1242015
ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0007, voorheen LJN BR0007, Rechtbank Groningen, 18/67050510
ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0007 Instantie
Rechtbank Groningen
Datum uitspraak
30062011
Datum publicatie
01072011
Zaaknummer
18/67050510
Rechtsgebieden
Strafrecht
Bijzondere kenmerkenEerste aanleg meervoudig Inhoudsindicatie
Doodslag; vragen rond doodsoorzaak. 10 jaar gevangenisstraf
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Uitspraak RECHTBANK GRONINGEN Sector Strafrecht
parketnummer: [nummer] (Promis) datum uitspraak: 30 juni 2011 op tegenspraak raadsman: mr. D.C. Keuning
VONNIS
van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[naam.verdachte], geboren te [geboorteplaats.verdachte] op [geboortedatum.verdachte], wonende aan [adres.verdachte], thans preventief gedetineerd in.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 21 maart 2011 en 16 juni 2011.
Tenlastelegging Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging conform het gestelde in artikel 314a lid 2 Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd, dat:
1. hij op of omstreeks 7 december 2010 te [woonplaats slachtoffer], gemeente [woonplaats slachtoffer], opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte toen en aldaar, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd en/of (overige delen van het) lichaam geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, en/of die [slachtoffer] met een sjaal bij de keel/hals vastgepakt en/of die sjaal welke om de keel/hals van die [slachtoffer] zat (met kracht) aangetrokken, en/of de keel/hals van die [slachtoffer] (met een nekklem, althans met zijn (onder)arm dichtgedrukt en/of dichtgeknepen (gehouden), en/of (en in elk geval) (gewelddadige) (andere) handeling(en) verricht en/of aangewend tegen die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0007
1/14
1242015
ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0007, voorheen LJN BR0007, Rechtbank Groningen, 18/67050510
hij op of omstreeks 7 december 2010 te [woonplaats slachtoffer], gemeente [woonplaats slachtoffer], [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd en/of (overige delen van het) lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of schoppen, en/of die [slachtoffer] met een sjaal bij de keel/hals vast te pakken en/of die sjaal welke om de keel/hals van die [slachtoffer] zat (met kracht) aan te trekken, en/of de keel/hals van die [slachtoffer] (met een nekklem, althans met zijn (onder)arm) dicht te drukken en/of dicht te knijpen (te houden), en/of (en in elk geval) (gewelddadige) (andere) handeling(en) te verrichten en/of aan te wenden tegen die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 7 december 2010 te [woonplaats slachtoffer], gemeente [woonplaats slachtoffer], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer], opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd en/of (overige delen van het) lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt, en/of die [slachtoffer] met een sjaal bij de keel/hals heeft vastgepakt en/of die sjaal welke om de keel/hals van die [slachtoffer] zat (met kracht) heeft aangetrokken, en/of de keel/hals van die [slachtoffer] (met een nekklem, althans met zijn (onder)arm) heeft dichtgedrukt en/of heeft dichtgeknepen (gehouden), en/of (en in elk geval) (gewelddadige) (andere) handeling(en) heeft verricht en/of aangewend tegen die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 7 december 2010 te [woonplaats slachtoffer], gemeente [woonplaats slachtoffer], opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, mishandelend [slachtoffer], meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd en/of (overige delen van het) lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, en/of [slachtoffer] met een sjaal bij de keel/hals heeft vastgepakt en/of die sjaal welke om de keel/hals van die [slachtoffer] zat (met kracht) heeft aangetrokken, en/of de keel/hals van die [slachtoffer] (met een nekklem, althans met zijn (onder)arm) heeft dichtgedrukt en/of heeft dichtgeknepen (gehouden), en/of (en in elk geval) (gewelddadige) (andere) handeling( en) heeft verricht en/of aangewend tegen [slachtoffer], waardoor die [slachtoffer] letsel heeft bekomen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 7 december 2010 te [woonplaats slachtoffer], gemeente [woonplaats slachtoffer], roekeloos, in elk geval zeer onvoorzichtig en/of onachtzaam, terwijl [slachtoffer], door verdachte op/tegen het hoofd en/of (overige delen van het) lichaam werd gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt, en/of met een sjaal bij de keel/hals werd vastgepakt en/of die sjaal welke om de keel/hals van die [slachtoffer] zat (met kracht) werd aangetrokken, en/of (met een nekklem, althans met zijn (onder)arm) de keel/hals werd dichtgedrukt en of dichtgeknepen (gehouden), en/of in elk geval door verdachte een of meer gewelddadige (andere) handeling(en) werd verricht en/of aangewend tegen die [slachtoffer], heeft nagelaten de hulpdiensten tijdig te waarschuwen en/of die [slachtoffer] in (kennelijk) zorgwekkende/bewusteloze/hulploze toestand in een afgesloten [kelderbox]heeft achtergelaten, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer] zodanig letsel heeft bekomen dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden;
2A. hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2010 tot en met 2 februari 2010, in de gemeente [woonplaats slachtoffer], althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0007
2/14
1242015
ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0007, voorheen LJN BR0007, Rechtbank Groningen, 18/67050510
oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen (giraal) geld, toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte (telkens) dat weg te nemen (giraal) geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruikmaking van internetbankieren en/of een wederrechtelijk verkregen digipass, tot welk gebruik hij, verdachte, niet gerechtigd was;
en/of
2B. hij in of omstreeks de periode van 18 oktober 2010 tot en met 19 oktober 2010, in de gemeente [woonplaats slachtoffer], althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen (giraal) geld, toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte dat weg te nemen (giraal) geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruikmaking van internetbankieren en/of een wederrechtelijk verkregen digipass, tot welk gebruik hij, verdachte, niet gerechtigd was;
3. hij in of omstreeks de periode van 2 februari 2010 tot en met 8 februari 2010, te [woonplaats aangever feit 3], althans in de gemeente [naam gemeente], althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen (giraal) geld, toebehorende aan [aangever feit 3], waarbij verdachte dat weg te nemen (giraal) geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruikmaking van internetbankieren en/of wederrechtelijk verkregen inloggegevens, tot welk gebruik hij, verdachte, niet gerechtigd was;
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie vordert een veroordeling voor het onder 1 primair ten laste gelegde. Hij baseert dit op de 112melding door verdachte, het vervolgens zich melden van verdachte bij de politie, het aantreffen van het slachtoffer in de afgesloten kelderbox, het onderzoek aan het stoffelijk overschot waaraan de conclusie van onnatuurlijke dood verbonden kan worden. Tevens baseert hij dit op de onderzoeksresultaten van diverse doorzoekingen en daaruit voortvloeiende forensische sporen op de kleding van verdachte, alsmede de voorgeschiedenis tussen verdachte en slachtoffer, de financiële onderzoeken en de tijdslijn waarin de onderzoeksresultaten geplaatst kunnen worden. De voorbedachte raad leidt de officier van justitie af uit het feit dat verdachte op 6 december 2010 veelvuldig heeft gegoogled op termen als “dead”, “dood”, “mooie dood”, “finalfantasy”. Tot slot acht de officier van justitie het onder 2 (A en B) en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op basis van de aangiftes en deels de (bekennende) verklaring van verdachte ter zitting.
