2242015
ECLI:NL:RBROT:2009:BH4550, voorheen LJN BH4550, Rechtbank Rotterdam, 10/71006908
ECLI:NL:RBROT:2009:BH4550 Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
02032009
Datum publicatie
03032009
Zaaknummer
10/71006908
Rechtsgebieden
Strafrecht
Bijzondere kenmerkenEerste aanleg meervoudig Inhoudsindicatie
Promis. Doodslag in winkelcentrum Akkerhof te Spijkenisse. Verdachte wordt vrijgesproken van moord, veroordeeld voor doodslag. Bewijsmotiveringen betreffende voorbedachten rade, de betrouwbaarheid van de gebezigde getuigenverklaringen en het opzet van de verdachte. Voorts is aangevoerd dat de verdachte zich kan beroepen op noodweer. Dit verweer wordt gemotiveerd verworpen en de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren.
Wetsverwijzingen
Wetboek van Strafrecht 287 Wetboek van Strafrecht 41
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Uitspraak RECHTBANK ROTTERDAM Sector strafrecht
Parketnummer: 10/71006908 Datum uitspraak: 2 maart 2009 Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte], geboren op [geboortedatum] 1987 te Rotterdam, ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres: [adres], ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de [plaats en locatie PI], raadsman mr. S.R. Bordewijk, advocaat te Schiedam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 februari 2009.
TENLASTELEGGING Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis. Het ten laste gelegde komt er op neer dat de verdachte: [slachtoffer] heeft vermoord danwel gedood door hem met een mes in het hart te steken.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Van Wijk heeft gerekwireerd tot: bewezenverklaring van het impliciet primair ten laste gelegde; veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur 12 (twaalf) jaren met aftrek van voorarrest.
MOTIVERING VRIJSPRAAK De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdachte na kalm beraad en rustig overleg heeft gehandeld en dat er derhalve sprake was van voorbedachte raad. De verdachte heeft op de bewuste dag het slachtoffer, [slachtoffer], voor de zonnestudio bij het winkelcentrum Akkerhof
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2009:BH4550
1/6
2242015
ECLI:NL:RBROT:2009:BH4550, voorheen LJN BH4550, Rechtbank Rotterdam, 10/71006908
(verder in dit vonnis aangeduid als “de Akkers”) zien staan. De verdachte verliet het winkelcentrum en ging naar het huis van een vriend op de [straatnaam] te Spijkenisse. Een getuige heeft hem daar gezien. Die getuige heeft later bij de politie verklaard dat de verdachte op dat moment erg boos was en dat de verdachte vertelde dat [slachtoffer] bij de Akkers was. Vervolgens is de verdachte met een mes teruggegaan naar de Akkers. Hij is rechtstreeks op het slachtoffer afgelopen en heeft hem in het hart gestoken. De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte niet met voorbedachte raad heeft gehandeld en daarom moet worden vrijgesproken van moord. Als de rechtbank van oordeel is dat de verdachte over een mes beschikte dan heeft deze het mes slechts aan het slachtoffer willen laten zien om hem te laten stoppen met bedreigen en mishandelen. Maar het slachtoffer wilde juist vechten met de verdachte en gaf de verdachte een harde stoot. Daarop zou de verdachte een zwaaibeweging met het mes hebben gemaakt.
Hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt. Voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad dient vast komen te staan dat de verdachte tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Uit de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting is niet komen vast te staan op welk moment van de dag op 24 april 2008 de verdachte de beschikking over een mes heeft gekregen. Geen van de getuigen heeft hieromtrent verklaard. Vaststaat uitsluitend dat op het moment van treffen van de verdachte en het slachtoffer, de verdachte de beschikking had over een mes. Wat er zich precies voorafgaand aan de steekpartij heeft voorgedaan, of er sprake is geweest van een vooropgezet plan bij de verdachte, is evenmin uit het dossier en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting duidelijk geworden. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de bewijsmiddelen de rechtbank geen aanleiding geven om ervan uit te gaan dat de verdachte een vooropgezet plan had om na kalm beraad en rustig overleg [slachtoffer] van het leven te beroven. Hieruit volgt dat het impliciet primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen is, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING EN BEWEZENVERKLARING Ten aanzien van het impliciet subsidiair ten laste gelegde. Van het volgende wordt uitgegaan: Op 24 april 2008 bevond de verdachte zich met een groep vrienden bij het winkelcentrum de Akkers te Spijkenisse. De verdachte zag aan de overkant van het plein een andere groep jongens staan, waartoe het latere slachtoffer [slachtoffer] behoorde. De verdachte heeft de Akkers verlaten en is naar het huis van een vriend aan de [straatnaam] te Spijkenisse gegaan(1). Korte tijd later is hij in het gezelschap van [naam] en een verder onbekend gebleven man, genaamd [naam 2], teruggekeerd naar de Akkers(2). Het groepje van drie werd gevolgd door [naam 3] die ook in de voornoemde woning aanwezig was(3). Het slachtoffer stond op het moment dat de verdachte aan kwam lopen voor de zonnestudio bij een groepje jongens(4). De verdachte had een doek om zijn hand gewikkeld(5). Onder de doek hield de verdachte een mes vast. Hij liep op het slachtoffer af en wikkelde ondertussen de doek van het mes af. De verdachte stak het slachtoffer met het mes in het bovenlichaam(6). Het slachtoffer trok vervolgens zijn tshirt omhoog en de verdachte zag dat er bloed uit zijn lichaam kwam(7). Het slachtoffer zakte even later in elkaar. Verbalisanten troffen het slachtoffer liggend op het fietspad bij de Akkers aan. Het slachtoffer werd overgebracht naar het Ruwaard van Putten ziekenhuis te Spijkenisse(8). Door een arts werd vastgesteld dat het slachtoffer inmiddels was overleden(9). Bij de sectie op het lichaam van [slachtoffer] bleek dat net onder de linkertepel een huidperforatie aanwezig was. Er was een steekkanaal volgbaar dat gemeten aan het lichaam in gestrekte positie van links naar rechts verliep, wat rugwaarts en vrijwel horizontaal. In het steekkanaal lag het hart dat volledig doorstoken was. Het wondaspect aan de voorzijde van het hart paste bij een eensnijdig steekwapen. Bloedverlies en functieverlies van het hart ten gevolge van steekletsel was de oorzaak van het intreden van de dood(10).
Betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen. De raadsman van de verdachte heeft de rechtbank verzocht de getuigenverklaringen van [naam 4], [naam 3], [naam 5] en [naam 6] ten aanzien van gebruik voor het bewijs behoedzaam te waarderen. De getuigen behoorden tot de vriendengroep waarvan ook het slachtoffer deel uitmaakte. Bovendien dient volgens de raadsman de getuigenverklaring van [naam 4] te worden uitgesloten van het bewijs, omdat de verdediging niet de mogelijkheid heeft gehad deze getuige te ondervragen.
Hieromtrent wordt als volgt overwogen. De getuigen [naam 3], [naam 5], [naam 6] en [naam 4] zijn allen bij het steekincident aanwezig geweest. Zij hebben vrijwel direct na de steekpartij verklaringen bij de politie afgelegd die innerlijk en in onderlinge verhouding tot elkaar consistent zijn. Getuige [naam 7], die niet tot de vriendenkring van het slachtoffer behoorde, heeft een verklaring afgelegd, die eveneens consistent is met de voornoemde getuigenverklaringen. De door de getuigen tegenover de politie afgelegde verklaringen komen ook overeen met hun later afgelegde verklaringen bij de rechtercommissaris. Door de raadsman is nog aangevoerd dat de verklaring van [naam 4] dient te worden uitgesloten van het
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2009:BH4550
2/6
2242015
ECLI:NL:RBROT:2009:BH4550, voorheen LJN BH4550, Rechtbank Rotterdam, 10/71006908
bewijs. Blijkens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad mag een getuigenverklaring, zonder dat de verdediging de getuige heeft kunnen ondervragen, voor het bewijs dienen, mits de verklaring van deze getuige steun vindt in de overige bewijsmiddelen. De getuigenverklaring van [naam 4] wordt ondersteund door de verklaringen van de voornoemde getuigen. Voorts komen de verklaringen van de getuigen overeen met het meest waarschijnlijke scenario volgens het Nederlands Forensisch Instituut en letsel dat volgt uit het pathologisch onderzoek. De voornoemde getuigenverklaringen kunnen derhalve als bewijsmiddel worden gebruikt.
