ECLI:NL:RBNNE:2015:2306 Instantie: Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak: 13-05-2015 Datum publicatie: 13-05-2015 Zaaknummer: 18.830284.14 Rechtsgebieden: Strafrecht
Uitspraak vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 mei 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte [verdachte], geboren [geboorteplaats 1], wonende te [woonplaats], thans gedetineerd in [verblijfplaats]. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 april 2015 en 29 april 2015. De verdachte is op 20 april 2015 verschenen, bijgestaan door mr. M. Hoekzema, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.F. Severs. Tenlastelegging Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat: 1. hij in of omstreeks de periode van 26 augustus 2014 tot en met 9 september 2014, in de gemeente(n) Groningen, Zaanstad, Amsterdam, Almere, en/of Stichtse Vecht en/of (elders) in Nederland meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 1]), (telkens) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] (sub 2°), en/of B) een ander of anderen, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 1]), (telkens) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met enlof voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen (sub 5°), en/of
C) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die/een ander of anderen, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 1]), met en/of voor een derde tegen betaling (sub 8°), terwijl die [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 1], (telkens) de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, bestaande die enige handeling(en) en/of dat voordeel trekken hieruit dat verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) - ( pikante) foto(s) van die [slachtoffer] heeft gemaakt en/of (vervolgens) advertentie(s) heeft gemaakt/vervaardigd en/of geplaatst op internetsite(s) (o.a. [website(s)]) waarin die [slachtoffer] (onder de naam [bijnaam]) werd aangeboden als prostituee, en/of - die [slachtoffer] heeft overgehaald en/of in de gelegenheid gesteld om (tegen betaling) seks te hebben met een of meer mannen, en/of (vervolgens) heeft tewerkgesteld als prostituee en/of daartoe afspraken heeft gemaakt en/of laten maken met een of meer (potentiële) klanten en/of - een (werk)kamer/plek, kleding, drugs(xtc)/pillen, condooms en/of (speciale) tampons voor die [slachtoffer] heeft geregeld en/of ter beschikking gesteld, en/of die [slachtoffer] heeft vervoerd en/of laten vervoeren naar en/of van een (werk)adres/plek, en/of - zorg heeft gedragen voor controle en/of begeleiding en/of toezicht op de prostitutiewerkzaamheden en/of verdiensten en/of afspraken over de uitbetaling van de verdiensten van die [slachtoffer] (onder de naam [bijnaam]), en/of - die [slachtoffer] (een gedeelte van) de verdiensten of opbrengsten uit haar prostitutie heeft laten afstaan; 2. hij in of omstreeks de periode van 26 augustus 2014 tot en met 9 september 2014, in de gemeente(n) Groningen, Zaanstad, Amsterdam, en/of Almere en/of (elders) in Nederland meermalen, althans eenmaal, (telkens) een of meer afbeeldingen, te weten 10 foto’s - en/of een of meer gegevensdragers bevattende een of meer afbeeldingen - heeft verspreid en/of aangeboden en/of openlijk tentoongesteld en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of verworven en/of in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, terwijl op die afbeelding(en) een of meer seksuele gedragingen zichtbaar was/waren, waarbij (telkens) een of meer personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet
had(den)
bereikt,
was/waren
betrokken
of
schijnbaar
was/waren
betrokken,
voornoemde seksuele gedraging(en) -zakelijk weergegeven- bestonden uit (onder meer): het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed
welke
en/of opgemaakt was en/of poseerde in een omgeving en/of met een of meer voorwerpen en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij haar/zijn leeftijd paste en/of (waarna) door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de afbeelding(en) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht werden (waarbij) de afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking had(den) en/of strekte(n) tot seksuele prikkeling. MEDEDELINGEN: De officier van justitie deelt mede dat een representatieve collectie van bovengenoemde afbeeldingen/filmfragmenten is samengesteld, maar ter voorkoming van strafbare feiten en verdere verspreiding van bovengenoemd materiaal, niet in het dossier is gevoegd en ook niet in afschrift zal worden verstrekt. Voorafgaand aan de terechtzitting kan inzage in voornoemd materiaal worden verleend, op afspraak met het kabinet RC. Het materiaal zal vanaf vier weken voor de zitting daar beschikbaar zijn. In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad. Geldigheid van de dagvaarding De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde aangevoerd dat de dagvaarding met betrekking tot dit feit nietig dient te worden verklaard, nu de omschrijving van dit feit niet voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: art. 261 Sv.). De raadsvrouw heeft hierbij verwezen naar het arrest van de Hoge Raad d.d. 28 september 2004. 1 Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht tot aanhouding van de behandeling van dit feit, zodat zij de ten laste gelegde afbeeldingen kan bekijken. De rechtbank overweegt als volgt. Art. 261 Sv. heeft ten doel dat alle bij het strafproces betrokken partijen door middel van de dagvaarding op de hoogte zijn van de gronden waarop de vervolging berust. In het onderhavige geval kan naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel bestaan omtrent de verdenking , waartegen verdachte zich heeft te verdedigen. Het gaat - kort gezegd om het vervaardigen, verspreiden en voorhanden hebben van tien afbeeldingen waarop seksuele handelingen zichtbaar zijn waarbij een persoon die de leeftijd van achttien jaren kennelijk nog niet had bereikt, was betrokken en die bestaan uit het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, waarbij deze afbeeldingen een onmiskenbaar seksuele strekking hadden. In samenhang beschouwd met de inhoud van het dossier is duidelijk welke afbeeldingen in de dagvaarding worden bedoeld. De rechtbank wijst daarbij op het proces-verbaal van bevindingen 7 jan 2015 met nummer KP 2015-02 (pagina 1055 en verder van het dossier / map 3). Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bedoelde afbeeldingen voldoende feitelijk omschreven in de tenlastelegging. Het dossier biedt geen aanleiding te veronderstellen dat de dagvaarding betrekking heeft op andere afbeeldingen dan in dit proces-verbaal omschreven. De rechtbank is voorts van oordeel dat de bedoelde 10 afbeeldingen en seksuele handelingen op die afbeeldingen mede gelet op de beschrijving in voornoemd proces-verbaal voldoende feitelijk zijn omschreven in de tenlastelegging. Voorts stelt de rechtbank vast dat het om een relatief klein aantal afbeeldingen gaat, waarvan een selectie ter inzage bij de rechter-commissaris lag, zoals vermeld op de vordering tot wijziging van