Standpunt van de verdediging De raadsman pleit voor vrijspraak van het onder 1, 2 B en 3 ten laste gelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde in plaats van deductief onderzoek, inductief onderzoek heeft plaatsgevonden waarbij verdachte als dader centraal stond. Vervolgens heeft er bewijsgaring rondom verdachte plaatsgevonden, hierdoor zijn er hangende het onderzoek vroegtijdige en onterechte conclusies getrokken. Zo was er geen sprake van stalking en heeft verdachte geen kelderboxsleutel in zijn bezit gehad. De aangetroffen vezels en sporen worden verklaard door het (vrijwillig) contact voorafgaand aan 7 december 2010 tussen verdachte en slachtoffer. Er is geen direct bewijs dat slachtoffer en verdachte elkaar op 7 december 2010 hebben ontmoet. Het onderzoek naar de doodsoorzaak van het slachtoffer bevat meerdere tegenstrijdigheden, waarbij wetenschappelijke conclusies zijn gesubjectiveerd en geen zuivere conclusies zijn getrokken. De uiteindelijke conclusie is dat de dood door hartfalen en niet door uitwendig geweld is veroorzaakt. Bovendien zijn er bij sectie geen aanwijzingen gevonden voor geweld op de hals. Het zwijgen van verdachte kan hem gezien de Murrayjurisprudentie van het Europees Hof niet worden toegerekend nu er geen sprake is van rechtstreeks bewijs. Er is geen DNA materiaal van verdachte op de plaats delict, geen getuigen en technisch bewijs. De raadsman acht het onder 2 A ten laste gelegde bewezen. Verdachte dient van het onder 2 B en 3 ten laste gelegde te worden vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen De rechtbank heeft acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Feit 1 Onderzoek naar verdachte en plaats delict
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0007
3/14
1242015
ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0007, voorheen LJN BR0007, Rechtbank Groningen, 18/67050510
A) Een procesverbaal nummer AH03902 d.d. 14 januari 2011, opgenomen op pagina 76 tot en met 82 van het dossier nummer 2010120161 d.d. 3 maart 2011(verder te noemen “dossier”) , inhoudende bevindingen omtrent 112 melding op 7 december 2010, zakelijk weergegeven: 10:57:56 uur Meldkamer: Politie, meldkamer Groningen Betrokkene: Groningen, kunt u doorschakelen [woonplaats slachtoffer] Meldkamer: U spreekt met de meldkamer zegt u het maar, heeft u een spoedmelding? Betrokkene: spoedmelding! [plaats delict] Meldkamer: [plaats delict] in [woonplaats slachtoffer] Betrokkene: In [woonplaats slachtoffer], in kelderbox Meldkamer: [plaats delict], wat is er aan de hand dan? Betrokkene: Iets heel ernstigs, neem brandweer maar mee, ambulans Meldkamer: welk nummer? Betrokkene: [huisnummer] Meldkamer: [huisnummer], wat is er aan de hand dan, dat wil ik even weten Betrokkene: ja Meldkamer: Ja niks ja, wat is er aan de hand dan meneer? Betrokkene: (verbreekt verbinding)
11:04:20 uur Meldkamer: Meldkamer, politie Groningen Betrokkene: Goedemorgen, [plaats delict], met spoed graag Meldkamer: Wat is er aan de hand? Betrokkene: Ja graag…. Meldkamer: Wat is er aan de hand? Betrokkene: Kelder, [kelderbox] Meldkamer: Wij moeten wel weten wat daar aan de hand is Betrokkene: Ga maar kijken, ga kijken, kijken… Meldkamer: Wat is uw naam? Betrokkene: Ga kijken! Meldkamer: Meneer wat is daar aan de hand en wie bent u? Betrokkene: “verbinding wordt verbroken”
B) Een procesverbaal nummer PL01KC 201012016113 d.d. 8 december 2010, opgenomen op pagina 121 tot en met 123 van het dossier, inhoudende bevindingen vrijwillige melding verdachte bij politiebureau Rademarkt te Groningen, zakelijk weergegeven: Op 7 december 2010 om 14:10 uur zag ik een man (de rechtbank begrijpt [verdachte]) het politiebureau binnenstappen. Ik hoorde de man met een zacht sprekende stem, maar duidelijk verstaanbaar zeggen: “Ik ben maar naar hier gekomen”. Ik begreep niet waarom de man dit zo tegen mij zei en vroeg hem nogmaals of ik hem kon helpen. Ik hoorde de man toen zeggen: “Ik kom eigenlijk voor [woonplaats slachtoffer]”. Ik hoorde de man antwoorden met: Ja, dat weet ik, maar ik ben hier voor dat in [woonplaats slachtoffer], op het [plaats delict]. Ik heb vanmorgen 112 gebeld.” Ik vroeg nogmaals aan [verdachte] waarvoor hij hier nu op het politiebureau was. Ik hoorde [verdachte] zeggen: weet je dat echt niet? Of hebben ze je niets met mijn melding gedaan? Ik hoorde [verdachte] antwoorden: “Die mensen van 112, of de politie in [woonplaats slachtoffer]”. Ik hoorde [verdachte] zeggen: “Ik denk dat je maar beter je collega’s in [woonplaats slachtoffer] kan bellen”.
C) Een procesverbaal (inclusief bijlagen) nummer 2010120079 d.d. 9 december 2010, opgenomen op pagina 1980 tot en met 1999 van het dossier, inhoudende bevindingen onderzoek mobiele telefoon [zoon 1 verdachte], zakelijk weergegeven: “Hallo [zoon 1] en [zoon 2], pappa zal altijd van jullie blijven houden, vergeet dat nooit”. Verstuurd op 7 december 2010 om 9:17:32 uur.
D) Een procesverbaal (inclusief bijlagen) nummer 2010120079 d.d. 13 december 2010, opgenomen op pagina 2029 van het dossier, inhoudende bevindingen onderzoek mobiele telefoon [vriendin verdachte], zakelijk weergegeven: 9:12 uur “He lieve [vriendin verdachte], onthoud 1 ding, ik zal altijd van je blijven houden. I love you 4ever xxxx” 9:27 uur: “onthoud dat”
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0007
4/14
1242015
ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0007, voorheen LJN BR0007, Rechtbank Groningen, 18/67050510
9:32 uur “Oke” 9:35 uur “je blijft in mijn hart wat er ook gebeurd xxx” 10:17 uur: “maakt niet uit als je het maar onthoud van mij xxxxx” Op 7 december 2010 deelde getuige mij mede dat zij op haar mobiele telefoon enkele smsberichten had ontvangen van eerdergenoemde [verdachte].
