2442015
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741, voorheen LJN BY2741, Gerechtshof Amsterdam, 2300237809
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741 Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
07112012
Datum publicatie
09112012
Zaaknummer
2300237809
Formele relaties
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBHAA:2009:BI0843, Meerdere afhandelingswijzen
Rechtsgebieden
Strafrecht
Bijzondere kenmerkenHoger beroep Inhoudsindicatie
medeplegen van liquidatie vanuit bestelbus op parkeerplaats brugrestaurant A4. Initiërende en facliliterende rol verdachte. Niet relevant wie dodelijk schot loste. Onaannemelijke verklaring van de verdachte voor zijn aanwezigheid in bestelbus. ‘Voorhanden hebben’ van groot aantal wapens in woning waar hij verbleef en in opslagbox.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl
Uitspraak parketnummer: 2300237809 datum uitspraak: 7 november 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 10 april 2009 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15 74049607 (A) en 1566973507 (B) tegen
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [1947], thans uit anderen hoofde gedetineerd i[adres]
Ontvankelijkheid van het hoger beroep De verdachte is door rechtbank Haarlem vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak B (met parketnummer 1566973507) onder 3 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien nietontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 mei 2011, 30 maart 2012, 25 juni 2012 en 24 oktober 2012, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaatgeneraal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep, met uitzondering van de door de rechtbank opgelegde straf en de beslissingen over het beslag, omdat het hof aan de door de rechtbank opgelegde straf een verbeurdverklaring zal toevoegen. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd. Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor het overige bevestigen met dien verstande dat het hof: de door de rechtbank onder het 4e (blad 8), 12e (blad 13), 16e (op blad 17), 22e (blad 20) en 26e (blad 21) bullet point genoemde bewijsmiddelen verwijdert; de overige bewijsmiddelen overneemt, met terzijdestellingen, aanvullingen en toevoegingen zoals hieronder vermeld; de hierna onder 4, 5, 10 en 12 weergegeven bewijsmiddelen toevoegt; de gronden die de rechtbank aan haar beslissingen ten grondslag heeft gelegd gedeeltelijk terzijde
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741
1/20
2442015
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741, voorheen LJN BY2741, Gerechtshof Amsterdam, 2300237809
stelt, aanvult en verbetert als volgt;
Omwille van de leesbaarheid heeft het hof alle bewijsmiddelen en gronden, zoals overgenomen, hieronder volledig weergegeven.
Zaak A Bespreking van enkele verweren Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen van moord. De raadsman heeft daartoe kort en zakelijk weergegeven het volgende aangevoerd. De verdachte heeft verklaard dat hij bij het brugrestaurant aanwezig was voor [D.], hij had geen problemen met [slachtoffer] en wist niet dat er iemand doodgeschoten zou gaan worden. De rechtbank is aan zijn verklaring voorbij gegaan onder verwijzing naar een aantal factoren, die naar het oordeel van de verdediging in dit verband niet redengevend zijn: het bezoek aan de DUMP te Rotterdam; het verband tussen de daar aangekochte goederen en de liquidatie van [slachtoffer] ontbreekt. het late verklaren door de verdachte; het niet willen noemen van de naam van de vierde man; het niet benaderen van [D.]; [D.] was die dag samen met anderen. De verdachte wist dat [D.] niet met hem zou willen praten. [D.] moest alleen, op een privéplek, worden benaderd. De bij de DUMP gekochte boeien, indien relevant, zijn een indicatie voor die beslotenheid. het plaatsen van de bus in de buurt van de auto van [slachtoffer]; de verdachte heeft de Mercedesbus een aantal keren verplaatst. Daarbij mag evenwel niet worden vergeten dat [D.] samen met [slachtoffer] was weggereden. Om die reden kon [D.] niet worden benaderd of gevolgd, hij was niet alleen. Vast stond dat [D.] terug zou komen, omdat de auto van [slachtoffer] er nog stond. Om alsnog [D.] te kunnen volgen, is de Mercedesbus in de buurt van de auto van [slachtoffer] geparkeerd. de onmisbare rol van de verdachte (bivakmutsen, ophalen mededaders, wachten, verplaatsen van de bus, het wegbrengen van de daders en het nemen van polshoogte ter plaatse); het is nimmer de bedoeling geweest van de verdachte om een onmisbare rol te vervullen. Hij wist het pas toen het te laat en gebeurd was. Zijn fout is dat hij vervolgens is weggereden met de schutter en die ander in zijn auto. De stress van het moment mag daarbij niet worden vergeten. Evenmin de spanning en angst die voorstelbaar zijn als iemand, die net een ander heeft doodgeschoten, met een rokend pistool de bus in springt en zegt dat je moet wegrijden. Wat er van dit handelen ook zij, het maakt niet dat de verdachte met terugwerkende kracht het niet geplande en onverwachte doodschieten van [slachtoffer] heeft medegepleegd.