Opzet. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdachte, door gericht met een mes in het hart van het slachtoffer te steken, opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte het slachtoffer niet met opzet heeft gestoken. Het mes is tijdens de aan de steekpartij voorafgegane worsteling kennelijk het lichaam van het slachtoffer binnengedrongen. Het was voorts niet de bedoeling van de verdachte het slachtoffer met het mes te raken, laat staan hem te doden. De verdachte had dan ook geen opzet op het doden van het slachtoffer, aldus de raadsman.
Hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt. Het eerder aangehaalde sectierapport vermeldt dat het steekkanaal, gemeten aan het lichaam in gestrekte positie van links naar rechts verliep, wat rugwaarts en vrijwel horizontaal. In het steekkanaal lag het hart dat volledig doorstoken was.
Het Nederlands Forensisch Instituut stelt met grote zekerheid dat het scenario waarbij de verdachte op het slachtoffer komt aanlopen en een zwaaiende beweging maakt vele malen waarschijnlijker is dan het scenario dat het mes in het lichaam van het slachtoffer is terecht gekomen tijdens een worsteling met de verdachte. Dit gezien de steekrichting (van links naar rechts, wat rugwaarts en vrijwel horizontaal), gezien de lengte van het steekkanaal (circa 20 cm) en het feit dat in het steekkanaal zowel de borstwand als het gehele hart en zelfs het hartzakje aan de achterzijde gelegen doorboord zijn(11).
De combinatie van de insteekhoek, de lengte van het steekkanaal en de plaats op het lichaam waar het slachtoffer is geraakt geeft inzicht in de wijze waarop de verwonding van het slachtoffer is ontstaan. Dit kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders gebeurd zijn dan door opzettelijk te steken. Voorts wordt deze gang van zaken ondersteund door de hiervoor genoemde getuigenverklaringen. De door de verdachte geschetste gang van zaken dat het mes mogelijk, de verdachte verklaart ter terechtzitting het zich niet te kunnen herinneren, tijdens een worsteling onbedoeld het lichaam van het slachtoffer is binnengedrongen wordt weerlegd door de genoemde rapportages van de deskundigen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank tot de overtuiging gekomen dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld.
