est adressé à la Région de Bruxelles-Capitale, Direction de la Comptabilité, CCN, Rue du Progrès 80, 8ème étage à 1035 Bruxelles. Cette déclaration doit mentionner impérativement les éléments suivants : - le motif du paiement ; - le montant demandé en paiement ; - le numéro du visa d’engagement fourni par l’Administration ; - le numéro de compte bancaire sur lequel ce montant doit être versé. En outre, cette déclaration de créance doit être rédigée sur papier à en-tête, datée et signée par une personne habilitée à engager le bénéficiaire. Une copie de cette « déclaration de créance », accompagnée des pièces justificatives, sera adressée à la Région de Bruxelles-Capitale, Administration des Pouvoirs locaux, Direction des Initiatives spécifiques, à l’attention de madame Nicole JUILLARD, Directrice générale, boulevard du Jardin Botanique, 20 à 1035 Bruxelles. Le contrôle de ces pièces par le service administratif gestionnaire doit permettre d’établir que toutes les dépenses engagées ont été réellement effectuées pour la réalisation des actions telles que prévues par la présente convention. L’Administration des Pouvoirs locaux informera ensuite le bénéficiaire du montant accepté de la subvention. Article 6 : Liste des pièces justificatives Les frais de personnel comprennent le salaire brut, les remboursements ou primes, les cotisations patronales, le paiement éventuel d’un préavis et l’intervention légale dans le cadre du trajet domicile/travail. Il convient, pour chaque agent subsidié, de fournir une copie du diplôme, ainsi qu’un extrait de la décision du Collège ou du Conseil communal désignant le travailleur subsidié, afin d’étayer le juste usage du subside. Une fiche de rémunérations doit également être envoyée, reprenant les données personnelles, la date d’entrée en service, la date de fin éventuelle, ainsi que le salaire brut, les contributions patronales et les remboursements et primes éventuels. Le montant ordonnancé sera calculé sur base de cette fiche. Les frais de fonctionnement comprennent les frais de gestion administrative liés à l’application du système des sanctions administratives. Exemples de coûts acceptables: - frais de correspondance, timbres ; - frais de communication téléphonique (ligne fixe et portables) ; - littérature spécialisée ; - fournitures de bureau ; - frais de formation ; - frais de nourriture et de boissons lors des réunions ; - téléphones portables (d’une valeur inférieure à € 125) ; - mobilier de bureau (d’une valeur inférieure € 500) : - dépliants et brochures.
Cette liste n’est pas exhaustive. D’autres frais éventuels peuvent être acceptés. Il convient de demander l’autorisation de l’Administration des Pouvoirs locaux pour tout frais non repris dans ces exemples. Tous les frais afférents aux moyens de fonctionnement doivent être repris dans un tableau mentionnant les différentes dépenses. Pour chaque dépense une copie de la facture doit être fournie. Il doit clairement ressortir des factures que les frais sont directement liés à l’objectif concerné pour lesquels les subsides sont accordés. Autrement dit, chaque facture doit pouvoir être clairement reliée à l’application des dispositions de la loi relative aux sanctions administratives. La date de facturation doit correspondre à la période du subside, à savoir du 1er janvier au 31 décembre 2007 et la facture doit être adressée à la commune. Une preuve de paiement sera également jointe. Article 7 : Présentation des pièces justificatives Les pièces justificatives seront accompagnées des preuves de leur paiement : extraits de compte bancaire ou toute autre forme de preuve de paiement. Elles doivent être numérotées selon l’ordre chronologique et précédées d’une liste reprenant, dans l’ordre des numéros de pièces : le nom du fournisseur, la date de la pièce et son montant. La liste doit se clôturer par un total et être datée et signée par une personne habilitée à engager le bénéficiaire. Les pièces justificatives ne pourront concerner que des dépenses effectuées au cours de la période du 1er janvier 2007 au 31 décembre 2007 ; la date de prestation du service et/ou de livraison du