142015
ECLI:NL:RBLEE:2012:BW0547, voorheen LJN BW0547, Rechtbank Leeuwarden, 17/88007711 VON
ECLI:NL:RBLEE:2012:BW0547 Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
30032012
Datum publicatie
02042012
Zaaknummer
17/88007711 VON
Rechtsgebieden
Strafrecht
Bijzondere kenmerkenEerste aanleg meervoudig Inhoudsindicatie
Doodslag, Poging tot afpersing, terbeschikkingstelling, veroordeling.
Wetsverwijzingen
Wetboek van Strafrecht 317, geldigheid: 20120330 Wetboek van Strafrecht 287, geldigheid: 20120330 Wetboek van Strafrecht 37a, geldigheid: 20120330 Wetboek van Strafrecht 37b, geldigheid: 20120330
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Uitspraak RECHTBANK LEEUWARDEN Sector straf
parketnummer 17/88007711 VON vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 maart 2012 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], thans gedetineerd in PI Noord, gevangenis De Marwei, Holstmeerweg 7 te Leeuwarden.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 16 maart 2012. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. I.A. Groenendijk, advocaat te Den Haag.
Tenlastelegging Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1. hij in of omstreeks de periode van 15 februari 2011 tot en met 16 februari 2011 te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer], meermalen, althans eenmaal, in het gezicht, althans tegen het hoofd en/of tegen een of meer ander(e) de(e)l(en) van het lichaam, geslagen en/of gestompt en/of in/op het gezicht, althans tegen/op het hoofd en/of tegen/op een of meer ander(e) de(e)l(en) van het lichaam, geschopt en/of getrapt en/of gestampt en/of een (zogenoemd) knietje tegen diens hoofd, althans tegen het lichaam, gegeven, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij in of omstreeks de periode van 15 februari 2011 tot en met 16 februari 2011 te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door opzettelijk die [slachtoffer], meermalen, althans eenmaal,
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBLEE:2012:BW0547
1/11
142015
ECLI:NL:RBLEE:2012:BW0547, voorheen LJN BW0547, Rechtbank Leeuwarden, 17/88007711 VON
in het gezicht, althans tegen het hoofd en/of tegen een of meer ander(e) de(e)l(en) van het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of in/op het gezicht, althans tegen/op het hoofd en/of tegen/op een of meer ander(e) de(e)l(en) van het lichaam, te schoppen en/of te trappen en/of te stampen en/of een (zogenoemd) knietje tegen diens hoofd, althans tegen het lichaam, te geven, terwijl het feit de dood tengevolge heeft gehad; meer subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij in of omstreeks de periode van 15 februari 2011 tot en met 16 februari 2011 te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), in het gezicht, althans tegen het hoofd en/of tegen een of meer ander(e) de(el(en) van het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of in/op het gezicht, althans tegen/op het hoofd en/of tegen/op een of meer ander(e) de(e)len van het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of gestampt en/of een (zogenoemd) knietje tegen diens hoofd, althans tegen het lichaam, heeft gegeven, tengevolge waarvan deze is overleden;
2. hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2011 tot en met 16 februari 2011, te Sneek, in de gemeente Sneek en/of te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, meermalen, althans eenmaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van 200 euro, althans van een hoeveelheid geld, in ieder geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
immers heeft hij, verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) met genoemd oogmerk, meermalen die [slachtoffer] gebeld en/of de huisgenoot van die [slachtoffer], te weten [naam], gebeld en deze de woorden toegevoegd (zakelijk weergegeven) dat hij, verdachte en/of (een van) zijn mededader(s), geld van [slachtoffer] moest hebben en/of (vervolgens) dat die [slachtoffer] dat geld moest komen brengen en/of op een moment dat verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) ter ore was gekomen dat die [slachtoffer] (samen met genoemde [naam]) zich te Heerenveen op of bij het station bevond(en) zich (vervolgens) (terstond) samen met (een van) zijn mededader(s) naar het station (in Heerenveen) begeven om te kijken of die [slachtoffer] zich daar bevond en/of op een moment dat verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) ter ore was gekomen dat die [slachtoffer] (samen met genoemde [naam]) zich te Heerenveen, in de/een ABN/AMRO bank bevond(en) zich (vervolgens) (terstond) samen met (een van) zijn mededader(s) naar dezelfde bank begeven en aan (een) bankmedewerk(st)er(s), gevraagd of voornoemde [slachtoffer] geld had opgenomen en/of op het moment dat die [slachtoffer] zich in de woning van verdachtes mededader bevond (te weten perceel [adres] te Heerenveen) met die [slachtoffer] de afspraak gemaakt dat hij in de woning zou/kon/moest blijven slapen, althans zou/moest verblijven, zodat die [slachtoffer] de volgende dag samen met verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) de pinpas van die [slachtoffer] en/of geld zou/kon ophalen en/of gezegd:"draai de deur maar op slot, voordat hij dadelijk de benen neemt", waarna hij, verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) de/een
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBLEE:2012:BW0547
2/11
142015
ECLI:NL:RBLEE:2012:BW0547, voorheen LJN BW0547, Rechtbank Leeuwarden, 17/88007711 VON
(achter) deur van de woning (aan de [adres] te Heerenveen) op slot heeft gedraaid en de sleutel van die deur heeft meegenomen, althans de sleutel van de deur van die woning bij zich heeft gehouden
en welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) die [naam] (met klem) (telefonisch) de woorden heeft toegevoegd (zakelijk weergegeven) dat hij over een uur samen met die [slachtoffer] op het adres van verdachtes mededader moest zijn, want anders kwam hij, verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) daar heen en zou hij het anders op lossen. en/of "je weet waar hij is, 10 voor 2, zo niet dan." en/of "het is nu 12:50 uur en als jullie niet zorgen dat je hier om 13:50 uur zijn, dan..", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
welke woorden van gelijke dreigende aard en of strekking die [slachtoffer] ter ore zijn gekomen en waarop die [slachtoffer] zich (vervolgens) naar de woning van verdachtes mededader, gelegen aan of bij de [adres] te Heerenveen, heeft begeven en in voornoemde woning (van verdachtes mededader) heeft vertoefd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Vordering officier van justitie De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd: veroordeling voor het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde; oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren; oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Beoordeling van het bewijs Feit 1.
Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich op nader in het schriftelijk requisitoir genoemde gronden op het standpunt gesteld dat enkel door verdachte geweld is toegepast op het slachtoffer [slachtoffer] en dat een alternatief scenario in alle redelijkheid niet aannemelijk is. De officier van justitie is eveneens van mening dat de dood van [slachtoffer] het gevolg is geweest van het geweld dat verdachte op het hoofd van [slachtoffer] heeft uitgeoefend en dat sprake is geweest van opzet in voorwaardelijke zin. De officier van justitie heeft derhalve een bewezenverklaring gevorderd van het onder 1. primair ten laste gelegde, te weten doodslag.
Het standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1. ten laste gelegde feit. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat niet onomstotelijk kan worden bewezen dat het slachtoffer [slachtoffer] is overleden door geweldshandelingen die verdachte heeft verricht. Niet valt uit te sluiten dat na het vertrek van verdachte uit de woning nog geweld is toegepast op het slachtoffer, ten gevolge waarvan laatstgenoemde is overleden.
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen1 die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast. Op 16 februari 2011 om 21.06 uur kwam er een melding binnen bij de Meldkamer Ambulance. De melder, genaamd [naam], verklaarde dat er iemand in de stoel zat die niet meer ademde.2 Kort daarna, om 21.50 uur kwam er een melding binnen bij de meldkamer van de politie Fryslân van huisarts [naam]. Zij verklaarde dat zij op dat moment op de [adres] te Heerenveen3 aanwezig was en dat daar vermoedelijk een misdrijf was gepleegd. Zij had een levenloos lichaam aangetroffen met een hele grote zwelling op het hoofd.4 Naar aanleiding van de melding van [naam] kwamen de verbalisanten op 16 februari 2011 te 21.59 uur aan bij voornoemd perceel. In de woning troffen zij in een stoel in de woonkamer een levenloos lichaam aan. Ook troffen zij in de woning een tweetal andere personen aan, te weten [naam] en [naam]. Nadat de verbalisanten hadden verteld dat de man in de stoel was overleden, hoorden zij [naam] zeggen: "Ik weet wie het gedaan heeft. Het is mijn naamgenoot en hij woont in Drachten". Zij hoorden dat [naam] daarop zei: "Ja en hij is net vrij". Uit de identiteitskaart die uit de kleding van het slachtoffer is gehaald, bleek dat het slachtoffer was genaamd: [slachtoffer] [slachtoffer], geboren te [geboortedatum].5 Bij het tonen van het
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBLEE:2012:BW0547
3/11
142015
ECLI:NL:RBLEE:2012:BW0547, voorheen LJN BW0547, Rechtbank Leeuwarden, 17/88007711 VON
stoffelijk overschot aan [naam] herkende zij haar broer, genaamd [slachtoffer] [slachtoffer].6 Zowel [naam] als [naam] werden als verdachten aangehouden. Bij de aanhouding van voornoemde verdachten zagen verbalisanten geen bloedsporen op hun kleding, dan wel andere relevante sporen.7 [naam] heeft bij de politie verklaard dat hij in de woning aanwezig is geweest op 16 februari 2011, evenals [slachtoffer] (de rechtbank leest: [slachtoffer] [slachtoffer]) en zijn neef, genaamd [verdachte] (de rechtbank leest: [verdachte]). [naam] heeft voorts verklaard dat er verder niemand bij hem in de woning kwam8 en dat zijn neef [verdachte] (de rechtbank leest: [verdachte]) tegen hem zei dat hij hem (de rechtbank leest: [slachtoffer] [slachtoffer]) geschopt had. Toen [naam] thuis kwam vertelde hij (de rechtbank leest: [verdachte]) hem dat hij die jongen (de rechtbank leest: [slachtoffer] [slachtoffer]) helemaal in elkaar geslagen had. [naam] heeft verklaard dat [verdachte] (de rechtbank leest: [verdachte]) hem vertelde dat hij zijn (de rechtbank leest: [slachtoffer] [slachtoffer]) kop in elkaar geslagen had, met zijn benen en zijn handen.9 [naam] heeft verklaard dat hij op dinsdag 15 februari 2011 in de woning aanwezig is geweest en na het koken naar boven is gegaan. Hij hoorde dat er ruzie beneden in de woning was. Hij hoorde dat er werd gescholden en gevloekt. Ook hoorde hij geluid. Het geluid leek op het stampen op de grond door iemand, maar het kon ook het geluid zijn van klappen die werden uitgedeeld. Op dat moment bevonden [slachtoffer] (de rechtbank leest: [slachtoffer] [slachtoffer]), [verdachte] en [verdachte]. (de rechtbank leest: [verdachte]) zich beneden in de woonkamer. Op woensdagmorgen, omstreeks 4.00 uur, kwam [verdachte]. bij hem in de slaapkamer. [verdachte]. vertelde hem toen dat hij [slachtoffer] een paar klappen had gegeven. [naam] ging vervolgens naar beneden om te kijken hoe het met [slachtoffer] was. Hij zag dat [slachtoffer] een bult op zijn hoofd had boven zijn oog en dat zijn rechteroog bijna dicht zat. Ook zag hij dat er bloed op het gezicht van [slachtoffer] zat. Het leek alsof [slachtoffer] sliep. Hij ademde nog maar was niet meer aanspreekbaar. [naam] ging daarna slapen. Op woensdag 16 februari 2011 tussen 12.00 uur en 13.00 uur stond hij op. Toen hij beneden kwam zag hij [slachtoffer] op zijn buik op de grond liggen voor de stoel. [slachtoffer] ademde, maar was niet aanspreekbaar.10 [naam] zag dat [slachtoffer] roodachtig snot onder zijn neus had.11 Samen met [verdachte]. heeft hij [slachtoffer] weer