EXAMENREGLEMENT STEDELIJK DALTON COLLEGE ALKMAAR afdeling vmbo I. Algemene bepalingen 1. a.
Dit reglement regelt de organisatie van het eindexamen v.m.b.o. op het Stedelijk Dalton College Alkmaar per 1 augustus 1999 en vloeit voort uit art. 31 van het Eindexamenbesluit v.w.o. - h.a.v.o. - m.a.v.o. - v.b.o. van januari 1994 zoals gepubliceerd in Uitleg mededelingen O en W nr. 3 van 26 januari 1994, de op 5 juli 1994 in Staatsblad 488 gepubliceerde wijziging van dit besluit en het Besluit van 25 mei 1998, Staatsblad 337, betreffende de regeling leerwegen m.a.v.o. en v.b.o. en de invoering van leerwegondersteunend en praktijkonderwijs. Voor zover in dit reglement niet nader omschreven, gelden de regels van genoemd Eindexamenbesluit.
b.
In gevallen waarin dit reglement niet voorziet en waarover ook het Eindexamenbesluit geen uitsluitsel geeft, beslist de rector. Tegen deze beslissing kan men in beroep gaan volgens de procedure aangegeven in artikel 4e..
c.
Namen en adressen van de in het examenreglement genoemde verantwoordelijke personen: Het bevoegd gezag: Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Noord-Holland-Noord Postbus 9081 - 1800 GB Alkmaar Commissie van beroep: Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Noord-Holland-Noord Postbus 9081 - 1800 GB Alkmaar Inspecteur: Inspectie V.O. Utrecht Tel.nr.: 0800-8051 Voorzitter van de examencommissie v.m.b.o.: Mw drs. A.P. Smits Postbus 9109 - 1800 GC Alkmaar tel.: 072-5625000 Secretaris eindexamen v.m.b.o. theoretische leerweg: Drs. A.J.E. Sandig Postbus 9109 - 1800 GC Alkmaar tel.: 072-5625000
2. a.
De examinatoren nemen onder de verantwoordelijkheid van de rector en het bevoegd gezag het eindexamen af.
b.
De rector wijst één of meer personeelsleden aan tot secretaris van het eindexamen.
3.
Het eindexamen bestaat voor ieder vak uit een schoolexamen en, voor zover dat in het examenprogramma, bedoeld in art. 7 van het Eindexamenbesluit v.w.o.h.a.v.o.- m.a.v.o. - v.b.o., is bepaald, tevens uit een Centraal Examen.
4. Onregelmatigheden a.
Indien een kandidaat zich ten aanzien van enig deel van het eindexamen aan enige onregelmatigheid schuldig maakt of heeft gemaakt, kan de rector maatregelen nemen.
b.
De maatregelen bedoeld in artikel 4a die al dan niet in combinatie met elkaar kunnen worden genomen zijn: 1.
het toekennen van het cijfer één voor een toets van het schoolexamen of het Centraal Examen,
2.
het ontzeggen van de deelname of de verdere deelname aan een of meer toetsen van het schoolexamen of het Centraal Examen,
3.
het ongeldig verklaren van een of meer toetsen van het reeds afgelegde deel van het schoolexamen of het Centraal Examen,
4.
het bepalen dat het diploma en de cijferlijst slechts kunnen worden uitgereikt na een hernieuwd Examen in door de rector aan te wijzen onderdelen.
Indien het hernieuwd examen bedoeld in de vorige volzin betrekking heeft op één of meer onderdelen van het Centraal Examen, legt de kandidaat dat examen af in het volgend tijdvak van het Centraal Examen, dan wel ten overstaan van de staatsexamencommissie. c.
Alvorens een beslissing ingevolge artikel 4b sub 2,3,4 wordt genomen, hoort de rector de kandidaat. De kandidaat kan zich door een door hem aan te wijzen meerderjarige laten bijstaan. De rector kan tevens een commissie van advies raadplegen, waarin zitting hebben de secretaris van het eindexamen, een door de betrokken examinator aangewezen andere examinator en een door de betrokken kandidaat aangewezen examinator. De rector deelt haar beslissing mede aan de kandidaat en de betrokken examinator, zo mogelijk mondeling en in ieder geval schriftelijk per aangetekend schrijven binnen tien schooldagen na het constateren van de onregelmatigheid of zoveel eerder als noodzakelijk is. In de schriftelijke mededeling wordt tevens gewezen op het bepaalde in artikel 4d. De schriftelijke mededeling wordt tegelijkertijd in afschrift toegezonden aan de ouders, voogden of verzorgers van de kandidaat indien deze minderjarig is, alsmede aan de inspectie.
d. Herziening van het besluit, bedoeld in artikel 4c, kan bij de rector worden aangevraagd tot uiterlijk de vierde dag na de datum van het poststempel van de schriftelijke mededeling van de genomen beslissing. Indien de kandidaat of de betrokken examinator herziening van het besluit aanvraagt, zal het college van examinatoren van de schoolafdeling waarvan de kandidaat het eindexamen aflegt, bij meerderheid van stemmen beslissen of naar haar mening de ingebrachte bezwaren ontvankelijk moeten worden verklaard resp. het besluit van de rector voor herziening in aanmerking moet komen en zal, zo nodig, de
rector bindend een regeling voorschrijven. e.
De kandidaat en de betrokken examinator kunnen tegen de beslissing, bedoeld in art. 4d en/of art. 1b, in beroep gaan bij de door het bevoegd gezag van de school ingestelde commissie van beroep. Van de commissie van beroep mag de rector geen deel uitmaken. Het beroep wordt binnen drie dagen nadat de beslissing schriftelijk ter kennis van de kandidaat is gebracht, schriftelijk bij de commissie van beroep ingesteld. De commissie stelt een onderzoek in en beslist binnen tien schooldagen op het beroep, tenzij zij de termijn met redenen omkleed heeft verlengd met ten hoogste tien schooldagen. De commissie stelt bij haar beslissing zo nodig vast op welke wijze de kandidaat alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld het eindexamen geheel of gedeeltelijk af te leggen, onverminderd het bepaalde in de laatste volzin van art. 4b. De commissie deelt haar beslissing schriftelijk mede aan de kandidaat, de ouder, voogden of verzorgers van de kandidaat indien deze minderjarig is, de examinator, de rector en de inspectie.
f.
De commissie van beroep bedoeld in art. 4e, bestaat uit drie leden, aangesteld door het bevoegd gezag. De rector en de leden van de examencommissie van de afdeling waartoe de in beroep gaande kandidaat behoort, mogen geen deel uitmaken van de commissie van beroep.
