2242015
ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931, voorheen LJN BP6931, Rechtbank ';sGravenhage, 0975897709
ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931 Instantie
Rechtbank 'sGravenhage
Datum uitspraak
07032011
Datum publicatie
07032011
Zaaknummer
0975897709
Rechtsgebieden
Strafrecht
Bijzondere kenmerkenEerste aanleg meervoudig Inhoudsindicatie
Gekwalificeerde doodslag. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig dat verdachte [X] heeft gedood om hem te kunnen bestelen van cocaïne en een mobiele telefoon. Op gekwalificeerde doodslag kan, ter effening van de schok die aan de rechtsorde en in het bijzonder aan de nabestaanden is toegebracht, niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van zeer lange duur. Naar het oordeel van de rechtbank komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door de rechtbank in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de officier van justitie gevorderde straf. Het is op deze grond dat de rechtbank een zwaardere straf oplegt dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de wetgever ten aanzien van de maximaal op te leggen gevangenisstraf geen onderscheid maakt tussen moord en gekwalificeerde doodslag. Gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren, met aftrek.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Uitspraak RECHTBANK ’SGRAVENHAGE Sector Strafrecht Meervoudige strafkamer Parketnummer: 09/75897709 Datum uitspraak: 7 maart 2011 Tegenspraak (Promis) De rechtbank ’sGravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte A], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, adres: [adres] thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Zuid West – De Dordtse Poorten" te Dordrecht.
1. Het onderzoek ter terechtzitting Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 7 februari 2011 en 1 maart 2011. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Y.H.M. de Groot en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. M.R. Backer, advocaat te ’sGravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht. 2. De tenlastelegging Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting ten laste gelegd dat:
hij op een tijdstip in de periode van 13 en/of 14 december 2009 te 'sGravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [X] van het leven heeft/heben beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [X] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst, althans in het bovenlichaam gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [X] is overleden, art 47 lid 1 ahf onder 1 Wetboek van Strafrecht art 289 Wetboek van Strafrecht
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931
1/16
2242015
ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931, voorheen LJN BP6931, Rechtbank ';sGravenhage, 0975897709
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op een tijdstip in de periode van 13 en/of 14 december 2009 te 'sGravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [X] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst, althans in het bovenlichaam gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [X] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten het met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, wegnemen van 60 ponypacks cocaïne en/of geld en/of een mobiele telefoon (merk Samsung Touchscreen, zwart),in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [X], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren; art 47 lid 1 ahf onder 1 Wetboek van Strafrecht art 287 Wetboek van Strafrecht art 288 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op een tijdstip in de periode van 13 en/of 14 december 2009 te 'sGravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [X] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet die [X] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst, althans in het bovenlichaam gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [X] is overleden; en/of
hij op een tijdstip in de periode van 13 en/of 14 december 2009 te 'sGravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 60 ponypacks cocaïne en/of geld en/of een mobiele telefoon (merk Samsung Touchscreen, zwart), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [X], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [X], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst, althans in het bovenlichaam steken, ten gevolge waarvan voornoemde [X] is overleden; art 310 Wetboek van Strafrecht art 312 lid 3 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf onder 1 Wetboek van Strafrecht art 287 Wetboek van Strafrecht
3. Het bewijs
De verdenking komt, kort en feitelijk weergegeven, op het volgende neer. Primair wordt verdachte verweten dat hij [X] opzettelijk en met voorbedachten rade om het leven heeft gebracht (moord). Subsidiair wordt verdachte het opzettelijk doden van [X], voorafgegaan van of gevolgd door een strafbaar feit, te weten diefstal van cocaïne, geld en een mobiele telefoon, ten laste gelegd (gekwalificeerde doodslag). Dit feitencomplex is meer subsidiair ten laste gelegd als twee losstaande feiten (doodslag en diefstal met geweld).
3.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het onder primair ten laste gelegde feit heeft begaan. 3.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat slechts met zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte in de woning van het slachtoffer aanwezig is geweest nadat het misdrijf was gepleegd en dat hij het lichaam van het slachtoffer heeft versleept van de woonkamer naar de slaapkamer. Niet met zekerheid kan worden vastgesteld althans niet buiten redelijke twijfel dat verdachte het slachtoffer in diens woning om het leven heeft gebracht en evenmin dat verdachte als medepleger kan worden aangemerkt, aldus de raadsman. Volgens de raadsman wordt voorts het door verdachte genoemde alternatieve scenario niet door de bewijsmiddelen weersproken of uitgesloten. 3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931
2/16
2242015
ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931, voorheen LJN BP6931, Rechtbank ';sGravenhage, 0975897709
De rechtbank leidt uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende af.1
I. Aantreffen van het stoffelijk overschot Op maandag 14 december 2009 kwam om 19:20 uur bij de politie de melding binnen [Astraat] 250 in Den Haag geen gehoor gaf aan oproepen van zijn familie. Terwijl twee verbalisanten onderweg waren, werd door de centralist doorgegeven dat er nogmaals was gebeld met de mededeling dat iemand veel bloed in de woning had zien liggen en dat er mogelijk geschoten zou zijn in de woning. Ter plaatse troffen de verbalisanten op straat voor de woning twee geëmotioneerde jongemannen aan, die hen naar binnen verwezen.2 De verbalisanten zijn vervolgens de woning door de reeds openstaande voordeur binnen gegaan, waar zij de ouders van de bewoner aantroffen. In één van de kamers van de woning troffen zij onder een dekbed het stoffelijk overschot van een man aan. De man lag opgekruld tegen het bedframe en een kastje aan, met zijn gezicht tegen het kastje. Op het lichaam zat bloed. Er werd geen polsslag waargenomen. In de woonkamer lag een grote plas bloed en vanaf deze plas liep een sleepspoor in de richting van het stoffelijk overschot. De ambulance is ter plaatse gekomen, maar de ambulancemedewerkers hebben hun handelingen gestaakt, omdat de man geen tekenen van leven meer vertoonde.3 Het slachtoffer is door zijn ouders herkend als hun zoon, [X].4
De ouders van [X] waren eerder die avond, nadat zij beiden hun zoon die dag telefonisch niet konden bereiken en nadat zij van zijn werkgever te horen hadden gekregen dat hij zonder afmelding niet op zijn werk was verschenen, [Astraat] 250 gegaan. Omdat er niet werd opengedaan, hebben zij de politie gebeld.5 Ook twee vrienden van [X] waren inmiddels naar de woning gekomen. Eén van hen heeft via de brievenbus de voordeur geopend met behulp van een op straat gevonden stuk ijzer.6 De ouders van [X] zijn de woning in gegaan. Daar trof de vader van [X] zijn zoon aan in de slaapkamer, liggend op de grond met zijn gezicht op het voeteneind van het bed. Hij heeft zijn zoon vervolgens bij zijn romp gepakt en een stukje opgetild. Onder zijn lichaam, op de grond, zag hij een mes liggen, dat hij een halve meter opzij heeft geschoven. Toen hij voelde dat het gezicht van zijn zoon koud was, heeft hij hem teruggelegd zoals hij lag. Vervolgens heeft hij het dekbed van het bed afgetrokken en over het lichaam van zijn zoon gelegd. De vader van [X] is naar de keuken gelopen, waar zijn ex vrouw, de moeder van [X], stond.7
II. Doodsoorzaak Uit het sectieverslag is onder meer het volgende gebleken.
Hoog aan de borst was een scherprandige huidklieving met onderliggend steekkanaal dat van voren naar achteren verliep, iets naar links en voetwaarts. Gemeten aan het lichaam in gestrekte en horizontale positie was de steeklengte circa 6 cm. In het steekkanaal lag de eerste grote aftakking van de aorta welke vrijwel geheel doorkliefd was. Dit alles was het gevolg van inwerking van hevig uitwendig perforerend mechanisch geweld, zoals bijvoorbeeld kan worden opgeleverd door het steken met een mes. Gezien de bloeduitstorting was dit bij leven opgelopen.8 Er waren aan de rug meerdere huidklievingen met ondiepe onderliggende steekkanalen. Dit was het gevolg van herhaaldelijk inwerking van uitwendig perforerend mechanisch geweld zoals bijvoorbeeld kan optreden bij het steken met een of meerdere messen. Het verschil in afmeting tussen het letsel aan de borst en dat aan de rug is van dien aard dat steken met meerdere steekwapens als optie moet worden overwogen. Gezien de volledige afwezigheid van bloeduitstorting in de steekletsels aan de rug is het daarbij zeer de vraag of ze bij leven zijn opgelopen.9 Er was rechts aan het hoofd een rafelige huidklieving met beschadiging van onderliggend schedelbot. Dit was het gevolg van inwerking van uitwendig verbrijzelend mechanisch geweld zoals bijvoorbeeld kan worden opgeleverd door het slaan of steken met een kantig of puntig voorwerp. Ook vallen tegen een dergelijk object behoort tot de mogelijkheden. Gezien de bloeduitstorting kan dit bij leven zijn opgelopen.10 Links aan het gelaat was een huidkneuzing. Dit was het gevolg van mechanische geweldinwerking zoals kan optreden bij slaan, stompen, schoppen of vallen.11 Aan de linker hand waren meerdere scherprandige huidbeschadigingen, die kenmerken hebben zoals verwacht worden in het kader van afweerletsels.12 Uit het sectieverslag is gebleken dat [X] is overleden ten gevolge van bloedverlies, verstikking door bloedinademing en weefselschade ten gevolge van enkelvoudig steekletsel rechts hoog aan de borst. De overige letsels spelen een rol bij de toedracht, maar hebben geen rol gespeeld bij het intreden van de dood.13
Tussenconclusie 1 De rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot de conclusie dat [X] is overleden door één neerwaartse steek in de borst met een mes.
