2722015
ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649, voorheen LJN BR0649, Rechtbank ';sHertogenbosch, 01/82518310
ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649 Instantie
Rechtbank 'sHertogenbosch
Datum uitspraak
08072011
Datum publicatie
08072011
Zaaknummer
01/82518310
Rechtsgebieden
Strafrecht
Bijzondere kenmerkenEerste aanleg meervoudig Inhoudsindicatie
Voorwaardelijk opzet op toebrengen zwaar lichamelijk letsel met als gevolg de dood van een 2jarig meisje.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Uitspraak vonnis RECHTBANK 'SHERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/82518310 Datum uitspraak: 08 juli 2011
Vonnis van de rechtbank 'sHertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989, wonende te [adres], [woonplaats], thans gedetineerd te: [PI]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 juli 2010, 27 september 2010, 17 december 2010, 28 februari 2011, 11 april 2011 en 24 juni 2011. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
Opbouw vonnis. Het vonnis is als volgt opgebouwd. I. De tenlastelegging II. De formele voorvragen III. Bronnen IV Inleiding V Standpunten en beoordeling feit 1 V.1 Standpunt officier van justitie V.2 Standpunt verdediging V.3. De te beantwoorden vragen V.3.1 Procesverbaal van verhoor en de verbatimverslagen daarvan V. 3.2 Het geconstateerde letsel en de doodsoorzaak V. 3.3 De datering van het letsel V. 3. 4 Oorzaak van het hersenletsel Verklaringen van verdachten Geweldshandelingen verdachte in de nacht van 2 op 3 april Geweldshandelingen van [medeverdachte] in de nacht van 2 op 3 april Alternatieve feitelijke lezing van verdachte V 3. 5 Conclusie rechtbank V 3.6 Juridische kwalificatie VI Standpunten en beoordeling feit 2 VI.1 Standpunt officier van justitie VI.2 Standpunt verdediging VI.3 Oordeel rechtbank VI.3.1 pogingen tot zware mishandeling?
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649
1/16
2722015
ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649, voorheen LJN BR0649, Rechtbank ';sHertogenbosch, 01/82518310
VI.3.2 Mishandelingen Algemeen Specifieke incidenten VII De bewezenverklaring VIII De kwalificatie IX Strafbaarheid X Oplegging van straf XI Toepasselijke wetsartikelen XII Uitspraak
I. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij voorlopige dagvaarding van 22 juni 2010 (bijlage 1). De voorlopige tenlastelegging is op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 24 juni 2011 aangepast conform het bepaalde in artikel 314a Sv. (bijlage 2). Met inachtneming van deze aanpassing is aan verdachte tenlastegelegd dat:
1. zij op of omstreeks 03 april 2010 te Eindhoven, althans elders in Nederland, opzettelijk [Cheyenne](geboren op [geboortedatum] 2007) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [Cheyenne]meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht) in/tegen het gezicht, althans het lichaam, geduwd en/of (telkens) in/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of het lichaam, geslagen en/of (als gevolg waarvan) die [Cheyenne](telkens) is gevallen/omver is geduwd en/of (waarbij) die [Cheyenne]met haar hoofd, althans haar lichaam, tegen de muur en/of een (kleding)kast en/of de grond is geduwd/gevallen/geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [Cheyenne]is overleden; art. 287 Wetboek van Strafrecht
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: zij op of omstreeks 03 april 2010 te Eindhoven, althans elders in Nederland, aan een persoon genaamd [Cheyenne](geboren op [geboortedatum]2007), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten ernstig hersenletsel), heeft toegebracht, door opzettelijk meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht) in/tegen het gezicht, althans het lichaam, van die [Cheyenne]te duwen en/of (telkens) in/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of het lichaam, van die [Cheyenne]te slaan en/of (als gevolg waarvan) die [Cheyenne](telkens) is gevallen/omver is geduwd en/of (waarbij) die [Cheyenne]met haar hoofd, althans haar lichaam, tegen de muur en/of een (kleding)kast en/of de grond is geduwd/gevallen/geslagen, terwijl het feit de dood tengevolge heeft gehad; art. 302 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: zij op of omstreeks 03 april 2010 te Eindhoven, althans elders in Nederland, opzettelijk mishandelend [Cheyenne](geboren op [geboortedatum]2007) meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht) in/tegen het gezicht, althans het lichaam, heeft geduwd en/of (telkens) in/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of het lichaam, heeft geslagen en/of (als gevolg waarvan) die [Cheyenne](telkens) is gevallen/omver is geduwd en/of (waarbij) die [Cheyenne]met haar hoofd, althans haar lichaam, tegen de muur en/of een (kleding)kast en/of de grond is geduwd/gevallen/geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [Cheyenne]is overleden; art. 300 Wetboek van Strafrecht
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649
2/16
2722015
ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649, voorheen LJN BR0649, Rechtbank ';sHertogenbosch, 01/82518310
2. zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2010 tot en met 03 april 2010 te Eindhoven en/of Valkenswaard, althans elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [Cheyenne](geboren op [geboortedatum] 2007), (telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht) met (een) schoen(en) tegen het (naakte) lichaam van voornoemde [Cheyenne]heeft/hebben gegooid/gesmeten en/of (met kracht) met een (broek)riem tegen de billen, althans het lichaam, van voornoemde [Cheyenne]heeft/hebben geslagen en/of (met kracht) (met een tot vuist gebalde hand) in/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam, van voornoemde [Cheyenne]heeft/hebben geslagen/gestompt en/of (met kracht) (met een geschoeide voet) tegen het lichaam van voornoemde [Cheyenne]heeft/hebben geschopt/getrapt en/of (met kracht) het lichaam van genoemde [Cheyenne](heen en weer) heeft/hebben geschud/bewogen en/of (met kracht) het hoofd, althans het lichaam, van die [Cheyenne]tegen de muur en/of de kast heeft/hebben geduwd/gesmeten en/of (met kracht) tegen het lichaam van die [Cheyenne]heeft/hebben geduwd (waardoor zij ten val kwam) en/of genoemde [Cheyenne]onder (stromend) koud water (een koude douche) heeft/hebben gezet/laten staan (waarna zij bij/voor/in de directe omgeving van een open raam moest gaan staan en/of (terwijl) de (buiten)temperatuur op dat moment erg laag was), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (art. 45 juncto 47 juncto 302 van het Wetboek van Strafrecht)
en/of
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2010 tot en met 03 april 2010 te Eindhoven en/of Valkenswaard, althans elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [Cheyenne], geboren op [geboortedatum]2007), meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht) met (een) schoen(en) tegen het (naakte) lichaam van voornoemde [Cheyenne]heeft/hebben gegooid/gesmeten en/of (met kracht) met een (broek)riem tegen de billen, althans het lichaam, van voornoemde [Cheyenne]heeft/hebben geslagen en/of (met kracht) (met een tot vuist gebalde hand) in/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam, van voornoemde [Cheyenne]heeft/hebben geslagen/gestompt en/of (met kracht) in/tegen de arm(en) en/of de bil(len) en/of het/de be(e)n(en) en/of de hand(en) en/of het gezicht, althans het lichaam, heeft/hebben geslagen en/of (met kracht) (met een geschoeide voet) tegen het lichaam van voornoemde [Cheyenne]heeft/hebben geschopt/getrapt en/of (met kracht) in de hand(en) en/of de arm(en), althans in het lichaam, van voornoemde [Cheyenne]heeft/hebben geknepen en/of (met kracht) het lichaam van genoemde [Cheyenne](heen en weer) heeft/hebben geschud/bewogen en/of (met kracht) die [Cheyenne]bij de arm(en) en/of het gezicht/hoofd, althans het lichaam, heeft/hebben vastgepakt/vastgegrepen en/of (met kracht) het hoofd, althans het lichaam, van die [Cheyenne]tegen de muur en/of de kast heeft/hebben geduwd/gesmeten en/of (met kracht) tegen het lichaam van die [Cheyenne]heeft/hebben geduwd (waardoor zij ten val kwam) en/of (met kracht) met de vinger(s) tegen de lippen, althans de mond, van die [Cheyenne]heeft/hebben getikt en/of genoemde [Cheyenne]onder (stromend) koud water (een koude douche) heeft/hebben gezet/laten staan (waarna zij bij/voor/in de directe omgeving van een open raam moest gaan staan en/of (terwijl) de (buiten)temperatuur op dat moment erg laag was), waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649
3/16
2722015
ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649, voorheen LJN BR0649, Rechtbank ';sHertogenbosch, 01/82518310
art. 47 juncto 300 van het Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
II. De formele voorvragen. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
III. Bronnen. 1. Een dossier van de regiopolitie Brabant ZuidOost, afdeling gezamenlijke recherche Eindhoven, met registratienummer PL22332010048715, onderzoek Bergleeuw, afgesloten d.d. 14 december 2010, aantal doorgenummerde bladzijden 362. Dit dossier bevat een verzameling wettig opgemaakte processenverbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventuele) andere bescheiden;
2. Het verbatimverslag van het verhoor van verdachte d.d. 3 april 2010; 3. Het verbatimverslag van het verhoor van verdachte d.d. 4 april 2010; 4. Het verbatimverslag van het verhoor van verdachte d.d. 11 mei 2010; 5. Het gedeeltelijke verbatimverslag van het verhoor van [medeverdachte]d.d. 4 april 2010; 6. Het gedeeltelijke verbatimverslag van het verhoor van [medeverdachte]d.d. 11 mei 2010; 7. Een dossier van de regiopolitie Brabant ZuidOost, Forensisch Technische Ondersteuning, met bijlagen, inzake het onderzoek Bergleeuw, afgesloten d.d. 17 juni 2010, aantal doorgenummerde bladzijden 225. Dit dossier bevat een verzameling wettig opgemaakte processenverbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventuele) andere bescheiden; 8. Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut 'Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood' betreffende [Cheyenne], met bijlagen, d.d. 27 september 2010, opgemaakt en ondertekend door arts en patholoog A. Maes; 9. Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut 'Neuropathologisch onderzoek' d.d. 3 september 2010, opgemaakt en ondertekend door B. Kubat (bijlage 3 van bron 8) 10 .Een rapport bevattende de resultaten van een wonddateringonderzoek, d.d. 20 april 2010, opgemaakt door F.R.W. van der Goot (bijlage 6 van bron 8); 11. Een rapport van het Nederlands Forensisch Institiuut 'Forensischmedisch onderzoek naar aanleiding van een gerechtelijke sectie op het kind (Cheyenne) op 4 april 2010', d.d. 1 april 2011, opgemaakt en ondertekend door forensisch arts KNMG H.G.T. Nijs; 12. De verklaring van A. Maes ten overstaan van de rechtercommissaris d.d. 9 februari 2011; 13. De verklaring van F.R.W. van de Goot ten overstaan van de rechtercommissaris d.d. 9 februari 2011; 14. De verklaring van B. Kubat ten overstaan van de rechtercommissaris d.d. 10 maart 2011; 15. De verklaring van [getuige]ten overstaan van de rechtercommissaris d.d. 14 februari 2011 (gevoegd in dossier verdachte).
