ECLI:NL:RBHAA:2011:BP5814 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 14-02-2011 Datum publicatie 25-02-2011 Zaaknummer 15/740813-09 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie Vrijspraak mensenhandel. Ondervragingsrecht verdediging, uitsluiting verklaring medeverdachte, vrijspraak criminele organisatie. Overtreding APV. "Voor zover de in de tenlastelegging genoemde personen niet op eigen initiatief en zelfstandig naar Nederland zijn gekomen, zijn het medeverdachten geweest die deze vrouwen hebben gewezen op de mogelijkheid om in Nederland geld te verdienen in de prostitutie- of escortbranche, en die hun reis hebben georganiseerd. Op grond van het dossier en het verhandelde op de terechtzitting kan komt de rechtbank tot het oordeel dat niet bewezen is dat verdachte zelf het oogmerk had om samen met de medeverdachten de betreffende vrouwen aan te werven of mede te nemen als bedoeld in het ten laste gelegde feit. Immers kan niet worden vastgesteld dat verdachte van de werkwijze van zijn medeverdachten voorafgaand aan of ten tijde van het aanwerven of meenemen van de betreffende vrouwen om hier in de prostitutie te werken, heeft geweten. Zonder een dergelijke wetenschap kan niet worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking, vereist voor het medeplegen zoals ten laste gelegd." "Nu de verdediging aldus het ondervragingsrecht jegens de medeverdachte niet heeft kunnen uitoefenen, is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat een veroordeling die uitsluitend of in doorslaggevende mate op de verklaring van deze medeverdachte zou berusten, in strijd is met het bepaalde in artikel 6, derde lid, onder d van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Gelet op die vaststelling dient de verklaring van de genoemde medeverdachte te worden uitgesloten van het bewijs. Wat resteert, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor een bewezenverklaring van dit feit." Vindplaatsen Rechtspraak.nl NJFS 2011/116
Uitspraak RECHTBANK HAARLEM Sector Strafrecht Locatie Haarlem Meervoudige strafkamer Parketnummer: 15/740813-09 Uitspraakdatum: 14 februari 2011 Tegenspraak Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 januari 2011 in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats], wonende te [adres verdachte], ten tijde van de terechtzitting gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem, te Haarlem. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is – na gevorderde en toegelaten wijziging van de tenlastelegging – ten laste gelegd dat: Feit 1: hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 mei 2009 tot en met 12 april 2010 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amstelveen en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, en/of te Roemenie en/of te Polen en/of te België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, - [A.] en/of - [B.] en/of - [C.] en/of - [D.] en/of - [E.] en/of - [F.] en/of - [G.] en/of - [H.] en/of - [I.] en/of - [J.] en/of - [K.], (telkens) heeft aangeworven en/of medegenomen, met het oogmerk deze vrouwen, althans één of meer van de hiervoor genoemde vrouw(en), in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling, (en bestaande dat aanwerven en/of medenemen er uit dat verdachte en/of diens mededader(s) (in ieder geval, ondermeer): - contact heeft/hebben gelegd met één of meer van de hiervoor genoemde vrouw(en) in Roemenië en/of Polen, in elk geval buiten Nederland, en/of - één of meer van de hiervoor genoemde vrouw(en), heeft/hebben verteld en/of geïnformeerd over de mogelijkheden om in Nederland als escort te werken en/of (daarbij) heeft/hebben verteld over (een) door verdachte en/of diens medeverdacht(en) gebruikte en/of gehoste website(s) (waarop vrouwen als escort worden aangeboden) en/of daarbij heeft/hebben verteld dat er met escortwerkzaamheden in Nederland veel geld verdiend kan worden, en/of - vliegtickets heeft/hebben gekocht voor en/of vliegtickets heeft/hebben betaald voor één of meer van de hiervoor genoemde vrouw(en), en/of - één of meer van de hiervoor genoemde vrouw(en) heeft/hebben begeleid en/of vergezeld tijdens een vliegreis vanuit Roemenie en/of Polen naar Nederland en/of België, en/of - (met een auto) één of meer van de hiervoor genoemde vrouw(en), heeft/hebben vervoerd vanuit Roemenië en/of op-/afgehaald vanaf een luchthaven in België en/of elders in of buiten Nederland, en/of - één of meer van de hiervoor genoemde vrouw(en) heeft/hebben gebracht naar één of meer woning(en) in Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, in Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, in Amstelveen en/of in Amsterdam, in elk geval in Nederland);
