ECLI:NL:GHARL:2014:2223 Uitspraak PROMIS Zaaknummer: ks 21-000815-13 Parketnummer: 21-000815-13 Uitspraak: 18 maart 2014 TEGENSPRAAK
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank ZwolleLelystad van 14 december 2012 met parketnummer 07-663278-10 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1973], thans verblijvende in Huis van Bewaring Zwolle te Zwolle.
HET HOGER BEROEP De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
ONDERZOEK VAN DE ZAAK Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 25 september 2013, 23 en 24 januari 2014 en 3 en 4 maart 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake de hem onder de - door het hof genummerde - ten laste gelegde feiten 1 tot en met 11 - tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar, met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zal verklaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. G.E. Menick, naar voren is gebracht.
ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP Voor zover verdachte hoger beroep heeft willen instellen tegen de vrijspraak van het onder 13 ten laste gelegde, door de rechtbank genummerd als feit 12, kan hij daarin niet worden ontvangen.
HET VONNIS WAARVAN BEROEP Het hof zal het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
DE TENLASTELEGGING Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg tenlastegelegd dat:
1. hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 augustus 2009 tot en met 31 december 2009 te Deventer, althans in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of
bedreiging
met
geweld
of
(een)
andere
feitelijkhe(i)d(en)[slachtoffer1] meermalen, althans éénmaal heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer1], hebbende verdachte (telkens) die [slachtoffer1] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of mond en/of anus van die [slachtoffer1] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (onder meer) hierin dat verdachte meermalen, althans eenmaal,
die [slachtoffer1] op/tegen het hoofd en/of gezicht en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of aan haar haren heeft getrokken en/of
die [slachtoffer1] (met kracht) bij de keel heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
die [slachtoffer1] (met kracht) op bed en/of op tafel heeft gegooid/gelegd en/of
die [slachtoffer1] heeft vastgehouden ondermeer bij haar bekken en/of benen en/of hoofd en/of nek en/of heeft opgesloten en/of tegen een muur heeft geduwd en/of
de arm(en) van die [slachtoffer1] (met kracht) achter haar rug heeft geduwd en/of
de benen van die [slachtoffer1] (met kracht) uit elkaar heeft geduwd en/of
het hoofd van die [slachtoffer1] (met kracht) naar beneden heeft geduwd en/of
die [slachtoffer1] de woorden heeft toegevoegd dat zij seks met hem, verdachte, moest hebben omdat zij anders haar baan kwijt zou raken en/of geen salaris zou ontvangen en/of geen woonruimte/onderdak meer zou hebben en/of
boven op die [slachtoffer1] heeft gezeten en/of gelegen en/of (daarbij) een hand op de mond van die [slachtoffer1] heeft geduwd/gelegd en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer1] heeft gezegd dat ze stil moest zijn en niet mocht gaan schreeuwen en/of
die [slachtoffer1] tegen haar wil (gedeeltelijk) heeft ontkleed en/of
die [slachtoffer1] heeft gedwongen hem, verdachte, af te trekken en/of
heeft gezegd, nadat [slachtoffer1] gedwongen seks met hem had gehad, dat hij haar zou ontslaan en/of op straat zou zetten als zij daarover met anderen zou praten en/of (aldus) misbruik heeft gemaakt van het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht dat hij, verdachte - in zijn hoedanigheid als haar werkgever/baas - op die [slachtoffer1] had en/of (aldus) voor die [slachtoffer1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
2. hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 30 april 2010 te Deventer, althans in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) meermalen, althans één maal [slachtoffer2] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer2], hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis geduwd/gebracht in de vagina van die [slachtoffer2] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens):
(zonder toestemming) de (slaap)kamer van die [slachtoffer2] is binnengekomen en/of op/naast die [slachtoffer2] in bed is gaan liggen en/of
die [slachtoffer2] tegen haar wil (gedeeltelijk) heeft ontkleed en/of
met beide handen het hoofd van die [slachtoffer2] heeft vastgepakt/vastgehouden en/of
(vervolgens) die [slachtoffer2] (met kracht) op de mond heeft gezoend en/of
die [slachtoffer2] (met kracht) heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of op die [slachtoffer2] is gaan liggen en/of (onverhoeds) haar benen heeft gespreid en/of zijn, verdachtes, penis onverhoeds in haar vagina heeft geduwd/gebracht en/of
tegen die [slachtoffer2] heeft gezegd dat zij stil moest zijn en/of dat als ze haar werk wilde behouden seks met hem, verdachte, moest hebben en/of dat ze beter af is als ze seks met hem heeft, want dan krijgt ze salaris, eten, kleding en hoeft geen huur te betalen en/of (aldus) misbruik heeft gemaakt van het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht dat hij verdachte - in zijn hoedanigheid als haar werkgever/baas - op die [slachtoffer2] heeft en/of (aldus) voor die [slachtoffer2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2007 tot en met 20 oktober 2010 te Deventer, en/of[plaats] althans in Nederland en/of Polen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) ander(en) genaamd: [benadeelde1]
en/of[slachtoffer1]
en/of
[slachtoffer2]
en/of
[slachtoffer4]
en/of
[slachtoffer5] en/of [slachtoffer6] en/of [slachtoffer3] en/of een of meer andere personen I. (lid 1 sub 1) (telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, voornoemde perso(o)n(en) heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die ander(en); en/of II. (lid 1 sub 4) (telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, voornoemde perso(o)n(en) heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten dan wel onder voornoemde omstandigheden enige handeling heeft/hebben ondernomen waarvan hij en/of zijn mededader(s)
wist(en)
of
redelijkerwijs
moest(en)
vermoeden
dat
voornoemde
perso(o)n(en) zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten; en/of III. (lid 1 sub 6) (telkens) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van voornoemde perso(o)n(en) bestaande hieruit dat verdachte en/of zijn mededader(s), althans alleen, A. op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 augustus 2009 tot en met 20 oktober 2010, [benadeelde1], 1. tegen betaling van huur aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of derden) heeft/hebben gehuisvest en/of opgenomen in een woning ten behoeve van de onder I. genoemde uitbuiting en/of de onder II. genoemde te verrichten arbeid en/of diensten en/of 2. heeft/hebben gehuisvest, terwijl € 40 of € 50 per week voor de huur van de woning of kamer werd ingehouden op het salaris en/of 3. heeft/hebben gehuisvest, terwijl zij met meerdere personen/gezinnen het huis moest delen en/of
4. heeft/hebben gehuisvest, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) in het bezit was/waren van de huissleutel van die woning(en) en dientengevolge ten allen tijde -ook in de nachtelijke uren - zich ongewenst toegang konden verschaffen en feitelijk ook verschafte(n) tot deze woning(en) en/of 5. vaak, in ieder geval meermalen, zonder opgaaf van redenen, heeft/hebben opgedragen (op zeer korte termijn) te verhuizen naar een andere door verdachte en/of zijn mededader(s) beheerde woning en/of 6. heeft/hebben gehuisvest in een zeer sterk verwaarloosde woning en/of 7. ( telkens) heeft/hebben gebracht en/of laten brengen, dan wel het vervoer mogelijk heeft/hebben gemaakt naar[bedrijf] te[plaats], in ieder geval het bedrijf waar die [benadeelde1] op dat moment werkzaam was, teneinde werkzaamheden te laten verrichten en/of na de verrichte werkzaamheden heeft/hebben teruggebracht, althans laten brengen, naar de woning waar die [benadeelde1] op dat moment was gehuisvest en/of 8. overeenkomsten heeft/hebben laten tekenen, terwijl deze waren opgesteld in de Nederlandse taal, een taal die [benadeelde1] niet (voldoende) machtig was en/of die [benadeelde1] onbekend in Nederland was en/of onbekend was met de Nederlandse regels en/of wetten en/of gewoonten en/of (bijna) niemand in Nederland kende en/of aldus zich in een kwetsbare/afhankelijke positie bevond en/of 9. de eerste 2 weken dat zij heeft gewerkt geen salaris heeft/hebben uitbetaald, maar alleen voorschotten en/of 10. wekelijks een voorschot op het salaris van € 50 heeft/hebben uitbetaald en/of 11. uiteindelijk niet het volledig resterende salaris waar die [benadeelde1] recht op had heeft/hebben uitbetaald en/of 12. ( om verschillende redenen) boetes heeft/hebben opgelegd, welke op het salaris werden ingehouden, terwijl hierover in de uitzendovereenkomst geen regels zijn opgenomen en/of 13. zodanig laag salaris heeft/hebben laten verdienen, waardoor het voor haar onmogelijk was om (bij een 36-urige werkweek) een salaris te verdienen gelijk aan het wettelijk vastgestelde minimumloon en/of 14.
blanco
kwitanties
heeft/hebben
laten
ondertekenen
en/of
kwitanties
en/of
loonafschriften ten name van die [benadeelde1] heeft/hebben vervalst en/of 15. geen loonafschriften heeft/hebben verstrekt en/of voor zover loonafschriften wel zijn verstrekt, is dit gebeurd na uitdrukkelijk verzoek daartoe van die [benadeelde1] en/of 16. heeft/hebben gedreigd die [benadeelde1] het huis uit te zetten en/of een deel van het salaris in te houden en/of te ontslaan, indien zij niet aan het werk zou gaan en/of 17. geen vakantiegeld en/of verlofdagen en/of toeslag voor nachtdienst heeft/hebben uitbetaald en/of 18. bij ziekte geen ziektegeld heeft/hebben uitbetaald en/of 19. in een zodanige (financiële) situatie heeft/hebben gebracht dat het voor die [benadeelde1] gelet op haar financiële afhankelijkheidssituatie niet mogelijk was om (vrijelijk) over het door haar verdiende geld te kunnen beschikken en/of
20. gelet op vorenstaande in een situatie heeft/hebben gebracht dat die [benadeelde1] van
hem,
verdachte,
en/of
zijn
mededader(s)
afhankelijk
was,
in
welke
afhankelijkheidssituatie zij zich (telkens) niet kon en/of durfde te verzetten en/of onttrekken tegen/aan die voornoemde (financiële) uitbuiting en/of opgedragen arbeid en/of diensten en/of 21. heeft/hebben gezegd dat er geen werk voor haar is, als ze geen seksuele handelingen met verdachte en/of zijn mededader(s) verricht en/of 22. heeft/hebben bedreigd (met een wapen) en/of mishandeld, in ieder geval geweld heeft/hebben aangedaan en/of 23. meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben opgesloten in haar woning/kamer en/of daarbij (telkens) de sleutel van die door [benadeelde1] bewoonde woning/kamer van die [benadeelde1] heeft/hebben afgepakt en/of 24. heeft/hebben gezegd dat als zij naar de politie zou gaan, zij of medewerkers van [medeverdachte3] haar/hun woonruimte en werk zou(den) kwijtraken en/of 25. heeft/hebben gezegd, nadat zij een verklaring had afgelegd bij de politie, dat zij voorzichtig moest zijn en om haar heen moest kijken en/of dat dit allemaal niet zonder gevolgen zou zijn, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of 26. meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben gedwongen tot seksueel contact en/of ten gevolge waarvan die [benadeelde1] zwanger is geworden, welke zwangerschap tegen haar wil/zin is beëindigd met een abortus; B. op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 augustus 2009 tot en met 31 december 2009,[slachtoffer1], 1. tegen betaling van huur aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of derden) heeft/hebben gehuisvest en/of opgenomen in een woning ten behoeve van de onder I. genoemde uitbuiting en/of de onder II. genoemde te verrichten arbeid en/of diensten en/of 2. heeft/hebben gehuisvest, terwijl € 40 of € 50 per week voor de huur van de woning of kamer werd ingehouden op het salaris en/of 3. heeft/hebben gehuisvest, terwijl zij met meerdere personen/gezinnen het huis moest delen en/of 4. heeft/hebben gehuisvest, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) in het bezit was/waren van de huissleutel van die woning(en) en dientengevolge ten allen tijde -ook in de nachtelijke uren - zich ongewenst toegang konden verschaffen en feitelijk ook verschafte(n) tot deze woning(en) en/of 5. vaak, in ieder geval meermalen, zonder opgaaf van redenen, heeft/hebben opgedragen (op zeer korte termijn) te verhuizen naar een andere door verdachte en/of zijn mededader(s) beheerde woning en/of 6. heeft/hebben gehuisvest in een zeer sterk verwaarloosde woning en/of 7. ( telkens) heeft/hebben gebracht en/of laten brengen, dan wel het vervoer mogelijk heeft/hebben gemaakt naar[bedrijf] te[plaats], in ieder geval het bedrijf waar die [slachtoffer1] op dat moment werkzaam was, teneinde werkzaamheden te laten
verrichten en/of na de verrichte werkzaamheden heeft/hebben teruggebracht, althans laten brengen, naar de woning waar die [slachtoffer1] op dat moment was gehuisvest en/of 8. overeenkomsten heeft/hebben laten tekenen, terwijl deze waren opgesteld in de Nederlandse taal, een taal die [slachtoffer1] niet (voldoende) machtig was en/of die [slachtoffer1] onbekend in Nederland was en/of onbekend was met de Nederlandse regels en/of wetten en/of gewoonten en/of (bijna) niemand in Nederland kende en/of aldus zich in een kwetsbare/afhankelijke positie bevond en/of 9. de eerste 2 weken dat zij heeft gewerkt geen salaris heeft/hebben uitbetaald, maar alleen voorschotten en/of 10. wekelijks een voorschot op het salaris van € 50 heeft/hebben uitbetaald en/of 11. uiteindelijk niet het volledig resterende salaris waar die [slachtoffer1] recht op had heeft/hebben uitbetaald en/of 12. ( om verschillende redenen) boetes heeft/hebben opgelegd, welke op het salaris werden ingehouden, terwijl hierover in de uitzendovereenkomst geen regels zijn opgenomen en/of 13. zodanig laag salaris heeft/hebben laten verdienen, waardoor het voor haar onmogelijk was om (bij een 36-urige werkweek) een salaris te verdienen gelijk aan het wettelijk vastgestelde minimumloon en/of 14.
blanco
kwitanties
heeft/hebben
laten
ondertekenen
en/of
kwitanties
en/of
loonafschriften ten name van die [slachtoffer1] heeft/hebben vervalst en/of 15. geen loonafschriften heeft/hebben verstrekt en/of voor zover loonafschriften wel zijn verstrekt, is dit gebeurd na uitdrukkelijk verzoek daartoe van die [slachtoffer1] en/of 16. heeft/hebben gedreigd die [slachtoffer1] het huis uit te zetten en/of een deel van het salaris in te houden en/of te ontslaan, indien zij niet aan het werk zou gaan en/of 17. geen vakantiegeld en/of verlofdagen en/of toeslag voor nachtdienst heeft/hebben uitbetaald en/of 18. bij ziekte geen ziektegeld heeft/hebben uitbetaald en/of 19. in een zodanige (financiële) situatie heeft/hebben gebracht dat het voor die [slachtoffer1] gelet op haar financiële afhankelijkheidssituatie niet mogelijk was om (vrijelijk) over het door haar verdiende geld te kunnen beschikken en/of 20. gelet op vorenstaande in een situatie heeft/hebben gebracht dat die [slachtoffer1] van
hem,
verdachte,
en/of
zijn
mededader(s)
afhankelijk
was,
in
welke
afhankelijkheidssituatie zij zich (telkens) niet kon en/of durfde te verzetten en/of onttrekken tegen/aan die voornoemde (financiële) uitbuiting en/of opgedragen arbeid en/of diensten en/of 21. heeft/hebben gezegd dat er geen werk voor haar is, als ze geen seksuele handelingen met verdachte en/of zijn mededader(s) verricht en/of 22. heeft/hebben bedreigd (met een wapen) en/of mishandeld, in ieder geval geweld heeft/hebben aangedaan en/of 23. meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben gedwongen tot seksueel contact;
C. op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 6 oktober 2010, [slachtoffer2] 1. tegen betaling van huur aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of derden) heeft/hebben gehuisvest en/of opgenomen in een woning ten behoeve van de onder I. genoemde uitbuiting en/of de onder II. genoemde te verrichten arbeid en/of diensten en/of 2. heeft/hebben gehuisvest, terwijl € 40 of € 50 per week voor de huur van de woning of kamer werd ingehouden op het salaris en/of 3. heeft/hebben gehuisvest, terwijl zij met meerdere personen/gezinnen het huis moest delen en/of 4. heeft/hebben gehuisvest, terwijl zij geen huissleutel kreeg en/of verdachte en/of zijn mededader(s) in het bezit was/waren van de huissleutel van die woning(en) en dientengevolge ten allen tijde - ook in de nachtelijke uren - zich ongewenst toegang konden verschaffen en feitelijk ook verschafte(n) tot deze woning(en) en/of 5. vaak, in ieder geval meermalen, zonder opgaaf van redenen, heeft/hebben opgedragen (op zeer korte termijn) te verhuizen naar een andere door verdachte en/of zijn mededader(s) beheerde woning en/of 6. heeft/hebben gehuisvest in een zeer sterk verwaarloosde woning en/of 7. ( telkens) heeft/hebben gebracht en/of laten brengen, dan wel het vervoer mogelijk heeft/hebben gemaakt naar[bedrijf] te[plaats], in ieder geval het bedrijf waar die [slachtoffer2] op dat moment werkzaam was, teneinde werkzaamheden te laten verrichten en/of na de verrichte werkzaamheden heeft/hebben teruggebracht, althans laten brengen, naar de woning waar die [slachtoffer2] op dat moment was gehuisvest en/of 8. overeenkomsten heeft/hebben laten tekenen, terwijl deze waren opgesteld in de Nederlandse taal, een taal die [slachtoffer2] niet (voldoende) machtig was en/of die [slachtoffer2] onbekend in Nederland was en/of onbekend was met de Nederlandse regels en/of wetten en/of gewoonten en/of (bijna) niemand in Nederland kende en/of aldus zich in een kwetsbare/afhankelijke positie bevond en/of 9. de eerste 2 weken dat zij heeft gewerkt geen salaris heeft/hebben uitbetaald, maar alleen voorschotten en/of 10. wekelijks een voorschot op het salaris van € 50 heeft/hebben uitbetaald en/of 11. uiteindelijk niet het volledig resterende salaris waar die [slachtoffer2] recht op had heeft/hebben uitbetaald en/of 12. ( om verschillende redenen) boetes heeft/hebben opgelegd, welke op het salaris werden ingehouden, terwijl hierover in de uitzendovereenkomst geen regels zijn opgenomen en/of 13. zodanig laag salaris heeft/hebben laten verdienen, waardoor het voor haar onmogelijk was om (bij een 36-urige werkweek) een salaris te verdienen gelijk aan het wettelijk vastgestelde minimumloon en/of
14.
blanco
kwitanties
heeft/hebben
laten
ondertekenen
en/of
kwitanties
en/of
loonafschriften ten name van die [slachtoffer2] heeft/hebben vervalst en/of 15. geen loonafschriften heeft/hebben verstrekt en/of voor zover loonafschriften wel zijn verstrekt, is dit gebeurd na uitdrukkelijk verzoek daartoe van die [slachtoffer2] en/of 16. heeft/hebben gedreigd die [slachtoffer2] het huis uit te zetten en/of een deel van het salaris in te houden en/of te ontslaan, indien zij niet aan het werk zou gaan en/of 17. geen vakantiegeld en/of verlofdagen en/of toeslag voor nachtdienst heeft/hebben uitbetaald en/of 18. bij ziekte geen ziektegeld heeft/hebben uitbetaald en/of 19. in een zodanige (financiële) situatie heeft/hebben gebracht dat het voor die [slachtoffer2] gelet op haar financiële afhankelijkheidssituatie niet mogelijk was om (vrijelijk) over het door haar verdiende geld te kunnen beschikken en/of 20. gelet op vorenstaande in een situatie heeft/hebben gebracht dat die [slachtoffer2] van
hem,
verdachte,
en/of
zijn
mededader(s)
afhankelijk
was,
in
welke
afhankelijkheidssituatie zij zich (telkens) niet kon en/of durfde te verzetten en/of onttrekken tegen/aan die voornoemde (financiële) uitbuiting en/of opgedragen arbeid en/of diensten en/of 21. heeft/hebben gezegd dat er geen werk voor haar is, als voornoemde ze geen seksuele handelingen met verdachte en/of zijn mededader(s) verricht en/of 22. heeft/hebben bedreigd (met een wapen) en/of mishandeld, in ieder geval geweld heeft/hebben aangedaan en/of 23. heeft/hebben gezegd dat als zij naar de politie zou gaan, zij of medewerkers van [medeverdachte3] haar/hun woonruimte en werk zou(den) kwijtraken en/of 24. heeft/hebben gezegd, nadat zij een verklaring had afgelegd bij de politie, dat zij een probleem heeft als zij naar Nederland komt en/of als zij aan de politie de waarheid vertelt, hij werk voor haar heeft en alles is opgelost, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of 25. meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben gedwongen tot seksueel contact; D. op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2009 tot en met 30 september 2009, [slachtoffer4] 1. tegen betaling van huur aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of derden) heeft/hebben gehuisvest en/of opgenomen in een woning ten behoeve van de onder I. genoemde uitbuiting en/of de onder II. genoemde te verrichten arbeid en/of diensten en/of 2. heeft/hebben gehuisvest, terwijl € 40 of € 50 per week voor de huur van de woning of kamer werd ingehouden op het salaris en/of 3. heeft/hebben gehuisvest, terwijl zij met meerdere personen/gezinnen het huis moest delen en/of
4. heeft/hebben gehuisvest, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) in het bezit was/waren van de huissleutel van die woning(en) en dientengevolge ten allen tijde -ook in de nachtelijke uren - zich ongewenst toegang konden verschaffen en feitelijk ook verschafte(n) tot deze woning(en) en/of 5. vaak, in ieder geval meermalen, zonder opgaaf van redenen, heeft/hebben opgedragen (op zeer korte termijn) te verhuizen naar een andere door verdachte en/of zijn mededader(s) beheerde woning en/of 6. heeft/hebben gehuisvest in een zeer sterk verwaarloosde woning en/of 7. ( telkens) heeft/hebben gebracht en/of laten brengen, dan wel het vervoer mogelijk heeft/hebben gemaakt naar[bedrijf] te[plaats], in ieder geval het bedrijf waar die [slachtoffer4] op dat moment werkzaam was, teneinde werkzaamheden te laten verrichten en/of na de verrichte werkzaamheden heeft/hebben teruggebracht, althans laten brengen, naar de woning waar die [slachtoffer4] op dat moment was gehuisvest en/of 8. overeenkomsten heeft/hebben laten tekenen, terwijl deze waren opgesteld in de Nederlandse taal, een taal die [slachtoffer4] niet (voldoende) machtig was en/of die [slachtoffer4] onbekend in Nederland was en/of onbekend was met de Nederlandse regels en/of wetten en/of gewoonten en/of (bijna) niemand in Nederland kende en/of aldus zich in een kwetsbare/afhankelijke positie bevond en/of 9. de eerste 2 weken dat zij heeft gewerkt geen salaris heeft/hebben uitbetaald, maar alleen voorschotten en/of 10. wekelijks een voorschot op het salaris van € 50 heeft/hebben uitbetaald en/of 11. uiteindelijk niet het volledig resterende salaris waar die [slachtoffer4] recht op had heeft/hebben uitbetaald en/of 12. ( om verschillende redenen) boetes heeft/hebben opgelegd, welke op het salaris werden ingehouden, terwijl hierover in de uitzendovereenkomst geen regels zijn opgenomen en/of 13. zodanig laag salaris heeft/hebben laten verdienen, waardoor het voor haar onmogelijk was om (bij een 36-urige werkweek) een salaris te verdienen gelijk aan het wettelijk vastgestelde minimumloon en/of 14.
blanco
kwitanties
heeft/hebben
laten
ondertekenen
en/of
kwitanties
en/of
loonafschriften ten name van die [slachtoffer4] heeft/hebben vervalst en/of 15. geen loonafschriften heeft/hebben verstrekt en/of voor zover loonafschriften wel zijn verstrekt, is dit gebeurd na uitdrukkelijk verzoek daartoe van die [slachtoffer4] en/of 16. heeft/hebben gedreigd die [slachtoffer4] het huis uit te zetten en/of een deel van het salaris in te houden en/of te ontslaan, indien zij niet aan het werk zou gaan en/of indien zij niet luistert en/of 17. geen vakantiegeld en/of verlofdagen en/of toeslag voor nachtdienst heeft/hebben uitbetaald en/of 18. bij ziekte geen ziektegeld heeft/hebben uitbetaald en/of
19. in een zodanige (financiële) situatie heeft/hebben gebracht dat het voor die [slachtoffer4] gelet op haar financiële afhankelijkheidssituatie niet mogelijk was om (vrijelijk) over het door haar verdiende geld te kunnen beschikken en/of 20. gelet op vorenstaande in een situatie heeft/hebben gebracht dat die [slachtoffer4] van
hem,
verdachte,
en/of
zijn
mededader(s)
afhankelijk
was,
in
welke
afhankelijkheidssituatie zij zich (telkens) niet kon en/of durfde te verzetten en/of onttrekken tegen/aan die voornoemde (financiële) uitbuiting en/of opgedragen arbeid en/of diensten en/of 21. heeft/hebben gezegd dat er geen werk voor haar/hen is, als ze geen seksuele handelingen met verdachte en/of zijn mededader(s) verricht en/of 22. heeft/hebben bedreigd (met een wapen) en/of mishandeld, in ieder geval geweld heeft/hebben aangedaan; E. op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2009 tot en met 1 juli 2010, [slachtoffer5] 1. tegen betaling van huur aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of derden) heeft/hebben gehuisvest en/of opgenomen in een woning ten behoeve van de onder I. genoemde uitbuiting en/of de onder II. genoemde te verrichten arbeid en/of diensten en/of 2. heeft/hebben gehuisvest, terwijl € 40 of € 50 per week voor de huur van de woning of kamer werd ingehouden op het salaris en/of 3. heeft/hebben gehuisvest, terwijl zij met meerdere personen/gezinnen het huis moest delen en/of 4. heeft/hebben gehuisvest, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) in het bezit was/waren van de huissleutel van die woning(en) en dientengevolge ten allen tijde -ook in de nachtelijke uren - zich ongewenst toegang konden verschaffen en feitelijk ook verschafte(n) tot deze woning(en) en/of 5. vaak, in ieder geval meermalen, zonder opgaaf van redenen, heeft/hebben opgedragen (op zeer korte termijn) te verhuizen naar een andere door verdachte en/of zijn mededader(s) beheerde woning en/of 6. heeft/hebben gehuisvest in een zeer sterk verwaarloosde woning en/of 7. ( telkens) heeft/hebben gebracht en/of laten brengen, dan wel het vervoer mogelijk heeft/hebben gemaakt naar[bedrijf] te[plaats], in ieder geval het bedrijf waar die [slachtoffer5] op dat moment werkzaam was, teneinde werkzaamheden te laten verrichten en/of na de verrichte werkzaamheden heeft/hebben teruggebracht, althans laten brengen, naar de woning waar die [slachtoffer5] op dat moment was gehuisvest en/of 8. overeenkomsten heeft/hebben laten tekenen, terwijl deze waren opgesteld in de Nederlandse taal, een taal die [slachtoffer5] onvoldoende machtig was en/of die [slachtoffer5] onbekend in Nederland was en/of onbekend was met de Nederlandse regels en/of wetten en/of gewoonten en/of (bijna) niemand in Nederland kende en/of aldus zich in een kwetsbare/afhankelijke positie bevond en/of
9. de eerste 2 weken dat zij heeft gewerkt geen salaris heeft/hebben uitbetaald, maar alleen voorschotten en/of 10. wekelijks een voorschot op het salaris van € 50 heeft/hebben uitbetaald en/of 11. uiteindelijk niet het volledig resterende salaris waar die [slachtoffer5] recht op had heeft/hebben uitbetaald en/of 12. ( om verschillende redenen) boetes heeft/hebben opgelegd, welke op het salaris werden ingehouden, terwijl hierover in de uitzendovereenkomst geen regels zijn opgenomen en/of 13. zodanig laag salaris heeft/hebben laten verdienen, waardoor het voor haar onmogelijk was om (bij een 36-urige werkweek) een salaris te verdienen gelijk aan het wettelijk vastgestelde minimumloon en/of 14.
blanco
kwitanties
heeft/hebben
laten
ondertekenen
en/of
kwitanties
en/of
loonafschriften ten name van die [slachtoffer5] heeft/hebben vervalst en/of 15. geen loonafschriften heeft/hebben verstrekt en/of voor zover loonafschriften wel zijn verstrekt, is dit gebeurd na uitdrukkelijk verzoek daartoe van die [slachtoffer5] en/of 16. heeft/hebben gedreigd die [slachtoffer5] het huis uit te zetten en/of een deel van het salaris in te houden en/of te ontslaan, indien zij niet aan het werk zou gaan en/of 17. geen vakantiegeld en/of verlofdagen en/of toeslag voor nachtdienst heeft/hebben uitbetaald en/of 18. bij ziekte geen ziektegeld heeft/hebben uitbetaald en/of 19. in een zodanige (financiële) situatie heeft/hebben gebracht dat het voor die [slachtoffer5] gelet op haar financiële afhankelijkheidssituatie niet mogelijk was om (vrijelijk) over het door haar verdiende geld te kunnen beschikken en/of 20. gelet op vorenstaande in een situatie heeft/hebben gebracht dat die [slachtoffer5] van
hem,
verdachte,
en/of
zijn
mededader(s)
afhankelijk
was,
in
welke
afhankelijkheidssituatie zij zich (telkens) niet kon en/of durfde te verzetten en/of onttrekken tegen/aan die voornoemde (financiële) uitbuiting en/of opgedragen arbeid en/of diensten en/of 21. heeft/hebben gezegd dat er geen werk voor haar is, als ze geen seksuele handelingen met verdachte en/of zijn mededader(s) verricht en/of 22. heeft/hebben bedreigd (met een wapen) en/of mishandeld, in ieder geval geweld heeft/hebben aangedaan en/of 23. meermalen, althans eenmaal, in de billen heeft/hebben geknepen en/of in het kruis heeft/hebben gegrepen; F. op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2007 tot en met 30 juni 2010, [slachtoffer6], 1. tegen betaling van huur aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of derden) heeft/hebben gehuisvest en/of opgenomen in een woning ten behoeve van de onder I. genoemde uitbuiting en/of de onder II. genoemde te verrichten arbeid en/of diensten en/of
2. heeft/hebben gehuisvest, terwijl € 40 of € 50 per week voor de huur van de woning of kamer werd ingehouden op het salaris en/of 3. heeft/hebben gehuisvest, terwijl hij met meerdere personen/gezinnen het huis moest delen en/of 4. heeft/hebben gehuisvest, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) in het bezit was/waren van de huissleutel van die woning(en) en dientengevolge ten allen tijde -ook in de nachtelijke uren - zich ongewenst toegang konden en feitelijk ook verschafte(n) tot deze woning(en) en/of 5. vaak, in ieder geval meermalen, zonder opgaaf van redenen, heeft/hebben opgedragen (op zeer korte termijn) te verhuizen naar een andere door verdachte en/of zijn mededader(s) beheerde woning en/of 6. heeft/hebben gehuisvest in een zeer sterk verwaarloosde woning en/of 7. ( telkens) heeft/hebben gebracht en/of laten brengen, dan wel het vervoer mogelijk heeft/hebben gemaakt naar[bedrijf] te[plaats], in ieder geval het bedrijf waar die [slachtoffer6] op dat moment werkzaam was, teneinde werkzaamheden te laten verrichten en/of na de verrichte werkzaamheden heeft/hebben teruggebracht, althans laten brengen, naar de woning waar die [slachtoffer6] op dat moment was gehuisvest en/of 8. overeenkomsten heeft/hebben laten tekenen, terwijl deze waren opgesteld in de Nederlandse taal, een taal die [slachtoffer6] niet (voldoende) machtig was en/of die [slachtoffer6] onbekend in Nederland was en/of onbekend was met de Nederlandse regels en/of wetten en/of gewoonten en/of (bijna) niemand in Nederland kende en/of aldus zich in een kwetsbare/afhankelijke positie bevond en/of 9. de eerste 2 weken dat hij heeft gewerkt geen salaris heeft/hebben uitbetaald, maar alleen voorschotten en/of 10. wekelijks een voorschot op het salaris van € 50 heeft/hebben uitbetaald en/of 11. uiteindelijk niet het volledig resterende salaris waar die [slachtoffer6] recht op had heeft/hebben uitbetaald en/of 12. ( om verschillende redenen) boetes heeft/hebben opgelegd, welke op het salaris werden ingehouden, terwijl hierover in de uitzendovereenkomst geen regels zijn opgenomen en/of 13. zodanig laag salaris heeft/hebben laten verdienen, waardoor het voor hem onmogelijk was om (bij een 36-urige werkweek) een salaris te verdienen gelijk aan het wettelijk vastgestelde minimumloon en/of 14.