E) Een procesverbaal nummer 071210G013 d.d. 10 december 2010, opgenomen op pagina 865 tot en met 869 van het dossier, inhoudende de verklaring van [vriendin verdachte], zakelijk weergegeven: Afgelopen maandag is [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) op de fiets bij mij gekomen en heeft hij bij mij geslapen en dinsdag is hij ook op de fiets weggegaan. Het was een blauw grijze fiets. Ik had een lampje voor op zijn fiets gekocht en deze had hij achterop gedaan. Het is zo’n opzetlampje. Deze heeft hij op zijn spatbord gezet onder het lampje van de achterlamp. [verdachte] is dinsdag om half zes weggegaan. Hij droeg een spijkerbroek, tshirt met lange mouwen, een vest en daarover een dikker vest. Dit was allemaal in de kleur donkerblauw.
F) Een procesverbaal nummer 07120AH156 d.d. 17 februari 2011, opgenomen op pagina 2072 tot en met 2086 van het dossier, inhoudende bevindingen betreffende onderzoek computer historie verdachte, zakelijk weergegeven: Dinsdag 7 december 2010. [verdachte] computer (opmerking rechtbank: deze pc is op het woonadres van verdachte in beslaggenomen zie p. 518) heeft op de dag van het overlijden van het slachtoffer in ieder geval tussen 05:57:23 uur tot 5:59:02 uur gefunctioneerd en contact gemaakt met internet. Op het internet zijn tussen genoemde tijdstippen de volgende sites bezocht: http://.hyves.nl (opmerking rechtbank: dit betreft de hyvesaccount van [slachtoffer] zie p. 2048).
G) Een procesverbaal (inclusief fotobijlagen) nummer 2010120079 d.d. 11 december 2010, opgenomen op pagina 360 tot en met 366 van het dossier, inhoudende bevindingen [plaats delict]te [woonplaats slachtoffer], zakelijk weergegeven: Met enig klimwerk was het mogelijk om vanaf de begane grond op het dak van de garage te komen. Het terrein voor de garageboxen is vrij te bereiken door via de [straatnaam] om het oude gedeelte van het complex toe te lopen. We hebben geconstateerd dat via deze route het mogelijk is om zonder toegangssleutel in de ruimte van de kelderboxen te komen. Terwijl wij buiten stonden, wees de [buurman slachtoffer] ons op een blauwe herenfiets die daar vlak bij tegen de muur van een flat stond. [buurman slachtoffer] zei dat hij er regelmatig langskwam en dat de fiets er al zeker twee dagen stond (opmerking rechtbank: uit map 9 van het dossier, tweede tabblad, blijkt dat aan de desbetreffende fiets een achterlichtkapje ontbrak en dat er een ledlampje op was aangebracht).
H) Een procesverbaal nummer 071210G02202 d.d. 20 januari 2011, opgenomen op pagina 1204 tot en met 1206 van het dossier, inhoudende de verklaring van [exvrouw verdachte], zakelijk weergegeven: Ook ben ik met [verdachte] over de fiets begonnen. Er stond een fiets bij de flat op het [plaats delict] te [woonplaats slachtoffer]. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat het zijn fiets was en dat hij er ook geweest was en dat de fiets er even had gestaan.
I) Een procesverbaal nummer AH07402 d.d. 26 januari 2011, opgenomen op pagina 1376 tot en met 1378 van het dossier, inhoudende bevindingen omtrent het sleutelplan, zakelijk weergegeven: Vastgesteld is dat op 7 december 2010, de dag waarop het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in haar [kelderbox] werd aangetroffen, er om 6:36:47 gebruik is gemaakt door gebruiker [plaats delict] van sleutelnummer [nummer] om binnendeur nummer 5 te openen. Om meer zekerheid te krijgen welke elektronische sleutel slachtoffer in gebruik had, is het werkrooster van het slachtoffer en haar werkbriefje (aangetroffen in de tas) vergeleken met de sleutelregistratie van [woningbouwcoöperatie]. Dit leverde de volgende gegevens op: 8 november 2010 (6:38:25), 11 november 2010 (6:27:06), 13 november 2010 (6:33:17), 14 november 2010 (6:34:46), 24 november 2010 (6:35:26), 27 november 2010 (6:36:14), 1 december 2010 (6:32:25) en 2 december 2010 (6:35:42). Deze gegevens tonen aan dat wanneer het slachtoffer om 7:00 uur moest beginnen er steeds gebruik werd gemaakt van sleutelnummer [nummer] gebruiker [plaats delict] om deur 5 te openen, die toegang geeft tot de kelderruimte waar de kelderboxen gevestigd zijn.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0007
5/14
1242015
ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0007, voorheen LJN BR0007, Rechtbank Groningen, 18/67050510
J) Een procesverbaal nummer PL01PC 20101201615 d.d. 7 december 2010, opgenomen op pagina 683 en 684 van het dossier, inhoudende bevindingen over verklaring [zoon slachtoffer], zakelijk weergegeven: Samenvattend vertelde [zoon slachtoffer] dat zijn moeder hem op 7 december 2010 ’s ochtends zoals gebruikelijk heeft wakker gemaakt en een kus heeft gegeven. Hierna is zij naar haar werk vertrokken.
Forensisch en pathologisch onderzoek
K) Een ongenummerd schriftelijk bescheid, te weten een NFI rapport d.d. 18 maart 2011, Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, opgemaakt door dr. [deskundige A] arts en patholoog, zakelijk weergegeven: A5. Er waren verspreid aan het gelaat en op de overgang naar het behaarde hoofd, aan de ledematen en aan de rug huidverkleuringen van verschillende kleur, van onderhuidse bloeduitstortingen. Op enkele van deze letsels werd wonddateringsonderzoek verricht. Letsels die kort voor de dood waren ontstaan bevonden zich op het voorhoofd rechts, de rechterhandrug en linker onderarm. A6. Er was aan de hals links voor een roodpaarse huidverkleuring, afmeting 0,5 x 0,5 cm van onderhuidse bloeduitstorting. Wonddateringsonderzoek op dit letsel toonde het beeld passend bij letsel dat kort voor de dood is opgetreden. B1. Er werd ontsteking in de hartspier (lymfocytaire myocarditis) vastgesteld. C4. Er is een biochemische aanwijzing gevonden voor beschadiging van de schildklier door mechanisch geweld, indien de schildklierziekte kan worden uitgesloten.
L) Een ongenummerd schriftelijk bescheid, te weten een NFI rapport d.d. 7 februari 2011, Toxicologisch onderzoek in lichaamsmateriaal van [slachtoffer], opgemaakt door dr. [deskundige B] toxicoloog ERT, zakelijk weergegeven: Thyreoglobuline (schildklierhormoon) in het hartbloed 1116µg/l. In het bloed van [slachtoffer] is een sterk verhoogde concentratie thyreoglobuline gemeten (ten opzichte van overledenen zonder schade aan de schildklier). Er is dus op basis van dit biochemisch onderzoek een aanwijzing verkregen voor beschadiging van de schildklier, zoals bij mechanisch geweld aan de hals kan voorkomen.
