W E R K D O C U M E N T
ENERGIE-ONDERZOEK B I J DE R . 1 J . P
door J. N i c o l a i
(14997
r! 1 9 8 2 - 2 0 8 Cdw
augustus
PA.-
;4qj-~L=,?,
,(,
S T E R I E V A N V E R K E E R E N W A T E R S T A A T n S D I E N s T V O O R D E I J S S E L M E E R P O L D E R S
'
I
S M E D I N G H U I S
7110
-
-
L E L Y S T A D
Inhoud
1. INLEIDING
2. ENERGIE4NDERZOEK OP LANDELIJK NIVEAU 3. AANDACHTS- EN TOEPASSINGSGEBIEDEN DIE VAN BELANG ZIJN VOOR DE R.1J.P.
4. VERRICHTE EN LOPENDE STUDIES 5. INTERNE EN EXTERNE WERKGROEPEN 6. NOG AAN TE VATTEN STUDIES Bi jlagen 1. De IEA-indeling van energie-onderzoek 2. Aanbevelingen van de Raad voor het Energie-onderzoek 3. IEA-samenwerkingsprojecten 4. Overzicht demonstratieprojecten in Nederland 5. Tot nu toe bij de R.1J.P. gemaakte werkdocumenten e.d.
1. INLEIDING Het inrichten van de IJsselmeerpolders heeft 0.a. tot gevolg dat in dit gebied massa en energie op allerlei manieren worden omgezet in (andere vormen van) energie; een verschijnsel overigens, dat overal waar mensen wonen, voorkomt en daarom geen speciale aandacht behoeft. De manier van omzetting, alsmede de hoeveelheid omgezette energie. worden echter voor een belangrijk deel bepaald door de inrichting, en door de manieren van energie-omzetting die men bij die inrichting(en) mogelijk maakt. Zo bepalen het verkavelingsplan en het bouwplan voor het landelijk gebied voor een deel, welke chemische energie in welke hoeveelheid zal worden geproduceerd, en hebhen het bouwkundig plan, het structuur- en het streekplan voor stedelijke gebieden invloed op de omzetting van massa in thermische en kinetische energie. Ten einde bij de inrichting en het beheer van de IJsselmeerpolders bijdragen te leveren aan zowel een zo goed mogelijke energieproduktie als aan een efficient energiegebruik wordt bij de R.1J.P. energieonderzoek verricht. Onderzoek, dat zich richt op de aandachts- en toepassingsgebieden die voor de R.1J.P. van belang kunnen zijn. Onderzoek ook, dat zich op verschillende manieren maniEesteert: in het op de hoogte blijven van technische ontwikkelingen, in beleidsvoorbereidende studies, in evaluerende studies en in projectgerichte adviezen. Onderzoek ten slotte,,dat probeert in te spelen op elders lopend onderzoek, en dat gebruik maakt van elders verkregen resultaten. Deze notitie beoogt een kader te leveren voor het energie-onderzoek bij de R.1J.P. Zij noemt daartoe eerst de aandachtsgebieden die de Raad voor het Energie-Onderzoek in haar meerjarenplan 1981 noemt, en daarna de aandachts- en toepassingsgebieden die voor her energieonderzoek bij de R.1J.P. van belang (kunnen) zijn. Vervolgens wordt beschreven, welke activiteiten tot nu toe binnen de R.1J.P. zijn of worden ontplooid, en welke werkverbanden daarvoor bestaan. En daarna noemt zij enkele onderwerpen die bestudering vragen. 2. ENERGIE-ONDERZOEK OP LANDELIJK NIVEAU* Op landelijk niveau wordt nogal wat energie-onderzoek verricht. Hoofddoelstelling is, "door middel van energie-onderzoek, ontwikkeling en demonstratie een zo goed mogelijke bijdrage te leveren zowel aan het velligstellen van de energiehuishouding van Nederland als aan de versterking van de positie van het Nederlandse bedrijfsleven op de Nederlandse en/of buitenlandse markt". Voor her energie-onderzoek zijn de volgende criteria geformuleerd: de mogelijke bijdragen aan de nationale energievoorziening in het jaar 1985, 2000 en 2025;
-
-
-
*
De inhoud van deze paragraaf is ontleend aan het Meerjarenplan van de Raad voor het Energie-Onderzoek (R.E.O.) september 1981.
274419-8-1982/MS/WPX
- de mogelijkheden voor industrisle inovatie; - de invloed op milieu en volksgezondheid; - de mogelijkheden voor internationale samenwerking. In het energie-onderzoek worden een aantal aandachtsgebieden onderscheiden. De I.E.A. (International Energy Agency) heeft daamoor een indeling gemaakt. Die indeling is vermeld in bijlage 1. De R.E.O. zet ze, gebruikmakend van de eerder genoemde criteria, in de volgende prioriteitsvolgorde: - energiebesparing; - steenkool; - ondersteunende technologieEn (conversie en opslag); - olie en gas; - wind; - thermische reactoren; - zonne-energie; - biomassa; kweekreactor; - andere bronnen en sectoren (waterstof); - kernfusie; - aardwarmte; - energie uit de oceaan. De aanbevelingen van de R.E.O. voor het onderzoek op elk van deze aandachtsgebieden zijn vermeld in bijlage 2.
-
In ons land heeft de overheid twee adviesraden op energiegebied, de Algemene Energieraad en de Raad voor het Energie-onderzoek. De eerste adviseert over het algemene energiebeleid, de tweede over het te verrichten energie-onderzoek. De coiirdinatie van onderzoek in het kader van nationale programma's wordt verzorgd door twee projectmanagementbureaus, het Bureau Energie Onderzoek Projecten (B.E.O.P.) en het Projectbureau Energie-onderzoek T.N.O. (P.B.E.). De R.E.O. constateert een explosieve groei in het aantal instanties, werkgroepen, stichtingen en raden dat op een of andere manier coiirdinerend, adviserend of besturend op dit terrein bezig is. De R.E.O. verwachtte in 1981 dat overheid en bedrijfsleven samen in dat jaar f 900 mln zouden uitgeven aan energie-onderzoek, ontwikkeling en demonstratie. Voor 1985 wordt een uitgavenniveau verwacht tussen f 1.200 en f 1.600 mln. Op verschillende gebieden werken landen samen. De 1.E.A.-projecten waaraan Nederland deelneemt zijn in bijlage 3 genoemd. De demonstratieprojecten die in Nederland lopen, zijn genoemd in bijlage 4 .
3. AANDACHTS- EN TOEPASSINGSGEBIEDEN DIE VAN BELANG ZIJN VOOR DE R.1J.P. Energie komt voor in verschillende vormen. Voor het werkgebied van de R.1J.P. zijn van belang: - mechanische energie (de energie van een bewegend systeem). Wind, waterkracht, getijden, en golfenergie behoren hiertoe; - thermische energie (de energiestroom als gevolg van temperatuurverschillen); - elektrische energie (de energiestroom als gevolg van de beweging van elektrisch geladen deeltjes van een hoge naar een lage potentiaal); - chemische energie (de energie die is opgeslagen in moleculen en bij een chemisch proces vrijkomt);
- kinetische energie
-
(de energie aanwezig in een voorwerp ten gevolge van de beweging van dit voorwerp); massa.
