ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3902 Uitspraak RECHTBANK DEN HAAG Meervoudige kamer jeugdstrafzaken Parketnummer 09/920119-12; 09/920254-12 Datum uitspraak: 21 februari 2013 (Verkort vonnis) De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte [verdachte], geboren op [datum] 1997 te [plaats A], wonende te [plaats A]. De terechtzitting. Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 6 september 2012, 13 december 2012 en 7 februari 2013. De verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr. G.V. van der Bom, is verschenen en gehoord. Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd. De officier van justitie mr. M.C. Stolk, heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het haar bij dagvaarding met parketnummer 09/920119-12 onder eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde wordt vrijgesproken en dat de verdachte ter zake van het haar bij de dagvaardingen met parketnummer 09/920119-12 onder tweede cumulatief/alternatief en parketnummer 09/92025412 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften haar te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dit inhoudt het volgen van een behandeling bij het Palmhuis.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 09/920119-12 heeft de officier van justitie geconcludeerd tot de gehele en hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 1.448,85. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 1.448,85 ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De tenlastelegging. Aan de verdachte is ten laste gelegd dat: (parketnummer 09/920119-12) zij op of omstreeks 31 maart 2012 te [plaats A], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van twee, althans een (aantal) mobiele telefoon(s) (merk Blackberry en/of iPhone), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het: - (op dreigende toon) uitten van de woorden "er gaat mogelijk geschoten worden en messen gebruikt worden" althans woorden van soortgelijk dreigende aard en/of strekking en/of vervolgens - slaan tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of zij op of omstreeks 31 maart 2012 te [plaats A], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen - dertien, althans een (aantal) flessen (sterke) drank en/of - drie, althans een (aantal) laptop(s) (merk Compaq en/of HP) en/of - een portemonnee (met inhoud) en/of - drie, althans een (aantal) horloge(s) en/of - een camera en/of - een PDA en/of - sieraden (waaronder onder andere kettingen, oorbellen en armbanden) - twee, althans een spelcomputer(s) (merk wii en/of Nintendo DS) - twee, althans een (aantal) mobiele telefoon(s) (merk iPhone en/of Blackberry), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan familie [slachtoffers 1 en 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het - laten ontstaan door verdachte en/of mededaders van een dreigende situatie voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door hun overwicht in aantal en/of - slaan tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of
- uiten van de dreigende woorden: "naar een andere kamer anders gaat er geschoten worden en messen gebruikt worden, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of - die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opsluiten in de toiletruimte; (parketnummer 09/920254-12) zij in of omstreeks de periode van 15 februari 2012 tot en met 31 maart 2012 te [plaats A] en/of [plaats B] en/of [plaats C], in elk geval in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) ander(en), te weten [slachtoffer 3] (geboren [datum] 1997) en/of [slachtoffer 4] (geboren [datum] 1997), ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handelingen met (of voor) (een) derde(n) tegen betaling, dan wel ten aanzien van die voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] enige handeling(en) te ondernemen, waarvan verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van die (seksuele) handelingen, zulks terwijl die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] de leeftijd van zestien, althans achttien jaren nog niet had(den) bereikt - een plan van aanpak/stappenplan om die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of (een) ander(en) in de prostitutie te krijgen/brengen heeft opgemaakt/opgesteld, althans een plan van aanpak/stappenplan op heeft laten maken/stellen en/of - (vervolgens) (ter uitvoering van dit plan van aanpak/stappenplan) met haar
