1832015
ECLI:NL:RBDOR:2009:BI9964, voorheen LJN BI9964, Rechtbank Dordrecht, 1150061008
ECLI:NL:RBDOR:2009:BI9964 Instantie
Rechtbank Dordrecht
Datum uitspraak
25062009
Datum publicatie
25062009
Zaaknummer
1150061008
Rechtsgebieden
Strafrecht
Bijzondere kenmerkenEerste aanleg meervoudig Inhoudsindicatie
Verdachte wegens partnerdoding veroordeeld tot gevangenisstraf. Geen TBS nu naar het oordeel van de rechtbank niet is voldaan aan het gevaarscriterium.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Uitspraak RECHTBANK DORDRECHT Sector strafrecht parketnummer: 11/50061008 [Promis] vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 juni 2009 in de strafzaak tegen
[Verdachte], geboren te [plaats] op [datum], [adres en woonplaats], thans gedetineerd in de PI Zuid West De Dordtse Poorten, te Dordrecht.
Raadsman mr. [naam], advocaat te Dordrecht.
1 Onderzoek van de zaak De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 11 juni 2009, waarbij de officier van justitie mr. W.J.A. Struijk, de verdachte en zijn raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: al dan niet met voorbedachten rade zijn echtgenote heeft gedood.
3 De voorvragen De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan moord.
Verdachte heeft het slachtoffer eerst in haar slaapkamer met zijn zakmes gestoken. Het slachtoffer probeerde te vluchten en rolde samen met verdachte de trap af. Onderaan de trap bleef het gewonde slachtoffer liggen. Verdachte is vervolgens naar de keuken gelopen om een ander mes te zoeken. Toen hij dat andere mes had gevonden, is verdachte teruggelopen naar de gang waar het slachtoffer nog steeds lag. Verdachte heeft opnieuw meermalen op het slachtoffer ingestoken. In de tijd dat verdachte naar de keuken liep om het mes te zoeken en met het mes terug de gang in liep, had hij tijd om na te denken over zijn acties. Nu hij na die bedenktijd wederom op zijn echtgenote heeft ingestoken, is er sprake van voorbedachte rade.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDOR:2009:BI9964
1/7
1832015
ECLI:NL:RBDOR:2009:BI9964, voorheen LJN BI9964, Rechtbank Dordrecht, 1150061008
4.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman van verdachte heeft bij pleidooi gewezen op een aantal uitspraken van de Hoge Raad, dat is opgenomen in zijn pleitnota. In deze uitspraken is bepaald dat alleen maar sprake kan zijn van voorbedachten rade als de verdachte de gelegenheid heeft gehad om na te denken over zijn daden en de mogelijke gevolgen ervan, voordat hij tot de uitvoering ervan over is gegaan.
In deze zaak heeft de verdachte deze gelegenheid volgens de verdediging niet gehad. Verdachte is volgens psycholoog Zwegers verstandelijk beperkt en verkeerde onder invloed van drugs. Hij had het waanidee dat zijn kinderen niet van hem zouden zijn en was door al deze factoren niet in staat na te denken en zich rekenschap te geven van de gevolgen van zijn daden. De verwarde toestand van verdachte blijkt onder andere uit het feit dat hij de woning is ingegaan via een door hem ingegooide ruit. Verdachte had de sleutel van de voordeur in zijn zak en had gewoon de deur kunnen openen, maar heeft dit door zijn psychotische toestand niet beseft. Verdachte kwam pas weer bij zinnen toen hij de kinderen en het bloed zag. De verdachte heeft vanwege deze toestand geen mogelijkheid gehad om zich te realiseren wat de gevolgen van zijn daden zouden zijn. Van voorbedachte rade kan volgens daarom geen sprake zijn.
4.3 Het oordeel van de rechtbank In de ochtend van 27 december 2008 ontving de alarmcentrale een telefoontje van verdachte dat hij zijn vrouw had doodgemaakt in de [straatnaam].