5. Geheimhouding Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze examenregeling en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van dit besluit de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.
II. De inhoud van het examen 6. Keuze van eindexamenvakken a. De kandidaten kiezen, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 2 van het Eindexamenbesluit v.w.o. - h.a.v.o. - m.a.v.o. - v.b.o., in welke vakken zij examen willen afleggen. Voor leerlingen geldt deze keuze voor zover het bevoegd gezag hun in de gelegenheid stelt onderwijs in die vakken in de laatste twee leerjaren van de cursus te ontvangen. b.
1. Het eindexamen v.m.b.o. omvat 8 of 9 vakken. 2. De eindexamenvakken voor onze v.m.b.o.-afdeling zijn: Nederlandse taal, Franse taal, Duitse taal, Engelse taal, wiskunde, economie, aardrijkskunde, geschiedenis en staatsinrichting, maatschappijleer 1, maatschappijleer 2, natuur-scheikunde (nask) 1, natuur-scheikunde (nask) 2, biologie, kunstvakken 1/culturele en kunstzinnige vorming (ckv), kunstvakken 2 (beeldende vakken), dans, lichamelijke opvoeding. De vakken maatschappijleer 1, kunstvakken1/ckv en lichamelijke opvoeding bestaan uitsluitend uit een schoolexamen. Voor alle andere vakken bestaat het examen uit een schoolexamen en een centraal examen. 3. Het eindexamen v.m.b.o. voor zover het betreft de theoretische leerweg omvat a. de vakken van het gemeenschappelijk deel: Nederlandse taal, Engelse taal, maatschappijleer 1, kunstvakken 1/ckv, lichamelijke opvoeding, b. de twee vakken van het sectordeel: - techniek: wiskunde en nask 1, - economie: economie en Franse taal of Duitse taal of wiskunde, -
zorg en welzijn: biologie en wiskunde of maatschappijleer 2 of geschiedenis en staatsinrichting of aardrijkskunde, - landbouw: wiskunde en nask 1 of biologie ,
c. in het vrije deel twee nog niet in het sectordeel gekozen vakken, met dien verstande dat het sectordeel en het vrije deel tezamen ten minste twee vakken omvatten die geen moderne vreemde taal zijn. d. Alle leerlingen volgen een zevende vak. Dit vak wordt gevolgd tot en met het Centraal Examen en pas daarna wordt, afhankelijk van de resultaten, besloten of er 6 of 7 vakken op de cijferlijst worden genoteerd. Alleen in overleg met de voorzitter van het examen en betrokken docenten kan van deze regel worden afgeweken.
III. Het schoolexamen 7. Programma van toetsing en afsluiting a.
Het bevoegd gezag stelt jaarlijks vóór 1 oktober een programma van toetsing en afsluiting vast. In het programma wordt in elk geval aangegeven welke onderdelen van het examenprogramma in het schoolexamen worden getoetst, de inhoud van de onderdelen van het schoolexamen, de wijze waarop het schoolexamen plaatsvindt, de herkansing van het schoolexamen, het herexamen van het schoolexamen, alsmede de regels die aangeven op welke wijze het cijfer voor het schoolexamen voor een kandidaat tot stand komt.
b.
Het programma van toetsing en afsluiting wordt samen met het examenreglement door de rector vóór 1 oktober toegezonden aan de inspectie en zal worden uitgereikt aan de kandidaten en examinatoren.
8. a.
Het schoolexamen, als onderdeel van het eindexamen, wordt afgenomen in het derde en vierde leerjaar en wordt een week voor aanvang van het Centraal Examen afgesloten.
b. Een kandidaat kan alleen in een vak een Centraal Examen afleggen als het schoolexamen voor dat vak voor de aanvang van het Centraal Examen is afgesloten.
Mededeling beoordeling schoolexamen
9. a.
Het eindcijfer voor het schoolexamen komt tot stand op grond van beoordelingen toegekend voor schriftelijke, mondelinge en/of praktische proeven van bekwaamheid, die in het vervolg van dit reglement alle zullen worden aangeduid met de term toets.
b. Van iedere beoordeling die bij het bepalen van het eindoordeel van een kandidaat meetelt, stelt de examinator de kandidaat binnen tien schooldagen of zoveel eerder als noodzakelijk is, op de hoogte. c.
Examinatoren dragen er zorg voor dat uiterlijk tien schooldagen na afname van een toets de secretaris van het eindexamen een lijst met cijfers van die toets krijgt.
d. Periodiek wordt aan de kandidaat een cijferlijst verstrekt met een overzicht van de behaalde cijfers. Bij vermeende onjuiste vermelding van de gemiddelde cijfers per periode per vak dient de betrokken kandidaat binnen drie schooldagen na het verstrekken van deze lijst of zoveel eerder als noodzakelijk is, contact op te nemen met de secretaris van het eindexamen. Ingeval van blijvende geschillen ten aanzien van de op de cijferlijst vermelde cijfers, beslissen de cijfers vermeld op de lijst van cijfers bedoeld in art. 9c. e.
Alleen indien een kandidaat het volledige aantal toetsen voor een vak heeft gemaakt, kan een eindcijfer voor het schoolexamen worden vastgesteld.
f.
Voor de aanvang van het Centraal Examen maakt de rector aan de kandidaat bekend, voor zover van toepassing: - welke cijfers hij heeft behaald voor het schoolexamen, - de beoordeling van de vakken waarvoor geen cijfer wordt vastgesteld en - de beoordeling van het sectorwerkstuk.
10.
Opgaven en normering van toetsen zijn voor parallelgroepen eensluidend.
11.
Indien een mondelinge toets door een kandidaat uitsluitend ten overstaan van een leraar die tot aan de periode van het mondeling schoolexamen niet de examinator van de kandidaat was, wordt afgelegd, treedt daarbij een andere examinator of docent op die van de mondelinge toets een protocol opmaakt, tenzij er een geluidsopname wordt gemaakt. Het protocol of de geluidsopname wordt bij de rector ingeleverd en door haar bewaard tot tenminste twee weken na de uitreiking van het periodieke cijferoverzicht.
12.
Van iedere mondelinge toets door een kandidaat alleen ten overstaan van de leraar afgelegd, kan op verzoek van de kandidaat of op initiatief van de leraar een geluidsopname worden gemaakt. Het schriftelijk verzoek moet uiterlijk tien schooldagen voor de mondelinge toets door de kandidaat bij de secretaris van het eindexamen worden ingediend. In geval van een dergelijk verzoek door een kandidaat wordt de geluidsopname bij de rector ingeleverd en door hem bewaard tot tenminste twee weken na de uitreiking van het periodieke cijferoverzicht.