mededader(s) telefonisch en/of middels zogenoemde pingberichten heeft besproken om × (vervolgens) een (vriendschaps)relatie met die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] aan te gaan en/of te krijgen en/of te onderhouden en/of × (vervolgens) (aan te een ander te vragen om) klanten, althans (een) derde(n) voor die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] om seksuele handelingen mee te verrichten te regelen en/of × (vervolgens) de relatie tussen die [slachtoffer 3] en dier vriend te (doen) verbreken en/of × (vervolgens) een woning, althans een locatie waar die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] zich beschikbaar zouden stellen voor het verrichten van die seksuele handelingen te zoeken/regelen en/of × (vervolgens) een mascara, althans (een) cosmeticaproduct(en) voor die [slachtoffer 4] aan te schaffen en/of × (vervolgens) foto's van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (waarop zij alcohol nuttigen en/of softdrugs gebruiken) te maken en/of (vervolgens) die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te manipuleren/chanteren met die foto's en/of (vervolgens) (aldus) - een (vriendschaps)relatie met die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] is aangegaan en/of - een mascara, althans (een) cosmeticaproduct(en) heeft aangeschaft en/of - een foto heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding met parketnummer 09/920119-12 onder eerste cumulatief/alternatief is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt: Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat de aangevers hun mobiele telefoons onder (bedreiging met) geweld hebben afgegeven. De bewijsmiddelen. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht. De bewezenverklaring. Door de inhoud van de vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij de dagvaardingen met parketnummer 09/920119-12 onder tweede cumulatief/alternatief en parketnummer 09/920254-12 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht dat: (parketnummer 09/920119-12) zij op 31 maart 2012 te [plaats A], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen - een aantal flessen drank en - drie laptops (merk Compaq en HP) en - een portemonnee met inhoud en - drie horloges en - een camera en
- een PDA en - sieraden en - twee spelcomputers (merk wii en Nintendo DS) - twee mobiele telefoons (merk iPhone en Blackberry), toebehorende aan familie [slachtoffers 1 en 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het - laten ontstaan door verdachte en mededaders van een dreigende situatie voor die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door hun overwicht in aantal en - slaan tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en - uiten van de dreigende woorden: "naar een andere kamer anders gaat er geschoten worden en messen gebruikt worden, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking; (parketnummer 09/920254-12) zij in de periode van 15 februari 2012 tot en met 31 maart 2012 in Nederland, telkens ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, ten aanzien van [slachtoffer 3] (geboren [datum] 1997) en [slachtoffer 4] (geboren [datum] 1997), enige handelingen heeft ondernomen, waarvan verdachte en haar mededader redelijkerwijs moesten vermoeden dat die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zich daardoor beschikbaar zouden stellen tot het verrichten van seksuele handelingen, zulks terwijl die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, immers heeft verdachte - een stappenplan om die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] in de prostitutie te brengen op laten maken en - vervolgens ter uitvoering van dit stappenplan met haar mededader middels zogenoemde pingberichten besproken om × een vriendschapsrelatie met die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] aan te gaan en te onderhouden en × aan een ander te vragen om klanten voor die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] om seksuele handelingen mee te verrichten te regelen en × de relatie tussen die [slachtoffer 3] en dier vriend te doen verbreken en