blanco
kwitanties
heeft/hebben
laten
ondertekenen
en/of
kwitanties
en/of
loonafschriften ten name van die [slachtoffer6] heeft/hebben vervalst en/of 15. geen loonafschriften heeft/hebben verstrekt en/of voor zover loonafschriften wel zijn verstrekt, is dit gebeurd na uitdrukkelijk verzoek daartoe van die [slachtoffer6] en/of 16. heeft/hebben gedreigd die [slachtoffer6] het huis uit te zetten en/of een deel van het salaris in te houden en/of te ontslaan, indien hij niet aan het werk zou gaan en/of 17. geen vakantiegeld en/of verlofdagen en/of toeslag voor nachtdienst heeft/hebben uitbetaald en/of
18. bij ziekte geen ziektegeld heeft/hebben uitbetaald en/of 19. in een zodanige (financiële) situatie heeft/hebben gebracht dat het voor die [slachtoffer6] gelet op zijn financiële afhankelijkheidssituatie niet mogelijk was om (vrijelijk) over het door hem verdiende geld te kunnen beschikken en/of 20. gelet op vorenstaande in een situatie heeft/hebben gebracht dat die [slachtoffer6] van
hem,
verdachte,
en/of
zijn
mededader(s)
afhankelijk
was,
in
welke
afhankelijkheidssituatie hij zich (telkens) niet kon en/of durfde te verzetten en/of onttrekken tegen/aan die voornoemde (financiële) uitbuiting en/of opgedragen arbeid en/of diensten en/of 21. heeft/hebben mishandeld en/of bedreigd, nadat hij bij verdachte en/of zijn mededader(s) had gevraagd om uitbetaling van door hem verdiend loon; G. op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2008 tot en met 20 oktober 2010, [slachtoffer3] 1. tegen betaling van huur aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of derden) heeft/hebben gehuisvest en/of opgenomen in een woning ten behoeve van de onder I. genoemde uitbuiting en/of de onder II. genoemde te verrichten arbeid en/of diensten en/of 2. heeft/hebben gehuisvest, terwijl € 40 of € 50 per week voor de huur van de woning of kamer werd ingehouden op het salaris en/of 3. heeft/hebben gehuisvest, terwijl zij met meerdere personen/gezinnen het huis moest delen en/of 4. heeft/hebben gehuisvest, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) in het bezit was/waren van de huissleutel van die woning(en) en dientengevolge ten allen tijde -ook in de nachtelijke uren - zich ongewenst toegang konden verschaffen en feitelijk ook verschafte(n) tot deze woning(en) en/of 5. vaak, in ieder geval meermalen, zonder opgaaf van redenen, heeft/hebben opgedragen (op zeer korte termijn) te verhuizen naar een andere door verdachte en/of zijn mededader(s) beheerde woning en/of 6. heeft/hebben gehuisvest in een zeer sterk verwaarloosde woning en/of 7. ( telkens) heeft/hebben gebracht en/of laten brengen, dan wel het vervoer mogelijk heeft/hebben gemaakt naar[bedrijf] te[plaats], in ieder geval het bedrijf waar die [slachtoffer3] op dat moment werkzaam was, teneinde werkzaamheden te laten verrichten en/of na de verrichte werkzaamheden heeft/hebben teruggebracht, althans laten brengen, naar de woning waar die [slachtoffer3] op dat moment was gehuisvest en/of 8. overeenkomsten heeft/hebben laten tekenen, terwijl deze waren opgesteld in de Nederlandse taal, een taal die [slachtoffer3] niet (voldoende) machtig was en/of die [slachtoffer3] onbekend in Nederland was en/of onbekend was met de Nederlandse regels en/of wetten en/of gewoonten en/of (bijna) niemand in Nederland kende en/of aldus zich in een kwetsbare/afhankelijke positie bevond en/of
9. de eerste 2 weken dat zij heeft gewerkt geen salaris heeft/hebben uitbetaald, maar alleen voorschotten en/of 10. wekelijks een voorschot op het salaris van € 50 heeft/hebben uitbetaald en/of 11. uiteindelijk niet het volledig resterende salaris waar die [slachtoffer3] recht op had heeft/hebben uitbetaald en/of 12. ( om verschillende redenen) boetes heeft/hebben opgelegd, welke op het salaris werden ingehouden, terwijl hierover in de uitzendovereenkomst geen regels zijn opgenomen en/of 13. zodanig laag salaris heeft/hebben laten verdienen, waardoor het voor haar onmogelijk was om (bij een 36-urige werkweek) een salaris te verdienen gelijk aan het wettelijk vastgestelde minimumloon en/of 14.
blanco
kwitanties
heeft/hebben
laten
ondertekenen
en/of
kwitanties
en/of
loonafschriften ten name van die [slachtoffer3] heeft/hebben vervalst en/of 15. geen loonafschriften heeft/hebben verstrekt en/of voor zover loonafschriften wel zijn verstrekt, is dit gebeurd na uitdrukkelijk verzoek daartoe van die [slachtoffer3] en/of 16. heeft/hebben gedreigd die [slachtoffer3] het huis uit te zetten en/of een deel van het salaris in te houden en/of te ontslaan, indien zij niet aan het werk zou gaan en/of 17. geen vakantiegeld en/of verlofdagen en/of toeslag voor nachtdienst heeft/hebben uitbetaald en/of 18. bij ziekte geen ziektegeld heeft/hebben uitbetaald en/of 19. in een zodanige (financiële) situatie heeft/hebben gebracht dat het voor die [slachtoffer3] gelet op haar financiële afhankelijkheidssituatie niet mogelijk was om (vrijelijk) over het door haar verdiende geld te kunnen beschikken en/of 20. gelet op vorenstaande in een situatie heeft/hebben gebracht dat die [slachtoffer3] van
hem,
verdachte,
en/of
zijn
mededader(s)
afhankelijk
was,
in
welke
afhankelijkheidssituatie zij zich (telkens) niet kon en/of durfde te verzetten en/of onttrekken tegen/aan die voornoemde (financiële) uitbuiting en/of opgedragen arbeid en/of diensten en/of 21. heeft/hebben gezegd dat er geen werk voor haar/hen is, als voornoemde perso(o)n(en) geen seksuele handelingen met verdachte en/of zijn mededader(s) verricht(en) en/of 22. heeft/hebben bedreigd (met een wapen) en/of mishandeld, in ieder geval geweld heeft/hebben aangedaan en/of 23. meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben gedwongen tot seksueel contact en/of 24. heeft/hebben gezegd dat als zij naar de politie zou gaan, zij haar woonruimte en werk zou kwijtraken; 4. hij in of omstreeks de periode van 1 december 2008 tot en met 20 oktober 2010 te Deventer en/of[plaats], in ieder geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande (onder meer) uit [medeverdachte3] en/of [medeverdachte2] en/of [medeverdachte4] en/of [medeverdachte6] en/of [medeverdachte5] en/of één of
meer andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk: - mensenhandel, door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of afpersing en/of het misbruik maken van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of van een kwetsbare positie, waardoor een ander(en) bewogen wordt/worden zich beschikbaar te stellen voor het verrichten van arbeid en/of diensten en/of zoals bedoeld in artikel 273F Wetboek van Strafrecht en/of
valsheid in geschrifte zoals bedoeld in artikel 225 Wetboek van Strafrecht en/of
(gewoonte) witwassen zoals bedoeld in (de) artikel(en) art 420bis en/of 420ter en/of 420quater Wetboek van Strafrecht, één en ander gepleegd ten aanzien van meerdere, althans één werknemer(s) van [medeverdachte3], terwijl hij, verdachte, van die organisatie (mede)oprichter en/of bestuurder was en/of binnen die organisatie een leidinggevende rol vervulde. 5. hij op of omstreeks 29 juni 2009 te Deventer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer7] te dwingen tot het aangaan van een schuld en/of het tenietdoen van een inschuld hetzij tot het ter beschikking stellen van gegevens, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader:
met een auto op die [slachtoffer7] is ingereden en/of
(vervolgens) naar die [slachtoffer7] is/zijn toegegaan en/of
die [slachtoffer7] bij de keel/hals heeft/hebben vastgepakt en/of
(vervolgens) de keel/hals van die [slachtoffer7] heeft/hebben dichtgeknepen en/of
meermalen, althans eenmaal, in/tegen het gezicht, althans tegen het hoofd, van die [slachtoffer7] heeft/hebben geslagen en/of
tegen die [slachtoffer7] heeft/hebben gezegd dat hij een formulier (waarop stond dat hij [slachtoffer7] het geld waarop hij recht had, had ontvangen) moest tekenen en/of dat als hij dit niet zou doen hij doodgemaakt zou worden, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; althans, indien het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling mocht leiden; A. hij op of omstreeks 29 juni 2009 te Deventer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer7] ), bij de keel/hals heeft/hebben vastgepakt en/of (vervolgens) de keel/hals heeft/hebben dichtgeknepen en/of meermalen, althans eenmaal, in/tegen het gezicht, althans tegen
het hoofd, heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; en/of B. hij op of omstreeks 29 juni 2009 te Deventer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met hoge, althans aanzienlijke, snelheid met een auto op die [slachtoffer7] ingereden/toe gereden en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je dood als je niet ondertekent", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking. 6. ( tenlastegelegd als 7) hij op of omstreeks 20 oktober 2010 te Deventer opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine
en/of
methamfetamine
en/of
anderhalve,
althans
één,
XTC-pil(len)
bevattende een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethylMDA
(MDEA)
zijnde
amfetamine
en/of
methamfetamine
en/of
MDMA
en/of
tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet. 7. ( tenlastegelegd als 8) hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2008 tot en met 31 mei 2009 te Deventer door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer3] meermalen, althans éénmaal heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer3], hebbende verdachte (telkens) die [slachtoffer3] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer3] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (onder meer) hierin dat verdachte meermalen, althans eenmaal:
zonder
toestemming
van
die
[slachtoffer3]
een
huissleutel
had
van
de
door
[slachtoffer3] bewoonde woning en/of
iedere dag ongevraagd binnenkwam in de woning van die [slachtoffer3] en/of
de slaapkamer van die [slachtoffer3] betrad en/of daarbij tegen die [slachtoffer3] zei: “Dit is een groot bed. Ik heb het bed gekocht, dus ik kan op een helft slapen”, althans woorden van soortgelijke strekking en/of
die [slachtoffer3] de woorden heeft toegevoegd dat hij haar baas is en haar werk geeft en/of
die [slachtoffer3] heeft betast, terwijl zij, die [slachtoffer3], tegen verdachte aangaf dat zij niet wilde en/of hij, verdachte, bleef aandringen en haar broek naar beneden trok en/of
die [slachtoffer3] tegen haar wil gedeeltelijk heeft ontkleed en/of
die [slachtoffer3] (met kracht) heeft vastgehouden/vastgepakt en/of
die [slachtoffer3] (met kracht) op de mond heeft gezoend en/of
die [slachtoffer3] (met kracht) op bed heeft gegooid en/of
op die [slachtoffer3] is gaan liggen en/of
de benen van die [slachtoffer3] (met kracht) uit elkaar heeft geduwd en/of
de borsten van die [slachtoffer3] heeft betast en/of
de armen van die [slachtoffer3] heeft vastgepakt/vastgehouden en/of
(vervolgens) de armen van die [slachtoffer3] naar boven heeft geduwd en/of
die [slachtoffer3] heeft geslagen als zij, die [slachtoffer3], tegen hem zei dat zij geen hoer was die hij op ieder willekeurig moment kon pakken en/of
werkgever van die [slachtoffer3] was en dat zij, die [slachtoffer3], haar ouders niet heeft geroepen omdat zij, [slachtoffer3], bang was dat zij, met het gezin, de woning uitgezet zou worden en/of hun werk zouden verliezen en/of zij dan weer, met het gezin, naar Polen terug zouden moeten en/of dat uit die verhouding een geestelijk overwicht van hem, verdachte, ten opzichte van die [slachtoffer3] voortvloeide en/of (aldus) misbruik heeft gemaakt van het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht dat hij, verdachte - in zijn hoedanigheid als haar werkgever/baas - op die [slachtoffer3] had en/of (aldus) voor die [slachtoffer3] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan en/of voor die [slachtoffer3] een zodanige psychische druk heeft doen opleveren dat zij, [slachtoffer3], daaraan geen weerstand kon bieden. 8. ( tenlastegelegd als feit 9) hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2009 tot en met 30 september 2009 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer4] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer4] bij de keel/hals heeft vastgepakt en/of (vervolgens) de keel/hals heeft dichtgedrukt (gehouden) en/of (vervolgens) aan de haren heeft getrokken en/of bij het hoofd heeft gepakt en/of het hoofd tussen zijn, verdachtes, knieën heeft gestopt en/of vervolgens zijn knieën met kracht tegen elkaar heeft geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; althans, indien het vorenstaande onder 9 niet tot een veroordeling mocht leiden; hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2009 tot en met 30 september 2009 te Deventer opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer4] ), bij de keel/hals heeft vastgepakt en/of (vervolgens) de keel/hals heeft dichtgedrukt (gehouden) en/of (vervolgens) aan de haren heeft getrokken en/of bij het hoofd heeft gepakt en/of het hoofd tussen zijn, verdachtes, knieën heeft gestopt en/of vervolgens zijn knieën met kracht tegen elkaar heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 9. ( tenlastegelegd als feit 10) hij op of omstreeks 15 december 2008, althans in de periode van 1 december 2008 tot en met 15 december 2008 te Deventer aan een persoon genaamd [slachtoffer8] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (litteken in het aangezicht en/of een gescheurde tong), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal, in het gezicht en/of hoofd te stompen en/of slaan en/of meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam en/of het hoofd te schoppen en/of trappen;
althans, indien het vorenstaande onder 10 niet tot een veroordeling mocht leiden; hij op of omstreeks 15 december 2008, althans in de periode van 1 december 2008 tot en met 15 december 2008 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer8], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer8] meermalen, althans eenmaal, in het gezicht en/of tegen het
hoofd heeft gestompt/geslagen en/of
meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam en/of het hoofd heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; althans, indien het vorenstaande onder 10 niet tot een veroordeling mocht leiden; hij op of omstreeks 15 december 2008, althans in de periode van 1 december 2008 tot en met 15 december 2008 te Deventer opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer8]), meermalen, althans eenmaal, in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft gestompt/geslagen en/of meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam en/of het hoofd heeft geschopt/getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 10. ( tenlastegelegd als feit 11) hij op of een meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 20 oktober 2010, te Deventer, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een voorwerp(en), te weten (telkens) een of meer geldbedrag(en) (van in totaal € 278.208), verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten (telkens) een of meer geldbedrag(en) (van in totaal € 278.208), gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf; althans, indien het vorenstaande onder 10 niet tot een veroordeling mocht leiden; hij op of een meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 20 oktober 2010, te Deventer, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp(en), te weten (telkens) een of meer geldbedrag(en) (van in totaal € 278.208), heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten (telkens) een of meer geldbedrag(en) (van in totaal € 278.208), gebruik heeft/hebben
gemaakt,
terwijl
hij
en/of
zijn
mededader(s)
wist(en)
dat
bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf; althans, indien het vorenstaande onder 10 niet tot een veroordeling mocht leiden; hij op of een meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 20 oktober 2010, te Deventer, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp(en), te weten (telkens) een of meer geldbedrag(en) (van in totaal € 278.208), heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten (telkens) een of meer geldbedrag(en) (van in totaal € 278.208), gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) redelijkerwijs kon vermoeden
dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf; 12. ( tenlastegelegd als feit 12) [medeverdachte3] op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2008 tot en met 20 oktober 2010 te Deventer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meer na te noemen valse
of
vervalste
kwitanties
en/of
loonafschrift(en)
met
kwitantie(s)
en/of
leningovereenkomst(en) en/of uitzendovereenkomst, te weten: A. een of meer op naam van [benadeelde1] gestelde kwitantie(s) (D-016-02, nr. 8 en/of D-016-02, nr. 23, en/of D-016-08, nr. 18) en/of loonafschrift(en) met kwitantie(s) (D016-03, nr. 91 en/of D-016-04, nr. 68 en/of D-016-05, nr. 42 en/of D-016-06, nr. 16), en/of B. een of meer op naam van[slachtoffer1] gestelde kwitantie (D-017-04) en/of loonafschrift(en) met kwitantie(s) (D-017-03 en/of D-017-01 en/of D-017-02), en/of C. een op naam van [slachtoffer2] gesteld loonafschrift met kwitantie (D-023-06, nr. 6), en/of D. een
op
naam
van
[betrokkene1]
gestelde kwitantie (D-020-02), en/of
een
leningsovereenkomst (D-020-04), en/of E. een of meer op naam van [slachtoffer5] gestelde loonafschriften met kwitantie(s) (D004-02 nrs. 11 en/of 36 en/of 53), en/of F. een of meer op naam [slachtoffer6] gestelde kwitantie(s) (D-005-01, nrs. 82 en/of 41 en/of 47 en/of 19 en/of 2 en/of 75 en/of 100) en/of loonafschrift(en) met kwitantie(s) (D-005-02 nrs. 15 en/of 82 en/of 030 en/of 100 en/of 60 en/of 23 en/of 85), en/of G. een op naam van [slachtoffer3] gesteld loonafschrift met kwitantie (D-007-02) en/of een uitzendovereenkomst D-007-03), en/of H. een of meer op naam van [slachtoffer8] gestelde kwitantie(s) (D-024-01) en/of loonafschrift met kwitantie (D-024-02), en/of I. een op naam van [betrokkene2] gestelde kwitantie (D-003-02), en/of J. een of meer op naam van [getuige7] gestelde kwitantie(s) (D-008-01 nrs. 19 en/of 91 en/of 15 en/of 3) en/of loonafschrift(en) met kwitantie(s) (D-008-02 nr. 13 en/of D-00803 nr. 53 en/of D-008-04 nr. 63 en/of D-008-05 nr. 97 en/of D-008-06 nr. 66 en/of D008-07 nr. 36 en/of D-008-08 nr. 24), en/of K. een of meer op naam van [getuige8] gestelde kwitantie (D-012-01 nr. 20) en/of loonafschrift(en) met kwitantie(s) (D-012-04 nrs. 25 en/of 17 en/of 80 en/of D-012-05 nr.63 en/of D-012-07 nr.60 en/of D-012-08 nr. 73 en/of D-012-10 nr. 56), en/of L. een of meer op naam van [betrokkene3] gestelde kwitantie(s) (D-015-02 nrs. 28 en/of 15 en/of 32) en/of loonafschrift(en) met kwitantie(s) (D-015-03 en/of D-015-05 en/of D015-06), en/of M. een of meer op naam van [betrokkene4] gestelde kwitantie(s) (D-018-02 nrs. 45 en/of 50 en/of 30 en/of 13 en/of 62 en/of 43 en/of 22 en/of 36 en/of 55 en/of 91 en/of 92 en/of 39 en/of 35 en/of 17 en/of 32) en/of loonafschrift(en) met kwitantie(s) (D-018-
04 en/of D-018-05 en/of D-018-06 en/of D-018-07 en/of D-018-08 en/of D-018-09 en/of D-018-10 en/of D-018-11 en/of D-018-12 en/of D-018-13 en/of D-018-14), en/of N. een op naam van [medeverdachte5] gestelde loonafschrift met kwitantie (D-014-01) en/of leningovereenkomst (D-014-02), en/of O. een of meer op naam van [benadeelde2] gestelde loonafschrift(en) met kwitantie(s) (D-010-02 nr.65 en/of D-010-03 en/of D-010-04 en/of D-010-05 en/of D-010-06 en/of D-010-07 en/of D-010-08) en/of een leningovereenkomst (D-010-09), en/of P. een of meer op naam van[betrokkene5] gestelde kwitantie(s) (D-006-06) en/of loonafschrift met kwitantie (D-006-05) elk zijnde een geschrift om tot bewijs van enig feit te dienen als ware dat/die geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruik maken (telkens) hierin dat [medeverdachte3] voornoemde kwitantie(s) en/of loonafschrift(en) met kwitantie(s) en/of leningovereenkomst(en) en/of uitzendovereenkomst heeft opgenomen in de kasadministratie van [medeverdachte3] en bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat voornoemde kwitantie(s) en/of loonafschrift(en) met kwitantie(s) en/of leningovereenkomst(en) en/of uitzendovereenkomst fictief zijn aangezien de op deze stukken vermelde handtekening niet afkomstig is van de werknemer/natuurlijke persoon die op deze stukken is vermeld en/of de datum vermeld op de loonafschriften met kwitanties (D-017-01 en/of D-017-02 en/of D-023-06) niet naar waarheid is,tot welke feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft/hebben gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft/hebben gegeven. Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. VERWEER NIET-ONTVANKELIJKHEID VAN HET OPENBAAR MINISTERIE Ontvankelijkheid openbaar ministerie De verdediging heeft zich - kort samengevat - op het standpunt gesteld dat van een voor verdachte eerlijke behandeling van de zaak geen sprake is geweest nu het strafdossier vergaand incompleet was. Het betreft met name de weglating van ontlastende (delen van) relevante tapgesprekken en administratieve bescheiden die de juistheid van de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten konden aantonen. Het recht op een eerlijk proces, zoals neergelegd in artikel 6 van het EVRM, is naar de mening van de verdediging zodanig grof en onherstelbaar in het gedrang gekomen dat dit tot het nietontvankelijk verklaren van het openbaar ministerie zou moeten leiden. De beoordeling van het verweer Voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie als sanctie is volgens het arrest inzake Zwolsman slechts plaats, indien sprake is van 'ernstige inbreuken op beginselen van de behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan'. Dit betekent dat een onrechtmatigheid dient te worden vastgesteld, dat de belangen van de verdachte in deze zaak dienen te zijn getroffen en dat zulks is
vastgesteld en dat doelbewust of met grove verwaarlozing van die belangen aan een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan. Ingevolge het arrest inzake Karman kan in hoge uitzondering, ook indien geen verwijtbaarheid bestaat en verdachte niet daadwerkelijk in zijn belangen is getroffen, plaats zijn voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Daarvan is sprake, indien ernstige schending is vastgesteld van een zo fundamenteel beginsel van een behoorlijke procesorde, dat daarmee het wettelijk systeem in zijn kern wordt geraakt. Dat hiervan alleen in hoge uitzondering sprake is en deze (extra) grond voor nietontvankelijkheid van het openbaar ministerie terughoudend dient te worden toegepast volgt uit opvolgende rechtspraak, onder meer in HR 2002, 8 en HR 14 januari 2003, 2003, 288. De uitspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) in de zaak Kahn vs het Verenigd Koninkrijk (12 mei 2000) geeft aan dat aan de eis van eerlijkheid van de strafprocedure is voldaan wanneer de strafprocedure 'as a whole' (in zijn geheel) eerlijk is. Met betrekking tot de dossiervorming gelden, voor zover relevant, de volgende uitgangspunten. In het Wetboek van Strafvordering is geen bepaling opgenomen waarin is gedefinieerd welke stukken als processtukken dienen te worden aangemerkt. Evenmin is in die wet geregeld welke functionaris beslist omtrent de samenstelling van het dossier. Voor zover het gaat om stukken die van invloed kunnen zijn op het bewijs, wordt volgens vaste jurisprudentie aangenomen dat het de verantwoordelijkheid van de officier van justitie is de processtukken behelzende de resultaten van het opsporingsonderzoek aan het dossier toe te voegen. Het betreft stukken die redelijkerwijze van belang kunnen zijn in voor de verdachte zowel belastende als ontlastende zin. De rechter kan vervolgens ambtshalve, hetzij op verzoek van de verdediging dan wel op vordering van het openbaar ministerie alsnog de toevoeging van bepaalde stukken aan het dossier gelasten (zie LJN:AB9820, Hoge Raad, 7 mei 1996; LJN ZD0618, Hoge Raad, 21 januari 1997; LJN: AB1517, Hoge Raad 8 mei 2001). Het niet of te laat toevoegen van stukken aan het dossier kan onder omstandigheden een schending van beginselen van een behoorlijke procesorde opleveren (zie LJN: AC7668, Hoge Raad 22 juni 1982; LJN: ZD1451, 16 november 1999), terwijl de weigering van het openbaar ministerie tot het opvolgen van een tot voeging van stukken strekkend rechterlijk bevel - met gevolg dat de controlerende functie van de rechter wordt geblokkeerd - onder uitzonderlijke omstandigheden leidt tot het verval van het recht tot strafvervolging. Met de raadsman is het hof van oordeel dat het dossier aanvankelijk niet alle voor het beantwoorden van de vragen van artikelen 348 en 350 Sv van belang zijnde stukken uit het vooronderzoek bevatte. Uit nader onderzoek is namelijk genoegzaam gebleken dat door het niet (of niet volledig) in het dossier opnemen van een aantal in het vooronderzoek afgeluisterde telefoongesprekken (tapgesprekken) danwel delen daarvan, een aantal door de rechtbank voor het bewijs gebezigde tapgesprekken ten onrechte belastend kon worden geduid. De meest relevante tapgesprekken zullen bij de (juridische) beoordeling van de ten laste gelegde feiten hierna aan de orde komen.
Hoewel het uitsluitend aan de actieve opstelling van de raadsvrouw van medeverdachten [medeverdachte2] en [medeverdachte3] en het feit dat zij de Turkse taal beheerst te danken is, heeft de raadsman van de bedoelde taps kennis kunnen nemen en zijn deze onvolkomenheden in de dossiervorming aan het licht gekomen en in de appelfase hersteld. Voorts is de verdediging in de appelfase alsnog afdoende de gelegenheid geboden om ontbrekende administratieve bescheiden te overleggen waaraan de stellingen van verdachte en/of zijn medeverdachten konden worden gestaafd, zodat het hof met de verdediging, van oordeel is dat geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim dat op de voet van artikel 359a Sv dient te worden beoordeeld. Hoewel het hof het geconstateerde verzuim zeer zorgwekkend vindt in verband met het open vizier dat van het openbaar ministerie verwacht wordt ten aanzien van de (mogelijke) onschuld van verdachte tijdens het onderzoek en het samenstellen van het dossier, is naar het oordeel van het hof onvoldoende gebleken dat deze taps met zodanig opzet uit het dossier zijn weggelaten, dat mede gelet op de ernst van de verweten feiten alsmede gelet op het belang van aangevers bij een inhoudelijke beoordeling van het verwetene, niet is gebleken van een zodanig doelbewuste of grove veronachtzaming van de belangen van verdachte dat verdachte tekort is gedaan aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak, noch van enig andere schending van het recht op een eerlijk proces. Van een schending van artikel 6 EVRM is geen sprake. Het verweer wordt verworpen. Dit laat onverlet dat door de geconstateerde onzorgvuldigheden in het strafdossier een uiterst negatieve beeldvorming is ontstaan, die tot in de appelfase heeft kunnen voortduren. Dit heeft onmiskenbaar een negatieve uitwerking gehad op verdachte en zijn omgeving dat dit in de straftoemeting dient te worden gecompenseerd. BEOORDELING VAN DE TENLASTEGELEGDE FEITEN Het hof bespreekt de aan verdachte verweten strafbare feiten aan de hand en in de volgorde van de in de tenlastelegging omschreven feiten, met dien verstande dat de daarin onder 4. omschreven verdenking van deelname en leiding geven aan een criminele organisatie als laatste aan bod zal komen in verband met de verwevenheid daarvan met de overige aan verdachte ten laste gelegde feiten en de onder 7. omschreven verdenking van verkrachting gelet op de samenhang zal worden besproken met de onder 1. en 2. omschreven feiten. 1. Bewijsoverweging ten aanzien van de feiten 1, 2 en 7: verkrachtingen [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer3] Aan verdachte wordt verweten dat hij in de periode van 22 augustus 2009 tot en met 31 december 2009[slachtoffer1] meermalen heeft verkracht (feit 1), in de periode van 1 maart 2010 tot en met 30 april 2010 [slachtoffer2] meermalen heeft verkracht (feit 2) en hij in de periode van 1 augustus 2008 tot en met 31 mei 2009 [slachtoffer3] meermalen heeft verkracht (feit 7). 1.1 Standpunten van het openbaar ministerie en de verdediging 1.1.1. Standpunt advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte veroordeeld dient te worden ter zake de hem onder 1, 2 en 7 tenlastegelegde verkrachtingen. De
advocaat-generaal heeft hiertoe aangevoerd dat de verklaringen van de aangeefsters [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer3] op zichzelf beschouwd zeer consistent zijn en op essentiële punten overeen komen. De verklaringen vinden voorts bevestiging in steunbewijs.