Feit 2: hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 mei 2009 tot en met 12 april 2010 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amstelveen en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, en/of te Roemenie en/of te Polen, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (in vereniging) aanwerven en/of medenemen van één of meer vrouw(en), met het oogmerk die vrouw(en),in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling; Feit 3: hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2009 tot en met 12 april 2010 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, in ieder geval in Nederland, een seksinrichting en/of escortbedrijf heeft geëxploiteerd zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan. 2. Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. Vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de periode die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. 4. Bewijs 4.1. Vrijspraak Feit 1 De rechtbank stelt ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit voorop dat het verwijt dat verdachte wordt gemaakt in de kern ziet op het medeplegen van het aanwerven in of het meenemen van de in de tenlastelegging genoemde personen uit het buitenland met het oogmerk deze vrouwen in Nederland ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor anderen tegen betaling. De in de tenlastelegging genoemde [A.] is de vriendin van verdachte, die volgens haar eigen verklaring reeds in december 2007 naar Nederland is gekomen om bij verdachte te zijn. Daargelaten de vraag naar het doel van haar reis en of verdachte en/of zijn mededaders haar al dan niet heeft of hebben aangeworven in of meegenomen uit Roemenië, moet worden vastgesteld dat dit buiten het bestek van de tenlastelegging valt, aangezien dit hoe dan ook buiten de ten laste gelegde periode zou hebben plaatsgehad. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat ook [B.] reeds voor aanvang van de in de tenlastelegging genoemde periode in Nederland verbleef. Het feit dat [B.] na een kort verblijf in Polen in 2010 is opgehaald door verdachte, die haar weer naar Nederland bracht, doet daaraan niet af, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte en/of zijn mededaders [B.] binnen de ten laste gelegde periode heeft of hebben aangeworven in of meegebracht uit Polen om haar ertoe te brengen om in Nederland in de escortbranche te gaan werken. Met betrekking tot de overige in de tenlastelegging genoemde personen overweegt de rechtbank het volgende. Niet blijkt dat verdachte een of meer van deze personen zelf heeft aangeworven of meegenomen uit het buitenland naar Nederland. Voor zover zij niet op eigen initiatief en
zelfstandig naar Nederland zijn gekomen, zijn het medeverdachten geweest die deze vrouwen hebben gewezen op de mogelijkheid om in Nederland geld te verdienen in de prostitutie- of escortbranche, en die hun reis hebben georganiseerd. Op grond van het dossier en het verhandelde op de terechtzitting kan komt de rechtbank tot het oordeel dat niet bewezen is dat verdachte zelf het oogmerk had om samen met de medeverdachten de betreffende vrouwen aan te werven of mede te nemen als bedoeld in het ten laste gelegde feit. Immers kan niet worden vastgesteld dat verdachte van de werkwijze van zijn medeverdachten voorafgaand aan of ten tijde van het aanwerven of meenemen van de betreffende vrouwen om hier in de prostitutie te werken, heeft geweten. Zonder een dergelijke wetenschap kan niet worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking, vereist voor het medeplegen zoals ten laste gelegd. Verdachte dient dan ook van dit feit te worden vrijgesproken. Feit 2 De rechtbank overweegt dat vrijspraak voor het onder 1 ten laste gelegde een veroordeling voor het onder 2 ten laste gelegde op zichzelf niet uitsluit. Voor het deelnemen door verdachte aan een criminele organisatie is immers de specifieke deelneming aan misdrijven waarop het oogmerk van de organisatie is gericht, niet nodig, wel wetenschap daarvan in het algemeen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte in zijn algemeenheid wist dat zijn medeverdachten in georganiseerd verband het aanwerven dan wel medebrengen van vrouwen om hen hier in de prostitutie te laten werken tot oogmerk hadden. Voorts is vereist dat verdachte een aandeel had in, dan wel gedragingen ondersteunde die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft in zijn verhoor tegenover de politie verklaard dat hij in het afgeluisterde telefoongesprek met [J.], waarin hij haar ervan overtuigt dat zij in Nederland in de prostitutie goed geld kan verdienen, het met haar heeft over een website die van [voornaam verdachte] (verdachte) is en dat verdachte tegen de meisjes heeft gezegd dat hij een vergunning heeft voor de site, en dat hij ([medeverdachte 1]) daarom tegen de meisjes zegt dat het legaal is. Voorts was het zijn taak om [J.] kennis te laten maken met verdachte. (proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 14 april 2010, dossierpagina 265) Deze verklaring vormt een sterke aanwijzing voor de ondersteunende rol van verdachte