× een woning, althans een locatie waar die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zich beschikbaar zouden stellen voor het verrichten van die seksuele handelingen te zoeken/regelen en × een mascara, althans cosmeticaproducten voor die [slachtoffer 4] aan te schaffen en × foto's van die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] waarop zij alcohol nuttigen en/of softdrugs gebruiken te maken en vervolgens die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] te manipuleren/chanteren met die foto's en aldus - een vriendschapsrelatie met die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] is aangegaan en - een mascara heeft aangeschaft, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. Nadere bewijsoverweging ten aanzien van parketnummer 09/920254-12: De raadsman heeft betoogd dat het de verdachte ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen zodat zij hiervan dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe betoogd dat de verdachte en haar medeverdachte weliswaar pinggesprekken hebben gevoerd waarin het over het regelen van meisjes voor de prostitutie ging en dat deze gesprekken verwerpelijk zijn geweest, maar dat er in de praktijk weinig terecht is gekomen van hetgeen besproken is. De verdachte en haar medeverdachte hebben plannen gemaakt, maar volgens de raadsman is geen sprake geweest van een begin van uitvoering van die plannen. Voorts heeft de raadsman betoogd dat de inhoud van de pinggesprekken niet tot het bewijs van het ten laste gelegde kan dienen. De rechtbank is van oordeel dat wel sprake is van een strafbare poging tot mensenhandel. De inhoud van de pinggesprekken kan naar het oordeel van de rechtbank wel dienen tot het bewijs van het ten laste gelegde. De inhoud van de pinggesprekken wordt immers op belangrijke punten ondersteund door verklaringen zoals deze zijn afgelegd door de verdachten in deze zaak en door andere gehoorde betrokkenen. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verdachte en haar medeverdachte [verdachte 2] het opzet gehad om [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] gedwongen in de prostitutie te laten werken. Zij wilden, blijkens hetgeen de medeverdachte [verdachte 2] hierover heeft verklaard en blijkens de inhoud van de pinggesprekken, veel geld verdienen. Om dat doel te bereiken, wilden zij meisjes gedwongen in de prostitutie laten werken. Dat er concrete plannen daartoe waren blijkt uit de verklaringen zoals die zijn afgelegd door [getuige], [getuige 2] en de verdachte. Ook de medeverdachte [verdachte 2] heeft letterlijk verklaard dat [slachtoffer 3] seksueel actief was en
dat zij 'zo'n plan' (een ander onvrijwillig seks laten hebben) niet zou bedenken als ze wist dat dat meisje niet seksueel actief was. De rechtbank is van oordeel dat verdachte en haar medeverdachte veel verder zijn gegaan dan het enkel voeren van (ping)gesprekken met elkaar over het in de prostitutie brengen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. Blijkens de verklaring van de verdachte hebben zij en medeverdachte [verdachte 2] [getuige] gevraagd om informatie over hoe [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] in de prostitutie te krijgen omdat ze zelf niet wisten hoe ze het moesten aanpakken. Van [getuige] hebben zij vervolgens een brief gekregen met een stappenplan. In dit stappenplan is beschreven welke handelingen verdachte en haar medeverdachte moesten ondernemen ten aanzien van één van de beoogde slachtoffers teneinde haar als prostituee voor hen te laten werken. Als stap één wordt aangegeven dat de verdachte en de medeverdachte vriendinnen moesten worden met [slachtoffer 3] en dat ze een soort drie-eenheid moesten worden en moesten opletten of [slachtoffer 3] veel geld te besteden had. Als stap twee wordt aangegeven dat ze er achter moesten komen wat [slachtoffer 3]'s zwakke punten zijn en dat ze haar vertrouwen nog meer moesten winnen. Stap drie betreft het afhankelijk maken van [slachtoffer 3] en het haar losweken van haar omgeving en haar vriendje. Stap vier is het op het slechte pad brengen van [slachtoffer 3] en haar verslaafd maken. Op het moment dat [slachtoffer 3] onder invloed zou zijn, zou zij dan met een klant naar bed moeten en zou er een filmpje van gemaakt moeten worden, waarmee [slachtoffer 3] vervolgens te chanteren zou zijn. In pinggesprekken hebben verdachte en de medeverdachte uitgebreid over het plan gesproken. Besproken is onder meer dat ze een vriendschapsrelatie zouden aangaan met [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. Dat