IV. Inleiding. Op vrijdag 2 april 2010 zijn verdachte, haar vriendin [medeverdachte] (hierna telkens: [naam medeverdachte])en haar dochter Cheyenne [achternaam] (hierna telkens: Cheyenne) naar het verjaardagsfeest van [getuige]gegaan, wonende aan de [adres] te Eindhoven. Aldaar is op enig moment die avond in een slaapkamer een ruzie ontstaan tussen verdachte en [medeverdachte]. Bij deze ruzie was Cheyenne aanwezig. Zij wilde niet gaan slapen. [medeverdachte] heeft haar dochter een klap in het gezicht en een trap of duw met de voet gegeven waarna zij de slaapkamer heeft verlaten. Nadien heeft verdachte Cheyenne, toen zij (verdachte) zich met haar (Cheyenne) in de slaapkamer bevond, met kracht geduwd waardoor Cheyenne is gevallen. Daarna is Cheyenne overeind gekomen en heeft verdachte haar opnieuw met kracht geduwd of geslagen. Cheyenne is opnieuw gevallen en direct daarna bewusteloos geraakt.1,2 Op 3 april 2010 omstreeks 00:31 uur wordt er naar de meldkamer ambulance gebeld met de melding dat een 2jarig meisje 'nergens op reageert.' Omstreeks 00:42 uur arriveert de ambulance waarna Cheyenne naar het Maxima Medisch Centrum in Veldhoven wordt gebracht en aansluitend naar het Academisch Ziekenhuis in Maastricht.3 Kinderarts [naam kinderarts] constateert in de loop van de nacht diverse blauwe plekken in/op het gelaat van het meisje alsmede sporen van geweld op een van de beentjes van het meisje.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649
4/16
2722015
ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649, voorheen LJN BR0649, Rechtbank ';sHertogenbosch, 01/82518310
Volgens [naam kinderarts] is er sprake geweest van grof geweld om de door hem geconstateerde verwondingen te veroorzaken.4 Ook ambulancebroeder [naam ambulancebroeder] spreekt van blauwe en rode plekken over het hele lichaam van het meisje.5 Op 3 april 2010 te 16:35 uur overlijdt [Cheyenne], geboren op [geboortedatum]2007, in het Academisch Ziekenhuis te Maastricht nadat de behandeling is gestaakt. De dood werd vastgesteld door kinderintensivist [arts].6
De rechtbank dient zich uit te laten over de mogelijke strafrechtelijke verantwoordelijkheid van verdachte voor de dood van Cheynne (feit 1) en over haar betrokkenheid bij eerdere mishandelingen van Cheyenne (feit 2). De rechtbank zal deze feiten afzonderlijk bespreken en zal hierbij telkens voorop de standpunten van de officier van justitie en de verdediging kort weergeven. V. Standpunten en beoordeling feit 1.
V.1 Standpunt officier van justitie. De officier van justitie vordert vrijspraak van de primair tenlastegelegde doodslag, omdat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte de dood van Cheyenne daadwerkelijk heeft beoogd, ook niet in voorwaardelijk opzicht. Wel kan worden bewezen dat verdachte Cheyenne opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht ten gevolge waarvan zijis komen te overlijden. Door met veel kracht tegen het hoofd van de 2jarige Cheyenne te slaan is de aanmerkelijke kans ontstaan dat Cheyenne zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Dat moet ook voor verdachte voorzienbaar zijn geweest. Aldus heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat Cheyenne door haar handelingen zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen, hetgeen ook is geschied. Uit de diverse deskundigenrapportages volgt voorts dat Cheyenne door het handelen van verdachte dusdanig zwaar hersenletsel heeft opgelopen dat zij als gevolg daarvan is overleden. De geweldshandelingen die [medeverdachte] kort daarvoor tegen haar kind (Cheyenne) heeft uitgeoefend passen niet in de bevindingen van de deskundigen omtrent de doodsoorzaak.
V.2 Standpunt verdediging. Vrijspraak van het primair en subsidiaire tenlastegelegde omdat het verdachte heeft ontbroken aan opzet, ook in voorwaardelijke zin, niet alleen op de dood van Cheyenne maar ook op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Integrale vrijspraak omdat in onvoldoende mate vaststaat dat het overlijden van Cheyenne is veroorzaakt door de geweldshandelingen van verdachte. Het kort daarvoor door [medeverdachte] toegepaste geweld kan dit fatale gevolg evenzeer hebben veroorzaakt.
V.3 De te beantwoorden vragen. Tegen de achtergrond van de hiervoor onder het kopje 'I. Inleiding' vermelde feiten dient de rechtbank bij de beoordeling van feit 1 vast te stellen waaraan Cheyenne is overleden en of er een oorzakelijk verband bestaat tussen de dood van Cheyenne en het handelen van verdachte waarbij tevens de vraag moet worden beantwoord of het handelen van [medeverdachte] de dood van Cheyenne veroorzaakt kan hebben.
De rechtbank zal allereerst de stelling van de verdediging bespreken dat de in het einddossier opgenomen processenverbaal van verhoor van verdachte op onderdelen geen goede weergave vormen van hetgeen er werkelijk is gezegd en dat derhalve dient te worden uitgegaan van hetgeen in de verbatimverslagen staat uitgewerkt. Vervolgens zal de rechtbank aandacht besteden aan het letsel van het slachtoffer in het bijzonder het gedeelte van het letsel dat de dood heeft veroorzaakt. Daarna zal worden nagegaan of vastgesteld kan worden wanneer de letsels zijn ontstaan. Aansluitend zal worden besproken of met een vereiste afdoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld of verdachte dit letsel heeft veroorzaakt. Bij een bevestigend antwoord op deze laatste vraag zal de rechtbank deze gedraging(en) ten aanzien van verdachte in juridische zin kwalificeren.
V.3.1 Procesverbaal van verhoor en de verbatimverslagen daarvan. De rechtbank heeft kennis genomen van de processenverbaal van verhoor van verdachte en [medeverdachte], en van de woordelijk uitgewerkte bandopnamen van een gedeelte van die verhoren. Uit die vergelijking is gebleken dat de verbalisanten verdachte en [medeverdachte] op alle hier na te noemen essentiële onderdelen op correcte wijze hebben gehoord. Aan hen beide is aanvankelijk door het stellen van open vragen de volle ruimte gelaten om hun verklaring te geven. Er is daarna gericht en soms op confronterende wijze doorgevraagd. Bij vergelijking tussen de processen verbaal en de woordelijk uitgewerkte verslagen is niet gebleken van relevante verschillen. De processenverbaal zijn een correcte, zakelijke, weergave van de woordelijk uitgewerkte verslagen. Verder blijkt dat verdachte desgewenst contact mocht opnemen met haar raadsman indien zij daarom verzocht. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om zich voor wat betreft de beoordeling van de feitelijke toedracht te beperken tot de enkele verbatimverslagen van die verhoren.