De politie is vervolgens naar de [straatnaam] in [plaats] gegaan. Daar zagen de verbalisanten de verdachte voor de woning op de grond zitten. De verdachte droeg een bebloede spijkerbroek. In de deuropening stond de vijftienjarige dochter van het slachtoffer en verdachte. Zij wees naar verdachte en zei tegen de verbalisanten dat hij haar moeder had neergestoken. In de woning zagen de verbalisanten het slachtoffer in de hal op de grond liggen. Zij lag op haar rechterzijde. Haar bovenkleding was op de rugzijde doordrenkt met bloed. Zij had haar ogen open en hapte naar adem. Het was niet meer mogelijk contact met haar te krijgen. Zij lag met de rechterzijde van haar bovenlichaam op een mes. De punt van het lemmet lag onder de rechterzijde van haar gezicht. Het betrof een vleesmes waarop bloed en zwarte haren werden aangetroffen. In de woning waren behalve de eerder genoemde oudste dochter nog vier minderjarige kinderen van het slachtoffer en verdachte aanwezig. Op één van de kinderkamers op de eerste verdieping, op een strijkplank, werd een dichtgeklapt zilverkleurig zakmes gevonden. De politie heeft dit zakmes in beslag genomen. Dit zakmes is vervolgens onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Op het uitklapbare lemmet zaten bloedsporen. Deze bloedsporen zijn door het Nederlands Forensisch Instituut onderzocht. Het DNA in deze bloedsporen komt overeen met het DNAprofiel van het slachtoffer. De kans dat het DNAprofiel van een willekeurig gekozen vrouw matcht met dit DNAprofiel is kleiner dan één op één miljard. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard het zakmes op de foto te herkennen als zijn zakmes. Hij bekende het slachtoffer met dit mes te hebben gestoken. Bij de politie verklaarde verdachte dat hij het raam van de woning van zijn vrouw met een steen kapot had gemaakt. Hij was daarna door de ruit naar binnen gegaan. Zijn vrouw, het latere slachtoffer, was boven in haar slaapkamer. De baby was in dezelfde slaapkamer. Verdachte verklaarde dat zijn vrouw achter de deur stond. Hij pakte haar bij haar haren. Hij pakte zijn zakmes en klapte dit met zijn tanden open. Hij verklaarde boos te zijn geweest en haar overal te hebben gestoken. Hij verklaarde zijn vrouw vervolgens van de trap te hebben geduwd. Zijn vrouw viel van de trap en bleef beneden onderaan de trap liggen. Verdachte liep meteen daarna naar de keuken en pakte daar een ander, groter, mes uit een schuiflade van het aanrecht. Daarna ging hij terug naar de gang waar zijn vrouw toen op haar zij lag. Daar heeft hij haar weer gestoken. Het slachtoffer is in zorgwekkende toestand overgebracht naar het Universitair Medisch Centrum te Utrecht en daar dezelfde dag (27 december 2008) overleden. Uit het verslag van de schouwarts blijkt dat het slachtoffer is overleden als gevolg van massale verbloeding na multiple messteekverwondingen in de borst en buik, oftewel groot bloedverlies na meerdere messteekverwondingen in de borst en buik. Ondanks langdurig opereren en het overhechten van multiple steekwonden is het slachtoffer toch overleden. Op het lichaam van het slachtoffer is sectie verricht. Hierbij werden talrijke steek en steeksnijletsels geconstateerd. Deze letsels zijn veroorzaakt door steken, respectievelijk snijden met een langwerpig, scherprandig voorwerp, bijvoorbeeld een mes. Het intreden van de dood kan door massale bloeduitstorting en orgaanschade als gevolge van voornoemde steek en steeksnijletsels in combinatie met verwikkelingen, ondanks medische behandeling, zonder meer worden verklaard. Een andere of bijkomende doodsoorzaak is bij sectie niet gebleken. De rechtbank acht op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer opzettelijk heeft gedood.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDOR:2009:BI9964
2/7
1832015
ECLI:NL:RBDOR:2009:BI9964, voorheen LJN BI9964, Rechtbank Dordrecht, 1150061008
