2722015
ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451, voorheen LJN BW7451, Gerechtshof ';sGravenhage, 2200620909
ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451 Instantie
Gerechtshof 'sGravenhage
Datum uitspraak
04062012
Datum publicatie
05062012
Zaaknummer
2200620909
Formele relaties
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2009:BK7186, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Rechtsgebieden
Strafrecht
Bijzondere kenmerkenHoger beroep Inhoudsindicatie
De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan de gewelddadige doodslag op het anderhalf jaar oude dochtertje van zijn vriendin. De verdachte heeft haar hiermee het meest fundamentele recht, namelijk het recht om te leven, ontnomen. Daarbij komt dat het een mensenleven in een zeer kwetsbare vorm betreft: dat van een heel jong kind, dat voor haar welzijn grotendeels afhankelijk was van de verdachte, die als inwonende partner van haar moeder het grootste deel van de verzorging en opvoeding van het slachtoffer voor zijn rekening nam. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij deze positie zo gruwelijk heeft misbruikt. Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 mei 2012 is de verdachte eenmaal eerder, doch lang geleden, onherroepelijk veroordeeld voor een geweldsdelict. Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van tien jaar.
Wetsverwijzingen
Wetboek van Strafrecht 287, geldigheid: 20120604
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Uitspraak Rolnummer: 2200620909 Parketnummer: 1071004208 Datum uitspraak: 4 juni 2012 TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 'sGravenhage meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 24 november 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte], geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats], thans gedetineerd in de PI Rijnmond HvB De IJssel te Krimpen aan den IJssel.
Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 29 juli 2010, 9 februari 2012, 23 februari 2012 en 21 mei 2012. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaatgeneraal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair impliciet primair (medeplegen moord) ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 primair impliciet subsidiair (medeplegen doodslag), 2 primair en 3 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451
1/15
2722015
ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451, voorheen LJN BW7451, Gerechtshof ';sGravenhage, 2200620909
van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest. Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 6 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, de mond en/of de neus van die [slachtoffer] afgedekt en/of afgedrukt en/of afgedekt gehouden en/of afgedrukt gehouden met een/de hand(en) en/of een ander lichaamsdeel en/of (een) voorwerp(en) en/of die [slachtoffer] met het hoofd en/of gezicht (met kracht) op/in een matras en/of op/in/tussen een ander voorwerp gedrukt en/of geduwd en/of geklemd, en/of (met kracht) tegen de nek en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of geschopt, en/of die [slachtoffer] (met kracht) bij de nek en/of het hoofd en/of het lichaam vastgepakt, en/althans (in elk geval) (gewelddadige) (andere) handeling(en) verricht en/of aangewend tegen die [slachtoffer], tengevolge waarvan verstikking is opgetreden, in ieder geval tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 6 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans in Nederland, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], van het leven heeft beroofd, immers heeft die [medeverdachte] opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, de mond en/of de neus van die [slachtoffer] afgedekt en/of afgedrukt en/of afgedekt gehouden en/of afgedrukt gehouden met een/de hand(en) en/of een ander lichaamsdeel en/of (een) voorwerp(en), en/of die [slachtoffer] met het hoofd en/of gezicht (met kracht) op/in een matras en/of op/in/tussen een ander voorwerp gedrukt en/of geduwd en/of geklemd, en/of (met kracht) tegen de nek en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of geschopt, en/of die [slachtoffer] (met kracht) bij de nek en/of het hoofd en/of het lichaam vastgepakt, en/althans (in elk geval) (gewelddadige) (andere) handeling(en) verricht en/of aangewend tegen die [slachtoffer], tengevolge waarvan verstikking is opgetreden, in ieder geval tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 6 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
terwijl hij, verdachte, sinds hij een relatie had met die [medeverdachte], meermalen blauwe plekken en/of (schaaf)wonden, in elk geval letsels of tekenen daarvan bij die [slachtoffer] had geconstateerd, voor welke plekken, wonden of letsels geen aannemelijke verklaring was en/of terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs kon vermoeden dat die [medeverdachte] die [slachtoffer] al eerder had mishandeld, die [slachtoffer] alleen achter te laten bij en/of aan de zorg toe te vertrouwen van die [medeverdachte] en/of niet in te grijpen toen zij zag en/of hoorde, althans waarnam, dat die [medeverdachte] voornoemd geweld (voornoemde handelingen) jegens die [slachtoffer] uitte en/of die [medeverdachte] niet te beletten voornoemd geweld tegen die [slachtoffer] te plegen, althans geen maatregelen te nemen om te voorkomen dat die [medeverdachte] voornoemd geweld (voornoemde handelingen) jegens die [slachtoffer] zou uiten;
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aan [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], zijnde de dochter van [medeverdachte] (zijn mededader), zwaar lichamelijk letsel (te weten (ernstig) zuurstoftekort in de hersenen en / of hersenschade) heeft toegebracht, door met zijn
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451
2/15
2722015
ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451, voorheen LJN BW7451, Gerechtshof ';sGravenhage, 2200620909
mededader(s), althans alleen, opzettelijk: de mond en/of de neus van die [slachtoffer] af te dekken en /of af te drukken en/of afgedekt te houden en/of afgedrukt te houden met een/de hand(en) en/of een ander lichaamsdeel en/of (een) voorwerp(en), en/of die [slachtoffer] met het hoofd en/of gezicht (met kracht) op/in een matras en/of op/in/tussen een ander voorwerp te drukken en/of te duwen en/of te klemmen, en/of (met kracht) tegen de nek en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of stompen en/of schoppen, en/of die [slachtoffer] (met kracht) bij de nek en/of het hoofd en/of het lichaam vast te pakken, en/althans (in elk geval) (gewelddadige) (andere) handeling(en) te verrichten en/of aan te wenden tegen die [slachtoffer], tengevolge waarvan verstikking is opgetreden, in ieder geval tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
nog meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 6 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans in Nederland, opzettelijk aan [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], zijn de dochter van die [medeverdachte], zwaar lichamelijk letsel (te weten (ernstig) zuurstoftekort in de hersenen en / of hersenschade) heeft toegebracht, door opzettelijk: de mond en/of de neus van die [slachtoffer] af te dekken en/of af te drukken en/of afgedekt te houden en/of afgedrukt te houden met een/de hand(en) en/of een ander lichaamsdeel en/of (een) voorwerp(en), en/of die [slachtoffer] met het hoofd en/of gezicht (met kracht) op/in een matras en/of op/in/tussen een ander voorwerp te drukken en/of te duwen en/of te klemmen, en/of (met kracht) tegen de nek en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of stompen en/of schoppen, en/of die [slachtoffer] (met kracht) bij de nek en/of het hoofd en/of het lichaam vast te pakken, en/althans (in elk geval) (gewelddadige) (andere) handeling(en) te verrichten en/of aan te wenden tegen die [slachtoffer], tengevolge waarvan verstikking is opgetreden, in ieder geval tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 6 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest door:
terwijl hij, verdachte, sinds hij een relatie had met die [medeverdachte], meermalen blauwe plekken en/of (schaaf)wonden, in elk geval letsels of tekenen daarvan bij die [slachtoffer] had geconstateerd, voor welke plekken, wonden of letsels geen aannemelijke verklaring was en/of terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs kon vermoeden dat die [medeverdachte] die [slachtoffer] al eerder had mishandeld, die [slachtoffer] alleen achter te laten bij en/of aan de zorg toe te vertrouwen van die [medeverdachte] en/of niet in te grijpen toen hij zag en/of hoorde, althans waarnam, dat die [medeverdachte] voornoemd geweld (voornoemde handelingen) jegens die [slachtoffer] uitte en/of die [medeverdachte] niet te beletten voornoemd geweld tegen die [slachtoffer] te plegen, althans geen maatregelen te nemen om te voorkomen dat die [medeverdachte] voornoemd geweld (voornoemde handelingen) jegens die [slachtoffer] zou uiten;
nog meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], zijnde de dochter van [medeverdachte] (zijn mededader), heeft mishandeld, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader opzettelijk de mond en/of de neus van die [slachtoffer] afgedekt en /of afgedrukt en/of afgedekt gehouden en/of afgedrukt gehouden met een/de hand(en) en/of een ander lichaamsdeel en/of (een) voorwerp(en), en/of het hoofd en/of gezicht van die [slachtoffer] (met kracht) op/in een matras en/of op/in/tussen een ander voorwerp gedrukt en/of geduwd en/of geklemd, en/of (met kracht) tegen de nek en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of geschopt, en/of die [slachtoffer] (met kracht) bij de nek en/of het hoofd en/of het lichaam vastgepakt, en/of en/althans (in elk geval) (gewelddadige) (andere) handeling(en)tegen die [slachtoffer] heeft verricht en/of aangewend, tengevolge waarvan verstikking is opgetreden, in ieder geval ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451
3/15
2722015
ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451, voorheen LJN BW7451, Gerechtshof ';sGravenhage, 2200620909
meest subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 6 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans in Nederland, opzettelijk [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], zijnde haar dochter, heeft mishandeld, immers heeft die [medeverdachte] opzettelijk de mond en/of de neus van die [slachtoffer] afgedekt en /of afgedrukt en/of afgedekt gehouden en/of afgedrukt gehouden met een/de hand(en) en/of een ander lichaamsdeel en/of (een) voorwerp(en), en/of het hoofd en/of gezicht van die [slachtoffer] (met kracht) op/in een matras en/of op/in/tussen een ander voorwerp gedrukt en/of geduwd en/of geklemd, en/of (met kracht) tegen de nek en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of geschopt, en/of die [slachtoffer] (met kracht) bij de nek en/of het hoofd en/of het lichaam vastgepakt, en/of en/althans (in elk geval) (gewelddadige) (andere) handeling(en)tegen die [slachtoffer] heeft verricht en/of aangewend, waardoor die [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden, tengevolge waarvan verstikking is opgetreden, in ieder geval ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 6 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest door: terwijl hij, verdachte, sinds hij een relatie had met die [medeverdachte], meermalen blauwe plekken en/of (schaaf)wonden, in elk geval letsels of tekenen daarvan bij die [slachtoffer] had geconstateerd, voor welke plekken, wonden of letsels geen aannemelijke verklaring was en/of terwijl zij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs kon vermoeden dat die [medeverdachte] die [slachtoffer] al eerder had mishandeld,
die [slachtoffer] alleen achter te laten bij en/of aan de zorg toe te vertrouwen van die [medeverdachte] en/of niet in te grijpen toen zij zag en/of hoorde, althans waarnam, dat die [medeverdachte] voornoemd geweld (voornoemde handelingen) jegens die [slachtoffer] uitte en/of die [medeverdachte] niet te beletten voornoemd geweld tegen die [slachtoffer] te plegen, althans geen maatregelen te nemen om te voorkomen dat die [medeverdachte] voornoemd geweld (voornoemde handelingen) jegens die [slachtoffer] zou uiten;
uiterst subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een kind, te weten [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], tot wiens onderhoud en/of verpleging en/of verzorging hij, verdachte, en/of zijnde de mededader, zijnde de ouder/verzorger van voornoemd kind, krachtens wet verplicht was/waren, in hulpeloze toestand heeft/hebben gebracht en/of gelaten, terwijl voornoemd kind gezien diens jonge leeftijd hulpbehoevend en/of afhankelijk was,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader, terwijl hij/zij wist(en) dat bij die [slachtoffer], de mond en/of de neus was afgedekt en/of afgedrukt en/of afgedekt gehouden en/of afgedrukt gehouden met een/de hand(en) en/of een ander lichaamsdeel en/of (een) voorwerp(en), en/of het hoofd en/of gezicht (met kracht) op/in een matras en/of op/in/tussen een ander voorwerp was gedrukt en/of geduwd en/of geklemd, en/of (met kracht) tegen de nek en/of het hoofd en/of het lichaam was geslagen en/of gestompt en/of geschopt, en/of (met kracht) de nek en/of het hoofd en/of het lichaam was vastgepakt, en/althans (in elk geval) (gewelddadige) (andere) handeling(en) waren verricht en/of aangewend,
die [slachtoffer] aan haar lot overgelaten en/of nagelaten zich te vergewissen van de toestand van die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] adequate verzorging en/of inschakeling van medische hulp/verzorging onthouden, althans geen adequate maatregelen genomen en aldus die [slachtoffer] in een situatie gebracht en/of gehouden die voor de gezondheid en/of het welbevinden van die [slachtoffer] gevaarlijk en/of schadelijk was en/of kon zijn, terwijl voorgaande de dood, althans zwaar lichamelijk letsel van/voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
2. hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007 tot en met 5 maart
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451
4/15
2722015
ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451, voorheen LJN BW7451, Gerechtshof ';sGravenhage, 2200620909
2008 te Hellevoetsluis, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], zijnde de dochter van [medeverdachte] (zijn mededader), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans éénmaal (telkens), op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt, en/of met een (hard) voorwerp tegen het hoofd en/of op/in de mond van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestoten, en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] (met kracht) tegen een bedrand en/of een ander hard voorwerp heeft geduwd en/of gestoten en/of geslagen, en/of de mond en/of de neus van die [slachtoffer] heeft afgedekt en/of afgedrukt en/of afgedekt gehouden en/of afgedrukt gehouden met een/de hand(en) en/of een ander lichaamsdeel en/of (een) voorwerp(en), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007 tot en met 5 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans (elders) in Nederland, ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], zijnde de dochter van die [medeverdachte], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans éénmaal (telkens) op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt, en/of met een (hard) voorwerp tegen het hoofd en/of op/in de mond van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestoten, en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] (met kracht) tegen een bedrand en/of een ander hard voorwerp heeft geduwd en/of gestoten en/of geslagen, en/of de mond en/of de neus van die [slachtoffer] heeft afgedekt en/of afgedrukt en/of afgedekt gehouden en/of afgedrukt gehouden met een/de hand(en) en/of een ander lichaamsdeel en/of (een) voorwerp(en), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 1 oktober 2007 tot en met 5 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans (elders) in Nederland, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest door: terwijl hij, verdachte, sinds hij een relatie had met die [medeverdachte], meermalen blauwe plekken en/of (schaaf)wonden, in elk geval letsels of tekenen daarvan bij die [slachtoffer] had geconstateerd, voor welke plekken, wonden of letsels geen aannemelijke verklaring was en/of terwij1 hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs kon vermoeden dat die [medeverdachte] die [slachtoffer] al eerder had mishandeld,
