2722015
ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256, voorheen LJN BZ2256, Rechtbank ZeelandWestBrabant, 81151610
ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256 Instantie
Rechtbank ZeelandWestBrabant
Datum uitspraak
01032013
Datum publicatie
01032013
Zaaknummer
81151610
Rechtsgebieden
Strafrecht
Bijzondere kenmerkenEerste aanleg meervoudig Inhoudsindicatie
verdachte wordt veroordeeld wegens het medeplegen van doodslag op een 12jarige jongen, het medeplegen van poging tot doodslag op diens moeder, wapenbezit en het bezit van een vervalst paspoort tot een gevangenisstraf van 16 jaar. Verdachte heeft deelgenomen aan een schietpartij, waarbij tenminste 27 schoten op een woonwagen, waarin de slachtoffers zich bevonden, zijn afgevuurd. Daarbij is een 12jarige jongen overleden. De rechtbank acht medeplegen van doodslag en poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen, ondanks het feit dat niet is komen vast te staan dat verdachte een wapen heeft gebruikt. Naar het oordeel van de rechtbank moest verdachte ernstig rekening houden met de mogelijkheid dat met een aantal zware wapens op de woonwagen geschoten zou worden. Desondanks heeft hij zich, toen het nog kon, niet gedistantieerd, maar is hij bij de groep gebleven totdat er werd geschoten.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Uitspraak RECHTBANK ZEELANDWESTBRABANT Locatie Breda Team strafrecht parketnummer: 81151610 vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 maart 2013 in de strafzaak tegen
[verdachte] geboren op [datum en plaats] wonende te [adres] thans gedetineerd in penitentiaire inrichting Noord Holland HvB Zwaag raadsman mr. Van Kleef, advocaat te Amsterdam
1 Onderzoek van de zaak De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 13, 14 en 21 november 2012, 18 december 2012 en 7 januari 2013, waarbij de officieren van justitie, mr. Van Damme en mr. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met anderen [slachtoffer 1] al dan niet met voorbedachte raad om het leven heeft gebracht;
Feit 2: samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer 2] al dan niet met voorbedachte raad om het leven te brengen;
Feit 3: een vuurwapen, een patroonhouder en munitie voorhanden heeft gehad;
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256
1/15
2722015
ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256, voorheen LJN BZ2256, Rechtbank ZeelandWestBrabant, 81151610
Feit 4: in bezit was van een vals dan wel vervalst reisdocument.
3 De voorvragen De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging. 4 De beoordeling van het bewijs 4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 1 (moord) en feit 2 (poging tot moord) geeft de officier van justitie aan dat het bewijs in deze zaak bestaat uit het ontbreken van alibi’s, technisch (DNA) bewijs, verklaringen van getuigen en de telecomgegevens op en rond 14 juli 2010. Verdachte heeft geen alibi. Hij heeft in het geheel niets verklaard over wat hij rond die datum heeft gedaan. Uit de Volkswagen Transporter – waarvan gebleken is dat deze is gebruikt bij de schietpartij van 14 juli 2010 – zijn meerdere persoonlijke gebruiksvoorwerpen onderworpen aan DNAonderzoek. Het DNAprofiel van verdachte werd op een aantal voorwerpen aangetroffen, onder te verdelen in de 1op1miljardhits, de hits waarbij geen statistische berekening gemaakt kon worden en de profielen waarbij verdachte niet uit te sluiten was. Het DNA van verdachte is aangetroffen (1op1miljardhit) op de knoop van de rechterschoen van een paar schoenen dat in de Volkswagen Transporter is aangetroffen. In dit paar schoenen waren twee iPods aanwezig. Zijn DNAprofiel werd op één van de twee iPods aangetroffen en is op de andere iPod niet uit te sluiten. In het paar schoenen zaten ook twee GSM’s en zijn DNAprofiel is niet uit te sluiten op één van die twee. Daarnaast is het DNAprofiel van verdachte niet uitgesloten op een AH tas en is het aangetroffen op de daarin zittende linnen tas. Ten slotte is het DNAprofiel van verdachte ook buiten de Volkswagen Transporter aangetroffen, namelijk op een handschoen. De officier van justitie verzoekt de rechtbank de DNAresultaten in onderling verband te bezien, omdat het in deze zaak de combinatie van sporen en resultaten is waarin hem de bewijskracht van de DNAresultaten zit. Voorts wijst de officier van justitie op de getuigenverklaringen van [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5]. Uit die verklaringen komt naar voren dat zij één of meer daders c.q. donker geklede mannen in de Engelse taal hebben horen spreken c.q. roepen. Uit onderzoek in de politiesystemen is daarnaast gebleken dat verdachte op 23 maart 2010 door de politie te Amsterdam is aangehouden in een auto. In deze auto werden onder andere schietvesten aangetroffen. Tijdens onderzoek is gebleken dat het schietvest dat is aangetroffen in de Volkswagen Transporter en de schietvesten die onder verdachte in beslag zijn genomen, behoren tot één en dezelfde partij. Bij voornoemde aanhouding van verdachte werd ook een TomTom navigatiesysteem in beslag genomen. In het geheugen van deze TomTom stond het adres van een loods in Vianen die in gebruik bleek te zijn bij medeverdachte [[mededader 1]] Tijdens een doorzoeking in de woning gelegen aan het [adres] werd een Volkswagen Golf in beslag genomen welke in gebruik was bij verdachte en [mededader 2]. Het kenteken van deze Golf bleek vals aangebracht en kwam uit dezelfde serie als de nieuwe kentekenplaten van de Volkswagen Transporter en de platen die zijn aangetroffen in de loods in Vianen. Daarnaast acht de officier van justitie de analyse van de telecomgegevens van wezenlijk belang voor deze zaak. De twee mobiele telefoons welke zijn aangetroffen in de linkerschoen in de Volkswagen Transporter kunnen beide worden toegeschreven aan verdachte. Eén van de telefoons van verdachte wordt door hem in Amstelveen gebruikt, terwijl de Volkswagen Transporter bij Nieuwegein op de A2 wordt gesignaleerd. De officier van justitie trekt hieruit de conclusie dat de telefoon die in gebruik was bij verdachte, pas op de avond van 14 juli 2010 (na 20:00 uur) in de bus terecht is gekomen. Aangezien verdachte belt met die telefoon voor het incident en na het incident meermalen daarop wordt ingebeld door zijn vriendin, mag ervan worden uitgegaan dat verdachte met die telefoon naar Breda is afgereisd en er op enig moment mee in de Volkswagen Transporter is gestapt. Gelet op de veelheid aan sporen en de combinatie van sporen van meerdere verdachten op één en hetzelfde voorwerp en gelet op de grote verwevenheid van de voertuigen waaraan de verdachten tactisch te koppelen zijn, is het op 14 juli 2010 in de Volkswagen Transporter aangetroffen sporenbeeld veroorzaakt door verdachte en de medeverdachten [mededader 1] en [mededader 2]. De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan betrokkenheid bij de schietpartij waarbij [slachtoffer 1] het leven heeft gelaten en diens moeder gewond is geraakt. De officier van justitie is van mening dat de zwijgende houding van verdachte mag worden meegenomen voor het bewijs. Ten aanzien van de kwalificatie heeft de officier van justitie gesteld dat het licht in de woonwagen aan was, de televisie aanstond en er zichtbaar mensen aan de keukentafel zaten. Door onder deze omstandigheden het vuur te openen op de woonwagen (met dunne wanden) is het opzet op de dood van die personen binnen gegeven. De vraag waar de officier van justitie zich vervolgens voor gesteld ziet is of er sprake is van voorbedachte raad. Verdachte is in een groep van minimaal zeven personen op weg gegaan naar een confrontatie op het woonwagenkamp, terwijl men gewapend was. Het onderzoek heeft geen enkele vorm van agressie of geweld vanuit de woonwagen voorafgaand aan de schietpartij kunnen vaststellen. Dat de verdachten met voorbedachte raad hebben gehandeld volgt daarnaast uit het feit dat de verdachten van vlakbij 27 kogels op de woonwagen hebben afgeschoten. Tijd voor bezinning is er geweest. Na ieder schot hadden de verdachten kunnen stoppen. Gelet op deze omstandigheden concludeert de officier van justitie dat de feiten zijn te kwalificeren als moord en poging tot moord. Tot slot dient de vraag te worden beantwoord of deze feiten alle verdachten kunnen worden aangerekend. De officier van justitie acht in dit verband van belang dat het duidelijk is dat de groep
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256
2/15
2722015
ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256, voorheen LJN BZ2256, Rechtbank ZeelandWestBrabant, 81151610
die op weg is gegaan naar het kamp, ervan is uitgegaan daar veel weerstand te kunnen ondervinden. De officier van justitie wijst hiervoor op de zware bewapening, het feit dat de verdachten gemaskerd waren, handschoenen droegen en hun mouwen hadden dichtgetaped en het feit dat er mobiele telefoons zijn gebruikt die op de dag van de schietpartij voor het eerst in de lucht kwamen. Gelet op deze omstandigheden hebben de leden van de groep beseft of moeten beseffen dat de avond zeer gewelddadig zou kunnen aflopen. De officier van justitie acht het medeplegen van moord en het medeplegen van poging moord wettig en overtuigend bewezen. Ter zake van feit 3 (bezit van een wapen, patroonhouder en munitie) en feit 4 (bezit van een vals paspoort) geeft de officier van justitie aan dat het wapen is aangetroffen in een kluis en het paspoort elders in de woning gelegen aan het [adres] te Amsterdam. Verdachte verbleef ten tijde van zijn aanhouding op dit adres. Op het wapen zijn DNAsporen aangetroffen welke te herleiden zijn naar verdachte. Op het aangetroffen paspoort op naam van [valse naam] is een foto van verdachte aangebracht. Het betreft een origineel Engels paspoort. Uit onderzoek is gebleken dat verdachte het paspoort ook gebruikte. De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het wapen (met bijbehorende munitie en patroonhouder) en een vals paspoort voorhanden heeft gehad.
