elpec
elektronica pers club
VERENIGING VOOR JOURNALISTEN EN PR-FUNCTIONARISSEN
elpec info digitaal Editie september 2015 - nr. 22
De digitale versie van Elpec Info, het officiële orgaan van de Elektronica Pers Club Beurzen en seminars een keuze
Van de voorzitter De laatste pakweg twee jaar trekt het begrip Internet of Things (IoT) steeds meer de belangstelling. Wat mij opvalt is dat degenen met wie ik erover spreek, een verschillende interpretatie geven over wat dit begrip dat nu precies inhoudt. Dat is de reden om even bij dit onderwerp stil te staan. Er zelfs extra ruimte voor uit te trekken door een vervolg te plaatsen op pagina 3... Wat wordt eigenlijk verstaan onder IoT? De definitie die via internet is op te vragen, biedt geen duidelijke omschrijving. Volgens Wikipedia zou de term zijn oorsprong vinden bij de toepassing van RFID waarbij pakketten tijdens transport gevolgd kunnen worden. De huidige betekenis staat omschreven als Een voorgestelde ontwikkeling van het internet, waarbij alledaagse voorwerpen zijn verbonden met het netwerk en gegevens kunnen uitwisselen. Daar Vervolg op pag. 3
Colofon
Jaarbeurs (www.jaarbeurs.nl) Elektrotechniek 29 sep -2 okt Info security 4-5 nov RAI (www.rai.nl) Safety and security 22-24 sep Offshore windconference 12 okt Offshore energy 13-14 okt Bedrijfsautorai 20-24 okt Aquatech 3-6 nov Brabanthallen Den Bosch Energievakbeurs 6-8 okt FHI (www.fhi.nl) EMC 13 okt, Leusden Lab Event 14 okt Wageningen Design automation (E&E-event) 4 nov Gebouwautomatisering 4-5 nov Leiden IT Room infra event 17 nov Den Bosch MicroNanoconference 8-9 dec Amsterdam Mikrocentrum (www.mikrocentrum.nl) Kunststoffen 2015 23-24 sep Koningshof Technology for health 6-7 okt Den Bosch Precisiebeurs 8-9 nov Koningshof
Elpec-info digitaal is een uitgave van de ElektronicaPersclub. Deze publicatie wordt verspreid aan de leden van deze vereniging. Henk Mijnarends voert de redactie en is de auteur van de artikelen, tenzij anders vermeld. Bijdragen kunt u rechtstreeks aan hem sturen: Leeuwerikplantsoen 25, 2636 ET Schipluiden, bij voorkeur in MS Word. Als u foto’s of illustraties met een beperkte omvang gebruikt, kunt u ook e-mailen en de tekst/ figuren als attachment bijvoegen. Het e-mailadres is:
[email protected].
KIVI (www.kivi.net; vh kiviniria), TUD (www.tud.nl), TUE (www.tue.nl), UT (www.utwente.nl)
Bezoek ook onze website: www.elpec.info
Evenementenhal Gorinchem/Hardenberg/Venray (www.evenementenhal.nl)
Mesago (www.mesago.de) SPS 24-26 nov Neurenberg
Elpec Info digitaal - nr. 22 - september 2015
1
Editorial - De techniek vervult een belangrijke rol in onze economie. Mijns inziens moet de maatschappij zorgen, dat dat zo blijft. Rond 1960 vervulde de FME-industrie ca 30% van ons BNP. Hoogwaardig handwerk kreeg veel aandacht en werd ook als huisvlijt bedreven oa met het bouwen van modelbootjes en modeltreinen. Helaas is de rol van de FME-industrie gezakt naar ca 10% van het BNP. De rol van onze industrie is veranderd. Als vroeger een schip uit Indonesië terugkwam, werd de elektrische installatie grondig gerevideerd. Alle motoren werden meestal overgewikkeld en alle lagers vervangen. Er waren toen ook nog veel schepen met een DC-boordnet, dat meer onderhoud verlangde dan schepen met draaistroom-boordnet. De elektrotechnische werkgelegenheid met name in Rotterdam en Amsterdam is dan ook sterk veranderd. De grote installateurs doen nu meer aan utiliteitsbouw dan aan schepen. Als docent had ik veel te maken met GTI, nu onderdeel van Cofely. Croon (nog steeds zelfstandig), van Rietschoten en Houwens nu onderdeel van Imtech. Het faillissement van Imtech heeft de wereld van de techniek geschokt. Commissarissen hebben het niet tijdig zien aankomen en passende maatregelen kunnen nemen. Het lijkt erop, dat het merendeel van de werkgelegenheid en daarmee van het verrichte werk behouden blijft. Maar toch zouden mijns inziens we in de toekomst waakzamer moeten zijn. Een adviesorgaan bestaande uit vertegenwoordigers van EZ, AFM, Kamer van Koophandel en KIVI kunnen heel nuttig zijn en grote bedrijven adviezen geven, zodat op tijd bijgestuurd kan worden. - Opleidingen inclusief bij- en nascholing Onze technische universiteiten en hogescholen functioneren goed. Zowel de internationale rankings als wel de visitatie vallen goed uit. Onze economie draait op goed opgeleide technici cq ingenieurs. Ik zou wensen, dat elke technicus levenslang een halve dag per week besteedt aan bij- en nascholing. Op die manier houden we technici up-to-date en bij voorkeur ook breed georiënteerd. Ik zou ook wensen, dat de technische opleidingen meer aandacht besteden aan fijnmechanisch werk en vanaf de middelbare school een halve dag/week project onderwijs en voor de opleidingen daarna een dag per week. Studenten leren zo onderling samen te werken, bekijken gezamenlijk het nodige bij excursies (bijvoorbeeld de geschiedenis van de scheepswerven in Amsterdam). Voor het onderwijs na de middelbare school zou ik ze in groepjes projecten willen laten doen zoals dat in het bedrijfsleven ook gebeurt (bijv het ontwerp van een kleine warmtekracht-centrale). Overigens hebben wij in Nederland nog steeds goede beurzen met seminars, die de vakontwikkelingen goed weergeven. Bovendien organiseren KIVI, FHI en het Mikrocentrum ook seminars met beurzen, die zeer de moeite waard zijn. - Ontwikkelingen in de techniek voornamelijk automatiseringen en duurzame energie Op veel plaatsen wordt aandacht besteed aan Internet 4.0 en Internet of Things. De Duitse ingenieursverenigingen VDE en VDI hebben er mede voor gezorgd, dat beide zaken een onderdeel zijn geworden van het Duitse Normalisatiebureau (DIN). De klassieke vakken vermogenselektronica en mechatronica hebben een zekere rijpheid bereikt. Er vinden nog wel marginale verbeteringen plaats. Ze zijn wel schitterend gereedschap voor automatisering en duurzame energie. Automatisering neemt steeds belangrijker vormen aan. In de procesindustrie worden veel meer smartsensoren gebruikt dan vroeger. Het is economisch mogelijk veel meer soorten smeerolie en melkproducten te fabriceren. Onze industrie is ten opzichte van vroeger sterk geautomatiseerd en dat wordt nog meer. Belangrijke nieuwe toepassingen zijn de waterhuishouding. Het water van de grote rivieren kunnen we beheersen. De gevolgen van hoosbuien nog niet zo goed. Er wordt veel gediscussieerd over onbemande voertuigen. Dat wordt af en toe toegepast bij metro’s op een 2
Elpec Info digitaal - nr. 22 - september 2015
vrije spoorbaan. Voor vracht- en personenauto’s zie ik volledig onbemande voertuigen nog niet zo gauw komen. We hebben al ABS en ESP, daar komen binnenkort waarschuwingssystemen bij zoals pas op voor een fietser of val niet in slaap. Met betrekkelijk weinig kosten kunnen een aantal tragische ongevallen van nu waarschijnlijk worden voorkomen. - Nationaal energieplan. Duitsland had in 2014 ca 11% van zijn elektriciteitsbehoefte gedekt met windenergie; voor fotovoltaïsche zonne-energie gold hetzelfde getal. Wij zijn nog niet zo ver, maar komen op gang. Ik wacht met spanning op het eerste rapport van de commissie Nijpels over de voortgang van het nationale energieplan. Er komen drie windparken op zee en iets meer publiciteit voor zonnepanelen op daken van huizen kan geen kwaad. De nationale energiebeurs te Den Bosch en de Elektrobeurs te Utrecht geven veel informatie. - Elektrische tractie. Alle treinstellen die NS besteld heeft, zijn geschikt voor twee spanningen 1500 V DC en 25 kV AC en geschikt voor de beveiligingssystemen ATB en ETCS L1 en L2. De vorige generatie,de sprinter SPS, geleverd tussen 2009 en 2011, was alleen geschikt voor 1500 V DC en ATB. Bovendien wordt nagedacht over de toepassing het Europese seinsysteem ETCS L1 en L2, dat veiliger is dan het huidige ATB.
