^ëÄÉëí=áå=çåë=ãáäáÉì
1
Documentbeschrijving
1. Titel publicatie
Asbest in ons milieu
2. Verantwoordelijke uitgever
Henny De Baets, OVAM, Stationsstraat 110, 2800 Mechelen
4. Wettelijk depot nummer
D/2008/5024/09
6. Publicatiereeks
3. Aantal blz.
123
5. Aantal tabellen en figuren
40
7. Datum publicatie
Januari 2008
8. Trefwoorden
asbest, asbestcement, asbestvezels, asbestafval, asbestsloop
9. Samenvatting
Het document "asbest in ons milieu" is een update van het document "asbest en asbestafval". Het vernieuwde document bevat uitgebreide info over het asbestprobleem in Vlaanderen. Het richt zich in eerste instantie tot professionelen die met asbest te maken hebben (milieucoördinatoren, verantwoordelijken voor het veiligheidsbeleid, gemeentelijke ambtenaren, bodemsaneringsdeskundigen, aannemers, afvalverwerkers e.d.) maar ook tot ieder die een diepgaandere kennis over het milieuprobleem asbest wil verwerven (studenten van milieurichtingen, leden van milieubeschermingsorganisaties, omwonenden van een stortplaats, beleidsmedewerkers, studiebureau's enz).Men kan het document ook gebruiken indien men enkel op zoek is naar één specifieke topic over asbest (vb. wat is de vezelvrijstellingstest of hoe kan men asbesthoudend materiaal herkennen).
10. Begeleidingsgroep en/of auteur
Damiaan De Backer
2
11. Contactperso(o)n(en)
Damiaan De Backer, Marc Hermans
12. Andere titels over dit onderwerp
Gegevens uit dit document mag u overnemen mits duidelijke bronvermelding.
De meeste OVAM-publicaties kan u raadplegen en/of downloaden op de OVAM-website: http://www.ovam.be
disclaimer: De wetgeving wordt enkel toegelicht waar nodig. Hyperlinks zijn uitsluitend gekozen in functie van hun informatieve waarde. De OVAM wenst op geen enkele wijze de in de tekst vermelde instellingen of ondernemingen te promoten. De OVAM is niet verantwoordelijk voor de inhoud van de website van deze instellingen en ondernemingen. Websites veranderen regelmatig van structuur en/of inhoud. Indien een link niet meer correct blijkt kan u de informatie mogelijk nog terugvinden door ze te zoeken vanaf de hoofdpagina van de betrokken website. Ook de wetgeving, beleidsplannen, subsidieregelingen en dergelijke veranderen frequent. In de mate van het mogelijke worden deze wijzigingen opgevolgd en de tekst aangepast. Opmerkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid (bevoegd voor de arbeidswetgeving) werden in de tekst verwerkt. Wij wensen de inhoud van dit document zo correct mogelijk te maken doch de tekst is niet juridisch bindend. De OVAM kan dan ook op generlei wijze aansprakelijk gesteld worden voor eventuele tekortkomingen in de tekst. Bij elke redelijke twijfel gelieve de bevoegde overheden te raadplegen. Uw suggesties, opmerkingen en bedenkingen worden op prijs gesteld en kunnen gemeld worden aan
[email protected] of
[email protected].
3
Inhoudsopgave
1
Asbest bondig ................................................................................................... 7
1.1 1.2 1.3 1.4 1.4.1 1.4.2 1.4.3 1.5 1.5.1 1.5.2 1.6 1.7 1.8
Inleiding ............................................................................................................. 7 Twee soorten asbesthoudende materialen .......................................................... 8 Hoe asbest herkennen ?...................................................................................... 9 Asbesthoudend materiaal steeds verwijderen ?................................................ 17 Hoe asbestafval verwijderen? .......................................................................... 18 Asbestcement ................................................................................................... 18 Weinig gebonden asbest................................................................................... 20 Hoe asbestafval verpakken ?............................................................................ 21 Vrij asbest verpakken....................................................................................... 21 Asbestcement verpakken.................................................................................. 22 Hoe verwerkt men asbestafval ? ...................................................................... 23 Mag men asbest nog gebruiken? ...................................................................... 24 Wat moeten ondernemingen doen?.................................................................. 24
2
Meer over asbest ............................................................................................ 27
2.1 2.2 2.2.1
Asbest, een natuurlijk mineraal........................................................................ 27 Asbest in onze omgeving ................................................................................. 29 Asbest wereldwijd............................................................................................ 29
2.2.1.1 2.2.1.2
Productie ........................................................................................................................29 Gebruik ..........................................................................................................................30
2.2.2
Asbest in materialen......................................................................................... 32
2.2.2.1 2.2.2.2 2.2.2.3
Waarin vindt u het..........................................................................................................32 De Hatsheck productiemethode .....................................................................................35 Meten van asbest in materialen ......................................................................................35
2.2.3
Asbest in de lucht............................................................................................. 36
2.2.3.1 2.2.3.2 2.2.3.3 2.2.3.4 2.2.3.5 2.2.3.6
Inleiding.........................................................................................................................36 Is meten weten ? ............................................................................................................37 Over meetmethodes .......................................................................................................37 Normen voor luchtmetingen ..........................................................................................39 Meetresultaten in Vlaanderen ........................................................................................40 En milieunorm voor asbest ............................................................................................42
2.2.4 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.3.5 2.3.6 2.4 2.4.1
Asbest in water................................................................................................. 43 Asbest en gezondheid ...................................................................................... 43 Inleiding ........................................................................................................... 43 Een lange zoektocht ......................................................................................... 44 Asbestziekten ................................................................................................... 45 Gevaarseigenschappen in functie van vezel(type) ........................................... 49 Risicogroepen .................................................................................................. 51 Risicosituaties en maatregelen ......................................................................... 52 Werken met asbest ........................................................................................... 55 Arbeidswetgeving ............................................................................................ 55
2.4.1.1 2.4.1.2 2.4.1.3 2.4.1.3.1 2.4.1.3.2 2.4.1.3.3 2.4.1.3.4 2.4.1.3.5 2.4.1.3.6
Asbest verwijderen: eenvoudige handelingen ................................................................57 Asbest verwijderen: couveusezak methode....................................................................58 Asbest verwijderen: hermetische zone ...........................................................................58 Bijkomende administratieve verplichtingen ...................................................................58 Inrichting van de werkzone ............................................................................................59 Verwijderen van asbest tijdens de werken .....................................................................59 Luchtmetingen................................................................................................................60 Reiniging van de werkzone na de werken ......................................................................60 Meest frequente problemen ............................................................................................60
2.4.2
Praktijksituaties................................................................................................ 60
2.4.2.1
Verwijderen van asbestvinyltegels.................................................................................61 4
2.4.2.2 2.4.2.3
Verwijderen van asbestlijm en -mastiek ........................................................................62 Aanpak asbestbrand .......................................................................................................62
2.5 2.5.1 2.5.2 2.5.3
Asbest in bouwafval......................................................................................... 64 Hoeveelheden................................................................................................... 64 Asbest uit bouwafval halen .............................................................................. 65 Normen voor asbest in puin ............................................................................. 66
2.5.3.1 2.5.3.2
In Vlaanderen.................................................................................................................66 In Nederland ..................................................................................................................66
2.5.4
Afvoer van asbestafval..................................................................................... 67
2.5.4.1 2.5.4.2
Wetgeving......................................................................................................................67 Praktisch ........................................................................................................................68
2.5.5 2.6 2.6.1 2.6.2
Vezelvrijstellingstest........................................................................................ 70 Asbest in bodems ............................................................................................. 71 Vervuilde sites in Vlaanderen .......................................................................... 71 Nederlands onderzoek...................................................................................... 72
2.6.2.1 2.6.2.2 2.6.2.3
Labosimulatie.................................................................................................................73 Praktijkgegevens ............................................................................................................74 Conclusies TNO-studie en voorstel nieuwe normen ......................................................74
2.6.3
Procedure bodemvervuiling met asbest............................................................ 75
2.6.3.1 2.6.3.2 2.6.3.3 2.6.3.4
Risico-inschatting ..........................................................................................................75 Bodemonderzoek ...........................................................................................................75 Monsterneming ..............................................................................................................76 Maatregelen ...................................................................................................................77
2.6.4
Bodemsaneringen in Vlaanderen ..................................................................... 79
2.6.4.1 2.6.4.2
Opruimen van asbestcementdraailingen.........................................................................79 Andere saneringsprojecten .............................................................................................80
2.7 2.8 2.8.1 2.8.2 2.8.3 2.8.4 2.8.5 2.8.6 2.8.7 2.8.8 2.8.9
Acties van de Vlaamse overheid ...................................................................... 80 Vragen en antwoorden over asbest .................................................................. 83 Welke publicaties over asbest zijn er ? ............................................................ 83 Kan men via de merknaam weten of een product asbest bevat ? ..................... 84 Wat kost een asbestanalyse ? ........................................................................... 87 Moet men asbest steeds verwijderen ? ............................................................. 88 Wat kost het om asbestafval te laten verwerken (2007) ?................................ 89 Waar naartoe met asbestcement ? .................................................................... 89 Juridisch: is asbestafval gevaarlijk afval ? ....................................................... 90 Mag men asbestafval met een stofzuiger opruimen ? ...................................... 90 Is ontmossen van daken toegelaten ? ............................................................... 91
2.8.9.1 2.8.9.2 2.8.9.3
Onderzoeksgegevens.............................................................................................91 Wetgeving .............................................................................................................91 Juridisch precedent................................................................................................92
2.8.10 2.8.11 2.8.12 2.8.13 2.8.14 2.8.15 2.8.16 2.8.17 2.8.18 2.8.19 2.8.20 2.8.21 2.8.22 2.8.23 2.8.24 2.8.25 2.8.26
Hoe zich beschermen tegen het inademen van vezels ? ................................... 92 Wat bij asbest in een gehuurd of gekocht goed ?............................................. 93 Wat bij een bodemvervuiling met asbest ? ...................................................... 93 Is er een risico in de omgeving van stortplaatsen ?.......................................... 94 Is er een risico in en nabij containerparken ? ................................................... 94 Mag men nog asbestproducten gebruiken ? ..................................................... 95 Welke vezels kunnen asbest vervangen ? ........................................................ 96 Zijn andere vezels ook schadelijk ? ................................................................. 96 Wie moet de Codex naleven ?........................................................................ 100 Wat is de asbestinventaris ? ........................................................................... 100 Wat zijn de plichten van werkgevers bij asbestwerken ? ............................... 101 Hoe erkend worden als verwijderaar van asbest ? ......................................... 102 Hoe erkend worden als overbrenger van asbestafval ? .................................. 102 Hoe zit het met de ADR reglementering ? ..................................................... 103 Zijn er andere verwerkingsmogelijkheden behalve cementering ? ................ 103 Mag asbestafval in Vlaanderen in- of uitgevoerd worden ?.......................... 104 Hoeveel asbest is in Vlaanderen gebruikt ? .................................................. 105 5
2.8.27 2.9
Hoe zit het met asbest in schepen ?................................................................ 106 Asbest op Internet .......................................................................................... 108
3
Definities en begrippen ................................................................................ 111
4
Bijlage ........................................................................................................... 119
6
1 Asbest bondig 1.1 Inleiding Een draak uit het verleden Asbest is vroeger massaal gebruikt als goedkoop bouwmateriaal met wonderlijke eigenschappen. Vrije asbestvezels bleken naderhand echter bij inademing schadelijk te zijn. Asbest stelt onze maatschappij nu voor gezondheidsproblemen en hoge opruimkosten. Het materiaal leidt ook tot individuele drama’s. Het Westen is begonnen aan een grote opkuis. Het asbestverhaal is wereldwijd echter nog verre van afgelopen: in zich ontwikkelende landen gaat men voort met het op de markt brengen van asbesthoudende producten. We kunnen iets leren uit onze ervaringen met asbest: voorkomen is gezonder én goedkoper dan genezen. De geschiedenis herhaalt zich nogal eens. Men gebruikt bijvoorbeeld ook nu stoffen of toepassingen die aanleiding geven tot : er zijn de effecten van aan dieren toegediende groeibevorderaars, er zijn de ontelbare stoffen waarvan men de biologische impact onvoldoende kent zoals gechloreerde pesticiden, gebromeerde brandvertragers, tributyltin, ftalaten… Fijn zwevend stof zorgt voor ademhalingsproblemen en erger. Sommige keramische vezels acht men niet volledig onschadelijk enz… Men zou bij redelijke twijfel aan de veilige kant van de grens moeten blijven. Onschadelijke alternatieven gebruiken indien voorhanden, een “verdacht” product enkel in heel beperkte toepassingen toelaten, een product technisch wijzigen zodat het minder schadelijk wordt... Kortom het probleem aan de bron aanpakken voordat een schadelijke stof een maatschappelijk twistpunt wordt. Misschien kan deze tekst een beperkte bijdrage leveren aan deze algemene doelstelling.
Het document “asbest in ons milieu” bestaat uit 2 delen. Deel I (“Asbest bondig”) is een tekst voor mensen die enkel praktische informatie wensen over het omgaan met asbesthoudend materiaal: hoe kan men asbesthoudend materiaal herkennen, moet men dit materiaal altijd verwijderen en hoe kan men het materiaal veilig verwijderen. Deel II (“Meer over asbest”) bevat uitgebreide informatie over het asbestprobleem. Zowel juridische informatie, gezondheidsaspecten, materiaaleigenschappen, productiecijfers, milieu-aspecten (lucht, bodem) als milieutechnische aspecten (verwijdering van asbest uit gebouwen) komen in dit tweede deel aan bod. Dit deel eindigt met een lijst van regelmatig gestelde vragen. Een lijst van publicaties en praktische links (adressen, organisaties) over asbest vindt u achteraan in dit document. Damiaan De Backer
7
1.2 Twee soorten asbesthoudende materialen Asbest werd in het verleden echter op grote schaal gebruikt. Er is dus nood aan informatie over het omgaan met asbest. Het risico dat asbesthoudende materialen veroorzaken wordt in de eerste plaats bepaald door de wijze waarop de asbestvezel gebonden is. Asbesthoudend materiaal kan volgens dit criterium in 2 soorten ingedeeld worden:
Materialen die vrije asbestvezels bevatten of deze vezels bij normaal gebruik of verwijdering van het materiaal relatief gemakkelijk kunnen vrijstellen (losgebonden asbest of niet-hechtgebonden asbest, NHA). De asbestvezels zijn niet stevig in een matrix ingebed.
Materialen waarin de asbestvezels hecht in een matrix gebonden zijn (hechtgebonden asbest, HA). Deze materialen stellen hun asbestvezels in principe slechts vrij na ondoordachte mechanische bewerkingen of doordat de normale levensduur van het product ruim overschreden is.
Toepassingen met niet hechtgebonden asbest zijn o.m. spuitasbest (op wanden en plafonds), zacht geperste isolatieplaten (brandwerende deuren, verwarmingsinstallaties), asbestisolatie rond leidingen. Wanneer men dergelijke materialen manipuleert zonder de nodige beschermingsmiddelen en zonder kennis van zaken kan dit een aanzienlijk risico voor de gezondheid opleveren. De ontmanteling en verwijdering van producten die vrije asbestvezels bevatten is dan ook het terrein van gespecialiseerde ondernemingen. materialen met losgebonden asbest worden slechts zelden aangetroffen in particuliere woningen behalve soms als isolatiemateriaal rond verwarmingsleidingen. Losgebonden asbest werd in het verleden wel op grote schaal toegepast in openbare en overheidsgebouwen zoals zwembaden en kantoorgebouwen omwille van de brandwerende kenmerken. Het massale gebruik van losgebonden asbesthoudend materiaal kwam in België dan ook pas goed op gang na de desastreuze brand in de Brusselse "Innovation" in 1967. Materialen met (min of meer) hechtgebonden asbestvezels zijn vooral bekend onder de vorm van asbestcement. Asbestcement werd veelvuldig in particuliere woningen gebruikt: in asbestcementhoudende dakbedekkingen zoals golfplaten en leien en onder de vorm van gladgepolijst, gelakt of gekleurd asbestcement in vensterbanken, dorpels e.d., in badkamers en keukens ("masal" en "glasal", vaak zwart, nauwelijks herkenbaar als asbesthoudend materiaal). Asbesthoudende kunststoffen zoals asbestvinyltegels ("colovinyl"), asbesthoudende mastiek/coatings en asbesthoudend imitatiemarmer worden ook als materialen met hechtgebonden asbest beschouwd. materialen met hechtgebonden asbest kunnen enkel asbestvezels vrijstellen wanneer men de materialen op ondoordachte wijze verwijdert of behandelt. Men moet vooral voorzichtig zijn met verbrokkeld of beschadigd asbestcement. U hebt het gezondheidsrisico echter zelf in handen: als u het asbestcement met de nodige zorgvuldigheid verwijdert, is het risico erg beperkt. Los asbest verwijdert men NOOIT zelf. 8
Het onderscheid tussen materialen met hechtgebonden asbest en met los asbest is om praktische redenen ingevoerd. Er zijn materialen zoals asbesthoudend bitumen die zich in het grensvlak van beide categorieën bevinden. Meestal is het verschil echter wel duidelijk. Deze onderverdeling is een eerste stap om het gezondheidsrisico in te schatten. Het risico wordt verder ook nog bepaald door het soort asbest, door lokale omstandigheden (de locatie, het betredingsrisico en is men op de hoogte van het risico of niet, de staat van het materiaal enz...). Uit gezondheidsstudies blijkt dat de productie en het gebruik van bruin en blauw asbest een grotere kans op buik- en longvlieskanker (mesothelioom) geven dan de productie en het gebruik van wit asbest. Tot 1980 heeft men soms in asbestcementplaten nog blauw en bruin asbest gebruikt. Dit is dus een goede reden om ook bij verwijdering van gewone asbestcementplaten voorzichtig te zijn, vooral als deze materialen zich in een gesloten ruimte bevinden. Het risico dient geval per geval te worden beoordeeld. Een beperkt aantal foto's van asbesttoepassingen vindt u op het volgende internetadres: www.heimer.com/photographs/asbestos.html.
1.3 Hoe asbest herkennen ? In de jaren tachtig groeide het bewustzijn dat het gebruik van asbestvezels een ernstig risico inhoudt voor onze gezondheid. De producenten zijn onder maatschappelijke druk en regelgeving geleidelijk overgeschakeld naar asbestvrije producten. Deze producten bevatten andere, onschadelijke vezels zoals de cellulosevezels in de huidige vezelcementplaten. Het onderscheid maken tussen asbesthoudende en asbestvrije producten is niet vanzelfsprekend. Ervaring is soms noodzakelijk om een behoorlijke inschatting te maken. En enkel in een geschikt laboratorium kan men met zekerheid de aanwezigheid van asbest in een materiaal staven. Er zijn een aantal kenmerken waardoor u soms zelf het onderscheid kan maken tussen asbestverdachte en asbestvrije producten. De foto’s en begeleidende tekst hieronder helpen u hierbij. Ze zijn vooral van toepassing op dakbedekkingen en gevelbekledingen, welke tot 90 % van de asbesthoudende materialen uitmaken.
9
Producten met het merkteken NT (“New Technology”) zijn steeds asbestvrij. Het merkteken kan gedrukt of in profiel aangebracht zijn en is niet altijd duidelijk zichtbaar
Figuur 1: menuiserite, asbestvrij
Figuur 2: golfplaten, asbestvrij
Aan randen of breukvlakken van asbesthoudende platen kan men soms kleine vezels of vezelbundels waarnemen. Dit geldt minder voor asbesthoudende leien.
Figuur 3: breukvlak met asbestvezels
10
Figuur 4: breukvlak met asbestvezels
Asbestvrije producten hebben fijnere, nauwelijks zichtbare vezels aan een breukvlak
Figuur 5: breukvlak met fjnere vezels ( asbestvrij)
11
Figuur 6: breukvlak met fijnere vezels (asbestvrij)
Bij verhitting met een aansteker gloeit een asbestvezel zoals de gloeidraad van een gloeilamp. Na het wegnemen van de vlam blijkt de vezel intact. De asbestvezel is immers onbrandbaar bij deze temperatuur (ca. 400 C ° ). Andere vezels zijn meestal organisch. Ze smelten weg of verliezen hun structuur bij deze “aanstekertest”.
Figuur 7: opgloeiende asbestvezel
12
Asbesthoudende producten hebben vaak een verweerd uitzicht. Ze hebben immers vaak een respectabele ouderdom Asbestvrije producten hebben een veel egalere kleur (zie figuur 2).
Figuur 8: asbesthoudende golfplaten
Niet-geverfde asbesthoudende platen vertonen soms een duidelijke "asbestbloem" (gespikkeld uiterlijk) Asbestvrije platen hebben een egaler uitzicht
Figuur 9: asbesthoudende (links) en asbestvrije plaat
Hieronder volgen nog een aantal tips. Bij de dunnere leien zijn er meestal geen vezels te onderscheiden aan het breukvlak. Hier kunnen andere kenmerken soelaas bieden: bij donkere leien wijzen witte spikkels in het breukvlak op de aanwezigheid van asbestvezels. De aanwezigheid van een gelaagde structuur in het breukvlak is een kenmerk van asbestvrije leien. Dit volgt uit het productieproces: vezelplaten worden gemaakt door een papje van water, cement en (asbest)vezels via een lopende band verschillende keren over een cilinder te laten lopen tot de gevormde plaat dik genoeg is. Bij het gebruik van asbestvezels grijpen de verschillende laagjes mooi in elkaar waardoor de gelaagdheid van een breukvlak nog moeilijk zichtbaar is. Bij asbestvrije producten blijft de gelaagdheid beter zichtbaar. Asbesthoudende producten zijn meestal een stuk ouder dan hun asbestvrije tegenhangers. Een verweerd uiterlijk, de aanwezigheid van mos, het opduiken van vochtranden op de plaats waar 2 golfplaten of leien over elkaar lagen wijst erop dat men waarschijnlijk met een asbesthoudend materiaal te maken heeft.
13
Een asbestplaat voelt harder en brosser aan en klinkt helderder. Een asbestvrije plaat is iets buigzamer en klinkt doffer. Golfplaten uit vezelcement waarin een versterkend kunstoflint is ingebed (meestal blauw gekleurd) zijn gegarandeerd asbestvrij. Dit lint is onzichtbaar ingebed in elke golf van dergelijke golfplaten. Rioleringsbuizen e.d. op basis van cement bevatten bijna altijd asbest. De vaak voorkomende honingraatstructuur op de achterzijde van golfplaten is geen indicatie dat de golfplaat asbesthoudend is. Een honingraatstructuur zorgt voor stevigheid, dit productieproces werd zowel bij asbesthoudende als bij asbestvrije producten gebruikt. Sommige golfplaten of leien met specifieke afmetingen zijn steeds asbesthoudend, voor andere afmetingen geldt net het tegendeel. Dit wordt toegelicht in onderstaande beslissingsbomen voor de identificatie van golfplaten en leien. De beslissingsbomen zijn wel specifiek voor asbestcementhoudende producten van Belgische oorsprong. Soms kan men uit de productnaam afleiden of het materiaal al of niet asbesthoudend is. In Nederland werden vooral golfplaten gebruikt, in België komen leien van asbestcement ook frequent voor. De consumentenorganisatie Test-Aankoop biedt aan haar leden een test aan die zekerheid verschaft over de aanwezigheid van asbest in een materiaal. Voor 40 euro ontvangt u van Test-Aankoop een enveloppe met kunststof zak waarop het adres van een labo vermeld is en waarin u het staal moet voegen. De enveloppe bevat ook precieze instructies over hoe u het staal moet nemen. Test-Aankoop bezorgt u de analyseresultaten per post. Meer info over deze 'Asbesttest' vindt u bij Test-Aankoop Dienst Bestellingen, Hollanderstraat 13, 1060 Brussel, via het faxnummer 02/542 35 13 of via
[email protected].
14
Beslissingsboom golfplaten ja NT markering in oppervlak neen ja ( A S B E S T H O U D E N D )
Verstevigingsstrippen in golven neen ja J )
Fabrikagedatum na 1997 neen ja
( A S B E S T V R I
Fabrikagedatum vóór 1992 neen ja Uitzicht nieuw neen ja Ongekleurd
NT
asbestbloem zichtbaar
AT
ja
ja egaal lichtgrijs neen
neen Gekleurd : geen onderscheid
Zichtbare vezels in breuklijn ja ja
ja grote vezels
fijne vezels
vuurtest ja
ja vezels blijven gloeien
vezels smelten weg
15
Beslissingsboom leien ja NT markering op rugkant neen
ja J )
fabrikagedatum voor 1990 neen merknaam
ja
Eterna Multex Big Ben Country neen
Alterna Stonit neen
ja
60 X 40 60 X 32 45 X 32 neen
ja
( A S B E S T V R I
( A S B E S T H O U D E N D )
ja fabrikagedatum na 1996 neen
NT
AT
formaat
ja
40 X 20 40 X 24 neen
zichtbare vezels in breukvlak ja
ja grotere witte vezels
veel fijne haartjes
vuurtest ja
ja vezels blijven gloeien
vezels smelten weg
16
1.4 Asbesthoudend materiaal steeds verwijderen ? De aanwezigheid van asbest in materialen heeft geleid tot bezorgdheid die in sporadische gevallen de vorm van lichte paniek aanneemt. Dit is niet nodig. Het is wel belangrijk dat men op verantwoorde wijze met asbest omgaat. Tot voor enkele jaren was verwijdering dikwijls de enige reflex op de aanwezigheid van asbest in een gebouw. De laatste jaren is een meer genuanceerde benadering merkbaar. Het risico is immers heel erg situatiegebonden. De aanwezigheid van asbestcement in een tuinhuis brengt veel minder risico mee dan een partij losse asbest die naast een school werd gedumpt. De aanwezigheid van hechtgebonden, niet-verweerd asbesthoudend materiaal geeft een erg beperkt risico zolang men het materiaal niet bewerkt. Men kan als bijkomende voorzorgsmaatregel het asbestcement verven of vernissen. Dit beperkt de kans dat vezels aan het oppervlak vrijkomen. Aanbevolen type verf is een alkaliresistente, dampdoorlatende verf. Op het webadres www.asbestonline.nl/enter.php?gap=risico&id=91 is er een methode om het risico enigszins in te schatten. Bij de beslissing tot al of niet verwijderen spelen nog andere factoren een rol dan de toestand van het materiaal: men dient rekening te houden met de bezettingsgraad en het gebruik van de lokalen of de machines, met de waarschijnlijkheid op beschadigingen, met de mate waarin personen die zich niet bewust zijn van het risico toegang hebben tot de locatie (bijvoorbeeld openbare ruimtes) enz… Uit luchtmetingen blijkt dat het verwijderen zelf ook risico’s inhoudt. Bij het ondeskundig verwijderen van asbest in een gesloten ruimte meet men soms nog gedurende lange tijd een heel hoge restconcentratie in de lucht. En zelfs indien een gespecialiseerde onderneming het asbest volgens de regels van de kunst verwijdert, meet men na de werken sporadisch nog verhoogde vezelconcentraties in de omgevingslucht. In België zijn controlemetingen na sommige werken verplicht. De werf mag dan niet vrijgegeven worden vooraleer de concentratie onder de wettelijke limiet is gedaald. Dit is een veilig systeem maar het leidt tot bijkomende maatregelen indien men de limiet niet onmiddellijk haalt. Voor het beoordelen van een risicosituatie kan men een expert contacteren. Een risicosituatie is bijv.: er is asbestisolatie (los asbest) in een ruimte die veel betreden wordt, er valt stof uit de isolatie en de meeste mensen die de ruimte betreden weten niet dat het over asbest gaat. Het deskundig verwijderen van asbestcementplaten wordt meestal niet beschouwd als een risicosituatie. Men vindt asbestexperten bij de laboratoria die erkend zijn voor de identificatie van asbest in materialen of voor het meten van asbestvezels in de lucht. Men kan de lijst van deze labo’s raadplegen bij http://www.werk.belgie.be/erkenningenDefault.aspx?id=4226. De brochure asbest in en om het huis geeft u een antwoord op praktische vragen: − − −
waar kan u asbest in een huis aantreffen; welke voorzorgsmaatregelen kan u nemen; is verwijdering altijd nodig. 17
Men kan deze brochure gratis van Internet halen. Indien men een asbesthoudend gebouw of constructie afbreekt, moet men het vrijkomende asbest gescheiden van het andere afval inzamelen en afvoeren. Verder in dit document vindt u de te volgen werkwijze.
1.4.1 Hoe asbestafval verwijderen? Verwijderen van asbesthoudend materiaal geeft altijd een zeker risico. De grootte van het risico heeft men echter zelf in handen. Indien u zorgvuldig tewerk gaat wordt het risico erg beperkt. De geschikte methodes worden hieronder beschreven. De gebruikte methodes hangen af van het soort asbesthoudend afval: afval met hechtgebonden asbestvezels of met los asbest.
1.4.2 Asbestcement Bij asbestcementplaten en asbestcementleien is de asbestvezel hecht gebonden in een matrix van cement. Dit maakt deze materialen veiliger dan vrij asbest. Er zijn een aantal andere toepassingen waarbij het asbest ook hecht is gebonden. Het asbest kan dan ingekapseld zijn in een kunststof, een kunsthars of een ander bindmiddel. Het gaat over sommige imitatiemarmers, asbestvinylvloertegels, asbestbitumen, asbesthoudende remschoenen en koppelingsschijven, asbestvinyltegels, asbesthoudende mastiek of lijm. Opgelet met asbestlijm: het asbest kan hier wel hechtgebonden zijn maar de verwijdering kan toch veel stof opleveren. Bij verwijdering van asbestcement of ander hechtgebonden asbestafval moet men steeds een aantal eenvoudige maatregelen nemen. Alle maatregelen hebben als doel de vrijstelling van of blootstelling aan stof zoveel mogelijk te beperken. Het gaat over volgende maatregelen bij werkzaamheden buiten: − −
− − −
De asbestcementplaten worden één voor één verwijderd. Soms kan een hoogtewerker nodig zijn. De platen of leien worden niet naar beneden gegooid. Breuk vermijdt men zoveel mogelijk; Men gebruikt geen hogedrukreinigers of sneldraaiende werktuigen zoals schuurschijven en hoekslijpmachines voor het bewerken, snijden of schoonmaken van asbesthoudende materialen. Dit is trouwens verboden in het KB van 16 maart 2006. Wel toegelaten is een handzaag. Slijpmachines en schuurschijven mag men enkel gebruiken in een hermetisch afgesloten zone voor de verwijdering van asbesthoudende lijmsoorten, voor zover de machines uitgerust zijn met een individuele en rechtstreekse stofafzuiging met absoluutfilter. Bij zagen en bewerken wordt het breukvlak van de platen met water bevochtigd. Men kan eventueel een fixerend additief aan het water toevoegen (bijv. Foster Sealant). Sluit ramen en deuren van nabije gebouwen tijdens werken buiten. Het asbestcement wordt op de werf in een afzonderlijke container ingezameld (dus niet bij het andere puinafval). Puinafval wordt 18
− −
− −
vaak in een breekinstallatie gerecycleerd. Asbestcement moet hieruit geweerd worden zodat bij het breken geen asbestvezels in de omgeving terechtkomen. Het asbestcement wordt afgevoerd in een gesloten houder zoals bijv. een afgedekte container. Het asbestcement mag in kunststof verpakt zijn. Het moet niet meer ontpakt worden bij het storten; draag beschermende kledij (wegwerpkleding zoals overall, fijne handschoenen, overschoenen). Op deze manier komt er geen stof op of in de dagelijkse kledij. De wegwerpbescherming wordt na de werken in een goed gesloten kunststofzak geborgen. Men kan na de werken best een douche nemen en het haar heel goed wassen. Vermijd absoluut om met ongereinigde werkkledij in een gesloten ruimte plaats te nemen zoals een voertuig. Asbestvezels kunnen lang blijven rondhangen in dergelijke ruimtes. Men kan eventueel de containers waarin asbestcement is vervoerd met water reinigen om verspreiding van asbesthoudend stof te vermijden. Beter nog is een containerbag of een bigbag te gebruiken zodat men de container niet moet reinigen.
Bij werken binnen neemt men bijkomend volgende maatregelen: − In de eerste plaats voorkomt men het vrijkomen van vezels. Bijkomend zorgt men voor een goede ventilatie van de binnenruimte. − Men draagt alle Persoonlijke Beschermings Middelen (PBM’s). Het betreft ademhalingsbescherming en wegwerpkleding zoals overall, fijne handschoenen, overschoenen. Als ademhalingsbescherming draagt men een P3-masker. Dit is het enige type masker dat de inademing van heel fijne asbestvezels voldoende belemmert. Een volgelaatsmasker beschermt beter dan een halfgelaatsmasker. Men kan na de werken best een douche nemen en het haar heel goed wassen. − Indien een bijkomende reiniging van de binnenruimte na de werken noodzakelijk blijkt (er is bijv. een laag stof achtergebleven) kan men de oppervlakten reinigen een stofzuiger met absoluutfilter (een zogenaamde “HEPA”-filter). De stofzak moet men na de werken altijd (voorzichtig!) uit de stofzuiger halen. Men kan de ruimte ook opvegen na de oppervlakten met water te hebben besproeid. Men moet bij het vegen steeds de reeds vermelde persoonlijke beschermingsmiddelen dragen; − zowel de stofzak, het veegvuil als de wegwerpkleding moeten worden beschouwd als asbesthoudend afval. Dit betekent dat men dit afval dubbelwandig moet verpakken in een gesloten kunststofverpakking voorzien van een asbestetiket. Het afval moet worden opgehaald door een bij de OVAM erkende overbrenger voor gevaarlijk afval. Asbestcement kan worden afgevoerd naar een vergunde stortplaats voor inert afval (een categorie 3-stortplaats), naar een vergunde containerdienst of naar een vergund containerpark. Het containerpark moet dan wel een afzonderlijke container hebben voor asbestcement. Dit is zo in de meeste containerparken. Lijsten van categorie 3-stortplaatsen en van containerparken vindt u op de OVAM website, bij de rubriek "afval", vervolgens bij “eindverwerkers”, " verwerkers (lijsten)". U kan een dergelijke lijst ook telefonisch aanvragen ( 015/284 284 of 015/284 325). Bij elk transport van asbestafval moet men een ingevuld identificatieformulier voor afvalstoffen voegen. Dit geldt niet voor een particulier, een zelfstandige of een 19
onderneming met minder dan 10 werknemers die eigen afval naar een vergunde verwerker afvoeren. De producent en de overbrenger van de afvalstoffen moeten de gegevens op het identificatieformulier ondertekenen en dateren. Wanneer u de hoeveelheid niet kan bepalen voor het vertrek mag u de hoeveelheid invullen op de plaats van de bestemming. Dé veiligheidstip bij verwijderen van asbestcement: Neem eenvoudige maatregelen waardoor u de verspreiding van stof (en dus van asbestvezels) beperkt Men kan deze afvalstoffen afvoeren naar een vergunde stortplaats voor bedrijfsafval (een zogenaamde categorie 1-stortplaats). De afvalstoffen dienen dubbelwandig te worden verpakt. Op de buitenste verpakking moet een asbestetiket komen.
1.4.3 Weinig gebonden asbest Men moet heel voorzichtig omgaan met materialen met weinig of niet-gebonden asbest. De asbestvezels komen gemakkelijk uit deze materialen vrij en kunnen zo ingeademd worden. Materialen met los asbest hebben vaak een vezelige of wollige structuur en een witte of grijze kleur. Los gebonden asbest komt regelmatig voor als "touwvormig" materiaal of als gipshoudende isolatie rond leidingen en als spuitasbest rond stalen constructie-elementen. Een visuele herkenning is mogelijk door mensen met de nodige ervaring. Voor absolute zekerheid over de aanwezigheid van asbest is meestal een analyse in een laboratorium nodig. Volgende zaken zijn belangrijk bij verwijdering en afvoer van los of weinig gebonden asbest: −
−
−
Verwijdering moet gebeuren door een door de FOD werkgelegenheid erkende verwijderaar (erkend voor het gebruik van de methode van de hermetische zone of van de couveusezakmethode). Een lijst van erkende asbestverwijderaars vindt men bij de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. en particulier moet in principe de Codex over Welzijn op het Werk niet naleven en moet dus ook geen erkende verwijderaar contacteren. De overheid ontraadt echte ten stelligste om op eigen houtje producten met los asbest te verwijderen: het gezondheidsrisico is gewoon te groot. Vrije asbestvezels kunnen bij inademing aanleiding geven tot een aantal longziekten met vaak dodelijke afloop. Typisch voor deze ziekten is dat ze een lange incubatietijd hebben. Men kan dus nog ziek worden tientallen jaren na de blootstelling. Het asbesthoudend afval moet opgehaald en afgevoerd worden door of in opdracht van een erkende overbrenger voor asbestafval. Deze verplichting geldt niet voor particulieren, zelfstandigen of ondernemers die eigen asbestafval naar een vergunde inrichting afvoeren (eigen asbestafval is asbestafval dat vrijkomt bij eigen activiteiten). Indien men het afval zelf afvoert moet men zich bewust zijn van het risico. Het asbestafval dient bij transport verpakt te worden in een dubbelwandige verpakking met asbestetikettering. Afvoer moet gebeuren naar een vergunde 20
−
inrichting voor “solidificatie”. Het asbest wordt er vermengd met cement. Men verkrijgt een betonnen blok waaruit de vezels niet meer kunnen ontsnappen. Het betonblok wordt gestort. Een lijst van erkende overbrengers voor asbestafval kan men telefonisch bij de OVAM aanvragen ( 015/284.311) of vindt men op de OVAM website (rubriek "onderneming", vervolgens "overbrengers/verwerkers"). Los gebonden asbest mag niet naar een containerpark afgevoerd worden. Bij elk transport van asbestafval moet men een identificatieformulier voor afvalstoffen voegen (zie ook vorige paragraaf). Deze verplichting geldt niet voor particulieren, zelfstandigen en kleine ondernemers (< 10 werknemers) die eigen afval afvoeren. Indien men zijn afval laat ophalen, vraagt men steeds een kopie van het identificatieformulier aan de erkende overbrenger. Het identificatieformulier vermeldt onder meer de hoeveelheid afgevoerd materiaal, de aard van het materiaal, de datum van afvoer, de bestemming en naam en adres van de producent van het afval, van de opdrachtgever en van de vervoerder (als deze niet de opdrachtgever is). De houder van de afvalstof houdt dit document bij, het kan bij eventuele latere betwistingen als bewijs van legale afvoer dienen.
Informatie over beschermende kledij voor asbestsloop vindt men onder meer op de website http://www.horyon.nl/. Algemene info over persoonlijke beschermingsmiddelen en over gevaarlijke stoffen vindt men onder meer op de website http://www.opb.be/.
Wanneer u enige twijfel hebt over de toegelaten verwijderings- en verwerkingswijze voor uw asbestafval kan u de dienst anorganische afvalstoffen van de OVAM contacteren ( 015/284.325, 015/43.44.02).