bien y faisant foi. Article 8 : Paiement Les paiements se font dans les limites des crédits budgétaires. Ils ont lieu dans les meilleurs délais, compte tenu des contraintes liées aux contrôles. Si après contrôle des pièces justificatives, le montant que représente les justificatifs acceptés est inférieur au montant du subside alloué, la subvention ne sera liquidée qu’à due concurrence des justificatifs acceptés. En tout état de cause, au terme du contrôle du dossier justificatif, chaque bénéficiaire recevra une lettre confirmant le montant définitivement alloué et disposera d’un délai d’un mois calendrier pour soumettre ses arguments en cas de désaccord sur les montants ordonnancés. Outre le dossier introduit, en une seule fois, au plus tard le 31 mars 2008, le bénéficiaire s’engage à ne plus fournir de pièces justificatives supplémentaires et à ne pas solliciter de subvention complémentaire, à partir de la date à laquelle la déclaration de créance relative au décompte final a été transmise à la Direction de la Comptabilité. Article 9 : Imputation budgétaire Le montant de la subvention est imputable aux crédits disponibles inscrits à l’allocation de base 14.34.25.43.22 de l'ordonnance du 22 décembre 2006 contenant le budget général des dépenses de la Région de BruxellesCapitale pour l'année budgétaire 2007. Article 10 : Litiges Toute contestation ou litige relatif à la présente convention sera soumis aux Tribunaux de Bruxelles, seuls compétents. Article 11 : Transmission des documents Toutes les notifications ou communications à faire en vertu de la présente convention seront valablement adressées par les parties aux adresses suivantes : 1. Pour la Région : Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale Administration des Pouvoirs locaux
Direction des Initiatives Spécifiques A l’attention de Madame Nicole JUILLARD, Directrice générale City Center – 1er étage Boulevard du Jardin Botanique, 20 1035 Bruxelles 2. Pour le Bénéficiaire : Au collège des Bourgmestre et Echevins de la commune d'ETTERBEEK Avenue d'Auderghem 113-115 1040 - Bruxelles Pour la RÉGION DE BRUXELLES-CAPITALE, Le Ministre-Président du Gouvernement de la Région Bruxelles-Capitale chargé des Pouvoirs locaux, de l’Aménagement du territoire, des Monuments et Sites, de la Rénovation urbaine, du Logement, de la Coopération au développement, du Commerce extérieur et de la Propreté publique, Charles PICQUÉ Pour la commune d'ETTERBEEK, le Bourgmestre, Vincent DE WOLF, le secrétaire communal, Christian DEBATY. *** De Gemeenteraad, Gelet op het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 31.05.2007 houdende de toekenning van een toelage van 1.224.000 € voor het jaar 2007 ter ondersteuning van de toepassing van de wet met betrekking op de administratieve sancties in de gemeenten; Overwegende dat dit besluit schikt dat elke Brusselse gemeente een bedrag van 40.456,22 € ontvangt vertegenwoordigende de jaarwedde van een ambtenaar van universitair niveau en waarvan de taak bestaat in het verzekeren van de toepassing van de wet betreffende de administratieve sancties; Overwegende dat men bijvoegt dat voor de gemeenten die een veiligheids- en preventiecontract afgesloten hebben, een complementair bedrag zal toegekend worden; Overwegende dat het totale bedrag voor Etterbeek oploopt tot 54.107,44 €; Overwegende dat, om van deze subsidie te kunnen genieten, het geschikt is om een overeenkomst af te sluiten met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en een afgifte te laten geworden van een schuldvordering, met verantwoordingsstukken en een overzicht van de uitgaven en ontvangsten met betrekking op de betoelaagde activiteit; Overwegende dat het, voor een behoorlijk bestuur, de vaststellende ambtenaar is, de ambtenaar hoofdzakelijk betrokken met de wet betreffende de administratieve sancties, die belast is met de toepassing van deze wet; Overwegende dat in zijn zitting van 20.12.2004, de Gemeenteraad Mevrouw Valérie Leys aangesteld heeft in de hoedanigheid van vaststellende ambtenaar belast met het opleggen van administratieve sancties; BESLIST na beraadslaging, de volgende overeenkomst goed te keuren: OVEREENKOMST TUSSEN het BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST vertegenwoordigd door de Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de heer Charles PICQUÉ; hierna “het Gewest” genoemd