+
Vervolg van pag. 3 kan ik mij wel iets bij voorstellen. Dat betekent kennelijk dat zelfstandige elektronicasystemen via internet aan elkaar zijn gekoppeld met naar ik aanneem als voordeel een goede interactie tussen mens en machine(s). Die "dingen" die iets meten of regelen, werken niet meer autonoom, maar in een groter verband. Dergelijke elektronische embedded systemen dienen uiteraard wel voorzien te zijn van een connectie met het internet. En als er sprake is van een optimale zogeheten connectiviteit, dan zou volgens sommigen zijn voldaan aan hun definitie van IoT. Naar mijn idee draagt de reikwijdte van IoT nog verder. Het feit dat alle systemen met hun gebruikers met elkaar kunnen "praten", doen zich mogelijkheden voor die tot voor kort niet of nauwelijks waren te realiseren. Het feit dat alle data die waar dan ook verzameld worden, beschikbaar zijn, worden zaken als traceability, zeg maar het volgen van de status van een product, inzichtelijk. Dat levert de gebruiker van systemen die via internet contact onderhouden, een schat aan informatie tijdens de product lifecycle. Dat begint bij het idee over de aanschaf van een product. Het maakt niet uit wat u kiest, een bestaand product of iets wat nog moet worden ontworpen, vanaf de dag dat u uw leverancier de opdracht geeft, krijgt u inzicht in de voortgang van de productie en/of levering. U ziet of er zich problemen voordoen, kunt direct beslissen over alternatieve oplossingen, noemt u maar op. Het onderhoud kan kan optimaal plaatsvinden. Vanaf de ingebruikname van een product houden gebruikers immers voortdurend controle. Zijn er problemen, dan ziet u direct of deze incidenteel zijn of structureel, en hoe deze zijn te verhelpen. Deze voortdurende bewaking tijdens de product lifecycle eindigt pas op het moment dat het product zijn diensten heeft bewezen en voor zover dat mogelijk is, als recycled materiaal een nieuw leven krijgt. Is dat utopie? Nee, in de wereld van (goede) EMS-bedrijven (Electronics Manufacturing Services), zeg maar die bedrijven die elektronica assembleren, begint dit fenomeen populair te worden. Sommige opdrachtgevers stellen daar zelfs eisen voor op. Doordat systemen met elkaar via het internet communiceren en opslag van data relatief steeds goedkoper wordt (de prijs per byte op mijn eerste harde schijf in een IBM pc zo'n dertig jaar geleden lag 10 miljoen keer hoger dan die op een hedendaagse schijf en die factor is nog niet eens gecorrigeerd op de inflatie), nemen de gebruiksmogelijkheden alleen maar toe. Als keerzijde staat daar wel tegenover – en dat belicht Kees Zagers terecht in zijn artikel elders in deze Elpec Info – speelt beveiliging en bescherming van de privacy een steeds grotere rol. De kans dat data in verkeerde handen terecht komt en/of wordt gemanipuleerd, stijgt net zo hard. Om nog maar te zwijgen over de gevolgen van misbruik van informatie. Bezint voor ge begint, lijkt me een gezond uitgangspunt. Maar dat IoT een geweldige vlucht zal maken, staat wel vast. Voor marketeers is het overigens ook smullen geblazen! Frans Witkamp Elpec Info digitaal - nr. 22 - september 2015
3
Internet of things
FHI-symposium op de EA-beurs (2-4 juni 2015) Vroeger waren passende sensoren niet zo eenvoudig te verkrijgen. NOx-meting bij een warmtekrachtgasmotor moest berekend worden uit actueel motorvermogen rookgastemperatuur O2-gehalte in de rookgassen. Dat waren als regel afzonderlijke metingen, die via bedrading naar een centraal punt werden gebracht, van waaruit het NOx-gehalte voor een bepaald type Ottomotor werd berekend. Op dit moment hebben we kleine sensoren, die NOx direct meten en vaak draadloos hun meetwaarden naar een centraal punt brengen. Metingen per cilinder zijn nu tegen een redelijke prijs mogelijk, vroeger niet.
De ontwikkeling van Internet of Everything (IoE).
4
Elpec Info digitaal - nr. 22 - september 2015
Sommigen noemen een direct metende sensor aangesloten op een ethernet-systeem “internet of things” FHI heeft het nodige verteld op hun PPA-dag bij de procesindustrie en hun vermogenselektronica-dag over de besturing van schepen die bij de kustverdediging zijn gebruikt. Ook waterbeheerders maken gebruik van sensoren voor niveau- en flow-meting. Dat was vroeger vanwege de uitgebreide bekabeling erg duur. Spoor- en tramwegen gebruiken steeds meer sensoren om hotspots bij lagers en schijfremmen en om trillingen te meten. Een volgende stap zijn gebouwbeheerssystemen voor de utiliteits- en woningbouw. Samengevat: Internet of things benadrukt, dat het gebruik van sensoren en de verwerking van verkregen gegevens momenteel veel goedkoper is dan vroeger en een fraai instrument om industriële processen beter te regelen en energiebesparing beter te realiseren.
Tomorrows electronics
+
FHI-symposium op de EA-beurs (2-4 juni 2015) Op dit symposium werd twee aardige lezingen gehouden, die betrekkelijk ver in de toekomst kijken. Wafer–scale fabrication of graphene for sensing applictaions Dr. ir. Sten Vollebregt, Else Kooi Lab (vh Dimes) van de TUD Dimes heeft destijds naam gemaakt bij de • Single - atom thickness: 0,34 nm schepping van voornamelijk halfgeleider- • Strongest material (> 1 Tpa), while extremely flexible sensoren. Elpec en VIP zijn daar destijds • Stainless steel 200 GPa • Huge electron mobility (theoretically 200,000 cm2/Vs @ 300 K) rondgeleid. • Silicon 1400 cm2/Vs Een nieuw onderzoeksveld is grafeen met • But no bandgap de verwachting, dat daarmee kleine, hoog- • Optically transparent (2,3% absorption per layer) waardige en relatief goedkope sensoren mee • High thermal conductivity (>4800 W/mK) • Copper 400 W/mK gemaakt kunnen worden. • 2D: only surface, no bulk: extremely sensitive to interactions We hopen spoedig een grafeensensor voor with surroundings • Planar technology industrieel gebruik te mogen bekijken. Advanced research center for nano lithography (ARCNL) Prof. Joost Frenken (ARCNL; www.arcnl.nl) ARCNL is een samenwerkingsverband van FOM, UVA, VU, ASML (locatie Science Park te Amsterdam). Om kleinere chips te maken moet je steeds bezig zijn met nieuwe lithografische methoden. Wij zijn een belangrijk land als het om chipmachines gaat. Onderstaande figuren geven illustratieve beelden.
Elpec Info digitaal - nr. 22 - september 2015
5
Aanvullend nieuws Op 1 juli as openen op de TUE burgemeester van Gijzel en de nieuwe rector magnificus prof. Baaijens het nieuwe Microfab/lab, waar structuren van apparaten van microscopische grootte tot mm-grootte gemaakt gaan worden. Het belooft een heel interessant lab te worden. (zie www.tue.nl) De vorige rector magnificus prof. Van Duin is na 2 termijnen afgetreden en kreeg bij de afscheidsceremonie terecht veel lof toegezwaaid. Internet 4.0/Internet of things Aanvullend bericht Uit ETZ Newsletter 7/2015 van Frank Nolte De Duitse DIN-normorganisatie en het Internationale Internet Consortium (IIC) hebben een samenwerkingsovereenkomst gesloten, zodat voor het aangegeven onderwerp internationale richtlijnen ontstaan. Op 21-23 oktober 2015 is daarover een congres met beurs in München. De bijdragen worden door VDEVerlag gebundeld. Siemens heeft Internet 4.0 in belangrijke mate ingevoerd.
Internet of Things
+
Ofwel “Internetdingen met Virtuele Brandkast Certificaat” IoT (Internet of Things) wordt gezien als de spil van het in Duitsland begonnen initiatief dat “Industrie 4.0” genoemd werd. In Nederland hebben we daar vorig jaar een eigen concept van gemaakt, dat wat breder gezien dient te worden en we derhalve “Smart Industry” hebben genoemd. Beide concepten worden vooral marketing-technisch gedreven en hebben op zich niet echt met de techniek erachter te maken. Het is alleen bedoeld om de industrie wakker te schudden en te laten inzien, dat het noodzakelijk is om de nieuwe technieken te gebruiken om te kunnen overleven in deze digitale tijd. De vraag is echter of de techniek wel in een stadium verkeert, dat de nietsvermoedende leek zich hier ongestraft aan kan overgeven. Persoonlijk vind ik dat de Duitse naam Industrie 4.0 de lading veel beter weergeeft dan onze eigen Smart Industry. De 4 in Industrie 4.0 geeft duidelijk aan, dat het gaat om de vierde industriële revolutie. Na de mechanische, elektrische en elektronische revoluties is het nu tijd voor de internetrevolutie. Het gaat duidelijk om een vierde stap in de automatisering. De kreet Smart Industry had ook kunnen gelden voor elke vorige stap. Het feit, dat we met Smart Industry een veel breder spectrum van automatisering bestrijken, is volgens mij alleen maar verwarrend. Onze administraties en logistieke systemen zijn reeds jaren geleden geautomatiseerd. Internet voor communicatieve doeleinden passen we al 20 jaar toe. Het gaat er nu om, dat we onze apparaten zonder tussenkomst van de mens met elkaar kunnen laten communiceren en wel over de hele wereld. Ontwikkeling De vier revoluties kunnen we het best aantonen door de auto onder de loep te nemen. De eerste revolutie was nodig om een voertuig op wielen zich te laten voortbewegen zonder de kracht van mens of dier daarbij nodig te hebben. De tweede revolutie was nodig om het voertuig automatisch te laten starten en goede verlichting te geven. Elektrische ontstekingen, stappenmotoren en verwarming horen eveneens bij de tweede revolutie. Alle elektronische snufjes inclusief alle netwerken (hoofdzakelijk CANbus dus) voor optimaal rijgedrag, laag brandstofverbruik, verbeterde veiligheid zijn tijdens de derde revolutie aangebracht. Nu de vierde revolutie is aangebroken, gaan we de voertuigen autonoom laten rijden. Ze communiceren dus onderling en met de omgeving. Met andere woorden: ze kunnen volledig zonder de mens opereren. De vraag is: Zijn we al zo ver? Het antwoord is tweeledig: theoretisch ja, praktisch nee. De reden waarom het waarschijnlijk nog wel enkele decennia zal duren voor alle autoverkeer autonoom zonder tussenkomst van de mens zal rijden, ligt aan de gegarandeerde veiligheid, die in acht genomen dient te worden. Een leek zonder kennis van mechanica, elektro, elektronica en communicatie dient gebruik 6
Elpec Info digitaal - nr. 22 - september 2015