Het standpunt van het openbaar ministerie De advocaatgeneraal heeft gevorderd dat de verweren worden verworpen en dat de verdachte wordt veroordeeld voor het in zaak A primair ten laste gelegde medeplegen van moord op [slachtoffer]. Overwegingen en oordeel van het hof
De verklaring van de verdachte komt erop neer dat hij zonder wetenschap ten aanzien van tijdstip, locatie en reden voor de aanwezigheid van [D.] aldaar, met anderen naar een parkeerplaats bij het brugrestaurant is gereden alwaar zij uren hebben staan wachten. Dat is op zichzelf al niet aannemelijk. De verdachte heeft daarover gezegd dat [D.] in het gezelschap van anderen verkeerde en om die reden niet kon worden aangesproken. Uit de camerabeelden is echter gebleken dat [D.] om 17.23 uur alleen bij zijn auto is geweest, daar iets uit heeft gepakt en vervolgens is teruggekeerd naar de KFC. Pas later (om 17.40 uur) is [D.] bij [slachtoffer] in de auto gestapt en zijn zij bij het brugrestaurant weggereden. Gebleken is aldus dat de verdachte van de zich voordoende mogelijkheid om [D.] alleen te spreken, geen gebruik heeft gemaakt. Een verklaring daarvoor is door hem niet gegeven. De verklaring van de verdachte omtrent zijn bedoelingen wordt door andere gegevens in het dossier, niet bevestigd. De verklaring van de [getuige 1] bij de raadsheercommissaris noch de verklaring van de [getuige 2] ter terechtzitting in hoger beroep biedt daarvoor in elk geval onvoldoende aanknopingspunten. Bovendien biedt die verklaring van de verdachte geen opheldering over de noodzaak van de aanwezigheid van de vierde man, die nadat [G.] in Rotterdam was opgehaald door de verdachte in Amsterdam is opgehaald. Voorts overtuigt de verklaring van de verdachte voor het meermalen verplaatsen van de bus door de verdachte geenszins. Uit de camerabeelden blijkt immers dat de bus in de loop van de avond steeds iets dichter bij de auto van [slachtoffer] is neergezet. Ter terechtzitting in hoger beroep van 10 november 2010 heeft de verdachte hieromtrent het volgende verklaard: "Ik heb de bus op een gegeven moment recht voor de ingang van de Kentucky Fried Chicken geparkeerd. Dat deed ik omdat we [D.] dan in de gaten konden houden binnen en zodra hij weg zou rijden zouden we hem onopvallend kunnen volgen vanuit die positie. Dat is ook de reden waarom ik de bus steeds een stukje verplaatste, zo stonden we uiteindelijk recht voor de ingang." Het hof begrijpt, mede gelet op de bewijsmiddelen, dat deze verklaring moet zien op de verplaatsingen van de bus in de avond. [D.]
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741
2/20
2442015
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741, voorheen LJN BY2741, Gerechtshof Amsterdam, 2300237809
bevond zich echter op dat moment (anders dan in de middag) niet in de Kentucky Fried Chicken, maar in het brugrestaurant, van waar hij voor de verdachte en de andere personen in de bus niet zichtbaar was. Het hof vermag niet in te zien hoe, voor het kunnen volgen van (het voertuig van) [D.] wanneer deze het parkeerterrein zou verlaten, het telkens iets naar achteren verplaatsen van de bus nuttig of nodig was. [D.] zou immers hoe dan ook langs de bus moeten rijden bij het verlaten van het parkeerterrein. Het hof gaat er dan ook van uit dat het steeds een stukje verplaatsen van de bus geen andere reden had dan het plaatsen van de bus zo dicht mogelijk bij de auto van [slachtoffer].
B. De bewijsmiddelen ten aanzien van zaak A
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg op 23 maart 2009. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 13 februari 2007 ben ik in Rotterdam geweest. Misschien heb ik zelf die spullen, die bivakmutsen, bij D.U.M.P. gekocht.
2. Een procesverbaal van verhoor 14 juli 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [[...]] (Deel 22A, B: 3 e.v.). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 juli 2008 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van de [verdachte]:
Op 13 februari 2007 zijn we naar het brugrestaurant gereden Ik reed de bus. Ik heb [G.] gevraagd om mee te gaan. Verder ging een vriend van [G.] mee. We (het hof begrijpt: [v.E.], [G.], de vierde man en de verdachte) hebben daar (het hof begrijpt: op de parkeerplaats bij het brugrestaurant) uren gewacht. Ik ben nog in de Kentucky Fried Chicken gaan kijken. [v.E.] is nog eten gaan halen. Ik had geen vuurwapen bij me. Ik zeg niet wie dat wel bij zich had. Sommige mensen lopen altijd met een vuurwapen op zak. Toen [G.] en die vriend bij ons in de bus stapten hadden ze al een bivakmuts op hun hoofd. Niet naar beneden maar opgerold, als een mutsje op hun hoofd.
3. Een procesverbaal van verhoor 10 juli 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [[...]] (Deel 22A, B: 142 e.v.). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 10 juli 2008 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte [v.E.]:
Ik was op 13 februari 2007 in Rotterdam. Ik zat met [verdachte] in de bus. We hebben toen een man die ik ken als [G.] opgehaald in Rotterdam. Met zijn drieën zijn we in de bus naar Amsterdam gereden. Ergens in Amsterdam zijn we gestopt. [verdachte] en [G.] zijn uitgestapt. Ik bleef in de bus, terwijl [verdachte] en [G.] de straat inliepen. Op een gegeven moment kwamen ze terug met een derde man. Met zijn vieren zijn we in de bus weer weggereden. We reden weer richting Rotterdam over de A4. We stopten bij het brugrestaurant. We bleven daar een beetje hangen. Op een gegeven moment kwam die [slachtoffer]. Ik wist niet goed wat we daar nu deden. Er werd steeds Antilliaans (het hof begrijpt: Papiaments) gesproken. Ik versta die taal niet. Ik zag een man bij een auto. Later bleek dat dit [slachtoffer] was. Ik zag dat de zijdeur van onze bus openging en dat er een man uitstapte en naar [slachtoffer] toe liep. Ik zag dat [slachtoffer] het portier van zijn eigen auto opendeed. Ik zag dat toen een tweede man achter uit onze bus stapte en naar de twee mannen toe liep. Plotseling hoorde ik een schot. Ik had daarvoor al gezien dat de eerste man die uit de bus was gestapt een vuurwapen bij zich had. De beide mannen waren in ieder geval hetzelfde, donker, gekleed. Ze droegen ook alle twee bivakmutsen. Ik zag dat na het schot de mannen weer in de bus stapten en wij reden weg in de richting van Amsterdam. We stopten bij een NS station waar de beide mannen uitstapten. We reden weer richting Rotterdam. Ik had zelf het idee dat we op iemand stonden te wachten, omdat we daar maar doelloos bleven staan. Normaliter maakt [verdachte] altijd een afspraak buiten de auto. Ik blijf dan altijd wachten in de bus totdat [verdachte] weer terugkomt. Ik vond het wel vreemd dat we nu in de bus bleven. Toen ik terugkwam van de Kentucky Fried Chicken deed [verdachte] het voorportier open. Ik zag dat de bijrijdersplaats vrij was en [verdachte] knikte dat ik kon komen zitten. Ik ben toen naast [verdachte] gaan zitten. Ik zag dat er achter in de bus twee personen zaten. Ik begreep dat [G.] achter in de bus was gaan zitten naast man drie. Toen ik eten had gehaald, bleek dat de bus verplaatst was. Hij stond vlak voor de Kentucky Fried Chicken.
