2242015
ECLI:NL:RBHAA:2009:BH3054, voorheen LJN BH3054, Rechtbank Haarlem, 15/74107607
ECLI:NL:RBHAA:2009:BH3054 Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
16022009
Datum publicatie
16022009
Zaaknummer
15/74107607
Rechtsgebieden
Strafrecht
Bijzondere kenmerkenEerste aanleg meervoudig Inhoudsindicatie
Doodslag. Vernieling. Verdachte wordt veroordeeld voor doodslag op zijn exvriendin en vernieling van de huisraad van diezelfde ex vriendin. Gevangenisstraf voor de duur van 11 jaren. Verdachte heeft op brute wijze met een scherp voorwerp meer dan twintig keer op het slachtoffer ingestoken. Wetboek van Strafrecht: artikel 287, 350
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Uitspraak RECHTBANK HAARLEM Sector Strafrecht
Locatie Haarlem Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/74107607 en 15/71087907 (ttz gevoegd) Uitspraakdatum: 16 februari 2009 Tegenspraak
Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 15 december 2008 en 2 februari 2009 in de zaak tegen:
[verdachte], geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] (Kenya), wonende te [adres], thans gedetineerd in PI Mid. Holland, HvB De Geniepoort, Alphen aan den Rijn.
1. Tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Feit 1 (parketnummer 15/74107607) primair hij in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 2 december 2007 te Heemskerk opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de hals en/of nek, althans het bovenlichaam van die [slachtoffer] gestoken en/of geprikt, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
subsidiair hij in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 2 december 2007 te Heemskerk opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet meemalen met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de hals en/of nek, althans het bovenlichaam van die [slachtoffer] gestoken en/of geprikt, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Feit 2 (parketnummer 15/71087907) hij op of omstreeks 25 februari 2007 te Heemskerk opzettelijk en wederrechtelijk een televisie (Xiron) en/of een televisie (Philips) en/of een stereotoren (Samsung) en/of een DVDspeler (Provision) en/of een computerscherm (Compaq) en/of een salontafel en/of kandelaars en/of glaswerk, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBHAA:2009:BH3054
1/9
2242015
ECLI:NL:RBHAA:2009:BH3054, voorheen LJN BH3054, Rechtbank Haarlem, 15/74107607
aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, met een tafelpoot, althans een hard voorwerp (met kracht) tegen voornoemde goederen geslagen en/of met voornoemde goederen gegooid.
2. Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Oordeel van de rechtbank
3.1. Vrijspraak feit 1 primair Naar het oordeel van de rechtbank is – op grond van de dossierstukken en het verhandelde ter terechtzitting – niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van kalm beraad en rustig overleg. Evenals de officier van justitie acht de rechtbank dan ook niet bewezen dat verdachte [slachtoffer] met voorbedachte rade van het leven heeft beroofd. Verdachte moet derhalve worden vrijgesproken van hetgeen hem onder feit 1 primair is ten laste gelegd.
3.2. Bewezenverklaring feit 1 subsidiair en feit 2 De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1 subsidiair (parketnummer 15/74107607) hij in de periode van 1 december 2007 tot en met 2 december 2007 te Heemskerk opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet meermalen met een scherp en/of puntig voorwerp in de hals van die [slachtoffer] gestoken en/of geprikt, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Feit 2 (parketnummer 15/71087907) hij op 25 februari 2007 te Heemskerk opzettelijk en wederrechtelijk een televisie Xiron en een televisie Philips en een stereotoren Samsung en een DVDspeler Provision en een computerscherm Compaq en een salontafel en kandelaars en glaswerk, toebehorende aan [slachtoffer], heeft vernield, immers heeft hij, verdachte, met een tafelpoot, met kracht tegen voornoemde goederen geslagen en/of gegooid.
Voorzover in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging. Hetgeen aan verdachte onder de feiten 1 subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.3. Bewijsmiddelen De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
3.3.1. Ten aanzien van feit 1 subsidiair (parketnummer 15/74107607) het in de wettelijke vorm opgemaakte procesverbaal van gerechtelijke sectie met bijlagen d.d. 11 december 2007, (origineel dossier, p. 131 e.v.), inhoudende zakelijk weergegeven onder meer het navolgende: Op maandag 3 december 2007 vond in het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) een gerechtelijke sectie plaats door artspatholoog dr. V. SoerdjbalieMikoe op het stoffelijk overschot van een vrouw die levenloos werd aangetroffen op zondag 2 december 2007 in perceel [adres] te Heemskerk.
Deze sectie staat geregistreerd onder het NFI zaaknummer 2007.11.30.124, 2007437. Tijdens de sectie zijn stukken van overtuiging van het stoffelijk overschot veiliggesteld.
een schriftelijk stuk, te weten het verslag betreffende een niet natuurlijke dood d.d. 3 december 2007 (origineel dossier, p. 133), inhoudende zakelijk weergegeven onder meer het navolgende: [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], gewoond hebbende te Heemskerk, lijkvinding op 2 december 2007 om 22.30 uur.