EN de gemeente ETTERBEEK vertegenwoordigd door de Burgemeester, dhr. Vincent DE WOLF, en de gemeentesecretaris, dhr. Christian DEBATY; hierna “de begunstigde genoemd” OVER HET VOLGENDE: Artikel 1 : Voorwerp van de overeenkomst Deze overeenkomst bepaalt de regels volgens welke aan de begunstigde een subsidie van € 54.107,44 ter beschikking wordt gesteld door het Gewest overeenkomstig het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 31 mei 2007 betreffende de toekenning van een subsidie van € 1.224.000,00 aan de Brusselse gemeenten voor het jaar 2007 ter ondersteuning van de toepassing van de wet op de administratieve sancties in de gemeenten. Het toepassingsgebied van bovengenoemd besluit kan niet gewijzigd, beperkt of uitgebreid worden door deze overeenkomst. De aan de begunstigde toegekende subsidie is als volgt verdeeld: een jaarlijks forfaitair bedrag van 40.456,22 euro voor de bezoldiging van een ambtenaar van universitair niveau die zal instaan voor het garanderen van de toepassing van de wet op de administratieve sancties. het saldo van de subsidie (zijnde 13.651,22 euro) kan dienen om bijkomende personeels- en/of werkingskosten te dekken die verband houden met de gesubsidieerde activiteit. Bij niet-uitvoering van een of meerdere bepalingen van deze overeenkomst kan de subsidiërende overheid beslissen om de subsidie te verminderen, te schrappen of de volledige of gedeeltelijke terugbetaling te eisen. Artikel 2 : Duur De overeenkomst heeft betrekking op de periode van 1 januari tot 31 december 2007. De uitgaven moeten plaatsvinden tussen 1 januari en 31 december 2007. Artikel 3 : Controle van de subsidies De artikelen 92 tot 95 van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle zijn onmiddellijk en algemeen van toepassing van zodra er sprake is van een subsidie. Deze artikelen worden hieronder in extenso weergegeven: Art 92 : Conform artikel 11 van de voornoemde wet van 16 mei 2003 moet iedere subsidie verleend door de gewestelijke entiteit of door een rechtspersoon, die rechtstreeks of onrechtstreeks door de gewestelijke entiteit wordt gesubsidieerd, daarin begrepen ieder door hen zonder interest verleend geldvoorschot, worden aangewend voor de doeleinden waarvoor zij werd verleend. Behalve wanneer een wettelijke of reglementaire bepaling daarin voorziet, vermeldt iedere beslissing houdende toekenning van een subsidie nauwkeurig de aard, de omvang en de modaliteiten betreffende het gebruik en betreffende de door de begunstigde van de subsidie te verstrekken verantwoording. Iedere begunstigde van een subsidie is ertoe gehouden verantwoording te verstrekken over de aanwending van de ontvangen bedragen, tenzij een ordonnantie hem daartoe vrijstelling verleent. Art 93 : Conform artikel 12 van de voornoemde wet van 16 mei 2003 verleent de begunstigde, door het aanvaarden van de subsidie, meteen aan de gewestelijke entiteit het recht om ter plaatse controle te laten uitoefenen op de aanwending van de toegekende gelden.
De Regering zorgt voor de organisatie en de coördinatie van de controle. Voor deze controle doet zij met name een beroep op de inspecteurs van financiën. Art 94 : Conform artikel 13 van de voornoemde wet van 16 mei 2003 is gehouden tot onmiddellijke terugbetaling van de subsidie de begunstigde: 1° die de voorwaarden niet naleeft, waaronder de subsidie werd verleend; 2° die de subsidie niet aanwendt voor de doeleinden, waarvoor zij werd verleend; 3° die de in artikel 93 bedoelde controle verhindert; 4° die voor hetzelfde doel al een subsidie ontvangt van een andere instelling op basis van dezelfde verantwoordingsstukken. Blijft de begunstigde van de subsidie in gebreke inzake het verstrekken van de in artikel 92 bedoelde verantwoording, dan moet hij het deel dat niet werd verantwoord terugbetalen. Art 95 Conform artikel 14 van de voornoemde wet van 16 mei 2003 kan de uitkering van de subsidies worden