ECLI:NL:RBGEL:2013:1486 Uitspraak RECHTBANK GELDERLAND Team strafrecht Zittingsplaats Arnhem Promis II Parketnummer : 05/900959-12 Datum zitting : 24 juni 2013 Datum uitspraak : 08 juli 2013 TEGENSPRAAK Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland tegen naam : [verdachte] geboren op : [geboortedag] adres :[adres] plaats : [woonplaats] thans gedetineerd in PI [adres]. raadsvrouw : mr. W.E.R. Geurts, advocaat te Amsterdam.
1 De inhoud van de tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. Zaak 3 hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en met 5 juni 2011 te Heerde en/of te Nieuwegein en/of te Zwolle en/of te Groningen en/of te Ede en/of te Amsterdam, in elk geval (telkens) in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens), A: (lid 1, onder 1°) een ander, genaamd [slachtoffer1], door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd en/of overgebracht, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer1], en/of B: (lid 1, onder 4°) [slachtoffer1] door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten danwel onder de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden, te weten dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding dan wel door
misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij, verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten, en/of C: (lid 1, onder 6°) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van die [slachtoffer1], en/of D: (lid 1, onder 9°) met één of meerdere van de onder 1° genoemde middelen, te weten dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie die [slachtoffer1] heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met en/of voor een derde, immers heeft/is verdachte (telkens) - vanuit de Penitentiaire Inrichting contact gelegd met die [slachtoffer1] en/of - een (liefdes)relatie met die [slachtoffer1] aangegaan en/of - beloofd zijn best te gaan doen en/of werk te zoeken en/of samen met die [slachtoffer1] iets leuks te gaan doen en/of te gaan samenwonen en/of samen met die [slachtoffer1] een leven op te bouwen en/of gezegd dat hij niemand anders had en/of - die [slachtoffer1] bedreigd en/of - die [slachtoffer1] gedwongen tot seks en/of - die [slachtoffer1] mishandeld en /of - een telefoonabonnement op naam van die [slachtoffer1] afgesloten en/of waardoor die [slachtoffer1] hoge telefoonrekeningen en/of - geld geleend van mevrouw de[moeder slachtoffer] (moeder van die [slachtoffer1]) en/of - aan die [slachtoffer1] voorgesteld om in de prostitutie te gaan werken zodat die [slachtoffer1] haar (hoge) rekeningen kon betalen en/of het geld aan haar moeder kon terugbetalen en/of gezegd dat die [slachtoffer1] veel geld kon verdienen met prostitutiewerk en/of - aan die [slachtoffer1] informatie gegeven over meerdere clubs en/of aangegeven bij welke club ze het meeste geld kon verdienen en/of dat ze achter het raam nog
meer kon verdienen en/of - aan die [slachtoffer1] gevraagd hoeveel geld ze had verdiend en/of (een deel van) het door die [slachtoffer1] verdiende geld ingenomen en/of beheerd en/of (deels) aangewend voor zijn eigen gebruik, door welke feiten en omstandigheden voor voornoemde (afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen
[slachtoffer1]
onttrekken en/of tengevolge waarvan zij geen weerstand aan verdachte heeft kunnen bieden; terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de verdachte een wegens mensenhandel opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan; 2. Zaak 1 hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 24 december 2011 tot en met 7 april 2012 te Arnhem en/of te Wageningen en/of te Amsterdam, in elk geval (telkens) in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens), A: (lid 1, onder 1°) een ander, genaamd[slachtoffer2], door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden, door afpersing, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd en/of overgebracht met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer2], en/of
een
B: (lid 1, onder 4°) R. [slachtoffer2] door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden, door afpersing, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten danwel onder de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden, te weten dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden, door afpersing, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij, verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten, immers heeft/is verdachte (telkens)
-
vanuit de Penitentiaire Inrichting contact gelegd met die [slachtoffer2] en/of
-
een (liefdes)relatie met die [slachtoffer2] aangegaan en/of
-
aan die [slachtoffer2] gevraagd of ze iemand kende die voor hoer wilde werken omdat
hij snel geld nodig had om een boete van 50.000 euro af te betalen en/of dat die [slachtoffer2] hem daarbij kon helpen en/of - aan die [slachtoffer2] gevraagd of zij voor hem wilde werken als prostituee en/of tegen die [slachtoffer2] gezegd dat ze dan veel geld konden verdienen en/of ergens samen konden gaan wonen en/of samen een toekomst hadden en/of - tegen die [slachtoffer2] gezegd dat als ze hem terug wilde en/of als ze echt om hem gaf, ze dat moest bewijzen door als hoer te gaan werken en/of
-
die [slachtoffer2] bedreigd en/of
-
die [slachtoffer2] gedwongen tot seks en/of
-
die [slachtoffer2] mishandeld en/of
-
die [slachtoffer2] uitgescholden voor hoer en/of slet en/of
-
die [slachtoffer2] gevolgd en/of opgewacht bij haar huis en/of op andere locaties en/of die [slachtoffer2] in de gaten gehouden en/of - tegen het raam van de auto van die [slachtoffer2] geslagen en/of geduwd terwijl die [slachtoffer2] in de auto zat en/of
-
tegen de voordeur van de woning van die [slachtoffer2] getrapt en/of
-
tegen die spiegel van de auto van haar moeder geslagen en/of geschopt en/of
-
die [slachtoffer2] voor een seksclub afgezet en/of gezegd dat ze moest vragen naar [naam] en/of - een (seks)advertentie voor die [slachtoffer2] gemaakt en/of laten maken en/of op internet geplaatst en/of laten plaatsen, door welke feiten en omstandigheden voor voornoemde [slachtoffer2] een (afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen onttrekken en/of tengevolge waarvan zij geen weerstand aan verdachte heeft kunnen bieden; terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de verdachte een wegens mensenhandel opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan; EN/OF hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 24 december 2011 tot en met 7 april 2012 te Arnhem en/of te Wageningen en/of te Amsterdam, in elk geval (telkens) in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens), ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om een ander, te weten[slachtoffer2] (lid 1, onder 4°) door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden, door afpersing, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden
voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie te dwingen en/of te bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten, danwel onder de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden, te weten dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden, door afpersing, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie enige handeling(en) te ondernemen waarvan hij, verdachte weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die [slachtoffer2] zich daardoor beschikbaar zal stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten, immers heeft/is verdachte (telkens)
-
vanuit de Penitentiaire Inrichting contact gelegd met die [slachtoffer2] en/of
-
een (liefdes)relatie met die [slachtoffer2] aangegaan en/of
-
aan die [slachtoffer2] gevraagd of ze iemand kende die voor hoer wilde werken omdat hij snel geld nodig had om een boete van 50.000 euro af te betalen en/of dat die [slachtoffer2] hem daarbij kon helpen en/of - aan die [slachtoffer2] gevraagd of zij voor hem wilde werken als prostituee en/of tegen die [slachtoffer2] gezegd dat ze dan veel geld konden verdienen en/of ergens
samen konden gaan wonen en/of samen een toekomst hadden en/of - tegen die [slachtoffer2] gezegd dat als ze hem terug wilde en/of als ze echt om hem gaf, ze dat moest bewijzen door als hoer te gaan werken en/of
-
die [slachtoffer2] bedreigd en/of
-
die [slachtoffer2] gedwongen tot seks en/of
-
die [slachtoffer2] mishandeld en/of
-
die [slachtoffer2] uitgescholden voor hoer en/of slet en/of
-
