ECLI:NL:RBUTR:2008:BD7426 Instantie: Rechtbank Utrecht Datum uitspraak: 17-06-2008 Datum publicatie: 16-07-2008 Zaaknummer: 16-600243-08 Rechtsgebieden: Civiel recht en Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig
Uitspraak Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats], wonende [woonadres], [woonplaats]. Raadsman: mr. N. van Schaik. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 juni 2008. De tenlastelegging Aan de verdachte is –na een tweetal wijzingen- ten laste gelegd dat Primair hij (op één of meerdere tijdstip[en]) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 25 februari 2008 te Zeist, althans in het arrondissement Utrecht, een ander, genaamd [aangever 1], door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of één of meer (andere) feitelijkhe(i)d(en), dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of de kwetsbare positie van die [aangever 1], heeft geworven en/of vervoerd en/of opgenomen, (telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [aangever 1],
en/of die [aangever 1] door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of één of meer (andere) feitelijkhe(i)d(en), dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of de kwetsbare positie van die [aangever 1], heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, bestaande die/dat dwang en/of geweld en/of één of meer (andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of één of meer (andere) feitelijkhe(i)d(en), dan wel dat misbruik (telkens) hierin, dat hij, verdachte, - wetende dat die [aangever 1] (een jongen is die) niet goed nee (tegen hem verdachte) kan zeggen en/of wetende dat hij, verdachte, die [aangever 1] zover kon krijgen om dingen voor hem te doen en/of - wetende dat die [aangever 1] bij de SWZ werkte en of hij, verdachte, in de veronderstelling was dat die [aangever 1] niet helemaal 100% was en/of - die [aangever 1] een pedagogische achterstand in zijn opvoeding en/of een (lichte) handicap/verstandelijke beperking heeft en/of functioneert op het niveau van een tienjarige en/of - die [aangever 1] meermalen, althans eenmaal, (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: "als je het nu niet goed doet dan sla ik je bont en blauw", en/of (per SMS) "denk je dat je van me af bent nu je maakt het erger nu he" en/of "geef je nu de kans om er goed af te komen moet je wel komen [aangever 1] en anders moet ik maatregels treffen" en/of " ook al moet ik je deur vannacht open trappen gek" en/of "zie je zo en ik ben niet aardig mafketeltje, je komt er wel achter uit je werk" en/of "owee als je niet komt ik kan wat verdienen en als niet komt heb ik niks maar dan maak ik je echt af dan heb het zelf gedaan" en/of "[aangever 1] ik zie je om 1645 zo niet heb je echt problemen met mij jou keus" en/of "oorlog als ik je te pakken heb ram ik je tanden uit je smoel en je betaalt ter plekke betalen doe je me zeker" en/of
als je morgen komt met crossen zou ik je vergeven als je niet komt ga ik je te grazen nemen 10u ben je hier nu" en/of "wanneer je niet komt dan wacht ik je wel op" en/of (op een brief / envelop geschreven) "binnenkort tussen 23/25 betalen he en me slot terug anders ga ik stappen ondernemen zorg ervoor JK", althans (telkens) woorden heeft geuit van gelijke aard en/of strekking, en/of - die [aangever 1] meermalen, althans eenmaal, (telkens) met kracht op het been, althans tegen het lichaam heeft geslagen / gestompt, en/of - die [aangever 1] (met kracht) in het gezicht heeft geslagen / gestompt, en/of - meermalen, althans eenmaal, een brandende sigaret tegen de hand, althans tegen het lichaam