Bijzonderheden:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBHAA:2009:BH3054
2/9
2242015
ECLI:NL:RBHAA:2009:BH3054, voorheen LJN BH3054, Rechtbank Haarlem, 15/74107607
Door geweld om het leven gekomen.
het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) opgemaakt door arts patholoog dr. V. SoerdjbalieMikoe d.d. 11 februari 2008 (S, p. 009 e.v.) inhoudende zakelijk weergegeven onder meer het navolgende:
Uit en inwendige schouwing verricht op het lijk van [slachtoffer], gewoond hebbende te Heemskerk, [adres] en aldaar dood aangetroffen op 2 december 2007. Bij sectie is gebleken dat er meerdere scherprandige huidperforaties onder meer in de hals en aan de onderzijde van de kin waren met bloeduitstorting in de omgeving. Deze letsels waren bij leven ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch scherprandig klievend en/of snijdend en perforerend geweld, zoals bijvoorbeeld door één of meerdere messen kan worden opgeleverd. De letsels in de hals gingen gepaard met onder andere totale klieving van de linkerhalsader en van de linkerhalsslagader op meerdere niveaus en verklaren het intreden van de dood zonder meer door bloedverlies. Bij de sectie is gebleken dat aan het linkeronderbeen een ovaalvormige blauwgroene huidverkleuring van onderhuidse bloeduitstorting was. Dit letsel was eveneens bij leven ontstaan en had een specifiek patroon zoals gezien wordt bij bijtverwondingen. Voor eventueel DNA onderzoek is bewaard onder meer een bemonsteringssetje van het letsel met het specifieke patroon aan het linkeronderbeen. het in de wettelijke vorm opgemaakte procesverbaal van onderzoek telecommunicatie d.d. 8 januari 2008 met bijlagen (B2, p. 0053), inhoudende – zakelijk weergegeven onder meer het volgende: Dat op 1 december 2007 om 1:42:18 uur een telefonisch contact heeft plaatsgevonden tussen de telefoon van [slachtoffer] en [getuige 1]. het in de wettelijke vorm opgemaakte procesverbaal van verhoor van [getuige 1] d.d. 7 februari 2008, (Z, p. 0788 e.v.), inhoudende zakelijk weergegeven onder meer het navolgende: Op 1 december 2007 om 1.42 uur belde [slachtoffer] mij op en heb ik met haar gesproken. het in de wettelijke vorm opgemaakte procesverbaal van bevindingen d.d. 18 maart 2008, (origineel dossier, p. 024 e.v.), inhoudende zakelijk weergegeven onder meer het navolgende: Sporenonderzoek in perceel [adres] Heemskerk.
Slaapkamer: Op de vloer zagen wij een binnenstebuiten gekeerde spijkerbroek. De spijkerbroek was voorzien van een ceintuur. De ceintuur was gegespt. Om de benen (de rechtbank begrijpt: pijpen) van de broek zat een onderbroek. De spijkerbroek met slip is veiliggesteld onder spoornummer 1509.EU.011
Na onderzoek met een forensische lichtbron is onder meer het volgende spoor veiliggesteld en voorzien van een spoornummer:
1509.EU.019 bemonstering rechterenkel boven de sok 1509.EU.025 bemonstering langs vagina en anus.
De sokken die het stoffelijk overschot droeg zijn veilig gesteld en voorzien van de spoornummers 1509.EU.036 en 1509.EU.038. Om de nek en de hals van het stoffelijk overschot zagen wij een gestreept stuk stof geknoopt in de kleuren blauw en groen. Wij zagen dat deze stof bebloed was. Bij nadere bestudering van de stof herkenden wij de vorm van een blouse die om de nek en hals gedraaid en geknoopt zat. De blouse is doorgesneden direct naast de knoop aan de linkerzijden van het stoffelijk overschot, veiliggesteld en voorzien van spoornummer 1509.EU.044. het in de wettelijke vorm opgemaakte procesverbaal van bevindingen d.d. 21 maart 2008, (origineel dossier, p. 098), inhoudende zakelijk weergegeven onder meer het navolgende: Sporenonderzoek in perceel [adres] Heemskerk.
Badkamer. Op de vloer voor de wastafel zagen wij twee waterig rode vlekken. Een monster werd gewaarmerkt met het spoornummer 2113.EU.001 / DNAzegel CWA269.