4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is geweest. Daarmee dienen ook de vruchten van de aanhouding, zoals de Nederlandse DNAmatch en daaruit voortvloeiend de telecomanalyses, als onrechtmatig te worden aangemerkt. Hiertoe heeft de verdediging aangevoerd dat de DNAmatch zoals gerapporteerd door de Engelse autoriteiten beslissend is geweest voor het bevel tot aanhouding van [verdachte]. Nu deze rapportage “for intelligence use only” was en er verder niet is gebleken van toestemming van de Engelse autoriteiten, vormt de DNAmatch onvoldoende basis voor de inzet van dwangmiddelen, aldus de verdediging. De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van hetgeen onder de feiten 1 en 2 ten laste is gelegd. De mogelijke bewijsmiddelen betreffen overwegend DNAsporen en het onderzoek naar de telecommunicatie. Alle sporen die in de Volkswagen Transporter zijn aangetroffen, zijn bij uitstek “wandelsporen”, dat wil zeggen sporen op verplaatsbare goederen. Doordat het wandelsporen betreft kan op grond van de sporen niet gesteld worden dat de eigenaar van het DNA op de voorwerpen ook daadwerkelijk in de bus heeft gezeten. Veel van de aangetroffen sporen betreffen mengsporen. Bij een mengprofiel is van belang dat niet kan worden vastgesteld dat iemand bijvoorbeeld een bivakmuts/wapen heeft gedragen. Een persoon kan door overdracht een DNAprofiel op zijn handen/mond hebben gekregen en dit weer hebben afgezet op de bivakmuts of het wapen. Ten aanzien van de DNAprofielen verkregen door middel van de Low Copy Numbermethode geldt dat extra voorzichtigheid is geboden. De verdediging wijst op het feit dat het enige 1op1miljardspoor van verdachte een mengprofiel betreft op een knoop in een veter van een schoen. Niet geconcludeerd kan worden dat verdachte de schoen heeft gedragen en gezien het feit dat er DNAsporen van wellicht vier/zes verschillende personen in het mengspoor aanwezig lijken, is de verdediging van mening dat de bewijswaarde van het DNAmengspoor nihil is. Voorts wijst de verdediging erop dat het overdadige sporenbeeld doet denken aan een setup. Bovendien zijn er andere scenario’s denkbaar die de aanwezigheid van het DNAmateriaal kunnen verklaren. Met betrekking tot de telecomgegevens heeft de verdediging het volgende aangevoerd. De twee telefoons (met telefoonnummers eindigend op 8916 en 8494) die in eerdergenoemde schoen zijn aangetroffen, worden door het onderzoeksteam in relatie gebracht met verdachte. Niet is gebleken dat de telefoon van verdachte in Amstelveen wordt gebruikt terwijl de Volkswagen Transporter op de A2 te Nieuwegein wordt gesignaleerd. Niet vast staat dat verdachte om 20:07 uur de gebruiker van de telefoon is geweest. Op basis van de schaarse bevindingen met betrekking tot de trajectcontrole kunnen geen conclusies worden getrokken. Niet is vast te stellen waar de Volkswagen Transporter zich om 20:07 uur bevond. Tot slot weerspreekt de verdediging de stelling van de officier van justitie dat uit het feit dat [getuige 11] op 15 juli 2010 belt naar het nummer 8494 de conclusie kan worden getrokken dat verdachte met die telefoon naar Breda is gereisd en er op enig moment mee in de bus is gestapt. Met betrekking tot het opzet en het medeplegen heeft de verdediging het volgende aangevoerd. Er zijn belangrijke aanwijzingen dat de oorspronkelijke bedoeling van de zeven betrokkenen niet een moord of doodslag was. Het heeft er alle schijn van dat één van de betrokkenen – de eerste schutter – onverwacht het vuur heeft geopend. Op basis van de camerabeelden kan worden gesteld dat het niet de bedoeling is geweest dat er geschoten zou gaan worden. Tevens kan op basis van deze beelden worden vastgesteld dat er minimaal drie personen overblijven die niet geschoten hebben, dus in die zin kan geen opzet verweten worden. Zij hebben zich gedistantieerd door er vandoor te gaan. Niet uitgesloten mag worden dat verdachte één van de personen is geweest die zich kennelijk heeft gedistantieerd direct nadat de eerste schutter ongepland is gaan schieten. Uit de camerabeelden komt voorts naar voren dat er geen sprake is geweest van een aanslag of een afrekening. Mogelijk was het de bedoeling [getuige 1] te bedreigen, af te persen of te ontvoeren. Van een vooropgezet plan om iemand te vermoorden is niet gebleken. De verdediging betwist bovendien dat men kon weten dat er zich personen in de woonwagen bevonden. Voor het medeplegen van moord of doodslag moet dubbel opzet bewezen worden, namelijk opzet op het gronddelict alsmede opzet op het medeplegen. Opzet op het gronddelict kan niet blijken uit de voorbereidingen en de gebeurtenissen tot aan het moment dat de eerste schutter zijn wapen afvuurt. Andere omstandigheden waaruit het opzet gedestilleerd kan worden, komen niet uit het dossier naar voren. De eerste schutter gaat kennelijk verder dan de groepsbedoeling was. Uit vaste jurisprudentie blijkt dat degenen die daar niet aan meedoen, voor het meerdere niet strafbaar zijn. Voor de tenminste drie personen die niet hebben geschoten geldt dat zij niet als medepleger kunnen worden aangemerkt. Ter zake van de feiten 3 en 4 heeft de verdediging geen bewijsverweer gevoerd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256
3/15
2722015
ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256, voorheen LJN BZ2256, Rechtbank ZeelandWestBrabant, 81151610
De aanhouding van verdachte De verdediging heeft aangevoerd dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is geweest. Daarmee dienen ook de vruchten van de aanhouding, zoals de Nederlandse DNAmatch en daaruit voortvloeiend de telecomanalyses, als onrechtmatig te worden aangemerkt en te worden uitgesloten van het bewijs. Hiertoe heeft de verdediging aangevoerd dat de DNAmatch zoals gerapporteerd door de Engelse autoriteiten beslissend is geweest voor het bevel tot aanhouding van verdachte. Nu deze rapportage “for intelligence use only” was en er verder niet is gebleken van toestemming van de Engelse autoriteiten, vormt de DNAmatch onvoldoende basis voor de inzet van dwangmiddelen, aldus de verdediging.
De officier van justitie heeft betoogd dat het verweer met betrekking tot de onrechtmatigheid van de aanhouding al in het kader van de voorgeleiding bij de rechtercommissaris en de behandeling van het hoger beroep tegen het bevel tot inbewaringstelling bij het Hof ’sHertogenbosch is gevoerd. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich ertegen dat dit verweer nogmaals wordt gevoerd. De rechtbank overweegt dat het verweer van de verdediging ertoe strekt dat de Nederlandse DNA match en de telecomanalyses als onrechtmatig verkregen dienen te worden uitgesloten van de bewijsvoering nu deze zijn verkregen als gevolg van een volgens de verdediging onrechtmatige aanhouding. Een dergelijk verweer stuit niet af op hetgeen in het arrest van de Hoge Raad van 30 maart 2004 (LJN AM2533) is overwogen ten aanzien van vormverzuimen die betrekking hebben op bevelen inzake de toepassing van vrijheidsbenemende maatregelen die kunnen worden voorgelegd aan de rechtercommissaris, zo blijkt ook uit recentere rechtspraak (bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 17 januari 2012, LJN BT2518). De rechtbank zal het verweer dan ook inhoudelijk beoordelen. De rechtbank stelt vast dat de Unit Forensisch Technisch Onderzoek (Unit FTO) sporen heeft veiliggesteld, waaruit het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) DNAprofielen heeft afgeleid. Een aantal van deze DNAprofielen is naar de Engelse autoriteiten gezonden met het verzoek deze te vergelijken met in de Engelse databank aanwezige DNAprofielen. Op 24 september 2010 is de rapportage met de uitslag van het Engelse onderzoek ontvangen. Hierin kwam naar voren dat het DNAprofiel van verdachte matcht met het DNAprofiel afgeleid uit een spoor op een veterschoen aangetroffen in de Volkswagen Transporter. Vervolgens heeft de officier van justitie op 29 november 2010 een bevel tot aanhouding buiten heterdaad gegeven, waarna verdachte op 12 april 2011 is aangehouden. In de rapportage van de Engelse autoriteiten is vermeld dat de informatie met betrekking tot de DNA match wordt verstrekt “for intelligence use only”. Gelet hierop kent de rechtbank aan de informatie eenzelfde betekenis toe als aan CIEinformatie. Dergelijke informatie kan niet als bewijs in een strafzaak worden gebruikt, maar kan wel een redelijk vermoeden van schuld opleveren. In dit geval kan de informatie met betrekking tot de DNAmatch naar het oordeel van de rechtbank als concreet en specifiek worden aangemerkt. De informatie is bovendien betrouwbaar, nu deze afkomstig is van de Engelse autoriteiten. Hieraan doet niet af dat de match blijkens de rapportage “unverified” is. Op basis van de informatie van de Engelse autoriteiten, inhoudende dat het DNAprofiel van verdachte matcht met het DNAprofiel afgeleid uit een spoor op een veterschoen aangetroffen in de Volkswagen Transporter, heeft de officier van justitie een redelijk vermoeden van schuld aan de zijde van verdachte kunnen aannemen en diens aanhouding buiten heterdaad kunnen bevelen. De aanhouding is daarom rechtmatig geweest, zodat het verweer van de verdediging wordt verworpen. Feit 1 Vaststelling van de feiten