die [slachtoffer] (telkens weer) alleen achter te laten bij en/of aan de zorg toe te vertrouwen van die [medeverdachte] en/of nimmer in te grijpen toen hij zag en/of hoorde, althans waarnam, dat die [medeverdachte] voornoemd geweld (voornoemde handelingen) jegens die [slachtoffer] uitte en/of (telkens) voornoemd handelen tegenover derden te verzwijgen en/of bewust niet de waarheid te spreken wanneer door derden naar letsel(s) van die [slachtoffer] werd gevraagd en/of die [medeverdachte] (telkens) niet te beletten voornoemd geweld tegen die [slachtoffer] te plegen, althans geen maatregelen te nemen om te voorkomen dat die [medeverdachte] voornoemd geweld (voornoemde handelingen) (telkens) jegens die [slachtoffer] zou uiten;
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007 tot en met 5 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], zijnde de dochter van [medeverdachte] (zijn mededader), heeft mishandeld, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader opzettelijk meermalen, althans éénmaal (telkens) op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of geschopt, en/of met een (hard) voorwerp tegen het hoofd en/of op/in de mond van die [slachtoffer] geslagen en/of gestoten, en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] (met kracht) tegen een bedrand en/of een ander hard voorwerp geduwd en/of gestoten en/of geslagen, en/of de mond en/of de neus van die [slachtoffer] afgedekt en/of afgedrukt en/of afgedekt gehouden en/of afgedrukt gehouden met een/de hand(en) en/of een ander lichaamsdeel en/of (een) voorwerp(en), waardoor die [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451
5/15
2722015
ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451, voorheen LJN BW7451, Gerechtshof ';sGravenhage, 2200620909
meest subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007 tot en met 5 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans (elders) in Nederland, opzettelijk [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], zijnde de dochter van die [medeverdachte], heeft mishandeld, immers heeft zij opzettelijk meermalen, althans éénmaal (telkens) op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of geschopt, en/of met een (hard) voorwerp tegen het hoofd en/of op/in de mond van die [slachtoffer] geslagen en/of gestoten, en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] (met kracht) tegen een bedrand en/of een ander hard voorwerp geduwd en/of gestoten en/of geslagen, en/of de mond en/of de neus van die [slachtoffer] afgedekt en/of afgedrukt en/of afgedekt gehouden en/of afgedrukt gehouden met een/de hand(en) en/of een ander lichaamsdeel en/of (een) voorwerp(en),
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op één of meer tijdstippen in de periode van 1 oktober 2007 tot en met 5 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans (elders) in Nederland, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest door,
terwijl hij, verdachte, sinds hij een relatie had met die [medeverdachte], meermalen blauwe plekken en/of (schaaf)wonden, in elk geval letsels of tekenen daarvan bij die [slachtoffer] had geconstateerd, voor welke plekken, wonden of letsels geen aannemelijke verklaring was en/of terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs kon vermoeden dat die [medeverdachte] die [slachtoffer] al eerder had mishandeld, die [slachtoffer] (telkens weer) alleen achter te laten bij en/of aan de zorg toe te vertrouwen van die [medeverdachte] en/of nimmer in te grijpen toen hij zag en/of hoorde, althans waarnam, dat die [medeverdachte] voornoemd geweld (voornoemde handelingen) jegens die [slachtoffer] uitte en/of (telkens) voornoemd handelen tegenover derden te verzwijgen en/of bewust niet de waarheid te spreken wanneer door derden naar letsel(s) van die [slachtoffer] werd gevraagd en/of die [medeverdachte] (telkens) niet te beletten voornoemd geweld tegen die [slachtoffer] te plegen, althans geen maatregelen te nemen om te voorkomen dat die [medeverdachte] voornoemd geweld (voornoemde handelingen) (telkens) jegens die [slachtoffer] zou uiten;
uiterst subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht zou kunnen leiden: hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007 tot en met 5 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een kind, te weten [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], tot wiens onderhoud en/of verpleging en/of verzorging hij, verdachte, en/of zijn mededader, zijnde de ouder/verzorger van voornoemd kind, krachtens wet verplicht was/waren, in hulpeloze toestand heeft/hebben gebracht en/of gelaten, terwijl voornoemd kind gezien diens jonge leeftijd hulpbehoevend en/of afhankelijk was,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader, terwij1 hij/zij wist(en) dat (bij) die [slachtoffer], op/tegen het hoofd en/of het lichaam was geslagen en/of gestompt en/of geschopt, en/of met een (hard) voorwerp tegen het hoofd en/of op/in de mond was geslagen en/of gestoten, en/of het hoofd en/of het lichaam (met kracht) tegen een bedrand en/of een ander hard voorwerp was geduwd en/of gestoten en/of geslagen, en/of de mond en/of de neus was/waren afgedekt en/of afgedrukt en/of afgedekt gehouden en/of afgedrukt gehouden met een/de hand(en) en/of een ander lichaamsdeel en/of (een) voorwerp(en), en/of althans (in elk geval) (gewelddadige) (andere) handeling(en) waren verricht en/of aangewend,
die [slachtoffer] aan haar lot overgelaten en/of nagelaten zich te vergewissen van de toestand van die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] adequate verzorging en/of inschakeling van medische hulp/verzorging onthouden, althans geen adequate maatregelen genomen en aldus die [slachtoffer] in een situatie gebracht en/of gehouden die voor de gezondheid en/of het welbevinden van die [slachtoffer] gevaarlijk en/of schadelijk was en/of kon zijn;
3. hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007 tot en met 6 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], zijnde de dochter van [medeverdachte] (zijn mededader), heeft mishandeld, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader opzettelijk meermalen, althans éénmaal (telkens)
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451
6/15
2722015
ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451, voorheen LJN BW7451, Gerechtshof ';sGravenhage, 2200620909
in het gezicht en/of het lichaam van die [slachtoffer] geknepen, en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] (met kracht) vastgepakt, en/of de vingernageltjes van die [slachtoffer] te diep afgeknipt, en/of die [slachtoffer] langdurig in een met (te) koud / afgekoeld water gevuld(e) bad/douchebak laten zitten, waardoor die [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 oktober 2007 tot en met 6 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans (elders) in Nederland, opzettelijk [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], zijnde de dochter van die [medeverdachte], heeft mishandeld, immers heeft zij opzettelijk meermalen, althans éénmaal (telkens) in het gezicht en/of het lichaam van die [slachtoffer] geknepen, en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] (met kracht) vastgepakt, en/of de vingernageltjes van die [slachtoffer] te diep afgeknipt, en/of die [slachtoffer] langdurig in een met (te) koud / afgekoeld water gevuld(e) bad/douchebak laten zitten,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op één of meer tijdstippen in de periode van 1 oktober 2007 tot en met 6 maart 2008 te Hellevoetsluis, althans (elders) in Nederland, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest door, terwijl hij, verdachte, sinds hij een relatie had met die [medeverdachte], meermalen blauwe plekken en/of (schaaf)wonden, in elk geval letsels of tekenen daarvan bij die [slachtoffer] had geconstateerd, voor welke plekken, wonden of letsels geen aannemelijke verklaring was en/of terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs kon vermoeden dat die [medeverdachte] die [slachtoffer] al eerder had mishandeld,
die [slachtoffer] (telkens weer) alleen achter te laten bij en/of aan de zorg toe te vertrouwen van die [medeverdachte] en/of nimmer in te grijpen toen hij zag en/of hoorde, althans waarnam, dat die [medeverdachte] voornoemd geweld (voornoemde handelingen) jegens die [slachtoffer] uitte en/of (telkens) voornoemd handelen tegenover derden te verzwijgen en/of bewust niet de waarheid te spreken wanneer door derden naar letsel(s) van die [slachtoffer] werd gevraagd en/of die [medeverdachte] (telkens) niet te beletten voornoemd geweld tegen die [slachtoffer] te plegen, althans geen maatregelen te nemen om te voorkomen dat die [medeverdachte] voornoemd geweld (voornoemde handelingen) (telkens) jegens die [slachtoffer] zou uiten.