die [slachtoffer2] gevolgd en/of opgewacht bij haar huis en/of op andere locaties en/of die [slachtoffer2] in de gaten gehouden en/of - tegen het raam van de auto van die [slachtoffer2] geslagen en/of geduwd terwijl die [slachtoffer2] in de auto zat en/of
-
tegen de voordeur van de woning van die [slachtoffer2] getrapt en/of
-
tegen die spiegel van de auto van haar moeder geslagen en/of geschopt en/of
-
die [slachtoffer2] voor een seksclub afgezet en/of gezegd dat ze moest vragen naar [naam] en/of
- een (seks)advertentie voor die [slachtoffer2] gemaakt en/of laten maken en/of op internet geplaatst en/of laten plaatsen, door welke feiten en omstandigheden voor voornoemde [slachtoffer2] een (afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen onttrekken en/of tengevolge waarvan zij geen weerstand aan verdachte heeft kunnen bieden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de verdachte een wegens mensenhandel opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan; 3. Zaak 2: hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2012 tot en met 15 september 2012 te Wageningen en/of te Ede en/of te Utrecht en/of te Amsterdam, in elk geval (telkens) in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens), A: (lid 1, onder 1°) een ander, genaamd [slachtoffer3], door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden, door afpersing, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd en/of overgebracht met het oogmerk van uitbuiting van
die [slachtoffer3], en/of B: (lid 1, onder 4°) [slachtoffer3] door dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden, door afpersing, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten danwel onder de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden, te weten dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden, door afpersing, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij, verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer3] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten, en/of C: (lid 1, onder 6°) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van die [slachtoffer3], en/of
D: (lid 1, onder 9°) met één of meerdere van de onder 1° genoemde middelen, te weten dwang en/of geweld en/of één of meer (andere) feitelijkheden en/of door dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden, door afpersing, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie die [slachtoffer3] heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met en/of voor een derde, immers heeft/is verdachte (telkens)
-
een (liefdes)relatie met die [slachtoffer3] aangegaan en/of
-
de bankpas van die [slachtoffer3] gebruikt en/of geld van die [slachtoffer3] gebruikt en/of opgemaakt en/of
-
de telefoon van die [slachtoffer3] gebruikt en/of
-
voorgesteld aan die [slachtoffer3] om in de prostitutie te gaan werken zodat ze de de rekeningen kon betalen en/of tegen die [slachtoffer3] gezegd dat ze geld nodig hadden en/of - aan die [slachtoffer3] beloofd samen te gaan sparen en/of samen een huisje te kopen en/of
-
die [slachtoffer3] bedreigd en/of
-
die [slachtoffer3] gedwongen tot seks en/of
-
die [slachtoffer3] mishandeld en/of
-
die [slachtoffer3] uitgescholden voor hoer en/of slet en/of
-
die [slachtoffer3] op internet seksclubs laten zien en/of tegen die [slachtoffer3] gezegd wat ze moest vragen en/of zeggen bij de seksclubs en/of tegen die [slachtoffer3] gezegd dat hij een vriend had waarvoor ze in de escort kon gaan werken en/of
-
gecontroleerd hoeveel klanten en/of welke klanten die [slachtoffer3] had en/of
-
boos geworden op die [slachtoffer3] als ze niet genoeg had verdiend en/of als ze bepaalde klanten had gehad en/of - meerdere, althans één, auto('s) van die [slachtoffer3] gebruikt en/of -(een deel van) het door die [slachtoffer3] verdiende geld ingenomen en/of beheerd en/of naar zijn eigen rekening overgeboekt en/of (deels) aangewend voor zijn eigen gebruik, door welke feiten en omstandigheden voor voornoemde [slachtoffer3] een (afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen
onttrekken en/of tengevolge waarvan zij geen weerstand aan verdachte heeft kunnen bieden; terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de verdachte een wegens mensenhandel opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan;
2 Het onderzoek ter terechtzitting De zaak is laatstelijk op 24 juni 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. W.E.R. Geurts, advocaat te Amsterdam. Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd en zijn ter terechtzitting verschenen: [slachtoffer1]; en mr. A.J.M. Mohrman namens [slachtoffer3]. De officier van justitie, mr. E.D.I. Martens, heeft gerekwireerd. Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs 1 Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde De feiten Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Verdachte is bij arrest van 14 september 2009 door het Gerechtshof Arnhem veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar vanwege (onder andere) mensenhandel. Dit arrest was onherroepelijk op 29 september 2009. Verdachte heeft deze straf (deels) ondergaan 2 In juni 2009 is verdachte in contact gekomen met [slachtoffer1]. Verdachte zat op dat moment nog gedetineerd in Nieuwegein. [slachtoffer1] werd verliefd op verdachte en in de zomer van 2009 kregen verdachte en zij verkering. In oktober 2010 kwam verdachte vrij en trok hij bij [slachtoffer1] en[moeder slachtoffer] (moeder van die [slachtoffer1]) in huis, in Heerde. Hij
woonde daar tot de relatie in januari 2011 werd verbroken. [slachtoffer1] sloot voor verdachte op haar naam een telefoonabonnement af, zodat verdachte kon bellen. Verdachte leende verder in die tijd geld van mevrouw[moeder slachtoffer]. Na het verbreken van de relatie zijn de contacten tussen verdachte en [slachtoffer1] in eerste instantie verminderd en vanaf april 2011 weer geïntensiveerd. [slachtoffer1] ging vanaf mei 2011 in de prostitutie werken. Verdachte en [slachtoffer1] hadden in die periode (voornamelijk telefonisch) contact. Op 5 juni 2011 werd de relatie, na een ruzie, beëindigd. 3 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde feit. Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. De beschuldigingen in de richting van verdachte stammen telkens uit één bron, te weten aangeefster, en er is onvoldoende steun te vinden in andere bewijsmiddelen om wel tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De „unus testis, nullus testis‟-regel staat aldus in de weg aan een bewezenverklaring. Subsidiair is de verdediging van mening dat de verklaringen van [slachtoffer1] onvoldoende betrouwbaar zijn, nu zij niet op eigen initiatief naar de politie is gestapt om aangifte te doen, zij wisselend verklaart over op wiens initiatief zij in de prostitutie is gaan werken, over hoeveel dagen zij als prostituee heeft gewerkt en wat zij met het ontvangen geld heeft gedaan. Tevens spreken de verklaringen van haar moeder en de telefoongegevens, de verklaringen van [slachtoffer1] op een aantal belangrijke punten tegen. Meer subsidiair is de verdediging van mening dat de gedragingen van verdachte niet gekwalificeerd kunnen worden als mensenhandel. Nergens uit blijkt dat [slachtoffer1] zich in een ontredderde en afhankelijke positie heeft bevonden en dat verdachte daarvan misbruik heeft gemaakt. Van enig causaal verband tussen (dwang)middel en het werken in de prostitutie of het afdragen van verdiensten blijkt evenmin. Beoordeling door de rechtbank Aangeefster heeft verklaard dat zij in contact kwam met verdachte op een moment dat zij veel verdriet had over het overlijden van haar vader. Ze zat niet op school en had geen werk en niet echt mensen om zich heen waarmee zij haar verdriet kon delen. Zij kwam daarnaast net uit een relatie waarin zij was mishandeld en waarin haar toenmalige vriend haar in de prostitutie had
