242015
ECLI:NL:RBMNE:2014:2031, Rechtbank MiddenNederland, 16/66115613 (P)
ECLI:NL:RBMNE:2014:2031 Instantie
Rechtbank MiddenNederland
Datum uitspraak
23052014
Datum publicatie
23052014
Zaaknummer
16/66115613 (P)
Rechtsgebieden
Strafrecht
Bijzondere kenmerkenEerste aanleg meervoudig Inhoudsindicatie
Een 34jarige man uit Baarn is door de rechtbank Midden Nederland veroordeeld tot tien jaar gevangenisstraf voor het doden van zijn 6jarige geadopteerde zoontje op 11 februari 2013. De rechtbank achtte doodslag bewezen
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Uitspraak
RECHTBANK MIDDENNEDERLAND Afdeling Strafrecht Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/66115613 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 23 mei 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte] geboren op [1979] te [woonplaats] wonende te [woonplaats] thans verblijvende in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) in Vught.
1 Het onderzoek ter terechtzitting Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 9 mei 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Leeuwarden.
Bij afzonderlijke dagvaardingen van verschillende data zijn onder bovenvermeld parketnummer zijn twee feiten aan verdachte ten laste gelegd. De rechtbank heeft deze feiten gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
2 Tenlastelegging De tenlastelegging is gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: feit 1: op of omstreeks 10 februari 2013 in [woonplaats] [A] al dan niet met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd. feit 2: in de periode van 1 augustus 2010 tot en met 8 februari 2013 in [woonplaats], zijn echtgenote, [B], meermalen heeft mishandeld.
3 Voorvragen De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBMNE:2014:2031
1/13
242015
ECLI:NL:RBMNE:2014:2031, Rechtbank MiddenNederland, 16/66115613 (P)
en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De waardering van het bewijs 4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de moord op [A] en de mishandeling van [B]. Zij baseert zich hiertoe op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard. 4.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman verzoekt de verdachte vrij te spreken van de moord dan wel doodslag op [A]. Volgens de raadsman kan niet worden aangetoond dat sprake is van een nietnatuurlijk overlijden van [A]. De sectiebevindingen passen immers eveneens bij een natuurlijk overlijden ten gevolge van acuut hartfalen. In de visie van de verdediging ontbreekt dan ook bewijs dat sprake is van een misdrijf. Dat verdachte schuldig is aan de mishandeling van [B] kan worden bewezen, aldus de raadsman. 4.3 Het oordeel van de rechtbank1 Ten aanzien van feit 1 4.3.1 De feiten Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat niet ter discussie heeft gestaan, vastgesteld. Op 10 februari 2013 om 21:32 uur is door verdachte aan [B] een smsbericht gestuurd met de volgende inhoud: “Zielig straks voor je!!!”.2 Op 11 februari 2013 omstreeks 15:33 uur3 is het levenloze lichaam van [A]4 in bed aangetroffen in de woning aan de [adres] in [woonplaats].5 In de woning waren aanwezig verdachte en het driejarige halfzusje van [A], [C]. Verdachte6 is in zijn bed aangetroffen met diverse bebloede verwondingen aan onder meer zijn polsen.7 De voordeur van de woning was door de politie geforceerd. De sleutels zaten nog aan de binnenzijde in het slot van de voordeur.8 4.3.2 Het tijdstip van overlijden en plaatsbepaling In forensisch geneeskundig onderzoek wordt geconcludeerd dat [A] het meest waarschijnlijk in de ochtend van 11 februari 2013 op een onbekend tijdstip is overleden. Een ander moment van overlijden (zoals de avond van 10 februari 2013) valt niet uit te sluiten.9 Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij de kinderen van verdachte zondag 10 februari 2013 laat in de middag nog heeft gezien buiten voor de portiek van hun woning. Getuige [getuige 1] schat dat het een uur of 16:00 uur dan wel 16:30 uur was.10 4.3.3 Vaststelling Op grond van bovenstaande bevindingen en de verklaring van getuige [getuige 1], stelt de rechtbank vast dat [A] is overleden in de periode van de avond van 10 februari 2013 tot en met de ochtend van 11 februari 2013. In deze periode was [A] alleen in de woning met verdachte en [C]. 4.3.4 De oorzaak van overlijden Bij sectie op het lichaam van [A] wordt onder meer het volgende geconstateerd: Er worden geen ziekelijk afwijkingen gevonden waarmee het overlijden is te verklaren. Er zijn opvallende stipvormige bloeduitstortingen in het gezicht zichtbaar alsmede in de bindvliezen van de oogleden. Er zijn zware vochtrijke longen geconstateerd en hersenzwelling. Deze afwijkingen zijn bij leven ontstaan en kunnen zijn veroorzaakt door, maar zijn op zich niet bewijzend voor, stuwingsverschijnselen in het hoofdgebied en/of door acuut ontstaan zuurstofgebrek door bijvoorbeeld verstikking. Verstikking kan optreden bij luchtwegbelemmering. Luchtwegbelemmering in de zin van smoren ((af)sluiten van neus mond) kan daarom niet worden uitgesloten in de onderhavige casus. Er zijn geen aanwijzingen voor bij leven opgelopen omsnoerend en/of samendrukkend geweld op de hals, zoals dat door wurghandelingen en/of strangulatie kan ontstaan. De sectiebevindingen sluiten deze geweldsinwerkingen echter niet geheel uit omdat deze handelingen bij jonge kinderen niet gepaard hoeven te gaan met objectiveerbare en zichtbare letsels. De stipvormige bloeduitstortingen zouden kunnen passen bij doorgemaakt geweld op de hals, maar zijn daar niet bewijzend voor.11 Arts en patholoog Maes, die de sectie heeft uitgevoerd, concludeert als volgt: Bij sectie op [A], 6 jaar oud geworden, is geen anatomische en/of toxicologische doodsoorzaak aanwijsbaar. Verstikking als doodsoorzaak kan in de onderhavige casus niet