Voorbedachten rade Naar het oordeel van de rechtbank is ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Van voorbedachten rade is sprake wanneer de verdachte de tijd heeft gehad om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad heeft nagedacht en zich deze heeft gerealiseerd. Het gaat er daarbij niet om dat verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht en de gevolgen heeft beseft, maar om de tijd en de gelegenheid daartoe. Dat tijdsverloop hoeft niet lang te zijn en mag zich ook ten dele afspelen tijdens de gewelddadige handelingen, zeker als die enige tijd in beslag nemen. Uit het dossier blijkt dat verdachte in het bezit van het zakmes de woning van het slachtoffer is binnengedrongen, direct naar haar kamer is gegaan, haar bij haar haren heeft gepakt, het mes heeft opengeklapt, op het slachtoffer is gaan insteken en beneden een nieuw mes is gaan zoeken om daarmee verder te steken, nadat hij samen met het slachtoffer van de trap is gevallen. Uit het voorgaande blijkt dat verdachte meerdere gelegenheden heeft gehad om zich te bezinnen terwijl hij toch telkens met zijn acties is doorgegaan. Niet is gebleken dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was en dus in het geheel niet in staat was de gevolgen van zijn daden te overzien.
4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 27 december 2008 te Gorinchem en Utrecht, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] (zijnde zijn, verdachtes, echtgenote) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een mes, in het lichaam van die [slachtoffer] gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden. De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
MOORD 6 De strafbaarheid van de verdachte 6.1 De rapporten van de deskundigen Uit het door P.L.T. Reijnen, psychiater in opleiding onder supervisie van Th. Bakkum, psychiater, over verdachte uitgebrachte rapport van 23 maart 2009 komt onder meer het navolgende naar voren. 1. Is onderzochte lijdende aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en zo ja, hoe is dat in diagnostische zin te omschrijven? Er is sprake van gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid en vatbaarheid voor middelenmisbruik. 2. Hoe was dit ten tijde van het ten laste gelegde?
Dit was ook zo ten tijde van het ten laste gelegde. Bovendien was sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van een paranoïde psychotisch toestandsbeeld, veroorzaakt door druggebruik, in het bijzonder cocaïne. Betrokkene heeft al eerder psychotische ontregelingen gekend na druggebruik. Ook lijkt ten tijde van het ten laste gelegde meer sprake te zijn geweest van verslavingsproblematiek een ziekelijke stoornis der geestvermogens in de zin van afhankelijkheid van cocaïne en alcohol. De afhankelijkheid van middelen lijkt nu in remissie, maar de kwetsbaarheid tot terugval blijft onverminderd aanwezig.
3. Beïnvloedde de eventuele ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde (zodanig dat mede daaruit verklaard kan worden)? Ja. 4. Zo ja, kan de deskundige dan gemotiveerd aangeven:
A. op welke manier dat gebeurde, onder invloed van drugs ontstaat bij betrokkene een paranoïde psychotisch toestandsbeeld met wanen en hallucinaties waarbij betrokkene paranoïde ideeën over zijn vrouw en kinderen ontwikkelt. Hij heeft vanuit deze waan gehandeld, hoewel hij deze nu relativeert en hier afstand van neemt.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDOR:2009:BI9964
3/7
1832015
ECLI:NL:RBDOR:2009:BI9964, voorheen LJN BI9964, Rechtbank Dordrecht, 1150061008
Betrokkene heeft naar inschatting van de rapporteur nauwelijks een reëel beeld van wat drugs met hem doen en hoe ernstig deze hem ontregelen. Dit heeft met zijn zwakbegaafdheid te maken en met de neiging niet te willen erkennen een verminderde controle over zichzelf te hebben gehad. Betrokkene weet, in algemene zin, dat drugs slecht voor de gezondheid zijn.