Radiator centrale verwarming. Onder het raam van de slaapkamer was achter het hoofdeinde van het bed een radiator van de centrale verwarming gemonteerd. Op de radiator zagen wij op de bovenrand, op het rechtse deel van
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBHAA:2009:BH3054
3/9
2242015
ECLI:NL:RBHAA:2009:BH3054, voorheen LJN BH3054, Rechtbank Haarlem, 15/74107607
de radiator een bloedspoor. Dat spoor gaven wij spoornummer 2113.EU.011.
het in de wettelijke vorm opgemaakte procesverbaal van bevindingen d.d. 10 maart 2008, (origineel dossier, p. 146 e.v.), inhoudende zakelijk weergegeven onder meer het navolgende:
Op de achter het hoofdeinde aan de muur gemonteerde verwarmingsradiator zaten bloedsporen. Na scheiding van de radiatoren was onbelemmerd zicht op twee dactyloscopische sporen. Aan de rand van elk van de twee dactysporen is een DNA monster genomen. Het links op de binnenrand van de voorste plaat geplaatste dactyspoor is gewaarmerkt met spoornummer 2113.RA.001 en DNAzegel CWA284. Het rechts op de binnenplaat geplaatste dactyspoor is gewaarmerkt met 2113.RA.002 en DNAzegel CWA283.
Op de radiator zagen wij op de plaats delict een bloedspoor staan op de plaat, die naar de muur gericht was. Blijkens proces verbaal pdonderzoek is dat spoor aangegeven met spoor indicatienummer 2113.EU.011 en bemonsterd. Het monster is aan de rand van het spoor genomen en gezegeld met zegel CWA275. Op het lab van FO Kennemerland is 2113.EU.011 omgenummerd naar 2113.RA.003. het in de wettelijke vorm opgemaakte procesverbaal vergelijking dactyloscopisch spoor d.d. 23 december 2007, (origineel dossier, p. 232 e.v.), inhoudende zakelijk weergegeven onder meer het navolgende: Mij werden een aantal afbeeldingen van een spoor ter beschikkinggesteld, gewaarmerkt spoor 2113.RA.001. Het spoor betreft een greepje van minimaal 3 vingerafdrukken. het deskundigenrapport van dr. W.M. Aarts van het NFI d.d. 14 januari 2008 (Z, p. 122 e.v.), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende dat: Onderzoeksmateriaal met TRnummer 2113.EU.001, te weten een bemonstering van de badkamer, is onderzocht op biologische sporen en DNA, DNA identiteitszegel CWA269. De bemonstering is als [CWA269]1 veiliggesteld voor DNA onderzoek. Onderzoeksmateriaal met TRnummer 2113.EU.011, te weten een bemonstering van de greep van een verwarming, is onderzocht op biologische sporen en DNA, DNA identiteitszegel CWA275. De bemonstering is als [CWA275]1 veiliggesteld voor DNA onderzoek. het deskundigenrapport van dr. W.M. Aarts van het NFI d.d. 10 maart 2008 (origineel dossier, p. 343 e.v.), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende dat: Van [slachtoffer] is onderzoeksmateriaal met sectienummer 2007437, te weten onder meer drie bemonsteringen van het linkeronderbeen omschreven als onderbeen links beetspoor, beetspoor onderbeen links en beetspoor onderbeen links centrum, onderzocht op biologische sporen en DNA, DNA identititeitszegel EWA087. In de drie bemonsteringen van het linkeronderbeen is bloed aangetroffen. De bemonsteringen zijn als [EWA087]1, [EWA087]2 en [EWA087]3 veiliggesteld voor DNA onderzoek. Uit vergelijkend DNA onderzoek blijkt dat het sporenmateriaal [EWA087]1, [EWA087]2 en [EWA087]3 celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van [slachtoffer] en verdachte. Het onderzoeksmateriaal met TRnummer 1509.EU.011, te weten een spijkerbroek met slip, is onderzocht op biologische sporen en DNA, DNA identiteitszegel FKA764. De spijkerbroek is op diverse plekken bemonsterd. De bemonstering [FKA764]4 van de bovenrand links van de spijkerbroek is onder meer voor DNA onderzoek veiliggesteld. Uit vergelijkend DNA onderzoek blijkt dat het sporenmateriaal [FKA764]4 celmateriaal bevat waarin DNA kenmerken zichtbaar zijn van minimaal drie personen. De DNA profielen van [slachtoffer] en verdachte matchen met het verkregen mengprofiel. Uit vergelijkend DNA onderzoek blijkt dat het sporenmateriaal [CWA269]1 van de badkamer celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van [slachtoffer] en verdachte. Uit vergelijkend DNA onderzoek blijkt dat het sporenmateriaal [CWA275]1 van de greep van een verwarming celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van [slachtoffer] en verdachte. Het