in de stoel gezet. Op woensdagmiddag vertrok [verdachte]. uit de woning samen met een Marokkaanse vriend.12 Om 16.31 uur heeft [naam] gebeld met de huisartsenpost omdat hij het niet vertrouwde. Hij kreeg een antwoordapparaat en besloot het later nog een keer te proberen, hetgeen niet meer is gebeurd.13 Op 16 februari 2011 te 11.46 uur vond er een chat gesprek plaats tussen [naam] en ene [naam]. [naam] vertelde [naam] dat het gisteren aardig uit de hand was gelopen en dat het laat of zeg maar vroeg was geworden. [naam] vertelde dat er ruzie was ontstaan en goed ook. Hij vertelde dat er was gevochten en dat die gozer nu half dood op de stoel beneden lag (11.49 uur). Als je zijn kop ziet word je niet vrolijk vertelde [naam]. Zijn kop is twee keer zo dik als normaal. Hij is zodanig behandeld dat [naam] dacht dat hij wel een dag of twee zou blijven om te herstellen.14 [naam] heeft verklaard dat hij [naam] (de rechtbank leest: [verdachte]) op woensdagmiddag heeft opgehaald uit de woning van de vader van [naam] (de rechtbank leest: [naam]). Hij zag in de woning een man liggen in een stoel. De man lag met zijn hoofd voorover op de borst en snurkte. Hij was blauw boven zijn rechteroog en nat op zijn borst en benen. [naam] vertelde hem dat hij de man had geslagen, stoten had gegeven en een knietje. Rond 14.00 uur of 14.15 uur is hij samen met [naam] uit Heerenveen weg gereden.15 Verdachte is op 17 februari 2011 aangehouden.16 Bij de politie heeft hij verklaard dat hij een dag eerder omstreeks 14.00 uur is opgehaald uit Heerenveen door [naam].17 Hij verklaarde dat hij dezelfde kleding droeg als toen hij in de woning van oom [verdachte] verbleef. De schoenen die hij droeg waren van het merk Nike. Hij verklaarde dat hij de enige was die de schoenen droeg en ze niet uitleende aan een ander. Verdachte verklaarde dat [slachtoffer] (de rechtbank leest: [slachtoffer] [slachtoffer]) tegen het einde van de middag in de woning van zijn oom kwam. Die avond kwam er niemand anders langs. Verdachte verklaarde dat er op een bepaald moment ruzie ontstond tussen hem en [slachtoffer] en dat hij kwaad werd. Verdachte wilde dat [slachtoffer] op zou houden over zijn moeder te praten en te zweren, maar [slachtoffer] ging maar door en deed stoer door op te staan.18 Verdachte liep op [slachtoffer] af en sloeg hem met zijn vuist bij of op het oog. Verdachte gaf [slachtoffer] meerdere klappen met zijn vuisten.19 Verdachte sloeg met kracht en wilde [slachtoffer] duidelijk maken dat hij op moest houden.20 Voorts gaf hij [slachtoffer] een knietje.21 Hij raakte [slachtoffer] daarbij niet op zijn neus, want [slachtoffer] had geen bloedneus.22 Verdachte dronk daarna nog een paar biertjes. Verdachte probeerde nog met [slachtoffer] te praten maar [slachtoffer] wilde geen antwoord geven omdat hij al snurkte of sliep. Het gezicht van [slachtoffer] was opgezwollen en hij dacht dat [slachtoffer] een blauw oog had. [slachtoffer] mompelde een beetje onverstaanbaar toen verdachte naar boven ging. Voordat verdachte is gaan slapen heeft hij met [naam] (de rechtbank leest: [naam] [naam]) gepraat. Toen hij de volgende morgen beneden kwam, lag [slachtoffer] op de grond. Hij heeft samen met [naam] [slachtoffer] opgetild en in de stoel gezet. [slachtoffer] ademde en gaf een beetje over. [slachtoffer] had opgezwollen ogen. Verdachte heeft aan [naam] verteld wat er was gebeurd.23
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij in de periode van 15 februari 2011 tot en met 16 februari 2011 in de woning van zijn oom, genaamd [naam], aanwezig is geweest. Hij heeft verklaard dat hij in de late avond, dan wel na 0.00 uur, in voornoemde periode [slachtoffer] [slachtoffer] meerdere keren in zijn gezicht heeft geslagen, dan wel klappen tegen zijn hoofd heeft gegeven.24 De volgende morgen zag hij [slachtoffer] op de grond liggen. Hij heeft [slachtoffer] samen met [naam] opgetild en in de stoel gezet. [slachtoffer] was blauw onder zijn ogen en had opgedroogd bloed onder zijn neus zitten. [slachtoffer] sliep verder en snurkte.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBLEE:2012:BW0547
4/11
142015
ECLI:NL:RBLEE:2012:BW0547, voorheen LJN BW0547, Rechtbank Leeuwarden, 17/88007711 VON
Op 18 februari 2011 tussen 12.45 uur en 18.00 uur is het lijk van [slachtoffer] [slachtoffer] geschouwd.25 Bij de sectie werden er letsels op meerdere plaatsen aan het gelaat/hoofd geconstateerd met onder andere een bloeduitstorting onder het harde hersenvlies en onder de zachte hersenvliezen en als verwikkelingen daarvan tekenen van herseninklemming, waarmee het intreden van de dood goed kan worden verklaard door hersenfunctiestoornissen. Deze letsels zijn bij leven ontstaan door inwerking van hevig uitwendig mechanisch geweld en kunnen zijn opgeleverd door vallen of slaan. Aan het voorhoofd links, naast de slaap tot aan de linkerwang, rondom het linkeroog is een roodkleurige huidverkleuring aanwezig door een onderhuidse bloeduitstorting met een zwelling van het linkeroog. In het letsel is deels een specifiek patroon herkenbaar, bestaande uit meerdere naast elkaar gelegen vierhoekige vormen met centraal bleekheid en aan de randen rode lineaire verkleuringen. De vierhoekige vormen zijn circa 1,5 x 1,5 centimeter en worden beter zichtbaar met forensisch lichtbrononderzoek. Voorts is onder meer een donkerbruine, vloeibare substantie in en rondom de neusgaten en de snor te zien, hetgeen kan duiden op lokalisatie van teruggelopen maaginhoud in de luchtwegen en is zeer waarschijnlijk ontstaan rondom het overlijden.26 Uit het neuropathologische onderzoek van arts en patholoog [naam] blijkt dat de hersenen een subduraal hematoom toonden van maximaal circa één dag oud. Voorts waren er tekenen van vochtophoping (oedeem) en dientengevolge supratentoriële en infratentoriële inklemming.27