te kunnen maken van een veilig voertuig. De automobielfabrikanten nemen dan ook geen enkel risico met het toepassen van nieuwe technieken. Alles dient tot in de puntjes te zijn uitgetest door “dummies”, voor de nieuwe voertuigen aan het grote publiek worden verkocht. Laten we even een stap terug doen naar de derde revolutie. Na de introductie van de CANbus duurde het zeven jaar voor Mercedes het als eerste automobielfabrikant aandurfde om het daadwerkelijk in een voertuig, dat in serie geproduceerd werd, toe te passen. De nieuwe vierde revolutie is nog veel complexer omdat deze zich niet beperkt tot een “embedded” omgeving, maar in ieder geval ook met de nabije omgeving zal moeten communiceren. Een scenario Nu terug naar onze “smart industry 4.0” om het maar even te integreren. We willen de apparaten onderling autonoom laten communiceren, op de werkvloer, in onze infrastructuur in het verkeer, ja zelfs bij ons thuis. Een voorbeeld: Het is druk op de zaak en we moeten overwerken en willen toch graag nog een beetje op tijd thuis kunnen eten. Het personeelsregistratiesysteem constateert, dat ik om 18:00 uur het kantoor verlaat en meld dit aan mijn auto; mijn navigatiesysteem heeft de file informatie real-time ontvangen en heeft meteen berekend dat ik om 19:00 uur thuis kan zijn, gebruikmakend van de alternatieve route om de grote file te vermijden; de huisrobot wordt hiervan op de hoogte gebracht en hij begint met de voorbereidingen van de maaltijd en weet, dat hij om 18:30 de schotel in de oven moet zetten en om 18:55 moet opdienen, zodat ik meteen vanuit de auto aan de maaltijd kan. Efficiënt werken heet dat. Allemaal dingen, die onderling kunnen communiceren, zonder dat ik daar weet van hoef te hebben. We hebben eigenlijk een simpele opstelling: 3 IoT apparaten, die via drie willekeurige servers ergens op de wereld met elkaar communiceren. Maar er kan nog al wat mis gaan. Bijvoorbeeld een DDOS aanval op een van de servers. De IOT kan geen contact meer ermee krijgen en we hebben een dode link, zonder dat noch de andere twee deelnemers in het circuit, noch ikzelf daar eigenlijk weet van hebben. Ik kan de robot nu wel op zijn donder geven, dat hij het eten nog niet klaar heeft, maar zal uiteindelijk toch naar de patatkraam op de hoek moeten om mijn maag te vullen. Maar het kan nog erger. Een of andere grapjas heeft ingebroken op de server van de verkeersinformatie en daar wat gerommeld met de files. Uiteindelijk kom ik een half uur later thuis dan gepland en de heerlijke schotel die mijn robot gemaakt heeft, smaakt, opgewarmd in de magnetron, toch een stuk minder lekker. En zoals verwacht, het kan nog erger. Een collega, die het toch wel erg dwars zat, dat ik die promotie heb gekregen en niet hij, heeft zich toegang verschaft tot mijn WiFi thuis. Tenslotte kunnen al die IoT’s niet dagelijks alle wachtwoorden wijzigen, want dan begrijpen ze elkaar natuurlijk nooit. De weg via het toegangssysteem van het bedrijf tot aan de robot bij mij thuis was voor die collega met alle datapakketjes wel wat lastig te doorgronden, maar nu heeft hij dan toch toegang gevonden tot mijn WiFi router en dus ook tot mijn robot. Een virusje erop en de ovenschotel smaakte wel lekker, maar er zat wel een raar smaakje aan. Een week later en een dag na de uitvaart krijgt de collega die promotie toch nog. Doemscenario Kan het nog erger? Jazeker, via de niet 100% beveiligde verbindingen tussen mijn IoT’s hebben echte criminelen een WORM verspreid over het gehele Internet, dat zich zo goed verpakt heeft, dat het niet te detecteren is. Het nestelt zich in alle kritische besturingen, eenvoudig te herkennen doordat ze redundant zijn uitgevoerd, en op vrijdag de dertiende om 13:13 uur gaat de hele wereld in vlammen op. Doemscenario’s? Misschien, maar geheel onrealistisch? Ik denk het niet. Britney Spears (het kan ook iemand anders geweest zijn) vond de speer uit om dieren mee te vangen en dus geen honger meer te lijden; de verschillende stammen moordden elkaar vervolgens uit met dezelfde speren. Alfred Nobel bedacht het buskruit om ervoor te zorgen, dat wegen beter begaanbaar werden. Legers schoten elkaar massaal af met kanonnen, geweren voorzien van hetzelfde goedje. Albert Einstein bedacht, dat bij een kleinere massa energie vrijkwam (E=mc2), hoera we hebben kernElpec Info digitaal - nr. 22 - september 2015
7
energie uitgevonden. Laten we er maar meteen een paar bommen mee maken. Tim Berners-Lee en Robert Cailliau (waarom zijn deze mensen veel minder bekend dan de voorgaande?) van CERN bedachten in 1991 dat het Internet met TCP/IP veel breder ingezet kon worden dan tot dan toe gebeurd was. Zij bedachten het World Wide WEB en zie waar dat toe leidt op vrijdag de dertiende om 13:13 uur. Het waren allemaal goed bedoelde initiatieven, die in handen van de verkeerde personen tot veel leed kunnen leiden. Met name omdat het Internet zo ondoorzichtig is, schuilt hier volgens mij ook meteen het grootste gevaar voor de toekomst. Beveiliging Maar de Security gereedschappen worden toch steeds beter hoor ik u zeggen. Nieuwere versies van de operating systemen hebben betere beveiliging, Firewalls worden beter, anti-virussoftware ontdekt steeds meer. Ik geloof, dat tegenwoordig de helft van de software in een gemiddeld systeem ervoor moet zorgen, dat de andere helft niet besmet raakt. Als Windows een nieuwe beveiligingsupdate moet downloaden en installeren, is mijn pc weer gedurende een kwartier niet te gebruiken om verder te werken aan dit document. Gelukkig heb ik momenteel geen last van updates en kan ik tussendoor even op mijn gemak mijn systeem analyseren. Laat ik er maar meteen een plaatje van maken.
Even een korte uitleg over het plaatje. De pc draait zoals te zien is Windows 8.1 en heeft 4 GB werkgeheugen. Verder draait er maar één toepassing, te weten een Firefox browser. Het document wordt online “in de cloud” geschreven met Google Drive, dus dat neemt geen geheugenruimte in beslag. Toch wordt er ongeveer een halve Gigabyte gebruikt momenteel van het beschikbare geheugen. Als ik wat verdere details ga bekijken, dan blijkt zo’n 60 MB van het werkgeheugen gebruikt te worden door verschillende modules van mijn virusscanner. Dan moet ik me dus wel heel veilig voelen. Maar goed dat de oude 640 kB barrière van MSDOS tot het verleden behoort. En hoe had het in godsnaam gemoeten op mijn eerste computer in 1981, de TRS80 met 4 kB intern geheugen. Toch had ik op de TRS80 al een tekstverwerker, waarmee ik het artikel ook in stukjes en beetjes wel op de cassette had kunnen wegschrijven. De 640 kb MSDOS machine met Wordperfect kreeg het hele document nog wel in het werkgeheugen. Dus de 4 GB (= 1.000.000 x 4 kB) is misschien toch wel een beetje “overhead”. Het probleem van die 4 GB is dat er 1.000.000 meer plaatsen voor probleembytes zijn dan in mijn 4 kB TRS80. Een beschadigd Wordperfect bestandje kon ik vroeger nog wel handmatig herstellen door een debuggertje toe te passen. Mijn huidige belangrijke Word documenten moet ik tegenwoordig wel op min8
Elpec Info digitaal - nr. 22 - september 2015
stens twee verschillende plaatsen backuppen, want eenmaal verminkte bestanden weet niemand meer te herstellen. Laat staan dat iemand snel kan zien, dat er wat malware bytejes inzitten. En die malware bytejes kunnen er gewoon ingekomen zijn, omdat de firmware van mijn harde schijf wat “spionage”-code bevat. Gelukkig heb ik geen geheimen in mijn documenten staan. Mocht ik die wel hebben, dan zou ik die op een pc schrijven, die geen enkele communicatieverbinding heeft en ook geen externe USB poorten. Als ik er dan niet mee bezig ben, gaat de pc in een afgesloten brandkast met een dubbel slot. He, een goed idee, die brandkast. Daar kom ik dadelijk nog wel op terug. Nieuwe pc Als ik een nieuwe pc ga kopen en ik vraag aan de verkoper: “Hoe is het gesteld met de Security? Is hij veilig?”, dan krijg ik waarschijnlijk altijd een zelfde soort antwoord: “We hebben er een tijdelijke versie van een antivirussoftware opgezet en een firewall geïnstalleerd, maar u moet natuurlijk zelf wel voorzichtig zijn op het Internet en ook geen onbekende USB-sticks erin steken. Het blijft wel uw verantwoordelijkheid wat u ermee doet. Wilt u er misschien al een abonnement op de Security software erbij kopen? We hebben eventueel ook nog een speciale router met extra beveiliging. Wilt u die misschien ook erbij?”. Met andere woorden meer Security kost meer geld. Hij had ook kunnen vragen: “Wat gaat u ermee doen?”. Dan had ik kunnen zeggen: “Nou, ik wil er alleen een browser op met voldoende mogelijkheden om online met Google Drive documenten te kunnen schrijven.” Dan had hij kunnen zeggen: “Dan heb ik hier voor u een embedded kastje van € 50. Dit blijft gegarandeerd vrij van malware, want nieuwe software kan er alleen maar op geplaatst worden via een speciale bootloader, waarbij u zelf bewust twee knopjes tegelijkertijd moet indrukken.” Maar zo’n kastje verkoopt hij helaas niet. Toch bestaat de hardware wel, maar niemand is geïnteresseerd om de software ervoor te schrijven, want daar kan men geen geld aan verdienen. Men verkoopt liever een tablet of laptop, die respectievelijk 5 of 10 keer zo duur is, maar wel plug-and-play met automatische updates van firmware en malware. Het was volgens mij Oracle, die al weer zo’n 20 jaar geleden de network computer (NC) introduceerde. Slechts vijf jaar heeft het concept bestaan. Het waren de Microsofts, Googles en Apples die het concept meteen afbrandden en allemaal hun eigen alternatieve wegen zochten. We hebben nu met de nieuwste versies van Windows, Android en IOS geweldig krachtige operating systemen, maar we moeten wel allemaal zelf zorgdragen voor onze Security. Was de network computer wel een succes geworden, dan had Oracle voor ons ervoor gezorgd dat zijn servers verschoond zouden blijven van malware. Industriële pc’s Wat heeft deze pc wereld met IoT te maken? Helaas veel te veel. Reeds jaren geleden heeft de pc ingang gevonden in de industriële wereld. IPC’s en met name de laatste tijd vooral ook embedded pc’s worden ingezet waar vroeger nog PLC’s of embedded besturingen werden ingezet. Zelfs systemen, die eruit zien als een PLC, blijken intern gebaseerd te zijn op een IPC. Waarom? Nou ze worden in grote getale gemaakt en zijn daarom goedkoop en bovendien is er al zoveel software voor beschikbaar. Met name de vierde generatie ontwikkeltools zorgen ervoor, dat er snel een nieuwe applicatie gerealiseerd is. Hetzelfde geldt natuurlijk tegenwoordig voor de tablets of zelfs mobiele telefoons, die geïntegreerd worden in de industriële besturingen. De applicatie is een app geworden. Deze systemen worden wel de IoT’s voor de toekomst. De robot krijgt een menselijk gezicht door er eenvoudig een tablet op te plaatsen met camera als ogen en microfoon als oren. En dan hebben we dus de robot, die mij vergiftigd heeft. Ik pleit ervoor om voor de IoT’s wel de standaard hardware te gebruiken. Die is en blijft goedkoop door de grote aantallen. De software zou echter volledig herschreven moeten worden. Dus niet meer uitgaan van Windows of Android, maar de volledige software via een bootloader als één HEX-file in te brengen. Natuurlijk kunnen we dan nog steeds gebruik maken van standaard bibliotheken, echter we kunnen daarmee voorkomen dat er additionele malware via het Internet of via een externe USB-stick op de besturing erbij geplaatst wordt. Dit noem ik een virtuele brandkast. Zolang niemand hardwarematig een ingreep kan doen, blijft mijn systeem te allen tijde verschoond van malware. Elpec Info digitaal - nr. 22 - september 2015