onderzoeksmateriaal met TRnummer 1509.EU.044, te weten een blouse geknoopt om de hals van [slachtoffer], is onderzocht op biologische sporen en DNA, DNA identiteitszegel FKA774. Bemonstering van het bloed op de blouse, [FKA774]5, van niet bebloede delen van de knoop en de uiteinden van de knoop, [FKA774]1 en [FKA774]2 en van niet bebloede delen van de losgehaalde knoop [FKA774]3 en [FKA774]4 zijn aan DNA onderzoek onderworpen. Uit vergelijkend DNA onderzoek blijkt dat het sporenmateriaal [FKA774]1, [FKA774] 2, [FKA774]3, [FKA774]4 en [FKA774]5 celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van [slachtoffer] en verdachte. Het onderzoeksmateriaal met TRnummer 1509.EU.036 en 1509.EU.038, te weten de sokken van [slachtoffer], is onderzocht op biologische sporen en DNA, DNA identiteitszegel FKA771 respectievelijk FKA772. Per sok zijn bloedsporen bemonsterd en onder meer als [FKA771]1, [FKA771]2 en [FKA772]1 veiliggesteld voor DNA onderzoek. De buitenzijde van de sokken is bemonsterd ter hoogte van de wreef en de hiel en de bovenrand. De bemonsteringen zijn als [FKA771]3 (bovenrand), [FKA771]4 (wreef/hiel), [FKA772]3 (wreef/hiel), [FKA772]4 (bovenrand) veiliggesteld voor DNA onderzoek. Uit vergelijkend DNA onderzoek blijkt dat het sporenmateriaal [FKA771]1, [FKA771]2, [FKA771]3, [FKA771]4, [FKA772]1, [FKA772]3 en [FKA772]4 celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van [slachtoffer] en verdachte.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBHAA:2009:BH3054
4/9
2242015
ECLI:NL:RBHAA:2009:BH3054, voorheen LJN BH3054, Rechtbank Haarlem, 15/74107607
Het onderzoeksmateriaal met TRnummer 1509.EU.025, te weten een bemonstering van de vagina/anus van [slachtoffer], is onderzocht op biologische sporen en DNA, DNA identiteitszegel FKA781. De bemonstering is als [FKA781]1 veiliggesteld voor DNA onderzoek. Uit vergelijkend DNA onderzoek blijkt dat het sporenmateriaal [FKA781]1 celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van verdachte. Voor de sporen [CWA269]1, [CWA275]1, [FKA774]1, [FKA774] 2, [FKA774]3, [FKA774]4, [FKA771]1, [FKA771]2, [FKA771]3, [FKA771]4, [FKA772]1, [FKA772]3 en [FKA772]4 geldt het volgende. Van het DNA in deze bemonsteringen zijn DNAmengprofielen verkregen waarin de DNA kenmerken zichtbaar zijn van (ten minste) twee personen. Onder de aanname dat deze bemonsteringen daadwerkelijk DNA bevatten van [slachtoffer], kunnen uit de DNAmengprofielen een aantal DNAkenmerken worden afgeleid die van de tweede celdonor afkomstig zijn. Het DNAprofiel van de verdachte matcht met deze afgeleide DNAkenmerken. Dit betekent dat de bemonsteringen celmateriaal bevatten dat afkomstig kan zijn van de verdachte. De berekende frequentie van de afgeleide DNAkenmerken van de tweede celdonor is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNAprofiel van een willekeurig gekozen man matcht met deze afgeleide DNAkenmerken is kleiner dan één op één miljard. De berekende frequentie van het DNA profiel van spoor [FKA781]1 is kleiner dan één op één miljard. het afzonderlijk aangeleverde deskundigenrapport van dr. W.M. Aarts van het NFI d.d. 2 september 2008, zakelijk samengevat onder meer inhoudende dat: Het onderzoeksmateriaal met TRnummer 2113.RA.001 en 2113.RA.002, te weten de bemonsteringen van een radiator, zijn onderzocht op DNA, DNA identiteitszegel CWA284 respectievelijk CWA283. In beide bemonsteringen is bloed aangetroffen. Van het DNA in bemonstering [CWA283]1 van de radiator is een DNAmengprofiel verkregen waarin DNAkenmerken zichtbaar zijn van (minimaal) twee personen. Uit dit DNAprofiel kan een DNA hoofdprofiel worden afgeleid van een vrouw. Dit afgeleide DNAhoofdprofiel matcht met het DNA profiel van [slachtoffer]. Daarnaast zijn DNAnevenkenmerken afgeleid van een tweede mannelijke celdonor. Het DNAprofiel van de verdachte matcht met deze afgeleide DNAnevenkenmerken. Dit betekent dat deze bemonstering bloed/celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van [slachtoffer], vermengd met een relatief geringe hoeveelheid bloed/celmateriaal dat afkomstig kan zijn van de verdachte. De berekende frequentie van het afgeleide DNAhoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNAprofiel van een willekeurig gekozen vrouw matcht met