Ter terechtzitting van 16 maart 2012 heeft arts en patholoog [naam] verklaard dat voor een bloeduitstorting onder de hersenvliezen substantieel geweld nodig is. Bij [slachtoffer] is een acuut subduraal hematoom geconstateerd waaraan een trauma ten grondslag moet liggen. De bloedvaten zijn stevige vaten. Bij een subduraal hematoom knappen de bloedvaten, hetgeen een behoorlijke kracht vereist. Een hevige geweldsinwerking is nodig om een dergelijk hematoom te veroorzaken. Een simpele val vanuit een stoel kan dergelijk letsel niet doen ontstaan. Ook niet indien sprake is van een persoon die in een staat van bewusteloosheid verkeert en vervolgens uit een stoel valt. [slachtoffer] is ten gevolge van het subduraal hematoom overleden. Iemand met een subduraal hematoom wordt steeds minder alert. Vitale functies worden onderdrukt door het hematoom doordat er vochtophoping in de hersenen ontstaan en de hersenen gaan zwellen. De hersenen nemen toe in volume en banen zich een weg in het hoofd, hetgeen herseninklemming wordt genoemd. Iemand met een subduraal hematoom wordt steeds minder aanspreekbaar en raakt steeds meer versuft. Een snurkend geluid is mogelijk. Soms ontstaat een subcomateuze toestand die lastig van slaap is te onderscheiden. Dit proces kan minuten duren tot zelfs meerdere dagen. Het is niet uitgesloten dat iemand meerdere uren of na een dag nog aanspreekbaar is.28
Patholoog [naam] heeft op meerdere letsels een wonddateringsonderzoek verricht.29 Forensisch arts [naam] heeft dit onderzoek toegelicht. De letsels I, II, V en VII betreft huid met vorderende vitale wondreactie. Dichte infiltraten met kayolyse wijzen op een ouderdom van meerdere uren. Een dermate duidelijk beeld kan passen bij meer dan vier uren, de lymfocytaire (een soort witte bloedcel) component wijst op nog ouder.30 Patholoog [naam] heeft zijn onderzoek ter terechtzitting toegelicht. Hij heeft verklaard dat de letsels I, II, V en VII rond de vier uren en twaalf uren oud zijn, in ieder geval niet ouder dan een dag. Het valt niet aan te geven hoeveel uren oud de wonden exact zijn. Over het andere weefsel dat is afgenomen van de letsels III, IV en VIII kan geen zekerheid worden gegeven over de ouderdom van de wonden. Het zou kunnen passen bij een ouderdom van meer dan vier uren.31 De schoenen van verdachte zijn bij aanhouding van verdachte inbeslaggenomen [AADL4771NL]. Er is onderzocht of het patroon dat zichtbaar was op het hoofd van het slachtoffer veroorzaakt is door het profiel van een van de ingezonden schoenen [AADL4771NL]. Twee foto’s van de ontvangen sectiefoto’s, met sporen op het hoofd van het slachtoffer [AAAS8234NL] zijn vergeleken met het paar Nike schoenen dat verdachte droeg [AADL4771NL]. Geconcludeerd is dat het even waarschijnlijk is dat het patroon op het hoofd van het slachtoffer is veroorzaakt met het paar Nike schoenen [AADL4771NL] als dat het patroon op het hoofd van het slachtoffer is veroorzaakt met een andere object met dicht tegen elkaar gelegen vierhoekige vormen.32
Naar aanleiding van het bij de sectie, door middel van aanstralen met licht van een forensische lichtbron zichtbaar geworden patroon van vierkanten op het hoofd van het slachtoffer, heeft er een vergelijking plaats gevonden op de plaats delict, met voorwerpen en oppervlakken met reliëf. Tevens heeft er een vergelijking plaats gevonden met alle in deze zaak in beslag genomen schoenen van [naam], [naam] en [naam]. De vergelijking op de plaats delict, met voorwerpen en oppervlakken met reliëf, leverde geen mogelijke match op. Bij de vergelijking van de bovengenoemde schoenen van de verdachten [naam], [naam] en [naam] en het slachtoffer [slachtoffer], met het aangetroffen patroon van vierkanten op het hoofd van het slachtoffer, werd alleen in de zolen van het paar schoenen, voorzien van het unieke SIN AADL4771NL, een patroon met vierkanten aangetroffen dat qua afmetingen, gelijkenis vertoonde met het patroon van vierkanten op het hoofd van het slachtoffer.33
Overwegingen van de rechtbank De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte het onder 1. primair ten laste gelegde heeft gepleegd. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat het slachtoffer [slachtoffer] is overleden
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBLEE:2012:BW0547
5/11
142015
ECLI:NL:RBLEE:2012:BW0547, voorheen LJN BW0547, Rechtbank Leeuwarden, 17/88007711 VON
tussen het moment dat verdachte de woning heeft verlaten op 16 februari 2011 rond 14.00 uur en 16 februari 2011 om 21.59 uur toen de dood van het slachtoffer werd geconstateerd door de arts.