Gelet op het bovenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat: hij op 24 april 2008 te Spijkenisse, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk die [slachtoffer] met een mes, door het hart gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
STRAFBAARHEID FEIT Het bewezen feit levert op: Doodslag
Noodweer De raadsman van verdachte heeft geconcludeerd tot ontslag van rechtsvervolging op basis van noodweer. De verdachte zag zich ineens van dichtbij geconfronteerd met een aanval met een mes en heeft daarop op de voor hem snelste wijze gereageerd. Mocht de rechtbank overwegen dat de verdachte had moeten vluchten dan wijst de verdediging op de astma en elastische benen, waaraan verdachte lijdt en waarover de verdachte bij de rechtercommissaris heeft verklaard.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de raadsman aan het verweer van noodweer ten grondslag legt niet aannemelijk. Het beroep op noodweer gaat uit van het feit dat het slachtoffer met
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2009:BH4550
3/6
2242015
ECLI:NL:RBROT:2009:BH4550, voorheen LJN BH4550, Rechtbank Rotterdam, 10/71006908
een mes de verdachte zou hebben aangevallen, waarna tijdens een worsteling het mes in het lichaam van het slachtoffer terecht is gekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze feitelijke gang van zaken niet uit de bewijsmiddelen kan volgen. Op grond van de getuigenverklaringen van [naam 7], [naam 3], [naam 5], [naam 6] en [naam 4] gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte direct na zijn komst op de Akkers op het slachtoffer is afgelopen en deze met een mes in de borststreek heeft gestoken. Een en ander vindt ondersteuning in het eerder aangehaalde sectierapport en het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut. De stelling van de verdachte dat hij is aangevallen acht de rechtbank niet geloofwaardig. Er is dan ook geen sprake van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van de verdachte waartegen hij zich mocht verdedigen. Gelet hierop is geen sprake van een noodweersituatie, zodat aan de verdachte geen beroep op noodweer toekomt. Het feit is strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE Uit het op 25 juni 2008 door [psycholoog], psycholoog, opgemaakt rapport kan worden opgemaakt dat bij de verdachte geen uitgesproken stoornis kan worden vastgesteld. Het ten laste gelegde kan de verdachte volledig worden toegerekend, aldus de deskundige. Deze conclusie van de deskundige wordt door de rechtbank overgenomen en tot de hare gemaakt. De verdachte is strafbaar.
STRAFMOTIVERING De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag van [slachtoffer]. De verdachte heeft het slachtoffer, overdag op de openbare weg in de nabijheid van een druk bezocht winkelcentrum en in het bijzijn van omstanders, waaronder een klas met schoolkinderen, willens en wetens met een mes in de borststreek gestoken. De verdachte heeft daarmee een einde gemaakt aan het leven van een nog jonge man. Hij heeft hem het meest wezenlijke bezit, zijn leven ontnomen. Tevens heeft de verdachte de nabestaanden van het slachtoffer, onder wie in het bijzonder zijn moeder, onbeschrijfelijk veel leed toegebracht. De moeder van het overleden slachtoffer heeft ter terechtzitting via een schriftelijke slachtofferverklaring getracht onder woorden te brengen welke invloed de plotselinge en geweldadige dood van haar zoon op haar leven heeft gehad. Het opzettelijk benemen van het leven van een ander behoort tot de ernstigste delicten die onze rechtsorde kent. Op een dergelijk feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaar geëist. Hoewel een langdurige straf op zijn plaats is, ziet de rechtbank aanleiding om een lagere straf op te leggen, gezien het feit dat zij doodslag en niet moord bewezen acht. Tevens houdt de rechtbank rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte ten tijde van het gepleegde strafbare feit.
Over de verdachte is een voorlichtingsrapport d.d. 8 juli 2008 opgesteld door [rapporteur], rapporteur bij de Reclassering Nederland. Geconcludeerd wordt dat de kans op recidive van ernstige delicten in de regel klein is, zeker wanneer het niet voorkomt uit enigerlei stoornis zoals ook blijkt uit het NIFP rapport. Het delictverleden, verkregen beeld en de aanloop naar onderhavig delict geven toch blijk van een gevaarrisico.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf van de verdachte is voorts in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gesteld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 28 april 2008 eerder is veroordeeld voor geweldsmisdrijven. Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij], moeder van het slachtoffer, wonende te Spijkenisse, terzake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade, bestaande uit de kosten van de begrafenis van het slachtoffer, tot een bedrag van € 11.249,33. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 11.055,02 en tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en de verdachte de hoogte van de gevorderde schadevergoeding niet heeft betwist, zal de vordering gedeeltelijk tot een bedrag van € 11.055,02
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2009:BH4550
4/6
2242015
ECLI:NL:RBROT:2009:BH4550, voorheen LJN BH4550, Rechtbank Rotterdam, 10/71006908
worden toegewezen. Voor het overige zal de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk worden verklaard, dit deel kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN Behalve op het reeds genoemde artikel, is gelet op artikel 287 Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING De rechtbank: verklaart niet bewezen, dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart bewezen, dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij; stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit; verklaart de verdachte strafbaar; veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 10 (tien) jaar; beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht; wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 11.055,02 en veroordeelt de verdachte tegen kwijting aan [benadeelde partij], wonende te Spijkenisse te betalen € 11.055,02 (zegge: ELFDUIZENDVIJFENVIJFTIG EURO EN TWEE EUROCENT); verklaart voor het overige de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk en bepaalt dat dat deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter; veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken; legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 11.055,02 (zegge: ELFDUIZENDVIJFENVIJFTIG EURO EN TWEE EUROCENT ), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 90 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft; verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door: mr. Daalmeijer, voorzitter, en mrs. Van Dijke en Van Dort, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Hoof, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 maart 2009.