De woonwagen aan de [adres] Op 14 juli 2010 werd door de gemeenschappelijke meldkamer de melding doorgegeven van een schietpartij aan de [adres]. Op het moment dat de verbalisanten bij de woonwagen aankwamen waar de schietpartij had plaatsgevonden, hoorden zij dat mensen aan het gillen en schreeuwen waren dat er een ambulance moest komen. Uit de woonwagen kwam een vrouw met een bebloed hoofd en hals naar buiten lopen. Deze vrouw bleek [slachtoffer 2] te zijn. Bij de woonwagen lagen verschillende hulzen op de grond en ook werden er in en om de woning diverse kogelinslagen waargenomen. In de woonwagen zag de verbalisant een jongen op de grond in de woonkamer liggen in een plas met bloed. De jongen lag op zijn rug met zijn voeten richting de bank. Tussen de jongen en de bank lag nog een bloedvlek. De jongen is door ambulancemedewerkers, die inmiddels ter plaatse waren, in de ambulance gelegd, waarna zij het kamp hebben verlaten. Deze jongen bleek [slachtoffer 1] te zijn. Op het lichaam van [slachtoffer 1], is sectie verricht door het NFI. In het door het NFI uitgebrachte rapport is geconcludeerd dat [slachtoffer 1] letsels bij leven heeft opgelopen door inwerking van heftig uitwendig mechanisch perforerend geweld, zoals bijvoorbeeld door schoten. In het lichaam van [slachtoffer 1] werden twee schootskanalen aangetroffen. Eén schootskanaal verliep vanaf de rechterflank ter hoogte van de oksel naar de lever. Het tweede schootskanaal verliep vanaf de rechterheup naar de linkerheup. In het lichaam werden verder enkele andere perforaties waargenomen, die mogelijk veroorzaakt werden door metaalfragmenten of splinters van hout, glas of kunststof afkomstig uit het raamkozijn waardoor kennelijk werd geschoten. Het lichaam van [slachtoffer 1] was inwendig verbloed. Verbloeding ten gevolge van bovenstaande letsels kan het overlijden zondermeer verklaren.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op 14 juli 2010 samen met haar zoon [slachtoffer 1] aan de keukentafel zat toen zij iets aan de voordeur hoorde. Ze stond op en zag dat er een persoon voor de
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256
4/15
2722015
ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256, voorheen LJN BZ2256, Rechtbank ZeelandWestBrabant, 81151610
deur stond. Deze persoon was tegen de voordeur aan het trappen en direct daarop hoorde [slachtoffer 2] knallen. Zij realiseerde zich op dat moment dat er iemand op de woonwagen aan het schieten was en riep tegen [slachtoffer 1] dat hij op de grond moest gaan liggen. [slachtoffer 2] heeft niet gemerkt dat zij was geraakt aan haar voorhoofd, maar zag op enig moment dat er bloed over haar hoofd liep. Ze zag op dat moment ook dat [slachtoffer 1] was geraakt. Hij stond bij een stoel en [slachtoffer 2] zag dat er aan de zijkant van zijn lijf allemaal bloed zat en dat het bloed eruit stroomde. Na enige tijd is de ambulance gearriveerd waarna ze [slachtoffer 1] hebben afgevoerd naar het ziekenhuis. In het ziekenhuis is er een hagelkorrel uit de hoofdharen van [slachtoffer 2] gevallen. [getuige 1] heeft verklaard dat hij op dezelfde avond voor zijn woonwagen stond met [getuige 2]. Hij zag op enig moment zes à acht personen het kamp op komen lopen. De groep keek in zijn richting en riep: “What are you doing”. [getuige 2] heeft hierover verklaard dat toen hij met [getuige 1] stond te praten er een groep mensen kwam aangelopen. Hij hoorde iemand roepen: “What are you doing”. De mannen droegen bivakmutsen. [getuige 3] Naar aanleiding van de melding van de schietpartij op het woonwagenkamp aan de [adres] kwamen de noodhulp, de tactische recherche en de technische recherche ter plaatse. Door de Unit FTO werd een onderzoek ingesteld in en om het pand aan de [adres]. Op de woonwagen zijn minimaal 27 schoten afgevuurd. Zes inslagen bevonden zich in de voordeur en het kozijn aan de voorzijde van de woonwagen (vier schoten waren van kaliber 7,62 mm, twee schoten kaliber 12 hagel). Zes inslagen bevonden zich in de gevel en het raam aan de voorzijde van de woonwagen (vijf schoten van kaliber 7,62 mm en één schot kaliber 12 hagel). Ten slotte werden vijftien inslagen waargenomen in de gevel en het raam aan de straatzijde van de woonwagen (veertien schoten van kaliber 7,62 en één schot van kaliber 12 type Brenneke).
De Volkswagen Transporter Op 14 juli 2010 tussen 23:00 en 23:30 uur zijn er diverse meldingen binnengekomen over de schietpartij in de [adres]. In deze meldingen werd gesproken over een grijze bus waarin de daders zouden zijn vertrokken. Deze bus zou achtergelaten zijn op de kruising van de [adres] met de [adres] te Breda. Op voornoemde kruising werd een bestelbus aangetroffen. Het betrof een grijze Volkswagen Transporter, type Multivan, voorzien van het kenteken [( )]. Beide portieren werden in dichte stand, maar niet slotvast afgesloten, aangetroffen. Het raam van het bestuurdersportier stond op een kier. De Volkswagen Transporter was aan de rechterzijde voorzien van een schuifdeur die door de verbalisanten geopend werd aangetroffen.
[getuige 6] heeft verklaard dat zij op 14 juli 2010 omstreeks 23:10 uur hard geknal hoorde uit de richting van het woonwagenkamp. Ze zag een zilverkleurig busje van het kamp af racen. Het busje stopte op de kruising van de [adres] met de [adres]. Ze zag vier of vijf mannen met bivakmutsen op in de richting van de [adres] rennen. [getuige 7] heeft verklaard dat hij iets hoorde dat op vuurwerk leek. Direct daarna hoorde hij een schuifdeur van een busje dichtgaan. Dat geluid kwam vanuit de richting van het kamp. Even later zag hij een Volkswagen Transporter voorbij rijden vanaf de [adres]. De bus stopte op de hoek met de [adres]. Er renden vier mannen uit het busje. Drie van de vier mannen hadden in ieder geval een bivakmuts op. Gelet op deze getuigenverklaringen en het aantreffen van de Volkswagen Transporter neemt de rechtbank als vaststaand aan dat bij het schietincident gebruik is gemaakt van de Volkswagen Transporter. In de Volkswagen Transporter werden vijf vuurwapens aangetroffen, te weten een Zastava (AACT4969NL), een Sig Sauer (AACT4972NL), een Browning (AACT4975NL) en twee Walthers (AACT4966NL en AACT4964NL). Tussen de voor en middenstoelen van de Volkswagen Transporter zijn twee jerrycans met een vloeistof aangetroffen. Uit de vloeistoffen zijn monsters genomen met SINnummers AACT 4907NL en AACT 4908NL. Onderzoek van het NFI heeft uitgewezen dat de monsters benzine betreffen. De Volkswagen Transporter was voorzien van een dieselmotor. Voorts zijn in de Volkswagen Transporter vier schietvesten, zeventien paren handschoenen en acht bivakmutsen aangetroffen.
De parkeerplaats van de Audi A2 en de bosschages aan de [adres] Getuige [getuige 8] heeft verklaard dat hij op 14 juli 2010 omstreeks 22:50 uur samen met zijn vrouw [getuige 9] op het balkon van hun flatwoning []adres] Breda zat. Op enig moment zagen zij een Audi A2 voorzien van het kenteken [( )] het parkeerterrein op komen rijden. Niemand stapte op dat moment uit de auto. Nadat de Audi ongeveer 20 à 25 minuten geparkeerd stond, hoorde getuige [getuige 9] ongeveer vijf harde knallen. Volgens [getuige 9] waren de knallen afkomstig van het woonwagenkamp en betrof het geen vuurwerk maar schoten. Ongeveer vijf à zes minuten nadat [getuige 9] de knallen had gehoord zag [getuige 8] twee personen over de [adres] rennen komende uit de richting van de [adres]. Deze personen stapten in de Audi waarna deze met piepende banden weg reed. Getuige [getuige 5] – die zich in de nabijheid van de [adres] bevond – hoorde op dezelfde avond zes knallen. Enkele minuten nadat zij de schoten had gehoord hoorde zij een mannenstem: “move, move, move, move” roepen. De rechtbank leidt hieruit af dat de parkeerplaats aan de [adres] de plaats is waarover de getuigen [getuige 9] en [getuige 8] hebben verklaard. Door de verbalisanten is onderzoek ingesteld naar de plaats waar de Audi A2 heeft gestaan. Door de plaatselijke politie werden zij gewezen op het parkeervak waar de Audi A2 gestaan zou hebben. In de bosschages tussen de parkeerplaats waar de Audi gestaan zou hebben en de [adres] werd een handschoen aangetroffen. De bosschages waren ten tijde van het aantreffen van de handschoen vochtig, terwijl de handschoen op het zicht droog was. Hieruit leidt de rechtbank af dat de handschoen door één van de betrokkenen bij het schietincident is achtergelaten. De handschoen is veiliggesteld en gewaarmerkt onder nummer AACP3674NL. Voorts is een onderzoek ingesteld in de plantsoenen en brandgangen tussen de woonwagen aan de [adres] en de [adres]. Hierbij werden in de bosschages drie vuurwapens aangetroffen. Dit betroffen een Sig Sauer pistool (AACC5073NL), een Riotgun Maverick (AACC5074NL) en een Zastava (AACC5076NL). Ook deze wapens zijn veiliggesteld en voor onderzoek
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256
5/15
2722015
ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256, voorheen LJN BZ2256, Rechtbank ZeelandWestBrabant, 81151610
opgestuurd naar het NFI.