dit DNA hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. De berekende frequentie van de afgeleide DNA nevenkenmerken van de tweede mannelijke celdonor is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNAprofiel van een willekeurig gekozen man matcht met deze afgeleide DNA nevenkenmerken is kleiner dan één op één miljard. Van het DNA in bemonstering [CWA284]l van de radiator is een DNA mengprofiel verkregen dat DNA kenmerken bevat van (minimaal) één man en één vrouw. De DNAprofielen van de verdachte en [slachtoffer] matchen met het verkregen DNAmengprofiel. Dit betekent dat de bemonstering [CWA284]l bloed/celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van [verdachte] en [slachtoffer]. De kans dat het DNAprofiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNAmengprofiel is ongeveer één op 90 duizend. 3.3.2. Ten aanzien van feit 2 (parketnummer 15/71087907) het in de wettelijke vorm opgemaakte procesverbaal van aangifte door [slachtoffer], d.d. 25 februari 2007 (PL1256/07526176/024519, p. 11 e.v.) inhoudende zakelijk weergegeven onder meer het navolgende:
Vandaag, 25 februari 2007, liep het tussen mij en mijn ex vriend [verdachte] weer uit de hand. Hij was bij mij in Heemskerk. Ik dacht dat hij mij wel weer in elkaar zou beuken en ik koos eieren voor mijn geld. Ik pakte wat kleding bij elkaar en wilde mijn huis uitvluchten. In die tussentijd had [verdachte] een tafelpoot van de eetkamertafel los weten te krijgen. Toen ik bij de deur stond zag ik dat [verdachte] met die tafelpoot stond te zwaaien. Ik deed de voordeur open en rende de gang op. Ik wilde naar de benedenbuurvrouw toe. Toen ik de deur uit rende hoorde ik dat [verdachte] flink tekeer ging met die tafelpoot. Ik hoorde dat er diverse dingen werden vernield. Ik ben naar de buurvrouw van 3 hoog gegaan en heb de situatie uitgelegd. Mijn buurvrouw vertelde mij dat ik wel bij haar kon wachten en dat zij even naar boven ging om te kijken. Naderhand ben ik mijn buurvrouw achterna gelopen naar boven toe. Toen ik bij mijn flatje aankwam kwam ik mijn buurvrouw tegen. Zij vertelde mij dat toen zij binnen kwam bij mij in mijn woning [verdachte] net zijn tas aan het pakken was.
Toen ik binnen kwam zag ik het al. De 2 tv’s die ik had waren beide stuk geslagen / mijn computer (beeldscherm) / DVD speler /stereotoren/ mijn salontafel / al het glaswerk. Kortom het was een puinhoop.
Vernielde goederen: 1 televisie, merk Xiron 1 televisie, merk Philips 1 stereotoren, merk Samsung 1 DVDspeler, merk Provision 1 computerscherm, merk Compaq 1 salontafel (totaal vernield inclusief glazen plaat)
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBHAA:2009:BH3054
5/9
2242015
ECLI:NL:RBHAA:2009:BH3054, voorheen LJN BH3054, Rechtbank Haarlem, 15/74107607
Kandelaars Glaswerk
het in de wettelijke vorm opgemaakte procesverbaal van verhoor van [getuige 2] d.d. 19 juli 2007 (PL1256/07526176/024519, p. 16), inhoudende zakelijk weergegeven onder meer het navolgende: Op 25 februari 2007 kwam [slachtoffer] bij mij aan de deur. Ik zag dat zij hevig in tranen en zeer overstuur was. Zij vertelde dat zij ruzie had gehad met [verdachte]. Zij vertelde dat zij nog net uit haar huis kon vluchten voordat hij helemaal door het lint ging. Zij vertelde ook dat [verdachte] met een tafelpoot in haar huiskamer rond aan het zwaaien was. Ik ben in de woning gaan kijken. Ik belde aan en [verdachte] deed de deur open. Ik ben naar binnen gelopen. Ik zag dat [verdachte] zijn tas pakte en naar de deur liep. Binnen gekomen zag ik een onbeschrijfelijke rotzooi. Alles, letterlijk alles, was kapot geslagen. het in de wettelijke vorm opgemaakte procesverbaal van bevindingen d.d. 19 juli 2007 (PL1256/07526176/024519, p. 15), inhoudende zakelijk weergegeven onder meer het navolgende:
Op 25 februari 2007 kreeg ik, verbalisant, de melding dat in de woning [adres] te Heemskerk een jongeman de hele inboedel aan het vernielen was. Ter plaatse zag ik dat in de huiskamer en de keuken werkelijk al de daarin staande spullen waren vernield. Ik zag dat onder andere de computer aan diggelen was geslagen, de glazen tafel was totaal vernield, de DVDspeler, alsmede de stereotoren, de 2 televisies, alsmede al het glaswerk in de keuken. Kortom het was in de woning een chaos.