Uit het pathologisch onderzoek blijkt dat het slachtoffer is overleden ten gevolge van bloeduitstortingen onder de hersenvliezen, waardoor herseninklemming is ontstaan dat de dood heeft veroorzaakt. Dit letsel is bij leven ontstaan door inwerking van hevig uitwendig mechanisch geweld op het hoofd en kan zijn veroorzaakt door slaan, trappen tegen het hoofd of door vallen. Ter terechtzitting heeft deskundige [naam] uitgesloten dat het letsel is ontstaan door een simpele val vanuit een stoel, ook al verkeert het slachtoffer in een toestand van bewusteloosheid. Op grond van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken, kan worden vastgesteld dat er in de periode van 15 februari 2011 en 16 februari 2011 een geweldsmoment heeft plaatsgevonden in de woning aan de [adres] te Heerenveen, tussen verdachte en het slachtoffer [slachtoffer]. Verdachte heeft meerdere vuistslagen in het gezicht van het slachtoffer gegeven dan wel klappen gegeven tegen het hoofd. Voorts heeft verdachte het slachtoffer een knietje gegeven. Uit de sectie blijkt dat op het gelaat van het slachtoffer vierhoekige vormen zijn aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat deze overeenkomen met het profiel van de schoen van verdachte. Het profiel van de schoenen die [naam] en [naam] droegen leverden geen match op met de aangetroffen sporen op het gelaat van het slachtoffer. Voorts zijn in de woning geen andere voorwerpen aangetroffen die overeenkomen met het aangetroffen spoor op het gelaat. Verdachte heeft verklaard dat hij de schoenen droeg toen hij in de desbetreffende woning was en dat hij de schoenen niet heeft uitgeleend. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte met zijn schoen met kracht een schop tegen het hoofd heeft gegeven van het slachtoffer, ten gevolge waarvan een spoor op het gelaat van het slachtoffer is ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat voornoemde handelingen van verdachte de dood van [slachtoffer] hebben veroorzaakt, nu, uit het pathologisch onderzoek en hetgeen ter terechtzitting is besproken, blijkt dat dergelijke geweldshandelingen op het hoofd het ontstaan van het fatale letsel kunnen verklaren. Op grond van de bevindingen van het neuropathologisch onderzoek en het wonddateringsonderzoek staat vast dat het letsel ten gevolge waarvan het slachtoffer is overleden, is ontstaan in de periode van 15 februari 2011 tot en met 16 februari 2011. De bevindingen van de neuropatholoog komen er op neer dat de fatale hersenverwonding, te weten het subduraal hematoom, maximaal een dag oud is. Het wonddateringsonderzoek maakt dit niet anders, nu de deskundige ter zitting heeft aangegeven dat de wonden minimaal vier uren voor het overlijden zijn ontstaan. Gelet op de verklaring van [naam], alsmede de chat sessie is komen vast te staan dat het slachtoffer al flink gewond was aan het gelaat nadat verdachte de geweldshandelingen had verricht. Voorts was het slachtoffer niet meer aanspreekbaar. Uit de verklaringen van verdachte en [naam] blijkt dat het slachtoffer de volgende dag een snurkend geluid maakte, hetgeen volgens de deskundige [naam] kan optreden ten gevolge van het subduraal hematoom. De rechtbank acht gezien het voorgaande niet aannemelijk dat het slachtoffer door een andere oorzaak dan de geweldshandelingen van verdachte is overleden. Een simpele val vanuit de stoel als oorzaak van het fatale letsel, is door de deskundige [naam] uitgesloten. Het dossier bevat voorts geen enkele aanwijzing dat [naam] dan wel [naam] geweld hebben toegepast op het slachtoffer. De rechtbank acht dit dan ook niet aannemelijk. De rechtbank is van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer]. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar lichaamsdeel is waarin zich vitale organen, de hersenen, bevinden en dat geweld tegen het hoofd fatale gevolgen kan hebben. Met het toepassen van fors geweld tegen het hoofd, zoals stompen en schoppen, bestaat de aanmerkelijke kans dat letsel wordt toegebracht dat uiteindelijk kan leiden tot de dood. Verdachte heeft deze kans bewust aanvaard door meermalen te stompen tegen het hoofd van slachtoffer en een knietje en een schop te geven tegen het hoofd van het slachtoffer. Feit 2.
Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het onder 2. ten laste gelegde. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet anders kan worden afgeleid dat verdachte tezamen en in vereniging met [naam] bezig is geweest [slachtoffer] af te persen. Er is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft deelgenomen aan verschillende handelingen. Ook het opzet van verdachte is gericht geweest op het geld dat [slachtoffer] moest afgeven. Dat blijkt uit de bewoordingen die verdachte heeft gebruikt. De geuite bedreigingen door verdachte heeft [slachtoffer] gehoord, want uit getuigenverklaringen blijkt dat [slachtoffer] helemaal trilde en aangaf wel te willen betalen.
Het standpunt van de verdediging Door de raadsvrouw is bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2. ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat geen sprake is geweest van medeplegen nu verdachte geen substantiële bijdrage heeft geleverd aan de poging tot afpersing van [slachtoffer].
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBLEE:2012:BW0547
6/11
142015
ECLI:NL:RBLEE:2012:BW0547, voorheen LJN BW0547, Rechtbank Leeuwarden, 17/88007711 VON
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen34 die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast. [naam], wonende te Heerenveen35, heeft verklaard dat hij [slachtoffer] (de rechtbank leest: [slachtoffer] [slachtoffer]) onderdak heeft aangeboden. Op maandag is hij gebeld door [verdachte] (de rechtbank leest: [naam]). [slachtoffer] had geen telefoon. [naam] verklaarde dat [verdachte] hem vertelde dat hij wist dat [slachtoffer] de veertiende zijn geld zou krijgen en dat hij geld nodig had van [slachtoffer]. [verdachte] vroeg aan [naam] waar [slachtoffer] en hij waren. [naam] vertelde [verdachte] dat [slachtoffer] en hij bij de bank waren om te kijken of [slachtoffer] geld kon pinnen. [verdachte] verklaarde daarop dat hij er zo aan zou komen. Toen [naam] en [slachtoffer] de bank uitliepen, zag [naam] [verdachte] lopen met een andere man.’s Middags werd [naam] opnieuw gebeld door [verdachte]. [verdachte] vroeg of het geld er al was. [naam] vertelde [verdachte] dat er nog geen geld was. [slachtoffer] nam de telefoon over van [verdachte] en zei: “Morgen krijg je geld van me, morgen krijg je het, niet eerder”. Dinsdagochtend werd [naam] opnieuw gebeld door [verdachte]. Er was sprake van een grote scheldpartij. [verdachte] zei: “Waar is [slachtoffer], ik moet hem hebben, ik moet geld hebben”. Rond 12.15 uur of 12.20 uur belde [verdachte] opnieuw. Hij vroeg waar [slachtoffer] was, waar het geld was en waar [naam] was, de meid die op het station bij [slachtoffer] stond. [naam] vertelde [verdachte] dat hij niet wist waar [slachtoffer] was. Om 12.40 uur kwam [naam] thuis. Opnieuw kreeg [naam] een telefoontje. Ditmaal met een bedreiging. Hij hoorde een persoon zeggen: “Je weet waar hij is, tien voor 2, zo niet dan”. De man die belde had het over zijn oom, dat [naam] daar respect voor moest hebben. [naam] verklaarde: We moesten er 13.50 uur zijn, want anders….We moesten daar maar komen. De man aan de telefoon zei dat [naam] wel wist waar hij moest zijn. [naam] ging er vanuit dat het bij [verdachte] was. [naam] verklaarde dat [slachtoffer] trilde. [slachtoffer] vertelde [naam] dat hij helemaal geen geld schuldig was maar dat hij wel zou betalen om er vanaf te zijn. [naam] voerde het telefoongesprek. [naam] vertelde aan de man die hij aan de telefoon had dat hij of [slachtoffer] en hij om 13.50 uur wel bij hem zouden zijn. De man aan de telefoon zei: “Het is nou 12.50 uur en als jullie niet zorgen dat jullie hier om 13.50 uur zijn, dan….”