13.
Indien een kandidaat bij een toets door twee of meer leraren is geëxamineerd, bepalen deze leraren in onderling overleg het cijfer. Komen zij niet tot overeenstemming, dan wordt het cijfer bepaald op het rekenkundig gemiddelde van de beoordeling door ieder van hen. Indien dit gemiddelde een cijfer met twee of meer decimalen is, wordt dit cijfer afgerond op de eerste decimaal, met dien verstande dat deze decimaal met 1 verhoogd wordt indien de tweede decimaal zonder afronding 5 of hoger is.
14.
Indien een kandidaat zich niet houdt aan de met de docent afgesproken termijn van inlevering van voor het afnemen van een toets noodzakelijke gegevens, zoals lees-, media- en fictiedossier, scriptie, boekbespreking, werkstuk e.d., waardoor een goed verloop van de betreffende toets onmogelijk wordt gemaakt, kan de docent zelf de inhoud van deze gegevens bepalen. De leraar deelt de inhoud van de noodzakelijke gegevens uiterlijk vijf schooldagen vóór de betreffende toets/tentamen aan de kandidaat mede. Het regelmatig in gebreke blijven bij inlevering van de hierboven bedoelde gegevens kan worden beschouwd als een onregelmatigheid in de zin van art. 4 van dit reglement.
15. a. Een toets kan alleen worden ingehaald in geval van ziekte van de kandidaat of bij afwezigheid door aantoonbare vormen van overmacht. Een verklaring kan worden geëist. b. Afwezigheid in de lessen voorafgaande aan een toets kan worden beschouwd als een onregelmatigheid in de zin van art. 4 van dit reglement. c. Het inhalen van toetsen uit de toetsweken kan alleen plaatsvinden op de daarvoor vastgestelde data, tenzij de secretaris van het eindexamen hierover anders beslist. De inhaaldata worden vermeld in de regeling schoolexamen. 16. a. Bezwaren tegen de wijze waarop een kandidaat aan een toets is onderworpen, alsmede tegen de toegekende waardering daarvan, kunnen uiterlijk tot op de tweede schooldag nadat de toets is afgelegd, resp. de waardering is bekendgemaakt, schriftelijk bij de rector worden ingediend ter spoedige behandeling door een commissie. Deze commissie wordt gevormd door de rector als voorzitter, een door de kandidaat die het bezwaar heeft ingebracht per geval aan te wijzen leraar/examinator, een door de betrokken examinator aan te wijzen leraar en de secretaris van het eindexamen.
De commissie dient met de examinator na te gaan op welke wijze de kandidaat aan de toets onderworpen is geweest, resp. met de examinator het werk nog eens door te nemen, zo nodig in aanwezigheid van de kandidaat, en, in het geval dat er een protocol is opgemaakt, daarbij zowel de gecommitteerde als het protocol te raadplegen. De commissie kan bepalen de kandidaat aan een hernieuwd onderzoek te onderwerpen, resp. de beoordeling te herzien. Een bezwaar kan ook door een aantal kandidaten worden ingebracht, in welk geval zij gezamenlijk een leraar/examinator voor de commissie aanwijzen. b. Bezwaren tegen het door de commissie conform art. 16a genomen besluit kunnen tot uiterlijk de vierde schooldag na de datum poststempel van de schriftelijke mededeling van de genomen beslissing bij de rector worden ingebracht, waarna overeenkomstig het bepaalde in art. 4d zal worden gehandeld. 17. a. Het cijfer van iedere toets en het eindcijfer van het schoolexamen worden uitgedrukt in een cijfer uit een schaal van cijfers lopende van 1 tot en met 10 met de daartussen liggende cijfers op 1 decimaal. b. In afwijking van lid a. wordt de eindbeoordeling van het vak kunstvakken 1/ culturele en kunstzinnige vorming en het vak lichamelijke opvoeding uit het gemeenschappelijke deel uitgedrukt in de termen “onvoldoende”,“voldoende” of “goed”. c. In afwijking van lid a. wordt het sectorwerkstuk beoordeeld met “voldoende” of “goed”. Deze beoordeling geschiedt op de grondslag van het genoegzaam voltooien van het sectorwerkstuk, zoals blijkend uit het examendossier. Het sectorwerkstuk wordt beoordeeld door ten minste twee examinatoren die de kandidaten hebben begeleid bij de totstandkoming ervan. 18. a. De examinator controleert de door het examensecretariaat uitgerekende eindcijfers van het schoolexamen, ondertekent deze lijst en levert deze uiterlijk op een van te voren vastgestelde dag in bij de secretaris van het eindexamen. De rector draagt er zorg voor dat de eindcijfers van het schoolexamen worden overgenomen op een verzamellijst van cijfers, waarvan het model wordt vastgesteld door de Minister van Onderwijs. De rector en de secretaris vergewissen zich ervan dat de cijfers juist zijn overgenomen en ondertekenen de verzamellijst van cijfers. De rector zendt tenminste drie dagen voor de aanvang van het Centraal Examen een overeenkomstig de vorige alinea ingevuld en ondertekend exemplaar van de verzamellijst van cijfers aan de inspecteur. De rector overhandigt tevens een exemplaar van deze verzamellijst aan de examinator. b. Bezwaren tegen de eindcijfers van het schoolexamen moeten uiterlijk aan het einde van de vierde schooldag, voorafgaande aan de dag waarop het Centraal Examen aanvangt, bij de rector worden ingediend. 19.
Het werk van de kandidaten, de beoordelingsnormen - zo die er zijn - en de voor het werk toegekende cijfers worden gedurende zes maanden na afloop van het examen bewaard. De ingeleverde werkstukken en/of boekverslagen kunnen in de maand januari volgend op het eindexamen persoonlijk door de kandidaat bij de administratie worden opgehaald. Daarna wordt ook dit examenwerk vernietigd.
20.