de tenlastelegging. De raadsvrouw heeft derhalve voor de zitting de gelegenheid gehad om de afbeeldingen te bekijken en dus ervan kennis kunnen nemen om welke afbeeldingen het precies gaat, maar heeft er - zo heeft zij ter terechtzitting aangegeven - om haar moverende redenen voor gekozen om dit niet te doen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat is voldaan aan de eisen van art. 261 Sv. en verwerpt het verweer van de raadsvrouw strekkende tot de nietigverklaring van de dagvaarding ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde. De rechtbank wijst het subsidiaire verzoek tot aanhouding af, nu de raadsvrouw reeds de mogelijkheid heeft gehad om de afbeeldingen te bekijken en zij er zelf voor heeft gekozen hier geen gebruik van te maken. Ter zitting is gebleken dat de raadsvrouw abusievelijk niet in het bezit is gesteld van map 6, getiteld 'kinderporno'. Nu deze map slechts een bundeling van stukken betreft die betrekking hebben op het onder 2. tenlastegelegde en al deze stukken zich ook bevinden in de andere mappen die wel aan de raadsvrouw zijn verstrekt, is de verdediging niet in haar belangen geschaad door deze omissie en ziet de rechtbank hierin dan ook geen reden tot aanhouding. Vordering officier van justitie De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd: - veroordeling voor het onder 1. en 2. ten laste gelegde; - oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden; - onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen computer (merk: Apple iMac) en camera (merk: Canon); - verbeurdverklaring van de overige op pagina 1828 tot en met 1831 van het dossier genoemde goederen, te weten een drinkfles, een printer, vier verpakkingsdozen, een envelop en een brief, een televisie met kabelsnoer, twee draadloze speakerboxen, twee paar stiletto hakken, een sleutelbos, sieraden, lingerie en een mobiele telefoon (merk: Samsung); - teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen goederen zoals vermeld op pagina 1832 van het dossier, te weten een vuilniszak met kleding en schriftelijke bescheiden. Beoordeling van het bewijs ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van alle onder 1. ten laste gelegde subonderdelen van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: art. 273f Sr.), te weten 2, 5 en 8. Hiertoe heeft de officier van justitie gewezen op de authentieke, consequente en consistente verklaringen van [slachtoffer], die in voldoende mate worden ondersteund door verschillende andere bewijsmiddelen. De raadsvrouw heeft vrijspraak met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde bepleit. Hiertoe heeft zij onder meer aangevoerd dat verdachte geen oogmerk van uitbuiting had (sub-onderdeel 2), dat niet bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer] ertoe heeft gebracht om in de prostitutie te gaan werken (sub-onderdeel 5) en dat verdachte geen voordeel van de seksuele handelingen van [slachtoffer] heeft gehad (sub-onderdeel 8). De rechtbank overweegt als volgt. De verklaringen van [slachtoffer] houden, zakelijk weergegeven en voor zover hier relevant, het volgende in. [slachtoffer] liep op 26 augustus 2014 's middags weg tijdens haar - begeleide verlof in [plaats 1] van [jeugdinrichting]. Verdachte kwam haar diezelfde avond nog ophalen uit [plaats 1] en nam haar mee naar [plaats 2], alwaar ze samen een aantal nachten in het [hotel 1] overnachtten. Van 2 september tot 8 september 2014 sliep [slachtoffer] in een huis in [plaats 3]. Verdachte had geregeld dat zij hier kon verblijven. Toen zij de woning moest verlaten, regelde verdachte een woning in [plaats 4] voor [slachtoffer].
Verdachte maakte in het hotel en in de woning in [plaats 3] erotische foto's van [slachtoffer]. Met behulp van deze foto's plaatste verdachte seksadvertenties onder de [bijnaam] op de websites [website(s)]. Bij de advertenties stond een telefoonnummer en e-mailadres waarop contact kon worden opgenomen voor een afspraak met [bijnaam]. De afspraken werden gemaakt door een vriendin van verdachte en doorgegeven aan verdachte. Verdachte vertelde vervolgens aan [slachtoffer] waar ze moest zijn en wat ze moest doen en bracht haar in een huurauto naar de afspraken. [slachtoffer] had elke dag wel een afspraak. Ze had onder meer afspraken voor (car)dates in het [hotel 2] in [plaats 5], op een boot in [plaats 3], ergens in Friesland en op 9 september 2014 in een hotel in [plaats 6]. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] consistent en gedetailleerd zijn en met betrekking tot onder meer het vervoeren, huisvesten en maken van afspraken met klanten op diverse punten worden ondersteund door andere bewijsmiddelen, te weten onder meer de inhoud van sms-berichten, de bevindingen met betrekking tot de woning aan [adres 1] te [plaats 5] en de daarbij inbeslaggenomen camera en computer, de verklaringen van [klant 1] en [klant 2], de aanhouding van verdachte bij het hotel in [plaats 6] op 9 september 2014 en (onderdelen van) de verklaring van verdachte zoals ter terechtzitting afgelegd. De rechtbank zal met betrekking tot de sub-onderdelen 2 en 5 voor de vaststelling van de feiten dan ook uitgaan van de verklaringen van [slachtoffer]. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] met betrekking tot het afstaan van haar verdiensten aan verdachte weliswaar consistent zijn, maar niet worden ondersteund door enig ander bewijsmiddel. Dit heeft als gevolg dat voor wat betreft het onder sub-onderdeel 8 ten laste gelegde - kort gezegd voordeel trekken uit de seksuele handelingen van [slachtoffer] - niet is voldaan aan het wettelijk bewijsminimum zoals omschreven in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van sub-onderdeel 8. De raadsvrouw heeft ten aanzien van sub-onderdeel 2 bepleit dat verdachte - zowel volgens zijn lezing als volgens die van [slachtoffer] - [slachtoffer] heeft geholpen en dat geen sprake was van het vereiste oogmerk van uitbuiting. Met betrekking tot de invulling van de term uitbuiting heeft de raadsvrouw gewezen op de invulling van het begrip uitbuiting door de Hoge Raad in het arrest d.d. 27 oktober 2009 (Chinese Horeca) 2 en geconcludeerd dat in de onderhavige zaak geen sprake is van de door de Hoge Raad genoemde omstandigheden van tewerkstelling bij uitbuiting. De rechtbank stelt voorop dat het door de raadsvrouw aangehaalde arrest ziet op uitbuiting buiten de seksindustrie en derhalve niet onverkort toepasbaar is op de onderhavige zaak. Wanneer sprake is van gedwongen tewerkstelling in de seksindustrie, volgt uit de jurisprudentie dat per definitie sprake van uitbuiting is, nu de lichamelijke integriteit van het slachtoffer hierbij altijd in het geding is. Wanneer er sprake is van een minderjarige, zoals in het onderhavige geval, maken dwangmiddelen geen onderdeel uit van de delictsomschrijving. De wetgever gaat er blijkens de wetsgeschiedenis 3 ten aanzien van minderjarige slachtoffers van uit dat er per definitie sprake is van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht. Blijkens het door de raadsvrouw aangehaalde arrest van de Hoge Raad is voor oogmerk van uitbuiting vereist dat het handelen van verdachte, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg meebracht dat de ander door hem werd of zou kunnen worden uitgebuit. Van belang is dat de verdachte zich bewust moet zijn geweest van de relevante feitelijke omstandigheden waaruit het overwicht voortvloeit, in die zin dat voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij hem aanwezig moet zijn. Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank op basis van de verklaringen van [slachtoffer] en de overige nader op te nemen bewijsmiddelen van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer] heeft geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting.
