1542015
ECLI:NL:RBZWB:2015:181, Rechtbank ZeelandWestBrabant, 02/80031614
ECLI:NL:RBZWB:2015:181 Instantie
Rechtbank ZeelandWestBrabant
Datum uitspraak
20012015
Datum publicatie
20012015
Zaaknummer
02/80031614
Rechtsgebieden
Strafrecht
Bijzondere kenmerkenEerste aanleg meervoudig Inhoudsindicatie
Na een overdosis antidepressiva ingenomen te hebben heeft verdachte zijn echtgenote om het leven gebracht en geprobeerd zijn zoon om het leven te brengen. Hij wordt veroordeeld voor doodslag op zijn echtgenote en poging tot moord op zijn zoon. Van voorbedachte raad ten aanzien van de dood van zijn echtgenote is geen sprake omdat verdachte heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Ten aanzien van de poging tot moord op zijn zoon heeft hij een kort moment van beraad en kalm en rustig overleg gehad. Hij beschouwde het doden van zijn zoon als de enige en beste oplossing om ook zijn zoon uit zijn lijden te verlossen.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Uitspraak
RECHTBANK ZEELANDWESTBRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/80031614
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 januari 2015
in de strafzaak tegen
[naam 1] geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Vught raadsman mr. Visser, advocaat te Breda
1 Onderzoek van de zaak De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 december 2014, waarbij de officier van justitie, mr. Gudde, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging Verdachte staat terecht, ter zake dat:
1. hij op of omstreeks 31 maart 2014, te Oosterhout, opzettelijk en met voorbedachten rade zijn echtgenote [naam 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, de keel van die [naam 2] enige tijd dichtgeknepen gehouden en/of meermalen, althans éénmaal, met een hamer tegen het hoofd van die [naam 2] geslagen en/of meermalen, althans éénmaal, met een mes in het (boven)lichaam van die [naam 2] gestoken en/of gesneden, waardoor die [naam 2] ernstig(e) inwendig(e) letsel(s) heeft opgelopen en/of geen, althans verminderd zuurstof kon opnemen en/of veel bloed heeft verloren, tengevolge waarvan voornoemde [naam 2] is overleden; art 289 Wetboek van Strafrecht
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2015:181
1/9
1542015
ECLI:NL:RBZWB:2015:181, Rechtbank ZeelandWestBrabant, 02/80031614
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 maart 2014, te Oosterhout, opzettelijk zijn echtgenote [naam 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet de keel van die [naam 2] enige tijd dichtgeknepen gehouden en/of meermalen, althans éénmaal, met een hamer tegen het hoofd van die [naam 2] geslagen en/of meermalen, althans éénmaal, met een mes in het (boven)lichaam van die [naam 2] gestoken en/of gesneden, waardoor die [naam 2] ernstig(e) inwendige letsel(s) heeft opgelopen en/of geen, althans verminderd zuurstof kon opnemen en/of veel bloed heeft verloren, tengevolge waarvan voornoemde [naam 2] is overleden; art 287 Wetboek van Strafrecht
2. hij op of omstreeks 31 maart 2014, te Oosterhout, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade zijn zoon [naam 3] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met medeneming van een mes naar die [naam 3] is gegaan en/of (vervolgens) meermalen, althans éénmaal, met dat/een mes, althans met een scherp voorwerp in/tegen het bovenlichaam van die [naam 3] heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 289 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 maart 2014, te Oosterhout, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk zijn zoon [naam 3] van het leven te beroven, met dat opzet met medeneming van een mes naar die [naam 3] is gegaan en/of (vervolgens) meermalen, althans éénmaal, met dat/een mes, althans met een scherp voorwerp in/tegen het bovenlichaam van die [naam 3] heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 287 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 maart 2014, te Oosterhout, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn zoon [naam 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met medeneming van een mes naar die [naam 3] is gegaan en/of (vervolgens) meermalen, althans éénmaal, met dat/een mes, althans met een scherp voorwerp in/tegen het bovenlichaam van die [naam 3] heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs 4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 31 maart 2014 zijn echtgenote [naam 2] heeft gedood en heeft geprobeerd zijn zoon [naam 3] te doden. Zij baseert zich daarbij onder meer op de bekennende verklaring van verdachte, op het 112gesprek dat verdachte voerde met de hulpdiensten en op het sectierapport. Daarnaast baseert de officier van justitie zich op de verklaring van [naam 3] en op de letselschaderapportage over [naam 3].