Toetsing a. De volgende vakken tellen mee voor het schoolexamen: Nederlandse taal - Franse taal - Duitse taal - Engelse taal – wiskunde - economie aardrijkskunde - geschiedenis en staatsinrichting – maatschappijleer 1 – maatschappijleer 2 – biologie - natuur- en scheikunde 1 - natuur- en scheikunde 2 kunstvakken 1/culturele en kunstzinnige vorming (ckv) – kunstvakken 2 – lichamelijke opvoeding b. Het volgende vak telt in het 3e leerjaar niet mee voor het schoolexamen, maar wel bij de bevordering naar het 4e leerjaar: muziek. c. Het schoolexamen kan bestaan uit de volgende toetsen: a. mondelinge toetsen, b. schriftelijke toetsen met gesloten en/of open vragen, c. praktische opdrachten, d. handelingsopdrachten. d. In het derde leerjaar worden tijdens het hele schooljaar toetsen afgenomen. Zij vormen samen voor 50% het eindcijfer van het Schoolexamen. (Dit geldt voor de leerlingen van de derde klas vmbo m.u.v. de Moderne Vreemde Talen) e. De meeste tentamens worden afgenomen in de toets/tentamenweken. f. In de week voorafgaand aan de toets/tentamenweek worden voor de in deze week ingeroosterde vakken geen voor te bereiden toetsen afgenomen. g. De afdelingsleiding stelt voor elke toets/tentamenweek een toetsrooster vast.
21.
Herkansing tentamens schoolexamen leerjaar vier. Elke kandidaat kan maximaal één schriftelijke tentamen uit elke tentamenweek van het vierde leerjaar herkansen. Het hoogste cijfer telt.
22.
Bevorderingsnormen 3 vmbo Zie de bijlage bij de schoolgids .
23.
Reglement praktische opdrachten Bij alle vakken en programma’s komen kleine praktische opdrachten voor, waarbij zowel het proces als het product worden beoordeeld. Beoordeling vindt plaats aan de hand van vooraf aan de kandidaat bekend gemaakte criteria. De kandidaat kan de praktische opdracht de vorm geven van een product of werkstuk of een presentatie. Elke kandidaat dient daarnaast ten minste twee grote praktische opdrachten van ten minste 10 uur te hebben uitgevoerd.
24.
Reglement handelingsdeel In het handelingsdeel gaat het om opdrachten waarvan per kandidaat door de examinator moet worden vastgesteld of deze naar behoren zijn uitgevoerd. De uitvoering van een opdracht die tot het handelingsdeel behoort, blijkt uit een notitie van de kandidaat waarin aandacht besteed is aan de ervaring met de opdracht. Deze notitie maakt deel uit van het handelingsdeel. Per kandidaat bestaat het handelingsdeel uit verschillende vakspecifieke delen en uit een vakoverstijgend deel. Het vakoverstijgende deel per kandidaat bevat ten minste een opdracht in het kader van oriëntatie op leren en werken.
Uitsluitend de beoordeling “naar behoren” of “goed” geeft de kandidaat het recht deel te nemen aan het centraal examen.
Reglement sectorwerkstuk
25.
a. Elke kandidaat van de theoretische leerweg dient een sectorwerkstuk te maken. In het sectorwerkstuk gaat het over een vakoverstijgend onderwerp dat past binnen de sector. De kandidaat dient aan het sectorwerkstuk ten minste 20 klokuren te besteden. b. Het sectorwerkstuk wordt voorbereid en afgemaakt in de laatste periode van het 3e leerjaar. c. De kandidaten maken het sectorwerkstuk op school in en buiten de klas. d. De begeleiding van de kandidaten wordt verzorgd door twee docenten. e. De kandidaat kiest het onderwerp van het sectorwerkstuk uit de door de school aangeboden lijst met onderwerpen. Alleen in overleg met de begeleidende docenten kan van deze lijst worden afgeweken. f. De goedkeuring voor de keuze van het onderwerp van het sectorwerkstuk vindt plaats door twee docenten uit van te voren aangewezen secties die in relatie staan tot de sector. g. Het sectorwerkstuk wordt beoordeeld door de begeleidende docenten. h. De kandidaten worden individueel bij een groepswerkstuk beoordeeld. i.
Er wordt een beoordelingsmodel gehanteerd dat ook wordt toegepast bij de beoordeling van de grote praktische opdrachten .
j.
Bij de beoordeling van het sectorwerkstuk worden de volgende aspecten meegewogen: - inhoud en proces - presentatie - onderzoeksvaardigheden - begeleiding - samenwerking - tijdplanning
k. De volgende onderdelen worden bij het beoordelen van de onderzoeksvaardigheden meegenomen: - onderzoeksvraag - onderzoeksplan - informatie verzamelen - concluderen - reflecteren l.
Indien de tijdplanning bij het maken van het sectorwerkstuk wordt overschreden, heeft dit consequenties voor de beoordeling met als uiterste gevolg dat er een nieuw werkstuk gemaakt moet worden.
m. Uitsluitend de beoordeling “voldoende” of “goed” geeft de kandidaat het recht deel te nemen aan het centraal examen. n. In het kader van het sectorwerkstuk verzamelt de kandidaat schriftelijke documentatie. 26.
Herexamen schoolexamen Voor de vakken maatschappijleer 1, kunstvakken 1/culturele en kunstzinnige vorming (ckv) en lichamelijke opvoeding bestaat het eindexamen uitsluitend uit een
schoolexamen. Maatschappijleer 1 wordt afgesloten met een cijfer, dat meetelt voor de zak/slaagregeling. Voor kunstvakken 1/ckv, lichamelijke opvoeding en het sectorwerkstuk kan de kandidaat alleen met de beoordeling “voldoende” of “goed” slagen voor het v.m.b.o.-examen. Alleen met de beoordeling “naar behoren” of hoger voor het handelingsdeel kan de kandidaat slagen voor het v.m.b.o.-examen. Kandidaten die voor maatschappijleer 1 als eindcijfer voor het schoolexamen een 5 of lager scoren wordt de gelegenheid geboden voor de start van het Centraal Examen een herexamen af te leggen. Kandidaten die voor kv1/ckv - lo - sectorwerkstuk - handelingsdeel niet de vereiste beoordeling hebben behaald wordt gedurende het 4e leerjaar de gelegenheid geboden onderdelen te herkansen. 27.
Examendossier Het schoolexamen heeft de vorm van een examendossier. Het examendossier bevat: - een overzicht van de afgelegde toetsen en uitgevoerde opdrachten, - een overzicht van de behaalde resultaten en vorderingen, - informatie over het handelingsdeel. Het examendossier wordt gespreid over het 3e en 4e leerjaar opgebouwd. Het examendossier omvat ook de afsluiting van de verplichte extra vakken van het derde leerjaar waarin geen eindexamen wordt afgelegd. IV.
28.
Centraal Examen
Het Centraal Examen wordt afgenomen conform de artikelen 36 t/m 45 van het Eindexamenbesluit v.w.o. - h.a.v.o. - m.a.v.o. - v.b.o.