De raadsvrouw heeft met betrekking tot sub-onderdeel 5 bepleit dat niet kan worden bewezen dat [slachtoffer] door verdachte ertoe is gebracht om zich voor seksuele handelingen beschikbaar te stellen, omdat [slachtoffer] heeft verklaard dat zij sowieso in de prostitutie was gaan werken. De rechtbank verwerpt dit verweer onder verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad d.d. 20 mei 2014. 4 De Hoge Raad oordeelt in dit arrest dat sub-onderdeel 5 strekt tot de bescherming van minderjarigen en dat niet is vereist dat dwang op het slachtoffer is uitgeoefend. Ook kan het feit dat een slachtoffer reeds in de prostitutie werkzaam was en dat verdachte op haar verzoek slechts faciliterende activiteiten heeft verricht niet in de weg staan aan een bewezenverklaring van "ertoe brengen", aldus de Hoge Raad. De rechtbank is gelet op voornoemd arrest van oordeel dat de vrijwilligheid - of zelfs uitgesproken wens - van [slachtoffer] om in de prostitutie te gaan werken niet in de weg staat aan een bewezenverklaring van sub-onderdeel 5 en zal dit onderdeel derhalve bewezen verklaren. De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsvrouw - van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte de ten laste gelegde en bewezenverklaarde feiten heeft begaan tezamen en in vereniging met een ander. Beoordeling van het bewijs ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde De rechtbank is op grond van onderstaande bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien van oordeel dat het onder 2. ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. Bewijsmiddelen De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 1. en 2. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe. 1. De door verdachte op de terechtzitting van 20 april 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: Ik heb [slachtoffer] op 26 augustus 2014 opgehaald in [plaats 1]. Ik heb haar meegenomen naar het [hotel 1] in [plaats 2], alwaar we een paar nachten hebben geslapen. Ik heb een woning in [plaats 5] ([adres 1]) voor haar geregeld, waar ze daarna sliep. De in die woning aangetroffen camera van het merk Canon is van mij. Ik wist dat [slachtoffer] escortafspraken had. Ik heb haar op 9 september 2014 naar een escortafspraak in een hotel in [plaats 6] gebracht. 2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 01RUI13006, gesloten op 5 februari 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder: 2.1 een ambtsedig proces-verbaal van verhoor, documentcode AAN-01, d.d. 10 september 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 1]: V: Kun je ons misschien kort vertellen wat er met je gebeurd is de afgelopen tijd vanaf het moment van de [locatie 1] op dinsdag 26 augustus 2014. A: Ik was op verlof in [plaats 1] met een begeleidster en nog een meisje naast mij. Ik besloot toen om weg te rennen. Ik ben toen naar [locatie 2] gegaan. Ik ben toen opgehaald door [verdachte]. We gingen toen naar een hotel in [plaats 2], [hotel 1]. We zijn daar een week gebleven tot de maandag daarop. Toen ik in dit hotel verbleef deed ik cardates en escort. Ik sta op [website(s)] enzo. Er staat een nummer bij en dit nummer bellen klanten. Een vriendin van [verdachte] neemt dan op en zij vertelt dan aan [verdachte] waar ik moet zijn. Daar word ik dan heen gebracht door [verdachte] en dan doe ik mijn ding en dan word ik weer door [verdachte] terug gebracht. V: Wie heeft de advertentie bedacht?
A: [verdachte]. V: Waar zijn die foto’s gemaakt. A: In het hotel en in het eerste huurhuis ook een paar maar volgens mij staan alleen de foto’s die in [hotel 1] zijn genomen op internet. V: Hoe ging dat met die foto’s maken. A: [verdachte] zei iets van een pose of ik bedacht zelf iets. (..) V: Je zit in het [hotel 1] van de dinsdag dat je weg bent gegaan tot maandag 1 september 2014. Daarna ging je naar je eerste huurhuis. Hoe lang was je daar? A: Vanaf die dinsdag 2 september tot afgelopen maandag 8 september. Vanaf maandag 8 september tot gisteren heb ik in het tweede huurhuis gezeten. V: Hoeveel klanten heb je ongeveer gehad. A: Weet ik niet. Elke dag sowieso eentje. Op een gegeven moment miste ik [jeugdinrichting]. Ik durfde dit niet te zeggen tegen [verdachte]. V: Waarom durfde je dat niet te zeggen. A: [verdachte] had toch alles voor mij geregeld en ik ga mij snel schuldig voelen. V: De telefoon werd opgenomen door een vriendin van [verdachte] A: Van die vriendin weet ik niets. Ik zag alleen dat hij gebeld werd door haar en dan was het weer een escort. V: Dan was er een afspraak gemaakt. Hoe wist jij dan wat je moest doen. A: Dat vertelde [verdachte] dan aan mij. Hij zei dan tegen mij: “De klant wil dit of dat”. (..) De vriendin van [verdachte] sprak met de klant af wat ik met de klant ging doen. Soms werd er door deze vriendin en de klant een andere prijs afgesproken. De vriendin zei dit tegen [verdachte] en [verdachte] vertelde dat tegen mij. Zo wist ik het. V: Je hebt net verteld dat er nog condooms en sponzen tampons in je tas zaten. Hoe zit dit. A: De sponzen tampon gebruikte ik als ik ongesteld was en toch klanten had. De sponzen tampon was meer naar binnen gegaan en vast komen te zitten. Ik heb toen op allerlei manieren geprobeerd om de sponzen tampon eruit te trekken. [verdachte] kocht op een gegeven moment zelfs een oventang. V: Heb je niet overwogen om een paar dagen te stoppen? A: Nee, nee. [verdachte] zei "Doe maar gewoon weer een nieuwe in want je weet nu dat je hem er met water weer uit kunt krijgen. (..) V: Hoe kwam je bij de klanten. A: Met [verdachte]. [verdachte] bracht me met een huurauto bij de klanten. Dit was een Opel. V: Heb je ook klanten in het hotel gehad. A: Nee, ik heb geen klanten ontvangen. Ik ging soms wel naar een hotel waar klanten waren. V: Weet je nog namen van hotels. A: Ja, [hotel 2] in [plaats 5] volgens mij. Ik weet nog van een jonge klant. Hij was echt knap. Het was een Irakees. Dat was in [hotel 2] in [plaats 5]. V: Weet je nog wanneer dit was. A: Afgelopen week. Het is nog niet zo lang geleden. Het was aan het einde van de periode van het eerste huurhuis. V: Je zegt dat je niet altijd nuchter was. Waarom was dit.