Uit
de
verklaringen
zoals
die
door
de
advocaat-generaal
in
een
bewijsmiddelenoverzicht zijn weergegeven, volgt naar de visie van de advocaat-generaal dat voornoemde aangeefsters geen seksuele relatie met verdachte hadden op vrijwillige basis. 1.1.2. Standpunt verdediging De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van de hem onder 1, 2 en 7 tenlastegelegde feiten. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat de seks die verdachte met aangeefsters [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer3] had vrijwillig was. 1.2. Oordeel hof 1.2.1. Vaststelling feiten en omstandigheden Het hof stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feitelijke gang van zaken vast en sluit zich grotendeels aan bij de bewijsmiddelen die de rechtbank op de pagina's 20 tot en met 32 van het vonnis heeft opgenomen en hetgeen de rechtbank dienaangaande heeft overwogen.[slachtoffer1] [slachtoffer1] heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard: "[verdachte] vertelde toen dat hij wel woonruimte voor mij en [benadeelde1] had. (..) In het pand van het uitzendbureau was het bedrijf op de begane grond. Boven was woonruimte. (..) Ja, dat was [adres1] te Deventer. (...) Ik werd die nacht wakker. Ik merkte toen dat er iemand bij mij in bed lag. Ik zag en voelde dat er iemand een arm over mijn buik had liggen. Ik keek opzij en zag toen dat het [verdachte] was. (..) Ik heb hem toen van bed geduwd. (…) Hij wilde mij knuffelen maar ik duwde hem van mij af. Ik heb hem gezegd dat hij weg moest gaan. Dat deed hij ook. (..) Op maandag en op donderdag in die 1e week werd ik weer door [verdachte] benaderd op kantoor. Hij trok mij toen tegen mijn zin en hardhandig bij zich op schoot. Hij wilde mij dwingen om hem te zoenen. (..) Op de donderdag erna probeerde hij het nog een keer. (..) De eerste keer zal ik hieronder omschrijven. Dat was ongeveer 2 à 2 en halve week, nadat wij dat weekend in Polen waren geweest. De woonruimte boven het kantoor werd gewisseld. (..) [verdachte] wilde dat ik naar een aparte kamer ging. (..) Op een maandag, het was in september 2009, vroeg hij mij of hij nog even mee naar binnen mocht komen .(..) Ik zag dat hij op mij af kwam lopen. [verdachte] greep mij toen bij de keel en drukte mij met kracht tegen de kast. Ik voelde dat hij met zijn hand mijn keel dichtkneep. (…) Ik zag en ik voelde dat [verdachte] mijn pyjamabroek en mijn onderbroek naar beneden trok. Gelijktijdig deed hij bij zich zelf ook zijn eigen onderbroek uit. Daarna sleepte hij mij met de hand om mijn keel naar het bed. Vervolgens werd ik met kracht op het bed gegooid en viel hij met mij op het bed. Hij kwam naast mij te liggen. Ik probeerde mij te bevrijden door hem te schoppen. Echter gooide [verdachte] zijn been over mijn been, zodat ik hem niet meer kon raken. Direct daarna heeft hij mij
iets opgetild en mijn beide armen achter mijn rug gelegd. Hierdoor kon ik mijn armen ook niet meer gebruiken. [verdachte] kneep zo hard in mijn keel dat ik pijn had. Later had ik gewoon blauwe afdrukken in mijn keel. Vervolgens ging [verdachte] op mij zitten. Ik zag en voelde dat hij mijn handen los liet en deze hand op mijn mond legde. Hij zei tegen mij dat ik stil moest zijn en niet mocht schreeuwen. Tevens zei hij tegen mij dat hij mij geen kwaad zou doen. Hij is toen in mij binnengedrongen. (..) [verdachte] heeft zijn penis in mijn vagina gestopt. In totaal duurde dit ongeveer 5 minuten. Ik probeerde mij van hem te bevrijden maar dat lukte niet. [verdachte] zei tegen mij terwijl hij met mij seksuele gemeenschap had, dat ik zijn hoer was. Ik moest alles doen wat hij wilde. Hij bleef maar doorgaan met bewegingen van seksuele gemeenschap. Hij drukte met zijn handen op mijn bekken zodat ik niet kon bewegen. Na ongeveer 5 minuten stopte hij met zijn bewegingen en haalde hij zijn penis uit mijn vagina. (..) U vraagt mij hoe vaak ik door [verdachte] gedwongen ben om seks te hebben? Dat was 8 tot 10 keer. Dat was in de periode eind september 2009 en eind november 2009. (..) 1e keer verkrachting kantoor [verdachte] trok mij mee naar beneden. In het kantoor aangekomen zette hij mij op een stoel. (..) [verdachte] zei tegen mij dat hij seks met mij wilde. (…) Daarna kleedde hij zich uit. (..) [verdachte] kleedde mij uit. Hij deed mijn broek en onderbroek uit. Ik zat in de stoel enkel gekleed in mijn BH. Vervolgens zag ik dat hij een condoom om zijn penis deed. (..) Hij is zo sterk, dat het verzet dat ik bood, geen indruk op hem maakte. Hij hield mij dus zodanig vast bij mijn hals en bij mijn bekken dat ik geen kant op kon. Ik heb hem telkens gezegd dat ik dit niet wilde maar hij ging gewoon zijn eigen gang. Vervolgens zei hij tegen mij dat ik op moest staan. Hij pakte mij vast en legde mij op tafel. Hierop pakte hij mij beet bij mijn bekken. Vervolgens spreidde hij mijn benen, waarna hij met zijn penis in mijn vagina kwam. (...) 2e keer verkrachting kantoor Ik moest gaan zitten op de stoel. (…) Vervolgens zag en voelde ik dat [verdachte] mij begon te slaan. Hij sloeg mij op mijn bovenarm. Hij pakte mijn beide armen beet en schudde mij als het ware door elkaar. (..) Vervolgens trok hij mij uit de stoel en trok mijn broek en mijn onderbroek naar beneden. Hierna drukte hij mij met mijn voorzijde over de tafel. [verdachte] wilde toen van achteren in mijn anus binnen dringen. Ik was bang en wilde dit niet. Ik begon mij los te rukken. Ik heb hem geschopt. [verdachte] draaide mij toen om, en zei tegen mij dat als ik hem niet bij mij van achteren wilde toelaten, ik hem moest aftrekken. (..) [verdachte] heeft mijn hoofd vastgepakt en duwde deze met kracht naar zijn penis. Ondertussen bleef hij zijn penis met zijn andere hand masturberen. Ik wilde dit niet. Ik probeerde hem van mij af te duwen. Het is hem toch gelukt om zijn penis, een kort moment in mijn mond te stoppen. Ik kreeg zoveel woede en agressie in mij dat ik de kracht kreeg hem van mij af te duwen. [verdachte] heeft mij toen met de vlakke hand in het gezicht geslagen. Wederom heb ik [verdachte] van mij af geduwd tegen de wand. Ik heb hierna snel mijn broek omhoog getrokken en ben toen weggerend.
U vraagt mij of alle keren dat ik door [verdachte] tot seks werd gedwongen, dat op dezelfde manier heb ondergaan als dat ik tot nu toe heb verklaard. Ja, dat was steeds met kracht en geweld. (…) Heb jij zelf ook seksuele handelingen bij [verdachte] moeten verrichten? Ja, hij wilde tijdens die keren dat ik gedwongen seks met hem had ook dat ik hem ging aftrekken. Ik wilde dat niet. Hij heeft toen met zijn hand mijn hand gepakt en om zijn penis gelegd. Hij heeft toen met mijn hand in de zijne zich gemasturbeerd. Heeft hij jou tijdens de gedwongen seks alleen vaginaal genomen? Nee, hij heeft ook twee keer getracht om met zijn penis in mijn anus binnen te dringen. De eerste keer heb ik hierboven over verklaard, dat lukte hem niet. Bij een andere keer, dat was in de badkamer lukte het hem wel om met zijn penis in mijn anus binnen te dringen. Ik wilde dit absoluut niet maar ik kon hem niet tegen houden. (..) Verkrachting in auto (...) Het was op een maandag of woensdagavond. Dat weet ik niet meer precies. Het was in ieder geval in de 2e helft van oktober. (…) Op een bepaald moment stopte hij en deed de motor en lichten uit. Hij deed toen de bijrijderstoel, waar ik op zat, naar achteren. Ik zat in de gordel. (..) [verdachte] trok mijn joggingbroek en onderbroek naar beneden tot op mijn enkels. [verdachte] stapt uit de auto en liep om de auto heen naar mijn kant. (…) Ik zag dat hij een condoom om deed. Daarna kwam hij in de auto, ging op mij liggen, en drukte zijn penis in mijn vagina. Vond jij dat goed? Nee, maar ik kon niet weg. Ik zat in de gordel en had mijn broek onder aan mijn enkels. Waar moest ik heen. We stonden in een bos. Ik voelde mij machteloos in die situatie. Hij had toen dus gemeenschap met mij tegen mijn wil. Ik noem dat verkrachting. (..) 2e Verkrachting auto Dat was eind oktober 2009. Ik werd in 2 weken tijd 4 a 5 keer door [verdachte] verkracht. (..) Onderweg stopte [verdachte] in een zijweggetje/invoeghaventje. Ik ben uit de auto gestapt. Ik ben toen gaan lopen. [verdachte] heeft mij gepakt, gezegd „je gaat nergens naar toe‟ en weer terug achterin de auto gezet. Hij heeft toen weer mijn broek naar beneden getrokken. Daarna heeft hij zijn slappe penis stijf gemasturbeerd waarna hij een condoom om deed. Daarna heeft hij mij verkracht. Ineens ging hij met zijn penis in mijn vagina. (…) Bovendien was het zo dat [verdachte] mij bedreigde dat hij mij zou ontslaan en op straat zou zetten wanneer ik over de seks tussen ons met iemand zou gaan praten. (..) Heeft [verdachte] vaak tegen jou gezegd dat hij jou zou ontslaan en op straat zou zetten? Hij zei dat iedere keer nadat ik gedwongen seks met hem had gehad. Ook zei hij dat altijd tegen mij wanneer hij op mijn kamer kwam. (...) Hij heeft mij een keer met de vlakke hand geslagen toen hij mij anaal wilde verkrachten en ik niet toe wilde geven. Hij heeft mij in het kantoor op mijn bovenarmen geslagen tijdens die tweede verkrachting in het kantoor. Ook sloeg hij mij toen in het gezicht. Ook heeft hij mij aan mijn haren getrokken om mij tot seks te dwingen. Ook heeft hij mij in de keuken een keer met zijn vlakke hand op mijn gezicht geslagen. (..) 4e Verkrachting op kantoor
[verdachte] bleef mij ook tegen de wand aandrukken. Op een gegeven moment zette hij mij in een stoel. [verdachte] pakte mij bij de keel. Hij kneep mijn keel dicht. Terwijl hij dit deed, bleef hij tegen mij schreeuwen. (..) Vervolgens zag ik dat [verdachte] mij begon uit te kleden. (..) Hij trok mijn broek en mijn onderbroek naar beneden terwijl ik in die stoel zat. Hij trok mij daartoe enigszins omhoog. (..) Vervolgens trok hij mij aan de rand van de zitting. Daarna heeft hij mijn benen iets opgetild. Daarna ging hij met zijn penis in mijn vagina. (..) Hij heeft zijn penis uit zijn broek gehaald. Vervolgens heeft hij zich zelf gemasturbeerd. Daarna heeft hij een condoom om zijn penis gedaan. Dit heeft hij gedaan voordat hij mij uitkleedde. Toen [verdachte] met zijn penis in mijn vagina ging, maakt hij op en neer gaande bewegingen. (…) Terwijl hij mij dus neukte, vroeg [verdachte] mij hoe [betrokkene6] dit deed. [verdachte] begon mij heel hard te neuken terwijl hij dit vroeg. (..) Vooral had ik pijn overal. Dit kwam omdat hij mij zo hard neukte. Bovendien trok hij aan mijn haren en sloeg hij mij in mijn gezicht. (…) 3e Verkrachting op kantoor Volgens mij gebeurde dat in de periode begin november. Het gebeurde volgens mij tussen de 2de keer dat ik in zijn auto werd verkracht. (..) Ik wilde vluchten naar de badkamer maar hij pakte mij al vast voordat ik daar was. [verdachte] pakte mij toen met kracht bij mijn beide handen vast en sleepte mij als het ware mee naar beneden naar het kantoor. (…) In ieder geval trok [verdachte] de toiletdeur met veel geweld open. (..) Hij deed daarna de toiletdeur van binnen op slot. Hij duwde mij tegen de achterwand, pakte mij vast en draaide mij om, zodat ik met mijn gezicht naar de muur stond en [verdachte] achter mij stond. Ik hoorde toen dat hij de rits van zijn gulp open deed en dat hij zijn broek tot op zijn enkels liet zakken. Hij pakte mij toen vast om mijn middel en trok zich naar mij toe. Daarna maakte hij met zijn andere hand mijn broek los. Doordat hij zijn been tussen mijn benen plaatste kon ik geen kant op. Hij trok mijn broek naar beneden. (…) Vervolgens pakte en draaide hij mij zodanig dat ik voorovergebogen naar het toilet stond. Ik moest met mijn handen op de toiletpot steunen. Daarna begon hij een condoom om zijn penis te doen. (..) Hij duwde mij met een hand in mijn nek. Daarna drong hij van achteren met zijn penis in mijn vagina en begon mij te neuken. Dat was voor mij verkrachting. Dit was voor mij geen vrije wil. (…) Ik had zoveel pijn dat ik begon te huilen. (…) Verkrachting badkamer Het was op een dag in de week nadat ik die 3e keer op kantoor was verkracht door [verdachte] zoals hierboven omschreven. (..) Kort daarna hoorde ik dat [verdachte] bij de badkamer kwam. [verdachte] heeft toen met veel geweld de badkamerdeur geforceerd en kwam naar binnen.(..) Hij heeft mij met de voorzijde van mijn lichaam over de wasmachine gegooid. Hij heeft mij vastgepakt en uitgekleed. (...) Hij zei toen tegen mij dat hij mij in mijn kont zou gaan neuken. (..) Daarna hield hij mij met een hand vast in mijn nek. Hij duwde met zijn ene been mijn beide benen wijd. Daarna kon hij zijn gang gaan. Hij duwde toen met zijn penis in mijn anus. Het deed echt pijn maar hij begon mij alleen maar vaster te houden. (…) Daarop trok hij zijn penis uit mijn anus
en drukte zijn penis vervolgens van achteren bij mij in mijn vagina waarna hij mij op die manier begon te neuken. (…) 5e keer verkrachting kantoor Wat ik daar nog had willen vertellen is, dat ik diezelfde dag, zaterdag 14 november 2009, nog een 2e keer door [verdachte] op het kantoor ben verkracht. (…) Het was omstreeks 21.00/21.30 uur. (..) Hij heeft mij toen met geweld meegenomen naar die andere kamer in het kantoor. Hij tilde mij uit de stoel door mij onder mijn oksel vast te pakken en op te tillen waarna hij mij bij de schouders vastpakte en met kracht en geweld wegbracht. In de andere kamer aangekomen gooide hij mij op de vloer. (…) Hij trok mij weer uit de stoel zoals hij dat ook in de tweede kamer had gedaan. Hij duwde mij toen tegen de wand in het kantoor. Ik probeerde mij te bevrijden maar dat lukte niet. (..) [verdachte] begon mij weer uit te kleden. (..) Ik zag toen dat hij zich hierna begon te masturberen. (…) Ik heb gezien dat hij daarna een condoom uit zijn broekzak haalde en om zijn penis deed. Hij schreeuwde de hele tijd tegen mij. Daarna heeft hij mij zonder reden in mijn gezicht geslagen. (..) Zelfs mijn hoofd begon te stuiteren na die klap. Ik kneep mijn benen bij elkaar omdat ik niet wilde dat hij mij weer ging verkrachten. Hij heeft mij toen op mijn zij gelegd, pakte mijn benen vast en heeft mij daarna naar de rand van de tafel getrokken. Ik lag op mijn linkerzij. [verdachte] hield met een hand mijn benen vast en met zijn andere hand hield hij mijn bovenarm vast. Hij stond voor mij. Daarna is hij met zijn penis in mijn vagina binnengedrongen. Hij heeft mij toen geneukt. (..) Hij haalde zijn penis terug uit mijn vagina. (..) Hij nam mij dus mee naar die kamer en gooide mij daar op bed. Hij sloeg mij daar nogmaals met de vlakke hand in mijn gezicht. Hij sloeg zodanig hard met zijn handpalm tegen mijn oog dat mijn oog opgezwollen was. (…) Hij begon mij weer uit te kleden. Nu alleen mijn broek en onderbroek. Hij had mij op bed gegooid. Ik wilde opstaan. Hij pakte mij en gooide mij tegen de muur. De klap was zo hard dat ik begon te wankelen. (..) Hij kleedde zich weer uit en begon zichzelf weer te masturberen. Ik was nog gewoon duizelig van de klap. Ik had hoofdpijn en ik zat op bed. In die momenten heeft hij mijn benen gepakt en uit elkaar gedrukt. Daarna drong hij met zijn penis in mijn vagina binnen en begon mij te neuken. Hij neukte mij deze keer zo hard als nooit tevoren. Ik jankte van de pijn. (..) Hij zei dat wanneer ik niet met hem neukte ik ook geen werk zou hebben. Verder zou ik dan ook geen salaris krijgen. Als hij mij niet naar het werk mocht brengen dan zou ik thuis zitten. Hij was de baas, hij had geld en kon alles doen. Hij zei tegen mij dat niemand mij zou geloven. Hij zei tegen mij dat hij iedereen kon omkopen." [slachtoffer2] heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard: "Ik ben in maart 2010 naar Nederland gekomen samen met mijn toenmalige Poolse vriend [betrokkene7] om beiden werk te zoeken. (..) Via andere Poolse mensen kreeg ik een kamer op de 1e verdieping in de [adres1] te Deventer. (…) [verdachte] nodigde mij gelijk de 1e avond na mijn werk uit om mee te gaan naar een restaurant in Deventer. Hij maakte die avond gelijk avances richting mij. Hij probeerde mij te zoenen in mijn nek en op mijn mond. Ik wilde dit niet en heb hem dat ook duidelijk gemaakt. Nadat ik hem dit duidelijk had gemaakt liet hij mij met rust en ging vervolgens gokken achter een gokautomaat. Die avond zijn wij samen naar de [adres1] gelopen. (..) [verdachte] liep mij achterna naar mijn kamer.
[verdachte] begon zich weer op te dringen en zei dat hij met mij naar bed wilde. Hij begon met zijn handen aan mijn lichaam te voelen en probeerde mij uit te kleden. Het lukte mij op hem in te praten door te zeggen dat ik dit niet wilde en dat hij mij met rust moest laten. Uiteindelijk lukte het mij om hem uit mijn kamer te krijgen. Een paar dagen later kwam hij weer ongewenst binnen. Ik had geen sleutel van mijn kamer gekregen van hem zodat ik hem niet kon afsluiten. Toen ik hem naar de sleutel vroeg zei hij dat ik geen sleutel kreeg. (..) Al die tijd gedroeg [verdachte] zich op mijn kamer of hij daar zelf woonde. (..) Na het douchen liep hij in zijn nakie rond en zei dan tegen mij terwijl ik bijna sliep dat hij met mij naar bed wilde. Hij zei dan letterlijk tegen mij: „Ik heb jou geholpen, nu moet jij mij helpen, ik heb zo‟n pijn aan mijn ballen‟. Hij zei dit non stop. In de drie weken dat ik daar “gewoond” heb, heeft [verdachte] geregeld ongewenst aan mijn lichaam gezeten en twee keer verkracht. (…) Na drie weken ben ik vertrokken van mijn kamer. Dit was op 10 april 2010. Dit kon ik niet eerder doen omdat ik geen andere woonruimte kon vinden en anders op straat kwam te staan zodat ik ook niet meer kon werken. Ik was en voelde mij in deze drie weken geheel afhankelijk van [verdachte]. Hij was mijn werkgever en tevens mijn huurbaas. Ik ben naar Nederland gekomen om geld te verdienen voor mijn thuissituatie. (..) [verdachte] zei tegen mij dat wanneer ik weg zou gaan bij hem, hij ervoor zou zorgen dat ik geen werk en geld meer kreeg.(...) Zoals ik u hiervoor al verteld heb probeerde [verdachte] steeds weer om seks met mij te hebben. In de 3 weken dat ik woonde op zijn zogenaamde kamer ben ik twee keer door hem met geweld verkracht. De 1e keer gebeurde dit rond de 16e maart 2010. Ik weet de datum niet precies meer. Ik had die nacht gewerkt en kwam tussen 03.00 uur en 04.00 uur thuis op de kamer in de [adres1] te Deventer. Op een zeker moment kwam hij bij mij op de kamer. Ik lag al in bed en had mijn pyjama aan. (..) Ik werd wakker en ik zag dat [verdachte] geheel bloot naast mij lag in bed. Ik voelde dat hij mij aan mijn lichaam begon te betasten. Ik zag en voelde dat hij met zijn handen mij probeerde uit te kleden. Ik zei tegen hem dat hij mij met rust moest laten en dat ik dit niet wilde. Hij zei wederom tegen mij dat hij geholpen had en dat ik hem nu moest helpen omdat hij zo‟n pijn in zijn ballen had. Hij zei dit non stop. Ik probeerde tegen te stribbelen echter hij hield mij stevig vast zodat dit niet lukte. Terwijl hij boven op mij lag en mij stevig vast hield begon hij met kracht op mijn mond te zoenen. Hierbij hield hij mijn hoofd stevig vast met zijn handen. Hij lag naakt op mij en het lukte hem mij te ontkleden. Ik zag en voelde dat hij een stijve had. Hij probeerde mij te neuken wat uiteindelijk ook gebeurde. Ik zag dat hij nadat hij was klaargekomen en uit mij ging, wel een condoom om zijn penis droeg. (…) De tweede keer dat ik door [verdachte] verkracht ben was ongeveer een week later. Het was volgens mij op 23 maart 2010. (…) Ik werd wakker en zag dat hij weer naast mij in bed lag. Ik lag op mijn zij en terwijl ik sliep werd ik wakker en voelde dat hij met zijn penis mij probeerde van achteren te neuken. Hij probeerde mij anaal te nemen. Hierop werd ik zo vreselijk kwaad en boos op hem en begon hem voor alles en nog wat uit te schelden. (..) Hij heeft mij die nacht vervolgens nog wel vaginaal verkracht. Hij is toen
niet klaargekomen. Dit was tegen mijn wil. Ik voelde dat ik geen andere keus had omdat ik bang was mijn werk kwijt te raken. Ik heb nooit met [verdachte] vrijwillig seks gehad. Hij probeerde gewoon een relatie met mij af te dwingen en had het altijd over seks en over zijn zere ballen. (..) Ik kon toen niet weg bij hem omdat ik helemaal afhankelijk van hem was. Ik wist niet waar ik naar toe moest wanneer ik er door hem uitgezet zou worden. Hij had de kamer en het werk voor mij geregeld en ik wist toen nog niet de weg in Deventer. Ik voelde mij erg kwetsbaar. Ik had nog geen geld verdiend om te kunnen terug keren naar Polen. Het gebeurde dan dat [verdachte] om 3 uur ‟s nachts bij mij kwam of tegen de ochtend, dat hij zich uitkleedde en naast me kwam liggen. Ook als ik sliep kroop hij in bed en maakte mij wakker door mij te kussen en verder kracht gebruikend nam hij mij (…) Heeft seks afgedwongen. (..) Hij trok mijn kleding uit, mijn pyjama. Een paar keer liep ik weg naar de keuken en wilde dat voorkomen. Ik wilde niet, hij trok mijn kleding af en heeft me verkracht. (…) Ik huilde vaak. Liep naar de keuken, rende naar de keuken. Ik wilde niet in dezelfde kamer blijven als hij. (..) Hij gaf mij te kennen als ik geen seks met hem zou willen hij geen werk voor mij zou hebben. Hij zei in het Pools: „Mie ma daij nie ma pracy‟ hetgeen betekend als je het niet geeft, dan heb je geen werk (..) [verdachte] heeft een groot postuur, is sterk. Ondanks het feit dat ik probeerde uit zijn handen te wringen wist hij mij vast te houden en door te zetten. Als je op bed ligt en je handen ergens vast legt hield hij mijn handen vast. (..) Hij houdt me vast en stopt zijn penis in mijn vagina. (…) Ik lig op mijn rug en vraag of hij van mij af wil gaan. Hij zegt dat ik stil moet zijn. (..) Als hij met zijn lichaam op me ligt en met zijn benen mijn benen uit elkaar duwt kan ik ze niet meer tegen elkaar houden. (..) Telkens als ik tegensputter zegt hij dat ik dom ben en naar de dokter moet. Omdat ik niet goed bij mijn hoofd ben omdat ik niet in zie dat ik als ik seks met hem heb ik beter af ben, geld krijg, eten en kleding krijg, op het werk geld verdien en van hem extra geld krijg en geen huur hoef te betalen. Dat zei hij." [slachtoffer3] heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard: "In de maand eind juli 2008 ben ik weer naar Nederland teruggegaan. (..) Na ongeveer 4 dagen in Nederland te zijn, kreeg ik via [verdachte] werk. (..) Toen [verdachte] ons de woning aan de [adres1] te Deventer heeft laten zien, bepaalde hij min of meer wie van ons gezin waar kwam te slapen. (…) In het begin sliep ik alleen op deze slaapkamer. Later kwam [verdachte] daar ook slapen. [verdachte] kwam vaak bij mij op bezoek en bleef vaak tot heel laat. Mijn ouders gingen dan naar bed en hij ging zogenaamd weg en kwam even later op mijn slaapkamer. (..) [verdachte] had de sleutel van ons huis. Hij zei dat deze woning van hem was en dat hij het recht had om ongevraagd binnen te komen. (..) Die avond ging hij als eerste mijn kamer binnen en riep hij dat hij met mij wilde praten. Ik wilde niets van hem. Hij heeft toen heel erg aangedrongen dat ik moest komen. (..) Ik ben vervolgens naar hem toegegaan. Hij begon aan mij te zitten. Ik wilde dit niet en confronteerde hem met het feit dat hij getrouwd was. Hij begon mij te omhelzen en zei dat hij verliefd op mij was. Nadat ik hem had afgewezen begon hij uit onmacht met zijn hoofd tegen de muur te bonken. Hierna ging hij weg. (..) In het begin van het lastig vallen heb ik tegen [verdachte] gezegd dat ik de politie zou waarschuwen wanneer hij zou lastig vallen. Hij dreigde mij dat wanneer ik de politie zou bellen wij dan ons huis uit
moesten en dat wij ons werk zouden kwijtraken. Hierna was ik bang dat wij alles zouden gaan verliezen wanneer ik het zou gaan vertellen. (…) Hij zei letterlijk: „Ik ben de baas, bij niet luisteren staan jullie allemaal op straat.‟ Verkrachting Op een avond kwam [verdachte] bij mij op kamer. Hij zei tegen mij dat hij seks met mij wilde. Ik wilde dit niet en kreeg vervolgens ruzie met hem. Ik was bang voor hem. Ik voelde mij moe en radeloos. Ik wilde niet alles verliezen, voor mijzelf, ouders en mijn zusjes. Hij gooide mij op bed en kwam vervolgens ook op het bed. Hij hield mij stevig vast en verkrachtte mij. Ik wilde geen seks met hem. Ik had geen gevoelens voor hem. Ik was bang om te schreeuwen omdat mijn ouders dan wakker zouden worden. Ik was bang dat dit alles zou uitlopen in een tragedie en dat wij op straat zouden komen te staan. (…) Ik kwam er al snel achter dat hij alleen maar seks wilde. Ik wilde toen helemaal niks meer met hem. (…) Ik was heel bang voor hem. (..) Ik heb daar in de [adres1] samen met mijn familie 7 maand gewoond. Al die tijd heeft hij mij seksueel lastig gevallen. Hij heeft mij verschillende keren verkracht, precies weet ik niet meer hoe vaak dit is geweest. Soms was het een paar keer op een dag. (Je vertelde dat hij in het begin geen lichamelijk contact zocht. Wanneer veranderde dat dan?) Na ongeveer 2 weken. Hij kwam toen mijn slaapkamer binnen en vertelde mij dat hij geen slaapplaats had. Hij vertelde mij dat hij bij mij wilde slapen. Ik zei hem dat ik dit niet wilde en vroeg hem waarom hij hier wilde slapen. Hij zei toen tegen mij: “Dit is een groot bed. Ik heb dat bed gekocht, dus de helft van dat bed kan ik wel beslapen.”. (…) De eerste keer dat ik hem wegstuurde is hij dus ook gegaan. Maar de tweede keer dat hij op mijn slaapkamer kwam, liet hij zich niet wegsturen. (..) Maar omstreeks middernacht werd ik wakker omdat iemand mijn slaapkamer binnen kwam. Ik dacht direct dat [verdachte] dat was. (..) Hij vertelde mij dat hij niet kon slapen omdat hij geen slaapplaats had. Hij stond op en trok direct zijn schoenen en broek en t-shirt uit. Hij stond in zijn onderbroek. Daarna is hij op bed onder het dekbed gaan liggen. Aanvankelijk lag hij stil. Na een tijdje begon hij mij aan te halen. (..) Hij kwam naar mij toe en sloeg een arm om mij heen. Hij wilde met zijn hoofd op mijn arm liggen. (…) Vervolgens begon hij mij te betasten. Over mijn benen, over mijn armen. Hij aaide en streelde mij. Hij zei dat hij van mij hield. Ik zei dat hem dat ik niet wilde dat hij mij zou aanraken, maar dat hielp niet. (…) (Welke woorden gebruikte je dan om hem dat duidelijk te maken?) Niet pakken mij reka (arm in het Pools). „Weg, weg‟. „Slapen…weg… andere kant slapen‟ Met mijn armen gebaarde ik hem naar de andere kant van het bed te gaan. Dat herhaalde zich telkenmale. Hij kwam steeds opnieuw terug. (…) Op een gegeven moment lag hij al half op mij en trok mijn broek naar beneden. (…) In een keer beide broeken. Hij trok dit naar beneden tot aan mijn enkels. Ik zei toen al niets meer.. (…) Ik was al zo moe. Ik dacht als ik hem nu zijn gang laat gaan, dan gaat hij uiteindelijk weg. Bovendien was ik bang dat als ik hem zou afstoten dat hij mij wel iets aan zou kunnen doen. (..) Hij is toen op mij gaan liggen. Hij pakte toen een condoom uit zijn broekzak. Zijn broek lag naast het bed. Hij heeft het condoom zelf omgedaan. Toen is hij op mij gaan liggen. (..) Daarna is hij in mij binnen gedrongen. (..) Met zijn penis. (…) Ik voelde toen dat hij
met zijn penis in mijn vagina binnendrong. (..) Ik voelde dat als een verkrachting, maar ik zei niets. (..) Ik heb heel lang en heel vaak tegen hem gezegd dat ik niet wilde. Hij bleef aandringen dat hij verliefd op mij was. (..) Maar hij bleef zo lang aandringen dat ik er gewoon moedeloos van werd. Toen heb ik het opgegeven. Ik bedoel daarmee de weerstand. (…) In het begin heb ik hem nog wel terug geduwd maar op een gegeven moment hield dat ook op. (…) Hij lag op mij maar ik had geen kracht meer om te vechten. Hij is sterker dan mij. Ik had hem al meerdere keren van hem afgeduwd. Ik was moe. Het was laat. Ik kon hem niet meer tegenhouden. (…) Op een dag, toen mijn ouders niet thuis waren, kwam hij op mijn slaapkamer binnen. Ik was daar al. Hij kwam naar mij toe en omhelsde mij. Hij begon mij direct hardhandig/wild te kussen op mijn mond. Mijn mond deed er zeer van. Ik probeerde mij te bevrijden maar hij lachte mij uit. Hij liet mij niet los. Hij probeerde mij op mijn bed te krijgen. Eerst probeerde hij mij naar het bed te trekken maar ik verzette mij. Daarna heeft hij mij op het bed gegooid. Ik heb mij tijdens het hiertegen verzetten tijdens deze schermutseling pijn gedaan. Ik stootte mij met mijn rug tegen een kast op de kamer tengevolge waarvan ik nu nog steeds een zichtbaar litteken heb. OPM VERB: AAB toont ons een licht zichtbaar litteken op de rechteronderzijde van haar rug. (…) Hij gooide mij met kracht op het bed. Hij had mij vastgepakt bij mijn armen. (..) Ik begon te huilen. [verdachte] begon zich te excuseren. Begon weer zijn liefde aan mij te verklaren. Dat hij zich daarom niet kon beheersen. Dat ik nog één keer seks met hem moest hebben. Ik dacht dat hij misschien bedoelde dat dit de allerlaatste keer seks met hem betekende. Ook deze keer was ik wel moe geworden van zijn verzet. (..) Ik had mij wel verzet maar op een gegeven moment had ik geen kracht meer om mij verder te verzetten. (…) Ik lag op bed. [verdachte] kwam als het ware boven mij te hangen. Hij pakte mijn polsen en hield mijn polsen hierna boven mijn hoofd vast. Ik huilde. Hij vertelde weer dat hij van mij hield. Dat hij nog een keer seks met mij wilde hebben. Hij liet even los. [verdachte] trok hierna zijn boven- en onderkleding uit. Ik was inmiddels al aan het andere eind van het bed tegen de muur gaan liggen. [verdachte] kwam op bed en begon mijn broek en onderbroek uit te trekken. Net zoals de eerste keer haalde hij een condoom tevoorschijn. (…) Hij had dus zijn condoom omgedaan en kwam op bed. Hij ging op mij liggen. Hierna stopte hij zijn penis in mijn vagina. Daarna had hij gemeenschap met mij. Dat duurde ongeveer 10 minuten. Daarna ging hij uit mij. (...) Hij kwam dus eerst op mij liggen. Daarna trok hij met zijn handen mijn benen uit elkaar. Ik zei niks. Ik keek de andere kant op. Hij kwam toen met zijn penis in mijn vagina waarna hij gemeenschap met mij had. (..) Ja, hij maakt op en neergaande bewegingen. (..) V: Heb je in de periode dat je in de [adres1] hebt gewoond, na deze keer vaker seks met hem gehad? A: Ja. (..) In de 7 maanden of half jaar dat wij daar woonden was dat wel vaak. In ieder geval meer dan 10 keer. (..) V: Heb jij al die keren dat je seks had met [verdachte], dit tegen je zin gedaan?