M) Een ongenummerd schriftelijk bescheid, te weten een aanvullend NFI rapport d.d. 16 mei 2011, aanvullende vragen inzake [slachtoffer], opgemaakt door dr. [deskundige A] arts en patholoog, zakelijk weergegeven: Samendrukkend geweld op de hals, een fikse klap tegen de hals, belemmering van de luchtwegen (zoals dat bij smoren optreedt), gaat niet altijd gepaard met objectiveerbare verschijnselen. De klassieke begeleidende verschijnselen van samendrukkend geweld op de hals (zoals stuwing, puntvormige bloeduitstortingen), hoeven niet altijd aanwezig te zijn. In “Knight’s Forensic Pathology, 3rd edition p. 370” blijkt dat in meer dan de helft van de onderzochte gevallen van samendrukkend geweld op de hals, er geen begeleidende verschijnselen zoals hierboven zijn genoemd, waren vastgesteld. Bovendien kan bij samendrukkend geweld ook dichtdrukken van de beide halsslagaders plaatsvinden, evenals de luchtpijp, waardoor zuurstoftekort (hypoxie) kan ontstaan. Dit zuurstofgebrek op zich kan in korte tijd (binnen enkele minuten) tot de dood leiden door functiestoornissen van vitale organen, al dan niet gepaard met hartritmestoornissen. Hartritmestoornissen kunnen bij sectie niet worden aangetoond. Een ander mechanisme welke kan intreden bij geweld op de hals, betreft de reflectoire hartdood, waarbij door druk op bepaalde receptoren in de halsslagaders er fatale hartritmestoornissen kunnen ontstaan. Ontsteking in de hartspier (myocarditis) kan daarbij een rol hebben gespeeld, omdat het hart dan gevoeliger kan zijn geworden voor fatale hartritmestoornissen. Ook kan het stresshormoon catecholamine, een hormoon welke door bijvoorbeeld angst en stress kan ontstaan in het lichaam, een bijdragende factor zijn voor het ontstaan van hartritmestoornissen. Hoewel er bij sectie geen aanwijzingen waren voor andere of bijkomende oorzaken van overlijden dan functiestoornissen van het hart op grond van myocarditis, kan mede op basis van bovenvermelde literatuur, niet worden uitgesloten dat een andere of bijkomende oorzaak/bijdrage (zoals samendrukkend geweld op de hals, een fikse klap tegen de hals, belemmering van de luchtwegen zoals bij smoren) een bijdrage heeft geleverd aan het overlijden van [slachtoffer].
N) Een bijlage bij een procesverbaal nummer BVH 2010120079 d.d. 28 december 2010, opgenomen in map 8 tabblad 5 van het dossier inhoudende verslag van de schouw door [deskundige F] van [slachtoffer] op 8 december 2010, zakelijk weergegeven: Het verslag betreffende het overlijden van [slachtoffer] op 7 december 2010. In de hals zag ik een brede insnoering aan de rechterkant, gekenmerkt door impressies passend bij grof gebreide kleding. Aan de beide kanten van het strottenhoofd zag ik een donkere verkleuring die ook bij forensisch licht donker opkleurde.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0007
6/14
1242015
ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0007, voorheen LJN BR0007, Rechtbank Groningen, 18/67050510
O) Een procesverbaal (inclusief foto’s op pagina 111 e.v.) nummer BVH 2010120079 d.d. 16 december 2010, opgenomen op pagina 109 tot en met 116 van het dossier, inhoudende bevindingen eerste onderzoek slachtoffer, zakelijk weergegeven: Wij, verbalisanten, zagen dat het slachtoffer een groen/geel gemêleerde sjaal om haar hals/nek had. Wij zagen dat de sjaal zeer strak om de hals en nek van het slachtoffer zat. Wij hebben voorafgaand aan het veiligstellen de sjaal met tiewraps gefixeerd. Wij constateerden dat de sjaal zo strak om de nek en hals van het slachtoffer zat dat het ons moeite kostte om de platte tiewraps onder de sjaal door te krijgen.
P) Een schriftelijk bescheid, te weten een vervolgrapportage casus [slachtoffer] d.d. 25 mei 2011, opgemaakt door [deskundige F] forensisch geneeskundige, opgenomen op pagina 71 in map 10 van het dossier, inhoudende aanvullend onderzoek medische voorgeschiedenis [slachtoffer], zakelijk weergegeven: Ik heb het medische dossier van de huisarts doorgenomen waarna ik de huisarts ook nog heb gevraagd of er ooit enige verdenkingen op een schildklierlijden zijn geweest. Noch uit het dossier, noch uit ervaringen van de huisarts met patiënte is ooit iets gebleken van mogelijke schildklier problemen. Daarmee is vrijwel zo goed als zeker het geweld op de schildklier de oorzaak van het verhoogde gehalte aan schildklierhormoon.
Q) Een verklaring afgelegd door [deskundige F], forensisch geneeskundige, afgelegd ter terechtzitting van 16 juni 2011, zakelijk weergegeven: Mensen die lijden aan myocarditis zijn kwetsbaar voor stress. Dat het slachtoffer alleen door een ontsteking aan de hartspier is overleden lijkt mij heel toevallig. Gelet op de wonddatering is er enkele minuten voor het overlijden sprake geweest van geweld. De kans dat de dood van het slachtoffer enkel en alleen te wijten is aan de geconstateerde myocarditis acht ik zeer gering. Een patiënt met een ernstige vorm van myocarditis voelt zich doorgaans beroerd en zal moeite hebben met de dagelijkse levensverrichting.
Sporenonderzoek
R) Een procesverbaal nummer BVH 2010120079 d.d. 29 december 2010, opgenomen in map 9 onder tabblad 3 van het dossier, inhoudende onderzoek aan kleding van [verdachte], zakelijk weergegeven: Op 8 december 2010 is er technisch onderzoek verricht in de woning van verdachte: [woonadres verdachte] te [woonplaats slachtoffer]. In deze woning hebben collega’s [verbalisanten] diverse kledingstukken en schoenen veilig gesteld. De door ons veilig gestelde sporen zijn voorzien van SIN identificatiesticker. Blauwe fleecejas merk [merknaam] bevat diverse bloed, haar en vezelsporen veiliggesteld onder SIN AAAI0097NL, SIN AAAI0245NL (pijl 3, 4, 5 en 7), SIN AAAI0246 (pijl 8, 11) SIN AAAI0247NL (pijl 6, 9, 10 en 11), SIN AAAI0248NL (pijl 12, 13, 15 en 16) SIN AAAI0249NL (pijl 14, 17, 18, 19 en 21).