opgeschort zolang de begunstigde voor soortgelijke subsidies, die hij voordien heeft ontvangen, verzuimt de in artikel 92 bedoelde verantwoording te verstrekken of zich aan de in artikel 93 bepaalde controle te onderwerpen. Wordt een subsidie in schijven uitgekeerd, dan wordt iedere schijf voor de toepassing van dit artikel als een afzonderlijke subsidie beschouwd. Er moet tevens aan worden herinnerd dat het Rekenhof het recht heeft een controle uit te voeren op de aanwending van de toegekende subsidies. Artikel 4: Regels voor de uitbetaling De subsidie van € 54.107,44 heeft betrekking op personeels- en werkingskosten en zal in twee schijven worden uitbetaald: - een eerste schijf van € 27.053,72 (zijnde 50 % van de subsidie) op basis van een schuldvordering die uiterlijk tegen 15 december 2007 moet zijn ingediend; - het saldo, genaamd “eindafrekening”, tegen voorlegging van een schuldvordering, vergezeld van de bewijsstukken en een overzicht van de uitgaven en ontvangsten die verband houden met de gesubsidieerde activiteit, ten belope van het totale subsidiebedrag of van het bedrag dat aanvaard is door het Bestuur Plaatselijke Besturen naar aanleiding van de analyse van de bewijsstukken. Het volledige dossier moet in één keer ingediend worden, uiterlijk op 31 maart 2008. Artikel 5 : Bij de betalingsaanvraag te bezorgen stukken De betalingsaanvraag dient te gebeuren in de vorm van een “schuldvordering” waarvan het origineel gericht moet worden aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, directie Comptabiliteit, CCN, Vooruitgangstraat 80, 8ste verdieping te 1035 Brussel. Deze schuldvordering moet verplicht de volgende elementen vermelden: - de betalingsreden; - het gevraagde te betalen bedrag; - het visumnummer voor de vastlegging, verstrekt door de administratie; - het nummer van de bankrekening waarop het bedrag moet worden gestort. Bovendien moet deze schuldvordering opgesteld worden op papier met briefhoofd, gedateerd en ondertekend door een persoon die gemachtigd is de begunstigde te binden. Een kopie van deze “schuldvordering”, vergezeld van de bewijsstukken, moet gericht worden aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Bestuur Plaatselijke Besturen, Directie Specifieke Initiatieven, ter attentie van mevrouw Nicole JUILLARD, Directeur-generaal, Kruidtuinlaan 20 te 1035 Brussel.
De controle van deze stukken door de beherende administratieve dienst moet het mogelijk maken uit te maken of de vastgelegde uitgaven werkelijk plaatsvonden voor de verwezenlijking van de acties waarin deze overeenkomst voorziet. Het Bestuur Plaatselijke Besturen zal de begunstigde vervolgens op de hoogte brengen van het aanvaarde subsidiebedrag. Artikel 6 : Lijst van de bewijsstukken De personeelskosten omvatten het brutoloon, de vergoedingen of premies, de werkgeversbijdragen, de eventuele uitbetaling van een opzeggingstermijn en de wettelijke tegemoetkoming voor het woon/werkverkeer. Voor elk gesubsidieerd personeelslid moet een kopie van het diploma worden bezorgd, evenals een uittreksel van de beslissing van het Schepencollege of de Gemeenteraad tot aanwijzing van het gesubsidieerde personeelslid, teneinde de juiste aanwending van de subsidie te ondersteunen. Er moet voorts een bezoldigingsfiche worden verstuurd, met vermelding van de persoonlijke gegevens, de datum van indiensttreding, de eventuele einddatum, het brutoloon, de werkgeversbijdragen en eventuele vergoedingen of premies. Het geordonnanceerde bedrag zal berekend worden op basis van deze fiche. De werkingskosten omvatten de kosten inzake administratief beheer die verband houden met de toepassing van het systeem van de administratieve sancties. Voorbeelden van in aanmerking komende kosten: - briefwisseling, postzegels; - telefoongesprekken (vaste lijn en gsm’s); - gespecialiseerde literatuur; - kantoorbenodigdheden; - opleidingen; - drank en voeding tijdens vergaderingen; - gsm’s (voor een waarde minder dan € 125); - kantoormeubilair (voor een waarde minder dan € 500); - folders en brochures. Deze lijst is niet uitputtend. Ook andere eventuele kosten kunnen aanvaard worden. Voor kosten die niet