Het vonnis waarvan beroep Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraken Vrijspraak van het onder 1 primair impliciet primair ten laste gelegde Met de rechtbank, de advocaatgeneraal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair impliciet primair (medeplegen van) moord ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Vrijspraak van het onder 2 en 3 ten laste gelegde
Het staat vast dat [slachtoffer] in de ten laste gelegde periode diverse letsels heeft gehad. Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat op grond van de processtukken met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat deze letsels, althans een aantal daarvan, zijn veroorzaakt door menselijk toedoen waarbij het hof het volstrekt onaannemelijk acht dat genoemd letsel ontstaan is door vallen, stoten, 'bonken' of andere gedragingen van [slachtoffer] zelf. Het hof is er dan ook van overtuigd dat er in de ten laste gelegde periode diverse malen geweld jegens [slachtoffer] is gebruikt.
Echter, niet is vast te stellen welke geweldshandelingen precies jegens [slachtoffer] zijn verricht en evenmin wie deze geweldshandelingen op welk moment heeft verricht. Ook is niet vast te stellen dat de verdachte zo hij deze geweldshandelingen niet zelf verrichtte daarvan wist of daarop (voorwaardelijk) opzet had. De verdachte heeft elke eigen betrokkenheid ontkend en bewijs daarvoor ontbreekt. Evenmin is er bewijs voorhanden voor wetenschap van betrokkenheid van zijn medeverdachte bij mishandeling. Ook een dergelijke wetenschap heeft de verdachte ontkend. Daarbij komt dat bij het ontdekken van letsels geregeld met [slachtoffer] een arts werd bezocht.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451
7/15
2722015
ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451, voorheen LJN BW7451, Gerechtshof ';sGravenhage, 2200620909
Ten aanzien van de te diep afgeknipte vingernageltjes van [slachtoffer] overweegt het hof dat vaststaat dat de verdachte deze nagels heeft geknipt, doch dat niet buiten gerede twijfel kan worden vastgesteld dat hij dit opzettelijk te diep heeft gedaan, zodat mishandeling niet kan worden bewezen. Ten aanzien van het koude badje of de koude douche overweegt het hof dat niet kan worden vastgesteld of en in hoeverre [slachtoffer] ten gevolge hiervan onderkoeld is geraakt, dan wel anderszins hiervan letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Gelet op het ontbreken van bewijs voor het verrichten van geweldshandelingen door de verdachte zelf, alsook van bewijs voor de voor alle overige varianten van het onder 2 en 3 ten laste gelegde essentiële wetenschap van betrokkenheid van de medeverdachte bij dergelijke handelingen is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 en 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op 6 maart 2008 te Hellevoetsluis, opzettelijk [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer], van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk de mond en/of de neus van die [slachtoffer] afgedekt en/of afgedrukt en afgedekt gehouden en/of afgedrukt gehouden met een/de hand(en) en/of een ander lichaamsdeel en/of (een) voorwerp(en), tengevolge waarvan verstikking is opgetreden, in ieder geval tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voor zover in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De verdediging heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep van 21 mei 2012 primair op het standpunt gesteld dat niet is komen vast te staan dat [slachtoffer] door geweld is komen te overlijden, zodat de verdachte reeds om deze reden van de onder 1 ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte op welke wijze dan ook verantwoordelijk kan worden gehouden voor de dood van [slachtoffer], zodat de verdachte daarom dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
Op 6 maart 2008 om 16:45 uur wordt een 112melding gedaan over een kind (naar later bleek [slachtoffer]), dat bewusteloos in bed zou zijn aangetroffen in een woning aan de [adres] te Hellevoetsluis. Omstreeks 17:00 uur komt de ambulancedienst ter plaatse. De ambulancebroeders constateren dat [slachtoffer] al is overleden en dat de lijkstijfheid reeds is ingetreden. Zij stellen omstreeks 17:30 uur vast dat de lichaamstemperatuur van [slachtoffer] 28,5 graden Celcius is. De huisarts die ter plaatse komt wil geen verklaring van (natuurlijk) overlijden afgeven. De medeverdachte [medeverdachte], [slachtoffer]s moeder, en de verdachte, [slachtoffer]s stiefvader, worden meegenomen naar het politiebureau voor het afleggen van een getuigenverklaring. Later op de avond worden zij als verdachten aangehouden.
Voor een beoordeling van het onder 1 ten laste gelegde zijn de volgende hoofdvragen van belang: 1. Als gevolg waarvan is [slachtoffer] overleden? 2. Op welk tijdstip is zij overleden? 3. Is iemand en zo ja wie voor de dood van [slachtoffer] verantwoordelijk?
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451
8/15
2722015
ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451, voorheen LJN BW7451, Gerechtshof ';sGravenhage, 2200620909
en tenslotte 4. Kan één van de onder 1 ten laste gelegde misdrijven bewezen worden verklaard?
Als gevolg waarvan is [slachtoffer] overleden? De arts en patholoog dr. V. SoerdjbalieMaikoe, verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut, heeft op 7 maart 2008 sectie verricht op het stoffelijk overschot van [slachtoffer] en heeft op 5 juni 2008 een definitief sectierapport opgemaakt. Blijkens het sectieverslag en de daarbij behorende foto's heeft zij onder meer de navolgende letsels aangetroffen. Aan weerszijden van het behaarde hoofd waren oppervlakkige huidbeschadigingen met onderhuidse bloeduitstortingen aanwezig. De patholoog heeft ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 9 november 2009 aangegeven dat deze letsels kunnen zijn ontstaan doordat het hoofd ergens tussen is geklemd, maar dat de letsels ook door handen of vingers kunnen zijn veroorzaakt.
Aan de neusvleugels, tussen de neus en de bovenlip en aan de bovenlip waren er meerdere onderhuidse bloeduitstortingen, waarvan een deel met oppervlakkige huid en slijmvliesbeschadiging. Het riempje van de bovenlip was horizontaal verscheurd, met een ondergelegen bloeduitstorting. Er waren meerdere scheuren in het tandvlees van de onderkaak, met name op de overgang naar de onderlip.
Volgens de patholoog waren bovenstaande letsels recent en bij leven ontstaan en het gevolg van inwerking van uitwendig mechanisch geweld, zoals bijvoorbeeld het stevig afdrukken van de neus en/of mond. In de schedelhuid ter hoogte van de nek tot op het bindvlies van het schedeldak was er een bloeduitstorting. De patholoog heeft ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 9 november 2009 verklaard dat dit inwendige letsel in de nek is ontstaan door het uitoefenen van druk op die plaats. Het is niet ontstaan door een plaatselijk, lokaal contact, waarbij iemand bijvoorbeeld tegen een voorwerp valt. Het past evenmin bij normaal letsel door vallen. Het kan ontstaan zijn door een zogenaamd greepspoor, het met de handen in de nek beetpakken. Het letsel is recent en bij leven ontstaan. SoerdjbalieMaikoe heeft in het sectierapport geconcludeerd dat haar bevindingen kunnen passen bij smoren, hetgeen het overlijden door verstikking zou kunnen verklaren. Een anatomische doodsoorzaak is haar bij sectie op het lichaam niet gebleken.
Deze conclusie is bij de rechtercommissaris op 3 december 2008 gehandhaafd. Daar merkt zij voorts op dat zij in het geheel van de gedane bevindingen geen andere oorzaak kan aanwijzen dan verstikkingsdood door smoren. Ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 9 november 2009 blijft zij bij haar conclusies. Bij de rechtercommissaris op 24 februari 2011 worden de conclusies van het sectierapport opnieuw gehandhaafd. Bij die gelegenheid heeft zij voorts opnieuw verklaard dat er geen aanwijzingen zijn voor ziekelijke afwijkingen die het overlijden kunnen verklaren.