V.3.2 Het geconstateerde letsel en de doodsoorzaak. In het dossier bevindt zich onder meer een viertal deskundigenrapporten betreffende het letsel en de doodsoorzaak van Cheyenne, te weten kort gezegd: *een pathologisch rapport van A. Maes (bron 8), *een neuropathologisch onderzoek van B. Kubat (bron 9), *een wonddateringsonderzoek van F.R.W. van de Goot (bron 10),
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649
5/16
2722015
ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649, voorheen LJN BR0649, Rechtbank ';sHertogenbosch, 01/82518310
*een letselinterpretatierapport van H.G.T. Nijs (bron 11).
Uit deze rapporten en de door de deskundigen Maes en Kubat ten overstaan van de rechter commissaris gegeven nadere toelichting omtrent hun bevindingen7 leidt de rechtbank af dat er sprake is van talrijke letsels verspreid over het lichaam, waaronder ook ernstig hersenletsel. Maes concludeert in haar rapportage "Als gevolg van botsend geweld op het hoofd waren er bloeduitstortingen in de schedelhuid en was er veel bloed onder het harde hersenvlies met sterke hersenzwelling. Er was bloederig hersenvocht. (...) Het overlijden is het gevolg van de door het geweld opgelopen hersenschade."8 Ten overstaan van de rechtercommissaris heeft A. Maes dit als volgt nader toegelicht: "Onder dit harde hersenvlies liggen bloedvaatjes, de ankervenen. (...) Bij ernstige geweldsinwerking kan een dergelijk bloedvaatje scheuren en ontstaat er bloedverlies onder het harde hersenvlies. Dat proces neemt ruimte in en levert grote druk op de hersenen op. Ook treedt hersenzwelling op doordat de verwonding ertoe leidt dat extra vocht in de hersenen komt. (...) Op een bepaald punt treedt inklemming op van onder andere de hersenstam. De hersenstam reguleert onder andere de ademhaling. Uiteindelijk leidt die schade op die plaats tot het stoppen van de ademhaling en het overlijden van de betrokkene."9 In het neuropathalogisch onderzoek van Kubat, van wie haar conclusies zijn verwerkt in het pathologisch rapport, wordt geconcludeerd dat er sprake is van een "recent subduraal hematoom en axonale beschadiging op het nivo van de craniocervicale overgang en corpus callosum met een ouderdom geschat circa 12 tot 18 uren.", en voorts "Het subdurale hematoom was het gevolg van geweldinwerking op het hoofd.10 Op grond van genoemde conclusies stelt de rechtbank vast dat Cheyenne is overleden ten gevolge van hersenletsel dat is ontstaan door geweldinwerking op haar hoofd.
V.3.3 De datering van het letsel. Zoals uit bovenstaand citaat blijkt geeft Kubat aan dat het hersenletsel ontstaan is ongeveer 12 tot 18 uur voor het intreden van de dood. Deskundige Van de Goot concludeert aan de hand van een zestal huidbiopten die tijdens de sectie zijn afgenomen op plaatsen waar bloeduitstortingen zichtbaar waren, dat deze letsels kort voor de ziekenhuisopname ontstaan kunnen zijn. Er zijn voorts geen aanwijzingen dat deze letsels langer dan 16 uur voor het overlijden zijn ontstaan.11 Bij de rechter commissaris verklaart hij dat het onderzochte weefsel geen letsel vertoont met een ouderdom van meer dan circa 24 uur.12
Cheyenne is op 3 april 2010 omstreeks 00.42 uur naar het ziekenhuis gebracht en zij is diezelfde dag om 16.35 uur overleden. De ambulance is gebeld omstreeks 00.31 uur. Alvorens de ambulance is gebeld is geprobeerd Cheyenne weer bij bewustzijn te brengen.13 De rechtbank stelt vast dat het procesdossier geen enkele aanwijzing bevat dat de geweldsinwerking die tot het hersenletsel en de uiteindelijke dood heeft geleid na 00.31 uur is ontstaan. In aanmerking genomen de bevindingen van Kubat, die het ontstaan van het hersenletsel dateert op 12 tot 18 uur, is de rechtbank van oordeel dat de geweldsinwerking die tot de dood heeft geleid bij benadering moet hebben plaatsgevonden tussen 2 april 2010 om 22.35 uur en 3 april 2010 om 00.20 uur.
V.3.4 Oorzaak van het hersenletsel. Verklaringen van verdachten. Uit de verhoren van [medeverdachte] blijkt dat zij vanaf haar eerste verhoor heeft aangeven dat zij Cheyenne een keer heeft geslagen en een keer met haar voet heeft weggeduwd. Zij heeft daarbij verklaard dat Cheyenne na het wegduwen/schoppen met de voet is omgevallen, doch niet dat zij daarbij met haar hoofd op de grond viel.14 Ook verklaart [medeverdachte] dat zij bonken hoort wanneer zij in de badkamer is.15 Zij verklaart niet over eerdere bonken. Verdachte, naast Cheyenne de enige andere persoon aanwezig bij deze gebeurtenis, heeft op dit punt in haar politieverhoren niet anders verklaard.16 In haar verhoor van 5 april 2010 geeft zij, geconfronteerd met de verklaring van [getuige]op dit punt, nadrukkelijk aan dat de bonken pas ontstaan door geweld dat zij gebruikt tegen Cheyenne en dat [medeverdachte] dan al naar de badkamer is.17 Ook in haar verhoor van 3 april 2010 verklaart zij dat zij geweld toepast terwijl [medeverdachte] in de badkamer is.18 Zij beschrijft hoe Cheyenne achterover valt nadat zij haar raakt op/tegen de linkerwang19. Het is verdachte die als eerste spreekt over "een bonk", als toelichting op een eerder antwoord waarin zij zegt dat ze " hard" duwde20. Even verder in dit verhoor verklaart verdachte dat haar geweld twee bonken heeft veroorzaakt21 hetgeen zij uitdrukkelijk bevestigt in een aansluitend verhoor. 22 Voorts heeft verdachte in haar verhoren verklaard dat zij Cheyenne twee maal, relatief kort na elkaar, met (zeer) grote kracht heeft geduwd en dat het slachtoffer als gevolg daarvan twee maal met een bonk op de grond terecht is gekomen.23 Nadat zij de tweede keer deze handeling had verricht bleek Cheyenne buiten bewustzijn. Zij is, tot haar overlijden, niet meer bij bewustzijn geweest. Verdachte verklaart verder dat zij "zo boos"/"ontzettend boos" was toen zij Cheyenne "duwde"24 en nergens aan dacht.25 Desgevraagd bevestigt ze dat het ging om een woedeuitbarsting.26
In haar verklaring van 11 mei 2010 verklaart verdachte dat zij heeft geslagen.27 Gelet op de woordelijke uitwerking van het verhoor blijkt niet, anders dan de verdediging stelt, dat verdachte daarbij het taalgebruik van de verbalisanten heeft overgenomen. De rechtbank wijst daarbij op het volgende. Nadat haar door een verbalisant wordt gevraagd om tegen de muur voor te doen hoe het duwen is gegaan, zegt zij "dat zij niet tegen de muur gaat slaan".28 Uit ditzelfde verhoor volgt dat dit
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649
6/16
2722015
ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649, voorheen LJN BR0649, Rechtbank ';sHertogenbosch, 01/82518310
slaan duidt op de tweede geweldsuitbarsting: '....Ik wist dat het erg was, maar ik dacht ja, ik heb haar echt een harde klap gegeven. Dat haar ogen zo draaide dus. Ja, ik schrok, ik schrok me dood ja......dat ik haar iets aandeed'29 Dat verdachte later in dit verhoor op dit punt haar verklaring afzwakt, doet hier niet aan af. Bovendien blijkt uit diverse getuigenverklaringen dat verdachte meteen na het voorval heeft aangegeven dat zij had geslagen.30
Geweldshandelingen verdachte in de nacht van 2 april op 3 april 2010. De rechtbank acht op basis van het voorgaande vaststaand dat verdachte Cheyenne in tweede instantie een klap tegen het hoofd heeft gegeven. Uitgaande van verdachtes verklaringen bij de politie, gaat de rechtbank voorts uit van de navolgende feitelijke toedracht voor wat betreft verdachtes aandeel de bewuste nacht.
Verdachte heeft Cheyenne met kracht tegen de schouders geduwd waardoor deze tegen een ledikantje en op de grond (laminaatvloer) is gevallen. Daarbij was een harde bonk te horen. Cheyenne kwam overeind en enkele seconden daarna heeft verdachte haar tegen het hoofd geslagen waardoor zij met haar achterhoofd hard op de grond viel. Daarbij was wederom een harde bonk hoorbaar. Cheyenne bleef liggen en haar ogen draaiden weg. Naar het oordeel van de rechtbank is het met het hoofd hard op de grond vallen aan te merken als uitwendig inwerkend botsend geweld op het hoofd dat naar zijn aard geëigend is het overlijden van Cheyenne te veroorzaken. De rechtbank baseert dit op de hiervoor onder paragraaf III genoemde rapporten en de tegenover de rechtercommissaris afgelegde verklaringen van de medisch deskundigen Kubat (bron 14) en Maes (bron 12).