A: Ja, dat was iedere keer tegen mijn zin. (…) Ik zei dan „ga weg, ik wil slapen‟, „Ik wil niet‟. Hij zei telkens tegen mij: „Ik zie dat jij het wel wilt‟. Ik zei daarop dat hij dom was. Hoe kon hij dat zien dat ik het wel wilde. Dat was helemaal niet zo. (..) V: Hoe lang zijn jouw ouders weggeweest naar Polen? (..) Is er in die week tussen jou en [verdachte] nog iets gebeurd? A: Ja. Bijna iedere dag. [verdachte] kwam iedere avond naar mijn slaapkamer. Hij heeft mij iedere avond tot seks gedwongen. (..) Ik heb hem heel vaak gezegd dat ik geen hoer ben die hij kan pakken op ieder willekeurig moment. Op dat moment sloeg hij mij in mijn gezicht. Hij werd boos en zei toen dat zijn meisje geen hoer kon zijn. (..) V: Had [verdachte] alleen seks met jou of zat hij ook aan andere delen van je lichaam? A: Ja, hij ging elke keer met zijn penis in mijn vagina. Daarnaast zat hij ook met zijn handen aan mijn borsten. (..) V: Kun je een getal vertellen hoe vaak je gedwongen seks met [verdachte] hebt moeten hebben? A: Nee, ik zou het niet meer weten. Het gebeurde soms twee a drie keer op een dag. Dat gebeurde op de dagen dat hij zgn geen slaapplaats had. Een ander argument van hem was dat hij als [getuige4] twee keer seks moest hebben omdat hij twee ballen had. (…) Op een dag was ik alleen thuis. (..) Toen ik bij hem aan tafel in de keuken zat voelde ik dat hij ineens mijn knieën tussen zijn knieën klemde. Ook pakte hij met zijn benen mijn polsen vast en klemde die af. Ik had mijn handen nl op mijn knieën liggen toen hij dat deed. (…) Ik was psychisch al aan mijn eind. (…) Hij lachte mij in mijn gezicht uit. Hij heeft mij een hele lange tijd in deze houding vastgehouden. (..) Tot hij op zeker moment sleutels van beneden hoorde of dat mijn moeder en zussen de trap opkwamen. Hij stond op en liet mij los. Ik bleef zitten huilen. Mijn ouders kwamen binnen. (..)" 1.2.2. Juridische beoordeling 1.2.2.1. Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer3] [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer3] hebben tegenover de politie en tegenover de rechter-commissaris verklaard dat zij gedurende de onderscheiden tenlastegelegde periodes meermalen door verdachte zijn verkracht, welke verkrachtingen veelal gepaard gingen met geweld. Ten aanzien van de vraag naar de betrouwbaarheid van de door voornoemde vrouwen afgelegde verklaringen overweegt het hof als volgt, waarbij zij zich grotendeels aansluit bij hetgeen de rechtbank dienaangaande heeft overwogen. [slachtoffer1],
[slachtoffer2]
en
[slachtoffer3]
hebben
bij
de
politie
uitvoerige,
gedetailleerde en op hoofdlijnen consistente verklaringen afgelegd omtrent hun seksuele contacten met verdachte die zij tegenover de rechter-commissaris hebben bevestigd. Het hof heeft geen onverklaarbare tegenstrijdigheden in de verklaringen van hen kunnen vaststellen, op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat die verklaringen niet betrouwbaar zouden zijn. De verklaringen zijn zo gedetailleerd en uitvoerig dat het hof het niet waarschijnlijk acht dat de verklaringen tot op dat niveau op elkaar zijn afgestemd.
Het hof merkt het volgende op met betrekking tot de door de verdediging ter gelegenheid van pleidooi in hoger beroep aangehaalde tapgesprekken waaruit zou volgen dat [benadeelde1] meerdere vrouwen, waaronder [slachtoffer1] en [slachtoffer2], heeft aangespoord om aangifte te doen en verklaringen af te leggen om haar eigen aangifte contra [medeverdachte4] te ondersteunen. De eerste contacten van [slachtoffer1] en [slachtoffer2] met de politie dateren van november 2009 respectievelijk 19 september 2010.
Een
groot
deel
van
de
door
de
raadsman
aangehaalde
tapgesprekken
vonden na deze datum plaats. De inhoud van de tapgesprekken die voorafgaande aan voornoemde data hebben plaatsgevonden rechtvaardigen naar het oordeel van het hof niet het oordeel dat sprake is geweest van een aansporing tot het doen van aangifte. Van het afstemmen van de aangiften / de inhoud van de afgelegde dan wel nog af te leggen verklaringen is het hof bovendien niet gebleken. Uit deze tapgesprekken blijkt alleen dàt er
gesprekken
hebben
plaatsgevonden
tussen
[benadeelde1]
en
verschillende
aangeefsters/aangevers. Voornoemde omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, maken dat het hof met de rechtbank en de advocaat-generaal, geloof hecht aan de verklaringen van [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer3] en acht de verklaringen om die reden ook bruikbaar voor het bewijs. Het hof betrekt in haar oordeel tevens dat voormelde verklaringen van [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer3] bovendien worden ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals in het hiernavolgende nog uiteen zal worden gezet. Het hof acht van belang dat de verklaringen van [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer3] op essentiële punten overeen komen. Alle drie de vrouwen zijn (in de periode van de tenlastegelegde feiten) uitzendkracht geweest bij [medeverdachte3] (hierna:
[medeverdachte3])
en
waren
woonachtig
in
dezelfde
woning
van
[medeverdachte3] boven het kantoor van [medeverdachte3] aan de [adres1], alwaar ook het merendeel van de seksuele contacten tussen verdachte en de vrouwen in een achtereenvolgende periode ([slachtoffer3]: september 2008-juni 2009, [slachtoffer1]: september-november 2009 en [slachtoffer2]: april 2010) hebben plaatsgevonden. [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer3] verklaren afzonderlijk van elkaar dat verdachte vlak na kennismaking toenadering zocht en dat hij zich in eerste instantie liet wegsturen, maar (vervolgens) ‟s nachts bij hen in bed kroop - onaangekondigd en ongevraagd. De vrouwen verklaren in gelijke zin over het door verdachte onverhoeds uittrekken van hun broek en onderbroek en het gebruik door verdachte van een condoom. [slachtoffer1] en [slachtoffer2] verklaren beide over verdachtes interesse in anale seks. Voorts verklaren alle drie de vrouwen over geweld en/of kracht en/of dwang dat/die verdachte bij de verkrachtingen heeft gebruikt, waaronder - zo verklaren althans [slachtoffer1] en [slachtoffer2] - onder meer het argument dat hij hun baas is en tegen hen zei: „Geen seks, geen werk‟, althans woorden van gelijke strekking. Voor zover de verdediging met betrekking tot dit laatste zinnetje heeft gesteld dat onduidelijk is wat verdachte precies heeft gezegd, overweegt het hof dat uit de verklaringen van elk van deze vrouwen ondubbelzinnig blijkt dat zij - hoe de precieze woordkeus van verdachte ook is geweest - datgene wat verdachte op dit punt tegen hen heeft gezegd in elk geval zo hebben kunnen begrijpen dat verdachte van hen seks verlangde in ruil voor werk en/of huisvesting.
Het hof is voorts van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer3]
elkaar ondersteunen, nu
de wijze waarop
(de
aanloop
naar)
de
verkrachtingen hebben plaatsgevonden op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont. Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten 1, 2 en 7 worden de verklaringen van [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer3] daarom over en weer tot het bewijs gebezigd. 1.2.2.2. Nadere bewijsoverweging ter zake de verkrachting van[slachtoffer1] (feit 1) De verklaringen van [slachtoffer1] worden, naast de verklaringen van [slachtoffer2] en [slachtoffer3], eveneens ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2009, de verklaringen van [getuige1], en [slachtoffer5] en de verklaring van verdachte bij de politie. In een proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2009 is onder meer het volgende geverbaliseerd: "Op vrijdag 20 november 2009 (…) kregen wij (..) de melding (..) te gaan naar de [adres1] te Deventer. Aldaar zou een slecht Engels sprekende vrouw hulp nodig hebben. (..) In het uitzendbureau zaten meerdere Turkse mannen. (…) Vervolgens werden wij verbalisanten aangesproken door een vrouwspersoon. Zij bevond zich op de eerste verdieping van perceel [nummer] (het hof begrijpt: [nummer]) aan de [adres1] te Deventer. (…) Hier werden wij aangesproken door een vrouw genaamd[slachtoffer1] (…). Zij verklaarde dat ze sinds drie maanden werkzaam is voor het uitzendbureau, gelegen op
de
begane
grond
van
het
perceel.
Zij
werkt
in
[plaats2]
in
een
vleesverwerkingsfabriek en haar baas is [verdachte]. (..) [slachtoffer1] verklaarde dat ze vandaag op vrijdag 20 november 2009, hardhandig was aangepakt door haar baas. Zij verklaarde dat haar baas haar beetpakte aan haar bovenarmen en vervolgens tegen de muur gooide. [slachtoffer1] liet ons verbalisanten een blauwe plek op haar rechter bovenarm zien. Zij verklaarde vaker te zijn mishandeld door haar baas. (..) Wij verbalisanten zagen dat [slachtoffer1] een gespannen en zenuwachtige indruk maakte. Op doorvragen van ons verbalisanten verklaarde ze dat erin het verleden wel meer is gebeurd dan alleen de mishandelingen. Zij verklaarde dat ze (..) gedwongen seks heeft gehad met haar baas." [getuige1] heeft bij de politie over [slachtoffer1] het volgende verklaard: "[slachtoffer1] heeft ook een tijd bij mij ingewoond. (..) Omdat zij Zij heeft niet verteld door wie zij geslagen was. Ik heb zelfs van haar blauwe plekken nog foto‟s gemaakt. (..) Aan de binnenkant van haar bovenarm en onder een van haar ogen had zij volgens mij ook een blauwe plek. (..) [slachtoffer1] rilde helemaal van de zenuwen. Ik heb haar gevraagd wat er was gebeurd maar dat wilde zij mij niet vertellen. (..) Ik denk dat dit in de maand november 2009 was. (..) [slachtoffer5] heeft bij de politie over [slachtoffer1], door haar [slachtoffer1] genoemd, het volgende verklaard: "[verdachte] vertelde altijd tegen de vrouwen: “Jij niet seks geven, jij geen werk hebben”(…)
Ik
heb
wel
gehoord
dat
blonde
[slachtoffer1],
ook
wel
genoemd
[slachtoffer1] al huilende vertelde aan [benadeelde1] dat zij met [verdachte] naar bed moest en seks met hem moest hebben. (…) Ik hoorde dat [slachtoffer1] hevig huilde en ze tegen [benadeelde1] [zei] dat zij niet met hem wilde neuken."
Daarnaast heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij vanaf de zomer van 2009 zo'n 20 keer seks heeft gehad met[slachtoffer1] en dat hij ook ter terechtzitting van het hof heeft verklaard dat hij seks met [slachtoffer1] heeft gehad. Het hof acht op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem onder 1 tenlastegelegde. 1.2.2.3. Overige bewijsoverwegingen ter zake de verkrachting van [slachtoffer2] (feit 2) De verklaringen van [slachtoffer2] worden, naast de verklaringen van [slachtoffer1] en [slachtoffer3]
eveneens
ondersteund
door
de
verklaringen
van
[benadeelde1],
[getuige2], een tapgesprek tussen [getuige2] en [slachtoffer2] op 4 november 2010 om 20:16 uur en de verklaring van verdachte bij de politie. [benadeelde1] heeft over [slachtoffer2], door haar [slachtoffer2] genoemd, bij de politie het volgende verklaard: "[slachtoffer2] is misbruikt door [verdachte]. [slachtoffer2] woonde bij ons aan de [adres1]. In het begin wist ik er niets van maar op een gegeven moment kwam ze huilend de keuken in. Ze pakte haar spullen en riep dat ze daar niet meer kon wonen en het niet meer vol hield omdat [verdachte] haar wakker maakt, haar uitkleedde en tot seks dwong, haar bij de keel pakte. (..) Toen ze de keuken binnenstormde en zei dat [verdachte] haar tot seks dwong. Ik weet dat ze vertelde dat ze door hem bij de keel was gepakt. Dat hij haar heeft verkracht. (..) Ze zei dat hij haar daarvoor ook vaak lastig viel, haar ‟s nachts wakker maakte." [getuige2] heeft over [slachtoffer2], door hem [slachtoffer2] genoemd, bij de politie het volgende verklaard: "[slachtoffer2] heeft mij vanuit Nederland gebeld. Ik was toen in Polen. Dit was ongeveer in maart of april 2010. Zij heeft mij gevraagd om haar te helpen. Ze wilde weg uit het huis waar ze toen woonde. [slachtoffer2] vertelt mij dat [verdachte] tegen haar had gezegd dat wanneer zij niet met hem ([verdachte]) wilde slapen, dan kon ze opdonderen. Iemand had tegen [slachtoffer2] gezegd dat ze het niet zo serieus moest nemen, maar [slachtoffer2] moest hierover huilen (..)." Daarnaast wordt de verklaring van [slachtoffer2] ondersteund door een tapgesprek tussen [slachtoffer2] en [getuige2] op 4 oktober 2010 om 20.16 uur. "Dan zal ik je zeggen dat hij mij verkracht heeft. (..) [slachtoffer2] oh, jij bent de eerste persoon die van weet. (..) [getuige2] heeft de baas zelf jou verkracht? [slachtoffer2] ja. (..) [getuige2] maar hoe kwam dat hij jou verkracht heeft? [slachtoffer2] Omdat ik in een particuliere woning was, dat was woning die door het [uitzend]bureau werd gegeven en hij had de sleutels van die woning wat ik niet wist dat hij de sleutels had en na de werktijd, toen werkte ik in de nachtdiensten, kwam ik gewoon naar huis, ik reed met de andere mensen, zij zetten me uit en ik ging thuis me wassen en eten en slapen en op moment dat ik sliep kwam hij gewoon de woning binnen alsof dat normaal en legaal was alsof zijn eigen woning was, hij kwam op mijn kamer, ging zich uitkleiden, nou zulke scenes had ik. (…) Alles met geweld, ik ben niet zo groot als hij, hij is groot van postuur en ik was niet in staat, je weet het, en in begin ging ik
vluchten en daar woonde ook degene voor wie ik naar de politie moest gaan en zij zag wat er gebeurde , maar zij was niet altijd thuis en dan had hij de ruimte om zijn talenten te tonen. [getuige2] dus dat was niet een keer gebeurd, dus meerdere malen? [slachtoffer2] ja, twee keer. (..) [slachtoffer2] Zij hebben geen geweten, zij en als zij iets willen dan zullen zij er naar streven om het te bereiken, maar weet je ik heb in het begin gezegd van niet en van dit, maar iedereen zegt dat als je tegen een [getuige4] nee zegt dat hij na drie a twee weken opgeeft dus zei ik ook steeds neen, neen en hij ging me steeds chanteren dat als ik niet met hem naar bed ga slapen zal hij mij ontslaan en ik zei steeds dat ik niet een hoer uit Polen is die werk krijgt in ruil voor haar kont." Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij twee of drie keer seks heeft gehad met [slachtoffer2]. Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof bevestigd dat hij seks heeft gehad met [slachtoffer2]. Het hof acht op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem onder 2 tenlastegelegde. 1.2.2.4. Overige bewijsoverwegingen ter zake de verkrachting van [slachtoffer3] (feit 7) De verklaringen van [slachtoffer3] worden, naast de verklaringen van [slachtoffer1] en [slachtoffer2] eveneens ondersteund door de verklaring van [getuige3], de moeder van aangeefster en de verklaring van verdachte bij de politie. [getuige3] heeft bij de politie over [slachtoffer3] het volgende verklaard: "V: Even terug naar [verdachte]. Kwam hij ook bij jullie thuis op bezoek? A: Ja. (..) Hij kwam wanneer hij wilde. (..) Hij kwam vrij vaak. In het begin kwam hij elke dag, daarna minder vaak. (..) Eerst overdag. Daarna kwam hij vaker ‟s avonds of ‟s nachts. (..) Alleen aan de [adres1] kwam hij ook ‟s nachts. (..) Hij sprak steeds over mijn dochter [slachtoffer3]. (..) V: Wat vond u ervan dat hij ook naar haar slaapkamer ging als u naar u eigen slaapkamer ging? A: (..) Soms wist ik niet eens dat hij er was en naar de slaapkamer van mijn dochter was. Zo voorzichtig deed hij dat dan. (..) V: Hoe wist u dan toch dat dit was gebeurd? Dat hij haar slaapkamer binnen was gegaan? A: Ik zag dat in de ochtend. Als ik uit bed kwam zag ik dat hij geen jas aan had, dat hij dus niet was gekomen, maar dat hij was blijven slapen bij ons. (..) V: Weet u wat [slachtoffer3] van [verdachte] vond? A: (..) Het veranderde omdat hij opdringerig werd. Hij kwam elke dag of zij nou wilde of niet. Dat vond zij niet goed. (..) V: Hoe weet u dat [slachtoffer3] dat niet wilde?
A: Omdat ze later meerdere malen huilde. Aan het einde vroeg ze ons, mama, papa, haal hem bij mij weg. De reden hiervan vertelde ze niet echt. Ze zei dat ze niet met hem wilde zijn. (..) V: [verdachte] werd dus opdringerig richting [slachtoffer3]. Ze huilde, wat was de opdringerigheid? A: Hij heeft zelf voor de situatie gezorgd dat ze hem niet meer wilde zien. (..) Er is een situatie voorgekomen in mijn afwezigheid. (..) V: Wat voor een situatie zag u dan? A: (..) Hij was naar boven gegaan. (..) Toen ik binnen kwam, beneden, hoorde ik een geluid alsof er met een vuist op tafel werd geslagen. Ik ging de trap op en liep de keuken binnen. [slachtoffer3] zat klem tussen het keukenblok en de tafel. Ze zat op een stoel. Hij ook. En hij hield zijn benen om haar benen heen, zodat ze niet weg kon. Ze zat klem. Het leek alsof hij haar met zijn benen klem had gezet zodat ze niet weg kon. Ze zat ook tussen de tafel en keukenblok. Ik zag dat hij met zijn vuist op tafel sloeg. (..) Ik zag mijn dochter. Ik zag dat ze geschrokken was. Ze was rood. Ik wist niet wat er was gebeurd. Ik schreeuwde tegen hem: „Wat ben je aan het doen?‟ Hij zei: „Niets.‟ Het lukte mijn dochter toen om weg te rennen. Ze rende naar haar kamer. Ik kwam haar kamer binnen en vroeg wat er was gebeurd. Mijn dochter bleef alleen maar huilen. Het leek alsof hij bang werd of verrast was dat iemand deze situatie had gezien. (..) A: (…) Hij dringt zijn wil op. Hij wil altijd zijn zin hebben en luistert nooit naar anderen. (..) A: (…) 1 of 2 maanden na dit gebeuren zijn we verhuisd naar de [adres2]. We woonden 8 maanden aan de [adres1] in totaal. Dat was in de periode van september 2008 tot ongeveer juni 2009. (..) V: Waar komt het vermoeden weg dat het om seks zou gaan.(..) A: Omdat mijn dochter hem ook vaak wegstuurde uit de kamer. Ze riep dan: „Nee‟ en ze riep dan dat hij weg moest. Hij ging dan wel weg omdat hij wist dat ik anders zou komen of mijn man. ‟s Nachts kwam hij dan toch weer terug omdat ik hem de volgende ochtend in ons huis aan trof. Ik vroeg dan aan mijn dochter of hij bij haar geslapen had en dat gaf ze dan wel aan, dat dit zo was. V: Had u het gevoel dat dit met instemming van uw dochter was? A: (..) Later wilde ze helemaal niet meer dat hij zo komen, of zou blijven. Ik zei dat ze dat dan tegen hem moest zeggen. Ze zei dan tegen mij dat het haar niet lukte om dit aan zijn verstand te brengen.(...)" Verdachte heeft tegenover de politie en ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij seks heeft gehad met [slachtoffer3]. Het hof overweegt naar aanleiding van hetgeen de raadsman ter gelegenheid van het pleidooi
naar
voren
heeft
gebracht
aangaande
het
ontbreken
van
verzet
van
[slachtoffer3] het navolgende. Uit de verklaring van [slachtoffer3] kan afgeleid worden dat zij haar fysieke verzet gedurende de verkrachtingen af en toe jegens verdachte staakte. Deze omstandigheid staat echter een bewezenverklaring van dwingen in de zin van artikel 242 Sr niet in de weg. Als in een eerdere fase sprake is van kenbaar verzet -
hetgeen ondubbelzinnig uit de verklaringen van [slachtoffer3] blijkt
- staat de
afwezigheid daarvan in een latere fase de aanname van dwang niet in de weg. Het hof acht op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem onder 7 tenlastegelegde. 2 Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3: mensenhandel Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van mensenhandel ex art. 273f lid 1, sub 1, sub 4 en sub 6 van het Wetboek van Strafrecht
(Sr)
met
betrekking
tot
[benadeelde1],[slachtoffer1],
[slachtoffer2],
[slachtoffer4], [slachtoffer5], [slachtoffer6] en [slachtoffer3] en een of meer andere personen. 2.1. Standpunt advocaat-generaal en verdediging 2.1.1. Standpunt advocaat-generaal De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden
dat
verdachte
zich
schuldig
heeft
gemaakt
aan
het
medeplegen
van mensenhandel in de zin van artikel 273f, lid 1 sub 1, sub 4 en sub 6 Sr. Met de rechtbank is de advocaat-generaal van oordeel dat mensenhandel met betrekking tot één of meer andere personen' niet kan worden bewezen. 2.1.2. Standpunt verdediging De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de in de tenlastelegging omschreven [slachtoffer1],
feitelijkheden
uitsluitend
[slachtoffer2],
betrekking
[slachtoffer4],
hebben
[slachtoffer5],
op
[benadeelde1],
[slachtoffer6]
en
[slachtoffer3], nu de rechtbank van het onderdeel 'één of meer andere personen' heeft vrijgesproken. Voorts heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het hem onder 3 tenlastegelegde. De verdediging heeft aan de hand van de vijf onderwerpen waarin de rechtbank de aan verdachte verweten gedragingen heeft onderverdeeld, en onder verwijzing naar met name tapgesprekken die in de appelfase op instigatie van de verdediging aan het dossier zijn toegevoegd, aangevoerd dat geen sprake was van gedwongen of verplichte arbeid of diensten, slavernij en met slavernij of dienstbaarheid te vergelijken praktijken in de zin van artikel 273f Sr. 2.2. Oordeel hof 2.2.1. Vrijspraak zinsnede 'een of meer andere personen' Overeenkomstig de rechtbank heeft geoordeeld zal het hof verdachte vrijspreken ten aanzien van de in de tenlastelegging opgenomen zinsnede 'een of meer andere personen', nu de in de tenlastelegging omschreven feitelijkheden uitsluitend betrekking hebben op de daarin opgenomen personen. 2.2.2.
Wettelijk kader 273 f lid 1 sub 1, 4 en 6 Sr Voor een bewezenverklaring op grond van hetgeen is opgenomen in sub 1 van artikel 273 f lid 1 Sr is vereist dat sprake is van een gedraging (werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten, opnemen) onder uitoefening van dwang/druk (geweld of een andere feitelijkheid, afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen) met het oogmerk van uitbuiting van de ander of de verwijdering van diens organen. Voor de vervulling van de delictsomschrijving is het niet nodig dat de verhandelde persoon daadwerkelijk wordt uitgebuit of diens orgaan wordt verwijderd. Voor een bewezenverklaring op grond van hetgeen is opgenomen in sub 4 van artikel 273f lid 1 Sr is vereist dat iemand een ander met de onder sub 1 genoemde dwang/drukmiddelen dwingt of beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten of zijn organen beschikbaar stelt, dan wel onder de onder sub 1 genoemde
omstandigheden
enige
handeling
onderneemt
waarvan
hij
weet
of
redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid of diensten. Het gaat om elke handeling waardoor de ander in de feitelijke situatie komt te verkeren dat hij of zij zich beschikbaar stelt. Het oogmerk tot uitbuiting vormt geen onderdeel van deze strafbepaling. De wetgever heeft blijkens de wetsgeschiedenis met deze bepaling beoogt strafbaar te stellen degene die gebruik maakt van een uitbuitingssituatie die hij/zij niet zelf hoeft te hebben gecreëerd. Voor een bewezenverklaring van sub 6 van artikel 273f lid 1 Sr is vereist dat iemand opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander. Het (voorwaardelijk) opzet dient gericht te zijn op het voordeel trekken van de uitbuiting van die ander. Degene die profijt trekt, weet of behoort te weten dat uitbuiting plaatsvindt. Opzet op uitbuiting zelf is echter niet vereist. Het huidige artikel 273f eerste lid aanhef sub 6 Sr vindt zijn oorsprong in het oude artikel 250a eerste lid aanhef sub 4 Sr zoals dat in de Wet opheffing algemeen bordeelverbod (Stb. 1999, 464) werd geïntroduceerd. Daarin werd strafbaar gesteld: "Degene die opzettelijk voordeel trekt uit seksuele handelingen van een ander met een derde tegen betaling, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich onder de onder 1 genoemde omstandigheden beschikbaar stelt tot het plegen van die handelingen". Blijkens de memorie van toelichting (Kamerstukken II 25 437, nr. 23) omdat: " Daar het niet volstrekt zeker is of met behulp van deelnemingsconstructies in voldoende mate effectief kan worden opgetreden tegen achtergronddaders, wordt voorgesteld ook uitdrukkelijk strafbaar te stellen degene die opzettelijk voordeel trekt uit seksuele handelingen van een ander met een derde, terwijl hij weet of behoort te weten dat die ander zich onvrijwillig prostitueert, dan wel indien die ander minderjarig is. Strafrechtelijk optreden tegen exploitatie van onvrijwillige prostitutie en van prostitutie door minderjarigen kan beter worden geëffectueerd, indien strafbaar wordt gesteld het opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen (vgl. artikel 432, onderdeel 3°, Sr. inzake soutenage) ". Bij
de
Wet
ter
uitvoering
van
internationale
regelgeving
ter
bestrijding
van
mensensmokkel enmensenhandel (Kamerstukken II 2003-2004, 29 291, nrs 1-2) is de delictsomschrijving in artikel 250a eerste lid aanhef sub 4 vervangen door de huidige delictsomschrijving in artikel 273f lid 1 aanhef sub 6. Daarin werd als schuldige
aan mensenhandel strafbaar
gesteld 'degene
die
opzettelijk
voordeel
trekt
uit
de
uitbuiting van een ande r'. Blijkens de Memorie van Toelichting werd daarmee het bepaalde in artikel 250a, eerste lid, onderdeel 4, geacht te zijn uitgebreid tot andere vormen van uitbuiting dan seksuele uitbuiting (Kamerstukken II 2003-0004, 29924, nr. 3, p. 19.). Ingevolge het tweede lid van artikel 273f Sr omvat uitbuiting ten minste uitbuiting van een ander in de prostitutie, andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen of verplichte arbeid of diensten, slavernij en met slavernij of dienstbaarheid te vergelijken praktijken. Dat zijn alle vormen van moderne slavernij. Daarbij kan worden gedacht aan tewerkstelling onder dwang of het maken van misbruik van een afhankelijke positie van een persoon die onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs geen andere keuze heeft dan in een toestand van uitbuiting te geraken. Als voorbeeld wordt in de Memorie van Toelichting aangehaald een extreem lange werkweek tegen onevenredig lage betaling onder slechte werkomstandigheden. 2.2.3. Vaststelling feiten en omstandigheden Het hof stelt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feitelijke gang van zaken vast. 2.2.3.1. Organisatie en werkwijze van [medeverdachte3] [medeverdachte3] (hierna: [medeverdachte3]) is op 4 december 2008 opgericht met als bedrijfsactiviteit het invullen van arbeidsplekken in Nederland met werknemers uit de omliggende EU-landen. Het betreft een uitzendbureau. Vanaf de oprichting van [medeverdachte3] is [verdachte] bestuurder in de functie van algemeen directeur en aandeelhouder. Per 5 februari 2009 is als bestuurder eveneens in de functie van algemeen directeur en aandeelhouder toegetreden [medeverdachte2]. Beiden zijn zelfstandig bevoegd. Voor de tewerkstelling van de uitzendkrachten richt [medeverdachte3] zich op de vleesen schoonmaakindustrie. Vanaf de oprichting heeft [medeverdachte3] gemiddeld 100 uitzendkrachten aan het werk. Het personeel heeft voornamelijk de Poolse nationaliteit. Het overgrote deel van het personeel is tewerkgesteld bij[bedrijf] (hierna: [bedrijf]). Met de werknemers werd een uitzendovereenkomst gesloten die opgesteld werd in de Nederlandse taal en waarop het uitzendbeding ex art. 7:691 BW van toepassing werd verklaard. Ingevolge een uitzendbeding eindigt de uitzendovereenkomst van rechtswege als de inlener - dat wil zeggen het bedrijf waar de uitzendkracht feitelijk werkt, in onderhavige zaak [bedrijf] - het uitzendbureau laat weten dat hij de uitzendkracht niet langer wil laten werken. Aan
de
werknemers
werd
de
mogelijkheid
geboden
om
van
de
huisvestingsmogelijkheden van [medeverdachte3] gebruik te maken. De huurprijs bedroeg € 40,- of € 50,- per week op basis van twee personen per slaapkamer en een gezamenlijk
gebruik
van
de
woonkamer,
keuken
en
andere
voorzieningen.