het in de wettelijke vorm opgemaakte procesverbaal van verhoor van [getuige 3] d.d. 21 januari 2008 (Z, p. 1025 e.v.), inhoudende zakelijk weergegeven onder meer het navolgende: Ik ken [verdachte] als collega van mij. Ik ken hem twee maanden denk ik. Hij vertelde ook over een exvriendin waar hij mee samen had gewoond. Hij vertelde dat hij tijdens een ruzie met haar de hele woning kort en klein had geslagen. Hij heeft het over zijn ex [voornaam slachtoffer] gehad. Hij vertelde dat ze veel problemen hadden. Dat ze veel ruzie hadden over drank enzo. Het dingen waren waar ze zich aan irriteerden. Daarom heeft hij toen het huis kort en klein geslagen.
3.4. Bewijsoverwegingen betreffende feit 1 subsidiair (parketnummer 15/74107607)
3.4.1. Ten aanzien van de aangetroffen sporen In de avond van zondag 2 december 2007 werd het levenloze lichaam van [slachtoffer] aangetroffen in haar woning aan [adres] te Heemskerk. [slachtoffer] werd liggend op een bed in een slaapkamer van haar woning gevonden. Uit onderzoek van de artspatholoog is gebleken dat [slachtoffer] bij leven meermalen met een scherp voorwerp in de hals is gestoken en/of geprikt waardoor zij tengevolge van bloedverlies is overleden. Om de hals van [slachtoffer] was een blouse gedraaid en geknoopt. De blouse was bebloed en had diverse beschadigingen, waardoor aannemelijk is dat door de blouse in de hals is gestoken en/of geprikt. De blouse is op vijf plekken onderzocht, te weten op het bebloede gedeelte alsook op niet bebloede delen van de knoop, de uiteinden van de knoop en de losgehaalde knoop. In het sporenmateriaal van elk van deze vijf plekken is DNA aangetroffen dat van verdachte afkomstig kan zijn. Aan de voeten van het levenloze lichaam van [slachtoffer] zaten sokken. De sokken waren bebloed terwijl op de huid onder de sokken geen letsel is geconstateerd. Elke sok is op vier plekken onderzocht, te weten op de bebloede delen, de wreef/hiel en de bovenrand. In het sporenmateriaal van zeven plekken op de sokken is DNA aangetroffen dat van verdachte afkomstig kan zijn. Op het linkeronderbeen van [slachtoffer] is een ovaalvormige blauwgroene huidverkleuring van een onderhuidse bloeduitstorting vastgesteld. Uit onderzoek van de artspatholoog is gebleken dat het letsel bij leven is ontstaan. Het specifieke patroon van het letsel wordt geassocieerd met een bijtverwonding, aldus de artspatholoog. Het letsel is op drie plekken onderzocht. In de sporen bevond zich bloed. In het sporenmateriaal van de drie plekken is DNA aangetroffen dat van verdachte afkomstig kan zijn. Het levenloze lichaam van [slachtoffer] is aangetroffen met ontbloot onderlichaam. In een bemonstering langs de vagina en anus is DNA aangetroffen dat van verdachte afkomstig kan zijn. Op de slaapkamervloer is een binnenstebuiten gekeerde spijkerbroek gevonden met ceintuur met dichte gesp. Op de bovenrand van de spijkerbroek is DNA aangetroffen dat van verdachte afkomstig kan zijn. Ook op diverse plaatsen in de woning van [slachtoffer] zijn sporen veiliggesteld. Op de verwarmingsradiator in de slaapkamer waar [slachtoffer] levenloos werd gevonden is een met bloed gezette afdruk van drie vingers waargenomen. Op de vloer voor de wastafel in de badkamer zijn waterige rode vlekken aangetroffen. In al deze sporen bevindt zich DNA dat van verdachte afkomstig kan zijn.
De NFIrapporten geven met betrekking tot nagenoeg al deze sporen aan, dat de kans dat het DNA profiel van een willekeurig gekozen man matcht met deze afgeleide DNAkenmerken kleiner is dan één op één miljard. Voorts zijn de DNAprofielen op verschillende plaatsen aangetroffen. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat het bedoelde DNA van verdachte afkomstig is.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBHAA:2009:BH3054
6/9
2242015
ECLI:NL:RBHAA:2009:BH3054, voorheen LJN BH3054, Rechtbank Haarlem, 15/74107607
3.4.2. Ten aanzien van het tijdstip van overlijden Omtrent het tijdstip van overlijden van [slachtoffer] overweegt de rechtbank het navolgende.