A: Dan gaat het gemakkelijker bij een klant. Dan moet je een rol spelen en dan gaat het gemakkelijker als je gebruikt hebt. Ik nam wel eens een pilletje. (…) V: Hoe kwam je aan die pilletjes. A: Die had [verdachte] gefixt. V: Wat voor pilletjes waren dit. A: Hartjes, dat was ecstasy. V: Je hebt [verdachte] ontmoet meer dan een jaar geleden. Hoe oud was je toen. A: Ik was toen vijftien. V: Hij was toen achtentwintig. Hoe weet hij hoe oud je bent. A: Dat heb ik gewoon gezegd. Dat heb ik gelijk tegen hem gezegd toen ik hem ontmoette. Maar hij wist het al eerder omdat ik het ook al aan hem had geappt. V: Heb je het wel eens over je leeftijd met [verdachte] gehad. A: Jawel, want als ik achttien was dan konden we grotere dingen doen. Maar we moesten nu oppassen omdat ik nog maar zestien ben. Omdat [verdachte] zei dat hij dan kon worden opgepakt omdat ik nog maar zestien ben en ik ook. 2.2 een ambtsedig proces-verbaal, documentcode AAN-01.01, d.d. 18 september 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer]: V:Had je met [verdachte] afgesproken wanneer je zou wegrennen. A: Ja, om vier uur op die dinsdag dat ik ook echt ben weggelopen. V: We hebben het over het maken van foto’s. Daar willen we het met je over hebben. Daar zijn we benieuwd naar. A: We hebben wel ergens foto’s gemaakt maar ik weet niet of het die dag was. Maar het was wel ergens de eerste drie dagen in het [hotel 1]. V: Waarom werden er foto’s gemaakt. A: Voor op die [website(s)]. Deze weet ik. (..) O: Wij overhandigden aangeefster een aantal foto’s van seksadvertenties en kopieën van teksten. Aangeefster verklaart bij bijlage 4a, deze advertentie is bijgewerkt. Eerst stond op deze advertentie omgeving [plaats 2]. Dat werd later bijgewerkt met [plaats 7], [locatie 3] en [locatie 4]. Aangeefster verklaart bij bijlage 4b: Dat is niet het telefoonnummer van mezelf, ik nam hem nooit zelf op. Aangeefster verklaart bij 4c: Ik ben het wel op deze advertentie maar ik wist niet dat ik ook op deze site stond namelijk thuisontvangst. Ik zag wel dat [verdachte] op de site zat waar ik op stond maar daar keek ik zelf nooit op. V: heb je ook nog op andere plaats foto’s gemaakt. A: Ja, in het huis in [plaats 3]. Er was ook nog een huis in [plaats 4]. (..) V: Kun je je nog herinneren waar je allemaal bent geweest toen je daar zat. A: Ja, in [plaats 5], ergens in [locatie 5], [plaats 8], [plaats 9], [plaats 7]. 2.3
een ambtsedig proces-verbaal, documentcode AAN-01.02, d.d. 2 oktober 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer]: V: Je hebt ons verteld dat je na [hotel 1] met [verdachte] naar een woning in [plaats 5] bent gegaan. De woning was in [plaats 3] vertelde je. Hoe is dit gegaan? A: Via een vriend van hem. Hij had het huis gehuurd. (..) [verdachte] belde mij en hij zei, daar en daar staat hij. Ik liep erheen. [verdachte] zei wat voor een auto hij moest hebben. Een soort donkergroene grote Volkswagen. Ik bedoel zo’n soort pickup ding. Ik zei dat ik alleen cardates deed en escort. De klant wilde het niet in zijn auto. Toen reden we naar zijn boot in [plaats 3]. Toen heb ik effe een uurtje gedaan en toen bracht hij me terug naar de straat. Ik liep toen naar de parkeerplaats en toen zag ik [verdachte] en de vriend van het huis. V: Had je op de dag dat je bent opgehaald door de politie nog meer klanten gehad. A: Ja, in die ochtend en aan het eind van de middag ongeveer. V: Zullen we bij de ochtend beginnen. Waar was dat. A: Volgens mij waren dat allebei cardates. (..) In de buurt van [plaats 3]. Ik moest altijd van [verdachte] zeggen dat ik achttien of negentien ben. V: We hebben de telefoon van [verdachte] ‘uitgelezen”. We zien dan een bericht van [persoon 2] aan [verdachte]. In dit bericht van 9 september2014 om 09.12 uur, staat ‘Yoo om 1 uur esc naar [plaats 10] *?? Wat kun je ons vertellen over dit bericht. Wat wordt bedoeld met [persoon 2]? A:Weet ik niet. Misschien. Een vriendin van hem zou al die escorts regelen toch. Zij sms’t en belt hem dan van daarheen en zo. V: Betekent het wel dat de escort in [plaats 10] is. A: Ja, dat klopt. (..) A: Het gaat niet alleen via de telefoon maar ook via de mail. V: Wie leest de mailberichten dan. A: [verdachte] en volgens mij z’n vriendin ook. V: Heb je enig idee welk account. A: Iets met [bijnaam] of zo. 2.4 een ambtsedig proces-verbaal, documentcode AAN-01.04, d.d. 9 december 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer]: V: Wij hebben een Canon camera aangetroffen en daar staan allemaal foto’s van jou op. Wie heeft die gemaakt. A: [verdachte]. 2.5 een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, documentcode AH-004, d.d. 9 september 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: Op dinsdag 9 september 2014 kreeg het mensenhandelteam [plaats 1] de tip van [persoon 1] van de stichting "stop loverboys nu" dat de uit de [jeugdinrichting] weggelopen 16 jarige [slachtoffer] zich aan zou bieden op internet in escort advertenties.