De
mogelijkheid bestond om een slaapkamer voor één persoon te huren, tegen een hogere huurprijs. Verdachte [verdachte] heeft gedurende het verhoor als getuige tegenover de raadsheer-commissaris verklaard dat ongeveer 30% tot 35% van de werknemers een woning van [medeverdachte3] huurde.
Voor de werknemers die niet beschikten over eigen vervoer, werd gratis vervoer van en naar het werk aangeboden. De werknemers die over eigen vervoer beschikten kwam een reiskostenvergoeding per kilometer toe van 19 cent per kilometer. In de fabriek waren folders aanwezig, opgesteld in verschillende talen, met daarin opgenomen de huisregels van de fabriek. [bedrijf] hanteerde disciplinaire maatregelen die in het algemeen bestonden uit de oplegging van boetes. Ook [medeverdachte3] hanteerde disciplinaire maatregelen. Deze maatregelen hadden hoofdzakelijk van doen met het niet nakomen van afspraken en toezeggingen terwijl de continuïteit van het vleesverwerkingsbedrijf dat wel vergde/behoefde. De bedrijfsleider van [bedrijf] heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat [bedrijf] drie soorten boetes hanteerde, te weten een boete ingeval een werknemer niet kwam werken en zich daar niet tijdig voor afmeldde - ongeacht de reden van afwezigheid -, een boete voor roken op de werkplek en een boete voor alcoholgebruik op de werkplek. Betaling van het salaris vond op basis van de gewerkte uren, vierwekelijks plaats met de mogelijkheid van contante voorschotten op de vierwekelijkse periode. Werknemers beschikten over de mogelijkheid om bij [bedrijf] vlees en andere materialen die niet tot de basisuitrusting behoorde, af te nemen. [bedrijf] berekende deze kosten door aan [medeverdachte3]. [medeverdachte3] bracht deze kosten vervolgens in mindering op het salaris van de betreffende werknemer die deze goederen had afgenomen. De registratie van de uitbetalingen van het salaris was verre van ordentelijk. Een groot deel van de betalingen vonden op verzoek van werknemers per kas plaats maar werden door
bestuurder
[medeverdachte2]
niet,
althans
niet
volledig,
verwerkt
in
de
administratie van [medeverdachte3]. Daardoor is een onbetrouwbaar beeld ontstaan van de kasstromen. Verificatie van ondermeer de kasstromen is daardoor - tot op heden onmogelijk gebleken. 2.2.3.2.
Verklaringen
aangeefsters
[benadeelde1],
[slachtoffer1],
[slachtoffer3],
[slachtoffer2], [slachtoffer4], [slachtoffer5] en aangever [slachtoffer6] ten aanzien van de tenlastegelegde handelingen/gedragingen Het hof stelt vast dat de in de tenlastelegging omschreven feitelijkheden zijn onder te verdelen in de volgende onderwerpen: I. huisvesting, II. vervoer, III. arbeidsovereenkomst en IV. financiën. Hierna zet het hof de verklaringen uiteen die de aangeefsters respectievelijk aangever hebben afgelegd over voornoemde onderwerpen. Het hof sluit zich dienaangaande grotendeels aan bij de overwegingen van de rechtbank. I. Huisvesting [benadeelde1],[slachtoffer1],
[slachtoffer2],
[slachtoffer4],
[slachtoffer5]
en
[slachtoffer6] hebben verklaard te zijn gehuisvest in een woning van [medeverdachte3], dat zij daarvoor € 40,- of € 50,- per week (respectievelijk € 150,- of € 200,- per maand)
aan huur moesten betalen, hetgeen werd ingehouden op het salaris en dat zij met meer personen het huis moesten delen. Ook [slachtoffer3] heeft verklaard met haar familie die ook werkzaam was voor [medeverdachte3] - te zijn gehuisvest in een woning van [medeverdachte3] en dat de huur werd ingehouden van haar salaris. Met uitzondering van [slachtoffer6] hebben deze werknemers voorts verklaard dat verdachte [verdachte] in het bezit was van de huissleutel van hun huis en dat hij zich te allen tijde (ongewenst) de toegang kon verschaffen tot de woningen van die werknemers. [slachtoffer4], [slachtoffer5] en [slachtoffer3] hebben verder verklaard dat zij vaak, zonder opgaaf van redenen
en
op
korte
termijn,
moesten
verhuizen.
[slachtoffer2],
[slachtoffer4],
[slachtoffer5] en [slachtoffer3] hebben verklaard dat hun woning verwaarloosd was. II. Vervoer [benadeelde1], [slachtoffer1], [slachtoffer2], [slachtoffer4], [slachtoffer5], [slachtoffer6] en [slachtoffer3] hebben allen verklaard dat zij door of vanwege verdachte en/of zijn medeverdachte(n) van en naar hun werk werden vervoerd. III. Arbeidsovereenkomst [benadeelde1],
[slachtoffer1],
[slachtoffer2],
[slachtoffer4],
[slachtoffer5]
en
[slachtoffer6] hebben verklaard (arbeids)overeenkomsten te hebben ondertekend, terwijl deze waren opgesteld in de Nederlandse taal, een taal die zij onvoldoende machtig waren. IV. Financiën [benadeelde1], [slachtoffer1], [slachtoffer2], [slachtoffer5] en [slachtoffer3] hebben verklaard dat zij de eerste twee weken dat zij gewerkt hebben geen salaris hebben uitbetaald
gekregen,
maar
alleen
voorschotten.
[benadeelde1],
[slachtoffer1],
[slachtoffer2], [slachtoffer4], [slachtoffer5], [slachtoffer6] en [slachtoffer3] hebben allen verklaard dat zij voorschotten op het salaris uitbetaald hebben gekregen. [benadeelde1] heeft verklaard dat er boetes werden opgelegd die op het salaris werden ingehouden. [benadeelde1], [slachtoffer1], [slachtoffer2], [slachtoffer4], [slachtoffer5], [slachtoffer6] en [slachtoffer3] hebben verklaard dat zij blanco kwitanties hebben ondertekend en/of dat kwitanties ten name van hen valselijk zijn opgemaakt. Voorts hebben alle in de tenlastelegging opgenomen personen verklaard dat er geen loonafschriften werden verstrekt en hebben [benadeelde1], [slachtoffer6] en [slachtoffer3] verder verklaard dat, voor zover die wel werden verstrekt, dit slechts gebeurde na uitdrukkelijk verzoek hiertoe. [benadeelde1], [slachtoffer4] en [slachtoffer5] hebben verklaard dat zij geen toeslag
voor
nachtdienst
kregen
uitbetaald
en
[benadeelde1],
[slachtoffer4],
[slachtoffer5] en [slachtoffer3] hebben verklaard dat zij bij ziekte geen ziektegeld uitbetaald
kregen.
[benadeelde1],
[slachtoffer5], [slachtoffer6]
en
[slachtoffer1],
[slachtoffer3]
[slachtoffer2],
hebben
tot
[slachtoffer4],
slot verklaard
dat
zij
uiteindelijk niet het volledig resterende salaris waar zij recht op zouden hebben, uitbetaald hebben gekregen. 2.2.3.3.
Verklaringen
aangeefsters
[benadeelde1],
[slachtoffer1],
[slachtoffer3],
[slachtoffer2], [slachtoffer4], [slachtoffer5] en aangever [slachtoffer6] ten aanzien van tenlastegelegde dwang/drukmiddelen in relatie tot uitbuiting dan wel bewegen tot het verrichten van arbeid
In onderstaande zet het hof de verklaringen uiteen die de aangeefsters respectievelijk aangever hebben afgelegd ten aanzien van de door hen gestelde uitgeoefende dwang, bedreiging en geweld door verdachte en/of zijn medeverdachten. Dwang, bedreiging en geweld [benadeelde1] en [slachtoffer3] hebben verklaard dat verdachte [verdachte] heeft gedreigd hen uit huis te zetten en/of een deel van het salaris in te houden en/of te ontslaan, indien zij niet aan het werk zouden gaan. [slachtoffer4] heeft verklaard dat verdachte [verdachte] heeft gedreigd haar het huis uit te zetten indien zij niet zou luisteren en [slachtoffer6] heeft verklaard dat verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte4] hebben gedreigd hem het huis uit te zetten indien hij niet aan het werk zou gaan. [slachtoffer1], [slachtoffer2], [slachtoffer4] en [slachtoffer5] hebben verklaard dat verdachte [verdachte] hen heeft gezegd dat er geen werk voor hen zou zijn als ze geen seksuele handelingen met verdachte zouden verrichten. [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer3] hebben verklaard dat zij meermalen door verdachte [verdachte] zijn gedwongen tot seksueel contact, dat veelal met geweld gepaard ging. Het hof verwijst naar hetgeen ten aanzien van de feiten 1, 2, en 7 reeds is overwogen. [slachtoffer5] heeft verklaard dat zij door [verdachte] in haar billen is geknepen. [slachtoffer1], [slachtoffer2], [slachtoffer4], [slachtoffer6] en [slachtoffer3] hebben allen verklaard - al dan niet gedurende de seksuele contacten - te zijn mishandeld door verdachte en/of zijn medeverdachte [medeverdachte4]. [slachtoffer6] heeft verklaard dat hij is mishandeld en bedreigd, nadat hij bij verdachte [verdachte] had gevraagd om uitbetaling van door hem verdiend loon. 2.2.4. Juridische beoordeling 2.2.4.1. Mensenhandel in de zin van artikel 273f lid 1 sub 1 De vraag die het hof allereerst dient te beantwoorden is of verdachte en/of zijn medeverdachten de in de tenlastelegging genoemde personen hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen. Vooropgesteld wordt dat onbetwist is dat de bestuurders van [medeverdachte3], verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte2], werknemers - waaronder de in de tenlastelegging opgenomen personen in de onderscheiden tenlastegelegde periodes - hebben tewerkgesteld en gehuisvest en een aantal ook van en naar het werk hebben vervoerd, dan wel hebben laten vervoeren. Van andere handelingen dan 'huisvesten', 'vervoeren/overbrengen' is het hof niet gebleken. De vraag die het hof vervolgens dient te beantwoorden is of deze gedragingen onder uitoefening van dwang/drukmiddelen met het oogmerk van uitbuiting zijn begaan. Het hof overweegt dienaangaande als volgt. I. Huisvesting Niet betwist is de omstandigheid dat de tewerkstelling van een aantal werknemers hetgeen door verdachte [verdachte] is geschat op 30% tot 35% van het totaal aantal werknemers - was gekoppeld aan de huur van een woning van [medeverdachte3]. De huurbedragen van respectievelijk
€ 40,- of € 50,- per week - hetgeen het hof niet als onredelijk voorkomt - werden van het salaris van de betreffende werknemers ingehouden, hetgeen het hof evenmin onredelijk voorkomt. Uit door de verdediging in de appelfase aan het hof overgelegde gespreksverslagen volgt dat de uitzendkrachten de woningen mochten bezichtigen en zij een vrije keuze hadden om de woning al dan niet te huren. Van onaanvaardbaar achterstallig onderhoud aan de woningen is het hof niet gebleken. Uit
de
in
de
door
de
verdediging
in
de
appelfase
aan
het
hof
overgelegde
gespreksverslagen ten aanzien van de woning aan de [adres4] blijkt bovendien dat de reparaties
die
uitgevoerd
moesten
worden
op
kosten
van
[medeverdachte3]
plaatsvonden. De kosten werden niet afgewenteld op de werknemers, hetgeen door het openbaar
ministerie
aanvankelijk
op
basis
van
de
in
het
dossier
aanwezige
tapgesprekken werd gesuggereerd en door de rechtbank op basis daarvan ook is aangenomen. Uit tapgesprekken is aannemelijk geworden dat juist op instigatie van medeverdachte [medeverdachte2] opknapwerkzaamheden aan de woningen werden verricht, waarbij hij probeerde de werkzaamheden te laten uitvoeren op een wijze die voor de betrokkenen zo min mogelijk overlast zou veroorzaken Vast is komen te staan dat werknemers die niet langer werkzaam waren voor [medeverdachte3],
niet
langer
van
de
mogelijkheid
om
woonruimte
bij
[medeverdachte3] te huren, gebruik mochten maken en dat - mede in verband daarmee - een aantal werkneemsters op korte termijn opgedragen werd te verhuizen. Deze koppeling tussen werk en arbeid bracht naar het oordeel van het hof een bepaalde mate van onzekerheid mee voor de desbetreffende werknemers en was een factor die enige economische afhankelijkheid van de werknemers ten opzichte van [medeverdachte3] creëerde. Uit de verklaring die verdachte [verdachte] heeft afgelegd volgt dat hij over een sleutel beschikte van de woning aan de [adres1] omdat een van de kamers door hem werd gehuurd. Niet gebleken is dat [verdachte] ook over de sleutel van andere woningen beschikte. Voorts is het hof niet gebleken dat andere medeverdachten over sleutels van woningen beschikten. [medeverdachte2] heeft dienaangaande verklaard dat de bewoners bij de verhuizing zelf zorgdroegen voor de overdracht van de sleutels. Sleutels werden of tegen vergoeding overgenomen door de nieuwe bewoners of op eigen kosten door de nieuwe bewoner gekopieerd. Enige bemoeienis van één van de bestuurders van [medeverdachte3] dan wel andere werknemers op kantoor dienaangaande is het hof niet gebleken. Dit vindt ook steun in de door de verdediging overgelegde gespreksverslagen van tapgesprekken d.d. 3 oktober 2010 en 5 oktober 2010. II. Vervoer Wanneer de in de tenlastelegging opgenomen werkneemsters en werknemer ingestemd hadden om als uitzendkracht voor[medeverdachte3] werkzaam te zijn, werd voor vervoer naar de fabriek gezorgd. Het hof stelt ten aanzien van dit vervoer vast dat dit werd aangeboden wanneer de betreffende werknemer(s) niet over eigen vervoer beschikte(n). Het aangeboden vervoer was bovendien kosteloos. Het hof merkt in dit verband op dat de afstand Deventer -[plaats] aanzienlijk is. De werktijden waren daarnaast wisselend en vonden deels plaats op tijdstippen waarop geen openbaar vervoer mogelijk was.
III. Arbeidscontract Uit de verklaringen van aangeefsters - met uitzondering van [slachtoffer3] - en aangever volgt dat er uitzendovereenkomsten in een voor hen vreemde taal getekend werden, terwijl zij de inhoud daarvan niet kenden. [medeverdachte2] heeft hieromtrent verklaard - met welke verklaring [verdachte] heeft ingestemd - dat het contract niet werd vertaald, maar dat als een werknemer moeite had met het begrijpen van het contract hulp werd ingeroepen van een Engelssprekende werknemer. Voor de werknemers was het veelal vooral van belang te weten wat het loon voor gewerkte uren zou zijn. Niet is overigens gebleken dat het uurloon onder het wettelijk minimum lag, noch dat er niet naar behoren uitvoering werd gegeven aan de aangegane arbeidsovereenkomsten door de werkgever. IV. Financiën: Overeenkomstig de rechtbank is het hof van oordeel dat met inachtneming van de door medeverdachte [medeverdachte2] ter terechtzitting van de rechtbank d.d. 29 oktober 2012 en hof d.d. 23 en 24 januari 2014 gegeven toelichting op de wijze van administreren en op grond van de door de verdediging overgelegde stukken, niet valt uit te sluiten dat de in de tenlastelegging opgenomen personen (uiteindelijk) niet te weinig uitbetaald hebben gekregen. Voor een bewezenverklaring van deze in de tenlastelegging opgenomen feitelijkheden biedt de voorhanden zijnde informatie dan ook onvoldoende aanknopingspunten. Dat geldt ook ten aanzien van de uitkering van ziekengeld. Niet gebleken is dat [medeverdachte3] voor [slachtoffer4], [slachtoffer5] en [slachtoffer3] ziekengeld heeft ontvangen hetgeen vervolgens niet aan hen zou zijn uitgekeerd. Ten aanzien van [benadeelde1] staat vast dat [medeverdachte3] ziekengeld heeft ontvangen, maar ten aanzien daarvan heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat dit bedrag is verrekend met de schuld die zij aan [medeverdachte3] had. Het hof is van oordeel dat voor een bewezenverklaring van deze in de tenlastelegging opgenomen feitelijkheid, de voorhanden zijnde informatie onvoldoende aanknopingspunten biedt. Nog daargelaten of deze omstandigheid op zichzelf bezien, dan wel in samenhang bezien met andere omstandigheden in onderhavige zaak als een element van uitbuiting aan te merken is. Dat geldt ook voor het door [benadeelde1], [slachtoffer4] en [slachtoffer5] gestelde aangaande de toeslag voor de nachtdienst. Het hof stelt vast dat hieromtrent in de uitzendovereenkomst niets is vastgelegd. Wat betreft de loonafschriften volgt uit gespreksverslagen van tapgesprekken dat de in de tenlastelegging opgenomen personen over loonafschriften/salarisstroken beschikking hebben gehad. Het hof is van oordeel dat voor een bewezenverklaring van deze in de tenlastelegging opgenomen feitelijkheid, op de verklaring van aangeefsters en aangever na, de voorhanden zijnde informatie onvoldoende aanknopingspunten biedt. Nog daargelaten of deze omstandigheid op zichzelf bezien, dan wel in samenhang bezien met andere omstandigheden in onderhavige zaak als een element van uitbuiting aan te merken is. Het hof overweegt ten aanzien van de oplegging van boetes als volgt. De in de tenlastelegging opgenomen werkneemsters en werknemer, hebben met uitzondering van [benadeelde1] niet verklaard over de oplegging van boetes. Deze feitelijkheid kan om die reden ten aanzien van hen niet worden bewezen. Ten aanzien van [benadeelde1] acht
het hof deze feitelijkheid evenmin bewezen, gelet op de door de verdediging overgelegde bijlage 38 bij pleidooi en hetgeen medeverdachte [medeverdachte2] hieromtrent tegenover het hof en de raadsheer-commissaris heeft verklaard. Nog daargelaten of deze omstandigheid
op
zichzelf
bezien,
dan
wel
in
samenhang
bezien
met
andere
omstandigheden in onderhavige zaak als een element van uitbuiting aan te merken is. Het hof merkt in dit verband op dat de oplegging van een boete ingevolge artikel 7:650 BW in beginsel is toegestaan. Vervolgens dient beoordeeld te worden of, gelet op de hiervoor benoemde handelingen, sprake is geweest van (het oogmerk van) uitbuiting. I. Seksuele uitbuiting Uit de verklaring van [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer3] volgt dat verdachte [verdachte] zich regelmatig ongewenst de toegang verschafte tot de woning aan de [adres1] alwaar deze vrouwen woonachtig waren. Aldaar heeft hij [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer3] meermalen gedwongen tot seksueel contact, hetgeen veelal gepaard ging met enige vorm van geweld. [slachtoffer1] heeft voorts verklaard dat dit tweemaal in de auto heeft plaatsgevonden. Deze vrouwen waren niet alleen voor hun werk - en daarmee voor hun levensonderhoud - van verdachte afhankelijk, maar ook voor hun huisvesting. Daardoor waren zij in ernstige mate beperkt in de mogelijkheden om zich aan deze situatie te onttrekken. Verdachte heeft aldus misbruik gemaakt van het uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht dat hij als huisbaas en werkgever op hen had door hen - veelal met geweld - te dwingen tot seksueel contact. Voor het bewijs dat de verdachte zich van dat overwicht bewust moet zijn geweest is toereikend dat de verdachte zich bewust moet zijn van de relevante feitelijke omstandigheden van de werkneemsters waaruit dat overwicht voortvloeit dan wel verondersteld moet worden voort te vloeien in die zin dat bij hem voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden aanwezig moet zijn. Dat verdachte zich hiervan bewust was volgt ondermeer uit
hetgeen
hij
[slachtoffer1], [slachtoffer2]
en
[slachtoffer3]
steeds
voorhield, te weten: "geen seks, geen werk". Het hof is van oordeel dat verdachte met zijn wijze van huisvesten van deze werkneemsters door middel van misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door toepassing van geweld het oogmerk van uitbuiting heeft gehad, te weten de seksuele uitbuiting bestaande uit eigen seksueel genot. Het huisvesten en/of vervoeren heeft er onder uitoefening van dwang/drukmiddelen toe geleid dat [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer3] ook daadwerkelijk in een - seksuele - uitbuitingssituatie zijn beland, en belet werden zich hieraan te onttrekken. Het
hof
benadrukt
dat
het
huisvesten/vervoeren
onder
uitoefening
van
dwang/drukmiddelen derhalve gericht was op de seksuele uitbuiting van voornoemde vrouwen, in ieder geval ziende op eigen seksueel genot van verdachte [verdachte]. Het hof acht niet bewezen dat verdachte [slachtoffer6] of de andere in de tenlastelegging opgenomen vrouwen, te weten [benadeelde1], [slachtoffer5] en [slachtoffer4], onder dwang/drukmiddelen heeft gehuisvest (aan de [adres1]) dan wel vervoerd met het oogmerk van seksuele uitbuiting en spreekt verdachte daarvan vrij. Ten aanzien van [slachtoffer5] merkt het hof in dat verband nog op dat het feit dat zij door [medeverdachte3] te werk werd gesteld en gebruik maakte van door [medeverdachte3] aangeboden huisvesting, tezamen met de aard van de toenadering die [verdachte] tot
haar zocht (zij heeft verklaard dat hij haar in de fabriek in haar billen heeft geknepen en haar een keer in de kleedkamer van achteren heeft gepakt) als onvoldoende wordt beoordeeld om aan te nemen dat ook in haar geval sprake is geweest van het oogmerk van seksuele uitbuiting, temeer omdat zij niet woonde in de woning aan de [adres1], maar in een woning aan de [adres3] in Deventer. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is het hof niet gebleken dat medeverdachte [medeverdachte2] dan wel anderen op enigerlei wijze betrokken waren bij het seksuele misbruik dat plaatsvond door verdachte. II. (Overige) arbeidsuitbuiting Het hof stelt ten aanzien van alle in de tenlastelegging opgenomen personen vast dat zij in economische zin afhankelijk waren van verdachte en zijn medeverdachten. De in de tenlastelegging opgenomen werknemers waren niet alleen wat betreft werk afhankelijk van verdachte en zijn medeverdachten, maar ook wat betreft huisvesting. Hoewel laatstgenoemde een bepaalde mate van onzekerheid meebracht voor de betrokken werknemers en een factor was die een grotere mate van economische afhankelijkheid van
de
werknemers
ten
opzichte
van
[medeverdachte3]
creëerde,
kan
deze
omstandigheid in onderhavige zaak niet als element van een uitbuitingssituatie worden aangemerkt. Het hof overweegt in dit verband dat de huurprijzen reëel waren, het de werknemers vrij stond om tegen betaling van een hogere huur een kamer voor zich alleen te huren, danwel om elders een woning te huren en dat niet is uitgesloten dat de werknemers er voor kozen om tegen een relatief lage huur een kamer te delen om het gedurende hun verblijf in Nederland verdiende geld te maximaliseren. Het hof overweegt voorts dat de koppeling werk-woning juist is geschapen teneinde werknemers van buiten Nederland in de gelegenheid te stellen alhier te kunnen werken, ondanks dat zij de taal niet spreken en hun weg in onze samenleving (aanvankelijk) in beperkte mate kunnen vinden. Daarbij heeft het hof in ogenschouw genomen het feit dat geen van de in de tenlastelegging
opgenomen
personen
door
[medeverdachte3]
of
één
van
haar
bestuurders, is geworven dan wel naar Nederland is gehaald en bovendien voorafgaande aan hun dienstverband bij [medeverdachte3] reeds elders in Nederland als uitzendkracht hebben gewerkt. Het hof benadrukt dat niet iedere afwijking van wat voor een mondige werknemer acceptabel is arbeidsuitbuiting oplevert. Een vergelijking met de normale arbeidssituatie in Nederland kan als relevant worden aangemerkt voorzover de arbeidsomstandigheden excessief en onaanvaardbaar zijn volgens de in de Nederlandse maatschappij en rechtsorde geldende normen. De werk- en leefomstandigheden van de in de tenlastelegging opgenomen werknemers zijn op generlei wijze als onaanvaardbaar aan te merken. Ook niet als deze worden afgezet tegen de in Nederland geldende maatstaven. Zo is niet gebleken dat het salaris dat de werknemers uitbetaald kregen onder het wettelijk minimumniveau lag en stond het verdiende inkomen geheel ter vrije beschikking van de werknemers. De feitelijkheden die betrekking hebben op de financiën acht het hof niet bewezen. Van extreem lange werkweken tegen onevenredig lage betaling onder slechte werkomstandigheden is het hof in het geheel niet gebleken. Van enige vorm van financiële uitbuiting (of het oogmerk daartoe) is aldus geen sprake geweest. Niet is gebleken dat de uitzendovereenkomsten van
de
in
de
tenlastelegging
opgenomen
personen
afweken
van
de
uitzendovereenkomsten die de andere werknemers van [medeverdachte3] hebben ondertekend, noch dat de inhoud van de uitzendovereenkomsten niet de werkelijke arbeidsvoorwaarden bevatten, noch dat verdachte en zijn medeverdachten op geheel andere wijze uitvoering hebben gegeven aan de overeenkomsten dan overeengekomen. Daarbij verdient opmerking dat niet elke afwijking van de arbeidsovereenkomst (of zelfs afwijking van hier te lande geldende minimumnormen) leidt tot het oordeel dat sprake is van (oogmerk van) uitbuiting. De omstandigheid dat de uitzendovereenkomsten alleen in de Nederlandse taal zijn opgesteld leidt in onderhavige zaak evenmin tot het oordeel dat dit een element is van een uitbuitingssituatie. Dat laat onverlet dat het uiterst ongewenst is wanneer een werknemer niet op de hoogte is van zijn precieze rechtspositie. Uit het dossier blijkt voorts evenmin dat de in de tenlastelegging opgenomen personen in hun bewegingsvrijheid zijn beperkt. Uit het dossier volgt juist dat een aantal werknemers - waaronder een aantal van de in de tenlastelegging opgenomen personen - in het weekend naar Polen afreisde. In dit kader is van belang op te merken dat [benadeelde1] en [slachtoffer1] over hun eigen paspoorten beschikten. Ten aanzien van de overige personen is evenmin gebleken dat zij niet dan wel niet vrijelijk konden beschikken over hun paspoort. In dit verband overweegt het hof dat het feit dat [medeverdachte3] de werknemers faciliteerde met betrekking tot het vervoer tegen de achtergrond bezien van de werktijden, het type werk en de persoonlijke situatie van de werknemers - velen beschikten niet over eigen vervoer - en afgezet naar Nederlandse maatstaven niet ongebruikelijk is, en gelet op het vorenstaande naar het oordeel van het hof in onderhavige situatie niet als element van een uitbuitingssituatie te beschouwen. Daar waar de inzet door de betrokken werknemer zelf was toegezegd werd deze werknemer op basis van het contract door verdachten [verdachte] en [medeverdachte2] gehouden om te werken, hetgeen naar het oordeel van het hof inherent is aan de relatie werkgever-werknemer. Dat de werknemers veelal op niet al te mis te verstane wijze kenbaar werden gemaakt dat zij op het werk moesten verschijnen en zich aan de werkafspraken moesten houden, waarbij met name verdachte zich bediende van een grof - veelal vrouwonvriendelijk - taalgebruik is een gegeven. Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van het hof geen sprake van enig excessief arbeidsgerelateerd misbruik ten aanzien van de in de tenlastelegging opgenomen personen. Concluderend is het hof van oordeel dat voornoemde omstandigheden, ook in samenhang bezien - en afgezet tegen de in Nederland geldende maatstaven, niet het oordeel kunnen dragen dat verdachte of zijn medeverdachten de in de tenlastelegging opgenomen
werknemers
dwang/drukmiddelen
met
hebben het
gehuisvest
oogmerk
van
en
vervoerd
onder
(arbeids)uitbuiting.
uitoefening Het
hof
van
spreekt
verdachte dan ook vrij van deze verwijten. 2.2.4.2. Mensenhandel in de zin van artikel 273f lid 1 sub 4 Met betrekking tot de dames [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer3] overweegt het hof als volgt. Uit het eerder overwogene volgt dat de seksuele handelingen die verdachte [verdachte] opdrong aan deze vrouwen, niet door hem als dwangmiddel zijn gebruikt in het kader van hun tewerkstelling. Van het omgekeerde was sprake: Verdachte heeft door middel
van misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht de betrokken werkneemsters gehuisvest in de woning waarvan hij een sleutel had, met het oogmerk van seksuele uitbuiting. Nu niet is gebleken dat [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer3] met de onder sub 1 genoemde dwang/drukmiddelen gedwongen zijn of bewogen zijn zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, dient verdachte ten aanzien van hen ter zake de onder 273f lid 1 sub 4 verweten gedraging te worden vrijgesproken. Nu ten aanzien van de overige in de tenlastelegging opgenomen personen niet bewezen kan worden dat zij met de onder sub 1 genoemde dwang/drukmiddelen gedwongen zijn of bewogen zijn zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, dient verdachte ook ten aanzien van deze personen te worden vrijgesproken ter zake de onder 273f lid 1 sub 4 verweten gedragingen. 2.2.4.3. Mensenhandel in de zin van artikel 273f lid 1 sub 6 Met betrekking tot de dames [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer3] overweegt het hof als volgt. Nu het hof bewezen heeft verklaard dat verdachte de dames [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer3] seksueel heeft uitgebuit, dient hij ter zake sub 6 vrijgesproken te worden nu sub 6 blijkens de wetsgeschiedenis ziet op de situatie dat iemand anders dan de uitbuiter zelf, opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting. Het hof overweegt in dit verband nog dat de tekst van sub 6 deze benadering ondersteunt. De betekenis van het woord “uitbuiten” is volgens de Dikke Van Dale ten aanzien van een gelegenheid “zoveel mogelijk voordeel proberen te halen uit” en ten aanzien van een persoon “op ongunstige condities laten werken om er zo veel mogelijk aan te verdienen”. Het hof leidt hier uit af dat wanneer in het individuele geval vastgesteld kan worden dat sprake is van “voordeel trekken”, dit gegeven steeds onderdeel zal uitmaken van de invulling die in het individuele geval aan de term uitbuiting in de zin van sub 1 gegeven wordt. Nu de term uitbuiting in de zin van sub 6 geen andere betekenis kan toekomen dan zoals hij die heeft gekregen onder sub 1, is het hof van oordeel dat als uitbuiting is aangenomen in een
geval
waarin
sprake
was
van
“voordeel
trekken”,
er
uitsluitend
een
bewezenverklaring voor sub 6 kan volgen voor een andere persoon dan de persoon ten aanzien waarvan sub 1 bewezen is verklaard en waarbij is vastgesteld dat hij voordeel heeft getrokken in het kader van de uitbuiting. De tekst van sub 6 impliceert immers dat de uitbuiting juist geen “voordeel trekken” behelsde voor de onder sub 6 strafbaar gestelde persoon, nu het “voordeel trekken” voor hem afzonderlijk is strafbaar gesteld. Nu ten aanzien van de overige in de tenlastelegging opgenomen personen voorts niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van (arbeids)uitbuiting, dient verdachte ook ten aanzien van sub 6 te worden vrijgesproken. 3 Bewijsoverweging ten aanzien van feit 5: poging afpersing [slachtoffer7] Verdachte wordt verweten zich op 29 juni 2009 in Deventer schuldig te hebben gemaakt aan het medeplegen van een poging tot afpersing dan wel mishandeling en/of bedreiging met de dood of toebrengen zwaar lichamelijk letsel jegens [slachtoffer7]. 3.1. Standpunten openbaar ministerie en verdediging
3.1.1. Het standpunt van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake van het medeplegen van het onder 5 primair ten laste gelegde. De advocaat-generaal heeft daartoe aangevoerd dat zij de verklaring van aangever geloofwaardig acht nu deze steun vindt
in
de
verklaringen
van
andere
getuigen.