is ook daadwerkelijk gebeurd. De medeverdachte heeft contact gelegd met [slachtoffer 4], is vriendschappelijk met haar omgegaan en heeft met haar afgesproken. Dit blijkt uit voornoemde pinggesprekken en uit de verklaring van [slachtoffer 4]. Voorts heeft de medeverdachte, zoals blijkt uit de pinggesprekken met de verdachte, geprobeerd een vriendschap aan te gaan met [slachtoffer 3]. Ze pingden over wat ze hebben gedaan om [slachtoffer 3] zover te krijgen dat ze zou komen chillen. Blijkens hetgeen verdachte hierover heeft gezegd, heeft de medeverdachte één keer met [slachtoffer 3] gechilld. Verder is een vriendschap met [slachtoffer 3] niet van de grond gekomen omdat [slachtoffer 3] dit niet wilde. Zij pingden eveneens over een concrete chillavond met [slachtoffer 4]. Uit deze pingberichten volgt onder meer dat er een concrete afspraak was dat [slachtoffer 4] de zaterdag waarop de overval is gepleegd ook mee zou gaan, dat zij [slachtoffer 4] die avond veel zouden laten drinken en blowen, dat ze die avond nog niet met een klant mee hoefde en dat ze ook foto's konden maken waarop te zien is dat ze drank en drugs gebruikte, waarmee ze haar konden manipuleren omdat haar ouders niet wisten dat ze drinkt en rookt. [slachtoffer 4] bevestigt in haar verklaring dat de medeverdachte [verdachte 2] bleef aandringen dat zij mee moest en dat zij per se wilde dat ze meeging. In de pinggesprekken maken de verdachte en haar medeverdachte voorts afspraken wat ze moesten regelen voor [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] om hen er beter uit te laten zien en wie wat daarvoor zou kopen. Op enig moment pingde de medeverdachte dat ze mascara voor
[slachtoffer 4] ging halen en even later liet ze de verdachte weten dat ze die mascara aan [slachtoffer 4] had gegeven en dat [slachtoffer 4] haar daarom lief vond. Uit het vorenstaande volgt dat er concrete uitvoeringshandelingen zijn verricht om de besproken plannen daadwerkelijk tot uitvoering te brengen en dat deze uitvoeringshandelingen - waaronder het aangaan van een vriendschapsrelatie met de slachtoffers en het aanschaffen van een mascara - naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van de ten laste gelegde poging tot mensenhandel. Op basis van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het haar ten laste gelegde medeplegen van een poging tot mensenhandel. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte. Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgrond aannemelijk is geworden. Strafmotivering. Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het dossier en tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met vier anderen schuldig gemaakt aan de diefstal van verschillende goederen uit een huis. De verdachte kende een veertienjarige bewoner van dit huis en heeft hem overgehaald zijn huis ter beschikking te stellen voor een "chillavond" terwijl zij en de medeverdachte toen al van plan waren de overval te plegen. Ook de wetenschap dat er nog een twaalfjarig broertje thuis was - terwijl er boven nog een broertje van acht jaar lag te slapen heeft de verdachte er niet van weerhouden het plan door te zetten en naar de woning te gaan. Terwijl de slachtoffers van de overval de verdachte en haar medeverdachte eerst niet wilden binnenlaten, gingen zij toch naar binnen en kwamen vervolgens voor de slachtoffers geheel onverwacht nog drie medeverdachten mee naar binnen. Eerst werd er wat gedronken en gepraat, maar ondertussen werd door de verdachte en de medeverdachte druk gepingd over wanneer en hoe de overval zou worden ingeleid. Daarna werd de sfeer steeds grimmiger. Eén van de medeverdachten heeft vervolgens geweld gebruikt tegen één van de broers. Tevens zijn de broers bedreigd met geweld. Hun mobiele telefoons zijn afgepakt en zij hebben zich zelfs in het toilet moeten opsluiten. Vanuit het toilet hoorden zij dat hun huis werd doorzocht en dat er spullen in tassen werden gestopt De twee jongens zijn, blijkens de inhoud van de tegenover de politie afgelegde verklaringen en hetgeen zij in hun slachtofferverklaring hebben aangegeven, zeer aangeslagen door de overval en één van hen was zo in shock dat hij in eerste instantie niet in staat was een verklaring af te leggen. Zij zijn heel bang geweest en hebben ook na afloop van de overval lange tijd last gehad van deze uiterst beangstigende ervaring.