B. in welke mate dat gebeurde, Na druggebruik gebeurt dit in zeer ernstige mate, waarbij betrokkene zijn gedrag niet kan aanpassen of in staat is zichzelf en anderen hiertegen te beschermen.
C. welke conclusie aangaande de toerekeningsvatbaarheid op grond hiervan te adviseren is. Bovenstaande maakt, naar mening van de rapporteur, dat zijn psychotische toestand ontstaan vanuit druggebruik, hem minder te verwijten valt en betrokkene sterk verminderd toerekeningsvatbaar geacht moet worden.
Uit het door A.F.J.M. Zwegers , GZpsycholoog, over verdachte uitgebrachte rapport van 27 april 2009 komt onder meer het navolgende naar voren.
1. Is betrokkene lijdende aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en zo ja, hoe is dat in diagnostische zin te omschrijven? Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis en mogelijk ook een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Er is sprake van afhankelijkheid van cocaïne en alcohol, van een chronische posttraumatische stressstoornis en van ernstige verstandelijke beperkingen.
2. Hoe was dit ten tijde van het ten laste gelegde? De posttraumatische stressstoornis is vermoedelijk ontstaan door het ten laste gelegde en was toen nog niet aanwezig. Betrokkene was ten tijde van het ten laste gelegde onder invloed van cocaïne. Er zijn aanwijzingen dat er toen ook sprake was van een psychotische stoornis door cocaïne met wanen, maar dat is niet met zekerheid te zeggen. Wel is het aannemelijk dat de thans vastgestelde verstandelijke beperkingen ook toen aanwezig waren.
3. Beïnvloedde de eventuele ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde (zodanig dat mede daaruit verklaard kan worden)? De ziekelijke stoornis (en gebrekkige ontwikkeling) waren van invloed op betrokkene’s gedrag ten tijde van het ten laste gelegde, zodanig dat het ten laste gelegde, indien dat bewezen wordt, daaruit gedeeltelijk verklaard zou kunnen worden.
4. Zo ja, kan de deskundige dan gemotiveerd aangeven:
A. op welke manier dat gebeurde, Er waren al langere tijd spanningen in de huwelijksrelatie in samenhang met betrokkene’s middelengebruik. Betrokkene is door zijn verstandelijke beperkingen niet goed in staat om problemen op te lossen. Meer in het algemeen wordt hij overvraagd door wat zich in het dagelijks leven aandient. Dit vormt mede de aanzet tot middelengebruik en houdt de verslaving mede in stand. Ten tijde van het ten laste gelegde was betrokkene onder invloed van cocaïne. Dit heeft zijn vermogen om te oordelen verder aangetast waardoor vermoedelijk de huwelijksproblemen werden uitvergroot. Het is niet uit te sluiten dat de betrokkene onder invloed van cocaïne psychotisch is geworden en dat paranoïde wanen hem mede tot het ten laste gelegde, indien bewezen, bewogen hebben. Kennelijk was betrokkene er op een bepaald moment van overtuigd dat alle kinderen, behalve de oudste, niet van hem waren. Het spreekt voor zich dat een dergelijke overtuiging zeer krenkend is en woede mobiliseert.
