Examen HAVO
2012 tijdvak 2 woensdag 20 juni 13.30 - 16.30 uur
economie
Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.
Dit examen bestaat uit 27 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 56 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Als bij een vraag een verklaring, uitleg of berekening gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of berekening ontbreekt. Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.
HA-1022-a-12-2-o
Opgave 1 Wie betaalt het gratis downloaden? uit een weblog (juni 2010): Popmuzikant Erwin Radjinder: “Iedereen roept dat gratis downloaden van muziek gewoon moet kunnen, maar wij proberen cd’s te verkopen om te kunnen eten. Muzikanten als ik kunnen tegenwoordig niet meer leven van de inkomsten uit auteursrechten. Intussen klagen bezoekers van concerten over de hoge entreeprijzen: tja, wat wil je met al dat meeliftgedrag van internetgebruikers!” Auteursrechten vormen voor muzikanten een belangrijke bron van inkomen. Deze rechten zijn gekoppeld aan de verkoop van cd’s en aan het aantal keren dat hun muziektitels worden gedraaid op de radio. Door het gratis downloaden van muziektitels door consumenten missen de uitvoerende muzikanten een deel van hun inkomsten uit auteursrechten. 2p
1
2p
2
Leg uit dat het gratis downloaden door consumenten van muziektitels gezien kan worden als meeliftgedrag. Leg uit dat door het gratis downloaden het aanbod van nieuwe muziektitels zou kunnen dalen. Medio 2010 kwam de Kamercommissie auteursrecht met een voorstel: “Verbied het gratis downloaden door consumenten van muziektitels, zoals dat al gebeurt in andere landen van de Europese Unie. Consumenten die het downloadverbod overtreden, kunnen door de provider afgesloten worden van toegang tot het internet.” De Consumentenbond beweert: “Gratis downloaden verhoogt de welvaart: per saldo neemt op de markt voor muziektitels het totaal van consumenten- en producentensurplus toe. Dat heeft een onderzoek aangetoond.” Zie ook bron 1. De Consumentenbond komt met een alternatief voorstel: bron 2. Een aantal consumenten reageert hierop via een weblog: bron 3.
3p
3
2p
4
2p
5
Gebruik bron 1. Laat met behulp van een berekening zien hoe de bewering van de Consumentenbond onderbouwd kan worden. Gebruik bron 2 en bron 3 bij de vragen 4 en 5. Geef de argumentatie bij de reactie van Petra12 op het voorstel van de Consumentenbond. Gaat Atilla22 uit van een prijselastische of van een prijsinelastische vraag naar zijn mp3-spelers? Verklaar het antwoord.
HA-1022-a-12-2-o
2
lees verder ►►►
bron 1
uit een onderzoeksrapport
Uit het onderzoek naar de economische effecten van het gratis downloaden komen de volgende schattingen op jaarbasis: in 2009 hebben Nederlanders 1,5 miljard muziektitels gratis gedownload. De gemiddelde betalingsbereidheid voor deze muziektitels bedraagt € 0,12 per titel; als gevolg hiervan zijn de winkelverkopen van muziektitels afgenomen, waardoor het consumentensurplus naar schatting is gedaald met 60 miljoen euro; en als gevolg is voor de muziekindustrie, de producent van de muziektitels, het producentensurplus naar schatting gedaald met 100 miljoen euro. Conclusie: gratis downloaden verhoogt de welvaart.
bron 2
alternatief voorstel van de Consumentenbond
De Consumentenbond pleit, samen met de muziekindustrie, voor een heffing van vijf euro op alle digitale apparatuur, van mp3/4-spelers tot laptops, die kan worden gebruikt om van internet muziek op te nemen en af te spelen. De opbrengst van deze heffing gaat naar de Stichting Thuiskopie. Deze stichting zorgt voor de verdeling van dit geld over de verschillende rechthebbende partijen in de muziekindustrie. Vertegenwoordigers van consumenten en producenten hebben afgesproken dat de Stichting Thuiskopie per jaar minimaal 30 miljoen euro moet ontvangen.
bron 3
HA-1022-a-12-2-o
enkele reacties op het voorstel van de Consumentenbond
Petra12 op 18 juni 2010: “En als je nooit iets gratis downloadt, maar netjes cd’s in de winkel koopt en die op je eigen apparatuur afspeelt, dan betaal je dubbel!” Atilla22 op 8 juli 2010: “Een slecht plan! Ik heb een elektronicawinkel en verkoop mp3-spelers voor veertig euro per stuk. Als ik die voorgestelde heffing volledig doorbereken in de prijs, verwacht ik dat mijn omzet inclusief heffing zal afnemen.”