van die [aangever 1] heeft gedrukt / gehouden, en/of - tegen die [aangever 1] heeft gezegd dat hij een joint (over zijn longen) op moest roken en/of dat die [aangever 1] anders nieuwe weed voor hem moest gaan kopen, en/of - meermalen, althans eenmaal, naar de werkplaats van die [aangever 1] is gegaan om te kijken of die [aangever 1] daar was, en/of - meermalen, althans eenmaal,die [aangever 1] onbijtjes heeft laten maken en/of koffie heeft laten zetten en/of daarbij (telkens) heeft gezegd dat als die [aangever 1] dat niet goed zou doen, hij geld diende te betalen, en/of - heeft ingebroken in de schuur van die [aangever 1] (en/of ten gevolge waarvan:) - die [aangever 1], meermalen, althans eenmaal, brood heeft gesmeerd (voor hem verdachte) en/of - die [aangever 1], meermalen, althans eenmaal, koffie voor hem verdachte heeft gezet en/of
- die [aangever 1], meermalen, althans eenmaal, ontbijtjes voor hem, verdachte heeft gemaakt en/of - die [aangever 1], meermalen, althans eenmaal, (huishoudelijke) werkzaamheden voor hem verdachte heeft verricht (zoals –onder meer- het schoonmaken en/of stofzuigen en/of soppen en/of wassen van de ramen van zijn, verdachtes, flat) en/of - die [aangever 1] meermalen, althans eenmaal, aan hem, verdachte, geld heeft betaald als (voornoemde) werkzaamheden naar het oordeel van verdachte niet goed werden verricht en/of - die [aangever 1] meermalen, althans eenmaal, voor hem, verdachte, boodschappen heeft gedaan en/of goederen heeft meegenomen (zonder dat verdachte die [aangever 1] daarvoor geld (terug)betaalde en/of - die [aangever 1] meermalen, althans eenmaal, (als straf voor een “geeltje”/15 Euro) weed voor hem, verdachte heeft gehaald/gekocht (en [aangever 1] deze weed zelf heeft betaald) en/of -die [aangever 1] meermalen, althans eenmaal, hem, verdachte, (gedurende ongeveer anderhalve maand) bij zijn, verdachtes, werk bij de pakkettendienst bij de […] heeft geholpen en/of pakketten voor hem, verdachte, heeft bezorgd. Subsidiair hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot 25 februari 2008 te Zeist, althans in het arrondissement Utrecht, althans (elders) in Nederland, [aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte die [aangever 1] meermalen, althans eenmaal, (dreigend) de woorden toegevoegd: "als je het nu niet goed doet dan sla ik je bont en blauw", en/of (per SMS) "zie je zo en ik ben niet aardig mafketeltje, je komt er wel achter uit je werk"en/of "wanneer je niet komt dan wacht ik je wel op" en/of (op een brief / envelop geschreven) "binnenkort tussen 23/25 betalen he en me slot terug anders ga ik stappen ondernemen zorg ervoor JK", althans (telkens) woorden heeft geuit van gelijke aard en/of strekking;
en/of hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot 25 februari 2008 te Zeist, althans in het arrondissement Utrecht, althans (elders) in Nederland opzettelijk mishandelend een persoon te weten [aangever 1] (meermalen) heeft gestompt/ geslagen in het gezicht en/of op het been, althans tegen het lichaam en/of meermalen, althans eenmaal, een brandende sigaret tegen de hand van die [aangever 1] gedrukt / gehouden, waardoor die van [aangever 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; De bewezenverklaring De vastgestelde feiten en omstandigheden Naar aanleiding van de aangifte heeft verdachte tijdens zijn verhoor bij de politie uiteindelijk erkend dat hij veel te ver is gegaan met aangever. Hij wist dat aangever geen nee kon zeggen en heeft daar gebruik van gemaakt. Verdachte heeft toegegeven dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging en mishandeling van aangever. Ter terechtzitting is verdachte deels op deze verklaring teruggekomen. Zo ontkende verdachte aangever meer dan één keer te hebben geslagen en hem bedreigd te hebben, anders dan door middel van de sms-jes die verdachte eind november en begin december aan aangever stuurde. De politie zou zijn verklaring niet goed hebben opgeschreven. De rechtbank volgt verdachte hierin niet. Uit het proces-verbaal van de voorgeleiding blijkt immers dat verdachte bij de rechter-commissaris zijn laatste verklaring bij de politie grotendeels bevestigde. Dat dit proces-verbaal ook geen correcte weergave zou zijn van verdachtes verklaring is niet door hem gesteld en ook niet waarschijnlijk. Bij de vaststelling van de feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de beoordeling van deze zaak gaat de rechtbank derhalve uit van de laatste verklaring van verdachte bij de politie , welke verklaring op meerdere onderdelen steun biedt aan de aangifte. Op basis van de aangifte en deze verklaring van verdachte heeft de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vastgesteld die van belang zijn voor de beoordeling van deze zaak. Aangever en verdachte kenden elkaar op de datum van aangifte ongeveer 2 jaar. Ze woonden beiden zelfstandig in hetzelfde flatgebouw in [plaats]. Aangever heeft een verstandelijke beperking en functioneert, volgens getuige [getuige 1] op het niveau van een 10 jarige. Hij werkte overdag bij een sociale werkplaats, de SWZ te Zeist. In de beginperiode keken verdachte en aangever af en toe samen een film op dvd. Aangever
ging ook wel in weekenden mee naar de motorcross en hielp verdachte met de motor. Volgens verdachte gingen zij als vrienden met elkaar om. De contacten werden gaandeweg frequenter; in het laatste jaar zagen aangever en verdachte elkaar elke dag. Aangever at dagelijks bij verdachte waarbij verdachte altijd kookte. ’s Avonds bleef aangever bij verdachte, hij deed op verzoek van verdachte de afwas en diverse andere huishoudelijke werkzaamheden, zoals stofzuigen. Aangever werkte overdag bij de SWZ maar moest van verdachte na zijn werk boodschappen doen voordat hij naar verdachte toekwam. Aangever betaalde deze boodschappen meestal zelf. Verdachte heeft aangever meermalen bedreigd dat hij zou slaan als aangever de werkzaamheden niet (goed) zou doen. Verdachte is in september 2007 bij […] gaan werken als pakketbezorger. Hij vond dit werk erg zwaar en op verzoek van verdachte is aangever hem na zijn werk gaan helpen. Verdachte vond dat wel gemakkelijk. Aangever heeft verdachte ongeveer 1 1/2 maand geholpen waarvoor verdachte hem één keer € 50,- heeft betaald. Een deel van deze periode had aangever zich op verzoek van verdachte ziek gemeld bij zijn werk zodat aangever de hele dag kon meewerken. Tijdens deze werkzaamheden schreeuwde verdachte opdrachten naar aangever en als hij het verkeerd deed ging verdachte schelden en vloeken. Ook heeft verdachte aangever in dit verband in het gezicht geslagen hetgeen door een getuige (een politieambtenaar buiten dienst) is gezien en gemeld aan de politie. Vanaf het moment dat verdachte bij […] ging werken moest aangever ook ’s ochtends vroeg, voordat hij naar zijn werk ging, bij verdachte komen om diens brood te smeren en koffie te zetten voor verdachte. Het is voorgekomen dat aangever € 50,00 aan verdachte moest betalen als hij verkeerde koffie zette. Als aangever iets verkeerds deed in de ogen van verdachte moest hij voor straf voor € 15,00 wiet gaan halen voor verdachte. Aangever moest dit uit eigen zak betalen. Dit zou zo’n 15 keer gebeurd zijn. Ook gaf