in de verwezenlijking van het strafbare oogmerk, maar deze verklaring omtrent de rol van verdachte in de organisatie wordt niet door enig ander direct bewijsmiddel gestaafd. De verdediging heeft om het horen van (onder anderen) medeverdachte [medeverdachte 1] als getuige verzocht, maar dat verzoek is op 20 augustus 2010 door de rechtbank afgewezen op de grond dat niet het niet aannemelijk was dat de getuige binnen een redelijke termijn zou worden gehoord omdat deze voortvluchtig was. Nu de verdediging aldus het ondervragingsrecht jegens deze medeverdachte niet heeft kunnen uitoefenen, is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat een veroordeling die uitsluitend of in doorslaggevende mate op de verklaring van deze medeverdachte zou berusten, in strijd is met het bepaalde in artikel 6, derde lid, onder d van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Gelet op die vaststelling dient de verklaring van de genoemde medeverdachte te worden uitgesloten van het bewijs. Wat resteert, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor een bewezenverklaring van dit feit. Gelet op het bovenstaande is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden(1) De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde op grond van het navolgende. In zijn verhoor bij de politie op 14 april 2010 heeft verdachte verklaard dat zijn bedrijf, [bedrijf], eerst een klusbedrijf was, maar dat daaraan in de zomer van het vorige jaar (de rechtbank begrijpt: 2009) een aantal activiteiten zijn toegevoegd, te weten het adverteren van vrouwen die stonden ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als zelfstandigen in de prostitutie, het vervoeren van deze vrouwen en het mogelijk maken van contact tussen klanten en de vrouwen. Verdachte omschreef dit in zijn verhoor als: “het bemiddelen zeg maar.” Tot een week voor het verhoor belden de klanten van de vrouwen verdachte op om een afspraak met een of meer vrouw/en te regelen. Sinds een week voor het verhoor is dit anders en bellen de klanten de meisjes zelf op. Verdachte’s firma stelde een aantal voorwaarden betreffende de rechten op de foto’s van de vrouwen, het recht om die in naam van de vrouwen op de site te plaatsen en met hun naam te adverteren. Ook waren er regels over de behandeling van klachten en over wat te doen bij wanbetaling.(2) Tot de tiende van deze maand (de rechtbank begrijpt: april 2010) had verdachte met medeverdachte [medeverdachte 2] contact als er klanten waren. De afspraak moest dan binnen 5 minuten worden bevestigd. Als de desbetreffende vrouw niet opnam, belde verdachte naar [medeverdachte 2], die bij de vrouwen woonde. [medeverdachte 2] kon dan kijken waar de vrouw was. [medeverdachte 2] vervoerde, dacht verdachte, de vrouwen ook wel, maar als [medeverdachte 2] niet kon, deed verdachte dit ook wel zelf. Voor de plaatsing van een vrouw op de site ontving verdachte 100 euro in contanten. Hij schreef hiervoor iedere twee maanden en factuur uit.(3) Met [medeverdachte 3] had verdachte een soortgelijk contact als met [medeverdachte 2], met name met betrekking tot de beschikbaarheid van [medeverdachte 3]’s echtgenote, [vrouw medeverdachte 3], die veel werkte en wel op zes sites stond. Verdachte had ook contact met [voornaam] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 4]) en ‘de twee [namen]’ (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1]) om te kijken welke vrouw beschikbaar was, omdat hij niet wist welke afspraken ze verder hadden. Verdachte had de ‘kracht’ te onderhandelen met de klanten over de prijs, een bevoegdheid die hem door de meisjes was toegekend.(4) Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij met zijn bedrijf afspraken regelde en bemiddelde voor andere (eenmans)bedrijfsjes: die van de meisjes. Het was volgens de meisjes beter als de afspraken voor hen konden worden geregeld, aangezien zij zelf (vaak) de telefoon niet konden beantwoorden. Verdachte heeft verklaard op deze wijze vanaf een periode ‘in het midden’ van september of oktober (de rechtbank begrijpt: 2009) tot aan zijn arrestatie (de rechtbank begrijpt: april 2010) de telefoon te hebben beantwoord. Hij verklaarde wel betaald te krijgen, maar niet specifiek daarvoor.(5) Getuige [A.] heeft verklaard dat zij, nadat zij in 2008 een aantal maanden in de raamprostitutie had gewerkt, zich als zelfstandige met een escortbedrijf heeft gevestigd. Zij vroeg aan [voornaam verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) of hij een website voor haar wilde maken. Dit heeft hij gedaan. De website kreeg de naam [naam website]. [voornaam verdachte] beheerde de website voor haar en zette er later ook meerdere meisjes op. Als getuige niet thuis was nam verdachte de telefoon op en maakte hij voor haar afspraken met klanten. Zij maakte zich dan gereed voor de afspraak en verdachte bracht haar naar de klanten. Later nam hij ook de telefoon op als getuige wel thuis was, omdat de activiteiten waarvoor [bedrijf] bij de Kamer van Koophandel stond ingeschreven, waren uitgebreid, onder meer met telefoondienst. Deze verandering gold sinds ongeveer een jaar geleden (de rechtbank begrijpt: rond augustus 2009) tot