29.
Aanvulling op de regels omtrent het Centraal Examen (artikel 40 van het Eindexamenbesluit v.w.o. - h.a.v.o. - m.a.v.o. - v.b.o.) : De kandidaten maken het werk onder toezicht van de rector of zijn vervanger en leraren, met dien verstande dat de rector ervoor zorg draagt, dat steeds per 25 kandidaten ten minste één toezichthouder aanwezig is en in elk lokaal waar het werk wordt gemaakt ten minste twee van hen aanwezig zijn. Toezichthouders en kandidaten dienen van het volgende op de hoogte te zijn: a. Na het openen van de pakketten met opgaven is het verboden enige mededeling of inlichting over het werk aan de kandidaten te verstrekken; b. Slechts die hulpmiddelen kunnen worden gebruikt die door de Minister van Onderwijs voor het betreffende vak zijn toegestaan. Naast specifiek voor bepaalde vakken vastgestelde hulpmiddelen is een basispakket hulpmiddelen vastgesteld. Dit basispakket mag bij alle vakken tijdens het Centraal Examen gebruikt worden. Het basispakket bestaat uit: een verklarend woordenboek Nederlands, schrijfmaterialen inclusief millimeterpapier; tekenpotlood; blauw en rood kleurpotlood; liniaal met millimeterverdeling; passer; geometrische driehoek; vlakgum; elektronisch rekenapparaat. Bij wiskunde is in plaats van een geometrische driehoek ook een windroos toegestaan. Bij nask 1 en nask 2 mag gebruik worden gemaakt van door de CEVO vastgesteld informatiemateriaal. Tijdens het Centraal Examen mag bij de moderne vreemde talen gebruik worden gemaakt van een eendelig woordenboek.
De kandidaten dienen zelf voor rekenmachines te zorgen. Rekenmachines kunnen niet tijdens de examenzitting van andere kandidaten worden geleend. De kandidaten dienen er voor te zorgen dat deze rekenmachines voldoen aan de voorwaarden die de Minister van Onderwijs daarvoor heeft opgesteld. Tassen, jassen, étuis, mobiele telefoons, geluidsapparatuur, etenswaren, drinken e.d. mogen niet in de examenzaal worden meegenomen. Bij overtreding geldt artikel 4a. c. Tot een nader door de Minister van Onderwijs te bepalen datum mogen voor het einde van de zitting geen opgaven, examenwerk in klad noch aantekeningen buiten de examenzaal worden gebracht. d. Een kandidaat die tijdens het werk onwel wordt, kan onder begeleiding het examenlokaal verlaten. In overleg met de kandidaat beoordeelt de rector of zijn vervanger of de kandidaat na enige tijd het werk kan hervatten. 1. Indien de kandidaat het werk na enige tijd hervat, kan de gemiste tijd aan het einde van de zitting worden ingehaald. 2. Indien de kandidaat het werk niet kan hervatten, verzoekt de rector, zo mogelijk mede op grond van een medische verklaring, aan de inspecteur te beslissen, dat het voor een deel gemaakte werk ongeldig is. De kandidaat mag, indien de inspecteur het werk ongeldig verklaart, in het tweede tijdvak opnieuw aan de desbetreffende zitting deelnemen. e. Deelname aan een zitting betekent voor de kandidaten dat het eenmaal gemaakte werk zijn geldigheid behoudt. Zeer bijzondere omstandigheden (b.v. ernstige ziekte of overlijden in de familie) en ook eigen ziekteverschijnselen worden van te voren aan de rector of zijn vervanger gemeld. Indien blijkt dat de kandidaat niet in staat is aan de zitting van het Centraal Examen deel te nemen wordt de kandidaat verwezen naar een volgend tijdvak. f. Nadat alle kandidaten hun plaats hebben ingenomen, controleert een daartoe aangewezen toezichthouder aan de hand van de op de pakketten vermelde gegevens omtrent schooltype, vak, datum en tijdstip of de pakketten de juiste is. Deze en eventueel andere op de pakketten vermelde gegevens worden daarna aan de kandidaten voorgelezen. Eerst als alle gegevens in orde zijn bevonden, wordt de pakketten geopend. Het verdient aanbeveling voor het openen de pakketten aan de kandidaten te tonen en één van hen de tekst te laten (mee)lezen. g. Een toezichthouder controleert of de inhoud van de pakketten overeenstemt met de gegevens op de pakketten. Het komt voor dat in dezelfde pakketten één of meer bij de opgaven horende bijlagen zijn verpakt. h. Bij het uitdelen van de opgaven dient nauwkeurig te worden toegezien dat geen andere opgaven dan de bedoelde in handen van de kandidaten komen; bij v.m.b.o.kandidaten lette men op de juiste leerwegaanduiding. i. De toezichthouders mogen aan de kandidaten geen enkele mededeling doen, ook niet bij de constatering van een al of niet vermeende fout. j. Zij die bij het examen toezicht hebben gehouden, maken over het verloop een proces-verbaal op: 1. Op het proces-verbaal worden de namen van alle kandidaten vermeld die voor het betreffende vak in het examenlokaal aanwezig moeten zijn. Per leerweg wordt een apart proces-verbaal gemaakt. Afwezige kandidaten worden apart vermeld. 2. Indien gebruik wordt gemaakt van het bepaalde in artikel 37 van dit reglement, wordt dit op het proces-verbaal aangetekend.