1.5 Hoe asbestafval verpakken ? Men moet asbestafval zo verpakken, afdekken en behandelen dat er geen asbestdeeltjes in het milieu vrijkomen. (art. 6.4.0.1, §2 van Vlarem II). Dit wordt ook vermeld in art. 23 van het afvalstoffendecreet (“deugdelijke” verpakking en merking conform de Europese voorschriften van gevaarlijk afval), en art. 5.1.1.2.§2 van het Vlarea (“deugdelijke verpakking”).
1.5.1 Vrij asbest verpakken Men dient afvalstoffen met vrije of losse asbestvezels te verpakken in een stofdichte, gesloten kunststofverpakking met de nodige asbestetikettering. De OVAM meent dat bij afvalstoffen met vrij of weinig gebonden asbestvezels de kunststofverpakking altijd dubbelwandig dient te zijn hoewel de wetgeving hierover niet altijd even duidelijk is (volgens het Vlarem is een dubbelwandige verpakking enkel nodig wanneer men het asbestafval niet kan vermalen of samenpersen). Gelet op de gehanteerde werkwijze in hermetische zones zal losgebonden asbestafval sowieso dubbelwandig verpakt zijn: in de in onderdruk staande hermetisch gesloten, “vuile” zone wordt het asbestafval een eerste maal verpakt. 21
Vervolgens brengt men het verpakte asbestafval naar de sluis waar men het nogmaals verpakt. Tenslotte haalt men het verpakte afval uit de hermetische zone. Met een dubbelwandige verpakking kunnen vezels die zich tijdens het manipuleren van het afval in de vuile zone aan de oppervlakte van de binnenste verpakking hechten toch niet in de buitenlucht terechtkomen. Een geschikte verpakking is een volledig dubbelwandige bigbag (PP gecoat doek) met stofafdichting aan de naden en voorzien van een asbestetiket. Er zijn bigbags die officieel gekeurd zijn voor asbest. Deze bigbags hebben een duidelijk zichtbaar merkteken.
Het asbestetiket bestaat uit een witte letter "a" op een zwarte achtergrond. Daaronder is er een witte of zwarte standaardtekst op een rode achtergrond. Het etiket is minimaal 5 cm hoog en 2,5 cm breed. Indien het product blauw asbest of crocidoliet bevat moet de tekst "bevat asbest" vervangen worden door "bevat crocidoliet/blauw asbest". Een beschrijving van het asbestetiket vindt u in het KB van 23.10.2001 over het beperken van het op de markt brengen, het vervaardigen en het gebruik van asbest. Figuur 10: asbestetiket
1.5.2 Asbestcement verpakken Asbestcementafval en ander hechtgebonden asbestafval moet volgens de milieuwetgeving de in Vlaanderen niet verpakt worden. Anderzijds vermeldt art. 39, §1, f. van de wet van 16 maart 2016 ter bescherming van werknemers tegen de schadelijke gevolgen van asbest wel: “Asbest en materialen waaruit asbestvezels vrijkomen of stof dat asbest bevat, worden opgeborgen en vervoerd in daartoe geschikte gesloten verpakkingen die voldoende bestand zijn tegen stoten en scheuren en gekenmerkt overeenkomstig de bepalingen van de bijlage bij het koninklijk besluit van 23 oktober 2001.” Bovenvermelde wetgeving is echter enkel van toepassing op werknemers (niet op particulieren) en het is ook niet duidelijk of afvalstoffen met hechtgebonden asbest zoals asbestvinyl of asbestcement in goede toestand worden beschouwd als “materialen waaruit asbestvezels vrijkomen”. Er is dus enige onduidelijkheid. Daarom hanteert de OVAM volgende stelregel: particulieren moeten hun afvalstoffen met hechtgebonden asbest niet verplicht verpakken doch dit wordt aanbevolen. Vanaf de inzamelcentra (containerpark, containerdienst) wordt verpakken onontbeerlijk: de meeste stortplaatsen aanvaarden asbestcement immers enkel als dit verpakt is. De verpakking kan bestaan uit een kunststoffolie, een bigbag, een platenzak of iets dergelijks. Men kleeft een kunstoffolie bij voorkeur dicht met tape.
22
Bij het verpakken van asbestcement snijdt u de verpakking op de juiste afmeting, niet de platen of leien. Op deze wijze vermijdt u een onnodige bewerking van de platen of leien In Wallonië moeten asbestcementplaten en gelijkaardige producten zoals Glasal, Masal, Pical, Pierrite en Granité vloertegels in dubbelwandige en van een etiket voorziene zakken verpakt worden. De binnenzak moet van doorzichtig polyethyleen zijn met een minimale dikte van 80 µm. De buitenzak moet bestaan uit polypropyleen met een minimale dikte van 200 µm.
1.6 Hoe verwerkt men asbestafval ? Asbestcement stort men op een vergunde stortplaats. Afval met vrij of los asbest vermaalt men tot asbestbrokken van max. 1 cm groot. Het asbestafval wordt vervolgens gecementeerd zodat de asbestvezels in het cement worden gefixeerd. De gecementeerde blokken worden verpakt in een stofdichte kunststofverpakking met asbestetikettering. De blokken worden dan gestort op een categorie I stortplaats. Verpakkingsafval en kunststofafval verontreinigd met asbest wordt niet vermalen doch enkel in balen samengeperst (tot een minimale dichtheid van 400 kg/m³). De balen worden ook in een stofdichte kunststofverpakking met de nodige asbestetikettering verpakt en gestort. Er is ook nog afval met los asbest dat vermalen noch geperst kan worden. Een voorbeeld is een metalen balk waarop spuitasbest is aangebracht. Dit afval wordt enkel verpakt in een dubbelwandige stofdichte kunststofverpakking en dan gestort. De werkwijzen voor los asbest worden voorgeschreven in artikel 5.2.4.1.3. van het Vlarem. Er is in Vlaanderen slechts 1 onderneming die de technische knowhow en de noodzakelijke milieuvergunning heeft voor het vermalen en cementeren van asbestafval: de onderneming Rematt, Lichtstraat 20 te Mol ( 014/86 18 62 of 86 60 21, www.rematt.be). Onderstaande tabel geeft de evolutie weer van de hoeveelheid gevaarlijke asbesthoudende afvalstoffen die de laatste jaren In Vlaanderen verwerkt werd.
23
6000 5000
ton
4000 3000 2000 1000 0 1997
1998
1999
2000
jaar
Figuur 11: in Vlaanderen behandeld gevaarlijk asbestafval
1.7 Mag men asbest nog gebruiken? Het hangt ervan af wat men onder gebruik verstaat. Nieuwe asbesthoudende producten vindt u niet meer op de Europese markt. U mag geen bestaande producten met asbest hergebruiken. Dit betekent echter geenszins dat u onmiddellijk alle asbesthoudende producten in huis, onderneming of machinepark moet verwijderen. Men mag bestaande asbesthoudende producten blijven gebruiken tot wanneer de normale levensduur verstreken is of tot wanneer de constructie waarin het asbest zich bevindt uit gebruik wordt genomen. Met normale levensduur verstaat men in deze context de periode waarbinnen de kwaliteit van de asbesthoudende producten niet zodanig verslechtert dat er vrije asbestvezels vrijkomen of dreigen vrij te komen. Eens asbesthoudende materialen uit gebruik worden genomen mogen deze NIET meer worden doorverkocht of opnieuw gebruikt. De producten dienen als asbesthoudend afval verwerkt te worden op de in dit document toegelichte wijze. Vanaf 1998 mocht asbestcement niet meer op de Belgische markt gebracht of geproduceerd worden. Het gebruik van sommige producten met het minder schadelijke wit asbest bleef nog toegelaten. In december 2001 werd het verbod uitgebreid naar bijna alle asbesthoudende toepassingen. Er zijn nog enkele uitzonderingen voor asbesthoudende materialen voor onderzoeks-, ontwikkelings- of analysedoeleinden en, tot 1 januari 2005, voor chrysotielhoudende dichtingen en bekledingen die gebruikt worden bij installaties met vloeistofcirculatie bij hoge drukken en temperaturen.
1.8 Wat moeten ondernemingen doen? Om de werknemers te beschermen tegen asbest heeft de overheid aan werkgevers bijkomende verplichtingen opgelegd.
24
Eén verplichting is het nemen van beschermende maatregelen bij werkzaamheden aan asbesthoudende materialen. Deze beschermende maatregelen worden uitvoerig toegelicht in het tweede deel van dit document, in het item “werken met asbest”. Ook als de werkgever geen werken aan asbesthoudende materialen in zijn onderneming plant moet de werkgever sedert 1 januari 1995 toch een asbestinventaris en eventueel een asbestbeheersplan opstellen. Alle verplichtingen worden beschreven in het KB van 16 maart 2006. Voor de interpretatie van deze complexe wetgeving is de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg bevoegd. U kan met schriftelijke vragen over het KB van 16 maart 2006 terecht bij de Algemene Directie Humanisering van de Arbeid, Ernest Blerotstraat 11070 Brussel (
[email protected]).
25
26
2 Meer over asbest
2.1 Asbest, een natuurlijk mineraal een gewoon gesteente, in een speciale vorm Asbest is een verzamelnaam voor natuurlijke vezelvormige silicaten, met name voor vezelachtige amfibolen en serpentijnen. Silicaten zijn wijd verspreid. Silicium is immers na zuurstof het meest voorkomende element in de aardkorst. Silicaten komen overwegend in een niet-vezelige vorm voor. Ze worden in deze vorm niet als asbest beschouwd. De gevaarseigenschappen van asbest zijn immers rechtstreeks verbonden met het voorkomen als vezel. Asbestvezels hadden echter ook vele voordelen: ze bleken slijtvast, brand- en geluidswerend, (elektrisch) isolerend en goedkoop te zijn. Amfibolen en serpentijnen zijn verzamelnamen voor uitgebreide groepen magnesiumhoudende mineralen die in vele gesteentes worden aangetroffen. De groepen hebben een gelijkaardige chemische samenstelling maar kunnen een verschillende structuur hebben. De rotsformaties bevatten maar zelden de gevaarlijke vezelige structuur. Deze vezels worden aangetroffen in aders of in lagen, tussen het gesteente met dezelfde chemische samenstelling. De lagen zijn soms maar enkele centimeters dik. Wanneer de aders meer dan 1 procent van het gesteente vormen is commerciële exploitatie mogelijk. De belangrijkste soorten asbest zijn: −
−
In serpentijnen (plaatvormige silicaten): ◦ wit asbest (chrysotiel). Wit asbest komt het meest voor in asbesthoudend materiaal (ca. 90 procent). Chrysotielasbest zou het minst schadelijk zijn voor de menselijke gezondheid. Chrysotiel is vooral zuurbestendig. In amfibolen (kettingvormige silicaten): ◦ blauw asbest (crocidoliet). Dit is de gevaarlijkste vorm. Blauw asbest is vooral in spuitlagen gebruikt. Het komt volgens analyseverslagen ook in asbestcementplaten voor, toch veel minder frequent dan wit asbest en vaak als een soort “vervuiling” van het wit asbest. Blauw asbest werd tot 1978 wel frequent in buizen van asbestcement aangewend. Blauw asbest is vooral basebestendig. ◦ bruin asbest (amosiet). Dit is, na chrysotiel, de meest voorkomende asbestvezel. Bruin asbest is gevaarlijker dan wit asbest.
Ambifolen zijn van structuur massief, ruitvormig van doorsnede en minder flexibel dan wit asbest. Amfiboolvezels munten uit door hun hittebestendigheid. Ze kunnen zich afsplitsen tot kleine maar zeer scherpe splinters. Ambifoolasbest wordt hoofdzakelijk gewonnen in Zuid-Afrika. Serpentijn (Mg3Si2O3(OH)) bestaat uit 2 lagen. De eerste laag bestaat uit Mg, O en OH en de tweede laag bestaat uit Si en O, hierdoor rolt de structuur zich wat op waardoor lange en holle buizen ontstaan. De verbindingen zijn zwak maar flexibel. De belangrijkste winplaatsen van serpentijn zijn Quebec en de Oeral, deze zijn samen goed voor 3/4 van de wereldproductie. Ook in Australië (blauw asbest), Brazilië, en Zimbabwe ontgint men asbest. Canada exporteert 96 procent van haar asbest, hoofdzakelijk naar Azië. In Canada zelf wordt bijna geen asbest gebruikt. Wit asbest zou nooit alleen voorkomen, het is altijd verontreinigd met een ambifool soort, bijvoorbeeld tremoliet. Dit komt niet overeen met de gegevens waarover de 27
OVAM beschikt, met name analyseresultaten waarin enkel de aanwezigheid van wit asbest is vermeld. Naast deze mineralen noemt men ook nog vezelige vormen van de mineralen actinoliet, anthofylliet en tremoliet asbest. Tremoliet is genoemd naar Tremola, een vallei in de Italiaanse Alpen waar het voor het eerst werd gevonden. De vezelige asbestvariant van tremoliet werd ook bergleder genoemd wegens het textielachtige aanvoelen. In de natuur komen nog meer dan 100 andere mineralen sporadisch in een vezelige vorm voor. De vezelige vorm van deze mineralen wordt echter niet als asbest beschouwd. Men spreekt soms van asbestiforme vezels. Mineralen zoals sepioliet (“zeeschuim”), zeolieten, steatiet (talk) en wollastoniet kunnen in asbestiforme vorm voorkomen. De wereldproductie van asbest bereikt in de 70-jaren met 4 miljoen ton een hoogtepunt. In 2000 werd nog 1,9 miljoen ton ontgonnen. Er is jammer genoeg nog voldoende over: de wereldwijde reserves bedragen 200 miljoen ton.
ton (x 1000)
Op microscopische schaal bestaan bruine en blauw asbest uit rechtere en dikkere vezels dan wit asbest. Wit asbest of chrysotielasbest heeft een pluizig, wollig uitzicht. De pluisjes zijn eigenlijk bundels van zeer fijne vezels. Een individuele chrysotielvezel heeft een dikte van 0,02 tot 0,04 µm en is hiermee de dunste natuurlijk voorkomende vezel.
700 600 500 400 300 200 100 0
Rusland China Canada Brazilië
1999
2000 jaar
Figuur 12: wereldproductie van asbest
Smeltpunt van de asbestmineralen bedraagt ca. 1500 C ° voor witte en bruin asbest en 1200 C ° voor blauw asbest. Asbest ontbindt voor het bereiken van de smeltpunttemperatuur: voor wit en blauw asbest bij ca. 800 C ° , voor bruin asbest tussen 600 en 900 C ° . De dichtheid bedraagt ca. 2,4 kg/dm³. Een aantal kenmerken maakten asbest tot een gegeerd product: − − − −
een grote specifieke vezeloppervlakte. Asbest vormt hierdoor een zeer samenhangende massa met andere stoffen zoals cement; trekvast (ca. 34 000 kg/cm²). Asbest vaak werd dus als verstevigend bindmiddel met andere producten gemengd (golfplaten, beton, vinyltegels e.d.). een lage warmtegeleiding en nagenoeg onbrandbaar. Asbesthoudende producten werden als brandwerende isolatie ingezet, o.m. in schepen; thermisch isolerend daar lucht tussen de vezels wordt vastgehouden; 28
− −
bestand tegen vocht en chemicaliën. Asbest rot niet. Asbest werd veel gebruikt in stallen (ammoniakdampen) en in de chemische nijverheid; schokbestendig en trillingswerend. Asbest werd o.m. in de cabine van treinstellen gebruikt.
Naargelang de gemiddelde lengte van de vezels deelt men chrysotiel in een zevental groepen (“grades”) in. Voor elke groep zijn er specifieke toepassingen. Zo wordt groep 0 (met de langste vezels) vooral voor asbesttextiel gebruikt. De prijs verschilt ook aanzienlijk in functie van de “grade”. Omwille van hun verschillende fysische en chemische eigenschappen werden de asbestvezels soms gemengd om een ideale “blend” van eigenschappen in het eindproduct te bekomen.
2.2 Asbest in onze omgeving Asbest was 4500 jaar geleden al een grondstof voor het pottenbakken. Het Griekse woord asbestos betekende in de oudheid zoiets als onverwoestbaar. Asbest wordt sedert de industriële revolutie op grote schaal gebruikt, het werd o.m. in stoommachines aangewend. De uitvinding van asbestcement door de e Oostenrijker Hatschek op het einde van de 19 eeuw opende de poort naar het massale gebruik van asbest als goedkoop bouwmateriaal.
2.2.1 Asbest wereldwijd Een alledaags gesteente… in een speciale vorm Asbestmineralen zijn silicaten, gewone mineralen met een alledaagse samenstelling. Toch nemen asbestvezels het epidemiologisch een bijzondere positie in. Het is waarschijnlijk de enige polluent: − −
waarvan met zo’n grote zekerheid het rechtstreekse verband tussen blootstelling en het optreden van een dodelijke ziekte aangetoond is. Dit verband is bovendien reeds duidelijk sedert het einde van de jaren ‘60; die men zo grootschalig is blijven ontginnen en gebruiken, ook nadat het risico algemeen bekend werd.
Asbest was goedkoop en bouwtechnisch uitermate geschikt. Een bouwmateriaal is ook geen hoogtechnologisch product dat men met mondjesmaat vervaardigt doch een bulkproduct dat men in grote hoeveelheden op de markt gooit. Dit alles had echter wel aanzienlijke gevolgen. 2.2.1.1 Productie e In het begin van de 20 eeuw produceerde men wereldwijd ongeveer 100 000 ton per jaar. De asbestproductie kwam pas goed op gang onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog. De productie verdubbelde op enkele jaren tijd tot ongeveer 1 miljoen ton rond 1950, vervolgens kwam er gestage stijging. Aan het einde van de jaren ‘60 verhoogde de productie weer aanzienlijk. De productie piekte van 1973 tot 1990 met zo’n 4 miljoen ton per jaar. De daaropvolgende 5 jaar halveerde de productie om vervolgens sinds 1995 tot heden te stabiliseren op ca. 2 miljoen ton. Deze stabilisatie is te wijten aan het blijvend gebruik in vooral minder ontwikkelde landen.
29
Onderstaande tabel bevat de wereld topzes van de producenten. Deze landen zijn verantwoordelijk voor meer dan 90 procent van de wereldproductie. Men vindt op Internet verschillende productiecijfers, doch de rangschikking van de producenten blijft wel gelijk. De cijfers van China tot 2002 lijken een onderschatting.
Land/jaar
1998
1999
2000
2002
2003
2004
2005
Rusland
602
683
752
750
880
923
925
China
314
329
350
360
500
510
520
Kazakstan
155
139
178
235
355
346
355
Canada
302
311
320
240
200
200
200
Brazilië
198
188
209
180
195
195
195
Zimbabwe
123
88
152
135
147
104
122
Totaal topzes
1 694
1 738
1 961
1 900
2277
2278
2317
Tabel 1. Asbestproductie wereldwijd, in 1000 ton
Canada is zowat het enige Westerse land dat op grote schaal asbest exporteert naar ontwikkelingslanden. Canada heeft sedert 1880 61 miljoen ton wit asbest geproduceerd. Ook Rusland exporteert asbest. Brazilië is één van de grootste asbestproducenten en exporteert het grootste deel van haar productie. In het verleden was ongeveer 6 % van het ontgonnen asbest amfibolen. De ontginning van amfibolen gebeurde in Zuid Afrika en in mindere mate in West Australië. Zuid Afrika heeft verhoudingsgewijs het meeste aantal mesothelioomslachtoffers ter wereld. In een mijnstadje in de Kaap provincie zijn 9 procent van de overlijdens te wijten aan mesothelioom. Het is nauwelijks een troost dat de wereldproductie nog bijna uitsluitend uit het iets minder gevaarlijke wit asbest zou bestaan. 2.2.1.2 Gebruik In meer dan 40 landen waaronder alle EEG lidstaten is er al een quasi totaal verbod voor het op de markt brengen van asbesthoudende materialen. In de Verenigde Staten gebruikt men nog 7 000 ton asbest per jaar in specifieke producten, wat overeenkomt met ca. 50 000 ton asbesthoudend materiaal. Asbest is verboden in onder meer Argentinië, Australië, Chili, Saoudi-Arabië en Gabon. Zuid-Korea, Zuid-Afrika en Japan bereiden een totaal verbod voor. De toestand in andere landen en vooral in ontwikkelingslanden is jammer genoeg verschillend. In bevolkingsrijke staten zoals China, India, Iran, Pakistan, Indonesië, Thailand, Brazilië, Mexico en Nigeria is er geen verbod. Deze landen slagen er niet in hun bevolking op verantwoorde wijze te beschermen. Er zou wereldwijd wel geen blauw of bruin asbest meer worden ontgonnen. 30
Productie en consumptie betreffen nu enkel nog het iets minder schadelijk geachte wit asbest.
Voornaamste asbestverbruikers in 2003 (metrische ton/jaar) China
492 000
Rusland
429 000
India
192 000
Kazakstan
174 000
Oekraïne
156 000
Thailand
133 000
Brazilië
78 400
Iran
45 800
Tabel 2. De 8 belangrijkste asbestconsumenten
In Europa is er nu al zo’n 10 jaar een asbestverbod en de piek in het aantal slachtoffers is nog altijd niet bereikt. De problemen in de ontwikkelingslanden zijn dus nog maar net begonnen. In de toekomst zal de asbestproblematiek in ontwikkelingslanden zich op nog grotere schaal manifesteren en er zullen meer slachtoffers vallen dan in het Westen. Men heeft in de ontwikkelingslanden immers nog altijd minder aandacht en geld voor milieuproblemen dan in de ontwikkelde landen. De gemiddelde kennis bij en de voorlichting en bewustwording van werknemers laat in de ontwikkelingslanden ook meer te wensen over. Tot slot zijn de werknemers zijn er vaak erg jong, ze zullen dus op nog vrij jonge leeftijd ziek worden. Uit de cijfers van productie en gebruik blijkt dat (in volgorde van grootte) Rusland, Canada, Kazachstan, Zimbabwe en Brazilië de belangrijkste uitvoerders van asbest zijn. In Rusland, China en Kazachstan stijgt de productie nog de laatste jaren. Voor sommige armere landen is uitvoer van asbest een vrij belangrijke deviezenbron. Voor Rusland zou dit, bij een prijs van 400 dollar per ton, ongeveer 200 miljoen dollar zijn in 2003. Zimbabwe verdiende in 2005 40 miljoen dollar aan de asbestexport. De stijgende productie in China daarentegen dient blijkbaar om de binnenlandse bouwwoede te voeden want het land voert bijna geen asbest uit. De Wereld Gezondheids Organisatie heeft zich in oktober 2006 uitgesproken voor een totale stop op het gebruik van alle soorten asbest. Volgens het WHO document worden wereldwijd 125 miljoen mensen op de werkplek aan asbest blootgesteld en zouden er jaarlijks zo’n 90 000 doden vallen door asbestblootstelling (www.who.int/occupational_health/publications/asbestosrelateddiseases.pdf).
31
2.2.2 Asbest in materialen 2.2.2.1 Waarin vindt u het Het gebruik van asbest is wijd verspreid: men treft asbest aan in honderden, mogelijk zelfs duizenden producten. Asbest werd vooral gebruikt als goedkoop en weerbestendig bouwmateriaal (in openbare gebouwen, woonhuizen, stallen,…), als dichtingsmateriaal in de industrie en als brandwerend materiaal in en rond de technische installaties van gebouwen. Een aantal voorbeelden: Zowat elke dichtingsring van een motor bevatte vroeger asbest. In Amerika werd crocidolietasbest tussen 1952 en 1957 gebruikt als filter voor sigaretten (http://loper.org/~george/trends/1998/Jan/88.html), wat een niet echt aan te bevelen combinatie was. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd asbest in Engelse gasmaskers gebruikt. Volgens de “Japan Automobile Manufacturers Association “ wordt asbest nog steeds door 9 Japanse autofabrikanten gebruikt (en dan vooral in mini-auto’s) in onderdelen zoals compressors, waterpompen, luchtfilters en oliekoelers. De aanwezigheid van asbest zou echter geen enkel risico inhouden. Voor alle duidelijkheid: deze wagens vindt men niet op de Europese markt. Japan zal overigens pas in 2008 het gebruik van asbest volledig verbieden. Asbest komt gelukkig vooral in gebonden vorm voor, in cement of in een kunsthars zoals bij asbestcement of bij vinylvloertegels. De asbestvezels kunnen moeilijker uit dergelijke materialen vrijkomen. Om het risico in te schatten maakt men dan ook een onderscheid tussen hecht gebonden asbest en minder hecht gebonden asbest. Er is niet altijd een scherpe grens tussen materialen met "hecht" en met "niet-hecht" of los gebonden asbest. De binding hangt af van de toestand van het materiaal. Sommige asbestcementplaten kunnen door verwering na 20 tot 30 jaar met de hand verpulverd worden, andere zijn na 70 jaar nog in goede staat. In de tabellen hieronder vindt u de vaakst voorkomende asbesttoepassingen. Het is een onmogelijke zaak om een volledige lijst te maken van asbesthoudende materialen.
32
benaming productiedatum
asbestcement – tot eind 1997
Voorkomen
kenmerken
Gevels, rondom schoorsteen Bloembakken (tot in jaren ‘80) Dakbedekking
grijze plaat vaak met eenzijdige "wafelstructuur" vrije dunne plaat, diverse vormen
Toiletafvoer leidingen voor gas-, water- en rookgasafvoer bij diverse asbestboard binnenhuistoepassingen: – ketelwanden, timmerwerk, tot jaren ‘90 elektriciteitskasten, onderdakplaat, onder cv, trapbeschot, plafonds Vloertegels van vochtige ruimten zoals keukens, vinyl (“colovinyl”) toiletten eerder zeldzaam (vooal in jaren ‘70) asbest in kunststof elektrische installaties Asbest in beton betonnen vloeren
golfplaat met variabele dikte of vlakke leien, vaak met coating of uitwendig gekleurd rond kanaal
vlak, dun, lichtbruine tot gele brandwerende plaat, voelt zacht aan, bestaat uit asbestcement met eventueel cellulosevezels, is grensgeval tussen hecht- en los gebonden asbest hard, beetje glanzend, vaak met wit "gevlamde" decoratie, breken bij buigen
zeldzaam
frictiemateriaal
koppelingen en remmen in voertuigen & machines
vaak wel asbesthoudend stof op en rond het frictiemateriaal
In coatings & dakbedekking
brandwerende verven, coatings, lijmen, in bitumen dakbedekking
wordt slechts sporadisch aangetroffen
Immitatiemarmer – tot jaren ‘80
Vensterbanken, schoorsteenmantels, Trappen, laboratoriumtafels
heel glad gepolijst, zwart oppervlak soms met witte tekening, komt regelmatig voor
Tabel 3. materialen met hechtgebonden asbest
33
benaming productiedatum
Voorkomen
kenmerken
spuitasbest
op muren en plafonds en/of stutbalken van zwembaden, eetzalen, auditoria, theaters, bedrijfshallen e.d.. rond warmte- en stoomleidingen, meestal in kelders van oudere huizen
Vlokachtig grijs of blauw uitzicht, heel los materiaal soms moeilijk op te sporen want afgedekt door deklaag vaak met doek omwikkeld vezelachtig gips met zeer losse structuur, hoog asbestgehalte
asbesthoudend isolatiegips tot jaren ‘80 afdichtkoord tot jaren ‘80
als afdichting rond kachelruitjesen deurtjes bij oude kachels
asbestkarton
als kartonachtige schimmelwerende onderlaag van oude vinylvloeren in keukens, trappen (geproduceerd vóór 1993)
asbesthoudend pleisterwerk
op muren
asbestweefsels
in brandwerende kleding en brandwerende gordijnen als geperste ronde plaatjes, als isolatie tussen leidingen in muren
pakkingsmateriaal asbesthoudende muurplug
mantel van electrictieitskabel
asbestboard – tot jaren ‘90
wit tot vuilgrijs pluizig koord, vrij stug, moeilijk te buigen verwijdering enkel met gepaste beschermende maatregelen zeer divers (kartonachtig, herkenning is echter moeilijk)
dunne, stugge, gemakkelijk breekbare onderlaag met lichtgrijze, lichtgroene of lichtbeige matte kleur diverse combinaties komen voor: in lijm, tussen jute, enz… Duidelijke vezelstructuur, bijna altijd geverfd
springt vaak stuk wanneer men de leidingen losmaakt wit-grijze pasta van pure asbestvezels, gebruikt kort na WO II (de "herculesplug" of "wonderplug")
als beschermende mantel van elektriciteitsdraden in oudere woningen als brandwerend materiaal bij diverse binnentoepassingen: ketelwanden, timmerwerk, elektriciteitskasten, onderdakplaat, onder cv, trapbeschot, plafonds, liftkokers, vuilstortkokers, in/op deuren
vlak, dunne, geelbruine of witte geperste plaat, voelt zacht aan, bestaat uit asbestcement met eventueel cellulosevezels, is grensgeval tussen hecht- en los gebonden asbest
Tabel 4. Materialen met los gebonden of vrij asbest
Er is expertise nodig voor de visuele herkenning van asbest. Asbest kan op zicht ook nooit met 100 procent zekerheid geïdentificeerd worden. Een waterdichte identificatie is enkel mogelijk in een laboratorium.
34
Spuitasbest of gevlokt asbest is één van de gevaarlijkste soorten asbesthoudend materiaal omdat het zeer los gebonden is en slecht hecht aan de drager. Het gebruik in België is verboden sedert 1 januari 1980. De structuren waarop het voorkomt zijn vaak verborgen achter platen e.d. Het spuitasbest is meestal al in slechte staat: de minste beroering kan vezels vrijstellen. Door de verboden op de productie en het gebruik van asbest in Europa zijn de milieuproblemen van asbest van de productiefase en de gebruiksfase naar de fase van de afvalstoffenverwerking verschoven. De asbestnijverheid bestaat niet meer, gebruikers moeten nog opletten, afvalverwerkers, verwijderaars van asbest en onderhoudstechnici lopen nu het grootste risico. 2.2.2.2 De Hatsheck productiemethode Bij 99% van de abestcementproductie gebruikte men de ‘Hatschek-methode’. De e productiemethode dateert van de 19 eeuw en is genoemd naar de Tsjechische uitvinder Ludwig Hatschek. Men gebruikt drie grondstoffen: chrysotiel (wit asbest), cement en water. De asbestfabrieken kochten grote zakken met asbest in die in het land van herkomst al waren voorbewerkt tot losse vezels. De vezels werden opgeslagen in grote silo’s tot het moment waarop ze verwerkt zouden worden. Dit verwerken gebeurt in een zogenaamde ‘Hollander’, een meng- en maalwerktuig dat ook gebruikt werd voor de fabricage van papier. De brij van asbest, cement en water werd constant in beweging gehouden tot het goed gemengd was en een soort zompig deeg was ontstaan. Dan werd het naar een draaiende cilinder gevoerd die was bespannen met kopergaas waar de brij omheen werd gewikkeld. 90% van het water uit de brij liep door het gaas weg. De asbestvezels zorgden er echter voor dat het cement niet weg kon. Het resultaat was het zogenaamde asbestvlies, dat werd weggeleid over een veelal wollen of vilten transportband. Deze band hield het asbestvlies vast door het als het ware een beetje op te zuigen. De transportband leidde het asbestvlies naar een zware vormwals waar het werd droog geperst. De wals nam het vlies over en het asbestvlies werd gewikkeld tot het de gewenste dikte had. De plaat werd weggevoerd en gesneden tot de juiste afmetingen. Ten slotte werden de platen te drogen gelegd. Deze productiemethode vormde de basis voor veel toepassingen van asbest. Omdat de asbestcement-platen nog ‘week’ waren toe ze van de productieband afrolden, konden ze worden omgevormd tot eigenlijk iedere gewenste vorm. Om dakplaten van asbestcement te maken bijvoorbeeld, werd een golfpatroon in de platen gemaakt om de stevigheid te vergroten en het regenwater af te kunnen voeren. Als bij het omvormen twee stukken op elkaar moesten aansluiten werden de naden bestreken met stijve asbestcementmortel. Zo ontstond er voor iedere toepassing de goede vorm. 2.2.2.3 Meten van asbest in materialen Regelmatig treft men “asbestverdachte “materialen in gebouwen aan. Meestal kan men echter op zicht niet vaststellen of het materiaal wel asbest bevat. 35
In zulke situaties of bij de opmaak van een asbestinventaris kunnen analyses van de materialen een nuttig hulpmiddel zijn voor de risico-inschatting. Uit vakbekwaamheidsschema’s blijkt dat men bij een visuele schatting van de hoeveelheid asbest in een materiaal een zeer grote spreiding van de schattingen heeft. Men overschat vooral de lage concentraties. Meetresultaten geven een betrouwbaarder beeld van de aanwezige hoeveelheid dan schattingen op zicht. De FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg erkent de laboratoria voor het meten van asbest in materialen. Men mag zich niet uitsluitend baseren op het analyseresultaat om een risicobeoordeling uit te voeren. Het meten van asbestconcentraties geeft een aantal specifieke problemen. En de concentratie van asbest in het materiaal is maar één factor om rekening mee te houden bij een risicobeoordeling. De concentratie wordt meestal uitgedrukt in massaprocent. Het is echter niet de massa asbest in het materiaal maar het aantal vezels per volume-eenheid in de omgevingslucht dat het risico bepaalt. Het risico dat men het aanwezige asbest kan inademen is essentieel. Indien asbestvezels bewust toegevoegd zijn aan een materiaal zal men het asbest steeds in hogere concentraties (meestal hoger dan 1 massaprocent) terugvinden. Asbestvezels in lage concentraties zullen de eigenschappen van een product niet beïnvloeden. Bij lagere concentraties gaat het dus over een ongewilde vervuiling en kan men de bron van de verontreiniging nagaan om een gelijkaardige besmetting in de toekomst te vermijden. Hoe lager de concentraties hoe meer het meetresultaat afhankelijk is van de homogeniteit van de asbestverontreiniging: naarmate het asbest minder gelijkmatig verspreid is, wordt de kans groter dat men in een staal geen asbest terugvindt en in een ander staal wel. De meetonzekerheid bij het meten van concentraties asbest in materialen bedraagt bij lage concentraties ongeveer een factor 10. Een gemeten 0,1 procent kan dus in werkelijkheid net zogoed 0,01 procent als 1 procent zijn. Eénzelfde massa asbestvezels kan ook geconcentreerd zijn in een beperkt aantal dikkere vezel(bundel)s of kan verdeeld zijn over talrijke fijne vezels. Het zijn vooral de fijnere vezels die gevaarlijk zijn bij inademing. Naast de concentratie zijndus de vezelkenmerken belangrijk: gaat het over fijne vezels of over langere, bredere , nog maar weinig uitgesplitste vezelbundels. Misschien wel de belangrijkste factor is het gebruikte bindmiddel: komt het asbest bijna volledig vrij voor, of is het asbest gebonden en in welk bindmiddel. Zo zal cement de vezels beter binden dan gips. En kunststoffen zoals epoxyharsen zullen nog minder vezels vrijstellen.
2.2.3 Asbest in de lucht 2.2.3.1 Inleiding Asbestvezels komen door verwering in de lucht terecht. Asbestvezels worden overal in de buitenlucht in geringe doch meetbare concentraties aangetroffen. Men noemt dit de “achtergrondconcentratie”. De achtergrondconcentratie is de concentratie waaraan de volledige bevolking in een bepaald gebied wordt blootgesteld. Deze concentratie kan soms wat verschillen per regio. 36
Asbestvezels komen vrij door menselijke activiteiten én door natuurlijke verwering. In sommige Alpenregio’s met asbesthoudende rotsen meet men in de gezonde berglucht ook hoge concentraties asbest. Men vindt naast asbest nog vele andere vezels in de buitenlucht. Gemiddeld zijn slechts 15 procent van de minerale vezels in de buitenlucht asbestvezels. Meetresultaten van asbestconcentraties in de buitenlucht verschillen sterk naargelang de weersomstandigheden. Men moet over een groot aantal meetwaarden beschikken die ingezameld werden over een voldoende lange tijd om meetwaarden met elkaar te kunnen vergelijken. De achtergrondconcentratie is ongeveer 1 000 tot 10 000 keer lager dan de concentratie asbestvezels in professionele situaties zoals bij het verwijderen van los asbest. In deze situtaties zal men zich extra beschermen door bijv. het gebruik van ademhalingsbescherming. Meer over meetmethodes vindt u in het onderstaande item. 2.2.3.2 Is meten weten ? Metingen van asbestvezels in lucht kunnen zinvol zijn maar zijn op zich niet voldoende om het risico in te schatten. Men kan bijv. een luchtmeting in een gebouw uitvoeren om na te gaan of er geen risico is voor de aanwezigen. Zo 'n meting is enkel zinvol wanneer de meetomstandigheden zoveel mogelijk deze tijdens de normale activiteiten benaderen (luchtcirculatie, trillingen, vochtigheid e.d.). Luchtmetingen zijn maar een momentopname (weliswaar gespreid over enkele uren). Luchtmetingen kunnen verrassende resultaten opleveren. Soms is een materiaal ook duidelijk gedegradeerd en toch meet men geen asbestvezels in de lucht. Anderzijds meet men sporadisch hoge waarden na verwijderingswerken die op het eerste gezicht volgens de regels van de kunst werden uitgevoerd. Het meten van asbest in lucht moet dan ook kaderen in een totale risico-evaluatie van de specifieke locatie waar het probleem zich voordoet. 2.2.3.3 Over meetmethodes Vooreerst zijn een goede monsterneming en monstervoorbereiding onontbeerlijk om een representatieve meting te kunnen uitvoeren. Of men nog lage concentraties vezels in een staal kan detecteren hangt in eerste instantie daarvan af. De gebruikte meetmethode is belangrijk. Meetwaarden kunnen niet zomaar met elkaar vergeleken worden. Bij luchtmetingen zuigt men lucht aan over een membraanfilter. De filter vangt de asbestvezels op. De filter wordt vervolgens behandeld en men meet de hoeveelheid opgevangen asbest, rekening houdend met het aangezogen luchtdebiet. Men kan de opgevangen asbestvezels tellen of wegen. Methoden waarbij de asbestvezels worden geteld zijn nauwkeuriger dan methoden waarbij de asbestvezels worden gewogen. Analytische balansen hebben immers slechts een nauwkeurigheid tot ca. 1 µg (1 miljoenste gram), met een
37
elektronenmicroscoop kan men individuele vezels waarnemen die slechts een fractie van een nanogram (1 miljardste gram) wegen. Bij telmethodes drukt men het meetresultaat in aantal vezels per kubieke meter of per liter lucht uit. Telmethoden beklemtonen het voorkomen van kleine vezels, in tegenstelling tot gewichtsbepalingen. Telmethodes geven een betere indicatie van het risico want: − −
Kleine vezels komen in veel grotere mate in de omgevingslucht voor dan grote vezels (met uitzondering van plaatsen in de onmiddellijke nabijheid van emissiebronnen); Kleinere vezels zijn gevaarlijker dan grote vezels want ze zijn beter inadembaar.