Relatie aangetroffen wapens en schietincident De vraag is of de wapens aangetroffen in de Volkswagen Transporter en de wapens aangetroffen in de bosschages aan de [adres] te koppelen zijn aan het schietincident bij de woonwagen aan de [adres]. Het NFI heeft in het munitievergelijkend onderzoek geconcludeerd dat het zeer veel waarschijnlijker is dat de twee hulzen (AACC5050NL en AACC5052NL) van kaliber 12 (de hagelpatronen) die aan de voorzijde van de woonwagen zijn aangetroffen, verschoten zijn met het hagelgeweer van het merk Maverick (AACC5074NL) dat in de bosschages is aangetroffen dan met een ander vuurwapen. Verder heeft het NFI vastgesteld dat het zeer veel waarschijnlijker is dat de zes koperen hulzen (AACC5041NL, 42NL, 43NL, 54NL, 55NL en 56NL), welke zijn gevonden aan de straatzijde en de voordeurzijde van de woonwagen, verschoten zijn met het aanvalsgeweer van het merk Zastava (AACC5076NL) dat in de bosschages is aangetroffen, dan met een ander vuurwapen. Ten slotte heeft het NFI geconcludeerd dat het waarschijnlijker is dat de dertien stalen hulzen (AACC5035NL tot en met AACC5040NL, AACC5044NL tot en met AACC5049NL en AACC5053NL), gevonden aan de straatzijde van de woonwagen, zijn verschoten met het aanvalsgeweer van het merk Zastava (AACT4969NL) dat in de Volkswagen Transporter is aangetroffen, dan met een ander wapen. De Unit FTO heeft voorts geconcludeerd dat, gelet op de plaats van het aantreffen van het soort hulzen in het jachtgeweer van het merk Browning, het schot in de thermopane ruit aan de voorzijde van de woonwagen en het schot in de thermopane ruit aan de linkerzijkant van de woonwagen zeer waarschijnlijk afkomstig zijn uit dit jachtgeweer. Dit door de Unit FTO als jachtgeweer aangeduide vuurwapen, wordt door het NFI omschreven als een hagelgeweer.
De rechtbank stelt vast dat het NFI met de hoogst mogelijke waarschijnlijkheidsgraad heeft geconcludeerd dat het aanvalsgeweer van het merk Zastava en het hagelgeweer van het merk Maverick die zijn aangetroffen in de bosschages bij het schietincident gebruikt zijn. Voor het aanvalsgeweer van het merk Zastava dat in de Volkswagen Transporter is aangetroffen geldt dat het NFI dit concludeert met de op één na hoogste waarschijnlijkheidsgraad. Voorts leidt de rechtbank uit de bevindingen van de Unit FTO af dat het zeer waarschijnlijk is dat het jachtgeweer van het merk Browning (dat is aangetroffen in de Volkswagen Transporter) bij het schietincident aan de [adres] gebruikt is. Op grond van het voorgaande staat voor de rechtbank vast dat met twee van de vijf in de Volkswagen Transporter aangetroffen vuurwapens en met twee van de drie in de bosschages aangetroffen vuurwapens op de woonwagen aan de [adres] is geschoten.
Het dodelijke schot Vaststaat dat [slachtoffer 1] door vuurwapengeweld om het leven is gekomen. Zoals hierboven is overwogen heeft er door het NFI sectie op het lichaam van [slachtoffer 1] plaatsgevonden. Bij de sectie werden twee projectielen in het lichaam van [slachtoffer 1] aangetroffen, die ieder voor zich een schootskanaal hadden veroorzaakt. Het lichaam was inwendig verbloed, welke inwendige bloedingen hem uiteindelijk fataal zijn geworden. De Unit FTO heeft op basis van de onderzoekgegevens van het NFI onderzoek gedaan naar de vraag met welk wapen de munitie is verschoten die [slachtoffer 1] dodelijk heeft verwond. Daarbij is uitgegaan van de volgende onderzoeksgegevens van het NFI. In het lichaam zijn een koperkleurige mantel en een stalen kern aangetroffen, welke zijn verzegeld met DNAzegels AACT3982NL en AACT3983NL. Volgens het NFI passen het manteldeel [AACT3982NL] en de metalen kern [AACT3983NL] het best bij het kaliber 7,62x39mm. Gezien de uiterlijke kenmerken past het manteldeel bij kogels op patronen van de merken Sellier & Bellot en Norinco. De metalen kern komt overeen met de metalen kernen die in munitie van het kaliber 7,62x39mm wordt aangetroffen. Ook is door het NFI vastgesteld dat het waarschijnlijker is dat de dertien patroonhulzen met kaliber 7,62x39mm (AACC5035NL tot en met AACC5040NL, AACC5044NL tot en met AACC5049NL en AACC5053), voorzien van het bodemstempel BXN 83, zijn verschoten met het aanvalsgeweer Zastava (AACT4969NL), aangetroffen in de Volkswagen Transporter, dan met enig ander wapen. Het bodemstempel BXN 83 heeft volgens de Unit FTO betrekking op Sellier & Bellot en het merk Norinco is in het onderzoek niet aangetroffen.
Bij haar onderzoek heeft de Unit FTO, naast de bevindingen van het NFI, tot uitgangspunt genomen dat het veel waarschijnlijker is dat de munitiedelen, aangetroffen in het lichaam van [slachtoffer 1], afkomstig zijn van één projectiel dan dat hij geraakt is door twee verschillende munitiedelen (mantel en kern) welke afkomstig zouden zijn van twee verschillende projectielen waarvan van het ene projectiel de mantel en van het andere projectiel de kern [slachtoffer 1] zou zijn binnengedrongen. De Unit FTO concludeert op basis van de onderzoeksgegevens van het NFI, en ervan uitgaande dat de munitiedelen aangetroffen in het lichaam van [slachtoffer 1] één projectiel hebben gevormd, dat het veel waarschijnlijker is dat [slachtoffer 1] is overleden door één kogel verschoten door de Zastava (AACT4969NL) aangetroffen in de Volkswagen Transporter, dan door enig ander wapen. Op grond van de hiervoor genoemde onderzoeksbevindingen van het NFI en de Unit FTO en de eerdere vaststelling dat de Volkswagen Transporter is gebruikt bij het schietincident bij de woonwagen, concludeert de rechtbank dat de Zastava die in de Volkswagen Transporter werd aangetroffen het wapen is waarmee de munitie is verschoten waardoor [slachtoffer 1] dodelijk is verwond. De betrokkenheid van verdachte
De resultaten van het DNAonderzoek In de Volkswagen Transporter werden naast de eerder genoemde wapens diverse persoonlijke gebruiksvoorwerpen aangetroffen. In de Volkswagen Transporter werd een rechterschoen
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256
6/15
2722015
ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256, voorheen LJN BZ2256, Rechtbank ZeelandWestBrabant, 81151610
aangetroffen van het merk Onitsuka. De schoen is in beslag genomen en verzegeld middels zegel AACT4956NL. De aangetroffen schoen is voor DNAonderzoek opgestuurd naar het NFI. Het NFI heeft de schoen bemonsterd. Daarbij is de bemonstering van het geknoopte deel van een veter van de schoen onder zegel [AACT4956NL]#02 veiliggesteld voor onderzoek. Door het NFI is geconstateerd dat het DNA in het sporenmateriaal met DNAidentiteitszegel [AACT4956NL]#2 afkomstig kan zijn van een onbekende man B. Man B blijkt verdachte te zijn. De kans dat een willekeurig gekozen persoon hetzelfde DNAprofiel heeft als dat van het spoor is kleiner dan één op één miljard.
In deze rechterschoen werd tevens een Ipod van het merk Apple aangetroffen. Deze Ipod is in beslag genomen. Het scherm en de knoppen van de Ipod zijn bemonsterd en verzegeld middels DNAzegel AACT4948NL. Door het NFI is geconstateerd dat het DNA in het sporenmateriaal met het identiteitszegel AACT4948NL afkomstig kan zijn van verdachte en minimaal één andere persoon. Voorts werd in de Volkswagen Transporter een boodschappentas met het opschrift “Albert Heijn” aangetroffen. In deze tas zat een linnen tas welke in beslag is genomen en waarvan de handvaten zijn verzegeld middels DNAzegel AACT4461NL. Door het NFI is geconstateerd dat het DNA in het sporenmateriaal met DNAidentiteitszegel AACT4461NL#01 (handvat 1) afkomstig kan zijn van verdachte en minimaal twee andere personen. Het sporenmateriaal met DNAidentiteitszegel AACT4461NL#02 (handvat 2) kan afkomstig zijn van verdachte, medeverdachte [mededader 1] en minimaal één andere persoon. Tot slot werd, zoals hierboven overwogen, een handschoen aangetroffen in de bosschages gelegen tussen de parkeerplaats waar de Audi A2 gestaan zou hebben en de [adres]. De handschoen is in beslag genomen en verzegeld middels DNAzegel AACP3674NL. Door het NFI is geconstateerd dat het DNA in het sporenmateriaal met dit identiteitszegel afkomstig kan zijn van verdachte en minimaal twee andere personen waarbij [mededader 1] niet kon worden uitgesloten. Voor de sporen [AACT4948NL], [AACT4461NL] en [AACP3674NL] geldt dat een statistische berekening voor het vaststellen van de wetenschappelijke bewijswaarde van de gevonden match vanwege de complexiteit van de DNAprofielen niet is uitgevoerd.