9
Natuurlijk kost het schrijven van de software nu wat meer tijd. Echter als al die ICT-ers, die zich nu bezig houden met het maken en met name het onderhouden van beveiligingssoftware, zich gaan bezighouden met het maken van de standaard bibliotheken, hebben we ons doel bereikt. Nog steeds kunnen we dan gebruik maken van vrij beschikbare modules. Het beste initiatief voor deze stroming is gekomen vanuit het z.g. Wiring project. Dit is iets meer commercieel opgezet binnen het Arduino platform. We hebben het dan over open hardware en open software. Op basis van deze open hardware en software kunnen dan natuurlijk nog steeds gesloten systemen geproduceerd worden. Zo zijn er inmiddels al diverse commercieel beschikbare 3D printers op dit concept gebaseerd. Tenslotte moet er natuurlijk een Security Certificaat (VBC = Virtuele Brandkast Certificaat) voor de “Internetdingen” komen. Als ik de verkoper vraag: “Is hij veilig?”, moet hij volmondig kunnen zeggen, zolang u er zelf niet een volledig nieuwe image erop “flasht”, kan ik u garanderen, dat hij volledig veilig is. Een betere en veiligere toekomst kost niet veel. We moeten alleen de marketeers in de ICT wereld uitbannen en de techneuten weer laten doen wat ze leuk vinden. Dan komen er automatisch ook weer meer studenten voor de technische vakken, want dan kunnen ze weer iets creëren in plaats van constant (security) problemen oplossen. Kees Zagers
+
Ons land bouwt aan sterke positie vakgebied fotonica Net voor de start van het jaarlijkse nationale Photonics Event verscheen het eerste nummer van de 40e jaargang van het tijdschrift Photonics Magazine. Dit jaar vond het zeer gewaardeerde tweedaagse evenement plaats op 3 en 4 juni 2015 in het omvangrijke conferentiecentrum Koningshof in Veldhoven. Door de directe koppeling met de vakbeurs Vision, Robotics & Mechatronics is er sprake van een nationaal evenement van grootse omvang. De focus van het conferentieprogramma stond in het teken van het onderdeel Biophotonics. Het speciale nummer bevat informatie en wetenswaardigheden over het Photonics Event. Door het internationale karakter van zowel het evenement 2015 als van de onderzoek- en bedrijfsactiviteiten van de deelnemers is het tijdschrift voornamelijk in de Engelse taal geschreven. Van dit speciale nummer is de oplage verhoogd naar 2000 exemplaren. Een onderdeel van het evenement is tevens een presentatie over het Internationaal Jaar van het Licht en de vele activiteiten die in 2015 zullen plaatsvinden in gebouwen, besloten ruimten en in openbare ruimten. Kijk voor de specifieke Nederlandse activiteiten op de website www. iyl2015.nl. Naast informatie over het fotonica-evenement bevat het tijdschrift een artikel over de voortgang in het baanbrekende onderzoek naar de oorzaak van Alzheimer en Parkinson. Dankzij toenemende kennis en het gebruik van de ontwikkelingen in de biofotonica wordt er voortgang geboekt. Het tijdschrift sluit af met een artikel over het internationaal jaar van het licht door auteur Jan Broeders. Kijk voor aanvullende informatie over de wereld van de fotonica en lidmaatschap van de vereniging PhotonicsNL (PNL) op de website www.photonicsNL.org. Jan M. Broeders
+
PCIM 2015 [1]- 10-12 mei te Neurenberg PCIM heeft met EPE [2] de moderne vermogenselektronica vorm gegeven. PCIM 2015 bracht niet zo veel technische nieuws. Wel is duidelijk, dat mede door de goed bezochte PCIM- en SPS-conferenties (beide van Mesago) in Azië en Zuid-Amerika het vak vermogenselektronica 10
Elpec Info digitaal - nr. 22 - september 2015
wereldwijd steeds uitgebreider wordt toegepast. Dat betekent, dat wereldwijd steeds meer vakkennis nodig is en dat de huidige productie-capaciteiten uitgebreid moeten worden, waarschijnlijk in alle werelddelen. De meeste vermogenshalfgeleiders voldoen goed en vanuit de techniek is er in het algemeen weinig behoefte tot verbetering. Het kan zijn, dat goedkopere fabricagemethoden worden ontwikkeld, waardoor meer SiC wordt toegepast dan nu. Voor de verbruiker betekent dit, dat steeds nagegaan moet worden of het aanstuurblok nog optimaal is en of waterkoeling in plaats van luchtkoeling noodzaak is. Er is wel een toename van GaN-halfgeleiders. Windparken op zee doen het goed. De moderne molen, die nu geplaatst wordt is als regel 6 MWe. We zijn vaardig geworden in de methoden om zoute zeelucht uit de elektrotechniek te houden. Waterkoeling is noodzaak. We hebben in Noord-, Oost-, en Ierse Zee invertors van 400 MWe van 220 kV 3f naar 300 V DC (+150 kV en – 150 kV) . Deze zijn gebaseerd op de IGBT 750A (doorlaatstroom) en 6500 V (sperspanning) in duo-schakeling. Per fase moeten ca 100 stuks in serie worden geschakeld. We zouden gaarne over vermogenshalfgeleiders beschikken geschikt voor grotere stroom en hogere sperspanning. Die zijn er nog steeds niet. Ook gedachten over DC-stroompaden op de Noordzee van 5000 tot 10.000 MWe zijn pas uitvoerbaar met grotere vermogenshalfgeleiders. Zeer succesvol is fotovoltaïsche zonne-energie. In 2014 werd in Duitsland 11% van de elektriciteitsvraag gedekt voor door deze vorm van zonne-energie, eveneens 11% door windenergie. Beide ca 1% meer dan in 2013. Fotovoltaïsche zonnepanelen worden jaarlijks iets beter. Dat geldt ook voor de omvormers naar het 220 V 3 fasenet. Elektrische tractie is de kraamkamer van vermogenselektronica. De 4-asige 6 MWe-lok heeft geschiedenis geschreven en is het leerobject van pompen en ventilatoren op het land. De 4-assige 4-systeem lok is het grote voorbeeld voor IGBT-aandrijvingen. In Nederland rijden de 186 van Bombardier en de 189 van Siemens. GTO-loks zijn inmiddels na een werkzaam leven met betrekkelijk weinig onderhoud aan renovatie toe. Er is twijfel of de wereldvoorraad neodym voldoende is voor een volledige overgang van asynchrone kooiankermotoren naar synchrone motoren met neodym-magneten, die voorlopig gebruikt worden voor min of meer speciale toepassingen. Samengevat: Vermogenselektronica wordt voornamelijk gebruikt: - bij pompen en ventilatoren in de procesindustrie en bij gebouwbeheerssystemen - bij werktuigen zoals robots - bij elektrische en diesel-elektrische tractie - bij duurzame energie met name wind- en fotovoltaïsche zonne-energie PCIM 2015 te Neurenberg was een uitstekende bron van informatie in het vakgebied. Veel producten zijn geïntegreerd met Industrie 4.0, dat wil zeggen uitgebreide bestelspecificaties (meestal digitaal) en uitgebreide software. Bij de bekende motorbouwer Lenze kun je bijvoorbeeld een elektromotor kopen met de specificatie een IGBT-pwm-invertor inclusief besturingssoftware voor die invertor en aanwijzingen over de juiste match voor de pomp of ventilator. Literatuur 1. www.pcim.de; www.mesago.de; Elpec Info Dig. 21 pag. 5; Elpec Info.dig. 19 pag.7-9; www.eupec.com; www. infineon.de. Aanhangsel A Ernst Blickle Award 2014 verleend aan prof. Leo Lorentz, onder meer wetenschappelijk directeur van PCIM (/www.ecpe.org) Allen bekend met PCIM waarderen prof. Lorentz zeer. Wij feliciteren hem dan ook met genoemde hoog aangeschreven prijs. Elpec Info digitaal - nr. 22 - september 2015
11
Aanhangsel B VDLbuscoach.com heeft vijf elektrische stadsbussen geleverd aan Münster. Zij rijden een stadsbusroute van ca 12 km met ruime reserve op een goed gekoelde Li-ion-accu. Zie ook Stadtverkehr 6/2015 pg 28/29. Gegevens van de bus: - Lengte 12m breedte 2,55m gewicht 12 000 kg leeg; 18 000 kg vol bezet; - 80 passagiers (37 zitplaatsen; 43 staanplaatsen) - Vermogen 2 x 113 kWe - Accu 86 kWh 3 x 46 Ah 622 V gewicht 1200 kg. Het GVB A’dam heeft destijds meegedaan een een proef met Mercedes brandstofcelbussen, die met voldoende onderhoud en voldoend zuiver waterstof goed bevielen, mede door de goede zorgen van deskundig personeel van het GVB. Münster kan ons veel kennis bijbrengen voor grote Li-ion-accu’s. Het is een waardevolle proef. Aanhangsel C Volgens Spoorpro van 4/6-2015 krijgen de 118 nieuwe NS-sprinters besteld bij CAF een elektrische installatie van Mitsubishi. Bij renovatie van de ICE2 van DB heeft Mitsubishi ook de tractie-installatie geleverd. Europese treinen krijgen dus niet altijd meer tractie-installaties van Europese leveranciers. Aanhangsel D VAC (www.vacumschmelze.com) is bekend om zijn gespecialiseerd blik in de elektrotechniek met een omzet van ca € 400 miljoen. De ETH Zürich heeft een elektrische raceauto gebouwd met een synchrone motor met permanente neodym-magneten. De auto kon van 0 naar 100 km/h accelereren in 1,7 s. De stator was van Vacoflux 48 en de rotor van Vacodym. Een compliment voor VAC en de ETH. Een ander activiteitenterrein is magneetmateriaal voor aanstuurtrafo’s voor IGBT’s en kernen voor EMContstoring. VAC levert ook diverse stroom-sensoren voor AC en DC
+
Het ontwerpen van synchrone machines met permanente neodym-magneten Het tijdschrift E&I van de Oostenrijkse ingenieursvereniging www.ove.at schrijft voornamelijk wetenschappers van de Technische Universiteiten van Graz en Wenen als regel heel interessante en waardevolle artikelen over een bepaald onderwerp. Nummer 1/2015 is gewijd aan synchrone machines met permanente neodym-magneten met een vermogen tot ca 1 MWe. Behalve theoretisch onderzoek zijn ook proeven gedaan met machines rond 25 kVA. Een belangrijk deel gaat over machines, die lijken op asynchrone kooiankermotoren, waarbij verschillende statorgroeven en rotorvormen zijn bekeken en de toegepaste PWM-invertoren met hun pulsvormen . De verschillende groefvormen hebben verschillende kosten en mede afhankelijk van het pulspatroon van de PWM-invertor verschillende verliezen. Ook bij de neomdym-magneten kunnen verschillende vormen worden toegepast met specifieke voor- en nadelen. Ook schijfrotoren met statoren om de schijf geklemd behoort bij het onderzoek. Kortom: als je te maken krijgt met een synchrone machine met permanente Neodym-magneten is het verstandig het waardevolle E&I-nummer (1/2015) te bekijken.