3
lees verder ►►►
Opgave 2 Komt de boodschap aan? In 2010 is in Nederland de markt voor geadresseerde post volop in beweging. Vroeger werd deze postbezorging volledig verzorgd door één staatsbedrijf: PTT Post. Dit bedrijf was verplicht alle post in heel Nederland tegen vaste tarieven te bezorgen. Sinds 2000 is de Nederlandse postmarkt stapsgewijs geliberaliseerd. Vanaf 1 april 2009 is de markt volledig vrij en heeft TNT-post (voorheen PTT Post) concurrentie van een beperkt aantal nieuwe toetreders zoals Sandd en Selekt Mail. Ondanks deze liberalisering heeft de overheid bepaald dat TNT-post in 2010 nog steeds verplicht is brieven tot 50 gram, tegen één vast tarief, tot in de meest afgelegen plekken in Nederland ten minste vijf dagen per week te bezorgen. De nieuwkomers hebben minder verplichtingen; zij kunnen er voor kiezen om de brieven bijvoorbeeld twee dagen per week alleen in de grote steden te bezorgen. 1p
6
Citeer uit de bovenstaande tekst de zin waaruit blijkt dat de marktvorm monopolie is veranderd in de marktvorm oligopolie.
2p
7
Geef een argumentatie voor de overheid, in de rol als toezichthouder, om de nieuwe toetreders op de postmarkt minder verplichtingen op te leggen.
2p
8
Gebruik bron 4. Heeft het teruglopen van het aantal poststukken dat TNT-post in 2010 bezorgt een conjuncturele of een structurele oorzaak? Verklaar het antwoord uitsluitend op basis van bron 4. Fleur en David, leerlingen van het Teulingscollege in de Randstad, organiseren in 2010 de actie ‘Schoolspullen voor Ghana’. Via een brief willen ze ook oudleerlingen van de school vragen financieel bij te dragen. Voor de verzending van 1.800 brieven vergelijken ze de tarieven van de drie grootste postbedrijven. Fleur en David willen de brieven ongesorteerd aanleveren. De brieven wegen 40 gram per stuk en moeten binnen een week in heel Nederland bezorgd worden.
2p
9
Gebruik bron 5 en de bovenstaande tekst. Voor welk postbedrijf zullen Fleur en David kiezen als ze de uitgaven voor verzending zo laag mogelijk willen houden? Verklaar het antwoord en vermeld daarin de tarieven die vergeleken worden.
HA-1022-a-12-2-o
4
lees verder ►►►
Naar aanleiding van de concurrentie op de postmarkt raken Fleur en David in discussie over nut en noodzaak van flexibele contracten in plaats van vaste arbeidscontracten in relatie tot de ontwikkeling van de werkgelegenheid in Nederland. David: “De flexibele inzet van postbezorgers bij de concurrenten zal leiden tot massaontslagen bij TNT-post en per saldo zal de omvang van de werkgelegenheid in Nederland afnemen.” Fleur reageert: “Je moet verder kijken dan alleen de postmarkt. Dankzij de inzet van de flexibele contracten dalen de tarieven voor postbezorging in Nederland en daardoor zal uiteindelijk de werkgelegenheid in Nederland toenemen.”
3p
10
Gebruik bron 4. Schrijf een argumentatie bij het standpunt van David of bij het standpunt van Fleur: vermeld de naam van de leerling bij het gekozen standpunt; gebruik ongeveer 50 woorden.
bron 4
uit een krant (juni 2010)
TNT-post schrapt 11.000 banen Maandag werd bekend dat TNT-post de komende jaren afscheid neemt van duizenden postbodes in vaste dienst. Volgens het bedrijf zijn de maatregelen nodig omdat de afzet op de postmarkt terugloopt door het toenemende gebruik van nieuwe communicatietechnieken, zoals email en sms. Maar TNT-post heeft ook last van de concurrentie van nieuwkomers die tegen lagere tarieven poststukken bezorgen. Dat kunnen deze concurrenten doen omdat zij hun postbezorgers op basis van flexibele contracten (overeenkomsten van opdracht) inhuren en de vergoeding baseren op het aantal bezorgde poststukken (‘stukloon’) en soms ook op het aantal afgelegde kilometers of het aantal bezorgwijken. Bij TNT-post werken de meeste postbezorgers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en een vast jaarsalaris (‘uurloon’).