De mobiele telefoons aangetroffen in de Volkswagen Transporter In de Volkswagen Transporter zijn twee mobiele telefoons van het merk Nokia aangetroffen. Beide telefoons zaten in een linkerschoen van het merk Onitsuka. Het ging om een mobiele telefoon met serienummer 358295039883305 (hierna te noemen: Nokia 3305) en een mobiele telefoon met serienummer 359331032876217 (hierna te noemen: Nokia 6217). In de Nokia 3305 bevond zich een simkaart met telefoonnummer [06....]. In de periode van 8 tot en met 14 juli 2010 is gebruik gemaakt van vier verschillende simkaarten in de Nokia 3305, met de nummers: [06....] [06....], [06.....] en [06....]. In de contactenlijst van de Nokia 3305 was het mobiele nummer [06....] opgenomen met de naam [een naam]h. Dit telefoonnummer[getuige 11]op naam van [naam en adres]. Op di[naam behorend bij het telefoon[getuige 11] onder andere [naam en adres], ingeschreven. Met alle vier telefoonnummers van de simkaarten die in de Nokia 3305 hadden gezeten, zijn veelvuldig telefonische contacten geweest met het telefoonnummer [06....] ([een naam]). [naam behorend bij het telefoon[getuige 11] heeft verklaard dat zij gebruik maakt van het telefoonnummer [06....]. Op 15 juli 2010 en 18 juli 2010 is vanaf het nummer [06....] ([een naam]) een aantal keren getracht contact te zoeken met de telefoonnummers [06....] [06.....] en 066378916. Er kwam geen verbinding tot stand. Hiermee geconfronteerd heeft [naam behorend bij het telefoon[getuige 11] verklaard dat dit nummers van een man die zij kent als [voornaam verdachte] moeten zijn geweest. Zij herkent verdachte van een foto als de [voornaam verdachte] die zij bedoelt. Deze [voornaam verdachte] wisselde vaak van nummer. Bij de rechtercommissaris heeft [naam behorend bij het telefoon[getuige 11] verklaard dat zij op de dag van de moord heeft gebeld naar alle telefoonnummers van [voornaam verdachte] die zij had, maar dat zij geen gehoor kreeg.
Vanuit de Nokia 3305 is een smsbericht verstuurd naar het telefoonnummer [06...] met de tekst “Morning its [adres]”. Dit (getuige 10 nu]mmer staat op naam van [naam en adres] [[getuige 10] heeft verklaard gebruik te maken van dit telefoonnummer. Het smsbericht met de tekst “Morning its [adres]” heeft zij gekregen van een man die zij kent als [voornaam verdachte] [verdachte]. De Nokia 3305 kwam op 8 juli 2010 om 0:59 uur voor het eerst voor op het Nederlandse mobiele telefoonnetwerk. De telefoon straalde op dat moment een mast aan ter hoogte van een start en landingsbaan van luchthaven Schiphol. Verdachte heeft een vlucht geboekt bij Transavia voor een retourvlucht Amsterdam (Schiphol) Malaga. De terugreis was geboekt voor vlucht HV6118 op 7 juli 2010. Deze vlucht is op 8 juli 2010 om 01:02 uur geland op Schiphol. Gelet op de hierboven weergegeven telefoongegevens, de verklaringen van de getuige [getuige 11] en de getuige [getuige 10] en de vluchtgegevens neemt de rechtbank als vaststaand aan dat verdachte in de periode van 8 tot en met 14 juli 2010 gebruik heeft gemaakt van de Nokia 3305 die in de Volkswagen Transporter is aangetroffen. De Nokia 6217 kwam op 13 juli 2010 om 16:38 uur voor het eerst op het Nederlandse netwerk. In de periode van 13 juli tot en met 14 juli 2010 heeft zich in de Nokia 6217 alleen de simkaart met telefoonnummer [06....] bevonden. In de contactenlijst van de Nokia 6217 stonden slechts de volgende namen en telefoonnummers: [naam] met het nummer [06....], Nu met het nummer [06....] en [naam] met het nu[000....]] Op 13 en 14 juli 2010 waren er veelvuldig telefonische contacten met [06....] ([naam]) en [000....] ([naam]). Om te bepalen bij wie de Nokia 6217 in gebruik is geweest, zal de rechtbank eerst nagaan wie destijds gebruik maakten van de telefoonnummers in de contactenlijst. Op 26 mei 2010, omstreeks 23:45 uur, kwam het telefoonnummer [06....] ([naam]) voor het eerst op het Nederlandse mobiele telefoonnetwerk. Daarbij werd gebruik gemaakt van een zendmast in de onmiddellijke omgeving van het woonadres van [vriendin verdachte 2] en [voornaam verdachte 2] [mededader 2] aan de [adres]1 te Rotterdam. Tussen 26 mei 2010 en 14 juli 2010 zijn er maar vijf
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256
7/15
2722015
ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256, voorheen LJN BZ2256, Rechtbank ZeelandWestBrabant, 81151610
avonden dat het telefoonnummer [06....] ([naam]) geen contact heeft met het telefoonnummer[06.....]] Vier van deze avonden zijn allebei de telefoons in de omgeving van de [adres]. Het telefoonnummer [06.....] wordt door getuige [getuige 12] genoemd als het telefoonnummer van [vriendin verdachte 2]. Vanaf 14 september 2010 wordt door onder meer de broer, de moeder, de vader en de oma van [vriendin verdachte 2] contact gezocht met het nummer [06.....]] Voorts is op 6 november 2010 om 18:20:23 uur door het nummer [06....], in gebruik bij [naam van tel[getuige 13]] getracht contact op te nemen met het nummer [06....]. Om 18:20:52 wordt er vervolgens gebeld met de vader van [vriendin verdachte 2], waarbij [getuige 13] aangeeft dat hij [vriendin verdachte 2] heeft gebeld, maar dat hij een oud nummer van haar heeft. Hieruit leidt de rechtbank af dat het telefoonnummer [06.....] in gebruik is bij [vriendin verdachte 2], de vriendin van [voornaam verdachte 2] [mededader 2]. Voorts is er regelmatig contact tussen het nummer [06....] ([naam]) en het telefoonnummer [000....]. Dit telefoonnummer staat op naam van de moeder van [voornaam verdachte 2] [mededader 2]. [voornaam verdachte 2] [mededader 2] is op 6 juni 2010 met vlucht HV5024 van Malaga naar Rotterdam gereisd. De geplande aankomsttijd op de luchthaven van Rotterdam was 13:25 uur. Vanaf 6 juni 2010 om 13:20 uur kwam het nummer [06....] ([naam]) weer op het Nederlandse mobiele telefoonnetwerk bij de luchthaven van Rotterdam. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat het nummer [06....] ([naam]) in gebruik was bij [voornaam verdachte 2] [mededader 2]. [voornaam verdachte 2] [mededader 2] is de halfbroer van verdachte. Voor het telefoonnummer [000....] ([naam]) geldt het volgende. Bij zijn aanhouding op 23 maart 2010 had verdachte een mobiele telefoon bij zich, waarin onder meer het nummer [000....] was vermeld. Bij een doorzoeking in de woning aan de [adres] werd een telefoon van het merk BlackBerry in beslag genomen. In deze telefoon stond als contact het nummer [000....] onder de naam “[naam vriendin verdachte]”[getuige 13] heeft verklaard dat verdachte een vriendin heeft genaamd [voornaam vriendin verdachte]. Bij de doorzoeking van het [adres] te Amsterdam, de woning waar verdachte is aangehouden, is een mobiele telefoon aangetroffen met daarin de aantekening: “[nummer en naam kaarthouder (vriendin verdachte)] card adress”. Verdachte heeft na zijn aanhouding op 23 maart 2010 bezoek gehad van [vriendin van verdachte]. Voorts was voornoemde [naam] vermeld op de lijst van namen van wie verdachte gedurende zijn huidige detentie bezoek wilde ontvangen. De rechtbank leidt hieruit af dat het telefoonnummer [000....] in gebruik was bij [vriendin van verdachte], de vriendin van verdachte. Gelet op de veelvuldige contacten op 13 en 14 juli 2010 tussen het telefoonnummer [06...]4 in de Nokia 6217 en telefoonnummers in gebruik bij [voornaam verdachte 2] [mededader 2], de halfbroer van verdachte, en [vriendin van verdachte], de vriendin van verdachte, neemt de rechtbank als vaststaand aan dat de Nokia 6217 in die periode in gebruik is geweest bij verdachte. Gelet op het voorgaande staat voor de rechtbank vast dat de twee mobiele telefoons van het merk Nokia die in de linkerschoen van het merk Onitsuka in de Volkswagen Transporter werden aangetroffen, in de periode voorafgaand aan het schietincident in gebruik waren bij verdachte.
Schietvesten Tussen de voor en middenstoelen van de Volkswagen Transporter werd een boodschappentas met het opschrift “Albert Heijn” aangetroffen. In deze boodschappentas bevond zich onder meer een schietvest met het opschrift “Engarde”. Dit schietvest werd veiliggesteld onder nummer AACT4937NL. Op het schietvest was handgeschreven het nummer 65764 vermeld. In maart 2010 is [verdachte] gecontroleerd in een voertuig in Amsterdam. Hierbij zijn onder meer twee kogelwerende vesten in beslag genomen. Deze vesten waren afkomstig van het bedrijf Engarde en waren voorzien van de nummers 65818 en 65825. Onderzoek wees uit dat de vesten waren verkocht aan het bedrijf Detectnu Products B.V. Op de factuur in verband met deze verkoop staat, naast de serienummers 65818 en 65825, ook het nummer 65764 vermeld. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat verdachte in maart 2010 beschikte over twee schietvesten die behoren tot dezelfde partij schietvesten als het schietvest dat na het schietincident op 14 juli 2010 in de Volkswagen Transporter is aangetroffen.