Hierop heb ik, verbalisant, gekeken op de internetsites welke [persoon 1] ons op attendeerde. Op [website(s)] heb ik een advertentie gevonden met het volgende webadres: [webadres 1] [webadres 1] Deze advertentie blijkt op 28 augustus 2014 op internet te zijn gezet. Vandaag 9 september 2014 blijkt de advertentie te zijn geüpdate. Op [website(s)] heb ik een advertentie gevonden met het volgende webadres: [webadres 2]. Deze advertentie blijkt op 30 augustus 2014 op internet te zijn gezet. Op [website(s)] heb ik een drietal advertenties met de volgende webadressen gevonden: [webadres 3] [webadres 3] [webadres 3] Alle drie de advertenties zijn op 28 augustus op deze internetsite gezet. Ik heb gezien dat deze advertenties vandaag dinsdag 9 september 2014 om 11.13 uur, 11.20 uur en 11.27 uur geüpdate zijn. 2.6 een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, nummer PL0900-2014251754-8, d.d. 11 september 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: Op 9 september 2014 omstreeks 20:55 uur werd er door mij, verbalisant, telefonisch contact opgenomen met het mobiele nummer van de advertentie van [bijnaam]. Ik hoorde dat er werd opgenomen door een vrouw, die zich voorstelde als [bijnaam]. Ik stelde mij voor als [bijnaam 1], vertelde dat ik haar advertentie op [webadres 1] had gezien en dat ik wel een cardate afspraak met haar wilde. Ik hoorde dat [bijnaam] zei dat zij geen cardates deed op dit moment, maar wel wilde afspreken in een hotel. Hierop heb ik gezegd dat ik nog steeds een afspraak wilde en dat ik een kamer bij een hotel in [plaats 6] zou gaan regelen. Op dinsdag 9 september 2014 omstreeks 22:00 uur heb ik voor een vierde keer gebeld naar het mobiele nummer van [bijnaam]. Ik hoorde dat [bijnaam] opnam. Ik heb vervolgens aan [bijnaam] doorgegeven dat ik een kamer had in het [hotel 2] in [plaats 6] en dat het [kamernummer] was. Hierop zei [bijnaam] dat zij zich ging klaarmaken en dat zij ongeveer over drie kwartier bij het hotel zou zijn. Omstreeks 23:42 uur ontving ik een sms van het mobiele nummer van [bijnaam]. Daarin stond vermeld dat zij er was en of ik haar wilde ophalen buiten. Terwijl ik bezig was met een sms terug te schrijven, hoorde ik mijn collega zeggen dat zij zag dat er een jonge vrouw aan kwam lopen. Ik zag dat er een jonge vrouw voor de kamerdeur van [kamernummer] stopte. Vervolgens hebben ik en mijn collega de jonge vrouw aangesproken en kenbaar gemaakt dat wij van de politie waren. Ik herkende de jonge vrouw als [slachtoffer]. 2.7 een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, documentcode AH-017, d.d. 18 september 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: Uit gegevens afkomstig uit de onder [verdachte] bij aanhouding inbeslaggenomen telefoon (zwarte Nokia type 108) blijkt het volgende. Door het contact [persoon 2] met het [telefoonnummer 1] zijn 16 berichten gestuurd naar deze telefoon. Dit zijn onder meer de volgende berichten: maandag 8 sept 2014 21.50.22 Yo k heb voor waggie.. Wat moet kzegge vo oppikke. dinsdag 9 september 2014 09.12.18 Yoo om 1uur een esc naar [plaats 10] *?? dinsdag 9 september 2014 19.17.09 Vanaf hoe laat kan esc? Nu??
dinsdag 9 september 2014 22.31.31 Esc 150 [hotel 2] [plaats 6] [kamernummer] (bij gebouw)?? dinsdag 9 september 2014 22.31.36 23.00? 2.8 een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, documentcode AH-039.01, d.d. 29 oktober 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: In de woning in [plaats 5] ([adres 1]) is een camera (Canon) aangetroffen waarop afbeeldingen van een routebeschrijving naar [plaats 11], gedateerd 7 sept. 2014 om 17:57, staan. Uit de historische printgegevens gekoppeld aan het telefoontoestel van [slachtoffer] dat in haar bezit was op 9 september 2014 kan blijken dat deze betreffende telefoon op 7 september om 17:18:42 uur een mast in [plaats 3] en vervolgens om 18:54:40 uur een mast in [plaats 11] heeft aangestraald, namelijk de mast aan [adres 2] te [plaats 11]. Beide keren ging het om een uitgaand gesprek van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] ([verdachte]) naar [telefoonnummer 4] ([slachtoffer]), met een duur van respectievelijk 47 en 196 seconden. Uit vorenstaande kan blijken dat [slachtoffer] zich mogelijk op 7 september 2014 heeft verplaatst van [plaats 3] naar [plaats 11]. Uit de historische printgegevens gekoppeld aan het telefoontoestel aangetroffen onder [verdachte] tijdens zijn aanhouding kan blijken dat dit toestel op 7 september 2014 om 17:18:43 uur een mast in [plaats 5], om 17:20:40 uur een mast in [plaats 3], om 18:15:21 uur, 18:16:25 uur en 18:16:40 uur een mast in [plaats 12] en van 18:50:55 uur tot 1 9:44:55 uur de mast aan [adres 2], [plaats 11] heeft aangestraald. Uit vorenstaande kan blijken dat [verdachte] zich mogelijk verplaatst heeft van [plaats 3] naar [plaats 11] op 7 september 2014. [slachtoffer] heeft op 10 september 2014 verklaard dat een vriendin van [verdachte] [verdachte] de telefoongesprekken met de klanten voerde, de afspraken vervolgens aan [verdachte] doorgaf en dat [verdachte] vervolgens deze afspraken doorgaf aan [slachtoffer]. De bevindingen uit het huidige opsporingsonderzoek hebben geleid tot het vermoeden dat deze tussenpersoon telefonisch contact met [verdachte] had middels het [telefoonnummer 1], bekend als [persoon 2] in de contactlijst van het toestel van [verdachte]. Uit de historische printgegevens van het [telefoonnummer 1] ([persoon 2]) kan blijken dat op 7 september 2014 veelvuldig contact is geweest tussen het [telefoonnummer 1] ([persoon 2]) en [telefoonnummer 2] ([verdachte]). Rond het tijdstip van de bovengenoemde afbeelding, van een routebeschrijving van het adres van een mogelijke klant van [slachtoffer], is er achtmaal contact (gesprek/SMS) tussen het telefoonnummer [telefoonnummer 1] ([persoon 2]) en [telefoonnummer 2] ([verdachte]), namelijk tussen 17:03:21 uur en 19:37:26 uur. Het telefoontoestel dat gekoppeld is geweest aan het [telefoonnummer 1] ([persoon 2]) heeft ten tijde van deze betreffende contacten met [telefoonnummer 2] ([verdachte]) telkens een mast in [plaats 13] aangestraald. 