bron 5
tarieven per poststuk van de drie grootste postbedrijven in 2010
TNT-post
Selekt Mail
Sandd
tarieven vanaf 250 stuks, ongesorteerd aangeleverd
tarieven vanaf 100 tot 5.000 stuks, ongesorteerd aangeleverd
tarieven vanaf 500 tot 2.000 stuks, gesorteerd aangeleverd
0 - 20 gram 21 - 30 gram 31 - 40 gram
0 - 20 gram 21 - 50 gram 51 - 60 gram
0 - 20 gram 21 - 30 gram 31 - 40 gram
€ 0,38 € 0,45 € 0,48
€ 0,30 € 0,32 € 0,34
€ 0,22 € 0,24 € 0,26
indien ongesorteerd aangeleverd: opslag € 0,05 per poststuk Opmerkingen
Opmerkingen
Opmerkingen
landelijke dekking
dagelijkse bezorging Randstad
dagelijkse bezorging Randstad
binnen 24 uur bezorgd
overige bezorging 2 dagen per
overige bezorging 2 dagen per
week
HA-1022-a-12-2-o
week
5
lees verder ►►►
Opgave 3 Garantie op pensioen? Elke inwoner van Nederland heeft vanaf 65-jarige leeftijd recht op een AOW-uitkering. Daarnaast ontvangen werknemers die (verplicht) aangesloten zijn bij een pensioenfonds, een pensioeninkomen als ze vanaf een bepaalde leeftijd stoppen met werken. De hoogte van dit pensioeninkomen is mede afhankelijk van de betaalde premie en van het aantal jaren dat de werknemer premie heeft betaald. In 2010 maken overheid, bedrijven en gezinnen zich grote zorgen over de financiering van het Nederlandse pensioenstelsel. Pensioenfondsen kunnen door verschillende oorzaken geen garantie meer geven over de hoogte van het (toekomstig) pensioeninkomen. Het rendement dat deze pensioenfondsen behalen op hun belegd vermogen wordt steeds onzekerder, ook al beleggen zij een groot deel van het ingelegde geld in obligaties met een vaste rente. 2p
11
Maak van de onderstaande zinnen een economisch juiste tekst. De pensioenvoorziening door pensioenfondsen vindt in Nederland plaats op basis van het …(1)…. Het vermogen van een pensioenfonds is een ...(2)... en maakt onderdeel uit van de ...(3)... van het pensioenfonds. Kies uit: bij (1) kapitaaldekkingsstelsel / omslagstelsel / progressief stelsel bij (2) stroomgrootheid / voorraadgrootheid bij (3) balans / resultatenrekening Tijdens een debat wijzen economen verschillende oorzaken aan voor het probleem van de onbetaalbaarheid van de pensioenaanspraken (nominale pensioeninkomens die werknemers verwachten te ontvangen): Sluijper: “Dalende koersen van aandelen en obligaties zijn slecht voor het rendement van de beleggingen van de pensioenfondsen.” Top: “Dat kan best zijn, maar de belangrijkste oorzaak voor de onbetaalbaarheid van de huidige en toekomstige pensioenaanspraken is de vergrijzing. De pensioenleeftijd moet omhoog.”
2p
2p
12
13
Gebruik bron 6 en bron 7. Laat met een berekening zien dat Nederland in 2010 per inwoner een veel groter pensioenvermogen heeft opgebouwd dan Spanje. Stel een pensioenfonds behaalt op een belegging met een looptijd van tien jaar een nominaal rendement van 0% over het belegd vermogen. Laat met een berekening zien dat één procent inflatie per jaar in dat geval leidt tot een daling van 9,5% van de reële waarde van het pensioenvermogen.
HA-1022-a-12-2-o
6
lees verder ►►►
3p
14
Top komt met een voorstel voor de oplossing van het probleem van het dreigende vermogenstekort bij de pensioenfondsen: “De leeftijd waarop werknemers recht hebben op een pensioen moet, net als de AOW-leeftijd, verhoogd worden naar 67 jaar. Dat zit zó: ………….”. Schrijf het vervolg van dit voorstel van Top. Maak daarbij gebruik van de volgende begrippen met betrekking tot pensioenfondsen: inkomsten van pensioenfondsen; uitgaven van pensioenfondsen; garantie op voldoende pensioen in de toekomst. Gebruik ongeveer 75 woorden.