III. Aangetroffen sporen in de woning van [X] De woning aan de [Astraat] 250 maakt deel uit van een aaneengesloten bebouwing van drie woonlagen en is bereikbaar via een trap vanaf de straat naar een open portiek. Vanuit dit portiek zijn ook de woningen met huisnummers 246, 248 en 252 bereikbaar.14
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931
3/16
2242015
ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931, voorheen LJN BP6931, Rechtbank ';sGravenhage, 0975897709
Vastgesteld werd dat de voordeur via de brievenbus te openen was. In de woning werden geen sporen van braak of verbreking aangetroffen.15 Op de drempel van de voordeur werden sporen gelijkend op bloed aangetroffen. Achter de voordeur bevond zich een hal en een trap naar boven. Op de treden (om en om) van deze trap werden bloedsporen aangetroffen, waarbij werd geconstateerd dat op de bovenste treden meer bloed aanwezig was dan op de onderste treden.16 Op de onderzijde van de deur naar de slaapkamer zat bloed. Ook werden bloedsporen aangetroffen op de vloer en drempels van de overloop, de keuken, de slaapkamer en de woonkamer. Op de vloer in de woonkamer lag meer bloed dan op de andere vloeren. Op de vloeren van de overloop, de keuken, de slaapkamer en de woonkamer werden schoenzoolsporen, gezet met bloed, en in de woonkamer ook een schoenzoolspoor, gezet in bloed, geconstateerd. Dit schoenzoolspoor had een zigzagprofiel in de hak en een combinatie van een zigzag en een blokkenprofiel in de zool.17 Vanuit de woonkamer liep via de overloop een bloedspoor naar de slaapkamer. Dit bloedspoor paste meer bij het verslepen in bloed dan bij het kruipen/verplaatsen in bloed, omdat bij het kruipen meer verstoringen in het achtergelaten bloed verwacht zouden worden.18 De schoenzoolsporen werden op een aantal plaatsen over het sleepspoor aangetroffen.19 De schoenzoolsporen in de woning zijn, na behandeling met het chemische middel ALCV, een kleuringsmiddel voor bloed, gefotografeerd. Doordat de waterstofperoxide uit ALCV oxideert met het hemoglobine, treedt een sterke paarse verkleuring van het bloed op.20 In de slaapkamer werd het lichaam van het slachtoffer aangetroffen. Het slachtoffer was gekleed, lag met zijn buik op de grond en met zijn hoofd tegen het bed aan.21 Op de neus van de beide sloffen die het slachtoffer aan had werd een grote concentratie bloed aangetroffen. Op de onderzijde van de sloffen was een geringe hoeveelheid bloed aanwezig. Dit zou er op kunnen duiden dat het stoffelijk overschot versleept is.22 Op de vloer van de slaapkamer lag, ter hoogte van het slachtoffer, een bebloed mes.23 Dit mes was een keukenmes met een zwart kunststof heft en een lemmet van ongeveer 21 cm lang en ongeveer 2 cm breed. Het mes had de opdruk “Schinkenmesser”.24 Het mes is door het Nederlands Forensisch Instituut onderzocht. Verspreid over het mes zijn vijf bloedsporen bemonsterd en veiliggesteld voor een DNAonderzoek ([AABY8274NL]#01, [AABY8274NL]#02, [AABY8274NL]#03, [AABY8274NL]#04, [AABY8274NL]#05).25 In dit onderzoek is ook het referentiemonster bloed [AACB5394NL] van het slachtoffer betrokken.26 Het DNAprofiel van het slachtoffer matchte met de vijf bemonsterde bloedsporen, waarbij de kans dat het DNAprofiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit afgeleide DNAprofiel van het slachtoffer kleiner dan één op één miljard moet worden geschat.27 De forensische recherche heeft de officier van justitie desgevraagd medegedeeld dat door de grote hoeveelheid bloed van het slachtoffer op het mes, hij zo’n prominente donor was dat het erg moeilijk was om nog een ander DNA profiel op het mes te kunnen aantreffen.28 In de woonkamer lag op de salontafel een opgerold papiertje met daarnaast restanten van een witkleurige substantie. Op de salontafel stond ook een schaal zonder deksel met daarin diverse open ponypacks. Op de eettafel lag een opengevouwen ponypack met daarnaast restanten van een witkleurige substantie. Nabij de computer lag een brief op naam van [verdachte] met inloggegevens van de ING bank. Op de computertafel lagen één omgevallen glas en twee omgevallen bekers.29 De plank waarop het toetsenbord en de computermuis hadden gestaan lag op de vloer. Het toetsenbord en de computermuis lagen gedeeltelijk op deze plank.30 De bloedconcentratie in de woonkamer was het grootst tussen de computerstoel en de bank. Een handdoek met bloed lag nabij de bank.31 Door verbalisanten (allen senior deskundige forensische opsporing) wordt vermoed dat met de handdoek geprobeerd is het bloed tussen de computerstoel en de bank weg te vegen.32 Op en nabij het bureau en het uitstekende muurtje in de woonkamer werden bloedspoorpatronen als gevolg van uitgeoefende kracht aangetroffen. Dergelijke bloedspoorpatronen kunnen door meerdere mechanismen zijn ontstaan, bijvoorbeeld door bloed dat wordt uitgeademd, slaan in bloed of bloed dat wordt weggeslingerd.33 In de woning en van de kleding en het lichaam van het slachtoffer werden diverse bemonsteringen afgenomen.
IV. Tijdlijn activiteiten [X] op zondag 13 december 2009 In de nacht van zaterdag 12 op zondag 13 december 2009 heeft [X] zijn neef [neef] opgehaald van station Hollands Spoor. Ze zijn naar de woning van [X] gegaan, waar [neef] bleef logeren.34 Op zondagmiddag hebben ze in het centrum van Den Haag geschaatst met het halfbroertje van [X]. Daarna zijn [X] en [neef] terug gegaan naar de woning van [X].35
Rond 17:00 uur belde verdachte36 aan bij [X]. [neef] heeft hem binnengelaten en hoorde dat verdachte [X] om cocaïne vroeg. [X] heeft verdachte toen gezegd dat hij niets kreeg omdat verdachte hem nog 1.000 euro verschuldigd was. Verdachte stelde voor om een Samsung telefoon te ruilen tegen cocaïne. Hij is weggegaan en kwam twintig minuten later terug met een zwarte Samsung Omnia, volgens [neef] een touchscreen. Ook nu liet [neef] verdachte binnen. In de woonkamer nam [X] de telefoon van verdachte aan en hij liep naar een porseleinen schaal die rechts van de tv stond. Hij tilde het deksel van de schaal op en pakte daar een zakje van 10 bij 15 cm uit, met aan de bovenkant een soort sluiting. In dit zakje zaten volgens [neef] minimaal zestig pakjes cocaïne. [X] gaf vervolgens drie pakjes aan verdachte, die op dat moment zag waar [X] het zakje vandaan haalde. Verdachte heeft vervolgens vanaf de salontafel één van de drie pakjes opgesnoven met behulp van een opgerold stukje papier, dat hij op tafel heeft laten liggen, en heeft toen de woning verlaten. Rond 18:30 uur kwam verdachte voor de derde keer naar de woning van [X]. Wederom heeft [neef] hem
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931
4/16
2242015
ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931, voorheen LJN BP6931, Rechtbank ';sGravenhage, 0975897709
binnengelaten en zijn ze naar boven naar de woonkamer gelopen. Verdachte begon weer te zeuren over drugs, hij vroeg om nog een pakje cocaïne. [X] heeft hem toen verteld dat hij dit niet kreeg, omdat hij eerst geld moest betalen. Na nog een paar maal vragen om cocaïne is verdachte weer weggegaan.37 Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op zondag 13 december 2009 aan het eind van de middag tweemaal bij [X] langs is geweest en dat hij de tweede keer de Samsung Omnia touchscreen heeft geruild voor 5 gram cocaïne, verpakt in 4 zakjes van 1 gram en 2 zakjes van 0,5 gram, die [X] uit de zak van zijn jas haalde. Verdachte heeft ontkend dat hij schulden had bij [X]. Hij heeft de drugs voor de telefoon geruild, omdat hij de telefoon niet meer wilde hebben. Verdachte heeft overigens ook ontkend dat hij in het begin van de avond nog een keer naar de woning van [X] is gegaan.38 [neef] is omstreeks 19:00 uur met de auto opgehaald door zijn broer.39 Die avond heeft [X] na het vertrek van [neef] nog op internet gesurft. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij [X] eerder die week een vriendschapsverzoek had verstuurd via de netwerksite Hyves. Op maandag 14 december 2009 zag zij dat [X] haar uitnodiging op 13 december 2009 om 20:15 uur had geaccepteerd.40 Er is ook onderzoek gedaan naar de PC die in de woning van [X] is aangetroffen. Uit een overzicht van de internetgegevens van zondagavond 13 december 2009 blijkt dat om 20:22 uur de website www.Hyves.nl.berichten/inbox is geopend en dat om 21:58 uur de website www.google.nl is geopend. Om 22:19:07 uur is de laatste actie verricht, te weten “een tijdelijk txt bestand, geopend door Windows zelf”.41 Dit is een Temporary Internet File.42 In de Temporary Internet Files, of Tijdelijke Internetbestanden, worden tijdens het surfen op internet door Internet Explorer afbeeldingen en bestanden op de PC geplaatst. De Internet Explorer gebruikt deze bestanden later weer tijdens een volgend bezoek, zodat het niet elk bestand meer behoeft te downloaden. De webpagina’s laden dan ook sneller in. Meer in het bijzonder ging het hier om een jsonbestand dat om 22:19 uur op de PC van [X] is geplaatst.43 Verbalisant [verbalisant 1] heeft over deze actie ter terechtzitting van 1 maart 2011 verklaard dat het onwaarschijnlijk is dat deze handeling door een persoon is verricht en dat dergelijke bestanden ook op een PC geplaatst kunnen worden als de website zelfs al afgesloten is. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat het slachtoffer op zondag 13 december 2009 omstreeks 21:58 uur nog in leven was.