2.9 een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, documentcode AH-050, d.d. 30 september 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: Tijdens de zoeking in perceel [adres 1] te [plaats 5] is een digitale fotocamera, merk Canon, type Eos700 aangetroffen en inbeslaggenomen. Ik, verbalisant, heb de gegevens welke afkomstig zijn van de SD-kaart van deze fotocamera bekeken en geanalyseerd. Datum 7 september 2014 om 17.57 uur: twee foto’s van een route beschrijving. Vertrekpunt is de [straat] te [plaats 5] ([hotel 3]). Bestemming is [plaats 11]. 2.10
een ambtsedig proces-verbaal, documentcode V-003.01, d.d. 5 november 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [klant 1], geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2]: Op mijn smartphone heb ik op het internet op de [website(s)] gekeken. Ik zag een advertentie staan. Als U mij vraagt of de naam [bijnaam] mij bekend voor komt, dan klopt dat. Deze naam komt mij bekend voor. Ik heb zelf het [telefoonnummer 3]. Met dit nummer heb ik gebeld naar de seksadvertentie. Ze nam op met Hey schatje. Ik vroeg haar of het mogelijk was om een afspraak te maken. Dit was mogelijk. Ik heb haar gezegd dat ik in [hotel 2] in [plaats 5] was. Zij vertelde mij dat ze met 20 minuten bij mij kon zijn in het hotel. De afspraak was voor 1 uur voor 150 euro, echter binnen een half uur was ze weer weg. Ik heb haar voor de seks betaald. O: Er wordt de verdachte een foto getoond. V: Herken je de persoon op deze foto? A: Ja, dit is het meisje over wie ik spreek. 2.11 een ambtsedig proces-verbaal, documentcode V-004, d.d. 1 december 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [klant 2]: V: Ga je wel eens naar een prostituee. A: Nee, ik heb er wel eens één gebeld. Ik kom aan de telefoonnummers via internet. Ik kan de site wel geven want ik heb dit weekend het nog even opgezocht. Het is [webadres 1]. Ze stuurde dat ze escort deed en de prijzen en wat ze allemaal deed. Pijpen, neuken enzo. V:Wat heb je met haar aan de telefoon besproken. A: Ze gaf zelf aan dat het voor een uur 150 euro was. Ik moest mijn adres geven. Ze zei toen dat ze over ongeveer een uurtje bij mij zou zijn. V: Welk adres heb je gegeven. A: [plaats 11]. V: Je hebt seks gehad op welke manier. A: Met condoom, ik ben niet klaar gekomen het duurde mij te lang. Ik heb 150 euro betaald. 2.12 een proces-verbaal verhoor getuige door de rechter-commissaris d.d. 13 april 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] U vraagt mij wie er in die 14 dagen bepaalde hoeveel klanten ik zou hebben. [verdachte] deed dat. [verdachte] bepaalde de prijzen. (…) [verdachte] betaalde de kleding die ik nodig had voor mijn werk in de prostitutie. (…) [verdachte] heeft de foto’s op internet gezet. Ik weet niet welke teksten erbij zijn gezet. [bijnaam] is mijn werknaam. Deze naam heeft [verdachte] bedacht. U vraagt aan mij wie de hotels regelde. Dat werd geregeld door [verdachte]. U vraagt aan mij of ik ook drugs gebruikte tijdens het werk. Ik gebruikte weed en coke en XTC. [verdachte] regelde de weed. (…) Ik gebruikte condooms. [verdachte] regelde die. Ik werkte door als ik ongesteld werd. Ik gebruikte dan een spons. [verdachte] regelde die voor mij. 2.13 een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, documentcode AH-097, d.d. 8 januari 2015, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: Tijdens de doorzoeking aan [adres 1] te [plaats 5] werd o.a een digitale fotocamera van het merk Canon en een Apple Imac-computer inbeslaggenomen. Op zowel de inbeslaggenomen computer
als ook op de fotocamera werden fotoafbeeldingen aangetroffen van [slachtoffer] in seksuele poses, alsmede werden foto’s aangetroffen welke bij diverse seksadvertenties werden gebruikt. In totaal werden er op de inbeslaggenomen computer Apple Imac 53 seksueel getinte foto’s van [slachtoffer] aangetroffen. In totaal werden er op de inbeslaggenomen camera 231 foto’s aangetroffen van [slachtoffer]. Een groot aantal van deze 231 foto’s betreffen [slachtoffer] in een seksuele getinte pose waarbij voornamelijk de aandacht gericht is op de billen van [slachtoffer], waarbij een string in zichtbaar is die boven de half omlaag getrokken spijkerbroek uit komt. Van de in dit proces-verbaal verwoorde seksueel getinte foto’s van de 16 jarige [slachtoffer] [slachtoffer] is in totaal een tiental foto’s geselecteerd en ter beoordeling overhandigd aan de afdeling Bestrijding Kinderporno en Sekstoerisme van de politie Noord - Nederland. Het aangetroffen filmpje op de inbeslaggenomen Imac en canon-camera is identiek. Het betreffen de volgende foto’s uit de bij dit proces-verbaal genummerde bijlagen: Bijlage 3: foto 3.A.1, 3A11, 3A16, 3A1 8, 3A33 Bijlage 5: foto 5.1, 5.2 , 5.7, 5.8, 5.11. 2.14 een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van Dienst Regionale Recherche Afdeling Thematische Expertise Team Bestrijding Kinderpornografie- en Kindersekstoerisme Noord-Nederland, proces-verbaalnummer KP 2015-02, d.d. 7 januari 2015, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: In bovengenoemd onderzoek zijn meerdere fotoafbeeldingen aangetroffen van een 16-jarig meisje, genaamd [slachtoffer]. De 10 aan mij aangeleverde fotoafbeeldingen heb ik beoordeeld als kinderpornografisch. Ik geef hieronder een beschrijving van de door mij beoordeelde/geclassificeerde fotoafbeeldingen. 1.