B. in welke mate dat gebeurde, Dit gebeurde in sterke mate
C. welke conclusie aangaande de toerekeningsvatbaarheid op grond hiervan te adviseren is. Omdat middelengebruik verweven is met betrokkene’s verstandelijke beperkingen en hij reeds vanaf zijn jeugdjaren verslaafd is, is het te adviseren om de invloed van cocaïne mee te wegen in de oordeelsvorming omtrent de toerekening. De verstandelijke handicap beperkt in belangrijke mate betrokkene’s mogelijkheden om problemen op te lossen en de gevolgen van het handelen te overzien. Als de invloed van cocaïne enigermate wordt meegewogen en men de ernst van de verstandelijke beperkingen in aanmerking neemt, is het te adviseren om betrokkene te beschouwen als verminderd toerekeningsvatbaar. Als men zou aannemen dat daarenboven betrokkene’s door paranoïde wanen tot het ten laste gelegde, indien bewezen, werd bewogen, dan zou sterk verminderd toerekeningsvatbaar een meer passend advies zijn.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDOR:2009:BI9964
4/7
1832015
ECLI:NL:RBDOR:2009:BI9964, voorheen LJN BI9964, Rechtbank Dordrecht, 1150061008
6.2 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank volgt de conclusies van voormelde rapporten op grond van de onderbouwing ervan en legt deze ten grondslag aan haar beslissing. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en de rapporten van voornoemde deskundigen, voldoende vast is komen te staan dat de ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten slechts in sterk verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft op grond van wat hij bewezen acht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren en TBS met dwangverpleging.
De officier van justitie wijst op de rapporten van de psycholoog en psychiater, die beiden stellen dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis. Volgens beide deskundigen is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bij verdachte. Verdachte was bovendien mogelijk psychotisch als gevolg van druggebruik. Volgens de deskundigen is het dringend noodzakelijk dat de verdachte behandeld wordt. De officier van justitie deelt deze mening. Van een klinische behandeling als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf kan volgens de officier van justitie geen sprake zijn. Een voorwaardelijk strafdeel kan slechts gekoppeld worden aan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar of minder. Gelet op de ernst van de feiten kan dat niet aan de orde zijn. De officier van justitie vindt dat de verdachte behandeld moet worden in een gedwongen kader, TBS met dwangverpleging. Naar zijn mening is aan alle voorwaarden voor het opleggen van TBS voldaan. Dit geldt ook voor het zogenoemde gevaarscriterium. (Het gevaarscriterium houdt in dat het opleggen van de TBS vereist is voor de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen.) Verdachte is in staat gebleken tot moord. Hij is meerdere malen veroordeeld voor vernielingen en voor brand door schuld. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij zijn echtgenote in het verleden wel eens een duwtje heeft gegeven. De vader van verdachte heeft verklaard dat verdachte hem met de dood heeft bedreigd. De oudste dochter van verdachte heeft verklaard dat haar vader weleens gedreigd heeft met een mes en uit de politiemutaties in het dossier blijkt onder andere dat verdachte wel eens met een zwaard en een mes achter iemand aan heeft gezeten en dat er aangifte is gedaan van zware mishandeling door verdachte. Naar mening van de officier van justitie is TBS met dwangverpleging op zijn plaats.
7.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft gesteld dat er geen sprake van TBS kan zijn.
Er is niet voldaan aan het gevaarscriterium. Verdachte is nooit eerder veroordeeld voor geweld tegen personen en volgens psycholoog Zwegers is de kans op recidive bij partnerdoding gering. Een behandeling in het kader van een voorwaardelijke straf heeft de voorkeur, zeker nu verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar is. Als dat niet haalbaar is, pleit de verdediging voor een beperkte onvoorwaardelijke straf. Verdachte kan dan behandeld worden in het kader van de Voorwaardelijke Invrijheidstelling regeling en misschien al in de gevangenis. De verdediging wijst hierbij op de gevolgen van het feit voor verdachte, welke onder andere bestaan uit een volledig verstoorde relatie met zijn kinderen en familie.
7.3 Het oordeel van de rechtbank Verdachte heeft zijn echtgenote van het leven beroofd door vele malen met twee verschillende messen op haar in te steken.