Het belgedrag en computergebruik van [slachtoffer] en het verslag van de forensisch arts (origineel dossier, p. 096 en 097) wijzen erop dat [slachtoffer] mogelijk reeds in de vroege ochtend van zaterdag 1 december 2007 is overleden. [slachtoffer] heeft tot 01.42 uur op 1 december 2007 intensief gebruik van haar telefoons gemaakt. Na dit tijdstip is dit gebruik plotseling geheel en al gestopt. Ook reageert zij niet meer op een reeks van pogingen van haar vriend om haar telefonisch te bereiken (B2, p. 053 e.v.). Verder valt op dat [slachtoffer] vanaf 1 december 2007 geen gebruik meer heeft gemaakt van haar laptop. Het feit dat op 1 december 2007 om 05.12.13 uur nog op haar laptop is ingelogd en de laptop kort daarna om 05.19.51 uur is uitgeschakeld (B2, p. 0203, 0242 e.v. en 0292 e.v.), laat de rechtbank buiten beschouwing omdat niet vaststaat dat [slachtoffer] dit heeft gedaan. Voorts heeft de forensisch arts op 3 december 2007 tussen 04.00 uur en 07.30 uur vastgesteld dat het overlijden naar schatting op dat moment meer dan twee dagen tevoren had plaatsgevonden. Daarnaast dient echter het navolgende te worden opgemerkt. De getuigen [getuige 3] (Z, p. 0257), [getuige 4] (Z, p 0242 e.v.), [getuige 5] (Z, p. 0261 e.v.), [getuige 6] (Z, p. 0282 e.v) en [getuige 7] (Z, p0800) stellen dat zij [slachtoffer] op de dag van 1 december 2007, en met name rondom het middaguur, nog hebben gezien. Voorts komt de berekening van het nomogram van Henssge (S, p. 020 e.v.) uit op een tijdstip van overlijden tussen zaterdag 1 december 2007 te 18.00 uur en zondag 2 december 2007 te 08.00 uur. Niet duidelijk is derhalve op welk precies tijdstip [slachtoffer] om het leven is gebracht. Maar wel kan op basis van de telefoongegevens van [slachtoffer] (B2, p. 0053) in combinatie met de verklaring van [getuige 1] (Z, p. 0781 e.v.) worden vastgesteld dat [slachtoffer] op zaterdag 1 december 2007 om 01.42 uur nog in leven was en dat op zondag 2 december 2007 om 22.30 uur haar levenloze lichaam is aangetroffen. In het licht van het voorgaande gaat de rechtbank er vanuit dat [slachtoffer] in deze afgebakende periode om het leven is gebracht.
3.4.3. Ten aanzien van de aanwezigheid van verdachte nabij woning [slachtoffer] Uit de zendmastgegevens blijkt dat de telefoon van verdachte – in de hiervoor afgebakende periode – op diverse momenten in de buurt van de woning van [slachtoffer] is geweest. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij zijn telefoon nooit uitleent. Uit het dossier blijkt voorts dat verdachte geen sluitend alibi heeft voor de volledige voornoemde periode. Daarbij komt nog dat hij – vanaf het moment dat hij gehoord wordt als getuige (en later als verdachte) – op diverse onderdelen wisselende, tegenstrijdige, niet verifieerbare en/of aanwijsbaar onjuiste verklaringen heeft afgelegd over zijn bezigheden in die periode en de plaatsen en tijdstippen waar hij zich dan bevindt. Verdachte heeft zijn verklaringen steeds bijgesteld als hij geconfronteerd werd met nieuwe feiten. Niettegenstaande al deze verklaringen stelt de rechtbank vast dat verdachte in de gelegenheid is geweest om het slachtoffer van het leven te beroven.
3.4.4. Ten aanzien van het ontbreken van enige concrete aanwijzing betrokkenheid ander persoon Ondanks uitgebreid forensisch en overig sporenonderzoek aan het lichaam en de kleding van [slachtoffer] en in de woning van [slachtoffer] is geen enkele concrete aanwijzing verkregen van enige betrokkenheid van een andere persoon of andere personen bij de gewelddadige dood van [slachtoffer]. Deze vaststelling is des te opvallender nu er diverse aanwijzingen zijn dat zich voorafgaand aan de dood van [slachtoffer] een forse worsteling tussen de dader en [slachtoffer] heeft plaatsgevonden. Zo is bij sectie gebleken dat [slachtoffer] meerdere onderhuidse bloeduitstortingen had, waarvan het overgrote deel met oppervlakkige huidbeschadiging. Voorts is een binnenstebuiten gekeerde spijkerbroek met de onderboek om de pijpen en ceintuur met dichte gesp op de slaapkamervloer aangetroffen, zijn er bloedvegen op de muur naast het bed aangetroffen en was de deur van de slaapkamer waar [slachtoffer] werd aangetroffen uit de sponning.
3.4.5. Slotsom Op basis het voorgaande, mede in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat het verdachte is die [slachtoffer] met geweld om het leven heeft gebracht.