Geweldshandelingen [medeverdachte] in de nacht van 2 op 3 april 2010. In haar verklaringen bij politie heeft [medeverdachte] consistent, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard. Zij heeft Cheyenne in de bewuste slaapkamer en in bijzijn van verdachte, met de vlakke hand in het gezicht geslagen terwijl Cheyenne bij het voeteneind van de matras stond. Deze klap in het gezicht had niet tot gevolg dat Cheyenne viel. Cheyenne bleef staan. Vervolgens duwde [medeverdachte] met haar voet tegen het bovenbeen van Cheyenne, waardoor Cheyenne op haar billen viel in de buurt van de matras.31 Cheyenne keek [medeverdachte] aan maar huilde niet.32 [medeverdachte] heeft de slaapkamer verlaten en is de badkamer ingelopen. 5 tot 10 minuten later hoorde zij twee bonken uit de richting van de slaapkamer. Daarna werd zij door verdachte geroepen. Deze zei dat ze Cheyenne een klap had gegeven en dat Cheyenne flauw viel.33
Gelet op het tijdstip van dit door [medeverdachte] uitgeoefend geweld, ongeveer 5 tot 10 minuten vóór het door verdachte toegepaste geweld, kan dit circa 16 uur voor het overlijden van Cheyenne tot letsels hebben geleid. De rechtbank acht het echter zeer onwaarschijnlijk dat de door dit handelen toegebrachte letsels de dood van Cheyenne hebben veroorzaakt. Zij baseert dit oordeel onder andere op de bevindingen van deskundige Nijs, die de combinatie van aangetroffen letsels uitsluit bij een klap met de vlakke hand in het gezicht en daarna een duw met de voet tegen een bovenbeen, waardoor Cheyenne met de billen op een matras viel.34 Het gegeven dat Nijs bij het vormen van zijn oordeel is uitgegaan van het vallen met de billen op een matras in plaats van op de grond, welke laatste lezing meer past bij de verklaring van [medeverdachte] dat Cheyenne "bij de matras" viel, maakt dit niet anders nu een enkele val op de billen normaal gesproken geen axonale schade veroorzaakt.35
Alternatieve feitelijke lezing van verdachte. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard over het door [medeverdachte] tegen Cheyenne gebruikte geweld en de uitwerking daarvan op Cheyenne. Verdachte, die daarover niet eerder had verklaard, plaatst net als [medeverdachte] het door [medeverdachte] in de slaapkamer gebruikte geweld in tijd ongeveer 10 minuten vóór het door haarzelf gebruikte geweld. Op onderdelen wijkt haar verklaring echter af van hetgeen [medeverdachte] hierover heeft verklaard en houdt deze kort gezegd het navolgende in: [medeverdachte] heeft Cheyenne tegen een bovenbeen getrapt waardoor Cheyenne achterover op de grond naast de matras is gevallen. Toen Cheyenne viel hoorde verdachte een bonk. Cheyenne is vervolgens opgestaan waarna [medeverdachte] haar een harde klap in de linkerzijde van het gezicht heeft gegeven. Cheyenne is daardoor opnieuw op de grond gevallen. Verdachte heeft toen geen bonk gehoord. Toen verdachte ongeveer 10 minuten later zelf geweld tegen Cheyenne gebruikte is Cheyenne weliswaar twee keer gevallen maar daarbij was slechts eenmaal een bonk te horen, en wel na de tweede 'duw'.36 De raadsman heeft het verweer gevoerd dat bij die lezing van de feiten niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat het overlijden van Cheyenne is veroorzaakt door het door verdachte toegepaste geweld. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het geweld dat [medeverdachte] kort daarvoor tegenover Cheyenne heeft gebruikt net zo goed de dood van Cheyenne kan hebben veroorzaakt.
De rechtbank acht de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring niet aannemelijk. Zij is strijdig met de door haar in het politieverhoor van 3 april 2010 afgelegde verklaring dat bij het door haar gebruikte geweld Cheyenne twee keer is gevallen en daarbij twee keer een bonk hoorbaar was.37 In latere verhoren is ze daarbij gebleven en heeft zij het twee keer met (zeer) grote kracht duwen van Cheyenne met als gevolg het tweemaal met een bonk terechtkomen van Cheyenne in tijd kort na elkaar geplaatst 38. Dit verdraagt zich niet met een tijdspanne van ongeveer 10 minuten.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649
7/16
2722015
ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649, voorheen LJN BR0649, Rechtbank ';sHertogenbosch, 01/82518310
Ook diverse getuigen hebben niet verklaard over zo'n tijdspanne tussen de gehoorde bonken, met uitzondering van getuige [getuige 2] ten overstaan van de rechtercommissaris. Die verklaring wijkt echter af van diens verklaring ten overstaan van de politie afgelegd op 3 april 2011, welke inhield dat hij twee bonken had gehoord met ongeveer 20 seconden ertussen39 en biedt reeds daarom onvoldoende steun aan de verklaring van verdachte. Bij het beantwoorden van de vraag of het door [medeverdachte] toegepaste geweld evenzeer de dood van Cheyenne kan hebben veroorzaakt, neemt de rechtbank derhalve niet de ter terechtzitting door verdachte afgelegde verklaring over dat geweld tot uitgangspunt maar de verklaring van [medeverdachte].
V.3.5 Conclusie rechtbank. Alles afwegende trekt de rechtbank de conclusie dat Cheyenne is komen te overlijden als gevolg van de beide door verdachte toegepaste geweldshandelingen tegen Cheyenne en met name de tweede ervan, de door verdachte uitgedeelde harde klap tegen het hoofd van Cheyenne waardoor Cheyenne hard met haar hoofd op de grond is gevallen.
V.3.6 Juridische kwalificatie. Het geweld dat verdachte heeft toegepast heeft geleid tot de dood van Cheyenne. Uit de sectie blijkt dat Cheyenne ten tijde van haar overlijden 2 jaar en ruim 5 maanden oud was, 12 kilo woog en 89 cm lang was. Zij was betrekkelijk klein voor haar leeftijd en haar gewicht was gemiddeld.40 Verdachte heeft tot twee maal toe zeer fors geweld gebruikt tegen Cheyenne. Dit geweld betreft achtereenvolgens een (zeer) harde duw tegen het lichaam van Cheyenne en een harde slag tegen haar hoofd. Beide geweldshandelingen hadden tot onmiddellijk gevolg dat Cheyenne hard met haar hoofd op de grond terecht kwam.
De rechtbank acht onwaarschijnlijk dat verdachte de dood van het kind heeft beoogd. Evenmin kan worden gezegd dat het gewelddadig handelen van verdachte zo heftig was dat de kans op dodelijk letsel als rechtstreeks en voorzienbaar gevolg aanmerkelijk moet worden geacht. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de primair tenlastegelegde doodslag.
Wel had verdachte had zich kunnen en moeten realiseren dat een dergelijk zwaar gewelddadig handelen tegen een jong, klein en licht kind geschikt was om, en naar uiterlijke verschijningsvorm gericht was op, het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel zoals hersenletsel en/of botbreuken aan de schedel. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat verdachte door te handelen zoals zij heeft gedaan welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan als gevolg van haar handelen, en dat aldus haar opzet in voorwaardelijke zin aanwezig was. De rechtbank acht op grond van het bovenstaande bewezen dat sprake is van zware mishandeling. Omdat de doodeen rechtstreeks gevolg is van het eerdere toegebrachte zware letsel kwalificeert de rechtbank het handelen van verdachte als: zware mishandeling, de dood ten gevolg hebbend.
VI. Standpunten en beoordeling feit 2.
VI.1 Standpunt officier van justitie. Vrijspraak van de tenlastegelegde (medeplegen van) pogingen tot zware mishandeling, omdat onduidelijk is hoeveel kracht bij de diverse geweldshandelingen is gebruikt, de plaatsen op het lichaam waar het slachtoffer is geraakt en welk letsel dat heeft veroorzakt. Bewezenverklaring van het medeplegen van de uitgeschreven eenvoudige mishandelingen, met uitzondering van het achter het laatste liggende streepje uitgeschreven incident.
VI.2 Standpunt verdediging. Vrijspraak van de tenlastegelegde (medeplegen van) pogingen tot zware mishandeling, omdat het (voorwaardelijk) opzet daartoe niet kan worden bewezen. Referte terzake van de uitgeschreven eenvoudige mishandelingen.
VI.3 Oordeel rechtbank.