De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat zij een actieve rol heeft gehad bij het plan om de overval te plegen en bij de uitvoering daarvan. Zij heeft zich geen rekenschap gegeven van de impact die dit zou hebben op de slachtoffers en heeft zich op geen enkele wijze om hen bekommerd. Zij is enkel uit geweest op eigen gewin en op de wijze waarop zij op haar medeverdachten zou overkomen. Tijdens het onderzoek naar de bovengenoemde overval, is de politie gestuit op een stappenplan, waarin op zeer precieze wijze wordt beschreven hoe een beoogd slachtoffer door middel van prostitutie voor de verdachte en haar medeverdachte geld kan verdienen. Gebleken is dat de verdachte zich met haar medeverdachte heeft schuldig gemaakt aan een poging om twee meisjes van nog geen 16 jaar oud ertoe te brengen als prostituee te gaan werken. Zij hebben de hulp ingeroepen van een derde die voor hen een plan heeft opgesteld waarin uitgebreid beschreven wordt hoe ze de meisjes zover moesten krijgen. Vervolgens zijn verdachte en de medeverdachte daadwerkelijk een vriendschapsrelatie met de twee meisjes aangegaan. Zij schroomden niet om met elkaar te bespreken om de meisjes onder invloed te brengen van verdovende middelen, hen dan seks met mannen te laten hebben en daarvan foto's en/of filmpjes te maken. Vervolgens is er zelfs een mascara aangeschaft om een van de beoogde slachtoffers mooier te kunnen maken. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan dit zeer ernstige strafbare feit. De verdachte was uit op geldelijk gewin. De consequenties van haar gedrag voor anderen interesseerden haar weinig. De beschrijvingen in het stappenplan en de inhoud van de pingberichten zijn uitermate grof en respectloos ten opzichte van de beoogde slachtoffers. Het feit dat de toen pas veertienjarige verdachte zich heeft beziggehouden met dergelijke activiteiten wekt niet alleen verbazing, maar is ook zeer zorgelijk. Het is een gelukkige omstandigheid dat de politie de verdachte en haar medeverdachte tijdig heeft kunnen stoppen, zodat het bij een poging is gebleven. Indien de plannen tot uitvoering zouden zijn gekomen, dan zouden de gevolgen daarvan desastreus zijn geweest voor het lichamelijke en geestelijke welzijn van de beoogde slachtoffers en het zou hen voor het leven hebben getekend. Bovendien plegen feiten als het onderhavige de samenleving als geheel diep te schokken. Voorts is komen vast te staan dat verdachte, blijkens een haar betreffend uittreksel Justitiële Documentatie, in het verleden reeds eerder is veroordeeld voor het plegen van een andersoortig strafbaar feit. De rechtbank heeft acht geslagen op de omtrent de verdachte opgemaakte rapportages. De rechtbank heeft in het bijzonder acht geslagen op de inhoud van: 1. het psychologisch onderzoek pro justitia, d.d. 12 juni 2012, opgesteld en ondertekend door drs. E.F. de Witt, GZ-psycholoog; 2. het rapport Raadsonderzoek strafzaken van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 29 juni 2012, opgesteld en ondertekend door Z. Epping, raadsonderzoeker; 3. het psychiatrisch onderzoek pro justitia, d.d. 30 november 2012, opgesteld en ondertekend door A.J. Stierum, kinder- en jeugdpsychiater;
4. het psychologisch onderzoek pro justitia, d.d. 6 december 2012, opgesteld en ondertekend door drs. E.F. de Witt, GZ-psycholoog; 5. het actualisatie onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 20 november 2012, opgesteld en ondertekend door S. Oe, raadsonderzoeker. In de onder 1 genoemde rapportage wordt, voor zover hier van belang, als volgt geconcludeerd: De verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens aangezien sprake is van een lichte gedragsstoornis, begonnen in de adolescentie. Daarnaast is sprake van een ouderkind relatieprobleem. Hiervan was ook sprake tijdens het ten laste gelegde. De gebrekkige ontwikkeling beïnvloedde het gedrag van de verdachte tijdens het ten laste gelegde dusdanig dat het mede daaruit kan worden verklaard. De hang naar status, het niet onder willen doen voor de medeverdachten en de moeite met het overzien van gevolgen speelden een rol. De verdachte heeft de neiging grenzen te overschrijden en stond onvoldoende stil bij de gevolgen voor de slachtoffers. De verdachte was vooral gericht op het eigen belang en werd onvoldoende geremd door haar gebrekkig ontwikkelde geweten en een gebrek aan angst. De verdachte werd enigszins beperkt in haar handelingsvrijheid. Zij wist echter dat wat zij deed fout