V. Aangetroffen sporen in het portiek Het portiek waaraan de woningen van de [Astraat] 246 tot en met 252 grenzen is op bloedsporen onderzocht met gebruikmaking van de voornoemde chemische methode ALCV (zie paragraaf III). Bij dit onderzoek werden op het plateau van het portiek paarse vlekken aangetroffen die van de voordeur van perceel 250 naar de voordeur van perceel 246 liepen. Op de opgaande traptreden van het portiek werden geen bloedsporen aangetroffen.44
VI. Aanhouding verdachte en aantreffen van stukken van overtuiging in zijn woning Op bevel van de officier van justitie is verdachte op dinsdag 15 december 2009 om 19:00 uur in zijn woning aan de [Astraat] 246 aangehouden.45 De woning van verdachte is vervolgens meermalen doorzocht.
Op 15 december 2009 werden de volgende stukken van overtuiging in de woning van verdachte aangetroffen en in beslag genomen. In een wasmand in de gang werd een paar witte, zichtbaar bebloede sokken aangetroffen (AAAZ5161NL en AAAZ5163NL).46 In de woonkamer werd op een nachtkastje een Samsung telefoon aangetroffen (AAAZ5162NL). In een plastic zak in de keuken werd een blauwe plastic handschoen met daarin een ponypack met een restant wit poeder gevonden (AAAZ5164NL).47 In een vuilniszak op het balkon werd bovenop het huishoudelijk afval een paar schoenen aangetroffen met bebloede schoenzolen (AAAR8990NL en AAAZ5160NL). Het profiel van deze schoenen bestond uit een grotendeels zigzagpatroon met twee groene halve cirkels en kwam overeen met het profiel dat was aangetroffen in perceel 250. Onderin dezelfde vuilniszak lagen voorts lege gebruikte ponypacks en een gripzakje met daarin wit poeder (AAAZ5165NL).48 In een vuilniszak op het balkon werd ook een simkaart van het telefoonnummer [nummer 1] gevonden.49 Op 19 december 2009 werd de woning van verdachte onderzocht op bloedsporen. Deze werden gevonden in de woonkamer, in de badkamer op de vloer onder de badmat, op de vloer en de muur in de hal en op het luik in de hal.50 Er werden diverse bloedmonsters veiliggesteld, onder meer van het luik in de hal bij de voordeur (AACD4173NL). Voorts zijn zes messen uit de keuken in beslag genomen (AACD4182NL, AACD4183NL, AACD4184NL, AACD4185NL, AACD4186NL, AACD4187NL).51 Deze messen zijn soortgelijk aan het mes dat bij het slachtoffer is aangetroffen.52 Een foto van dit laatste mes is getoond aan de huisgenoot van verdachte, medeverdachte [B], en de vriendin van verdachte [vriendin]. [B] heeft verklaard dat dit mes hem sterk doet denken aan een mes afkomstig uit hun woning. Het opschrift en het logo op het mes komen hem bekend voor.53 [vriendin] heeft verklaard dat zij dergelijke messen in hun messenset hadden en dat zij het mes nog niet gemist had, dus dat het mogelijk nog niet lang weg was.54
VII. DNAonderzoek In de woning van verdachte zijn bloedsporen aangetroffen op diverse voorwerpen. De volgende voorwerpen zijn nader onderzocht op de aanwezigheid van DNA: bloed op het luik in de hal (AACD4173NL)55; bloed op de sokken in de wasmand (AAAZ5161NL en AAAZ5163NL)56;
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931
5/16
2242015
ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931, voorheen LJN BP6931, Rechtbank ';sGravenhage, 0975897709
bloed op de schoenen uit de vuilniszak op het balkon (AAAR8990NL en AAAZ5160NL)57.
Het DNA dat in het bloed op deze voorwerpen is aangetroffen, is vergeleken met een referentiemonster bloed [AACB5394NL] van het slachtoffer. Uit dit onderzoek is gebleken dat het bloed op het luik afkomstig kan zijn van het slachtoffer, met een berekende frequentie DNAprofiel van ongeveer één op 300.000. Het bloed op de sokken kan eveneens afkomstig zijn van het slachtoffer, met een berekende frequentie DNAprofiel van kleiner dan één op één miljard.58 Het bloed op de schoenzolen kan ook afkomstig zijn van het slachtoffer, met een berekende frequentie DNAprofiel van kleiner dan één op één miljard.59
Bemonsteringen van de binnenzijde van de schoenen en sokken zijn onder meer vergeleken met een referentiemonster wangslijmvlies [RAAG9597NL] van verdachte. Uit dit onderzoek is gebleken dat aan de binnenkant van de enkelband van één van de sokken celmateriaal is aangetroffen dat afkomstig kan zijn van verdachte, met een berekende frequentie DNAprofiel van kleiner dan één op één miljard.60 Aan de onderzijde van de tong van de linkerschoen is celmateriaal aangetroffen dat afkomstig kan zijn van verdachte, met een berekende frequentie DNAprofiel van kleiner dan één op één miljard. Aan de binnenzijde van de rechterschoen is celmateriaal aangetroffen dat afkomstig kan zijn van verdachte, frequentie DNAprofiel niet berekend.61 Van de tailleband van de broek die [X] droeg ten tijde van zijn overlijden zijn eveneens bemonsteringen afgenomen en vergeleken met een referentiemonster wangslijmvlies [RAAG9597NL] van verdachte en met een referentiemonster bloed [AACB5394NL] van het slachtoffer. Er is een mengprofiel verkregen van minimaal twee personen, te weten verdachte en het slachtoffer, met ten aanzien van verdachte een berekende frequentie DNA profiel van kleiner dan één op één miljard.62
VIII. Overig forensisch onderzoek Vezelonderzoek Het mes dat door de vader van [X] onder diens lichaam werd aangetroffen is onderzocht op vezelsporen. De gevonden vezels zijn vergeleken met bemonsteringen van de kleding (in het bijzonder de grijze trui en het zwarte Tshirt) waarin [X] op 14 januari 2009 is aangetroffen (AACD4424NL, AACD4425NL, AACD4426NL, AACD4427NL, AACD4428NL).63
De conclusie van het vergelijkend vezelonderzoek is dat het ongeveer even waarschijnlijk is wanneer het mes in contact geweest is met de grijze trui en het Tshirt van het slachtoffer dan wanneer het niet in contact is geweest met de grijze trui en het Tshirt van het slachtoffer en de aangetroffen vezelsporen zijn overgedragen gedurende contact met willekeurige andere textiele voorwerpen.64
Vingerafdrukken Op de vuilniszak op het balkon waarin de bebloede schoenen zijn aangetroffen en op het touchscreen van een mobiele telefoon (Samsung 8Gb) die in de woning van verdachte werd aangetroffen werden vingerafdrukken van verdachte gevonden.65
Schoensporenonderzoek Op 18 december 2009 is in de woning van [X] onderzoek gedaan naar schoenzoolsporen (zie paragraaf III), waarbij twee verschillende schoenzoolsporen werden aangetroffen en gefotografeerd. Tevens werden de schoenzolen van de in de woning van [X] aanwezige hulpverleners gefotografeerd. De foto’s zijn onderzocht door een senior deskundige forensische opsporing en materiedeskundige schoenen en bandenspoor. De twee schoenzoolsporen kwamen visueel overeen met het profiel van de schoenen van politiesurveillant [politiesurveillant] en met het profiel van de schoenen die in de woning van verdachte waren aangetroffen.66
Tussenconclusie 2 De rechtbank komt tot de conclusie dat [X] in de woonkamer van zijn woning met een mes in zijn borst is gestoken, waarbij hij veel bloed heeft verloren, en dat hij daarna van de woonkamer naar de slaapkamer is versleept. Gelet op het feit dat er schoenzoolsporen van verdachte zijn aangetroffen op de sleepsporen, stelt de rechtbank voorts vast dat hij daarna nog in de woonkamer is geweest. Vervolgens is verdachte met bebloede kleding en schoeisel naar zijn woning gegaan.
De rechtbank stelt tevens vast dat in de woning van [X] slechts in en met bloed gezette schoenzoolsporen zijn aangetroffen – de schoenzoolsporen van de politiesurveillant buiten beschouwing gelaten – afkomstig van de schoenen van verdachte. Het mes dat bij het lichaam van [X] is aangetroffen is soortgelijk aan de messen die in de woning van verdachte aanwezig waren. Ten slotte stelt de rechtbank hier vast dat de porseleinen schaal met deksel in de middag van 13 december 2009 nog, gevuld met cocaïne, in de hoek naast de tv stond en dat deze op 14 december 2009 zonder deksel en nagenoeg leeg op de salontafel is aangetroffen.
IX. Verklaringen verdachte over 13 december 2009 Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting twee uiteenlopende verklaringen afgelegd over zijn
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931
6/16
2242015
ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931, voorheen LJN BP6931, Rechtbank ';sGravenhage, 0975897709
activiteiten in de avond van zondag 13 december 2009.