. [naam] verklaarde dat [slachtoffer] die dinsdag de vijftiende is weggegaan. Hij heeft [slachtoffer] daarna niet meer gezien.36
[naam] verklaarde dat [verdachte] uit was op het geld van [slachtoffer]. Zodra [verdachte] wist dat zijn geld binnen moest zijn, begon [verdachte] met bellen en bedreigen. [naam] verklaarde dat hij [slachtoffer] ook wel de telefoon heeft gegeven en dat [slachtoffer] dan aan het trillen was als een rietje. Dinsdags zijn [naam] en [slachtoffer] voor de tweede keer naar de bank gegaan. [naam] verklaarde dat zij Lousia tegen kwamen bij het station en dat [slachtoffer] met [naam] heeft gepraat. [slachtoffer] heeft tegen [naam] gezegd dat hij naar [verdachte] zou gaan.37
[naam] heeft verklaard dat zij [slachtoffer] vier dagen geleden voor het laatst heeft gezien op het station te Heerenveen. Hij was daar met Henri (de rechtbank leest: [naam]. Dit was op een dinsdag. [naam] riep [slachtoffer]. Zij verklaarde dat zij op dat moment [verdachte] aan de telefoon had die zei: “stuur hem hier maar heen”.38
[naam] heeft verklaard dat [verdachte]. dinsdagavond erg opstandig werd. [verdachte]. wist dat [verdachte] nog geld van [slachtoffer] moest ontvangen. [naam] heeft verklaard dat hij voordat [slachtoffer] er was, hoorde dat [verdachte]. zei dat hij [slachtoffer] zou slaan wanneer hij geen geld mee zou nemen. Het ging om tweehonderd euro.39 [naam] heeft verklaard dat ze van haar medewerkster heeft gehoord dat zij op maandag 14 februari 2011 na de middagpauze bezoek heeft gehad van een manspersoon met de naam [slachtoffer]. Hij was in gezelschap van een man en een hond. [slachtoffer] heeft haar gevraagd naar de status van zijn rekening. Er stond geen saldo op. Beide mannen gingen weg. Op 15 februari 2011 kwamen dezelfde mannen weer. Er stond toen geld op de rekening maar omdat [slachtoffer] geen pinpas had, kon het geld niet worden opgenomen. De man die bij [slachtoffer] was kreeg op enig moment een telefoontje. De medewerkster heeft gehoord dat die man tegen [slachtoffer] zei: “Ze hebben ons gezien”. Daarna zijn ze weggegaan. Kort daarna kwamen twee onbekende mannen het kantoor binnen. Ze vroegen aan de medewerkster waar die twee mannen waren gebleven die kort daarvoor in het gebouw waren geweest. De medewerkster heeft hierop geantwoord dat ze daarover geen mededelingen kon doen. Beide mannen verlieten daarop het pand.40 Uit de bewakingsbeelden van de camera van de ABN AMRO bank te Heerenveen blijkt dat [naam] en [slachtoffer] op 15 februari 2011 omstreeks 9.49 uur het bankgebouw binnen kwamen lopen en omstreeks 10.11 uur de bank weer uitliepen. Op de beelden was voorts te zien dat verdachte en [naam] omstreeks 10.12 uur het bankgebouw binnen liepen en omstreeks 10.13 uur weer naar buiten liepen.41 Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat [naam] hem heeft verteld dat hij nog geld zou krijgen van [slachtoffer]. Verdachte verklaarde dat [naam] contact heeft gehad met [naam]. Zij stond op het station in Heerenveen en vertelde [naam] dat zij [slachtoffer] zag lopen. Verdachte verklaarde dat hij op dat moment naast [naam] zat. Hij is samen met [naam] naar het station gegaan om te kijken of [slachtoffer] daar nog was.
Omdat [slachtoffer] er niet meer was zijn ze teruggegaan naar de woning van [naam]. Vanaf dat moment zijn er verschillende telefooncontacten geweest met Hendrik (de rechtbank leest: [naam]. Er is verschillende malen contact geweest over het geld. De gesprekken werden grimmiger van aard. Er werd op harde toon gevraagd waar [slachtoffer] was.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBLEE:2012:BW0547
7/11
142015
ECLI:NL:RBLEE:2012:BW0547, voorheen LJN BW0547, Rechtbank Leeuwarden, 17/88007711 VON
Op een gegeven moment hoorde [naam] dat [naam] en [slachtoffer] bij de bank waren. Verdachte verklaarde dat hij daarop samen met zijn oom naar de bank is gegaan om het geld op te halen. Verdachte verklaarde dat hij aan een medewerkster heeft gevraagd of zij twee personen hadden gezien met een hond en of er geld was opgenomen. Verdachte verklaarde dat hij toen ze zijn thuis gekomen, deel heeft genomen aan een telefoongesprek. Verdachte heeft gezegd dat hij moest komen, anders zouden er andere dingen gebeuren. Verdachte verklaarde dat hij volgens hem Hendry (de rechtbank leest: [naam] aan de telefoon heeft gehad en dat zijn bewoordingen mogelijk bedreigend zijn overgekomen. In de middag is [slachtoffer] bij de woning van [naam] gekomen. Er is met [slachtoffer] afgesproken dat hij met [naam] de volgende dag, op woensdag 16 februari, naar Sneek zou gaan om de bankpas op te halen en geld.42
Overwegingen van de rechtbank De rechtbank is van oordeel dat op grond van de voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich tezamen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de poging afpersing. Verdachte wist van [naam] dat [slachtoffer] [naam] geld verschuldigd was. Hij heeft tezamen en in vereniging met [naam] diverse handelingen verricht met als doel het verkrijgen van geld van [slachtoffer]. Verdachte heeft een aanzienlijke bijdrage geleverd aan de poging tot afpersing. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
Bewezenverklaring De rechtbank acht het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. primair hij in de periode van 15 februari 2011 tot en met 16 februari 2011 te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer], meermalen, in het gezicht, althans tegen het hoofd geslagen en gestompt en in/op het gezicht, althans tegen/op het hoofd geschopt en/of getrapt en/of gestampt en een knietje tegen diens hoofd gegeven, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2. hij in de periode van 14 februari 2011 tot en met 15 februari 2011, te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van 200 euro, toebehorende aan [slachtoffer], immers heeft hij, verdachte en een mededader met genoemd oogmerk, meermalen die [slachtoffer] gebeld en de huisgenoot van die [slachtoffer], te weten [naam] en deze de woorden toegevoegd (zakelijk weergegeven) dat zijn mededader geld van [slachtoffer] moest hebben en dat die [slachtoffer] dat geld moest komen brengen en op een moment dat verdachte en zijn mededader ter ore was gekomen dat die [slachtoffer] samen met genoemde [naam] zich te Heerenveen op of bij het station bevonden zich vervolgens samen met zijn mededader naar het station (in Heerenveen) begeven om te kijken of die [slachtoffer] zich daar bevond en