Op het moment dat ik de schuifdeur van de bus open hoorde gaan, keek ik uit mijn portierraam naar buiten. Ik keek schuin achterom, in de richting van de opening aan de zijkant van de bus. Het ging heel snel. Ik zag een man uit de bus stappen. Ik zag dat hij een bivakmuts op had en dat hij een vuurwapen in zijn hand hield, naar beneden gericht. Hij liep direct op de man, [slachtoffer], af. Toen de eerste man bij [slachtoffer] kwam, gooide [slachtoffer] zijn portier open. Het ging allemaal heel snel. Het was secondewerk. Het waren drie mannen donker gekleed. Op een gegeven moment verplaatsten ze zich naar achter, achter de wagen van [slachtoffer]. Toen hoorde ik die knal, dat schot. Direct daarop zag ik de twee mannen terug komen lopen naar de bus en weer achter in de bus stappen. Daarna reden we de A4 weer op.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741
3/20
2442015
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741, voorheen LJN BY2741, Gerechtshof Amsterdam, 2300237809
4. Een procesverbaal van verhoor van de [getuige 4], in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [[...]] (deel 03, ZD1: 137138). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 16 februari 2007 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [getuige 4]:
Ik zag opeens mannen met een bivakmuts op. Ik zag dat een man in zijn zij werd geslagen. Ik zag dat die man tegen een auto werd gedrukt. Ik zag dat de man een schop kreeg in zijn knieholte waardoor hij door zijn knieën zakte. Ik zag dat er een pistool tegen zijn hoofd werd gezet en hoorde een knal. Ik zag dat de man neerviel. Ik stond op een afstand van 30 a 40 meter. Ik heb geen pistool gezien. Ik heb uit de knal die ik heb gehoord opgemaakt dat het een pistool moest zijn. Voor dat die knal kwam zag ik een hand vanaf de zijkant in de richting van het hoofd van het slachtoffer gaan. Gelijk hierop hoorde ik de knal. Het was de rechterhand. Met de linkerhand hield hij het hoofd van het slachtoffer vast. Het hoofd van het slachtoffer was toen al onder de dakrand van de auto.
5. Een procesverbaal van bevindingen van 15 februari 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [[...]] (deel 03, ZD1: 134135). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 15 februari 2007 de weergave van de telefonisch tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [getuige 5]:
Ik heb bijna alles gezien. Ik stond er ongeveer 15 meter vanaf. Ik zag dat er uit een witte Mercedes Sprinter geheel in het zwart geklede personen kwamen. Ik zag dat zij zwarte bivakmutsen droegen. Ik zag dat zij richting een persoon liepen. Ik zag dat deze man een klap op zijn lichaam kreeg en vooroverboog. Plotseling hoorde ik een schot uit die richting en zag dat die persoon in elkaar zakte. Ik heb de man voordat het schot klonk nog horen gillen.
6. Een procesverbaal van bevindingen van 14 februari 2007, in de wettelijke vorm opgemaakte door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [[...]] (Deel 03, ZD1:035 e.v.). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Op 13 februari 2007 omstreeks 22:15 uur kreeg ik, verbalisant, opdracht te gaan naar de A4, alwaar op het parkeerterrein iemand zou zijn neergeschoten. Ter plaatse zag ik een man op het wegdek liggen schuin achter een groene personenauto, merk Renault, [kenteken]. De man lag op zijn buik. Uit zijn achterhoofd kwam een bloederige massa en er lag een plas bloed naast zijn hoofd. De man bewoog niet meer en haalde geen adem meer. Toen het personeel van de gearriveerde ambulance de man omdraaide, zag ik dat de man een gaatje in zijn voorhoofd had. Het ambulancepersoneel verklaarde dat de man was overleden. Op een afstand van ongeveer twee meter van het slachtoffer lag een patroonhuls.
7. Een deskundigenrapport pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, opgemaakt door arts en patholoog R. de Visser op 7 maart 2007 (NFInummer 2007.02.14.002, sectie nummer 2007053/R009, los document). Dit rapport houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Obductieverslag Op 14 februari 2007 heeft dr. R. Visser, arts en patholoog, de uit en inwendige schouwing verricht op het lijk van een onbekende man, dood aangetroffen op 13 februari 2007, omstreeks 22.15 uur, teneinde na te gaan de oorzaak van diens dood en hetgeen verder van belang mocht blijken.
Uitwendige schouwing Letsels: aan de rechterzijde van het achterhoofd was een grote huidwond met een stervormig patroon en opgeworpen huidranden, met een afmeting van circa 5 bij 5 cm. Ter plaatse van de linkerwang op korte afstand van de linkerneusvleugel bevond zich een licht onregelmatig huiddefect met een afmeting van circa 0,75 bij 0,75 cm van waaruit met een sonde gesondeerd kon worden tot aan het stervormige defect in het achterhoofd.