De gebeurtenissen vonden plaats in de echtelijke woning in de nabijheid van de vijf jonge kinderen van het slachtoffer en verdachte. Zij hebben weliswaar niet het steken met de messen gezien, maar zij hebben hun moeder horen gillen en één van de kinderen heeft gezien hoe haar gewonde moeder probeerde te vluchten, maar door verdachte werd achterhaald, waarna haar moeder hulpeloos en bloedend op de grond viel. De oudste twee kinderen hebben zich daarbij zeer wel gerealiseerd wat er ging gebeuren en in wanhoop de politie gebeld. Deze gebeurtenissen zullen naar verwacht mag worden de kinderen hun leven lang bijblijven en zij zullen daar de gevolgen van blijven ondervinden. Direct gevolg is dat zij van hun moeder zijn beroofd en dat hun natuurlijke opgroeisituatie verloren is gegaan. Naast hun moeder zijn zij ook hun vader kwijt geraakt. Hun jonge leven is in één klap totaal op zijn kop gezet.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDOR:2009:BI9964
5/7
1832015
ECLI:NL:RBDOR:2009:BI9964, voorheen LJN BI9964, Rechtbank Dordrecht, 1150061008
Verdachte heeft onder invloed van drugs gehandeld, terwijl hem de gevolgen van druggebruik bekend hadden moeten zijn. Verdachte is immers vaker psychotisch geweest na het gebruik van drugs. Verdachte heeft zijn woede op het slachtoffer gekoeld en geen enkel respect voor haar leven getoond. Dit is een zo ernstig strafbaar feit dat in beginsel alleen een langdurige gevangenisstraf in aanmerking komt. De rechtbank gebruikt als uitgangspunt bij het bepalen van de strafmaat de straffen die veelal voor het plegen van een moord worden opgelegd. Die straffen variëren van twaalf tot vijftien jaren gevangenisstraf. De rechtbank is met de psycholoog en de psychiater van oordeel dat het strafbare feit de verdachte slechts in sterk verminderde mate kan worden toegerekend. Gebleken is dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis en dat bij hem sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. De rechtbank zal hiermee rekening houden bij het bepalen van de strafmaat. Een behandeling in het kader van een voorwaardelijke straf, zoals geadviseerd door de psychiater, doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van het feit. Een dergelijke constructie zou immers inhouden dat slechts een gevangenisstraf voor de duur van maximaal vier jaren kan worden opgelegd. De rechtbank zal dit advies van de psychiater niet volgen en geen voorwaardelijk deel opleggen. Voor wat betreft het opleggen van TBS met dwangverpleging oordeelt de rechtbank dat niet voldaan is aan het gevaarscriterium. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor geweldsdelicten en de kans op recidive bij partnerdoding is gering, terwijl ook overigens de kans op het weer plegen van een ernstig strafbaar feit door de deskundigen niet groot geacht wordt. De rechtbank zal dan ook niet overgaan tot het opleggen van TBS. De verdachte kan indien nodig tijdens zijn detentie en later in het kader van de eventuele Voorwaardelijke Invrijheidsstelling hulpverlening krijgen. Alles overwegende oordeelt de rechtbank dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van tien jaren passend en geboden is.
8 De wettelijke voorschriften De opgelegde straf berust op het artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven; spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5 vermelde strafbare feit oplevert; verklaart verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 jaren; beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, mr. K. Bakker en mr. S.R.B. Walther, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.C. Schroeijers griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 juni 2009.
Mr. S.R.B. Walther is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging 1.
hij op of omstreeks 27 december 2008 te Gorinchem en/of Utrecht, in elk geval in Nederland, opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade [slachtoffer] (zijnde zijn, verdachtes, echtgenote) van het leven heeft beroofd, immers
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDOR:2009:BI9964
6/7
1832015
ECLI:NL:RBDOR:2009:BI9964, voorheen LJN BI9964, Rechtbank Dordrecht, 1150061008
heeft verdachte met dat opzet en (al dan niet) na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, met een mes, in het lichaam van die [slachtoffer] gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDOR:2009:BI9964
7/7