Betreft
een
kleurenafdruk
van
meerdere
kleinere
fotoafbeeldingen
en
een
grotere
fotoafbeelding. Het is een fotoafbeelding van de internetsite [webadres 1]. Aan de zijkant van de afdruk staat geschreven “Bijlage 3.A.1” en het getal 4. Op deze fotoafbeelding ligt [slachtoffer] op haar buik op een soort bed met haar benen uit elkaar. Daarbij duwt zij als het ware haar kont naar boven. Zij draagt een “tijgerprint” string, zwarte kousen, zwart truitje en zwarte schoenen met naaldhakken. De billen van [slachtoffer] worden expliciet in beeld gebracht; 2.
Betreft
een
kleurenafdruk
van
meerdere
kleinere
fotoafbeeldingen
en
een
grotere
fotoafbeelding. Het is een fotoafbeelding van de internetsite [webadres 1]. Aan de zijkant van de afdruk staat geschreven “Bijlage 3A 11” en het getal 4. Op deze fotoafbeelding ligt [slachtoffer] soortgelijk als op de afbeelding 1; in dezelfde kleding en vermoedelijk in dezelfde ruimte. Alleen nu is de foto genomen van de voorzijde. Ook nu weer worden de billen van haar expliciet in beeld gebracht; 3.
Betreft
een
kleurenafdruk
van
meerdere
kleinere
fotoafbeeldingen
en
een
grotere
fotoafbeelding. Het is een fotoafbeelding van de internetsite [webadres 1] [webadres 1]. Aan de zijkant van de afdruk staat geschreven “Bijlage 3.A.16” en het getal 4. Deze fotoafbeelding is nagenoeg gelijkend als die van nummer 1. Ook hier worden de billen van [slachtoffer] expliciet in beeld gebracht.
4.
Betreft
een
kleurenafdruk
van
meerdere
kleinere
fotoafbeeldingen
en
een
grotere
fotoafbeelding. Het is een fotoafbeelding van de internetsite [webadres 1]. Aan de zijkant van de afdruk staat geschreven “Bijlage 3.A.18” en het getal 4. De fotoafbeelding is nagenoeg identiek aan die van nummer 3, met het verschil dat zij op deze afbeelding zichtbaar een body met een roze strik draagt; 5.
Betreft
een
kleurenafdruk
van
meerdere
kleinere
fotoafbeeldingen
en
een
grotere
fotoafbeelding. Het is een fotoafbeelding van de internetsite [webadres 1]. Aan de zijkant van de afdruk staat geschreven “Bijlage 3.A.33” en het getal 4D. Op deze fotoafbeelding staat [slachtoffer] met haar rug naar de camera. Zij draagt een witte blouse en een zwarte string. Zij staat in een zogenaamde squat houding, waarbij zij haar kont naar achteren duwt. Hierdoor worden haar billen expliciet in beeld gebracht; 6. Betreft een fotoafdruk waarop [slachtoffer] op handen en knieën op de grond zit. Zij draagt een witte blouse, een zwarte string, een spijkerbroek en zwarte schoenen met naaldhakken. Het gezicht van [slachtoffer] is deels te zien. Aan de zijkant van de afdruk staat geschreven “1 Bijlage 5.1”. De spijkerbroek van [slachtoffer] is over haar kont naar beneden gedaan, waardoor haar billen expliciet in beeld worden gebracht; 7. Betreft een vergrootte uitgave van fotoafbeelding 2. Aan de zijkant staat geschreven 25.2; 8. Betreft een fotoafbeelding waarop [slachtoffer] op haar knieën op een soort van bed zit, met haar handen op het bed geduwd. Zij draagt een zwarte bivakmuts, een zwart truitje, een string met kant, een zwarte broek en zwarte schoenen met naaldhakken. Aan de zijkant staat geschreven “7 5.7”. De broek is over haar kont naar beneden getrokken, waardoor haar billen expliciet in beeld worden gebracht; 9. Betreft een fotoafbeelding waarop [slachtoffer] met haar rug naar de camera staat. Zij draagt zwarte kousen, een zwarte string en een zwarte body met een roze strik op de rug. Op de zijkant van de afdruk staat geschreven “8 3.8”. Zij staat iets voorover gebogen, duwt haar kont naar achteren en duwt met haar handen de billen uit elkaar. Hierdoor worden haar billen expliciet in beeld gebracht en is een gedeelte van haar anus te zien; 10. Betreft een fotoafbeelding waarop [slachtoffer] met haar rug naar de camera zit. Zij zit op haar knieën op de grond. Zij draagt een zwarte hoed, een witte blouse, een zwarte string, een lichtblauwe jeans en zwarte schoenen met naaldhakken. De foto is van achteren genomen. Op de zijkant van de afdruk staat geschreven “11 5.11”. De jeans is over haar kont naar beneden gedaan, waardoor haar billen expliciet in beeld worden gebracht. Bewezenverklaring De rechtbank acht het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat: 1. hij in de periode van 26 augustus 2014 tot en met 9 september 2014, in de gemeenten Groningen, Zaanstad, Almere en Stichtse Vecht meermalen A) een ander, te weten [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 1], telkens heeft geworven, vervoerd, overgebracht of gehuisvest met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer], en B) een ander, te weten [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 1], telkens ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] telkens enige handeling(en) heeft ondernomen
waarvan verdachte wist dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen, terwijl die [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 1], telkens de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, bestaande die handelingen hieruit dat verdachte - pikante foto's van die [slachtoffer] heeft gemaakt en vervolgens advertenties heeft gemaakt en geplaatst op internetsites, o.a. [website(s)] waarin die [slachtoffer] onder de naam [bijnaam] werd aangeboden als prostituee, en - die [slachtoffer] in de gelegenheid heeft gesteld om tegen betaling seks te hebben met mannen, en vervolgens heeft tewerkgesteld als prostituee en daartoe afspraken heeft laten maken met potentiële klanten en - een werkplek, kleding, drugs/xtc-pillen, condooms en speciale tampons voor die [slachtoffer] heeft geregeld, en die [slachtoffer] heeft vervoerd naar en van een werkadres, en - zorg heeft gedragen voor controle en begeleiding en toezicht op de prostitutiewerkzaamheden en/of verdiensten en/of afspraken over de uitbetaling van de verdiensten van die [slachtoffer] onder de naam [bijnaam]; 2. hij in de periode van 26 augustus 2014 tot en met 9 september 2014, in de gemeenten Zaanstad en Almere meermalen, telkens afbeeldingen, te weten 10 foto’s heeft verspreid en vervaardigd en in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen een of meer seksuele gedragingen zichtbaar waren, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen -zakelijk weergegeven- bestonden uit onder meer: het geheel of gedeeltelijk naakt poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed was en poseerde in een erotisch getinte houding op een wijze die niet bij haar leeftijd paste en door de pose en de wijze van kleden van deze persoon nadrukkelijk de borsten en/of billen in beeld gebracht werden waarbij de afbeeldingen aldus een onmiskenbaar seksuele strekking hadden en strekten tot seksuele prikkeling. De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op: 1. Mensenhandel, meermalen gepleegd. 2. Afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden, vervaardigen en in bezit hebben, meermalen gepleegd. Deze feiten zijn strafbaar, nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten. Strafbaarheid van verdachte De raadsvrouw heeft ter terechtzitting een beroep op afwezigheid van alle schuld gedaan. Hiertoe heeft zij - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat verdachte verontschuldigbaar heeft gedwaald ten aanzien van de leeftijd van [slachtoffer]. De rechtbank overweegt dat de in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht genoemde leeftijd is geobjectiveerd, zodat opzet of schuld daaromtrent niet vereist is. De bescherming van de minderjarige staat hierbij centraal, hetgeen betekent dat verdachte een vergaande onderzoeksplicht heeft om achter de (werkelijke) leeftijd van de betrokken minderjarige te komen.