Bij de telmethodes gebruikt men elektronenmicroscopie (EM) gekoppeld aan Xstralen spectrometrie of lichtmicroscopie. De electonenmicroscoop geeft nauwkeuriger resultaten dan de lichtmicroscoop: −
−
Door de beperktere resolutie van de lichtmicroscoop kan men met lichtmicroscopie geen vezels dunner dan 0,2 µm waarnemen. Met EM kan men dus zeer kleine vezels detecteren die met een lichtmicroscoop niet meer waarneembaar zijn; Met energiedispersieve X-stralen analyse kan men een stof chemisch identificeren en dus een ondubbelzinning onderscheid maken tussen asbestvezels en andere minerale vezels. Een standaard electronenmicroscoop is met dit systeem uitgerust. Met lichtmicroscopie is dat onderscheid veel moeilijker te maken.
Bij luchtmetingen waarbij men soms heel lage concentraties wil meten (de zogenaamde “milieumetingen”) gebruikt men electronenmicroscopie. Elektronenmicroscopie is de meest betrouwbare doch ook de duurste meetmethode. Meest performant is de analytische transmissieelektronenmicroscopie. Naast de kostprijs, zijn andere nadelen de soms lange analysetijden, het gebrek aan standaardisatie en het gebrek aan blootstellingsgegevens op basis van deze methode in epidemiologische studies. Bij arbeidssituaties gebruikt men de referentiemethode met de goedkopere maar minder nauwkeurige lichtmicroscopie. De referentiemethode kan niet altijd een onderscheid maken tussen asbestvezels en andere vezels. De getelde vezels kunnen voor een deel uit andere dan asbestvezels bestaan (gipsvezels, andere anorganische vezels,….). De methode is geschikt voor het meten van relatief hoge concentraties aan vezels waarvan men mag veronderstellen dat de vezels hoofdzakelijk asbestvezels zijn. De referentiemethode is niet geschikt voor het meten van lage concentraties zoals men deze vindt in de buitenlucht. Resultaten van beide meetmethodes kunnen niet met elkaar vergeleken worden. Er is geen vaste omrekeningsfactor om analyseresultaten via lichtmicroscopische metingen te vergelijken met analyseresultaten van elektronenmicroscopische metingen. De verhouding elektronenmicroscopisch versus lichtmicroscopisch waargenomen vezels kan variëren van 100/1 tot 1/1. Een elektronenmicroscopische analyse van één staal kost ca 500 euro (situatie 2001), een analyse via optische microscopie ca. 125 euro. De kostprijs per analyse daalt naarmate meer analyses worden uitgevoerd. 38
Een heet hangijzer bij luchtmetingen is de vezeldefinitie. De meetmethodes en alle gezondheidsonderzoeken zijn op deze definitie gebaseerd. Volgens mineralogen zou men met deze definitie echter ook veel vezels meetellen die eigenlijk geen asbestvezels zijn. Men zou deze andere vezels in grotere mate uitsluiten mocht men de verhouding lengte/diameter optrekken (mocht men enkel dunnere vezels als “asbestvezel” beschouwen). De meeste landen en organisaties hechten op dit moment echter nog steeds aan de klassieke definitie van het begrip “vezel”. Luchtmetingen op plaatsen waar asbesthoudend materiaal aanwezig is dat niet werd beroerd, zijn op zich onvoldoende voor een risicoinschatting. Er is nog andere informatie nodig om eventuele maatregelen te kunnen verantwoorden: een visuele inspectie van de materialen ter plaatse, beoordeling van de bezettingsgraad en het gebruik van de lokalen en van de waarschijnlijkheid op beschadiging van de asbesthoudende materialen. 2.2.3.4 Normen voor luchtmetingen Men heeft normen voor het milieu en normen voor de werkplaats. Het Vlaamse gewest is bevoegd voor de milieukwaliteitsnormen. Milieukwaliteitsnormen zijn de maximaal toelaatbare concentraties van een polluent in het water, in de lucht of in de bodem. Men kan dit ook de maximaal aanvaardbare achtergrondconcentratie noemen. Bij asbest is de milieukwaliteitsnorm een norm voor de concentratie vezels in de lucht. De Federale overheid is bevoegd voor de normen op de werkplaats. Deze normen zijn meestal aanzienlijk “hoger” (minder streng) dan de milieukwaliteitsnormen. Polluenten komen in een werkplaats vaak in veel hogere concentraties voor omdat dit nu eenmaal moeilijk vermijdbaar is in een bepaald productieproces of bij een bepaalde activiteit. De werkplaatsnormen zijn ook geen jaargemiddelden zoals de milieunormen: werkplaatsnormen worden toegepast bij acute blootstellingssituaties. De blootstellingsduur is dus beperkter. Tevens kan men de arbeiders op de werkplaats beter beschermen door hen aangepaste werkkledij te geven, door technische maatregelen te nemen zoals ademhalingsbescherming, door voorlichting en opleiding te geven, door het regelmatig meten van de polluent enz… over de milieunorm voor asbest: De Vlaamse milieuwetgeving bevat geen milieukwaliteitsnorm voor asbest in de buitenlucht. Men plant wel een dergelijke norm. Deze norm zal in het Vlarem worden opgenomen. Het Vlarem bevat wel een algemene emissienorm voor asbest voor vergunningsplichtige activiteiten. Een emissienorm is een norm voor een maximaal toelaatbare lozing uit een installatie. De norm bedraagt voor asbest 0,1 mg vezels per Nm³ (bijlage 4.4.2. van het Vlarem). Deze emissienorm voor asbest moet ook worden gerespecteerd bij het slopen van gebouwen, constructies en installaties (artikel 6.4.0.1. van het Vlarem). De overheid kan in de milieuvergunning verplichten tot het meten van de concentratie asbest in de luchtemissies (artikel 4.4.4.1, § 3 van het Vlarem).
39
Deze mogelijkheid wordt in praktijk nog nauwelijks gebruikt omdat er geen producenten van asbesthoudende materialen meer zijn. De wijze waarop men emissies van asbest in de lucht dient te meten wordt beschreven in bijlage 4.4.5. van het Vlarem. over de norm op de werkplaats De Codex voor Welzijn op het werk bevat een grenswaarde voor beroepsblootstelling. Deze grenswaarde is 0,1 vezels/cm³ of 100 000 vezels/Nm³. De Codex vermeldt wanneer er luchtmetingen vereist zijn. Het meten van de asbestconcentratie in de lucht van de werkplaats dient te gebeuren door een hiervoor door de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg erkend labo. Om bij sloop en verwijderingswerken van asbest de methode van de eenvoudige handelingen te mogen uitvoeren moet men via een risico-inschatting aantonen dat e de concentratie asbestvezels in de lucht lager zal zijn dan 1/10 van de grenswaarde voor beroepsblootstelling. In Nederland gebruikt men de begrippen verwaarloosbaar risiconiveau (VR) en maximaal toelaatbaar risiconiveau (MTR). Het VR werd vastgelegd op 1000 vezelequivalenten/m³ lucht, het MTR bedraagt 100 000 vezelequivalenten/m³. Nederland heeft ook een norm voor asbest in binnenlucht in voor mensen toegankelijke ruimtes. De norm is opgenomen in de regeling Bouwbesluit 2003. De norm is het verschil tussen de concentratie asbestvezels in de binnenlucht en de concentratie asbestvezels in de buitenlucht. Het verschil mag niet groter zijn dan 1000 veq/m³. 2.2.3.5 Meetresultaten in Vlaanderen Uit een meetcampagne van Vito tussen december 1998 en december 1999 blijkt dat de gemiddelde achtergrondconcentratie in Vlaanderen, ongeacht het gebied, lager is dan 350 vezels/m³. Dit is behoorlijk laag want de analytische detectielimiet bedraagt ca. 100 vezels/m³. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de meetresultaten. De meetwaarden zijn gemiddelden over een jaar.
Plaats
Beschrijving
concentratie (vezels/m³)
Concentratie (veq/m³)
nabij historische bron
Vroegere asbest industrie
260 - 421
1891 - 3057
Industrieel
Gentse kanaalzone
191 - 391
742 - 1501
Stedelijk
Globaal achtergrond
65 - 203
222 - 696
Residentieel
Achtergrond
72 - 237
188 - 601
Verkeersrijk
druk kruispunt
128 -262
841 - 1718
Tabel 5. Jaargemiddelde asbestconcentratie (december 1998- december 1999, metingen Vito, transmissie-elektronenmicroscopie)
40
Een laatste meetcampagne van Vito in 2001 bevestigde deze resultaten. De achtergrondconcentraties vertonen ook een dalende trend in de tijd. Uit een verdere analyse van het type vezels blijkt dat men nabij historische bronnen zoals een vroegere asbestverwerkende onderneming vooral de langere, meer schadelijke vezels vindt. Interessant zijn een ook aantal oudere meetwaarden van asbestconcentraties in en rond risicoplaatsen (metingen dateren van 1983) en recentere meetwaarden in de omgeving van 2 stortplaatsen voor inert afval (1997) en van een monostortplaats voor asbest (1196-1999):
activiteit/locatie
concentratie (vezels/m³)
Brusselse tunnels (in het verleden !!)
± 300 000
Slopen van gebouw zonder voorafgaande verwijdering asbest
220 miljoen tot 353 miljoen
Ongecontroleerd storten (Boom, 1981)
170 000 tot 1 200 000
bij Vlaamse asbestcementproducent (in het verleden)
130 000 tot 2 000 000
Tijdelijke opslag asbestcementplaten (1998, 10 analyses)
260 – 1090
Stortplaats voor inert afval 1 (1997, 3 meetpunten, 20 analyses)
200 – 482
Stortplaats voor inert afval 2 (1997, 3 meetpunten, 21 analyses)
285 – 790
Monostortplaats voor asbest (1996-1999)
< 200
Op containerpark, nabij asbestcontainer (2006, methode NBN T96-102)
3 metingen:< 10 000 (detectielimiet) 1 meting: 12 000*
Tabel 6. Concentratie van asbestvezels in de lucht bij risico-activiteiten (oudere gegevens) *: men heeft slechts 13 vezels (dertien) geteld in het staal. Omrekening naar m³ leidt tot het getal 12000. Het gaat over “asbestverdachte “ vezels: vezels die op asbest gelijken maar die niet niet noodzakelijk asbestvezels zijn
Uit de gegevens in tabel 4 en 5 blijkt dat er in de buitenlucht een aanzienlijke verbetering is opgetreden. De cijfers mogen enkel onder voorbehoud vergeleken worden: de gegevens uit tabel 5 zijn metingen met korte monsternemingsperioden (enkele uren tot dagen) en de meetmethode is niet bekend, in tabel 4 gaat het over meer relevante jaargemiddelden. Opmerkelijk is ook dat de concentratie asbest in de omgeving van 2 stortplaatsen voor inert afval (waar men ook asbestcement mag aanvaarden) en van een monostortplaats voor asbest laag was. 41
Uit recente luchtmetingen tijdens werkzaamheden van dakbedekkers werden geen concentraties gevonden die hoger waren dan de toegelaten norm. De resultaten worden ook bevestigd door metingen in Nederland bij het uitstorten van met asbestcement vervuild puin (< 300 v/m³, SEM), het uitzeven van met asbest vervuilde grond (< 300 v/m³, SEM), het breken van met asbestcement vervuild puin (< 1000 v/m³, SEM) en het rijden over met asbestcement en los asbestdraaisel verharde wegen (< 450 veq/m³). In deze laatste situatie werd verder van de weg wel een hoge meetwaarde van 15100 veq/m³ genoteerd. Voor dergelijke asbestwegen lijken maatregelen dus zeker aangewezen (verkeer beperken, snelheidslimiet, afgraven van het asbest). Op basis van deze gegevens kan men het volgende besluiten: situatie in open lucht: De achtergrondconcentratie in Vlaanderen is bijna overal en altijd lager dan 350 v/m³. Er kan algemeen niet meer van een ris icosituatie worden gesproken. Belangrijke risico's kunnen enkel nog optreden in of nabij specifieke situaties/locaties zoals bij sloopwerken, in de omgeving van stortplaatsen of rond asbestafvalverwerkers. Bij metingen in de omgeving van stortplaatsen werden echter geen hoge asbestconcentraties gevonden. situatie in binnenruimten: De concentratie van asbest in de binnenlucht schommelt meestal rond het “verwaarloosbaar risiconiveau” (VR). Bij de aanwezigheid van vrij of niet gebonden asbest komen concentraties voor in de buurt van het “maximaal toelaatbare risiconiveau” (MTR). Bij het deskundig verwijderen van asbest komen soms hogere concentraties voor. Bij het ondeskundig verwijderen van asbest komen zeer hoge concentraties voor. Bij het aanbrengen van spuitasbest (verboden sedert 1978) traden zeer hoge concentraties op waartegen het niet mogelijk is zich doeltreffend te beschermen. 2.2.3.6 En milieunorm voor asbest Vito heeft een milieukwaliteitsnorm voor niet arbeidssituaties voorgesteld, te meten met transmissie-elektronenmicroscopie: - een richtwaarde van 500 v/m³ als jaarlijkse gemiddelde concentratie, te meten op 24- of 48-uursbasis; - een grenswaarde van 1 000 v/m³ als jaarlijkse gemiddelde concentratie, te meten over 24 uur of 48 uur, en van 5 000 v/m³ als maximaal gemiddelde concentratie over 24 uur. De voorgestelde grenswaarde veroorzaakt, naargelang de bron, bij een levenslange blootstelling 1 extra overlijden per 10 000 tot 100 000 mensen. In België zouden dan over een gemiddelde levensduur ca. 100 tot 1 000 mensen overlijden door blootstelling aan asbest in de buitenlucht. Bij een gemiddelde levensduur van 80 jaar is dit iets meer dan 1 tot iets meer dan 10 overlijdens per jaar voor de totale Belgische bevolking. Het gaat hier wel over de onvermijdbare blootstelling aan de achtergrondconcentratie in de buitenlucht. De, in principe vermijdbare, blootstellingen aan veel hogere concentraties in arbeidssituaties veroorzaken veel meer slachtoffers. 42
De voorgestelde grenswaarde wordt overal in Vlaanderen gehaald, ook in de nabije omgeving van plaatsen waar asbest wordt bewerkt als men er de nodige beschermende maatregelen neemt. Het continu meten van asbest in de omgevingslucht via een vast aantal meetpunten lijkt dan ook niet meer opportuun. Bewaking van specifieke bronnen zoals asbestafvalverwerking, stortplaatsen met asbesthoudend materiaal en afbraak van gebouwen met asbesthoudend materiaal, door kortstondige metingen lijkt wel verantwoord. Doelstelling van de normen is dus vooral om de vrijstelling van asbest nog verder te laten dalen via diverse maatregelen.
2.2.4 Asbest in water Asbestvezels komen in kleine hoeveelheden in drinkwater voor en in voedsel (onder meer afkomstig uit filters van de voedingsindustrie, men gebruikte vroeger asbestfilters voor het klaren van dranken). Asbestcementbuizen werden gebruikt als rioleringsbuizen en als drinkwaterbuizen. Verwering van het cement door “agressieve” waters leidt tot het terugvinden van asbestvezels in slib. Het asbest kan ook via het afdichtmateriaal in grote betonnen drinkwaterleidingen in het water terechtkomen. Het voorkomen van asbest in water beschouwt men als veel minder risicovol dan asbest in lucht. Sommige onderzoeken suggereren een verband tussen hoge concentraties asbest in drinkwater en gastro-intenstinale kankers. In andere studies vindt men echter geen verband. Het kan ook dat de asbestvezels uit de longen naar het spijsverteringsstelsel migreren. Wat er ook van zij, als er al een het risico is bij het drinken van met asbest verontreinigd water, dan is het in elk geval veel kleiner dan bij inademing van asbestvezels. Het Vlarem bevat geen norm voor asbest in drinkwater. De norm van het Amerikaanse EPA (Environmental Protection Agency) bedraagt 7 miljoen vezels per l drinkwater. Boven deze norm moet men het drinkwater bijkomend zuiveren. Het meeste drinkwater in de VS bevat minder dan 1 miljoen vezels per l. De Wereld Gezondheids Organisatie meent dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat asbest in drinkwater het risico van kanker verhoogt. De WHO ziet dan ook geen noodzaak om een norm voor drinkwater op te stellen.
2.3 Asbest en gezondheid 2.3.1
Inleiding
Milieuverontreinigende stoffen lijken vele ziekten zoals kanker uit te lokken of het ziekteproces te versnellen. Maar het is vaak moeilijk de vinger op de wonde te leggen. Een rechtstreeks verband tussen de concentratie van een vervuilende stof en het voorkomen van een specifieke ziekte is soms moeilijk te bewijzen. Bij asbest is dit verband wel duidelijk. Een ziekte zoals mesothelioom wordt zo goed als uitsluitend door asbestblootstelling veroorzaakt. Er is ook geen andere milieuvervuilende stof bekend die jaarlijks zoveel (bewezen) slachtoffers maakt dan asbest. 43
Dit wil niet zeggen dat asbest de meest risicovolle polluent is. Van sommige andere stoffen of invloeden is het effect op onze gezondheid nog niet zo duidelijk. Het ontbreekt ons aan kennis en methoden om die schade te kunnen kwantificeren. We zijn ook nog maar pas begonnen te onderzoeken welke cocktails van polluenten elkaars schadelijkheid versterken. Mogelijk is asbest maar het tipje van een ijsberg van ziektes waar milieufactoren aan bijdragen. Asbest fungeert dus als een merker in de epidemiologie en kan ons meer leren over het verband tussen ziekte en milieufactoren.
2.3.2 Een lange zoektocht Asbest is een van de belangrijkste werkgerelateerde ziektes. Pas vele jaren nadat asbest geïntroduceerd werd, kwamen er waarschuwingen dat asbest misschien gevaarlijk kon zijn. De onderzoeken waarop deze waarschuwingen werden gebaseerd kwamen eigenlijk vaak te laat, omdat er toen al heel veel mensen ten dode waren opgeschreven of zelfs al gestorven waren. De reden dat deze onderzoeken pas zo laat werden opgezet heeft voornamelijk te maken met de lange tijd die asbestvezels nodig hebben om iemand te doden. Daarnaast was de link tussen asbest en de ziektes ook moeilijk te leggen. Allereerst verdacht men asbest er helemaal niet van schadelijk te zijn voor de gezondheid, dus zocht men daar ook niet naar een oplossing. Soms werkten de patiënten niet eens meer met asbest en was het moeilijk na te gaan dat ze door vezels die ze jaren terug hadden ingeademd nog ziek waren geworden. Vaak stelden artsen bij patiënten, die eigenlijk asbestose hadden, tuberculose vast, omdat deze longziekte redelijk dezelfde symptomen heeft. In Groot-Brittannië had men het eerste door dat er iets mis was met asbest. In 1924 staat er een artikel over asbest-longfibrose in het Britse vakblad “Medical Journal”. In 1927 komen er nieuwe publicaties waarin de naam asbestose wordt geïntroduceerd en wordt er een methode gevonden om asbestose vast te stellen met behulp van röntgenfoto’s. In 1929 heeft de arbeidsinspectie een grootschalig landelijk onderzoek gehouden. Omdat asbestose erg veel leek op de stoflongen van bijvoorbeeld mijnwerkers, waren de eerste adviezen van de inspectie erop gericht om de hoeveelheid stof in productiehallen te verminderen door ventilatie. Er komt in 1931 dan ook een wet, de “Asbestos Industry Regulations”, met daarin voorschriften om het stof te bestrijden. Verder wordt in deze wet asbestose als een beroepsziekte erkend. Het probleem van de asbestvezels werd door de wet niet echt verminderd. Er is echter wel aandacht voor asbestose ontstaan in andere landen, zoals Frankrijk, Nederland en België. De onderzoeken gingen verder en in de jaren ’30 en ’40 verschenen er nieuwe artikelen over asbestose en aantallen slachtoffers ervan. Ook werd er toen bericht van mensen met asbestose die niet met asbest hebben gewerkt, en werd er een mogelijk verband gelegd tussen asbest en longkanker en mesolithoom, Over het verband tussen longkanker en blootstelling aan asbest verschijnen in 1938 in Duitsland rapporten. Maar er is niet zo veel aandacht voor de asbestziektes. Dit kwam mogelijk door de economische crisis en in ieder geval door de Tweede Wereldoorlog. Tijdens de oorlog nam in Europa het gebruik van asbest en de interesse asbestziekten af. Er komen nog wel nieuwe onderzoeken uit Engeland en de Verenigde Staten. Daar worden in 1946 normen ingesteld voor het maximale aantal asbestvezels dat in een ruimte mag rondzweven.
44
Wat later worden er nieuwe bevindingen gepresenteerd. Rond 1955 wordt het verband tussen asbest en longkanker en mesothelioom bevestigd en er ontstaat het vermoeden dat er voor deze ziektes geen langdurige blootstelling aan asbestvezels nodig is. Dit was een belangrijke aanname, omdat toen duidelijk werd dat niet alleen de werknemers die lang met asbest werken risico liepen, maar ook anderen, zoals bijvoorbeeld hun gezin en buurtbewoners. De werknemers namen op hun kleding namelijk asbestvezels mee, die de longen van hun familieleden konden bereiken en zo tot ziekte konden leiden. Dit vermoeden werd door de Amerikaanse arts Irvin Selikoff en de Nederlandse arts Dr. Stumphius in resp. 1964 en 1969 bevestigd. Het duurt dus tot het midden van de jaren ‘60 tot er een wetenschappelijke consensus ontstaat. Nadat dit gebeurd is, komt de overheid langzaam in actie. In 1977 wordt in Nederland het “asbestbesluit” ingevoerd: het verwerken en bewerken van blauw asbest wordt verboden. De eerste specifieke reglementering in België verschijnt in 1978. De ondernemingswereld beweert ondertussen soms nog steeds dat men tot begin van de jaren ‘70 onvoldoende op de hoogte was van de risico’s. Dit klinkt een beetje ongeloofwaardig: het Amerikaanse Institute of Labor Statistics bracht al in 1918 een boek uit, waarin het meldde dat grote verzekeringsmaatschappijen in de Verenigde Staten en Canada al geen levensverzekeringen meer wilden verkopen aan asbestwerkers. Een kanttekening: het blijft gemakkelijk om vanuit het heden op het verleden terug te kijken. Asbest zou een ideaal bouwmateriaal geweest zijn mocht het niet schadelijk zijn. Het leek een wondermiddel: goedkoop, gemakkelijk te bewerken, brandbestendig en ook geluidsisolerend. Op het moment dat het risico algemeen bekend en overal aanvaard werd, gebruikte men het materiaal al op grote schaal. Er stonden belangrijke economische belangen op het spel en de tegenkanting om het risico van asbest volledig te erkennen was in verhouding. Mocht er nu een materiaal met gelijkaardige risico’s opduiken, is het maar de vraag of de producenten geneigd zouden zijn de risico’s wel snel en volledig te erkennen. Op dit terrein moet dus vooral de overheid een onafhankelijke en kordate rol spelen.
2.3.3 Asbestziekten Asbestvezels zijn enkel schadelijk bij inademing. De meeste vezels die de longen bereiken worden gevangen door de slijmlaag die zich bovenop de ciliën of trilharen aan de binnenkant van de luchtwegen bevindt. De trilharen bewegen continu en gesynchroniseerd aan een ritme van ongeveer 10 tot 20 maal per seconde waarbij ze deeltjes terug naar de keelholte afvoeren. De deeltjes worden vervolgens ingeslikt en via de spijsvertering afgevoerd. Langere vezels worden moeilijker verwijderd dan korte. Men vermoedt dat dit mechanisme een reden is waarom wit asbestvezels minder schadelijk zouden zijn: chrysotielvezels fragmenteren en worden na verloop van tijd dus korter. Ook macrofagen zouden een rol spelen: macrofagen zijn grote cellen die in staat zijn inerte deeltjes, bacteriën e.d. op te nemen om deze vervolgens af te breken. Langere vezels die in de longen blijven kunnen na verloop van tijd asbestlichaampjes vormen. Dit kan te wijten zijn aan de macrofagen die de asbestvezels trachten te verteren. De afbraak van deze asbestvezels lukt echter niet. Puur theoretisch kan elke blootstelling, hoe klein ook, leiden tot asbestgerelateerde ziekten. Het is met de huidige kennis niet mogelijk om op puur wetenschappelijke 45
basis een grenswaarde vast te stellen waaronder er geen enkel risico is op mesothelioom of longkanker. De uitdrukking “één vezel kan ziek maken” is in praktijk echter misleidend: men gaat er nu van uit de inademing van vele miljoenen vezel(bundels) nodig is. Het risico neemt natuurlijk wel toe naarmate de blootstelling groter is en/of langer duurt. Hoe meer vezels en hoe langer je deze ingeademd hebt, hoe groter het risico. Men drukt een asbestblootstelling dan ook uit in vezeljaren. In praktijk levert asbest vooral in specifieke situaties een relevant risico: de asbestziektes zijn voornamelijk beroepsgebonden. In zo'n 80 procent van de ziektegevallen kan men de ziekte toeschrijven aan een beroepsmatig contact met asbest. Asbestgerelateerde ziektes komen dan ook veel minder bij vrouwen voor als gevolg van hun vroegere afwezigheid op de risicovolle werkplekken. asbest komt overal in de buitenlucht voor. Iedereen ademt kleine hoeveelheden asbestvezels in. In de buitenlucht zit doorgaans echter zo weinig asbest dat het risico van asbestziektes in niet-risicosituaties met de huidige kennis als gering wordt beschouwd. Talrijke andere stoffen in ons milieu of activiteiten vormen voor nietrisicogroepen een groter risico. De inademing van asbestvezels veroorzaakt een aantal ziekten, met name: goedaardige pleurale letsels “Pleurale plaques” zijn goedaardige verdikkingen van het buitenste longvlies (pleura parietalis). Of men al dan niet een pleurale plaque ontwikkelt hangt af van de individuele kenmerken van iemands immuunsysteem. Deze fribroseachtige verdikkingen ontwikkelen zich niet tot kanker. Anderzijds betekent dit ook niet dat iemand die geen pleurale plaques ontwikkelt daarom minder kans heeft om kanker door asbestblootstelling te ontwikkelen. Er zijn indicaties dat de aanwezigheid van pleurale plaques een verhoogde kans geeft op mesothelioom. Pleurale plaques veroorzaken geen pijn noch een vermindering van de longfunctie. Ze komen frequent voor, ook na een lage blootstelling. Ze zijn een indicatie dat men aan asbest is blootgesteld. asbestose Asbestose noemt men ook wel asbeststoflong naar analogie met silicose (de klassieke stoflong). Ca. 1 procent van de asbestziekten betreft asbestose. De ziekte ontwikkelt zich progressief, ook na beëindiging van de blootstelling. Asbestose wordt gekenmerkt door een fibrose of verbindweefseling van de longen zodat de zuurstofuitwisseling wordt bemoeilijkt. Dit leidt tot hoesten, vlug buiten adem zijn e.d. Door de vermindering van de longfunctie moet het hart harder werken. Hartproblemen vormen een belangrijke doodsoorzaak bij asbestosepatiënten. Bij lichte vormen van asbestose is de ziekte zelden de directe doodsoorzaak. Bijna de helft van de asbestosepatiënten overlijdt als gevolg van ziekten zoals longkanker en maligne mesothelioom. Bij degenen die niet als gevolg van kwaadaardige asbestziekten overlijden, is er een verhoogde sterfte als gevolg van het voortschrijden van het asbestoseproces. Asbestose treedt in de regel op bij hoge tot zeer hoge blootstellingen gedurende lange tijd. Asbestose is een beroepsziekte. Asbestose wordt dan ook de laatste jaren in Vlaanderen nog maar sporadisch vastgesteld. 46
Asbestose komt hoofdzakelijk voor bij specifieke beroepsgroepen. In Nederland bleken bijvoorbeeld veel isoleerders (ca. 5 tot 10 procent) aan asbestose te leiden. In Nederland werd asbestose in 1949 als beroepsziekte erkend, in België in 1953. Voor chrysotiel zou een grenswaarde van 25 vezeljaren het voorkomen van asbestose nagenoeg uitsluiten. In uitzonderlijke gevallen worden afwijkingen gezien bij een concentratie van 5 vezeljaren. mesothelioom Ongeveer 1/3 van de asbestziekten betreft mesothelioom. Mesothelioom is een zeldzame vorm van kanker aan het long- en of buikvlies. Begin jaren zestig kwam door internationaal onderzoek aan het licht dat chronische beroepsmatige blootstelling aan asbest mesothelioom kan veroorzaken, bij opvallend lagere concentraties dan nodig zijn voor andere asbestaandoeningen, en zonder asbestose als tussenstap. De incubatietijd bedraagt gemiddeld 38 jaar na de eerste blootstelling. De diagnose is soms moeilijk. De overlevingsprognoses zijn niet goed. Bij mesothelioom is in 85 procent van de gevallen een verband met asbest aannemelijk aangetoond. Mesothelioom komt hoofdzakelijk voor als beroepsziekte (dus bij hoge en langdurige blootstellingen) maar er duiken sporadisch ook ziektegevallen op bij mensen die slechts een betrekkelijk korte blootstelling hadden of zelfs bij mensen die, voor zover bekend, nooit met asbest in aanraking zijn gekomen. Mesothelioom is onder meer vastgesteld bij familieleden van asbestwerkers en bij mensen die in de omgeving van asbestmijnen woonden. Uit onderzoek blijkt dat bij lage omgevingsconcentraties het risico van mesothelioom groter is dan op longkanker. De ziekte wordt bijna enkel veroorzaakt door crocidoliet (blauw asbest) of tremoliet. Men vermoedt dat blootstelling aan amosiet (bruin asbest) minder kans geeft op mesothelioom daar deze ziekte niet werd waargenomen bij werknemers van de amosietmijnen in Zuid-Afrika. Het lijkt ook weinig waarschijnlijk dat chrysotiel (wit asbest) mesothelioom veroorzaakt daar chrysotielvezels na verloop van tijd lijken af te breken in menselijk longweefsel. De chrysotielvezels blijven dus onvoldoende lang achter om mesothelioom te kunnen veroorzaken. Hoewel er wel indicaties zijn dat deze gedachtegang correct is, heeft de wetenschappelijke wereld hierover nog geen consensus bereikt. Het duurt erg lang eer men ziek wordt maar dan kan de ziekte snel vorderen. Er zijn gevallen bekend van patiënten bij wie 3 maanden voordat de ziekte uitbrak zelfs een gedetailleerde CT-scan nog geen enkele indicatie gaf van het mesothelioom. De gemiddelde overlevingstijd na de diagnose is iets minder dan één jaar. Over het mechanisme van de ziekte weet men nog niet veel. Een deel van de ingeademde asbestvezels migreert naar long- of buikvlies. Een hypothese is dat deze vezels reeds vrij kort na hun inbedding in het longvlies cellen aanzetten tot het vormen van kankercellen. Deze kankercellen zouden echter jarenlang een heel beperkte ontwikkeling kennen. Een specifieke trigger zou bij de kanker dan plots een explosieve ontwikkeling uitlokken. Men heeft nog geen idee welke factor(en) als trigger fungeren. Roken heeft geen invloed op het optreden van mesothelioom. De behandeling van mesothelioom heeft de laatste jaren slechts een beperkte vooruitgang geboekt. De ziekte is al vaak vergevorderd bij de diagnose. Radiotherapie slaat niet aan. Chirurgie wordt niet als een mogelijke oplossing gezien omdat de aangetaste borstholte een te grote oppervlakte heeft en de ziekte 47
dus zelden opereerbaar is. Onderzoek richt zich vooral op het verbeteren van de chemotherapie. Het recent op de markt gebracht geneesmiddel Pemetrexed verlengt de gemiddelde overleving met enkele maanden. asbestpleuritis De ziekte lijkt sterk op mesothelioom, maar ze is beter te behandelen en minder bedreigend. Door tot nog toe onduidelijke redenen kunnen er na langdurige blootstelling aan asbest vochtophopingen ontstaan in de pleuraholte. Dit gebeurt vaak al binnen tien jaar na het begin van de blootstelling. De pleuraholte is de ruimte tussen de longvliezen. Het vocht kan bloederig zijn. Soms is er zo veel vocht dat de werking van de long belemmerd wordt en er (herhaaldelijk) via puncties vocht weggezogen moet worden om verlichting te brengen. Bij onderzoek van dit vocht komen geen bijzondere kenmerken naar voren, waardoor het vaak moeilijk is de relatie met asbest te leggen. De verschijnselen van vochtophoping verdwijnen na verloop van tijd spontaan maar kunnen aan dezelfde of aan de andere kant van de long terugkomen. Als gevolg van de asbestpleuritis kunnen vergroeiingen tussen de longvliezen ontstaan en kan ook zogenaamde ‘zwoerdvorming’ met verschrompeling optreden. Wanneer dit in ernstige mate het geval is, kan een longfunctiestoornis ontstaan. longkanker De helft tot 2/3 van de asbestziekten betreffen longkanker. In Duitsland erkende men “Lungenkrebs mit Asbestose” reeds tijdens WO II als beroepsziekte. Pas in de jaren 50 werd er algemeen aanvaard dat asbestblootstelling longkanker met zich kan meebrengen. De ziekte is vaak dodelijk. Men veronderstelt dat longkanker door asbest niet wordt veroorzaakt door een zeldzame hoge blootstellingspiek, maar door een langdurig hoge blootstelling. Vuistregel is dat de kans op het ontwikkelen van de ziekte met 1 procent toeneemt per vezeljaar blootstelling. Longkanker wordt vaak voorafgegaan door asbestose. Longkanker wordt dan ook als een beroepsziekte beschouwd. De meeste gevallen van asbestose of longkanker bij professionelen traden pas 15 jaar na de eerste blootstelling op. Bij asbestverwerkers is er statistisch een lineair verband vastgesteld tussen blootstelling en kankerrisico, bij mensen die aan kleinere doses werden blootgesteld is dit verband niet aangetoond. Men kan de oorzaak van longkanker maar zelden met zekerheid aan asbestblootstelling toeschrijven. Er zijn vele andere invloeden die longkanker kunnen veroorzaken of eraan bijdragen, de voornaamste is roken. Omdat het ziektebeeld niet verschilt, is het moeilijk om de bijdrage van roken en asbestblootstelling aan het ontstaan van longkanker van elkaar te onderscheiden. Bij asbestblootstelling verhoogt het risico van longkanker met een factor 10 wanneer men bijkomend ook nog rookt: men spreekt van een synergetisch effect. larynx- of strottehoofdkanker Er werd weinig informatie teruggevonden over deze kanker in relatie tot asbest. De kanker wordt wel als beroepsziekte erkend door het Fonds van beroepsziekten. maag- en darmkanker Men vindt maag- en darmkanker vooral bij beroepsgroepen die aan blauw asbest worden blootgesteld. De asbestvezels zijn waarschijnlijk niet afkomstig van orale opname doch komen in het maag/darmkanaal terecht door migratie vanuit long en buikvlies e.d. 48
Asbestvezels die via het maag/darmkanaal opgenomen worden zijn waarschijnlijk niet gevaarlijk: er is op dit ogenblik geen verband aangetoond tussen vormen van kanker en orale opname. Er zijn wel vermoedens dat dit het geval kan zijn (bron: Ecomanager, n°56), het eventueel risico is bij ora le opname echter veel geringer dan bij inademing van asbestvezels. Er is onderzocht of asbest ook nog andere ziektes kan veroorzaken. Zo vond men onvoldoende bewijs voor een oorzakelijk verband tussen non-hodgkin lymfekanker en asbestblootstelling: in 32 van 35 epidemiologische onderzoeken werd geen verband aangetroffen. Over het juiste mechanisme waardoor asbest kanker veroorzaakt tast men in het duister. Hypothetisch worden wel eens volgende mogelijkheden geopperd: − Asbestvezels dienen als drager voor kankerverwekkende stoffen zoals PAK’s; − asbestvezels veroorzaken een chronische ontstekingsreactie in het omliggende weefsel omdat het immuunsysteem er niet in slaagt de vezels in te kapselen en te verwijderen. Dit geldt vooral voor langere vezels > 5µm. Bij de aanval van fagocytische cellen van het immuunsyteem op asbest komen vrije zuurstofradicalen vrij. De vrijgave wordt gestimuleerd door de aanwezigheid van ijzer. Amosiet en crocidoliet bevatten tot 20 % ijzer. De reactieve zuurstofverbindingen veroorzaken ontstekingsreacties in de omliggende cellen. Deze ontstekingsreacties kunnen op lange termijn DNA schade veroorzaken bij een aantal genen die de celdeling controleren. Hier zijn ook cytokines (eiwitachtige stoffen die een rol spelen bij de communicatie tussen cellen) bij betrokken. Bij mesothelioompatiënten vindt men vaak afwijkingen op sommige chromosomen. Chrysotielvezels zouden na verloop van tijd splitsen tot kortere vezels die wel door fagocyten kunnen worden ingekapseld en verwijderd; − er zijn enige experimentele aanwijzingen dat het virus SV40 bijdraagt aan de vorming van mesothelioom. SV40 is een DNA tumor virus dat voorkomt bij apen. Het virus is waarschijnlijk bij de mens is gekomen door massale polio vaccinatiecampagnes tussen 1955 en 1963. SV40 en asbest werken in deze hyptthese samen in een ingewikkeld genetisch mechanisme dat uiteindelijk tot mesothelioom leidt.