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBMNE:2014:2031
2/13
242015
ECLI:NL:RBMNE:2014:2031, Rechtbank MiddenNederland, 16/66115613 (P)
worden uitgesloten.12 Uit forensisch geneeskundig onderzoek naar onder meer de doodsoorzaak komt het volgende naar voren: De stipvormige bloeduitstortingen in het gelaat en op het oppervlak van organen, de zware longen en de hersenzwelling die bij leven zijn ontstaan, passen bij drukverhoging in kleine bloedvaten (haarvaten) die als gevolg van de druk kapot gaan of bloed lekken, waardoor de kleine puntvormige bloeduitstortingen onder de huid of onder het weefseloppervlak kunnen ontstaan. Diezelfde druk kan ervoor zorgen dat er vocht uit de bloedvaten treedt in de longen en in de hersenen. Elk drukverhogend moment zou aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van deze drukverhoging, en puntvormige bloeduitstortingen worden om die reden als een aspecifiek verschijnsel gezien. Voorbeelden van drukverhogende momenten zijn hevig hoesten, persen bij het produceren van ontlasting, hartproblemen waardoor het bloed niet adequaat wordt rondgepompt, een zuurstoftekort waardoor het lichaam bloedvaten laat samenknijpen om bloed versneld rond te pompen, of afsluiting van bloed dat naar het hart stroomt (zoals het dichtduwen van de aders in de hals). Medische factoren kunnen een rol spelen bij het ontstaan van stipvormige bloeduitstortingen, zoals een ontsteking van het bloed of de hersenvliezen, of een stollingsstoornis van het bloed. Uit de sectie zijn geen aanwijzingen gebleken voor ziekelijke aandoeningen of ontstekingen, en op basis van de medische historie en de afwezigheid van eerdere signalen van stollingsstoornissen, wordt geconcludeerd dat een aanwezigheid van een ontsteking of een stollingsstoornis bij [A] niet waarschijnlijk is. Door onder meer leerkrachten van [A] zijn bij navraag opvallend hoesten of klachten van obstipatie niet gemeld. Het feit dat [A], tot kort voor zijn overlijden ogenschijnlijk gezond, overleden in bed is aangetroffen, wijst op een plotseling en onverklaard overlijden. Rekening houdend met de drukverhoging in de bloedvaten juist voor het overlijden, lijkt een belemmering van de bloedstroom door druk van buitenaf, acuut zuurstofgebrek door een functiestoornis van het hart of een belemmering van de ademhaling door het afsluiten van de luchtwegen aannemelijk te zijn.13 Nu uit het forensisch geneeskundig onderzoek geen eenduidige conclusie kan worden getrokken betreffende de vraag of er sprake is van een natuurlijk of een nietnatuurlijk overlijden zullen andere feiten en omstandigheden moeten uitwijzen of bewezen kan worden dat het hier om een misdrijf gaat of dat aangenomen moet worden dat hier sprake is van een natuurlijk overlijden. 4.3.5 Onderzoek naar de mogelijkheid van acuut hartfalen als doodsoorzaak De enige mogelijke optie voor natuurlijk overlijden die in bovengenoemd forensisch geneeskundige onderzoek naar voren is gekomen, is die van acuut hartfalen, waarbij deskundige Karst het lange QTsyndroom noemt als mogelijke oorzaak. Deskundige Prof. dr. A.A.M. Wilde, hoofd van de afdeling cardiologie van het AMC, heeft zich uitgelaten over mogelijk onderzoek hiernaar. LQTS (lange QTsyndroom) is een erfelijke ziekte die gekenmerkt wordt door afwijkingen op het elektrocardiogram (hartfilmpje/ECG) en is geassocieerd met een verhoogde kans op ernstige hartritmestoornissen, waaraan je plotseling kunt overlijden. Geschat wordt dat de genetische aanleg bij ongeveer 1 op de 2000 mensen aanwezig is, maar de verre meerderheid daarvan zal daar nooit enige last van ondervinden. Omdat het een erfelijke aandoening is, is vaak al iets bekend in de familie (bijvoorbeeld een plotselinge hartdood op jonge leeftijd of kinderen die flauwvallen) of had betrokkene zelf al passende klachten. De belangrijkste vormen van LQTS uiten zich al op hele jonge leeftijd (eigenlijk vanaf de geboorte). Idealiter is een hartfilmpje/ECG aanwezig omdat daar de diagnose op gesteld wordt.14 In november 2012 is een kort hartfilmpje van [A] gemaakt en dat was prima. Verdachte was hierbij aanwezig.15 Op 7 november 2012 ontving [B] hierover het volgende sms bericht: “(..) [A] hart top goed nu lunchen”.16 Ook microscopisch onderzoek van het hart van [A] heeft geen bijzonderheden of afwijkingen opgeleverd.17 4.3.6 DNAonderzoek Bij [A] is schuim in zijn mond aangetroffen. Er liep een opgedroogde streep, vanaf de rechter mondhoek, eindigend met een gedroogde druppel vloeistof uit de mond van [A] lopend op de rechterwang. Onder de vloeistof streep bevond zich een rode vlek op het hoofdkussen.18 De schuimende bruin/rode vloeistof betrof vermoedelijk een postmortaal ontstaan mengsel van longvocht, speeksel en bloed. De forensisch onderzoeker herkende deze vochtpresentatie als een veel voorkomend stuwingsverschijnsel bij overleden personen. Een deel van het mondvocht was kennelijk door de positie van het hoofd via de rechtermondhoek naar buiten gevloeid. Direct naast het hoofd van [A] was een bloed/speekselvlek op het kussen zichtbaar vermoedelijk veroorzaakt door het uit de mond gevloeide vocht. Op de rechtermouw van de pyjama van [A] was een soortgelijke vlek
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBMNE:2014:2031
3/13
242015
ECLI:NL:RBMNE:2014:2031, Rechtbank MiddenNederland, 16/66115613 (P)
zichtbaar. Deze vlek was zodanig gepositioneerd dat deze veroorzaakt zou kunnen zijn door een direct contact tussen de mond van het slachtoffer met zijn rechterbovenarm.19 Op het pyjamashirt dat [A] droeg toen hij werd aangetroffen 20 zijn tevens bloedsporen met daarin speeksel van [A] gevonden. Het onderzochte deel betreft de voorzijde en de rechtermouw van het pyjamashirt.21 Het blauwe kussensloop (met daarop rondjes22) uit de wasmachine is ook op sporen onderzocht.23 Hierop is DNAmateriaal gevonden van zowel [A] (meerdere bloedsporen met daarin speeksel24) als van verdachte (bloed).25 4.3.7 Vaststelling Op grond van bovengenoemde bevindingen stelt de rechtbank vast dat, nadat [A] is overleden, het postmortaal ontstane mengsel van speeksel en bloed is gekomen op het blauwe kussensloop dat in de wasmachine is gevonden. Dit betekent dat [A] na zijn dood in contact is geweest met dit blauwe kussensloop, en dat dit kussensloop daarna in de wasmachine is gelegd. Het mengsel van speeksel en bloed is ook terechtgekomen op de rechtermouw van de pyjama die [A] aanhad, nadat hij was overleden. Dit betekent dat het lichaam van [A] na zijn dood nog is verplaatst. 4.3.8 Overige verklaringen en/of bevindingen [B] heeft verklaard dat zij op 28 januari 2013 verdachte heeft verteld dat zij hem niet meer wilde zien. Zij heeft op 29 januari 2013 aan verdachte verteld dat zij wilde scheiden. Verdachte heeft die dag tegen [B] gezegd dat hij een kussen op het gezicht van [A] zou drukken.26 [B] heeft verklaard dat ze bovenstaande met [getuige 2] heeft besproken.27 Dit wordt bevestigd door getuige [getuige 2] die heeft verklaard dat [B] op 30 januari 2013 aan haar heeft verteld dat verdachte [A] wilde meenemen en thuis een kussen op zijn hoofd ging doen.28 [B] heeft verklaard dat zij het kussensloop met de blauwe rondjes op donderdag niet in de wasmachine heeft gedaan. Zij heeft die dag het dekbed van [A] verschoond met een Ajax dekbedovertrek. [B] heeft verklaard dat zij bij [A] het kussenovertrek van Ajax kan hebben gedaan of die blauwe met die rondjes. Het kussensloop van verdachte was blauw of groen.29
Getuige [getuige 1] heeft verdachte maandagochtend op 11 februari 2013 tussen 09:00 uur en 09:30 uur zien lopen met zijn hond.30 [getuige 3], de vriendin van [getuige 1], heeft verklaard dat zij die ochtend rond een uur of 09:00 uur of 09:30 uur de dove man zag lopen met zijn hondje.31 Op 11 februari 2013 is om 11:38 uur op de telefoon van verdachte het what’s app programma gebruikt.32 De ambulancebroeder die als eerste ter plaatse was om 15:45 uur33 heeft verklaard dat hij verdachte aantrof met oppervlakkige krassen in zijn onderarmen. Verdachte had zijn ogen dicht. De ambulancebroeder heeft samen met zijn collega de oogleden van verdachte geopend en met een lampje in zijn ogen geschenen. Op dat moment zagen zij dat verdachte met zijn ogen wegdraaide naar boven. Zij hadden de indruk dat verdachte zich meer buiten bewustzijn hield dat hij eigenlijk was. Opvallend was dat het leek alsof verdachte zelf meehielp rechtop te gaan zitten. Dit doet een bewusteloos persoon niet. Dit klopt niet met het beeld wat hij uitstraalde. Ook bij het sluiten van de schepbrancard tilde hij zelf zijn voeten op.34 4.3.9 Tussenconclusie ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte De rechtbank stelt op grond van het hiervoor weergegeven bewijs vast dat: verdachte op 29 januari 2013 heeft gedreigd [A] te verstikken; [A] op 10 of 11 februari 2013 is overleden in de woning waar alleen verdachte en zijn driejarige dochter verbleef; het lichaam van [A] na het overlijden is verplaatst; het kussensloop van [A] na het overlijden is verwijderd en in de wasmachine is gedaan; verdachte zich bewusteloos heeft gehouden terwijl hij bij kennis was. De rechtbank is van oordeel dat deze feiten en omstandigheden wijzen op een directe betrokkenheid van verdachte bij het overlijden van [A]. De rechtbank zal onder deze omstandigheden alleen kunnen uitgaan van een natuurlijk overlijden wanneer verdachte een verklaring aflegt die deze omstandigheden kunnen verklaren.