3.5. Bewijsverweer De raadslieden van verdachte hebben – zakelijk weergegeven – ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte een plausibele verklaring heeft gegeven voor het aantreffen van het DNA materiaal op de plaats delict. Verdachte is immers op vrijdagavond 30 november 2007, op verzoek van [slachtoffer], bij haar op bezoek geweest in haar woning en heeft in de slaapkamer op bed seks met haar gehad. De raadslieden voeren aan dat de mogelijkheid bestaat dat een onbekend persoon nadien de woning heeft betreden en verantwoordelijk is voor haar dood. Op grond hiervan dient verdachte te worden vrijgesproken.
Dit verweer faalt, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank reeds genoegzaam blijkt uit de bewijsmiddelen (3.3.) en de bewijsoverwegingen (3.4.), zodat de verwerping ervan geen nadere bespreking behoeft.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBHAA:2009:BH3054
7/9
2242015
ECLI:NL:RBHAA:2009:BH3054, voorheen LJN BH3054, Rechtbank Haarlem, 15/74107607
4. Strafbaarheid van de feiten Het bewezenverklaarde is strafbaar en levert op:
ten aanzien van feit 1 subsidiair: doodslag; ten aanzien van feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
5. Strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie(s) en van overige beslissingen
De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder feit 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 11 jaar met aftrek van de periode dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten.
Hoofdstraf Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Het slachtoffer is in foetushouding, met ontbloot onderlichaam en bebloed op het bed in haar slaapkamer gevonden. In en nabij de hals van [slachtoffer] zijn meer dan twintig steken met een scherp voorwerp, mogelijk een mes, aangetroffen. De linkerhalsader en linkerhalsslagader waren totaal gekliefd, zelfs op meerdere niveaus. [slachtoffer] is als gevolg daarvan doodgebloed. Ook zijn er steekwonden aangetroffen op de borst, de bovenarm en de benen van [slachtoffer]. Mogelijk is daarnaast bij [slachtoffer] ook een zuurstoftekort door verstikking geweest. Om de hals van [slachtoffer] zat immers een blouse gedraaid en geknoopt. Op de vloer lag haar spijkerbroek, binnenstebuiten gekeerd, voorzien van een ceintuur die nog gegespt bleek, en om de pijpen waarvan de onderbroek van [slachtoffer] omwikkeld was. Tevens bevonden zich bloedvegen op de muur naast het bed waarop [slachtoffer] is aangetroffen. Voorts was de deur van de slaapkamer van [slachtoffer] uit de sponning getrokken.
Dit alles duidt er op dat [slachtoffer] in de laatste minuten van haar leven op gewelddadige wijze is ontdaan van haar spijkerbroek en onderboek, dat zij moet hebben gevochten voor haar leven en dat zij daarbij in doodsangst moet hebben verkeerd. Zonder aanwijsbare reden heeft verdachte op brute wijze met een scherp voorwerp meer dan twintig keer op [slachtoffer] ingestoken. Indien [slachtoffer] niet reeds buiten bewustzijn was door zuurstofgebrek, moet zij een uiterst pijnlijke en gruwelijke dood gestorven zijn. Hierdoor heeft verdachte aan de familieleden en de vrienden van [slachtoffer] een immens en onherstelbaar leed aangedaan. Voorts zijn er in de samenleving gevoelens van afgrijzen, angst en onveiligheid teweeg gebracht. De rechtsorde is hierdoor ernstig geschokt. Al eerder, want op 25 februari 2007, heeft verdachte naar aanleiding van een geescaleerde ruzie met [slachtoffer], met een tafelpoot een chaos aangericht in haar woning en een groot deel van haar inboedel vernield. Daarbij is verdachte helemaal door het lint gegaan en kon [slachtoffer] nog net haar woning uitvluchten, bang als zij was dat verdachte haar iets zou aandoen. De officier van justitie heeft de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van elf jaren gevorderd. Deze eis is in overeenstemming met de straf die ten aanzien van dit soort misdrijven in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. Noch in de omstandigheden van de onderhavige zaak, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte vindt de rechtbank aanleiding om daarvan af te wijken. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat geen andere dan een langdurige gevangenisstraf dient te worden opgelegd, zoals door de officier van justitie gevorderd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBHAA:2009:BH3054
8/9
2242015
ECLI:NL:RBHAA:2009:BH3054, voorheen LJN BH3054, Rechtbank Haarlem, 15/74107607
Wetboek van Strafrecht: 287, 350
8. Beslissing De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het hem onder feit 1 primair ten laste gelegde feit. Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten 1 subsidiair en 2 heeft begaan zoals hiervoor onder 3.2. vermeld. Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 3.2. meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van ELF (11) JAREN. Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. R.I.V. Scherpenhuijsen Rom, voorzitter, mrs. E.J. Hofstee en J.C. van den Bos, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.J.V. van Venrooij, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 februari 2009.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBHAA:2009:BH3054
9/9