2.3.4 Gevaarseigenschappen in functie van vezel(type) Alle epidemiologische studies zijn gebaseerd op de huidige vezeldefinitie. Niet elke soort vezel is immers even gevaarlijk: de kankerverwekkende eigenschappen houden vooral verband met de afmetingen van de vezels en met het type van asbestvezel. Dit wordt nog eens bevestigd in recente studies. Vezelafmeting Langere en dunnere vezels zijn gevaarlijker dan kortere en dikkere. De gevaarlijkste vezels hebben een lengte tussen 5 en 40 µm en een diameter tussen 0,05 en 1 µm. Uit dierproeven blijkt dat vezels langer dan 8 µm en dunner dan 0,2 µm veel meer kans op tumoren veroorzaken dan korte vezels. Vezels met een lengte/diameterverhouding < 3 zijn minder gevaarlijk. De dunnere vezels kunnen bij inademing de longblaasjes bereiken en zo de grotere gezondheidsschade veroorzaken. Vezels langer dan 5 µm kunnen niet worden omhuld door macrofagen. Macrofagen zijn grote cellen die deeltjes zoals bacteriën, dode eigen cellen en inerte deeltjes opnemen. Macrofagen vormen een deel van de niet-specifieke immuniteit, dit wil zeggen de tweede barrière na de huid als bescherming tegen infectie. 49
De macrofaag die de te lange vezel tracht in te kapselen gaat uiteindelijk ten onder. De vrijkomende stoffen trekken weer andere macrofagen aan. Deze ondergaan hetzelfde lot en er ontstaat een chronische ontstekingsreactie. Kristallijn karakter Materialen met kristalstructuur hebben fysisch-chemische eigenschappen die onder meer afhangen van de structuur van het regelmatige kristalrooster. Zo hebben vele mineralen in verschillende richtingen een verschillende lichtbrekingsindex. Kristallijne materialen zoals asbest zullen bij voorkeur onder mechanische belasting in een bepaalde richting splitsen, afhankelijk van de opbouw van het kristalrooster. Er ontstaan kristallijne vezels die steeds verder bij voorkeur in de lengte splitsen: de vezels zijn gemakkelijk splijtbaar. De vezels worden op de duur zo dun dat ze inadembaar worden. Amorfe of niet-kristallijne vezels (rotswol, glaswol en slakkenwol) verliezen onder mechanische invloeden hun vezelstructuur, ze splitsen met andere woorden in willekeurige richtingen en dus bij voorkeur in de breedte (de meest kwetsbare kant van een vezel). Hierdoor verliezen deze materialen langzaam de gevaarlijke vezelstructuur. Het gezondheidsrisico van amorfe vezels is dus kleiner. Type vezel Ook de duurzaamheid speelt een rol: hoe duurzamer, hoe gevaarlijker de vezel. Blauw en bruin asbest zijn zeer duurzaam in het lichaam. Uit het voorkomen van mesothelioom en longkanker blijkt dan ook dat blauw en bruin asbest gevaarlijker zijn dan wit asbest. Volgens de Engelse Health and Safety Executive worden erg weinig gevallen van mesothelioom aan chrysotiel toegeschreven, ondanks dat duizenden arbeiders in het verleden hieraan uitgebreid werden blootgesteld. Asbestmijnwerkers die gedurende een matig lange periode (5 tot 10 jaar) aan hoge concentraties blauw of bruin asbest werden blootgesteld kregen significant meer longkanker, asbestose en mesothelioom. Het relatief risico van mesothelioom en longkanker wordt in onderstaande tabel weergegeven. Relatief risico i.f.v. vezeltype (Hodgson en Darnton, UK, Annals of Occupational Hygiene 44 N°8, 565-601, 2000)
Ziektebeeld
Serpentijnen
Amfibolen
Chrysotiel (wit asbest)
Amosiet (bruin asbest)
Crocidoliet (blauw asbest)
Mesothelioom
1
100
500
Longkanker
1
10 tot 50
Tabel 7. Relatief risico voor mesothelioom in functie van vezeltype
De hechting van het materiaal wordt in zekere mate ook door het vezeltype bepaald. Materiaal met blauw of bruin asbest heeft meer neiging om bros te worden dan materiaal met wit asbest, is minder slijtvast en genereert meer stof bij bewerking. lange en dunne, niet-zichtbare vezels geven het meeste risico: ze omzeilen de verdedigingsmechanismen van onze luchtwegen (neusharen & trilhaartjes in slijmvlies) en kunnen zich in onze longblaasjes nestelen. Blauw en bruin asbest zijn risicovoller dan wit
50
asbest. In asbestcementplaten van Eternit komt tot begin de jaren ‘80 ook blauw en bruin asbest voor.
2.3.5 Risicogroepen De twee belangrijkste risicogroepen zijn: − −
mensen die vroeger werkten in de "primaire" productie of de bewerking van asbest of asbesthoudend materiaal: de producenten van isolatiemateriaal, de scheepswerven, de ovenbekleders, de producenten van remschoenen enz…; mensen die beroepsmatig omgaan met asbesthoudende producten ("secundaire sector") zoals: − verwarmings- en ventilatietechnici; − timmerlui; − dakdekkers; − plaatsers van brand- en inbraakalarm; − monteurs van gasleidingen; − elektriciens; − kabelleggers; − loodgieters; − slopers; − schilders en decorateurs; − werfleiders, werknemers in de bouw; − telecommunicatie technici; − onderhoudstechnici van energiecentrales.
De eigenlijke productie van asbesthoudend materiaal is omstreeks het begin van de jaren ‘90 zo goed als gestopt. Sedert 1992 neemt men in epidemiologische studies in België bij de tweede risicogroep meer gevallen waar van met asbestlichaampjes besmette longen dan bij de eerste. Asbestlichaampjes vormen een indicatie van een blootstelling aan asbest. Andere bevolkingsgroepen die een zeker maar beperkter risico lopen zijn: −
−
bewoners van bepaalde regio's waar er een aanzienlijke "natuurlijke blootstelling is aan asbestvezels als gevolg van de geologische aanwezigheid van asbesthoudende formaties. Dit is bijvoorbeeld het geval voor grote delen van Turkije. Contact treedt dan op door landbouwactiviteiten, door circulatie op besmette gronden, door het huishoudelijk gebruik van met asbest verontreinigde grond (gebruik als dakbedekking of als witmiddel); huisgenoten van mensen die met asbest omgaan (contactbesmetting via kleding, voertuig enz..).
Asbestgerelateerde ziekten zou men vooral verwachten in de gebieden waar veel met asbest is gewerkt, met name bij scheepswerven, in isolatiebedrijven, asbestcement- en petrochemische bedrijven. Uit de gegevens van het Britse mesothelioomregister blijkt echter dat beroepsgroepen die zich meestal van weinig gevaar bewust zijn op het gebied van asbest het grootste risico lopen. Het register wordt sedert 1968 in Groot-Brittannië bijgehouden en vermeldt alle gevallen waarbij mesothelioom op het overlijdenscertificaat is vermeld. In een periode van 20 jaar van 1971 tot 1991 werden er 183 doden uit de asbestnijverheid geregistreerd. In dezelfde periode vielen er buiten de asbestindustrie 10 985 doden 51
te betreuren. De meeste blootstellingen zouden plaatsgehad hebben in beroepen waar het asbestrisico niet werd onderkend. Voornamelijk in de bouwwereld werd weinig aandacht geschonken aan het risico van blootstelling terwijl een groot aantal mensen in deze sector toch met asbest in aanraking is gekomen (weliswaar op minder intensieve wijze dan in de eigenlijke asbestnijverheid). Het gaat onder meer over installateurs van centrale verwarming en sanitaire toestellen, elektriciens, schilders, schrijnwerkers en loodgieters, onderhoudstechnici. In de asbestnijverheid zelf zorgde de strenger geworden reglementering en de groeiende bewustwording geleidelijk aan voor een steeds hoger beschermingsniveau van de werknemers. De gegevens uit het Britse mesothelioomregister zijn wel niet zomaar naar andere landen te extrapoleren (o.m. de wetgeving en de mate waarin ze werd toegepast kunnen van land tot land verschillen). Het aantal slachtoffers zal volgens diverse bronnen in de nabije toekomst nog toenemen: er was een blootstellingspiek rond 1970 en het duurt geruime tijd eer de effecten van blootstelling zich vertalen in de typische asbestgerelateerde ziektes. De verwachte toename kan deels ook te wijten zijn aan een betere diagnose, een betere rapportering van doodsoorzaken (artificiële stijging) en een verandering van de leeftijdspiramide met een langere gemiddelde levensduur (echte stijgingen). Men verwacht dat 1 op 100 van alle Britse mannen ouder dan 50 zouden kunnen overlijden door mesothelioom. In Nederland zijn er ca. 600 slachtoffers/jaar als gevolg van vroegere blootstelling aan asbest. Omgerekend zou dit ongeveer overeenkomen met ca. 400 slachtoffers/jaar in België. Ter vergelijking: het aantal jaarlijkse Belgische verkeersdoden bedraagt ca. 1 500. (zie ook www.nivre.nl/artikelen/0501br01.htm , www.lkaz.demon.co.uk/ban19.htm).
Het meest bekende asbestslachtoffer is ongetwijfeld de Amerikaanse filmacteur Steve McQueen. Steve McQueen stierf op 7 november 1980 aan mesothelioom. Mogelijke oorzaken waren het dragen van met asbest geïsoleerde racepakken tijdens autoraces of de blootstelling aan asbest tijdens zijn legerdienst bij de Amerikaanse "Marines".
2.3.6 Risicosituaties en maatregelen Risicosituaties zijn: − − − − − − − − −
de aanwezigheid van asbest op paden, landbouwwegen e.d.; asbesthoudend afval in puinbrekers; asbest bij sloop- en schrootbedrijven; het reinigen van asbescementen daken met hoge druk, met water of met een straalmiddel; het agressief bewerken (zagen, breken, verkleinen) en ondeskundig verwijderen van asbestcement tijdens klusjes of bij het slopen; opruimen van puin na een brand; het zich ontdoen van kleine hoeveelheden afval met los asbest door particulieren/KMO’s (er is geen goed inzamelcircuit voor dergelijke kleine hoeveelheden); afgifte bij containerparken (weinig toezicht/opleiding bij gemeentearbeiders, risico van “besmetting” asbestcement met afval met los gebonden asbest); storten op een stortplaats.
52
Men moet dus specifieke risicosituaties vermijden of met voldoende voorzorgen benaderen. Ook is continu aandacht en controle nodig bij het slopen, de inzameling en verwerking van bouw- en sloopafval. De tabel hieronder is een samenvatting van een beperkte studie uitgevoerd door het asbestlaboratorium Fibrecount. De tabel rangschikt een aantal typische asbestproducten in de mate waarin ze vezels vrijstellen bij een geforceerde beluchting in een proefopstelling. De tabel kan een indicatie geven van de sterkte waarmee asbestvezels gebonden zijn in sommige asbesthoudende producten. Men mag de tabel kan echter zeker niet als enige criterium gebruiken om de schadelijkheid van asbesthoudende producten in reële omstandigheden in te schatten. Elke situatie is immers anders.
Type asbestmateriaal Asbestbevlokking
Benaming Spuitasbest
Asbesthoudende gipsisolatie 1 Asbestplaat low density
asbestgehalte (in volume%) > 95% ± 15%
"pical" brandwerende platen
tot 60% (10 tot 50% wit, 1 tot 10% blauw),
rest = kalk Verweerde asbestcementplaat high density Asbesthoudende gipsisolatie 2 Abestcementplaat high density Geverfde asbestdoek Asbesthoudende pakking (voor dichten van leidingen) Asbesthoudende vloertegel met resten van asbestlijm Plafondtegel van asbestkarton
golfplaten voor dakbedekking
"menuiserite"
± 50%
± 60% ± 5%, rest = kalk/cement ± 95%
andere kenmerken
vezels/l
verboden sinds jan. 1980 Dikte 5 cm zeer broze gipsmatrix
52 727
Vlakke, lichte plaat, gemakkelijk te breken, soms beschilderd
25 667
dikte 0,5 cm golfplaat
4 018
Dikte 3 cm broze gipsmatrix dikte 0,5 cm vlakke plaat dikte ± 0,4 cm
47 857
954 600 280
dikte ± 0,3 cm cellulosematrix
167
± 1%
dikte ± 0,3 cm kunststof
109
± 50%
dikte ± 1 cm met éénzijdige alufolie
67
"klingerite"
± 70%
"collovinyl"
"panocel"
Tabel 8. Vrijkomen van asbestvezels bij geforceerde beluchting
Uit deze tabel blijkt dat naast de producten die los gebonden asbest bevatten, ook sommige producten met zogenaamde hechtgebonden asbestvezels vele vezels kunnen vrijstellen wanneer deze producten verweerd zijn. Enigszins verrassend is de lage gemeten vezelvrijstelling bij asbestkarton.
53
Voorzichtigheid is dus altijd nodig, ook bij het verwijderen van het als relatief onschadelijk beschouwd asbestcement. De schadelijkheid van asbestcement hangt in belangrijke mate af van de ouderdom van de plaat en van de plaats van voorkomen. Zo zal de aan de buitenlucht blootgestelde zijde van asbestcementplaten sneller verweren dan de beschutte binnenzijde door o.m. de inwerking van zure regen. Bij het verwijderen van asbestcement is de algemene regel: voorkom stofvorming. Dit kan door het nemen van eenvoudige beschermende maatregelen. Een aantal van deze maatregelen worden trouwens verplicht gesteld door de Codex: de Codex verbiedt “het gebruik van mechanische werktuigen met grote snelheid, hogewaterdrukreinigers, luchtcompressoren, schuurschijven en slijpmachines voor het bewerken, snijden of schoonmaken van objecten of ondergronden in asbesthoudend materiaal of ermee bekleed, of voor het verwijderen van asbest”...” het gebruik van droge straalmiddelen voor dezelfde werkzaamheden is eveneens verboden”. Het zelf verwijderen van materiaal met los of weinig gebonden asbest is uit den boze. Werkgevers moeten voor het verwijderen van dergelijk asbesthoudend afval trouwens verplicht een erkende verwijderaar contacteren (zie ook het hoofdstuk “waar naartoe met asbestafval”). Asbesthoudende materialen moeten niet altijd verwijderd worden: in gebouwen waar hechtgebonden asbesthoudende materialen in goede toestand voorkomen en ongemoeid gelaten worden is het gezondheidsrisico voor de aanwezigen verwaarloosbaar. In gebouwen met los of weinig gebonden asbest kan een luchtmeting aangewezen zijn. Bij de beslissing tot verwijdering spelen diverse factoren een rol zoals de mate waarin het lokaal betreden wordt, het soort asbest en de wijze waarop het in het materiaal verwerkt werd, de toegankelijkheid, de luchtcirculatie, het risico van beschadiging van het asbesthoudende materiaal. Het risico bij het ongemoeid laten van asbest is vaak veel kleiner dan wanneer men het materiaal op ondeskundige wijze verwijdert.
54
2.4 Werken met asbest 2.4.1 Arbeidswetgeving In onderstaande tekst wordt geenszins de volledige arbeidswetgeving voor asbest toegelicht. Deze tekst biedt enkel een eerste opstapje. Meer informatie kan u verkrijgen bij de provinciale kantoren voor toezicht op het welzijn op het werk. Wanneer werknemers werken uitvoeren met asbest (sloop, onderhoud) is het Koninklijk Besluit van 16 maart 2006 van toepassing. Dit KB beschermt de werknemers tegen de risico’s van asbest. Het KB vervangt de bepalingen van het ARAB over asbest. Particulieren en zelfstandigen moeten het KB niet naleven. Dit betekent geenszins dat het voor hen minder risicovol is om asbesthoudend materiaal te verwijderen ! Werkgevers die bij particulieren asbest verwijderen evenals zelfstandigen die erkend zijn als asbestverwijderaar moeten het KB wel naleven. Algemeen principe van de Belgische arbeidswetgeving is dat men de blootstelling aan asbest op de werkplaats steeds tot een minimum moet beperken. Enkel voldoen aan de grenswaarde is niet voldoende indien een betere bescherming mogelijk is. Structuur van het KB Afdeling I tot en met VI beschrijven algemene zaken en begrippen zoals de asbestinventaris, het asbestbeheersprogramma, verbodsbepalingen, de risicobeoordeling en de metingen. Afdeling VII van het KB beschrijft de algemene maatregelen die vereist zijn bij blootstelling aan asbest. In afdeling VIII worden de uitzonderingssituaties met zeer beperkte blootstelling beschreven waarbij sommige van de algemene maatregelen niet nodig zijn. In afdeling IX worden de bijkomende maatregelen beschreven die nodig zijn bij herstel- of onderhoudswerkzaamheden waarbij een overschrijding van de grenswaarde voor beroepsblootstelling mogelijk is. Afdeling X beschrijft de bijkomende maatregelen bij sloop- en verwijderingswerken van asbest. Algemene bepalingen Bij alle werkzaamheden met risico voor blootstelling aan asbest moet vooraf eerst een risicobeoordeling gebeuren. Afhankelijk van het resultaat van de beoordeling (met name indien men niet kan garanderen dat de grenswaarde niet zal worden overschreden) moet de werkgever tijdens de werken luchtmetingen door een erkend labo laten uitvoeren. Bij het uitvoeren van “eenvoudige handelingen” moet men echter niet a priori luchtmetingen uitvoeren. Het begrip “eenvoudige handelingen” wordt verder in de tekst toegelicht. Alle werknemers die aan asbest worden blootgesteld moeten een jaarlijkse algemene opleiding krijgen. De werknemers worden ook over risico’s en beschermingsmaatregelen geïnformeerd voordat ze de werken aanvatten. 55
Men gebruikt bij de verwijderingswerken enkel handwerktuigen of mechanische werktuigen met lage snelheid die geen fijn stof of snijdsels doen ontstaan. Men moet het asbestafval verpakken in geschikte gesloten verpakkingen die voldoende bestand zijn tegen stoten en scheuren en voorzien van een etiket (KB 23-10-2001). Men neemt maatregelen om het asbestafval niet met ander bouwafval te vermengen. De werkgever stelt werk- en beschermkledij ter beschikking, de werknemers mogen deze kledij niet buiten het bedrijf brengen. Persoonlijke beschermingsmiddelen worden regelmatig gecontroleerd en tijdig vervangen. Werknemers beschikken over een ruimte waar ze zonder gevaar kunnen eten en drinken. Situaties met zeer beperkte blootstelling Werkzaamheden met een “zeer beperkte blootstelling” aan asbest zijn volgende situaties waarbij de blootstelling sporadisch is én weinig intensief: − − − −
korte sporadische onderhoudsactiviteiten waarbij men uitsluitend in contact komt met hechtgebonden asbest. De activiteiten vormen geen risico van het vrijkomen van asbestvezels; het verwijderen van niet-beschadigde materialen met hechtgebonden asbest zonder deze stuk te maken; het inkapselen en omhullen van asbesthoudende materialen in goede staat; het nemen van materiaalmonsters.
Bovendien moet uit de risicobeoordeling blijken dat men bij de werken met “zeer beperkte blootstelling” de grenswaarde niet zal overschrijden. De werknemers moeten een jaarlijkse opleiding krijgen. De werkgever de werken niet vooraf aan de bevoegde ambtenaar melden, moet geen register van blootgestelde werknemers bijhouden en er moet geen specifieke jaarlijkse gezondheidscontrole worden uitgevoerd. Bij alle andere werken met blootstelling aan asbest moet men deze maatregelen wél nemen. Herstel- of onderhoudswerkzaamheden Bij herstel- of onderhoudswerkzaamheden waarbij men verwacht dat de grenswaarde kan worden overschreden stelt de werkgever een werkplan op. Hij geeft aan de werknemers persoonlijke beschermingsmiddelen, informeert zijn werknemers en stelt een programma voor vezelmetingen op. Tot slot neemt hij collectieve beschermingsmaatregelen zoals isolering, ventilering, afzuiging, bevochtiging. Indien men bij deze herstel- of onderhoudswerkzaamheden asbesthoudend materiaal moet verwijderen moet men de voorschriften bij sloop- en verwijderingswerken van asbest naleven. Sloop- en verwijderingswerken Bij het slopen of verwijderen van asbesthoudende materialen voorziet het KB drie situaties volgens een getrapt systeem. Naargelang de toestand waarin het asbest of het asbesthoudend materiaal zich bevindt en de aard van de werken, past de werkgever één van de volgende methodes met de bijhorende preventiemaatregelen toe : 1°methode van de “eenvoudige handelingen”; 2°de couveusezak-methode; 56
3°de methode met hermetisch afgesloten zone. Sloop- en verwijderingswerken van asbest of asbesthoudend materiaal worden slechts uitgevoerd door ondernemingen die hun bekwaamheid op dit gebied hebben bewezen, tenzij men de methode van de “eenvoudige handelingen” mag toepassen. De werken worden vooraf gemeld. De werkgever moet een werkplan opstellen. In dit werkplan moet o.m. de te volgen procedure tot vrijgave van de werf na beëindiging van de werken worden beschreven. Het werkplan bepaalt ook dat men het asbesthoudend materiaal steeds moet verwijderen voor de eigenlijke sloop plaatsvindt, tenzij het risico voor werknemers hierbij nog groter wordt. Tijdens de werken moet men luchtmetingen laten uitvoeren. Alle werknemers die sloop- en verwijderingswerkzaamheden van asbest of asbesthoudende materialen uitvoeren moeten een specifieke opleiding hebben gevolgd. De basisopleiding duurt 32 uren en wordt gevolgd door een jaarlijks bijscholing van 8 uren. De opleiding omvat de reglementering over de sloop en over de verwijdering en behandeling van asbestafval, de verwijderingstechnieken, regels over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen en over de inzet van noodprocedures. Werknemers die enkel “eenvoudige handelingen” uitvoeren, kunnen volstaan met een opleiding van 8 uren. Hieronder volgt een bondige beschrijving van de drie methodes bij sloop- en verwijderingswerken. 2.4.1.1 Asbest verwijderen: eenvoudige handelingen Eenvoudige handelingen zijn sloop- of verwijderingswerken waarbij er minder dan 3 10 000 vezels per m zullen vrijkomen. De methode van de eenvoudige handelingen mag enkel worden toegepast bij: 1°de verwijdering van hechtgebonden asbest die nie t beschadigd is of waarbij er geen vrije vezels zichtbaar zijn. De verwijdering zelf wijzigt de toestand niet; 2°de verwijdering van hechtgebonden asbest die bes chadigd is of waarbij er vrije vezels zichtbaar zijn en die verwerkt is in een buitentoepassing waarbij geen derden aanwezig zijn. De verwijdering zelf wijzigt de toestand niet; 3°de verwijdering van asbesthoudende dichtingen of pakkingen, asbesthoudende koorden en geweven materialen, asbesthoudende remvoeringen en analoge materialen; 4°de verwijdering van asbesthoudend plaatmateriaal , asbestkarton, asbestcement in binnentoepassingen en waarbij er geen bevestigingssysteem aanwezig is zoals schroeven, nagels of lijm, mits het asbest gefixeerd is en het weggenomen wordt zonder gereedschappen te gebruiken en mits het materiaal bij afvoer verpakt wordt; 5°asbestcontaminatie van een lokaal, ruimte, gebou w of technische installatie waarbij er geen zichtbare asbestresten aanwezig zijn mits het lokaal, de ruimte, het gebouw of de technische installatie gereinigd wordt met stofzuigers met een absoluutfilter en door middel van vochtige doeken.
57
Indien de werkprocedures die men zal toepassen reeds vroeger geëvalueerd zijn door luchtmetingen door een erkend labo en hieruit bleek dat het asbestgehalte in e de lucht niet hoger was dan 0,01 v/cm³ (dit is 1/10 van de grenswaarde) dan zijn luchtmetingen bij eenvoudige handelingen niet langer vereist. De voorziene werkprocedure moet ook wel op gelijkaardige materialen en in dezelfde omstandigheden worden toegepast. De methode van de eenvoudige handelingen omvat volgende preventiemaatregelen: De te verwijderen materialen worden voorafgaand gefixeerd met een daarvoor speciaal ontwikkelde vloeistof. De werknemers hebben de specifieke opleiding gevolgd en dragen een ademhalingstoestel met doelmatigheid P3 of elk ander toestel met een gelijkwaardige of hogere doelmatigheid. 2.4.1.2 Asbest verwijderen: couveusezak methode Men mag de couveusezak-methode gebruiken bij het verwijderen in open lucht (en onder bepaalde strikte voorwaarden ook in gesloten ruimten) van isolatie met losgebonden asbest rond leidingen. Bij deze methode wordt een zak rond de leiding aangebracht zodat de isolatie rond de leiding in hermetische omstandigheden kan worden verwijderd. De leiding moet voldoen aan volgende voorwaarden: De leiding is enkelvoudig en makkelijk bereikbaar, heeft een maximale temperatuur (intern en extern) van 30 C ° en een maximale diamet er van 60 cm. Er is geen noemenswaardige beschadiging van de isolatie. De isolatie is niet omgeven door een harde mantel of bevat geen structuren die een probleemloos gebruik van de couveusezak verhinderen. De methode omvat onder meer volgende preventiemaatregelen : Een erkend labo voert tijdens de werken dagelijks minstens één luchtmeting uit ter controle van de asbestvezelconcentratie (max. 10 000 vezels per m3). Vooraf worden maatregelen bij overschrijding vastgesteld. De werknemers hebben een specifieke opleiding gevolgd en dragen een volgelaatsmasker met P-3 filter of met persluchtsysteem. Ze beschikken ook over werkkledij en beschermkledij. Fixatiemiddelen en een stofzuiger met absoluutfilter moeten voorhanden zijn ingeval de couveusezak scheurt. 2.4.1.3 Asbest verwijderen: hermetische zone De verwijdering in hermetische zone is de meest strenge verwijderingsmethode. Alle sloop- en verwijderingswerkzaamheden van asbest of asbesthoudende materialen die niet volgens de methode van eenvoudige handelingen of de couveusezakmethode mogen worden uitgevoerd of die niet beantwoorden aan de omschrijving “werkzaamheden met zeer korte blootstelling aan asbest” moet men uitvoeren in een hermetisch afgesloten zone. De methode omvat onder meer volgende preventieve maatregelen : Dagelijks voert men luchtmetingen uit. De werkgever stelt werk- en beschermende kledij ter beschikking. 2.4.1.3.1 Bijkomende administratieve verplichtingen − melding van de werken aan toezichthoudende ambtenaar en aan preventieadviseur-arbeidsgeneesheer uiterlijk 15 dagen voor uitvoering
58
−
bijhouden van een werfregister en een register van de werknemers die worden blootgesteld aan asbest, met vermelding van naam van de werknemers, de aard en de duur van de werkzaamheden en de individuele blootstelling. Het werfregister bevat onder meer informatie over de rooktest, de uitgevoerde luchtmetingen en eventuele overschrijdingen van de normen, namen en gezondheidsverslagen van de betrokken werknemers, verslagen over eventuele incidenten.
2.4.1.3.2 Inrichting van de werkzone De werkzone moet luchtdicht gemaakt zijn met een dubbele afdichtlaag. De twee lagen worden zo aangebracht dat ze gemakkelijk van elkaar kunnen verwijderd worden zonder de hermetische afsluiting teniet te doen. Een reeds bestaande luchtdichte afsluiting, zoals een muur, vloer of zoldering mag beschouwd worden als een buitenste laag. Er worden voorbereidende werken uitgevoerd zoals het inpakken en luchtdicht maken van het airconditioningssysteem, het afsluiten en isoleren van de elektriciteit, het reinigen en verwijderen van toestellen, het plastificeren van niet verwijderbare toestellen en van de werkruimte zelf. Via een rooktest gaat men vooraf na of er geen lekken in de werkzone zijn. Er moet een personeelssas geplaatst worden bestaande uit 3 in onderdruk gehouden compartimenten: een propere zone, een douchezone en een vuile zone. Er is een afzonderlijk materiaalsas. Strenge procedures worden gevolgd bij het binnengaan en verlaten van de besmette zone via het personeelssas: Bij het binnengaan: − in de propere zone: eigen kledij vervangen door persoonlijke beschermingsmiddelen waaronder de ademhalingstoestellen; − via de douchezone en de vuile zone naar de werkzone bij het verlaten van de hermetische zone: − in de vuile zone alle persoonlijke beschermingsmiddelen afnemen behalve de ademhalingstoestellen. De persoonlijke beschermingsmiddelen worden in deze ruimte opgeborgen; − met masker op naar doucheruimte, eerst douchen, dan neemt men het masker af en verwijdert men de gebruikte P-3 filter in een asbestafvalzak, opnieuw douchen; − met het gereinigde masker naar de propere zone, eigen kledij of propere werkkledij aantrekken. Er wordt onderdrukapparatuur (extractoren) geplaatst zodat de werkzone voortdurend in onderdruk staat. Een onderdruk van 10 tot 40 Pa is vereist. De afgezogen lucht wordt gereinigd met voorfilter en absoluutfilter. 2.4.1.3.3 Verwijderen van asbest tijdens de werken Om stofvorming te beperken bevochtigt men het materiaal grondig vóór het te verwijderen. Het watergebruik dient echter beperkt te worden om geen lekken buiten de werkzone te hebben en om de vorming van plassen in de werkzone tegen te gaan. Het asbestafval wordt verpakt in stofdichte verpakkingen. Deze worden gesloten en door manuele druk voldoende ontlucht om het risico van scheuren te voorkomen. Dit afval wordt verwijderd via een materiaalsluis met watergordijn. De 59
verpakkingen worden vervolgens van een tweede, hermetisch gesloten en geëtiketteerde verpakking voorzien. Alle in de werkzone gebruikt materiaal dat men niet gemakkelijk kan ontstoffen, beschouwt men als afval. 2.4.1.3.4 Luchtmetingen − dagelijkse metingen door een erkend labo tijdens de werken. Hierbij mag de concentratie max. 10 000 vezels/m³ boven de voormetingen liggen; − vrijgavemetingen na de werken. De vrijgavelimiet om de werkzone te ontmantelen bedraagt 10 000 vezels/m³ ongeacht de voormetingen. Risicozones zijn de propere zone in het sas, de uitgang van de extractoren en de nabije omgeving. Als men te hoge waarden meet moet, men de werken stilleggen en de oorzaak opsporen. 2.4.1.3.5 Reiniging van de werkzone na de werken Op de vaste oppervlakken en op de binnenste laag van de luchtdichte afsluiting wordt na het verwijderen van alle asbest eerst een fixatielaag aangebracht. Na het wegnemen van de binnenste luchtdichte laag, voert men luchtmetingen uit volgens MDHS 39/4 (Asbestos fibres in air). Indien de resultaten onvoldoende zijn wordt opnieuw gereinigd en worden de metingen daarna overgedaan. 2.4.1.3.6 Meest frequente problemen − het loskomen van de kunststoffolie door een slechte hechting en/of door teveel onderdruk; − toestellen of leidingen in de werkzone worden te warm door de hermetische afsluiting van de werkzone; − het werk is heel zwaar daar om bovengenoemde reden de temperatuur in de werkzone oploopt; − het afnemen van het gelaatsbeschermingsmasker omdat het irriteert, omdat het te warm is enz…. Hierdoor wordt de meest optimale beschermingsfactor (2000) vaak zelfs niet benaderd; − branddetectoren veroorzaken rookalarm bij de rooktest; − de werkzone kan moeilijk afgedicht worden, metingen tonen lekken aan; − nieuwsgierigen verbreken de collectieve bescherming. Het laboratorium voor Industriële Toxicologie van de FOD Werkgelegenheid beschikt over veel praktische kennis over de interpretatie van meetresultaten. In principe kunnen wel enkel overheidsinstellingen een beroep doen op de expertise van het laboratorium.
2.4.2 Praktijksituaties Hieronder vindt u een beschrijving van een aantal situaties die zich in praktijk voordoen. De beschermende maatregelen die u kan nemen worden toegelicht. Er is geen verband tussen de situaties onderling, afgezien dat het natuurlijk over asbest gaat. In de toekomst (mogelijk reeds in 2007) wordt de milieuwetgeving aangepast: ook particulieren zullen hun asbesthoudend materiaal niet meer zelf mogen verwijderen tenzij het asbestcement betreft dat makkelijk 60
kan worden gedemonteerd. De hieronder vermelde activiteiten mogen dan nog enkel worden uitgevoerd door erkende asbestverwijderaars. 2.4.2.1 Verwijderen van asbestvinyltegels Particulieren kunnen soms tegels uit asbesthoudend vinyl in keukens en sporadisch in toiletten aantreffen. Men noemde deze vinyl “collovinyl”. Let wel: er is nog een andere asbesttoepassing in vloerbedekking: een laag van asbestkarton onder (asbestvrij) vloervinyl. Bij dit laatste product is het asbest slechts los gebonden in het karton. Het risico is dus groter en de tekst hieronder is op laatstgenoemde materiaal niet van toepassing. Kenmerkend voor asbesthoudend vinyl is dat de tegels breken wanneer men ze tracht te buigen. In vloerbedekkingen uit textiel heeft men bijna nooit asbest gebruikt.
Over het algemeen is de asbestvezel hecht tot zeer hecht gebonden in het vinyl. Uit metingen blijkt dat de vezel zelfs hechter gebonden is dan in asbestcement in goede staat. Laten liggen Als de tegels normaal worden gebruikt, komen geen asbestvezels vrij. Het is dan niet nodig om de tegels te verwijderen. U kunt nieuwe vloerbedekking gewoon over de oude tegels leggen. Daarmee stelt u het verwijderen uit, bijvoorbeeld totdat de woning wordt gerenoveerd of gesloopt. Plak wel eerst een sticker op de oude tegels waarop staat dat er asbest in zit, om een volgende bewoner of sloper te wijzen op de aanwezigheid van asbest. Lijm de nieuwe vloerbedekking alleen aan de randen vast, zodat deze weer makkelijk van de vinylvloertegels verwijderd kan worden. Of toch verwijderen Soms kan het toch noodzakelijk zijn om de tegels te verwijderen. De tegels zijn bijvoorbeeld beschadigd of al erg verweerd. Een particulier kan de verwijdering tot op heden in principe zelf doen. Het blijft wel een activiteit die fysiek vermoeiend is en potentieel risicovol. De activiteit vindt immers plaats in een gesloten ruimte en met beschermende kledij, in gebogen houding. Indien men de activiteiten zelf uitvoert is het belangrijk uiterst zorgvuldig te werk te gaan. Volgende maatregelen zijn belangrijk: Het dragen van een wegwerpoverall, fijne wegwerphandschoenen, wegwerpoverschoenen en van een P-3 ademhalingsmasker is noodzakelijk. De rest van de ruimte wordt met kunststofzeil afgedekt. Deuren worden gesloten of deuropeningen met een kunststofzeil afgesloten. Men maakt de vloer nat, bij voorkeur op de vooravond van de werken. De tegels komen hierdoor makkelijker los. Men gebruikt handgereedschap zoals een plamuurmes om de tegels op te lichten en men laat de tegels zo heel mogelijk. Men vermijdt zoveel mogelijk om te boren en te zagen. Losse tegels worden bij voorkeur verpakt in een kunststofzak, een kunststofverpakking of een andere gesloten verpakking. Op deze wijze vermijdt men bij eigen afvoer besmetting van het voertuig. Men brengt bij voorkeur een asbestetiket aan op de verpakking, zodat het voor de 61
afvalverwerker(s) ook duidelijk blijft dat het over asbestafval gaat. De tegels worden afgevoerd naar een containerpark, een vergunde containerdienst of rechtstreeks naar een vergunde stortplaats. De wegwerpkledij wordt op de gebruikte folies gelegd, de kunststoffolies worden met de gebruikskant naar binnen geplooid, in een kunststofzak gedaan en afgevoerd. Om slechts enkele tegels te verwijderen gebruikt men eventueel een warme lucht blazer. 2.4.2.2 Verwijderen van asbestlijm en -mastiek Soms kan de tegellijm zelf ook asbest bevatten. Asbestmastiek is ook gebruikt. Indien de mastiek of de lijm nog plakkerig en plooibaar is, zijn de asbestvezels hecht in de matrix gebonden. Verwijdering kan met een spatel. De ruimte voor de werken bevochtigen en nadien goed nat uitvegen en/of nat reinigen. Men mag de afvalstoffen afvoeren naar een containerpark, een vergunde containerdienst of een vergunde stortplaats voor asbestcement of ander hechtgebonden asbestafval. Indien bouwafval nog dergelijk asbestmastiek bevat, moet men het mastiek niet scheiden, mits men het bouwafval dan naar een stortplaats voor hechtgebonden asbestafval afvoert. Indien de lijm of mastiek hard en bros is, wordt dit afval als niet-hechtgebonden afval beschouwd. Bij de verwijdering moet men dat ook uiterst voorzichtig te werk gaan. De OVAM raadt particulieren aan om in voorkomend geval de lijm of de mastiek niet zelf te verwijderen. Werkgevers moeten automatisch de Codex voor welzijn op het werk naleven. Men moet de afvalstoffen afvoeren naar een vergunde asbestsolidificatie-inrichting. 2.4.2.3 Aanpak asbestbrand Er bestaat een Belgisch plan voor de aanpak van asbestbranden, opgesteld door de algemene Directie Civiele Veiligheid van de FOD Binnenlandse Zaken. Informatie over dit plan werd op Internet niet gevonden. De tekst hieronder is een samenvatting van het “plan van aanpak asbestbrand” van de Nederlandse ministerie van VROM. Het plan vindt men op de website van VROM. De tekst levert informatie over de aanpak in Nederland. Bij veel branden is er asbest aanwezig. Veelal ontbreken afspraken over de taakverdeling tussen de betrokken instanties en bestaat onduidelijkheid over de verantwoordelijkheden van de gemeente. Het gevolg is een stroef verlopende uitvoering met risico’s voor de volksgezondheid. Wanneer men bij een asbestbrand over een protocol beschikt, kan men adequaat optreden tijdens en na de brand. De sanering komt direct op gang, door goede informatie wordt onnodige onrust onder de bevolking voorkomen en gemeenten lopen geen onnodige financiële risico’s bij de sanering. Acties en maatregelen worden beschreven in de verschillende fasen van een brand: het bestrijden van de asbestbrand, het opruimen van de asbestresten en de nazorg. De grote lijnen van het plan zijn: Fase I: voorbereiding - brand indelen in 3 categorieën: branden zonder primaire uitstoot van asbest
62
buiten het bedrijfsterrein, branden met primaire uitstoot doch niet in woon-, werk- of recreatiegebied en branden met uitstoot in woon-, werk- of recreatiegebied; Fase II: bestrijding brand - alle diensten waarschuwen; - tijdelijk lokaal commando vormen. Dit commando omvat minimaal brandweer, politie en geneeskundigen. Het commando neemt alle operationele beslissingen. De brandweer neemt de eindverantwoordelijkheid - altijd onafhankelijk asbestdeskundige inschakelen, - verspreidingsgebied asbest bepalen (bij voorkeur met onder meer analyses volgens NEN 5896); - terrein afzetten en beschermende maatregelen nemen voor werknemers en milieu, publiek op afstand houden; - bevolking en pers waarschuwen behalve bij lichtste categorie brand, genuanceerd informeren. Fase III: opruiming - brandweer draagt de verantwoordelijkheid over aan de gemeente; - snelle verwijdering asbest op wegen en straten (dit is binnen enkele dagen in woon- en werkgebied). Er mogen in elk geval geen zichtbare asbestresten meer achterblijven; - asbestinventaris en sloopplan opstellen voor het getroffen terrein; - sloopbedrijf selecteren via offerte (opgesteld in samenwerking met onafhankelijk deskundige en verzekeringsmaatschappij); - opruiming verrichten; - eindcontrole door onafhankelijke deskundige/asbestlabo/gespecialiseerd onderzoeksbureau, zowel van de site als van de omgeving; - terrein vrijgeven. Fase IV: nazorg - kosten verhalen indien eigenaar/veroorzaker geen opruiminitiatieven heeft genomen; - strafrechterlijk onderzoek; - eindverslag opmaken en evalueren. De diverse normen die in Nederland bij een asbestbrand van toepassing zijn, vindt men in de tabel hieronder. Nederlandse normen Milieunorm voor binnen/buiten
1000 veq/m³ (jaargemiddelde)
Norm arbeidssituatie (zonder bescherming) en vrijgavegrens
10 000 v/m³ (meting over 8 uur)
Visuele eindcontrole
NEN 2990
Asbest in puin(granulaat)
NEN 5897
Asbest in bodem
NEN 5707
Tabel 9.