De omzettingsprocessen (van energie in energie of van massa in energie) die 0.a. door de inrichting van het IJsselmeergebied zijn of (kunnen) worden beinvloed, zijn: a. van zonne-energie naar thermische energie, via 1) collector of 2) instraling; b. van zonne-energie naar chemische en/of thermische energie via 1) planten, 2) landdieren en 3 ) waterdieren; c. van windenergie naar elektrische energie via windmolens; d . van waterenergie naar elektrische energie via waterval, getijden of golven; e. van thermische energie naar thermische energie via 1) een warmtewisselaar of 2) aardwarmte; f. van biomassa naar thermische of chemische energie via 1) verbranding of vergassing van hout of stro, 2) vergisting van reststoffen; g. van massa naar mechanische of kinetische energie via motoren (wegverkeer, machines). Het rendement van elk omzettingsproces kan men veranderen, respectievelijk vergroten door: te zoeken naar thermische verbeteringen in elk proces. De activiteiten van de R.1J.P. richten zich vooral op het bijhouden van ontwikkelingen bij derden (leveranciers e.d.) twee of meer processen te combineren (warmte-kracht-koppeling, biogas met windenergie) - tijdelijke opslag van energie; dit bevordert primair de continuIteit van de energievoorziening. Daarnaast kan men de behoefte aan thermische energie (gebouwen) verkleinen of zo klein mogelijk houden door een gunstige ori8ntatie, een goede bezonning, een klein buitenoppervlak, beschutting tegen wind, isolatie, een klein raamoppervlak en een gunstige verhouding tussen het buitenoppervlak en het volume aan te houden. De behoefte aan mechanische energie (vervoer en verkeer) kan men verkleinen of zo klein mogelijk houden door korte, rechtlijnige verbindingen tussen plaats van herkomst en bestemming te maken, en door voorzieningen te maken die het gebruik van energie-arme methoden van vervoer bevorderen (busbaan). De produktie van chemische energie kan men o.a. beynvloeden met de keuze van de gewassen. Bij de inrichting van een gebied kan men nu op verschillende plan- of werkniveaus een of meer omzettingsprocessen of bezuinigingsmaatregelen beinvloeden of optimaliseren. Deze zijn: 1. het streekplan 2. het structuurplan stedelijk gebied 3. het verkavelingsplan stedelijk gebied 4. het bouwkundig plan 5. het structuur-/verkavelingsplan landelijk gebied 6. het bouwplan (incl. gewasopvolging) 7. het bosbouwplan 8. specifieke installaties voor verwerking of hergebruik van reststoffen (afval, rioolwater, materialen).
-
-
Het is nu mogelijk een overzicht te maken van de niveaus waar bepaalde omzettingen bij de inrichting of het gebruik worden bexnvloed.
Energie-omzettingen en h e t niveau waarop men e l k b i j de i n r i c h t i n g van een gebied kan bernvloeden. bron
omzettingsproces
zon zon zon zon
kollektor instraling fotosynthese fotosynthese + bioprocessen zon fotosynthese wind windmolen aarde wamtepomp * aarde aardwarmte biomassa verbranding biomassa g i s t i n g massa verbrandingsmotor
**
* **
produkt therm. them. chem. chem.
t e bernvloeden i n niveau
en. en. en. en.
t h e m . en. e l e k t r . en. t h e m . en. t h e m . en. t h e m . en. e l e k t r . en. kin. en.
394 394 1,5,6 1,596 5,6,7 2 2 ~ 3 2 5,6,7 - 8 1,2,3,5
de warmteleverende l a a g l i g t op 50-100 m d i e p t e de w a m t e l e v e r e n d e l a a g l i g t op 2 2 3 km d i e p t e
Daarnaast moet h i e r worden vermeld d a t h e t "stookgedrag", een f a c t o r d i e een v r i j g r o t e invloed h e e f t op h e t energiegebruik ( t e n behoeve van vervoer e n v e r k e e r , en van ruimteverwarming), w e l l i c h t door middel van v o o r l i c h t i n g kan worden bernvloed. Het energie-onderzoek b i j de R.1J.P. zou z i c h op e l k van deze aandachts- e n toepassingsgebieden moeten r i c h t e n . I n b e g i n s e l zou men d a a r b i j zorgvuldig moeten afwegen, i n welke volgorde a l l e r l e i s t u d i e s zouden moeten worden uitgevoerd. E n e r g e t i s c h en/of f i n a n c i e e l rendement zouden 0.a. a l s c r i t e r i u m kunnen dienen. De p r a k t i j k v e r l o o p t l e t s a n d e r s , namelijk op twee sporen. E n e r z i j d s proberen de leden van de Werkgroep Energie Onderzoek op de hoogte t e b l i j v e n van t e c h n i s c h e en maatschappelijke ontwikkelingen. Anderzijds worden a l l e r l e i s t u d i e s en verkenningen v e r r i c h t , d e e l s op verzoek van anderen, d e e l s omdat de i n i t i a t i e f n e m e r verwacht zo doende een zinvoll e b i j d r a g e t e kunnen l e v e r e n aan h e t e n e r g i e a s p e c t van de i n r i c h t i n g van h e t gebied.
4. VERRICHTE EN LOPENDE STUDIES Op h e t ogenblik z i j n de volgende onderzoeken/adviezen v e r r i c h t of i n uitvoering: 1. Verkenning van de mogelijkheden voor h e t gebruik van zonne-energie voor thermische e n e r g i e . De r e s u l t a t e n z i j n nog n i e t e x p l i c i e t toegepast. Daarnaast l e i d e n e x t e r n e p u b l i k a t i e s t o t de c o n c l u s i e d a t k o l l e k t o r e n nog onvoldoende rendabel z i j n . 2. S t u d i e over de Markerwaard a l s producent van thermische en chemische e n e r g i e .
Conclusie: een volledig ingepolderde Markerwaard levert bij blijvende landbouwku dige exploitatie van 38.800 h per jaar via het gewas 5.994 x 108 MJ, en via het stro 878 x 108 MJ aan energie. De opbrengst aan landbouwgewassen is voldoende om ruim 1,4 miljoen mensen van voedsel te voorzien, het stro kan men in een strostookinstallatie verbranden. Omzetting van de landbouwgewassen in thermische energie of in ethanol is bedrijfseconomisch niet rendabel: de (bedrijfse onomische) kostprijs van ethanol bedraagt f 20,- B f $0,- per 105 MJ, de consumptieprijs van aardgas f 16,- per 10 MJ. 3. Een studie naar de energieproduktie op griendbedrijf Y 66. Conclusie: De netto-energie-o brengst bedraagt, afhankelijk van de produktiecyclus, + 25 x 10 MJ/ha (Y 66 heeft een oppervlakte van 124 ha). De ( edri fseconomische) kostprijs bedraagt f 70,- 1 f 80,- per 10j MJ. 4. Bepaling van het drogestofgehalte en van de energetische waarde van landbouwontginningsgewassen, rietmonsters en griendhoutmonsters. Conclusie: het drogestofgehalte bedraagt voor de gewassen 88%, voor de monsters 47%, de energetische waarde van de gewassen 37-46 MJ/kg ODs, van de monsters 18 B 19 MJ/kg ODs. 5. Studie naar de mogelijkheid, de Markerwaard met windenergie droog te malen. Conclusie: voor een goede peilbeheerssng is, naast windmolens, in elk geval een conventioneel gemaal nodig. De besparing op de bemalingskosten is te gering om de investering in windmolens te rechtvaardigen. 6. Verkenning van de toepassingsmogelijkheden van een windmolen bij het museum te Ketelhaven. Conclusie: realisering is, gezien het sterk variit'rend stroomverbruik en de daardoor lange terugverdientijd, niet verantwoord. 7. Vergelijkende studie van de kenmerlcen van ruimteverwaming d.m.v. warmtepompen, c.v.-ketels en w.k.-koppeling ten behoeve van AlmereStad en Almere-Buiten. Conclusie: w.k.-koppeling toepassen. 8. Verkenning van de mogelijkheden stro (via briketten) te verbranden. Conclusie: uitvoering is mogelijk en rendabel. Voor realisering van een proef wordt een voorstel gemaakt. 9. Verkenning van de mogelijkheid de reststoffen van een rioolwaterzuiveringsinstallatie te vergisten. Conclusie: uitvoering is mogelijk. De afdeling C.W. zal de realisering (in Lelystad, Almere en Zeewolde) bevorderen. 10.Vervanging en verbetering van het gebruik van de installaties van het Smedinghuis. Is in uitvoering. 11.Studie naar de verbetering van installatie en isolatie van het museum Ketelhaven. Uitvoering installatie is in voorbereiding, van de rendabele isolatiemaatregelen eveneens. 12.Verkenning van de mogelijkheden tot verbetering van de installatie en isolatie van de gebouwen van de Werktuigkundige Dienst. 13.Studie naar het feitelijl energieverbruik van R.IJ.P.-woningen in Almere-Haven over de perigde 1977-1980. Conclusie: het gasverbruik bedraagt gem ddeld 3500 m per woning per jaar, of eveneens gemiddeld, 9 m per m woning-inhoud per jaar. Het elektriciteitsverb ik bedraagt gemiddeld 2600 kWh per woning per jaar, of 9 kwh per m5" woning-inhoud per jaar. Het eerste verbruik tendeert in de tijd naar een verlaging, het tweede naar een verhoging. TUSsen woningtypen bestaan aanwijsbare verschillen.