willen laten werken. 4 Verdachte kende aangeefsters ex-vriend goed, en aangeefster had hem verteld dat haar vader was overleden en dat zij in de prostitutie had gewerkt. 5 De rechtbank overweegt dat aangeefster zich aldus in een kwetsbare positie bevond en dat verdachte dit wist. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte tegen haar had gezegd dat als hij vrij kwam, zij zouden gaan samenwonen. Verdachte zou zijn best gaan doen en gaan werken. Toen verdachte vrij kwam, vroeg hij echter een uitkering aan en leende geld van de moeder van [slachtoffer1], wat hij niet terugbetaalde. 6 Daarnaast had hij een telefoonabonnement op haar naam afgesloten, dat hij gebruikte en waardoor voor [slachtoffer1] hoge rekeningen ontstonden. 7 Op 29 december 2010 gingen verdachte en [slachtoffer1] naar Groningen. Aangeefster verklaart dat zij op 31 december 2010, haar verjaardag, verdachte voor het eerst agressief zag. Hij zei dat zij haar bek moest houden, anders zou hij haar slaan. Hij stond toen met een vuist voor haar. 8 Mevrouw[moeder slachtoffer] verklaart dat haar dochter haar die dag overstuur opbelde. 9 [slachtoffer1] verklaart dat ze haar moeder vertelde wat er was gebeurd en dat zij zei dat hij niet meer bij hen in huis kwam.Vanaf dat moment sliep verdachte niet meer in Heerde. 10 [moeder slachtoffer] verklaart verder dat zij op een zaterdag, na dit incident, samen met een vriendin en met [slachtoffer1] naar Groningen ging en dat zij zag dat verdachte behoorlijk agressief was in woorden.[moeder slachtoffer] merkte dat verdachte haar dochter van haar los wilde weken en zij zag dat haar dochter bang was voor verdachte. 11 [slachtoffer1] verklaart dat ze heel bang was voor verdachte vanaf het moment dat hij bij haar en haar moeder kwam wonen. Ze was bang dat hij bij haar weg zou gaan of dat hij geweld zou gebruiken. 12 Tijdens de seks moest ze vaak van verdachte zeggen dat ze van hem was. Ze vond dit vervelend, maar als ze dit niet zei, gebruikte hij geweld en pakte hij haar harder vast of trok hij aan haar haren. Ze moest ook tegen haar zin anale seks met hem hebben, ondanks dat ze zei dat ze het niet wilde en er geen zin in had 13 [slachtoffer1] heeft verklaard dat zij contact bleef houden met verdachte. Met name telefonisch, maar een aantal keer spraken zij ook af op verdachtes kamer in Ede. Op die kamer bespraken ze ook dat [slachtoffer1] in de prostitutie ging. 14 [slachtoffer1] heeft verklaard: „[verdachte] stelde het voor. Ik was toen zover dat ik alles voor [verdachte] wilde doen. […] Ik zat niet lekker in mijn vel. Ik dacht dat ik het gewoon maar moest doen want mijn leven werd toch niet beter dan dat het toen was. Ik voelde me ook schuldig naar mijn moeder over het geld wat [verdachte] van haar had geleend. Hiermee kon ik het dan
terugbetalen. [verdachte] heeft toen op de computer laten zien hoe het werkt en waar ik het beste heen kon gaan. Ik kon het beste naar Amsterdam en naar club [naam club2] en Club [naam club1]‟. 15 Verdachte heeft verklaard dat hij het telefoonnummer van club [naam club2] en Club [naam club1] in zijn telefoon heeft staan. 16 […..] [slachtoffer1] verklaart: „Hij liet mij die sites zien. Ik heb gebeld naar die clubs en een afspraak gemaakt. [verdachte] ging mee naar Amsterdam en heeft op mij gewacht. Hij bracht me met de auto van een jongen die bij hem in huis woonde. Ik heb daar een avond gewerkt. [verdachte] belde een paar keer en zei dat hij met de auto aan de overkant zou staan als ik vrij was. Toen ik vrij was, ben ik in gestapt.‟[…] De dag erna ben ik weer naar Club [naam club2] gegaan om daar te werken. [verdachte] had toen dezelfde vriend en een vriendin bij zich. […] In totaal heb ik drie keer bij club [naam club2] gewerkt. […] Na die drie keer zei [verdachte] dat ik niet zoveel verdiende en dat ik beter naar Club [naam club1] kon gaan. Hij kende de eigenaresse en hij had het 06-nummer. [verdachte] heeft mij er heen gebracht. […] Ik heb drie keer in club [naam club1] gewerkt.‟ [slachtoffer1] verklaart dat ze met geld dingen voor haar zelf betaalde en dat ze wat geld aan verdachte gaf en verder dat verdachte wilde dat zij bij hem kwam als ze klaar was. Verdachte stond al voor de deur van de club op haar te wachten tot zij daar klaar zou zijn. Hij wilde dan geld hebben. 17 De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring van de verdachte dat aangeefster zelf met het voorstel kwam om in de prostitutie te gaan werken. De aangifte van aangeefster is consistent en vindt in belangrijke mate steun in de verklaring van verdachte (verdachte heeft verklaard dat hij een relatie had met aangeefster, dat zij in de prostitutie heeft gewerkt, dat hij de telefoonnummers van Club [naam club2] en Club [naam club1] in zijn telefoon heeft staan en dat hij wel eens mee ging met aangeefster naar Amsterdam) en in de verklaring van aangeefsters moeder,[moeder slachtoffer] (zoals hierboven uiteengezet). Daarnaast neemt de rechtbank in haar overweging mee dat [slachtoffer3] en[slachtoffer2], van wie verdachte verklaart dat hij met hen ook een affectieve of seksuele relatie heeft gehad 18 , eveneens hebben verklaard dat verdachte het was die hen op het idee bracht om in Club [naam club2] en/of Club [naam club1] aan het werk te gaan, waarbij opvalt dat geen van deze vrouwen uit Amsterdam komt en zij uit alle bestaande clubs juist bij deze clubs terecht zijn gekomen. 19 Dat het toeval is dat deze drie vrouwen op eigen initiatief juist bij Club [naam club1] zouden zijn gaan werken, en twee van hen daarnaast bij club [naam club2], acht de rechtbank ongeloofwaardig. De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, de verklaring van [slachtoffer1] betrouwbaar en geloofwaardig en verwerpt daarmee het verweer van de verdediging dat de verklaring van aangeefster niet betrouwbaar is.
De rechtbank overweegt voorts in het bijzonder het volgende.
Verdachte is een „relatie‟ met [slachtoffer1] aangegaan, terwijl zij uit een gewelddadige relatie kwam en haar vader was verloren en aldus kwetsbaar was, met het oogmerk van haar te profiteren. Door agressief naar aangeefster te zijn en door schulden bij haar moeder op te bouwen (zodat aangeefster zich genoodzaakt voelde die schulden terug te betalen en nog kwetsbaarder werd), heeft verdachte misbruik gemaakt van die kwetsbare positie van aangeefster en heeft hij misbruik gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht. Verdachte heeft voorts opzettelijk voordeel getrokken uit deze uitbuiting door aangeefster een telefoonabonnement op zijn naam te laten afsluiten en door haar en haar moeder geld en goederen te laten afstaan. De rechtbank acht op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht [slachtoffer1] heeft geworven zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid met oogmerk van uitbuiting. Conclusie De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat: 1. Zaak 3 hij (op meerdere tijdstippen) in de periode van 1 juni 2009 tot en met 5 juni 2011 te Heerde en te Nieuwegein en te Zwolle en te Groningen en te Ede en te Amsterdam, meermalen, (telkens), A: (lid 1, onder 1°) een ander, genaamd [slachtoffer1], door , door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van de kwetsbare positie, heeft geworven, , met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer1], en B: (lid 1, onder 4°) [slachtoffer1] door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van de kwetsbare positie heeft gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten danwel onder de onder 1° van dit artikel genoemde omstandigheden, te weten door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van de kwetsbare positie enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij, verdachte wist dat die [slachtoffer1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid en diensten, en C: (lid 1, onder 6°) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van die [slachtoffer1], en
D: (lid 1, onder 9°) met één of meerdere van de onder 1° genoemde middelen, te weten door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van de kwetsbare positie die [slachtoffer1] heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met en/of voor een derde, immers heeft/is verdachte (telkens)
-
vanuit de Penitentiaire Inrichting contact gelegd met die [slachtoffer1] e
-
een (liefdes)relatie met die [slachtoffer1] aangegaan e
-
beloofd zijn best te gaan doen en werk te zoeken en samen met die [slachtoffer1] iets leuks te gaan doen en te gaan samenwonen en samen met die [slachtoffer1] een leven op te bouwen en gezegd dat hij niemand anders had e
-
die [slachtoffer1] bedreigd en
-
en telefoonabonnement op naam van die [slachtoffer1] afgesloten en waardoor die [slachtoffer1] hoge telefoonrekeningen en
-
geld geleend van mevrouw de[moeder slachtoffer] (moeder van die [slachtoffer1]) en
-
aan die [slachtoffer1] voorgesteld om in de prostitutie te gaan werken zodat die [slachtoffer1] haar (hoge) rekeningen kon betalen en het geld aan haar moeder kon terugbetalen en gezegd dat die [slachtoffer1] veel geld kon verdienen met prostitutiewerk en