+
De verbreiding van ethernet medio 2015 De maatschappij automatiseert steeds meer. Dat is mede mogelijk door monitoring. In de elektriciteitsvoorziening (net en centrales) werd bij UHV (> 50 kV) tot ca het jaar 2000 gebruik gemaakt van de monitoringsystemen van ABB, Alstom en Siemens. Die systemen voldoen nog steeds best, maar zijn onderling
12
Elpec Info digitaal - nr. 22 - september 2015
niet goed uitwisselbaar. Ze zijn tegeover de huidige ethernetsystemen relatief duur. Bij de Europese procesindustrie (petrochemisch en voedingsmiddelen) werd Profibus heel veel gebruikt; in de USA was dit Fieldbus. In de procesindustrie worden steeds kleinere “fornuizen” of “reactoren” gebruikt. Daardoor zijn oa speciale smeeroliën nu economisch mogelijk. Profibus is relatief duur en Profinet (ethernet) komt er vaak bij. Procesindustrieën hebben aanvankelijk een basisregeling met Profibus en een aanvullende regeling met Profinet. Op de verschillende studiedagen van FHI (oa PPA-dag 2015) wordt nu aangegeven, dat nieuwe procesindustrieën alleen van Profinet worden voorzien. Bestaande Pofibus-regelingen worden, indien ze voldoen, niet afgebroken. Windmolens en windparken op zee worden met ethernet gemonitoord. inclusief de regeling van de windmolen. Beckhoff heeft daarbij naam gemaakt en heeft een groot marktaandeel. Dat gaf de elektriciteitsvoorziening te denken. Nieuwe grote centrales (oa de nieuwe kolencentrale op de Maasvlakte) en nieuwe UHV-verbindingen zoals de 380 kV-randstadverbinding (Maasvlakte-Velzen) zijn nu ook uitgerust met ethernet. Om locale duurzame energie mogelijk te maken, is een vorm van monitoring nodig bij MS/LS-netten vaak smart-grids genoemd. Smart grids ontvangen niet alleen elektriciteit van de conventionele centrales, maar wekken zelf elektriciteit op met warmtekracht, zonne-energie en soms windmolens. Er wordt veel over gediscussieerd. Voorlopig is dit hooguit 5% van alle de MS/LS-netten. De elektriciteitsvoorziening en de nutsvoorziening in het algemeen gaat zeer geleidelijk over op ethernet. Nederland heeft de laatste jaren veel gedaan aan kustversterking. Daarbij wordt zeezand uit zee gehaald en op gespoten voor de kust. De kracht van de golven wordt daarbij deels gebroken. Dezelfde schepen zijn gebruikt bij het vormen van Maasvlakte 2. De voortstuwingsdiesel maakt gebruik van CAN-bus voor het sturen van de brandstofinjectie van de verstuivers. Alle andere functies zijn uitgevoerd met ethernet (zie oa FHI-studiedag Vermogenselektronica 2014). Conclusie: voor nieuwe systemen wordt als regel voor monitoring ethernet gebruikt. Bovendien worden veel meer systemen geautomatiseerd met monitoring dan vroeger. De oudere monitoringsystemen blijven in gebruik, indien ze bevallen. Ze worden als regel niet meer uitgebreid.
Der Energiemarkt im Focus [1] [2]
+
De Duitse ingenieursvereniging VDI geeft een tijdschrift BWK uit, dat met 12 nummers per jaar veel aspecten van energie in Duitsland belicht. Daar behoort ook het jaarlijkse overzicht bij, dat omstreeks mei verschijnt. Het behandelt het gebruik van de verschillende soorten brandstof en de verschillende soorten elektriciteitsopwekking (duurzaam en met fossiele brandstof). In 2013 werd ongeveer 10% van de elektriciteitsproductie uitgevoerd met windenergie en 10% met fotovoltaïsche zonne-energie. In 2014 was daar ongeveer 1% bijgekomen: 11% windenergie en 11% fotovoltaïsche zonne-energie. Het is de bedoeling, dat de komende jaren bij beide opwekkingssoorten jaarlijks tenminste 1% bijkomt. Het waait niet altijd, zodat de bijdrage van windenergie varieert om de 11%. ’s Nachts schijnt de zon niet, zodat overdag het aandeel van de fotovoltaïsche zonne-energie af en toe 22% of meer is. Opgevangen worden die variaties voornamelijk met centrales op fossiele brandstof. Dit BWK-nummer (mei 2015) is zeer interessant om de lezen. Ik zou voor Nederland ook graag zo’n jaarlijks overzicht zien en hoop, dat de commissie Nijpels dat gaat doen. Literatuur 1. www.vdi.de. 2. www.ebwk.de.
+ Elpec Info digitaal - nr. 22 - september 2015
13
Smart Grids anno 2015 Op de studiedagen van FHI Energy and Automation (18 mei te Leusden) en Vermogenselektronica (23 juni te Den Bosch - Brabanthallen) was smart grids een belangrijk onderwerp. Bij conventionele netten wordt elektriciteit van conventionele centrales via een aantal spanningsniveaus naar de eindverbruiker geleid. Bij “smart grids” kan op alle spanningsniveaus elektrische energie worden ingevoerd bij voorkeur duurzaam opgewekt, maar ook wel met hoog rendement zoals warmtekracht. Warmtekracht-installaties hebben een vermogen van tenminste 300 kWe, zodat invoeding tenminste bij een distributietrafo en een warmteafnemer nodig is. Nieuwe windmolens zijn als regel 1,5 MWe of groter, zodat invoeding in tenminste een MS-hoofdstation nodig is Fotovoltaïsche zonnepanelen worden als regel op daken aangebracht, vaak van woonhuizen maar ook wel op daken van utiliteitsgebouwen. Invoeding vindt vaak plaats in het LS-net via de zogenoemde huisaansluiting. De invoeding van warmtekracht in Nederland zou ongeveer 40% van de elektriciteitsproductie met fossiele brandstof zijn (15% met Otto-zuigermotoren en 25% met Gasturbines/STEG) De jaarlijkse gemiddelde invoeding van fotovoltaische zonne-energie en windenergie was in Duitsland in 2014 elk 11%. De bedoeling is in het jaar 2020 voor elk 15% te behalen. Nederland is nog niet zo ver. De invoeding van fotovoltaïsche zonnepanelen Conventioneel 10 kV-schakelstation met magnefix MD is Duitsland in 2014 11% van de totale elek- (1-fase lastscheiders) en ethernetsignalering triciteitsproductie (overdag ca 22%, ’s nachts 0%), vraagt van de netbeheerder veel aandacht. Prof. Cobben (TUE) pleit voor de betrekkelijk eenvoudige smart- gridversie van een nieuw elektriciteitsnet van Rotterdam, ontworpen door de promovendus van de TUE dr. Coster werkzaam bij Stedin. In Amsterdam is een vergelijkbaar smart-gridnet aangelegd. Het belangrijkste kenmerk is een ethernet-meetsysteem van de belangrijkste netgrootheden, zodat overen onderspanning worden vermeden, idem overlast van netcomponenten. Bovendien moet bij storingen 20 kV-schakelstation met kleine vacuümschakelaar de redundantie voldoende zijn. Dit nieuwe net kent geen lastscheiders, maar alleen vacuümschakelaars. en ethernetsignalering. Nieuwe industrie- en tuinbouwnetten kunnen het best als gesloten ringnetten worden uitgevoerd zoals Agriport te Medemblik. Uiteindelijk moeten alle netten smart grids worden. Het is dan de kunst bestaande netten aan te passen zonder jaarlijks veel te moeten vervangen. De eerst stap is dan meer gaan meten zodat het net redelijk blijft functioneren. Literatuur 1. Elpec Info Dig 14 pag. 16, 17. 2. Elpec Info Dig 15 pag. 6. 3. Studiedag FHI Energy Automation dd 18 juni 2015. 4. Studiedag FHI Vermogenselektronica dd 23 juni 2015-07-05. 5. Elpec Info Dig 2 pag. 11.
+
14
Elpec Info digitaal - nr. 22 - september 2015
Netmetingen bij smart grids Op beide studiedagen werden fraaie, redelijk geprijsde gewone en registrerende meetinstrumenten aangeboden. Zie de lijst met exposanten en de sprekers. Een vuistregel bij een conventioneel net is: < 4% spanningsval in het 10 kV-net, <2% spanningsval in de distributietrafo’s, < 4% spanningsval in het LS-net. Als op LS- en MS-niveau veel vermogen wordt aangeleverd, kan theoretisch het beeld omslaan met spanningsverhoging in plaats van spanningsval. Een aantal slim opgestelde spanningsmetingen in een net geeft aan, hoe de 150/10 kV-trafo (met zg loadtap-changer) moet worden geregeld. Normaal is niet meer nodig. Ook distributietrafo’s hebben een stappenschakelaar, die zonder belastingsstroom kunnen worden geregeld. We hebben al lang de eis, dat de arbeidsfactor tussen 0,85 en 1 moet liggen. Praktisch geeft dat voorlopig geen problemen. Ook moet een elektriciteitsnet schoon “ zijn “ ten aanzien van harmonischen volgens EN 500136.Voorlopig wordt aan deze eisen cq verlangens voldaan. Incidenteel kunnen locale maatregelen nodig zijn. Denk aan gewijzigde spanningshuishouding, cos φ-compensatie, anti-harmonischeninjectie en netverzwaringen. Afstandsmetingen met ethernet zijn daarom verstandig.