De verklaring van verdachte in de politieverhoren Verdachte woonde op 13 december 2009 sinds ongeveer twee jaar met zijn vriendin [vriendin], in de woning aan de [Astraat] 246 in Den Haag. Medeverdachte [B] woonde sinds een paar maanden ook in deze woning. 67 Verdachte gebruikt sinds ongeveer een jaar naar zijn zeggen incidenteel cocaïne, die hij de laatste drie maanden kocht bij [X].68 Op zaterdagavond 12 december 2009 hebben verdachte en [B] op de kamer van [B] bier gedronken en cocaïne gesnoven. Verdachte had die cocaïne die avond omstreeks 20:00 uur bij [X] gekocht.69 [B] vertelde verdachte toen dat hij van plan was om tussen kerst en oud en nieuw naar Polen te gaan en dat hij 10 gram cocaïne mee wilde nemen. [B] stelde vervolgens voor om [X] te bestelen. Verdachte heeft geprobeerd hem dit uit het hoofd te praten.70
Op zondag 13 december 2009 heeft verdachte, nadat hij bij [X] de Samsung telefoon had geruild voor 4,5 gram cocaïne, thuis cocaïne gesnoven. Ongeveer twee en een half uur later kwam [B] thuis en hebben zij wederom samen op diens kamer bier gedronken en cocaïne gesnoven. Omdat [B] weer begon over het kopen van cocaïne om mee naar Polen te nemen, zijn ze omstreeks 23:00 of 24:00 uur samen naar [X] gegaan. Terwijl verdachte in de woonkamer van [X] televisie keek, sprak [B] daar met [X] over een deal met betrekking tot de cocaïne. [B] wilde vervolgens 1 gram cocaïne kopen om meteen te gebruiken en is naar de woning van hem en verdachte gegaan om geld te halen. Bij terugkomst hebben verdachte en [B] samen cocaïne gebruikt in de woonkamer van [X]. Terwijl verdachte op de bank zat, hoorde hij [X] opeens schreeuwen. [X] deed een stap naar voren, viel vervolgens over verdachte heen en verdachte zat gelijk onder het bloed. Verdachte zag een mes in de hand van [B].71 Verdachte heeft op 23 december 2009 verklaard dat [B] het mes in zijn linkerhand hield72, maar op 10 maart 2010 verklaarde verdachte dat [B] het mes in zijn rechterhand vast had.73 [B] is vervolgens de trap afgerend en verdachte heeft een handdoek gepakt om [X] te helpen.74 Verdachte was in shock en in paniek. Hij heeft [X] vervolgens naar de slaapkamer gesleept omdat hij hem op bed wilde leggen. In de slaapkamer merkte hij dat [X] dood was. Verdachte heeft toen eerst drie sigaretten gerookt. Omdat hij wist dat de politie zou komen, hij daar sporen had achtergelaten en wist dat ergens zijn simkaart was van de telefoon die hij [X] had gegeven heeft hij die telefoon meegenomen en is hij naar zijn woning gegaan. Hij ontkent cocaïne te hebben weggenomen.75 Verdachte moest aanbellen, omdat hij geen sleutels bij zich had. [vriendin] heeft hem binnengelaten.76 77 Verdachte zag dat zijn schoenen en kleding bebloed waren en heeft zijn schoenen in een vuilniszak gedaan en die op het balkon gelegd. Zijn kleren heeft hij in de wasmachine gedaan.78 Verdachte heeft verklaard dat hij nooit schulden had bij [X].79
De verklaring van verdachte ter terechtzitting Verdachte heeft ter terechtzitting over zijn bezoek aan [X] op zondagavond 13 december 2009 een nieuwe, andersluidende verklaring afgelegd:
Nadat hij die middag bij [X] de Samsung telefoon had geruild voor 5 gram cocaïne, heeft verdachte thuis met [B] in diens kamer gezeten tot ongeveer 20:00 uur. Ze hebben alcohol gedronken en verdachte heeft cocaïne gebruikt. Rond 21:50 uur wilde verdachte naar [X] gaan om daar de rest van de avond door te brengen, zoals hij wel vaker deed. Vanuit zijn woning hoorde verdachte dat de voordeur van de woning van [X] open ging en dat iemand de woning verliet en vanuit het portiek naar beneden liep. Vervolgens is verdachte zijn woning uit gegaan en naar de woning van [X] gelopen. De voordeur stond open. Op de trap in de woning van [X] kwam een tweede persoon, een jongeman, verdachte tegemoet. Verdachte kende deze jongen van gezicht. Hij had hem al een paar keer gezien in de woning van [X]. Hij kon echter geen signalement geven van deze jongen. De jongen richtte met zijn rechterhand een pistool op het hoofd van verdachte, pakte verdachte bij zijn gezicht vast en zei: “Polski, hou je bek, anders maak ik jou en je vriendin af.” Vervolgens rende de jongen naar beneden, de woning van [X] uit. Verdachte is naar boven gelopen en zag [X] in de woonkamer op zijn buik in een plas bloed liggen. [X] was al dood. Hij bewoog niet. Verdachte raakte in paniek en wist ter terechtzitting niet precies meer wat er daarna gebeurd is. Hij herinnerde zich echter nog wel dat hij [X] bij zijn schouders en oksels heeft gepakt en hem naar de slaapkamer heeft gesleept. Vervolgens is hij weggerend. Ook herinnerde verdachte zich dat hij een handdoek heeft gepakt, die hij tegen de borst van [X] aan wilde leggen. De handdoek kwam uit de woonkamer. Een mes heeft hij niet gezien. Verdachte denkt dat hij de Samsung telefoon heeft meegenomen, maar herinnert zich dat niet meer. Hij heeft geen cocaïne meegenomen.80
X. OVCgesprek arrestantenbus Op 15 januari 2010 zijn verdachte en medeverdachte [B], die in verschillende huizen van bewaring verbleven, in dezelfde arrestantenbus naar het politiebureau vervoerd, waar zij die dag verhoord werden. Omdat zij beiden tot die tijd in beperkingen hadden gezeten, hadden zij elkaar na hun aanhouding nog niet gesproken. Hun gesprekken in de arrestantenbus zijn afgeluisterd. Op de heenweg heeft [B] verdachte meermalen gevraagd waarom hij hem tegenover de politie valselijk had beschuldigd. Verdachte heeft dit in eerste instantie ontkend, maar gaf het later wel toe. Verdachte zei dat hij de politie op dat moment nog niet kon vertellen dat [B] onschuldig was, omdat hij goed moest bedenken hoe hij zou gaan verklaren, “hoe dat goed bij elkaar te leggen”.81 Op de terugweg heeft verdachte [B] verteld dat, toen hij daar naar binnen ging, iemand er vandoor ging en een tweede hem op de trap bedreigde met een wapen. Een zwarte jongen had een pistool tegen zijn hoofd gezet.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931
7/16
2242015
ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931, voorheen LJN BP6931, Rechtbank ';sGravenhage, 0975897709
Verdachte kende deze jongen van gezicht. Omdat verdachte bang was dat zijn vriendin iets zou worden aangedaan, heeft hij dit niet aan de politie verteld, maar heeft hij verklaard dat [B] [X] had doodgestoken.82
XI. Cocaïne in de woning van verdachte Op 15 januari 2010 werd het bevel van beperkingen ten aanzien van verdachte beëindigd.83 Vanaf 14 januari 2010 zijn de telefoons in het huis van bewaring in Dordrecht, waar verdachte op dat moment gedetineerd was, afgetapt.84 Verdachte heeft na het opheffen van de beperkingen diverse telefoongesprekken gevoerd. Op 28 januari 2010 belt verdachte met [C] en zegt hij hem dat hij hem in persoon een gecodeerd bericht wil geven. Vervolgens zegt verdachte dat niemand naar die woning toe wil gaan en dat [C] ook een deel zou kunnen krijgen, hij zou er ook iets aan overhouden.85 Meteen na dit gesprek belt verdachte naar [D]. Verdachte vraagt of hij woensdag langskomt en zegt dat hij dan alles voor hem zal uittekenen.86
Op 3 februari 2010 is [D] bij verdachte in de PI in Dordrecht op bezoek geweest. Hun gesprek in de bezoekersruimte is afgeluisterd.87 Verdachte zegt tegen [D]: “Ik zal je iets in het oor fluisteren, straks. Je zou iets moeten ophalen.”88 Er wordt vervolgens iets gefluisterd. Als [D] zegt dat hij er met [E] heen gaat, zegt verdachte dat [E] niets mag weten, omdat hij zijn mond voorbij gaat praten. Volgens verdachte is “alles met een gumpje”, waarop [D] zegt: “Ja, je hoeft het niet eens te [ver]snijden.”89 Even later zegt verdachte: “Weet je, die spullen moeten eigenlijk zo snel mogelijk opgehaald, want de politie, verdomme, zou daar nog, ik weet het niet…Eigenlijk heb ik al alles verklaard, ze hebben wat bewijzen, ze hoeven niet meer rond te neuzen, denk ik, heeft geen zin en geen nut, alleen dat dat ook tenslotte…, verdomme, weet je, bewijs van het misdrijf is, hè? Of, verdomme, een bewijs in de zaak is.”90 Tot slot fluistert verdachte [D] nog toe: “Er is zo’n gummetje. Binnen. Onder de plank.”91 Naar aanleiding van de tapgesprekken heeft de politie op 2 februari 2010 de woning van verdachte nogmaals doorzocht, dit keer met een verdovende middelenhond. Daarbij werden de volgende stukken van overtuiging aangetroffen en in beslag genomen. Onder het tweepersoonsbed in de woonkamer werd tussen de lattenbodem en het matras in een blauw boterhamzakje met een wit klontje (AACJ0581NL) en een gripzakje met daarin 39 opgevouwen ponypacks (AACJ0580NL) aangetroffen. In een vuilniszak op het balkon werden vijf natte, lege opengevouwen ponypacks gevonden (AACJ0582NL).92 De monsters AACJ0581NL en AACJ0580NL van de inhoud van het boterhamzakje en de ponypacks uit het gripzakje zijn door het NFI onderzocht en bleken allebei cocaïne te bevatten.93