Verdachte
en
medeverdachte
[medeverdachte2] bovendien erkennen dat zij [slachtoffer7] hebben bezocht op 29 juni 2009. Van afstemming van de verklaringen van aangever en de getuigen is naar de visie van de advocaat-generaal geen sprake. 3.1.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het hem onder 5 tenlastegelegde. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat er door aangever en de getuigen, waaronder getuige [getuige5] tegenstrijdige verklaringen zijn afgelegd en dat het onduidelijk is wat er zich precies op 29 juni 2009 heeft afgespeeld. De verdediging stelt zich dienaangaande op het standpunt dat de verklaring van [getuige5] derhalve niet tot het bewijs gebezigd kan worden. De verdediging heeft voorts aangevoerd dat niet uitgesloten kan worden dat aangever en getuigen hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd. 3.2. Oordeel hof 3.2.1. Vaststelling feiten en omstandigheden Het hof stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. [slachtoffer7] heeft in zijn aangifte op 29 juni 2009 te 15:15 uur bij de politie verklaard kort gezegd - dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte2] hem die middag in zijn woning aan de [adres3] in Deventer hebben bezocht, alwaar ook [getuige4] en[getuige5] aanwezig waren. Aanleiding hiervoor is volgens [slachtoffer7] zijn eerder gedane mededeling dat [medeverdachte3] nog geld aan hem verschuldigd is, zijnde de op de rekening van [medeverdachte3] ten gunste van [slachtoffer7] door de belastingdienst uitgekeerde zorgtoeslag en door het UWV uitgekeerde ziekengeld. [slachtoffer7] heeft verklaard dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte2] hem die middag geslagen hebben, zijn keel hebben dichtgeknepen, hem vervolgens onder dreiging met de dood een formulier voor ontvangst van geld hebben voorgehouden en hem medegedeeld hebben dat hij dat formulier moest ondertekenen, hetgeen hij weigerde. De verklaring van [slachtoffer7] vindt steun in de verklaringen van [getuige4] die getuige was van voornoemd incident en deels in de verklaring van getuige [getuige5]. De verklaring van [slachtoffer7] vindt voorts op onderdelen steun in de verklaring van medeverdachte [medeverdachte2]. [medeverdachte2] heeft bij de politie verklaard dat [slachtoffer7] geld tegoed had van de ten gunste van hem uitgekeerde zorgtoeslag en ziekengeld van het UWV. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft medeverdachte [medeverdachte2]
verklaard
-
welke
verklaring
verdachte
[verdachte]
heeft
onderschreven - dat hij [slachtoffer7] samen met [verdachte] op 29 juni 2009 heeft
bezocht om hem uit te leggen dat [medeverdachte3] uiteindelijk nog een vordering op [slachtoffer7] had vanwege een schuld die [slachtoffer7] bij de Polski-shop had die meer bedroeg
dan
het
bedrag
dat
hij
tegoed
had
aan
zorgtoeslag
en
ziekengeld.
[medeverdachte2] heeft verklaard dat hij [slachtoffer7] een blanco kwitantie bon heeft voorgehouden en dat het de bedoeling was dat [slachtoffer7] het voor ontvangst zou tekenen
om
de
administratie
kloppend
te
maken.
Verdachte
[verdachte]
en
medeverdachte [medeverdachte2] betwisten dat daarbij gebruik gemaakt is van geweld jegens [slachtoffer7]. 3.2.2. Juridische beoordeling [slachtoffer7],
[getuige4]
en
[getuige5]
hebben
verschillende
uitvoerige
en
op
hoofdlijnen consistente verklaringen afgelegd. De verklaringen van [getuige4] en [getuige5]
ondersteunen
de
aangifte
van
[slachtoffer7].
Het
hof
heeft
geen
onverklaarbare tegenstrijdigheden in de verklaringen kunnen vaststellen. Dat de verklaringen van [getuige4] en [getuige5] op onderdelen verschillen is gelet op het feit dat [getuige4] en [getuige5] delen van het incident hebben waargenomen - bovendien vanuit verschillende posities - verklaarbaar. Het hof acht het niet aannemelijk dat [slachtoffer7], [getuige4] en [getuige5] hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd, nu [slachtoffer7] op 29 juni 2009 om 15.15 uur meteen aangifte heeft gedaan van hetgeen op die dag tussen 14.00 uur en 14.45 uur heeft plaatsgevonden en ook [getuige4] diezelfde dag (om 16.00 uur) een verklaring bij de politie heeft afgelegd, zodat de gelegenheid om de verklaringen op elkaar af te stemmen minimaal is geweest. Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof de verklaringen van [slachtoffer7], [getuige4] en [getuige5] geloofwaardig en om die reden bruikbaar voor het bewijs. Het hof stelt voorop dat de beweerdelijke vordering die de Polski-shop op [slachtoffer7] had niet gecompenseerd kan worden met de ten gunste van [slachtoffer7] op de rekening van een andere rechtspersoon ([medeverdachte3]) overgemaakte uitkering van ziekengeld van het UWV en zorgtoeslag van de belastingdienst. Mitsdien staat vast dat [medeverdachte3] op 29 juni 2009 een schuld had ten opzichte van [slachtoffer7]. Uit de aangifte en uit de getuigenverklaringen van [getuige4] en [getuige5] volgt anders dan verdachte stelt - dat verdachte tezamen met [medeverdachte2] getracht heeft om door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer7] een formulier/kwitantie te laten tekenen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen. Door het ondertekenen van het formulier/de kwitantie zou [slachtoffer7] immers erkennen geld te hebben ontvangen en daarmee een schuld van [medeverdachte3] en/of van verdachte en/of de medeverdachte(n) hebben teniet gedaan. Het hof acht derhalve het primair onder 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. 4Bewijsoverweging amfetamine
ten
aanzien
van
feit
6:
aanwezig
hebben
XTC
en
Aan verdachte wordt verweten dat hij op 20 oktober 2010 2,2 gram van een materiaal bevattende amfetamine en/of methamfetamine en anderhalve XTC-pil
opzettelijk
aanwezig heeft gehad. 4.1. Standpunten van het openbaar ministerie en de verdediging 4.1.1. Het standpunt van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake van het onder 6 ten laste gelegde. De advocaat-generaal heeft mede onder verwijzing naar de verklaring die verdachte tegenover de politie en ter terechtzitting van de rechtbank heeft afgelegd aangevoerd dat verdachte wist dat er zowel XTC, bevattende MDMA, als amfetamine in zijn voertuig aanwezig waren en dat hij deze drugs derhalve voorhanden heeft gehad. 4.1.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het hem onder - door het hof genummerd - 6 tenlastegelegde, nu niet blijkt van opzet met betrekking tot het aanwezig hebben van de anderhalve XTC-pil en de amfetamine. 4.2. Het oordeel van het hof Het hof is op grond van wettige bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt zoals deze later in de eventuele op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, waaronder de verklaring die verdachte ter terechtzitting van de rechtbank heeft afgelegd inhoudende: ' Die 1.5 pillen XTC waren van mij' en: ' Ik had de speed gevonden in de auto' , van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte opzettelijk anderhalve XTCpil en amfetamine voorhanden heeft gehad. 5.
Bewijsoverweging
ten
aanzien
van
feit
8:
poging
toebrengen
zware
mishandeling [slachtoffer4] Aan verdachte wordt onder feit 8 verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling (primair) dan wel mishandeling (subsidiair) van [slachtoffer4] in de periode van 1 augustus 2009 tot en met 30 september 2009 te Deventer. 5.1. Standpunten van het openbaar ministerie en de verdediging 5.1.1. Standpunt van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte veroordeeld dient te worden ter zake van het onder 8 primair ten laste gelegde gelet op de verklaringen van [slachtoffer4], de getuigenverklaringen van [slachtoffer5] en de foto‟s van de filmopname van de telefoon van [slachtoffer5]. De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat sprake is van een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel gelet op de duur van het dichtdrukken van de keel in combinatie met de
enorme pijn die aangeefster had toen verdachte haar hoofd tussen zijn knieën nam en deze met kracht tegen elkaar duwde. 5.1.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte van het hem onder 8 primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, nu het opzet op het toebrengen van (zwaar) lichamelijk letsel ontbreekt. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de door verdachte verrichtte handelingen geen poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel opleveren en indien het hof van oordeel is dat daarvan sprake is, sprake is van vrijwillige terugtred. Hoogstens kan naar de visie van de verdediging mishandeling worden bewezen verklaard. 5.2. Het oordeel van het hof 5.2.1. Vaststelling feiten en omstandigheden Het hof stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast en sluit zich daarbij grotendeels aan bij de overwegingen van de rechtbank op de pagina's 45 tot en met 48 van het vonnis. [slachtoffer4] heeft in het verhoor bij de politie op 2 november 2010 onder meer verklaard dat verdachte [verdachte] haar eind augustus of begin september 2009 bij de keel heeft gegrepen, haar op het bed gooide en haar strottenhoofd vasthield zodat ze geen adem meer kon halen. [slachtoffer4] heeft verklaard dat verdachte haar vervolgens aan haar haren van het bed sleepte totdat zij knielde en vervolgens haar hoofd tussen zijn benen klemde en met kracht zijn knieën bij elkaar duwde. [slachtoffer4] heeft verklaard dat zij een enorme pijn voelde in haar hoofd en in haar nek. [slachtoffer5] was getuige van het incident en heeft in het verhoor bij de politie op 2 november 2010 onder meer verklaard dat verdachte [verdachte] [slachtoffer4] bij haar hoofd vastpakte in een zogenoemde wurggreep en haar naar de deur van de kamer sleepte en haar hoofd vervolgens tussen zijn benen klemde. [slachtoffer5] heeft verklaard dat [verdachte] vervolgens met zijn beide handen de keel van [slachtoffer4] dichtdrukte en bleef dichtdrukken. [slachtoffer5] heeft verklaard dat zij de laatste seconden van de verwurging filmopnames heeft gemaakt. [slachtoffer5] heeft op 23 november 2010 het filmpje waar zij over heeft verklaard bij de politie via haar telefoon naar verbalisant [verbalisant1] gestuurd. Van dit filmpje zijn enkele kleurenprints gemaakt, die in het dossier zijn gevoegd. Op deze kleurenprints is een persoon in een zwart trainingspak te zien die gebogen staat over een met opgetrokken knieën achterover en dwars op het bed liggende andere persoon. [slachtoffer4] is bij de politie geconfronteerd met één van deze kleurenprints en heeft hierover verklaard dat zij [verdachte] en haarzelf herkent op de foto's.
Ter terechtzitting van de rechtbank en het hof heeft verdachte verklaard dat hij tijdens een stoeipartij met [slachtoffer4] haar hoofd tussen zijn knieën had geklemd, ten gevolge waarvan zij pijn kan hebben ondervonden. Voorts heeft verdachte ter
terechtzitting van de rechtbank verklaard dat hij één keer tegen [slachtoffer4] heeft geschreeuwd. 5.2.2. Juridische beoordeling Het hof is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer4] en [slachtoffer5] als betrouwbaar moeten worden aangemerkt. De inhoud van de verklaringen komen op essentiële onderdelen overeen. Slechts de volgorde van de handelingen (te weten het wurgincident en het incident met het klemmen met de knieën) is door [slachtoffer5] anders weergegeven, maar daarvoor heeft zij zelf als verklaring gegeven dat een en ander
lang
geleden
gebeurd
was.
Het
hof
merkt
op
dat
de
inhoud
van
de
verklaringen ten aanzien van de gedragingen zoals die door verdachte begaan zouden zijn, niet uiteenlopen. De verklaringen worden bovendien ondersteund door de kleurenprints van het door [slachtoffer5] gemaakte filmpje. De verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer4] niet opzettelijk pijn heeft gedaan, maar dat hij met haar aan het stoeien was, acht het hof, gelet op de hiervoor weergegeven verklaringen van [slachtoffer4] en [slachtoffer5] niet geloofwaardig. Gelet
op
de
verklaringen
van
aangeefster
[slachtoffer4],
de
verklaringen
van
[slachtoffer5] en de kleurenprints van de filmopnames, in onderlinge samenhang bezien acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer4] in de periode van 1 augustus 2009 tot en met 30 september 2009 in Deventer bij de keel heeft vastgepakt, haar keel heeft dichtgeknepen, aan haar haren heeft getrokken en dat verdachte het hoofd van [slachtoffer4] tussen zijn knieën heeft gestopt en zijn knieën met kracht tegen elkaar heeft geduwd. De vraag die het hof vervolgens dient te beantwoorden is of de hiervoor omschreven handelingen, gezien hun uiterlijke verschijningsvorm, zwaar lichamelijk letsel tot gevolg kunnen hebben en daarmee uitvoeringshandelingen van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel zijn. De hiervoor omschreven handelingen kunnen, gezien de uiterlijke verschijningsvorm met name het dichtknijpen van de keel en het klemmen van het hoofd tussen de knieën ter hoogte van de slapen - zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hebben en zijn daarmee uitvoeringshandelingen van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. In ieder geval heeft verdachte, door aldus te handelen, zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer4] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Dat verdachte achteraf niet heeft gewild om [slachtoffer4] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en/of dat hij op voorhand daar niet aan gedacht heeft, dit tot uiting komend in het feit dat hij op een gegeven moment haar keel heeft losgelaten en zijn benen van haar hoofd heeft afgetrokken, brengt niet mee dat hij op het moment van zijn handelen niet het vereiste opzet had. Het beroep op vrijwillige terugtred wordt derhalve verworpen. Mitsdien acht het hof het primair onder 8 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. 6.
Bewijsoverweging
ten
mishandeling [slachtoffer8]
aanzien
van
feit
9:
poging
toebrengen
zware
Aan verdachte wordt verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan zware mishandeling
in
vereniging
gepleegd
(primair),
poging
tot
zware
mishandeling
(subsidiair) dan wel mishandeling (meer subsidiair) van [slachtoffer8] op 15 december 2008 te Deventer. 6.1. Standpunten van het openbaar ministerie en de verdediging 6.1.1. Het standpunt van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het verdachte onder 9 primair ten laste gelegde en te veroordelen ter zake van het onder 9 subsidiair ten laste gelegde gelet op de verklaringen van [slachtoffer8], de letselbeschrijving, de foto‟s van het letsel, de getuigenverklaringen van [benadeelde2] en [slachtoffer6] en de verklaring die verdachte tegenover de politie heeft afgelegd dat hij samen met [medeverdachte2] ter plaatse was. 6.1.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 9 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken gelet op de tegenstrijdige verklaringen die de getuigen [benadeelde2] en [slachtoffer6] hebben afgelegd en de ontkennende verklaring van zijn cliënt. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het letsel zoals dat in de brief van de spoedeisende hulp van het Slingeland Ziekenhuis is omschreven, niet als zwaar lichamelijk letsel aangemerkt kan worden. 6.2. Het oordeel van het hof 6.2.1. Vaststelling feiten en omstandigheden Het hof stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast en sluit zich daarbij grotendeels aan bij de overwegingen van de rechtbank op de pagina's 48 tot en met 51 van het vonnis. [benadeelde2] heeft op 6 december 2010 bij de politie onder meer verklaard over een incident waarbij een Poolse jongen, [persoon], in de buurt van de Lidl door verdachte [verdachte] en in het bijzijn van [medeverdachte2], mishandeld is. Aanleiding hiervoor zou de omstandigheid zijn dat deze [persoon] bleef aandringen op het uitbetalen van loon. [benadeelde2] heeft verklaard dat verdachte [verdachte] hem op enig moment belde en zich hierover beklaagde. [verdachte] deelde mee dat hij niet van plan was om [persoon] te betalen. [verdachte] deelde [benadeelde2] op dat moment mee dat hij beter naar de Lidl kon komen. Even later belde [verdachte] dat [benadeelde2] niet meer hoefde te komen omdat ze hem (het hof begrijpt: [persoon]) al 'kaput' hadden gemaakt. [benadeelde2] heeft verklaard dat hij toch is gaan kijken en [persoon] aldaar bewusteloos op de grond aantrof in een plas bloed. Verdachte en [medeverdachte2] waren nog aanwezig. [benadeelde2] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte [verdachte] [persoon] tot tweemaal toe tegen zijn hoofd schopte en dat hij eenmaal kon beletten dat [verdachte] [persoon] nog een keer zou schoppen. Daarna hebben
[medeverdachte2] en verdachte [verdachte] [persoon] in hun eigen auto gezet en zijn weggereden. [persoon] heeft [benadeelde2] drie dagen later gebeld vanuit Duitsland met de mededeling dat [verdachte] en [medeverdachte2] hem over de grens uit de auto hebben gezet. In het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 maart 2011 is geverbaliseerd dat naar aanleiding van de verklaring van [benadeelde2] inhoudende dat voornoemde [persoon] via Adam [slachtoffer6] bij [voormalig bedrijf]/[medeverdachte3] terecht is gekomen, contact is gezocht met [slachtoffer6], om meer te weten te komen over de door [benadeelde2] genoemde „[persoon]‟. [slachtoffer6] heeft op 9 december 2010 tegenover de politie verklaard dat de jongen genaamd [persoon], geen [persoon] heet, maar [slachtoffer8]. [slachtoffer6] heeft verklaard dat verdachte [verdachte] [benadeelde2] belde met de bedoeling om [slachtoffer8] op te laten halen bij de Lidl. [slachtoffer6] heeft verklaard dat ze bij de Lidl zijn aangekomen en dat [verdachte] en [medeverdachte2] nog aanwezig waren. [slachtoffer6] heeft verklaard dat [slachtoffer8] er slecht aan toe was en onder het bloed zat en dat verdachte [verdachte] hem nog een keer wilde schoppen, maar dat [benadeelde2] dit belet heeft. Ook [slachtoffer6] heeft verklaard dat in het telefoontje gezegd was dat ze [slachtoffer8] 'kaput' hadden gemaakt. Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 maart 2011 volgt dat naar aanleiding van de verklaring van [slachtoffer6] op verzoek van de verbalisant door een tolk Pools op 13 december 2010 is gebeld met het door [slachtoffer6] genoemde telefoonnummer dat van de moeder van “[slachtoffer8]” zou zijn. De vrouw bevestigde dat haar zoon “[slachtoffer8]” heet en dat hij in Nederland bij [medeverdachte3] heeft gewerkt. De vrouw heeft de volledige naam van haar zoon, te weten [slachtoffer8], verteld. Vervolgens heeft de verbalisant op 24 februari 2011 telefonisch contact gelegd met [slachtoffer8] en is afgesproken dat hij op 28 februari 2011 naar Nederland zou komen voor het afleggen van een verklaring. [slachtoffer8] heeft gedurende het verhoor op 28 februari 2011 verklaard dat hij mishandeld is door verdachte [verdachte], welke mishandeling plaatsvond voor zijn woning in de buurt van de Lidl. Hier was ook [medeverdachte2] bij aanwezig. Aanleiding voor
de
mishandeling
is
volgens
[slachtoffer8]
het
niet
ontvangen
van
geld.
[slachtoffer8] heeft verklaard dat verdachte [verdachte] hem hard met zijn vuist op het gezicht sloeg en dat hij als gevolg daarvan viel. [slachtoffer8] heeft voorts verklaard dat [verdachte] hem, terwijl hij op de grond lag, meermalen schopte, waaronder tegen zijn hoofd. [slachtoffer8] heeft verklaard dat hij diezelfde dag naar het ziekenhuis is geweest en dat dit op 15 december 2008 moet zijn geweest, gelet op de brief van de spoedeisende hulp van het Slingeland ziekenhuis in Doetinchem. Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte [verdachte] verklaard dat hij niet op 15 december 2008 een afspraak met [slachtoffer8] had maar op 21 november 2008 en dat hij met iemand anders dan [medeverdachte2] naar [slachtoffer8] is gegaan. 6.2.2. Juridische beoordeling [slachtoffer8],
[benadeelde2]
en
[slachtoffer6]
hebben
bij
de
politie
uitvoerige,
gedetailleerde en op hoofdlijnen consistente verklaringen afgelegd. Het hof heeft geen
onverklaarbare tegenstrijdigheden in de verklaringen van [slachtoffer8], [benadeelde2] en
[slachtoffer6]
kunnen
vaststellen,
op
grond
waarvan
zou
kunnen
worden
geconcludeerd dat die verklaringen niet op waarheid berusten. Dat de waarnemingen van [benadeelde2] en [slachtoffer6] op onderdelen verschillen doet hieraan niet af, nu hetgeen zij ieder afzonderlijk hebben waargenomen elkaar in het geheel niet uitsluit. Ook is duidelijk dat de getuigen het allen over dezelfde gebeurtenis hebben en dat de jongen die door [benadeelde2] wordt aangeduid als “[persoon]” aangever [slachtoffer8] betreft. Voorts is het hof niet gebleken van contacten tussen [slachtoffer8], [benadeelde2] en [slachtoffer6] waaruit kan worden afgeleid dat zij hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd dan wel dat er sprake was van een vooropgezet plan om verdachte en zijn medeverdachte ten onrechte te belasten. In tegendeel, uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 maart 2011 volgt dat [benadeelde2] tijdens het verhoor van 6 december 2010 uit zichzelf over de mishandeling van [slachtoffer8] heeft verklaard en dat de politie naar aanleiding daarvan onderzoek heeft gedaan naar de identiteit van de mishandelde persoon. Daarnaast volgt uit dit proces-verbaal van bevindingen dat [slachtoffer8] niet zelf het initiatief heeft genomen tot het doen van aangifte. Pas nadat de politie [slachtoffer6] heeft verhoord en [slachtoffer8] heeft opgespoord in Polen, heeft hij op 28 februari 2011 aangifte gedaan. Dit maakt dat het hof, evenals de rechtbank het niet aannemelijk acht dat er sprake is geweest van een vooropgezet plan, zoals door verdachte is gesuggereerd. Gelet hierop, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof de verklaringen van [slachtoffer8], [benadeelde2] en [slachtoffer6] betrouwbaar en zijn die verklaringen om die reden ook bruikbaar voor het bewijs. De verklaring van verdachte dat hij op 21 november 2008 een afspraak had gemaakt en [slachtoffer8] niet op 15 december 2008 ontmoet heeft, acht het hof gelet op het voorgaande ongeloofwaardig. Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er sprake is van toegebracht zwaar lichamelijk letsel. In het dossier bevindt zich een brief van de afdeling spoedeisende hulp van het Slingeland Ziekenhuis te Doetinchem van 15 december 2008. Uit deze brief volgt dat [slachtoffer8] een aantal minuten buiten bewustzijn was. Als letsel wordt omschreven een - niet actief bloedende - hoofdwond en bloed in de mond door het bijten op de tong. Voorts wordt opgemerkt dat mogelijk sprake is van een epileptisch insult. Deze suggestie acht het hof verklaarbaar in het licht bezien van de verklaring die [slachtoffer8] daar zelf over heeft afgelegd, namelijk dat verdachte [verdachte] hem te kennen gaf dat hij in het ziekenhuis moest zeggen dat hij een epileptische aanval had gehad. [slachtoffer8] heeft daarover tegenover de politie opgemerkt dat hij niet eens wist wat een epileptische aanval was. Dat de oorzaak van het letsel aan een epileptisch insult is te wijten, acht het hof derhalve niet aannemelijk. Het hof is met de rechtbank, de advocaat-generaal en de raadsman van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer8] ten aanzien van het letsel in combinatie met de minimale informatie uit de letselverklaring van het Slingeland Ziekenhuis onvoldoende is om te concluderen dat sprake is van toegebracht zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer8]. Het hof komt wel tot bewezenverklaring van het onder 9 subsidiair ten laste gelegde, de poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel. Uit de verklaringen van [slachtoffer8],
[benadeelde2] en [slachtoffer6] volgt dat verdachte [verdachte], [slachtoffer8] in het gezicht heeft gestompt en meermalen tegen het lichaam en het hoofd heeft geschopt of getrapt. [slachtoffer8] heeft daarbij onder meer letsel aan zijn hoofd en (blijvend) letsel aan zijn tong opgelopen. Voornoemde handelingen kunnen zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hebben en zijn daarmee uitvoeringshandelingen van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, aangezien het een feit van algemene bekendheid is dat het hoofd een zeer kwetsbaar onderdeel van het lichaam is. De handelingen van verdachte moeten dan ook, gezien de uiterlijke verschijningsvorm, geacht worden op zwaar lichamelijk letsel gericht te zijn geweest. In ieder geval heeft verdachte, door aldus te handelen, zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer8] zwaar lichamelijk letsel op zou lopen. Mitsdien acht het hof het onder 9 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. 7Vrijspraakmotivering ten aanzien van feit 10: (gewoonte)witwassen Aan
verdachte
wordt
verweten
dat
hij
zich
schuldig
heeft
gemaakt
aan
gewoontewitwassen. 7.1. Standpunten van het openbaar ministerie en de verdediging 7.1.1. Standpunt van het openbaar ministerie De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het gewoontewitwassen van de volgende bedragen: - een bedrag van € 30.000,--, welk bedrag door [medeverdachte2] van de bankrekening van [medeverdachte3] is gehaald en op 18 oktober 2010 aan [medeverdachte8] is overhandigd; - een bedrag van € 207.619,33, zijnde het bedrag dat verdachte en [medeverdachte2] als privégelden hebben onttrokken aan [medeverdachte3]; - uitgekeerde zorgtoeslag die ten onrechte niet is uitgekeerd aan de medewerkers, in het vermogen van [medeverdachte3] is gebleven en kennelijk is gebruikt om algemene rekeningen mee te betalen. 7.1.2. Standpunt van de verdediging De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het hem onder 10 tenlastegelegde, nu geen wettig bewijs voorhanden is op grond waarvan het vermoeden van gewoontewitwassen van enig bedrag aangetoond kan worden. De verdediging heeft hiertoe ondermeer aangevoerd dat a) de overdracht van € 30.000,- enkel het terugbetalen van een lening betrof en het geldbedrag waarmee de lening is terugbetaald afkomstig was van [bedrijf] en derhalve een legale afkomst heeft, b) de privé onttrekkingen en contante opnames gebruikt werden voor bedrijfsdoeleinden en c) de zorgtoeslag die door [medeverdachte3] is ontvangen voor een groot gedeelte is doorbetaald aan de werknemers. 7.2. Oordeel hof 7.2.1.
Wettelijk kader Voor de beoordeling van de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (gewoonte)witwassen stelt het hof voorop dat geen direct bewijs vereist is ten aanzien van
het
delictsbestanddeel
'uit
enig
misdrijf
afkomstig'.