Inwendige schouwing De schedelbeenderen (27): er was een complexe breuk van de schedelbasis en er waren meerdere breuklijnen over de bovenzijde van de schedel. Er was tevens een ronde tot lichtovale conusvormige perforatie van de schedel rechts zijwaarts met een buitendiameter van 2 cm en een binnendiameter van 2,5 cm. De hersenen (29): er was uitgebreide beschadiging c.q. verbrijzeling van de basale zijde van de rechterhersenhelft alsmede de rechter kleine hersenhelft met gedeeltelijke beschadiging van de hersenstam en subtotale klieving van het verlengde ruggenmerg. Schotkanalen (35): er was één perforatiekanaal verlopend van rechtsachter (vermoedelijk inschot) naar links voorwaarts (juist naast de linkerneusvleugel).
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741
4/20
2442015
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741, voorheen LJN BY2741, Gerechtshof Amsterdam, 2300237809
Epicrisis Bij sectie bleek een tweetal letsels ter plaatse van het hoofd. Gelet op de vorm van de letsels, maar vooral het voorkomen van donkerkleurige materie (schotresten?) diep in de stervormige huidbeschadiging en de vorm van de schedelperforatie past het beeld het meest bij een opzetschot rechts/achter en een uitschot ter plaatse van de linkerwang. Schotrestenonderzoek op schotrichting en schootsafstand is inmiddels ingezet. Het doorschot ging gepaard met ernstig schedel en hersenletsel en inademen van bloed en (opgebraakte) maaginhoud. Het snel intreden van de dood wordt door voornoemd schotletsel (waaronder ernstig schedel en hersenletsel) zonder meer verklaard.
Conclusie Bij NN, een man van 80 kg lichaamsgewicht en 168 cm lichaamslengte, wordt het intreden van de dood verklaard door ernstig hoofd en hersenletsel als gevolg van een doorschotletsel.
8. Een procesverbaal identificatie dactyloscopisch spoor van 16 februari 2007, in de wettelijke vorm opgemaakte door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [[...]] (Deel 21, paragraaf 15, pagina 079 e.v.). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Het Regiokorps Kennemerland verzocht op 15 februari 2007 het Korps Landelijke Politie Diensten, Unit Dactyloscopische Identificatie, om dactyloscopische signalementen te vergelijken met het doel de identiteit van het slachtoffer vast te stellen. Daartoe werd een vingerafdrukkenblad verzonden. Na onderzoek op 15 februari 2007 werd bericht ontvangen dat de vingerafdrukken op het verzonden vingerafdrukkenblad geïdentificeerd zijn op afdrukken aanwezig in het landelijke bestand onder de navolgende gegevens: [slachtoffer]
9. Een deskundigenrapport schotrestenonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Haarlemmermeer op 13 februari 2007, opgemaakt door ing. S.B.C.G. Chang op 21 mei 2007 (Deel 21, paragraaf 23, pagina 120 e.v.). Dit rapport houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Uit het onderzoek aan het onderhuids weefsel [1.016], genomen uit de verwonding in het achterhoofd van het slachtoffer, zijn aanwijzingen verkregen op een vrijwel zekere inschotverwonding. Het aangetroffen sporenbeeld op het weefsel en de folies wijzen, in combinatie met de bevindingen van de patholoog, op een schootsafstand van 0 cm (opgezet schot). Uit het onderzoek aan het huiddeel [1.016], gemerkt A, en genomen uit de linkerzijde van het gelaat van het slachtoffer, zijn aanwijzingen verkregen op een vrijwel zekere uitschotverwonding. Dit past bij de bevindingen van de patholoog.
10. De verklaring van de [getuige 6], afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 30 maart 2012. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ga u zo beelden tonen van bewegingscamera's, dat wil zeggen camera's die alleen opnames maken wanneer binnen hun bereik beweging plaatsvindt. Een beschrijving van wat er op de relevante tijdstippen gebeurt, is te vinden in het hoofdprocesverbaal TGO Valk vanaf pagina 15 (deel 01: algemeen deel).
Ik toon nu de beelden van 13 februari 2007 omstreeks 22:12 uur, kort voor de schietpartij. Te zien zijn [T.], [D.] en [slachtoffer]. [slachtoffer] loopt in beeld van rechts naar links naar zijn auto. De witte Mercedes bestelbus, die op naam staat van [v.E.], staat op dat moment aan de rijbaan geparkeerd, de auto van [slachtoffer] staat in een parkeervak met zijn neus in de richting van de zijkant van de bestelbus geparkeerd. De voorzijde van de bestelbus bevindt zich ter hoogte van de auto van [slachtoffer]. Als [slachtoffer] bij zijn auto aankomt, gaat de schuifdeur van de bestelbus open en stappen er twee (onherkenbare) mensen uit. Er vindt een schermutseling plaats rondom de auto van [slachtoffer]. Hierna lopen de twee personen terug naar de bus en stappen in. De schuifdeur gaat dicht. De bus staat nog even stil en rijdt dan weg.