s
3
14.Vergelijkende studie naar he kosten van het energieverbruik in woningen met stadsverwarming in Almere-Stad en met c.v.-ketels in Almere-Haven. Conclusie: van een grote groep woningen bedragen de gemiddelde energiekosten, gerekend per jaar, bij stadsverwarming f 2.000,- (verwarming plus elektriciteit), bij c.v.-ketels f 2.100,- (idem). Grootste individuele afwijkingen van het gemiddelde van 6611woningtype van 10%-30% komen regelmatig, afwijkingen van 100%-400% van dat gemiddelde incindenteel voor. 15.Verkenning van de mogelijkheden om bij de Werktuigkundige Dienst een windmolen te plaatsen. Een werkdocument is in voorbereiding. Op korte termijn wordt daarnaast begonnen met de volgende verkenningen: 16.De toepassingsmogelijkheden van een windmolen bij de rioolwaterzuiveringsinstallaties. 17.De ruimteverwarming in Zeewolde. De mogelijke opties zijn: H.R.ketel, energie-arm bouwen, warmtepomp, aardwarmte. 5. INTERNE EN EXTERNE WERKGROEPEN is betrokken bij drie werkgroepen; een vierde wordt welDe R.1J.P. licht binnenkort gevormd. Enkele jaren geleden is binnen de R.1J.P. de Werkgroep Energie Onderzoek (W.E.O.) ingesteld. Een groep, die als haar doe1 ziet - bijdragen te leveren aan de vergroting van kennis en inzicht omtrent een efficient energiegebruik in het werkgebied van de R.1J.P. de co6rdinatie van alle energieprojecten van de R.1J.P.
-
De W.E.O. ziet als haar taak: - Het uitvoeren dan we1 doen uitvoeren van studies. - InitiSren en stimuleren van energiebesparende maatregelen en van (alternatieve) methoden van energie-opwekking bij de R.1J.P. - Bespreken van en oordelen over aankoopadviezen en investeringen waarbij het energie-aspect een rol speelt. De W.E.O. rapporteert aan de Stuurgroep Onderzoek en/of de Kernvergadering H.C.R. of H.S.O.W. Enkele jaren geleden is, ten behove van een studie de Werkgroep Energie en Stedebouw ingesteld.De werkgroep heeft later de studie stadsvewarming Almere-Buiten begeleid. Deze studie is afgerond; de werkgroep is incidenteel actief. Ten slotte is de R.1J.P. vertegenwoordigd in een departementale commissie energie-aangelegenheden. De Studieafdeling van het Ministerie "trekt" deze commissie. Het laatste jaar heeft zij, voor zover bekend, geen activiteiten ontplooid. Tenslotte dient hier te worden vermeld dat het ministerie van Economische Zaken initiatief heeft genomen voor overleg met de diensten van Verkeer en Waterstaat over energie(bespar1ngs)projecten.
5. NOG AAN TE VATTEN STUDIES Naast uitwerking, verbreding, v e r d i e p i n g en r e a l i s e r i n g van de i n p a r , 3 genoemde thema's a c h t de Werkgroep Energie Onderzoek b e s t u d e r i n g van de volgende onderwerpen gewenst; een werkplan, d a t op b a s i s van p r o f i j t , kosten e n middelen p r i o r i t e i t e n s t e l t , i s i n voorbereiding. Uitbesteden: wachten t o t mensen van andere a f d . opdracht geven. 18. evaluerend onderzoek van h e t f e i t e l i j k energiegebruik i n woningen t e Almere-Haven e n Almere-Stad; 19. de mogelijkheden van/voor e e n windmolenpark i n Flevoland; 20. m.b.t. w a t e r e n e r g i e de ontwikkelingen bijhouden; 21. een e n e r g i e b a l a n s voor de Markerwaard; 22. ontwerp en u i t v o e r i n g van een b o e r d e r i j met autonome energievoorziening; 23. vermindering van h e t energiegebruik b i j h e t grootlandbouwbedrijf; 24. vermindering van h e t energiegebruik t e n behoeve van vervoer e n verkeer; 25. financieringsmethoden voor v e r b e t e r d e i s o l a t i e van nieuwbouwwoningen; 26. s t u d i e n a a r de f e i t e l i j k e en mogelijke thermische en chemische energie-produktie van Flevoland. 27. N o t i t i e over h e t (gewenste) e n e r g i e b e l e i d van de R.1J.P.).
J. N i c o l a i 29 j u l i 1982
Bijlage I De I EA-indeling v a n energie-onderzoek y4-
I .Group I Conservation
Group I I Oil and Gas, Coal, ~ u c l e a r (non-breeder)
1.1. Industry 1.2. Residential 1.3. Transportation 1.4. Others Total Group I O i l & Gas Enhanced Oil and Gas Refining, Transportation a n d Storage o f Oil and Gas 2.3. Oil shale and T a r Sands 2.4. Others Total 2. O i l and Gas 2. 2.1. 2.2.
3. 3.1.
Coal Coal Production, Preparation - and T r a n s p o r t 3.2. Coal Combustion 3.3. Coal Conversion 3.4. Others Total 3. Coal 4. 4.1. 4.2. 4.3. 4.4.
Nuclear (non-breeder) LWR O t h e r Convertor Reactors Fuel Cycle Nuclear Supporting Technoly Total 4. Nuclear (non-breeder) Total Group I I
Group II I
5. 5.1. 5.2. 5.3.
.
Solar energy Heating and Cooling Photo Electric Thermal Electric
6. Wind 7. Ocean 8. Biomass . . 9. Geothermal Energy Total Group I II
Group I V Advanced nuclear
10. Nuclear Breeder 11. Nuclear Fusion Total Group I V
Group V
12.
Group V I Support~ng technologies
13.1. 13.2. 13.3. 13.4. 13.5. Total
O t h e r Sources and New Vectors Electric Power Conversion Electricity Transmission and D i s t r i b u t i o n E n e r g y Storage E n e r g y System Analysis Others Group V I
DEFINITIONS OF TECHNOLOGY AREAS
Group
Technology Areas
Typical examples o f content
I
1.1. I n d u s t r y
R, D & D related to: reduction o f energy consumption in 1.I. I n d u s t r y i n d u s t r i a l processes i n c l u d i n g combustion,. development o f new techniques, new processes and new equipment in metallurgical, petro-chemical, chemical, glas, paper and pulp, textile, food i n d u s t r i e s
1.2. Residential and Commercial
corresponding EE& sector o r subsectqr
-
R, D & D related to: space heating and cooling, v e n t i lation a n d l i g h t i n g control systems;
-
-
1.2. Residential and commercial
low e n e r g y housings design and p e r formance;
- new insulating and b u i l d i n g materials, thermal performance o f buildings;
1.3.
Transportation
domestic appliances.
R, D & D related to: analysis a n d optimization of energy consumption in t h e transportation sector, p u b l i c transportation systems;
-
1.3. Transportation
engine-fuel optimization; use o f alt e r n a t i v e fuel; f u e l additives;
- diesel engines,
s t i r l i n g motors, electric cars, h y b r i d cars.
1.4.