op een moment dat verdachte en zijn mededader ter ore was gekomen dat die [slachtoffer] samen met genoemde [naam] zich te Heerenveen, in de ABN AMRO bank bevonden zich vervolgens samen met zijn mededader naar dezelfde bank begeven en aan een bankmedewerkster gevraagd of voornoemde [slachtoffer] geld had opgenomen en op het moment dat die [slachtoffer] zich in de woning van verdachtes mededader bevond (te weten perceel [adres] te Heerenveen) met die [slachtoffer] de afspraak gemaakt dat hij in de woning zou blijven slapen, zodat die [slachtoffer] de volgende dag samen met zijn mededader de pinpas van die [slachtoffer] en geld zou ophalen en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte die [naam] met klem telefonisch de woorden heeft toegevoegd zakelijk weergegeven dat hij over een uur samen met die [slachtoffer] op het adres van verdachtes mededader moest zijn, want anders kwam hij, verdachte daar heen en zou hij het anders op lossen en "je weet waar hij is, 10 voor 2, zo niet dan" en "het is nu 12:50 uur en als jullie niet zorgen dat je hier om 13:50 uur zijn, dan..", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, welke woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking die [slachtoffer] ter ore zijn gekomen en waarop die [slachtoffer] zich vervolgens naar de woning van verdachtes mededader, gelegen aan de [adres] te Heerenveen, heeft begeven en in voornoemde woning van verdachtes mededader heeft vertoefd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBLEE:2012:BW0547
8/11
142015
ECLI:NL:RBLEE:2012:BW0547, voorheen LJN BW0547, Rechtbank Leeuwarden, 17/88007711 VON
rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1. primair Doodslag. 2. Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze zijn begaan; de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie, het reclasseringsadvies, de psychiatrische rapportages van [naam] van 10 juni 2011 en 28 januari 2012, de psychologische rapportages van [naam] van 8 juni 2011 en 8 februari 2012 en het maatregelrapport van 14 maart 2012; de vordering van de officier van justitie; het pleidooi van de raadsvrouw.
Verdachte heeft een man opzettelijk van het leven beroofd, nadat hij samen met zijn oom geprobeerd had deze man geld af te persen. Het slachtoffer was een man die een zwervend bestaan leidde. Hij verbleef bij de oom in huis totdat hij over het geld van zijn uitkering kon beschikken. Hij was daar gekomen nadat enige dreigende telefonische contacten tussen verdachte en zijn oom en het slachtoffer hadden plaatsgevonden, omdat de oom meende geld van het slachtoffer te moeten ontvangen. Het hoeft geen betoog dat doodslag een zeer ernstig feit is. Uit de slachtofferverklaring van de zus van het slachtoffer blijkt het leed dat haar en de vader van het slachtoffer is aangedaan.
De psychiater is na onderzoek van de verdachte in het rapport van 28 januari 2012 tot de volgende bevindingen gekomen. Bij verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met daarnaast zwakbegaafdheid, alcoholafhankelijkheid, nicotine afhankelijkheid, cannabisafhankelijkheid en bij perioden misbruik van meerdere soorten andere roesmiddelen. De persoonlijkheidspathologie, de zwakbegaafdheid en verslavingspathologie waren ook aanwezig ten tijde van de gepleegde feiten en hebben verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van de feiten beïnvloed. Ten aanzien van de poging tot afpersing in vereniging is verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar en ten aanzien van de doodslag is verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. Het risico op herhaling van geweldsdelicten indien verdachte onbehandeld weer de maatschappij in zou gaan, wordt hoog geacht. De psychiater adviseert behandeling in een gesloten setting met een stevig beveiligingsniveau.
De GZpsycholoog heeft na onderzoek van de verdachte in het rapport van 8 februari 2012 tot het volgende geconcludeerd. Er is bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van ernstige verslavingsproblematiek. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van forse antisociale persoonlijkheidsproblematiek en randzwakzinnigheid. Deze problematiek bestond ook ten tijde van de gepleegde feiten en hebben zijn gedragskeuzes op een dusdanige wijze beïnvloed dat de feiten gedeeltelijk daardoor verklaard kunnen worden. Verdachte moet ten aanzien van de doodslag als verminderd toerekeningsvatbaar en ten aanzien van de poging tot afpersing in vereniging als sterk verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. Zonder behandeling is de kans zeer aanzienlijk dat betrokkene opnieuw zal recidiveren. Een ambulant of klinisch traject binnen een reclasseringstoezicht heeft, gezien de uitblijvende resultaten in het verleden en het bij herhaling terugvallen in (gewelddadig) delictgedrag, volgens de psycholoog een te weinig dwingend karakter om verdachte te motiveren daadwerkelijk voor langere tijd te worden behandeld. Een gevangenisstraf zal niet afdoende zijn om het gevaar voldoende te doen afwenden.
De rechtbank komt op basis van deze rapportages tot het oordeel dat bij verdachte tijdens het plegen van de feiten sprake was van een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBLEE:2012:BW0547
9/11
142015
ECLI:NL:RBLEE:2012:BW0547, voorheen LJN BW0547, Rechtbank Leeuwarden, 17/88007711 VON
De bewezen geachte feiten betreffen misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, terwijl uit voornoemde rapporten blijkt dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. Aan de voorwaarden voor oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling, als bedoeld in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht, is voldaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze maatregel aan verdachte dient te worden opgelegd.
Zowel de psychiater als de GZpsycholoog hebben een terbeschikkingstelling met voorwaarden geadviseerd. Verdachte heeft zich niet bereid verklaard tot naleving van de voorwaarden bij een terbeschikkingstelling. Op grond van artikel 38 van het Wetboek van Strafrecht kan de rechtbank dan geen voorwaarden verbinden aan een terbeschikkingstelling. Op basis van de rapporten van de psychiater en de GZpsycholoog is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een klinische behandeling van verdachte in een dwingend kader noodzakelijk is. De rechtbank zal daarom bevelen dat verdachte van overheidswege dient te worden verpleegd, nu de algemene veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verpleging eist.