was. Geadviseerd wordt om haar enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Factoren die van belang zijn voor de kans op recidive zijn de negatieve opvattingen die de rechtmatigheid van haar gedrag ondersteunen, het gebrek aan empathie en berouw, de problemen met het hanteren van boosheid, de geringe binding met school en werk, het eerder vertoonde gewelddadige gedrag, de geringe schoolprestaties, de omgang met delinquente leeftijdsgenoten, de impulsiviteit en de geringe opvoedingsvaardigheden van de ouders. Een intensieve behandeling en begeleiding zijn geïndiceerd ter preventie van recidive en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling. Aandacht moet worden besteed aan de gebrekkige gewetensontwikkeling, de hang naar status en de gedragsproblemen. Een systeemgerichte aanpak, waarbij de ouders worden betrokken (voortzetten MDFT), is belangrijk. De verdachte lijkt gebaat te zijn bij structuur en duidelijke grenzen. Ook een behandeling bij de Jutters kan van belang zijn. Geadviseerd wordt om bij een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit (ten tijde van het opstellen van deze rapportage enkel het feit met parketnummer 09/920119-12) bij een (deels) voorwaardelijke straf als bijzondere voorwaarde te stellen dat de verdachte zich laat begeleiden door de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt het volgen van behandeling bij JJC en/of de Jutters. GZ-psycholoog De Witt heeft in de tweede rapportage (opgesteld nadat de verdachte tevens werd verdacht van de zaak met parketnummer 09/920254-12), genoemd onder 4, (aanvullend) als volgt geconcludeerd: De gebrekkige ontwikkeling uit zich tevens in de aanwezigheid van ADHD. Hiervan was tevens sprake tijdens het ten laste gelegde. De Witt blijft bij de conclusie dat de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Daartoe wordt aangegeven dat zij vanuit haar gedragsstoornis grenzen opzocht. Door haar egoïsme en gebrekkig ontwikkelde geweten stond zij onvoldoende stil bij de gevolgen van haar gedrag voor anderen. Ook het verwerven van status, een gebrek aan angst en de bij ADHD passende impulsiviteit zorgen ervoor dat de
toerekeningsvatbaarheid enigszins verminderd is. Naast de in het eerdere rapport genoemde factoren, speelt ook de vastgestelde ADHD een rol bij de kans op recidive. De Witt handhaaft grotendeels het advies zoals verwoord in haar rapport van juni 2012. MDFT is inmiddels succesvol afgerond. Ambulante behandeling en begeleiding zijn nog geïndiceerd, waarbij de gebrekkige gewetensontwikkeling en de impulsiviteit met name aan bod moeten komen. Onderzocht moet worden of de ADHD met medicijnen kan worden behandeld. De groepstherapie en de individuele therapie die vanuit het Palmhuis zijn ingezet, dienen te worden voortgezet. De ouders dienen hierbij te worden betrokken. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde jeugdreclasseringsbegeleiding, ook als dat inhoudt het volgen van behandeling bij het Palmhuis. In de onder 3 genoemde rapportage wordt, voor zover hier van belang, als volgt geconcludeerd: Bij de verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling, namelijk van een gedragsstoornis, ADHD en een benedengemiddelde disharmonische intelligentie. Hiervan was sprake tijdens het ten laste gelegde en het beïnvloedde het gedrag van de verdachte. De verdachte is gericht op uiterlijk, status en geld. Zij is oppervlakkig, heeft weinig eigenheid, is beïnvloedbaar, impulsief, spanningsbehoeftig, egocentrisch en heeft een gestoorde gewetensontwikkeling. Deze eigenschappen maken dat zij makkelijk meegaat in deviant, crimineel gedrag, zonder de gevolgen te kunnen overzien. Geadviseerd wordt om de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Zonder adequate behandeling is de kans op recidive groot. Door middel van ADHD-medicatie moet de impulsregulatie worden verbeterd. De gewetensontwikkeling, sociale vaardigheden en identiteit moeten worden verbeterd opdat de verdachte verleidingen beter kan weerstaan en passende vriendschappen kan aangaan. Verder moeten de ouders voldoende grip krijgen op de verdachte. Geadviseerd wordt om aan de verdachte op te leggen een voorwaardelijke detentie met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering, in combinatie met een intensieve ambulante behandeling door het Palmhuis, bestaande uit identiteitsversterkende groepstherapie, individuele contacten, ouderbegeleiding en een Equiptraining. In het onder 2 genoemde Raadsrapport, opgesteld