VI.3.1 pogingen tot zware mishandeling? Omdat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in algemene bewoordingen over de diverse incidenten hebben verklaard, is het voor de rechtbank in algemene zin onduidelijk met welke kracht en intensiteit de diverse geweldshandelingen zijn uitgeoefend, de plaatsen op het lichaam van Cheyenne die daarbij zijn geraakt en welke letsels daardoor zijn ontstaan. De diverse rapportages van de deskundigen bieden hierover evenmin uitsluitsel. Zonder deze informatie kan door de rechtbank niet worden vastgesteld dat door de uitoefening van de afzonderlijk uitgeschreven geweldshandelingen sprake is geweest van een dusdanige impact op het lichaam dat daardoor een aanmerkelijke kans bestond dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte door de uitgeschreven incidenten (al dan niet tezamen met medeverdachte [medeverdachte]) heeft
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649
8/16
2722015
ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649, voorheen LJN BR0649, Rechtbank ';sHertogenbosch, 01/82518310
getracht Cheyenne zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
VI.3.2 Mishandelingen. Algemeen. Verdachte heeft ter zitting in algemene zin verklaard dat zij en medeverdachte [medeverdachte] (hierna telkens [medeverdachte]) vanaf februari 2010 zijn begonnen met Cheyenne lijfelijk te straffen, met name wanneer Cheyenne weigerde te eten, niet wilde slapen of anderszins ongehoorzaam was. Deze lijfelijke straffen hebben op verschillende tijdstippen tot 3 april 2010 plaatsgevonden in de woning van de moeder van verdachte te [adres] in [gemeente], alwaar zij in die periode gedrieën inwoonden. Verdachte heeft in die periode ook blauwe plekken op het lichaam van Cheyenne gezien. Voorts heeft verdachte verklaard dat zij Cheyenne in de nacht van 2 op 3 april 2010, in de woning van [getuige]te [adres] in Eindhoven, twee harde duwen tegen het lichaam heeft gegeven waardoor zij ten val kwam.41 Bij de politie heeft verdachte verklaard dat de aangetroffen onderhuidse hematomen op het lichaam van Cheyenne wel zullen komen door de klappen die zij en [medeverdachte] Cheyenne hebben gegeven. Zij verklaart voorts over een zekere opbouw in de straffen: 'De tikken hadden niet het gewenste effect. Als de tikken niet werken ga je iets anders zoeken.' Op de vraag van de verhorend verbalisant of er sprake is geweest van stelselmatige mishandeling antwoordt verdachte: 'Daar hebben jullie gelijk in.' 42
[medeverdachte] bevestigt dat zij en verdachte vanaf februari 2010 zijn begonnen met het lijfelijk straffen van Cheyenne als deze ongehoorzaam was. [medeverdachte] heeft op meerdere momenten blauwe plekken op het lichaam van Cheyenne gezien na hardhandig optreden door verdachte.43 Diverse getuigen verklaren over bij Cheyenne waargenomen letsel(s) gedurende de tenlastegelegde periode.44 Patholoog Maes en pediater Nijs hebben verspreid over het lichaam van Cheyenne zeer veel onderhuidse bloeduitstortingen geconstateerd.45 Volgens deskundige Maes zijn deze letsels het gevolg geweest van meermalen opgelopen uitwendig inwerkend botsend geweld.46 Deskundige Nijs stelt dat een belangrijk deel van de de letsels het gevolg zijn van nietaccidentele toedracht, dus niet verklaard kunnen worden door een normale val of iets dergelijks.47
Specifieke incidenten. De rechtbank zal de onder het tweede cumulatief alternatief uitgeschreven geweldshandelingen één voor één bespreken.
a) met schoen tegen naakte lichaam Cheyenne gooien. [medeverdachte] heeft op meerdere momenten bij de politie verklaard dat zij wel eens schoenen naar/tegen Cheyenne heeft gegooid.48 Meer specifiek verklaart zij daarover op 5 april 2010 dat zij op enig moment een week geleden in de douche is gelopen en een schoen tegen Cheyenne aan heeft gegooid omdat ze zo boos was.49
Verdachte heeft wel eens gezien dat [medeverdachte] met een schoen naar Cheyenne heeft gegooid. Zij heeft dit zelf echter nooit gedaan.50 De rechtbank zal verdachte van dit incident vrijspreken bij gebrek aan wettig bewijs, omdat uit geen enkel bewijsmiddel volgt dat zij op enigerlei wijze bij een dergelijk incident betrokken is geweest.
b) met riem tegen de billen van Cheyenne slaan. Verdachte verklaart op 3 april 2010 dat zij en [medeverdachte] ongeveer een maand geleden Cheyenne met een broekriem tegen haar billen hebben geslagen. Verdachte had de riem voor Cheyenne neergelegd en daarbij gezegd dat ze die zou voelen als ze niet zou eten. Omstreeks 21:00 22:00 uur moest Cheyenne gaan staan, waarop [medeverdachte] tegen Cheyenne zei dat ze haar broek naar beneden moest doen. Daarop gaf [medeverdachte] Cheyenne twee klapjes tegen haar billen. Twee uur later heeft verdachte Cheyenne drie keer met de riem op haar billen geslagen. Verdachte sloeg harder dan [medeverdachte] daarvoor had gedaan. Verdachte zag dat de billen van Cheyenne na het slaan met de riem een beetje rood waren.51 Verdachte heeft ter zitting erkend dat zij Cheyenne met een riem heeft geslagen. Volgens verdachte heeft zij dit twee keer gedaan en ook [medeverdachte] zou dit twee keer hebben gedaan.52
[medeverdachte] heeft op 13 april 2010 bij de politie verklaard dat Cheyenne twee keer met een riem is geslagen, één keer door [medeverdachte] en één keer door verdachte. Dit zou ongeveer een maand geleden hebben plaatsgevonden53 Op 4 april 2010 verklaart [medeverdachte] dat Cheyenne circa een maand geleden door haar ([medeverdachte]) met een riem op de billen is geslagen en dat verdachte dat later ook een keer heeft gedaan.54 De rechtbank leidt uit de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] af dat het door hen slaan met de riem (na elkaar) in elkaars bijzijn is gepleegd en dat de aanleiding hiertoe was gelegen in het feit dat Cheyenne kennelijk weigerde te eten. Nu verdachte en [medeverdachte] ten tijde van elkaars handelen niet over en weer hebben ingegrepen en hebben nagelaten om Cheyenne tegen de
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649
9/16
2722015
ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649, voorheen LJN BR0649, Rechtbank ';sHertogenbosch, 01/82518310
mishandeling door de ander te beschermen, hebben zij elkaars mishandeling aanvaard en zich hierbij aangesloten. Naar het oordeel van de rechtbank zijn zij dan ook beiden in gelijke mate verantwoordelijk voor deze gepleegde mishandelingen. De rechtbank concludeert dat er sprake is geweest van bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte]. De rechtbank acht het medeplegen van deze mishandelingen dan ook bewezen. Voorts kan worden bewezen dat Cheyenne hierbij letsel heeft opgelopen, nu verdachte verklaart over rode billen als gevolg van het slaan. Daarnaast kan het niet anders zijn dan dat het bewezenverklaarde handelen een bijzondere onaangename gewaarwording op het lichaam van Cheyenne moet hebben veroorzaakt en zij aldus pijn heeft ondervonden (HR 11 februari 1929).
c) met een hand tegen het hoofd van Cheyenne slaan. De rechtbank begrijpt na een toelichting van de officier van justitie dat hiermee wordt gedoeld op het incident in de nacht van 23 april 2010 te Eindhoven, hetgeen hiervoor onder feit 1 reeds is besproken en bewezenverklaard. De rechtbank acht de uitgeschreven mishandeling op dezelfde gronden bewezen inclusief het daarbij opgelopen letsel. Hierbij acht de rechtbank tevens naar algemene ervaringsregels bewezen dat Cheyenne door de klap tegen het hoofd pijn heeft ondervonden.