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2015:181
2/9
1542015
ECLI:NL:RBZWB:2015:181, Rechtbank ZeelandWestBrabant, 02/80031614
Ten aanzien van de dood van [naam 2] is de officier van justitie van mening dat doodslag wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte was in eerste instantie van plan om niet alleen zichzelf te doden maar ook [naam 2] en [naam 3] van het leven te beroven. Na een continue strijd in zijn hoofd die nacht heeft verdachte uiteindelijk het besluit genomen om alleen een eind aan zijn eigen leven te maken omdat het andere scenario te gruwelijk zou zijn. Met een gevoel van rust en verzoening heeft verdachte een overdosis clomipramine ingenomen. Toen zijn vrouw [naam 2] er achter kwam en de ambulance wilde bellen, ontstak verdachte in woeste razernij. Zij verstoorde zijn plan waarmee hij eindelijk rust had gevonden en dat kon hij niet toestaan. Onder deze omstandigheden, hoewel verdachte het plan uitgevoerd heeft dat hij al meerdere keren in zijn hoofd de revue heeft laten passeren, en daarvoor eerder ook al middelen had klaargelegd, kan naar de mening van de officier van justitie niet gesproken worden van doordachte handelingen maar van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van moord op [naam 2]. Nadat verdachte zijn vrouw had gedood, is hij naar beneden gelopen met het mes in zijn hand. Hij wist dat [naam 3] daar was en kon [naam 3] niet laten leven nu hij wist dat zijn vrouw [naam 2] dood was en hij zelf ook snel zou sterven door de overdosis aan medicatie. Verdachte heeft [naam 3] van achteren vastgepakt en hem meerdere keren in zijn rug gestoken. Door deze aaneenschakeling van handelingen en daarmee ook wilsbesluiten, is naar de mening van de officier van justitie sprake van voorbedachte raad en dus van een poging moord. 4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Daartoe is het volgende aangevoerd. In de ochtend van 31 maart 2014 heeft verdachte het besluit genomen zelf een eind aan zijn leven te maken. Nadat zijn vrouw [naam 2] kort na 7.00 uur uit bed en naar beneden was gegaan, heeft verdachte de pillen uit de tas van zijn vrouw gepakt. Hij heeft toen naar schatting 50 pillen ingenomen. Op dat moment had hij besloten om alleen zelfmoord te plegen en [naam 2] en [naam 3] niet om te brengen. Verdachte kreeg hierdoor een rustig gevoel. De daad was verricht dus het overlijden zou vanzelf volgen. Verdachte werd wakker omdat [naam 2] naar boven was gekomen. Toen zij hoorde dat verdachte de pillen had ingenomen, wilde zij de ambulance bellen. Verdachte kreeg hierdoor een angst of paniekaanval. Hij werd helemaal razend waarna hij de handelingen heeft gepleegd zoals verdachte ter zitting heeft bekend. Aangevoerd is dat er geen moment is geweest dat verdachte zich kon beraden. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat verdachte wel voldoende tijd heeft gehad om zich te beraden dan heeft de besluitvorming en uitvoering in een plotselinge hevige drift plaatsvonden. Er was slechts sprake van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering. De gelegenheid tot beraad is pas ontstaan tijdens de uitvoering van het besluit. Deze omstandigheden tezamen genomen moeten tot de conclusie leiden dat verdachte niet met voorbedachten rade heeft gehandeld, ook gelet op de bijwerkingen van de medicijnen. Verdachte heeft gehandeld in een waan die is veroorzaakt door een plotseling optredende intoxicatie waardoor er geen sprake kon zijn van kalm beraad en rust overleg. Evenmin was er gelegenheid om over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Ook doodslag en de poging daartoe, dan wel de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kunnen naar de opvatting van de verdediging niet bewezen verklaard worden. Volgens de verdediging heeft verdachte geen opzet gehad op het doden van zijn vrouw [naam 2] en zijn zoon [naam 3] omdat ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedraging en de mogelijke gevolgen heeft ontbroken. Naar de opvatting van de verdediging dient dit te leiden tot integrale vrijspraak. Voor het geval de rechtbank de verdediging hierin niet volgt, is ten aanzien van feit 2 subsidiair nog aangevoerd dat uit het dossier niet kan volgen dat verdachte geweldshandelingen heeft verricht die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op het toebrengen van dodelijk letsel. Het meermalen steken met een mes in de rug levert niet zonder meer een aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer dientengevolge zal overlijden. Van voorwaardelijk opzet hierop kan dan ook geen sprake zijn. 4.3 Het oordeel van de rechtbank Op 31 maart 2014 kwam er om 07.56 uur bij