2322015
ECLI:NL:RBALK:2011:BP8978, voorheen LJN BP8978, Rechtbank Alkmaar, 14.81046410
ECLI:NL:RBALK:2011:BP8978 Instantie
Rechtbank Alkmaar
Datum uitspraak
24032011
Datum publicatie
24032011
Zaaknummer
14.81046410
Rechtsgebieden
Strafrecht
Bijzondere kenmerkenEerste aanleg meervoudig Inhoudsindicatie
Dodelijk verkeersongeval; voorwaardelijk opzet; doodslag bewezen verklaard.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Uitspraak RECHTBANK ALKMAAR Sector straf
Parketnummer: 14.81046410 (P) Datum uitspraak: 24 maart 2011
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het OPENBAAR MINISTERIE tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [straatnaam] [woonplaats], thans gedetineerd te PI NH Noord, Schutterswei te Alkmaar.
1. Het onderzoek ter terechtzitting Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 maart 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van: de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht conform artikel 27 Wetboek van Strafrecht, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 10 jaren, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest hetgeen door de verdachte en door mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1. hij op of omstreeks 30 september 2010 te Warmenhuizen/Schoorldam, in de gemeente Harenkarspel, opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet op de/een voor het openbaar verkeer openstaande weg, (de Westfriesedijk, aldaar) een motorrijtuig (bestelbus) bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 640 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn en/of na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank en/of verdovende middelen (hash), dat hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht en/of gereden met een (veel) hogere snelheid dan de aldaar toegestane snelheid van 60 km
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBALK:2011:BP8978
1/6
2322015
ECLI:NL:RBALK:2011:BP8978, voorheen LJN BP8978, Rechtbank Alkmaar, 14.81046410
per uur tengevolge waarvan hij, verdachte, (met die snelheid) met die bestelbus is aangereden tegen, althans in botsing is gekomen met die [naam slachtoffer], die op dat moment als fietser op de Westfriesedijk voor hem verdachte, reed, (waardoor die [naam slachtoffer] van zijn fiets werd gelanceerd/geslingerd) tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] is overleden;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 30 september 2010 te Warmenhuizen/Schoorldam, in de gemeente Harenkarspel, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Westfriesedijk, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend een motorrijtuig (bestelbus) te besturen, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 640 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn en/of na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank en/of verdovende middelen (hash), dat hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht en/of te rijden met een (veel) hogere snelheid dan de aldaar toegestane snelheid van 60 km per uur tengevolge waarvan hij, verdachte, (met die snelheid) met die bestelbus is aangereden tegen, althans in botsing is gekomen met die [naam slachtoffer], die op dat moment als fietser op de Westfriesedijk voor hem verdachte, reed, (waardoor die [naam slachtoffer] van zijn fiets werd gelanceerd/geslingerd) tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] is overleden. Voorzover in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. De voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs A. Inleiding Inleiding Op 30 september 2010 heeft op de Westfriesedijk in de gemeente Harenkaspel een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij de door verdachte bestuurde bestelauto achterop een vóór hem rijdende fietser is gebotst waarna die fietser in het naast de Westfriesedijk gelegen Noordhollands Kanaal terecht is gekomen. De fietser is ten gevolge van de aanrijding overleden. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte doodslag in het verkeer kan worden verweten danwel schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). B. Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat verdachte onder invloed van alcohol en verdovende middelen als bestuurder van een bestelauto is opgetreden en daarbij met een veel hogere snelheid dan de aldaar toegestane snelheid heeft gereden. Door zo te handelen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij een fietser zou aanrijden en dat hij de dood van die fietser zou veroorzaken. Nu verdachte daadwerkelijk een fietser heeft aangereden en de fietser hierdoor is overleden, is er volgens de officier van justitie sprake van opzet in voorwaardelijke zin en heeft verdachte het slachtoffer [naam slachtoffer] opzettelijk van het leven beroofd. C. Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 1 primair ten laste is gelegd. In zijn visie is er geen sprake van boosaardig opzet bij de verdachte op de dood van de fietser, ook niet in voorwaardelijke vorm. Verdachte heeft niet bewust te hard gereden met de bedoeling een fietser aan te rijden. Ten aanzien van het alcoholpromillage heeft de raadsman nog opgemerkt dat verdachte heeft verklaard dat hij niet alleen voorafgaand aan het ongeluk alcohol heeft gedronken, maar ook na het ongeluk nog enkele zogenaamde ‘schrikborrels’ heeft genomen. Daar komt volgens de raadsman nog bij dat verdachte een geoefend drinker is, waardoor niet uit te sluiten is dat zijn lichaam de alcohol snel afbreekt. Het gemeten alcoholpromillage kan daardoor grotendeels veroorzaakt zijn door die schrikborrels en het staat volgens de raadsman dan ook geenszins vast dat verdachte op het moment van het ongeval dermate onder invloed van drank was dat dit bij het veroorzaken van het ongeval heeft meegespeeld.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBALK:2011:BP8978
2/6
2322015
ECLI:NL:RBALK:2011:BP8978, voorheen LJN BP8978, Rechtbank Alkmaar, 14.81046410
D. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende: Naar aanleiding van een melding van buurtbewoners dat er in de [adres] te Alkmaar een bestelbus was komen aanrijden met veel schade, zijn verbalisanten [Verbalisant 1] en [Verbalisant 2] ter plaatse gegaan alwaar zij de beschadigde bestelbus van het merk [naam merk], kenteken [kenteken] hebben aangetroffen. Via de meldkamer kregen zij te horen wie de eigenaar was van de bestelbus. Nadat telefonisch met de eigenaar contact was opgenomen, werd duidelijk dat de bestelauto in gebruik was bij zijn werknemer, te weten verdachte. Een buurtbewoonster had de bestuurder van de desbetreffende bestelbus de woning aan de [adres] zien binnen gaan. Verbalisanten zijn vervolgens die woning binnengegaan en verbalisant [Verbalisant 1] heeft vervolgens verdachte in de achtertuin van die woning aangesproken. Verdachte verklaarde haar dat hij die avond bier had gedronken en daarna in zijn bestelauto was gestapt en onderweg ergens tegenaan was gereden en dat hij dacht dat dat een fietser was . Volgens zijn Poolse collega [naam getuige 1] vertelde verdachte bij aankomst aan de [adres] te Alkmaar dat hij waarschijnlijk een fietser had aangereden. Ook de aldaar aanwezige [naam getuige 2] heeft verklaard dat verdachte vertelde dat hij iemand had aangereden en dat er iemand dood was. Bij latere verhoren heeft de verdachte verklaard dat hij dacht dat hij een paal had geraakt.
Uit nader onderzoek bleek dat verdachte op 30 september 2010 als bestuurder van genoemde [naam merk] bestelauto samen met zijn Poolse collega’s [naam getuige 1] en [naam getuige 3] naar de woning van deze collega’s aan de [adres] te Alkmaar reed. Aldaar heeft verdachte volgens zijn verklaring vanaf omstreeks 16.30 uur tot omstreeks 18.00 – 18.30 uur 4 tot 5 halve liters bier gedronken, ongeveer 5 kleine glaasjes wodka gedronken en 2 joints gerookt. Verdachte wilde vervolgens naar huis om zich op te frissen en is naar zijn woning op recreatiepark [naam] te Warmenhuizen gereden. Verdachte voelde zich naar eigen zeggen moe, aangeschoten en een beetje dronken. Desondanks is hij in de bestelauto naar huis gereden. Zijn Poolse collega [naam getuige 1] heeft verklaard dat hij van mening was dat verdachte te dronken was om nog naar huis te rijden en dat hij dit ook tegen verdachte heeft gezegd. Verdachte werd volgens hem boos en is in zijn bestelbus weggegaan. Nadat hij thuis had gedoucht en thuis nog een halve liter bier had gedronken is verdachte rond 20.00 uur met de bestelauto weer richting Alkmaar gereden. Vanaf het bungalowpark “[naam]” is hij bij Schoorldam de kruising Westfriesedijk Kanaalweg overgestoken en de Westfriesedijk opgereden. Op 30 september 2010 kregen verbalisanten rond 21.59 uur de melding dat de vader van het slachtoffer, die op zoek was naar zijn vermiste zoon [naam slachtoffer], de fiets van zijn zoon had gevonden op de Westfriesedijk ter hoogte van hectometerpaal 9.6. Om 22.39 uur is het lichaam van het slachtoffer door de brandweer