De politie heeft onderzoek gedaan naar de diverse ponypacks die werden aangetroffen in de woning van verdachte en in de woning van [X]. Uit dit onderzoek bleek het volgende. Op 22 december 2010 heeft een doorzoeking plaats gevonden in de woning aan de [Astraat] 250 te Den Haag. Hierbij is een porseleinen schaal met deksel met daarin lege ponypacks aangetroffen. Deze schaal stond in de woonkamer op een witte salontafel en de deksel lag in de wandkast. De ponypacks hadden het logo / de afbeelding van een zeehond met een bal op zijn neus en de letters ‘SNOW’ erboven, lichtblauw van kleur.94 Op 2 februari 2010 heeft een doorzoeking in de woning aan de [Astraat] 246 te Den Haag plaatsgevonden. Tussen lattenbodem en matras van het bed in de woonkamer werden een gripzakje met daarin enkele tientallen witte ponypacks, alsmede een blauw plastic zakje aangetroffen. De ponypacks hadden het logo / de afbeelding van een zeehond met bal op zijn neus en de letters ‘SNOW’ erboven, lichtblauw van kleur.95
Getuige [neef] heeft verklaard dat [X] de cocaïne die hij op zondag 13 december 2009 aan verdachte gaf in ruil voor een telefoon, uit een porseleinen schaal met een deksel haalde die rechts van de tv stond. De ponypacks haalde [X] uit een zakje van 10 bij 15 cm, met aan de bovenkant een soort sluiting. De rechtbank begrijpt uit deze omschrijving dat [neef] een gripzakje bedoelde. In dit gripzakje zaten volgens [neef] minimaal zestig pakjes cocaïne (zie paragraaf IV). Aan [neef] is een foto getoond van het gripzakje dat onder het matras van verdachte is gevonden. [neef] heeft daarover verklaard dat dit zakje wel lijkt op de zak die hij bij [X] had gezien. De zak waar [X] drie pakjes cocaïne uit haalde zag er precies zo uit.96 Getuige [getuige 2], een vriend van [X] met wie hij samen in cocaïne handelde, heeft verklaard dat [X] en hij één keer 30 gram cocaïne hebben gekocht, bestaande uit meerdere harde witte blokjes. De helft van deze cocaïne hadden zij versneden met een versnijdingsmiddel en verpakt. De overige 15 gram onbewerkte cocaïne bewaarden zij in een soort aardewerken koekjestrommel in een plastic zakje. [getuige 2] denkt dat dit zakje blauw van kleur was. Deze koekjestrommel stond in een hoek van de woonkamer van [X], tussen twee televisies.97 [getuige 2] omschrijft de koekjestrommel nader als wit, rond, een beetje bol lopend, van steen en met een deksel.98 De omschrijving van [neef] van de porseleinen schaal en van [getuige 2] van de koekjestrommel komen zodanig overeen, dat de rechtbank er vanuit gaat dat zij hetzelfde voorwerp bedoelen. [getuige 2] heeft voorts verklaard dat ook de ponypacks in deze koekjestrommel bewaard werden. [getuige 2] heeft de ponypacks en het zakje met onbewerkte cocaïne voor het laatst bij [X] gezien op zaterdag 12 december 2009. De politie heeft [getuige 2] een foto getoond van het in de woning van verdachte onder de matras aangetroffen gripzakje met ponypacks. [getuige 2] heeft verklaard dat dit zakje lijkt op het zakje dat bij [X] in de trommel lag en dat, als er een zeehondje op de ponypacks stond, dit hetzelfde zakje moest zijn. De politie heeft [getuige 2] eveneens een foto getoond van het in de woning van verdachte onder zijn matras aangetroffen blauwe plastic zakje. Volgens [getuige 2]
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931
8/16
2242015
ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931, voorheen LJN BP6931, Rechtbank ';sGravenhage, 0975897709
lijkt dit zakje op het zakje onbewerkte cocaïne dat bij het zakje met ponypacks in die witte pot lag.99 Verdachte is door de politie met de vondst van de cocaïne in zijn woning geconfronteerd. Hij heeft verklaard dat in het blauwe zakje cocaïne zat en dat hij dit zakje van [getuige 2] – die hij ook wel [bijnaam getuige 2] noemde had gekregen om te verkopen. Ook het gripzakje met ponypacks had hij van [getuige 2] gekregen voor de verkoop, maar omdat dit geen goede cocaïne was, moest hij het mengen met de cocaïne uit het blauwe zakje. Verdachte heeft de drugs ongeveer een week voor zijn aanhouding van [getuige 2] gekregen en heeft er ongeveer 400 euro voor betaald, dit was nog maar de helft van het bedrag. Verdachte verklaart vervolgens dat de cocaïne bestemd was voor iemand uit Polen, die dat in de week dat verdachte werd aangehouden zou komen ophalen. Verdachte ontkent dat de cocaïne bij [X] vandaan kwam.100 Ter terechtzitting heeft verdachte aanvankelijk op een vraag van de rechtbank geantwoord dat hij wel met [bijnaam getuige 2] had gesproken over mogelijke dealeractiviteiten, maar dat dit gesprek tot niets had geleid. Vervolgens heeft hij verklaard dat hij begin december 2009 eenmalig ponypacks van [bijnaam getuige 2] had gekocht voor 200 of 300 euro. Het ging om 20 gram cocaïne, verpakt in kleine pakjes in een groot pakket. In één klein pakje zat 1 gram of 0,5 gram cocaïne, dat wist verdachte niet meer precies. Hij wilde de cocaïne verkopen aan Poolse kennissen van het uitzendbureau, die hij iedere zaterdag ontmoette in een café. Op zaterdag 5 december 2009 had hij hen verteld dat ze bij hem terecht konden voor cocaïne. Van daadwerkelijke handel in cocaïne was het echter nog niet gekomen. De cocaïne was namelijk niet verkoopbaar, omdat het troep was. Verdachte kwam hier achter na 5 december 2009, toen hij de cocaïne had geproefd. Verdachte was van plan de cocaïne terug te geven aan [bijnaam getuige 2], maar kon hem niet meer bereiken. Op een later moment ter terechtzitting verklaarde verdachte echter dat hij wel vaker cocaïne van [getuige 2] kocht om zelf te verkopen en dat hij die cocaïne ook daadwerkelijk had doorverkocht.101
XII. Oordeel van de rechtbank over de verklaringen van verdachte Verdachte heeft, zoals hierboven uiteengezet, twee verschillende lezingen gegeven over de gebeurtenissen op 13 december 2009. Zijn eerste lezing, inhoudende dat [B] in zijn aanwezigheid [X] had doodgestoken, heeft hij ter terechtzitting gekwalificeerd als een leugen. De tweede lezing, inhoudende dat één of twee anderen [X] hadden gedood en dat hij [X] dood aantrof in zijn woning, is een uitwerking van het scenario dat hij op 15 januari 2010 in het arrestantenbusje al tegenover [B] had ontvouwd. Verdachte vraagt de rechtbank nu die tweede lezing voor waar te houden. Dat is alleen al moeilijk, omdat verdachte zelf met grote stelligheid in zijn verhoren tegenover de politie dit scenario heeft afgedaan als een leugen.102
Ook het door verdachte gegeven motief om pas ter terechtzitting van 7 februari 2011 met dit alternatieve scenario voor de dag te komen, is ongeloofwaardig. Ter terechtzitting heeft de rechtbank verdachte gevraagd waarom hij pas op dat moment zijn nieuwe verklaring naar voren heeft gebracht als zijnde het waargebeurde scenario. Het zou immers zeer in het belang van verdachte zijn geweest als het openbaar ministerie de door hem genoemde gang van zaken had kunnen onderzoeken. Verdachte vertelt dan dat hij dit verhaal al een half jaar geleden aan zijn raadsman heeft verteld en dat hij op de twee pro forma zittingen waar hij aanwezig was niet de kans heeft kregen om iets te verklaren. Verdachte verklaart voorts dat hij niet eerder iets heeft gezegd omdat hij bang was. Er waren bedreigingen geuit jegens [vriendin] en hemzelf. De rechtbank heeft verdachte vervolgens voorgehouden dat hij zelf vanaf 15 december 2009 in het huis van bewaring zit (en dus geen risico liep) en dat [vriendin] diezelfde dag de woning aan de [Astraat] 246 heeft verlaten en sinds juni 2010 in Polen verblijft en daar in augustus 2010 is bevallen van hun kind. Verdachte heeft hierop erkend dat er sindsdien inderdaad niemand meer gevaar liep. Hij weet niet waarom hij toch nu pas over dit alternatieve scenario heeft verklaard.103 Bovendien blijkt uit de tapgesprekken tussen verdachte en [vriendin] die zich in het dossier bevinden niet dat verdachte zo bang was voor haar welzijn. Op 18 januari 2010 vertelt verdachte [vriendin] dat hij met een pistool werd bedreigd en dat hij bang is dat ze haar iets zouden aan doen. Op de vraag van [vriendin] waarom hij dit niet aan de politie vertelt, antwoordt verdachte dat hij degenen door wie hij is bedreigd niet kent en dat hij geen bewijzen heeft.104 Op 24 januari 2010 zegt verdachte tegen [vriendin] dat zij naar Polen terug moet gaan, omdat er hoge kosten zijn als zij straks vanwege de zwangerschap naar de dokter moet en omdat zij niet langer bij [B] kan blijven wonen. [vriendin] antwoordt dat zij tot zes weken voor de bevalling in Nederland blijft werken en dat zij dan betaald zwangerschapsverlof kan krijgen. Verdachte zegt dan verder niets meer over naar Polen gaan.105 Op 27 januari 2010 stelt verdachte voor dat, als [vriendin] nog twee weken kan werken, zij geen vrije dagen moet opnemen omdat hij geld nodig heeft.106 Tot slot zegt verdachte op 2 februari 2010 tegen [vriendin] dat het het beste zou zijn als zij tot het