verdachte aangever regelmatig stompen op zijn arm en zijn been als hij iets niet goed deed of als aangever zat te suffen op de bank. Aangever was erg moe door de eisen die verdachte aan hem stelde en viel regelmatig ’s avonds op een stoel in slaap. Dit accepteerde verdachte niet en om aangever wakker te maken heeft hij tweemaal een sigaret tegen de hand van aangever gehouden. De laatste twee maanden (oktober, november 2007) moest aangever € 150,00 aan verdachte betalen voor het eten; aangever heeft dit één keer daadwerkelijk betaald. Verdachte verklaarde soms wel aan het gezicht van aangever te kunnen zien dat hij iets niet leuk vond. Meestal zei aangever hier niets van. Volgens verdachte zijn de problemen ontstaan omdat aangever niet zei wat hij dacht of voelde. Aangever kon geen verzoeken weigeren. Hij deed alles wat verdachte hem vroeg. Verdachte heeft verklaard hiervan
gebruik te hebben gemaakt omdat hij het wel gemakkelijk vond als aangever dingen voor hem deed. Als aangever een keer niet meewilde, vroeg verdachte het nog een keertje maar dan zei hij dat het moest. Bespreking van het verweer De raadsman van verdachte heeft - kort samengevat - het verweer gevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde omdat een redelijke wetsuitleg meebrengt het onderhavige feitencomplex niet als strafbare uitbuiting kan worden gekwalificeerd. Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak moet volgen vanwege het ontbreken van het vereiste oogmerk van uitbuiting. Is er sprake van uitbuiting? De rechtbank overweegt ten aanzien van het eerste onderdeel van het verweer als volgt. Bij de beoordeling van de vraag of de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden gekwalificeerd kunnen worden als mensenhandel zal de rechtbank allereerst moeten vaststellen of er sprake is geweest van uitbuiting als bedoeld in art. 273f Wetboek van Strafrecht (hierna Sr). Anders dan in de meeste gevallen waarbij mensenhandel ten laste is gelegd speelt in deze zaak niet de situatie van seksuele uitbuiting. De tenlastelegging betreft het verrichten van arbeid en diensten. Lid 2 van artikel 273f Sr omschrijft het begrip uitbuiting, voor zover van belang, als volgt: uitbuiting omvat ten minste (…) gedwongen of verplichte arbeid of diensten (…) De strafrechtelijke betekenis van het begrip uitbuiting in art. 273f Sr is enger dan de betekenis van het begrip in het spraakgebruik. De beantwoording van de vraag waar laakbare arbeidsomstandigheden overgaan in uitbuiting die is te brengen onder art. 273 f Sr heeft de wetgever deels aan de rechter overgelaten. Wetshistorisch gezien ligt koppeling van de interpretatie van art. 273 f Sr aan de bescherming van mensenrechten voor de hand. De raadsman heeft in zijn pleidooi ook gewezen op het verband tussen - met name - de definitie van uitbuiting in lid 2 en artikel 4 van het EVRM, dat de gedragsstaten verplicht effectieve bescherming te bieden tegen slavernij, dienstbaarheid en gedwongen arbeid. De rechtbank volgt de raadsman in zijn conclusie dat er pas dan sprake kan zijn van uitbuiting in de zin van mensenhandel als hierdoor inbreuk wordt gemaakt op fundamentele rechten als de menselijke waardigheid, lichamelijke integriteit en persoonlijke vrijheid.
Teneinde te kunnen beoordelen of er in deze zaak sprake is geweest van een strafbare uitbuitingssituatie zal de rechtbank achtereenvolgens de volgende vraagpunten bespreken: 1.
was er sprake was van arbeid of diensten;
2.
was hier sprake van een mogelijke uitbuitingssituatie;
3.
was er sprake van zodanige uitbuiting dat mensenrechten werden geschonden.