Conclusie ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij het schietincident het volgende is komen vast te staan. Het DNAprofiel van verdachte matcht met het DNAprofiel afgeleid uit een spoor op het geknoopte deel van een rechter veterschoen van het merk Onitsuka aangetroffen in de Volkswagen Transporter. Dit betreft een zogenoemde 1op1miljardmatch. Voorts is er een match tussen het DNAprofiel van verdachte en DNAprofielen van sporen op twee handvaten van een linnen tas in een Albert Heijn tas, van sporen op een Ipod uit eerdergenoemde rechter veterschoen en van een spoor aan de binnenzijde van een handschoen ten aanzien waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat die door één van de betrokkenen bij het schietincident is achtergelaten. Het NFI heeft deze matches niet statistisch kunnen onderbouwen. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat twee mobiele telefoons, aangetroffen in de linkerschoen van het merk Onitsuka, in gebruik zijn geweest bij verdachte. Bovendien is in eerdergenoemde Albert Heijntas, aangetroffen in de Volkswagen Transporter, een schietvest gevonden dat behoort tot dezelfde partij schietvesten als de schietvesten waarover verdachte in maart 2010 beschikte. Vaststaat dat bij het schietincident gebruik is gemaakt van de Volkswagen Transporter. Ten slotte is door een aantal van de bij het schietincident betrokken personen in de Engelse taal gesproken, terwijl verdachte is geboren in het Verenigd Koninkrijk.
De rechtbank overweegt dat verdachte heeft verklaard dat hij sommige voorwerpen misschien wel heeft aangeraakt en dat de schoenen die daar waren, niet van hem zijn. Voor het overige heeft verdachte zich beroepen op zijn zwijgrecht. De vraag is of hieraan betekenis kan worden gehecht bij
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256
8/15
2722015
ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256, voorheen LJN BZ2256, Rechtbank ZeelandWestBrabant, 81151610
de waardering van het bewijsmateriaal. De rechtbank stelt voorop dat het zwijgrecht besloten ligt in het fair hearingbeginsel van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De rechter kan het zwijgen van een verdachte echter in zijn bewijsoverwegingen betrekken, indien de verdachte aangaande een voor hem bezwarende, voor het bewijs redengevende omstandigheid geen redelijke verklaring geeft, welke die redengevendheid ontzenuwt. Op grond van de Europese rechtspraak dient er dan wel een “prima facie case” te zijn tegen de verdachte, met rechtstreeks bewijs dat sterk genoeg is om een antwoord van de verdachte te verlangen, waarbij het bewijsmateriaal op alle wezenlijke elementen van de beschuldiging een “formidable case” tegen de verdachte vormt. De rechtbank is van oordeel dat hiervan in dit geval sprake is. Het door de rechtbank hierboven beschreven bewijs tegen verdachte wijst erop dat hij een paar schoenen in de Volkswagen Transporter heeft neergezet en daarin twee mobiele telefoons en tenminste één Ipod heeft achtergelaten. Voorts wijst het bewijs erop dat hij een Albert Heijntas, met daarin onder meer drie schietvesten, naar de Volkswagen Transporter heeft meegenomen en dat hij nabij het woonwagenkamp een handschoen heeft achtergelaten. Onder deze omstandigheden mag van verdachte worden verlangd dat hij een redelijke verklaring geeft die het aanwezige bewijsmateriaal ontzenuwt. Verdachte heeft volstaan met de verklaring dat hij sommige voorwerpen misschien wel heeft aangeraakt, zonder uit te leggen hoe deze voorwerpen in de Volkswagen Transporter zijn terechtgekomen. De rechtbank zal het zwijgen van verdachte dan ook bij de waardering van het bewijsmateriaal betrekken. De verdediging heeft aangevoerd dat alle sporen waarop DNAmateriaal is aangetroffen, zogenoemde wandelsporen zijn. Dit zijn sporen die zijn aangebracht op verplaatsbare voorwerpen. Dergelijke sporen kunnen op het voorwerp zijn aangebracht op een andere plaats en op een ander tijdstip dan waar het voorwerp is aangetroffen. Ook gaat het veelal om mengsporen, waarbij niet kan worden vastgesteld in welke volgorde de donoren het DNAmateriaal op het spoor hebben achtergelaten. De uitkomsten van het DNAonderzoek hebben daarom slechts een geringe bewijswaarde, aldus de verdediging. Bovendien kan niet uitgesloten worden dat sprake is van een opzetje, in de zin dat derden de voorwerpen in de Volkswagen Transporter hebben geplaatst om de aandacht van henzelf af te leiden. De rechtbank overweegt dat de sporen ten aanzien waarvan een DNAmatch met verdachte is vastgesteld, inderdaad verplaatsbare sporen zijn. Voorts is het juist dat het gaat om mengprofielen. Hiermee houdt de rechtbank rekening bij de waardering van de uitkomsten van het sporenonderzoek voor het bewijs. De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van vijf sporen is vastgesteld dat er een match is met het DNAprofiel van verdachte, waarbij één match een zogenoemde 1op1miljard match betreft. Voorts worden de uitkomsten van het sporenonderzoek ondersteund door de bevindingen ten aanzien van de aangetroffen mobiele telefoons en schietvesten. Gelet op de hoeveelheid aangetroffen voorwerpen die in verband kunnen worden gebracht met verdachte, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat sprake is van een opzetje zoals bedoeld door de verdediging. De verdediging heeft voorts aangevoerd dat er andere scenario’s mogelijk zijn, die de aanwezigheid van het sporenmateriaal zouden kunnen verklaren. Zo is het mogelijk dat verdachte en zijn medeverdachten wapens of schietvesten en dergelijke hebben geleverd, bezig waren met het voorbereiden van iets anders of ooit een gewapende overval hebben gepleegd en later hun spullen aan de daders hebben afgestaan. De rechtbank overweegt dat verdachte zelf geen verklaring heeft gegeven voor het aantreffen van sporen die tot hem te herleiden zijn, behalve dat hij sommige voorwerpen misschien wel heeft aangeraakt. Bovendien passen de door de verdediging geschetste scenario’s niet in het aantreffen van een paar schoenen met daarin twee mobiele telefoons en twee I pods. Dit duidt er veeleer op dat de bezitter bewust een aantal persoonlijke voorwerpen, die niet nodig waren bij het plegen van het strafbare feit en tot hem herleidbaar waren, heeft achtergelaten in de Volkswagen Transporter, met de bedoeling deze na afloop weer bij zich te steken. De rechtbank gaat daarom voorbij aan het verweer van de verdediging dat andere scenario’s de aanwezigheid van het sporenmateriaal kunnen verklaren. Gelet op de hierboven weergegeven uitkomsten van het sporenonderzoek, die worden ondersteund door de bevindingen ten aanzien van de aangetroffen mobiele telefoons en schietvesten, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte één van de personen is geweest die op 14 juli 2010 met Volkswagen Transporter naar de woonwagen van de slachtoffers aan de [adres] in Breda is gegaan, mede gelet op het feit dat verdachte geen verklaring heeft gegeven voor het genoemde bewijsmateriaal. Juridische kwalificatie
Feitelijke toedracht van het schietincident Na het schietincident heeft onderzoek plaatsgevonden in de woonwagen aan de [adres]. In de voorgevel bevonden zich twee ramen. De rolluiken voor deze ramen waren volledig geopend. In de linkerzijgevel van de woonwagen bevonden zich een schuifpui, een raam (met een gesloten rolluik) en een dubbele voordeur. Rechts en links naast de voordeuren bevond zich een raam. Vóór de voordeur was een verhoogd bordes, met aan beide zijden een stenen trap. Op de eerste verdieping was een televisietoestel ingeschakeld. In diverse vertrekken van de woning brandde een aantal lampen. Getuige [naam slachtoffer 1], de vader van [slachtoffer 1], heeft verklaard dat hij boven televisie aan het kijken was, toen hij gebonk en daarna knallen hoorde. Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij die avond het rolluik bij de voordeur nog niet naar beneden had gedaan.
In het kader van het strafrechtelijk onderzoek genaamd Carneool zijn door de Nationale Recherche van het Korps Landelijke Politiediensten camera's geplaatst. Deze waren gericht op de voorzijde en de linkerzijkant van de woonwagen gelegen aan de [adres]. Ten tijde van het schietincident waren deze
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256
9/15
2722015
ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256, voorheen LJN BZ2256, Rechtbank ZeelandWestBrabant, 81151610
camera’s in werking. Ter zitting zijn de camerabeelden van het schietincident een aantal malen bekeken. Daarbij heeft de rechtbank geconstateerd dat er in totaal zeven personen bij het schietincident aanwezig zijn. Voorts is op de camerabeelden te zien dat via twee ramen van de woonwagen licht van binnen naar buiten schijnt. Verbalisant [verbalisant 1] heeft de camerabeelden gedetailleerd beschreven. Hij ziet een bus in de richting van de woonwagen rijden. Nadat de bus is gestopt, ziet hij personen rondom de bus lopen. Een aantal personen loopt richting het trapje van de toegangsdeur van de woonwagen. Eén van deze personen loopt het trapje op. Deze persoon heeft een op een vuistvuurwapen gelijkend voorwerp in zijn handen. Eén van de andere personen heeft een lang vuurwapen in zijn handen. De persoon op het bordes klopt/bonkt op de toegangsdeur. De persoon met het lange vuurwapen heeft het vuurwapen in de aanslag. De persoon op het bordes schopt tweemaal tegen de voordeur. Er zijn zeven personen zichtbaar. De persoon met het lange vuurwapen richt op de toegangsdeur. De persoon op het bordes gaat het trapje af en de persoon met het lange vuurwapen vuurt op de toegangsdeur. Terwijl deze persoon het trapje afgaat, wordt er nogmaals geschoten door de persoon met het lange vuurwapen. Vervolgens vuurt een andere persoon op de woonwagen. Hierna wordt door deze persoon en nog een derde persoon op de woonwagen geschoten. De persoon die het trapje is opgelopen, is niet één van deze schietende personen. Men gaat al schietend terug naar de bus. Vervolgens wordt er nogmaals op de woonwagen geschoten. Bij de bus aangekomen komt er een persoon schietend in beeld. Deze persoon schiet in totaal drie keer. De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat bij het schietincident gebruik is gemaakt van de Volkswagen Transporter. De rechtbank stelt op grond van de beschrijving van de camerabeelden vast dat een aantal van de bij het schietincident aanwezige personen uit de Volkswagen Transporter is gekomen. Op de camerabeelden is te zien dat van de zeven aanwezige personen, vier personen een wapen droegen. De rechtbank kan uit de camerabeelden niet afleiden dat door meer dan drie personen is geschoten. Dit volgt ook niet uit het wapenonderzoek, waaruit blijkt dat met vier wapens op de woonwagen is geschoten. Zoals de verdediging terecht heeft aangevoerd, kan immers niet worden uitgesloten dat één van de schutters meer dan één wapen heeft gehanteerd. De rechtbank neemt daarom als vaststaand aan dat minimaal drie personen op de woonwagen hebben geschoten. Hierboven is reeds vastgesteld dat er in totaal 27 schoten zijn afgevuurd.
