ECLI:NL:GHSGR:2011:BR4575 Instantie Gerechtshof 's-Gravenhage Datum uitspraak 09-08-2011 Datum publicatie 10-08-2011 Zaaknummer 22-000623-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel door zijn toenmalige vriendin in de prostitutie te brengen. De verdachte heeft hiertoe misbruik gemaakt van zijn overwicht en de kwetsbare positie van het slachtoffer. Hij heeft haar zo ver gekregen zich daadwerkelijk beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met derden. De verdachte heeft daarbij geweld gebruikt en heeft het slachtoffer onder meer gedwongen het geld, dat zij in de prostitutie verdiende, af te staan. Wanneer het slachtoffer aangaf dat zij niet (meer) voor de verdachte wilde werken, bedreigde hij haar met geweld en heeft hij ook daadwerkelijk geweld tegen haar gebruikt. 24 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Vindplaatsen Rechtspraak.nl
Uitspraak Rolnummer: 22-000623-11 Parketnummer: 11-870359-10 Datum uitspraak: 9 augustus 2011 TEGENSPRAAK Gerechtshof te 's-Gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 1 februari 2011 in de strafzaak tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987, [adres]. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 26 juli 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. Procesgang In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij is besloten zoals nader in het vonnis omschreven. Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 juli 2009 tot en met 01 maart 2010 te Zwijndrecht en/of Rotterdam en/of Den Haag, althans in Nederland, meermalen, althans éénmaal (telkens), een ander, genaamd [slachtoffer], door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld en/of één meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door misleiding en/of dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten en/of onder voornoemde omstandigheden enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor tot het verrichten van die arbeid of diensten beschikbaar zou stellen, immers heeft verdachte die [slachtoffer] (telkens) gedwongen en/of bewogen tot - het verrichten van (seksuele) handelingen met (een) derde(n) tegen betaling en/of (vervolgens) - afgifte aan verdachte van één of meer geldbedrag(en) verkregen na het verrichten van deze (seksuele) handelingen, en/of opzettelijk voordeel heeft getrokken uit voornoemde arbeid en/of diensten verricht door die [slachtoffer] terwijl hij weet of rederlijkerwijs moet vermoeden dat die [slachtoffer] zich onder de hierboven genoemde omstandigheden beschikbaar stelt tot het plegen van van die handelingen bestaande die dwang en/of dat geweld en/of één of meer feitelijkhe(i)d(en) en/of dreiging met geweld en/of één of meer feitelijkhe(i)d(en) en/of die misleiding en/of dat door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of dat misbruik van een kwetsbare positie uit het (telkens) - aangaan en/of onderhouden van een (liefdes)relatie met die [slachtoffer] en/of - bieden van onderdak aan die [slachtoffer] en/of (vervolgens) - geven van instructies aan die [slachtoffer] hoe zij moest werken als prostituee en/of - in strijd met de waarheid aangeven aan die [slachtoffer] dat zij slechts (een) enkele we(e)k(en) (als prostituee) behoefde te werken en/of - verschaffen van (werk)kleding aan die [slachtoffer] en/of - brengen en/of laten brengen van die [slachtoffer] naar haar werk en/of - fouilleren van die [slachtoffer] nadat zij had gewerkt als prostituee en/of - afnemen van (een belangrijk deel van) de verdiensten van die [slachtoffer] en/of - afsluiten en/of ongeschikt maken voor bewoning van de woning waar die [slachtoffer] in verbleef en/of
- één of meermalen slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen van die [slachtoffer] en/of - één of meermalen bedreigen van die [slachtoffer] en/of haar familieleden met de dood en/of zware mishandeling (door het tonen van een mes) en/of - in een (sociaal) isolement brengen van die [slachtoffer] (door haar te belemmeren in het opnemen en/of onderhouden van (zelfstandig) contact met haar familie en/of vrienden); 2. hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 augustus 2009 tot en met 01 februari 2010 te Zwijndrecht en/of Rotterdam en/of Den Haag, althans in Nederland (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt tegen haar buik en/of flanken en/of oor en/of gezicht, althans tegen haar lichaam en/of hoofd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden. Het vonnis waarvan beroep Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op meerdere tijdstippen in de periode van 31 juli 2009 tot en met 31 december 2009 te Zwijndrecht en/of Rotterdam en/of Den Haag, meermalen, een ander, genaamd [slachtoffer], door dwang en geweld en andere feitelijkheden en door dreiging met geweld en door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten immers heeft verdachte die [slachtoffer] gedwongen en/of bewogen tot - het verrichten van (seksuele) handelingen met derden tegen betaling en vervolgens - afgifte aan verdachte van geldbedragen verkregen na het verrichten van deze (seksuele) handelingen, en opzettelijk voordeel heeft getrokken uit voornoemde diensten verricht door die [slachtoffer] terwijl hij weet of rederlijkerwijs moet vermoeden dat die [slachtoffer] zich onder de hierboven genoemde omstandigheden beschikbaar stelt tot het plegen van van die handelingen bestaande die dwang en dat geweld en één of meer feitelijkheden en dreiging met geweld en die misleiding en/of dat door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of dat misbruik van een kwetsbare positie uit het - in strijd met de waarheid aangeven aan die [slachtoffer] dat zij slechts enkele weken als prostituee behoefde te werken en/of - verschaffen van werkkleding aan die [slachtoffer] en/of - brengen en/of laten brengen van die [slachtoffer] naar haar werk en/of - fouilleren van die [slachtoffer] nadat zij had gewerkt als prostituee en/of - afnemen van (een belangrijk deel van) de verdiensten van die [slachtoffer] en/of - meermalen slaan en schoppen van die [slachtoffer] en/of - bedreigen van die [slachtoffer] en/of haar familieleden met de dood en/of zware mishandeling (door het tonen van een mes) en/of - in een (sociaal) isolement brengen van die [slachtoffer] (door haar te belemmeren in het opnemen