De indeling op het terrein is als volgt. Gekomen vanaf de snelweg (richting Den Haag) rij je het parkeerterrein op. Links van het parkeerterrein ligt eerst de FEBO, dan het brugrestaurant en ten slotte de Kentucky Fried Chicken (hierna KFC). Aan de rechterzijde van het parkeerterrein is het Van der Valk Hotel gelegen.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741
5/20
2442015
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741, voorheen LJN BY2741, Gerechtshof Amsterdam, 2300237809
Om 16.59 uur komt een witte Mercedes, type Sprinter bestelbus met [kenteken], het parkeerterrein oprijden. De grijze Hyundai Tucson van [D.] is geparkeerd in een vak op de eerste rij. De bestelbus wordt geparkeerd in de derde rij, links schuin achter de Hyundai. De auto van [slachtoffer] staat ook in de derde rij geparkeerd maar dan, gezien van het brugrestaurant, verder naar rechts. Om 18.25 uur gaat aan de rechterzijde van de bestelbus een deur open en stapt er een persoon uit. Op dat moment staat de auto van [slachtoffer] nog op het parkeerterrein. De auto van [D.] is weg. De persoon, naar later blijkt [v.E.], loopt naar de KFC en plaatst daar een bestelling. In de tijd dat zij op haar bestelling wacht, wordt de bestelbus verplaatst. De bestelbus staat een aantal minuten stil bij de ingang van het Van der Valk Hotel en rijdt op de rijbaan richting de snelweg voor de FEBO/brugrestaurant/KFC langs. De bestelbus wordt op de rijbaan, niet zijnde een parkeervak, geparkeerd. Om 18.33 rijdt de bestelbus achteruit over die rijbaan en parkeert in één van de laatste parkeervakken (schuin tegenover de ingang van het brugrestaurant en tegenover de ingang van de KFC). Vervolgens is te zien dat een persoon komt aanlopen met tassen. Vermoed wordt dat dit [v.E.] is. Zij loopt voor de bestelbus langs. Even later pikken de bewegingscamera's een persoon op, die over de rijbaan loopt in de richting van het A4 brugrestaurant. Dit blijkt [verdachte] te zijn. Hij gaat de roltrap op en gaat richting het La Placerestaurant. Hij verblijft daar zo'n twintig minuten en loopt dan weer terug naar de roltrap. Onderaan de roltrap staan op dat moment [D.], [T.] en [slachtoffer]. [slachtoffer] staat achter [D.] en [T.]. Terwijl hij de trap afloopt lijkt [verdachte] deze personen te zien. Hij draait om en loopt de trap weer op en het restaurant weer in. Na ongeveer drie minuten komt hij weer naar buiten. Hij loopt richting de bus en stapt aan de bestuurderszijde in. Dit was omstreeks 20.45 uur. Om 21.59 uur loopt [v.E.] wederom naar de KFC, plaatst een bestelling en stapt weer in de bestelbus. Vanaf 18.25 tot het moment van het incident bevindt de bestelbus zich dus in een van de parkeervakken gelegen aan de wegrijroute in de richting van de snelweg. Daarna is de bus nog kleine stukjes naar achteren verplaatst, wanneer er ruimte vrijkwam. De bestelbus is gedurende deze gehele periode in de directe nabijheid van de auto van [slachtoffer] gebleven. Desgevraagd antwoord ik dat er vanaf de parkeerplaats één wegrijroute is om weer op de A4 te komen. Daartoe moet men via de in en uitgang van het parkeerterrein recht tegenover de ingang van het brugrestaurant rijden en vervolgens rechtsaf slaan en voor de KFC langs rijden.
11. Een clusterprocesverbaal camerabeelden van 17 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakte door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [getuige 6] (Deel 04, ZD1: 551 e.v.). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Hieronder volgt een clustering van bijzonderheden van de beelden van bewakingscamera's van het brugrestaurant A4, de Kentucky Fried Chicken (KFC), de Febo en het Hotel A4 op 13 februari 2007, opgemaakt in chronologische tijdsvolgorde.
De volgende personen worden benoemd: [slachtoffer] [T.] [D.] [verdachte] [v.E.][woonplaats]
Om 16:07 uur (camera 2 en 3 van het brugrestaurant) [slachtoffer] rijdt met zijn personenauto over de rijbaan van het brugrestaurant, slaat de parkeerplaats op en parkeert zijn voertuig aldaar. Om 16:36 uur (camera 2 en 3 van het brugrestaurant) [D.] rijdt de parkeerplaats op en parkeert zijn voertuig in een parkeervak. Om 16:53 uur (camera 2 en 3 van KFC) [T.] loopt de KFC in en loopt naar de tafel van [D.] en [slachtoffer] en gaat bij hen aan tafel zitten. Om 16:59 uur (camera 2, 3 en 7 van het brugrestaurant en camera 16 van het hotel) Er rijdt een witte bedrijfsbus, voorzien van [kenteken], over de rijbaan richting de parkeerplaats. De bus rijdt over de rijbaan, slaat rechtsaf de parkeerplaats op en parkeert in een parkeervak. Om 17.15 uur (camera 2 van het brugrestaurant) De schuifdeur van de bedrijfsbus gaat open en dicht. Onbekend is of er iemand uitstapt. Om 17.19 uur (camera 16 van het hotel en camera 2 van het brugrestaurant) Het bestuurdersportier opent en een persoon stapt uit de bus. De persoon loopt over de parkeerplaats in de richting van het brugrestaurant. De persoon loopt om enkele auto's heen en loopt vervolgens terug naar de bus. De persoon stapt weer in aan de bestuurderszijde. Signalement van de persoon: blauwe jas, donkerkleurige bovenkleding onder de jas, donkerkleurige broek, donkerkleurige tas, die over de rechterschouder wordt gedragen. Om 17.23 (camera 2 van het brugrestaurant) [D.] komt uit de richting van de uitgang van KFC en loopt naar zijn auto toe. Hij stapt in aan de bestuurderszijde, maar laat het portier openstaan. Kort daarna stapt [D.] uit, sluit het portier en loopt terug naar de ingang van KFC. Om 17.36 uur (camera 2 KFC) [slachtoffer], [T.] en [D.] verlaten de KFC.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741