Ad 1. Gelet op de hiervoor weergegeven door de rechtbank vastgestelde feiten en omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat aangever arbeid of diensten heeft verricht voor verdachte, te weten - kort gezegd - huishoudelijke werkzaamheden, het kopen van wiet en bezorgen van pakketten, zonder dat daar een redelijke vergoeding tegenover stond. Ad 2. De Nationaal rapporteur mensenhandel heeft in zijn vijfde rapportage als criterium voor uitbuiting gesteld dat er, naast de onvrijheid als constante factor, tenminste sprake moet zijn van één of meer van de in de rapportage genoemde indicatoren voor gedwongen of verplichte arbeid of diensten. In dit verband is van belang de indicator: dwang, waaronder (dreigen met) fysiek geweld, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht of een kwetsbare positie. De rechtbank volgt het criterium van de Nationaal rapporteur bij de vaststelling of in de onderhavige zaak sprake is van uitbuiting. De rechtbank stelt voorop dat aangever in een kwetsbare positie verkeerde ten opzichte van verdachte vanwege zijn verstandelijke beperking. Volgens getuige [getuige 1] functioneert aangever op het niveau van een 10-jarige. Hoewel hij zelfstandig woonde, stond hij onder begeleiding van de St. Abrona. Zijn begeleidster bij Abrona, getuige [getuige 2] heeft verklaard dat aangever een erg kwetsbaar persoon is: hij is onzeker en erg gemakkelijk te beïnvloeden. Blijkens zijn verklaringen was verdachte op de hoogte van de verstandelijke beperking van aangever. Hij wist dat aangever werkte op een sociale werkplaats en hij kwam er na verloop van tijd achter dat hij aangever alles kon laten doen wat hij maar wilde: aangever zei nooit “nee”. De feitelijke omstandigheden dat aangever een verstandelijke beperking had en dat hij gemakkelijk te beïnvloeden was brachten hem niet alleen in een kwetsbare positie maar maakten ook dat verdachte daardoor een overwicht over hem had. Verdachte heeft misbruik gemaakt van dit overwicht en van de hiervoor beschreven kwetsbare positie van aangever door aangever voor zich te laten werken, zonder dat daar een redelijke vergoeding tegenover stond.
Hierbij komt dat verdachte aangever ook meermalen heeft gedreigd te slaan als hij bepaalde werkzaamheden niet (goed) zou doen. Aangever verklaarde door deze bedreigingen heel erg bang te zijn geworden en zijn zelfvertrouwen te hebben verloren. Dat de bedreigingen ook serieus genomen konden worden door aangever blijkt uit het feit dat verdachte aangever ook daadwerkelijk heeft mishandeld tijdens het rondbrengen van pakketpost. Aangever had, gelet op zijn beperking, redelijkerwijs geen mogelijkheid om zich aan de invloed van verdachte en dus aan de situatie te onttrekken. Hij verkeerde hierdoor in een onvrije situatie en werd gedwongen om de door verdachte verlangde werkzaamheden te doen. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de slotsom dat- nu aan het criterium voor uitbuiting is voldaan- er sprake is geweest van een uitbuitingssituatie. Ad 3. Vastgesteld is dat aangever zowel voor zijn werk uit als daarna in het huis van verdachte moest verblijven. Eigenlijk sliep hij alleen nog in zijn eigen woning en had hij geen tijd meer voor zijn eigen huishouding. Hij werd -zo verklaarde aangever - helemaal geleefd door verdachte en was zijn gevoel van eigenwaarde volledig kwijtgeraakt. Hieruit kan worden afgeleid dat de uitbuiting van aangever dusdanig ernstig is geweest dat hier sprake is geweest van schending van fundamentele mensenrechten als menselijke waardigheid en persoonlijke vrijheid. De rechtbank komt, gelet op de geconstateerde excessieve situatie, tot de conclusie dat de in deze zaak vastgestelde feiten en omstandigheden als uitbuiting in de zin van mensenhandel te kwalificeren zijn. Dit onderdeel van het verweer wordt derhalve verworpen. Was er sprake van het oogmerk van uitbuiting? Ten tweede heeft de raadsman het verweer gevoerd dat bij verdachte het oogmerk van uitbuiting heeft ontbroken. Dit verweer is alleen van belang bij de beoordeling van het eerste onderdeel van het primair tenlastegelegde, te weten het verwijt dat verdachte aangever heeft geworven, vervoerd en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting. De rechtbank is van oordeel dat de door haar vastgestelde feiten en omstandigheden de conclusie rechtvaardigen dat verdachte aangever heeft opgenomen in zijn huis teneinde hem voor zich te laten werken. Weliswaar sliep aangever nog thuis maar de rest van zijn vrije tijd moest hij bij verdachte doorbrengen. Ook heeft verdachte aangever vervoerd met het doel om hem voor zich te laten werken in die zin dat aangever pakjes moest afleveren