-
aan die [slachtoffer1] informatie gegeven over meerdere clubs en aangegeven bij welke club ze het meeste geld kon verdienen e
-
aan die [slachtoffer1] gevraagd hoeveel geld ze had verdiend en
-
een deel van) het door die [slachtoffer1] verdiende geld ingenomen en/of beheerd en/of (deels) aangewend voor zijn eigen gebruik, door welke feiten en omstandigheden voor voornoemde [slachtoffer1] een (afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen onttrekken en tengevolge waarvan zij geen weerstand aan verdachte heeft kunnen bieden; terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de verdachte een wegens mensenhandel opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan; Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde De feiten Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Verdachte is bij arrest van 14 september 2009 door het Gerechtshof Arnhem veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar vanwege (onder andere) mensenhandel. Dit arrest was onherroepelijk op 29 september 2009. Verdachte heeft deze straf (deels) ondergaan 20 Rond kerst 2011 liet verdachte, via [betrokkene1] en [betrokkene2], aan aangeefster[slachtoffer2] weten dat hij een vriendin zocht. Verdachte zat op dat moment gedetineerd in de Blueband-gevangenis in Arnhem. Aangeefster[slachtoffer2] (hierna: [slachtoffer2]) zocht daarop contact met verdachte en vertelde hem dat ze net uit een moeilijke relatie kwam. Vanaf dat moment gingen verdachte en zij bellen en na een week ontmoetten verdachte en zij elkaar voor het eerst. Er ontstond een (seksuele) relatie tussen hen. In januari 2012 kwam verdachte vrij en trok hij in bij [slachtoffer2] in Wageningen. Op zondag 19 februari 2012 kregen verdachte en [slachtoffer2] ruzie. 21 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 tenlastegelegde feit. Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. De beschuldigingen in de richting van cliënt stammen telkens uit één bron, te weten aangeefster en er is onvoldoende steun te vinden in andere bewijsmiddelen om wel tot een
bewezenverklaring te kunnen komen. De „unus testis nullus testis‟-regel staat aldus in de weg aan een bewezenverklaring. Subsidiair is de verdediging van mening dat de verklaring van [slachtoffer2] onvoldoende betrouwbaar zijn (en daarmee ook de de-auditu verklaringen van [betrokkene3], [betrokkene4], [betrokkene5], [betrokkene6] en [betrokkene2], die allen afkomstig zijn uit dezelfde bron), nu zij op een aantal cruciale punten weerlegd worden door getuige [getuige] en de telefoongegevens. Meer subsidiair is de verdediging van mening dat de gedragingen van verdachte niet gekwalificeerd kunnen worden als mensenhandel. Nergens blijkt uit dat [slachtoffer1] zich in een ontredderde en afhankelijke positie heeft bevonden en dat verdachte daarvan misbruik heeft gemaakt. Van enig causaal verband tussen (dwang)middel en het werken in de prostitutie of het afdragen van verdiensten blijkt niets. Beoordeling door de rechtbank [slachtoffer2] heeft verklaard dat verdachte haar vertelde dat hij vroeger pooier was en dat hij haar vroeg of zij iemand kende die voor hoer wilde werken. [slachtoffer2] heeft verklaard dat zij aangaf dat zij dat in ieder geval zelf niet wilde. Verdachte had daarop gezegd dat hij veel geld nodig had, om een boete van € 50.000,- te betalen. 22 [slachtoffer2] verklaart verder dat zij op zaterdag 18 februari 2012 ruzie kreeg met verdachte, waarbij verdachte tegen haar schreeuwde en met zijn vuist tegen het raam van het portier aan de bestuurderskant van haar auto sloeg, waar zij toen in zat. De volgende dag, 19 februari 2013, ging zij met verdachte naar Utrecht, waar verdachte tegen haar zei dat hij wilde dat zij hem ging pijpen. [slachtoffer2] heeft verklaard dat zij zei dat ze het niet wilde, maar dat verdachte hier boos om werd, bleef zeuren en haar vervolgens bij haar staart vast pakte, haar hoofd met geweld naar zijn penis toe duwde en nadat zij haar hoofd had weggedraaid haar hoofd opnieuw naar zijn penis toe duwde, waarop zij ruzie kregen. 23 Verdachte heeft verklaard dat het klopt dat [slachtoffer2] en hij die dag ruzie hebben gehad. 24 [slachtoffer2] heeft vervolgens verklaard dat op 2 maart 2012 verdachte bij haar aan de deur stond en dat ze opnieuw ruzie kregen. Ze verklaarde: „Ik hoorde dat hij hoer en slet tegen mij riep en hij heeft mij drie keer geschopt. Hij raakte mij twee keer tegen mijn onderbenen en een (1) keer tegen mijn bovenbeen. Dit deed pijn. Ook zag en voelde ik dat hij mij in mijn gezicht sloeg. [verdachte] ( verdachte; Rb.) raakte mij twee keer met de vlakke hand in mijn gezicht. Ik weet niet meer met welke hand hij dit deed. Dit deed pijn en maakte mij erg bang. Ik kreeg van die trappen blauwe plekken, maar die heb ik nooit aan iemand laten zien. [verdachte] heeft toen ook in mijn linkeroor geknepen, heel erg hard, op de plek waar ik al een litteken heb zitten. Dit deed erg pijn en mijn oor was daarna toen een paar dagen dik. Ook maakte [verdachte] elke keer schijnbewegingen alsof hij me nog meer wilde slaan. Zelfs ook een (1) keer met de vuist. Ook hoorde ik dat [verdachte] dreigde om mijn tanden uit mijn smoel te slaan.‟ 25 [slachtoffer2] heeft verklaard dat verdachte het vervolgens goed wilde maken met een avondje stappen in Amsterdam en dat ze die zondag 4 maart samen naar Amsterdam gingen. Ze verklaart: „We
kwamen toen aan bij een huis. [verdachte] zei dat ik daar naar binnen moest gaan en moest vragen naar [naam]. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat ik normaal moest doen en zijn naam niet moest noemen, omdat hij anders mijn tanden uit moet smoel zou slaan. Omdat ik bang was voor zijn reactie, ben ik gegaan. Ik zag dat er een portier bij de deur stond en dat er boven de ingang een bord hing waar „Club [naam club1]‟ op stond. Toen ik eenmaal binnen was, bleek het een privéclub voor hoeren te zijn. [verdachte] wilde dus gewoon dat ik voor hem ging werken. Omdat ik geen andere kleding en mijn paspoort bij me had kon ik daar niet beginnen met werken. Hier was ik erg blij om. Toen ik naar buiten ging en [verdachte] in de auto zag zitten werd ik heel erg boos op hem. [verdachte] zei dat als ik hem terug wilde, ik dit voor hem moest doen. Daarmee bedoelde hij werken in deze club. […] [verdachte] zei ook tegen mij dat ik hem met dit soort werk kon helpen zijn boete te betalen bij het CJIB van €50.000,-. 26 [slachtoffer2] heeft verklaard dat verdachte sindsdien iedere dag langskwam en dat hij bleef aandringen dat als zij hem terug wilde, zij dat dan moest bewijzen door te gaan werken als hoer. Ze verklaarde dat ze dat nooit van haar leven zou doen, maar dat ze dat niet tegen hem durfde te zeggen, omdat ze bang was dat hij haar wat aan zou doen. 27 Ze verklaarde dat hij zei dat ze dan lekker geld konden verdienen samen en ergens anders konden gaan wonen, maar dat wanneer zij hierop negatief reageerde, hij begon te pushen en boos werd. 28 [slachtoffer2] heeft verklaard dat verdachte ook wilde dat ze zich op een site genaamd sexjobs moest zetten, waarop ze dit deed. Toen [slachtoffer2] na een paar dagen het email-account van de site had verwijderd, werd verdachte hier heel boos om en gaf hij haar hard een klap in het gezicht, waardoor zij pijn voelde. 29 Verdachte heeft verklaard dat hij wel wat van de site „sexjobs‟ weet en dat hij erbij was toen aangeefster zich aanmeldde op de site sexjobs. 30 [slachtoffer2] verklaart verder dat verdachte in die tijd ook seks met haar wilde hebben en dat zij na 25 februari nog drie keer seks hebben gehad, waarbij zij één keer niet wilde. Zij verklaarde: „[verdachte] bleef aandringen dat hij sex wilde, maar ik wilde niet en hij probeerde toen mijn broek uit te trekken. [verdachte] maakte mijn riem en knoop los en begon toen te schreeuwen dat ik niet wilde en werd boos, waardoor ik begon te huilen. Dierdoor stopte [verdachte] en ging toen weg. [verdachte] wilde ook weleens dat ik hem ging pijpen, maar ik wilde dat niet. Wel was ik soms gewoon zo bang dat ik het wel deed. Het ging dan ook een beetje met geweld. Ik voelde dan dat hij hardhandig aan mijn hoofd en haren trok en duwde.‟ 31 [slachtoffer2] heeft verder verklaard dat verdachte haar in de gaten hield, door plotseling bij de school van haar zoon te staan, in de straat haar woning te observeren of door [slachtoffer2] te bellen en haar te zeggen dat hij wist wat zij deed 32 en dat hij op 18 maart 2012 [verdachte] weer bij haar voor de deur stond, tegen haar voordeur bonkte en trapte en meerdere keren aanbelde en dat toen hij tegen haar moeders auto aan sloeg, tegen de zijspiegel van de bestuurders kant. 33 Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer2] en hij een seksrelatie hadden, dat zij wel eens ruzie hadden en dat hij inderdaad een keer een spiegel van een auto heeft geslagen die bij