ongeveer voor de tijd dat Jinga een gesprek had met [de man] van de belastingdienst. [bedrijf], het bedrijf van [voornaam verdachte], stuurde haar facturen voor het onderhoud van de websites en voor het transport naar de cliënten, die door haar firma ‘zuiver boekhoudkundig’ werden betaald aan de firma van [voornaam verdachte]. Getuige heeft verder verklaard: “Ik heb op meerdere websites gestaan omdat wij meerdere websites hadden. Met wij bedoel ik mijzelf en [voornaam verdachte]. Wij hadden ongeveer 300 websites (…).”(6) Getuige verdiende volgens haar verklaring in het algemeen 150 euro per uur, afhankelijk van de wensen van de klant (de kosten voor twee uur waren bijvoorbeeld 250 euro). Gevraagd wat zij daarvan overhield, verklaarde zij: “Ik moest natuurlijk belasting betalen en ik betaalde aan [bedrijf]. Dan hield ik ongeveer 90 euro over. Ik betaalde aan [bedrijf] per opdracht 30 euro.”(7) Verdachte heeft in dit verband verklaard dat de website van [naam website] oorspronkelijk van hemzelf was, maar dat hij deze een poos niet had gebruikt, waarna getuige [A.] hem vroeg of hij de website niet voor haar kon gebruiken.(8) Getuige [D.] heeft verklaard 100 euro per maand te betalen aan de beheerder van de site, [voornaam verdachte] ([afkorting]), om haar foto op de site te laten staan. Vroeger werd zij wel eens door de Roemeense beheerder van de site [naam website] gebeld, maar tegenwoordig wordt zij door klanten rechtstreeks gebeld omdat haar nummer op de site staat. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] brachten haar wel eens naar klanten.(9) Ook getuige [L.] heeft verklaard in de escort te werken en per maand 100 euro te betalen om op sites van verschillende bedrijven te staan.(10) Getuige [M.], fotograaf, heeft verklaard dat hij in de zomer van 2009 werd benaderd door een man die zich voorstelde als [naam] of [voornaam verdachte]. De man vertelde dat hij eigenaar was van “een escortbureau of iets dergelijks”, en vroeg hem of hij drie dames kon fotograferen. De getuige heeft op verzoek van deze [naam]/[voornaam verdachte] van drie dames elk twee- a driehonderd foto’s gemaakt, voor een bedrag van € 150,- per dame. Dit bedrag werd door [voornaam verdachte] betaald. In december 2009 of januari 2010 is [voornaam verdachte] ook met een dame bij hem geweest.(11) 4.3. Bewijsoverweging Namens verdachte is aangevoerd dat het bedrijf van verdachte niet zou vallen onder de definitie van ‘escortbedrijf’ als bedoeld in artikel 70c van de Algemene Plaatselijke Verordening 2005 (hierna: APV) van de gemeente Haarlemmermeer, aangezien de doelstelling van zijn bedrijf zou zijn het registreren, hosten en promoten van domeinnamen zodat deze hoog in de ‘ranking’ van internetzoekmachine Google belanden. Van enige afdracht van omzet van prostituees aan het bedrijf van verdachte of aan hemzelf, zou niet zijn gebleken. Artikel 70 van de APV geeft als omschrijving van een ‘escortbedrijf’ als bedoeld in Hoofdstuk 3 van de APV aan, dat daaronder wordt verstaan: “De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.” Op grond van de onder 4.2 besproken bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat verdachte: - diverse websites met verschillende domeinnamen beheerde waarop de diensten van verschillende vrouwen werden aangeboden. Daarbij ging het om vrouwen die zich hadden ingeschreven als zelfstandige in de escortbranche en die (dus) voor hun werk tegen betaling seksueel contact hadden met klanten, op een afgesproken locatie (veelal een hotel); - voor het beheer van die websites van de desbetreffende vrouwen per vrouw een vergoeding van € 100,- ontving;
- in ieder geval van getuige [A.] per opdracht € 30,- ontving; - gedurende een periode vanaf het najaar van 2009 tot ongeveer een week voor zijn aanhouding voor de vrouwen de telefoon aannam, om vervolgens na te gaan of de vrouw waar de klant om verzocht beschikbaar was. Hij deed dit veelal door een van de medeverdachten, die bij de desbetreffende vrouw in huis woonden, te bellen. Ook nam hij wel direct telefonisch contact op met de vrouw in kwestie; - de bevoegdheid had om met klanten te onderhandelen over voorwaarden als de prijs en de duur van het bezoek van de vrouw in kwestie; - het vervoer regelde voor deze vrouwen; - ten minste drie van die vrouwen voor de website heeft laten fotograferen door een fotograaf, voor een bedrag van € 150,- per vrouw; verdachte heeft dit bedrag aan de fotograaf betaald. Bovenstaande activiteiten kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden geduid dan als het uitoefenen van een escortbedrijf als bedoeld in bovengenoemd artikel 70c van de