Gelet op de ernst van in het bijzonder het eerste feit is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. De rechtbank zal daarnaast een gevangenisstraf opleggen. Bij de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de door de deskundigen gerapporteerde verminderde toerekeningsvatbaarheid ten aanzien van de doodslag en sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid ten aanzien van de poging tot afpersing in vereniging. De rechtbank houdt er ook rekening mee dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder feiten die een geweldscomponent bevatten. De officier van justitie heeft naast een terbeschikkingstelling met voorwaarden een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren gevorderd. Hij heeft als motivering gegeven dat dit de maximale gevangenisstraf is die kan worden opgelegd naast een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Deze maximumgevangenisstraf geldt niet nu de rechtbank een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege oplegt. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het eerste feit en in verband met een juiste normhandhaving, een hogere gevangenisstraf dient te worden opgelegd. Naast de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege zal verdachte een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren worden opgelegd.
Toepassing van wetsartikelen De rechtbank heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 57, 287 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE: Verklaart het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte te dier zake tot: Een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren. Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. LootsmaOude Nijeweme, voorzitter, mr. M.R. de Vries en mr. G.C. Koelman, rechters, bijgestaan door mr. L.T.A. Fokkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 maart 2012. Mr. Fokkema is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 De genoemde processenverbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde procesverbaal met OPSdossiernummer 16022011JUS003, gesloten op 19 mei 2011. 2 Het procesverbaal van bevindingen, d.d. 1 maart 2011, pagina 64 en 65.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBLEE:2012:BW0547
10/11
142015
ECLI:NL:RBLEE:2012:BW0547, voorheen LJN BW0547, Rechtbank Leeuwarden, 17/88007711 VON
3 De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat Heerenveen is gelegen in de gemeente Heerenveen. 4 Het procesverbaal van bevindingen, d.d. 22 februari 2011, pagina 61 en 62. 5 Het procesverbaal van bevindingen, d.d. 17 februari 2011, pagina 68 t/m 72. 6 Het procesverbaal van bevindingen, d.d. 19 februari 2011, pagina 113. 7 Het procesverbaal van bevindingen, d.d. 17 februari 2011, pagina 69. 8 Het procesverbaal van verhoor van [naam], d.d. 17 februari 2011, pagina 389 en 391. 9 Het procesverbaal van verhoor van [naam], d.d. 22 februari 2011, pagina 406 en 407. 10 Het procesverbaal van verhoor van [naam], d.d. 17 februari 2011, pagina 436. 11 Het procesverbaal van verhoor van [naam], d.d. 19 februari 2011, pagina 448. 12 Het procesverbaal van verhoor van [naam], d.d. 17 februari 2011, pagina 436. 13 Het procesverbaal van verhoor van [naam], d.d. 1 maart 2011, pagina 454 en het procesverbaal van bevindingen, d.d. 14 maart 2011, pagina 249. 14 Een schriftelijk stuk, te weten een uitdraai van een MSNchatsessie tussen [naam] en [naam], d.d. 16 februari 2011, pagina 348. 15 Het procesverbaal van verhoor van [[naam], d.d. 17 februari 2011, pagina 124 t/m 126. 16 Het procesverbaal van aanhouding, d.d. 17 februari 2011, pagina 48. 17 Het procesverbaal van verhoor van verdachte, d.d. 17 februari 2011, pagina 358. 18 Het procesverbaal van verhoor van verdachte, d.d. 19 februari 2011, pagina 368. 19 Het procesverbaal van verhoor van verdachte, d.d. 18 februari 2011, pagina 362 en 363. 20 Het procesverbaal van verhoor van verdachte, d.d. 19 februari 2011, pagina 368. 21 Het procesverbaal van verhoor van verdachte, d.d. 28 februari 2011, pagina 379. 22 Het procesverbaal van verhoor van verdachte, d.d. 19 februari 2011, pagina 372. 23 Het procesverbaal van verhoor van verdachte, d.d. 19 februari 2011, pagina 368 t/m 371. 24 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, d.d. 16 maart 2012. 25 Een schriftelijk stuk, te weten de Uit en inwendige schouwing, bijlage 1, behorend bij het rapport Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, d.d. 29 augustus 2011. 26 Een schriftelijk stuk, te weten het rapport Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, d.d. 29 augustus 2011. 27 Een schriftelijk stuk, te weten het Neuropathologisch onderzoek door dr. [naam], d.d. 17 mei 2011, bijlage 5, behorend bij het rapport Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, d.d. 29 augustus 2011. 28 De verklaring van [naam], afgelegd ter terechtzitting, d.d. 16 maart 2012. 29Een schriftelijk stuk, te weten een wonddateringsrapportage door prof. dr. [naam], d.d. 16 maart 2011, bijlage 3, behorend bij het rapport Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, d.d. 29 augustus 2011. 30 Een schriftelijk stuk, te weten een uitleg van de letseldateringsrapportage door [naam], d.d. 16 maart 2011. 31 De verklaring van prof. dr. [naam], afgelegd ter terechtzitting, d.d. 16 maart 2012. 32 Een schriftelijk stuk, te weten een rapport betreffende een vergelijkend schoensporenonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een stoffelijk overschot in Heerenveen op 16 februari 2011, d.d. 10 juni 2011. 33 Het aanvullend procesverbaal van bevindingen, nummer 201101682024001, d.d. 2 januari 2012. 34 De genoemde processenverbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde procesverbaal met OPSdossiernummer 16022011JUS003, gesloten op 19 mei 2011. 35 De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat Heerenveen is gelegen in de gemeente Heerenveen. 36 Het procesverbaal van verhoor van [naam], d.d. 18 februari 2011, pagina 134 t/m 137. 37 Het procesverbaal van verhoor van [naam], d.d. 31 maart 2011, pagina 141 t/m 144. 38 Het procesverbaal van verhoor van [naam], d.d. 19 februari 2011, pagina 150. 39 Het procesverbaal van verhoor van [naam], d.d. 17 februari 2011, pagina 435. 40 Het procesverbaal van verhoor van [ naam], d.d. 22 februari 2011, pagina 187 en 188. 41 Het procesverbaal van bevindingen, d.d. 30 maart 2011, pagina 260 t/m 262. 42 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, d.d. 16 maart 2012.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBLEE:2012:BW0547
11/11