6/20
2442015
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741, voorheen LJN BY2741, Gerechtshof Amsterdam, 2300237809
Om 17:40 (camera 1 en 2 van het brugrestaurant) [slachtoffer] en [T.] lopen samen naar de geparkeerde auto van [slachtoffer]. [D.] loopt naar zijn eigen auto en stapt in aan de bestuurderszijde. [slachtoffer] stapt in zijn auto en rijdt over de parkeerplaats naar de plek waar [D.] zijn auto geparkeerd heeft. 17:42 uur (camera 2 van het brugrestaurant) [T.] loopt over de parkeerplaats in de richting van het hotel. 17.43 uur (camera 1 van het brugrestaurant) [slachtoffer] parkeert de auto naast de auto van [D.], stapt uit zijn auto en stapt in de auto van [D.]. [D.] en [slachtoffer] verlaten de parkeerplaats en rijden weg over de rijbaan in noordelijke richting. Om 18.16 uur (camera 1 van het brugrestaurant) De schuifdeur van de bedrijfsbus staat open en is er beweging van een persoon buiten naast de schuifdeur te zien. Vervolgens gaat de schuifdeur dicht en de persoon staat nog buiten. Om 18.17 uur (camera's 1 en 2 van het brugrestaurant) De persoon naast de bedrijfsbus loopt bij de bus vandaan over de parkeerplaats in de richting van het hotel A4. De schuifdeur van de bedrijfsbus gaat een klein stukje open en weer dicht. Op het einde van de parkeerplaats blijft de persoon kort staan, keert om, en loopt over de parkeerplaats terug in de richting van de bedrijfsbus. Kort hierop is er beweging aan rechterzijde van de bedrijfsbus te zien. Het lijkt erop dat een persoon in de bus stapt. Om 18.24 uur (camera's 1 en 2 van het brugrestaurant) Een portier aan de rechterzijde van de bus gaat open en een persoon stapt uit. Het portier gaat weer dicht. Een persoon loopt rechts voor de witte bedrijfsbus. De persoon loopt over de parkeerplaats in de richting van het brugrestaurant. De persoon loopt in de richting van de KFC. Om 18.25 uur (camera 2 van het brugrestaurant en camera 16 van het hotel) De lichten van de witte bedrijfsbus gaan aan en de bus rijdt weg richting de uitgang van de parkeerplaats. Bij de uitgang van de parkeerplaats slaat het voertuig rechtsaf en rijdt weg in noordelijke richting. Om 18.25 uur (camera 2 van KFC) Een vrouw staat bij de counter en bestelt eten. Zij heeft een wit briefje in haar hand, waarvan ze afleest. De vrouw wordt herkend als zijnde [v.E.]. Om 18.27 uur (camera's 1 en 2 van het brugrestaurant en camera 16 van het hotel) De witte bedrijfsbus rijdt over de rijbaan in tegengestelde richting naar de ingang van het hotel A4. De witte bedrijfsbus rijdt naar de slagbomen van het hotel en keert. De bedrijfsbus rijdt op de rijbaan een aantal keren een paar meter voor en achteruit. Om 18.30 uur (camera's 1 en 2 van het brugrestaurant en camera 16 van het hotel) De witte bedrijfsbus rijdt over de rijbaan weg in noordelijke richting en rijdt het beeld uit. Om 18.33 uur (camera 1 van het brugrestaurant en camera 16 van het hotel) De witte bedrijfsbus rijdt achteruit over de rijbaan langs het brugrestaurant. Om 18.33 uur (camera 2 KFC, camera 1 van het brugrestaurant en camera 16 van het hotel) [v.E.] verlaat via de ingang de KFC met twee witte draagtassen en een bekerhouder met daarin 3 bekers. Een persoon loopt over het trottoir bij het brugrestaurant. Deze persoon heeft twee witte draagtassen. De bedrijfsbus, die op dat moment achteruit rijdt, stop met rijden en blijft staan direct naast het trottoir. De persoon met de draagtassen loopt langs de bus en stapt voor de bus langs naar de rechterzijde van de bedrijfsbus. Het bijrijderportier gaat open en de persoon stapt in en het portier wordt weer gesloten. Enkele seconden daarna rijdt de bedrijfsbus verder achteruit. Om 18.35 uur (camera 1 van het brugrestaurant) De witte bedrijfsbus rijdt in een langparkeervak naast de rijbaan en parkeert daar. Om 18.40 uur (camera 1 van het brugrestaurant en camera 16 van het hotel) Een persoon loopt op het midden van de rijbaan. De persoon loopt langs de linkerzijde van het voertuig, opent het bestuurdersportier, stapt in en sluit het protier. Signalement van de man: vermoedelijk een man, vermoedelijk kort donker haar, normaal postuur, lichtkleurige jas en een donkere broek. Kort nadat de persoon is ingestapt wordt de bedrijfsbus een klein stukje naar achteren geplaatst. Om 19.01 uur (camera 16 van het hotel) Het rechterportier van de bedrijfsbus gaat open. Hier stapt een persoon uit de bus en blijft bij het portier staan. Vervolgens stapt de persoon weer in in de bedrijfsbus. Om 19.15 uur (camera 1 van het brugrestaurant) De witte bedrijfsbus rijdt een stukje achteruit. Om 20.18 uur (camera's 1 en 2 van het brugrestaurant) Het lijkt het alsof er niemand achter het stuur van de bedrijfsbus zit. Een persoon staat op het trottoir en loopt in de richting van de ingang van het brugrestaurant. De persoon draagt een lichtkleurige jas en een donkere broek. Om 20.19 uur (camera's 4 en 5 van het brugrestaurant) De persoon, een man, loopt door de draaideur van het brugrestaurant en komt zo in de centrale hal. Daar loopt de man naar de roltrap toe. De man gaat met de roltrap omhoog. De man vertoont zeer sterke gelijkenissen met [verdachte]. Om 20.20 uur (camera's 10, 11, 6 en 15 van het brugrestaurant) [verdachte] loopt door het pad van café Resto Truck in de richting van La Place. Om 20:37 uur (camera 2 van het brugrestaurant) [T.] steekt de rijbaan over en loopt in de richting van de ingang van het brugrestaurant.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741