Others
R, D & D related to: waste heat utilisation (heat maps, 1.4. low-Grade total e n e r g y systems, low temperature Energy Utilisation thermo-dynamical cycles);
-
II 2.1. Oil, Gas
Enhanced oil and gas
Coal, Nuclear
2.2. Refining, T r a n s p o r t and storage of oil and gas
d i s t r i c t heating; heat pump development; i n d u s t r i a l wastes; use o f wastes and low-temperature heat in t h e a g r i c u l t u r a l sector ( d r y i n g , glasshouses).
R, D & D related to: secondary a n d t e r t i a r y recovery of oil and gas
-
R, D & D ;elated refining;,
-
1.5. O t h e r s
2.7. Oil and Gas Production (only a port i o n thereof)
to:
gasification of naphtha and feedstocks; t r a n s p o r t o f l i q u i d hydro-carbons;
2.8. Refining and Derivates (excl alternat i v e fuels)
.
G ~ o u p Technology Areas
-,.5
Typical examples o f content
-
pipeline network system evaluation; submarine pipelines (shallow and deep 2.9. T r a n s p o r t of Oil sea) ;
- transport of
-
2.3. 2.4.
Oil Shale and t a r Sands.. Others
Coal
3.1.
Coal Production, Preparation and Transport
2.11 .Storage o f Oil
storage o f l i q u i d hydro-carbons (strategic storage);
2.12.Storage o f Gas
-
submarine large scale storage units;
storage o f gaseous hydro-carbons (strategic storage); safety aspects o f LNG storage.
& D related t o : -R, OilD shale and t a r sands
R , D & D related to: development o f advanced exploration methods (geophysical, geochemical, seismic, magnetic) f o r on-shore and off-shore prospection;
-
on-shore and off-shore deep-drilling equipment and techniques; . . safety aspects o f off-shore structures; h y d r o - f r a c t u r a t i n g- techniques; alleviation o f environmental impact o f off-shore oil and gas
R, D & D related to: mining techniques (operations u n d e r g r o u n d and control o f operations, mine safety;
-
2.lO.Transport o f Gas
safety aspects o f LNG transport; pipeline network system evaluation;
submarine (large scale storage units);
3.
gaseous hydro-carbons;
-
-
corresponding EEC sector o r subsector
mechanical preparation o f coal;
- coal degasification
and desulphuri-
zation;
-
coking, blending and b r i q u e t t i n g of coal;
-
coal slurries; coal t r a n s p o r t techniques.
2.13.0thet-s 2.6.
Oil and Gas Assessment and Exploration (excl. oil and gas deposit s u r v e y and map-
ping) and 2.7. Oil and Gas Production (excl. second a r y and t e r t i a r y recovery)
2.1. Coal explorat i o n techniques (excl geological s u r v e y tech-
.
niques, deposits evaluation)
Group
Technology Areas
Typical examples o f content
corresponding EEG sector o r subsector
,.
3.2.
Coal Combustion
R, D & D related t o : fluidised bed combustion
-
3.3.
3.4.
Coal Conversion
Others
i n d u s t r i a l applications
R, D & D related t o : coal gasification, ~ n c l u d i n gu n d e r g r o u n d (in s i t u ) gasification. low B t u gasification, h i g h B t u gasification; coal liquefaction, including hydro-genation, Fischer-Tropschsynthesis.
2.5. Coal Combustion
-
2.4.
-
2.3. Coal Liquefaction
Coal Gasification
R, D & D related t o : coal, l i g n i t e and peat geological 2.1. Coal Exploras u r v e y techniques, deposit evaluation t i o n a n d Extractechniques; tion (excl. mining peat production and conversion; )
-
-
R & D o n environmental, safety and health aspects o f coal.
4.
Nuclear Fission (non-breeder)
4.1.
LWR
including safety, environmental etc. R & D specifically related t o LWR
4.2.
Other Convertor Reactors
e.g. HWR, HTR, AGR, SGHWR including See 3.2. safety, environmental etc. R & D 3.1. Proven Reactors (excl. LWR). specifically related t o t h i s item
4.3.
Fuel cycle
R, D & D related to: ore, Uranium and Thorium extraction and conversion;
-
-
4.4. Nuclear S u p p o r t i n g Technologies
-
enrichment; reprocessing;
3.1. Proven Reactors (excl. HWR, AGR, SGHWR).
3.4. Fuel Cycle 3.6. Waste Treatment and Disposal
t r a n s p o r t o f radioactive materials; nuclear p a r k s s i t i n g studies (regional) nuclear f u e l cycle centres; nuclear waste treatment, disposal and storage. R, D & D related to: General nuclear safety; General nuclear environmental p r o tection; radiation protection and decommissioning o f power plants and related nuclear fuel cycle installations;
3.5. Nuclear Safety 3.7. Radiation, Protection & Decommissioning of power plants
Group
Technology Areas
II I
5. New Energy 5.1. sources
Typical examples o f content
corresponding EEC sector o r subsector
- fissile materials control. Note: nuclear s h i p R, D 81 D i s excluded.
3.8.
Fissile material control
Solar Heating and Cooling
4.3. Solar e n e r g y
-
5.2.
Photo Electric -
5.3.
Thermal Electric ~
~
6.
Wind
4.5. Wind
7.
Ocean
4.4. Ocean
8.
Biomass
4.3. Solar E n e r g y
9.
Geothermal energy
4.2. Geothermal energy
--
IV 10. Advanced Nuclear
Nuclear Breeder
metal-cooled f a s t breeder gas-cooled f a s t breeder o t h e r breeders
3.3.
-
macinetic confinement -
4.1. Thermonuclear Fusion
-
--
11.
-
Nuclear Fusion
laser applications
V 12. Other Sources and New Vectors
O t h e r Sources e.g. and New Vectors
VI 13. Suppor-
Supporting technologies
13.1 logies
Electric Power Conversion
-
-
hydro-electric hydrogen
turbo-engines, multifuel gas5.1. turbines, conventional and combined . cycles; super-conducting generating machines; magnetohydrodynamic conversion;
- heat/electricity combined production; - electricity generators and components; - d r y cooling towers; -
4.6.
thermal pollution from power plants; a i r pollution from power plants; boiler R 81 D
Breeders
Hydrogen as an e n e r g y vector
Electricity Generation Equipment (except d i s t r i c t heating)
Group
Technology Areas 13.2
Electricity, Transmission and D i s t r i b u t i o n
-
13.3
Energy Storage
13.4. Energy System Analysis
-
--
13.5. Others
Typical examples o f content
corresponding EEC sector o r subsector
- electricity
transmission and 5 . 2 : T r a n s p o r t ofd i s t r i b u t i o n (e.g. control systems Electricity network problems, superconducting 9. T r a n s p o r t o f cables, SF insulation, AC and DC hig&. voltages c k l e s , HVDC transmission. 2.10.Transport of Gas
-
A l l forms o f energy storage
System analysis related t o energy R & D; sociological, economical and environmental impact o f energy which a r e n o t specifically related t o a technology area listed in t h e sections above
-
energy technology information dissemination;
-
studies n o t related t o a specific technology area listed above.
5.5. ElectroChemical Storage 5.6. Other Storage 6.1. Analytic Studies on Energy Systems
Bijlage 2 AANBEVELINGEN VAN DE RAAII VOOR HET ENERGIE-ONDERZOEK (BRON: MEERJARENPLAN, SEPTEMBER 1981) A. Aanbevelingen m.b.t. besparing van energie
1. CInde3zgek - Experimentele en theoretische studie naar omvang en aard van energieverbruik in de diverse sectoren, in samenwerking met het C.B.S. - Integrale systeemstudies gericht op optimale inzet van energiedragers en energiegebruikstechnieken. Deze studies moeten de basis vormen voor het vaststellen van prioriteiten bij de ontwikkeling van systeemcomponenten, bij het opzetten van demonstratieprojecten en bij het verkennen van de genoemde randvoorwaarden.