Stadswijken zonder aardgas
+
De wijk Ypenburg van Den Haag is zo’n voorbeeld. Het merendeel van stookwarmte wordt geleverd door een sv-net (stadsverwarming) middels een warmtekrachtinstallatie met een totaalrendement van ca 90%. Gewoonlijk is wel een “noodketel”aanwezig. Als er gas geleverd zou worden, was een gasnet relatief duur met een verbruik van ca 200 m³ aardgas per jaar. Daarom is het niet uitgevoerd. Je moet elektrisch koken. Het is duidelijk, dat veel grote nieuwbouwwijken zo uitgevoerd zullen gaan worden. Utrecht en omgeving plannen dit. Oudere wijken ombouwen naar SV, gasnet laten vervallen en het elektriciteitsnet verzwaren, is kostbaar en zal naar mijn verwachting niet zo gauw gebeuren. Architecten moeten bij nieuwe stadswijken duidelijk rekening houden met de mogelijkheid fotovoltaïsche zonne-energie te genereren. Veel huizen liggen nu niet optimaal voor fotovoltaïsche energie. De TUD heeft een proefwoning gebouwd, waar ook passieve zonne-energie gewonnen kan worden. In hoeverre toekomstige bewoners daar aan mee willen werken, is nog niet duidelijk.
Elektrische auto’s
+
Op het FHI-vermogens-elektronicasymposium werd veel aandacht besteed aan elektrische auto’s. Er werden voorstellen gelanceerd om rijdend over een magneetveld automatisch op te laden. Bombardier gaat ons hierin voor met hun Primove-systeem. De drijvende kracht achter elektrische auto’s is luchtvervuiling met name in de stad. In Duitsland zijn wijken, waar alleen auto’s met het certificaat Euro 4 mogen rijden. Utrecht wil in de stad geen diesels toelaten ouder dan 15 jaar. Autobussen vormen soms een uitzondering. De stand van zaken is, dat de nu geleverde elektrische auto’s het redelijk goed doen. Bij elektrische loks moet de vermogenselektronica tenminste 20 ºC warm zijn. Dat wil zeggen bijwarmen in de winter. Sommigen zeggen, dat dit elektrische auto’s inclusief de Li-ion-accu ook zo is. Het zwakke punt is voorlopig de Li-ion-accu. Prijs ca € 10.000,-; levensduur gemiddeld ca 2 jaar, actieradius ca 150 km. Utrecht en Schiphol willen hun stadstaxi’s als elektrische auto gaan uitvoeren. Je kunt je dan permitteren, dat enkele deskundigen de auto’s beheren, de zwakke punten opsporen en met Elpec Info digitaal - nr. 22 - september 2015
15
de leveranciers met verbeteringen komen. Die fase is nog niet bereikt, maar is wel nodig om de elektrische stadspersonen- en bestelauto vooruit te helpen. Overigens zouden stadstaxi’s ook met NiCd-accu’s bruikbaar zijn. De proef in Münster met vijf stuks 12 m lange stadsbussen gevoed door Li-ion-accu’s kan ook heel waardevol blijken. Ik verwacht, dat meer stadsvervoer elektrisch wordt: meer personen-trams en, trolleybussen en te zijner tijd wat meer elektrisch goederen-stadsvervoer. Dresden heeft enkele vracht-trams, A’dam heeft ze een paar jaar gehad. Daar behoren ook elektrische bestelwagens bij.
Energy and automation (FHI)
+
Geslaagde studiedag van het FHI op 18 juni 2015 te Leusden Deze studiedag georganiseerd door het FHI (18 juni 2015 te Leusden) had veel interessante voordrachten, deels drie parallelzittingen. Een groot deel van de dag was gewijd aan MS-smart grids met de nadruk op toepassing van fotovoltaïsche zonnecellen. Veel nadruk werd gelegd op gewijzigde load-flows, mogelijk gewijzigde spanningsregeling en bewaking van cos φ en harmonischen. Daartoe werd fraaie apparatuur getoond voor redelijke prijzen. Zie artikel elders in dit nummer. Smart grids kunnen gesimuleerd worden. Heel interessant is de ontwikkeling van diesel-elektrische schepen zoals de sleepboot Bernardus van Alewijnse. Samengevat: Een aardig symposium, Simulatie van een smart grid. dat voornamelijk over smart grids ging. De meetapparaten zijn de moeite waard om te bekijken en te gebruiken.
Studiedag Vermogenelektronica
+
Deze studiedag (FHI op 23 juni 2015 te Den Bosch (Brabanthallen)) had veel interessante voordrachten, deels vier parallelzittingen. Een groot deel van de dag was gewijd aan MS-smart grids met de nadruk op toepassing van fotovoltaïsche zonnecellen. De dag begon met een voordracht van prof. Bauer (TUD), 16
Elpec Info digitaal - nr. 22 - september 2015
die een overzicht gaf van het vakgebied en veel aandacht schonk aan elektrische auto’s (zie elders in dit nummer). Hij eindigde met een voordracht van prof. Cobben (TUE), die een pleidooi hield voor de eenvoudige versie van smart grids, model R’dam en A’dam. Hij ziet in stadswijken een belangrijke rol weggelegd voor fotovoltaïsche zonnecellen. Dat betekent overigens, dat architecten van een nieuwbouw wijk er een belangrijk ontwerpcriterium bij krijgen: Hoe bouw ik woningen en bedrijfsgebouwen zo, dat optimaal gebruik kan worden gemaakt van zonne-energie. Het vak vermogenselektronica breidt zich wereldwijd enorm uit qua toepassingen en qua deskundigen, die het vak kunnen gebruiken. Vermogenshalfgeleiders hebben een zekere rijpheid bereikt. Verbeteringen met toevoeging van SiC vinden alleen op economische basis plaats. De fabrikant moet een grotere verdienste verwachten. De gebruiker moet nagaan, welk aanstuurblok hij nodig heeft en of waterkoeling gewenst is. Voor speciale toepassingen is GAN in opkomst. De aansturing van een invertor vindt als regel plaats met DTO-control. Ook daarin vinden kleine verbeteringen plaats. Apparaten, die veel gebruikt worden resp gaan worden zoals ph-zonnepanelen krijgen wat meer aandacht. Op dit symposium mochten de invertors van zonne-paneel naar 220 V-net zich verheugen in de belangstelling. Nederland heeft al jaren veel gedaan aan simulaties. Ik heb veel bewondering dr. ir. P. van Duijsen met zijn simulatietaal Caspoc. Supercaps zijn mijns inziens wat onderbelicht. Duitsland heeft een grote serie diesel-hydraulische loks gebouwd (serie 260 ca 1000 kW en serie 261 ca 1500 kWe). De diesel wordt gestart met een supercap, die volgens de ontwerpers veel voordelen heeft ten opzichte van een startaccu. Samengevat: een heel aardig symposium, dat nadruk legde op MS-smart grids en bij de voordrachten veel bijzonderheden toelichtte.
Flow and Analyse Event
+
Wij elektrotechnici denken veel aan metingen van elektrische grootheden. In de procesindustrie moet veel meer gemeten worden. Op het tweedaagse FHI symposium 10 en 11 juni 2015 in de Kuip te Rotterdam is een overzicht van metingen in de procesindustrie gegeven, waarvan veel wordt toegepast in de Rotterdamse haven. Op de toenmalige HTS te Dordt hadden wij een warmtekracht-installatie van Eneco met veel warmtemetingen van Krohne-Altometer, toen gevestigd in Papendrecht, nu in Dordt. Het was en is een grote fabriek, waar wij trots op kunnen zijn. Ter illustratie een foto van multiphase-flow-meting gebaseerd op magnetische resonantietechniek. Zie foto). Als je te maken hebt met metingen in de procesindustrie is dit 2-daags-symposium de moeite waard. In de aangegeven literatuur staat ook veel uitleg. Literatuur - Handbuch der industriellen Messtechnik. Samenstelling prof. Profos (ETH Zürich) en prof. Pfeifer (RWTH Aachen). Oldenbourg Verlag 1994 (6e druk), ISBN 3-48622592-8, ca 1200 pag. - Handbuch der Mess- und Automatisierungstechnik Samensteller HJ Gevatter, U. Gruenhaupt (ca 900 pag.). VDI-Springer Verlag 2006 ISBN 978-3-54034823-8.
+
Elpec Info digitaal - nr. 22 - september 2015
17
Start aardwarmte-project Pijnacker-Noord (19 flats met 470 woningen)
Oa op de website van de gemeente Pijnacker-Nootdorp wordt vermeld, dat genoemde woningen vanaf januari 2016 verwarmd worden met aardwarmte, aansluitend aan een tuinbouwproject van de fam. Ammerlaan. De warmtebron en de afvoer van het afgekoelde warme grondwater zijn al in bedrijf. De temperatuur zou 65 ºC zijn (tamelijk laag, vaak 10 ºC hoger). Aangelegd wordt een SV-net van de bron naar de flats. De radiatoren in de flats worden vergroot. De bestaande CV-ketels worden als reserve behouden. Niet aangegeven is, of de benodigde pompenergie uit het openbare net wordt betrokken of met warmtekracht wordt opgewekt. Het is een heel aardig project, dat navolging verdient.
+
Sense of contact
FHI organiseert jaarlijks het symposium met beurs Sense of contact . Ook dit jaar (2 april 2015 te Soesterberg) is er veel werk van gemaakt met deels drie parallelzittingen. De maatschappij gebruikt heel veel sensoren, die steeds verbeterd worden. Bovendien komen er regelmatig sensoren bij. Bij de onderwerpen op zo’n symposium moet je een keuze maken. Eén van de drie zittingen ging over sensoren in de industrie. Hij sloot nauw aan bij FHI-PPA-dag van 12 februari. De voornaamste onderwerpen waren: - sensoren om de drinkwaterkwaliteit te beoordelen - piëzoresistieve druksensoren - een nieuwe flowmeter die gebruik maakt van magnetische resonantie (Krohne) - eisen aan sensoren in de toekomst van de Process Automation Users Automation. Te denken aan wensen ten aanzien van temperatuurgevoeligheid, nauwkeurigheid, stabiliteit, methode van communiceren: ethernet, draadloos of een andere methode. - wensen tav sensoren voor de voedselproductie door Friesland Campina - sensoren nodig voor de voortstuwing bij de scheepvaart (optimale afstemming schroefwater en scheepsromp) Twee zittingen gingen over medische toepassingen. Onze drie technische universiteiten, Philips en universitaire ziekenhuizen zoeken naar verbeteringen in de medicatie en diagnostiek. Het betreft: - sensoren behulpzaam bij dialyse, - sensoren behulpzaam bij hartproblemen. Het is duidelijk, dat Nederland in dit vakgebied een vooraanstaande plaats inneemt. Samengevat: FHI had een geslaagd symposium met kleine beurs georganiseerd. Nederland is in dit vakgebied goed thuis en draagt bij aan de ontwikkelingen in dit vak. Literatuur 1. www.fhi.nl. 2. beurs Sensor & Test te Neurenberg.