4.3.10 De verklaring van verdachte Verdachte heeft in het begin van het onderzoek verklaard dat hij [A] de avond van 10 februari 2013 rond 19:30 uur in bed heeft gelegd, dat verdachte pillen heeft ingenomen, zijn hoofd heeft gestoten en dat hij zich daarna niets meer herinnert van die avond/nacht totdat hij in het ziekenhuis bij kennis kwam.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBMNE:2014:2031
4/13
242015
ECLI:NL:RBMNE:2014:2031, Rechtbank MiddenNederland, 16/66115613 (P)
Vanaf 17 maart 2014 is verdachte anders gaan verklaren. Door therapie, zo verklaart verdachte, is hij zich eind december 2013 weer dingen gaan herinneren over de nacht van 10 op 11 februari 2013 die hij voorheen niet meer wist. Deze nieuwe verklaring luidt in grote lijnen als volgt. Verdachte heeft op zondag 10 februari 2013 rond 18:00 uur of 18:30 uur de voordeur op slot gedaan. Hij heeft [A] rond 19:30 of 19:40 uur naar bed gebracht. [A] gebaarde dat hij zich niet lekker voelde, maar gaf ook aan dat verdachte zijn moeder hiervoor niet hoefde te bellen. [A] wilde in zijn eigen bed slapen. Verdachte heeft de slaapkamerdeur een beetje open laten staan. [C] sliep in het bed van verdachte en is rond 20:00 uur in slaap gevallen. Verdachte heeft vervolgens naar het programma Obese op de televisie gekeken. Daarna heeft hij zijn IPad gepakt en naar de slaapkamer meegenomen om daar de voetbal uitslagen te bekijken. Rond 21:30 uur is verdachte naar de slaapkamer van [A] gegaan, die met zijn voeten op het hoofdeinde in bed lag. Verdachte heeft [A] bij zijn kuit gepakt die een beetje hard aanvoelde. Hij heeft [A] gedraaid en zijn lichaam voelde hard. Verdachte heeft [A] op zijn arm genomen en meegenomen naar de badkamer, waar hij een aantal keer water over het gezicht van [A] heeft gedaan. Verdachte riep: “[A], [A], [A]!” Verdachte is vervolgens met [A] terug naar de slaapkamer van [A] gegaan en is daar met [A] in zijn armen tegen de muur aan gaan zitten. Hij heeft [A] maar weer in bed gelegd. Verdachte is naar de badkamer gelopen en heeft pillen ingenomen en drie messen in de keuken gepakt. Verdachte werd duizelig, is naar voren gevallen en is naar zijn slaapkamer gekropen. Verdachte heeft zijn polsen aan beide kanten gesneden. Vervolgens heeft hij een sms bericht aan [B] gestuurd met de tekst: “Zielig straks voor je!!”. Verdachte bedoelde daarmee dat het zielig was voor [B] omdat hij zelfmoord ging plegen. Verdachte was depressief en hij wist het allemaal niet meer. Rond 01:30 uur is verdachte weer gaan kijken bij [A], die inmiddels wit was opgetrokken. Verdachte heeft een hamer gevonden en hij heeft hiermee een aantal keren op zijn eigen hoofd geslagen. Verdachte dacht dat hij iemand moest bellen of smsen, maar heeft dat niet gedaan. Om ongeveer 03:30 uur is verdachte teruggegaan naar de badkamer en heeft met zijn vuist tegen het badkamerraampje gestompt. Daarna is hij teruggegaan naar zijn slaapkamer en is in bed gaan liggen. Tegen 06:30 uur is hij naar de wc gegaan en is daarna weer in bed gaan liggen. Om 08:00 uur riep [C] hem die hem vroeg of zij televisie mocht kijken. Verdachte had de messen en de hamer verstopt zodat [C] deze niet kon zien. Verdachte heeft gedurende de nacht zijn telefoon geopend om naar de tijd te kijken. [C] maakte hem ‘s middags wakker omdat zij lawaai bij de voordeur hoorde. Verdachte heeft niet gemerkt dat de medewerkers van de ambulance binnenkwamen. Hij heeft de hele nacht een beetje verward rondgelopen waardoor hij heel erg moe was. Het laatste dat hij zich van die ochtend herinnert, is dat [C] hem wakker maakte om 08:00 uur. De gebeurtenissen van de avond van 10 februari 2013 nadat hij de pillen had ingenomen wist hij voor de therapie niet meer, maar door de therapie zijn veel herinneringen naar boven gekomen. Dat verdachte zich nu wel dingen herinnert van de tijd voordat hij de pillen had ingenomen, namelijk dat hij bij [A] is geweest, dat hij hard aanvoelde, dat hij [A] uit bed heeft gehaald en water op zijn gezicht heeft gedaan, verklaart verdachte door de vele problemen die hij had. Problemen die hij had waren het feit dat hij geen werk had, zijn depressie en het gebruik van antidepressiva. Door deze problemen heeft hij enige tijd moeite gehad zich deze gebeurtenissen te herinneren. Verdachte heeft verklaard dat hij het blauwe kussensloop die nacht/ochtend in de wasmachine heeft gedaan. Het blauwe kussensloop lag niet op het bed van [A], maar op het bed van verdachte en was vies geworden. Dat er DNAmateriaal van [A] op dit kussen zat, komt doordat [A] de nacht van zaterdag op zondag bij hem in bed heeft geslapen. 4.3.11 Waardering van de verklaring van verdachte De rechtbank stelt voorop dat verdachte anders is gaan verklaren nadat nadere onderzoeksresultaten in het onderzoek bekend zijn geworden. De verklaring van verdachte is bijgesteld op punten waarop het onderzoek belastend bewijs opleverde, zoals bewijs voor het feit dat het lichaam van [A] na zijn dood moet zijn verplaatst. Verdachte heeft uiteindelijk verklaard dat hij [A] uit bed heeft gehaald en water op zijn gezicht heeft gedaan. Volgens verdachte is dit gebeurd voordat hij de pillen had ingenomen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte geen bevredigende verklaring heeft kunnen geven voor het feit dat hij zijn herinnering was kwijtgeraakt aan gebeurtenissen die zich hebben afgespeeld voor het innemen van de pillen. Tot 17 maart 2014 had verdachte immers steeds verklaard zijn herinnering kwijt te zijn over de gebeurtenissen na het innemen van de pillen. Tot 17 maart 2014 heeft verdachte juist zeer gedetailleerd verklaard over de gebeurtenissen tot het moment waarop hij de pillen innam. Over het uit bed halen van [A] heeft hij daarbij nooit verklaard. De rechtbank stelt verder vast dat er geen medische of toxicologische reden is gevonden die