Bijlage bij vonnis van 2 maart 2009:
TEKST TENLASTELEGGING Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 24 april 2008 te Spijkenisse, tezamen en in vereniging met een ander(en),
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2009:BH4550
5/6
2242015
ECLI:NL:RBROT:2009:BH4550, voorheen LJN BH4550, Rechtbank Rotterdam, 10/71006908
althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in/ door het hart en/of in de borst gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden; (artikel 289/287 juncto 47 Wetboek van Strafrecht)
(1) Verklaring verdachte op de terechtzitting. (2) Verklaring verdachte op de terechtzitting. (3) Een ambtsedig procesverbaal nummer 2008138319 van de politie Rotterdam – Rijnmond, d.d. 10 juli 2008, inhoudende de verklaring van [naam 3] (blz. 569 getuige). (4) Een ambtsedig procesverbaal van verhoor van [naam 7] door de rechtercommissaris d.d. 18 september 2008 (5) Een ambtsedig procesverbaal van verhoor van [naam 3] door de rechtercommissaris d.d. 17 december 2008 (6) Een ambtsedig procesverbaal van verhoor van [naam 7] door de rechtercommissaris d.d. 18 september 2008, een ambtsedig procesverbaal van verhoor van [naam 5] door de rechter commissaris d.d. 17 september 2008, een ambtsedig procesverbaal van verhoor van [naam 6] door de rechtercommissaris d.d. 17 september 2008, een ambtsedig procesverbaal nummer 2008138319105 van de politie Rotterdam – Rijnmond, d.d. 6 mei 2008, inhoudende de verklaring van [naam 4] (blz. 206) en een ambtsedig procesverbaal nummer 2008138319 van de politie Rotterdam – Rijnmond, d.d. 10 juli 2008, inhoudende de verklaring van [naam 3] (blz. 569). (7) Een ambtsedig procesverbaal nummer 200813831996 van de politie Rotterdam – Rijnmond, d.d. 2 mei 2008, inhoudende de verklaring van [naam 8] (blz. 194). (8) Een ambtsedig procesverbaal nummer 200813831940 van de politie Rotterdam – Rijnmond, d.d. 27 april 2008, inhoudende het procesverbaal onnatuurlijke dood (blz. 94). (9) Een ambstedig procesverbaal nummer 20081383194 van de politie RotterdamRijnmond, d.d. 24 april 2008, inhoudende het procesverbaal van bevindingen (blz. 1) (10) Een ambtsedig rapport, te weten een rapport van het Nederlands forensisch instituut, nummer 2008138319 d.d. 29 september 2008, opgemaakt en ondertekend door arts en patholoog [arts] van het Nederlands forensisch instituut. (11) Een ambtsedig rapport, te weten een rapport van het Nederlands forensisch instituut, nummer 2008138319 d.d. 30 juni 2008, opgemaakt en ondertekend door arts en patholoog [arts] van het Nederlands forensisch instituut.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2009:BH4550
6/6