+
Nuttig gebruik van de HSL-Z na 2015
De verhoren van de enquête-commissie over de HSL-Z zijn mijns inziens aanleiding om na te denken over een efficiënt gebruik. Destijds wilde men het treinverkeer met Frankrijk en met Duitsland een impuls 18
Elpec Info digitaal - nr. 22 - september 2015
geven. HSL-lijnen geven als regel een economische impuls. De HSL-Z zou het treinverkeer met België en Frankrijk moeten intensiveren en de HSL-O met Duitsland. Voor de HSL-Z is civiel technisch een dure variant gekozen met daarin de tunnel onder het groene hart, die nu niet noodzakelijk wordt geacht. Voor de HSL-O is de spoorbaan Amsterdam-Utrecht viersporig merendeel geschikt voor 200 km/h gebouwd. De verbinding Utrecht-Arnhem-Emmerich moet nog viersporig worden uitgebouwd tenminste geschikt voor 160 km/h.
ETCS bij NS, plannen in 2015
+
Grote beslissing genomen om ATB af te schaffen en ETCS level 1 en 2 daarvoor in de plaats te kiezen In Spoorpro dd 23/7 wordt vermeld, dat NS in 2022 al haar railvoertuigen geschikt gemaakt wil zien om in spoornetten met beveiliging ETCS level 1 en 2 te kunnen rijden. Prorail zou dan zorgen, dat in 2028 het gehele NS-net van ETCS level 1 en/of 2 is voorzien. ATB zou dan niet meer in gebruik zijn. Bedenk dat bij ETCS level 1 het spoornet wordt opgedeeld in vaste blokken. Je krijgt cabineseinen, en indien gewenst ook seinlichten langs de spoorbaan. De trein moet zich houden aan het seinbeeld. Bij te hard rijden of te langzaam afremmen volgt via een rembewakingscurve automatisch afremmen of stoppen. ETCS level 1 is aangebracht op de havenspoorlijn (Maasvlakte-Barendrecht) en bevalt heel goed. Ook in het buitenland is men zeer te spreken over level 1. ETCS level 2 is een systeem met variabele bloklengte. De trein houdt via een GSMR-signaal contact met een vast post. Helaas valt dat signaal af en toe langer dan 30 seconde weg; op de HSL-Z ca een keer per week per richting; op de Betuweroute komt dat vaker voor. NS en Prorail hebben echt hun best gedaan om die onderbrekingen te beëindigen. Zwitserland heeft veel proeven gedaan en heeft in de nieuwe grote Alpentunnels (voor zover gereed), (Loetschberg, Simplon en Gotthard) level 2 aangebracht en maakt daar gebruik van een lijnantenne. Dan zou het onderbreken van het GSRM-signaal niet meer voorkomen. Het gehele NS-net voorzien van ETCS level 1 is een grote stap vooruit ten aanzien van de spoorveiligheid. NS heeft in 2015 ca 40 Traxx-loks en vanaf eind 2016 nieuw materieel geschikt voor L1 en L2. DB Schenker en een aantal “particuliere“ spoorwegmaatschappijen hebben ook een aantal loks geschikt voor L1 en L2 In 2028 zijn de oude sprinters GSM (voorheen Zoetermeerlijn) en sneltreinmaterieel ICM (voorheen doorloopkoppen) rond 40 jaar oud. Of ombouw dan nog zo zinvol is? Hoe dan ook het grootste deel van het spoorwegnet voorzien van ETCS L1 en enkele HSL-lijnen voorzien van L2 komt overeen met de praktijk in het buitenland. Het is een EU-aanbeveling. Het is tov ATB en ATB+ een grote verbetering. Wij zijn benieuwd, wanneer de grootse plannen min of meer definitief zijn. Aanhangsel rookmelders en/of hotspots Op Google kun je twee foto’s vinden van een dubbeldekker (IRM) en een sneltrein ICM (ex doorloopkop) met een brandend draaistel, waaruit ook veel zwarte rook in het bovenliggend treinstel komt. De branden worden toegeschreven aan schijfremmen. Recupererend remmen is bij 1500 V DC nauwelijks mogelijk, zodat de schijfremmen in Nederland zwaarder worden aangesproken dan in landen met 25 kV 50Hz of 15 kV 16,7 Hz. NS/Prorail hebben rookmelders in oa de Schipholtunnel, de Delftse en Rijswijkse (ZH) spoortunnel geplaatst, die regelmatig (minstens 1x per maand) aanspreken. De oorzaak is vaak een hete schijfrem. Hete lagers of aanlopende blokremmen zijn ook gevaarlijk. Zwitserland gebruikt op “strategische punten” way-side temperatuursmetingen. Die zijn nauwkeuriger. De SBB vindt ze heel waardevol. NS/Prorail zouden dat ook moeten doen. Bijvoorbeeld 3 km voor een tunnel. Je kunt de trein dan stoppen voor de tunnel bij een te hoge temperatuur en besluiten wat te doen, bijvoorbeeld langzaam (30 km/h) doorrijden en bij het eerst volgende grote station de trein uit de dienstregeling nemen en grondig inspecteren.
+
Elpec Info digitaal - nr. 22 - september 2015
19
Adviezen aan de nieuwe interimmanager van NS dhr R. van Boxtel Bedenk dat NS en Prorail naar aanleiding van het ongeluk aan de Zaanstraat te A’dam onder verscherpt toezicht staan met het dringende advies NS/Prorail te vergelijken met spoorwegen elders in Europa met name Duitsland, België, Zwitserland en Oostenrijk. Advies 1: Nederland heeft het verstandige besluit genomen over te gaan op ETCS. Kies L2 (variabele bloklengte ) voor hogesnelheidslijnen en L1 (vaste blokken ) voor de rest van het net. Advies 2: Loks en treinstellen worden elders in Europa van zandstrooiers voorzien, omdat anders de remweg soms veel te lang is. Dat stemt overeen met twee Nederlandse promoties (TUD en UT). Advies 3: Kies zo mogelijk nieuw materieel, dat elders met succes gebruikt wordt. De keuze voor de Flirt van Stadler en de Civity van CAF voor het nieuwe stoptreinmaterieel, die beide in ruim 500 stuks zijn gebouwd, is wijs. Advies 4: Maak twee IRM-dubbeldekkers ook geschikt voor 25 kV 50 Hz, waartoe ze voorbereid zijn. Probeer ze tevens een jaar op de ICD (Intercity Direct - Amsterdam-Breda). Advies 5: Kijk kritisch naar de dubbeldeks KISS van Stadler (minstens 100 stuks gebouwd), de RRX van het Ruhrgebied (nog niet opgeleverd; wel royaal besteld) en de Twindex van Bombardier (nog niet opgeleverd; wel royaal besteld) als aanvulling op de IRM-vloot van NS. Ik vind een maximale snelheid van 160 km/h voor Nederland voldoende. Een maximale snelheid van 200 km/h brengt meerkosten met zich mee, zowel bij aanschaf als wel bij onderhoud. Advies 6: België rijdt op haar hogesnelheidslijn Leuven-Luik met ETCS L1 beveiligd en met 25 kV geëlektrificeerd met de Siemens lok 18/19 met 200 km/h, elders met 160 km/h. België is heel tevreden met deze lok, een soort pre-Vectron. Probeer die lok ook op de Nederlandse HSL, te beginnen met AntwerpenNoorderkempen-Breda. Advies 7: De genoemde nieuwe dubbeldekkers onder 5 hebben een motorvermogen van ca 1000 kWe/ rijtuig. Dat zijn grote vermogens voor een 1500 V DC-net. De overgang naar 25 kV 50 Hz in Nederland lijkt mij noodzakelijk. Daartoe moet een meerjarenplan worden gemaakt. Boekbesprekingen 2015-2, EI Dig 22
BOEKEN
EMV-Fibel fuer Elektroniker, Elektroinstallateure und Normen verstaendlich 55 Massnahmen zur elektromagnetischen Vertraeglichkeit nach DIN VDE 0100-444 Siegfried Rudnik VDE Verlag 2015, ISBN 978-3-8007-4007-9, 102 pag. (210x150mm), 3e druk, € 24,-. VDE-Verlag verkoopt desgewenst een aantal boeken (ook dit boek) als E-book voor 40% van de prijs van een “papieren”boek. Wilhelm Rudolph (1928-2004) was destijds lid van belangrijke Duitse en internationale normcommissies. Hij heeft de eerste druk verzorgd. De 2e en 3e druk zijn bewerkt door Siegfried Rudnik, die ook naam gemaakt heeft in normcommissies en daarvoor in 2014 de zg DKE-speld heeft gekregen. Dit boek is opgedeeld in 10 hoofdstukken. Deze zijn duidelijk en praktische beschreven met sprekende voorbeelden. De schrijver laat allereerst zien welke koppelingen er zijn: nl galvanische, inductieve en capacitieve koppelingen met voorbeelden. Interessant zijn de voorbeelden van: - methoden van aarding zodat geen ongewenste stromen tussen aardingen ontstaan, - methoden van leggen van 1-fase-kabels, - het leggen van vermogenskabels en signaalkabels in aparte goten, - het beperken van schermstromen. Het is een aardig boek met sprekende plaatjes, aan te bevelen voor bibliotheken, installateurs en studenten. 20
Elpec Info digitaal - nr. 22 - september 2015
Bij natuurkunde-onderwijs aandacht voor thema Optica Als aanvulling op een reeks lesmaterialen uit de lesmethode Newton voor het vak natuurkunde in de bovenbouw van havo ontwikkelde uitgever ThiemeMeulenhoff een havo keuzekatern optica. De inhoud van dit katern sluit volledig aan op het actuele examenprogramma natuurkunde. De leerstof die hoort bij dit onderwerp vindt de leerling in het katern en op de methodesite van Newton www.newton-online.nl. Het compacte leerboekje heeft een didactische opbouw die flexibel kan worden ingezet door de opzet ervan. Het katern begint met de introductieparagraaf, waarbij de leerling kennis maakt met het onderwerp vanuit een praktische benadering. Daarna volgen paragrafen als “Het maken van beelden”, “Optische apparaten”, “Eigenschappen van licht” en “Licht uit de ruimte”. Alle standaard begrippen uit het omvangrijke leergebied van zien, waarnemen, licht en kleur zijn gedetailleerd en helder verklaard. Leerlingen krijgen antwoord op onder andere de vragen als: “Hoe maakt een lens van voorwerpen een beeld?”, “Welke eigenschappen heeft licht?” en “Hoe werkt een spectroscoop?”. Het geheel aan leerstof is samenhangend, veelzijdig en verdiepend en is voorzien van veel illustraties en een veelheid aan opdrachten, vraagstukken en kaders met interessante toelichtingen. De benodigde werkbladen voor het uitvoeren van de opdrachten en experimenten vindt de leerling op de Newton methodesite. De behandeling van de Optica is zo duidelijk dat dit boekje ook bijzonder geschikt is voor iedereen met interesse voor optica. ISBN 978-90-06-31279-9, “Keuzekatern Optica”, Jan Flokstra en Aart Groenewold, ThiemeMeulenhoff, 2013, 52 pagina’s, € 7,30. Jan M. Broeders Windenergieanlagen Normen verstaendlich 158 Normgerecht errichten, betreiben, herstellen und Arno Bergmann VDE Verlag 2015, ISBN 978-3-8007-4068-0 116 pag. (210x150mm), 2e druk, € 24,VDE-Verlag verkoopt desgewenst dit boek als E-book voor 40% van de prijs van een “papieren”boek. Windenergie leverde volgens het VDI-tijdschrift BWK in 2014 ca 11% van de elektriciteitsproductie van Duitsland (fotovoltaïsche zonne-energie trouwens ook). Als je op het vaste land windmolens wilt bouwen, krijg je te maken met veel normen over de constructie van de molen, over de keuring, over de inpassing in het elektriciteitsnet, over de geluidsproductie. Daar zijn allemaal DIN-normen voor, die keurig uitgelegd worden. De schrijver heeft in nationale en internationale normcommissies gewerkt. Hoewel hij met pensioen is werkt hij nog aan normen. Als je met name in Duitsland met kleine windmolens te maken hebt, is dit boek heel zinvol.