Dr. B. Kubat, eveneens arts en patholoog bij het Nederlands Forensisch Instituut, heeft in haar rapport van 6 augustus 2008 geconcludeerd dat bij het door haar verrichte neuropathologisch onderzoek tekenen zijn gevonden van ernstige, vlak voor het overlijden opgetreden hypoxische beschadiging. In een brief van 20 augustus 2008 legt Kubat dit uit als een beschadiging van weefsels en cellen die ontstaat tengevolge van een tekort aan zuurstof. De beschadiging is volgens Kubat meerdere minuten en maximaal 2 tot 3 uur vóór het overlijden ontstaan, waarbij de voorkeur uitgaat naar meerdere tot vele minuten (geschat maximaal een half uur tot een uur). Bij de rechtercommissaris op 3 februari 2011 handhaaft zij haar conclusies.
De forensisch arts dr. H.G.T. Nijs onderschrijft in zijn rapport van 22 oktober 2008 de conclusies van het Nederlands Forensisch Instituut met betrekking tot de doodsoorzaak. Volgens hem is er sprake geweest van zuurstoftekort in de hersenen (cerebrale hypoxie), waarvoor hij smoren (en/of slaan) als waarschijnlijke ontstaanswijze noemt. De veelheid en lokalisaties van uitwendig letsel op hoofd, aangezicht en mond ondersteunen volgens hem de conclusie dat er sprake is geweest van smoren (afdekken van neus en/of mond). Ook de diepe bloeduitstortingen in de nek tot op het bindvlies van de schedel passen in dit kader, aldus Nijs.
Het hof merkt op gezien de door de deskundigen C. Das en S.J. Stomp geleverde kritiek op bepaalde onderdelen van het rapport van Nijs en hetgeen daarover door de raadsman naar voren is gebracht
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451
9/15
2722015
ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451, voorheen LJN BW7451, Gerechtshof ';sGravenhage, 2200620909
dat voornoemde conclusies van Nijs vallen binnen zijn deskundigheidsgebied als forensisch arts. Uit zijn Curriculum Vitae, als bijlage gevoegd bij zijn rapport d.d. 8 februari 2012, blijkt dat hij over voldoende ervaring en deskundigheid beschikt op het gebied van de forensische geneeskunde en meer in het bijzonder op het gebied van minderjarigen.
Op verzoek van de verdediging is er door S.J.M. EikelenboomSchieveld, als forensisch deskundige verbonden aan Independent Forensic Services, ter verkrijging van een second opinion onderzoek verricht naar de doodsoorzaak. Zij heeft in haar rapport van 14 oktober 2009 geconcludeerd dat het overlijden van [slachtoffer] is veroorzaakt door verstikking, hetgeen ontstaan kan zijn door smoren of verdrinking (door haar hoofd in de toiletpot of een vergelijkbaar object te duwen). In dit verband heeft zij onder meer het volgende geconstateerd: De letsels in de lippen bij het slachtoffer zijn ontstaan door kracht uitgevoerd op de mond. De oppervlakkige huidbeschadigingen rond de neus zijn kraswonden, die kunnen zijn ontstaan door met de hand dichtknijpen van de neus. Aan de zijkanten van het hoofd bevinden zich twee oppervlakkige, aspecifieke huidbeschadigingen, die door eenzelfde mechanisme kunnen zijn ontstaan. De kracht is gelijkelijk over de huid verdeeld. Dit ondersteunt een scenario, dat de verwondingen zijn ontstaan ten gevolge van een statische kracht zoals bijvoorbeeld een beklemming in tegenstelling tot een dynamische kracht als een slag of een val. De bloeduitstortingen in de nek zijn circulaire verwondingen, ontstaan door lokaal uitgeoefende druk. Het meest waarschijnlijk is een scenario waarin met de hand aanzienlijke druk op het hoofd is uitgeoefend, waarbij de vingers de blauwe plekken hebben veroorzaakt, een zogenaamd "greepspoor". Volgens deze forensisch deskundige verlenen haar bevindingen aanzienlijke steun aan de hypothese dat het slachtoffer is overleden door een misdrijf en verlenen ze weinig steun aan de hypothese dat zij is overleden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak.
Het hof acht bij de bepaling van de doodsoorzaak voorts de volgende conclusie van Eijkelenboom Schieveld van belang: 'Op basis van de verdeling van de lijkvlekken en de lijkstijfheid kan worden gesteld, dat meerdere handelingen met het slachtoffer zijn uitgevoerd. Eerst het moment waarop de verwondingen aan de zijkant van het hoofd en in de nek zijn toegebracht en het slachtoffer is overleden, daarna heeft zij enige tijd met het gezicht voorovergebogen gelegen, vervolgens is zij op haar buik in bed gelegd waarbij iemand haar hoofd naar rechts heeft gedraaid en tenslotte korte tijd voordat de politie ter plaatse is gekomen is zij op de bank in rugligging neergelegd'. Hierbij merkt het hof op dat dit past bij de verklaring ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegd door SoerdjbalieMaikoe, die daar heeft gesteld dat het lichaam is gemanipuleerd en dat [slachtoffer] op enig moment na haar dood op haar gezicht heeft gelegen.
Het hof leidt hieruit af dat er in de periode tussen het moment van overlijden van [slachtoffer] en het moment dat de verdachte [slachtoffer] rond 16.45 uur uit haar bed haalde, iemand moet zijn geweest die haar van houding heeft veranderd. Diegene moet op dat moment hebben geweten dat [slachtoffer] overleden was. Dit weerspreekt het door de verdachte en zijn medeverdachte geschetste scenario dat de dood van [slachtoffer] pas is ontdekt toen de verdachte haar rond 16:45 uur uit bed ging halen. Er zijn onderzoeken verricht naar eventuele lichamelijke afwijkingen en/of ziekten bij [slachtoffer]. Dr. A.J.M. Hoogeboom, klinische geneticus in het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam, heeft in haar briefrapport van 26 mei 2008 aangegeven dat zij aan het gelaat, de handen en de voeten van [slachtoffer] geen evidente dysmorfe kenmerken heeft gezien, die wijzen in de richting van een syndroomdiagnose. De lichaamsverhoudingen leken haar geheel normaal. Bij de rechtercommissaris op 10 maart 2011 heeft Hoogeboom verklaard dat het onderzoek van [slachtoffer] een heel summier onderzoek betrof op basis van foto's en dat zij op basis van dit onderzoek een syndroomdiagnose niet totaal kan uitsluiten. De vraag of zij een genetische aandoening kan uitsluiten of aantonen is volgens haar een onmogelijke vraag. Wel kon zij aangeven dat bij constatering van vijf dysmorfe kenmerken er een grote kans is op een aangeboren afwijking en dat zij geen vijf dysmorfe kenmerken bij [slachtoffer] heeft gezien. Het hof is met de raadsman van oordeel dat gelet op bovenstaande verklaring van Hoogeboom niet geheel kan worden uitgesloten dat er bij [slachtoffer] sprake was van een genetische aandoening, maar dat neemt niet weg dat er op basis van het summiere onderzoek door Hoogeboom of anderszins geen aanwijzingen zijn voor ziekelijke afwijkingen, laat staan voor ziekelijke afwijkingen die het overlijden van [slachtoffer] kunnen verklaren. Dr. P.C. Huijgens, internist hematoloog, heeft in zijn rapport van 8 augustus 2011 geconcludeerd dat hij de verklaring van Hoogeboom, inhoudende dat er geen aanwijzingen zijn voor dysmorfe kenmerken welke wijzen in de richting van een syndroom diagnose, steunt. Hij is van oordeel dat vanuit het medische dossier en meer speciaal de obductie geen enkele aanwijzing is te destilleren die zou kunnen wijzen op een dysmorfe aanleg, welke gepaard zou kunnen gaan met een verhoogde bloedingsneiging. Voorts is er onderzoek verricht naar een eventuele stollingsstoornis bij [slachtoffer].