bij deze voorbeelden zijn opgesomd moet de toestemming van het Bestuur Plaatselijke Besturen worden gevraagd. Alle kosten met betrekking tot de werkingsmiddelen moeten opgenomen worden in een tabel die de verschillende uitgaven vermeldt. Voor elke uitgave moet een kopie van de factuur worden verstrekt. Uit de facturen moet duidelijk blijken dat de kosten rechtstreeks verband houden met de betrokken doelstelling waarvoor de subsidies werden toegekend. Of om het anders te zeggen: elke factuur moet duidelijk verbonden kunnen worden met de toepassing van de bepalingen van de wet op de administratieve sancties. De facturatiedatum moet overeenstemmen met de subsidieperiode, met name de periode van 1 januari tot 31 december 2007, en de factuur moet aan de gemeente gericht zijn. Er moet tevens een betalingsbewijs worden toegevoegd. Artikel 7 : Voorlegging van de bewijsstukken De bewijsstukken worden vergezeld van de betalingsbewijzen: bankrekeninguittreksels of elke andere vorm van betalingsbewijs. Zij dienen chronologisch genummerd te worden en worden voorafgegaan door een lijst waarin de documenten volgens nummer gerangschikt zijn: naam van de leverancier, datum van het document, bedrag. De lijst wordt met een totaal afgesloten en dient gedateerd en getekend te worden door een persoon die bevoegd is om de begunstigde te binden. De bewijsstukken mogen enkel betrekking hebben op de uitgaven die plaatsvonden tijdens de periode van 1 januari 2007 tot 31 december 2007, waarbij de datum van de dienstverlening en/of levering van het goed geldt.
Artikel 8 : Uitbetaling De betalingen gebeuren binnen de grenzen van de begrotingskredieten. Deze betalingen worden zo spoedig mogelijk uitgevoerd rekening houdend met de controlevereisten. Indien na controle van de bewijsstukken het bedrag van de aanvaarde bewijsstukken lager ligt dan het bedrag van de toegekende subsidie, zal de subsidie slechts uitbetaald worden ten belope van het bedrag van de aanvaarde bewijsstukken. In ieder geval zal na de controle van het dossier van de bewijsstukken elke begunstigde een brief ontvangen waarin het definitief toegekende bedrag bevestigd wordt. De begunstigde heeft dan één kalendermaand de tijd om zijn argumenten voor te leggen indien hij niet akkoord gaat met de geordonnanceerde bedragen. Naast het in één keer, uiterlijk op 31 maart 2008 ingediende dossier, verbindt de begunstigde zich ertoe geen bijkomende bewijsstukken meer te verstrekken en geen bijkomende subsidie meer aan te vragen, vanaf de datum waarop de schuldvordering met betrekking tot de eindafrekening aan de directie Comptabiliteit is bezorgd. Artikel 9 : Aanrekening op de begroting Het bedrag van deze subsidie moet aangerekend worden op begrotingsartikel 14.34.25.43.22 van de ordonnantie van 22 december 2006 houdende de Algemene Uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het begrotingsjaar 2007. Artikel 10 : Geschillen Elke betwisting of elk geschil over deze overeenkomst zal voorgelegd worden aan de rechtbanken te Brussel, die daartoe als enige bevoegd zijn. Artikel 11 : Verzending van de documenten Alle kennisgevingen of mededelingen ingevolge onderhavige overeenkomst moeten op geldige wijze door de partijen naar de volgende adressen verzonden worden: 1. Voor het Gewest: Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Bestuur Plaatselijke Besturen Directie Specifieke Initiatieven Ter attentie van mevrouw Nicole JUILLARD, Directrice-generaal City Center – 1ste verdieping Kruidtuinlaan 20 1035 Brussel 2. Voor de begunstigde: College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente ETTERBEEK Ouderghemselaan, 115-117 1040 - Brussel Voor het BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST, De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid, Ontwikkelingssamenwerking en Buitenlandse Handel, Charles PICQUÉ Voor de gemeente ETTERBEEK, de burgemeester, Vincent DE WOLF, de gemeentesecretaris, Christian DEBATY La séance est levée à 23h30. De zitting wordt gesloten om 23u30. PAR LE CONSEIL:
NAMENS DE RAAD Le Secrétaire, De Secretaris,
Christian DEBATY
Le Bourgmestre, De Burgemeester,
Vincent DE WOLF