bron 6
pensioenvermogens1) van enkele landen
land Italië
4,1
Duitsland
5,2 8,1
Spanje
13,4
Portugal
25,2
Japan
44,1
Ierland
67,8
VS
73,0
Engeland
129,8
Nederland 0
20
40
60
80
100
120
140 %
noot 1 totaal vermogen pensioenfondsen in procenten van het bruto binnenlands product 2010
bron 7
enkele gegevens van Spanje en Nederland in 2010
land
bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking (in €)
bevolkingsomvang (miljoen personen)
Spanje (SP)
24.281
46,95
Nederland (NL)
36.914
16,66
HA-1022-a-12-2-o
7
lees verder ►►►
Opgave 4 Parkeren tegen elke prijs? Stedelijke gemeenten staan voor de uitdaging om verantwoord om te gaan met een groeiende vraag naar mobiliteit in een dichtbevolkt gebied. Parkeerbeleid is een onderdeel van goed mobiliteitsbeleid. Gemeente Biltsche Venen heeft naast het vernieuwde winkel- en kantorencentrum een parkeerterrein aangelegd. Voor de exploitatie van dit parkeerterrein wil de gemeente het alleenrecht geven aan het particuliere bedrijf €Park. De gemeente heeft een marktonderzoek laten uitvoeren naar de vraag naar parkeerruimte van winkelpubliek en van personeel dat gaat werken in de winkels en kantoren. Daarnaast is een schatting gemaakt van de kosten voor de exploitatie door €Park.
2p
15
2p
16
2p
17
Gebruik bron 8 bij de vragen 15, 16 en 17. Maak van de volgende zinnen juiste economische beweringen die betrekking hebben op de marktsituatie voor €Park: Om break-even te bereiken moet €Park minimaal …(1)… bezette parkeerplaatsen per uur realiseren. Bij een prijs van 100 cent per uur zal de totale winst …(2)… maximaal zijn. Bij een prijs die maximale bezetting van het parkeerterrein oplevert, zal €Park …(3)… maken. Kies uit: bij (1) 40 / 100 / 150 / 160 bij (2) niet / wel bij (3) verlies / winst €Park overweegt als prijs per uur één van de volgende alternatieven: 100, 135 of 145 cent. Welke prijs moet €Park kiezen om maximale totale omzet te halen? Verklaar de keuze met een berekening. Arceer in de uitwerkbijlage de maximale totale winst die €Park kan behalen. De bewoners van een naastgelegen woonwijk, die voorheen gratis konden parkeren op het stukje grond, zijn het niet eens met de plannen van de gemeente. “Klinkklare diefstal, parkeren gaat ons veel geld kosten”, aldus Paul Boos, woordvoerder van de bewoners. “En buiten de openingstijden van winkels en kantoren zal een deel van het parkeerterrein leeg blijven. Zonde van de schaarse ruimte en dus een vorm van welvaartsverlies.” Paul Boos doet namens alle wijkbewoners een voorstel aan €Park, zoals te lezen is in bron 9. Hij noemt zijn voorstel een vorm van prijsdiscriminatie.
2p
18
2p
19
Gebruik bron 9 en bovenstaande tekst bij de vragen 18 en 19. Leg uit dat het voorstel van Paul Boos gezien kan worden als een voorbeeld van prijsdiscriminatie. Leg uit hoe uitvoering van het voorstel van Paul Boos kan bijdragen aan beperking van het welvaartsverlies.
HA-1022-a-12-2-o
8
lees verder ►►►
bron 8
P
marktonderzoek gemeente en exploitatiekosten €Park
270
240 220 200 180
GO
160 MO 140 120 100 80 60
GTK GTK
40 MK = GVK MK
20 0
20
40
60
80 100 120 140 160 180 200 216 Q
P 1,25Q 270
P prijs in centen per uur per bezette parkeerplaats
MO 2,5Q 270
Q aantal bezette parkeerplaatsen per uur
GO gemiddelde opbrengst
MO marginale opbrengst
MK GVK = 20
MK marginale kosten GVK = gemiddelde variabele kosten GTK = gemiddelde totale kosten
De productie (Q) is het aantal bezette parkeerplaatsen per uur. De beheerskosten (onderhoud, surveillance, gemeentelijke heffingen) komen volledig voor rekening van €Park en zijn onderdeel van de constante kosten van €Park. Het parkeerterrein heeft een capaciteit van 180 parkeerplaatsen.
bron 9 a b c
HA-1022-a-12-2-o
voorstel Paul Boos aan €Park, in drie onderdelen
Stel een apart parkeertarief in voor de wijkbewoners, dat alléén geldig is buiten de openingstijden van de winkels en kantoren. Houd rekening met de relatief lage betalingsbereidheid van deze wijkbewoners. Registreer elke wijkbewoner via het kenteken van de auto en gebruik dit om de wijkbewoners toegang tot het parkeerterrein te verlenen buiten de openingstijden van winkels en kantoren.
9
lees verder ►►►
Opgave 5 De verschillen in de wereld draaien door! In de periode 1980-2010 hebben grote delen van de wereld een sterke stijging van de welvaart gekend. In sommige delen van de wereld is het inkomen per hoofd van de bevolking meer dan verdubbeld, terwijl in andere delen dit inkomen per hoofd minder is toegenomen of vrijwel gelijk is gebleven.