7/20
2442015
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741, voorheen LJN BY2741, Gerechtshof Amsterdam, 2300237809
Om 20:37 uur (camera's 2 en 3 van het brugrestaurant) De auto van [D.] rijdt over de rijbaan en slaat rechtsaf de parkeerplaats op. De auto wordt geparkeerd in een parkeervak aan de zuidelijke helft van de parkeerplaats. Vanaf de bijrijderzijde van de auto van [D.] stapt een persoon uit en loopt via de achterzijde van de auto over de parkeerplaats in noordelijke richting. Deze persoon blijkt later [slachtoffer] te zijn. Kort hierop loopt een ander persoon vanaf de auto over de parkeerplaats in noordelijke richting. Deze persoon blijkt later [D.] te zijn. Zowel [slachtoffer] als [D.] lopen in de richting van [T.]. Terwijl [slachtoffer] en [T.] richting het brugrestaurant lopen, loopt [D.] kort achter beiden aan. Om 20.41 uur (camera's 15, 6, 11 en 10 van het brugrestaurant) [verdachte] loopt door het pad van het truckerscafé Resto Truck, komende uit de richting van La Place. Om 20.41 uur (camera 1 van de Febo en camera's 4 en 5 van het brugrestaurant) [slachtoffer] loopt via de draaideur het brugrestaurant in. Achter hem aan komen [T.] en [D.]. Zij lopen met zijn drieën naar de roltrap en gaan hiermee omhoog. [verdachte] staat bovenaan de roltrap en neemt een aantal treden naar beneden. Echter, onderaan de roltrap staan [slachtoffer], [T.] en [D.], die aanstalten maken om via de roltrap naar boven te gaan. Kennelijk ziet [verdachte] [slachtoffer], [T.] en [D.], keert om en loopt weer de trap op omhoog. [verdachte] loopt door het looppad van Resto Truck in de richting van La Place. Om 20:45 uur (camera's 1 en 2 van het brugrestaurant) [verdachte] komt uit de ingang van het brugrestaurant, loopt over de rijbaan, langs de linkerzijde van de witte bedrijfsbus, opent het bestuurdersportier, stapt in en sluit het portier. Om 21:15 uur (camera 16 van het hotel en camera 1 en 2 van het brugrestaurant) De witte bedrijfsbus wordt een klein stukje naar achteren gereden. Om 21:28 uur (camera 16 van het hotel) Het rechterportier van de witte bedrijfsbus wordt geopend en er stapt een persoon uit. Deze persoon loopt langs de auto van [slachtoffer] rechtdoor over de parkeerplaats in de richting van het hotel. Op het einde van de parkeerplaats keert de persoon om, loopt terug naar de bus, stapt in en sluit het portier. Om 21.58 uur (camera 16 van het hotel) Het bijrijderportier van de witte bedrijfsbus gaat open en een persoon stapt uit de bus. Om 21:59 uur (camera's 2 en 3 van KFC) Een vrouw komt de KFC inlopen. Zij wordt herkend als [naam]. Zij loopt naar de counter en doet een bestelling. Om 22:00 uur (camera 2 KFC) [v.E.] verlaat met de bestelling de KFC. Om 22.07 uur (camera 2 van het brugrestaurant) [slachtoffer], [T.] en [D.] verlaten via de draaideur het brugrestaurant en lopen naar de auto van [D.]. Om 22.12 uur (camera's 2 en 3 van het brugrestaurant en camera 16 van hotel A4) [slachtoffer] loopt alleen vanaf de auto van [D.] over de parkeerplaats in de richting van zijn geparkeerde auto. [D.] en [T.] staan bij de auto van [D.]. Bij zijn auto aangekomen, staat [slachtoffer] stil aan de linkervoorzijde van zijn auto. Om 22.13 uur (camera 16 van hotel A4) De schuifdeur aan de rechterzijde van de witte bedrijfsbus wordt geopend. Een persoon stapt uit de bus en loopt naar [slachtoffer] toe. Als een vlek' lopen ze naar de achterzijde van de auto van [slachtoffer]. Kort hierop loopt een tweede persoon vanuit de bus, eveneens vanuit de zijkant van de bus, naar [slachtoffer] en de eerste persoon. Op deze plek blijven ze ongeveer 5 seconden staan, waarna een van de personen richting de bus loopt en direct daarna weer terug loopt naar de andere persoon en [slachtoffer]. Hierna lopen twee personen via de rechterzijde van de auto van [slachtoffer] naar de bus, gevolgd door het sluiten van de schuifdeur. Om 22.13 uur (camera 2 van brugrestaurant) [slachtoffer] is niet in beeld. Er is beweging bij de auto van [slachtoffer] te zien. Twee personen lopen langs de linkerzijde van de auto van [slachtoffer] naar de linkerachterzijde van het voertuig. Een persoon pakt de andere persoon vast. De persoon die vastgepakt wordt zakt naar de grond. Dan lijkt het erop dat er een derde persoon bij komt. Een persoon pakt de persoon, die op de grond is, vast en tilt deze omhoog, zodat deze weer staat. De man die omhoog getild wordt, probeert zich los te rukken. Om 22.13 uur (camera 1 van brugrestaurant) Enkele personen staan aan de rechterzijde van het voertuig van [slachtoffer]. Twee personen staan gebukt. Een persoon gaat rechtop staan. Om 22.13 uur (camera 2 van het brugrestaurant) [T.] loopt over de parkeerplaats in de richting van de auto van [slachtoffer]. [D.] komt achter hem aanrennen. Om 22:14 uur (camera's 1 en 2 van brugrestaurant en camera 16 van het hotel) De verlichting van de witte bedrijfsbus is aan en het voertuig rijdt weg over de rijbaan in noordelijke richting en verdwijnt uit beeld. [D.] en [T.] lopen naar waar later blijkt [slachtoffer] op de grond ligt.