S) Een schriftelijk bescheid, te weten een NFI rapport d.d. 21 februari 2011, Onderzoek naar biologische sporen, haaronderzoek en DNAonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] op 7 december 2010 opgesteld door ing. [deskundige C] opgenomen in map 9 onder tabblad 10 van het dossier, zakelijk weergegeven: Sporen vanaf fleece vest AAAI0245NL van de Regiopolitie Groningen TRkaart met opschrift “4, 3, 5, 7” met op haren lijkende sporen. Sporen vanaf fleece vest AAAI0246NL van de Regiopolitie Groningen TRkaart met opschrift “8, 11, 5” met op haren lijkende sporen. De resultatenanalyse en vergelijkend morfologisch haaronderzoek van de haren vanaf fleecevest AAAI0245NL met TRkaart opschriften 4, 3, 5 en 7 (haarcodering a, b, c en d) passen bij vergelijkend haaronderzoek in het ontvangen hoofdhaarpalet van [slachtoffer]. De resultatenanalyse en vergelijkend morfologisch haaronderzoek van de haren vanaf fleecevest AAAI0246NL met TRkaart opschriften 8 en 5 (haarcodering e en f) passen bij vergelijkend haaronderzoek in het ontvangen hoofdhaarpalet van [slachtoffer]. De bevindingen van het vergelijkend hoofdhaaronderzoek zijn waarschijnlijker wanneer de hoofdharen afkomstig zijn van het slachtoffer [slachtoffer] dan wanneer de hoofdharen afkomstig zijn van een willekeurig persoon. De hoofdharen gecodeerd a tot en met f vertonen het karakteristiek beeld van een uitgetrokken haarwortel en zijn onderworpen aan autosomaal DNAonderzoek. Deze haren zijn als AAAI0245NL#01 tot en met #5 en AAAI0246NL#01 en #02 veiliggesteld.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0007
7/14
1242015
ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0007, voorheen LJN BR0007, Rechtbank Groningen, 18/67050510
T) Een schriftelijk bescheid, te weten een NFI rapport d.d. 20 december 2010, Onderzoek naar biologische sporen en DNAonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] op 7 december 2010 opgesteld door ir. [deskundige D] opgenomen in map 9 onder tabblad 10 van het dossier, zakelijk weergegeven: Het referentiemonster bloed AADW1288NL van het slachtoffer [slachtoffer] is veiliggesteld bij gerechtelijke sectie op het slachtoffer [slachtoffer] AAAI0087NL (opmerking rechtbank: zie p. 575 voor het SIN nummer AAAI0087NL betreffende stoffelijk overschot [slachtoffer]).
U) Een schriftelijk bescheid, te weten een NFI rapport d.d. 21 februari 2011, Onderzoek naar biologische sporen, haaronderzoek en DNAonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] op 7 december 2010 opgesteld door ir. [deskundige D] opgenomen in map 9 onder tabblad 10 van het dossier, zakelijk weergegeven: Het fleecevest AAAI0097NL is onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Voor het DNA onderzoek zijn de volgende bemonsteringen veilig gesteld: AAAI0097NL#02 (voorzijde ritssluiting), AAAI0097NL#05 (bloed rechtermouw), AAAI0097NL#06 (bloed rechtermouw). AAAI0097NL#02/#05/#06 celmateriaal kan afkomstig zijn van slachtoffer [slachtoffer] kans is kleiner dan één op één miljard. AAAI0245#02 tot en met #05 (worteluiteinde van haren vanaf fleecevest) celmateriaal kan afkomstig zijn van slachtoffer [slachtoffer] kans is kleiner dan één op één miljard. AAAI0246#01 en #02 (worteluiteinde van haren vanaf fleecevest) celmateriaal kan afkomstig zijn van slachtoffer [slachtoffer] kans is kleiner dan één op één miljard.
V) Een procesverbaal nummer BVH 2010120079 d.d. 26 januari 2011, opgenomen in map 8 onder tabblad 2 van het dossier, onder meer inhoudende veiligstellen kleding [slachtoffer] ten behoeve van sporenonderzoek, zakelijk weergegeven Veiliggestelde/aangetroffen sporen in de kelderbox: AAAI0045NL handschoen van het slachtoffer. Veiliggestelde/aangetroffen sporen op slachtoffer [slachtoffer]: AAAI0053NL sjaal van het slachtoffer.
W) Een schriftelijk bescheid, te weten een NFI rapport d.d. 10 maart 2011, Vergelijkend vezelonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een overleden vrouw in [woonplaats slachtoffer] op 7 december 2010 opgesteld door dr. ir. [deskundige E] opgenomen in map 10 pagina 86 tot en met 93 van het dossier, zakelijk weergegeven: Uit het fleecevest AAAI0097NL zijn vezelsporen veilig gesteld. Deze bemonsteringen zijn veiliggesteld onder SINAAAI0247NL tot en met AAI0249NL. Tussen de vezelsporen zoals veiliggesteld vanaf het vest van de verdachte AAAI0097NL zijn aangetroffen. Verscheidene (>;30) vezels die overeenkomen met paarse polyestervezels zoals verwerkt in de handschoen AAAI0045NL van het slachtoffer. Verscheidene (>;30) vezels die overeenkomen met acrylvezels zoals verwerkt in de sjaal AAAI0053NL aangetroffen bij het slachtoffer. Er zijn vezels aangetroffen die microscopisch overeenkomen met vezels zoals verwerkt in de metaalkleurige draad in de sjaal. De resultaten van het onderzoek zijn veel waarschijnlijker als er direct contact is geweest tussen de jas van verdachte AAAI0097Nl enerzijds en de handschoen AAAI0045NL en de sjaal AAAI0053NL aangetroffen bij het slachtoffer anderzijds dan wanneer dergelijk contact niet heeft plaatsgevonden. Als wordt aangenomen dat contact tussen het vest van verdachte AAAI0097NL en de handschoen AAAI0045NL en de sjaal AAAI0053NL aangetroffen bij het slachtoffer heeft geleid tot overdracht van de aangetroffen vezelsporen kan worden geconcludeerd: De resultaten wijzen erop dat de tijd tussen contact met de bron van aangetroffen vezelsporen en het veiligstellen van de sporendrager niet meer dan enkele dagen bedraagt, tenzij de betrokken kledingstukken in die periode niet of slechts zeer sporadisch gebruikt zijn.