d) het tegen de armen, billen, benen, handen en gezicht van Cheyenne slaan. Verdachte verklaart dat Cheyenne regelmatig klappen kreeg van [medeverdachte] en verdachte. 'Wij sloegen haar dan met de vlakke hand op haar billen of benen. Soms sloegen wij met de vlakke hand in haar gezicht. Wij sloegen haar meestal 2 à 3 keer per dag'. Volgens verdachte zullen de aangetroffen onderhuidse hematomen op het lichaam van Cheyenne wel komen door de klappen die zij en [medeverdachte] haar (Cheyenne) hebben gegeven; 'Wij sloegen Cheyenne vaak'. Voorts verklaart verdachte over een duidelijke opbouw in de klappen die Cheyenne kreeg, 'Het ging steeds harder'. Verdachte begrijpt dat als je een kind slaat dat dat pijn doet.55 Ter zitting heeft verdachte aangegeven dat zij Cheyenne op de benen en billen heeft geslagen, doch niet in haar gezicht.56
[getuige]heeft gezien en gehoord dat verdachte Cheyenne in het gezicht en op de billen slaat als ze niet luistert. Voorts verklaart zij dat Cheyenne een corrigerende tik van verdachte en [medeverdachte] krijgt als ze niet luistert. [getuige] vindt dat Cheyenne veel tikken heeft gekregen. [getuige] heeft van verdachte en [medeverdachte] gehoord dat Cheyenne niet luistert en het dan moet voelen. Meer specifiek verklaart [getuige] nog het volgende: 'Cheyenne is een slechte eter. Ik zie dat [verdachte] Cheyenne dan slaat en opstaat. Hierna gaat [medeverdachte] bij Cheyenne zitten en probeert haar eten te geven. Als dit vervolgens niet lukt slaat ook [medeverdachte]. Ik heb gezien dat [medeverdachte] Cheyenne meerdere keren achter elkaar slaat.57 Uit de verklaring die [getuige] ten overstaan van de rechtercommissaris heeft afgelegd kan eveneens worden afgeleid dat Cheyenne vaker door verdachte en [medeverdachte] is geslagen.58
[medeverdachte] verklaart op meerdere momenten dat Cheyenne door haar en verdachte met de vlakke hand werd geslagen, waaronder tegen de benen, billen en het gezicht. Cheyenne kreeg nagenoeg dagelijks klappen. Cheyenne werd geslagen als zij iets stouts gedaan had.59
De rechtbank houdt verdachte aan haar bij de politie afgelegde verklaring. De rechtbank leidt uit de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] af dat Cheyenne dagelijks door hen werd geslagen en dat dit ook in elkaars bijzijn werd gedaan. Uit de hiervoor onder het kopje 'Algemeen' uitgewerkte verklaringen van verdachte en [medeverdachte] volgt dat zij vanaf februari 2010 zijn begonnen met het lijfelijk straffen van Cheyenne als zij weigerde te eten, niet wilde slapen of anderszins ongehoorzaam was. Omdat verdachte en [medeverdachte] van elkaars (onderliggende) mishandelingen op de hoogte waren en deze in elkaars bijzijn hebben gepleegd en zij vervolgens niet over en weer hebben ingegrepen, hebben zij nagelaten om Cheyenne tegen de mishandelingen door de ander te beschermen. Daarmee hebben zij elkaars mishandelingen aanvaard en zich hierbij aangesloten. De rechtbank oordeelt dan ook dat hierbij sprake is geweest van bewuste en nauwe samenwerking door verdachte en [medeverdachte] op het plegen van deze mishandelingen. Deze bewuste en nauwe samenwerking volgt meest treffend uit het hiervoor aangehaalde citaat uit de verklaring van [getuige]. De rechtbank acht het medeplegen van de onderliggende mishandelingen dan ook bewezen. Het hoeft voorts naar het oordeel van de rechtbank geen betoog dat Cheyenne door deze geweldshandelingen pijn heeft ondervonden en letsel heeft bekomen.
e) het tegen het lichaam van Cheyenne schoppen/trappen. De rechtbank begrijpt na een toelichting van de officier van justitie dat hiermee wordt gedoeld op het incident in de nacht van 23 april 2010 te Eindhoven, waarbij [medeverdachte] tegen het bovenbeen van Cheyenne heeft geschopt/getrapt.
[medeverdachte] heeft op meerdere momenten verklaard dat zij Cheyenne op enig tijdstip in de nacht van 2 op 3 april 2010 met haar voet tegen het bovenbeen van Cheyenne heeft geduwd waardoor Cheyenne ten val kwam.60 Verdachte heeft [medeverdachte] deze geweldshandeling zien verrichten.61
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649
10/16
2722015
ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649, voorheen LJN BR0649, Rechtbank ';sHertogenbosch, 01/82518310
De rechtbank zal verdachte van dit incident vrijspreken bij gebrek aan wettig bewijs, omdat uit geen enkele bewijsmiddel volgt dat zij op enigerlei wijze bij dit specifieke incident in strafrechtelijke zin betrokken is geweest.
f) het in de handen/armen van Cheyenne knijpen. Verdachte heeft verklaard: 'Wij hebben haar (Cheyenne) ook wel eens geknepen' en 'Ik kneep haar wel eens in de hand'.62 Ter zitting heeft verdachte herhaald dat zij Cheyenne wel eens heeft geknepen.63
[medeverdachte] heeft gezien dat verdachte in de handen van Cheyenne kneep en dat daardoor blauwe plekjes ontstonden. [medeverdachte] heeft regelmatig gezien dat verdachte Cheyenne bij haar handjes pakte en vervolgens in het vel aan de bovenkant van haar hand kneep. Verdachte draaide aan het vel op de rug van het handje van Cheyenne. Cheyenne begon dan te huilen.64
De rechtbank leidt uit verklaringen van [medeverdachte] af dat Cheyenne meerdere keren in haar ([medeverdachte]) bijzijn is geknepen door verdachte. Deze handeling past in de hiervoor onder het kopje 'Algemeen' uitgewerkte verklaringen van verdachte en [medeverdachte] waaruit volgt dat zij en [medeverdachte] vanaf februari 2010 zijn begonnen om Cheyenne lijfelijk straffen als zij weigerde te eten, niet wilde slapen of anderszins ongehoorzaam was. Nu [medeverdachte] van het knijpen van Cheyenne op de hoogte was en dit tevens in haar bijzijn werd gedaan en zij vervolgens niet heeft ingegrepen, heeft zij nagelaten om haar dochter te beschermen tegen deze mishandelingen en heeft zij haar rechtsplicht tegen over haar dochter ernstig geschonden. Daarmee heeft zij deze door verdachte gepleegde mishandeling(en) aanvaard en zich hierbij aangesloten. De rechtbank houdt [medeverdachte] dan ook mede verantwoordelijk voor deze mishandeling(en). Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat er sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte]. Voorts volgt uit de verklaring van [medeverdachte] dat Cheyenne hierbij letsel heeft opgelopen. Daarnaast kan het niet anders zijn dan dat dit knijpen een bijzondere onaangename gewaarwording op het lichaam van Cheyenne moet hebben veroorzaakt en zij aldus tevens pijn heeft ondervonden (HR 11 februari 1929).
g) het met kracht heen en weer bewegen/schudden van het lichaam van Cheyenne. Verdachte verklaart hierover: 'Wij hebben haar ook wel eens geschud.'65. In het verbatimverslag van ditzelfde verhoor staat voorts over de duur van dit schudden uitgewerkt: 'Niet lang, gewoon....weet ik veel... 2 minuten....nog niet eens....een minuut...paar seconden.66 Ter zitting komt verdachte terug op haar eigen aandeel. [medeverdachte] zou het echter wel hebben gedaan.67
[medeverdachte] verklaart op geen enkel moment in haar verklaringen over het schudden van Cheyenne.
De rechtbank stelt vast dat verdachte slechts bij gelegenheid van één verhoor en slechts in de meest algemene bewoordingen over dit/deze incident(en) verklaart. De wijze waarop en de omstandigheden waaronder een en ander plaats zou hebben gevonden blijft hierbij onduidelijk. Nu [medeverdachte] evenmin uitsluitsel hieromtrent biedt, acht de rechtbank dit onderdeel van de tenlastelegging bij gebrek aan wettig bewijs niet bewezen. Verdachte zal van dit gedeelte van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
h) het krachtig vastpakken bij de armen, gezicht, hoofd of lichaam van Cheyenne. [medeverdachte] heeft verdachte dit wel eens bij Cheyenne zien doen.68 Over haar eigen betrokkenheid verklaart zij niets.
Verdachte heeft op geen enkel moment in haar verklaringen over dergelijke handelingen verklaard. Ter zitting heeft zij uitdrukkelijk ontkend zoiets te hebben gedaan.69
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte] verdachte in algemene bewoordingen belast en dat verdachte ontkend. Nu het procesdossier geen aantoonbare aanwijzingen anderszins bevat, acht de recht bank dit onderdeel van de tenlastelegging bij gebrek aan wettig bewijs niet bewezen. Verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
i) het duwen van het hoofd van Cheyenne tegen een muur of kast. [medeverdachte] verklaart dat zij Cheyenne 'ook wel eens met haar hoofdje tegen de kast aan heeft geduwd.'70
Verdachte ontkent enige betrokkenheid bij een dergelijk incident. Zij weet ook niet of [medeverdachte] zoiets heeft gedaan.71
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649
11/16
2722015
ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649, voorheen LJN BR0649, Rechtbank ';sHertogenbosch, 01/82518310
De rechtbank zal verdachte van dit incident vrijspreken bij gebrek aan wettig bewijs, omdat uit geen enkele bewijsmiddel volgt dat zij op enigerlei wijze bij een dergelijk incident betrokken is geweest.
j) het tegen het lichaam van Cheyenne duwen waardoor deze ten val kwam. De rechtbank begrijpt na een toelichting van de officier van justitie dat hiermee wordt gedoeld op het incident in de nacht van 23 april 2010 te Eindhoven, hetgeen hiervoor onder feit 1 reeds is besproken en bewezenverklaard. De rechtbank acht de uitgeschreven mishandeling op dezelfde gronden bewezen. De rechtbank acht voorts de conclusie gerechtvaardigd dat de bewezenverklaarde handeling een bijzondere onaangename gewaarwording op het lichaam van Cheyenne moet hebben veroorzaakt en zij aldus pijn heeft ondervonden (HR 11 februari 1929).