naar aanleiding van de zaak met parketnummer 09/920119-12, worden met betrekking tot de problematiek van en zorgen over de verdachte vergelijkbare conclusies getrokken als in de besproken pro justitia rapportages. Ook de Raad acht een intensieve begeleiding en behandeling, bijvoorbeeld bij het Palmhuis of de Jutters van belang. Betrokkenheid van de ouders van de verdachte bij de behandeling wordt tevens nodig geacht. Geadviseerd wordt om aan de verdachte op te leggen een deels voorwaardelijke werkstraf met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen haar te geven door de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt het volgen van een dagbehandeling bij het Palmhuis, de Jutters of een andere instelling. Nadat de verdachte tevens werd verdacht van het feit, ten laste gelegd onder parketnummer 09/920254-12, is een aanvullende rapportage opgesteld, genoemd onder 5. Het strafadvies is vrijwel gelijk gebleven. (Omdat de verdachte reeds wordt behandeld bij het Palmhuis, wordt alleen de behandeling bij de Jutters niet meer genoemd.)
Ter terechtzitting heeft mevrouw M. Dijkman, werkzaam als jeugdreclasseringswerker bij de Stichting Bureau Jeugdzorg, verklaard dat de verdachte zich, behoudens een eenmalige misstap, goed aan de afspraken met de jeugdreclassering heeft gehouden. De verdachte doet haar best, volgt passend onderwijs en stelt zich begeleidbaar op. De verdachte volgt een intensieve behandeling bij het Palmhuis, zowel op individuele basis als in groepsverband. Voorts heeft de verdachte gesprekken gehad met een psychiater en is recent de medicatie gestart om de ADHD te behandelen. Mevrouw Dijkman heeft benadrukt dat het van belang is dat de ingezette behandeling wordt voortgezet en dat zij dan ook oplegging van de maatregel hulp en steun adviseert. De rechtbank onderschrijft de conclusies uit voornoemde rapportages voor zover deze zien op de bij de verdachte vastgestelde problematiek, de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid en de noodzaak een passende behandeling te ondergaan. De rechtbank neemt deze conclusies over en is van oordeel dat het beeld dat in de rapportages van de verdachte wordt geschetst zeer zorgelijk is. Het is nodig dat door middel van een strakke en intensieve begeleiding wordt getracht de problematiek te doen verminderen opdat de verdachte niet zal recidiveren. De rechtbank zal bij het bepalen van de aan de verdachte op te leggen straf rekening houden met de in de rapportages en ter zitting door mevrouw Dijkman gegeven strafadviezen. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat een deels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf een passende reactie vormt. Hoewel de ernst van de bewezenverklaarde feiten een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie zonder meer zou rechtvaardigen, is de rechtbank van oordeel dat het vanuit pedagogisch oogpunt thans niet opportuun is om de verdachte terug te sturen naar een justitiële jeugdinrichting. De rechtbank is van oordeel dat het belang van een strakke en intensieve behandeling - zoals die vanuit de jeugdreclassering wordt geboden - dient te prevaleren. De rechtbank zal daarom bepalen dat het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen jeugddetentie gelijk zal zijn aan het voorarrest. Het voorwaardelijke deel van de op te leggen jeugddetentie dient te fungeren als een flinke stok achter de deur, teneinde de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw bezig te houden met het plegen van strafbare feiten. Aan die voorwaardelijke jeugddetentie zal de na te melden bijzondere voorwaarde worden verbonden, die het mogelijk moet maken dat de verdachte ook in de komende periode de noodzakelijk geachte behandeling zal volgen. De rechtbank acht het daarnaast passend en geboden om aan de verdachte een geheel onvoorwaardelijke werkstraf van aanzienlijke duur op te leggen. De vordering van de benadeelde partij. Ten aanzien van parketnummer 09/920119-12, tweede cumulatief/alternatief: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich, door het ieder indienen van een vordering benadeelde partij met dezelfde inhoud, als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.448,85. Deze vorderingen tot schadevergoeding zien op de geleden materiële schade. Uit de toelichting van de ouders [slachtoffers 1 en 2] ter zitting begrijpt de rechtbank aldus dat de vordering moet worden geacht mede namens de ouders te zijn ingediend en dat zij ten aanzien van dit punt door Bureau Slachtofferhulp verkeerd zijn ingelicht. De rechtbank overweegt dat de ouders door het bewezenverklaarde duidelijk rechtstreeks in hun