2. Ontwikkeling -----------
-
(Componenten voor) warmtepompsystemen voor diverse toepassingen. - Integratie van gebruikswensen en energetische aspecten in de gebouwde omgeving (integraal ontwerpen). - Rekenprograma's voor het bepalen van optimale combinaties van besparingsmaatregelen.
-
Toepassing van uitgezochte energiebesparende systemen en combinaties van systemen in woningen en andere gebouwen; ondersteunend onderzoek bij deze demonstraties. - Toepassing van energiebesparende maatregelen, processen en produkten in de industrie. B. Aanbevelingen m.b.t. olie en gas
- Onderzoek naar verhoging van het rendement van het gebruik van
.
aardgas Studie omtrent het toekomstig gebruik van gassen van verschillende herkomst - Het bestuderen van het produceren, reinigen en mengen van gas van verschillende herkomst, zodanig dat met minimale kosten kwalitatief en kwantitatief aan de vraag wordt voldaan.
-
.
C. Aanbevelingen m.b.t. steenkolen Algem$$!! In verband met de beperkte middelen kan Nederland slechts een relatief bescheiden bijdrage leveren aan het veel omvattende onderzoeken ontwikkelingswerk dat wereldwijd op het gebied van steenkool verricht wordt. Het is daarom noodzakelijk dat een sterke afweging en selectie plaatsvindt alvorens middelen voor onderzoek ingezet worden. Hiertoe is het van belang dat studies uitgevoerd worden waarbij naast de technisch-economische haalbaarheid ook een afweging van maatschappelijk relevante aspecten aangeven wordt (b.v. op het gebied van de algemene koleninzet met integrale milieu- en risicoaspecten en maatschappelijke acceptatie, transport en opslagketen, steenkoolreiniging, centrale brandstofbereiding, rookgaszuivering, verbranding van kolen en huisvuil door middel van wervelbedverbranding onder druk, toepassing vergassing bij de industrie, verwerkingsmogelijkheden steenkoolresiduen, etc.).
Onderzoek en ontwikkeling ........................
- Inventarisatie Nederlandse kolenvoorkomens.
-
-
-
In de toekomst kunnen zich omstandigheden voordoen waardoor het van belang is de in de Nederlandse bodem aanwezige kolenvoorraden te benutten. In dit verband wordt veel waarde gehecht aan het programma van de Rijksgeologische Dienst betreffende de exploratie naar steenkool in Nederland. Daarnaast moet aandacht besteed worden aan het verwerven van deskundigheid op het gebied van niet-conventionele winningsmethoden, 0.a. door uitbouw van het hoger onderwijs op dat gebied, zodat Nederland een betere gesprekspartner wordt en in staat is om aan internationale projecten deel te nemen. Nuttig gebruik van afvalstoffen. De verwerking van de bij verbranding, zuivering of vergassing vrijkomende residuen zal een belangrijk knelpunt kunnen worden bij de steenkoolintroductie. Daarbij zal aan hergebruik hoge prioriteit moeten worden toegekend. De marktintroductie van steenkoolresiduen zal doeltreffend georganiseerd moeten worden, waarbij technisch-wetenschappelijke begeleiding nodig is. Milieu-aspecten. De kolenketen: opslag-transport-verwerking, kan een belangrijk effect op het milieu hebben. De kolenintroductie zal op een verantwoorde wijze plaats moeten vinden door toepassing van aan het milieu aangepaste technieken. Hierbij zal aanvullend onderzoek nodig zijn op het gebied van dosis-effect-relaties, uitloging , water-, bodem- en luchtverontreiniging, veiligheidsonderzoek betreffende op- en overslag van steenkool, emissie van sporenelementen, enz. Karakterisering en bemonstering. In de komende decennia zullen grote hoeveelheden kolen geimporteerd worden van verschillende geologische oorsprong en met grote variaties in eigenschappen en kwaliteit. In dit verband zullen technieken ontwikkeld moeten worden, die representatieve monsters opleveren, geavanceerde analysetechnieken alsmede snelle, automatische analysemethoden. Er dient een dusdanige expertise opgebouwd te worden dat de gebruiksmogelijkheden en milieuconsequenties van steenkool en residuen op basis van analyseresultaten voorspeld kunnen worden.
Op het gebied van onderzoek en ontwikkeling zal een groot aantal projecten en ontwikkelingsinstallaties moeten worden opgezet, b.v. op het gebied van reiniging, "handling" en opslag van kolen, suspentie-transport, milieu-beschermende technieken bij directe verbranding, wervelbedverbranding (atmosferisch en onder druk), katalytische vergassingsprocessen en afvalverwerking. Dergelijk onderzoek kan tevens vernieuwende effecten hebben op de gebruikte technieken (b.v. regeneratieve processen). Demonstratie -----------Teneinde een snelle introductie van kolen te kunnen bewerkstelligen zal op korte termijn een aantal demonstratieprojecten moeten worden opgezet. Aangezien met de opzet van demonstratieprojecten veel geld gemoeid is, zal de selectie ervan zeer zorgvuldig moeten geschieden. Tevens zal om de slaagkans te vergroten ten behoeve van deze projecten een hoeveelheid begeleidend onderzoek dienen te worden uitgevoerd
.
Dit begeleidend onderzoek zal uit de aard der zaak een hoge prioriteit in financieringlen mankracht moeten krijgen en een nauwe samenhang met de demonstratieprojecten moeten hebben.
- Vergassing van steenkool. Op het gebied van kolenvergassing zijn (door energieleveranciers) reeds, op eigen kosten, omvangrijke activiteiten gepland of aan de gang die gebaseerd zijn op vergassingsprocessen die tenzij in Nederland hetzij in het buitenland ontwikkeld zijn. De beschikbare gelden moeten niet zo zeer voor de ontwikkeling van vergassingstechnieken zelf aangewend worden, maar we1 voor de ontwikkeling van inpassingsmogelijkheden van vergassing in de bestaande gasinfrastructuur of in de energiehuishouding van lokale industrigle comp lexen. - Atmosferische wervelbedverbranding (AFBC). Orndat toepassing van deze techniek t e c h n i s c h e e n m i l i e u - t e c h n i s c h e voordelen biedt, is verdere ontwikkeling door middel van ontwikkelings- en demonstratieprojecten voor verschillende toepassingsgebieden gewenst. Speciale aandacht vergt de beperking van de hoeveelheid residuen en de verantwoorde verwerking daarvan. Originee1 en innoverend ontwikkelingswerk zal noodzakelijk zijn opdat de Nederlandse industrie een eigen marktpositie kan veroveren. - Rookgasreiniging. Het zal in Nederland niet nodig zijn nationale onderzoek- en ontwikkelingsactiviteiten te entameren op het gebied van rookgasontzwaveling. We1 is het van belang dat buitenlandse expertise in de vorm van licentiename via de Nederlandse industrie in demonstratieprojecten wordt toegepast, waarbij het nuttig gebruik van de hierbij geproduceerde afvalstoffen een belangrijk aspect is. - Nuttig gebruik van afvalstoffen. Demonstratieprojecten op het terrein van toepassingsmogelijkheden (b.v. als toeslag voor bouwmaterialen) van de bij verbranding, zuivering of vergassing vrijkomende residuen zijn noodzakelijk teneinde de introductie van steenkool op een milieuhygiznisch aanvaardbare wijze te laten plaatsvinden. D. Conclusies en aanbevelingen m.b.t. thermische reactoren
1. De Raad acht de nadruk vanhet.onderzoek;inNederland op veiligheidsaspecten, betrouwbaarheidsaspecten en afvalberging, juist. 2. De Raad beveelt aan dat het onderzoek met betrekking tot ther-. mische reactoren vooralsnog tot het LWR-type beperkt blijft.
3. De mogelijkheden, geboden in buitenlandse samenwerkingsverbanden dienen zo volledig mogelijkte worden gebruikt.
4. Het werk aan de berging van het kernsplijtingsafval dient hoge prioriteit te hebben. De Raad beveelt aan dat het onderzoek op dit terrein, met name de verkenning van de Nederlandse zoutformaties zonder verdere vertragingen ter hand wordt genomen.