voor verdachte. Dit alles impliceert dat verdachte doelbewust heeft gehandeld en daarmee acht de rechtbank het oogmerk van uitbuiting bij deze handelingen bewezen. Dit verweer wordt daarom eveneens verworpen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde feit heeft begaan in dier voege dat primair hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 25 februari 2008 in het arrondissement Utrecht, een ander, genaamd [aangever 1], door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of de kwetsbare positie van die [aangever 1], heeft vervoerd en opgenomen, (telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [aangever 1], en die [aangever 1] door geweld of bedreiging met geweld dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of de kwetsbare positie van die [aangever 1], heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, bestaande dat geweld of die bedreiging met geweld dan wel dat misbruik (telkens) hierin, dat hij, verdachte, - wetende dat die [aangever 1] (een jongen is die) niet goed nee (tegen hem verdachte) kan zeggen en wetende dat hij, verdachte, die [aangever 1] zover kon krijgen om dingen voor hem te doen en - wetende dat die [aangever 1] bij de SWZ werkt(e) en aldus wetende dat die [aangever 1] een (lichte) handicap/verstandelijke beperking heeft - die [aangever 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "als je het nu niet goed doet dan sla ik je bont en blauw", en - die [aangever 1] meermalen, telkens met kracht op het been of tegen het lichaam heeft geslagen / gestompt, en - die [aangever 1] met kracht in het gezicht heeft geslagen / gestompt, en - meermalen een brandende sigaret tegen de hand van die [aangever 1] heeft gedrukt / gehouden, ten gevolge waarvan:
- die [aangever 1], meermalen brood heeft gesmeerd voor hem verdachte en - die [aangever 1], meermalen koffie voor hem verdachte heeft gezet en - die [aangever 1], meermalen (huishoudelijke) werkzaamheden voor hem verdachte heeft verricht (zoals –onder meer- het schoonmaken en/of stofzuigen en/of soppen en/of wassen van de ramen van zijn, verdachtes, flat) en - die [aangever 1] meermalen voor hem, verdachte, boodschappen heeft gedaan of goederen heeft meegenomen en - die [aangever 1] meermalen,(als straf voor een “geeltje”/15 Euro) weed voor hem, verdachte heeft gehaald/gekocht en -die [aangever 1] meermalen hem, verdachte, bij zijn, verdachtes, werk bij de pakkettendienst bij de […] heeft geholpen en pakketten voor hem, verdachte, heeft bezorgd Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken, hetgeen betekent dat verdachte onder andere wordt vrijgesproken van –zakelijk weergegeven-: het middels sms-berichten en per brief bedreigen van aangever, het onder dwang laten roken van een joint door aangever, het posten bij het werk van aangever en het inbreken in de schuur van aangever. Hoewel de verdachte grotendeels heeft bekend dat hij voornoemde handelingen heeft verricht, kunnen deze handelingen niet leiden tot –kort gezegd- een bewezenverklaring van het tenlastegelegde vervoeren en opnemen met het oogmerk van uitbuiting en het gedwongen verrichten van arbeid en diensten. De dreigementen per sms en per brief, het posten bij het werk en het inbreken in de schuur hebben, blijkens de stukken, namelijk plaatsgevonden nadat aangever bij de politie was geweest en al ondergedoken was en hebben er derhalve niet toe bijgedragen dat aangever arbeid en diensten voor verdachte heeft verricht. Het onder dwang laten roken van een joint heeft evenmin geleid tot het gedwongen verrichten van arbeid en diensten door aangever. De rechtbank zal verdachte voorts vrijspreken van het betalen van geld aan verdachte door aangever en het niet terugbetalen daarvan door aangever aan verdachte, omdat deze feitelijkheden niet zien op de tenlastegelegde en bewezenverklaarde uitbuiting maar eerder op opzettelijk voordeel trekken uit uitbuiting van een ander (strafbaar gesteld in artikel 273f lid 1 onder 6° Sr). Het voordeel trekken is als zodanig echter niet tenlastegelegd.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van het feit Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het onder primair bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op. mensenhandel, meermalen gepleegd