einde van het seizoen zou kunnen blijven werken en dat hij [B] heeft gevraagd of die een kamer voor [vriendin] wil zoeken.107 Verdachte heeft het met geen woord meer over gevaar voor [vriendin] en dat zij beter naar Polen kan gaan. Het scenario van verdachte, zoals hij dat ter terechtzitting heeft geschetst, wordt niet ondersteund door ook maar enig bewijsmiddel. Sterker nog, het staat op gespannen voet met de resultaten van het forensisch onderzoek en met de verklaringen van getuigen. Volgens verdachte is hij op de zondagavond van 13 december 2009 omstreeks 21:50 uur naar de woning van [X] gegaan en trof hij hem daar dood aan. [B] heeft echter verklaard dat verdachte al tussen 20:00 en 21:00 uit hun woning weg is gegaan.108 [B] heeft verdachte die avond vier maal gebeld, te weten om 20:09 uur, 20:10 uur, 20:11 uur en 20:21 uur.109 [B] heeft verdachte ook aan de telefoon gehad en verdachte heeft toen gezegd dat hij boven bij de buurman was.110 In een tapgesprek met ene [F] op 16 januari 2010 heeft [B] het hierover al gehad. Hij zegt dan: “[naam] (toevoeging rechtbank: is verdachte) spookte verdomme in de woning rond en daarna is hij naar boven gegaan. Ik weet het zeker want ik heb hem gebeld en hij was boven.”111 [B] heeft verdachte die avond niet meer gezien en is omstreeks 22:00 uur gaan slapen.112 Deze verklaring van [B] wordt
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931
9/16
2242015
ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931, voorheen LJN BP6931, Rechtbank ';sGravenhage, 0975897709
onderbouwd door het gegeven dat verdachte hem om 22:19:00 uur, 22:19:36 uur en 22:37:24 uur nog driemaal heeft proberen te bellen, maar dat verdachte toen steeds de voicemail van [B] kreeg.113 Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte op 13 december 2009 omstreeks of kort na 20:00 uur naar [X] is gegaan en dat hij daar vervolgens enkele uren heeft verbleven, zoals hij blijkens zijn eigen verklaring wel vaker deed en zoals ook blijkt uit de getuigenverklaringen van [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5], vrienden van [X] die regelmatig bij [X] thuis kwamen.114 Verdachte heeft verklaard dat er twee mannen uit de woning van [X] kwamen en dat dit de daders moeten zijn geweest. De rechtbank stelt echter vast dat in het portiek één bloedspoor is aangetroffen dat van de voordeur van de woning van [X] naar de voordeur van de woning van verdachte liep. Op het plateau van het portiek zijn geen andere bloedsporen aangetroffen en op de trap van het portiek naar de straat is geen enkel bloedspoor aangetroffen (zie paragraaf V). Ook werden in de woning van [X] geen sporen aangetroffen van een ander dan verdachte (zie tussenconclusie 2). Gelet op de wijze waarop [X] is gedood en de grote hoeveelheid bloed die in zijn woning is aangetroffen, kan het niet anders zijn dan dat de dader of daders sporen moeten hebben achtergelaten, zowel in de woning van [X] als in het portiek. Het scenario dat verdachte schetst, staat ook op gespannen voet met de vondst van de cocaïne in zijn woning. De rechtbank acht de verklaringen van de getuigen [neef] en [getuige 2] consistent en overtuigend en concludeert op grond daarvan dat de op 2 februari 2010 in de woning van verdachte aangetroffen cocaïne dezelfde is als de cocaïne die op 13 december 2009 ’s middags nog in de porseleinen schaal in de woonkamer van [X] aanwezig was. De rechtbank vindt bevestiging hiervan in het afgeluisterde gesprek tussen verdachte en [D] op 3 februari 2010, waarin hij duidelijk aangeeft dat die cocaïne weg moet uit de woning omdat die cocaïne een “bewijs van het misdrijf” is, een “bewijs in de zaak”. De verklaringen van verdachte over de herkomst van de cocaïne zijn ongeloofwaardig. Eerst heeft hij verklaard dat de cocaïne bestemd was voor iemand uit Polen die dat bij hem zou komen ophalen, later dat het bestemd was om te verkopen aan Poolse kennissen van hem die hij in het café ontmoette. Ook over zijn contact met [bijnaam] over mogelijke dealeractiviteiten en over het aantal malen dat hij van [bijnaam getuige 2] cocaïne zou hebben gekocht, verklaart verdachte tegenstrijdig.
Tussenconclusie 3 De rechtbank komt op grond van dit een en ander tot de conclusie dat verdachte kennelijk heeft ingezien dat zijn eerdere leugenachtige verklaring, waarin hij [B] beschuldigde, geen stand kon houden en dat hij daarom deze heeft vervangen door een andere leugenachtige verklaring, een uitwerking van het scenario waarover hij op 15 januari 2010 tegen [B] zegt dat hij nog goed moest bedenken hoe hij zou gaan verklaren en hoe hij “dat goed bij elkaar moest leggen”. De rechtbank kan het niet anders opvatten dan dat verdachte ook deze laatste verklaring heeft afgelegd om zo de waarheid te verhullen en om zichzelf vrij te pleiten door de schuld in andermans schoenen te schuiven. De rechtbank bezigt zijn kennelijk leugenachtige verklaringen mede tot het bewijs.
Gelet op het vorenstaande, is de rechtbank dan ook van oordeel dat niemand anders dan verdachte die avond in de woning van [X] is geweest en dat verdachte degene is geweest die [X] heeft doodgestoken. De wijze waarop hij dit heeft gedaan – een krachtige steek met een mes in de hartstreek – laat geen andere conclusie toe dan dat sprake is geweest van boos opzet op de dood.
XIII. Het oogmerk van verdachte Naar het oordeel van de rechtbank staat tevens vast dat verdachte de cocaïne en een zwarte Samsung touchscreen telefoon van [X] heeft gestolen. Verdachte heeft de diefstal van de telefoon bekend. Zijn bekentenis wordt ondersteund het gegeven dat deze telefoon in de woning van verdachte werd aangetroffen115 en in beslag werd genomen. Uit de historische gegevens blijkt voorts dat in deze telefoon tot zondag 13 december 2009, 14:21 uur de simkaart heeft gezeten met nummer [nummer 1] (in gebruik bij [vriendin]) en dat in deze telefoon vanaf 14 december 2009, 6:50 uur de simkaart heeft gezeten met nummer [nummer 2] (in gebruik bij [X]).116 Voor wat betreft de cocaïne heeft de rechtbank reeds overwogen dat de op 2 februari 2010 in zijn woning aangetroffen cocaïne afkomstig was uit de woning van [X].
De vraag die vervolgens voorligt, is of verdachte [X] heeft doodgestoken met het oogmerk om deze diefstallen te plegen dan wel na betrapping de gestolen goederen te behouden en/of zijn diefstal te verhullen. De rechtbank beantwoordt deze vraag positief. Voor dit oordeel van de rechtbank is van belang de verklaring die [B] op 23 maart 2010 heeft afgelegd. De politie confronteerde [B] met een verklaring van [G]. Die had verklaard dat hij op 15 december 2009 een telefoongesprek met [B] heeft gevoerd, waarin [B] vertelde dat er veel politie voor de deur was en er iets aan de hand was. [B] vertelde [G] toen dat hij en verdachte die zondag, 13 december 2009, samen een biertje hadden gedronken in hun woning en dat verdachte toen had gezegd dat het misschien wel een goed idee was om [X] eens te bestelen.117 [B] heeft op 23 maart 2010 verklaard dat verdachte die zondagavond 13 december 2009 voorstelde om de buurman te bestelen, omdat die veel cocaïne had. Ook zei verdachte dat het goede cocaïne was. [B] heeft verdachte toen uitgelachen en heeft er verder niet meer op gereageerd.118 De rechtbank is zich er van bewust dat [B] reeds eerder met deze verklaring van [G] geconfronteerd was en dat hij toen heeft ontkend dat hij met verdachte over diens idee om [X] te beroven heeft gesproken.119 Zij sluit niet uit dat [B] dit toen mogelijk uit angst toch als medepleger van verdachte te worden aangemerkt, heeft ontkend. De rechtbank merkt hierbij echter ook op dat [G] zijn eerste verklaring over het telefoongesprek dat hij met [B] voerde op 15 december 2009 heeft afgelegd op 14 januari 2010, toen [B] nog in de beperkingen zat, zodat geen afstemming heeft kunnen plaatsvinden met [B]. De rechtbank neemt mede in aanmerking dat het bewuste telefoongesprek plaatsvond voordat [B] op de
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931
10/16
2242015
ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931, voorheen LJN BP6931, Rechtbank ';sGravenhage, 0975897709
hoogte was van de dood van [X]. Gelet op het vorenstaande, acht de rechtbank de verklaring van [B] van 23 maart 2010 voldoende betrouwbaar om als bewijs te bezigen. De rechtbank betrekt hierbij ook het gegeven dat het mes dat onder het lichaam van [X] is aangetroffen soortgelijk is aan de messen die in de woning van verdachte aanwezig waren en dat [vriendin] verklaard heeft dat zij het betreffende mes nog niet gemist had, dus dat het mogelijk nog niet lang weg was. Gelet op het vorenstaande staat voor de rechtbank vast dat verdachte die avond met een mes uit zijn woning naar [X] is gegaan om [X] van de cocaïne te beroven, dat hij die avond [X] met dat mes heeft gedood en dat dit verband hield met de diefstal van de cocaïne (en/of de telefoon).