(Voorwaardelijk) opzet Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg in dit geval de levensberoving is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Dit is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten. Niet alleen is vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het behoudens contraindicaties niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank overweegt dat het schietincident omstreeks 23:00 uur heeft plaatsgevonden. Op dit tijdstip is het gebruikelijk dat mensen in hun woning aanwezig zijn. De rolluiken van de voordeur van de woonwagen waren open. In de woning brandde licht, hetgeen blijkens de camerabeelden buiten zichtbaar is geweest. Voorts was er een televisietoestel ingeschakeld, zodat er ook geluid in de woning is geweest. Door onder deze omstandigheden op korte afstand 27 schoten af te vuren op de woonwagen, hebben de daders bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er personen in de woonwagen aanwezig zouden zijn en dat deze personen door een of meer van de kogels dodelijk getroffen zouden worden. Het feit dat niet is komen vast te staan dat de daders [slachtoffer 1] en zijn moeder hebben kunnen zien, doet hier niet aan af. Er is daarom sprake van voorwaardelijk opzet op de levensberoving van zowel [slachtoffer 1] als zijn moeder.
Voorbedachte raad Voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen is niet gebleken dat sprake is geweest van een vooropgezet plan om [slachtoffer 1], zijn moeder of een andere persoon in de woonwagen te doden of zelfs van een vooropgezet plan om op de woonwagen te schieten. Het feit dat de zeven personen met vuurwapens naar de woonwagen zijn gegaan, betekent niet noodzakelijkerwijs dat er een dergelijk plan is geweest. Het is niet uitgesloten dat deze personen andere bedoelingen hadden, zoals het ontvoeren, afpersen of bedreigen van de vader van [slachtoffer 1] of iemand anders, en dat pas gaandeweg is besloten om op de woonwagen te gaan schieten. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat er met voorbedachte raad is gehandeld, zodat verdachte zal worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde medeplegen van moord en het onder feit 2 primair tenlastegelegde medeplegen van poging tot moord.
Medeplegen De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat verdachte één van de zeven personen is geweest die bij het schietincident aanwezig is geweest. Uit het voorgaande volgt dat ten aanzien van vier van de zeven aanwezige personen niet is komen vast te staan dat zij op de woonwagen hebben geschoten. Voorts staat ten aanzien van drie van de aanwezige personen niet vast dat zij een vuurwapen bij zich
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256
10/15
2722015
ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256, voorheen LJN BZ2256, Rechtbank ZeelandWestBrabant, 81151610
droegen. Nu niet duidelijk is welke van de zeven personen verdachte is geweest, kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte op de woonwagen heeft geschoten of dat hij een vuurwapen bij zich droeg. De vraag is of hij zich desondanks heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van doodslag en poging tot doodslag.
De rechtbank overweegt dat verdachte met een aantal anderen in een Volkswagen Transporter naar het woonwagenkamp in Breda is gegaan. In de Volkswagen Transporter waren schietvesten, bivakmutsen, handschoenen en twee jerrycans met benzine aanwezig. Gelet op het feit dat de Volkswagen Transporter een dieselmotor had, is het zeer aannemelijk dat de benzine bestemd was om de Volkswagen Transporter in brand te steken om sporen uit te wissen. Vaststaat dat naar de woonwagen een vuistvuurwapen, twee hagelgeweren en twee aanvalsgeweren zijn meegenomen. Deze aanvalsgeweren betreffen volautomatische wapens. In ieder geval een aantal van de betrokkenen droeg bivakmutsen. Uit de camerabeelden blijkt dat de vuurwapens voor alle aanwezige personen zichtbaar moeten zijn geweest. Naar het oordeel van de rechtbank moest verdachte onder deze omstandigheden ernstig rekening houden met de mogelijkheid dat met een aantal zware wapens op de woonwagen geschoten zou worden. Desondanks heeft verdachte zich, toen het nog kon, niet gedistantieerd, maar is hij bij de groep gebleven totdat er werd geschoten. Gelet op het voorgaande was er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij het opzet van verdachte gericht is geweest op het medeplegen van doodslag en poging tot doodslag. De rechtbank acht daarom het onder feit 1 impliciet subsidiair tenlastegelegde medeplegen van doodslag op [slachtoffer 1] en het onder feit 2 impliciet subsidiair tenlastegelegde medeplegen van poging tot doodslag op diens moeder wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3 Op 12 april 2011 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in de woning aan het [adres] te Amsterdam. In een kluis in deze woning is een Glock met daarbij tien patronen aangetroffen. In de kluis is voorts een losse patroonhouder met twaalf patronen aangetroffen. Het wapen en de patronen zijn onderzocht door het Regionaal Bureau Wapens en Munitie van de politie Midden en West Brabant. In dit onderzoek is naar voren gekomen dat de Glock een pistool, merk Glock, type 26, van het kaliber 9 x 19 mm betreft. Het pistool is een vuurwapen van categorie III als bedoeld in de Wet wapens en munitie. In de houder van de Glock zijn tien 9 x 19 mm scherpe kogelpatronen aangetroffen. In de losse patroonhouder bevonden zich ten tijde van de doorzoeking twaalf 9 x 19 mm scherpe kogelpatronen. Voor eerdergenoemde 22 kogelpatronen geldt dat het gaat om munitie van categorie III als bedoeld in de Wet wapens en munitie.
De vraag is of verdachte het vuurwapen en de munitie voorhanden heeft gehad. Het bewijs van het bestanddeel 'voorhanden hebben' veronderstelt dat de verdachte over de desbetreffende voorwerpen moet hebben kunnen beschikken en voorts en in het verlengde daarvan, dat er sprake is van (een zekere) bewustheid van de verdachte met betrekking tot de aanwezigheid van die voorwerpen. Verdachte is op 12 april 2011 aangehouden in de woning aan het [adres] te Amsterdam. [getu[getuige 14] heeft verklaard dat [voornaam verdachte 2] [mededader 2] het appartement aan het [adres] te Amsterdam vanaf november 2010 heeft gehuurd. [mededader 2], en later zijn broertje [voornaam verdachte], woonden in het appartement. Verdachte is een halfbroer van [voornaam verdachte 2] [mededader 2]. Eén week voor de doorzoeking heeft getuige [getuige 14] deze [voornaam verdachte] in het appartement gesproken over de mankementen van het appartement. [mededader 2] zat op dat moment vast in Engeland. [getuige 13] heeft verklaard dat verdachte van oktober of november 2010 tot februari 2011 boven hem in Scheveningen heeft gewoond. Na Scheveningen is verdachte in Amsterdam gaan wonen, daar waar hij ook werd aangehouden. De rechtbank neemt gelet op het voorgaande als vaststaand aan dat verdachte ten tijde van het aantreffen van het vuurwapen en de munitie op 12 april 2011 in de woning aan het [adres] te Amsterdam verbleef. De woning werd op dat moment gehuurd door [mededader 2]. [mededader 2] is op 12 april 2011 aangehouden in Engeland. Hij zat daar vanaf 15 februari 2011 gedetineerd. Dit betekent dat [mededader 2] in ieder geval vanaf 15 februari 2011 niet meer in de woning aan het [adres] te Amsterdam verbleef. In de kluis in de woning aan het [adres] te Amsterdam werd, naast het vuurwapen en de munitie, een paspoort op naam van verdachte aangetroffen. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte gebruik maakte van de kluis. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte over het vuurwapen en de munitie heeft kunnen beschikken en zich van de aanwezigheid daarvan in de kluis bewust moet zijn geweest. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 12 april 2011 het vuurwapen en de munitie voorhanden heeft gehad.
Feit 4 Bij de doorzoeking op 12 april 2011 in de woning aan het [adres] te Amsterdam is, in een bodywarmer hangende aan een stoel in de woonkamer, een Engels paspoort op naam van [valse naam] (geboortedatum 9 oktober 1977) aangetroffen. Dit paspoort is vergeleken met een origineel paspoort op naam van verdachte. Geconcludeerd wordt dat er zeer veel steun bestaat voor de hypothese dat de personen afgebeeld op de houderfoto in beide paspoorten één en dezelfde persoon betreffen. Twee verbalisanten die verdachte meermalen hebben verhoord, herkennen verdachte als de persoon die is afgebeeld op het paspoort op naam van Abdula. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat het paspoort op naam van [valse naam] vervalst is, doordat daarop een pasfoto van verdachte is aangebracht.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256
11/15
2722015
ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256, voorheen LJN BZ2256, Rechtbank ZeelandWestBrabant, 81151610
[getuige 13] heeft verklaard dat verdachte de naam [valse naam] gebruikte. Dit bleek uit een paspoort op naam van [valse naam]. Verdachte had een valse naam nodig en gebruikte daarvoor dit paspoort. Op 11 maart 2011 wordt door de politie een telefoongesprek afgeluisterd. Verdachte zegt dat als iemand met zijn telefoon belt, zijn naam [valse naam] is. Bij de bespreking van feit 3 heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte ten tijde van het aantreffen van het paspoort op naam van [valse naam] op 12 april 2011 in de woning aan het [adres] te Amsterdam verbleef. Uit de verklaring van [naam] en de inhoud van het hierboven weergegeven telefoongesprek leidt de rechtbank af dat verdachte dit paspoort in zijn bezit had en wist dat het om een vervalst paspoort ging. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 11 maart 2011 tot en met 12 april 2011 in bezit is geweest van een vervalst paspoort op naam van [valse naam] terwijl hij wist dat het paspoort vervalst was.