Laserfysica als onderdeel in studies op universitairniveau Het leerboek Laserphysik, voor gebruik in meerdere universitaire technische studies, geeft op zeer uitgebreide wijze de natuurkundige grondbeginselen van het laserlicht en zijn interactie met materie. Van dit zeer gewaardeerde en veel gevraagde studieboek verscheen recent een 2e druk. De auteur heeft een aantal aanpassingen doorgevoerd en het aantal vraagstukken met de oplossingen uitgebreid. De tekst van dit leerboek is een bewerking van een reeks dictaten en voordrachten aan studenten aan de Universiteit Aken (D) en bij het Fraunhofer Instituut voor Lasertechniek in Aken. Om het geheel volledig te maken is bewust ingegaan op de basisbegrippen uit de mechanica, de elektrodynamica en de kwamtummechanica om de concrete natuurkundige vraagstukken uit de optica en de kwantumoptica te kunnen begrijpen en te beantElpec Info digitaal - nr. 22 - september 2015
21
woorden. Kennis en ervaring met de hogere wiskunde is absoluut noodzakelijk om de vele theoretische benaderingen te begrijpen en te gebruiken voor een grondige studie van lasertheorie en de geometrische optica. Door de keuze voor de theorie ontbreken in dit boek echter voorbeelden van lasersystemen en hun veelvoudige praktische toepassingen. De auteur heeft de omvangrijke leerstof verdeeld in negentien op elkaar aansluitende hoofdstukken. Het boek begint met de behandeling van de grondbeginselen van de laser en de opwekking van het laserlicht. Daarna volgen alle onderwerpen die behoren tot het vakgebied van de laserfysica. ISBN 978-3-486-77905-9, “Laserphysik”, Hans-Jörg Kull, Verlag Walter de Gruyter, 2014, 2e druk, 561 pagina’s, € 59,95. Jan M. Broeders Licht in fotografie blijft een basis voor magische beelden Ondanks de geweldige ontwikkelingen in de analoge fotografie en later in de digitale fotografie speelt een juiste belichting vanuit natuurlicht en kunstlicht nog altijd de hoofdrol bij het realiseren van mooie en aantrekkelijke foto’s. Licht blijft daarom een essentieel onderdeel van het te fotograferen object of scène. Het referentieboek “Light: Science & Magic” brengt de noodzakelijke grondbeginselen over het toepassen van de ideale belichting bij het maken van foto’s stap-voor-stap voor het voetlicht van de beginnende en professionele fotograaf. De auteurs gaan ervan uit dat de gebruikers beschikken over kennis en ervaring met het toepassen van fotocamera’s. Zij concentreren zich dan ook volledig op het toevoegen van licht daar waar het nodig is voor optimaal resultaat. Met 11 hoofdstukken bespreken zij bijna alle voorkomende praktijksituaties en maken gebruik van tekeningen en van vooral veel foto’s. In de eerste hoofdstukken gaat het over eigenschappen van licht en verschijnselen als interferentie, kleur, diffuus licht, transmissie, reflectie en helderheid. Alle onderwerpen en situaties worden uitgebreid behandeld en voorzien van foute keuzes en van succesvolle oplossingen. Het verschijnsel van de optische illusies kan een onbedoelde rol spelen bij het kiezen van de juiste positie van de lens en het object. Er zijn zelfs speciale hoofdstukken over problemen bij het fotograferen van metaal, een metalen oppervlak, glas of bij glazen oppervlakken. Ook daarvoor zijn er tips. Een mooi werkboek voor alle fotografen. ISBN 978-0-415-71940-7 “Light: Science & Magic”, Fil Hunter, Steven Biver en Paul Fuqua, Focal Press, 2015, 5e editie, 382 pagina’s, £ 28.99. Jan M. Broeders Praktische toepassingen voor optische microscopie In het Duitstalige leer- en referentieboek “Optische Microscopie” beschrijft auteur Jörg Haus op heldere wijze de opbouw, werking en de modernste ontwikkelingen in het vakgebied van de microscopie. De microscoop is als optisch instrument onlosmakelijk verbonden aan de medische wereld, de biologie, de materiaalkunde en aan de wetenschap en onderzoek. Ook is de microscoop in meerdere uitvoeringen in gebruik bij fraudebestrijding en diverse fabricage- en productiemethoden om de kwaliteit voortdurend te controleren. Hoe de microscoop is ontstaan en zich heeft ontwikkeld tot een zeer gewaardeerd innovatief optisch meetinstrument beschrijft de auteur in het artikel “Een korte geschiedenis van de microscopie”. Dan volgen gedetailleerde bijdragen die verdeeld zijn over de drie delen: “De lichtmicroscoop als optisch instrument”, “Het onzichtbare zichtbaar maken” en “Moderne microscopische methoden”. Binnen deze delen zijn alle denkbare begrippen, onderwerpen en onderdelen van de gehele microscopie tot in detail behandeld en zoveel mogelijk is er gebruik gemaakt van illustraties. Alle afzonderlijke paragrafen bevatten kleine kaders waarin de auteur telkens praktijk en theorie koppelt aan het behandelde onderwerp. De 22
Elpec Info digitaal - nr. 22 - september 2015
huidige microscoop kent inmiddels een lange geschiedenis van ruim 420 jaar. De eerste vorm van een microscoop is ontstaan rond 1595 door het werk van Zacharias Jansen (1588-1631) en zijn vader Hans. De microscoop van Jansen is beschreven als een samenstel van drie in elkaar schuivende buisjes met 2 lenzen en een complete lengte van ongeveer 75 cm. Ook uitvinder en pionier Cornelis Jacobszoon Drebbel (1572-1633) gaf aan een eerste model van een microscoop uitgevonden te hebben. Zijn uitvinding dateert echter uit 1621. Het was uiteindelijk de theoloog Johannes Faber (1574-1629) die in 1625 het begrip microscoop beschreef als een woordcombinatie uit de Griekse woorden “micro” en “skopein”. Anderen als Robert Hooke, Christiaan Huygens en Antoni van Leeuwenhoek droegen bij aan de ontwikkelingen van microscopen. De rijke bijdrage over de geschiedenis van de microscoop bevat nog veel meer interessante feiten, beschrijvingen van uitvindingen en verbeteringen van de objectieven. De auteur beschrijft alle facetten vanaf de loep tot en met twee-fotonen-microscopie. Aandacht is er voorts voor de normering bij microscopen en bijbehorend oculair. De vele afbeeldingen met microscopische opnamen geven het boek praktijkwaarde. In het boek sluiten meerdere onderwerpen af met een literatuuroverzicht en aan het einde is er een trefwoordenregister. Voor zowel professionele personen als voor geïnteresseerden in optische instrumenten, in het bijzonder de microscoop, biedt het boek een geweldige hoeveelheid informatie voor studie- en referentiedoeleinden. ISBN 978-3-527-41127-6, “Optische Mikroskopie”, Jörg Haus, Wiley-VCH Verlag, 2014, 220 pagina’s, € 24,90. Jan M. Broeders Handboek Windows 10 Peter Kassenaar, Uitg Van Duuren Informatica 2015, ISBN 978-90-5940-826-5 274 pag. 225x170 mm, ca € 22,-. Vanaf 1 aug 2015 kunnen gebruikers van Windows 7, 8 en 8.1 gratis Windows 10 downloaden. De zogenoemde start-knop is weer terug. Het bureaublad is een mix van Windows 7, 8 en 8.1. Je kunt het bureaublad ook zelf enigszins inrichten. Windows 10 heeft een nieuwe browser. Peter Kassenaar heeft een aardig boek geschreven over Windows 8.1, zie recentie in EL Dig 19. Ook dit boek maakt je veel wijzer over Windows 10. Al met al een aardig boek over Windows 10, dat aan te bevelen is aan alle gebruikers van Windows 10.
Het bestuur in één oogopslag * Frans Witkamp, voorzitter en redactie EI, Hoefweg 110, 2665 CG Bleiswijk, telefoon 010 5216677, e‑mail
[email protected] * Bos Vos, secretaris, Kemal Ataturkstraat 38, 3573 PA Utrecht, telefoon 030 2715157, e-mail
[email protected] * Jan Broeders, penningmeester, An den Eichen 6, 46325 Borken-Burlo, Duitsland, tel. 0049 2862418081, e-mail
[email protected] * Ruud Kurk, lid, De Merodelaan 19, 1422 GB Uithoorn, telefoon 0297 583100, e-mail
[email protected] * Henk Mijnarends, redactie EI digitaal, Leeuwerikplantsoen 25, 2636 ET Schipluiden, telefoon 015 3808814, e-mail
[email protected]
Elpec Info digitaal - nr. 22 - september 2015
23