de Gemeenschappelijke Meldkamer van de politie een melding binnen van verdachte. Hij gaf aan dat hij zijn vrouw had neergestoken in de woning aan het [adres] te Oosterhout1. Verbalisanten zijn meteen naar dit adres gegaan. Zij zijn de woning binnengegaan en in de met bloed besmeurde slaapkamer troffen zij een zwaar gewonde vrouw aan 2. Op het bed in de slaapkamer troffen zij een klauwhamer aan. Op het aanrecht in de keuken lag een mes waarvan het lemmet was afgebroken. In een andere slaapkamer werd [naam 3] aangetroffen 3. Hij had zes sneetjes bij zijn linker schouderblad. Zowel het vrouwelijke slachtoffer als verdachte werden per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Uit tactisch onderzoek bleek dat het slachtoffer [naam 2] was genaamd4. Om 09.15 uur is zij overleden in het ziekenhuis. Bij sectie op haar lichaam zijn zes steekwonden aangetroffen met omgevende bloeduitstortingen en achterliggende steekkanalen 5. Boven en achter op het hoofd had zij meerdere onderhuidse bloeduitstortingen. Ook in de hals was sprake van huidbeschadigingen en uitgebreide blauwe onderhuidse bloeduitstortingen. Door de arts/patholoog is geconcludeerd dat de letsels aan de longen hebben geleid tot samenvallen van de longen hetgeen heeft geleid tot vermindering van het vermogen om zuurstof op te nemen. Het overlijden van [naam 2] wordt verklaard door verbloeding opgetreden ten gevolge van steekletsels. Verdachte heeft verklaard dat hij op zondagmiddag 30 maart 2014 een mes en een hamer heeft
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2015:181
3/9
1542015
ECLI:NL:RBZWB:2015:181, Rechtbank ZeelandWestBrabant, 02/80031614
klaargelegd in een mandje op zijn slaapkamer6. Op maandagochtend, 31 maart 2014 ging zijn vrouw [naam 2] naar beneden. Haar handtas, met daarin de medicijnen voor verdachte, heeft zij op de slaapkamer laten staan. Verdachte heeft snel de medicijnen ingenomen om zodoende zichzelf te kunnen doden. Toen zijn vrouw weer boven kwam en bemerkte dat verdachte de medicijnen had ingenomen, heeft verdachte verhinderd dat zij een ambulance kon bellen. Hij heeft haar op bed gegooid en is op haar gaan zitten. Met zijn handen heeft hij haar keel dichtgeknepen gehouden. Hij is daarmee net zo lang doorgegaan tot ze helemaal stil was. Toen heeft hij zijn handen van haar afgenomen. Verdachte dacht dat ze dood was. Toen hij zag dat ze toch nog leefde heeft hij opnieuw geprobeerd zijn handen om haar keel te krijgen. Omdat ze zich verzette, heeft verdachte de hamer uit het mandje naast het bed gepakt. Met de hamer is hij haar op haar hoofd gaan slaan. Hij hoorde haar schreeuwen. Omdat zij niet ophield met schreeuwen heeft verdachte het mes gepakt waarmee hij haar heeft gestoken. De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat vastgesteld kan worden dat verdachte op 31 maart 2014 zijn echtgenote [naam 2] heeft gedood. Verdachte is vervolgens naar beneden gerend omdat hij wist dat zijn zoon [naam 3] daar was en omdat hij het [naam 3] niet kon aandoen om verder te leven zonder zijn ouders7. Hij heeft [naam 3] vastgepakt en omgedraaid waarna hij hem diverse malen heeft gestoken. [naam 3] heeft hierover verklaard dat hij beneden zat en dat hij zijn mama hoorde schreeuwen 8. Zijn papa kwam naar beneden. Hij had iets in zijn hand waarmee hij [naam 3] begon te steken. Door een forensisch arts zijn op de rug van [naam 3] letsels aangetroffen, zes kleine beschadigingen van de huid. Drie krassen en drie snijwonden 9. De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat vastgesteld kan worden dat verdachte op 31 maart 2014 heeft geprobeerd zijn zoon te doden. Moord of doodslag? Volgens vaste jurisprudentie moet voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “voorbedachte raad” komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Op 5 december 2013 kreeg verdachte te horen dat hij zou worden ontslagen als vertegenwoordiger bij een uitgeverij. Kort daarop ontwikkelden zich bij verdachte ernstige depressieve klachten, zo ernstig dat hij daarmee naar zijn huisarts is gegaan. Verdachte raakte in paniek en dacht dat het nooit meer goed zou komen. Hij voelde zichzelf een slechte vader en echtgenoot. Eind januari 2014 was verdachte er zo ernstig aan toe dat hij besloot dat hij er niet meer wilde zijn. Hij heeft een overdosis slaappillen genomen en een zak over zijn hoofd getaped. In paniek heeft hij vervolgens de zak van zijn hoofd getrokken. Bij verdachte ontwikkelde zich het idee dat hij zijn vrouw en zijn zoontje niet zo kon achterlaten omdat zij dan zouden lijden om zijn dood. Daarom wilde hij zijn vrouw en zijn zoontje meenemen in zijn dood. Verdachte heeft dit ook kenbaar gemaakt bij zijn huisarts en daarna ook bij de GGZ. Verklaard is dat hij niet langer voor zichzelf instond. Veel mensen hebben op verdachte ingepraat dat hij zichzelf niets mocht aandoen omdat hij daarmee zijn vrouw en zijn zoontje veel verdriet zou aandoen. Verdachte zag dat zijn vrouw getekend was door zijn lijden. Ook zijn zoontje vroeg waarom hij niet meer kon lachen. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat ze al aan het lijden waren. Verdachte dacht dat ze ook zouden lijden als hij alleen uit het leven zou stappen. Als hij ze mee zou nemen in zijn dood, zouden ze niet meer lijden. Uiteindelijk werd medio maart 2014 door de psychiater besloten om verdachte clomipramine voor te schrijven. Omdat verdachte had aangegeven dat hij niet te vertrouwen was met de medicatie, werd het beheer van de voorraad van de medicatie bij zijn vrouw gelegd. Kort na het beginnen van deze medicatie kreeg verdachte erg veel last van de bijwerkingen. Zijn suïcidegedachten werden nog groter en ook zijn gedachten om zijn vrouw en zoontje mee te nemen werden groter. Op zondagmiddag, 30 maart 2014, ging het heel erg slecht met verdachte. Hij heeft een hamer en een mes mee naar boven genomen en in het mandje naast zijn bed gelegd. Die avond is hij om 20.30 uur naar bed gegaan. Rond 3.00 uur werd hij wakker. Op een gegeven moment heeft hij de hamer gepakt en deze boven het hoofd van [naam 2] gehouden. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat bij hem op dat moment de absurditeit van zijn handelen naar boven kwam waarna hij de hamer heeft teruggelegd in het mandje naast zijn bed. Gedurende de nacht heeft dit zich vele malen herhaald. Tot 7.00 uur is dit doorgegaan. [naam 2] is toen tegen hem aan komen liggen. Verdachte heeft verklaard dat hij toen dacht: “[naam 2] is zo lief, ze is zo’n goede moeder. [naam 3] is een goede lieve jongen. Zij moeten blijven”. Verdachte heeft toen de beslissing genomen om alleen uit het leven te stappen. Toen [naam 2] uit bed is gestapt en naar beneden is gegaan om een kop thee voor [naam 3] te zetten, heeft verdachte alle clomipramine en slaappillen ingenomen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het klaar was, het was goed zo. Hij kreeg rust. Hij werd wakker toen [naam 2] binnen kwam en haar handtas pakte. Toen zij vroeg waar de pillen waren en verdachte haar zei dat hij ze had ingenomen, pakte [naam 2] haar kleding waarna ze wilde weglopen. Bij verdachte ontstak een woeste razernij omdat hij gehinderd werd in zijn plan om dood te gaan waarna de hiervoor omschreven handelingen door verdachte zijn verricht. De rechtbank is van oordeel dat onder de hiervoor aangegeven omstandigheden niet gesproken kan worden van voorbedachte raad ten aanzien van het doden van [naam 2]. Verdachte heeft, ook die nacht nog, weliswaar het plan gehad om zijn vrouw en zijn zoontje mee te nemen in zijn dood, echter in de vroege ochtend heeft hij bewust besloten om alleen uit het leven te stappen.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2015:181
4/9
1542015
ECLI:NL:RBZWB:2015:181, Rechtbank ZeelandWestBrabant, 02/80031614
Hiervoor heeft hij de overdosis antidepressiva genomen. Toen zijn vrouw dit bemerkte en wilde verhinderen dat verdachte dood zou gaan heeft verdachte in razernij zijn vrouw proberen te wurgen. Toen dit niet lukte heeft hij haar met de hamer op het hoofd geslagen en met een mes in haar rug gestoken. De rechtbank is van oordeel dat verdachte heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling zodat moord niet bewezenverklaard kan worden. Wel acht de rechtbank doodslag bewezen. De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte heeft geprobeerd zijn zoon [naam 3] te vermoorden. Nadat verdachte zijn vrouw [naam 2] met een hamer op het hoofd had geslagen en haar met een mes had gestoken dacht hij dat ze dood was. Toen kwam bij hem ook de gedachte dat hij, nu zijn vrouw dood was en hij zelf stervende was, [naam 3] niet alleen achter kon laten zonder ouders10. Met het mes in zijn handen is hij vervolgens naar beneden gegaan waar hij [naam 3] in zijn rug heeft gestoken. Onder deze omstandigheden kan niet anders geconcludeerd worden dan dat verdachte een kort moment heeft gehad van beraad en kalm en rustig overleg. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat door de aaneenschakeling van handelingen geen sprake is van een situatie waarbij bij verdachte elk inzicht in de draagwijdte van zijn handelingen ontbrak. Verdachte beschouwde het doden van zijn zoon als de enige en beste oplossing om ook [naam 3] uit zijn lijden te verlossen. Met die intentie is verdachte naar beneden gegaan om [naam 3] neer te steken. Anders dan de verdediging heeft betoogd, levert het meermalen steken in de rug, in de buurt van vitale organen, wel degelijk geweldshandelingen op die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op het toebrengen van dodelijk letsel. Dat het letsel uiteindelijk beperkt is gebleven tot enkele krassen en snijwonden naar alle waarschijnlijkheid omdat de punt van het mes brak doet daaraan niet af. Voor zover de verdediging heeft willen betogen dat verdachte, gelet op zijn geestestoestand, geen opzet kan hebben gehad op de aan hem ten laste gelegde feiten, volgt de rechtbank dit niet nader onderbouwde betoog niet gelet op hetgeen hierna ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte wordt overwogen. 4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 1. subsidiair hij op of omstreeks 31 maart 2014, te Oosterhout, opzettelijk zijn echtgenote [naam 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet de keel van die [naam 2] enige tijd dichtgeknepen gehouden en/of meermalen althans éénmaal, met een hamer tegen het hoofd van die [naam 2] geslagen en/of meermalen althans éénmaal, met een mes in het (boven)lichaam van die [naam 2] gestoken en/of gesneden, waardoor die [naam 2] ernstig(e) inwendige letsel(s) heeft opgelopen en/of geen, althans verminderd zuurstof kon opnemen en/of veel bloed heeft verloren, ten gevolge waarvan voornoemde [naam 2] is overleden; 2. primair hij op of omstreeks 31 maart 2014, te Oosterhout, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade zijn zoon [naam 3] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met medeneming van een mes naar die [naam 3] is gegaan en/of (vervolgens) meermalen althans éénmaal, met dat/een mes althans met een scherp voorwerp in/tegen het bovenlichaam van die [naam 3] heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid 5.1 De strafbaarheid van de feiten Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op. 5.2 De strafbaarheid van de verdachte Door de verdediging is aangevoerd dat, gelet op de psychische toestand van verdachte ten tijde van het plegen van de feiten, te weten een depressieve stoornis en een persoonlijkheidsstoornis, verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank overweegt hierbij het volgende. Vastgesteld dient te worden dat verdachte kort voordat het drama zich heeft afgespeeld een overdosis clomipramine heeft ingenomen. Door de deskundige Oosting, apothekertoxicoloog bij het Nederlands Forensisch Instituut is geconcludeerd dat de in het bloed van verdachte aangetoonde clomipramine in de gemeten concentratie het gedrag en bewustzijn kan hebben beïnvloed ten tijde van de monstername op 31 maart 2014 om 09.22 uur. Of er in dit specifieke geval sprake was van het optreden van bijwerkingen en of er derhalve mogelijk sprake was van causaal verband tussen het plegen van de feiten en het gebruik van en/of de intoxicatie met clomipramine heeft deze deskundige op grond van het toxicologisch onderzoek niet kunnen aangeven. Ook ter zitting heeft deze deskundige geen uitspraak kunnen doen over het effect van de (overdosis) clomipramine ten tijde van het plegen van de feiten op 31 maart 2014 tussen 07.30 en 07.56 uur. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij de invloed van de overdosis pillen pas merkte toen hij op 31
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2015:181
5/9
1542015
ECLI:NL:RBZWB:2015:181, Rechtbank ZeelandWestBrabant, 02/80031614
maart 2014 om 08.05 uur werd aangehouden door de verbalisanten in de tuin. Ook psychiater Kondakçi heeft geconcludeerd dat niet met zekerheid kan worden bevestigd of uitgesloten dat de intoxicatie ten tijde van het plegen van de feiten een rol heeft gespeeld. Middels psychiatrisch onderzoek is het feitelijk niet mogelijk om hierover een betrouwbare uitspraak te doen. Bij dergelijke zeer hoge doseringen clomipramine is niet goed te voorspellen wat de effecten en bijwerkingen zullen zijn op het bewustzijn en het gedrag. Wel is het aannemelijk te veronderstellen dat de onderliggende pathologie (ernstige depressieve en suïcidale toestand) en de persoonlijkheidsstoornis met obsessiefcompulsieve kenmerken een doorslaggevende rol hebben gespeeld en dat de bijwerkingen van de clomipramine en mogelijk ook de intoxicatie een toestand hebben veroorzaakt waarin verdachte gekomen is tot het tenlastegelegde. Zowel ter zitting als in zijn rapport van 22 september 2014 heeft psychiater Kondakçi aangegeven dat verdachte niet volledig realiteitsgestoord was. Evenmin was sprake van psychotische belevingen. Heftige gewetenswroegingen gekleurd met allerlei noodlotsgedachten maakten dat verdachte suïcide en