1p
20
2p
21
2p
2p
22
23
Deze ongelijke mondiale inkomensontwikkeling is het onderwerp van een discussie in een havo-examenklas. De leraar toont enkele staafdiagrammen (bronnen 10 en 11) en opent de discussie met een stelling: “Het nominale inkomen per hoofd is een beperkte maatstaf om de welvaart tussen landen of regio’s te vergelijken.” Geef een argument voor de stelling van de leraar. Gebruik bron 10 en bron 11. Welke regio’s uit bron 10 moeten geplaatst worden bij de letters in bron 11? Noteer het antwoord als volgt: A …, B …, C …, D …. Na bestudering van de twee diagrammen beweren leerlingen: Sergio: “De verhoudingen tussen het nominale inkomen per hoofd in de rijke landen en het nominale inkomen per hoofd in alle overige regio’s zijn tussen 1980 en 2010 ongelijker geworden.” Paulina: “Tussen 1980 en 2010 is alleen de verhouding tussen het nominale inkomen per hoofd in de rijke landen en het nominale inkomen per hoofd in Afrika ongelijker geworden.” Gebruik bron 10 en bron 11. Leg uit dat de beweringen van Sergio en Paulina beide onjuist zijn. Vervolgens spreekt de leraar over mogelijke oplossingen voor de groeiende inkomensachterstand van Afrika. Hij stelt: “Afrikaanse landen moeten hun grondstoffen niet exporteren maar zelf verwerken tot eindproducten.” Leg uit dat uitvoering van dit voorstel niet direct, maar wel op termijn de inkomensachterstand van de Afrikaanse landen kan verkleinen.
HA-1022-a-12-2-o
10
lees verder ►►►
bron 10 nominaal inkomen per hoofd in verschillende regio’s € 40.000
Legenda: 1980
35.000
2010 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0
Afrika
Oost-Azië
Zuid-Azië
LatijnsAmerika
rijke landen
bron 11 nominaal inkomen per hoofd in de rijke landen in verhouding tot het nominaal inkomen per hoofd in elk van de andere regio’s 18
Legenda: 1980
17,0
16
2010 14 12 10 9,4 8
8,5
8,5
8,5
6 4
4,3
4,3 3,4
2 0
A
getal verticale as
HA-1022-a-12-2-o
B
C
D
nominaal inkomen per hoofd rijke landen no min aal inkomen per hoofd andere regio
11
lees verder ►►►
Opgave 6 De school als (voorzichtige) onderneming Veel scholen voor voortgezet onderwijs staan voor grote investeringen in informatietechnologie (IT): elektronische leeromgevingen en centrale examens via de computer vragen om moderne IT-faciliteiten voor alle leerlingen. Voor deze investeringen is geld nodig. Een commissie die het financieel beheer van de scholen in Nederland heeft onderzocht, komt met twee conclusies als het gaat om de financiële ruimte voor investeringen. De meeste scholen voor voortgezet onderwijs hebben, in verhouding tot andere sectoren, veel eigen vermogen en vaak een positief financieel resultaat: er lijkt dus voldoende ruimte voor investeringen te zijn. Bij veel scholen lijkt er sprake te zijn van ‘leenaversie’: uit de verhouding tussen eigen vermogen en vreemd vermogen leiden we af dat scholen weinig geld lenen. Hollands College (HC) is een grote scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs. Uit het financieel jaarverslag 2010 van HC komen de balans, de resultatenrekening en enkele kerngegevens, zoals weergegeven in bron 12. 2p
24
2p
25
2p
26
Leg uit in hoeverre leenaversie gezien kan worden als een vorm van risicoaversie. Gebruik bron 12 bij de vragen 25 en 26. Leg uit hoe uit de vermogensverhouding bij HC afgeleid zou kunnen worden dat er sprake lijkt te zijn van leenaversie. Heeft HC het jaar 2010 afgesloten met een positief financieel resultaat? Verklaar het antwoord. HC is een school met een groeiend leerlingaantal, die graag wil investeren in een nieuwe elektronische leeromgeving voor alle leerlingen en docenten. De commissie adviseert elke school te kijken naar de verhouding tussen het balanstotaal, zonder de waarde van de gebouwen en terreinen, en het totaal van alle opbrengsten. Daaruit is af te leiden of er nog financiële ruimte is voor extra investeringen. Daartoe moet de zogenaamde kapitaalfactor berekend worden: zie bron 13.