Normen in Nederland bij asbestbrand
63
Men mag na de opruimactiviteiten pas nieuwe activiteiten zonder ademhalingsbescherming uitvoeren indien de vrijgavegrens niet meer wordt overschreden. Luchtmetingen buiten het brandgebied zijn meestal niet zinvol. Door een waterscherm op 5 tot 10 m benedenwinds van de brand aan te leggen beperkt men de verspreiding van asbestvezels. De gemeente kan het initiatief tot opruiming nemen indien de eigenaar, de veroorzaker van de brand, de eigenaar van het perceel waar het asbest vandaan komt of de verzekeraar geen initiatieven/verantwoordelijkheid hiertoe nemen. Men kan de opruimkosten later via een rechtszaak verhalen. Het bij een brand vrijkomende asbestafval zal bijna altijd meer dan 1000 mg/kg asbest bevatten. Het is dus een gevaarlijke afvalstof en het moet ingepakt worden (vb. in bigbags) en vervolgens op een categorie I stortplaats worden gestort.
2.5 Asbest in bouwafval 2.5.1 Hoeveelheden Asbest is wijd verspreid in de bouwsector: Ongeveer 80 procent van het ooit geproduceerde asbest werd gebruikt in de bouwsector. Asbesthoudend afval duikt dan ook overal op. Op containerparken wordt er asbest aangetroffen tussen het grof huisvuil en het bouw- en sloopafval. De gegevens over de totale hoeveelheid asbesthoudende producten die in België op de markt zijn gebracht zijn niet altijd met elkaar in overeenstemming. Derhalve kan de OVAM enkel een schatting maken. In België zijn per inwoner veel asbestvezels verwerkt. Waarschijnlijk was de aanwezigheid van een aantal belangrijke asbestcementproducenten in Vlaanderen daar niet vreemd aan. Asbestcement werd onder meer geproduceerd door Eternit (Kapellen-Op-Den-Bos), Modernit (Aalst), Coverit (Harmignies), Alfit (Tisselt), Scheerders-Van Kerkhove (Sint-Niklaas) en John Mansville met 2 vestigingen (Mol en Gent). Een belangrijk deel van de productie van asbesthoudende materialen, met name ongeveer de helft van de productie van asbestcement zou uitgevoerd zijn. De OVAM raamt de totale hoeveelheid in Vlaanderen gebruikt asbesthoudend materiaal op 2 tot 4 miljoen ton. In 2004 werd er in Vlaanderen volgens de meldingsgegevens van de OVAM ca. 50 000 ton asbesthoudend afval gestort. Dit cijfer omvat enkel de legale stortplaatsen. Aan de hand van een gemiddelde levensduur van 50 jaar voor asbesthoudende materiaal en bij een totaal gebruik van 3 miljoen ton asbesthoudende materiaal in Vlaanderen schat men de hoeveelheid asbesthoudend afval die jaarlijks in Vlaanderen vrijkomt op 60 000 ton. Dit cijfer correpsondeert dus aardig met de meldingsgegevens van de OVAM. Als men de Nederlandse stortcijfers extrapoleert bekomt men voor Vlaanderen een afvoer van 91 000 ton/jaar asbesthoudend afval. In Nederland wordt er blijkbaar meer asbestafval per inwoner ingezameld. 64
De OVAM heeft geen accurate gegevens over de totale hoeveelheid asbesthoudend materiaal die in Vlaanderen reeds is ingezameld. Wanneer men echter rekening houdt met de belangrijkste periode waarin asbesthoudend materiaal is gebruikt (de periode 1945 tot 1995) en men een levensduur van 50 jaar aanneemt dan komt men tot een schatting van minder dan 1 miljoen ton. De tabel hieronder vat deze gegevens nog eens samen:
Hoeveelheid asbesthoudende producten België
Betrouwbaarheid gegevens
4 tot 8 miljoen ton
Behoorlijk
Vlaanderen op de markt gebracht 2 tot 4 miljoen ton Jaarlijkse afvoer als afval
50 000 tot 60 000 ton
100 000 ton
hoog (voor Vlaanderen)
Totaal afgevoerd tot op heden
Max. 1 miljoen ton
onvoldoende info
Beperkt
Tabel 10.
Hoeveelheid asbesthoudend materiaal
Indien het huidig verwijderingstempo wordt gehandhaafd zou er dus nog zeker 40 jaar nodig zijn om al het asbesthoudend materiaal te verwijderen.
2.5.2 Asbest uit bouwafval halen Men gebruikte asbest in talrijke bouwproducten. De herkenning en identificatie van asbesthoudend materiaal is soms moeilijk daar het asbest als bindmiddel vermengd met andere stoffen in de leidingen, platen, isolatiematerialen e.d. werd gebruikt. Er is ook een tekort aan bewustwording en kennis over de risico’s van asbest in de bouw- en de sloopsector (waar deze tekst overigens aan wil verhelpen). Een gedeelte van het vroeger gebruikte asbest komt dan ook nog steeds in bouwen sloopafval terecht. Puin wordt vaak gebroken om opnieuw als granulaat in de wegenbouw en zelfs in beton te worden gebruikt. Wanneer asbesthoudend bouw- en sloopafval in een puinbreker terechtkomt kunnen zeer veel asbestvezels vrijkomen. Het vermalen van asbestcement in puinbrekers kan een emissie van asbestvezels bewerkstelligen die zo'n factor 10.000 hoger ligt dan de continue emissie uit verweerd asbestcement. Dit moet men dus ten stelligste vermijden. Selectief slopen van gebouwen met voldoende aandacht voor het scheiden van asbesthoudend materiaal is één van de efficiëntste en goedkoopste maatregelen om verspreiding van asbestvezels in het milieu te beperken
65
Het gebeurt nog dat men asbestcement terugvindt in granulaten voor onderfunderingen voor de wegenbouw en dergelijke. Zo is er asbest gevonden bij wandelpaden in het natuurgebied Blaasveld in de gemeente Willebroek (opm. ondertussen is dit asbest deskundig afgedekt) of is er asbest teruggevonden in puingranulaten gebruikt in het domein "Rivierenhof" te Antwerpen. Deze situaties brengen risico’s voor de omgeving mee. Ze geven ook kosten en kopbrekens bij bouwheer en aannemer. In het slechtste geval komt er zelfs een juridische vervolging. Het is tevens funest voor het imago en dus voor de afzet van gebroken puin. Voorkomen is beter én goedkoper dan genezen. Wil men afvalstoffen meer en meer hergebruiken is het een noodzaak dat men voldoende garantie op de kwaliteit van deze materialen kan bieden. Kwaliteitskeuringen zoals de vzw Copro (Controle Producten) uitvoert, geven een dergelijke garantie. Als er asbest wordt gevonden in bodems is het bodemsaneringsdecreet van toepassing. Dit decreet bepaalt in welke omstandigheden een bodem dient gesaneerd te worden. Het decreet bevat echter n(g) geen saneringsnormen voor asbest. Derhalve zal geval per geval bekeken worden of sanering al of niet noodzakelijk is.
2.5.3 Normen voor asbest in puin 2.5.3.1 In Vlaanderen In het Vlarea (het Vlaams reglement voor afvalvoorkoming en -beheer) vindt men de voorwaarden voor hergebruik van afvalstoffen als “secundaire grondstof”. In het Vlarea is onder meer het gebruik van inerte granulaten als bouwstof toegestaan, mits deze granulaten voldoende zuiver zijn. Zo mogen er geen "vrije asbestvezels of asbeststof" in het gebroken puin voorkomen. Dit komt in de praktijk neer op een concentratie die gelijk is aan de detectielimiet van asbest. Deze nulnorm stelt een aantal problemen. Een nulnorm betekent dat men geen enkele vezel mag terugvinden. Met electronenmicroscopie en lichtmicroscopie vindt men vaak nog enkele asbestvezels terug, ook als het risico in praktijk erg beperkt is omdat de concentratie asbestvezels in de afvalstof heel laag is. Het is voor de OVAM vooral belangrijk dat: •
het gehalte asbest(cement) in te recycleren puin zo laag als mogelijk wordt gehouden zodat het risico op asbestblootstelling zo beperkt mogelijk blijft;
•
de inrichtingen die puin bewerken hiervoor een streng acceptatiebeleid voeren, dit door het systematisch weigeren van vrachten die elke visueel waarneembare rest asbestcement bevatten.
De praktische detectielimiet voor het aantonen van asbest in grond of puin zou 0,1 tot 0,5 gewichtsprocent bedragen of ca. 1000 tot 5000 mg/kg. Waarschijnlijk betreft het dan over een louter visuele inspectie of eventueel een meting via optische microscopie. 2.5.3.2 In Nederland Als in Nederland meer dan 0,1 procent asbest (of > 1000 mg/kg) in een gebouw aangetroffen wordt, moet volgens de toelichting in het Asbestbesluit Arbeidsomstandighedenwet, de sloop onder het zogenaamde asbestregime geplaatst worden.
66
Nederland heeft nog geen vastomlijnde procedures voor het hergebruik van met asbest besmet puin of grond. De verschillende overheden hanteren er verschillende normen. De Nederlandse "Inspectie Milieuhygiëne" adviseert om hergebruik van met asbest verontreinigd puin of grond toe te laten wanneer het chrysotielgehalte < 100 mg/kg en/of het amfiboolgehalte < 10 mg/kg bedraagt (wat 12 overeenkomt met ca. 4 x 10 vezels/kg grond). Dezelfde norm gebruikt men om te bepalen of een met asbest verontreinigde bodem al of niet gesaneerd moet worden. Deze officieuze norm werd berekend met behulp van het mathematisch model Csoil en is gebaseerd op de maximaal toelaatbare dagelijkse inname en op mogelijke blootstellingsroutes. De methode zou echter onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd zijn. De Nederlandse Arbeidsinspectie hanteert daarom de nulnorm, wat ook problemen geeft. Er wordt ondertussen gewerkt aan nieuwe gestandaardiseerde meetmethoden van asbest door het Nederlandse TNO-MEP: de NEN 5896 (bepaling van asbest in materialen met behulp van polarisatiemicroscopie) en de NEN 5897 (monsterneming en analyse van asbest in bouw- en sloopafval en puingranulaat). De NEN 5897 ontwerpnorm omvat een getrapte procedure: − − −
−
een visuele inspectie met het doel de aard en omvang van een mogelijke verontreiniging van afval met asbest in een zo vroeg mogelijk stadium op te sporen; het nemen van representatieve monsters uit een partij, gevolgd door een globale beoordeling met behulp van een optische stereomicroscoop; het voorbewerken van de monsters zodat goed gedefinieerde representatieve deelmonsters kunnen worden genomen voor onderzoek met fasecontrastmicroscopie, zonodig aangevuld met elektronenmicroscopie en röntgenmicroanalyse (EM/RMA); een kwantitatieve en een kwalitatieve bepaling van asbest met fasecontrastmicroscopie en/of EM/RMA waarbij in verschillende zeeffracties van de monsters afval of puingranulaat de concentratie aan asbest wordt bepaald.
2.5.4 Afvoer van asbestafval De wijze waarop u asbest moet verwijderen hangt niet enkel af van het soort asbesthoudend afval doch ook in welke hoedanigheid u de werken uitvoert (met name als privépersoon of als werkgever). Daarom eerst wat toelichting over de complexe wetgeving. 2.5.4.1 Wetgeving De Federale of "Belgische" overheid is bevoegd voor de normering van producten (o.m. de verboden op het gebruik van nieuw asbest) en voor de wetgeving over de arbeidsomstandigheden. Deze wetgeving wordt beschreven in de “Codex over welzijn op het werk”. De Codex vervangt het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming (ARAB). Deze Codex is van toepassing in Vlaanderen, Wallonië en Brussel. Werkgevers en werknemers moeten de Codex naleven. Logisch want deze wetgeving werd net opgezet om de werknemer te beschermen tegen risico’s op de werkplek.
67
De Vlaamse overheid is bevoegd voor de wetgeving over het leefmilieu. De Vlaamse overheid zorgt dus voor reglementering over emissies van asbest in lucht en water en voor reglementering over de afvoer en verwerking van asbestafval. Het Vlarea en het Vlarem bevatten de meeste milieuwetgeving over afvalstoffen. De bepalingen van deze milieuwetgeving zijn zowel op ondernemingen als op privé-personen van toepassing. Deze milieuwetgeving is enkel van toepassing in Vlaanderen. De OVAM heeft dus geen enkele bevoegdheid in Brussel of Wallonië. 2.5.4.2 Praktisch De Codex bevat uitvoerige reglementering over de veilige verwijdering van asbest uit gebouwen. Een privé-persoon mag in principe zelf oordelen of hij/zij asbesthoudend materiaal op een veilige wijze uit een gebouw kan verwijderen. Een privé-persoon moet de Codex niet naleven. Indien een aannemer met personeel asbest bij een privé-persoon komt verwijderen moet deze aannemer en zijn personeel de arbeidsreglementering wél naleven. De OVAM ontraadt privé-personen ten stelligste om zonder kennis van zaken op eigen houtje materialen met los of weinig gebonden asbest te bewerken. Met het eenvoudige instrumentarium en de beperkte kennis waarover privépersonen beschikken kunnen deze enkel sommige materialen met hechtgebonden asbest zoals asbestcementplaten op een veilige wijze verwijderen, en dan nog uitsluitend indien deze materialen gemakkelijk kunnen worden weggenomen. Eens u het asbesthoudend materiaal uit gebruik genomen heeft en dit materiaal zijn oorspronkelijke functie dus niet meer vervult, dan wordt het materiaal juridisch een afvalstof. U dient het afval overeenkomstig de Vlaamse milieuwetgeving af te voeren en te verwerken. In onderstaande tabel vindt u de mogelijke verwerkingswijzen van asbestafval.
Type asbest Omschrijving
Asbestcement
ander hecht gebonden asbestafval (bijv. asbestvinyltegels,
wijze van verwijdering en verwerking
gevaarlijk Verwijdering via afval ? erkend (Vlarea) verwijderaar (NOOIT van toepassing op privé-personen)
Afvoer via erkend overbrenger of een geregistreerd vervoerder ? (Vlarea)
Voorafgaande conditionering ? (Vlarem)
JA
Vgtg* (afhankelijk van soort werk)
JA
NEEN
JA
Vgtg (afhankelijk van soort werk)
JA
NEEN
Bestemming (Vlarem)
Vergund stort voor: - inert afval (cat. III) - voor bedrijfsafval (cat. I) - afgifte op een containerpark Vergund stort voor: - inert afval (cat. III) - voor bedrijfsafval (cat. I) - afgifte op een containerpark
68
asbestmastiek)
afval met los of weinig gebonden asbest Tabel 11.
JA
JA
JA
JA (cementering of verglazing)
cat. I stortplaats vergund voor ongebonden asbestafval
De verwijdering en eindbestemming van asbeshoudend tafval * vgtg: van geval tot geval
Containerparken zijn tot 1 januari 2008 niet verplicht om asbestcement te aanvaarden. Indien men het aanvaardt, moet er wel een afzonderlijke container voor het asbestcement moet zijn voorzien (artikel 5.2.2.1.3., §3 van het Vlarem). Sommige containerparken hebben op piekmomenten onvoldoende personeel zodat er niet altijd een efficiënte controle is op de “zuiverheid “van de aangeboden afvalstromen. Onderstaande tabel toont de verwerkingswijzen van los asbest bij gespecialiseerde verwerkingsinrichtingen alvorens het te storten. Er zijn 2 mogelijkheden: cementeren of verglazen in een plasmatoorts bij zeer hoge temperatuur. Dit laatste kan enkel in Frankrijk.
Soort asbestafval
soort voorbehandeling
-voorafgaand vermalen als asbestbrokstukken > 1 cm -cementeren; -verpakken in stofdichte, kunststofverpakking met asbestetikettering Verpakkingsafval en -samenpersing tot min. kunststofafval verontreinigd 400 kg/m³; met asbest -verpakken in stofdichte, kunststofverpakking met asbestetikettering niet vershredderbaar -verpakken in dubbelwandige, materiaal bedekt met stofdichte, kunststofverpakking met asbest(houdend materiaal) asbestetikettering Afvalstoffen met vrije asbestvezels zoals spuitasbest en asbeststof
vergunde verwerker
NV Rematt 2440 Geel, Acaciastraat 14C 014/86 60 21 014/86 60 16 of Inertam - Z.A. Cantegrit Est - 471 route de Cantegrit Est - 40 110 Morcenx - France (tél.:05 58 04 17 49 - Fax: 05 58 04 17 50)
Tabel 12. Verplichte voorbehandeling van gevaarlijk asbestafval (artikel 5.2.4.1.3., §1, 3°van het Vlarem)
De lijst van erkende ondernemingen voor afbraakwerken van asbesthoudende materialen en lijsten van de Vlaamse overbrengers voor asbestafval en de vergunde afvalverwerkers (categorie 3-stortplaatsen, containerparken, categorie 1stortplaatsen e.a.) vindt u bij de links.
69
2.5.5 Vezelvrijstellingstest Het is niet altijd duidelijk wanneer de asbestvezels in asbesthoudend afval hechtgebonden zijn. Vito heeft een test ontworpen om de vezelvrijstelling uit asbesthoudende materialen te meten. Deze vezelvrijstellingstest kan worden gebruikt om de bestemming van asbesthoudend afval te bepalen. De test vervangt wel geen echte risico-inschatting. De test is enkel geschikt voor een homogene verontreiniging van asbest in een afvalstof. Voor de bepaling van heterogeen verdeeld asbest in bouw- en sloopafval en puingranulaat (>25 %(V/V) puin) is de ontwerpnormmethode NEN 5897 meer aanbevolen. De test is geen veldtest. De test kan enkel worden uitgevoerd in een goed uitgerust labo met ervaring in asbestanalyses. De test is geschikt voor betwistingen over de bestemming van grote hoeveelheden met asbest vervuilde afvalstoffen. Een voorbeeld: in de ondergrond van een bouwwerf vindt men met asbest vervuilde afvalstoffen. De bouwheer wil de afvalstoffen naar een stortplaats voor puin afvoeren. De aannemer meent dat de afvalstoffen naar een (duurdere) stortplaats voor bedrijfsafval moeten worden afgevoerd. De testprocedure verloopt als volgt: de afvalstoffen worden verkleind en in water gebracht. Deze suspensie wordt in een ultrasoon bad gebracht waar geluidsgolven weinig gebonden vezels lostrillen. Men scheidt de bovenste waterlaag af en telt de hoeveelheid asbestvezels in deze waterlaag. Ook het geschatte asbestpercentage van de afvalstof is een criterium om de bestemming en eventuele voorbehandeling van het asbestafval na te gaan. Via een beslissingsboom komt men dan tot 3 bestemmingen: een monostortplaats voor asbest, een categorie I stortplaats waarbij het afval dubbelwandig en vormvast verpakt is en een categorie I stortplaats waarbij het afval vooraf vermaald en gecementeerd moet worden. De methode kan niet gebruikt worden op afvalstoffen waarin de asbestvezels niet homogeen verspreid zijn zoals bij een met asbest vervuilde bodem. Een beschrijving van de vezelvrijstellingstest vindt men op Internet.
70
2.6 Asbest in bodems De laatste jaren merkt men vaker een asbestverontreiniging in bodems en wegen op. Behalve op een groot aantal puntbronnen zoals op stortplaatsen en (vroegere) sites van asbestverwerkende ondernemingen komt asbesthoudende grond op grote schaal voor als diffuse bodemverontreiniging. Deskundigen verschillen van mening over de gevaren die de asbestwegen op dit moment voor de volksgezondheid geven. Er is nog geen scenario uitgewerkt om bodemvervuiling door asbestcement op uniforme wijze aan te pakken, zowel voor de delen bodemonderzoek, bodemanalyse als bodemsanering. De vraag is bij welke concentratie van asbest in de bodem er sprake is van een significant milieurisico of van een ernstig bodemprobleem. Er is nood aan: − − −
een grenswaarde voor bodemsanering; een hergebruikswaarde voor uitgegraven grond; een risico-evaluatiemodel.
Onderstaande tekst kan als eerste opstapje gebruikt worden. De voornaamste asbestblootstelling is inhalatie van gronddeeltjes of vezels, eventueel na contactbesmetting via de kleren/schoeisel waar zich vezels aan hebben gehecht. Indirecte blootstelling (bijvoorbeeld via drinkwater, via het eten van gewassen) is veel minder belangrijk.
2.6.1 Vervuilde sites in Vlaanderen OVAM beschikt in zijn databank over heel wat sites waar er een asbestverontreiniging kan zijn. Heel wat van deze terreinen zijn onderzocht en zitten al in fase van bodemsanering.
71
De tabel hieronder geeft de mogelijk vervuilde sites weer. Soort locatie
Aantal sites
(voormalige) productie-eenheden
7
Klasse I stortplaatsen
19
Klasse III stortplaatsen
164
Monostortplaatsen voor asbest
5
Sites waar men asbesthoudend (productie)afval gebruikte
22
Locaties waar men asbestisolatie op grote schaal gebruikte (vnl. oude fabrieksgebouwen)
5
Voormalige stortplaatsen (gesloten voor 1983, mogelijk asbest aanwezig)
ca. 1200
Tabel 13.
Overzicht met asbest vervuilde sites in Vlaanderen
Niet al deze plaatsen zijn zwaar met asbest vervuild. Er zijn bijvoorbeeld ook stortplaatsen bij die vergund zijn voor de aanvaarding van asbest(cement). De aanwezigheid van asbestisolatie in oude fabriekspanden kan vermeld worden in een bodemonderzoek. Deze informatie hoort eerder bij de situering van het terreingebruik en wijst op mogelijke risico’s bij het betreden van de gebouwen. Meestal is de bodem er zelf niet verontreinigd met asbest. Terreinen zijn anderzijds vaak ook met puin opgehoogd. De aanwezigheid van asbesthoudend materiaal is hierbij niet uit te sluiten. De databank maakt hier enkel melding indien het over draailingen of over grote hoeveelheden gaat (bijv. illegale opvulling van een vijver).
2.6.2 Nederlands onderzoek TNO (Nederlandse organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek) uit Delft heeft recent een risicoanalyse uitgevoerd bij blootstelling aan een asbesthoudende bodem met behulp van: − −
labosimulaties op niet-hechtgebonden asbest; praktijkgegevens (21 onderzoeken met ca. 1000 metingen)
72
2.6.2.1
Labosimulatie
Figuur 13: proefopstelling vrijstelling asbestvezels
ventilator
detector
zandgrond, NHA (worst-case scenario)
Bij deze simulatie werd uitgegaan van de slechtst mogelijke situatie: de aanwezigheid van niet hechtgebonden asbestvezels die zich bevinden in een slecht bindende zandgrond. Men wijzigde de vochtigheidsgraad van de grond tijdens de metingen.
vrijstelling asbestvezels op laboschaal in functie van asbestconcentratie in de grond concentratie in lucht (veq/m³)
1000000 100000 10000 1000 100 10 1 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
Bij een worst-case scenario zal enerzijds de concentratie asbestvezels in de omgevingslucht snel toenemen bij stijgende concentratie vezels in de bodem (grafiek links).
100
concentratie NHA in zandgrond (mg/kg)
Figuur 14: vrijstelling asbestvezels: resultaten
Zo wordt het VR wordt al overschreden bij een concentratie > 5 mg/kg, het MTR bij ca. 70 mg/kg. Anderzijds blijkt de invloed van het bodemvochtgehalte aanzienlijk: bij een
73
vochtgehalte van 10 procent (wat overeenkomt met een lichte bevochtigde bodem) daalt de vrijstelling van asbestvezels in de lucht al met een factor 10 tot 20.
2.6.2.2 Praktijkgegevens In de studie van het TNO verzamelde men een aantal praktijkgegevens. De praktijkgegevens hadden betrekking op stortplaatsen van de asbestverwerkende nijverheid (te Goor en Harderwijk), op het ontgraven en herstorten van puin en/of grond en op het behandelen (zeven of wassen) van puin en/of grond. Uit de praktijkgegevens bleek het onderstaande. Indien de verontreiniging NHA (niet-hechtgebonden asbest) betreft en de concentratie asbest is groter dan 1000 mg/kg dan wordt de MTR-waarde meestal overschreden, doch enkel in de onmiddellijke nabijheid van de bron. De invloed van de vochtigheidsgraad van de asbesthoudende bodem lijkt primordiaal voor het risico van vrijstelling van asbestvezels:
Maximale asbestconcentratie in grond zonder meting van asbest in omgevingslucht (mg/kg) Vochtigheidsgraad / type asbest
NHA
HA
Droog
10
100
Vochtig
100
10 000
Tabel 14.
Invloed vochtigheid/type asbest op vezelvrijstelling
2.6.2.3 Conclusies TNO-studie en voorstel nieuwe normen Bij het beoordelen van het risico van blootstelling zijn volgende factoren belangrijk: − −
de aard van het asbest (hechtgebonden of niet, inadembare of nietinadembare vezels, chrysotiel of amfibool); de bodemvochtigheid.
Op basis van de studie komt TNO tot een voorstel voor nieuwe Nederlandse normen voor de maximaal toelaatbare concentratie asbestvezels in een bodem. Deze nieuwe normen zijn soepeler dan de huidige Nederlandse grenswaarden. De risico's dienen genuanceerd te worden en worden in eerste instantie bepaald door lokale factoren en door de wijze waarop men lokaal met de verontreiniging omgaat.
74
concentratie (mg/kg)
hechtgebonden asbest
niet-hechtgebonden asbest
<5
OK
OK
OK
OK
5-100
OK
OK
?
?
100-1000
?
?
?
?
> 1000
?
?
NOK
NOK
huidige Nederlandse "normen" (mg/kg)
10
0
voorstel nieuwe Nederlandse normen:
100
5
(mg/kg) Tabel 15. Asbest in bodem: risico-inschatting (ok : geen significant risico, ‘ ?’ : te weinig gegevens voor een uitspraak)
Volgens sommigen leidt het extra risico door blootsteling aan asbest in bodems slechts tot een "handvol" bijkomende sterfgevallen. Vergeleken met het verwacht aantal asbestgerelateerde overlijdens in Nederland (geschat op 40 000 in een periode tot 2030) is dit een zeer beperkt aantal.
2.6.3 Procedure bodemvervuiling met asbest Hieronder volgt een beschrijving van de te nemen stappen indien men vermoedt dat een bodem met asbest is vervuild. 2.6.3.1 Risico-inschatting Bij manipulatie van met asbest verontreinigde grond kunnen vezels in de omgevingslucht vrijkomen. Dit risico is laag wanneer de verontreinigde grond enigszins vochtig is en het vocht gemakkelijk vasthoudt. Bevochtiging zorgt er immers voor dat de vezels aan gronddeeltjes of aan het asbesthoudend materiaal zelf gehecht blijven. Voor een risicobeoordeling van asbest in bodem en grond met minder dan 25 %(V/V) puin(granulaat) kan men een kwantitatieve bepaling en een beoordeling van het asbesthoudend materiaal uitvoeren volgens NEN 5707. Als de verontreiniging heterogeen is (m.a.w. het asbesthoudend materiaal is niet volledig opgemengd met de grond maar nog duidelijk herkenbaar als een min of meer afzonderlijks substantie, de verontreiniging beperkt zich tot enkele duidelijk identificeerbare “spots”) moet men enkel deze spots en de omgevende grond bevochtigen. 2.6.3.2 Bodemonderzoek Analyses geven nuttige maar onvoldoende informatie. Voor een bodemverontreiniging moet een risicobeoordeling gebeuren. Men moet de 75
risicobeoordeling in eerste instantie baseren op de geschiedenis van het vervuilde perceel. Er zijn in Vlaanderen geen saneringsnormen voor asbest (saneringsnormen zijn normen waarboven de grond moet gesaneerd worden). De afdeling bodemonderzoek en attestering van de OVAM hanteert de volgende richtlijn: Als uit een oriënterend bodemonderzoek blijkt dat er meer dan 0,1 procent vrije asbestvezels aanwezig zijn, dan is verder onderzoek (een zogenaamd "beschrijvend bodemonderzoek") noodzakelijk. Het beschrijvend bodemonderzoek zal moeten uitwijzen of er ook een ernstige bedreiging uitgaat van de bodemverontreiniging en of men dan al dan niet verder moet saneren. Beschrijvende en oriënterende bodemonderzoeken moeten steeds worden uitgevoerd door een door de OVAM erkende bodemsaneringsdeskundige. Een lijst van dergelijke erkende deskundigen vindt u op de website van de OVAM, bij het thema “BSDeskundige”. 2.6.3.3 Monsterneming Een asbestverontreiniging in de bodem is veelal heterogeen (dit is een niet volledig uniform verdeelde verontreiniging zoals bijv. brokken asbestcement in de grond). Dit stelt hoge eisen stelt aan de procedure voor een representatieve monsterneming. Voor het onderzoek voor asbest in bodem, wegdek of puin(depots) dienen er dan ook een groot aantal monsters genomen te worden. Van de monsters maakt men verzamelmonsters. Bij een goede monsternemingsstrategie zijn volgende elementen belangrijk: −
−
een werkplan waarbij de deskundige met een visuele inspectie en historisch onderzoek een monsternemingsstrategie kiest, zodat op basis van een representatieve monsterneming een betrouwbare schatting van de asbestconcentratie kan worden uitgevoerd; een stapsgewijs opgebouwd analyseschema waarbij het laboratorium de concentratie asbest in verschillende zeeffracties van het bodemmonster meet.
76
Asbestbemonstering bulkmateriaal Totale hoeveelheid in m³
Minimaal aantal grepen
Minimaal aantal verzamelmonsters
0-1
1
1
1-2
2
1
2-5
4
1
5-10
6
1
10-15
8
1
15-20
10
1
20-50
20
2
50-100
30
3
100-150
40
4
150-500
50
5
500-1000
60
6
>1000
60 ·√{volume(m³)/1000}
6 ·√{volume(m )/1000}
3
Tabel 16. Aantal te nemen grepen en aantal verzamelmonsters (analysemonsters) in relatie tot de grootte van de partij
De OVAM erkent de laboratoria voor het analyseren van verontreinigingen in afvalstoffen. De OVAM schrijft in het Compendium voor Monsterneming en Analyse ook de procedures uit voor de analyses op afvalstoffen. Voor analysze op asbestverdachte materialen is de analyseprocedure CMA/2/II/A.17 voorzien. Men kan dus nog geen beroep doen op een labo dat erkend is voor de analyse van asbest in afvalstoffen of in bodem. De OVAM beveelt tot zolang aan om de asbestbemonstering te laten uitvoeren door een door de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg erkend labo voor het meten van asbest in vaste stoffen. Deze labo's hebben voldoende expertise in huis voor het bemonsteren en analyseren van asbest in materialen (en eventueel in grond). Bodemanalysetechnieken voor asbest zijn slechts matig betrouwbaar. 2.6.3.4 Maatregelen De OVAM kan op basis van het beschrijvend bodemonderzoek besluiten dat men de asbesthoudende grond moet afgraven. Afgraving moet gebeuren door een aannemer met ondervinding ter zake. Het kan aangewezen of zelfs verplicht zijn dat een bij de FOD Werkgelegenheid erkende aannemer voor asbestverwijdering de uitgravingswerken uitvoert. De aannemer moet bij uitvoering van de werkzaamheden de bepalingen uit de Codex voor Welzijn op het Werk naleven. De FOD is bevoegd voor deze wetgeving.
77
De aannemer moet in elk geval de wetgeving op de Arbeidsbescherming naleven. De bestemming van de verontreinigde grond hangt af van het soort asbest en van de concentratie asbest. De door Vito ontworpen vezelvrijstellingstest is in principe niet toepasbaar bij een heterogene, dit is een verspreide verontreiniging (zoals meestal het geval is bij asbest in grond). De verontreinigde partij kan volgende bestemmingen hebben: −
− −
−
−
Bestaat de vervuiling enkel uit brokken asbestcement, dan kan men de verontreinigde grond naar een vergunde stortplaats categorie III afvoeren. De stortplaats moet een afzonderlijk stortvak hebben voor hechtgebonden asbestafval. Men noemt dit een monostortplaats voor hechtgebonden asbestafval. Het transport moet gebeuren door een erkende overbrenger voor asbestafval. Men moet de grond vervoeren in afgedekte containers of in afsluitbare bigbags. Grond verontreinigd met ander hechtgebonden asbesthoudend afval (asbesthoudend vinyl, asbesthoudende kunststoffen, asbesthoudende mastieken en dichtingsmaterialen, asbesthoudend bitumen) mag men ook afvoeren naar een vergunde stortplaats voor inert afval. Bevat de grond mogelijk los asbest maar kan men dit niet waarnemen, dan is er een analyse nodig. Grond met meer dan 0,1 procent vrije asbestvezels bevat (bijv. resten van spuitasbest, van asbestkoord, zachte niet cementgebonden asbestplaten enz..) moet worden afgevoerd door een erkende overbrenger. Men moet de verontreinigde grond vooraf verpakken (bijv. afsluitbare bigbags) en de verpakking van een asbestetiket voorzien. Asbesthoudende grond kan men eventueel laten reinigen in een hiervoor vergunde grondreinigingsinrichting. In Nederland kunnen partijen grond soms worden gereinigd tot een restconcentratie < 10 mg/kg. Volgens VROM is er in Nederland een nood aan bijkomende reinigingscapaciteit. bij een concentratie vrije vezels < 0,1 % kan geval per geval bekeken worden wat de verdere bestemming is.
De lijst van erkende overbrengers voor asbestafval vindt u op de website van de OVAM (www.ovam.be, rubriek “afval”, vervolgens “eindverwerking”, “verwerkers (lijsten)”). De OVAM heeft slechts een vaag omschreven bevoegdheid op vlak van bescherming van de gezondheid: bij de uitgraving van de afvalstoffen moet de gezondheid van de mens en het milieu gevrijwaard worden (art. 5 van het afvalstoffendecreet). De arbeidswetgeving is dienaangaande veel uitgebreider en gedetailleerder. Voor specifieke vragen over beschermende maatregelen voor werknemers kan u de dienst Toezicht op het Welzijn op het Werk van de FOD Werkgelegenheid te contacteren.
78
2.6.4 Bodemsaneringen in Vlaanderen De OVAM heeft een aantal bodemsaneringsprojecten met asbestafval uitgevoerd. 2.6.4.1 Opruimen van asbestcementdraailingen In het verleden werden asbestcementdraailingen vrij frequent gebruikt als een functionele ophoging op particuliere terreinen. Het gaat hier vooral over het verharden van opritten en tuinpaden. In een aantal gevallen werden de draailingen ook gebruik als fundering voor wegen. .. Deze draailingen zijn productieafval van het slijpen van moffen (uitsparingen) aan het uiteinde van asbestcementbuizen en waren vroeger gratis verkrijgbaar. Draailingen bevatten losser gebonden asbest dan asbestcementplaten maar worden nog steeds ingedeeld als hechtgebonden asbest. Deze praktijken vonden vooral plaats in de streken waar de asbestnijverheid gevestigd was. De overheid noch de producenten zelf hebben een inventaris bijgehouden van het wijdverspreide kleinschalig gebruik. In april 2004 heeft de OVAM in samenwerking met de gemeentebesturen Kapelleop-den-Bos en Willebroek en de onderneming Eternit n.v. een project opgestart om na te gaan op welke particuliere terreinen asbestcementdraailingen aanwezig zijn. Inwoners van de gemeenten Kapelle-op-den-Bos, Willebroek, Puurs, Mechelen, Meise, Londerzeel, Grimbergen en St-Amands konden zich voor dit project aanmelden. Ruim 1000 percelen werden aangemeld waarop vervolgens een bodemonderzoek werd uitgevoerd. Bij de uitvoering van het bodemonderzoek werd nagegaan of er draailingen aanwezig waren alsook wat het risico is dat van de draailingen uitgaat. Op basis van de saneringsurgentie werden de terrein ingedeeld in 5 categorieën, gaan van zeer urgent te saneren tot terreinen waar de draailingen een laag risico vormen omdat ze afgedekt liggen. Op 483 percelen bleken asbestcementdraailingen aanwezig te zijn Voor deze percelen werd een bodemsaneringsproject opgesteld. Op 407 percelen dient effectief gesaneerd te worden. Op de overige percelen liggen de draailingen veilig afgedekt en dient niet gesaneerd te worden. Op vraag van de inwoners zal de OVAM op 56 van deze percelen alsnog de draailingen verwijderen met een financiële tussenkomst van de eigenaars Op 26 maart 2007 werd gestart met de ambtshalve sanering van de draailingen. De planning voorziet om de sanering af te ronden in het voorjaar 2008. Bij de uitvoering van de sanering worden alle mogelijke veiligheidsmaatregelen genomen om stofopwaai te voorkomen. Tot op heden werden dan ook geen asbestvezels in de omgeving geteld. Meer gedetailleerde info over dit project kunt u nalezen op de website van de OVAM. Gedurende het volledige project is er ook een uitgebreide communicatie gevoerd naar alle betrokken personen, gaande van de eigenaars/bewoners van de te saneren percelen, de buurtbewoners en gemeentebesturen. De communicatie werd gevoerd via verschillende kanalen gaande van persoonlijke briefwisseling, publicatie in locale pers, nieuwsbrieven en websites.
79
2.6.4.2 Andere saneringsprojecten Er zijn nog een aantal belangrijke saneringen die momenteel afgewerkt of lopend zijn. Zo onder meer: - sanering van voormalige productie-eenheden en omgeving: Balmat Mol (sanering en sloop in de pijplijn), Modernit-Aalst (voorzorgsmaatregel: afgedekt met folie), Alfit (isolatie), Eternit (isolatie-stort) en Scheerders Van Kerckhove (isolatie-stort) - Sanering van andere sites: Blaasveld Broek (toegankelijke asbestverontreiniging verwijderd, rest van de site verhard), voormalige scheepssloperij van Brugge (isolatie en gedeeltelijke afvoer). Gezien asbestvezels niet doorsijpelen naar het grondwater moet men met asbest vervuilde bodem niet altijd verwijderen. Vaak is isoleren, beheersen en controleren een betere optie. Soms moet er voor sanering gewacht worden op gerechtelijke procedures. Men zal wel steeds preventieve maatregelen nemen in afwachting van definitieve sanering.