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBMNE:2014:2031
5/13
242015
ECLI:NL:RBMNE:2014:2031, Rechtbank MiddenNederland, 16/66115613 (P)
geheugenverlies bij verdachte zou kunnen verklaren. Enig aanknopingspunt dat verdachte zijn herinnering gedeeltelijk is kwijtgeraakt ontbreekt. De medewerkers van de ambulance hebben juist vastgesteld dat verdachte fingeerde dat hij buiten bewustzijn was. De rechtbank acht verder van belang dat de verklaring van verdachte op onderdelen in strijd is met het bewijs. Het blauwe kussensloop met rondjes is na de dood van [A] nog in contact geweest met (het mondvocht van) [A]. De verklaring die verdachte heeft gegeven voor het aanwezig zijn van speeksel op dit kussen is niet te verenigen met het feit dat er meerdere sporen van bloed met daarin speeksel van [A] op dat kussen zijn aangetroffen. De verklaring van verdachte is evenmin te rijmen met de verklaring van getuige [getuige 1] die verdachte de ochtend van 11 februari 2013 nog buiten heeft gezien tijdens het uitlaten van zijn hond. Dat de getuige zich vergist acht de rechtbank, gelet op de gedetailleerdheid van diens verklaring en zijn redenen van herinnering, niet aannemelijk. 4.3.12 Conclusie ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte Zoals hiervoor is toegelicht, wijzen de omstandigheden waarin [A] is aangetroffen, op de directe betrokkenheid van verdachte op de dood van [A]. De rechtbank zal alleen kunnen uitgaan van een natuurlijke dood indien verdachte een geloofwaardige verklaring aflegt over deze omstandigheden. De rechtbank moet, gelet op het voorgaande, tot de vaststelling komen dat de verklaring van verdachte ongeloofwaardig is en in strijd is met de bewijsmiddelen. Onder die omstandigheden, en gelet op de oorzaak van overlijden zoals blijkt uit het sectierapport (zuurstofgebrek), concludeert de rechtbank dat het niet anders kan dan dat verdachte [A] de ademhaling heeft belemmerd waardoor [A] is overleden. 4.3.13 Moord Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’(en dus moord) moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank moet tot de conclusie komen dat het bewijs van voorbedachte raad niet anders dan door middel van een aantal aannames kan worden gereconstrueerd. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen wat er zich precies in de betreffende periode heeft afgespeeld. Het enkele feit dat verdachte tegen [B] heeft gezegd dat hij een kussen op het hoofd van [A] zou drukken, is onvoldoende om vast te stellen dat verdachte ook feitelijk op het desbetreffende moment met een vooropgezet plan heeft gehandeld. Het beschikbare bewijs laat de mogelijkheid open dat verdachte, bijvoorbeeld door een bepaalde gedachte, bericht of uitlating, hevig gefrustreerd raakte en in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling heeft gehandeld. De sms met de tekst “Zielig straks voor je!!!” hoeft evenmin te duiden op een voornemen op een nog te plegen misdrijf. De rechtbank moet voor mogelijk houden dat de woordkeus “straks” niet duidt op het moment waarop een misdrijf nog zal worden gepleegd, maar duidt op het moment waarop [B] op de hoogte raakt van een reeds gepleegd misdrijf. 4.3.14 Eindconclusie ten aanzien van feit 1 De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, verdachte vrijspreken van moord. De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de doodslag op [A]. Ten aanzien van feit 2 Op grond van het navolgende acht de rechtbank feit 2 wettig en overtuigend bewezen. Verdachte is een bekennende verdachte en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering ten aanzien van het feit volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen: het procesverbaal van aangifte door [B] d.d. 25 oktober 2013;35 de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 mei 2014 36.
5 Bewezenverklaring De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1. omstreeks 10 februari 2013 te [woonplaats], opzettelijk, [A] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk,
gedurende enige tijd de ademhaling, van die [A] belemmerd en belemmerd gehouden met zijn, verdachte‘s, hand(en) en/of een (of meer) voorwerp(en), zodat [A] geen/onvoldoende lucht en/of zuurstof heeft kunnen krijgen, ten gevolge waarvan voornoemde [A] is overleden.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBMNE:2014:2031
6/13
242015
ECLI:NL:RBMNE:2014:2031, Rechtbank MiddenNederland, 16/66115613 (P)
2. op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2010 en met 8 februari 2013 te [woonplaats], meermalen, telkens opzettelijk mishandelend zijn echtgenote [B] met kracht op/tegen het lichaam heeft geslagen en geschopt en geduwd, ten gevolge waarvan die [B] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
6 De strafbaarheid van het feit Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op: feit 1: doodslag; feit 2: mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot, meermalen gepleegd.