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451
10/15
2722015
ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451, voorheen LJN BW7451, Gerechtshof ';sGravenhage, 2200620909
Blijkens het briefrapport van F.J. Smiers, kinderarts, hematoloog en oncoloog, d.d. 25 mei 2008, is een preexistente stollingsstoornis zeer onaannemelijk ter verklaring van de lichamelijke onderzoeksbevindingen. Ter terechtzitting in eerste aanleg is dit rapport van Smiers gelezen door kinderarts R.M. van Gilst, die na lezing aangaf zich met deze conclusie te kunnen verenigen.
Blijkens de verklaring van Smiers bij de rechtercommissaris op 10 maart 2011 acht hij het eveneens zeer onwaarschijnlijk dat er bij [slachtoffer] sprake was van een verworven stollingstoornis. Huijgens heeft in zijn rapport van 8 augustus 2011 aangegeven dat hij deze conclusie van Smiers deelt, in zoverre dat hij nog stelliger zou willen opmerken dat van een verworven stollingstoornis geen sprake is geweest.
Dr. I.M. Appel, kinderhematoloog, heeft voorts in een brief van 5 april 2011 aan de rechter commissaris aangegeven dat de aan haar toegezonden laboratoriumuitslagen van de stollingsonderzoeken van [slachtoffer] d.d. 17 en 21 januari 2008 en 13 en 14 februari 2008 geen aanleiding geven om aan een ernstige aandoening te denken. De getallen duiden niet op een risico van ernstige bloedingneiging dan wel op een risico op trombose.
Met betrekking tot de door de verdediging geopperde mogelijkheid van epilepsie als doodsoorzaak heeft het hof acht geslagen op de verklaring van Kubat bij de rechtercommissaris d.d. 3 februari 2011. Het hof is met de raadsman van oordeel dat gelet op de inhoud van deze verklaring van Kubat, niet kan worden uitgesloten dat [slachtoffer] een epileptische aanval heeft gehad. Immers, er is volgens Kubat een groep primaire epilepsie waarbij niets zichtbaar is in de hersenen. Kubat heeft echter ook aangegeven dat er bij primaire epilepsie veelal sprake is van een voorgeschiedenis in de familie of bij de persoon zelf. Hiervan is uit het dossier niet gebleken.
Evenmin zijn er bij het neuropathologisch onderzoek door Kubat afwijkingen bij [slachtoffer] geconstateerd, zoals littekens in de slaapkwabben of de hersenen, die een epileptische aanval hebben kunnen veroorzaken.
Gelet hierop acht het hof het onwaarschijnlijk dat [slachtoffer] een epileptische aanval heeft gehad die haar dood zou kunnen verklaren. Het hof merkt hieromtrent nog aanvullend het volgende op. Gelet op genoemde verklaring van Kubat kan na iemands overlijden niet meer worden vastgesteld of hypoxische beschadigingen in de hersenen zijn veroorzaakt door verstikking of door een epileptisch insult. Op zichzelf kan een epileptisch insult ook worden uitgelokt door hypoxische beschadigingen. In laatstgenoemd geval is overigens de doodsoorzaak naar het oordeel van het hof nog steeds primair gelegen in het verstikken dan wel smoren. Mocht er sprake zijn geweest van zogenoemde primaire epilepsie bij [slachtoffer] (dus epilepsie die niet wordt gezien bij neuropathologisch hersenonderzoek), en mocht [slachtoffer] inderdaad op 6 maart 2008 een insult hebben gehad, dan nog is een dergelijke insult naar het oordeel van het hof niet aan te wijzen als doodsoorzaak. Zo'n insult kan op geen enkele wijze de bij de sectie geconstateerde letsels aan weerszijden van het hoofd, aan de mond en neus en de geconstateerde bloeduitstorting (het 'greepspoor') in de nek verklaren. Meer in het bijzonder is het volstrekt onaannemelijk dat [slachtoffer] door een epileptische aanval ergens tegenaan zou zijn gevallen of anderszins zichzelf daardoor zodanig zou hebben verwond dat zij vervolgens daardoor zou zijn overleden, gelet alleen al op de eerdergenoemde verklaring van SoerdjbalieMaikoe ter terechtzitting in eerste aanleg, inhoudende dat de inwendige bloeduitstorting in de nek is ontstaan door het uitoefenen van druk op die plaats en niet is ontstaan door een plaatselijk, lokaal contact, waarbij iemand bijvoorbeeld tegen een voorwerp valt, en gelet op de vrijwel symmetrische verwondingen naast de behaarde hoofdhuid links en rechts op het voorhoofd van [slachtoffer]. De beschreven letsels wijzen echter wel op een door geweld (verstikken/smoren) veroorzaakt overlijden.
In dit kader wijst het hof nog op de verklaring van kinderarts Van Gilst bij de rechtercommissaris d.d. 2 december 2008, inhoudende dat hij ten tijde van het spreekuur op 6 maart 2008, de ochtend van de dag van het overlijden van [slachtoffer], het door SoerdjbalieMaikoe bij [slachtoffer] geconstateerde letsel in het gelaat rondom de neus, de verwondingen bij boven en onderlip en de plekken aan weerszijde van het hoofd niet heeft geconstateerd. [slachtoffer] maakte op dat moment geen ziekelijke indruk. Zij was het beste zoals Van Gilst haar tot op dat moment had gezien, in de zin van het ontbreken van blauwe plekken.
Gelet op al het bovenstaande is er naar 's hofs oordeel geen grond om aan te nemen dat er op 6 maart 2008 bij [slachtoffer] sprake was van een lichamelijke afwijking, stoornis of ziekte, laat staan van een afwijking, stoornis of ziekte die het overlijden van [slachtoffer] heeft veroorzaakt. Geen van de onderzochte ziektebeelden geeft zelfs maar een theoretische verklaring voor het overlijden van [slachtoffer]. Een medische doodsoorzaak kan naar 's hofs oordeel dan ook redelijkerwijs uitgesloten worden geacht.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451
11/15
2722015
ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451, voorheen LJN BW7451, Gerechtshof ';sGravenhage, 2200620909
Het hof is van oordeel dat op grond van bovenstaande bevindingen en conclusies van de deskundigen SoerdjbalieMaikoe, Nijs en EijkelenboomSchieveld kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] is overleden door verstikking, hetgeen geleid heeft tot zuurstoftekort in de hersenen. SoerdjbalieMaikoe en Nijs concluderen dat de verstikking het gevolg is van smoren, waarbij de mond en neus van [slachtoffer] zijn dichtgehouden. EikelenboomSchieveld acht het ook mogelijk dat het zuurstoftekort het gevolg is van verdrinking (door [slachtoffer] met haar hoofd in een toiletpot of een vergelijkbaar object te duwen). Nijs en SoerdjbalieMaikoe concluderen eensluidend ook nadat zij ter terechtzitting in eerste aanleg met elkaars bevindingen zijn geconfronteerd dat gezien het letsel aan de neus en in de mond bij de lippen, sprake is geweest van extern mechanisch geweld dat tot de dood van [slachtoffer] heeft geleid. Hierbij zijn de neus en/of de mond afgedrukt. De bevindingen van de deskundigen passen zowel bij verstikking door smoren als bij verstikking door verdrinking. Geen van de deskundigen sluit een van beide geweldshandelingen uit.
Beide wijzen van geweldpleging vallen naar 's hofs oordeel onder de onder 1 primair, subsidiair, meer subsidiair, nog meer subsidiair, (2e) nog meer subsidiair, meest subsidiair en uiterst subsidiair, telkens onder het eerste gedachtestreepje omschreven geweldshandelingen. Naar 's hofs oordeel staat, gelet op bovenstaande bevindingen, met voldoende mate van zekerheid vast dat [slachtoffer] is overleden ten gevolge van dit jegens haar toegepast geweld. Op welk tijdstip is [slachtoffer] overleden?