2.7 Acties van de Vlaamse overheid De overheid heeft al heel wat ondernomen maar het kan altijd beter. Zo is het overleg tussen de verschillende overheden (Vlaamse overheid: bevoegd voor leefmilieu – Federale overheid: bevoegd voor arbeidsbescherming) in 2007 aanzienlijk toegenomen. Begin 2007 heeft de Vlaams minister van Leefmilieu het “Vlaams actieplan asbest” opgesteld om het risico van asbestblootstelling verder te beperken. Het actieplan omvat 23 acties en gaat uit van een aantal risicosituaties. Hieronder volgt een greep uit de acties met vermelding van de risicosituatie waaraan de actie dient te verhelpen. Sommige van deze acties moeten nog in wetgeving worden omgezet (situatie begin 2007). Risicosituatie - actie: •
•
•
•
onzorgvuldige verwijdering of werken door particulieren & éénmansbedrijfjes: aanpassing milieuwetgeving voor particulieren: verbod op ontmossen daken – verwijdering asbesthoudend materiaal mag enkel door een erkende verwijderaar tenzij in geval van asbestcement dat makkelijk kan worden gedemonteerd; asbesthoudende materialen in landbouwbedrijven: Er is een brochure “asbest in land- en tuinbouwbedrijven opgesteld. 52 000 exemplaren zullen in maart 2007 via het tijdschrift Landgenoten naar alle landen tuinbouwbedrijven verspreid worden. gebruik van asbesthoudende materialen op paden, wegen, erven e.d.: saneringsproject voor asbestcementdraailingen rond Kapelle-op-den-Bos – subsidies voor gemeenten vanaf 2008 voor het verwijderen van asbesthoudende afvalstoffen; verontreiniging van bouwpuin met asbestafval: Het selectief sloopbestek zal bij elke wijziging van de standaardbestekken voor overheidsopdrachten in deze standaardbestekken worden opgenomen (het selectief sloopbestek bepaalt dat bij een sloop de verschillende afvalstoffen 80
•
•
•
•
afzonderlijk worden gedemonteerd en afgevoerd) – een code van goede praktijk voor omgang met asbestcement in containerdiensten wordt opgesteld, deze code zal men indien mogelijk ook op containerparken toepassen – gemeentes kunnen subsidies verkrijgen bij het gebruik van Copro-gekeurd puin. bodemverontreiniging met asbest: Gemeentes kunnen vanaf 2008 subsidie krijgen voor het saneren van asbesthoudende gronden. de OVAM ontwikkelt een risico-evaluatiemodel en een saneringsnorm voor asbest – de sanering van asbesthoudende bodem wordt voortgezet in functie van de prioriteitenlijst. inzameling asbestcement op containerparken: Men stimuleert de inzameling door de milieuheffing voor het storten van asbestcement op te heffen (deze actie is al uitgevoerd). Men verleent de gemeentes subsidies voor het plaatsen van een asbestcontainer (lopende actie). Gemeenten met minder dan 10 000 inwoners mogen natuurlijk samenwerken om aan hun inzamelplicht voor hechtgebonden asbestafval te voldoen (vb. door het uitbaten van een intergemeentelijk containerpark). Werknemers die kunnen worden blootgesteld aan asbest moeten verplicht een opleiding volgen (art. 38, KB 16-03-06). Werknemers op containerparken zullen beter worden beschermd door in overleg met de FOD Tewerkstelling een code van goede praktijk over de omgang met asbest op te stellen en door containerparkwachters via de gemeenten aan te moedigen de bestaande VDAB-opleiding containerparkwachter te volgen. (http://www.vdab.be/beroepen/containerparkwachter.shtml). Eventueel kan men de containerparkwachters een bijkomende, praktische opleiding over asbestherkenning laten volgen. Gemeenten kunnen 50 % subsidies verkrijgen indien ze een investering doorvoeren op het containerpark voor een minimum bedrag van 5 000 euro. De subsidie wordt berekend op het BTW-vrije investeringsbudget. Arbeidsuren worden niet gesubsidieerd. De investering kan vb. de aankoop van een (bijkomende) container zijn voor de inzameling van asbestcement of, eventueel, een andere technische maatregel. Aanvragen worden onderzocht door de dienst gemeenten van de OVAM. asbest op stortplaatsen: Er wordt een code van goede praktijk opgesteld om het storten van asbestcementafval veiliger te maken – er is een test opgesteld (de “vezelvrijstellingstest”) om de mate van vezelvrijstelling van asbestafval en dus het type stortplaats voor het afval objectief te bepalen. De test wordt wettelijk verankerd door hem op te nemen in het Compendium voor Monsterneming en Analyse van afvalstoffen. asbest in de omgevingslucht: er wordt een luchtkwaliteitsnorm in het Vlarem opgenomen. Hoewel de norm nu al overal in Vlaanderen wordt gehaald kan deze norm dienen als ijkpunt om het risico rond risicopunten of bij sporadische ongelukken in te schatten.
Het “Vlaams actieplan asbest” wordt getrokken door het team milieugevaarlijke stoffen van de cel lucht van AMINAL (contactpersoon:
[email protected]). Andere beleidsmaatregelen zoals het oprichten van een Vlaams asbestfonds en het verplicht stellen van een asbestattest worden onderzocht. Het asbestfonds moet de lokale overheden financieel bijspringen bij het inzamelen
81
en verwerken van asbestafval via gemeentelijke containerparken. Voormalige asbestproducten zouden een bijdrage aan dit fonds kunnen leveren. Bij de overdracht van bepaalde risicogebouwen (met mogelijke asbestbesmetting) kan men verplichten tot het afleveren van een asbestattest waarin het aanwezige asbest wordt geïnventariseerd. Zo’n attest kan enigszins worden vergeleken met de voor ondernemingen verplichte asbestinventaris. Sommigen vragen de invoering en uitbreiding van het begrip “onverschoonbare fout” van de werkgevers, zodat alle professionele slachtoffers van asbest op gelijke wijze worden vergoed. De Belgische Regering heeft eind 2006 de oprichting van een vergoedingsfonds voor alle asbestslachtoffers in haar programmawet opgenomen. Het fonds zou in 2007 worden opgericht.
82
2.8 Vragen en antwoorden over asbest 2.8.1 Welke publicaties over asbest zijn er ? De overheid stelt heel wat informatie over asbest op Internet ter uwer beschikking. In onderstaande tabel vindt u een overzicht. Alle publicaties kan u van Internet downloaden. De publicaties bevatten minder gedetailleerde informatie dan deze tekst maar volstaan meestal om een concreet probleem op te lossen. De publicaties zijn in kleurendruk en worden geïllustreerd met foto’s.
Publicaties over asbest Titel uitgever & datum doelgroep thema webadres
“Asbest in en om het huis” AMINAL, 2006 (update) voor de particulier informatie over de asbesthoudende materialen die in een woning kunnen voorkomen en hoe ermee om te gaan http://lucht.milieuinfo.be/
“Asbest in land- en tuinbouwbedrijven” voor de landbouwer AMINAL, 2007 informatie over de asbesthoudende materialen in een landbouwbedrijf en hoe ermee om te gaan http://lucht.milieuinfo.be/
“Asbestinventaris en beheersprogramma” voor elke ondernemer FOD Werkgelegenheid, 2006 (update) informatie over de verplichte asbestinventaris en over het asbestbeheersprogramma http://www.werk.belgie.be/publicationDefault.aspx?id=5096
“Asbest, veelzijdig maar levensgevaarlijk” voor particulier en ondernemer FOD Volksgezondheid & FOD Werkgelegenheid, 2006 (update) informatie over werken met courante asbesthoudende materialen https://portal.health.fgov.be/pls/portal/docs/PAGE/INTERNET_PG/HOMEPAGE_ MENU/MILIEU1_MENU/CHEMISCHESTOFFEN1_MENU/ASBEST1_MENU/AS BEST1_DOCS/ASBEST.PDF
“Een betere bescherming tegen asbest ... in het kort” FOD Werkgelegenheid, 2006 voor werknemers bondige flyer met overzicht beschermende maatregelen werksite http://www.werk.belgie.be/publicationDefault.aspx?id=3680 Tabel 17.
asbestpublicaties van Federale en Vlaamse overheid
83
2.8.2 Kan men via de merknaam weten of een product asbest bevat ? Dit is slechts zelden mogelijk. Enkel zeer sporadisch heeft men zekerheid over de juiste merknaam van het gebruikte materiaal. In vele gevallen is de producent van een product niet meer te achterhalen of worden commerciële benamingen, afkomstig van één producent, voor vergelijkbare producten van andere producenten gebruikt. Vaak moet men ook de productiedatum kennen om uitsluitsel te hebben. Soms kunnen de afmetingen van een daklei een indicatie geven over de aanwezigheid van asbest. U vindt meer informatie hierover bij de “beslissingsboom dakleien” in het eerste deel van dit document. Om zeker te zijn dat een afvalstof asbest bevat is vaak een microscopische analyse nodig. Een dergelijke analyse moet gebeuren door een door de FOD Werkgelegenheid erkend laboratorium. Een analyse kost minimaal 50 euro (situatie 2006). Indien men weet dat het product afkomstig is van Eternit of SVK en men heeft ook een idee van de productiedatum dan kan men terecht bij: − −
SVK: Aerschotstraat 114, 9100 Sint-Niklaas, tel. 03/7604900, www.svk.be; Eternit: Kuiermansstraat 1 - 1880 Kapelle-op-den-Bos, www.eternit.be telefoon: 015/71.71.71 - Fax: 015/71.71.79, gratis info: 0800/14.144 (particulieren) - 0800/14.145 (professionelen).
Onderstaande tabel bevat een lijst van diverse producten die hoofdzakelijk door de onderneming Eternit geproduceerd werden, met bijhorende informatie over hun asbesthoudende karakter. Deze info (met uitzondering waar gemarkeerd met ***) werd meegedeeld door de onderneming Eternit. De lijst is uitermate onvolledig omdat asbest in zoveel (bouw-) materialen is toegepast.
(product)naam
asbesthoudend ?
Eerste producten asbestvrij sinds
Altijd asbestvrij sinds
Alterna
nooit
-
-
AC hanggoten en bakgoten*
altijd
-
-
Acimex *
altijd
-
-
?
?
Balmatt koord*** Bardit gevelplaten*
altijd
-
-
Big-Ben leien*
altijd
-
-
Bloembakken
soms
1985
1985
B-platen*
altijd
-
-
Van wanneer zeker asbestvrij ?
Van wanneer zeker asbesthoudend ?
84
Bouwmaterialen van Eternit
soms
1980
einde 1997
Buizen van Eternit
soms
-
Midden 1998
Canaletas*
altijd
-
-
Carat**
nooit
-
-
Country Glasal *
altijd
-
-
Country leien *
altijd
-
-
Doublex onderdakplaten*
altijd
-
-
Duraco**
nooit
-
-
Ecolor
soms
-
1994
Eflex
soms
1986
1994
Elo, Elostone*
altijd
-
-
Eterboard**
nooit
-
-
Eterdecor**
noot
-
-
Eterflex**
nooit
-
-
Eterna leien*
altijd
-
-
Eterspan
soms
1985
1986
Etertile**
nooit
-
-
Eterwall platen*
altijd
-
-
Exterelo*
altijd
-
-
Extru
soms
1992
1994
dikke platen van 4,5 of 7.5 mm
dikke platen van 3.2 en 6 mm
vermelding NT
(niet als extru NT) Fassal*
altijd
-
-
Flexomuur tegels*
altijd
-
-
G-tegels*
altijd
-
-
Glasal
soms
1986
1994
Glasal S*
altijd
-
-
- Glasal met vermelding NT dikke platen van 4, 5 of 7.5 mm
dikke platen van 3.2 of 6 mm
85
Golfplaten
soms
1988
einde 1997
-merknaam Ecolor (vanaf 1994) - platen met veiligheidsstrip
Granité vloertegels*
altijd
-
-
Granitex
soms
1986
1994
Induco M**
nooit
-
-
Induco HD**
nooit
-
-
Klingerit***
altijd
-
-
Leidingkokers, afvoerbuizen en andere vormstukken
soms
-
1996
Leien
soms
1988
1996
Massal*
altijd
-
-
Menuiserite
soms
1986
1994
(dichtingsmateriaal)
(behalve NT)
Metallic**
nooit
-
-
Mineral Hardboard
altijd
-
-
Mirral**
nooit
-
-
Multex leien*
altijd
-
-
Multiboard**
nooit
-
-
Multico**
nooit
-
-
Natura**
nooit
-
-
New Promina**
nooit
-
-
Novilon
waarschijnlijk
-
-
Nobranda**
nooit
-
-
Pical plafondtegels*
altijd
-
-
Pical (A)*
altijd
-
-
-merknamen Alterna en Stonit, -formaten 60*40, 60*32 en 45*32
steeds gemarkeerd als menuiserite NT
86
Picalux*
altijd
-
-
Pieritte*
altijd
-
-
Promabest*
altijd
-
-
Promassal**
nooit
-
-
Promina, new Promina**
nooit
-
-
Promatect-H**
nooit
-
-
Promatect-L of
nooit
-
-
Promatect-100**
nooit
-
-
Rairnuré*
altijd
-
-
riool- en persbuizen van Eternit
altijd
-
-
Romana dakplaten*
altijd
-
-
Schoolborden
soms
-
-
Sidings**
nooit
-
-
Sidingboard*
nooit
-
-
Stonit
soms
altijd
Altijd
Tac-Fire**
nooit
-
-
Tacboard**
nooit
-
-
Unico**
nooit
-
-
Winco**
nooit
Promatect LA**
Tabel 18.
Afvoerbuizen ('batiment' buizen) kunnen zowel AT als NT zijn
-
asbest in producten
(* niet meer in productie, ** nieuw product, *** niet meegedeeld door Eternit)
2.8.3 Wat kost een asbestanalyse ? Een analyse van asbest in materialen kost ca. 50 tot 100 euro indien het laboratorium bij de analyse enkel een lichtmicroscoop gebruikt. Dit volstaat meestal voor een voldoende identificatie. Bij gebruik van een elektronenmicroscoop (vb. bij een veegmonster) stijgt de prijs tot ca. 400 euro. Deze analyse kan worden uitgevoerd door een labo dat door de Federale overheidsdienst Tewerkstelling erkend is voor de analyse van asbest in materialen. Indien de toezichthoudende ambtenaar dit oplegt moet men een beroep doen op een dergelijk erkend labo. Er zijn ook laboratoria die erkend zijn voor analyse van asbest in de lucht. In het kader van het KB van 16-03-06 moeten luchtmetingen door erkende labo’s worden uitgevoerd. De prijs van een luchtmeting en de daaropvolgende analyse bedraagt al snel meer dan 300 euro. 87
2.8.4 Moet men asbest steeds verwijderen ? Dit is niet altijd nodig. Algemene regel is dat materiaal met hechtgebonden asbest in goede staat niet verwijderd moet worden. Dergelijke materialen vormen geen onmiddellijk risico zolang men het materiaal ongemoeid laat. Bij vrij of weinig gebonden asbest is een risico-inschatting door experts vaak aangewezen. Zich informeren is aangewezen, onnodige bekommernis vooraf is echter onnodig en nutteloos. Uit talrijke studies met duizenden meetresultaten blijkt dat de concentratie aan vezels in gebouwen waarin asbesthoudende stoffen zijn aangewend veelal heel laag is, vaak niet hoger dan deze in de buitenlucht (nl. 100 tot 1000 vezels/m³, bron: Environmental Protection Agency). Het verwijderen zelf kan vaak meer gevaren opleveren dan het materiaal gewoon laten zitten. Bij het verwijderen van sommige soorten asbesthoudend materiaal uit gesloten ruimtes kan er nog gedurende lange tijd een hoge restconcentratie in de ruimte achterblijven. Uit metingen is gebleken dat de concentratie aan asbestvezels in gebouwen toeneemt na een verwijdering van asbest, zelfs als deze verwijdering volgens the "state of the art" gebeurde. De verhoogde concentraties worden in sommige gevallen waargenomen tot 5 jaar na de verwijderingswerken. Om het gezondheidsrisico te beperken is het dan ook niet altijd nodig om asbesthoudende materialen in goede staat uit gebouwen te verwijderen. In Nederland heeft TNO een onderzoek uitgevoerd naar de gevaren bij het verwijderen van asbest. Het Nederlandse ministerie van VROM heeft vervolgens standaardvoorschriften opgesteld. Deze standaardvoorschriften zijn gepubliceerd in de Staatscourant 1994, 106 (08.06.94) en kunnen besteld worden bij het distributiecentrum van VROM ( 00 31/ 900 8052). Het risico bij verwijderen hangt wel af van de binding van het asbest. Bij het verwijderen van bijv. gelijmde asbestbevattende vinyltegels en van geschroefde hechtgebonden asbestbevattende materialen is het risico eerder gering. Bij het verwijderen van asbestbevattende vinylvloerbekleding op steenachtige of houtachtige ondergrond is het risico dan weer groter (uit standaardvoorschriften van VROM). Indien het asbest toch verwijderd wordt (bijvoorbeeld omdat het materiaal in slechte staat is, of omdat men verbouwingswerken plant) dient de verwijdering in de meeste gevallen te gebeuren door een erkende verwijderaar overeenkomstig de bepalingen uit de Codex voor welzijn op het werk. Deze erkende verwijderaars zullen de verwijdering op veilige wijze uitvoeren. Particulieren moeten de Codex echter niet naleven en worden dus ook niet verplicht een erkend verwijderaar te consulteren. In vele gevallen is dit wel sterk aan te raden, gelet op het risico van inademing van asbestvezels. Het laboratorium voor Industriële Toxicologie van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg beschikt over veel praktische kennis over de risico’s en mogelijke beschermende maatregelen bij verwijdering van vrij of weinig gebonden asbest (het algemeen telefoonnummer van de Federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg is 02/233.41.11, website www.werk.belgie.be).
88
2.8.5 Wat kost het om asbestafval te laten verwerken (2007) ? De verwerking van afvalstoffen die losgebonden of vrije asbestvezels bevatten is niet goedkoop. Op dit ogenblik bedraagt de verwerkingsprijs voor losgebonden asbest ca. 1 000 euro/ton. Deze prijs omvat alle eindverwerkingskosten: zowel de behandelingskosten als de kosten voor het storten van het behandelde materiaal. Niet inbegrepen zijn de kosten om het asbest uit het te slopen gebouw/constructie te verwijderen en om het asbest te vervoeren van de sloopplaats tot aan de vergunde behandelingsinrichting. De bovenvermelde verwerkingsprijs is gebaseerd op het gewicht van de aangevoerde afvalstof (dus het gewicht van de volledige afvalstof waarin het asbest vervat is). De verwerking van asbestcement is ook vrij duur, hoewel een voorafgaande cementering niet vereist is. Vanaf 1 januari 2008 moet men op elk containerpark asbestcement aanvaarden. Voor kleine hoeveelheden zal dit in de toekomst gratis moeten gebeuren. Containerparken behouden wel de vrijheid om grote hoeveelheden te weigeren. De stortkosten op een stortplaats van inerte afvalstoffen bedragen in 2007, exclusief aanvoerkosten, ongeveer 70 euro/ton. In 2005 bedroeg de gemiddelde stortkost nog ongeveer 45 euro per ton asbestcement. De prijs is dus met 55% gestegen hoewel de overheid in 2007 de milieuheffing voor asbesthoudend afval heeft afgeschaft (voorheen 11 euro per ton) om het storten goedkoper te maken en dus de legale inzameling van asbesthoudend afval te stimuleren.
2.8.6 Waar naartoe met asbestcement ? Men mag asbestcement afvoeren naar een vergund containerpark, een vergunde categorie I of cat. III stortplaats of een vergunde containerdienst. Containerparken zijn vanaf 1 januari 2008 verplicht om asbestcement te aanvaarden (actie 55 van het Uitvoeringsplan huishoudelijke afvalstoffen). In principe moeten de gemeenten een beperkte hoeveelheid zelfs gratis aanvaarden. De overheid zal vastleggen over welke hoeveelheid het gaat. In afwachting hiervan moet men op de meeste containerparken nog betalen voor de afgifte van asbestcement. Voor afgifte van grotere hoeveelheden asbestcement op het containerpark zal men ook in de toekomst moeten blijven betalen volgens het principe de vervuiler betaalt. De inzameling moet gebeuren in een afzonderlijke container voor asbestcement (artikel 5.2.2.1.3., §3 van het Vlarem). Hoewel asbestcement gevaarlijk afval is, mag asbestcement ook rechtstreeks afvoeren naar een vergunde stortplaats voor inert afval (de zogenoemde categorie III stortplaatsen, deze van rechtswege, dit is automatisch, ook vergund als categorie I “monostortplaats voor gevaarlijke afvalstoffen die bestaan uit asbestcement of andere asbesthoudende bouwmaterialen.” De stortplaatsen moeten wel een aantal bijkomende voorwaarden naleven zoals een afzonderlijk stortvak voor asbestafval, dagelijks afdekking en besproeiing van het afval). Een particulier, zelfstandige of kleine ondernemer mag het asbestcement zelf afvoeren indien over “eigen” asbestcementafval gaat (dit betekent asbestcement voortgebracht door eigen activiteiten). In alle andere gevallen moet de afvoer gebeuren door een bij de OVAM erkende overbrenger voor gevaarlijk afval (meer bepaald een overbrenger erkend voor de afvoer van asbestafval). 89
2.8.7 Juridisch: is asbestafval gevaarlijk afval ? Indien men een afvalstof als “gevaarlijk afvalstof” beschouwt dan heeft dit gevolgen voor de wijze van ophaling en verwerking van deze afvalstof. Voor gevaarlijke afvalstoffen zijn er strengere voorwaarden: de afvalstoffen moeten onder meer gescheiden worden opgehaald en men moet ze verwerken in gespecialiseerde inrichtingen. Alle asbesthoudende afvalstoffen zijn juridisch gevaarlijke afvalstoffen geworden sinds de laatste wijzigingen van Vlarem II (juni 2006). Een uitzondering kan worden gemaakt voor afvalstoffen waarin asbest in heel lage concentraties voorkomt. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn voor een partij grond met een heel lage concentratie asbest. Wanneer asbest in een afvalstof voorkomt in een concentratie < 1 g/kg (of 0,1 procent) dan is dit afval geen gevaarlijk afval. Het Vlarea vermeldt immers dat wanneer een kankerverwekkende stof met een concentratie lager dan 0,1 procent in een afvalstof voorkomt, deze afvalstof dan geen gevaarlijke afvalstof is. De stof asbest zelf behoort tot de kankerverwekkende stoffen (carcinogene stof categorie I, dus bewezen kankerverwekkend).
2.8.8 Mag men asbestafval met een stofzuiger opruimen ? Het verwijderen van asbeststof met een stofzuiger is absoluut uit den boze, tenzij men gebruik maakt van een stofzuiger met speciale filter. Een gewone stofzak van een stofzuiger houdt het asbeststof niet tegen, integendeel: het asbeststof wordt nog meer in de omgevingslucht geblazen. Asbeststof kan daarentegen wel als volgt verwijderd worden: − − −
de bodem wordt licht met water bevochtigd om opwaaien van het stof tegen te gaan. Het asbeststof wordt opgeveegd en in een dubbele kunststof verpakking gedaan; op de verpakking brengt men een asbeststicker aan; men laat de verpakking ophalen door een voor het ophalen van asbest erkende overbrenger.
Er zijn stofzuigers op de markt die met een absoluutfilter of HEPA-filter uitgerust zijn. Dergelijke stofzuigers kunnen wel gebruikt worden voor het verwijderen van asbest. Het zijn meestal stofzuigers voor industriële toepassingen. Er zijn ook al "huishoudelijke" stofzuigers op de markt die met een absoluutfilter kunnen uitgerust worden. De prijs van dergelijke filters is bovendien geen hinderpaal. Deze filters zijn ook geschikt om een aantal allergieveroorzakende stoffen in huis zoals excreties van de stofmijt te verwijderen. Men moet wel opletten wanneer men deze filters gebruikt om asbeststof te verwijderen: zo is bijv. de wijze waarop de filterzak van het toestel zonder risico van stofverspreiding vervangen kan worden cruciaal. Industriële toestellen geven dienaangaande meer garanties. Ook moet een gebruikte filter bij vervanging beschouwd worden als gevaarlijk asbesthoudend afval en overeenkomstig afgevoerd.
90
2.8.9 Is ontmossen van daken toegelaten ? Het ontmossen van asbestbevattende daken met hogedruk systemen is niet toegelaten. 2.8.9.1 Onderzoeksgegevens Het afspuiten van daken gebeurt meestal met hogedrukreinigers. Uit metingen blijkt dat bij het reinigen van asbestdaken er onaanvaardbaar hoge concentraties asbest in de omgevingslucht kunnen voorkomen. De Federale Overheidsdienst Tewerkstelling mat tijdens een campagne in 1998 en 1999 concentraties van ca. 1 miljoen vezels/m³, dit zijn concentraties waarbij er volgens de Codex strenge beschermingsmaatregelen nodig zijn. Er zou ook telkens asbesthoudend slib in de goten terechtkomen. Uit de WTCB studie "asbestvrijstelling door het reinigen van asbesthoudende daken" (2002) blijkt het volgende: bij reiniging van asbestcementleien komt ongeveer 4 à 5 g asbest per m² dak vrij of tussen de 600 en 850 g asbest voor een gemiddeld dak. Ca. 95% van het vrijgestelde asbest bevindt zich in het reinigingswater, de rest komt in de lucht terecht. In de omgeving van het asbesthoudend dak kunnen er zich in de directe omgeving vezels neerzetten op de bodem, in het gras, in de goot, e.d. die vervolgens als secundaire bron fungeren. Gezien de bron na een tijd verdwijnt, zal de concentratie progressief verminderen. Deze bronnen zullen hierbij telkens een bijdrage leveren aan de algemene achtergrondconcentratie in de lucht en het water. Slechts een klein deel van het asbest zou als vrije vezels vrijkomen. Het andere gedeelte zijn vezelbundels en vezels verankerd in restjes cement die op termijn echter ook vrije vezels kunnen vrijgeven. De conclusie van de WTCB-studie is: werknemers die gedurende lange tijd (20 jaar, helft van de werktijd) reinigingswerken uitvoeren aan asbesthoudende daken en die geen beschermingsmiddelen zoals een ademhalingsmasker gebruikt hebben, hebben een significant hoger risico van mesothelioom en longkanker 2.8.9.2 Wetgeving Het bewerken, snijden of schoonmaken met hogedrukreinigers of luchtcompressoren van objecten of ondergronden uit of bekleed met asbesthoudend materiaal is in het KB van 16 maart 2006 verboden. Het gebruik van schuurschijven, slijpmachines en droge straalmiddelen is ook verboden. De verbodsbepaling is wel enkel van toepassing op een situatie met werknemers, ze geldt dus in principe niet voor particulieren of voor éénmansbedrijfjes, tenzij deze laatste erkend zijn als asbestverwijderaar. Er is dan ook een aanvulling van hoofdstuk 6.4 van Vlarem II met boven vermelde verboden in opmaak. De verboden worden hiermee ook op particulieren van toepassing. De aanpassing zal gebeuren omstreeks het midden van 2007. In afwachting van deze aanpassing neemt de OVAM voorlopig het volgende standpunt in: Het verspreiden van vrije asbestvezels is strijdig met artikel 12 en met artikel 5 van het afvalstoffendecreet: "het is verboden afvalstoffen achter te laten of te verwijderen in strijd met de voorschriften van dit decreet of de uitvoeringsbesluiten 91
ervan" en "het afvalstoffenbeleid heeft tot doel de gezondheid van de mens en het milieu te vrijwaren tegen de schadelijke invloed van afvalstoffen …." . Het verspreiden van asbestvezels is ook strijdig met artikels 4.7.0.1.3°en 6.4.0.1 van het Vlarem waarin o.m. vermeld wordt dat er bij bewerkingen met asbesthoudende producten geen noemenswaardige milieuvervuiling door verspreiding van asbestvezels of -stof mag plaatsvinden. Bij overtredingen tegen het afvalstoffendecreet kunnen de daartoe aangewezen OVAM ambtenaren en de officieren van gerechtelijke politie een Proces Verbaal opstellen (artikel 55, §2 van het afvalstoffendecreet). Overtredingen tegen het Vlarem kunnen bovendien geverbaliseerd worden door de gemeentelijke milieuambtenaren. Er is overigens nog geen milieuvriendelijk alternatief met aanvaardbaar resultaat voor de ontmossing en/of reiniging van asbestcementen daken. De enige milieuhygiënisch aanvaardbare oplossing is dan ook het vervangen van de dakbedekking door asbestvrije nieuwe materialen. Men voert een vervanging vaak enkel uit om esthetische redenen: het mos tast het asbestcement slechts langzaam aan. 2.8.9.3 Juridisch precedent Op 12 oktober 1999 heeft de Burgerlijke Rechtbank te Leuven een professioneel dakwerker veroordeeld tot het betalen van een materiële en morele schadevergoeding aan omwonenden. De dakwerker voerde ontmossingswerken uit met een hogedrukreiniger waarbij een grijze nevel zich over de tuin en de woning van de buren verspreidde. De rechtbank oordeelde dat het al jaren bekend is dat asbest schadelijk is zodat wie professioneel actief is niet onwetend kan en mag zijn. Tijdens de werken werd geen enkele maatregel genomen om de verspreiding van asbestvezels te voorkomen, wat in strijd met het Vlarem (zie hierboven) en met de Richtlijn EEG 87/217 van 19 maart 1987.Ook het uitgieten van het vervuilde water in de tuin van de omwonenden werd als een fout bestempeld. Ook de verzekeraar van de opdrachtgever werd mee veroordeeld. De dakwerker werd ook veroordeeld om de verzekeraar BA privé-leven van deze opdrachtgever te vrijwaren (Tijdschrift voor Milieurecht, 2000, nr. 338).
2.8.10 Hoe zich beschermen tegen het inademen van vezels ? De maskers met zogenaamd P3-filter bieden een behoorlijke bescherming tegen inademing van vezels. Een gewoon wegwerpmasker daarentegen is absoluut niet geschikt want dit masker belemmert de inademing van de kleinste en dus meest risicovolle vezels helemaal niet. Met de huidige kennis van zaken lijkt het gebruik van P3-filter aangewezen bij de verwijdering van afval met vrij of los gebonden asbest en bij verwijdering van afval met hechtgebonden asbest in gesloten ruimtes. Een volgelaatsmasker biedt een betere bescherming dan een halfgelaatsmasker. De meest optimale bescherming biedt een volgelaatsmasker aangesloten op een persluchtfles. Het masker wordt in overdruk gehouden. Een beschermingsfactor van 2000 is hiermee theoretisch haalbaar. Het gebruik van perslucht wordt natuurlijk enkel uitgevoerd door professionele verwijderaars.
92
Het gebruik van een masker is één van de laatste stappen in een keten van, bij voorkeur preventieve, maatregelen.
2.8.11 Wat bij asbest in een gehuurd of gekocht goed ? Het gebeurt dat een huurder of koper asbesthoudend materiaal aantreft in zijn woning of bedrijfsgebouw. Huurders/kopers vragen zich soms af of dit risico’s inhoudt en wie er moet opdraaien voor de kosten van een eventuele verwijdering. De milieuwetgeving bevat geen bepalingen die deze verantwoordelijkheid regelen. De informatie hieronder wordt onder het grootst mogelijke voorbehoud gegeven. Bij verhuring van een gebouw is het volgende van toepassing, rekening houden met artikel 7 van de handelshuurwet van 30.04.1951 en met art. 1719 tot en met art. 1721 van het Burgerlijk Wetboek: −
−
De huurder kan vrijwaring inroepen wanneer een gebouw zodanig is besmet door asbest dat het gebruik ervan verhinderd wordt. Vrijwaring betekent juridisch de garantie dat iemand genot kan hebben van een zaak of recht. De eigenaar/verhuurder moet instaan voor de verwijdering van het asbest. Als de contaminatie minder groot is moet onderzocht worden of de uit te voeren werken als herstelwerkzaamheden kunnen beschouwd worden. Grote herstellingen zijn ten laste van de verhuurder, kleine van de huurder.
Onder kleine werken worden soms werken verstaan waarvan de kosten drie jaar huur niet te boven gaan. De huurder mag deze uitvoeren mits hij de verhuurder in kennis stelt. De kosten kunnen door de verhuurder worden terugbetaald wanneer deze zijn akkoord heeft gegeven. De huurder zal er dus het beste aandoen de verhuurder in gebreke te stellen. De verhuurder zal moeten tussenkomen op basis van de beginselen van het burgerlijk recht. Dit betekent niet dat hij op strafrechterlijk vlak vrijuit gaat: indien hij opzettelijk zijn medewerking weigert, kan hij als mededader of medeplichtige vervolgd worden wegens inbreuken op de Codex. Een cursus over het contractenrecht, o.m. over het begrip “verborgen gebrek”, vindt U bij http://www.law.kuleuven.be/contractenrecht/cursus B.O. inhoud.html.
2.8.12 Wat bij een bodemvervuiling met asbest ? In het verleden werd asbestcement vrij frequent gebruikt voor het verharden van opritten, lokale wegen e.d. Deze praktijken vonden vooral plaats in de streken waar de asbestnijverheid gevestigd was zoals in o.m. de gemeenten Londerzeel, Kapelle-op-den-Bos, Tisselt, Willebroek, Meise en Nieuwenrode. Zo kon iedereen tot 1976 bij de onderneming Eternit "draailingen" ophalen, wat een afvalproduct is van de productie van asbestcement. De overheid noch de producenten zelf hebben een inventaris bijgehouden van dit wijdverspreide kleinschalig gebruik. Dergelijk gebruik leidt nu vaak tot problemen. De OVAM maakt echter op gecoördineerde wijze werk van het asbestprobleem in bodems. U kan de afdeling bodemonderzoek van de OVAM contacteren ( 015/284.284) wanneer uw bodem of oprit met asbest verontreinigd is of wanneer U een vermoeden van een dergelijke verontreiniging hebt. Er is geen onmiddellijke reden tot grote ongerustheid tenzij het
93
asbestcement zich vrij aan de oppervlakte bevindt en er stof opwaait (bijv. bij langdurige droogte).
2.8.13 Is er een risico in de omgeving van stortplaatsen ? In de periode tussen 1996 en 1999 werd de asbestconcentratie in de lucht gemeten in de omgeving van 2 stortplaatsen voor inert afval en van een monostortplaats voor asbestafval. De meetresultaten bleken geruststellend: de gemeten concentraties zijn slechts lichtjes hoger dan de achtergrondconcentratie in een stedelijke of residentiële omgeving. De gemeten concentraties zijn ongeveer even groot als deze in een industriële omgeving en zijn lager dan de door Vito voorgestelde grenswaarde voor niet-arbeidssituaties van 1000 vezels/m³ (Vito is de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek). Men schat het bijkomende risico voor de omwonenden van een stortplaats op basis van de beschikbare gegevens als beperkt in. Metingen blijven wel momentopnames. De exploitant zal meestal op de hoogte zijn van de aanwezigheid van een meetteam, de exploitatie gedurende de meetcampagne is niet altijd representatief voor de dagelijkse gang van zaken. Ook kunnen de lokale weersomstandigheden zoals windrichting een grote invloed hebben op de gemeten concentraties, ten goede of ten slechte. Het in de praktijk na te leven principe blijft steeds dat men elke blootstelling aan asbest die redelijkerwijze kan worden vermeden, hoe klein ook, moet vermijden. Een onberispelijke dagdagelijkse bedrijfsvoering is de belangrijkste maatregel om de omwonenden en vooral de eigen werknemers van de stortplaats te beschermen. Sinds juni 2006 mag de stortplaatsexploitant die nog asbestcement wil aanvaarden dit volgens de EEG wetgeving enkel nog doen in een aangepast stortvak dat dagelijks wordt afgedekt en dat regelmatig wordt besprenkeld. Het ter plaatse met water reinigen van geledigde containers lijkt ook aanbevelenswaardig. Een mogelijkheid om het vezelverspreiding op stortplaatsen verder te beperken is het verpakt aanleveren van asbesthoudend afval. Vooral afsluitbare bigbags met lussen zijn hiervoor heel geschikt. Bij het lossen en uitstorten van de afvalstoffen en het egaliseren van de stortplaats blijft deze verpakking behouden zodat er veel minder vezels en stof vrijkomen.
2.8.14 Is er een risico in en nabij containerparken ? OVAM bezit een analyseverslag van een meetcampagne in 2006 rond een open asbestcementcontainer in een containerpark. Drie maal was het meetresultaat lager dan de detectielimiet voor asbestvezels (< 0,01 vezels/cm³). Bij de 4e meting telde men 13 “asbestverdachte“ vezels. Dit kunnen echter evengoed andere vezels zijn, met de gebruikte methode (methode voor metingen van asbestconcentratie in arbeidsomstandigheden met fasecontrastmicroscopie) kan men geen onderscheid maken tussen verschillende vezelsoorten. Bij deze laatste meting werd er geveegd rond de container en was men een lading golfplaten aan het lossen en aan het aandrukken (dit laatste is eigenlijk “not done”). De meetresultaten waren dus geruststellend.
94
Metingen blijven wel momentopnames. Het zou nuttig kunnen zijn metingen gedurende een langere tijd op een containerpark uit te voeren. Een onberispelijke dagdagelijkse bedrijfsvoering blijft ook hier de belangrijkste garantie om het risico te beperken. Men kan de bezoekers van de containerparken voldoende informeren (vermijd breuk, vermijd contact van de platen met eigen kleding, verpakking van het asbestcement vooraf is aanbevolen enz…), de werknemers moeten enige kennis hebben van het risico en van de te volgen werkwijze (opleiding), er dient voldoende toezicht te zijn. De OVAM werkt samen met andere overheidsdiensten en met de Federatie van Belgische milieubedrijven aan een Code van goede praktijk over hoe men in de praktijk veilig kan omgaan met hechtgebonden asbestafval. De code richt zich op de uitbating van containerdiensten, stortplaatsen en containerparken. Men verwacht dat de Code afgewerkt zal zijn omstreeks het midden van 2007. Er zullen tijdens de opstelling van deze code nog bijkomende luchtmetingen op containerparken worden uitgevoerd.