homocide langere tijd heeft overwogen, ook in de periode dat hij geen clomipramine gebruikte. Geconcludeerd is dat de gedragskeuzen en gedragingen van verdachte ten tijde van het plegen van de feiten in zeer sterke mate werden beïnvloed en bepaald door de aspecten van de depressieve stoornis en de persoonlijkheidsstoornis. De bijwerkingen van de clomipramine hebben vermoedelijk het controleverlies versterkt. Op grond hiervan acht de psychiater verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar. Overwogen is om verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen. Hiertoe is uiteindelijk niet geadviseerd omdat verdachte niet volledig in de keuzevrijheid lijkt te zijn beperkt. Tot eenzelfde conclusie is psycholoog Neissen gekomen. Nadat de echtgenote ontdekte dat verdachte de pillen had ingenomen raakte verdachte ernstig geagiteerd, uitend in een agressieve uitbarsting die hij zelf heeft omschreven als “een razernij”. Vermoedelijk speelde hierbij ook de obsessiefcompulsieve persoonlijkheidskenmerken een rol. Verdachte werd abrupt en onverwachts uit zijn door zichzelf gecreëerde gemoedsrust gehaald. Zijn echtgenote verstoorde zijn plan waar hij zich volkomen bij neer had gelegd. Dit was voor verdachte niet acceptabel. Psycholoog Neissen acht enige mate van toerekeningsvatbaarheid aanwezig nu sprake is geweest van een moment van wikken en wegen. Verdachte heeft nagedacht over de gruwelijkheid van zijn daad. Vanwege zijn gemoedstoestand heeft hij minder goed keuzes kunnen maken. Niet kan worden vastgesteld in welke exacte mate de intoxicatie van invloed is geweest op het handelen van verdachte. Wel dient, gelet op de hiervoor aangehaalde conclusies van de deskundigen, vastgesteld te worden dat verdachte op grond van de depressieve stoornis, de persoonlijkheidsstoornis en de bijwerkingen van de clomipramine sterk verminderd toerekeningsvatbaar is te achten ten tijde van het plegen van de feiten. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, strafbaar is omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn volledige strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging 6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert aan verdachte een gevangenisstraf van vijf jaar op te leggen en de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met de voorwaarden zoals aangegeven door de reclassering, te weten de verplichting dat verdachte zich zal melden bij de reclassering, dat hij zich dient te houden aan de aanwijzingen door of namens de reclassering, dat hij zijn medewerking zal te verlenen aan een klinische opname in een zorginstelling, dat hij, indien dat noodzakelijk is, medicatie inneemt, dat verdachte dient te verblijven op het adres van de zorginstelling en dat hij niet van verblijfplaats mag veranderen zonder uitdrukkelijke toestemming van de reclassering. Hierbij heeft de officier van justitie rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar is. 6.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging is primair van mening dat een tbsmaatregel niet kan worden opgelegd omdat niet gebleken is dat sprake is van een gevaar voor de veiligheid van anderen, danwel de algemene veiligheid van personen en goederen. Een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis acht de verdediging meer op zijn plaats. Indien de rechtbank van oordeel mocht zijn dat wel een tbsmaatregel opgelegd dient te worden, dan acht de verdediging een tbs met voorwaarden meer aangewezen. Verzocht is verdachte, naast een maatregel, geen gevangenisstraf op te leggen omdat dit vrijwel zeker zal leiden tot een daling van de motivatie bij verdachte om in behandeling te gaan waardoor de effectiviteit van de behandeling, ook op het gebied van veiligheidswaarborging, zeer wordt benadeeld. 6.3 Het oordeel van de rechtbank Op 5 december 2013 heeft verdachte te horen gekregen dat hij zou worden ontslagen. Na deze mededeling is verdachte ernstig depressief geraakt, zo ernstig zelfs dat hij suïcidegedachten kreeg omdat hij geen uitweg meer zag. Eind januari 2014 heeft verdachte ook daadwerkelijk een suïcidepoging ondernomen. Deze suïcidegedachten heeft hij ook gedeeld met zijn omgeving. Hem werd telkens gezegd dat hij dit zijn vrouw [naam 2] en zijn zoontje [naam 3] niet kon aandoen. Uit liefde voor [naam 2] en [naam 3] besloot verdachte om hen mee te nemen in zijn dood zodat zij niet behoefden te lijden en alleen moesten achterblijven. Omdat verdachte zelf ook de wreedheid hiervan inzag, heeft hij hulp bij zijn huisarts en bij de GGZ gezocht, hierin gesteund door [naam 2]. In maart 2014 werd hem clomipramine voorgeschreven. Kort nadat verdachte