4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1: op 14 juli 2010 te Breda tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet, met vuurwapens kogels afgevuurd op de woonwagen waarin die [slachtoffer 1] zich bevond, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
Feit 2: op 14 juli 2010 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met anderen, met dat opzet, met vuurwapens kogels hebben afgevuurd de woonwagen waarin die [slachtoffer 2] zich bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3: op 12 april 2011 te Amsterdam een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen, merk Glock, type 26 van het kaliber 9 x 19 mm en munitie van categorie III, te weten 22 patronen van het kaliber 9 x 19 mm, voorhanden heeft gehad;
Feit 4: in de periode van 11 maart 2011 tot en met 12 april 2011 te Amsterdam, in het bezit was van een reisdocument, te weten een paspoort, waarvan hij wist dat het reisdocument vervalst was,bestaande de vervalsing hierin dat in/op dat paspoort de naam [valse naam] met geboortedatum 09 oktober 1977 stond vermeld terwijl op dat paspoort een foto van hem, verdachte was aangebracht;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit. 6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 20 jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten waarbij het zwaartepunt ligt op de moord op [slachtoffer 1]. De officier van justitie heeft voorts in ogenschouw genomen dat verdachte geen verantwoordelijkheid voor zijn daden wil nemen en dat uit zijn gedragingen minachting spreekt voor het leven van een ander zoals zelden wordt vertoond. De houding van verdachte in combinatie met het gewelddadige strafblad van verdachte biedt weinig hoop voor een kentering in de toekomst, waarbij in het leven van verdachte geen plaats meer is voor excessief gewelddadig gedrag.
6.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft, uitgaande van vrijspraak ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten, geen strafmaatverweer gevoerd. 6.3 Het oordeel van de rechtbank
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256
12/15
2722015
ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256, voorheen LJN BZ2256, Rechtbank ZeelandWestBrabant, 81151610
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan de doodslag van de 12jarige [slachtoffer 1] en de poging tot doodslag van de moeder van [slachtoffer 1]. Verdachte en zijn mededaders hebben op 14 juli 2010 even na 23:00 uur deelgenomen aan de schietpartij die heeft plaatsgevonden op het woonwagenkamp gelegen aan de [adres] te Breda. De schietpartij werd gepleegd door zeven personen. In totaal zijn op de woonwagen van de [familienaam] minimaal 27 schoten afgevuurd. In de woonwagen werd [slachtoffer 1] geraakt, die kort daarop is overleden aan zijn verwondingen. Ook de moeder van [slachtoffer 1] werd geraakt door een hagelkorrel. De moeder van [slachtoffer 1] heeft alles zien gebeuren en heeft abrupt afscheid moeten nemen van haar zoon, met wie zij zo’n goede band had. Bij de schietpartij is gebruik gemaakt van tenminste vier zware vuurwapens, te weten een Maverick, twee Zastava’s en een Browning. Dit zijn wapens die in korte tijd zeer ernstig onheil kunnen aanrichten, hetgeen helaas ook is gebleken op 14 juli 2010. Een dergelijke schietpartij, uitgevoerd door een zevental personen met een overmacht aan geweld, vindt zelden plaats in ons land. De schietpartij lijkt op een professionele wijze voorbereid. Een doodslag en een poging tot doodslag behoren in ons strafrechtstelsel tot de ernstigste misdrijven die wij kennen, en dat geldt temeer wanneer deze misdrijven zo bruut worden gepleegd als hier is gebeurd.
Verdachte en zijn mededaders hebben met deze schietpartij getoond geen respect te hebben voor het menselijk leven. Door het handelen van verdachte en zijn mededaders hebben zij [slachtoffer 1] zijn meest fundamentele bezit ontnomen, namelijk het recht om te leven. Daarbij komt dat het een nog kwetsbaar mensenleven betreft: dat van een kind. De gewelddadige dood van zo’n jong kind is schokkend voor zijn familieleden, waarbij op de eerste plaats gedacht moet worden aan de vader, moeder en de broers van [slachtoffer 1]. Ook voor de overige familieleden die bij het gezin betrokken waren moet de schok enorm zijn geweest. Voorts kunnen de ogen niet worden gesloten voor de schok en de onrust die strafbare feiten van dit kaliber in de samenleving teweegbrengen. Door de grote mediaaandacht die deze zaak heeft gekregen, zal het ook weinig mensen ontgaan zijn. Voor alle betrokkenen in deze zaak is het onbegrijpelijk en frustrerend dat verdachte en zijn mededaders geen openheid van zaken hebben gegeven. Verdachte heeft geen berouw getoond over zijn eigen handelen of spijt betuigd tegenover de slachtoffers. De rechtbank weegt daarbij mee dat verdachte een ontkennende proceshouding heeft ingenomen en een gebrek aan inzicht in de strafwaardigheid van zijn handelen ten toon heeft gespreid. Zijn houding op zitting geeft evenmin blijk van enig berouw of inzicht in zijn handelen.
Ook heeft verdachte een vuurwapen met bijbehorende munitie in zijn bezit gehad. Dit brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en grote gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich mee. Waar vuurwapens in bezit zijn, worden ze ook gebruikt, al te vaak met dodelijke afloop. Dat is ook in deze zaak gebleken waarbij [slachtoffer 1] het leven heeft moeten laten. Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van een vervalst reisdocument. Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens zijn strafblad vaker met justitie in aanraking is geweest. In Nederland is hij twee keer veroordeeld voor de Wet Wapens en Munitie en voor voorbereidingshandelingen bij een diefstal. In Engeland is verdachte ook in aanraking geweest met justitie. Hij is daar veroordeeld tot een jeugddetentie van 30 maanden vanwege een diefstal op straat van een mobiele telefoon. Verdachte blijkt geen enkele lering te hebben getrokken uit waarschuwingen en veroordelingen uit het verleden.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank de ernst van de bewezenverklaarde feiten – waarbij het zwaartepunt ligt bij de doodslag en de poging tot doodslag – gerelateerd aan andere soortgelijke strafbare feiten, waarbij rekening is gehouden met de wettelijke strafmaxima en de straffen die voor soortgelijke feiten plegen te worden opgelegd. Het professionele, criminele en gewelddadige karakter van het feit, het leed dat is berokkend – met name aan de naaste familie van [slachtoffer 1] – en de maatschappelijke verontrusting leggen hierbij veel gewicht in de schaal. Ook het feit dat verdachte reeds eerder voor gewelddadige misdrijven is veroordeeld en het gevaar voor herhaling dat ligt besloten in het criminele milieu waarin verdachte zich beweegt, spelen een rol. Gelet op de ernst van de feiten en hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank het opleggen van een zeer langdurige gevangenisstraf passend en geboden. Wel zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan de officier van justitie heeft gevorderd omdat zij, anders dan de officier van justitie, uitgaat van doodslag en poging tot doodslag in plaats van moord en poging tot moord. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 16 jaar met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7 De wettelijke voorschriften De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 45, 47, 57, 91, 287 en 231 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 55, 56 en 60 van de Wet Wapens en Munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing De rechtbank:
Bewezenverklaring verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven; spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256
13/15
2722015
ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256, voorheen LJN BZ2256, Rechtbank ZeelandWestBrabant, 81151610
Strafbaarheid verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert: feit 1: medeplegen van doodslag; feit 2: medeplegen van poging tot doodslag; feit 3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen, patroonhouder en munitie van categorie III; feit 4: in het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet dat het vervalst is; verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 16 jaar; bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. Alferink, voorzitter, mr. Ebben en mr. Van Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 maart 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging 1.
hij op of omstreeks 14 juli 2010 te Breda tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een of meer vuurwapen(s) een of meer kogel(s) afgevuurd op die [slachtoffer 1], althans de woonwagen waarin die [slachtoffer 1] zich bevond, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden; art 289 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 14 juli 2010 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een of meer vuurwapen(s) een of meer kogel(s) heeft/hebben afgevuurd op die [slachtoffer 2], althans de woonwagen waarin die [slachtoffer 2] zich bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 289 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 12 april 2011 te Amsterdam (een) wapen(s) van categorie III, te weten een vuurwapen, merk Glock, type 26 van het kaliber 9 x 19 mm en een patroonhouder, merk Ruger en/of munitie van categorie III, te weten 22 patronen van het kaliber 9 x 19 mm, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256
14/15
2722015
ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256, voorheen LJN BZ2256, Rechtbank ZeelandWestBrabant, 81151610
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 maart 2011 tot en met 12 april 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, in het bezit was van een reisdocument, te weten een paspoort, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het reisdocument vals of vervalst was, bestaande de valsheid of vervalsing hierin dat in/op dat paspoort de naam [valse naam] met geboortedatum 09 oktober 1977 stond vermeld en/terwijl in/op dat paspoort een foto van hem, verdachte was aangebracht; art 231 lid 2 Wetboek van Strafrecht
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2256
15/15