3. Elke toezichthouder dient het proces-verbaal te ondertekenen. 4. Op het proces-verbaal wordt van elke kandidaat het tijdstip vermeld, waarop hij het lokaal verlaat, en ook het tijdstip waarop kandidaten die te laat zijn gekomen, zijn begonnen. 5. De processen-verbaal worden tenminste zes maanden bewaard. k. Indien een kandidaat door enigerlei omstandigheid niet bij een zitting in het examenlokaal aanwezig kan zijn, maar wel in staat is aan het examen deel te nemen, kunnen uitsluitend via de inspecteur opgaven ter beschikking worden gesteld. l. De kandidaat levert zijn werk in bij een toezichthouder. Deze controleert het werk op naam en nummer, waarna hij de kandidaat toestaat het examenlokaal te verlaten. De toezichthouders gaan tevens na of de kandidaten niet iets vergeten in te leveren. Na het verlaten van het examenlokaal mag de kandidaat onder geen beding worden toegestaan opnieuw aan het desbetreffende examen te werken. m. Kandidaten dienen uiterlijk 15 minuten voor de aanvang van de zitting in het examenlokaal aanwezig te zijn. Een kandidaat die te laat komt, moet uiterlijk tot een half uur na het begin van de zitting tot het examenlokaal worden toegelaten. Hij levert zijn werk in op hetzelfde tijdstip dat voor de andere kandidaten telt. n. Kandidaten die meer dan een half uur na het begin van de zitting aankomen, mogen niet meer deelnemen aan die zitting. Bij een geldige reden, ter beoordeling van de rector, kunnen zij voor dit vak verwezen worden naar het tweede tijdvak. Op de overige zittingen van het eerste tijdvak dienen zij wel te verschijnen. o. Het is de kandidaten niet toegestaan binnen een uur na aanvang van de zitting van het examen het examenlokaal te verlaten. p. Een kwartier voor het einde van de zitting wordt dit tijdstip door een daartoe aangewezen toezichthouder aangegeven. Tijdens dit laatste kwartier mag geen kandidaat meer het examenlokaal verlaten, tenzij de secretaris van het eindexamen anders beslist. Aan het einde van de zitting halen de toezichthouders het werk op en één van hen controleert of alle kandidaten hun werk hebben ingeleverd. q. Het werk wordt gemaakt op papier, gewaarmerkt en verstrekt door of vanwege de rector, tenzij door de commissie belast met de vaststelling van de opgaven ander papier is verstrekt. r. Kladpapier wordt gewaarmerkt en verstrekt door of vanwege de rector. s. Gedurende het examen is het de kandidaat niet geoorloofd zich zonder toestemming van degenen die toezicht houden, uit het examenlokaal te verwijderen. t. Het examenwerk dient geschreven te worden met blauwe of zwarte inkt of ballpoint. Het gebruik van correctievloeistof is niet toegestaan, evenals het gebruik van potlood. De kandidaat zorgt zelf voor het benodigde schrijfgereedschap (tevens reservepen c.q. ballpoint).
30.
Verhindering Centraal Examen a. Indien een kandidaat om een geldige reden ter beoordeling van de rector is verhinderd bij één of meer toetsen in het eerste tijdvak tegenwoordig te zijn, wordt hem in het tweede tijdvak de gelegenheid gegeven het centraal examen op ten hoogste twee toetsen te voltooien. Indien artikel 37, vierde lid van het Eindexamenbesluit v.w.o. - h.a.v.o. - m.a.v.o. v.b.o. (Onze minister kan vakken aanwijzen waarin wegens het zeer geringe aantal
kandidaten, het eindexamen in het tweede tijdvak eveneens wordt afgenomen door de staatsexamencommissie), toepassing vindt, wordt gelegenheid gegeven het centraal examen op meer dan twee toetsen te voltooien, afhankelijk van de feitelijke mogelijkheden. b. Indien een kandidaat in het tweede tijdvak evenzeer verhinderd is, of wanneer hij het centraal examen in het tweede tijdvak niet kan voltooien, wordt hij in de gelegenheid gesteld in het derde tijdvak ten overstaan van de staatsexamencommissie zijn eindexamen te voltooien. c. De kandidaat meldt zich zo spoedig mogelijk door tussenkomst van de rector aan bij de voorzitter van de desbetreffende staatsexamencommissie. In dat geval deelt de rector aan de commissie mede, wanneer zich dat voordoet, dat ten behoeve van de kandidaat toepassing is gegeven aan artikel 37 van dit reglement, eerste, tweede dan wel derde lid, en waaruit deze toepassing bestaat. d. Na afloop van het derde tijdvak deelt de staatsexamencommissie het resultaat mede aan de rector.
V.
Uitslag, herkansing en diplomering
31.
Eindcijfer eindexamen a. Het eindcijfer voor alle vakken van het eindexamen wordt uitgedrukt in een geheel cijfer uit de reeks 1 tot en met 10. b. De rector bepaalt het eindcijfer op het rekenkundig gemiddelde van het cijfer voor het schoolexamen en het cijfer voor het centraal examen. c. Indien in een vak alleen een schoolexamen is gehouden, is het cijfer voor het schoolexamen tevens het eindcijfer.
32.
Vaststelling uitslag a. De rector en de secretaris van het eindexamen stellen in een geval van een eindexamen de uitslag vast met inachtneming van het bepaalde in artikel 33. b. De uitslag luidt “geslaagd voor het eindexamen” of “afgewezen voor het eindexamen”. c. Indien dat nodig is om de kandidaat te laten slagen, betrekken de rector en de secretaris van het eindexamen één of meer eindcijfers van de vakken niet bij de bepaling van de definitieve uitslag. De overgebleven vakken dienen een eindexamen te vormen.
33.
Uitslag a. De kandidaat die het eindexamen v.m.b.o. heeft afgelegd, is geslaagd indien hij: 1. voor ten hoogste één van zijn examenvakken het eindcijfer 5 heeft behaald en voor de overige examenvakken een 6 of hoger, of 2. voor ten hoogste één van zijn examenvakken het eindcijfer 4 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken een 6 of hoger, waarvan ten minste één 7 of hoger, of 3. voor twee van zijn examenvakken het eindcijfer 5 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken een 6 of hoger, waarvan ten minste één 7 of hoger met dien verstande dat het eindcijfer van het afdelingsvak of intrasectorale programma in de basisberoepsgerichte en de kaderberoepsgerichte leerweg wordt meegerekend als twee eindcijfers. 4. voor alle leerlingen geldt dat het gemiddelde cijfer van de vakken van het Centraal Examen (CE) ten minste 5,5 moet zijn. 5. het cijfer van de rekentoets zal pas vanaf het examenjaar 2015 – 2016 onderdeel gaan uitmaken van de kernvakregel van de slaag- zakregeling. Vanaf dat moment mogen vmbo-leerlingen 1 vijf hebben voor Nederlands of de rekentoets, waarbij het andere cijfer tenminste een zes moet zijn b. In aanvulling op het eerste lid geldt tevens dat voor de vakken lichamelijke opvoeding en het kunstvak uit het gemeenschappelijk deel en in de theoretische leerweg voor het sectorwerkstuk de kwalificatie “voldoende” of “goed” is behaald. c. Zodra de eindcijfers en indien mogelijk de uitslag is vastgesteld, maakt de rector deze aan iedere kandidaat bekend, onder mededeling van het van het in artikel 34 bepaalde. De uitslag is de definitieve uitslag indien artikel 34, eerste lid , geen toepassing vindt.
34.