2.8.15 Mag men nog asbestproducten gebruiken ? In de Europese Gemeenschap mag men geen enkel asbesthoudend product nog op de markt brengen of vervaardigen, enkele uitzonderingen voor onderzoek daargelaten. Men mag nog wel bestaande asbesthoudende producten gebruiken tot hun normale levensduur verstreken is. Het gebruik van blauw asbest is reeds sedert 1978 verboden. Het KB van 23-102001 vervangt het KB van 03-02-98 en verbiedt het op de markt brengen, het produceren en het gebruik van alle amfiboolasbesthoudende en bijna alle chrysotielasbesthoudende producten (ook asbestcement), met behoud van enkele specifieke uitzonderingen. Het KB van 23.10.2001 beperkt de uitzonderingen verder: dit KB verbiedt ook het op de markt brengen en het gebruik vanaf 1 januari 2005 van chrysotielhoudende "dichtingen en bekledingen die gebruikt worden in industriële processen en installaties bestemd voor vloeistofcirculatie ter voorkoming van risico's verbonden aan hoge temperaturen en drukken". De Europese richtlijn 1999/77/EG van 26 juli 1999 verbiedt uiterlijk 1 januari 2005 op het op de markt brengen en het gebruik van alle soorten zuivere asbestvezels of van producten waarin deze asbestvezels opzettelijk zijn toegevoegd. Enige uitzondering op deze richtlijn is het gebruik van chrysotielasbest in membranen voor elektrolyse. Vlaanderen heeft deze richtlijn op 30 juni 2006 in haar milieuwetgeving opgenomen. men mag geen asbesthoudend materiaal meer op de markt brengen of hergebruiken. Dit betekent NIET dat men nog in gebouwen/constructies/machines aanwezige asbesthoudende materialen ogenblikkelijk moet verwijderen: verwijdering is enkel noodzakelijk wanneer er een risico is dat er asbestvezels uit de materialen vrijkomen of wanneer het gebouw/de constructie/de machine wordt gesloopt of gedemonteerd. Asbesthoudend materiaal dat uit een gebouw is gehaald, mag men niet meer (laten) hergebruiken of doorverkopen. 95
2.8.16 Welke vezels kunnen asbest vervangen ? Onderstaand onvolledig overzicht geeft u een idee. Er zijn zoveel vezelachtige materialen op de markt en er worden regelmatig nog nieuwe materialen ontwikkeld, meestal voor specifieke toepassingen. De opvolging van deze evolutie valt buiten de scope van deze tekst. Organische vezels zoals kevlar, koolstofvezels e.d. kunnen asbestvezels vervangen in toepassingen tot ongeveer 400 C ° . Bij hogere temperaturen maakt men gebruik van natuurlijke of geproduceerde anorganische vezels zoals keramische vezels, glaswol, wollastoniet. Er zijn vervangingen voor volgende toepassingen: − − − − −
asbest in asbestcement: polyvinylalcohol (PVA), cellulose, polyacrylonitrile (PAN), glasvezel; asbest in wrijvingsmateriaal (remschoenen, koppelingsplaten): aramidevezels, PAN, een combinatie van metalen en semi-metalen; asbest in dichtings- en pakkingsmaterialen: aramide vezels samen met cellulose pulp, glasvezels met diverse minerale vulstoffen; asbest in composietmateriaal: aramidevezels, glasvezels, koolstofvezels, katoen, organische vezels, man-made minerale vezels met minerale vulstoffen; asbest in hittebestendig textiel: mengsels van organische, glas-, metaal- en synthetische vezels. Vuurvaste vezels bij hogere en synthetische vezels bij lagere temperaturen.
2.8.17 Zijn andere vezels ook schadelijk ? Er zijn zoveel soorten vezels in omloop dat men in dit bestek enkel een korte introductie op de vraag kan geven. Volgende vezelkenmerken veroorzaken volgens de huidige kennis de schadelijkheid van vezels bij inademing: −
−
−
−
de fijnheid van de vezel: asbestvezels zijn heel fijne vezels met diameters tot 0,03 tot 0,04 µm. Asbestvezel(bundel)s kunnen net als andere vezels met een diameter < 3 µm de longblaasjes bereiken (= definitie van inadembare vezel). Dikkere vezels zijn niet inadembaar en worden dus als veiliger beschouwd. Dikkere vezels kunnen wel nog hinderlijk zijn door ogen, huid en luchtwegen te irriteren. Fijnere vezels blijven ook langer rondzweven in de lucht. Deze tijd is ongeveer omgekeerd evenredig met het kwadraat van de vezeldiameter. Een vezel met een 10 maal kleinere diameter zal ongeveer 100 keer langzamer neerslaan; het kristallijn karakter: vezels met een kristallijn karakter zoals asbest splitsen in de lengte in steeds dunnere en dus gevaarlijkere vezels. Amorfe vezels daarentegen breken ook in dwarsrichting en kunnen dus niet of nauwelijks gevaarlijk dun worden; de biopersistentie: hoe meer persistent hoe langer de schadelijke invloed in het lichaam duurt. Zo is chrysotiel (wit asbest) gemakkelijker afbreekbaar in het lichaam dan amosiet of crocidoliet (bruin of blauw asbest). Studies wijzen er inderdaad op dat chrysotiel minder risicovol is voor de gezondheid; aanwezigheid van ijzer (nog hypotetisch): het in vele asbestvezels aanwezige ijzer zou een rol kunnen spelen. Het ijzer zorgt voor een gemakkelijkere opname van de vezels door cellen en het bevordert door zijn oxyderende vermogen de vrijstelling van vrije radicalen. Vrije radicalen veroorzaken DNAschade en verhogen dus het risico op kanker. 96
Deskundigen van het instituut voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO) uit Delft menen dat voornamelijk de afmetingen van de vezels en de snelheid waarmee de vezels oplossen in het menselijke lichaam de schadelijkheid bepalen. Om weinig risicovol te zijn, dienen vezels die asbest vervangen dus te bestaan uit 1. niet- of weinig bioresistente vezels die 2. dikker dan 3 µm zijn en 3. een amorfe (niet-kristallijne) structuur hebben. MMMF vezels of “man made mineral fibres” worden steeds meer gebruikt. Minerale wol (glas- of steenwol) is het meest gebruikte vezeltype bij de MMMF vezels. MMMF vezels zijn amorfe vezels en hebben een diameter van 0,2 tot 20 µm en een lengte van 1 tot 1000 µm of meer. De blootstelling aan dergelijke dunne minerale vezels is al tientallen jaren een feit, zonder dat ernstige ziekteverschijnselen opgedoken zijn. In 1982 werd in een conferentie te Kopenhagen over MMMF besloten dat, mochten deze MMMF vezels onverhoopt toch als kankerverwekkend aangemerkt worden, het reële risico op kanker dan zowel bij werknemers van productiebedrijven als bij gebruikers zo goed als nihil is. Hieronder volgt een uitgebreider toelichting per vezeltype. Glaswol en rotswol Glaswol en rotswol zijn beiden gemaakt uit anorganische minerale materialen die men in overvloed in de natuur aantreft zoals basalt, zand, kalksteen. Men gebruikt soms de verzamelnaam minerale wol voor beide producten. Glaswolvezels zijn amorfe vezels met een dikte van 3 tot 12 µm, ze zijn dus moeilijk inadembaar. Enkele speciale soorten met dunnere vezels kunnen problematisch zijn (met name microglaswol met een vezeldikte tot slechts 0,1 µm, o.m. gebruikt bij filtratie). Glaswol werd ontwikkeld om als asbestsubstituut te dienen voor de isolatie van huizen. Glasvezels blijven maximaal 1 tot 3 jaar in het lichaam. Voor glaswol werd in sommige studies bij dieren wel, in andere geen carcinogeen effect vastgesteld. Ook stelde men longfibrose vast. Er is echter geen bewijs dat glas- en steenwol bij mensen kanker veroorzaken. Na onderzoek van tienduizenden werknemers op schadelijke effecten kwam men begin de jaren negentig tot de conclusie dat glas- en steenwol nauwelijks gevaar opleveren. De kans op longkanker bleek, ook bij hoge blootstellingen in een productie-omgeving, zeer laag tot nul te zijn. Glasvezel werd in 2002 door het IARC van groep 2B naar groep 3 verplaatst. Nota Q van de Europese richtlijn 97/69 bevat biopersistentiecriteria voor MMVF (“man made vitreous fibres”) waaronder minerale wol. Minerale wol die aan deze criteria voldoet wordt ingedeeld in de categorie “niet in te delen”, wat betekent dat er geen kankerverwekkende eigenschappen aan worden toegeschreven. Minerale wol die in Europa wordt geproduceerd voldoet aan nota Q. De vroegere indeling als mogelijk kankerverwekkend was gebaseerd op dierproeven waarbij de dieren aan glaswol werden blootgesteld via niet-natuurlijke opnamewegen, met name injectie en implantatie. Men stelde echter geen cancerinogene effecten bij dieren vast wanneer de dieren hoge concentraties vezels inademden. Lichtere respiratoire aandoeningen zoals asthma, chronische bronchitis, een pijnlijke keel, heesheid, hoesten en een moeilijke ademhaling worden wel geassocieerd met de blootstelling aan glaswol zonder beschermende uitrusting. Glaswolisolatie behoudt zijn typische gele kleur, ook vele jaren na de plaatsing.
97
Rotswol bestaat ook uit amorfe vezels. De meeste soorten bevatten weinig inadembare vezels, de gebruikelijke dikte van rotswol is 5 tot 7 µm. Rotswol heeft een donkerder bruine of grijze kleur waardoor men het soms verwart met amosiet. De textuur en vezelgrootte is wel verschillend van deze van asbestvezels. Enkele oudere studies gaven aanleiding tot enige ongerustheid doch deze gegevens zijn naderhand niet bevestigd. Bij dierproeven veroorzaakt rotswol bij inademing een minimale longfibrose doch geen kanker. Het IARC deelt rotswol in bij groep 3 (niet in te delen) daar er onvoldoende bewijzen of zelfs indicaties zijn dat rotswol, net zoals glaswol, voor de mens kankerverwekkend is. keramische vezels (afkortingen RCF, SVF, MMVF) Keramische vezels zijn amorfe synthetische vezels. Deze groep vezels geeft op basis van proefdierenonderzoek het meest aanleiding tot ongerustheid. Bij arbeiders die beroepsmatig worden blootgesteld aan keramische vezels heeft men geen bewijs van toename van ademhalingsziektes vastgesteld. Hamsters en ratten die langdurig werden blootgesteld aan concentraties honderden keren hoger dan de concentraties waaraan arbeiders werden blootgesteld, krijgen wel mesothelioom, longfibrose en longkanker. Keramische vezels langer dan 5 µm en dunner dan 3 µm worden daarom ingedeeld als mogelijk tot waarschijnlijk carcinogeen (IARC: groep 2B, EEG: categorie 2). Keramische vezels kunnen bij zeer hoge temperaturen, vanaf ca. 1200 C ° , ook kristallijn silicium (kristobaliet) beginnen vormen. Kristallijn silicium dat onder de vorm van kwarts of kristobaliet wordt ingeademd, wordt door het IARC ingedeeld als bewezen kankerverwekkend bij de mens (groep 1). Analyses van in ovens gebruikt of aan hoge temperaturen blootgesteld keramisch materiaal toonde echter geen significante concentraties kristallijn silicium aan. Keramische vezels zijn minder duurzaam dan asbestvezels maar wel duurzamer en biopersistenter dan bijv. glaswol. Keramische vezels blijven m.a.w. bij opname langer in het lichaam achter dan glaswol of rotswol. Keramische vezels gedragen zich anders dan asbest waardoor hun risico toch als kleiner dan dat van asbestvezels wordt ingeschat: keramische vezels slaan sneller neer uit de lucht en splitsen in dwarsrichting en niet in de lengte-as waardoor ze moeilijker worden ingeademd en gemakkelijker worden uitgeademd. Omdat keramische vezels duur zijn, gebruikt men ze ook op veel beperktere schaal dan asbestvezels. Het is dus op tot ogenblik overdreven het risico met asbest gelijk te schakelen. Verder onderzoek lijkt wel nodig. Er zijn immers veel minder mensen aan keramische vezels blootgesteld dan aan asbest waardoor het ook moeilijker is om voldoende epidemiologische gegevens in te zamelen. Het alternatief, de dierproeven, zijn soms onvoldoende betrouwbaar. Zo leidt een gedwongen langdurige inademing van blauw asbest bij ratten niet tot ziekte, terwijl het bij mensen net de gevaarlijkste soort asbest blijkt. De vezels moeten om gevaarlijk te zijn namelijk korter zijn voor de testratten omdat ze kleinere longen hebben. Men beveelt in tussentijd ondernemingen die keramische vezels verwerken aan om dezelfde beschermende maatregelen te nemen als bij werkzaamheden met chrysotielvezels. Keramische vezels worden gemaakt door anorganische stoffen te smelten (siliciumoxydes, aluminiumoxydes, zircoonoxydes, gecalcificeerd kaolienklei e.d.). bij ongeveer 2000°C. De meeste keramische vezels wo rden vervaardigd in de vorm van matten. Keramische vezels komen veel minder voor dan asbest, ze zijn immers veel duurder. Men gebruikt keramische wol vooral als thermische isolatie, 98
in hoogovens en elektriciteitscentrales, niet in woonhuizen. Keramische vezels worden ook gebruikt als dieseldeeltjesfilters. Wollastonietvezels Wollastonietvezels zijn natuurlijke kristallijne vezels van het veel voorkomende mineraal wollastoniet (een calciumsilicaat, komt voor in kalksteen en dolomiet). De vezels kunnen inadembaar zijn doch zijn ook goed oplosbaar in longvocht en dus niet bioresistent. Ze worden om de laatste reden als relatief veilig beschouwd. Men gebruikt wollastonietvezels als asbestvervangend frictiemateriaal, al of niet gemengd met glasvezels. Conclusie: het risico bij het gebruik van andere courante vezels is, hoewel niet altijd onbestaand, in elk geval veel beperkter dan bij asbestvezels. Bij de andere vezels lijken keramische vezels het meest aanleiding tot zorgen te geven. Tips Hoewel het risico bij gebruik van glas- en steenwol van een totaal andere orde is dan bij asbest moet men toch elke onnodige blootstelling vermijden. Vandaar een aantal tips voor het werken met glas- en steenwol: − bewaar de voorraad altijd in een gesloten verpakking en open deze pas op uw werkplaats; − snij het materiaal altijd met een scherp mes op een vaste ondergrond en trek het niet onnodig uit elkaar; − voorkom het opwaaien van stof. Indien je in eenzelfde ruimte regelmatig glasof rotswol verwerkt, verwijder het afval bij voorkeur met een stofzuiger met speciale filter voor fijn stof in plaats van met de bezem of de hogedrukreiniger. Indien je toch resten opveegt bevochtig vooraf het te vegen oppervlak licht; − zet deuren en ramen zoveel mogelijk open; − draag in kleine of slecht geventileerde ruimten een stofmasker (type P-2 of P3) en een beschermbril, werkhandschoenen en gesloten werkkleding die losjes zit. − Ga niet met de werkkleding nog aan in huis of in de auto. Trek de werkkleding uit in een geventileerde ruimte. Spoel bij het douchen het stof eerst af met water en gebruik daarna pas zeep. De Nederlandse Arbeidsinspectie hanteert een veilige grenswaarde voor beroepsblootstelling van 2 inadembare vezels per cm³ lucht (gemiddelde waarde gemeten over een periode van 8 uren). Andere vezels: afvalwetgeving Afvalstoffen die meer dan 0,1 procent kankerverwekkende stoffen bevatten (stoffen uit groep 1 of 2) zijn overeenkomstig afdeling 2.4 van het Vlarea gevaarlijke afvalstoffen. afval met meer dan 0,1 procent keramische vezels is gevaarlijk afval. Het risico van keramische vezels is volgens de huidige kennis lager dan bij asbestvezels. Omwille van het voorzorgsbeginsel moet men keramische vezels echter net zo behandelen als asbestvezels. Gevaarlijke afvalstoffen moeten overeenkomstig art. 23 van het afvalstoffendecreet gescheiden ingezameld en afgevoerd worden. Afvoer moet gebeuren door een erkende overbrenger van gevaarlijk afval. Afval van keramische vezels moet bij afvoer verpakt worden in luchtdichte recipiënten zoals bijv. een dubbelwandige gesloten kunststofverpakking. 99
Afval met keramische vezels met gelijkaardige kankerverwekkende eigenschappen als asbestvezels moet men volgens art. 5.2.4.1.10 van Vlarem II op gelijke wijze behandelen (solidificeren-storten) als asbesthoudend afval.
2.8.18 Wie moet de Codex Welzijn naleven ? De Codex Welzijn op het Werk legt verplichtingen op aan werkgevers ter bescherming van de gezondheid van hun werknemers. De Codex is enkel van toepassing op “de werkgevers en de werknemers en de daarmee gelijkgestelde personen bedoeld in artikel 2 van de wet van 4 augustus 1996 over het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk”. Elke werkgever moet de Codex naleven. Een voorbeeld: wanneer de eigenaar van een appartementsgebouw er een conciërge met een arbeidsovereenkomst tewerkstelt, moet de eigenaar bij het laten verwijderen van asbest uit het gebouw de Codex wel (doen) naleven. Particulieren en zelfstandigen die geen andere werknemers tewerkstellen moeten de bepalingen van Codex niet naleven. Dit betekent geenszins dat particulieren zomaar hun gang mogen gaan met asbesthoudend materiaal. Dit zou vooreerst erg onverstandig kunnen zijn voor hun gezondheid. Het Vlarem bevat ook algemene verplichtingen bij het omgaan met asbest. In de loop van 2007 zal men tenslotte meer specifieke (verbods)bepalingen over asbest in het Vlarem opnemen. U vindt meer informatie over de toepassing van de asbestwetgeving in de Codex op de website van de FOD Tewerkstelling. De Codex bevat o.m. een heel scala van beschermingsmaatregelen wanneer men asbestafval uit een gebouw wenst te verwijderen. De Codex volgt hierbij een getrapt systeem. Naargelang men het risico bij een werk groter acht, zijn de na te leven maatregelen strenger.
2.8.19 Wat is de asbestinventaris ? De asbestinventaris geeft een overzicht van alle asbesthoudende materialen in een onderneming. Iedere werkgever moet sinds 1 januari 1995 een dergelijke inventaris opmaken en bijhouden (Afdeling II van het KB van 16 maart 2006). De werkgever mag de inventaris zelf opstellen of kan hiervoor een beroep doen op een laboratorium dat erkend is voor de identificatie van asbest in materialen. Hij kan zich ook laten bijstaan door de preventie-adviseur en de leden van het Comité voor preventie en bescherming op het werk. De inventaris dient een lijst te bevatten van alle producten waar asbest in kan voorkomen of in voorkomt, een beoordeling van de toestand van dit materiaal, een lijst van alle werkzaamheden waarbij werknemers aan asbest kunnen blootgesteld worden. Asbesthoudend materiaal moet in de inventaris vermeld worden ongeacht de concentratie van asbest in het materiaal. Bij twijfel gaat men er steeds van uit dat het materiaal asbest bevat. De inventaris is niet van toepassing op de gedeelten van gebouwen, de machines en installaties die moeilijk bereikbaar zijn en die in normale omstandigheden geen 100
aanleiding kunnen geven tot blootstelling aan asbest, tenzij er asbestverwijderingswerken, sloopwerkzaamheden of andere werkzaamheden zullen worden uitgevoerd die aanleiding kunnen geven tot asbestblootstelling. De preventie-adviseur deskundig op het vlak van de arbeidsveiligheid en de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer van de bevoegde dienst voor Preventie en Bescherming op het werk geven elk een schriftelijk advies over de inventaris. De inventaris moet ter beschikking gehouden worden van toezichthoudende ambtenaren van de FOD Werkgelegenheid. Wanneer de inventaris aangeeft dat er asbest in het bedrijf aanwezig is dan moet er een programma ter beheersing van het risico uitgewerkt worden. Een kopie van de asbestinventaris moet worden voorgelegd aan elke externe werkgever die werken komt uitvoeren op plaatsen waar asbestvezels kunnen voorkomen. Zolang dit niet gebeurd is, mag de externe onderneming de werken niet aanvatten. Indien de externe werkgever de werken bij een zelfstandige of particulier uitvoert,is er geen asbestinventaris verplicht. In dat geval moet de werkgever alle nodige maatregelen nemen om de materialen te identificeren waarvan men vermoedt dat ze asbest bevatten. Bij twijfel moet men ervan uitgaan dat het materiaal wel degelijk asbest bevat.
2.8.20 Wat zijn de plichten van werkgevers bij asbestwerken ? Het Koninklijk Besluit van 16 maart 2006 “betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest” is van toepassing bij elke activiteit waarbij werknemers betrokken zijn. Dit KB maakt deelt uit van de Codex over het Welzijn op het Werk (de vroegere ARAB wetgeving). De Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid heeft deze wetgeving opgesteld en is ook bevoegd voor de naleving ervan. Voor algemene informatie over de noodzakelijke maatregelen bij werken met asbesthoudende materialen kan u terecht bij de provinciale kantoren voor toezicht op het Welzijn op het werk. U vindt de adressen in de tabel hieronder.
provinciale kantoren van het Toezicht op het Welzijn op het Werk Antwerpen Theater Building Italiëlei 124 - bus 77 2000 ANTWERPEN Tel.: 03 232 79 05 Fax: 03 226 02 53
[email protected] e
Oost-Vlaanderen Centrum "Ter Plaeten" Sint-Lievenslaan 33 9000 GENT Tel.: 09 268 63 30 Fax: 09 268 63 20
[email protected]
Brussel Ernest Blerotstraat 1 1070 BRUSSEL Tel.: 02 233 45 46 Fax: 02 233 45 23
[email protected]
Vlaams-Brabant Philipssite 3A bus 8 3001 LEUVEN
Limburg TT 14 – SintJozefsstraat 10.10 3500 HASSELT Tel.: 011 35 08 60 Fax: 011 35 08 78
[email protected]
West-Vlaanderen Breidelstraat 3 8000 BRUGGE
Tel.: 016 31 88 30 Tel.: 050 44 20 20 Fax: 016 31 88 44 Fax: 050 44 20 29
[email protected] [email protected]
101
gie.be Tabel 19.
ie.be
gie.be
Infoloketten over bescherming tegen asbest
Voor schriftelijke vragen over de reglementering over de bescherming tegen asbest kan u terecht bij de Algemene Directie Humanisering van de Arbeid, Ernest Blerotstraat 1, 1070 Brussel (
[email protected]).
2.8.21 Hoe erkend worden als verwijderaar van asbest ? De Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (www.werk.belgie.be) verleent de erkenningen voor het verwijderen/slopen van asbesthoudende producten uit de gebouwen/constructies met gebruik van de methode van de hermetische zone of van de methode van de couveusezak. De voorwaarden en procedure om te worden erkend worden geregeld in het KB van 28 maart 2007 betreffende “de erkenning van ondernemingen en werkgevers die sloop- en verwijderingswerken uitvoeren waarbij belangrijke hoeveelheden asbest kunnen vrijkomen”. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2007. Alle bestaande erkenningen vervallen op 1 juli 2009. Een formulier om een erkenning aan te vragen vindt u bij http://www.werk.belgie.be/moduleTab.aspx?id=556&idM=176. Men moet de aanvraag indienen bij de algemene directie Humanisering van de Arbeid van de FOD Werkgelegenheid. Een procedure kan gemakkelijk een half jaar duren.
2.8.22 Hoe erkend worden als overbrenger van asbestafval ? Een persoon die asbesthoudend afval van derden afvoert naar een vergunde inrichting moet bij de OVAM erkend zijn als overbrenger van gevaarlijke afvalstoffen. Het moet met name erkend zijn als overbrenger van asbesthoudend afval. Men kan een erkenning bij de OVAM aanvragen. De modaliteiten vindt men op de website van de OVAM. De aanvraag bevat onder meer informatie over de solvabiliteit en de deskundigheid van de overbrenger en over ingezette vervoersmiddelen en een geldig verzekeringscontract. Het verzekeringscontract moet bij het vervoer van asbestcement een dekking geven van 2 50 000 euro per schadegeval. Bij het vervoer van ander gevaarlijk afval (bijv. los asbest) dient de dekking 2 500 000 euro of 5 000 000 euro per schadegeval te bedragen. Indien de OVAM de erkenning verleent wordt de overbrenger opgenomen in het register van overbrengers. Particulieren, zelfstandigen en kleine ondernemers zijn van rechtswege, dus automatisch, erkend voor het vervoer van hun eigen asbestafval naar een vergunde inrichting. Ook gemeenten en verenigingen van gemeenten zijn van rechtswege erkend voor het vervoer van huishoudelijke en/of eraan gelijkgestelde afvalstoffen.
102
De verplichtingen bij het vervoer van afvalstoffen worden beschreven in hoofdstuk Vijf van het Vlarea.
2.8.23 Hoe zit het met de ADR reglementering ? Asbest wordt vermeld op de lijst van gevaarlijke stoffen van het ADR. Het wordt als volgt ingedeeld: carcinogeen categorie I, R45 (kan kanker veroorzaken), R48/23 (=gevaar voor ernstige gezondheidsschade bij langdurige blootstelling bij inademing), T (=giftig). Asbest wordt ingedeeld in ADR-gevarenklasse 9: “diverse gevaarlijke stoffen en voorwerpen.” Figuur 15
De ADR-reglementering kan van toepassing zijn bij het vervoer van sommige soorten asbesthoudende afvalstoffen. Deze reglementering is NIET van toepassing op transporten van: − −
asbest, zodanig gefixeerd in een natuurlijk of kunstmatig bindmiddel dat tijdens het transport geen gevaarlijke hoeveelheden vezels en inadembaar asbest kunnen vrijkomen (bijv. asbestcement); asbesthoudende producten die zodanig verpakt zijn dat tijdens het transport geen gevaarlijke hoeveelheden vezels en inadembaar asbest kunnen vrijkomen.
Indien de ADR-reglementering van toepassing is moeten de vervoersonderneming en de vrachtwagen over een ADR-erkenning beschikken en de vervoerder moet een aangepaste ADR-opleiding gevolgd hebben. Voor meer informatie over de ADR wetgeving kan men de Federale Overheidsdienst voor Mobiliteit en Vervoer contacteren (mobilit.fgov.be).
2.8.24 Zijn er andere verwerkingsmogelijkheden behalve cementering ? In België zijn er voor afval met vrije asbestvezels op dit ogenblik geen andere verwerkingsmogelijkheden dan het cementeren van het afval. Er zijn proefprojecten uitgevoerd door verscheidene bedrijven om het asbestafval op de werf te verwerken. De resultaten waren niet bevredigend. Productietechnische problemen veroorzaakten meestal ook emissies van vezels. Een bedrijf uit Kallo-Beveren onderzocht de inkapseling in een polymeer, maar staakte uiteindelijk het initiatief. Tijdens het proefproject bleek dat niet voldaan werd aan de milieuvoorwaarden. Solvay ontwikkelde een verwerkingsmethode die erin bestaat asbestvezels op te lossen in fluorzuur. Het voordeel van dit proces is dat de vezels vernietigd worden. De overblijvende zure oplossing kan geblust worden tot een chemisch stabiel en niet toxisch eindproduct. Nadeel is echter dat er gewerkt moet worden met een zeer corrosief en giftig zuur. Ook dit initiatief geraakte niet voorbij het proefstadium. In Frankrijk heeft de onderneming Inertam (939200 Saint-Denis, 6, rue Ampère, Tour Perrin, tel. 0033 49 22 93 97, een dochter onderneming van Electricité De France) sedert 1995 een mobiele installatie voor het verglazen van asbestafval. De installatie bevindt zich te Morcenx in de Landes. De jaarlijkse capaciteit bedraagt 16 000 ton. Het asbestafval wordt gesmolten bij 1600 C ° met beh ulp van een plasmatoorts. 103
Jaarlijks worden er enkele duizenden tonnen asbest verwerkt. Het verglaasde of lavavormige residu is volledig stabiel en inert en bevat geen vezels meer. Dit absoluut veilige materiaal kan als vervanger van kwarts of basalt als bouwstof gebruikt worden. Kostprijs voor de verwerking varieert in functie van de samenstelling en van de aangeleverde hoeveelheden, van 990 euro tot 1 400 euro/ton (cijfers van 2003, exclusief transportkosten en taks) wat ongeveer evenveel is als in geval van cementatie. Vanuit milieuhygiënisch standpunt is een dergelijke verglazing of vitrificatie op lange termijn wel een betere oplossing dan cementering: bij verglazing wordt de asbestvezel immers vernietigd. Nadeel is echter dat het proces heel veel energie nodig heeft. Meer informatie over vitrificatie vindt u bij www.europlasma.com/. In Japan en Frankrijk zijn er nog andere plasmaovens die aangewend worden voor het verglazen van bodem- en vliegassen van afvalverbranding. Belangrijk om weten is dat voor uitvoer van asbestafval een kennisgeving vereist is. Zowel de overheden van het land van uitvoer (voor het Vlaamse gewest is dit de OVAM) als van het land van invoer moeten hun toestemming geven. In Duitsland had de onderneming asbestEx-System GmbH (19306 NeustadtGlewe) een installatie om asbest in een draaitrommeloven te verwerken bij 800 tot 1200 C ° . Het asbest viel uiteen in onschadelijke ma gnesiumsilicaten en in oxiden. In het eindproduct zou met 95 procent zekerheid nog max. 0,1 procent asbest voorkomen. Het eindproduct zou in aanmerking komen voor hergebruik bij de wegenbouw. Kostprijs zowat 1000 mark/ton. Deze onderneming bestaat niet meer. Er zouden op experimenteel niveau processen ontwikkeld of al beproefd zijn om asbest chemisch in zuur milieu volledig af te breken: In Nederland startte de onderneming Sita Ecoservice in 2003 in Almelo een pilootinstallatie op voor de fysisch-chemische verwerking van asbestafval tot een inerte grondstof met het “Tresenerie” procédé. In een kunstofzak verpakt asbesthoudend afval wordt in een gesloten vat vermalen en vervolgens bij een temperatuur van omstreeks 230 C ° met natronloog chemisch afgebroken. De asbestvezels worden omgezet tot onschadelijke natriumsilicaten. De verwerking zou 80 procent zuiniger zijn dan het pyrometallurgisch smelten. Het asbesthoudend afval wordt vermalen in 2 luchtdichte voedingsbunkers waarbij de dubbel verpakte kunststofzakken vooraf niet geopend dienen te worden. Het vermalen materiaal wordt naar de reactor geleid. De Nederlandse proefinstallatie vertoont echter nog kinderziektes. Indien de schaalvergroting zowel technisch als economisch toch haalbaar blijkt zouden er in Nederland en België plaats zijn voor enkele installaties met een jaarlijkse verwerkingscapaciteit van 40 000 tot 80 000 ton asbesthoudend materiaal. Meer informatie over deze fysisch-chemische verwerking kunt u bekomen bij de heer Herman Snellink van Sita Ecoservice (tel. 0031 546 58 85 88).
2.8.25 Mag asbestafval in Vlaanderen in- of uitgevoerd worden ? Dit wordt geval per geval bekeken door de OVAM.
104
De uitvoer van asbesthoudend afval is onderworpen aan Vlaamse en Europese milieuwetgeving, meer bepaald aan het Vlarea en aan de EEG Verordening 259/93 (vanaf 12 juli 2007 wordt deze verordening vervangen door Verordening 1013/2006). Volgens deze richtlijn wordt afval dat asbestvezels en -stof bevat als een "rode lijst" afvalstof beschouwd: Asbestafval wordt in bijlage IV van de Verordening vermeld onder de code RB010. Dit betekent dat de in- en uitvoer van asbestafval tussen EEG lidstaten en in/uit de EEG aan de strengste procedure wordt onderworpen. Voor elk afval uit de rode lijst is een "kennisgevingsprocedure" van toepassing. Bij verwijdering van de afvalstof kunnen de landen van herkomst, doorvoer en bestemming hierbij stelselmatig bezwaar indienen op basis van volgende principes: nabijheid (de afvalstof moet bij voorkeur verwerkt worden in de dichtstbijgelegen vergunde inrichting), voorrang voor nuttige toepassing (in afvalstoffenverwerkende inrichtingen moeten bij voorkeur afvalstoffen verwerkt worden die nog nuttig kunnen toegepast worden) en zelfvoorziening (elke lidstaat moet bij voorkeur in staat zijn om zijn eigen afvalstoffen te verwerken). Let wel: deze principes kunnen niet ingeroepen worden bij de nuttige toepassing van een afvalstof omdat men dan het principe van vrij verkeer van goederen en diensten moet vrijwaren. Bij asbestafval is er echter altijd sprake van verwijdering want asbestafval mag niet meer worden hergebruikt. Wanneer één van de bevoegde autoriteiten een bezwaar indient mogen de transporten niet plaatsvinden. Concreet zal de OVAM bij de beoordeling van een aanvraag tot in- of uitvoer van een stroom asbestafval vooral nagaan of de eindverwerking milieutechnisch verantwoord is en of het transport op verantwoorde wijze gebeurt.
2.8.26 Hoeveel asbest is in Vlaanderen gebruikt ? Er zijn weinig gegevens beschikbaar. De gegevens zijn soms ook tegenstrijdig. In België zijn er per inwoner veel asbestvezels verwerkt. Waarschijnlijk was de aanwezigheid van een aantal belangrijke asbestcementproducenten in Vlaanderen daar niet vreemd aan. Een belangrijk deel van de productie van asbesthoudende materialen, met name ongeveer de helft van de productie van asbestcement, zou wel uitgevoerd zijn. De OVAM raamt dat men in Vlaanderen 2 tot 4 miljoen ton asbesthoudend materiaal heeft gebruikt. In 2004 kwam er in Vlaanderen volgens een schatting van de OVAM 48 000 ton asbesthoudend afval vrij (gebaseerd op gegevens van de producenten). De containerparken in Vlaanderen ontvingen in 2004 ongeveer 26 000 ton asbestcement. De vergunde stortplaatsen meldden dat er 51 900 ton asbesthoudend afval werd gestort. Deze cijfers omvatten dus niet het illegaal storten. OVAM schat de jaarlijkse hoeveelheid asbestafval die in Vlaanderen vrijkomt op 50 000 tot 60 000 ton. De OVAM heeft geen accurate gegevens over de totale hoeveelheid asbesthoudend afval die tot op heden in Vlaanderen reeds is ingezameld. Rekening houdend met de belangrijkste periode waarin asbesthoudend materiaal 105
is gebruikt (1945-1995) en met een veronderstelde levensduur van 50 jaar voor asbesthoudend materiaal (dan vooral voor asbestcement) schat de OVAM dat men tot eind 2005 minder dan 1 miljoen ton asbesthoudend afval heeft verwerkt. De tabel hieronder vat de conclusies nog eens samen: hoeveelheid asbesthoudende producten Vlaanderen
België
Betrouwbaarheid gegevens
op de markt gebrachte producten
2 tot 4 miljoen ton
4 tot 8 miljoen ton
Behoorlijk
Jaarlijks afgevoerd asbestafval
50 000 tot 60 000 ton (gegevens OVAM)
100 000 ton
hoog (voor Vlaanderen)
Totaal afgevoerd tot op heden
max. 1 miljoen ton*
onvoldoende info
Beperkt
*: schatting enkel gebaseerd op levensduur asbesthoudend bouwmateriaal Tabel 20.
hoeveelheid asbesthoudend materiaal in Vlaanderen
Indien het huidige verwijderingstempo wordt gehandhaafd, zou er dus nog minimaal 40 jaar nodig zijn om al het asbesthoudend materiaal te verwijderen.
2.8.27 Hoe zit het met asbest in schepen ? In schepen werd vroeger veel asbesthoudend isolatiemateriaal gebruikt: spuitasbest in zeeschepen, zachte en harde asbestcementplaten, asbestkoord en asbesthoudende thermische isolatie van machines, ketels en buizen in schepen van allerlei types. Uit de studie van Ecolas “Risico-evaluatie en saneringsprogramma voor asbestblootstelling in Vlaanderen” (2000), blijkt dat in Vlaanderen illegale scheepsherstellers, die zowel droge (op het droogdok) als natte herstellingen doen, asbesttoepassingen met losse vezels verwijderen zonder dat ze erkend zijn als asbestverwijderaar. De studie geeft tevens aan dat illegale sloop van asbesthoudende materialen mogelijk is bij verschillende scheepssloperijen evenals enkele schrootbedrijven die onderdelen van oude schepen behandelen. Wereldwijd varen ongeveer 45 000 zeeschepen rond. De schepen worden na een gemiddelde levensduur van 28 jaar gesloopt. Men sloopt jaarlijks meer dan 1 000 grotere schepen. Dit gebeurt vooral in Aziatische ontwikkelingslanden: in India (de helft), Pakistan, Bangladesh, Vietnam, de Fillipijnen, China maar ook in Mexico en Turkije. De schepen worden vaak gesloopt op het strand, zonder droogdok of hefapparatuur en zonder beschermingsmaatregelen voor de arbeiders. In 1998 verkocht bijvoorbeeld het Nederlandse Nedlloyd, een van de drie grootste 106
containerrederijen, 7 schepen voor de sloop in Azië. Er wordt nog niet veel gedaan tegen het ondeskundig slopen van schepen, simpelweg omdat het voor veel werkgelegenheid en grondstoffen zorgt. Zo is in India 15% van het staal dat als bouwmateriaal wordt gebruikt afkomstig uit sloopschepen. Op het niveau van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) wil men een internationaal aanvaarde regelgeving uitwerken voor deze sector. Het ziet er naar uit dat men pas in 2009 tot een algemeen aanvaard kader zal komen en dat men dit kader niet voor 2015 zal uitvoeren. Bij de OVAM coördineert de cel scheepvaart het beheer van haven- en scheepvaartgebonden afvalstoffen. Contactpersoon is Peter Van Den Dries.