X) Een ongenummerd schriftelijk bescheid, te weten aanvullende vragen met betrekking tot NFI rapport d.d. 10 maart 2011, Vergelijkend vezelonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een overleden vrouw in [woonplaats slachtoffer] op 7 december 2010 opgesteld door dr. ir. [deskundige E] d.d. 30 mei 2011, opgesteld door dr. ir. [deskundige E], zakelijk weergegeven: De sterkte van het bewijs is ingeschat op twee niveaus, te weten op bronniveau en op activiteitsniveau. Uit de geciteerde studies (Bierman TW, Grieve MC. A compurized data base of mail order garments: A contribution towards estamating the frequency of fibre types found in clothing. Part 1: The system and its operation. Forensic Science International 1996; 77:6573/Part 2: The content of the data bank and its statistical evaluation, Forensic science International 1996; 77:75 91) kan geconcludeerd worden dat het discrimenerend vermogen voor synthetische vezels (oftewel kunstvezels) hoog is. Dit impliceert dat de kans dat een vezelspoor overeenkomt met vezels uit een willekeurig kledingstuk laag is. In de onderhavige zaak zijn drie verschillende typen vezelsporen aangetroffen die overeenkomen met referentiemateriaal (zie mijn rapport voor meer informatie). Dit betreft alle kunstvezels. Deze combinatie van kunstvezels maakt dat het bewijs op bronniveau zeer sterk is.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0007
8/14
1242015
ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0007, voorheen LJN BR0007, Rechtbank Groningen, 18/67050510
Feiten 2A, 2B en 3
A) De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 juni 2011, zakelijk weergegeven: Feit 2A beken ik. Ik heb dat geld van de rekening van [slachtoffer] gestolen. Feit 2B beken ik niet, maar het klopt wel dat die € 1.500,00 van de rekening van [slachtoffer] op mijn rekening zijn gestort. Ik ben op 2 februari 2010 in [woonplaats aangever feit 3] geweest.
B) Een procesverbaal (inclusief bijlage op p. 2605, te weten een schriftelijk bescheid inhoudende een bankafschrift) nummer 2010111951 d.d. 5 februari 2010, opgenomen op pagina 2601 tot en met 2605 van het dossier inhoudende de verklaring van [slachtoffer], zakelijk weergegeven: Ik doe aangifte van diefstal middels mijn digipas gepleegd te [woonplaats slachtoffer]. Tussen 1 en 2 februari 2010 heeft [verdachte] op één of andere manier mijn Digipas gevonden. [verdachte] heeft hier toen een bedrag van € 1.000,00 afgehaald voor [naam instantie], dit is een pokersite. [verdachte] heeft tevens op 2 februari 2010 een bedrag van € 500,00 overgemaakt op [naam instantie]. Op 2 februari heeft [verdachte] ook een bedrag van € 4.500,00 overgemaakt op zijn eigen rekening. Achter de aangifte is op pagina 2605 een kopie van een uitdraai van elektronisch bankieren gevoegd waaruit het volgende blijkt. Overboeking op 2 februari 2010 €1.000,00 van rekening [rekeningnummer slachtoffer] ten name van [slachtoffer] naar rekening [rekeningnummer instantie]. Overboeking op 2 februari 2010 € 500,00 van rekening [rekeningnummer slachtoffer] ten name van [slachtoffer] naar rekening [rekeningnummer instantie]. Overboeking op 2 februari 2010 € 4.500,00 van rekening [rekeningnummer slachtoffer] ten name van [slachtoffer] naar rekening [rekeningnummer verdachte].
C) Een procesverbaal (inclusief bijlagen waaronder een schriftelijk bescheid inhoudende een bankafschrift) nummer PL01PC 20101032761 d.d. 20 oktober 2010, opgenomen op pagina 2637 tot en met 2642 van het dossier, inhoudende de aangifte door [slachtoffer], zakelijk weergegeven: Ik doe aangifte van diefstal gepleegd tussen 18 en 19 oktober 2010 te [woonplaats slachtoffer]. Op 19 oktober 2010 zat ik achter de computer internetbankieren. Ik zag dat er een bedrag van € 1.500,00 was overgemaakt. Op de rekening [rekeningnummer slachtoffer] van [verdachte] [verdachte]. Ik heb de [bank 1] gevraagd of zij het geld konden terugstorten. Dit kon niet omdat mijn storting is gedaan met mijn digipas. Ik heb deze storting niet gedaan omdat ik op mijn werk was en daar kan en mag ik niet internetbankieren. [verdachte] is de enige die mijn wachtwoord heeft om mijn digipas te activeren. Achter de aangifte is op pagina 2642 een kopie van een uitdraai van elektronisch bankieren gevoegd waaruit het volgende blijkt. Overboeking op 18 oktober 2010 € 1.500,00 van rekening [rekeningnummer slachtoffer] ten name van [slachtoffer] naar rekening [rekeningnummer verdachte].
D) Een procesverbaal (inclusief bijlage, te weten een schriftelijk bescheid inhoudende een bankafschrift) nummer PL1251 20100146641 d.d. 10 februari 2010, opgenomen op pagina 2609 tot en met 2614 van het onder B genoemde dossier, inhoudende de aangifte door [aangever feit 3], zakelijk weergegeven: Ik doe aangifte van diefstal tussen 2 en 7 februari 2010 gepleegd te [woonplaats aangever feit 3]. Op 2 februari 2010 werd ik bezocht door [verdachte] [verdachte]. Ik heb mijn dochter gevraagd om de overboeking te doen, omdat ik pas twee weken bekend ben met internetbankieren. Mijn dochter heeft mij wel uitgelegd hoe het internetbankieren werkt. Ook heeft mijn dochter de inloggegevens op een schrijven van de [bank 2] geschreven. Ik bewaar deze in een [bank 2] mapje in de wandkast. Op 6 februari verliet ik mijn woning voor een verjaardagsfeest. [verdachte] is bij mij thuis gebleven. Op 7 februari 2010 raadpleegde ik de bij en afschrijvingen van mijn rekening. Er was een bedrag van € 5.000,00 overgeboekt naar [naam instantie]. Achter de aangifte is op pagina 2614 een kopie van een uitdraai van elektronisch bankieren gevoegd waaruit het volgende blijkt. Overboeking op 8 februari 2010 € 5.000,00 van rekening [rekeningnummer aangever feit 3] naar rekening [rekeningnummer instantie].
Bewijsmotivering Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen overweegt de rechtbank het navolgende.
Feit 1 primair Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op 7 december 2010 om ongeveer half zes in de ochtend
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0007
9/14
1242015
ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0007, voorheen LJN BR0007, Rechtbank Groningen, 18/67050510
bij zijn vriendin vertrok. Hij vertrok op zijn fiets en droeg een blauw vest. Van 5:57 tot 5:59 uur heeft de computer in verdachtes woning aangestaan en op dat moment is onder meer de hyvesaccount van het slachtoffer [slachtoffer] bezocht. Blijkens de sleutelregistratie heeft het slachtoffer de [plaats delict]om ongeveer 6:36 uur betreden. Verdachtes fiets is aangetroffen in de directe nabijheid van de kelderbox. Op verdachtes blauwe fleecevest zijn haar, bloed en vezelsporen aangetroffen die zijn terug te brengen op het slachtoffer. Rond kwart over negen heeft verdachte SMSberichtjes aan zijn vriendin en aan zijn zoons gezonden die erop lijken te duiden dat verdachte voor lange tijd afscheid van hen neemt. Bovendien heeft verdachte om 10:57 uur en 11:04 uur de hulpdiensten gebeld met de melding dat er iets ernstig was gebeurd in de kelderbox van [plaats delict] in [woonplaats slachtoffer]. Naar het oordeel van de rechtbank getuigt deze melding van specifieke daderkennis. Bij dit alles komt dat verdachte geen enkele verklaring heeft willen geven voor het bovenstaande. De rechtbank kan dan ook niet anders dan tot de conclusie komen dat uit de bewijsmiddelen wettig en overtuigend blijkt dat verdachte op 7 december 2010 in de ochtend in kelderbox op het [plaats delict]te [woonplaats slachtoffer] is geweest.