Herkansing centraal examen
a. De kandidaat heeft voor één vak waarin hij reeds examen heeft afgelegd, nadat ingevolge artikel 33, derde lid, de eindcijfers zijn bekendgemaakt, het recht om in het tweede tijdvak of, indien artikel 30 , eerste lid, van toepassing is, in het derde tijdvak, opnieuw deel te nemen aan het centraal examen. b. De kandidaat stelt de rector voor een door deze laatste te bepalen dag en tijdstip schriftelijk in kennis van gebruikmaking van het in het eerste lid bedoelde recht. c. Het hoogste van de cijfers behaald bij de herkansing en bij het eerder afgelegde centraal examen geldt als definitief cijfer voor het centraal examen. d. Na afloop van de herkansing wordt de uitslag definitief vastgesteld met overeenkomstige toepassing van artikel 32 en wordt deze aan de kandidaat bekendgemaakt. e. Behalve het onder a. genoemde kan een kandidaat tevens in de gelegenheid worden gesteld het cspe of cie geheel of gedeeltelijk te herkansen. Deze herkansing dient plaats te vinden voor aanvang van de schriftelijke herkansing. f. Het eerste tot en met vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op de vakken waarin in een examenjaar deeleindexamen is afgelegd. De kandidaat die in een examenjaar zowel eindexamen als een of meer deelexamens aflegt, oefent het in het eerste lid bedoelde recht per examenjaar ten hoogste eenmaal uit. 35.
Diploma en cijferlijst a. De rector reikt op grond van de definitieve uitslag aan elke kandidaat die eindexamen heeft afgelegd, een cijferlijst uit waarop voor zover van toepassing zijn vermeld: 1. de cijfers voor het schoolexamen en de cijfers voor het centraal examen, 2. het thema van het sectorwerkstuk, alsmede de beoordeling van het sectorwerkstuk. 3. de beoordeling van het kunstvak en het vak lichamelijke opvoeding 4. de eindcijfers voor de examenvakken, alsmede 5. de uitslag van het eindexamen. b. De rector reikt op grond van de definitieve uitslag aan elke voor het eindexamen geslaagde kandidaat, daaronder mede begrepen de kandidaat die zijn eindexamen met gunstig gevolg heeft voltooid ten overstaan van de staatsexamencommissie, een diploma uit waarop de leerweg of leerwegen zijn vermeld die bij de uitslag zijn betrokken. c. Indien een kandidaat in meer vakken examen heeft afgelegd dan in de vakken die ten minste samen een eindexamen vormen, worden de vakken die niet bij de bepaling van de uitslag zijn betrokken, op de cijferlijst vermeld, tenzij de kandidaat daartegen bedenkingen heeft geuit. d. Onze Minister stelt het model van de cijferlijst vast. e. De rector en de secretaris van het eindexamen tekenen de diploma’s en de cijferlijsten.
36.
Certificaat en cijferlijst a. De rector reikt aan de definitief voor het eindexamen v.m.b.o. afgewezen kandidaat die de school verlaat en die voor een of meer vakken van dat eindexamen een eindcijfer 6 of meer heeft behaald, een certificaat uit, waarop zijn vermeld, voor zover van toepassing:
1. het vak of de vakken waarvoor de kandidaat een eindcijfer 6 of meer heeft behaald, en 2. het thema van het sectorwerkstuk, voor zover beoordeeld met “goed” of “voldoende”. b. onze Minister stelt het model van het certificaat en de cijferlijst vast. VI.
Overige bepalingen
37.
Afwijking wijze van examineren a. De rector kan toestaan dat een gehandicapte kandidaat het examen geheel of gedeeltelijk aflegt op een wijze die is aangepast aan de mogelijkheden van die kandidaat. In dat geval bepaalt de rector de wijze waarop het examen zal worden afgelegd. Hij doet hiervan zo spoedig mogelijk mededeling aan de inspectie. b. Tenzij sprake is van een objectief waarneembare lichamelijke handicap geldt ten aanzien van examineren dat: 1. er een deskundigenverklaring is die door een terzake deskundige psycholoog of orthopedagoog is opgesteld, 2. de aanpassing voor zover betrekking hebbend op het centraal examen in ieder geval kan bestaan uit een verlenging van de duur van de desbetreffende toets van het centraal examen met ten hoogste 30 minuten, en 3. een andere aanpassing slechts kan worden toegestaan voorzover daartoe in de onder 1 genoemde deskundigenverklaring ten aanzien van betrokkene een voorstel wordt gedaan dan wel indien de aanpassing aantoonbaar aansluit bij de begeleidingsadviezen, vermeld in de deskundigenverklaring. c. Het bevoegd gezag kan in verband met onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal afwijken van de voorschriften gegeven bij of krachtens dit besluit, ten aanzien van een kandidaat die met inbegrip van het schooljaar waarin hij eindexamen aflegt, ten hoogste zes jaren onderwijs in Nederland heeft gevolgd en voor wie het Nederlands niet de moedertaal is. De in de eerste volzin bedoelde afwijking heeft betrekking op: 1. het vak Nederlandse taal; 2. enig ander vak waarbij het gebruik van de Nederlandse taal van overwegende betekenis is. d. De in het derde lid bedoelde afwijking bestaat voor zover betrekking hebbend op het centraal examen slechts uit een verlenging van de duur van de desbetreffende toets van het centraal examen met ten hoogste 30 minuten. e. Van elke afwijking op grond van het tweede lid wordt mededeling gedaan aan de inspectie.
38.
Gegevensverstrekking Zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de definitieve uitslag stuurt het bevoegd gezag aan de Informatie Beheer Groep en aan de inspectie een lijst waarop voor alle kandidaten zijn vermeld: 1. de leerweg waarop het examen betrekking heeft; 2. de vakken waarin examen is afgelegd; 3. de cijfers van het schoolexamen alsmede in voorkomend geval, de beoordeling van het sectorwerkstuk en het thema van het werkstuk; 4. de cijfers van het centraal examen;
5. de eindcijfers; 6. de uitslag van het eindexamen.
39.
Bewaren examenwerk a. Het werk van het centraal examen der kandidaten en de lijst, bedoeld in artikel 38, worden gedurende ten minste zes maanden na de vaststelling van de uitslag bewaard door de rector, ter inzage voor belanghebbenden. b. Een door de rector en de secretaris van het eindexamen ondertekend exemplaar van de lijst, bedoeld in artikel 38 wordt gedurende ten minste zes maanden na de vaststelling van de uitslag in het archief van de school bewaard. c. Een kandidaat die voor een vak ten overstaan van de staatsexamencommissie centraal examen aflegt met geheime opgaven, kan omtrent zijn werk gedurende genoemde periode van zes maanden inlichtingen inwinnen bij de voorzitter van die commissie.