Uit
HR
13
juli
2010
( LJN BM2471) volgt dat indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, dit delictsbestanddeel niettemin bewezen kan worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is. Bovendien is niet vereist dat het voorwerp geheel uit misdrijf afkomstig is: ook een voorwerp dat gedeeltelijk is gefinancierd met crimineel geld en voor het overige met legaal geld is van misdrijf afkomstig (zogenoemde 'vermenging'). Uitganspunt is ingevolge recente jurisprudentie van de Hoge Raad dat het enkele voorhanden hebben door verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp en die gedraging derhalve niet als witwassen kan worden gekwalificeerd. Alsdan geldt dat, waar het het 'voorhanden' hebben van een goed betreft, een vervolghandeling moet hebben plaatsgevonden, ingegeven door de wens om de herkomst van het goed te verbergen of te verhullen. 7.2.2. Vaststelling feiten en omstandigheden Het hof stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast voor zover relevant met betrekking tot de gedragingen die verdachte in dit kader thans door het openbaar ministerie wordt verweten. 7.2.2.1. Overdracht van € 30.000,- aan medeverdachte [medeverdachte8] Uit tapgesprekken in de periode voorafgaande 18 oktober 2010 rees het vermoeden dat er
op
18
oktober
2010
een
contante
geldtransactie
zou
plaatsvinden
tussen
medeverdachten [medeverdachte2] en [medeverdachte8]. Het observatieteam dat naar aanleiding van deze gesprekken werd ingezet, heeft op 18 oktober 2010 waargenomen dat [medeverdachte2] een bezoek bracht aan de Rabobank in Deventer, alwaar hij van een medewerkster van de Rabobank een stapel bankbiljetten ontving afkomstig uit een witte envelop van 15 bij 20 cm. Vervolgens heeft het observatieteam [medeverdachte3]
waargenomen binnenging.
dat Het
[medeverdachte2] observatieteam
heeft
het
uitzendbureau
waargenomen
dat
medeverdachte [medeverdachte8] daarna uitzendbureau [medeverdachte3] binnen ging en even later weer vertrok met in zijn handen een witte envelop van ongeveer 15 bij 20 cm. Blijkens een rekeningafschrift heeft [medeverdachte3] op 12 oktober 2010 voor € 30.000,- aan eurobiljetten besteld bij de bank. Verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte2] hebben ter terechtzitting van het hof verklaard dat zij vanwege geldproblemen een bedrag van € 40.000.- hebben geleend via medeverdachte [medeverdachte8] van een andere (hen onbekende) persoon. Zij hebben verklaard dat [medeverdachte2] op 18 oktober 2010 daarvan € 30.000,- heeft terugbetaald. De rente bedroeg € 500,- per week. [verdachte] en [medeverdachte2] hebben verklaard dat zij vanwege liquiditeitsproblemen in verband
met de betaling van werknemers en derhalve de continuïteit van [medeverdachte3] genoodzaakt waren om deze lening aan te gaan, nu de bank hen geen lening meer wilde verstrekken en geen toestemming werd verkregen om de (aanzienlijke) tegoeden op de G-rekening van [medeverdachte3] deels gedeblokkeerd te krijgen. Een en ander had te maken met het tegen verdachte en medeverdachten lopende strafrechtelijk onderzoek. Het hof stelt vast dat onbetwist is dat medeverdachte [medeverdachte2] op 18 oktober 2010 een contant geldbedrag van € 30.000,- voorhanden heeft gehad welk bedrag afkomstig
was
van
[medeverdachte3]
en
aan
[medeverdachte8]
heeft
overhandigd/overgedragen. De vraag die het hof dient te beantwoorden (hierna onder 7.2.3.2.) is of dit bedrag van misdrijf afkomstig is. 7.2.2.2. Onttrokken privégelden Uit het financieel onderzoek door de Sociale Inlichtingen en Opsporing Dienst is gebleken dat volgens de grootboekkaarten van [medeverdachte3] in totaal een bedrag van € 207.619,23, geboekt als privégelden, door verdachte en [medeverdachte2] is onttrokken aan [medeverdachte3]. Medeverdachte [medeverdachte2] heeft verklaard dat deze geldopnames grotendeels zijn gebruikt voor het contant betalen van de voorschotten, de huur van de bedrijfswoningen, alsmede het onderhoud en de inrichting daarvan, en benzinekosten voor het transport. Deze uitgaven zijn - met uitzondering van de uitbetaalde voorschotten - niet in de administratie opgenomen, evenmin zijn deze onttrekkingen verantwoord met facturen of andere bewijsstukken. 7.2.2.3. Zorgtoeslag Uit de samenvatting van de grootboekkaarten van [medeverdachte3] d.d. 20 oktober 2010 blijkt dat er in de periode van 17 april 2009 tot en met 31 december 2009 door [medeverdachte3] een bedrag van € 18.092,00 is ontvangen aan zorgtoeslag voor werknemers. Blijkens diezelfde samenvatting van de grootboekkaarten is uiteindelijk door [medeverdachte3] slechts een bedrag van € 6.932,00 ter zake van zorgtoeslag aan werknemers (door)betaald. De verdediging heeft bij pleidooi een aantal bankafschriften overgelegd waaruit volgt dat een groot gedeelte van de zorgtoeslag die door [medeverdachte3] is ontvangen, is doorbetaald aan de werknemers, te weten een bedrag van € 8.100,-. Uit deze bankafschriften volgt ook dat een aanzienlijk deel van de ontvangen zorgtoeslag is verrekend met de AGIS-premie, te weten € 8.312,69 alsmede dat een deel als teveel ontvangen is teruggeboekt aan de belastingdienst. Het hof constateert - gelet op het verhandelde ter terechtzitting en de door de verdediging bij gelegenheid van pleidooi aan het hof overgelegde stukken - dat thans niet vast te stellen is in hoeverre de uitgekeerde zorgtoeslag aan de werknemers is doorbetaald, nu onduidelijk is of alle relevante bankafschriften onderdeel uitmaken van het dossier. 7.2.3. Oordeel hof 7.2.3.1. Vermogen [medeverdachte3]
Om de vraag naar de aard van de herkomst van het vermogen van [medeverdachte3] te kunnen beantwoorden is als eerste van belang dat uit hetgeen het hof ter zake van feit 3 heeft overwogen volgt dat verdachte [verdachte] en meverdachten [medeverdachte2] en [medeverdachte3] van arbeids uitbuiting zijn vrijgesproken. Alleen verdachte [verdachte] heeft zich aan seksuele uitbuiting schuldig gemaakt, gericht op eigen seksueel genot. Een en ander heeft tot gevolg dat de gelden waar [medeverdachte3] over kon beschikken in het kader van de bedrijfsvoering naar het oordeel van het hof als van legale herkomst zijn aan te merken. Uit hetgeen het hof met betrekking tot feit 12 heeft overwogen volgt voorts dat medeverdachte
[medeverdachte2]
zich
schuldig
heeft
gemaakt
aan
valsheid
in
geschrifte, welke valsheid in geschrifte er in bestond dat [medeverdachte2] gedurende een lange periode de kas van [medeverdachte3] achteraf kloppend maakte door kwitanties en overeenkomsten te voorzien van een valse handtekening en deze valse documenten vervolgens op te nemen in de administratie van [medeverdachte3]. Het hof heeft geoordeeld dat het opzet op het gebruik van die valselijk opgemaakte geschriften aan [medeverdachte3] kan worden toegerekend en dat verdachte [verdachte] aan het gebruik maken van deze valse documenten mede feitelijk leiding heeft gegeven. Het hof heeft
medeverdachten
[medeverdachte5]
en
[medeverdachte6]
van
iedere
betrokkenheid hierbij vrijgesproken. Aannemelijk is geworden dat de valsheid in geschrifte is gepleegd met geen ander doel dan het repareren van de kastekorten ontstaan door het niet dan wel onvolledig in de administratie verantwoorden van daadwerkelijk gedane contante betalingen van voorschotten, huur, benzine of andere kosten ten behoeve van de onderneming. Naar het oordeel van het hof is aldus niet komen vast te staan dat met de gepleegde valsheid in geschrifte enig op geld waardeerbaar voordeel is behaald, zodat de op deze wijze geboekte bedragen niet vanwege de valsheid in geschrifte als van criminele herkomst kunnen worden aangemerkt en het vermogen van [medeverdachte3] ook niet op die manier als "besmet" aangemerkt kan worden. 7.2.3.2. Overdracht van € 30.000,- aan medeverdachte [medeverdachte8] Het hof stelt voorop - anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal - de verklaringen
van
verdachte
[verdachte]
en
medeverdachte
[medeverdachte2]
inhoudende dat zij een bedrag via [medeverdachte8] hebben geleend van € 40.000,- en dat zij op 18 oktober 2010 daarvan € 30.000,- hebben terugbetaald, niet onaannemelijk te achten. Deze verklaringen worden ondersteund door de inhoud van de in de appelfase door de verdediging overgelegde tapgesprekken, waaronder een gesprek tussen [medeverdachte2] en [gebelde] op 30 september 2010 en een gesprek tussen [medeverdachte2] en [getuige6] van [bedrijf] op 4 oktober 2010, door de waarnemingen van het observatieteam op 18 oktober 2010 en het bankafschrift waaruit volgt dat voor € 30.000,- eurobiljetten is besteld. Het oordeel van de rechtbank dat sprake is van 'versluierd taalgebruik' in de tapgesprekken die voorafgaande aan de overdracht op 18 oktober 2010 hebben plaatsgevonden deelt het hof dan ook niet. Tijdens de inhoudelijke behandeling heeft medeverdachte [medeverdachte2] verklaard dat het niet om versluierd taalgebruik ging maar bijvoorbeeld om afkortingen van de betreffende bedragen. Zo werd in plaats van dertigduizend over '30' gesproken en ook waren de woorden lira en euro in de gesprekken qua betekenis inwisselbaar. Het hof acht deze verklaring niet
onaannemelijk en kan het gebezigde taalgebruik in de gesprekken goed plaatsen in het licht bezien van de lening die [medeverdachte2] en [verdachte] via [medeverdachte8] zijn aangegaan. Het hof acht gelet op hetgeen onder 7.2.3.1. is overwogen ten aanzien van het vermogen van [medeverdachte3], niet wettig en overtuigend bewezen dat het bedrag van € 30.000,- dat op 18 oktober 2010 aan [medeverdachte8] is overgedragen van misdrijf afkomstig is. Dit bedrag - dat door [bedrijf] in de vorm van een voorschot op de rekening van [medeverdachte3] is overgemaakt - behoorde tot het legaal verkregen vermogen van [medeverdachte3]. Voor zover de advocaat-generaal zich op het standpunt stelt dat het witwasverwijt ziet op de verstrekte lening van € 40.000,- als zodanig - in plaats van de uitbetaalde aflossing van € 30.000 - als zijnde een geldbedrag afkomstig van misdrijf, is het hof van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte2] wisten dan wel redelijkerwijs moesten vermoeden dat dat geldbedrag van misdrijf afkomstig
was.
Uit
het
dossier
blijkt
niet
dat
verdachte
of
medeverdachte
[medeverdachte2] wisten dat medeverdachte [medeverdachte8] zich bezighield met het telen of verhandelen van hennep. Niet-horen toegewezen getuige [medeverdachte8] Het hof heeft gedurende de regiezitting op 25 september 2013 op onderzoekswensen van de verdediging beslist en geoordeeld dat de getuige [medeverdachte8] gehoord dient te worden in de zaken van [verdachte] en [medeverdachte2]. In december 2013 bleek dat de getuige naar Turkije geëmigreerd is. De raadsvrouw van de getuige heeft medegedeeld dat de getuige niet bereid is naar Nederland af te reizen teneinde een getuigenverklaring af te leggen. Het hof heeft afgezien van het horen van de toegewezen getuige nu het niet te verwachten was dat deze binnen afzienbare tijd kon worden gehoord. De
verdediging
heeft
bij
pleidooi
gepersisteerd
bij
het
horen
van
de
getuige
[medeverdachte8], in die zin dat van het horen van deze toegewezen getuige afstand wordt gedaan indien het hof verdachte van het witwasdelict en de criminele organisatie vrijspreekt. Nu verdachte van voornoemde feiten wordt vrijgesproken, is verdachte door het niet-horen van deze getuige niet in enig rechtens te respecteren belang geschaad. 7.2.3.3. Zorgtoeslag Het hof stelt voorop dat [medeverdachte3] op haar rekeningnummer zorgtoeslag heeft ontvangen die was toegekend aan haar werknemers en welke zorgtoeslag ook toebehoorde aan haar werknemers. Het hof heeft reeds geconcludeerd dat het niet heeft kunnen vaststellen in hoeverre de ontvangen zorgtoeslag is doorbetaald aan de werknemers. Gelet op het verhandelde ter terechtzitting staat vast dat het bedrag dát is doorbetaald aan de werknemers hoger is dan uit de grootboekkaarten is af te leiden en door de advocaat-generaal wordt gesteld, daargelaten de vraag of de zorgtoeslag verrekend kon worden met de AGIS-premie voor de ten behoeve van werknemers afgesloten ziektekostenverzekering, hetgeen door de advocaat-generaal wordt betwist. Het hof is hoe dan ook van oordeel dat het totaal aan ontvangen zorgtoeslag - waarvan gesteld kan worden dat een substantieel deel daarvan direct dan wel indirect te goede is gekomen aan werknemers - gelet op wat hiervoor is overwogen ten aanzien van de
herkomst van het vermogen van [medeverdachte3] alsmede ten aanzien van het bedrag van € 30.000 dat is betaald aan [medeverdachte8], echter van kleine omvang is in verhouding tot de totale omzet van [medeverdachte3]. Derhalve kan naar het oordeel van het hof niet gesteld worden dat het vermogen van [medeverdachte3] daardoor in het geheel als besmet aan te merken zou kunnen zijn. Mitsdien kan niet worden bewezen dat verdachte
en
zijn
medeverdachte
door
vervolgens
van
de
rekening
van
[medeverdachte3] rekeningen te betalen dan wel overboekingen te doen, zich schuldig hebben gemaakt aan witwassen. 7.2.3.4. Privé onttrekkingen Uit hetgeen onder 7.2.3.1. is overwogen volgt dat het vermogen van [medeverdachte3] niet als van criminele herkomst is aan te merken. Dat betekent dat de door het openbaar ministerie
als
privé
onttrekkingen
ten
gunste
van
verdachte
[verdachte]
en
medeverdachte [medeverdachte2] aangemerkte handelingen naar het oordeel van het hof niet als witwashandelingen aangemerkt kunnen worden.
7.2.3.5. Conclusie Gelet op het vorenstaande spreekt het hof verdachte vrij van het hem onder 10 primair tenlastegelegde. Nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte geldbedragen voorhanden heeft gehad, dan wel heeft verworven, overgedragen of omgezet of daarvan gebruik heeft gemaakt die uit enig misdrijf afkomstig zijn spreekt het hof hem ook vrij van het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde. 8. Bewijsoverweging ten aanzien van feit 11: feitelijk leidinggeven valsheid in geschrifte Aan verdachte is ten laste gelegd het feitelijk leiding geven aan (louter) het opzettelijk gebruik maken van eerder vermelde valse geschriften door deze op te nemen in de kasadministratie van [medeverdachte3]. 8.1. Standpunten van het openbaar ministerie en de verdediging 8.1.1 Het standpunt van het openbaar ministerie De advocaat-generaal heeft zich bij requisitoir niet uitgelaten over het verdachte onder feit 11 tenlastegelegde. 8.2.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft aangevoerd dat medeverdachte [medeverdachte2] de in de tenlastelegging opgenomen geschriften heeft vervalst om de administratie kloppend te maken. De verdediging stelt zich dienaangaande op het standpunt dat [medeverdachte2] dit alleen heeft gedaan en niet tezamen en in vereniging met een ander/anderen. Het hof verstaat het verweer van de verdediging aldus dat de verdediging zich op het standpunt stelt dat de gedragingen van [medeverdachte2] niet aan [medeverdachte3] zijn toe te rekenen en verdachte mitsdien niet als feitelijk leidinggevende aangemerkt kan worden en van het hem tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
8.3. Oordeel hof Het hof concludeert op grond van de eventueel later op te maken aanvulling bewijsmiddelen dat de in de bewezenverklaring opgenomen documenten valselijk zijn opgemaakt. De vraag die het hof dient te beantwoorden is of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feitelijk leiding geven aan het gebruik maken van (een) vals(e) geschrift(en). Hiertoe overweegt het hof als volgt en sluit zich grotendeels aan bij de overwegingen van de rechtbank. Medeverdachte
[medeverdachte2],
medebestuurder
van
[medeverdachte3],
heeft
tegenover de politie en als getuige tegenover de raadsheer-commissaris en het hof verklaard dat hij verantwoordelijk was voor de boekhouding van [medeverdachte3] en dat hij een aantal kwitanties en een aantal overeenkomsten heeft voorzien van een valse handtekening. [medeverdachte2] heeft verklaard dat het opmaken van die valse kwitanties en overeenkomsten opzettelijk is gedaan ten behoeve/ uit hoofde van [medeverdachte3] en dat de valse documenten zijn opgenomen in de administratie van [medeverdachte3]. De Hoge Raad heeft bij arrest van 29 mei 1984 (NJ 1985, 6) aanvaard dat een bedrijfsadministratie in haar geheel wordt aangemerkt als een samenstel van geschriften bestemd om tot het bewijs van het daarin vermelde te dienen. Het opnemen van valse stukken kan naar het oordeel van het hof - gelet op de omvang daarvan - in dit geval ook (mede) onder het valselijk opmaken van een geschrift, als bedoeld in het eerste lid van artikel 225 Wetboek van Strafrecht worden aangemerkt. Van feitelijk leiding geven kan alleen sprake zijn indien komt vast te staan dat de rechtspersoon strafbaar is. De strafbaarheid van de rechtspersoon moet worden beoordeeld aan de hand van de volgende vragen: is de rechtspersoon geadresseerde van de norm, kan de verboden gedraging die door een natuurlijk persoon is verricht aan de rechtspersoon worden toegerekend en kan het bestanddeel opzet of schuld worden bewezen. Het hof is - overeenkomstig de rechtbank - van oordeel dat valsheid in geschrift een delict is dat door een rechtspersoon gepleegd kan worden en dat [medeverdachte3] als geadresseerde van de norm kan worden beschouwd. Tevens is het hof van oordeel dat het opmaken van kwitanties en overeenkomsten kan worden gezien als een gedraging die is verricht in het kader van de normale bedrijfsactiviteiten van het uitzendbureau [medeverdachte3]. Derhalve zijn de gedragingen verricht in de activiteitensfeer van [medeverdachte3] en zijn deze aan [medeverdachte3] toe te rekenen. Voorts heeft het hof in aanmerking genomen dat medeverdachte [medeverdachte2] bij de politie heeft verklaard
dat
hij
één
van
de
bestuurders
is
van
[medeverdachte3],
dat
hij
verantwoordelijk was voor de boekhouding van [medeverdachte3] en dat hij een groot aantal kwitanties en een aantal overeenkomsten heeft voorzien van een valse handtekening. Het opmaken van de valse kwitanties en overeenkomsten is opzettelijk gedaan
en
ten
behoeve
van
[medeverdachte3].
De
door
medeverdachte
[medeverdachte2] valselijk opgemaakte geschriften zijn daadwerkelijk opgenomen in de boekhouding van [medeverdachte3]. Het hof is van oordeel dat medeverdachte [medeverdachte2] als directeur en eindverantwoordelijke voor de boekhouding een
sleutelpositie
had
binnen
het
bedrijf
zodat
het
opzet
van
medeverdachte
[medeverdachte2] zonder meer toe te rekenen is aan [medeverdachte3]. Ten aanzien van de volgende valselijk opgemaakte geschriften waarvan het hof niet heeft kunnen vaststellen dat die daadwerkelijk door medeverdachte [medeverdachte2] zelf valselijk zijn opgemaakt, te weten (D) D-020-04, (F) D-005-01, nr.19, (G) D-007-03, (M) D-01808 en (N) D-014-02 (A) D-016-02, nr. 23, (A) D-016-03, nr. 91, (A) D-016-05, nr. 42, (A) D-016-06, nr. 16, (B) D-017-04, (B) D-017-03, (B) D-017-01, (B) D-017-02, (E) D004-02, nr. 36. (F) D-005-01 nr. 2, (F) D-005-02, nr. 82, (F) D-005-02 nr. 100, (F) D005-02 nr. 23, (G) D-007-02, (G) D-007-03, (K) D-012-04 nr. 80, (L) D-015-02, nr.28, (M) D-018-09, (M) D-018-10 en (O)D-010-05, overweegt het hof dat daarvan wel is vastgesteld dat die geschriften valselijk zijn opgemaakt, dat [medeverdachte2] heeft verklaard vaker geschriften ten behoeve van [medeverdachte3] valselijk te hebben opgemaakt
en
dat
die
geschriften
ook
daadwerkelijk
in
de
boekhouding
van
[medeverdachte3] zijn opgenomen. Gelet ook op de hoeveelheid valselijk opgemaakte geschriften en het gebruik daarvan in de boekhouding van [medeverdachte3] en het bestaan van die praktijk gedurende een langere periode dient naar het oordeel van het hof ook ten aanzien van die valselijk opgemaakte geschriften het opzet op het gebruik daarvan aan [medeverdachte3] te worden toegerekend. Anders
dan
de
[medeverdachte2]
rechtbank deze
acht
het
gedragingen
in
hof
niet
nauwe
en
bewezen
dat
bewuste
medeverdachte
samenwerking
met
medeverdachten [medeverdachte5] en [medeverdachte6] heeft begaan. Naar het oordeel
van
het
hof
is
op
grond
van
het
dossier
en
het
verhandelde
ter
terechtzitting niet komen vast te staan dat [medeverdachte5] en [medeverdachte6] ten aanzien van de in de tenlastelegging onder primair opgenomen documenten enige uitvoeringshandeling/uitvoeringshandelingen hebben verricht dan wel in nauwe en bewuste samenwerking met een ander/anderen uitvoeringshandelingen hebben verricht. Evenmin acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte5] en [medeverdachte6] wisten dan wel redelijkerwijs moesten vermoeden dat de in de tenlastelegging opgenomen documenten vals waren opgemaakt. Van het opzettelijk van valse of vervalste geschriften gebruik maken is het hof derhalve voorts niet gebleken. Vervolgens is de vraag aan de orde of kan worden bewezen dat verdachte aan de gedragingen van [medeverdachte3] feitelijk leiding heeft gegeven. Volgens vaste jurisprudentie geldt als minimumeis voor de bewezenverklaring van feitelijk leidinggeven dat de verdachte, hoewel daartoe bevoegd en redelijkerwijs gehouden, maatregelen achterwege laat ter voorkoming dat de verboden gedragingen zich voordoen en hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de verboden gedragingen zich voordoen, zodat hij die gedraging opzettelijk bevordert. In deze situatie wordt de functionaris geacht opzettelijk de verboden gedragingen te bevorderen. Uit de jurisprudentie kan voorts worden afgeleid dat de bewuste aanvaarding van deze aanmerkelijke kans zich kan voordoen indien hetgeen de verdachte bekend was omtrent het begaan van strafbare feiten door de rechtspersoon rechtstreeks verband houdt met de ten laste gelegde feiten. Verdachte heeft tegenover de rechtbank en het hof verklaard dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte2] directeur is van [medeverdachte3] en dat hij zich voornamelijk bezig hield met het werk in de fabriek en dat hij zich niet bemoeide met het financiële en administratieve gedeelte van het bedrijf. Die stelling van verdachte dat hij
zich niet bemoeide met het financiële en administratieve gedeelte van het bedrijf sluit verdachtes aansprakelijkheid voor strafbare handelingen van [medeverdachte3] echter niet uit. Verdachte was immers mededirecteur van het bedrijf. Hoewel verdachte in die hoedanigheid bevoegd en uit hoofde van zijn functie naar het oordeel van het hof redelijkerwijs gehouden was om maatregelen te nemen om valsheid in geschrift te voorkomen en om tevens het gebruik maken van valselijk opgemaakte geschriften in de boekhouding van [medeverdachte3] te voorkomen, heeft verdachte dat nagelaten. Dat had wel van hem mogen worden verwacht, nu het hof van oordeel is dat verdachte op de hoogte was van het gebruik van blanco - door werknemers ondertekende - kasbonnen waarop later een datum en bedrag werd ingevuld en het gebruik van valselijk opgemaakte geschriften in de administratie van [medeverdachte3]. Het hof leidt dit onder meer af uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte2] bij de politie. Hij verklaarde onder meer het volgende: "(In het kantoor aan de [adres1] staat een kluis. (…) In de kluis is een enveloppe aangetroffen met het opschrift “niet aanraken”. (…) In die envelop zaten ondertekende kwitanties zonder dat er bedragen op staan vermeld.) Dat klopt. (…) Als iemand weggaat bij ons dan betalen wij uit, laten een kwitantie ondertekenen, om in een later stadium de zaak administratief kloppend te maken. Meestal verwerk ik de bonnetjes. (…) [verdachte] wist ervan het ging al heel lang zo. (Wanneer is besloten kwitanties op naam van Poolse werknemers zelf te ondertekenen?) Dat stamt eigenlijk nog uit de tijd voordat ik er bij kwam. Uit de tijd dat het nog [voormalig bedrijf] heette." Dat kwitanties al valselijk werden opgemaakt in de tijd dat verdachte eigenaar was van [voormalig
bedrijf],
[medeverdachte2]
de heeft
voorganger verklaard,
van
[medeverdachte3],
wordt
bevestigd
zoals
door
de
medeverdachte verklaring
van
[slachtoffer8]. Hij verklaarde bij de politie onder meer het volgende: "Wij tonen u een kwitantie nr. 99 d.d. 03-12-2008. Deze is gecodeerd als D-024-01.(..) Ik herken de bon, maar het opschrift zegt mij niets. Ik zie wel dat het mijn handtekening is. Ik heb wel een keer zoiets ondertekend. Dit was op verzoek van [medeverdachte2]. Ik weet dat ik een paar keer zo‟n bonnetje met datum ondertekend heb. [medeverdachte2] legde mij uit dat het een soort presentielijst was en dat ik elke week zo‟n bonnetje moest ondertekenen. V: Hoe vaak heb je zo‟n bonnetje ondertekend? A: Dat weet ik niet meer zeker. Ik denk zeker 5 a 6 keer. Wij tonen u 2 loonafschriften met aangehechte kwitanties. (..) Het eindbedrag wat op de loonafschriften en de bijbehorende kwitanties staat vermeld zou aan u per kas (contant) zijn uitbetaald. De loonafschriften met aangehechte kwitanties zijn respectievelijk gecodeerd als D-024-02, omschrijving 12-12-2008, nummer 98, bedrag op kwitantie € 291,63. (..) Ik zie deze bonnen voor het eerst. V: Herkent u de handtekening op het getoonde documenten D-024-02? A: Dit is niet mijn handtekening. V: Heeft u de bedragen zoals vermeld op de kwitanties ontvangen?
A: Ik heb dit geld nooit ontvangen. (..) Ik heb nog nooit een bedrag rond de driehonderd euro gekregen. Het enige wat ik gekregen heb is rond de 20 of 30 euro. Voor deze bedragen hoefde ik niets te ondertekenen." Uit het dossier volgt dat op de kwitanties waarover [slachtoffer8] heeft verklaard, te weten D-024-01 en D-024-02, de naam [voormalig bedrijf] staat vermeld. Verdachte was verantwoordelijk voor [voormalig bedrijf] en heeft de activiteiten van dat bedrijf op enig moment voortgezet in [medeverdachte3], waarbij medeverdachte [medeverdachte2] enige tijd na de oprichting van [medeverdachte3] door verdachte de werkzaamheden met betrekking tot de bedrijfsadministratie op zich heeft genomen. De onder verdachte bij [voormalig bedrijf] kennelijk reeds bestaande inzake de blanco kasbonnen, praktijk is onder [medeverdachte3] voortgezet waarbij verdachte de primaire verantwoordelijkheid voor de bedrijfsadministratie aan medeverdachte [medeverdachte2] heeft gelaten. Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de verboden gedraging (valsheid in geschrift) zich zou voordoen. Verdachte heeft daaraan derhalve feitelijk leiding gegeven. Het onder 11 ten laste gelegde kan derhalve wettig en overtuigend worden bewezen. Uit hetgeen onder strafbaarheid van het feit zal worden overwogen, zal blijken dat het enkele gebruik maken van valse geschriften door deze op te nemen in de eigen administratie, zoals bewezenverklaard, niet strafbaar is. 9. Vrijspraakmotivering ten aanzien van feit 12: deelname en leidinggeven aan criminele organisatie Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het deelnemen aan
een
criminele
organisatie
bestaande
uit
verdachte,
[medeverdachte3],
[medeverdachte2], [medeverdachte6], [medeverdachte5], [medeverdachte4] en/of een of meer andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten mensenhandel, gewoontewitwassen en valsheid in geschrifte, terwijl verdachte binnen deze organisatie een leidinggevende rol vervulde. 9.1. Standpunten openbaar ministerie en verdediging 9.1. Het standpunt van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake het hem onder 4 ten laste gelegde, nu verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie bestaande uit verdachte, [medeverdachte3], [medeverdachte2], [medeverdachte4], [medeverdachte5] en [medeverdachte6] en verdachte als deelnemer een aandeel heeft gehad in dan wel ondersteunende gedragingen heeft verricht die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie 9.1.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het hem onder 4 tenlastegelegde, nu geen sprake is van een organisatie met als oogmerk het plegen van misdrijven. De raadsman heeft aangevoerd dat de
omstandigheid dat een enkel persoon zich binnen een organisatie schuldig maakt aan het misdrijf van artikel 225 Sr, onvoldoende is om van dit oogmerk te spreken en het bovendien nimmer tot benadeling gekomen is van enig persoon en de valsheid slechts tot doel had de administratie kloppend te krijgen. 9.2. Oordeel hof 9.2.1. Wettelijk kader 140 Sr. Voor het aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht deelnemen in de zin van die bepaling zijn de navolgende componenten van belang. Onder een criminele organisatie wordt verstaan een samenwerkingsverband tussen meerdere personen met een zekere duurzaamheid en structuur, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Daarbij hoeft het plegen van misdrijven niet de enige of voornaamste bestaansgrond van de organisatie te zijn. Een zeker bestendigheid is vereist, maar het gaat niet zover dat vereist is dat de samenstelling van het samenwerkingsverband telkens dezelfde is. Het oogmerk van de criminele organisatie dient gericht te zijn op het plegen van misdrijven. Als bewijs voor het bestaan van het oogmerk van de organisatie kunnen (mede) dienen de misdrijven die zijn gepleegd en het
duurzaam
en/of
gestructureerde
karakter
van
de
samenwerking.