107
2.9 Asbest op Internet Hieronder volgt een selectie van informatieve websites over asbest. Belgische websites http://www.ovam.be/
De website van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij. Bij de rubriek “afval”, vervolgens “afvalstromen”, “bouw- en sloopafval” vindt u bij “asbestfractie” meer info en een aantal documenten over asbest
http://www.werk.belgie.be/d etailA_Z.aspx?id=790
het thema asbest van de Federale Overheidsdienst Tewerkstelling. Dit kan een eerste bron van informatie zijn voor wie iets wil weten in verband met de arbeidswetgeving. U vindt er ook de publicaties van de FOD, o.m. een publicatie over de asbestinventaris
http://www.werk.belgie.be/ moduleTab.aspx?id=556&i dM=237
Hier vindt u lijsten van door het ministerie van Arbeid erkende labo's voor het meten van asbestvezels in de lucht, voor het identificeren van asbest in materialen (zie bij “erkende laboratoria”) en van erkende verwijderaars (slopers) van asbesthoudende materialen
http://www.werk.belgie.be/d efaultTab.aspx?id=249
De afdeling Toezicht op het Welzijn op het Werk (de voormalige Technische en medische Inspectie) houdt toezicht op asbestverwijderingswerken
www.fmp-fbz.fgov.be/
Het Fonds voor beroepsziekten vergoedt schade door beroepsziekten. U vindt hier ook informatie over het recent opgerichte asbestfonds.
www.abeva.be/
ABEVA, de Vereniging van asbestslachtoffers in België (Asbestos Belgium Victims Association). De website bevat uitgebreide info over o.m. de schaderegeling bij asbestziektes, zowel voor België als voor Nederland en Frankrijk
europa.eu.int/eurlex/nl/search.html
Op deze zoekpagina vindt men via het trefwoord “asbest” de EEG -wetgeving over asbest
http://www.emis.vito.be/navi gator/default.asp
via de milieunavigator kunt u zelf de volledige Vlarem en Vlarea wetgeving raadplegen. U kunt bijvoorbeeld zoeken op het sleutelwoord "asbest". Een handleiding voor het raadplegen van de milieunavigator vindt u bovenaan in de menubalk van de milieunavigator.
http://www.fibrecount.nl/bnl _site/index.html
Een site van het onder meer in asbest gespecialiseerde studiebureau/laboratorium Fibrecount met behoorlijk wat technische en informatie 108
Nederlandse sites www.minvrom.nl/pagina.ht ml?id=8329
Een schat van informatie op de VROM website. Meer dan 20 publicaties over het omgaan met asbest
www.asbestonline.nl/enter. php?gap=risico&id=91
eenvoudig risico-inschattingsmodel voor asbest in gebouwen
www.asbestkaart.nl/
Uitgebreide lijst van productnamen, leveranciers en producenten van in Nederland voorkomende asbesthoudende producten, uitgebreide lijst van risicoberoepen
www.asbestnet.nl/
diverse info met o.m. een lijst van risicoberoepen
www.asbestslachtoffers.nl/
Het Instituut Asbest Slachtoffers is een gezamenlijk initiatief van het Comité Asbestslachtoffers, werkgevers- en werknemersorganisaties, het Verbond van verzekeraars en de Nederlandse overheid. Het helpt Nederlandse slachtoffers en zorgt voor bemiddeling, advies en voorlichting
www.infomil.nl/publi/publica t.htm
Op deze site kunt u een uitgebreid Nederlands document over asbest ("242 vragen over asbest") bestellen of als zipbestand downloaden. De inhoud is wel voor een belangrijk deel toegespitst op de Nederlandse wettelijke verplichtingen andere buitenlandse sites
www.oshaslc.gov/SLTC/asbestos/inde x.html
De OSHA-website (Amerikaanse Occupational Safety & Health Administration) biedt een adembenemende hoeveelheid info, met o.m. de “asbestos advisor 2.0”, een expertsysteem voor wie professioneel betrokken is bij asbestwerken
www.hse.gov.uk/asbestos/
De asbestos site van het Engelse “Health and Safety Executive”. Heel wat praktische info over hoe uitvoeren van asbestwerken bij de rubriek “asbestos essentials”
www.inrs.fr/
Het Institut National de Recherche et de Sécurité (INRS) is het Franse overheidsinstituut dat zich bezig houdt met de preventie van arbeidsongelukken en van beroepsziekten.
www.btinternet.com/~ibas/i ndex.htm
International Ban Asbestos Secretariat: de internationale ontwikkelingen rond asbest, o.m. de lijst van landen die asbest al geband hebben
www.pearsonandpearsonlaw.com/asbestos/
op deze site van het Amerikaanse advocatenkantoor Pearson & Pearson vindt men cijfers in tabelvorm over het aantal Amerikaanse asbestslachtoffers, onderverdeeld per geslacht, leeftijd, ras, staat, beroep, industrietak
www.uralasbest.ru/
website van de grootste asbestproducent ter wereld
www.pp.okstate.edu/ehs/lin ks/asbestos.htm
De “online safety library” geeft u een lijst van talrijke (Amerikaanse) links naar andere asbestsites
109
http://www.chrysotile.com/
In het Canadese "chrysotile Institute” participeren zowel de overheid en werknemersorganisaties als niet-gespecificeerde industrieën (asbestproducenten). Men vermeldt als doelstelling: “promote the adoption and application of appropriate prevention and control measures, regulations, standards, work practices and techniques for the safe use of chrysotile”. Canada is de enige Westerse producent van wit asbest
http://www.mesotheliomafacts.com/
website met hoofdzakelijk medische info over mesothelioom
minerals.usgs.gov/minerals/ pubs/commodity/asbestos/i ndex.html – myb
cijfers over de ontginning en productie van asbest bij de USGS (United States Geological Service)
www.epa.gov/iris/sub st/0371.htm - I.B.
gedetailleerde medische info over kankerrisico bij asbestblootstelling varia
www.opb.be/inhoud.htm
Op de website “Ondersteuning Preventie en Bescherming” vindt men informatie over gevaarlijke stoffen in het algemeen zoals diverse KB’s
micro.magnet.fsu.edu/ virtuele bediening van verschillende soorten microscopie. Bij primer/virtual/virtual.ht de collectie beelden zit jammer genoeg geen asbestmonster ml www.oshaslc.gov/dts/sltc/methods/ino rganic/id191/id191.html Tabel 21.
het herkennen van asbest met een polarisatiemicroscoop
Asbest op internet (sommige links zijn ook in de tekst vermeld)
110
3 Definities en begrippen
−
−
− − −
−
absoluutfilter (HEPA-filter of High Efficiency Particulate Air filter): een absoluutfilter is in staat om 99,97 procent van de deeltjes groter of gelijk aan 3 µm uit de lucht te filteren. De filter werd in eerste instantie ontwikkeld door het Amerikaanse leger om militair personeel te beschermen tegen de inademing van schadelijk radioactief plutoniumstof. De filter bestaat uit ultrafijne glasvezels, welke in lamellen opgevouwen zijn om de oppervlakte zoveel mogelijk te vergroten. Daar de HEPA-filter duur is worden er meestal een aantal andere filters voorgeschakeld. Tegenwoordig heeft men ook al ULPA filters (Ultra-Low Penetration Air), welke tot 99,99 procent van deeltjes groter of gelijk aan 0.12 µm (bijv sommige virussen) uit de lucht kunnen filteren; aërodynamische diameter: de snelheid waarmee een partikel in een aërosol uitzakt door de zwaartekracht hangt af van de vorm, de afmetingen, de dichtheid en de viskeuze weerstand bij het bewegen door lucht. De AED van een partikel is de straal van een bolvormig deeltje met dichtheid 3 één (1 kg per dm , de dichtheid van water) dat dezelfde uitzaksnelheid in hetzelfde gas heeft als dit partikel. Deeltjes met dezelfde AED vertonen hetzelfde dynamische gedrag in een gas; ARAB: het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming. Het ARAB wordt nu geleidelijk vervangen door de “Codex over het welzijn op het werk”. Dit is een werk van lange adem. asbestverdacht product: een product of materiaal dat mogelijk asbest bevat. Het product moet dus worden behandeld alsof het asbest bevat; beschermingsfactor: kenmerk van een ademhalingsmasker: de verhouding tussen de concentratie vezels in de omgevingslucht en de concentratie vezels die worden ingeademd. Hoe hoger de beschermingsfactor, hoe beter de bescherming. Bij asbestverwijderende bedrijven test men periodiek een individuele maskerdrager combinatie om de beschermingsfactor te kennen. De pasvorm van een masker op het gelaat is immers bij iedereen verschillend. Er is een onderscheid tussen de beschermingsfactor die bij zo een test moet worden gehaald (2000 bij volgelaatsmasker, 100 bij halfgelaatsmasker) en de werkelijke of nominale beschermingsfactor. Deze laatste is meestal een stuk lager omwille van een niet-perfecte aansluiting op het gezicht, irritatie, losser worden van de aansluitriemen bij langdurig gebruik, baardgroei enz.. Er is ook een onderscheid tussen de in een test gemeten beschermingsfactor en een door de fabrikant aan een ademhalingsbescherming toegewezen beschermingsfactor. Dit laatste is de waarschijnlijke beschermingsfactor wanneer het ademhalingsmasker perfect past en men het masker gebruikt in overeenstemming met de instructies. carcinogeen (kankerverwekkend): Er zijn voornamelijk 2 klassieke methoden om kankerverwekkende eigenschappen aan te tonen: via dierproeven (waarvan men dan aanneemt dat de stof/invloed een gelijkaardig effect op de mens zal hebben) of via epidemiologische studies, waarbij het aantal kankers bij een blootgestelde groep wordt vergeleken met een niet- of minder blootgestelde controlegroep. Het IARC (International Agency for Research on Cancer) deelt stoffen in naargelang hun kankerverwekkende eigenschappen voor de mens: groep 1: kankerverwekkend voor de mens (voldoende bewijs) groep 2A: waarschijnlijk kankerverwekkend groep 2B: mogelijk kankerverwekkende eigenschappen groep 3: niet in te delen groep 4: waarschijnlijk niet-kankerverwekkend Het Amerikaanse EPA hanteert volgende indeling: 111
−
−
−
−
−
− −
groep A: kankerverwekkend (voldoende epidemiologisch bewijs) groep B1: waarschijnlijk kankerverwekkend (beperkt epidemiologisch bewijs) groep B2: waarschijnlijk kankerverwekkend (voldoende bewijzen via dierenproeven) groep C: mogelijk kankerverwekkend (bewerkte bewijzen via dierenproeven) De Europese Unie heeft de volgende indeling: categorie 1: kankerverwekkend voor de mens (voldoende bewijs oorzakelijk verband) categorie 2: waarschijnlijk kankerverwekkend voor de mens (voldoende bewijs voor een sterk vermoeden, vaak gebaseerd op dierproeven); categorie 3: mogelijk kankerverwekkend voor de mens (aanwijzingen, doch onvoldoende voor indeling in groep 2). Het ACGIH (“American Conference of Governmental Industrial Hygienists”) en het Amerikaanse NTP (“National Toxicology Program”) hanteren nog eigen, gelijkaardige, indelingen. categorie 1-stortplaats: stortplaats voor bedrijfsafval of voor behandeld gevaarlijk afval. Op deze stortplaats mag men verpakt gesolidificeerd afval met vrije asbestvezels, verpakt in balen geperst afval met vrije asbestvezels en hechtgebonden asbestafval storten. De lijst van alle stortplaatsen vindt u op de OVAM website; categorie 2-stortplaats: stortplaats voor niet-gevaarlijk afval, onder meer voor huishoudelijk afval en voor biologisch afval. Op dit moment (2006) zijn er geen categorie 2-stortplaatsen die vergund zijn voor het aanvaarden van hechtgebonden asbesthoudend afval. Afval met vrije asbestvezels mag sowieso niet op een categorie 2-stortplaats. categorie 3-stortplaats: stortplaats voor inert afval (onder meer beton - en /of metselwerkpuin, natuursteenafval, glasafval). Men mag asbestcement en ander hechtgebonden asbestafval op een categorie 3-stortplaats storten, mits men hiervoor een afzonderlijk stortvak heeft voorzien. Codex over welzijn op het werk: deze wetgeving regelt de bescherming (veiligheid, gezondheid) van de werknemers op de werkplek. De wetgeving vervangt het vroegere ARAB (Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming). De bepalingen uit de Codex die over asbest gaan werden via het Koninklijk Besluit (KB) van 16 maart 2006 over ”de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest” aan de Codex toegevoegd. De interpretatie van de Codex behoort tot de bevoegdheid van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg; eenvoudige handelingen: een van de 3 technieken beschreven in de Codex over het welzijn op het werk (meer bepaald in het KB van 16 maart 2006 tot bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest) om asbest of asbesthoudend materiaal te verwijderen of te slopen. De techniek van eenvoudige handelingen is de eenvoudigste techniek en wordt elders in deze tekst beschreven. FOD werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg: FOD staat voor Federale Overheidsdienst. Het betreft het vroegere Ministerie van Arbeid en Tewerkstelling in een nieuw kleedje grenswaarde: concentratie van een verontreinigde stof die niet mag overschreden worden. Men onderscheidt grenswaarden voor beroepsblootstelling en een algemene grenswaarde voor de achtergrondconcentratie in de buitenlucht. Deze laatste 112
−
−
−
grenswaarde zal veel lager zijn (factor 100) omdat de gemiddelde burger niet geacht wordt zich in een risicosituatie te bevinden, geen beschermingsmiddelen (wegwerpkledij, masker e.d.) heeft noch een opleiding e.d. meer heeft genoten. 3 De grenswaarde voor beroepsblootstelling is 0,1 vezels per cm (100 v/l of 3 100 000v/m ) berekend als tijdgewogen gemiddelde (TGG) (definitie uit het KB van 16 maart 2006). Vergeleken met het KB van 11 maart 2002 heeft men de grenswaarde verlaagd en maakt men geen onderscheid meer tussen de verschillende soorten asbestvezels. Volgens de Belgische arbeidswetgeving moet men er naar streven om de blootstelling aan asbest op de werkplaats steeds tot een minimum te beperken, enkel voldoen aan de grenswaarde is niet voldoende indien meer mogelijk is. Het Vlarem bevat nog geen algemene grenswaarde voor niet-arbeidssituaties, 3 er is wel een voorstel van Vito: 1000 vezels/m als een jaargemiddelde. Vito stelt ook een richtwaarde van 500 v/m³ als jaargemiddelde en een grenswaarde van 5.000 v/m³ als 24-uren gemiddelde voor. hechtgebonden asbest: asbestcement, asbesthoudende tegels en vloerbekledingen, asbesthoudende bitumen en roofingproducten en asbesthoudende pakkingen en dichtingen waarvan het bindmiddel bestaat uit cement, bitumen, kunststof of lijm die niet beschadigd zijn of in goede staat verkeren. Deze definitie wordt vermeld in het KB van 16 maart 2006 over de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest. In deze tekst ook wel HA genoemd identificatieformulier voor afvalstoffen: het identificatieformulier bevat volgende info: - oplopend volgnummer door de opdrachtgever toegekend; - datum van vervoer; - naam en adres van de opdrachtgever; - naam en adres van de producent; - naam en adres van de geregistreerde vervoerder (enkel als transport niet door de opdrachtgever zelf gebeurt); - naam en adres van de bestemmeling met aanduiding van de aard van de vermelding (R- of D-code); - omschrijving, hoeveelheid en Eural-code van de afvalstoffen; Meer informatie over het identificatieformulier en een downloadbaar voorbeeld vindt u op de website van de OVAM, bij de rubriek "onderneming" en vervolgens bij "Transport:identificatie”; inert afval: Bij de definities voor afvalstoffenverwerking wordt inert afval in art. 1.1.2. van Vlarem II als volgt gedefiniëerd: "afvalstoffen die geen significante fysische, chemische of biologische veranderingen ondergaan. Inerte afvalstoffen lossen niet op, verbranden niet en vertonen ook geen andere fysische of chemische reacties, worden niet biologisch afgebroken en hebben geen zodanige negatieve effecten op andere stoffen waarmee zij in contact komen dat milieuverontreiniging of schade aan de volksgezondheid dreigt te ontstaan. De totale uitloogbaarheid en het gehalte aan verontreinigende componenten van de afvalstoffen, en de ecotoxiciteit van het percolaat mogen niet significant zijn en met name de kwaliteit van het oppervlaktewater en/of grondwater niet in gevaar brengen". Vanaf 16 juli 2005 worden de aanvaardingscriteria van categorie III stortplaatsen (of stortplaatsen voor inert afval) gewijzigd. De acceptatiecriteria zullen vanaf dan in alle EG lidstaten identiek zijn (beschikking 2003/33/EG tot wijziging van stortplaatsrichtlijn 1999/31/EG). Hieronder volgt een samenvatting van deze acceptatiecriteria: Op stortplaatsen voor inert afval mogen enkel ongevaarlijke afvalstoffen 113
−
− −
−
worden gestort. Sommige ongevaarlijke afvalstromen kunnen zonder analyse op een stortplaats voor inert afval, met name beton, bakstenen, tegels, keramiek en mengsels hiervan, glas & niet-vervuilde grond met stenen. Alle andere afvalstromen dienen geanalyseerd te worden alvorens ze op een stortplaats voor inert afval toegelaten worden. De uitloging van zware metalen en de concentratie van sommige organische parameters moet hierbij worden gemeten. Asbestcement mag vanaf 17 juli 2005 niet meer gestort worden op een categorie III stortplaats. Asbestcement mag dan enkel nog gestort worden op een vergunde categorie I stortplaats met een specifiek voor asbestcement ingericht stortvak. Een aantal categorie III stortplaatsen hebben reeds een vergunning aangevraagd voor de gedeeltelijke omvorming van hun stortplaats tot een categorie I stortplaats met een specifiek stortvak voor asbestcement; KB van 16 maart 2006 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest: dit KB beschrijft de maatregelen die een werkgever bij asbestwerken moet nemen om zijn werknemers te beschermen. Het gaat over het uitvoeren van luchtmetingen, het geven van opleidingen aan werknemers, het indelen van de activiteiten naargelang het risico en met overeenkomstige beschermingsmaatregelen enz…. Het KB vervangt het vroegere artikel 148deciës uit het ARAB. losgebonden asbest : alle asbesthoudende materialen die niet als materiaal met hechtgebonden asbest worden beschouwd. In deze tekst ook wel NHA (niet-hechtgebonden asbest) genoemd. MAC: De definitie van de MAC-waarde is “de maximale concentratie van een gas, damp of nevel of van een stof in de lucht op de werkplek, die bij inademing gedurende arbeidsperiode in het algemeen geen nadelige gevolgen heeft op de gezondheid van de werknemers en hun nageslacht”. De Nederlandse MAC voor blauw asbest is 100 000 vezels/m³ lucht. De Nederlandse MAC voor wit asbest is 300 000 vezels/m³ lucht. De Belgische arbeidswetgeving gebruikt geen MAC waarde doch een (even strenge) grenswaarde en nog een bijkomende strengere waarde waarbij men beschermende maatregelen moet nemen. Maximaal Toelaatbaar Risiconiveau (MTR): in Nederland gehanteerde grenswaarde voor niet-arbeidssituaties. Het MTR wordt in het stoffenbeleid gedefinieerd als de op basis van wetenschappelijke gegevens afgeleide norm voor een stof die aangeeft bij welke concentratie in een milieucompartiment: 1. voor ecosystemen geen nadelig effect te verwachten is; 2a. voor de mens geen nadelig effect te verwachten is (voor niet carcinogene stoffen); 2b. voor de mens per jaar een maximale kans op overlijden wordt berekend van 1 op een miljoen (voor carcinoge stoffen)”; MTR-waarden worden zeer regelmatig herzien omdat er veel nieuwe kennis vrijkomt over de gevolgen van bepaalde stoffen in het milieu. Soms is er nog weinig kennis over een bepaalde stof, en spreekt men van een indicatieve MTR. (i-MTR). Het MTR voor asbestvezels in de lucht bedraagt in Nederland 100.000 3 vezelequivalenten (veq) per m lucht (gemeten als jaargemiddelde). Men bekijkt of deze grenswaarde niet moet worden verstrengd. zie ook VR
−
Milieukwaliteitsnorm: een norm voor een bepaalde polluent in het milieu hetzij in het water, in de lucht of in de bodem. Een milieukwaliteitsnorm kan zowel een grenswaarde zijn (waarde die niet 114
− −
−
−
−
− −
mag worden overschreden) als een richtwaarde (waarde waar men naar moet streven). De Vlaamse milieukwaliteitsnormen zijn vermeld in het deel 2 van het Vlarem. NBN: Belgische norm. Het Bureau voor Normalisatie (NBN) stelt de Belgische normen op. NEN: Nederlandse norm. Een Nederlandse norm (NEN) is “een afspraak die zorgvuldig, volgens een vaste procedure tot stand komt”. Het Nederlands Normalisatie-Instituut te Delft stelt de Nederlandse normen op. onverschoonbare fout: In Frankrijk hanteert men het begrip onverschoonbare fout om eventueel een bijkomende vergoeding (naast een vergoeding voor de beroepsziekte) uit te keren aan de werknemer. Conform de rechtspraak is de onverschoonbare fout: een fout van een uitzonderlijke ernst; die het gevolg is van een vrijwillig handelen of nalaten; de geleden schade is duidelijk het gevolg van de fout; de dader was zich bewust van het gevaar; er is geen grond van rechtvaardiging voorhanden; er is geen opzet aanwezig is in hoofde van de dader; Zowel privéwerkgevers als de overheid zijn in Frankrijk al veroordeeld op basis van een dergelijke fout. In België kan een werknemer vergoed worden wanneer hij/zij kan aantonen dat men aan een beroepsziekte leidt die voorkomt op de lijst van beroepsziekten. Het uitgekeerde bedrag is forfaitair en vrij gering. Zelfstandigen of mensen die ziek werden door niet-professionele blootstelling kunnen geen beroep doen op het fonds. Zij kunnen nu wel een beroep doen op het pas opgerichte asbestfonds. Men kan zich ook altijd wenden tot een burgerlijke rechtbank. Voor een bijkomende schadevergoeding (vb. voor morele schade) voor een werknemer geldt volgens het Hof van Cassatie de zogenaamde “burgerlijke immuniteit” van de werkgever: de werkgever kan hiervoor niet aansprakelijk worden gesteld. De werknemer of niet-professioneel blootgestelde kan enkel via het begrip “opzettelijke fout” via een rechtszaak een (bijkomende) schadevergoeding trachten te bekomen. OVAM: Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij. De OVAM is een openbare instelling bevoegd voor het uitvoeren van het Vlaamse afvalstoffenbeleid. Vestigingsplaats is Stationsstraat 110, 2800 Mechelen. De OVAM is bereikbaar op 015/284 284 (www.ovam.be) PAK’s: poly-aromatische koolwaterstoffen. Familie van organische, ringvormige verbindingen waarvan sommige bewezen kankerverwekkend zijn (benzpoyreen) en anderen verdacht kankerverwekkend. De lichtere verbindingen zijn vluchtig (naftaleen), de hoogmoleculaire verbindingen zetten zich vast op stofdeeltjes in de atmosfeer. De stoffen ontstaan bij verbrandingsprocessen en zijn ook aanwezig in steenkoolteer; Nm³: 1 kubieke meter lucht, bij een standaardtemperatuur (273 K of 0°C) en druk (101,3 kPa), na aftrek van het waterdampgehalte. P3-masker: Een P3-masker biedt een bepaalde bescherming tegen het inademen van stof en dus van vrije asbestvezels. Een volgelaatsmasker beschermt beter dan een halfgelaatsmasker. 115
Men onderscheidt volgende typen P-maskers (maskers tegen inademen van stof): P0: groffilters; P1: fijnfilters voor hinderlijk stof, beschermingsfactor 4; P2: fijnfilters voor schadelijk stof, beschermingsfacor 10; P3: fijnfilters voor giftig stof, beschermingsfactor 30-50. De maximaal aanvaardbare inadembare concentratie is gelijk aan de MACwaarde. In Nederland volgt men de volgende benadering: Een P3-masker zal voldoende tegen asbest beschermen indien de (concentratie asbestvezels in de omgevingslucht / 50) kleiner is dan de MAC-concentratie voor asbest. Voor wit asbest zal een P3 masker dus voldoende bescherming bieden tot een concentratie van 5 miljoen vezels per m³ omgevingslucht. Een optimale bescherming bieden persluchtmaskers waarbij de ingeademde lucht uit een persluchtfles komt. zie ook beschermingsfactor
−
−
referentiemethode voor luchtmetingen: de referentiemethode voor luchtmetingen dient als ijkpunt voor de bescherming van werknemers die in professionele situaties aan asbest worden blootgesteld. De methode maakt gebruik van de membraanfiltermethode met optische fasecontrastmicroscopie (NBN T96-102), gevold door een telling van het aantal vezels. De methode heeft haar beperkingen: met de referentiemethode meet men alle vezels die voldoen aan de criteria van afmetingen, of het nu asbestvezels betreft of niet. Volgens Spurny and Strober (Int. J. Environ. Anal. Chem, 9:256-281,1981) bestaan meer dan 90 procent van de minerale vezels die in landelijke streken werden bemonsterd uit andere dan asbestvezels. De methode meet ook geen vezels met een diameter kleiner dan 0,2 tot 0,3 µm (dit is de maximale resolutie van een lichtmicroscoop). Volgens studies zou er bij de chrysotielen 9 tot 80 procent van de vezels met Ø < 3 µm een Ø hebben < 0,2 µm, bij de amfibolen 33 tot 66 procent (Inserm, 1997). Het zijn net de fijnere vezels (< 0,3 µm) die overwegend (weliswaar in lagere concentraties) in de buitenlucht voorkomen. Uitzondering dient gemaakt te worden van plaatsen nabij asbestemissiebronnen waar ook langere vezels frequent voorkomen. Deze dunnere vezels zijn uitgesproken carcinogeen. De methode is derhalve minder selectief en niet gevoelig genoeg voor het meten van zeer fijne asbestvezels in de lucht. Elektronenmicroscopie heeft deze nadelen niet. Voor het meten van asbest in materialen gebruikt men de procedure MDHS 77 (“Methods for the Determination of Hazardous Substances”) op basis van dispersiekleuring en polarisatiemicroscopie; risicobeoordeling: de risicobeoordeling zoals bedoeld in de Codex dient om, in geval van asbest, uit te maken of de werkgever bij asbestsloop- en verwijderingswerken de methode van de eenvoudige handelingen mag laten toepassen. Deze risicobeoordeling (gedefiniëerd in art. 4 van het KB van 2 december 1993) omvat een inschatting van de blootstelling van de werknemers (aard, mate, duur) en de mogelijke gevolgen hiervan op vlak van veiligheid en gezondheid. De beoordeling moet om het jaar en bij elke wijziging van de werkomstandigheden herhaald worden. De werkgever moet verslagen ervan ter beschikking houden van toezichthoudende ambtenaren;
116
− −
richtwaarde: concentratie van een verontreinigde stof die men moet trachten te bereiken of trachten te handhaven; Verwaarloosbaar Risiconiveau (VR): Het Nederlandse VR is een factor 100 beneden het MTR gelegd ,waardoor een veiligheidsmarge is ingebouwd rekening houdend met combinatietoxiciteit. 3 Het VR voor asbest in de lucht bedraagt dus 1 000 veq per m lucht (gemeten als jaargemiddelde); zie ook MTR
− −
−
−
-
verwerking: de behandeling van de asbesthoudende afvalstoffen in de vergunde inrichting of het storten van asbestafval op een vergunde stortplaats; verwijdering: het demonteren of selectief wegnemen van asbesthoudende materialen uit gebouwen, constructies en machines én het daaropvolgende transport naar een vergunde inrichting voor het verwerken (behandelen of storten) van de asbesthoudende afvalstoffen. Deze omschrijving verschilt van de juridische definiëring van "verwijdering" in de Vlaamse milieuwetgeving; vezel (inadembaar): het WHO definieert een inadembare vezel als een partikel met een lengte van min. 5 µm, een diameter van max. 3 µm en een lengte/diameter verhouding groter dan 3. Vezels met een geometrische diameter > 3 µm (aërodynamische diameter ca. 9 µm) zijn niet inadembaar. Deze grens verschilt wel enigszins in functie van de vezelsoort (asbest: 3,5 µm, glasvezel: 3,8 µm, koolstofvezel: 4,8 µm). Alle epidemiologische onderzoeken en de referentiemethode voor het meten van asbest in lucht zijn op de bovenvermelde vezeldefinitie gebaseerd. Toch zijn talrijke vezels die onder de definitie van vezel vallen geen asbestvezels en dus niet of minder risicovol voor onze gezondheid. Een verhoging van de lengte/diameter verhouding tot minimaal 5 of 8 zou het relatief aandeel van de asbestvezels flink doen toenemen en dus de bruikbaarheid van de definitie als maatstaf voor de aanwezigheid van risicovolle vezels in de lucht. Een individuele chrysotielvezel heeft een diameter van ca. 0,025 µm, en is dus zowat 1000 maal dunner dan een menselijk haar. De meeste vezels die vrijkomen zijn eigenlijk vezelbundels; vezelequivalent (veq): Met een gewichtsfactor berekent men de vezelequivalenten uit het aantal vezels. De gewichtsfactor kent men toe aan verschillende asbestvezels om hun relatief risico voor de menselijke gezondheid weer te geven. De gewichtsfactor of equivalentiefactor hangt af van het type vezel en de lengte van de vezel. Volgende gewichtsfactoren worden gebruikt: − 1 vezel wit asbest met lengte < 5 µm: 0,1 veq; − 1 vezel wit asbest met lengte > 5 µm: 1 veq; − 1 vezel blauw of bruin asbest met lengte < 5 µm: 1 veq; − 1 vezel blauw of bruin asbest met lengte > 5 µm: 10 veq; vezeljaren: de eenheid vezeljaren is de gemiddelde concentratie asbest in de lucht (in 3 vezels/cm ), gemeten met de lichtmicroscoop, maal het aantal jaren blootstelling. Bijvoorbeeld een 25-jarige blootstelling in een ruimte waarin 3 0,014 vezels/cm werden gemeten betekent een waarde van (0,014 * 25 =) 0,35 vezeljaren. Verwachte sterfte bij asbestblootstelling wordt soms uitgedrukt in percent slachtoffers per vezeljaar blootstelling;
117
−
−
−
vezelvrijstellingstest: een door Vito ontworpen vrij complexe test om op basis van de sterkte waarmee de asbestvezels in het materiaal gebonden zijn de bestemming (soort stortplaats) van asbesthoudend afval na te gaan en om te bepalen of cementatie voorafgaand aan het storten nodig is. Het materiaal wordt gezeefd, de fractie 8-16 mm wordt in een waterbad aan ultrasone trillingen onderworpen, de hoeveelheid asbestvezels die hierbij loskomen worden na affiltrering geteld via fasecontractmicroscopie of elektronenmicroscopie. Indien er minder dan 1 procent vezels worden vrijgesteld mag de afvalstof naar een monostortplaats voor asbest worden afgevoerd, tenzij de afvalstof meer dan 50 massaprocent asbestvezels bevat. In alle andere gevallen moet de bestemming een vergunde categorie I stortplaats zijn, al dan niet na een voorafgaande cementatie van de afvalstof. Het gaat niet over een “veldtest”: de test kan enkel door een goed uitgerust laboratorium worden uitgevoerd en is dan ook enkel opportuun in geval van twijfel over de aard van de asbesthoudende afvalstof; Vlarea: het Vlaams reglement over afvalvoorkoming en -beheer: deze wettekst bevat o.m. in hoofdstuk 4 een lijst van afvalstoffen die als “secundaire grondstof” mogen worden herbruikt en de voorwaarden waaraan de afvalstoffen dan moeten voldoen. Er zijn 3 gebruiksgebieden: gebruik als bodem, gebruik als meststof en gebruik in of als bouwstof. Het Vlarea kunt u downloaden van de OVAM website; Vlarem: het Vlaams reglement over de milieuvergunning: Vlarem I bevat de procedure voor het aanvragen van een milieuvergunning, Vlarem II bevat de milieuvergunningsvoorwaarden voor milieuvergunningsplichtige inrichtingen en een aantal algemene milieubeschermende bepalingen. Het Vlarem kunt u downloaden van http://www.mina.be/vlarem-teksten.html.
118
4 Bijlage
Lijst van meest voorkomende asbesthoudende materialen opgedeeld in functie van hechtgebondenheid Asbest product
Gebruik
Asbestgehalte (m/m%)
Opmerkingen
Producten waarin asbest in niet-hechtgebonden vorm voorkomt Spuitasbest
Thermische en akoestische isolatie bij stoom turbines (crocidoliet).
meestal 60% - 85% amosiet soms 60% - 85% crocidoliet
Brand en condensatie bescherming van staalconstructies (amosiet). Chrysotiel vermengd met minerale wol als cement binder en coating.
Potentieel om vezels vrij te geven indien niet verzegeld. Dit potentieel verhoogt wanneer het materiaal veroudert, bros wordt en uiteenvalt
soms chrysotiel
Asbest isolatiebekleding
Thermische isolatie van leidingen, boilers, voorgevormde pijpsecties, drukvaten, platen, tape, koord, golfpapier, deken, vilt en bedekking
Alle typen asbest. Gehalte kan variëren (bijv 6-8% in Ca-silikaat bedekkingen, 100% in dekens, vilt enz.). Losse vezelmassa, soms vermengd met gips of kalk
Brosheid is afhankelijk van de aard van de isolatiebedekking. Potentieel om vezels vrij te geven indien niet verzegeld. Dit potentieel verhoogt wanneer het materiaal veroudert, bros wordt en uiteenvalt
Brandwerende Isolatiepanelen (Nobranda, Pical)
Brandprotectie, thermische en akoestische isolatie, weerstand tegen vochtinsijpeling en algemeen constructieplaat. Gebruikt in gang, brandweg, opvulpanelen, tussenmuur, plafondstegels, onderdak, wandvoering, badpanelen, externe overkapping en gewelf
Crocidoliet gebruikt voor specifieke panelen tot ongeveer 1965. 15-40% amosiet of een mengsel van amosiet en chrysotiel.
Heeft neiging tot stofvorming wanneer het materiaal bros, gebroken, geschuurd, gezaagd of geboord is
Koord en garen
Afdichting, bedekking.
Alle typen asbest. Gehalte kan variëren tot 100%. Wit tot vuilgrijs pluizig koord
Vezels kunnen vrijkomen bij grote hoeveelheden van ongebonden materiaal.
Textiel/Pakkingsm ateriaal
Thermische isolatie en isolatiebedekking, verpakkingsmaterialen, branddekens en vuurbestendige beschermgordijnen, handschoenen, overalls, schorten enz…
Alle typen asbest. Gehalte kan variëren tot 100%.
Vezels kunnen vrijkomen als het materiaal is versleten
119
Kartonpanelen
Thermische en elektrische isolatie en brandbescherming. Golfkarton voor leidingisolatie Dakbedekkingvilt en dampschermen. Asbestpapier onder PVC vloerbedekking
Van 1900 tot 1965 werd veelal crocidoliet verwerkt in kartonpanelen. Later alleen chrysotiel. Gehalte kan variëren tot 100%. Lichtgrijs, kartonachtig
Ongecoat asbestpapier en karton is niet stevig gebonden en zal vezels vrijstellen als versleten en beschadigd
Vinylzeil met asbesthoudende onderlaag (o.a. Novilon)
Zeil met een grijze kartonachtige onderlaag. Vinylvloerbedekking, vuurbestendige laminaat
30% - 50% chrysotiel (onderlaag)
Veelal niet stevig gebonden en zal vezels vrijstellen als versleten en beschadigd
Bitumen
Zwart teerachtig materiaal. Metaal composiet wandbescherming
Meestal 2% - 5% of 5% - 10% chrysotiel
Veelal niet stevig gebonden en zal vezels vrijstellen als versleten en beschadigd
Muur plug materiaal
Muur renovatie
Meer dan 90%
Vervaardigd uit losse asbest en katoenvezel met plaaster
en papier
120
Asbest product
Gebruik
asbestgehalte
opmerkingen
Producten waarin asbest in hechtgebonden vorm voorkomt Golfplaat
Lage-densiteit vlakke plaat en tussenpanelen
Hoge-densiteit vlakke platen en tussenpanelen
Dakbedekking. Wandbekleding. Grijze golfplaat in diverse diktes, vaak aan één kant een wafelstructuur en soms aan één kant een geëmailleerde of gespoten coating
10-15 % chrysotiel
Tussenwanden voor boerderijen, luiken voor industriële gebouwen, decoratieve panelen, badpanelen, bekleding van wand en plafond, composietpanelen voor brandbescherming. Grijze vlakke plaat in diverse diktes, vaak aan één kant een wafelstructuur en soms aan één kant een geëmailleerde of gespoten coating
10 % -15 % chrysotiel
Zoals hierboven waar sterke materialen vereist zijn
10 % -15 % chrysotiel
soms 2 – 5 % crocidoliet of amosiet
bij dikke platen soms 2 – 5 % crocidoliet
bij dikke platen soms 2 – 5 % crocidoliet Tegels en AC leien
Bekleding. Wandelpaden. Dakbedekking. Dunne vlakke plaat, 3 mm - 6 mm dik, aan één zijde gecoat
10 % - 15 % chrysotiel soms 2 – 5 % crocidoliet
Voorgevormde producten
Waterbakken, tanks, afvoerbuizen, riolering, rookkanalen, omheining, dakbedekking, ramen/bloembakken, ventilatiekanalen. Kabelleidingen.
10 % - 15 % chrysotiel soms 2 – 5 % crocidoliet
Kan vezels vrijstellen bij mechanische manipulatie (zagen, hoge druk reiniging enz.) of als sterk verweerd en ontbonden
Kan vezels vrijstellen bij mechanische manipulatie (zagen, hoge druk reiniging enz.) of als sterk verweerd en ontbonden
Kan vezels vrijstellen bij mechanische manipulatie (zagen, hoge druk reiniging enz.) of als sterk verweerd en ontbonden Kan vezels vrijstellen bij mechanische manipulatie (zagen, hoge druk reiniging enz.) of als sterk verweerd en ontbonden Kan vezels vrijstellen bij mechanische manipulatie (zagen, hoge druk reiniging enz.) of als sterk verweerd en ontbonden
121
Vloerbedekking
Thermoplastic vloertegels. Harde asbesthoudende vinyltegels (o.a. colovinyl)
2 – 5 % chrysotiel (homogeen verdeeld) soms tot 25 % chrysotiel
Vezelvrijstelling is zeldzaam bij normaal gebruik. Vezels kunnen vrijkomen bij versnijden en verwijdering van asbestpapier
PVC vinyl tegels en PVC vloerbedekking
Normaal minder dan 10 % chrysotiel
Asbestcement met cellulosevezels (asbestboard)
Geelbruine, dunne plaat, 3 mm – 6 mm dik, lijkt op hardboard
2 – 5 % chrysotiel
Textuurcoating
Coating op wanden en plafonds
3 – 5 % chrysotiel
Vezels kunnen vrijkomen wanneer ‘droog mengsels’ bereid zijn of bij loskomen van oude verflagen.
Imitatiemarmer
Als marmer, 10 mm - 20 mm dik, in breukvlak zijn dunne witte vezels zichtbaar
30 % - 50 % chrysotiel
Kan vezels vrijstellen bij mechanische manipulatie (zagen, hoge druk reiniging enz.) of als sterk verweerd en ontbonden
Mastiek, voeg- en kleefmateriaal
Algemeen
0,5 – 2 %
Alleen risico’s bij schuren van uitgehard materiaal
soms spoor (0,1 % - 2 %) crocidoliet
Asbest in huisproducten en verwarmers
Asbestmateriaal
Asbestgehalte
Kan vezels vrijstellen bij mechanische manipulatie (zagen, hoge druk reiniging enz.) of als sterk verweerd en ontbonden
Opmerkingen
Producten waarin asbest in niet-vershredderbaar materiaal voorkomt Haardrogers, elektrische verwarmers, ijzers, toasters, wasmachines, drogers, afwasmachines, koelkasten en diepvriezers
Papier, remvoeringen, samengeperst vezelpakkingen, afsluiters, gepolymeriseerde pakkingen
Variabel
Versterk PVC en plastics
Panelen en bekleding. Versterking voor huishoudproducten (handvaten van kookpot)
Variabel
In het algemeen zullen remvoeringen en pakkingmaterialen weinig vezels vrijgeven
122
Kookfornuis
Isolatiepaneel.
16 –40 %.
Vuursteen, samengeperste vezelhechtingen (gepolymeriseerd).
Variabel
Kookmatjes
Karton
Kan tot 100 %
IJzerstelling
Papier, karton
Kan tot 100 %, en
en asbest cement
10 – 15 %
Gasbranders
Samengeperste warmtepanelen
100 %, soms bedekt met glasvezel
Gasverwarmers
Al-papier, bekleding en isolatiepaneel
Tot 100 % en 16 – 40 %
Boilers, pijpleiding
Asbest/plaaster met of zonder een oppervlakte vezellaag
Variabel
Elektrische “warme lucht” en opslag branders
“Caposil” isolatie blokjes.
16 – 40 %
Isolatiepaneel.
Variabel
Papier, koord, vezeldichting. Radiatoren
Koord, vezeldichting
Tot 100 %, variabel
Bitumen asbestproducten
Bitumen dakvilts. Bitumen coating op metalen. Dakgoot bekleding. Halfstijve bitumen dakbedekking.
Chrysotiel of asbestpapier (tot 100% asbest) in bitumen
Vezelvrijstelling is zeldzaam bij normaal gebruik. Dakvilts en bitumenproducten mogen niet worden verbrand.
123