en/of onderhouden van (zelfstandig) contact met haar familie en/of vrienden); 2. hij op meerdere tijdstippen in de periode van 01 augustus 2009 tot en met 31 december 2009 te Zwijndrecht en/of Rotterdam en/of Den Haag, althans in Nederland telkens opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), heeft geslagen en geschopt tegen haar lichaam , waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht. Nadere bewijsoverweging De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep overeenkomstig haar overgelegde pleitnota betoogd - verkort en zakelijk weergegeven - dat de aangifte van de aangeefster ongeloofwaardig is omdat zij uit wraak, vanwege de verbroken relatie tussen haar en de verdachte, een valse aangifte heeft gedaan. Als redengevend voor de ongeloofwaardigheid van de aangeefster heeft de raadsvrouw voorts gewezen op de omstandigheid dat diverse getuigen uit de directe omgeving van de verdachte en de aangeefster niets hebben gemerkt van gedwongen prostitutie dan wel mishandelingen en de omstandigheid dat de aangeefster na het verbreken van de relatie diverse malen heeft geprobeerd (via sms en MSN) contact te zoeken met de verdachte. Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Het hof stelt vast dat de aangeefster drie keer is verhoord bij de politie en één keer bij de rechtercommissaris. Haar verklaringen zijn steeds op voor het bewijs essentiële onderdelen consistent. Het hof wijst hierbij op details ten aanzien van de wijze waarop de relatie is begonnen, wanneer en op welke wijze de aangeefster voor het eerst in een seksclub is gaan werken, de wijze waarop zij door de verdachte werd gedwongen om in de clubs te werken en de manier waarop zij haar verdiensten aan hem moest afstaan, de mishandelingen alsmede op welk moment en op welke wijze zij zich heeft onttrokken aan de dwang en is gestopt met werken. Deze voor het bewijs essentiële verklaringen worden op onderdelen bevestigd door de verklaringen van [getuige1], [getuige2], [getuige3], [getuige4], [getuige5] en [getuige6]. Gelet op het bovenstaande acht het hof de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar. Het enkele feit dat de aangeefster na het verbreken van de relatie nog contact heeft gezocht met de verdachte doet naar het oordeel van het hof niet af aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster. Een dergelijke reactie past immers bij de afhankelijke positie waarin zij als slachtoffer van uitbuiting was komen te verkeren. Het hof verwerpt het verweer. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op: De eendaadse samenloop van mensenhandel en mishandeling, meermalen gepleegd. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd. Strafmotivering Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan mensenhandel door zijn toenmalige vriendin in de prostitutie te brengen. De verdachte heeft hiertoe misbruik gemaakt van zijn overwicht en de kwetsbare positie van het slachtoffer. Hij heeft haar zo ver gekregen zich daadwerkelijk beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met derden. De verdachte heeft daarbij geweld gebruikt en heeft het slachtoffer onder meer gedwongen het geld, dat zij in de prostitutie verdiende, af te staan. Wanneer het slachtoffer aangaf dat zij niet (meer) voor de verdachte wilde werken, bedreigde hij haar met geweld en heeft hij ook daadwerkelijk geweld tegen haar gebruikt. De verdachte heeft hierdoor op hoogst laakbare wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer en zijn eigen geldelijke gewin voorop gesteld. Het slachtoffer zal hiervan, naar de ervaring leert, nog gedurende lange tijd de psychische en emotionele schade ondervinden. Feiten als de onderhavige brengen bovendien gevoelens van onrust teweeg in de maatschappij. Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 juli 2011, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen. Het hof heeft voorts acht geslagen op een over de verdachte opgemaakt beknopt reclasseringsadvies in het kader van de voorgeleiding aan de rechter-commissaris d.d. 23 juli 2010. Uit dit advies komt onder meer naar voren dat de verdachte een lange internaatervaring heeft en nog nooit een opleiding heeft afgerond. De rapporteur constateert dat de motivatie bij verdachte voor begeleiding/behandeling zeer laag is en schat het recidiverisico in als hoog. Het hof stelt voorts vast dat de verdachte niet heeft meegewerkt aan het tot stand komen van een uitgebreid reclasseringsadvies. Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer] In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 30.500,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 9.500,-. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist. Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij evenwel aangetoond dat een bedrag van € 4.500,- aan materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 5.000,-. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 december 2009 tot aan de dag der algehele voldoening. Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken. Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 9.500,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 december 2009 tot aan de dag der algehele voldoening. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 55, 63, 273f en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht: Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden. Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [slachtoffer] terzake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 9.500,00 (negenduizend vijfhonderd euro) bestaande uit € 4.500,00 (vierduizend vijfhonderd euro) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij. Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 31 december 2009 tot aan de dag der algehele voldoening. Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil. Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 9.500,00 (negenduizend vijfhonderd euro) bestaande uit € 4.500,00 (vierduizend vijfhonderd euro) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 82 (tweeëntachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 31 december 2009 tot aan de dag der algehele voldoening. Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen. Dit arrest is gewezen door mr. S.K. Welbedacht, mr. T.W.H.E. Schmitz en mr. G. Knobbout, in bijzijn van de griffier mr. A. Vasak. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 augustus 2011.