XIV. Is er sprake van voorbedachten rade? De vraag die vervolgens voorligt, is of verdachte [X] met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd. Voor een bewezenverklaring van voorbedachten rade is voldoende dat vast komt te staan dat verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen besluit of het genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Zoals hierboven is uiteengezet, gaat de rechtbank er van uit dat verdachte omstreeks of kort na 20:00 uur naar de woning van [X] is gegaan en daar vervolgens enkele uren heeft verbleven. Wat zich op de bewuste avond precies heeft afgespeeld, is onduidelijk gebleven. Weliswaar staat vast dat verdachte toen een mes bij zich had, maar denkbaar is dat hij dat had meegenomen om daarmee, indien nodig, [X] te bedreigen bij de voorgenomen diefstal van de cocaïne. Denkbaar is ook dat verdachte de cocaïne ongemerkt heeft willen stelen, dat hij daarbij betrapt is door [X] en hem toen heeft gedood. Gelet op de onduidelijkheid over wat er precies gebeurd is, kan de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen dat verdachte het vooropgezette doel had om [X] te doden of dat er sprake is geweest van een moment waarop hij de gelegenheid heeft gehad tot nadenken. Daarom moet de conclusie zijn dat verdachte wordt vrijgesproken van de hem primair ten laste gelegde moord.
XV. Eindconclusie De rechtbank acht wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig dat verdachte [X] heeft gedood om hem te kunnen bestelen van cocaïne en een mobiele telefoon (ten laste gelegd onder subsidiair). Voor diefstal van geld heeft de rechtbank, behalve een verklaring van [neef] dat [X] in de middag van 13 december 2009 nog 80 tot 100 euro in zijn portemonnee had, geen aanwijzingen gevonden. Verdachte zal dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
3.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad dat: hij op een tijdstip in de periode van 13 en/of 14 december 2009 te ’sGravenhage, opzettelijk [X] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [X] met een mes in de borst gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [X] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten het met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening, wegnemen van ponypacks cocaïne en een mobiele telefoon (merk Samsung Touchscreen, zwart), toebehorende aan die [X], en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren. 4. De strafbaarheid van het feit Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op. 5. De strafbaarheid van de verdachte Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten. 6. De straf 6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. 6.2 Het standpunt van de verdediging Zoals in paragraaf 3.2 reeds is weergegeven, heeft de raadsman van verdachte betoogd dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931
11/16
2242015
ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931, voorheen LJN BP6931, Rechtbank ';sGravenhage, 0975897709
6.3 Het oordeel van de rechtbank Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Hierbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft welbewust uit zelfzucht een ander het leven ontnomen. Dit is een buitengewoon ernstig feit, waarmee aan de nabestaanden en aan de ouders en de tweelingbroer van [X] in het bijzonder een onherstelbaar verlies en onnoemelijk veel en naar moet worden aangenomen, blijvend leed is toegebracht. Dit is treffend tot uitdrukking gekomen in de grote opkomst van nabestaanden en vrienden van [X] bij de behandeling van de zaak ter terechtzitting, in de verklaring die de moeder van [X] ter terechtzitting heeft afgelegd en in de schriftelijke verklaring van de tweelingbroer van [X], die de rechtbank ter terechtzitting heeft voorgelezen. Ook de wijze waarop het lichaam is achtergelaten en de staat waarin het later door de ouders is aangetroffen, moeten voor hen bijzonder pijnlijk geweest zijn. Het handelen van verdachte getuigt van een volkomen gebrek aan respect voor de waarde van het menselijk leven. De rechtbank neemt het verdachte bovendien zeer kwalijk dat hij nog steeds geen openheid van zaken heeft gegeven over wat er zich die nacht exact heeft afgepeeld. Hierdoor blijven de nabestaanden gissen naar de exacte toedracht van het overlijden van [X]. Zij blijven in onzekerheid over de vraag wat er precies in de laatste minuten van het leven van hun dierbare is gebeurd. Verdachte heeft met zijn daad de rechtsorde een grote schok toegebracht.
Verdachte was verslaafd aan cocaïne die hij altijd kocht van [X]. Dat deze verslaving steeds ernstiger vormen aannam, blijkt wel uit de verklaringen van de vriendin en de huisgenoot van verdachte en van [neef], de neef van [X] die verklaard heeft dat verdachte op de middag voordat [X] stierf wel driemaal om cocaïne was komen zeuren, ook nadat hij nog cocaïne van [X] had gekregen in ruil voor een telefoon. Of verdachtes verslaving aanleiding is geweest voor het plan om de voorraad cocaïne van [X] te stelen is onduidelijk gebleven. In elk geval heeft verdachte zijn plan uitgevoerd en heeft hij [X] daarbij van het leven beroofd, het kostbaarste bezit van een mens. Verdachte heeft hierbij enkel en alleen gehandeld uit eigen belang en hij heeft zichzelf door zijn proceshouding de kans ontnomen spijt te tonen en te betuigen. De rechtbank rekent verdachte dit alles in hoge mate aan. Op gekwalificeerde doodslag kan, ter effening van de schok die aan de rechtsorde en in het bijzonder aan de nabestaanden is toegebracht, niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van zeer lange duur. Bij de vaststelling van de duur van de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf laat de rechtbank voorts meewegen dat [X] zich ten volle bewust moet zijn geweest van hetgeen hem overkwam. Bij de op te leggen straf overweegt de rechtbank nog het navolgende. Verdachte heeft vanaf het moment van zijn aanhouding op 15 december 2009 tot aan de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting op 7 februari 2011 volgehouden dat zijn huisgenoot en vriend [B] [X] zou hebben vermoord. Pas op de zitting heeft verdachte toegegeven dat hij heeft gelogen en dat [B] op geen enkele wijze bij de dood van [X] betrokken is geweest. Door deze valse beschuldiging heeft [B] ruim drie maanden onschuldig in voorlopige hechtenis gezeten op verdenking van één van de zwaarste misdrijven die er bestaan. Dit moet voor [B] een nachtmerrie zijn geweest. Verdachte heeft ook ten opzichte van hem blijk gegeven van meedogenloosheid. De rechtbank rekent dit verdachte dan ook zeer zwaar aan. De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat tot slot rekening gehouden met het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie en de door de Reclassering en een psycholoog opgestelde rapportages omtrent verdachte. Deze beide rapporten bieden geen aanknopingspunt voor matiging van de aan hem op te leggen straf. De rechtbank acht na te melden straf passend en geboden. Naar het oordeel van de rechtbank komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door de rechtbank in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de officier van justitie gevorderde straf. Het is op deze grond dat de rechtbank de hierna te vermelden zwaardere straf zal opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. Zij neemt hierbij in aanmerking dat de wetgever ten aanzien van de maximaal op te leggen gevangenisstraf geen onderscheid maakt tussen moord en gekwalificeerde doodslag. 7. De inbeslaggenomen goederen 7.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) onder 2, 3, 5, 6 en 8 genummerde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer, dat de onder 1 en 7 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte en dat de onder 4, 9 en 10 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de rechthebbenden, te weten de nabestaanden van verdachte. 7.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft zich ter terechtzitting ten aanzien van het beslag aangesloten bij de vordering van de officier van justitie. 7.3 Het oordeel van de rechtbank
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931
12/16
2242015
ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931, voorheen LJN BP6931, Rechtbank ';sGravenhage, 0975897709
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 2, 3, 5, 6 en 8 genummerde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Het onder 8 genummerde voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met behulp van dit voorwerp het onder subsidiair bewezenverklaarde feit is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De onder 2, 3, 5 en 6 genummerde voorwerpen (de blender, de weegschaal en de ponypacks met verdovende middelen) zijn op de voet van artikel 13a van de Opiumwet voor onttrekking aan het verkeer vatbaar.