APV. Dat verdachte in verhouding tot ‘gewone’ escortbedrijven naar eigen zeggen een betrekkelijk laag bedrag aan commissie rekende (reden waarom verschillende getuigen verklaarden voor een samenwerking met verdachte gekozen te hebben in plaats van met een (ander) escortbedrijf), doet daaraan niet af. 4.4. Bewezenverklaring Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat: Feit 3 hij in de periode van 1 mei 2009 tot en met 12 april 2010 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, een escortbedrijf heeft geëxploiteerd zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging. Hetgeen aan verdachte onder 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 5. Strafbaarheid van het feit Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op: overtreding van artikel 70c, APV Haarlemmermeer (oud). 6. Strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar. 7. Motivering van sanctie Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft, zonder de daartoe benodigde vergunning te bezitten, een escortbureau geëxploiteerd. Het vergunningvereiste voor dergelijke bedrijven is in het leven geroepen om
controle op de (gelegaliseerde) prostitutie- en escortbranche mogelijk te maken, zodat onder meer praktijken van mensenhandel en uitbuiting kunnen worden tegengegaan. Door zonder een dergelijke vergunning zijn bedrijf uit te oefenen, heeft verdachte zijn activiteiten onttrokken aan deze controle. Dit rekent de rechtbank verdachte aan. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke geldboete van na te noemen hoogte dient te worden opgelegd. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat hem een voorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd, om hem ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw soortgelijke feiten te plegen. De rechtbank zal verdachte daarom een hechtenisstraf van na te noemen duur opleggen, waarbij zij zal bepalen dat deze vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren. Het bevel tot voorlopige hechtenis is bij afzonderlijk geminuteerd bevel d.d. 3 februari 2011 opgeheven. 8. Overige beslissingen omtrent het in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp Gezien de vrijspraak van verdachte voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en gelet op de aard en relatief geringe zwaarte van het onder 3 bewezenverklaarde, is de rechtbank van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een personenauto, een computer, twee telefoons en diverse bescheiden, aan hem dienen te worden teruggegeven. 9. Toepasselijke wettelijke voorschriften De volgende wetsartikelen zijn van toepassing: Artikelen 70c en 107 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2005, gemeente Haarlemmermeer. 10. Beslissing De rechtbank: spreekt verdachte vrij van de hem onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten; verklaart bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven; verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij; bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert; verklaart verdachte hiervoor strafbaar; veroordeelt verdachte tot een hechtenisstraf voor de duur van 1 (EEN) MAAND, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt; bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde hechtenis in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht; veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 1000,- (DUIZEND EURO), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (TWINTIG) dagen hechtenis; gelast de teruggave aan verdachte van: - een personenauto, kenteken, [kenteken], merk FIAT, type Punto. - A 2105-2 telefoon, merk Siemens, met houder - A 2108-3 Computer, merk Antec (zwart)
- A 2108-7 2 telefoons, merk Siemens - E-5202-1-03 diverse bescheiden escort Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.F. Jansen, voorzitter, mrs. J.J.M. Uitermark en K.G. Witteman, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M. Brugman, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 februari 2011.
Voetnoten: (1) De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. (2) Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 14 april 2010, p. 150-151. (3) Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 14 april 2010, p. 152-154. (4) Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 14 april 2010, p. 156-157. (5) Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 31 januari 2011. (6) Proces-verbaal van verhoor van getuige [A.] d.d. 6 augustus 2010 (nagezonden), p. 5-8. (7) Proces-verbaal van verhoor van getuige [A.] d.d. 6 augustus 2010 (nagezonden), p. 11. (8) Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 31 januari 2011. (9) Proces-verbaal van verhoor van getuige [D.] d.d. 12 april 2010, p. 849 en 851. (10) Proces-verbaal van verhoor van getuige [L.] d.d. 12 april 2010, p. 839 en 841. (11) Proces-verbaal van verhoor van getuige [M.] d.d. 20 mei 2010, p. 908.