3p
27
Gebruik bron 12 en bron 13. Heeft HC nog ruimte om te investeren, volgens de norm die de commissie voorstelt? bereken de kapitaalfactor; leg uit wat de uitkomst van de berekening betekent voor HC.
HA-1022-a-12-2-o
12
lees verder ►►►
bron 12 balans, resultatenrekening en kerngegevens van Hollands College activa (debet)
per 31-12-2010
passiva (credit)
schoolgebouwen en terreinen inventaris en apparaten overige vaste activa vlottende activa liquide middelen: bank en kas
2.293.545 1.188.885 489.200 285.050 61.865
eigen vermogen vreemd vermogen lang vreemd vermogen kort
3.009.145 656.100 653.300
totaal
4.318.545
totaal
4.318.545
kosten (debet)
2010
personeel huisvesting afschrijvingen leermiddelen en inventaris excursies, reizen en schoolkampen overige kosten resultaat
4.920.000 83.000 345.000 58.000
totaal
5.475.000
42.000 12.000 15.000
opbrengsten (credit)
bijdrage Rijksoverheid bijdrage Gemeente verhuur gebouwen ouderbijdragen uitleen van personeel
5.180.000 89.000 11.550 145.300 15.800
overige opbrengsten totaal
33.350 5.475.000
Kerngegevens Hollands College: aantal leerlingen 1.000 aantal personeelsleden 100 aantal gebouwen 3 NB De schoolgebouwen en terreinen zijn in eigendom van Hollands College.
bron 13 advies van de commissie (vereenvoudigd)
HA-1022-a-12-2-o
Tot nu toe beoordeelt de Onderwijsinspectie de financiële positie van de scholen op basis van klassieke bedrijfseconomische kengetallen. Wij adviseren om voortaan te kijken naar de kapitaalfactor KF. balanstotaal waarde schoolgebouwen en terreinen KF 100% totale opbrengsten Hoe hoger de kapitaalfactor, hoe ‘voorzichtiger’ de school blijkbaar is: wij concluderen dat een kapitaalfactor boven de 35% duidt op te grote financiële voorzichtigheid.
13
lees verdereinde ►►►
economie HAVO
2012-2
uitwerkbijlage Naam kandidaat _______________________________
Kandidaatnummer ______________
17 270 P
240 220 200 180 GO 160 MO 140 120 100 80 60
GTK
40 20
MK = GVK
0 20
40
60
80
100
120
140
160
180
200 216 Q
P 1,25Q 270
P prijs in centen per uur per bezette parkeerplaats
MO 2,5Q 270
Q aantal bezette parkeerplaatsen per uur
GO gemiddelde opbrengst
MO marginale opbrengst
MK GVK 20
MK marginale kosten GVK gemiddelde variabele kosten GTK gemiddelde totale kosten
VERGEET NIET DEZE UITWERKBIJLAGE IN TE LEVEREN
VW-1022-a-12-2-u
lees verdereinde ►►►
Correctievoorschrift HAVO
2012
tijdvak 2
economie
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft het College voor Examens (CvE) op grond van artikel 2 lid 2d van de Wet CvE de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens.
HA-1022-a-12-2-c
1
lees verder ►►►
4 5
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Examens van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord; 3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; HA-1022-a-12-2-c
2
lees verder ►►►
4
5
6 7
8 9
3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal punten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten. Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht. Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken.
3 Vakspecifieke regels Voor dit examen kunnen maximaal 56 scorepunten worden behaald. Voor dit examen is de volgende vakspecifieke regel vastgesteld: Voor rekenfouten worden geen scorepunten afgetrokken. Wanneer echter de kandidaat bij een berekening kennelijk verzuimd heeft door schatting controle op het antwoord uit te oefenen, wordt voor deze fouten één scorepunt afgetrokken tot een maximum van drie scorepunten voor het hele examen.
HA-1022-a-12-2-c
3
lees verder ►►►
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke.
Opgave 1 1
maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat consumenten die gratis downloaden profiteren van het aanbod van muziek dat wordt ‘gefinancierd’ door de kopers van een cd/dvd.
2
maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat het gratis downloaden leidt tot derving van inkomsten voor de muziekindustrie, hetgeen de winstperspectieven voor nieuwe muziektitels verslechtert.
3
maximumscore 3 Een voorbeeld van een juist antwoord is: • consumentensurplus (downloads) stijgt met 1.500.000.000 × € 0,12 = € 180.000.000 en daalt met € 60 miljoen (winkelverkoop) • het producentensurplus (winkelverkoop) daalt met € 100 miljoen • welvaart neemt toe omdat het totale surplus toeneemt (met € 20 miljoen)
4
maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een argumentatie waaruit blijkt dat consumenten die digitale apparatuur kopen en niet gratis muziek downloaden via deze heffing ook betalen voor de gratis downloads van anderen, terwijl ze al bijdragen aan de auteursrechten voor de muzikanten bij de aankoop van een cd in de winkel.