[slachtoffer2] voor de deur stond. Verder heeft hij verklaard dat hij nog € 50.000,- moest betalen aan het CJIB, dat hij wel wat van de site „sexjobs‟ weet en dat hij erbij was toen aangeefster zich aanmeldde op de site sexjobs. 34 De overbuurvrouw van [slachtoffer2] heeft verklaard dat [slachtoffer2]haar rond mei 2012 vertelde dat haar (tweede) vriend haar had bedreigd en dat hij haar had gezegd dat hij haar dood zou maken. [slachtoffer2] zou haar verder hebben verteld dat haar (tweede) vriend meer agressie naar haar vertoonde en dat ze voor hem in de prostitutie moest gaan werken. 35 De overbuurvrouw verklaarde ook dat zij een keer een schreeuw en gebonk hoorde en had gezien deze vriend van [slachtoffer2] voor haar deur stond en op haar deur aan het bonken was. 36 Ook [betrokkene5] heeft verklaard dat [slachtoffer2] haar vertelde dat verdachte vaak samen met [slachtoffer3] voor haar deur stond en dat ze bang voor hen was. 37 [slachtoffer3] heeft verklaard dat [slachtoffer2]vanaf januari 2012 een relatie had met verdachte en dat [slachtoffer2] en verdachte veel ruzies hadden. 38 Zij verklaarde verder dat verdachte tegen haar had gezegd dat [slachtoffer2]ook zou gaan werken in “de club”. 39 Ook [slachtoffer2] moeder, [betrokkene3], heeft verklaard dat [slachtoffer2] haar had verteld dat verdachte haar als prostituee wilde laten werken in Club [naam club1] in Amsterdam en dat zij een email heeft moeten aanmaken voor dat werk. Zij vertelde verder dat [slachtoffer2] haar had verteld dat verdachte haar wel eens had bedreigd. Verdachte zou hebben gezegd dat hij [slachtoffer2] wel zou vinden en dat hij, als hij zou willen, haar zo kapot kon schieten. [slachtoffer2] moeder verklaarde verder dat haar auto was vernield doordat verdachte daar een trap tegen aan had gegeven. 40 De rechtbank is van oordeel dat op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer2] heeft geworven met het oogmerk van uitbuiting en dat hij door geweld en bedreigingen met geweld heeft geprobeerd [slachtoffer2] te dwingen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten met het oogmerk van uitbuiting. . Dat rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de verklaring van [slachtoffer2] niet betrouwbaar is en dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is, nu [slachtoffer2] verklaring op meerdere punten wordt ondersteund door de hierboven nader uiteengezette verklaringen van verdachte zelf, [slachtoffer3], [betrokkene3] en [betrokkene4]. Conclusie De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat: 2. Zaak 1
hij (op meerdere tijdstippen) in de periode van 24 december 2011 tot en met 7 april 2012 te Arnhem en te Wageningen en te Amsterdam, meermalen, (telkens), A: (lid 1, onder 1°) een ander, genaamd[slachtoffer2], door geweld endoor dreiging met geweld en misleiding heeft geworven en vervoerd met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer2], immers heeft/is verdachte (telkens)
-
vanuit de Penitentiaire Inrichting contact gelegd met die [slachtoffer2] en
-
een (liefdes)relatie met die [slachtoffer2] aangegaan en
-
aan die [slachtoffer2] gevraagd of ze iemand kende die voor hoer wilde werken omdat hij snel geld nodig had om een boete van 50.000 euro af te betalen en dat die [slachtoffer2] hem daarbij kon helpen en - aan die [slachtoffer2] gevraagd of zij voor hem wilde werken als prostituee en tegen die [slachtoffer2] gezegd dat ze dan veel geld konden verdienen en ergens samen konden gaan wonen en - tegen die [slachtoffer2] gezegd dat als ze hem terug wilde en als ze echt om hem gaf, ze dat moest bewijzen door als hoer te gaan werken en
-
die [slachtoffer2] bedreigd en
-
die [slachtoffer2] gedwongen tot seks en
-
die [slachtoffer2] mishandeld en
-
die [slachtoffer2] uitgescholden voor hoer en slet en
-
die [slachtoffer2] gevolgd en opgewacht bij haar huis en op andere locaties en die [slachtoffer2] in de gaten gehouden en - tegen het raam van de auto van die [slachtoffer2] geslagen terwijl die [slachtoffer2] in de auto zat en/of
-
tegen de voordeur van de woning van die [slachtoffer2] getrapt en
-
tegen die spiegel van de auto van haar moeder geslagen en
-
die [slachtoffer2] voor een seksclub afgezet en gezegd dat ze moest vragen naar [naam] en - een (seks)advertentie voor die [slachtoffer2] laten maken en op internet laten plaatsen, door welke feiten en omstandigheden voor voornoemde [slachtoffer2] een (afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen onttrekken en tengevolge waarvan zij geen weerstand aan verdachte heeft
kunnen bieden; terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de verdachte een wegens mensenhandel opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan; EN hij (op meerdere tijdstippen) in de periode van 24 december 2011 tot en met 7 april 2012 te Arnhem en te Wageningen en te Amsterdam, meermalen(telkens), ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om een ander, te weten[slachtoffer2] (lid 1, onder 4°) door geweld en/door dreiging met geweld en, door misleiding dan te dwingen en/of te bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten,immers heeft/is verdachte (telkens)
-
vanuit de Penitentiaire Inrichting contact gelegd met die [slachtoffer2] en
-
een (liefdes)relatie met die [slachtoffer2] aangegaan en
-
aan die [slachtoffer2] gevraagd of ze iemand kende die voor hoer wilde werken omdat hij snel geld nodig had om een boete van 50.000 euro af te betalen en dat die [slachtoffer2] hem daarbij kon helpen en - aan die [slachtoffer2] gevraagd of zij voor hem wilde werken als prostituee en tegen die [slachtoffer2] gezegd dat ze dan veel geld konden verdienen en ergens
samen konden gaan wonen en - tegen die [slachtoffer2] gezegd dat als ze hem terug wilde en als ze echt om hem gaf, ze dat moest bewijzen door als hoer te gaan werken en
-
die [slachtoffer2] bedreigd en
-
die [slachtoffer2] gedwongen tot seks en
-
die [slachtoffer2] mishandeld en
-
die [slachtoffer2] uitgescholden voor hoer en slet en
-
die [slachtoffer2] gevolgd en opgewacht bij haar huis en op andere locaties en/ of die [slachtoffer2] in de gaten gehouden en - tegen het raam van de auto van die [slachtoffer2] geslagen terwijl die [slachtoffer2] in de auto zat en
-
tegen de voordeur van de woning van die [slachtoffer2] getrapt en
-
tegen die spiegel van de auto van haar moeder geslagen en
-
die [slachtoffer2] voor een seksclub afgezet en gezegd dat ze moest vragen naar [naam] en
- een (seks)advertentie voor die [slachtoffer2] laten maken en op internet laten plaatsen, door welke feiten en omstandigheden voor voornoemde [slachtoffer2] een (afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen onttrekken en/of tengevolge waarvan zij geen weerstand aan verdachte heeft kunnen bieden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de verdachte een wegens mensenhandel opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan; Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde De feiten Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Verdachte is bij arrest van 14 september 2009 door het Gerechtshof Arnhem veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar vanwege (onder andere) mensenhandel. Dit arrest was onherroepelijlk op 29 september 2009. Verdachte heeft deze straf (deels) ondergaan 41 Verdachte heeft vanaf februari 2012 een relatie gehad met [slachtoffer3] en woonde in die tijd samen met haar in de woning van [slachtoffer3] te Ede. [slachtoffer3] leerde verdachte kennen in Wageningen, via[slachtoffer2]. [slachtoffer3] is in de tijd dat ze met verdachte een relatie had, in de prostitutie gaan werken in Club [naam club1] en [naam club2] Club in Amsterdam. 42 Verdachte maakte in die tijd gebruik van het geld van [slachtoffer3] en pinde geld met haar pinpas. 43 Daarnaast zette hij [slachtoffer3] soms af voor de club, waar zij als prostituee aan het werk was en pikte hij haar daar ook weer op. 44 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 tenlastegelegde feit. Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken.
Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. De beschuldiging in de richting van verdachte stammen telkens uit één bron, te weten aangeefster en er is onvoldoende steun te vinden in andere bewijsmiddelen om wel tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De „unus testis, nullus testis‟-regel staat aldus in de weg aan een bewezenverklaring. Subsidiair is de verdediging van mening dat de verklaring van [slachtoffer3] onvoldoende betrouwbaar zijn (en daarmee ook de de auditu verklaringen van vader [slachtoffer3], [betrokkene7], [betrokkene8], [betrokkene9], [betrokkene10], [betrokken11], [betrokkene12], die allen afkomstig zijn uit dezelfde bron), nu zij op een aantal cruciale punten tegengesproken worden door getuigen [betrokken11], [betrokkene9] en [betrokkene10]. Meer subsidiair is de verdediging van oordeel dat de gedragingen die hebben plaatsgevonden, niet gekwalificeerd kunnen worden als mensenhandel. Nergens blijkt uit dat [slachtoffer3] zich in een ontredderde en afhankelijke positie heeft bevonden en dat verdachte daarvan misbruik heeft gemaakt, danwel dat zij werd bedreigd met geweld, waardoor zij gedwongen of bewogen werd prostitutiewerkzaamheden. Beoordeling door de rechtbank [slachtoffer3] heeft verklaard dat het idee om te gaan werken in prostitutie opkwam, toen zij erachter kwam dat verdachte haar bankpas had gepakt en haar geld had opgemaakt. Zij en verdachte hadden geld nodig en toen ontstond het idee dat zij een baantje in de club kon nemen zodat verdachte en zij konden gaan sparen en samen een huisje konden kopen. 45 Van verdachte hoorde zij van het bestaan van Club [naam club1]. Ze verklaarde: „[verdachte] ( verdachte, Rb ) zei dat ik bij Google bij de seksclubs moest kijken. We hadden ook[betrokkene13] gezien, maar [verdachte] zie dat ik daar niet moest gaan werken, want die was heel goedkoop. Toen kwamen we bij [naam club1]. Ik zag [naam club1] staan, en toen zei [verdachte] dat ik daar wel naar toe kon bellen. [verdachte] vertelde mij wat ik moest vragen en zeggen aan de telefoon toe ik belde met Club [naam club1]. Ik durfde eigenlijk niet te bellen, maar toen [verdachte] zei dat we toch echt geld nodig hadden, belde ik toch maar. […] [verdachte] heeft mij een week lang gezegd dat ik moest bellen naar een club. Ik heb het een week lang kunnen uitstellen, maar op een gegeven moment heb ik dus toch maar gebeld. 46 [slachtoffer3] heeft verder verklaard dat zij aan verdachte altijd moest laten weten hoeveel zij verdiende, dat hij soms geld wilde om een broodje of sigaretten te halen en dat zij er op een gegeven moment achterkwam dat hij geld van haar stal. 47 Zij antwoordde op de vraag van de politie waarom zij het geld niet op een rekening stortte: „Omdat hij het geld van mijn bank afhaalde. Hij pikte ook mijn tas af en als ik dan de volgende dag wakker werd, had [verdachte] in de nacht mijn geld en sleutels van mijn auto gepakt.‟ 48 […] „Als ik een overzicht uitdraai van mijn rekening, kun je wel zien wanneer en hoeveel geld het was. Ik heb in ieder geval gezien dat hij meerdere malen geld overmaakte naar zijn rekening.‟ 49 [slachtoffer3] heeft verder verklaard dat verdachte vaak haar auto gebruikte en dat zij van verdachte niet met kleurlingen naar bed mocht gaan. Hij was een keer heel kwaad was geworden toen hij dacht dat zij met een neger naar bed was gegaan. 50
Voorts verklaart [slachtoffer3] dat verdachte haar mishandelde. Ze verklaarde dat hij haar een keer bij Club [naam club2] heeft geslagen en dat hij haar verder thuis ongeveer vijf keer thuis mishandeld had. 51 [betrokkene10] heeft verklaard dat hij [slachtoffer3] kent van Club [naam club2] en dat zij ([slachtoffer3]) hem wel eens vertelde dat ze door haar ex vriend werd bedreigd. De jongen, volgens hem van Surinaamse afkomst, kwam haar vaak ophalen na het werk. Hij verklaarde verder dat hij heeft gezien dat haar vriend haar aan haar haren de auto in trok en dat hij haar een klap in haar gezicht gaf. 52 [betrokken11] heeft in november 2012 verklaard dat zij getuige is geweest van een voorval tussen [slachtoffer3] en haar vriend twee maanden daarvoor. Zij verklaarde: „Ik keek vanaf de eerste verdieping vanaf het balkon naar buiten. Ik zag dat [slachtoffer3]) bij haar auto stond. Ik zag dat ze door die jongen op de grond werd geduwd. Ik zag dat ze verdwaasd keek en ik zag dat[betrokkene14] bij haar stond. Ik hoorde[betrokkene14] zeggen: „dat is toch niet normaal. Hij trekt haar zo aan de haren‟. [betrokken11] verklaarde voorts dat [slachtoffer3] haar had gezegd dat ze onder dwang moest werken van haar vriend en dat ze blauwe plekken had van hem. [betrokken11] verklaarde dat ze wel eens blauwe plekken bij [slachtoffer3] had gezien. 53 In het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant], staat beschreven dat er op 21 mei 2012 een spoedopdracht is gedaan van het rekeningnummer van [slachtoffer3] naar het rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van verdachte. 54 De rechtbank is van oordeel dat op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte door misleiding (het voorspiegelen van samen geld sparen en een huisje kopen), geweld (de mishandelingen) en bedreigingen met geweld aangeefster heeft gedwongen zich beschikbaar te stellen en blijven stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten en dat hij die [slachtoffer3] heeft geworven met het oogmerk van uitbuiting en dat hij door geld van haar rekening te halen en van haar te vragen, voordeel heeft getrokken en zichzelf heeft bevoordeeld. Dat rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de verklaring van aangeefster niet betrouwbaar is en dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is, nu aangeefsters verklaring op meerdere punten wordt ondersteund door de hierboven nader uiteengezette verklaringen van verdachte zelf, [betrokkene10] en [betrokken11], beiden mede verklarend uit eigen wetenschap, en het nadere onderzoek naar haar rekeninggegevens. Conclusie De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat: 3.