5. Ten aanzien van het proliferatieprobleem meent de Raad dat Nederland in deze een bijzondere verantwoordelijkheid heeft door de verrijkingswerkzaamheden van Urenco te Almelo. Daarom dient nagestreefd te worden dat in Nederland mede door onderzoekswerkzaamheden voldoende kennis van safeguardingstechnieken aanwezig is om een passende inbreng te hebben in de internationale discussie over de vaststelling van de internationale regels voor de splijtstofbewaking.
6. Daar de HFR een belangrijke rol speelt in het materiaal- en splijtstofonderzoek dient de beschikbaarheid daarvan voor dit onderzoek voor het komende decennium veilig gesteld te worden.
E. Conclusie m.b.t. zonne-energie 1. Nederland heeft op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en demonstratie met betrekking tot zonne-energie een achterstand ten opzichte van het buitenland. 2. In Nederland vinden geen gecocrdineerde acties plaats met betrekking tot onderzoek voor de opslag en het gebruik van warmte bij lage temperatuur uit verschillende bronnen. 3. De toepassing van zonne-energie voor warmwater-bereiding is nu technisch mogelijk en waarschijnlijk binnen enkele jaren ook economisch haalbaar. 4. Ruimteverwarmingssystemen op basis van zonne-energie kunnen gebouwd worden maar vooralsnog zijn deze niet economisch. 5. Toepassing van seizoenopslag is noodzakelijk om de zonne-bijdrage aanzienlijk te verhogen (verdubbelen). ~anbevelingenm.b.t. zonne-energie 1. Op het gebied van de laag-calorische toepassing dient het onderzoek sterk gericht te zijn op kostprijsverlaging van componenten en systemen 0.a. door verhoging van rendement b.v. door toepassing van nieuwe materialen. 2. Voorts dient de aandacht uit te gaan naar economische optimalisatie van ruimteverwarmingssystemen, b.v. geintegreerd in woningen en gebouwen. 3. Het onderzoek naar goede en goedkope methoden voor seizoenopslag dient met kracht uitgevoerd te worden, eventueel als onderdeel van een meer omvattend programma van onderzoek naar opslag van laagcalorische energie. Seizoenopslag vraagt een nSAst elkaar uitvoeren van meerdere demonstratieprojecten op eenschaal van 50 tot 100 woningen per project. De projecten dienen verschillende vormen van opslag (water, bodem) te omvatten en gedifferentieerd te worden naar bouwdichtheid, plaats en conditie van de bodem (hoge en lage grondwaterstand, grondsoort). Het na elkaar uitvoeren van de projecten moet worden voorkomen om een tijdige, snelle invoering van de meest aantrekkelijke oplossingen mogelijk te maken. 4. Op het gebied van fotovoltai'sche, fotochemische en biologische processen dient de steun en stimulering vooralsnog beperkt te blijven tot gericht fundamenteel onderzoek. Voor steun aan verdere ontwikkelingen zullen duidelijke eisen gesteld moeten worden ten aanzien van toepassingsmogelijkheden van deze processen in Nederland of daar buiten. F . Aanbevelingen m.b.t. windonderzoek
1. Er dient op korte termijn een marktverkenning voor kleine windturbines uitgevoerd te worden. 2. De ontwikkeling van industrigle activiteit dient te worden gestimuleerd. In dit kader past een aantal demonstratieprojecten van gecentraliseerde en gedecentraliseerde opwekking. 3. De positie die Nederland heeft opgebouwd op enkele terreinen van het onderzoek dient te worden vastgehouden en verbeterd door krachtige voortzetting en uitbreiding van het huidige onderzoek.
4. De in Nederland in de diverse instituten en instellingen aanwezige kennis op het gebied van windtechnologie en -toepassingen en de resultaten van het in Nederland verrichte onderzoek dienen zoveel mogelijk te worden gebundeld door het E.C.N. en vandaar weer, zo nodig na verdere bewerking, beschikbaar te worden gesteld aan alle gebruikers. 5. Nadere studie is gewenst naar de inpassing van windvermogen op GW-schaal in de (West-I~ederlandse samenleving. G. Conclusies m.b.t. energie uit oceanen
1. Gezien het te geringe potentieel dient onderzoek op dit terrein op basis van de Nederlandse energiehuishouding niet te worden gesteund door de overheid. 2. De Raad spreekt geen oordeel uit over het nut van steun, gebaseerd op belang van de industrie bij ontwikkelingen in het buitenland. H. Aanbevelingen m.b.t. biomassa
1. Het onderzoek naar de mogelijkheden van de toepassing "energy farming" voor Nederland dient niet te worden ondersteund. 2. Een cocrdinerende, eventueel beherende, organisatie ter ondersteuning van het onderzoek op het gebied van energieproduktie uit afval dient te worden aangewezen dan we1 ingesteld.
I. Aanbevelingen m.b.t. aardwarmte 1. Na afronding van de evaluatie van het aardwarmtepotentieel en nadat technische ervaring met de benutting van aardwarmte zal ' zijn opgedaan dient een mogelijke bijdrage van aardwarmte aan de Nederlandse energievoorziening te worden vastgesteld. 2. Een eerste demonstratieproject dient na positieve evaluatie met spoed te worden gerealiseerd. J. Aanbevelingen m.b.t. snelle reactoren
1. Gezien de mogelijkheden voor de Nederlandse industrie beveelt de Raad aan het onderzoek met betrekking tot de Na-gekoelde kweekreactor in de samenwerking met Duitsland en Belgie te continueren. 2. Zodra de huidige contractuele verplichtingen met het buitenland dat toelaten dient de overheidsinspanning voor het kweekreactoronderzoek verlaagd te worden. 3. De bredere toepasbaarheid van het onderzoek (voor waterreactoren en fusiereactoren) en de mogelijkheden om uit de internationale samenwerking informatie te verkrijgen dienen benut te worden. 4. Er dient op korte termijn duidelijkheid te komen ten aanzien van het beleid met betrekkingtot de voortzetting van het natrium technologieprogramma hetgeen van belang is voor de personeelsbezetting bij de onderzoekcintra en bLj de industrie.
K. Aanbevelingen m.b.t. kernfusie 1. De Nederlandse deelnameinhet Europese, op kernfusie gerichte, onderzoek te continueren. 2. Gelet op recente ontwikkelingen, in het bijzonder in de Verenigde Staten waar men omstreeks het jaar 2000 een demonstratiereactor in bedrijf wil stellen, is een herorientatie nodig van het op kernfusie gerichte onderzoek in Nederland; daarbij zal moeten worden overwogen dit onderzoek.met het betrokken personeel en budget onder te brengen bij het E.C.N.
3. Bij een eventueel'vervolgproject in Europees verband voor Nederland een op de "volgende-generatie" fusie-experimenten gericht project te ontwerpen dat moet voldoen aan de volgende voorwaarden: - het project moet een belangrijk onderdeel van en bijdrage aan het Europese kernfusie meerjarenprogramma zijn; - het project moet een belangrijke inbreng en medeverantwoordelijkheid van de Nederlandse industrie mogelijk maken; - de bouw van de installatie moet de ontwikkeling van een aantal nieuwe technolog@Cn bevorderen. 4. Het niet op fusie gerichte plasma-onderzoek en het gasontladingsonderzoek te concentreren op de universiteiten (Eindhoven en eventueel Utrecht). L. Aanbeveling m.b.t. andere bronnenlnectoren De Nederlandse overheid dient ondersteuning van werk in Nederland, wanneer dit zou worden begonnen, voorlopig over te laten aan de E.G. N. Aanbevelingen, conversie van energie
1. Voorbereidingen treffen om de studie "Voorschakelsystemen", welke medio 1982 ter beschikking komt, te beoordelen. 2. Het vaststellen van de eventuele desbetreffende Nationale Onderzoekprogramma's. ~anbevelingenenergie-opslag
1. Het in bescheiden mate'ondersteunen van de ontwikkeling van vliegwielen voor autobussen. 2. Uitvoeren van een marktverkenning voor grotere systemen. Systeemanalyse van energie Tot dit onderdeel van de 1.E.A.-indeling (zie bijlage 1) wordt gerekend alle onderzoek ten behoeve van de systeemanalyse en het onderzoek naar de invloed van het gebruik van energie op de samenleving (sociaal, economisch en milieu-hygignisch) dat niet direct onder te brengen is in de andere onderdlen van de 1.E.A.-indeling. In dit meerjarenplan heeft de Raad nog geen bevredigend overzicht kunnen samenstellen van het Nederlandse onderzoek op dit gebied. De Raad verwacht hierop in het volgende meerjarenplan verder in te kunnen gaan.