belangen zijn getroffen nu ook hun eigendommen zijn gestolen en zal naast [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ook hun ouders aanmerken als benadeelde partijen. De vordering is door en namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit de overgelegde stukken volgt immers dat de verzekeraar de schade heeft vastgesteld alsook welk deel van die schade niet vergoed is. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partijen rechtstreeks schade hebben geleden als gevolg van het bij parketnummer 09/920119-12 onder tweede cumulatief/alternatief bewezenverklaarde feit en stelt vast dat zij gezamenlijk één vordering hebben ingediend. De rechtbank acht de vordering dan ook geheel toewijsbaar tot een bedrag van € 1.448,85. De rechtbank zal deze vordering hoofdelijk toewijzen. De rechtbank zal bepalen dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door haar mededaders aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag. Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken. Nu de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bij parketnummer 09/920119-12 onder tweede cumulatief/alternatief bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.448,85, ten behoeve van de slachtoffers genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank zal bepalen dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen. Toepasselijke wetsartikelen. De artikelen: 36f, 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 273f, 312 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde. Beslissing. De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding met parketnummer 09/920119-12 onder eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de haar bij de dagvaardingen met parketnummer 09/920119-12 onder tweede cumulatief/alternatief en parketnummer 09/92025412 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt: (parketnummer 09/920119-12, tweede cumulatief/alternatief) DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN; (parketnummer 09/920254-12) POGING TOT MENSENHANDEL, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN ONDER DE OMSTANDIGHEID DAT DE PERSONEN TEN AANZIEN VAN WIE HET FEIT WORDT GEPLEEGD DE LEEFTIJD VAN ZESTIEN JAREN NOG NIET HEBBEN BEREIKT; verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij; veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 200 (tweehonderd) dagen bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de haar opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht; bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 162 (honderdtweeënzestig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit; alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften haar te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dit inhoudt het volgen van de noodzakelijk geachte behandeling(en) bij het Palmhuis; verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde krachtens het bepaalde bij artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht; veroordeelt de verdachte voorts tot: een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 160 (honderdzestig) uren beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van 80 (tachtig) dagen; (ten aanzien van parketnummer 09/920119-12) wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hoofdelijk toe tot een bedrag van € 1.448,85 en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], een bedrag van € 1.448,85; veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken; legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.448,85, ten behoeve van de slachtoffers genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]; bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen; bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen; bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door haar mededaders aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededaders opgelegde, betalingsverplichting aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag; heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte. Dit vonnis is gewezen door
mr. drs. S.M. Borkent, kinderrechter, voorzitter, mr. H.M.D. de Jong, kinderrechter, en mr. H.M. Boone, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.I. Jansen, griffier. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 februari 2013.