Zaak 2: hij (op meerdere tijdstippen) in de periode van 1 februari 2012 tot en met 15 september 2012 te Wageningen en te Ede en te Utrecht en te Amsterdam,meermalen, (telkens), A: (lid 1, onder 1°) een ander, genaamd [slachtoffer3], door geweld en door dreiging met geweld en / door misleiding heeft geworven, vervoerd en overgebracht met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer3], en B: (lid 1, onder 4°) [slachtoffer3] door geweld en / door dreiging met geweld en door misleiding heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten en C: (lid 1, onder 6°) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de (seksuele) uitbuiting van die [slachtoffer3], en D: (lid 1, onder 9°) met één of meerdere van de onder 1° genoemde middelen, te weten geweld en / door dreiging met geweld en / door misleiding die [slachtoffer3] heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met en/of voor een derde, immers heeft/is verdachte (telkens)
-
een (liefdes)relatie met die [slachtoffer3] aangegaan en
-
de bankpas van die [slachtoffer3] gebruikt en geld van die [slachtoffer3] gebruikt en opgemaakt en
-
de telefoon van die [slachtoffer3] gebruikt en
-
voorgesteld aan die [slachtoffer3] om in de prostitutie te gaan werken zodat ze de de rekeningen kon betalen en tegen die [slachtoffer3] gezegd dat ze geld nodig hadden en - aan die [slachtoffer3] beloofd samen te gaan sparen en samen een huisje te kopen en
-
die [slachtoffer3] bedreigd en
-
die [slachtoffer3] mishandeld en
-
die [slachtoffer3] uitgescholden voor hoer en slet en
-
die [slachtoffer3] op internet seksclubs laten zien en tegen die [slachtoffer3] gezegd wat ze moest vragen en zeggen bij de seksclubs en
-
gecontroleerd hoeveel klanten en welke klanten die [slachtoffer3] had en
-
boos geworden op die [slachtoffer3], als ze niet genoeg had verdiend en als ze bepaalde klanten had gehad en - één, auto van die [slachtoffer3] gebruikt en -(een deel van) het door die [slachtoffer3] verdiende geld ingenomen en/of beheerd en naar zijn eigen rekening overgeboekt en (deels) aangewend voor zijn eigen gebruik, door welke feiten en omstandigheden voor voornoemde [slachtoffer3] een (afhankelijkheids)situatie is ontstaan waaraan zij zich niet heeft kunnen onttrekken en tengevolge waarvan zij geen weerstand aan verdachte heeft kunnen bieden; terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de verdachte een wegens mensenhandel opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan; Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien van feit 1 en 3, telkens: Mensenhandel, meermalen gepleegd Ten aanzien van feit 2: Mensenhandel, meermalen gepleegd en poging mensenhandel, meermalen gepleegd
De feiten zijn strafbaar.
5 De strafbaarheid van verdachte Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6 De motivering van de sanctie(s) Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en voorts tot oplegging van de maatregel van TBS met dwangverpleging. De officier van justitie is tot deze eis gekomen op basis van het rapport van het PBC van 4 juni 2008 in combinatie met het feit dat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan rapportages (art. 37 lid 3 jo artikel 37a lid 3 van het Wetboek van Strafrecht). Bij verdachte werd in 2008 aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis vastgesteld, dat zich bij verdachte uitte in het bij herhaling overtreden van de wet, geen verantwoordelijkheid nemen, oneerlijkheid, roekeloze onverschilligheid voor de veiligheid van zichzelf en anderen en verhoogde prikkelbaarheid. Daarnaast is er sprake van psychopathie. Zo weet verdachte vanuit egocentrisch oogpunt steeds anderen in te zetten voor eigen doeleinden. In de destijds tenlastegelegde feiten – waaronder mensenhandel – ziet het PBC verdachtes stoornissen tot uiting komen in het exploiteren van anderen (inpalmen) door middel van manipulatie en intimidatie. Zijn voornaamste doel daarbij is winstbejag. Gelet op de stoornissen en zijn strafblad is de kans op herhaling zeer groot. Daarmee vormt verdachte een groot gevaar voor de samenleving als hij onbehandeld terugkeert in de maatschappij en eist de veiligheid van anderen het opleggen van de maatregel TBS. Verder is voldaan aan het gelijktijdigheidsverband en aan het gevaarlijkheidscriterium en staat het feit dat verdachte volledige toerekenbaar werd geacht ten tijde van de hem in 2008 ten laste gelegde feiten niet in de weg aan het thans opleggen van TBS met dwangverpleging. Ten aanzien van de hoogte van de gevorderde gevangenisstraf heeft de officier van justitie opgemerkt dat zij daarbij is uitgegaan van de richtlijn voor strafvordering voor mensenhandel, waarbij bij het werken van één dag door één slachtoffer al kan worden gedacht aan een gevangenisstraf voor de duur van één jaar en daarnaast in casu speelt dat de straf 50% kan worden verhoogd wanneer sprake is van een eerdere veroordeling voor mensenhandel. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat aan verdachte geen TBS kan en dient te worden opgelegd. In 2008 is verdachte weliswaar onderzocht door deskundigen, maar hij heeft ook toen gedeeltelijk zijn medewerking geweigerd. Hoewel de deskundigen tot de conclusie kwamen dat sprake was van een „antisociale persoonlijkheidsstoornis‟, plaatsen zij daarbij de kanttekening dat, om volgens de DSM-IV de diagnose persoonlijkheidsstoornis te mogen kwalificeren, er sprake dient te zijn van een gedragstoornis van voor het 15e levensjaar. De deskundigen zien daarvoor wel aanwijzingen maar kunnen dat niet vaststellen, waardoor de diagnose van een antisociale persoonlijkheidsstoornis niet kan worden gesteld. Ook over het cannabismisbruik concluderen zij dat er te weinige bekend is om tot een exacte diagnose te komen. Ten aanzien van de hoogte van de eventueel op te leggen gevangenisstraf heeft de verdediging de rechtbank in subsidiaire zin gevraagd rekening te houden met de aard van onderhavige mensenhandel zaak waarin geen grote excessen hebben plaatsgevonden. [slachtoffer2] is niet werkzaam geweest in de prostitutie en aangeefsters [slachtoffer1] en [slachtoffer3] slechts voor een korte periode. Beoordeling door de rechtbank Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
-
de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
-
de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op: het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 17 april 2013; en een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 12 februari 2013, betreffende verdachte; een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 21 mei 2013, betreffende verdachte een multidisciplinair rapport van drs.[psycholoog], psycholoog, dr.[psychiater], psychiater, gedateerd 4 juni 2008, betreffende verdachte. De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel, meermalen gepleegd, door een relatie met vrouwen aan te gaan, overwicht op hen te creëren, vervolgens schulden bij hen of bij hun familieleden te maken en hen op die manier, maar ook door te dreigen met geweld en door te mishandelen, te dwingen de prostitutie in te gaan en daarin te blijven. Verdachte leefde vervolgens op kosten van de vrouwen en vroeg hen regelmatig geld of goederen aan hem af te staan. Door aldus te handelen heeft verdachte ernstige schade aan de lichamelijke en geestelijke integriteit van de vrouwen toegebracht en hun persoonlijke vrijheid ernstig geschaad. Verdachte heeft zijn persoonlijk gewin daarbij uitdrukkelijk gesteld boven de integriteit en vrijheid van zijn slachtoffers. Verdachte wist twee van de meisjes, terwijl hij nog vast zat voor mensenhandel, al vanuit de gevangenis te benaderen. De rechtbank neemt hem dit zeer kwalijk. Blijkbaar heeft een eerdere lange gevangenisstraf voor mensenhandel, noch het tussentijds (gedeeltelijk) herroepen van de voorwaardelijke invrijheidsstelling, hem er van weerhouden zich weer aan mensenhandel schuldig te maken. De rechtbank zal aan verdachte mede daarom opnieuw een gevangenisstraf opleggen van lange duur en wel voor de duur van vier jaar . Verdachte moet weten dat, als hij er voor kiest dergelijke keuzes te maken,, daar een lange gevangenisstraf tegenover staat. De rechtbank komt tot een hogere straf dan de straf die is geëist door de officier van justitie, omdat de rechtbank naast een gevangenisstraf, niet eveneens de maatregel van TBS zal opleggen. In tegenstelling tot wat de verdediging heeft bepleit, kan het rapport van 2008 gelet op verdachtes weigering mee te werken aan een nader onderzoek door een psycholoog en psychiater en op het bepaalde in artikel 37 lid 3 jo. 37a lid 3 van het Wetboek van Strafrecht, worden gebruikt. In dat rapport is geconcludeerd dat ten tijde van de destijds in 2008 tenlastegelegde feiten, bij betrokkene sprake was van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, van psychopathie en van misbruik, dan wel afhankelijkheid, van cannabis. In de tenlastegelegde feiten van destijds waren de antisociale gedragingen zeer zichtbaar volgens de deskundigen: het manipuleren, intimideren en mishandelen om anderen voor zich te kunnen laten werken, het in het bezit hebben van een vuurwapen en munitie en het bedreigen en mishandelen bij het niet te zien krijgen van zijn zoontje. Verdachte werd echter wel toerekeningsvatbaar geacht, omdat er geen aanwijzingen waren dat hij door zijn stoornissen beperkt werd in het maken van afwegingen of dat hij door zijn stoornissen minder gedragsalternatieven had dan anderen. De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is te veronderstellen dat dit ten aanzien van de feiten die verdachte thans worden verweten, anders is. Nu er geen aanwijzingen zijn dat verdachtes gedragskeuzes in deze zaak wél werden beperkt door zijn stoornissen of dat deze stoornissen ten grondslag lagen aan deze keuzes, is er onvoldoende grond voor het oordeel dat behandeling van die stoornissen en het opleggen van de maatregel van ter beschikkingstelling de kans dat verdachte in de toekomst opnieuw de keuze maakt om mensenhandel te plegen, effectiever verkleind wordt dan door het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank komt