Voor een geslaagd beroep op afwezigheid van alle schuld is noodzakelijk dat gesproken kan worden van het volledig ontbreken van verwijtbare onwetendheid bij verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat daarvan in de onderhavige zaak sprake was. Integendeel, uit de verklaringen van [slachtoffer] blijkt dat verdachte wel degelijk wist dat [slachtoffer] minderjarig was. [slachtoffer] heeft daarbij verklaard dat verdachte rekening met haar minderjarigheid hield door bijvoorbeeld alleen foto's van haar achterkant bij de seksadvertenties te plaatsen en dat verdachte zei dat ze nog grotere dingen konden gaan doen als ze achttien zou worden. [slachtoffer] was bovendien weggelopen uit [jeugdinrichting]. Bovendien constateert de rechtbank dat niet is gebleken dat verdachte op enigerlei wijze onderzoek naar de leeftijd van [slachtoffer] heeft gedaan. De rechtbank verwerpt op grond van het voorgaande het beroep op afwezigheid van alle schuld en acht verdachte dan ook strafbaar, nu ook overigens niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken. Strafmotivering Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 10 september 2014, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel en aan het vervaardigen, verspreiden en het bezit van kinderpornografisch materiaal. Verdachte heeft - kort gezegd - een minderjarig meisje onderdak geboden, vervoerd en ertoe gebracht prostitutiewerkzaamheden te verrichten, onder meer door erotische foto's van haar te maken, haar diensten aan te bieden op sites als [website(s)] en afspraken met klanten te (laten) maken. Dit zijn ernstige strafbare feiten. Mensenhandel waarbij een minderjarige in de prostitutie wordt gebracht, is een vergaande vorm van uitbuiting waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt worden gemaakt aan de zucht naar geldelijk gewin van de uitbuiter. De psychische gevolgen van dergelijke uitbuiting voor een slachtoffer zijn, zo is algemeen bekend, groot. Dit geldt temeer als het gaat om een minderjarige. Uit het uittreksel van de justitiële documentatie blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor uiteenlopende delicten, echter niet voor mensenhandel. De raadsvrouw heeft een aanzienlijk lagere straf bepleit dan de door de officier van justitie gevorderde 24 maanden. De raadsvrouw heeft onder meer erop gewezen dat geen sprake was van dwang en dat [slachtoffer] slechts gedurende een korte periode als prostituee werkzaam is geweest. De rechtbank is van oordeel dat in beginsel slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend is bij de mensenhandel zoals bewezen is verklaard. De rechtbank houdt bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf in het onderhavige geval rekening met het feit dat het gaat om seksuele uitbuiting van een minderjarige en dat verdachte tevens kinderpornografische afbeeldingen van het slachtoffer heeft vervaardigd en verspreid. Het feit dat de seksuele uitbuiting slechts een relatief korte periode heeft geduurd, is niet aan verdachte te danken geweest. De rechtbank komt tot een lagere strafoplegging dan geëist door de officier van justitie. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat zij verdachte ten aanzien van een (sub-) onderdeel van de mensenhandel zal vrijspreken. Voorts heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de straffen die in andere mensenhandelzaken zijn opgelegd.
De rechtbank ziet reden om tevens een voorwaardelijk strafdeel aan verdachte op te leggen, teneinde hem ervan te weerhouden in de toekomst (vergelijkbare) strafbare feiten te plegen. Inbeslaggenomen goederen De rechtbank acht de inbeslaggenomen computer (merk: Apple iMac) en camera (merk: Canon), gevonden in de woning aan [adres 1] te [plaats 5] en weergegeven in het dossier op pagina's 1828-1829, vatbaar voor verbeurdverklaring, nu de bewezenverklaarde feiten met behulp van deze goederen zijn gepleegd en de goederen toebehoren aan verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de overige in het pand aan [adres 1] te [plaats 5] gevonden en inbeslaggenomen voorwerpen, weergegeven in het dossier op pagina's 1828-1830, te weten een drinkfles, een printer, vier verpakkingsdozen, een envelop en een brief, een televisie met kabelsnoer, twee draadloze speakerboxen, twee paar stiletto hakken, een sleutelbos, sieraden, lingerie en een mobiele telefoon (merk: Samsung) moeten worden teruggegeven aan de rechthebbende(n). De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen vuilniszak met kleding en schriftelijke bescheiden aan verdachte moet worden teruggegeven, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet. Toepassing van wetsartikelen De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57, 240b en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde. DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT: Verklaart de dagvaarding geldig. Verklaart het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot: Een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden. Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen computer (merk: Apple iMac) en camera (merk: Canon). Gelast teruggave van de inbeslaggenomen drinkfles, printer, vier verpakkingsdozen, envelop en brief, televisie met kabelsnoer, twee draadloze speakerboxen, twee paar stiletto hakken, sleutelbos, sieraden, lingerie en mobiele telefoon (merk: Samsung) aan de rechthebbende(n). Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven vuilniszak met kleding en schriftelijke bescheiden. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mr. L.G. Wijma, voorzitter, mr. B.I. Klaassens en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 mei 2015. Mrs. Klaassens en De Wit zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen. 1
ECLI:NL:HR:2004:AQ3710.
2
ECLI:NL:HR:2009:BI7097.
3
Nota naar aanleiding van het Verslag, Kamerstukken II 1990/91, 21 027, nr. 5.
4
ECLI:NL:HR:2014:1174.