Aan
de
bewezenverklaring van het in art. 140 Sr bedoelde oogmerk staat niet in de weg dat de organisatie ook een legaal doel nastreefde. Volgens bestendige rechtspraak is van deelneming aan een criminele organisatie sprake indien een persoon behoort tot de organisatie en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunende gedragingen heeft verricht die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Voor deelname aan de criminele organisatie is niet vereist dat een betrokkene deelneemt aan de misdrijven waarop het oogmerk van de organisatie is gericht. Evenmin is vereist dat een betrokkene samenwerkt of bekend is met alle personen die deel uitmaken van een organisatie. Ten aanzien van de rol van een betrokkene geldt voorts dat een betrokkene in zijn algemeenheid moet weten, in de zin van voorwaardelijk opzet, dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Een betrokkene hoeft echter niet enige vorm van opzet te hebben gehad op concrete door de criminele organisatie beoogde misdrijven. Het beschermd belang is door de plaatsing van artikel 140 Sr in titel V de openbare orde, maar meer in het bijzonder de bescherming van de samenleving tegen het gevaar dat uitgaat van criminele organisaties. 9.2.2. Vaststelling feiten en omstandigheden Uit hetgeen het hof ten aanzien van de werkwijze en organisatie van [medeverdachte3] heeft overwogen volgt dat het bedrijf [medeverdachte3] op 4 december 2008 is opgericht met als bedrijfsomschrijving het uitzenden van personeel, het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden, het bemiddelen op het gebied van wonen en het uitbenen van vlees. Dit uitzendbureau was gevestigd aan de [adres1] te Deventer. Er waren
gemiddeld 100 werknemers werkzaam voor [medeverdachte3]. [medeverdachte3] zond voornamelijk personeel uit naar[bedrijf], een vleesverwerkingsbedrijf. Uit hetgeen het hof onder feit 10 heeft overwogen volgt dat het hof niet bewezen acht dat [medeverdachte3] dan wel één van zijn bestuurders zich schuldig heeft gemaakt aan (gewoonte)witwassen, zodat - indien het hof zou oordelen dat sprake is van een criminele organisatie waaraan verdachte heeft deelgenomen - deze organisatie niet gericht kan zijn op het plegen van dit specifieke misdrijf. Dat geldt naar het oordeel van het hof ook met betrekking tot het misdrijf mensenhandel, nu ten aanzien daarvan door het hof is geoordeeld dat alleen verdachte [verdachte] zich daaraan heeft schuldig gemaakt en niet gebleken is dat medeverdachte [medeverdachte2] daarvan enige wetenschap had en daarvan mitsdien is vrijgesproken. Het hof heeft voorts geoordeeld dat de gedragingen van [verdachte] niet aan [medeverdachte3] kunnen worden toegerekend. Uit hetgeen het hof met betrekking tot feit 11 heeft overwogen volgt dat medeverdachte [medeverdachte2] zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte, welke valsheid in geschrifte er in bestond dat [medeverdachte2] gedurende een lange periode de kas van [medeverdachte3] achteraf kloppend maakte door kwitanties en overeenkomsten te voorzien van een valse handtekening en deze valse documenten vervolgens op te nemen in de administratie van [medeverdachte3]. Het hof heeft geoordeeld dat het opzet op het gebruik van die valselijk opgemaakte geschriften aan [medeverdachte3] kan worden toegerekend en dat verdachte [verdachte] aan het gebruik maken van deze valse documenten
feitelijk
heeft
leiding
gegeven.
Het
hof
heeft
medeverdachten
[medeverdachte5] en [medeverdachte6] van iedere betrokkenheid hierbij vrijgesproken. 9.2.3. Juridische beoordeling Verdachte en medeverdachten [medeverdachte2], [medeverdachte5], [medeverdachte6] en
[medeverdachte4]
werkten
allen
als
werknemer,
c.q.
bestuurder
van[medeverdachte3] In zoverre was er, zoals bij elk bedrijf van enige omvang, sprake van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband. [medeverdachte3] is als bedrijf opgericht met als primaire doel de uitlening van arbeid. Daarin is haar voornaamste bestaansgrond gelegen. Dat sluit echter niet uit dat het doel van het samenwerkingsverband mede is het plegen van misdrijven. Of daarvan sprake is wordt hieronder besproken aan de hand van de misdrijven die het samenwerkingsverband volgens de tenlastelegging ten doel zou hebben gehad. Mensenhandel in de zin van seksuele uitbuiting is gepleegd door verdachte [verdachte]. Die heeft daarbij misbruik gemaakt van zijn positie als directeur/aandeelhouder van [medeverdachte3]. Dat is in feite ook de enige link met het hierboven omschreven samenwerkingsverband. Niet gebleken is van enige samenwerking tussen [verdachte] en anderen met als doel de mensenhandel. Van witwassen is binnen het samenwerkingsverband in het geheel niet gebleken. Binnen [medeverdachte3] is wel sprake geweest van het structureel plegen van valsheid in geschrifte. Voor de vraag of dat leidt tot de conclusie dat het oogmerk van bovengenoemd samenwerkingsverband daarop (mede) gericht was zijn onder meer de volgende factoren van belang.
Het
delict
werd
feitelijk
gepleegd
door
medeverdachte,
tevens
medebestuurder
[medeverdachte2], zij het met medeweten van verdachte. Er is onvoldoende gebleken dat anderen in het samenwerkingsverband in enige vorm een bijdrage aan het plegen van dit delict hebben geleverd. Voor zover er al aanwijzingen zijn dat anderen daaraan (sporadisch) een bijdrage hebben geleverd, was deze bijdrage niet noodzakelijk. Feitelijk is het delict aldus door [medeverdachte2] in zijn eentje gepleegd. Hoewel het om een fors bedrag gaat, is de omvang in relatie tot de omzet beperkt en niet is gebleken dat het bedrijf om te kunnen voortbestaan afhankelijk was van het structureel plegen van het delict. Daarnaast is niet gebleken dat de valsheid in geschrifte ertoe strekte deelnemers aan het samenwerkingsverband te verrijken, doch er veeleer toe strekte gelden die binnen de normale bedrijfsuitoefening waren uitgegeven, maar niet behoorlijk waren verantwoord alsnog in de boekhouding te kunnen verantwoorden. Gelet op de beperkte betekenis van de valsheid in geschrifte voor [medeverdachte3] (er is niet gebleken dat [medeverdachte3] die geschriften ten opzichte van derden heeft gebruikt) en de zeer beperkte rol (voor zover al aanwezig) van de andere in de tenlastelegging genoemde deelnemers in het samenwerkingsverband bij dit delict, kan niet gezegd worden dat er sprake was van een samenwerkingsverband dat (mede) ten doel had het plegen van valsheid in geschrifte. Verdachte zal worden vrijgesproken van het deelnemen aan een organisatie als bedoeld in art. 140 Sr. BEWEZENVERKLARING Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3, 5 primair, 6, 7, 8 primair, 9 subsidiair en 11 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat: 1. hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 augustus 2009 tot en met 31 december 2009 te Deventer, althans in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)[slachtoffer1] meermalen,
heeft
gedwongen
tot
het
ondergaan
van
(een)
handeling(en)
die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer1], hebbende verdachte telkens die [slachtoffer1] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of mond en/of anus van die [slachtoffer1] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (onder meer) hierin dat verdachte
die [slachtoffer1] op/tegen het hoofd en/of gezicht en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of aan haar haren heeft getrokken en/of
die [slachtoffer1] (met kracht) bij de keel heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
die [slachtoffer1] (met kracht) op bed en/of op tafel heeft gegooid/gelegd en/of
die [slachtoffer1] heeft vastgehouden ondermeer bij haar bekken en/of benen en/of hoofd en/of nek en/of heeft opgesloten en/of tegen een muur heeft geduwd en/of
de arm(en) van die [slachtoffer1] (met kracht) achter haar rug heeft geduwd en/of
de benen van die [slachtoffer1] (met kracht) uit elkaar heeft geduwd en/of
het hoofd van die [slachtoffer1] (met kracht) naar beneden heeft geduwd en/of
die [slachtoffer1] de woorden heeft toegevoegd dat zij seks met hem, verdachte, moest hebben omdat zij anders haar baan kwijt zou raken en/of geen salaris zou ontvangen en/of geen woonruimte/onderdak meer zou hebben en/of
boven op die [slachtoffer1] heeft gezeten en/of gelegen en/of (daarbij) een hand op de mond van die [slachtoffer1] heeft geduwd/gelegd en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer1] heeft gezegd dat ze stil moest zijn en niet mocht gaan schreeuwen en/of
die [slachtoffer1] tegen haar wil (gedeeltelijk) heeft ontkleed en/of
die [slachtoffer1] heeft gedwongen hem, verdachte, af te trekken en/of
heeft gezegd, nadat [slachtoffer1] gedwongen seks met hem had gehad, dat hij haar zou ontslaan en/of op straat zou zetten als zij daarover met anderen zou praten en aldus misbruik heeft gemaakt van het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht dat hij, verdachte - in zijn hoedanigheid als haar werkgever/baas - op die [slachtoffer1] had en/of voor die [slachtoffer1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; 2. hij op tijdstippen in de periode van 1 maart 2010 tot en met 30 april 2010 te Deventer, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) meermalen, [slachtoffer2] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer2], hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis geduwd/gebracht in de vagina van die [slachtoffer2] en bestaande dat geweld
of
die
andere
feitelijkhe(i)d(en)
en/of
die
bedreiging
of
die
andere
feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens):
(zonder toestemming) de (slaap)kamer van die [slachtoffer2] is binnengekomen en/of op/naast die [slachtoffer2] in bed is gaan liggen en/of
die [slachtoffer2] tegen haar wil (gedeeltelijk) heeft ontkleed en/of
met beide handen het hoofd van die [slachtoffer2] heeft vastgepakt/vastgehouden en/of
(vervolgens) die [slachtoffer2] (met kracht) op de mond heeft gezoend en/of
die [slachtoffer2] (met kracht) heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of op die [slachtoffer2] is gaan liggen en/of (onverhoeds) haar benen heeft gespreid en/of zijn, verdachtes, penis onverhoeds in haar vagina heeft geduwd/gebracht en/of
tegen die [slachtoffer2] heeft gezegd dat zij stil moest zijn en/of dat als ze haar werk wilde behouden seks met hem, verdachte, moest hebben en/of dat ze beter af is als ze seks met hem heeft, want dan krijgt ze salaris, eten, kleding en hoeft geen huur te betalen en aldus misbruik heeft gemaakt van het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht dat hij verdachte - in zijn hoedanigheid als haar werkgever/baas - op die
[slachtoffer2] heeft en/of voor die [slachtoffer2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan. 3. hij op tijdstippen in de periode van 1 maart 2007 tot en met 20 oktober 2010 te Deventer,
en/of[plaats]
althans
in
Nederland
en/of
Polen
anderen
genaamd:[slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] I. (lid 1 sub 1) (telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht voornoemde personen heeft gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die anderen, bestaande hieruit dat verdachte B. op tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 augustus 2009 tot en met 31 december 2009,[slachtoffer1], 1. tegen betaling van huur aan verdachte heeft gehuisvest en/of opgenomen in een woning ten behoeve van de onder I. genoemde uitbuiting en/of 4. heeft gehuisvest, terwijl verdachte in het bezit was van de huissleutel van die woning en dientengevolge ten allen tijde - ook in de nachtelijke uren - zich ongewenst toegang konden verschaffen en feitelijk ook verschafte tot deze woning en/of 21. heeft gezegd dat er geen werk voor haar is, als ze geen seksuele handelingen met verdachte verricht en/of 22. heeft/hebben bedreigd en/of mishandeld, in ieder geval geweld heeft aangedaan en/of 23. meermalen heeft gedwongen tot seksueel contact; C. op tijdstippen in de periode van 1 maart 2010 tot en met 6 oktober 2010, [slachtoffer2] 1. tegen betaling van huur aan verdachte heeft gehuisvest en/of opgenomen in een woning ten behoeve van de onder I. genoemde uitbuiting en/of 4. heeft gehuisvest en verdachte in het bezit was van de huissleutel van die woning en dientengevolge ten allen tijde - ook in de nachtelijke uren - zich ongewenst toegang konden verschaffen en feitelijk ook verschafte tot deze woning en/of 21. heeft gezegd dat er geen werk voor haar is, als voornoemde geen seksuele handelingen met verdachte verricht en/of 25. meermalen, althans eenmaal, heeft/hebben gedwongen tot seksueel contact. G. op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2008 tot en met 20 oktober 2010, [slachtoffer3] 1. tegen betaling van huur aan verdachte heeft gehuisvest en/of opgenomen in een woning ten behoeve van de onder I. genoemde uitbuiting en/of
4. heeft/hebben gehuisvest, terwijl verdachte in het bezit was van de huissleutel van die woning en dientengevolge ten allen tijde - ook in de nachtelijke uren - zich ongewenst toegang kon verschaffen en feitelijk ook verschafte tot deze woning en/of 22. heeft mishandeld, in ieder geval geweld heeft aangedaan en/of 23. meermalen, althans eenmaal, heeft gedwongen tot seksueel contact. 5. hij op 29 juni 2009 te Deventer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer7] te dwingen tot het tenietdoen van een inschuld hetzij tot het ter beschikking stellen van gegevens, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader:
naar die [slachtoffer7] zijn toegegaan en
die [slachtoffer7] bij de keel/hals heeft vastgepakt en
(vervolgens) de keel/hals van die [slachtoffer7] heeft dichtgeknepen en
meermalen tegen het hoofd, van die [slachtoffer7] heeft/hebben geslagen en
tegen die [slachtoffer7] heeft/hebben gezegd dat hij een formulier (waarop stond dat hij [slachtoffer7] het geld waarop hij recht had, had ontvangen) moest tekenen en/of dat als hij dit niet zou doen hij doodgemaakt zou worden, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 6. hij op 20 oktober 2010 te Deventer opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,2 gram, van een materiaal bevattende amfetamine en/of methamfetamine en anderhalve, XTC-pil bevattende een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethylMDA
(MDEA)
zijnde
amfetamine
en/of
methamfetamine
en/of
MDMA
en/of
tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I. 7. hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2008 tot en met 31 mei 2009 te Deventer door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer3] meermalen, heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer3], hebbende verdachte telkens die [slachtoffer3] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer3] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met die andere feitelijkhe(i)d(en) (onder meer) hierin dat verdachte:
zonder
toestemming
van
die
[slachtoffer3]
een
huissleutel
had
van
[slachtoffer3] bewoonde woning en/of
regelmatig ongevraagd binnenkwam in de woning van die [slachtoffer3] en/of
de
door
de slaapkamer van die [slachtoffer3] betrad en/of daarbij tegen die [slachtoffer3] zei: “Dit is een groot bed. Ik heb het bed gekocht, dus ik kan op een helft slapen”, althans woorden van soortgelijke strekking en/of
die [slachtoffer3] de woorden heeft toegevoegd dat hij haar baas is en haar werk geeft en/of
die [slachtoffer3] heeft betast, terwijl zij, die [slachtoffer3], tegen verdachte aangaf dat zij niet wilde en/of hij, verdachte, bleef aandringen en haar broek naar beneden trok en/of
die [slachtoffer3] tegen haar wil gedeeltelijk heeft ontkleed en/of
die [slachtoffer3] (met kracht) heeft vastgehouden/vastgepakt en/of
die [slachtoffer3] (met kracht) op de mond heeft gezoend en/of
die [slachtoffer3] (met kracht) op bed heeft gegooid en/of
op die [slachtoffer3] is gaan liggen en/of
de benen van die [slachtoffer3] (met kracht) uit elkaar heeft geduwd en/of
de borsten van die [slachtoffer3] heeft betast en/of
de armen van die [slachtoffer3] heeft vastgepakt/vastgehouden en/of
(vervolgens) de armen van die [slachtoffer3] naar boven heeft geduwd en/of
die [slachtoffer3] heeft geslagen als zij, die [slachtoffer3], tegen hem zei dat zij geen hoer was die hij op ieder willekeurig moment kon pakken en/of
werkgever van die [slachtoffer3] was en/of dat uit die verhouding een geestelijk overwicht van hem, verdachte, ten opzichte van die [slachtoffer3] voortvloeide en/of aldus misbruik heeft gemaakt van het uit de feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht dat hij, verdachte – in zijn hoedanigheid als haar werkgever/baas – op die [slachtoffer3] had en/of (aldus) voor die [slachtoffer3] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan en/of voor die [slachtoffer3] een zodanige psychische druk heeft doen opleveren dat zij, [slachtoffer3], daaraan geen weerstand kon bieden. 8. hij in de periode van 1 augustus 2009 tot en met 30 september 2009 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer4], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer4] bij de keel/hals heeft vastgepakt en vervolgens de keel/hals heeft dichtgedrukt (gehouden) en/of vervolgens aan de haren heeft getrokken en het hoofd heeft gepakt en het hoofd tussen zijn, verdachtes, knieën heeft gestopt en vervolgens zijn knieën met kracht tegen elkaar heeft geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. 9. hij op 15 december 2008, te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer8], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer8] in het gezicht heeft gestompt en meermalen tegen het hoofd heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. 11. [medeverdachte3] op tijdstippen in de periode van 1 december 2008 tot en met 20 oktober 2010 te Deventer, althans in Nederland, meermalen telkens opzettelijk gebruik
heeft gemaakt van een of meer na te noemen valse kwitanties en/of loonafschrift(en) met kwitantie(s) en/of leningovereenkomst(en) en/of uitzendovereenkomst, te weten: A. een of meer op naam van [benadeelde1] gestelde kwitantie(s) (D-016-02, nr. 8 en/of D-016-02, nr. 23, en/of D-016-08, nr. 18) en/of loonafschrift(en) met kwitantie(s) (D016-03, nr. 91 en/of D-016-04, nr. 68 en/of D-016-05, nr. 42 en/of D-016-06, nr. 16), en/of B. een of meer op naam van[slachtoffer1] gestelde kwitantie (D-017-04) en/of loonafschrift(en) met kwitantie(s) (D-017-03 en/of D-017-02), en/of D. een
op
naam
van
[betrokkene1]
gestelde kwitantie (D-020-02), en/of
een
leningsovereenkomst (D-020-04), en/of E. een of meer op naam van [slachtoffer5] gestelde loonafschriften met kwitantie(s) (D004-02 nrs. 11 en/of 36 en/of 53), en/of F. een of meer op naam [slachtoffer6] gestelde kwitantie(s) (D-005-01, nrs. 82 en/of 41 en/of 47 en/of 19 en/of 2 en/of 75 en/of 100) en/of loonafschrift(en) met kwitantie(s) (D-005-02 nrs. 15 en/of 82 en/of 030 en/of 100 en/of 60 en/of 23 en/of 85), en/of G. een op naam van [slachtoffer3] gesteld loonafschrift met kwitantie (D-007-02) en/of een uitzendovereenkomst D-007-03), en/of I. een op naam van [betrokkene2] gestelde kwitantie (D-003-02), en/of J. een of meer op naam van [getuige7] gestelde kwitantie(s) (D-008-01 nrs. 19 en/of 91 en/of 15 en/of 3) en/of loonafschrift(en) met kwitantie(s) (D-008-02 nr. 13 en/of en/of D-008-04 nr. 63 en/of D-008-05 nr. 97 en/of D-008-06 nr. 66 en/of D-008-07 nr. 36 en/of D-008-08 nr. 24), en/of K. een of meer op naam van [getuige8] gestelde kwitantie (D-012-01 nr. 20) en/of loonafschrift(en) met kwitantie(s) (D-012-04 nrs. 25 en/of 17 en/of 80 en/of D-012-05 nr.63 en/of D-012-07 nr.60 en/of D-012-08 nr. 73 en/of D-012-10 nr. 56), en/of L. een of meer op naam van [betrokkene3] gestelde kwitantie(s) (D-015-02 nrs. 28 en/of 15 en/of 32) en/of loonafschrift(en) met kwitantie(s) (D-015-03 en/of D-015-05 en/of D015-06), en/of M. een of meer op naam van [betrokkene4] gestelde kwitantie(s) (D-018-02 nrs. 45 en/of 50 en/of 30 en/of 13 en/of 62 en/of 43 en/of 22 en/of 36 en/of 55 en/of 91 en/of 92 en/of 39 en/of 35 en/of 17 en/of 32) en/of loonafschrift(en) met kwitantie(s) (D-01804 en/of D-018-05 en/of D-018-05 en/of D-018-06 en/of D-018-07 en/of D-018-08 en/of D-018-09 en/of D-018-10 en/of D-018-11 en/of D-018-12 en/of D-018-13 en/of D-01814), en/of N. een op naam van [medeverdachte5] gestelde loonafschrift met kwitantie (D-014-01) en/of leningovereenkomst (D-014-02), en/of O. een of meer op naam van [benadeelde2] gestelde loonafschrift(en) met kwitantie(s) (D-010-02 nr.65 en/of D-010-03 en/of D-010-04 en/of D-010-05 en/of D-010-06 en/of P. een op naam van[betrokkene5] gestelde kwitantie (D-006-06) elk zijnde een geschrift om tot bewijs van enig feit te dienen als ware dat/die geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruik maken (telkens) hierin dat [medeverdachte3] voornoemde kwitantie(s) en/of loonafschrift(en) met kwitantie(s)
en/of leningovereenkomst(en) en/of uitzendovereenkomst heeft opgenomen in de kasadministratie van [medeverdachte3] en bestaande die valsheid (telkens) hierin dat voornoemde
kwitantie(s)
en/of
loonafschrift(en)
met
kwitantie(s)
en/of
leningovereenkomst(en) en/of uitzendovereenkomst fictief zijn aangezien de op deze stukken vermelde handtekening niet afkomstig is van de werknemer/natuurlijke persoon die op deze stukken is vermeld en/of de datum vermeld op de loonafschriften met kwitanties (D-017-01 en/of D-017-02 niet naar waarheid is, tot welke feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander opdracht heeft/hebben gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft/hebben gegeven. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE het onder 1, 2 en 7 bewezen verklaarde levert telkens op: verkrachting , meermalen gepleegd. het onder 3 bewezen verklaarde levert op: mensenhandel, meermalen gepleegd. het onder 5 primair bewezen verklaarde levert op: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. het onder 6 bewezen verklaarde levert op: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod. het onder 8 primair bewezen verklaarde levert op: poging tot zware mishandeling. het onder 9 subsidiair bewezen verklaarde levert op: poging tot zware mishandeling. ten aanzien van het onder 11 bewezenverklaarde: De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van het feitelijk leiding geven aan het gebruik maken van valse geschriften, nu het gebruik maken van valse geschriften door deze op te nemen in de eigen administratie geen strafbaar feit oplevert nu niet vaststaat dat derden daardoor zijn misleid. De verdediging heeft hiertoe verwezen naar een uitspraak van de Hoge Raad d.d. 21 december 2004, LJN AR4886. Blijkens jurisprudentie van de Hoge Raad moet onder “gebruik van een vals of valselijk opgemaakt geschrift” zoals bedoeld in het tweede lid van artikel 225 Wetboek van Strafrecht worden verstaan het bezigen van een stuk ter misleiding van derden tegenover wie daarvan gebruik is gemaakt (o.a. HR 27 april 1982, NJ 1982, 649 en meer recent: HR 21-12-2004, LJN: AR 4886). Er dient aldus sprake te zijn van enig daadwerkelijk gebruik tegenover derden ten einde deze derden te misleiden. Het enkele opnemen in de eigen administratie van ten eigen laste opgemaakte valse facturen is niet
als 'gebruik maken van' aan te merken, ook al is het bedoeld ter wegwerking van oneffenheden om controle op de werkelijke gang van zaken te belemmeren (HR 15 oktober 1985, NK 1986/295). Ten laste is gelegd en bewezen is verklaard dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het gebruik maken van vals(e) geschrift(en), bestaande dat gebruik (telkens) hierin dat die valse geschriften zijn opgenomen in de (kas)administratie van [medeverdachte3]. Niet is bewezen dat die administratie (ter misleiding) ten opzichte van derden zijn gebezigd. Naar het oordeel van de hof is het enkele opnemen in de (kas)administratie gelet op voormelde jurisprudentie niet strafbaar ex artikel 225 lid 2 Sr. Het hof zal verdachte, overeenkomstig de rechtbank heeft gedaan, daarom ten aanzien van dit feit ontslaan van alle rechtsvervolging. De verdachte dient derhalve ten aanzien van dit feit te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn. OPLEGGING VAN STRAF Verdachte heeft zich gedurende een lange periode meermalen schuldig gemaakt aan de verkrachting van [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer3] en heeft zich ten aanzien van deze vrouwen schuldig gemaakt aan seksuele uitbuiting in de zin van artikel 273f lid 1 sub 1 Sr. [slachtoffer1], [slachtoffer2] en [slachtoffer3] waren werkzaam voor [medeverdachte3], de uitzendorganisatie waarvan verdachte één van de bestuurders was. Zij waren allen - zij het in verschillende periodes - gehuisvest in de bedrijfswoning van [medeverdachte3] aan de [adres1] in Deventer. Verdachte was hun werkgever en tevens (onder)verhuurder en beschikte over de sleutel van deze woning omdat hij daar zelf ook - deels - woonachtig was. Tegen de wil van deze vrouwen heeft hij hen meermalen gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen, die veelal met geweld gepaard gingen. Zij bleken niet opgewassen tegen de fysieke kracht van verdachte en waren genoodzaakt hun fysieke verzet te staken. Voornoemde vrouwen waren van werk en woning afhankelijk van verdachte. Van deze afhankelijkheid heeft verdachte ten behoeve van zijn eigen seksuele genot op grove wijze misbruik gemaakt. Het hof zal dit tot uitdrukking brengen in de op te leggen straf. Verdachte heeft door aldus te handelen de persoonlijke integriteit van deze vrouwen ernstig geschonden. Verdachte heeft zich daarnaast, samen met medeverdachte [medeverdachte2], schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van [slachtoffer7], waarbij verdachte en zijn mededader geweld niet hebben geschuwd en zich op zeer intimiderende wijze jegens het slachtoffer hebben gedragen. Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan twee geweldsincidenten, te weten een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer8] en aan [slachtoffer4], zijnde twee werknemers van [medeverdachte3] Ook hierbij heeft verdachte geweld niet geschuwd en gehandeld uit machtsvertoon. Verdachte heeft middels voornoemde geweldsfeiten niet alleen gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers teweeggebracht, maar hij heeft ook een inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van XTC en amfetamine. Het hof neemt bij de strafoplegging in aanmerking dat verdachte blijkens een uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 10 januari 2014 niet eerder ter zake strafbare feiten is veroordeeld. Het hof houdt bij de strafoplegging voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze door de verdediging naar voren zijn gebracht en uit de in het dossier aanwezige reclasseringsrapportages d.d. 14 januari 2011 en 27 september 2012 en de omtrent verdachte opgestelde Pro Justitia rapportage d.d. 6 juni 2011 naar voren komen. Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan zoals in vorenstaande omschreven, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar passend en geboden is. Het hof heeft - zoals reeds overwogen - geconstateerd dat dankzij de actieve opstelling van de verdediging onvolkomenheden in de dossiervorming aan het licht zijn gekomen die in de appelfase zijn hersteld. Hoewel geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv, noch van een doelbewuste of grove veronachtzaming van de belangen van verdachte of schending van zijn recht op een eerlijk
proces,
hebben
deze
onvolkomenheden
ingrijpende
gevolgen
gehad
en
bijgedragen aan de negatieve beeldvorming. Zo is een aantal van de aanvankelijk in het dossier aanwezige tapgesprekken - die onder meer door de rechtbank voor het bewijs zijn gebezigd - ten onrechte als belastend geduid. Dit is zeer zorgwekkend, nu ook de rechtbank erop moet kunnen vertrouwen dat het door het openbaar ministerie gepresenteerde dossier resultaten van opsporingsonderzoek behelzen, welke stukken redelijkerwijs
van
belang
kunnen
zijn
in
voor
verdachte
zowel be lastende
als ont lastende zin. Illustratief is het eerder aangehaalde tapgesprek over de woning aan de [adres4]. Uit de door de verdediging aangehaalde tapgesprekken is gebleken dat de reparaties
die
uitgevoerd
moesten
worden
op
kosten
van
[medeverdachte3]
plaatsvonden. De kosten werden niet afgewenteld op de werknemers - hetgeen door het openbaar
ministerie
aanvankelijk
op
basis
van
de
in
het
dossier
aanwezige
tapgesprekken werd gesuggereerd en door de rechtbank op basis daarvan ook is aangenomen -. Uit tapgesprekken is aannemelijk geworden dat juist op instigatie van medeverdachte [medeverdachte2] opknapwerkzaamheden aan de woningen werden verricht, waarbij hij probeerde de werkzaamheden te laten uitvoeren op een wijze die voor de betrokkenen zo min mogelijk overlast zou veroorzaken. Illustratief is voorts een tapgesprek van 8 oktober 2010, waarin over de aankomst van drie vrouwen in Eindhoven wordt gesproken. Op grond van het aanvankelijk in het dossier opgenomen tapgesprek werd de suggestie gewekt dat het hier om vrouwen zou gaan die tewerk zouden worden gesteld, maar mogelijkerwijs ook geschikt zouden kunnen zijn voor een seksuele relatie. Uit gesprekken die kort daarop volgen en welke aanvankelijk niet aan het dossier zijn toegevoegd, volgt echter dat het om mannen gaat. Hoewel de inhoud van het gesprek (en die van andere in het dossier aangetroffen taps) getuigt van tenminste een nogal grof en smakeloos gevoel voor humor en weinig respect voor vrouwen, kan het betreffende gesprek vanwege die gebleken context niet dienen als bewijs
voor
het
bestaan
van
een
algemeen
geaccepteerde
cultuur
binnen
[medeverdachte3] dat de werkneemsters die als uitzendkracht werden aangenomen tevens beschikbaar geacht werden te zijn om naar goeddunken seksuele relaties mee te onderhouden. Gelet op de onvolledige en onzorgvuldige wijze van de totstandkoming van het dossier is het hof van oordeel dat een compensatie in de straftoemeting gerechtvaardigd is en zal verdachte in plaats van zes jaar veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar. VORDERING VAN DE BENADEELDE PARTIJ [benadeelde2] De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Op het voegingsformulier zijn geen bedragen ingevuld en het voegingsformulier is niet ondertekend. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep om die redenen niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft de vordering in hoger beroep gehandhaafd. De verdachte wordt vrijgesproken ter zake van het hem onder 3 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan om die reden evenmin in zijn vordering worden ontvangen. Het hof verwijst de benadeelde
partij
in
de
door
verdachte
gemaakte
en
ten
behoeve
van
de
tenuitvoerlegging nog te maken kosten. VORDERING VAN DE BENADEELDE PARTIJ [benadeelde1] De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering
tot
schadevergoeding.
Deze
bedraagt
€
2.500,-
aan
immateriële
schadevergoeding. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft haar vordering in hoger beroep gehandhaafd. De verdachte wordt vrijgesproken ter zake van het hem onder 3 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen. Het hof verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 57, 226, 242, 273f, 302, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde. BESLISSING Het hof: Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 12 ten laste gelegde. Vernietigt het vonnis - voor zover aan het beroep onderworpen - en doet opnieuw recht: Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 en 10 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 5 primair, 6, 7, 8 primair, 9 subsidiair en 11 ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart het onder 11 bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging. Verklaart het onder 1, 2, 3, 5 primair, 6, 7, 8 primair en 9 subsidiar bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren . Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht. Vordering van de benadeelde partij [benadeelde2] Verklaart de benadeelde partij [benadeelde2] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk. Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil. Vordering van de benadeelde partij [benadeelde1] Verklaart de benadeelde partij [benadeelde1] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk. Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil. Aldus gewezen door mr. G.M. Meijer-Campfens, voorzitter, mr. G. Dam en mr. T.H. Bosma, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen, griffier, en op 18 maart 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.