Ten aanzien van de doodsoorzaak van slachtoffer [slachtoffer] overweegt de rechtbank het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat de ochtend van 7 december 2010 aanvankelijk op normale wijze verliep voor het slachtoffer. Blijkens het onderzoek naar het sleutelgebruik is het slachtoffer zoals te doen gebruikelijk als zij moest werken rond half zeven in de ochtend naar haar [plaats delict]gegaan. Haar zoon [zoon slachtoffer] heeft verteld dat zijn moeder hem gewoon wakker maakte en hem een kus gaf. Uit de verklaringen van forensisch geneeskundige [deskundige F] volgt dat voorafgaand aan 7 december 2010 niet is gebleken van symptomen die duiden op mogelijke aanwezigheid van ernstige myocarditis of disfunctioneren van de schildklier. [deskundige F] heeft ter zitting verklaard dat hij de kans dat het slachtoffer is overleden als gevolg van alleen de bij haar geconstateerde myocarditis zeer gering acht. Hij heeft daarbij nadrukkelijk gewezen op de bij sectie aangetroffen letsels die blijkens het wonddateringsonderzoek kort voor de dood zijn ingetreden, de zeer strak zittende sjaal om de hals van het slachtoffer, het zeer hoge gehalte thyreoglobuline in het bloed van het slachtoffer en de stress die de situatie voor het slachtoffer moet hebben opgeleverd. De deskundige heeft verklaard dat het hem onontkoombaar lijkt dat al deze factoren elkaar hebben versterkt. Het stoffelijk overschot van het slachtoffer is aangetroffen met een zeer strak om de hals zittende sjaal. De sjaal zat zo strak dat de technische recherche moeite had tiewraps onder de sjaal door te krijgen. De schouwarts heeft verklaard een brede insnoering in de hals met een impressie passend bij grof gebreide kleding te hebben gezien. Uit hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen volgt dat verdachte op het fatale moment in de [plaats delict] aanwezig is geweest en dat hij daarna wetenschap had van dat er in die [plaats delict] iets zo ergs was gebeurd dat hij afscheid lijkt te hebben genomen van zijn vriendin en zoons, hulpdiensten heeft ingeschakeld en zichzelf uiteindelijk heeft gemeld bij de politie. Verdachte heeft er daarna voor gekozen in alle toonaarden te zwijgen over wat zich exact in de [plaats delict] heeft afgespeeld. Gelet op dit alles ziet de rechtbank voor het feit dat de sjaal zo strak om de hals van het slachtoffer zat geen enkele andere verklaring dan dat verdachte die sjaal moet hebben aangetrokken.
De rechtbank komt alles afwegend tot de slotsom dat het slachtoffer levend de [kelderbox] is ingegaan en dat verdachte daar ook naar binnen is gegaan. In de [kelderbox] heeft vervolgens een confrontatie tussen verdachte en het slachtoffer plaatsgevonden waarbij verdachte de sjaal van het slachtoffer zeer strak heeft aangetrokken ten gevolge waarvan hartfalen bij het slachtoffer is veroorzaakt met haar dood tot gevolg. Hoewel het hartfalen mogelijk mede op de myocarditis zal kunnen worden teruggevoerd, is het intreden van de dood redelijkerwijs toe te rekenen aan het gewelddadig optreden van verdachte. Dit volgt naar het oordeel van de rechtbank niet alleen uit de onder de bewijsmiddelen aangehaalde deskundigenrapportage, maar ook uit hiervoor vastgestelde feitelijke gang van zaken. De rechtbank komt op grond van al het voorgaande tot de conclusie dat doodslag bewezen is. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank moord niet bewezen. Het enkele feit dat verdachte voorafgaand aan zijn daad op internet heeft gezocht op ‘doodgerelateerde’ onderwerpen is daarvoor naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende. De rechtbank kan op basis van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet tot het oordeel komen dat verdachte [slachtoffer] heeft gedood als gevolg van een tevoren genomen besluit en dat hij na het nemen van dat besluit tijd heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen daarvan na te denken en zich daar rekenschap van te geven. Verdachte zal daarom van de ten laste gelegde voorbedachte raad worden vrijgesproken. Feit 2A en 2B Naar het oordeel van de rechtbank is het onder 2A ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op basis van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte ter zitting. Ook het onder 2B ten laste gelegde is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen. Verdachte stelt het geld op zijn rekening gestort te hebben gekregen. Gelet op de verklaring van aangeefster [slachtoffer] dat verdachte het geld wederrechtelijk heeft weggenomen door haar woning te betreden tijdens haar afwezigheid en haar digipas te gebruiken, acht de rechtbank die verklaring van verdachte niet geloofwaardig. De rechtbank wordt in die conclusie gesterkt nu verdachte eerder ook al (zie feit 2A) geld van het slachtoffer heeft gestolen.
Feit 3 Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat verdachte bekent dat hij op 2 februari 2010 bij aangever [aangever feit 3] in [woonplaats aangever feit 3] is geweest.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0007
10/14
1242015
ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0007, voorheen LJN BR0007, Rechtbank Groningen, 18/67050510
De rechtbank constateert verder in dat verband dat het rekeningnummer dat bij het onder 2A ten laste gelegde is gebruikt door verdachte om het geld over te boeken, hetzelfde is als waarnaar het geld van het onder 3 ten laste gelegde is overgemaakt. Bovendien was verdachte op het moment dat het geld is overgeboekt de enige die (naast aangever) op dat moment over de inloggegevens kon beschikken. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat ook de onder 3 ten laste gelegde wederrechtelijke overboeking wettig en overtuigend bewezen is.
Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2A, 2B en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op 7 december 2010 te [woonplaats slachtoffer], gemeente [woonplaats slachtoffer], opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte toen en aldaar, met dat opzet een sjaal welke om de keel/hals van die [slachtoffer] zat met kracht aangetrokken, en andere handelingen verricht tegen die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
2A. hij in de periode van 1 februari 2010 tot en met 2 februari 2010, in de gemeente [woonplaats slachtoffer], meermalen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen giraal geld, toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte telkens dat weg te nemen giraal geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruikmaking van internetbankieren en een wederrechtelijk verkregen digipass, tot welk gebruik hij, verdachte, niet gerechtigd was.