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2015:181
6/9
1542015
ECLI:NL:RBZWB:2015:181, Rechtbank ZeelandWestBrabant, 02/80031614
was begonnen met deze medicatie kreeg hij erg veel last van bijwerkingen. Hij reageerde paniekerig en hij kreeg angstaanvallen. Ook zijn suïcidale gedachten kwamen weer op de voorgrond te staan omdat hij geen uitweg meer zag. Ook [naam 2] en [naam 3] moesten mee. Uiteindelijk heeft dit geleid tot het drama dat zich op 31 maart 2014 heeft afgespeeld. Die ochtend heeft verdachte besloten om zelf uit het leven te stappen en [naam 2] en [naam 3] te laten leven. Nadat verdachte een overdosis clomipramine en oxazepam had ingenomen, kreeg hij rust, voor hem was het leven over. Hij verwachtte kort daarna te zullen sterven. Zijn plan werd verstoord toen [naam 2] de ambulance wilde bellen omdat zij het niet kon laten gebeuren dat verdachte zou overlijden. In razernij heeft hij vervolgens zijn vrouw op gruwelijke wijze gedood en geprobeerd [naam 3] te vermoorden. Moord en doodslag worden in ons strafrechtstelsel beschouwd als een van de ernstigste misdrijven. Het handelen van verdachte heeft voor de nabestaanden van [naam 2] onherstelbaar leed en verdriet gebracht. Dit blijkt ook uit de verklaringen ter zitting van de broers van [naam 2]. Het gebeuren op 31 maart 2014 heeft diepe wonden geslagen, wonden die nooit meer zullen helen en altijd pijn zullen blijven doen, voor de rest van hun leven. De dood van [naam 2] heeft een gat in het hart van de nabestaanden geslagen. [naam 3] die zijn mama moet missen en verder door het leven moet met de wetenschap dat zijn papa zijn mama heeft gedood en dat zijn papa ook geprobeerd heeft hem te doden. [naam 3] die abrupt uit zijn vertrouwde omgeving is weggerukt en nu een leven moet opbouwen binnen het gezin van zijn oom en tante. Ook voor de samenleving is het een schokkend en zeer ernstig feit. Het nemen van een leven van een ander is een zo ernstig strafbaar feit dat in beginsel alleen een langdurige gevangenisstraf in aanmerking komt. Bij de bepaling van de soort en de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de rapporten die zijn uitgebracht over verdachte. Hiervoor is al overwogen dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar is te achten. Uit de hiervoor al aangehaalde rapporten leidt de rechtbank af dat verdachte dicht tegen de volledige ontoerekeningsvatbaarheid aan zit. Hiermee houdt de rechtbank rekening. Door psychiater Kondakçi is aangegeven dat bij verdachte sprake is van een depressieve stoornis en een persoonlijkheidsstoornis met overwegend obsessiefcompulsieve kenmerken. Verder is sprake van een suïciderisico. Bij een poging daartoe kan gevaar voor derden volgens de psychiater niet uitgesloten worden. Verdachte heeft moeite om met tegenslag en verandering om te gaan. Hij is vrij rigide en zelfbepalend hetgeen hem kwetsbaar maakt voor veranderingen. Geadviseerd wordt een intensieve behandeling in een klinische zorgomgeving met een hoog beveiligings en zorgniveau van voldoende duur op te leggen als voorwaarde bij een tbs met voorwaarden. Ook psycholoog Neissen is tot die conclusie gekomen. Ook zij heeft aangegeven dat verdachte onverminderd suïcidaal blijft en niet uitgesloten kan worden dat hij bij een eventuele suïcidepoging anderen in gevaar brengt. Behandeling in een vrijwillig kader acht zij geen optie. Verdachte wil zich coöperatief opstellen en anderen niet meer in gevaar brengen. De vraag is echter in hoeverre verdachte intrinsiek gemotiveerd is voor behandeling gezien zijn intense schuldgevoel en volhardende instelling ten aanzien van het plegen van suïcide, aldus psycholoog Neissen. Beide deskundigen zijn van mening dat volstaan kan worden met een minder ingrijpende maatregel dan de tbs met dwangverpleging, namelijk de tbs met voorwaarden, om toekomstig gevaar voor derden en/of de maatschappij te voorkomen. Zij menen dat de bescherming van de maatschappij middels een dergelijke maatregel voldoende kan worden gewaarborgd. Namens de reclassering is aangegeven dat, mocht de rechtbank een tbs met voorwaarden overwegen, dit bij voorkeur zou dienen te geschieden onder de voorwaarden dat verdachte zich meldt bij de reclassering en zich zal houden aan de aanwijzingen die hem door de reclassering worden gegeven, ook als dat inhoudt dat verdachte verplicht wordt gesteld medicatie in te nemen. Verder dient als voorwaarde te worden gesteld dat verdachte zijn medewerking verleent aan een klinische opname. Aangegeven is dat de Forensisch Psychiatrische Kliniek van de GGZ Drenthe te Assen het wel aandurft met verdachte, ook zonder dwangmedicatie. De rechtbank stelt vast dat verdachte ernstig ziek is en nog steeds suïcidaal is. Behandeling van verdachte op korte termijn acht de rechtbank dan ook noodzakelijk. Een gevangenisstraf zoals gevorderd door de officier van justitie is daarom naar het oordeel van de rechtbank niet passend omdat verdachte dan gedurende lange tijd verstoken blijft van de dringend noodzakelijke en intensieve behandeling. Dit acht de rechtbank onwenselijk. Daarnaast vindt de rechtbank een tbs met daarbij de voorwaarden zoals hiervoor geformuleerd niet afdoende. De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van de maatschappij onvoldoende kan worden gegarandeerd bij een tbs met voorwaarden. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij niet durft te zeggen dat hij bereid is zich te zullen conformeren aan gemaakte afspraken. Voor het slagen van een tbs met voorwaarden is de bereidheid en motivatie van verdachte om aan de behandeling mee te werken echter noodzakelijk. Ter zitting is door de deskundigen nog aangevoerd dat, op het moment dat verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt, alsnog om dwangverpleging kan worden verzocht, maar de rechtbank is van oordeel dat een eventuele schending van de voorwaarden een te groot veiligheidsrisico met zich brengt, zowel een risico ten aanzien van verdachte zelf alsook ten aanzien van de maatschappij en derden. Gelet hierop en gelet op de inhoud van de rapporten en de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een tbs met dwangverpleging noodzakelijk is. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2015:181
7/9
1542015
ECLI:NL:RBZWB:2015:181, Rechtbank ZeelandWestBrabant, 02/80031614
bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens; op de gepleegde misdrijven is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld; de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel. Hierbij merkt de rechtbank op dat, zoals hiervoor al aangegeven, verdachte nog steeds ernstig suïcidaal is. Het gevaar bestaat nog steeds dat verdachte bij een poging om zelfmoord te plegen, andere mensen meeneemt in zijn drang om dood te gaan. De rechtbank acht, gelet op de ernst van de problematiek en het gevaar dat verdachte voor zichzelf en anderen oplevert, dwangverpleging dan ook noodzakelijk. De rechtbank overweegt voorts dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
7 De wettelijke voorschriften De beslissing berust op de artikelen 37a, 37b, 45, 57, 287 en 289 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing De rechtbank:
Vrijspraak spreekt verdachte vrij van feit 1 primair;
Bewezenverklaring verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven; spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert: feit 1 subsidiair: doodslag; feit 2 primair: poging tot moord; verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel gelast de terbeschikkingstelling van verdachte, met verpleging van overheidswege.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hertsig, voorzitter, mr. Janssen en mr. Fleskens, rechters, in tegenwoordigheid van Van den Goorbergh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 januari 2015.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een procesverbaal, wordt tenzij anders vermeld bedoeld het eindprocesverbaal met dossiernummer 2014064188 van politie Regio ZeelandWestBrabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 354 (hierna te noemen procesverbaal 1) of van het eindprocesverbaal met dossiernummer PL20002014064188 van politie Regio ZeelandWestBrabant, Unit Forensisch Technisch Onderzoek, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 201 (hierna te noemen procesverbaal 2) Het procesverbaal van bevindingen, pagina 156 van voornoemd procesverbaal 1. 1
2
Het procesverbaal van bevindingen, pagina 107 van voornoemd procesverbaal 1.
3
Het procesverbaal van bevindingen, pagina 112 van voornoemd procesverbaal 1.
4
Het procesverbaal sporenonderzoek, pagina 36 van voornoemd procesverbaal 2.
Het deskundigenverslag van dr. B. Kubat van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 8 oktober 2014. 5
6
De verklaring van verdachte ter zitting van 17 december 2014.
7
De verklaring van verdachte ter zitting van 17 december 2014.
8
Het procesverbaal van bevindingen met betrekking tot het studioverhoor, pagina 256 van
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2015:181
8/9
1542015
ECLI:NL:RBZWB:2015:181, Rechtbank ZeelandWestBrabant, 02/80031614
voornoemd procesverbaal 1. 9 10
Het geschrift, inhouden een rapport letselschade, paring 103 van voornoemd procesverbaal 2. De verklaring van verdachte ter zitting van 17 december 2014.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2015:181
9/9