De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Motivering van de op te leggen sancties Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte. Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft gedurende een periode van ruim één jaar aangever door geweld en bedreiging met geweld werkzaamheden laten verrichten, terwijl hij wist dat aangever een verstandelijke beperking had waardoor hij geen weerstand tegen hem, verdachte, kon bieden. De gedragingen van verdachte zijn te kwalificeren als mensenhandel. Mensenhandel is een zeer ernstig feit, waar in de regel onvoorwaardelijke gevangenisstraffen van tussen de twee en vier jaar voor worden opgelegd. In dergelijke zaken gaat het meestel om loverboys, die hun slachtoffers ook seksueel uitbuiten. In de onderhavige zaak is er geen sprake van seksuele uitbuiting en is de lichamelijke integriteit van aangever in veel mindere mate geschonden. Verdachte heeft aangever echter in ernstige mate aangetast in zijn basisveiligheid. Aangever heeft verklaard dat hij bang is om alleen over straat te gaan en naar zijn werk te gaan. Ook durfde hij niet meer naar zijn eigen huis toe en is hij inmiddels verhuisd. Aangever is zijn gevoel van eigenwaarde kwijtgeraakt en werd compleet geleefd door verdachte. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, te meer omdat het slachtoffer een verstandelijke beperking heeft en verdachte wist dat aangever moeilijk dingen kon weigeren en dat hij in een sociale werkplaats werkte. Op het moment dat verdachte geldproblemen kreeg en hij moeite had zijn eigen werkzaamheden bij de
pakkettendienst van […] uit te voeren, heeft hij de tussen aangever en hemzelf ontstane vriendschap misbruikt door aangever werkzaamheden voor hem, verdachte, te laten uitvoeren. Verdachte heeft daarbij het gebruik van dreigementen en geweld niet geschuwd. Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 27 februari 2008, waaruit blijkt dat de verdachte weliswaar eerder is veroordeeld, maar dat de laatste veroordeling uit 2001 dateert en bovendien is opgelegd terzake van andersoortige feiten; - een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van de Reclassering Nederland d.d. 2 juni 2008, opgemaakt door J.M.W. Liebrand, reclasseringswerker; - een omtrent verdachte opgemaakt psychologisch rapport d.d. 15 mei 2008 van drs. M.F. Raven, onder andere -zakelijk weergegeven- inhoudende dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van cannabisafhankelijkheid. Tevens is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en zwakbegaafdheid. Verdachte moet ondanks zijn zwakbegaafdheid in staat worden geacht de wederrechtelijkheid van het tenlastegelegde te kunnen inzien, doch is in mindere mate dan de gemiddeld normale mens in staat geweest zijn wil in vrijheid – overeenkomstig een dergelijk besef- te bepalen. Geadviseerd wordt verdachte voor het tenlastegelegde, indien bewezen, als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De beperkingen die voortvloeien uit de antisociale persoonlijkheidsstoornis, vooral de lacunaire gewetensfuncties, de impulsiviteit en het onvermogen vooruit te plannen, in combinatie met de lage intelligentie, maar ook het optreden van gevoelsvervlakking door het onder invloed zijn van cannabis verhogen de kans op het plegen van strafbare feiten. Een behandeling voor de agressieregulatie is geïndiceerd en deze kan plaatsvinden door middel van een groepsbehandeling voor personen met zwakbegaafdheid bij de forensische polikliniek De Waag in Utrecht. Geadviseerd wordt verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen waarbinnen een verplicht reclasseringscontact met als bijzondere voorwaarde dat hij zich laat behandelen bij De Waag en wordt aangemeld bij de Jellinekkliniek in verband met de afhankelijkheid van cannabis. De rechtbank neemt de conclusie