EN
2B. hij in de periode van 18 oktober 2010 tot en met 19 oktober 2010, in de gemeente [woonplaats slachtoffer], met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen giraal geld, toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte dat weg te nemen giraal geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruikmaking van internetbankieren en een wederrechtelijk verkregen digipass, tot welk gebruik hij, verdachte, niet gerechtigd was.
3. hij in de periode van 2 februari 2010 tot en met 8 februari 2010, te [woonplaats aangever feit 3], met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen giraal geld, toebehorende aan [aangever feit 3], waarbij verdachte dat weg te nemen giraal geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruikmaking van internetbankieren en wederrechtelijk verkregen inloggegevens, tot welk gebruik hij, verdachte, niet gerechtigd was.
De rechtbank acht hetgeen onder 1 primair, 2A, 2B en 3 meer of anders is ten laste gelegd niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het feit Hetgeen de rechtbank bewezen acht levert de volgende strafbare feiten op:
1 primair. Doodslag.
2A. Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.
2B. Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
3.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0007
11/14
1242015
ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0007, voorheen LJN BR0007, Rechtbank Groningen, 18/67050510
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten
Strafbaarheid van verdachte De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu geen schulduitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Standpunt officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte met betrekking tot het onder 1 primair, 2A, 2B en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren met aftrek. Hij voert daarbij aan dat verdachte zich heeft vergrepen aan het hoogste rechtsgoed en daarmee onvoorstelbaar veel leed heeft veroorzaakt. Tevens heeft verdachte grote sommen geld gestolen om zijn goklust te bevredigen.
Standpunt van de verdediging De raadsman heeft gepleit voor een vrijspraak van het onder 1, 2B en 3 ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de justitiële documentatie van verdachte, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Verdachte heeft zijn expartner door geweld om het leven gebracht. Verdachte heeft [slachtoffer] daarmee het hoogste goed, haar leven, ontnomen en daarmee groot en onherstelbaar leed veroorzaakt. Door zijn handelen heeft verdachte de familieleden, meer in het bijzonder de kinderen van het slachtoffer, hun dierbaarste bezit ontnomen. Bovendien is voor hen extra schokkend dat zij verdachte kennen, nu hij de voormalig partner van het slachtoffer is. De rechtbank acht in dat verband het zwijgen van verdachte wrang nu hij er daarmee voor kiest om de belangrijkste vragen, te weten wat er gebeurd is en waarom, onbeantwoord te laten. Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank extra leed met zich mee nu verdachte geen verantwoordelijkheid neemt en de nabestaanden met vele vragen achterlaat. Het verwerken van het verlies is daardoor des te zwaarder, hetgeen onder meer in de slachtofferverklaring ter zitting naar voren is gekomen. Naast het leed dat is toegebracht aan de nabestaanden brengen dit soort feiten gevoelens van angst en onveiligheid teweeg en schokken zij de rechtsorde ernstig.
Naast een doodslag heeft verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan diefstallen, waarbij hij door wederrechtelijke gebruikmaking van digitale middelen en zelfs wederechtelijk binnendringen van een woning, geld heeft gestolen van zijn expartner en een oud collega. Deels betreft het geld dat afkomstig is uit het PGB budget dat is uitgekeerd aan het slachtoffer [slachtoffer] ten behoeve van haar zoontje [zoon slachtoffer]. Naar het oordeel van de rechtbank zijn het brutale feiten, waarbij verdachte misbruik heeft gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen.
Naar het oordeel van de rechtbank is slechts een zeer langdurige vrijheidsstraf op zijn plaats. Vordering van de benadeelde partij Feit 1 Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [dochter slachtoffer] (nabestaande) wonende te [woonplaats dochter slachtoffer]. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt officier van justitie De officier van justitie acht de vordering van [dochter slachtoffer] geheel toewijsbaar met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging De raadsman heeft aangevoerd dat, gelet op zijn pleidooi voor vrijspraak van het onder 1 ten laste
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0007
12/14
1242015
ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0007, voorheen LJN BR0007, Rechtbank Groningen, 18/67050510
gelegde, de vordering nietontvankelijk dient te worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank Naar het oordeel van de rechtbank dient de vordering van [dochter slachtoffer] geheel te worden toegewezen nu er sprake is van causaal verband tussen de schade en het onder 1 primair strafbaar en bewezenverklaarde.
Schadevergoedingsmaatregel De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding. Teruggave
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten: pc (nr. B04); sleutels (nr. C02); sleutelbos uit fouillering (nr. 00103); moet worden teruggegeven aan verdachte.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten: laptop (nr. A03); deskjet printer (nr. A04); plastic tas met makeup en haarverf (nr. 003); inhoud handtas (nr. 004); moet worden teruggeven aan de nabestaanden van [slachtoffer].
Verbeurdverklaring
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten SIMkaart gevonden in put (nr. 005), moet worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken, dat het in beslag genomen goed niet aan verdachte toebehoort. De rechtbank zal niettemin tot verbeurdverklaring overgaan, omdat niet is kunnen worden vastgesteld aan wie het in beslag genomen goed toebehoort.
Toepasselijke wettelijke voorschriften De rechtbank heeft gelet op de artikelen 24c, 33, 33a, 36f, 57, 287 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING De rechtbank: verklaart het 1 primair, 2A, 2B en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar. verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar. verklaart het onder 1 primair, 2A, 2B en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. veroordeelt verdachte voor het bewezen en strafbaar verklaarde tot: een gevangenisstraf voor de duur van TIEN (10) JAREN. Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij Wijst de vordering van de benadeelde partij [dochter slachtoffer], wonende te [woonplaats dochter slachtoffer], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0007
13/14
1242015
ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0007, voorheen LJN BR0007, Rechtbank Groningen, 18/67050510
€ bedrag (zegge bedrag euro). Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € bedrag (zegge bedrag euro) ten behoeve van de benadeelde partij [dochter slachtoffer], wonende te [woonplaats dochter slachtoffer], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door x dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op. Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € bedrag ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Gelast de teruggave van: pc (nr. B04) aan verdachte, sleutels (nr. C02) aan verdachte, sleutelbos uit fouillering (nr. 00103) aan verdachte,
laptop (nr. A03) aan de nabestaanden van [slachtoffer], deskjet printer (nr. A04) aan de nabestaanden van [slachtoffer], plastic tas met makeup en haarverf (nr. 003) aan de nabestaanden van [slachtoffer], inhoud handtas (nr. 004) aan de nabestaanden van [slachtoffer].
Verklaart verbeurd: een SIMkaart gevonden in put (nr. 005).
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.W. van Weringh, voorzitter, H.J. Bastin en S. Timmermans, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Mulder, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 juni 2011.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBGRO:2011:BR0007
14/14