dan ook niet tot het oordeel dat de veiligheid van anderen, de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de TBS maatregel eist. De rechtbank ziet gelet hierop af van het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling. 6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel De benadeelde partijen [slachtoffer1] en [slachtoffer3] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder respectievelijk 1 en 3 bewezenverklaarde feiten. Gevorderd worden de bedragen van € 5955,07 en €4000,-. Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer1] en [slachtoffer3] tot betaling van respectievelijk de bedragen van € 5955,07 (bestaande uit € 1.005,07 aan telefoonrekeningen, van op aandringen van verdachte door [slachtoffer1] op haar naam gesteld abonnementen, die zien op telefoongebruik van verdachte, € 950,00 aan hem afgedragen gelden uit de prostitutie en € 4.000,00 aan smartengeld) en € 4.000,- (smartengeld) toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot deze bedragen. Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat beide vorderingen afgewezen te worden dan wel niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, nu de verdediging vrijspraak heeft bepleit voor de tenlastegelegde feiten. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd, zowel voor het materiële als het immateriële gedeelte en dat ze daarom dienen te worden afgewezen dan wel niet ontvankelijk dienen te worden verklaard, meer subsidiair dienen te worden gematigd. Ten aanzien van het afgesloten telefoonabonnement is de verdediging van oordeel dat de benadeelde partij dit abonnement zelf heeft afgesloten en daar zelf de kosten voor dient te dragen. Beoordeling door de rechtbank De rechtbank zal de civiele vordering van [slachtoffer1] tot een bedrag van € 1.480,07 aan materiële schade, te weten de telefoonkosten en de helft (€ 475,00) van de door [slachtoffer1] gevorderde gelden die zouden zijn afgedragen toewijzen, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken op dat bedrag is begroot. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van materiële schade omdat dit deel van de vordering
onvoldoende met stukken is onderbouwd en hier nader onderzoek voor nodig zou zijn hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengt, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Aan benadeelde partijen [slachtoffer1] en [slachtoffer3] zijn door de onder respectievelijk 1 en 3 bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op tenminste € 2.000,-, welk deel wordt toegewezen. Om te kunnen vaststellen of er nog meer immateriële schade is geleden is nader onderzoek noodzakelijk wat een onevenredige belasting van het strafproces zou betekenen. De vorderingen worden daarom voor het meerdere niet ontvankelijk verklaard. De rechtbank zal daarnaast de door [slachtoffer1] gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 5 juni 2011. Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen. 6b. De vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van het gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem d.d. 14 september 2009 is veroordeelde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren veroordeeld. Bij besluit Voorwaardelijke invrijheidstelling, is veroordeelde, met toepassing van artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht op 29 oktober 2010 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder voorwaarden. Op 11 februari 2013 is verdachte aangehouden en in verzekering gesteld voor onderhavige feiten. Op grond van artikel 15i, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, dient het openbaar ministerie, indien het van oordeel is dat de veroordeelde een voorwaarde niet heeft nageleefd en herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling geboden is, onverwijld een daartoe strekkende schriftelijke vordering in bij de rechtbank. Op 12 juni 2013 is bij de rechtbank de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling binnengekomen. Nu het Openbaar Ministerie ruim vier maanden heeft gewacht met het indienen van de vordering, is deze naar het oordeel van de rechtbank niet onverwijld ingediend.
Het openbaar ministerie heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd, die het niet onverwijld indienen van de vordering kunnen verklaren. De late indiening van de vordering is dan ook niet verschoonbaar. Deze gang van zaken kan naar het oordeel van de rechtbank slechts tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in onderhavige vordering leiden.
7 De toegepaste wettelijke bepalingen De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 15i, 24c, 27, 36f, 57, 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing De rechtbank, rechtdoende: Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren. Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht. De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1]. Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
-
Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer1], te betalen € 3.480, 07 (drieduizend vierhonderdtachtig euro en zeven eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
-
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
-
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering. Maatregel van schadevergoeding
-
Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], te betalen € 3480,07 (drieduizend vierhonderdtachtig euro en zeven eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 44 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
-
Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen. De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer3] Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
-
Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer3], te betalen € 2000,(tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
-
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
-
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering. Maatregel van schadevergoeding
-
Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer3], te betalen € 2000,- (tweeduizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
-
Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen. De beslissing ten aanzien van de vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in zijn vordering. Aldus gewezen door: Mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. J.M.J.M. Doon en mr. E. de Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y. Rikken, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juli 2013. 1 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Oost Nederland, Dienst Regionale Recherche Afdeling team Mensenhandel, opgemaakte procesverbaal, dossiernummer 2012040003, gesloten op 11 februari 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina‟s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld. 2 Schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 17 april 2013. 3 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer1], p. 111-116; proces-verbaal van getuigenverhoor van [slachtoffer1] bij de rechter-commissaris van 17 april 2013; verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 24 juni 2013. 4 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer1], p. 111-112. 5 Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 24 juni 2013 6 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer1], p. 111-113; proces-verbaal van verhoor[moeder slachtoffer], p. 176. 7 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer1], p. 113.
8 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer1], p. 114. 9 Proces-verbaal van verhoor[moeder slachtoffer], p. 175. 10 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer1], p. 114. 11 Proces-verbaal van verhoor[moeder slachtoffer], p. 176. 12 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer1], p. 118. 13 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer1], p. 115-116. 14 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer1], p. 115. 15 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer1], p. 116. 16 Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 24 juni 2013. 17 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer1], p. 116-117. 18 Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 24 juni 2013. 19 Proces-verbaal van verhoor van[slachtoffer2], p.31-32; proces-verbaal van verhoor [slachtoffer3], p. 61-62. 20 Schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 17 april 2013. 21 Proces-verbaal van verhoor[slachtoffer2], p. 27-28; verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 24 juni 2013. 22 Proces-verbaal van verhoor[slachtoffer2], p. 28. 23 Proces-verbaal van verhoor van[slachtoffer2], p.29. 24 Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 24 juni 2013. 25 Proces-verbaal van verhoor[slachtoffer2], p. 31. 26 Proces-verbaal van verhoor van[slachtoffer2], p.31-32. 27 Proces-verbaal van verhoor van[slachtoffer2], p.32-33. 28 Proces-verbaal van verhoor[slachtoffer2], p. 41. 29 Proces-verbaal van verhoor van[slachtoffer2], p.32-33.
30 Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 24 juni 2013. 31 Proces-verbaal van verhoor[slachtoffer2], p. 33 32 Proces-verbaal van verhoor[slachtoffer2], p. 43. 33 Proces-verbaal van verhoor[slachtoffer2], p. 34-35. 34 Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 24 juni 2013. 35 Proces-verbaal van verhoor[betrokkene4], p. 154. 36 Proces-verbaal van verhoor[betrokkene4], p. 154. 37 Proces-verbaal van verhoor [betrokkene5], p. 166. 38 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer3], p. 54. 39 Verklaring getuige [slachtoffer3], afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris d.d. 17 april 2013, p. 8. 40 Proces-verbaal van verhoor [betrokkene3], p. 127-128. 41 Schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 17 april 2013. 42 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer3], p. 53; verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 24 juni 2013; proces-verbaal van bevindingen registratie club [naam club1], p. 245-246. 43 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer3], p. 61; verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 24 juni 2013. 44 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer3], p. 62;Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 24 juni 2013. 45 Proces-verbaal van aangifte, p. 53. 46 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer3], p. 62. 47 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer3], p. 63-64. 48 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer3], p. 64. 49 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer3], p. 67.
50 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer3], p. 53. 51 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer3], p. 67, 75. 52 Proces-verbaal van verhoor [betrokkene10], p. 184-186. 53 Proces-verbaal van verhoor [betrokken11], p. 157-158. 54 Proces-verbaal van bevindingen, p. 220-221.