uit het water gehaald. Het slachtoffer bleek overleden. Het slachtoffer is geïdentificeerd als [naam slachtoffer]. Het lichaam van het slachtoffer is overgedragen aan de schouwarts. De schouwarts heeft het lichaam van het slachtoffer onderzocht en geconstateerd dat [naam slachtoffer] is overleden tengevolge van een fataal schedelhersenletsel na hoge snelheidstrauma. Gezien de ernst van het hoofdletsel is het vrijwel zeker dat het slachtoffer onmiddellijk na het ontstaan van het letsel is overleden. De politie heeft na het ongeval om 22.06 uur een ademonderzoek bij verdachte afgenomen. Het alcoholgehalte van zijn adem bleek 640 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht te zijn, hetgeen aanzienlijk hoger is dan de wettelijk toegestane limiet van 220 microgram. Hieruit blijkt dat verdachte ongeveer twee uur na het ongeval bijna drie keer de toegestane hoeveelheid alcohol in zijn bloed had. Verder blijkt uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij ook twee joints heeft gerookt. Na zijn aanhouding en bij zijn insluiting verklaarde verdachte ook tegenover verbalisant [Verbalisant 1] dat hij die dag geblowd had. Het ongeval heeft plaatsgevonden op de N504, plaatselijk bekend als de Westfriesedijk, ter hoogte van hectometerpaal 9,6 in de gemeente Harenkarspel, tussen de Huiskebuurtweg en de eveneens N504 geheten Provincialeweg. Uit het procesverbaal verkeersongevallenanalyse blijkt dat de maximumsnelheid op die weg 60 kilometer per uur is, wat kenbaar is gemaakt met een verkeersbord, waarboven een waarschuwingsbord bevestigd is voor de aanwezigheid van fietsers en een bord met de vermelding “ Kinderen!”. De weg bestaat uit 1 rijbaan zonder aparte fietsvoorziening. Aan beide zijden van de rijbaan is een grasberm gelegen. Aan de zuidzijde van de rijbaan ligt het Noordhollands Kanaal. Aan de noordoostelijke kant van de rijbaan is een talud. Het ongeval vond plaats in de richting van Alkmaar. Ten tijde van de aanrijding, ongeveer 20.16 uur, was het donker. Er was ter plaatse geen straatverlichting aanwezig. Volgens een door de politie uitgevoerde reconstructie van het ongeluk, waarbij ondermeer gebruik is gemaakt van data, afkomstig van het in de bestelbus van verdachte gemonteerde GPS systeem, moet verdachte op het moment van de botsing tussen de 100 en 120 kilometer per uur hebben gereden. Uit technisch onderzoek is gebleken dat verdachte die bewuste avond van het onderzoek kennelijk dimlicht heeft gevoerd, terwijl in de gegeven omstandigheden het voeren van groot licht geboden leek. Op dat moment fietste het slachtoffer op dezelfde weg, net als verdachte in zuidelijke richting. De verdachte heeft het slachtoffer toen van achteren aangereden, met als gevolg dat het slachtoffer in het naast de Westfriesedijk gelegen Noordhollands kanaal terecht is gekomen. Bij de in de berm aangetroffen fiets van het slachtoffer zijn geen reflector en geen achterlicht aangetroffen. Het sterke vermoeden bestaat dat de reflector ook voor de botsing niet aanwezig is geweest omdat de bevestigingsboutjes ontbraken. De fiets was wel voorzien van reflectoren in beide trappers . Een zichtbaarheidsonderzoek heeft uitgewezen dat verdachte, als hij dimlicht voerde,
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBALK:2011:BP8978
3/6
2322015
ECLI:NL:RBALK:2011:BP8978, voorheen LJN BP8978, Rechtbank Alkmaar, 14.81046410
redelijk zicht kon hebben op de fietser vanaf het moment dat hij deze op 50 meter afstand was genaderd. Als verdachte groot licht zou hebben gevoerd zou hij de fietser al op een veel grotere afstand (160 meter) hebben kunnen waarnemen.
Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat de maximum snelheid op de Westfriesedijk 60 kilometer per uur was en dat hij voor zijn gevoel niet te hard heeft gereden. Ook heeft hij in latere verhoren bij de politie en ter zitting verklaard geen fietser te hebben gezien. Hij heeft alleen een harde klap gehoord, dacht dat hij een paal had geraakt, maar is niet gestopt om te kijken wat er gebeurd was, omdat hij in paniek raakte. Verdachte is doorgereden naar zijn Poolse collega’s. Bij aankomst aan de [adres] zag hij dat de rechterbuitenspiegel van de bestelbus eraf was en dat de band van het rechtervoorwiel geheel van de velg was verdwenen. Verdachte heeft verder verklaard dat hij in de woning enkele zogeheten “schrikborrels” heeft genomen toen hij daar na de botsing terugkeerde en dat het gemeten alcoholpercentage daarvoor gecorrigeerd moet worden.