Het hof stelt voorop dat de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] in de ochtend van 6 maart 2008 nog met [slachtoffer] bij kinderarts Van Gilst zijn geweest en dat Van Gilst de letsels zoals die geconstateerd zijn door SoerdjbalieMaikoe niet heeft gezien. De afspraak bij Van Gilst was om 09:45 uur en de verdachte en de medeverdachte hebben verklaard dat zij om ongeveer 10:45 uur weer thuis waren. Nijs heeft onderzoek gedaan naar het vermoedelijke tijdstip van overlijden. Hierbij wordt het tijdstip van het meten van de lichaamstemperatuur van [slachtoffer] door de ambulancebroeders, 17:30 uur, als uitgangspunt genomen. Nijs concludeert ter terechtzitting in eerste aanleg van 9 november 2009 overeenkomstig zijn eerdere rapportage dat de postmortale termijn het meest waarschijnlijk 4 tot 6 uur is. In die rapportage heeft hij aangegeven dat het overlijden met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid voor 14.30 uur heeft plaatsgevonden. Nijs acht het uitgesloten dat [slachtoffer] om 15:00 uur nog een teken van leven heeft gegeven. In zijn rapport van 8 februari 2012, zijnde een reactie op het schrijven van Das en Stomp d.d. 19 december 2011, heeft Nijs voornoemde conclusie iets aangepast, in die zin dat op basis van de postmortale temperatuurmeting en uit andere soorten aanwijzingen blijkt dat [slachtoffer] zeer waarschijnlijk vóór 14:30 overleden moet zijn.
EikelenboomSchieveld komt in haar rapport van 20 oktober 2009 tot de conclusie dat [slachtoffer] kort na thuiskomst uit het ziekenhuis moet zijn overleden (kort na 10:45 uur). Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft zij toegelicht dat verschillende bevindingen, zoals de lijkstijfheid, lijkvlekken en lichaamstemperatuur, het scenario ondersteunen dat het tijdstip van overlijden niet lang na de thuiskomst uit het ziekenhuis kan zijn geweest. Zij acht een overlijden korter dan twee uur na thuiskomst waarschijnlijker dan een overlijden langer dan twee uur na aankomst. Gelet op bovenstaande bevindingen en conclusies stelt het hof vast dat [slachtoffer] naar alle waarschijnlijkheid tussen 11:00 uur en 14:30 is overleden. Wie is voor de dood van [slachtoffer] verantwoordelijk? Voor de beantwoording van deze vraag acht het hof het volgende van belang:
Gezien de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] staat vast dat de verdachte op 6 maart 2008 tussen 11:00 uur en 14:30 uur onafgebroken met [slachtoffer] thuis is geweest. [Medeverdachte] is van ongeveer 12:00 uur tot 12:45 uur en tussen 13:00 uur en 13:20 uur weggeweest. [Zus slachtoffer], de oudere zus van [slachtoffer], is tussen ongeveer 12:10 uur en ongeveer 13:10 uur thuis geweest.
Het hof ziet in het dossier geen aanwijzingen dat [slachtoffer] haar dood zelf heeft veroorzaakt en sluit dit dan ook uit. Het hof acht het ook niet aannemelijk dat de toen zesjarige [zus slachtoffer] [slachtoffer] iets heeft aangedaan. Zij was op 6 maart 2008 het grootste deel van de dag naar school. Uit de verklaringen van de verdachten blijkt niet dat [zus slachtoffer] in de periode dat zij tussen de middag thuis was met [slachtoffer] alleen is geweest, terwijl gesteld noch gebleken is dat [zus slachtoffer] enige handeling zou hebben verricht die tot de dood van [slachtoffer] zou kunnen hebben geleid.
Op grond van de verklaringen van beide verdachten kan worden uitgesloten dat er een derde (anders dan [zus slachtoffer]) tussen 11:00 uur en 14:30 uur in huis is geweest.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451
12/15
2722015
ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451, voorheen LJN BW7451, Gerechtshof ';sGravenhage, 2200620909
De vraag die derhalve resteert is of het de verdachte of de medeverdachte [medeverdachte] is geweest die [slachtoffer] heeft gedood, dan wel of zij in enige vorm samen in de dood van [slachtoffer] de hand hebben gehad. Het hof overweegt hieromtrent het volgende. Blijkens de verklaringen van beide verdachten heeft de verdachte op 6 maart 2008 de verzorging van [slachtoffer] op zich genomen. [medeverdachte] heeft na het bezoek aan Van Gilst nog een pleister op de duimnagel van [slachtoffer] geplakt, maar zich overigens op die bewuste dag na 11:00 uur niet met de verzorging van [slachtoffer] bezig gehouden en zich ook niet meer met haar bemoeid. Vast staat dat [medeverdachte] in de periode waarin [slachtoffer] moet zijn overleden twee keer van huis is weggeweest. Uit niets blijkt dat zij in de perioden dat zij thuis was met [slachtoffer] alleen is geweest. Zij heeft naar eigen zeggen [slachtoffer] voor het laatst levend gezien op enige afstand, toen de verdachte met haar douchte. De overige tijd dat zij thuis was, heeft zij naar eigen zeggen op bed gelegen omdat zij zich niet lekker voelde. Dit is door de verdachte bevestigd. Tussen 11:00 uur en 12:00 uur heeft [medeverdachte] alleen op bed gelegen. De verdachte was toen met [slachtoffer] beneden in de woning. Tussen 12:45 uur en 13:00 uur was [zus slachtoffer] thuis en tussen ongeveer 13:30 uur en minstens 14:30 uur heeft [medeverdachte] samen met de verdachte op bed gelegen (de wekker was gezet op 14.45 uur). [slachtoffer] lag toen in haar eigen bedje en was daar door de verdachte ingelegd. [medeverdachte] heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat zij [slachtoffer] in die tijd niet heeft gezien en ook niet bij haar heeft gekeken. Uit de verklaringen van de verdachte blijkt evenmin dat [medeverdachte] uit bed is geweest en zodoende alleen met [slachtoffer] kan zijn geweest. Het is de verdachte geweest zo blijkt uit het bovenstaande die in de periode waarin [slachtoffer] moet zijn overleden meerdere malen, langere tijd met [slachtoffer] alleen in huis is geweest en dus in de gelegenheid is geweest om haar buiten medeweten van [medeverdachte] om het leven te brengen.
Het hof overweegt voorts dat de verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd omtrent hetgeen op 6 maart 2008 tussen 11:00 uur en 15:00 uur is voorgevallen, terwijl hij wel exact en gelijkluidend heeft verklaard over wat er tot 11:00 uur en na 15:00 uur 's middags is gebeurd. De verdachte heeft wisselend verklaard over het aantal malen dat [slachtoffer] op 6 maart heeft gespuugd, het aantal keren dat hij met haar gedoucht heeft, de aanwezigheid van [medeverdachte] in de woning tussen 12:00 uur en 13:00 uur en over welke kleding hij [slachtoffer] heeft aangetrokken.