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1 en 7 genummerde voorwerpen en zal de rechtbank de teruggave aan de rechthebbenden, zijnde de nabestaanden van [X], gelasten van de op de beslaglijst onder 4, 9 en 10 genummerde voorwerpen. 8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen: 36b, 36c, 36d, 287 en 288 van het Wetboek van Strafrecht; 13a van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing De rechtbank, verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij gewijzigde dagvaarding onder primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij gewijzigde dagvaarding onder subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
doodslag, gevolgd, vergezeld of voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken of, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 (ACHTTIEN) jaren;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 2, 3, 5, 6, 8 genummerde voorwerpen, te weten: 2. een blender; 3. een weegschaal, C2000 convertibel; 5. drie stuks verdovende middelen, ponypacks; 6. twee stuks verdovende middelen, ponypacks; 8. negen messen;
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst onder 1 en 7 genummerde voorwerpen, te weten: 1. een brief, Telfort; 7. een portemonnee, Deep, incl. kaarthouder;
gelast de teruggave aan de nabestaanden van [X] van de op de beslaglijst onder 4, 9 en 10 genummerde voorwerpen, te weten:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931
13/16
2242015
ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931, voorheen LJN BP6931, Rechtbank ';sGravenhage, 0975897709
4. een telefoontoestel, Samsung Touchsc gt i 800 in hoesje; 9. twee messen in houten blok; 10. vier messen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Elkerbout, voorzitter, mr. M.M. Meijers en mr. B. Bastein, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. van Heemst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 maart 2011.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een procesverbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig procesverbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. 2 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van bevindingen, blz. 84. 3 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van bevindingen, blz. 85. 4 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming, blz. 92 en 93. 5 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor getuige, blz. 114 en 115; algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor getuige, blz. 116. 6 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor getuige, blz. 126. 7 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor getuige, blz. 414 en 415. 8 Dossier Forensisch onderzoek, deskundigenrapport Nederlands Forensisch Instituut van 17 februari 2010, blz. 357. 9 Dossier Forensisch onderzoek, deskundigenrapport Nederlands Forensisch Instituut van 17 februari 2010, blz. 357. 10 Dossier Forensisch onderzoek, deskundigenrapport Nederlands Forensisch Instituut van 17 februari 2010, blz. 357. 11 Dossier Forensisch onderzoek, deskundigenrapport Nederlands Forensisch Instituut van 17 februari 2010, blz. 357. 12 Dossier Forensisch onderzoek, deskundigenrapport Nederlands Forensisch Instituut van 17 februari 2010, blz. 357. 13 Dossier Forensisch onderzoek, deskundigenrapport Nederlands Forensisch Instituut van 17 februari 2010, blz. 358. 14 Dossier Forensisch onderzoek, procesverbaal van bevindingen, blz. 52; dossier Forensisch onderzoek, deskundigenrapport Nederlands Forensisch Instituut van 15 januari 2010, blz. 332. 15 Dossier Forensisch onderzoek, procesverbaal van bevindingen, blz. 53. 16 Dossier Forensisch onderzoek, procesverbaal van bevindingen, blz. 52. 17 Dossier Forensisch onderzoek, procesverbaal van bevindingen, blz. 53. 18 Dossier Forensisch onderzoek, procesverbaal van bevindingen, blz. 176. 19 Dossier Forensisch onderzoek, deskundigenrapport Nederlands Forensisch Instituut van 15 januari 2010, blz. 335. 20 Dossier Forensisch onderzoek, procesverbaal van bevindingen, blz. 226. 21 Dossier Forensisch onderzoek, procesverbaal van bevindingen, blz. 53. 22 Dossier Forensisch onderzoek, deskundigenrapport Nederlands Forensisch Instituut van 15 januari 2010, blz. 335. 23 Dossier Forensisch onderzoek, procesverbaal van bevindingen, blz. 54. 24 Dossier Forensisch onderzoek, deskundigenrapport Nederlands Forensisch Instituut van 5 februari 2010, blz. 347. De rechtbank merkt op dat in dit rapport “Schinkenwesser” staat, maar dat dit, gelet op de foto op pagina 928 van het algemeen dossier, een kennelijke verschrijving is. 25 Dossier Forensisch onderzoek, deskundigenrapport Nederlands Forensisch Instituut van 9 maart 2010, blz. 384. 26 Dossier Forensisch onderzoek, deskundigenrapport Nederlands Forensisch Instituut van 9 maart 2010, blz. 386. 27 Dossier Forensisch onderzoek, deskundigenrapport Nederlands Forensisch Instituut van 9 maart 2010, blz. 387 en 388. 28 Procesverbaal ter terechtzitting van 7 februari 2011. 29 Dossier Forensisch onderzoek, procesverbaal van bevindingen, blz. 172. 30 Dossier Forensisch onderzoek, procesverbaal van bevindingen, blz. 173. 31 Dossier Forensisch onderzoek, procesverbaal van bevindingen, blz. 172. 32 Dossier Forensisch onderzoek, procesverbaal van bevindingen, blz. 176. 33 Dossier Forensisch onderzoek, deskundigenrapport Nederlands Forensisch Instituut van 15 januari 2010, blz. 335 en 336. 34 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor getuige, blz. 712. 35 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor getuige, blz. 713.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931
14/16
2242015
ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931, voorheen LJN BP6931, Rechtbank ';sGravenhage, 0975897709
36 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor getuige, fotoherkenning, blz. 597 en 598. 37 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor getuige, blz. 596; algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor getuige, blz. 713 en 714. 38 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 7 februari 2011. 39 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor getuige, blz. 713; algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor getuige, blz. 597; algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor getuige, blz. 137. 40 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor getuige, blz. 401. 41 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van bevindingen onderzoek PC en Laptop, blz. 1116 en 1117. 42 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal, blz. 1122. 43 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal, blz. 1165 en 1166. 44 Dossier Forensisch onderzoek, procesverbaal van bevindingen, blz. 103 en 104. 45 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van aanhouding, blz. 3. 46 Dossier Forensisch onderzoek, procesverbaal van bevindingen, blz. 126 en 129. 47 Dossier Forensisch onderzoek, procesverbaal van bevindingen, blz. 127 en 129. 48 Dossier Forensisch onderzoek, procesverbaal van bevindingen, blz. 128 en 129. 49 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van bevindingen, blz. 648. 50 Dossier Forensisch onderzoek, procesverbaal van bevindingen, blz. 226. 51 Dossier Forensisch onderzoek, procesverbaal van bevindingen, blz. 227. 52 Dossier Forensisch onderzoek, procesverbaal van relaas, blz. 29. 53 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor [B], blz. 914. 54 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor getuige, blz. 556. 55 Dossier Forensisch onderzoek, procesverbaal van bevindingen, blz. 227. 56 Dossier Forensisch onderzoek, procesverbaal van bevindingen, blz. 126 en 129. 57 Dossier Forensisch onderzoek, procesverbaal van bevindingen, blz. 128 en 129. 58 Dossier Forensisch onderzoek, deskundigenrapport Nederlands Forensisch Instituut van 19 april 2010, blz. 422. 59 Dossier Forensisch onderzoek, deskundigenrapport Nederlands Forensisch Instituut van 24 maart 2010, blz. 409. 60 Dossier Forensisch onderzoek, deskundigenrapport Nederlands Forensisch Instituut van 24 maart 2010, blz. 408. 61 Dossier Forensisch onderzoek, deskundigenrapport Nederlands Forensisch Instituut van 24 maart 2010, blz. 409. 62 Dossier Forensisch onderzoek, deskundigenrapport Nederlands Forensisch Instituut van 9 maart 2010, blz. 387 en 388. 63 Dossier Forensisch onderzoek, procesverbaal van bevindingen, blz. 57; dossier Forensisch onderzoek, deskundigenrapport Nederlands Forensisch Instituut van 1 juni 2010, blz. 440. 64 Dossier Forensisch onderzoek, deskundigenrapport Nederlands Forensisch Instituut van 1 juni 2010, blz. 446. 65 Dossier Forensisch onderzoek, rapport identificatie van een dactyloscopisch spoor, blz. 308; dossier Forensisch onderzoek, rapport identificatie van een dactyloscopisch spoor, blz. 290; dossier Forensisch onderzoek, procesverbaal van bevindingen, blz. 437 en 438. 66 Procesverbaal van bevindingen, nr. PL15J1 200903261928, ongenummerd maar zich bevindende in het Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, tussen blz. 1117 en 1118. 67 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor verdachte, blz. 22. 68 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor verdachte, blz. 228 en 493. 69 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor verdachte, blz. 201 en 202. 70 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor verdachte, blz. 202 en 203. 71 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor verdachte, blz. 204 en 205. 72 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor verdachte, blz. 205. 73 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor verdachte, blz. 823. 74 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor verdachte, blz. 205. 75 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor verdachte, blz. 206. 76 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor verdachte, blz. 208. 77 Dit deel van de verklaring van verdachte wordt bevestigd door [vriendin]. Zij heeft verklaard dat zij wakker werd van geklop op de deur en geroep door verdachte en dat zij hem in slaapdronken toestand heeft binnengelaten. Hierbij heeft zij verdachte niet goed gezien, omdat zij na het openen van de voordeur meteen terug naar haar bed is gelopen (Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor getuige, blz. 361). 78 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor verdachte, blz. 206. 79 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor verdachte, blz. 218; verklaring verdachte ter terechtzitting van 7 februari 2011.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931
15/16
2242015
ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931, voorheen LJN BP6931, Rechtbank ';sGravenhage, 0975897709
80 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 7 februari 2011. 81 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van uitwerking OVC opname, blz. 560 en 564. 82 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van uitwerking OVC opname, blz. 570 en 577. 83 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van relaas, blz. 454. 84 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van relaas, blz. 454 en 455. 85 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, uitwerking tapgesprek PITAP 17, 271440773, blz. 603605. 86 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, uitwerking tapgesprek PITAP 17, 271440772, blz. 606607. 87 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van uitwerking OVC PI Dordrecht, blz. 622. 88 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van uitwerking OVC PI Dordrecht, blz. 623. 89 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van uitwerking OVC PI Dordrecht, blz. 627. 90 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van uitwerking OVC PI Dordrecht, blz. 629. 91 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van uitwerking OVC PI Dordrecht, blz. 631. 92 Dossier Forensisch onderzoek, procesverbaal van bevindingen, blz. 131 en 132. 93 Dossier Forensisch onderzoek, rapport Nederlands Forensisch Instituut van 17 juni 2010, blz. 461. 94 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van bevindingen onderzoek ‘Pony packs’, blz. 1126. 95 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van bevindingen onderzoek ‘Pony packs’, blz. 1127. 96 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor getuige, blz. 714. 97 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor verdachte, blz. 1078 en 1079. 98 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor verdachte, blz. 1086. 99 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor verdachte, blz. 1086. 100 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor verdachte, blz. 875, 876, 878 en 879. 101 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 7 februari 2011. 102 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor verdachte, blz. 818, 821, 839 en 890. 103 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 7 februari 2011. 104 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, uitwerking tapgesprek SPOEDTAP3, 14, 271406251, blz. 958. 105 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, uitwerking tapgesprek SPOEDTAP3, 14, 271421552, blz. 976. 106 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, uitwerking tapgesprek SPOEDTAP3, 14, 271428116, blz. 984. 107 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, uitwerking tapgesprek SPOEDTAP3, 14, 271443828, blz. 991. 108 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal verhoor verdachte, blz. 901. 109 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van bevindingen, blz. 661. 110 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal verhoor verdachte, blz. 906 en 907. 111 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, uitwerking tapgesprek , PITAP 19, 271410813, blz. 924. 112 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal verhoor verdachte, blz. 901 en 902. 113 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van bevindingen, blz. 1159. 114 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor getuige, blz. 114; algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor getuige, blz. 435; algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor getuige, blz. 1068 en 1069. 115 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van doorzoeking, blz. 282. 116 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van bevindingen, blz. 588. 117 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor getuige, blz. 747. 118 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor [B], blz. 910. 119 Algemeen dossier 0/opv/Onderzoek FLUOR, procesverbaal van verhoor [B], blz. 538 en 539.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6931
16/16