7 De strafbaarheid van verdachte De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia Rapport (een triple rapportage) d.d. 31 juli 2013, opgemaakt door mevrouw drs. G.M. Jansen, GZpsycholoog en drs. H.A. Gerritsen, forensisch psychiater. Dit rapport houdt onder meer in als conclusie zakelijk weergegeven :
Verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis in de zin van een depressie in engere zin, eenmalige episode, nu (vrijwel) volledig in remissie en cannabismisbruik, en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens in de zin van een narcistische persoonlijkheidsstructuur en beperkte intellectuele capaciteiten (licht zwakzinnig tot zwakbegaafd niveau). Verdachte kan zijn vanaf de geboorte bestaande doofheid niet goed accepteren. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde leed verdachte aan de ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens zoals hiervoor beschreven. Zijn depressieve stoornis was toen in tegenstelling tot nu volop aanwezig. Vermoed kan worden dat verdachte zich door [B] enorm in de steek gelaten heeft gevoeld gepaard gaande met een aanzienlijke hoeveelheid woede en wanhoop en van daaruit het ten laste gelegde heeft gepleegd. Het plegen van het ten laste gelegde kan teruggevoerd worden op zowel de depressie (somberheid, geen toekomstperspectief) als de beperkte intellectuele capaciteiten (onvoldoende probleemoplossend vermogen) en de narcistische persoonlijkheidsstructuur (enorme woede over verlating). De ziekelijke stoornis in combinatie met de gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens van verdachte, zijn van dien aard dat het ten laste gelegde verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank verenigt zich met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het hiervoor bewezenverklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
8 Motivering van de straffen en maatregelen 8.1. De eis van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren met aftrek van voorarrest. De officier van justitie is bij het formuleren van deze eis uitgegaan van een veroordeling voor moord. 8.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft ten aanzien van de straf geen standpunt ingenomen.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBMNE:2014:2031
7/13
242015
ECLI:NL:RBMNE:2014:2031, Rechtbank MiddenNederland, 16/66115613 (P)
8.3. Het oordeel van de rechtbank De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het doden van zijn zesjarige stiefzoon door zijn ademhaling te belemmeren. Verdachte heeft daarmee een zeer ernstig strafbaar feit gepleegd. Hij heeft daarbij op geen enkele wijze acht geslagen op de verplichtingen en verantwoordelijkheden die hij als (stief)vader voor zijn kind op zich had genomen. [A] was juist aan de zorg van verdachte toevertrouwd en het vertrouwen wat daarbij in hem is gesteld heeft hij op een gruwelijke wijze beschaamd. Door zijn handelen heeft verdachte [A] als kind het meest elementaire recht, te weten het recht op leven, ontnomen. Voorts heeft verdachte ernstig en onherstelbaar verdriet toegebracht aan de nabestaanden van [A], onder wie zijn moeder, zijn halfzusje en hun familie. Zij zullen hiermee de rest van hun leven geconfronteerd blijven. Over de aanleiding en toedracht van zijn handelen kan enkel worden gespeculeerd omdat verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven. Door de onzekerheid omtrent de toedracht van het overlijden van [A] wordt extra leed aan zijn nabestaanden toegebracht. Ten slotte heeft de daad van verdachte in de samenleving reacties van verbijstering en afschuw opgeroepen. Verder heeft verdachte zich meerdere malen schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn echtgenote, de moeder van [A], hetgeen meegenomen zal worden in de strafmaat. Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van lange duur. De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat het feit aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend, zoals in het Pro Justitia rapport is verwoord. De rechtbank heeft kennis genomen van het op verdachte betrekking hebbende uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 25 maart 2014. Verdachte is niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten veroordeeld. De rechtbank acht, alles overwegend, een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Deze straf is lager dan de straf die door de officier van justitie is geëist. Reden daarvoor is dat de rechtbank verdachte vrijspreekt voor moord.
9 Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel Als benadeelde partij heeft [B] zich (mede als nabestaande van [A]) in het strafproces gevoegd. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van haar vorderingen.
Ten aanzien van feit 1 [B] vordert een bedrag van € 8.453,09, voor de geleden materiele schade, zijnde de kosten van de uitvaart en de grafsteen voor [A] alsmede reiskosten. Voorts vordert zij een bedrag van € 62.000,00 voor geleden shockschade als gevolg van het overlijden van [A]. In totaal vordert [B] voor feit 1 een bedrag van € 70.453,09.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit rechtstreeks materiële schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 8.453,09. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 februari 2013 . Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank oordeelt ten aanzien van de immateriële schade als volgt. Artikel 6:108 van het Burgerlijk Wetboek geeft slechts een beperkt aantal gerechtigden bij overlijden van een naaste of dierbare, aanspraak op de in dat artikel genoemde vermogensschade. Immateriële schade of shockschade wordt in dit artikel niet genoemd. Het stelsel van de wet staat aan toekenning van een vergoeding voor ook andere materiële en immateriële schade in de weg. Zoals de Hoge Raad eerder heeft geoordeeld, is dit slechts anders indien kort gezegd de dader het oogmerk had aan een derde immateriële schade toe te brengen. Niet voldoende is dat de dader willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een nabestaande immateriële schade zou worden toegebracht.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, kan de rechtbank niet vast stellen wat de directe aanleiding is geweest voor het handelen van verdachte en laat het bewijs de mogelijkheid open dat
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBMNE:2014:2031
8/13
242015
ECLI:NL:RBMNE:2014:2031, Rechtbank MiddenNederland, 16/66115613 (P)
verdachte in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling heeft gehandeld. Om die reden kan de rechtbank evenmin vast stellen dat verdachte met zijn handelen het oogmerk had [B] immateriële schade toe te brengen.
De rechtbank zal de vordering van [B] ten aanzien van de immateriële schade nietontvankelijk verklaren en bepalen dat deze vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Ten aanzien van feit 2 [B] vordert een bedrag van € 1.500,00 voor de geleden immateriële schade als gevolg van de mishandelingen door verdachte.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.000,00 (zegge: duizend euro en nul eurocent). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 februari 2013.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De benadeelde partij zal voor het overige deel van de vordering nietontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank zal in het belang van [B], als extra waarborg voor betalingen, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen.
10 Het beslag 10.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie De officier van justitie vordert dat de voorwerpen genoemd op de beslaglijst onder de nummers 11, 12, 13, 14 en 31 worden bewaard ten behoeve van het onderzoek. Na het onherroepelijk worden van de uitspraak kunnen deze vernietigd worden. De voorwerpen genoemd onder de nummers 16, 17 en 21 kunnen teruggegeven worden aan [B]. De overige voorwerpen kunnen aan verdachte worden teruggegeven. 10.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging refereert zich ten aanzien van het beslag aan het oordeel van de rechtbank. 10.3 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank is van oordeel dat alle voorwerpen genoemd op de beslaglijst dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende. De reden hiertoe is dat het de rechtbank onbekend is of de nabestaanden van [A] behoefte hebben aan (een deel van) deze voorwerpen.