k) het met de vingers tegen de lippen van Cheyenne tikken. [medeverdachte] heeft gezien dat verdachte met haar vingers tegen de lippen van Cheyenne tikte, waarop zij een blauwe plek zag.72 Op een ander moment verklaart [medeverdachte] dat zij heeft gezien dat verdachte Cheyenne een tik op de mond gaf, dit door de vingers in elkaar te steken en dan tegen de mond te tikken. De lippen van Cheyenne gingen dan kapot. [medeverdachte] heeft dit zelf ook een keer gedaan. Cheyenne kreeg de laatste tijd dagelijks van dit soort tikken tegen haar mond/lipjes.73
Verdachte heeft ter zitting erkend dat zij wel eens met haar vingers tegen de lippen van Cheyenne heeft getikt.74 Verdachte weet dat een dergelijke handeling pijn veroorzaakt bij een kind.75
De rechtbank leidt uit de verklaringen van [medeverdachte] af dat Cheyenne meerdere keren met de vingers tegen haar mond/lippen werd getikt en dat dit door verdachte en [medeverdachte] in elkaars bijzijn werd gedaan. Uit de hiervoor onder het kopje 'Algemeen' uitgewerkte verklaringen van verdachte en [medeverdachte] volgt dat zij vanaf februari 2010 zijn begonnen met het lijfelijk straffen van Cheyenne als zij weigerde te eten, niet wilde slapen of anderszins ongehoorzaam was. Nu verdachte en [medeverdachte] van de onderliggende 'tikken' op de hoogte waren en dit in elkaars bijzijn hebben gedaan en zij vervolgens niet over en weer hebben ingegrepen, hebben zij nagelaten om Cheyenne tegen de mishandeling door de ander te beschermen. Daarmee hebben zij elkaars mishandeling aanvaard en zich hierbij aangesloten. De rechtbank houdt verdachte en [medeverdachte] dan ook in gelijke mate verantwoordelijk voor deze mishandelingen. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte]. Voorts kan op basis van de verklaring van [medeverdachte] worden bewezen dat Cheyenne hierbij letsel heeft opgelopen. Daarnaast kan het niet anders zijn dat het bewezenverklaarde handelen een bijzondere onaangename ervaring voor Cheyenne moet zijn geweest en zij aldus tevens pijn heeft ondervonden (HR 11 februari 1929). Dit laatste volgt ook reeds uit de verklaring van verdachte (zie noot 77).
l) het Cheyenne onder een koude douche zetten en daarop voor een open raam laten staan terwijl de buitentemperatuur erg laag was. De rechtbank begrijpt na een toelichting van de officier van justitie dat hiermee wordt gedoeld op het enkele incident waarover de oma van verdachte, [naam oma van verdachte] verklaart.
[oma van verdachte], tevens (in)wonend in de woning van de moeder van verdachte te [adres] in [gemeente], verklaart in dit verband: 'Ik zag een keer toen ik boven was dat Cheyenne in haar blootje in de badkamer stond. Het was midden in de winter, het was koud buiten en het raam in de badkamer stond open. Ik zag dat Cheyenne stond te rillen en dat ze helemaal nat was. Ik kon zien dat ze onder de douche had gestaan. Even later kwam [medeverdachte]; rechtbank) in de badkamer en die zei dat ze Cheyenne in de douche had gezet omdat ze geplast had. Ze liet haar nu voor straf in de kou staan.'76
[medeverdachte] verklaart hierover: 'De oma heeft ons ooit aangesproken toen wij Cheyenne voor straf onder de koude douche hadden gezet. Wij lieten Cheyenne dan een paar minuten onder de koude douche staan.'77 Volgens verdachte was zij ten tijde van dit bewuste incident niet thuis. Zij ontkent dan ook enige betrokkenheid.78 De rechtbank zal verdachte van dit incident vrijspreken bij gebrek aan wettig bewijs, omdat uit geen enkele bewijsmiddel volgt dat zij op enigerlei wijze bij dit specifieke incident in strafrechtelijke zin betrokken is geweest.
VII. De bewezenverklaring. Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649
12/16
2722015
ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649, voorheen LJN BR0649, Rechtbank ';sHertogenbosch, 01/82518310
1. subsidiair: omstreeks 03 april 2010 te Eindhoven aan een persoon genaamd [Cheyenne](geboren op [geboortedatum]2007) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten ernstig hersenletsel), heeft toegebracht, door opzettelijk: met kracht tegen het lichaam, van die [medeverdachte] te duwen en tegen het hoofd van die [medeverdachte] te slaan als gevolg waarvan die [medeverdachte] telkens is gevallen en waarbij die [medeverdachte] met haar hoofd op de grond is gevallen, terwijl het feit de dood tengevolge heeft gehad;
2. tweede cumulatief alternatief: op tijdstippen in de periode van 01 februari 2010 tot 03 april 2010 te Valkenswaard tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk mishandelend een persoon te weten [medeverdachte], geboren op [geboortedatum]2007: met een riem tegen de billen heeft geslagen en tegen de armen en de billen en de benen en het gezicht heeft geslagen en met kracht in de handen heeft geknepen en met kracht met de vingers tegen de lippen heeft getikt waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
en omstreeks 03 april 2010 te Eindhoven opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [Cheyenne], geboren op [geboortedatum]2007, met kracht tegen het hoofd heeft geslagen en met kracht tegen het lichaam heeft geduwd, waardoor zij ten val kwam waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
VIII. De kwalificatie. Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Naar het oordeel van de rechtbank is er tussen het bewezenverklaarde feit 1 en de onder feit 2 (tweede cumulatief alternatief) bewezenverklaarde incidenten c (slaan tegen hoofd) en j (duwen met val) sprake van eendaadse samenloop in de zin van art. 55 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank overweegt daartoe dat er sprake is van een vergelijkbare strekking van de betrokken strafbepalingen, alsmede van eenheid van tijd en plaats en een wezenlijke samenhang in de overtreding van de verschillende strafbepalingen.
IX.De strafbaarheid. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te haren laste bewezen is verklaard.
X. Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie. (bijlage 3) De officier van justitie acht gelet op de aard en de duur van de mishandelingen (feit 2) en de uiteindelijke fatale afloop van een nieuwe (zware) mishandeling (feit 1) een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur gerechtvaardigd. Bij afwezigheid van relevante factoren die tot een matiging van de straf nopen, vordert de officier van justitie: een gevangenisstraf van 6 jaren, met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging. Gelet op de bepleite vrijspraken dient er een geheel andere strafoplegging te volgen dan de vordering van de officier van justitie. Ook overigens is de gevorderde straf veel te hoog, omdat er sprake is van een ongewild gevolg (feit 1).
Het oordeel van de rechtbank. Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649
13/16
2722015
ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649, voorheen LJN BR0649, Rechtbank ';sHertogenbosch, 01/82518310
de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft gedurende een periode van ruim twee maanden de 2jarige Cheyenne, de dochter van haar toenmalige partner [medeverdachte], mishandeld. Hierbij is sprake geweest van stelselmatige mishandeling door verdachte en [medeverdachte]. De mishandelingen vonden na verloop van tijd zelfs dagelijks plaats en gingen met steeds meer kracht gepaard. Cheyenne werd op uiteenlopende wijze 'lijfelijk gestraft' als zij weigerde te eten, niet wilde slapen of anderszins ongehoorzaam was. Na het overlijden van Cheyenne zijn verspreid over haar hele lichaam onderhuidse bloeduitstortingen aangetroffen. Het handelen van verdachte levert kindermishandeling op, een zeer ernstige vorm van mishandeling met name nu het gaat om een kwetsbare en weerloze peuter die afhankelijk was van haar moeder ([medeverdachte]) en verdachte, zijnde de partner en huisgenoot van [medeverdachte], die mede verantwoordelijk was voor de dagelijkse verzorging van Cheyenne. Verdachte heeft door haar gewelddadige handelen de psychische en lichamelijke integriteit van Cheyenne in ernstige mate geschonden. Kinderen, zeker als ze nog (zeer) jong zijn, behoren door hun ouder(s) en/of partner daarvan beschermd te worden en in een veilige omgeving op te groeien. Verdachte heeft met haar handelen Cheyenne de mogelijkheid van een ongestoorde en onbezorgde jeugd in ernstige mate beperkt. Cheyenne moet zeer vaak pijn, ongemak en angst hebben ervaren. De rechtbank acht het onbegrijpelijk dat verdachte, die ondanks haar jeugdige leeftijd toch al enige ervaring had opgedaan met het verzorgen van kleine kinderen, niet aan alternatieven heeft gedacht teneinde om te gaan met een kennelijk in haar beleving lastig op te voeden kind. In plaats daarvan heeft er in de nacht van 2 april op 3 april 2010 een fatale mishandeling plaatsgevonden, waarbij verdachte de weerloze Cheyenne door het toegepaste geweld heeft gedood. Ook aan deze geweldsexplosie lag geen noemenswaardige aanleiding ten grondslag. Verdachte heeft door haar handelen en het onomkeerbare gevolg daarvan onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van Cheyenne. Zij gaan een leven tegemoet zonder de aanwezigheid van Cheyenne en zullen dit een plek moeten geven. Het hoeft geen betoog dat de rechtsorde door dit fatale incident ernstig is geschokt en dat het feit grote onrust heeft veroorzaakt in de plaatselijke gemeenschap, maar ook (ver) daarbuiten. De rechtbank rekent dit alles verdachte in ernstige mate aan.