40.
Afwijkende inrichting van het examen Ten behoeve van experimenten met een andere inrichting van het eindexamen kan Onze Minister toestaan dat van dit besluit wordt afgeweken.
41.
Spreiding voltooiing eindexamen a. Het bevoegd gezag kan, de inspectie gehoord hebbend, toestaan dat ten aanzien van een kandidaat die in het laatste leerjaar langdurig ziek is en ten aanzien van een kandidaat die lange tijd ten gevolge van een bijzondere van de wil van de kandidaat onafhankelijke omstandigheid niet in staat is geweest het onderwijs in alle betrokken eindexamenvakken gedurende het laatste leerjaar te volgen, het centraal examen en in voorkomend geval het schoolexamen, voor een deel van de vakken in het ene schooljaar en voor het andere deel in het daarop volgend schooljaar wordt afgelegd. In dat geval wordt het eindexamen in een vak in het eerste of in het tweede van deze schooljaren afgesloten. b. Het bevoegd gezag geeft zijn in het eerste lid bedoelde toestemming uiterlijk voor de aanvang van het eerste tijdvak van het centraal examen. In bijzondere gevallen kan het bevoegd gezag afwijken van de eerste volzin ten behoeve van een kandidaat die nog niet in alle betrokken eindexamenvakken centraal examen heeft afgelegd. c. Artikel 34, eerste tot en met vierde lid, is ten aanzien van de kandidaat van toepassing in het eerste en in het tweede schooljaar van het gespreid centraal examen, met dien verstande dat het in dat artikel bedoelde recht in het eerste schooljaar ontstaat nadat de eindcijfers van de vakken waarvoor in het eerste schooljaar het centraal examen is afgesloten voor de eerste maal zijn vastgesteld. d. Zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de eindcijfers, behaald tot en met het eerste schooljaar van het gespreid centraal examen, zendt het bevoegd gezag aan de inspectie een lijst waarop voor die kandidaat zijn vermeld de gegevens, genoemd in artikel 38, onderdelen 1 tot en met 5. e. De rector en de secretaris stellen op verzoek van de kandidaat de uitslag van het eindexamen reeds vast aan het einde van het eerste schooljaar van het gespreid centraal examen of het gespreid schoolexamen, met overeenkomstige toepassing van artikel 33.
Regeling schoolexamen vmbo 2014 - 2016 1
Een kandidaat die door ziekte of andere aantoonbare vormen van overmacht toetsen/tentamens heeft gemist, wordt in/na detentamenweek in de gelegenheid gesteld dit (deze) in te halen. Het inhaalmoment wordt aan het einde van de tentamenweek aan betrokkenen meegedeeld. Voor het inhalen van mondelinge toetsen dient de kandidaat een afspraak te maken met de secretaris van het examen en de examinator.
2
Alle leerlingen van het derde leerjaar brengen in het kader van het verplichte handelingsdeel Oriëntatie op Studie en Beroep een bezoek aan een beroepenvoorlichtingsmarkt georganiseerd op een van de vo-scholen in Alkmaar.
3
Voor verdere bepalingen m.b.t. het schoolexamen wordt verwezen naar het Eindexamenreglement hoofdstuk III, Het schoolexamen, artikel 7 t/m 27 .
4
Artikel 15 van het examenreglement behandelt het inhalen van toetsen/tentamens. In artikel 15a komt de absentie bij een toets/tentamen ter sprake. De kandidaten zijn verplicht in geval van absentie overeenkomstig de hierna in het Huishoudelijk Reglement vermelde regeling te handelen .
5
Tenslotte dienen alle 3-vmbo leerlingen er rekening mee te houden dat in een groot aantal PTA’s handelingsopdrachten voorkomen. (fictiedossiers, leesdossiers, werkstukken e.d) Deze opdrachten dienen voor aanvang van de toetsweek in juni met minimaal een voldoende beoordeling afgerond te zijn. Een leerling die niet al zijn handelingsopdrachten (voldoende) heeft afgerond, kan niet naar het 4e leerjaar worden bevorderd.
Huishoudelijk reglement schoolexamen Alle schriftelijke toetsen in het kader van het schoolexamen worden na correctie en bespreking in de klas door de examinator met een exemplaar van de opgaven en zo mogelijk de correctienormen ingeleverd bij het examensecretariaat. Absentie Het inhalen van een toets kan alleen plaatsvinden in geval van ziekte van de kandidaat of in verband met afwezigheid door aantoonbare vormen van overmacht. De kandidaat dient de secretaris van het eindexamen voor aanvang van de toets (tussen 08.00 – 08.30 uur !) telefonisch in kennis te stellen van het verzuim, tenzij de omstandigheden dit verhinderen. Het verzuim wordt, zodra de kandidaat weer op school komt, binnen drie schooldagen schriftelijk bevestigd met een duidelijke omschrijving van de redenen van de afwezigheid. Indien de telefonische afmelding voor de toets/tentamen niet heeft plaatsgevonden, wordt het cijfer één (1) genoteerd en wordt géén mogelijkheid tot inhalen of herkansen geboden. Op de dag dat een toets wordt afgenomen, dient de kandidaat alle lessen volgens het lesrooster van die dag te volgen. Bij afwezigheid in de lessen voorafgaande aan de toets dient de kandidaat zich vóór aanvang van de toets te melden bij de secretaris van het eindexamen. Gehoord hebbende de kandidaat en de secretaris van het eindexamen kan de rector besluiten de kandidaat te verwijzen naar een inhaaldatum. In voorkomende gevallen kan de rector besluiten geen mogelijkheid tot inhalen of herkansen te bieden. Het inhalen van toetsen uit de toetsweek kan uitsluitend plaatsvinden op een door de secretaris van het examen vastgesteld moment. Om onderwijskundige redenen is het niet mogelijk meer dan drie toetsen op één dag in te halen.
Eisen doorstroming van 4-TL naar 4-HAVO. Indien een leerling na het behalen van een diploma Theoretische Leerweg wil doorstromen naar 4-HAVO moet hij/zij voldoen aan de volgende eisen:
Motivatiebrief bij decaan inleveren voor 1 maart in het examenjaar.
Gemiddeld eindcijfer van de examenvakken moet 6,8 zijn met tevens wiskunde in het pakket.
Een positief advies van de docentenvergadering/examinatoren
Profielkeuze moet worden gemaakt aan de hand van de gevolgde vakken.
Afspraak maken met de decaan havo voordat keuzeformulier wordt ingeleverd.