Nederlandse deelnarne aan IEA-samenwerkingsprojecten I EA-code
IEA-samenwerkingsproject
1.1.
A. A. A. A.
2.6. 2.6.1. 2.7. 2.8.
A.
2.8.a.
A. B. B.
2.8.2. 2.8.2. 2.4.
A.
2.1 . I .
A.
2.1.2.
A. A.
2.1.3. 2.2.
1.3. V e r k e e r en transport
B.
1.4. O v e r i g e
lndustrie
1.2. Woningen/diensten
Raffinage, t r a n s p o r t , opslag olie en gas
" E n e r g y cascading" Drietraps Rankine-cyclus Beton Warrntewisselaars, - o v e r dracht V e r g r o t e o p p e r v l a k t e warmteoverdracht Buisvibratie Pulp- en papierindustrie Voedselverwerkende i n d u s t r i e
+
-
-
Gebouwen ( z a k e l i j k ) energieanalyse Gebouwen ( z a k e l i j k ) energiemeting Lucht~nfiltratiecentrum E n e r g i e b e s p a r i n g in g e bouwencornplexen
+ +
2.5.
Alcoholtoevoeging b r a n d stoffen
-
A.
2.3.
A. B. B.
2.5. 2.1. 2.2.
Warmtepompen met warmteopslag (Geavanceerde) warmtepompen (Geavanceerde) warrntepompen Energieprojecten locale o v e r heid
+
Verbetering oliewinning
-
2.1. V e r b e t e r i n g e n w i n n i n g s processen olie e n gas A. 2.2.
deelname Nederland
4.
+
+
+ + +
-
--
2.3: Olie uit leisteen e n teerzand
-
2.4. O v e r i g e -
3.1. Steenkoolwinning, - voorbereiding en - transport
A.
3.4.
Mijntechnologie , " c l e a r i n g house"
A.
3.5.
A.
3.6.
A.
3.7.
Wervelbedverbranding onder druk Atmosferische w e r v e l b e d v e r branding Kolenprolyse
- -
3.2. S t e e n k o o l v e r b r a n d i n g
-
-
+
-
- v e r v o l g Tabel 5.6. IEA-code
I EA-samenwerkingsproject
3.3. Steenkoolconversie
A.
3.8.
Droge f i j n k o o l v o e d i n g
A. A. A.
3.1. 3.2. 3.3.
6.
3.1.
Technische informatiedienst Economische evaluatiedienst Wereidkolen-huipbronnen e n -reserves d a t a b a n k Beheersing NOX-emissie
I
I
I
**)
3.4. O v e r i g e
I
t
4.1.
LWR
***)
deelname Nederland
+
+
.+
i
4.2. A n d e r e c o n v e r t o r reactoren
-
ii
4.3. Splijtstofcyclus
-
4.4. Ondersteunende technologieen
A.
1.2.1.
Reactorveiligheid
+
A. A.
6 . 1 .l. 6.1.2.
+
A. A.
6.1.3. 6.1.4.
A. A.
6.1.5. 6.1.6.
A.
6.1.7.
Prestatie v a n systemen Coordinatie o & o m . b . t . componenten Testen v a n collectoren lsolatiehandleiding e n i n s t r u mentatiepakket Meteorologische informatie Prestaties v a n l u c h t l e d i g e collectorsystemen Centrale zonneverwarmingsfab r i e k e n met seizoenopslag
1 . 2 . Foto-elektrisch
A.
6.2.
Demonstraties v a n k l e i n e zonnecentralefabrieken
5.3. Thermisch-elektrisch
-
6.
A,'
9.1.
A.
9.2.
8. B.
9.1.1. 9.1.2.
Grootschalige conversiesystemen v o o r w i n d e n e r g i e 0 & o naar conversiesystemen v o o r windenergie Kielzogeffecten Buitengaatse locaties
Energie uit d e oceaan
A.
8.1.
Getijdenenergie
Energie uit biomassa
A.
7.1. 7.2. 7.1. 7.2. 7.3.
lnformatiedienst Energie uit bossen Energie uit bossen Biomassa (zaad) Biomassa (liquefactie)
1
i
1
5.1. Verwarming en koeling
I
I
-Windenergie
I 7.
8.
A.
B. B. B.
I.
+ +
+ +
+
-
+ + + +
-
v e r v o l g Tabel 5.6. I EA-samenwerkingsproject
I EA-code
deelnameNederland
- -~
9.
Aardwarmte
A.
5.1.
A. A.
5.2. 5.3.
Geothermische e n e r g i e s y s ternen d o o r de rnens gemaakt Hete d r o g e r o t s - e x p e r i m e n t e n T e s t geothermische u i t r u s t i n g
-
l n t e r a c t i e plasrnawand in TEXTOR Schade v a n s t r a l i n g aan materialen
+
10.
Uranium (kweekreactoren)
-
11.
Deuterium/tritiurn (kernversrnelting)
A.
10.1.
6.
10.1.
A.
11.
W a t e r s t o f p r o d u k t i e uit w a t e r
A.
10.2.
Supergeleidende magneten
A. A.
2.9.1. 2.9.2.
A. A. A.
12.
Andere brorinen en nieuwe v e c t o r e n
13.1. E l e c t r i c i t e i t s c o n v e r s i e -
13.2. Transmissie e n d i s t r i butie van elektriciteit 13.3. Energie-opslag
13.4. Energiesysteemanalyse 13.5. O v e r i g e
*)
-
-
+
1. 1.1.
Strategie-ontwikkeling Systeemanal yse
-
2.4.
Verbranding
-
N e d e r l a n d doet ook mee aan "kolen-oliemengsels" (+) e n
**)
afvoerstromen b i j k o l e n v e r g a s s i n g (+) ***) L O F T - p r o j e c t ("Loss o p F l u i d Test"; zie ook H o o f d s t u k 7.4.6.)
I
-
Evaluatie v a n warmte-opslag H e t "Mannheirn-meeropslagproject"
.
B r o n : M i n i s t e r i e v a n Economische Zaken.