Het hof acht verder van belang dat de verdachte op 6 maart 2008 tegen de in de woning aangekomen ambulancebroeders heeft verklaard dat hij [slachtoffer] om 15:00 uur naar bed had gebracht, hetgeen gezien het waarschijnlijke tijdstip van overlijden kennelijk leugenachtig is en bedoeld moet zijn geweest om de werkelijke toedracht te verhullen. Ook acht het hof van belang dat de verdachte later tegenover de politie een aantal malen kennelijk leugenachtig heeft verklaard dat hij [slachtoffer] om 15:00 uur nog heeft zien opkijken of heeft zien bewegen. Ook deze verklaring, die de verdachte in een later stadium overigens niet heeft gehandhaafd, kan niet anders dan bedoeld zijn geweest om de waarheid te verhullen. Ook tegenover [medeverdachte] heeft de verdachte verklaard dat hij omstreeks 15.00 uur bij [slachtoffer] had gekeken en dat [slachtoffer] toen nog naar hem had gekeken.
Het hof is voorts van oordeel dat de verdachte ook kennelijk leugenachtig heeft verklaard over de wijze waarop hij [slachtoffer] rond 16:45 uur heeft aangetroffen. De verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij [slachtoffer] in haar bedje heeft aangetroffen, terwijl zij op haar knieën lag, met haar gezicht naar beneden. Blijkens eerdergenoemd rapport van EikelenboomSchieveld is dit gezien de verdeling van de lijkvlekken en de lijkstijfheid niet mogelijk. [slachtoffer] heeft na haar overlijden inderdaad enige tijd met haar hoofd naar beneden gelegen, maar op een gegeven moment is haar lichaamshouding veranderd. [slachtoffer] is volgens EikelenboomSchieveld lijkstijf geworden terwijl zij op haar buik lag, met haar hoofd naar rechts gedraaid. Het hof leidt hieruit af dat [slachtoffer] op het moment dat de verdachte haar rond 16:45 uur uit haar bedje haalde op haar buik moet hebben gelegen, met haar hoofd naar rechts gedraaid, hetgeen niet strookt met bovenstaande verklaring van de verdachte.
Tot slot wijst het hof op een zich in het dossier bevindende neerslag van een opgenomen gesprek tussen de verdachte en [medeverdachte], d.d. 23 februari 2009, waaruit blijkt dat de verdachte tegen [medeverdachte] heeft gezegd: "Het is niet medisch dat [slachtoffer] is overleden. Neem dat maar van mij aan".
Het hof is op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die [slachtoffer] om het leven heeft gebracht. Niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de medeverdachte [medeverdachte] hierbij betrokken is geweest.
Welk van de onder 1 ten laste gelegde misdrijven kan bewezen worden verklaard?
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451
13/15
2722015
ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451, voorheen LJN BW7451, Gerechtshof ';sGravenhage, 2200620909
Het hof heeft in het voorgaande vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer] heeft gedood door haar te smoren dan wel te verdrinken (in de toiletpot of een vergelijkbaar object), in ieder geval door haar mond en/of neus af te dekken en afgedekt te houden dan wel dicht te drukken en dichtgedrukt te houden. Een dergelijke handelwijze wijst er naar zijn aard op dat er bij de verdachte sprake is geweest van opzet op de dood, minstgenomen in voorwaardelijke zin. Door de mond en/of neus van de slechts achttien maanden oude [slachtoffer] afgedekt of afgedrukt te houden, heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij als gevolg daarvan zuurstoftekort zou krijgen waardoor zij zou komen te overlijden.
Het hof komt dan ook tot het oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich op 6 maart 2008 te Hellevoetsluis schuldig heeft gemaakt aan doodslag op [slachtoffer].
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het onder 1 primair impliciet subsidiair bewezen verklaarde levert op: Doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaatgeneraal De advocaatgeneraal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair impliciet subsidiair (medeplegen doodslag), 2 primair en 3 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan de gewelddadige dood van [slachtoffer], het anderhalf jaar oude dochtertje van zijn vriendin. De verdachte heeft haar hiermee het meest fundamentele recht, namelijk het recht om te leven, ontnomen. Daarbij komt dat het een mensenleven in een zeer kwetsbare vorm betreft: dat van een heel jong kind, dat voor haar welzijn grotendeels afhankelijk was van de verdachte, die als inwonende partner van haar moeder het grootste deel van de verzorging en opvoeding van [slachtoffer] voor zijn rekening nam. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij deze positie zo gruwelijk heeft misbruikt.
Het spreekt voor zichzelf dat de gewelddadige dood van zo'n jong kind een enorme schok teweeg heeft gebracht, niet alleen bij familieleden, maar ook in ruime zin in de samenleving. Gelet op de aard en ernst van dit misdrijf is een gevangenisstraf van aanzienlijke duur naar het oordeel van het hof zonder meer gerechtvaardigd. Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 mei 2012 is de verdachte eenmaal eerder, doch lang geleden, onherroepelijk veroordeeld voor een geweldsdelict.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof onder meer acht geslagen op het Pro Justitia rapport d.d. 10 juli 2008 van B.F. Hoek, klinisch psycholoog. In dit rapport wordt geconcludeerd dat er bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een lage intelligentie bij een gemengde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken. Bovendien is er sprake van ADHD en misbruik van cannabis. De emotionele ontwikkeling heeft van jongsaf onder druk gestaan, waardoor sprake is geweest van problemen in de hechting. Dit heeft geleid tot stagnatie in de persoonlijkheidsontwikkeling. De verdachte ontkent de ten laste gelegde feiten, zodat de psycholoog over het verband tussen de ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling en het ten laste gelegde geen uitspraak kan doen.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451
14/15
2722015
ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451, voorheen LJN BW7451, Gerechtshof ';sGravenhage, 2200620909
Voorts heeft het hof acht geslagen op het Pro Justitia rapport d.d. 3 juli 2008 van D.H.J. Boeykens, zenuwarts. Uit dit rapport blijkt dat de verdachte op basis van een complexe problematiek die een combinatie is van een aandachtstekortstoornis, randbegaafdheid en een gestoorde persoonlijkheidsontwikkeling toch minder dan de doorsnee inwoner van Nederland in staat was om op een adequate wijze in te spelen op de problemen van en de zorg voor de opvoeding van jonge kinderen. Op basis van de ADHD is de verdachte volgens de zenuwarts impulsiever dan de doorsnee leeftijdsgenoot en is de agressieregulering aan de zwakke kant. Gebrek aan structuur en duidelijkheid kan bij de verdachte leiden tot impulsieve en agressieve opwellingen die verdachte minder dan de gemiddelde inwoner van Nederland onder controle kan houden. Volgens de zenuwarts lijdt de verdachte aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van ADHD en heeft hij een persoonlijkheidsstoornis die vooral gekenmerkt wordt door onrijpe maar ook vermijdende en afhankelijke en borderline kenmerken. Gezien de ontkennende opstelling van de verdachte kon de zenuwarts geen uitspraak doen over de toerekeningsvatbaarheid en detentie en een eventuele recidivekans.
Het hof heeft ambtshalve geconstateerd dat de behandeling van de zaak in hoger beroep niet heeft plaatsgevonden binnen de redelijke termijn van berechting in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, nu de zaak niet binnen zestien maanden na het instellen van het hoger beroep op 24 november 2009 is afgedaan, maar eerst op 4 juni 2012, en er derhalve sprake is van een overschrijding van bijna dertien en een halve maand. Het hof is echter van oordeel dat deze overschrijding samenhangt met de complexiteit van de zaak en de onderzoekswensen van de verdediging, waaraan voor het overgrote deel gevolg is gegeven en zal derhalve volstaan met deze constatering.
Het hof is alles overwegende en met inachtneming van het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tien jaren een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair impliciet primair, 2 primair, subsidiair, meer subsidiair, meest subsidiair, uiterst subsidiair en 3 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaren. Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. S.K. Welbedacht, mr. C.M. le ClercqMeijer en mr. H.C. Wiersinga, in bijzijn van de griffier mr. L.S. van Es.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 4 juni 2012.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7451
15/15