wat betreft de toerekenbaarheid van deze deskundige over en maakt deze tot de hare. De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van het onder primair ten laste gelegde feit onder meer wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis op het moment van de uitspraak alsmede een voorwaardelijke gevangenis voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden: - reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt een behandeling bij De Waag of de Jellinekkliniek - betaling van een bedrag van € 1.500,00 aan [aangever 1] als voorschot op de door hem geleden schade; - een werkstraf van 200 uur. De rechtbank acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur alsmede een taakstraf als na te melden passend en geboden. Dit betekent dat een straf wordt opgelegd, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, aangezien de rechtbank iets meer rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts acht de rechtbank het niet aangewezen om verdachte middels een bijzondere voorwaarde te dwingen tot schadevergoeding. Teruggave in beslag genomen goederen: Met betrekking tot het in beslag genomen voorwerp, te weten een witte mobiele telefoon, Sony Ericsson, type W300I, zal de rechtbank de teruggave gelasten aan verdachte, bij wie dit voorwerp in beslag is genomen.
Oplegging schadevergoedingsmaatregel Aangever heeft zich niet als benadeelde partij in het strafproces gevoegd terzake zijn vordering tot schadevergoeding. De rechtbank acht termen aanwezig ambtshalve een schadevergoedingsmaatregel op te leggen, zijnde een voorschot op de door aangever [aangever 1] geleden immateriële schade. Aangever heeft immers bij de politie verklaard dat hij door de bedreigingen van verdachte heel erg bang is geworden en dat hij zijn laatste beetje zelfvertrouwen is verloren. Hij is zijn gevoel van eigenwaarde kwijtgeraakt en werd compleet geleefd door verdachte. Aangever werd geestelijk zo onder druk gezet door verdachte en zijn gehele leven werd zo beïnvloed door verdachte, dat hij een einde aan zijn leven wilde maken, aldus aangever. Getuige [getuige 2] heeft aangegeven dat aangever een erg kwetsbaar persoon is, die door het handelen van verdachte erg aangetast is in zijn basisveiligheid.
Vast is komen te staan dat aangever rechtstreeks schade is aangebracht door het ten aanzien van verdachte onder primair bewezenverklaarde feit. Verdachte is bovendien naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. De immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 500,00. De toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING De rechtbank beslist als volgt: Verklaart bewezen dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert. Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 7 maanden. Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 4 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast. Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren. Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien: de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt; de veroordeelde (één of meer van) na te melden bijzondere voorwaarden niet naleeft: - dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens de Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen, ook als dit inhoudt een behandeling bij De Waag of een aanmelding bij de Jellinek-kliniek;
- dat de veroordeelde op generlei wijze op eigen initiatief contact zoekt met [aangever 1]. Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een TAAKSTRAF, bestaande deze straf uit: een werkstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht. Gelast de teruggave van een witte mobiele telefoon, Sony Ericsson, type W300I, aan verdachte.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van [aangever 1] te betalen € 500,00 (zegge VIJFHONDERD EURO) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van [aangever 1] is betaald, vervalt daarmee de verplichting van veroordeelde om voormeld bedrag aan [aangever 1] te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan [aangever 1] is betaald. Dit vonnis is gewezen door mrs C.W. Bianchi, A. Wassing en M.P. Gerrits-Janssens, bijgestaan door mr. E.R. Koster-Nieuwenhuis als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 juni 2008.