5
maximumscore 2 prijselastische vraag Uit de verklaring moet blijken dat de prijsverhoging van de mp3-spelers, als gevolg van de heffing, leidt tot een meer dan evenredige daling van de gevraagde hoeveelheid, omdat de totale omzet (inclusief heffing) zal afnemen (volgens de bewering van Atilla22).
HA-1022-a-12-2-c
4
1 1 1
lees verder ►►►
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 2 6
maximumscore 1 “Vanaf 1 april 2009 is de markt volledig vrij en heeft TNT-post (voorheen PTT Post) concurrentie van een beperkt aantal nieuwe toetreders zoals Sandd en Selekt Mail.”
7
maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: − Een antwoord waaruit blijkt dat nieuwe toetreders hoge startkosten hebben en daarom tijdelijk ‘bevoordeeld’ mogen worden om de kans te krijgen rendabel te worden / break-even te realiseren. − Een antwoord waaruit blijkt dat nieuwe toetreders, in tegenstelling tot TNT-post, nog geen infrastructuur hebben (kunnen opbouwen) voor dagelijkse postbezorging (inzameling, distributie en verspreiding) door heel Nederland.
8
maximumscore 2 structurele oorzaak Voorbeelden van een juiste verklaring zijn: − Een verklaring waaruit blijkt dat andere communicatiemiddelen (e-mail en sms) meer gebruikt worden, waardoor er in totaliteit minder poststukken aangeboden worden. − Een verklaring waaruit blijkt dat de komst van concurrenten er toe leidt dat TNT-post haar marktaandeel, gemeten in aantallen poststukken (afzet), ziet teruglopen.
9
maximumscore 2 Sandd Uit de verklaring moet blijken dat 40 grams brieven bezorgen, die ongesorteerd aangeleverd worden, bij Sandd € 0,26 + € 0,05 = € 0,31 kost, hetgeen lager is dan de vergelijkbare tarieven van Selekt Mail, € 0,32, en TNT-post, € 0,48.
HA-1022-a-12-2-c
5
lees verder ►►►
Vraag
10
Antwoord
Scores
maximumscore 3 − Indien gekozen voor het standpunt van David: Een voorbeeld van een juiste argumentatie is: De lagere tarieven van de nieuwkomers kunnen leiden tot verlies aan marktaandeel van TNT-post. Dat zal leiden tot een groot verlies aan vaste arbeidsplaatsen bij TNT-post, hetgeen niet volledig gecompenseerd zal worden door de toename van werkgelegenheid voor de flexibel inzetbare postbezorgers bij de andere aanbieders. − Indien gekozen voor het standpunt van Fleur: Een voorbeeld van een juiste argumentatie is: De lagere tarieven van de nieuwkomers kunnen leiden tot een algemene verlaging van de kosten van postbezorging, hetgeen voor andere sectoren een kostenbesparing oplevert, waardoor de economische groei versterkt wordt, hetgeen de vraag naar arbeid kan verhogen.
Opgave 3 11
maximumscore 2 bij (1) kapitaaldekkingsstelsel bij (2) voorraadgrootheid bij (3) balans indien (1) juist indien (2) en (3) juist
12
1 1
maximumscore 2 Voorbeelden van een juiste berekening zijn: − NL, per inwoner: 1,298 × € 36.914 = € 47.914,37 SP, per inwoner: 0,081 × € 24.281 = € 1.966,77 −
NL: totale vermogen: 1,298 × 16,66 mln × € 36.914 = € 798,25 mld € 798,25 mld = € 47.914,37 per inwoner 16,66 mln SP: totale vermogen: 0,081 × 46,95 mln × € 24.281 = € 92,34 mld € 92,34 mld per inwoner = € 1.966,77 46,95 mln
13
maximumscore 2 Een voorbeeld van een juiste berekening is: 100 = 90,5 (afgerond) 1,0110 100 − 90,5 = 9,5% daling
HA-1022-a-12-2-c
6
lees verder ►►►
Vraag
14
Antwoord
Scores
maximumscore 3 Een voorbeeld van een juist antwoord bevat de volgende elementen: (Dat zit zo:) Als de pensioenleeftijd wordt verhoogd naar 67 jaar zullen: • de inkomsten voor het pensioenfonds stijgen, want de werknemers betalen twee jaar langer premie • de uitgaven voor het pensioenfonds dalen, want het aantal jaren dat een pensioeninkomen moet worden betaald aan de ex-werknemers neemt met twee af (gegeven een gelijke levensverwachting) • en daardoor kan het pensioenfonds meer garantie geven op een voldoende pensioen, omdat er meer pensioenvermogen wordt opgebouwd voor (naar verhouding) lagere toekomstige verplichtingen
1
1
1
Opgave 4 15
maximumscore 2 bij (1) 40 bij (2) niet bij (3) verlies indien (1) juist indien (2) en (3) juist
16
1 1
maximumscore 2 135 (cent) Voorbeelden van een juist antwoord zijn: − omzet is maximaal als de marginale omzet nul is: 2,5Q = 270 → Q = 108 → P = −1,25 × 108 + 270 = 135 −
HA-1022-a-12-2-c
een berekening van de totale omzet P × Q bij de gegeven prijzen, waaruit blijkt dat de omzet het hoogst is bij 135 P Q P×Q 100 136 13.600 135 108 14.580 145 100 14.500
7
lees verder ►►►
Vraag
Antwoord
Scores
17 maximumscore 2
18
maximumscore 2 Uit het antwoord moet blijken dat in dit voorstel de buurtbewoners voor een zelfde product een andere prijs betalen, omdat ze buiten de openingstijden van winkels en kantoren tegen een lager tarief mogen parkeren dan andere gebruikers.