Hoewel verdachte ter terechtzitting ontkend heeft dat hij wist dat hij een fietser had aangereden, gaat de rechtbank er van uit dat verdachte dit wel degelijk wist, en dat hij desondanks de plaats van het ongeluk heeft verlaten. Nog afgezien van de door verdachte zelf waargenomen schade aan de bestelbus, die naar het oordeel van de rechtbank niet past bij een aanrijding met een paal, houdt de rechtbank verdachte aan zijn verklaringen die hij heeft afgelegd bij het eerste contact met de politie,
Het verweer van de verdediging dat het gemeten alcoholpromillage weliswaar hoog was, maar dat dit is gekomen door de zogenoemde schrikborrels na de aanrijding, verwerpt de rechtbank als ongeloofwaardig. De rechtbank overweegt hiertoe dat verdachte bij zijn eerste verklaringen bij de politie niets over deze schrikborrels heeft verklaard. De rechtbank hecht daarnaast veel waarde aan de getuigeverklaring van [naam getuige 2]. [naam getuige 2], die zegt als enige aanwezige die avond geen alcohol te hebben gedronken, verklaart dat hij voor 100 % zeker weet dat verdachte nadat hij die avond de tweede keer bij hen over de vloer kwam, geen alcohol meer heeft gedronken. Daar komt nog bij dat het alcoholgehalte van de adem van verdachte na het drinken van de schrikborrels 640 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht was. Indien de met deze schrikborrels samenhangende hoeveelheid alcohol daarop in mindering zou worden gebracht, zoals de officier van justitie heeft laten onderzoeken, blijft een alcoholgehalte over dat dermate laag is dat dat volstrekt niet te rijmen is met de zeer aanzienlijke hoeveelheid alcohol die verdachte zegt vóór de aanrijding te hebben gedronken. Dat verdachtes lichaam de alcohol veel sneller zou afbreken dan gemiddeld, zoals door de raadsman is geopperd, is daarbij op geen enkele wijze aannemelijk geworden.
Het is een feit van algemene bekendheid dat door zowel het rijden met een te hoog alcoholgehalte als door het rijden na gebruik van verdovende middelen de kans op een ongeval groter is dan wanneer de bestuurder nuchter is. Alcohol en verdovende middelen beïnvloeden immers het gedrag en beoordelingsvermogen. Bovendien wordt die beïnvloeding versterkt wanneer alcohol en verdovende middelen naast elkaar worden gebruikt. Verdachte verklaarde ter terechtzitting dat hij van deze wederzijdse beïnvloeding op de hoogte is. Van verdachte, die ter plaatse naar eigen zeggen bekend was met de weg , had mogen worden gevergd dat hij die maatregelen zou treffen die nodig waren om als automobilist zijn rijgedrag te kunnen afstemmen op alle relevante omstandigheden, waaronder ook is te begrijpen de mate van zichtbaarheid van andere weggebruikers. Dit konden naast snelverkeer ook onverlichte voetgangers zijn of goede of slechte verlichting voerende (brom)fietsers. De maatregel die verdachte in het onderhavige geval had kunnen nemen ter verbetering van de zichtbaarheid van de overige verkeersdeelnemers is bijvoorbeeld het voeren van groot licht. Dit heeft verdachte nagelaten. Als andere maatregel komt in aanmerking het aanpassen van de snelheid en/of het geconcentreerd rijden, teneinde de medeweggebruikers, waaronder fietsers en voetgangers, tijdig te kunnen waarnemen en daarop te kunnen reageren. De rechtbank stelt op grond van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen vast dat de verdachte genoemde maatregelen niet heeft getroffen maar integendeel zwaar onder invloed van alcohol en verdovende middelen en met grote snelheid (bijna tweemaal de maximaal toegestane snelheid) over deze weg heeft gereden en daarbij geen groot licht heeft gevoerd, dit ondanks het door hem gepasseerde waarschuwingsbord waarbij op de aanwezigheid van andere zwakkere verkeersdeelnemers werd gewezen. De rechtbank kan tot geen andere conclusie komen dat verdachte, door onder die omstandigheden en op die manier te gaan autorijden willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij de dood van een andere verkeersdeelnemer, in dit geval een fietser, kon veroorzaken. Een dergelijk gevolg heeft de verdachte op de koop toe genomen. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, op de wijze zoals in de bewezenverklaring onder 1 primair is beschreven. 5. Bewezenverklaring De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 30 september 2010 in de gemeente Harenkarspel, opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBALK:2011:BP8978
4/6
2322015
ECLI:NL:RBALK:2011:BP8978, voorheen LJN BP8978, Rechtbank Alkmaar, 14.81046410
heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Westfriesedijk, aldaar een bestelbus bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 640 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn en na zodanig gebruik van verdovende middelen, waarvan hij, verdachte, wist dat het gebruik de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht en met een veel hogere snelheid dan de aldaar toegestane snelheid van 60 km per uur, tengevolge waarvan hij, verdachte, met die snelheid met die bestelbus is aangereden tegen die [naam slachtoffer], die op dat moment als fietser op de Westfriesedijk voor hem, verdachte, reed, waardoor die [naam slachtoffer] van zijn fiets werd geslingerd tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] is overleden. 6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is. Het primair bewezen verklaarde levert op: Doodslag 7. De strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
8. De strafoplegging
Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gerekwireerd dat de rechtbank: het onder 1 primair ten laste gelegde feit bewezen zal verklaren, de verdachte daarvoor een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 7 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht conform artikel 27 Wetboek van Strafrecht, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen zal opleggen voor de duur van 10 jaren, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest.
Standpunt van de verdediging De raadsman heeft bepleit dat de rechtbank de verdachte, na vrijspraak voor het primair ten laste gelegde feit, zal veroordelen tot een aanmerkelijk lagere straf dan die de officier heeft gevorderd.
Oordeel van de rechtbank De rechtbank heeft de op te leggen hoofdstraf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft onder ernstige invloed van alcohol en drugs, als bestuurder van een bestelbus een jongeman van 18 jaar opzettelijk van het leven beroofd door hem, met zeer hoge snelheid aan te rijden. Na de aanrijding is verdachte niet gestopt om hulp te bieden. maar heeft hij er enkel naar gestreefd om onopgemerkt de plek van het misdrijf te verlaten. Aan de nabestaanden van het jonge slachtoffer is groot en onherstelbaar leed toegebracht, wat ook ter terechtzitting naar voren is gekomen uit een brief die de gemachtigde van de ouders aan de officier van justitie heeft geschreven. Uit een over de verdachte opgesteld reclasseringsadvies van N. Bakker, als reclasseringswerker werkzaam bij Palier, forensische & intensieve zorg d.d. 27 december 2010, blijkt dat verdachte een ernstig alcoholprobleem heeft. Hij is verschillende keren veroordeeld voor het rijden onder invloed, maar heeft hieruit blijkbaar geen lering uit getrokken. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. De reclassering houdt er rekening mee dat bij bewezenverklaring een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd en zal in dat geval nagaan of gedurende de detentie van de verdachte een vorm van hulpverlening kan worden geboden.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een langdurige vrijheidsstraf gepast en geboden is. Door de officier van justitie is een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar geëist. Ter zitting is naar het oordeel van de rechtbank duidelijk geworden dat verdachte inmiddels wel inzicht heeft gekregen in de gevolgen en in de strafwaardigheid van zijn handelen en de rechtbank heeft er kennis van genomen dat verdachte zegt te lijden onder het feit dat hij het is die zo gruwelijk veel leed heeft veroorzaakt. Alles in aanmerking nemende zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen voor de duur van zes jaar.
9. Oplegging van de bijkomende straffen
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBALK:2011:BP8978
5/6
2322015
ECLI:NL:RBALK:2011:BP8978, voorheen LJN BP8978, Rechtbank Alkmaar, 14.81046410
Gelet op de aard en de ernst van het onder 1 primair bewezen verklaarde is de rechtbank is van oordeel dat als bijkomende straf een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van na te noemen duur dient te worden opgelegd. 10.Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissingen berusten op de artikelen 287 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11.Beslissing De rechtbank: • Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. • Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feiten. • Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar. • Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 6 (ZES) JAREN. Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. • Ontzegt de verdachte wegens het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 10 (TIEN) JAREN. Bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de tijd dat het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest.
Dit vonnis is gewezen door: mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt, voorzitter, mr. J.N.A. Jolink en mr. L. Jansen, rechters, in tegenwoordigheid van A. de Graag, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 maart 2011.
Zijnde mr. J.N.A. Jolink buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBALK:2011:BP8978
6/6