11 Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 287, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
12 Beslissing De rechtbank:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBMNE:2014:2031
9/13
242015
ECLI:NL:RBMNE:2014:2031, Rechtbank MiddenNederland, 16/66115613 (P)
Vrijspraak Spreek verdachte vrij van de onder feit 1 impliciet primair ten laste gelegde moord.
Bewezenverklaring Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op: feit 1: doodslag; feit 2: mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Benadeelde partij
Ten aanzien van feit 1 Wijst de vordering van [B] toe tot een bedrag van € 8.453,09 (zegge: achtduizend vierhonderd drie en vijftig euro en negen eurocent) te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [B] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [B], € 8.453,09 (zegge: achtduizend vierhonderd drie en vijftig euro en negen eurocent) aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 94 dagen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart de vordering van [B] met betrekking tot de immateriële schade met betrekking tot feit 1 nietontvankelijk en bepaalt dat deze vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Ten aanzien van feit 2 Wijst de vordering van [B] toe tot een bedrag van € 1.000,00 (zegge: duizend euro en nul eurocent), te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [B] voornoemd.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBMNE:2014:2031
10/13
242015
ECLI:NL:RBMNE:2014:2031, Rechtbank MiddenNederland, 16/66115613 (P)
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige nietontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [B], € 1.000,00 (zegge: duizend euro en nul eurocent) aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 20 dagen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2013. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Beslag
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van: 1. Tshirt, bebloed, goednummer 828146 2. Mobiele telefoon HTC DESIRE S sin aafp0187nl// goednummer 829457 3. Computer ACER sin aafx0521 /829455 4. Medicijndoosje Unguentum/ geen goednummer bekend/ 1.05.002 5. Medicijndoosje (1.05.003) Leeg en crème Miconazol/geen goednummer 6. 5 maal Medicijn (verschillende), 1.07.002 (div soorten) geen goednummer bekend 7. Grijze computer ACER in laptoptas. 1.07.004 geen goednummer 8. Medicijndoos met zakjes Molaxole/ 1.07.007/ geen goednummer 9. Blauw beddengoed: kussen met sloop/ goednummer 949140 10. Beddengoed: deken goednummer 949141 11. 5 stuks kleding van [A]: 828536/828847/828562/829481/828543/828567 12. Beddengoed kleur groen: kussensloop sin AAFX1259NL/ goednummer 828578 13. Beddengoed kleur geel: onderlaken sin AAFX1260NL/ nummer 828592 14. Beddengoed kleur rood: overtrek Ajax sin AAFX1268NL/ nummer 829470 15. Beddengoed meerkleurig: sloop met twee kussens sin AAFX4503NL/ goednummer 829559 16. Beddengoed kleur rood: overtrek Hello Kitty/ AAFX4502 / geen goednummer 17. Pyjama kleur paars AAFV4505NL/ geen goednummer 18. Mes IKEA AAFX1276NL/ 828588 19. Vleesmes met zwart heft AAFX1277 goednummer 829607 20. Wit schilmesje sin AAFX1278NL/ goednummer 829612 21. Beddengoed kleur rood kussensloop AAFX1275/ opschrift Hello Kitty/nummer 829559 22. Klauwhamer sin AAFX1279NL/ goednummer 829651 23. Schoenen NIKE badslippers/ AAFX4508NL/ geen goednummer 24. Twee washandje kleur turkoois + witte zakdoek/ AAFX4511NL / geen goednummer 25. Beddengoed veelkleurig: dekbedovertrek blauw met figuren/ sin AAFX4509NL/ geen goednummer 26. Beddengoed kleur lichtblauw dekbedovertrek AAFX4510NL/geen goednummer 27. Vier stuks kleding: twee sportbroeken + twee shirts AAFX4507NL/ geen goednummer 28. Glas AAFX1288nl/ goednummer 829710 29. Shirt kleur grijs van verdachte sin AAFX1289NL/ goednummer 829728 30. Zeven lege strips medicijn/ AAFX1285NL / geen goednummer 31. Beddengoed kleur blauw/groen kussensloop sin AAFX4512/ geen goednummer 32. Beddengoed: tweepersoonsdekbedovertrek sin AAFX4513NL/goednummer niet bekend 33. Cilinderslot AAFX4514NL/ geen goednummer 34. Beddengoed kleur bauw/groen: kussen + sloop AAGG2412NL/ goednummer 949140 35. Beddengoed kleur geel: dekbed AAGG2413NL/ geen goednummer bekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mr. I.P.H.M. Severeijns en mr. A. van Maanen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 mei 2014.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBMNE:2014:2031
11/13
242015
ECLI:NL:RBMNE:2014:2031, Rechtbank MiddenNederland, 16/66115613 (P)
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat
1. hij op of omstreeks 10 februari 2013 te [woonplaats], althans in het arrondissement Midden Nederland, in elk geval in Nederland, opzettelijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk, [A] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk,
( gedurende enige tijd) de neus en/of de mond, in elk geval de luchtwegen en/of de ademhaling, van die [A] belemmerd en/of belemmerd gehouden (met zijn, verdachtes, hand(en) en/of een (of meer) voorwerp(en)), zodat [A] geen/onvoldoende lucht en/of zuurstof heeft kunnen krijgen en/of enige andere (gewelddadige) handeling ten aanzien van die [A] verricht, ten gevolge waarvan voornoemde [A] is overleden.
art 289 Wetboek van Strafrecht
2. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2010 en met 8 februari 2013 te [woonplaats], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk mishandelend zijn echtgenote [B] (met kracht) op/tegen het lichaam heeft gestompt/geslagen en/of geschopt/getrapt en/of geduwd, ten gevolge waarvan die [B] (telkens) letsel heeft bekomen en/of (telkens) pijn heeft ondervonden.
art 304 Wetboek van Strafrecht art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden in het opsporingsonderzoek 093Anthony, procesverbaalnummer 2013033199D, E en F, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 2583 en het forensisch dossier, genummerd van pagina 1 tot en met 263. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processenverbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344.1.5° Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen. 1
Procesverbaal Messages/SMS telefoon [B] [B] d.d. 17 april 2013 met bijlage, opgenomen op pagina 1245, 1246 en 1257. 2
3
Procesverbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2013, opgenomen op pagina 51.