19
maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat uitvoering van dit voorstel betekent dat er toch wordt voorzien in (een deel van) de behoefte aan parkeerruimte door wijkbewoners zonder dat dit (volledig) ten koste gaat van de behoeftebevrediging van andere / nieuwe gebruikers van het parkeerterrein.
HA-1022-a-12-2-c
8
lees verder ►►►
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 5 20
maximumscore 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: Een antwoord waaruit blijkt dat het (nominale) inkomen per hoofd − niet gecorrigeerd is voor verschillen in gemiddeld prijspeil; − geen informatie geeft over de inkomensverhoudingen binnen de werelddelen; − geen informatie geeft over de welvaartsbijdrage van de informele economie.
21
maximumscore 2 A = Zuid-Azië B = Afrika C = Oost-Azië D = Latijns-Amerika indien drie of twee van de vier juist benoemd indien één of geen van de vier juist benoemd
22
1 0
maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord voor de bewering van Sergio: − Een antwoord waaruit blijkt dat de rijke landen ten opzichte van OostAzië / regio C een kleinere inkomensgroei hebben gekend tussen 1980 en 2010. − Een antwoord waaruit blijkt dat deze inkomensverhouding tussen de rijke landen en Zuid-Azië / regio A gelijk is gebleven. Voorbeelden van een juist antwoord voor de bewering van Paulina: − Een antwoord waaruit blijkt dat bron 11 aangeeft dat dit ook geldt voor de inkomensverhouding tussen de rijke landen en Latijns-Amerika / regio D. − Een antwoord waaruit blijkt dat uit bron 10 is af te leiden dat bij sommige andere regio’s het inkomensverschil ten opzichte van elkaar is toegenomen (bijvoorbeeld Oost-Azië ten opzichte van Zuid-Azië). Opmerking Voor elke bewering maximaal 1 scorepunt voor een juist antwoord toekennen.
HA-1022-a-12-2-c
9
lees verder ►►►
Vraag
23
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat de Afrikaanse landen dan eerst moeten investeren om de grondstoffen te kunnen verwerken (tot eindproducten), maar dat op termijn de export van deze producten meer kan opleveren dankzij de hogere toegevoegde waarde (zelfs na aftrek van de gemaakte investeringskosten).
Opgave 6 24
maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat er bij leenaversie sprake kan zijn van het willen vermijden van de mogelijkheid dat niet voldaan kan worden aan de betalingsverplichtingen die voortkomen uit de lening.
25
maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een antwoord waaruit blijkt dat het vreemd vermogen van HC relatief klein is in verhouding tot het eigen vermogen (verhouding 1 : 2,3) / als aandeel van het totale vermogen (ongeveer 30%).
26
maximumscore 2 ja Uit de verklaring moet blijken dat in de resultatenrekening 2010 de totale opbrengsten 15.000 (euro) groter zijn dan de totale kosten.
27
maximumscore 3 Een voorbeeld van een juist antwoord is: 4.318.545 − 2.293.545 • × 100% = 37% (afgerond) 5.475.000 • hetgeen betekent dat de KF van HC groter is dan 35% en er dus nog extra financiële ruimte is voor investeringen
1 2
5 Inzenden scores Verwerk de scores van alle kandidaten per school in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 22 juni naar Cito.
HA-1022-a-12-2-c
10
lees verdereinde ►►►