Bij lage 4 OVERZICHT DEMONSTRATIEPROJECTEN Verklaring van de tekens: (1): meetgegevens beschikbaar; een brochure kan worden opgevraagd bij SVEN in Apeldoorn, (2): meetprograma wordt uitgevoerd; op korte termijn zijn de gegevens beschikbaar , (3): project verkeert nog in bouwfase; gegevens op korte temijn nog niet beschikbaar. Industrie
-
automatische verwerking en presentatie van de energieconsumptie en vraag per bedrijfsonderdeel, bijeengebracht in een centraal energieverdeelstation (Hoogovens, IJmuiden);(2) - nieuw type, modulerende brander in een afgassenketel (Domo, Beilen); (2) - TE-installatie in combinatie met schroefcompressor en een speciaal type blancheur (Groko, Zundert);(2) - energiebesparende klokoven voor het bakken van dakpannen (Jac. Laumans Klei, Reuver);(3) - optimalisering energiehuishouding in een baksteenfabriek met behulp van een geautomatiseerd meet- en regelsysteem (Terwindt & Arntz, 00~) ;(2) - speciale ketel, die gestookt wordt op een water-paraffinemengsel verkregen bij de deconservering van nieuwe auto's (garagebedrijf van de Ned. Lloyd-Groep);(2) - terugwinning warmte uit de verbrandingsgassen van een glasoven (Philips, Roosendaal);(3) - terugwinning warmte uit de verbrandingsgassen van een calcineeroven (Smits, Gorcum);(3) - toepassing van een energiebesparende verzadigingscondensor en een zgn. koude-accumulator in een vrieshuis (Grolleman, Olst);(3) - een nieuw ontwerp van een energiezuinige aluminium smeltoven (Hunter Douglas, Rotterdam);(2) - besparing op warmtebereiding in een zuivelfabriek door benutting van het briiden-condensaat (Vijfheerenlanden, Schoonrewoerd) ;(2) - toepassing van een heat-pipe in het rookgaskanaal van een baksteenoven (Delta Baksteen Unie, Hurwenen);(l) - installatie voor de verbranding van speciale geimpregneerde papieren zakken (Schils, Amstenrade);(2) - energiebesparend klimaatbeheersingssysteem in een kaaspakhuis (Kaasunie Van Tol, Woerden);(3) - wervelbedverbranding, Renkum Agrarische sector en tuinbouw
-
toepassing dubbelglas in een kas bij een bloemenkwekerij (Wubben, Hollandsche Rading);(Z) idem dubbelplastic folie bij een tomatenkweker (Beekenkamp, Dreischor) ;(2) idem dubbele kunststofruit bij een speciale demonstratiekas (Denar Kas, Rijswijk); (I)*
* Tussentijdse gegevens zijn verkrijgbaar bij de Nederlandse Tuinbouw Studiegroep
Bijlage 4, blad 2
- toepassing van een zgn. Totem-installatie in een tuinbouwkas (Tesselaar, Heerhugowaard);(Z) - verwarming van een tuinbouwkas met infra-roodstraling (De Bruijn, 's-Gravenzande) ;(2) - energiebesparende, speciale palletstapeling in een bloembollenkas -
(Haakman, Wervershoof);(Z) warmteterugwinning uit de koelmachine in een bollen-preparatieruimte (Gebr. Bot, Andijk) ;(2) warmteterugwinning uit een melkkoelinstallatie met verschillende warmtebenutting en technische uitvoering; twee projecten Bos, De Valom (Fr.); (I) en Meerkerk, Giessenburg; (2) warmwaterbereiding in een veehouderij met behulp van zonnecollectoren (v.d. Bos, Kootwijkerbroek);(Z) toepassing van een tijdelijk aan te brengen isolatiesysteem in een tuinbouwkas (Greenbell, Monster);(2) houtvergassinginstallatie. Oldenzaal.
Energiewinning uit organisch afval
-
-
zeven projecten met betrekking tot de produktie en benutting van biogas uit mest; deze projecten warden bij diverse veehouderijen uitgevoerd en zijn verschillend van type bedrijf en technische uitvoering. CoGrdinator is IMAG, Wageningen;(2) centrale verwerking van mestoverschotten met biogasproduktie (Mestbank Gelderland, prov. Gelderland);(3) gasproduktie uit huisvuil, die wordt benut in een waterzuiveringsinstallatie (Groningen, Garmenwolde);(Z) startgaswinning. Gelden.
Woningen en gebouwen
-
-
-
TE-installatie in combinatie met zonnecollectoren in een flatgebouw (Amstelveen);(2) toepassing van een rookgascondensor in een luchtverwarmingssysteem in een kantoorgebouw (Gem. Gasbedrijf te Gorredijk);(l) benutting zonne-energie voor warmwaterbereiding en ruimteverwarming (De Nieuwe Weerdjes , Arnhem) ;(3) toepassing van een kleine gasmotor-warmtepomp in een kantoorgebouw (gemeente Nederweert);(Z) toepassing zonneboilers in 100 eengezinswoningen (gem. Amsterdam, project Gaasperdam) ;(3) toepassing van rookgascondensors in afgaskanaal (verpleegtehuis St. Agnes, Geertruidenberg);(3)
Zwembaden
-
-
gebruik zonne-energie in een oplucht zwembad (gem. Noordwijk);(l) idem, maar dan op grote schaal (gem. Nieuwegein); (2) afdekken van een buitenbad met een isolerende laag, handbediend (gem. Wormer);(l) idem, maar met automatisch oprolsysteem (gem. Gasselte);(l) warmteterugwinning uit ventilatielucht en afvalwater (gem. . O Doetinchem) ;( 1 )
Bijlage 5 Tot nu toe bij de R.1J.P. gemaakte werkdocumenten e.d.
- BOUWMAN, J.E.G., en W. BRINKHORST. Windenergie bij de bemaling van de Markerwaard (een verkennende studie) ~erkdocument 1981-91 Abw.
-
-
-
BOXSEM, W. Werkdocument 1981-22 Abo Energieproduktie op Griendbedrijf Y 66 BOXSEM, W. Ned. Bosbouw Tijdschrift 53(9) I981 Bosbouw en energieproduktie (i.5.m. N.A. Leek n.a.v. Forestry Energy Meeting in Zweden 1980) BOXSEM, W. Werkdocument 1981-255 Abo Energieproduktie in de Markerwaard. BOXSEM, W. Werkdocument 1981-256 Abo Markerwaard, energieproducent of voedselproducent? BOXSEM, W. Werkdocument 1981-288 Abo Energie voor ontwikkelingslanden (n.a.v. lustrumconferentie T.H.-Twente). BOXSEM, W. ~erkdocumekt 1982- 42 Abo ~ner~ie~roduktie in het Markerwaardgebied. BOXSEM, W. Werkdocument 1982- 95 Abo De energetische waarde van landbouwontginningsgewassen, rietmonsters en griendhoutmonsters in de IJsselmeerpolders. BOXSEM, W. Energienumer N.B.T. Energieverbruik en energieproduktie op griendbedrijf Y 66 (verschijnt binnenkort).. HAECK, E.J.
Design and planning implications of practical solar energy for the new towns Almere and Lelystad. Lelystad, 1976 R.1J.P.-rapport; no. 1976-27 Bf.
-
HEESTERMAN, P.J.R. Windenergie en bestemmingsplannen (herziene versie).Werkdocument 1981-65 Ado. - HEESTERMAN, P.J.R. Energieverbruik R.1J.P.-woningen Almere 1977-1978. Werkdocument 1980-5 Ado. - HEESTERMAN, P.J.R. Energieverbruik R.1J.P.-woningen Almere 1977-1979. Werkdocument 1980-60 Ado. - HEESTERMAN, P.J.R. Energieverbruik R.1J.P.-woningen Almere 1977-1980. Werkdocument 1981-213 Ado. - HEESTERMAN, P.J.R. Richtgetallen bij het denken over energiebesparing. Werkdocument 1979-326 Ado. - HEESTERMAN, P.J.R. Vergelijking bewonerskosten in de praktijk stadsvemaming met gassituatie. Werkdocument 1982-49 Ado.
- MUILERMAN, W. Energie-analyse van de bedrijven NZ 27 en A 93. Werkdocument 1981110 Abw.
- MUIS, A. De warmtebehoefte van een eventueel te vestigen glastuinbouwgebied te Almere. Werkdocument 1978-338 Abw.
-
PLOEGER, M., en LANDHEER,W.F. Het effect van thermische isolatie op het gasverbruik. R.IJ.P.-~~Pport; no. 1978-4 Ado. PLOEGER, M., LIEROP, M.J.M.VAN enNES, K.R. VAN Beperking energieverbruik expositiegebouw Ketelhaven. Werkdocument 1982-125 Adc/Adb/Adk.
- SNEL, H.J. Ten behoeve van de werkhypothese; de ontwikkeling van de energiesituatie. Werkdocument no. 1979-56 Abw.
-
Stadsvewarming Almere 1977. Flevobericht. Adviseurs maakten in opdracht van de R.1J.P. twee rapporten: - WITTEVEEN en BOS, energieoverwegingen bij stedebouw 1979. - HASKONING B.V. Studie ruimteverwarming Almere-Buiten 1982.
,