4
Procesverbaal van bevindingen d.d. 12 februari 2013, opgenomen op pagina 88.
5
Procesverbaal van bevindingen d.d. 11 februari 2013, opgenomen op pagina 60.
6
Procesverbaal van bevindingen d.d. 11 februari 2013, opgenomen op pagina 60.
7
Procesverbaal van bevindingen d.d. 11 februari 2013, opgenomen op pagina 57.
8
Procesverbaal van bevindingen d.d. 14 maart 2013, opgenomen op pagina 65.
Medischforensisch onderzoek aanleiding van het overlijden van een minderjarige d.d. 2 oktober 2013 van het Nederlands Forensisch Instituut, uitgevoerd door W.A. Karst, forensisch arts KNMG, opgenomen op pagina 262 van het forensisch dossier. 9
Procesverbaal van verhoor getuige [getuige 1]d.d. 13 februari 2013, opgenomen op pagina 147 en 148. 10
Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood d.d. 5 april 2014 van het Nederlands Forensisch Instituut, uitgevoerd door A. Maes, arts en patholoog, opgenomen op pagina 174 en 175 van het forensisch dossier. 11
Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood d.d. 5 april 2014 van het Nederlands Forensisch Instituut, uitgevoerd door A. Maes, arts en patholoog, opgenomen op pagina 176 van het forensisch dossier. 12
Medischforensisch onderzoek naar aanleiding van het overlijden van een minderjarige d.d. 2 oktober 201 3 van het Nederlands Forensisch Instituut, uitgevoerd door W.A. Karst, forensisch arts KNMG, opgenomen op pagina’s 259 en 260 van het forensisch dossier. 13
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBMNE:2014:2031
12/13
242015
ECLI:NL:RBMNE:2014:2031, Rechtbank MiddenNederland, 16/66115613 (P)
14
Procesverbaal ter terechtzitting van 20 januari 2013, waarin verwezen wordt naar de brief van deskundige Prof. dr. A.A.M. Wilde d.d. 13 januari 2014.
15
Procesverbaal van verhoor getuige [B] d.d. 13 maart 2013, opgenomen op pagina 236.
16
Procesverbaal bevindingen Nokia 6300 d.d. 19 maart 2013, opgenomen op pagina 964.
17
Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood van het Nederlands
Forensisch Instituut d.d. 5 april 2013, door A. Maes, arts en patholoog, opgenomen op pagina 182 van het forensisch dossier. 18
Procesverbaal sporenonderzoek d.d. 25 februari 2013, opgenomen op pagina 19 van het
forensisch dossier. 19
Relaas procesverbaal Forensisch onderzoek, opgenomen op pagina 9 van het forensisch onderzoek.
20
Procesverbaal sporenonderzoek d.d. 25 februari 2013, opgenomen op pagina 22 van het
forensisch dossier. 21
Onderzoek naar biologische sporen en DNAonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het
stoffelijk overschot van [A] in [woonplaats] op 11 februari 2013 van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 30 juli 2013, opgenomen op pagina 244 van het forensisch dossier. 22
Onderzoek naar biologische sporen en DNAonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het
stoffelijk overschot van [A] in [woonplaats] op 11 februari 2013 van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 30 juli 2013, opgenomen op pagina 242 van het forensisch dossier. 23
Procesverbaal sporenonderzoek plaats delict (deel 2) d.d. 27 maart 2013, opgenomen op pagina
82 van het forensisch dossier. Onderzoek naar biologische sporen en DNAonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [A] in [woonplaats] op 11 februari 2013 van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 30 juli 2013, opgenomen op pagina’s 242 en 243 van het forensisch dossier. 24
Onderzoek naar biologische sporen en DNAonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [A] in [woonplaats] op 11 februari 2013 van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 30 juli 2013, opgenomen op pagina 245 van het forensisch dossier. 25
26
Procesverbaal van verhoor getuige [B] d.d. 11 februari 2013, opgenomen op pagina 171.
27
Procesverbaal van verhoor getuige [B] d.d. 27 maart 2013, opgenomen op pagina 275.
28
Procesverbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 16 oktober 2013, opgenomen op pagina 2690.
Procesverbaal van verhoor/bevindingen getuige [B] d.d. 27 augustus 2013 met bijlagen, opgenomen op pagina’s 441 en 450. 29
30
Procesverbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 13 februari 2013, opgenomen op pagina 149.
31
Procesverbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 15 februari 2013, opgenomen op pagina 158.
32
Procesverbaal van bevindingen d.d. 27 februari 2013, opgenomen op pagina 684 en 685.
33
Procesverbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2013, opgenomen op pagina 51.
34
Procesverbaal verhoor getuige Henk d.d. 14 februari 2013, opgenomen op pagina 112.
Procesverbaal aangifte door [B] d.d. 25 oktober 2013, opgenomen op pagina 2747 tot en met 2757. 35
36
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 mei 2014.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBMNE:2014:2031
13/13