De rechtbank acht geen factoren aanwezig die in matigende zin meewegen in de strafmaat. Verdachte is onderzocht in het Pieter Baan Centrum en de rapporteurs achten verdachte volledig toerekeningsvatbaar voor haar daden.
In het hier bewezenverklaarde feit (1 subsidiair) gaat het om het met brute kracht opzettelijk toebrengen van fataal zwaar letsel aan een volstrekt weerloze peuter, gepleegd door een vrouw van wie verwacht mag worden dat zij jegens het slachtoffer, kind van haar partner, een zorgende rol vervult. Triest genoeg hebben de laatste twee maanden van het leven van Cheyenne zich gekenmerkt door stelselmatige mishandelingen, mede door toedoen van verdachte (feit 2). De bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen een zware sanctie. Afwegende is de rechtbank van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
XI. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 47, 55, 57, 300 en 302.
XII. DE UITSPRAAK
t.a.v. feit 1 primair, feit 2 eerste cumulatief alternatief: Vrijspraak
Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1 subsidiair: zware mishandeling, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft
t.a.v. feit 2 tweede cumulatief alternatief: medeplegen van mishandeling, meermalen gepleegd en
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649
14/16
2722015
ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649, voorheen LJN BR0649, Rechtbank ';sHertogenbosch, 01/82518310
mishandeling (in eendaadse samenloop begaan met feit 1 subsidiair)
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Legt op de volgende straf.
t.a.v. feit 1 subsidiair, feit 2 tweede cumulatief alternatief: Gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door: mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter, mr. drs. W.A.F. Damen en mr. E.C.P.M. Valckx, leden, in tegenwoordigheid van D.A. Koopmans, griffier, en is uitgesproken op 8 juli 2011.
1verklaring verdachte ter zitting van 24 juni 2011, verklaring verdachte (blz. 274 t/m midden; bron 1) 2verklaring [medeverdachte](blz. 320 en 321; bron 1) 3pv melding centrale post ambulance (blz. 86, 87, 89; bron 1), relaas van bevingen verbalisant [verbalisant 1] (blz. 142; bron 1) 4relaas van bevindingen verbalisant [verbalisant 1] (blz. 143 onderaan; bron 1) 5pv melding centrale post ambulance (blz. 90 bovenaan; bron 1) 6relaas bevindingen verbalisant [verbalisant 2] (blz. 5 onder 9.4; bron 7), pvlijkschouw (blz. 92 en 93; bron 7), verslag lijkschouw (blz. 98 en 99; bron 7) 7verklaring A. Maes (bron 12), verklaring B. Kubat (bron 14) 8rapport Maes (blz. 3 onder B1 en blz. 7 conclusie; bron 8) 9verklaring A. Maes (blz. 1 ; bron 12) 10rapport Kubat (blz. 5; bron 9) 11rapport Van de Goot (bron 10) 12verklaring F.R.W. van de Goot (blz. 2 midden; bron 13) 13verklaring verdachte ter zitting van 24 juni 2011 14verklaring [medeverdachte](blz. 5; bron 5 en blz. 299; bron 1) 15verklaring [medeverdachte] (blz. 9; bron 6 en blz. 321; bron 1) 16verklaring verdachte (blz. 241, 246, 247, 274 en 284; bron 1, blz. 44 en 57; bron 2) 17verklaring verdachte (blz. 21; bron 3) 18verklaring verdachte (blz. 44 en 57; bron 2) 19verklaring verdachte (blz. 46; bron 2) 20verklaring verdachte (blz. 48; bron 2) 21verklaring verdachte (blz. 52; bron 2) 22verklaring verdachte (blz. 42; bron 3) 23verklaring verdachte (blz. 274; bron 1 en blz. 11; bron 4) 24verklaring verdachte (blz. 241; bron 1, blz. 58 en 65; bron 2) 25verklaring verdachte (blz. 103; bron 3) 26verklaring verdachte (blz. 103; bron 3) 27verklaring verdachte (blz. 274 midden en blz. 275 bovenin; bron 1, blz. 5 en 7; bron 4) 28verklaring verdachte (blz. 5 onderaan; bron 4) 29verklaring verdachte (blz. 7; bron 4) 30verklaring [medeverdachte](blz. 300, 313, 321; bron 1); verklaring [getuige](blz. 99, 108; bron 1), verklaring [getuige 3] (blz. 170 onderaan; bron 1), relaas van bevindingen verbalisant [verbalisant 3] (blz. 74 midden; bron 1) 31verklaring [medeverdachte](blz 3; bron 6) 32verklaring [medeverdachte](blz. 4; bron 5) 33verklaring [medeverdachte](blz. 313; bron 1) 34rapport Nijs (blz. 25 en 26; bron 11) 35verklaring B. Kubat (blz. 3 midden; bron 14) 36verklaring verdachte ter zitting van 24 juni 2011 37verklaring verdachte (blz. 52; bron 2) 38verklaring verdachte (blz. 11; bron 4) 39verklaring [getuige 2] (blz. 111; bron 1)
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649
15/16
2722015
ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649, voorheen LJN BR0649, Rechtbank ';sHertogenbosch, 01/82518310
40rapport Maes (blz. 11, 16 en 50; bron 8) 41verklaring verdachte ter zitting 24 juni 2011 42verklaring verdachte (blz. 250 onderaan, blz. 251 bovenaan, blz. 252 t/m midden; bron 1) 43verklaring [medeverdachte](blz. 295, 296 en 303; bron 1) 44verklaring [getuige](blz. 101 t/m midden; bron 1), verklaring [getuige 2] (blz. 111 onderaan; bron 1), verklaring [getuige 4] (blz. 155 2e en 3e alinea; bron 1); [getuige 5] (blz. 181 midden; bron 1); verklaring [oma van verdachte] (blz. 162 midden en blz. 164 midden; bron 1) 45rapport Maes (blz. 5; bron 8) en rapport Nijs (blz. 11; bron 11) 46rapport Maes (blz. 5; bron 8) 47rapport Nijs (blz. 26 2e alinea; bron 11) 48verklaring [medeverdachte](blz. 296, 297, 303 en 312; bron 1) 49verklaring [medeverdachte](blz. 306; bron 1) 50verklaring verdachte ter zitting van 24 juni 2011 51verklaring verdachte (blz. 241 en 242; bron 1) 52verklaring verdachte ter zitting van 24 juni 2011 53verklaring [medeverdachte](blz. 311; bron 1) 54verklaring [medeverdachte](blz. 295; bron 1) 55verklaring verdachte (blz. 241, 250, 252 en 284; bron 1) 56verklaring verdachte ter zitting van 24 juni 2011 57verklaring [getuige](blz. 100 en 101; bron 1) 58verklaring [getuige]bij de rechtercommissaris (blz. 2 10e regel van onderen; bron 15) 59verklaring [medeverdachte](blz. 295, 296, 303, 304 en 310; bron 1) 60verklaring [medeverdachte](blz. 299 en 320; bron 1) 61verklaring verdachte ter zitting van 24 juni 2011 62verklaring verdachte (blz. 250 en 263; bron 1) 63verklaring verdachte ter zitting van 24 juni 2011 64verklaring [medeverdachte](blz. 304, 311 en 327; bron 1) 65verklaring verdachte (blz. 250; bron 1) 66verklaring verdachte (blz. 132 midden; bron 3) 67verklaring verdachte ter zitting van 24 juni 2011 68verklaring [medeverdachte](blz. 296 en 303; bron 1) 69verklaring verdachte ter zitting van 24 juni 2011 70verklaring [medeverdachte](blz. 304; bron 1) 71verklaring verdachte ter zitting van 24 juni 2011 72verklaring [medeverdachte](blz. 296 en 311; bron 1) 73verklaring [medeverdachte](blz. 303 onderaan; bron 1) 74verklaring verdachte ter zitting van 24 juni 2011 75verklaring verdachte (blz. 284; bron 1) 76verklaring [oma van verdachte] (blz. 162 onderaan; bron 1) 77verklaring [medeverdachte](blz. 305; bron 1) 78verklaring verdachte ter zitting van 24 juni 2011
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSHE:2011:BR0649
16/16