12. Een procesverbaal onderzoek telecommunicatiemiddelen [verdachte] en [v.E.] van 7 september 2007, in de wettelijke vorm opgemaakte door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [[...]] (Deel 06, ZD1: 1286 e.v.). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741
8/20
2442015
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741, voorheen LJN BY2741, Gerechtshof Amsterdam, 2300237809
verbalisanten of één of meer van hen:
Gedurende het onderzoek werden onder andere na te noemen personen als verdachte aangemerkt: * [verdachte] * [v.E.]
Uit onderzoek BPS bleek dat [v.E.] tijdens een politiecontact op 2 februari 2007 heeft opgegeven bereikbaar te zijn op het mobiele nummer [eindigend op *949]. Uit het BPS bleek uit een registratie dat [v.E.] op 22 april 2006 heeft aangegeven bereikbaar te zijn op het nummer [eindigend op *949]. Op 20 juni 2007 werd [naam] gehoord als getuige. Zij verklaarde dat zij [v.E.] kon bereiken op het telefoonnummer [eindigend op *949].
Uit de historische verkeersgegevens is gebleken dat het telefoonnummer [eindigend op *949] op 13 februari 2007 om 09:37:34 uur belt met het nummer [eindigend op *520], geregistreerd op naam van Toeras Reisbureau. Hierbij straalt het nummer [eindigend op *949] de steunzender Industrieweg 135 te Rotterdam aan. Het volgende geregistreerde contact is om 16:25:16 uur. Opvallend is dat tijdens dit contact als startpaal de steunzender Louwesweg 6 te Amsterdam en als eindpaal de steunzender Johan Huizingalaan 201251/Commeniusstraat te Amsterdam wordt aangestraald. Om 19:12:54 uur wordt het nummer [eindigend op *949] ingebeld en wordt er geen steunzender aangestraald. Het nummer wordt doorgeschakeld naar een servicenummer. Kennelijk staat de mobiele telefoon uitgeschakeld.
13. Een procesverbaal onderzoek telecommunicatie [verdachte] en [v.E.] op 13 februari 2007 opgemaakt op 27 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakte door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [[...]] (Deel 06, ZD1: 1295 e.v.). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
Onderzoek woning [adres] te [woonplaats] Op 12 juni 2007 vond een doorzoeking plaats in perceel [adres] te [woonplaats] In de woning werden onder meer twaalf mobiele telefoons aangetroffen en in beslag genomen. Uit analyse van de historische verkeersgegevens bleek dat de mobiele telefoon met het imeinummer 352294018960620 op 13 februari 2007 actief was geweest. Dit imeinummer bleek te zijn gebruikt in combinatie met het mobiele nummer: [eindigend op *259].
Onderzoek [de opslagbox]. Op 2 juli 2007 vond er een doorzoeking plaats in [de opslagbox] In de box werd een koffertje aangetroffen met vijf mobiele telefoons. Uit analyse van de historische verkeersgegevens bleek dat het mobiele telefoonnummer horend bij de telefoon met imeinummer 357956002775300 is [eindigend op *298].
Uit analyse van het mobiele telefoonnummer [eindigend op *259] blijkt onder meer dat: * het nummer op 13 februari 2007 actief was tussen 9.39 uur en 15.01 uur. * het nummer heeft 11 smsberichten verzonden. * op de printlijst van het nummer stond twee maal een uitgaand contact geregistreerd, te weten om 12:14:02 uur (19 seconden) en om 12:34:46 uur (20 seconden). Beide keren werd het nummer [eindigend op *663] aangekozen. Dit nummer behoort toe aan een pieper of semafoon.
Uit analyse van het mobiele telefoonnummer [eindigend op *298] blijkt onder meer dat: * het nummer [eindigend op *298] op 13 februari 2007 actief was tussen 07:45 uur en 15:08 uur. Na 15:08 uur werd geen steunzender meer aangestraald en werden inbellers doorgeschakeld naar het voicemailnummer. Kennelijk stond de telefoon kennelijk uit. * het laatste nummer dat de gebruiker van het telefoonnummer [eindigend op *298] aankiest is het telefoonnummer 0614450702. Dit contact vond plaats op 15:08 uur en duurt 13 seconden. Hierbij wordt als beginsteunzender de paal Willem Ruyslaan 225 te Rotterdam (vodafone 1392) aangestraald en als eindsteunzender de paal Boezemsingel 100274 te Rotterdam (vodafone 33). Hieruit kan worden opgemaakt dat de gebruiker van het telefoonnummer [eindigend op *298] zich kennelijk beweegt. * Uit bevraging van de contacten van het nummer [eindigend op *298] op 13 februari 2007 bij de CIOT is gebleken dat het nummer [eindigend op *720] is afgegeven aan [F.G.].
Onderzoek laatste contacten [eindigend op *298] en [eindigend op *259] op 13 februari 2007 Uit historische verkeersgegevens van telefoonnummer [eindigend op *298] bleek deze om 14.55 uur de steunzender Blaak 22 te Rotterdam aan te stralen. Voorts bleek uit de printlijst van het nummer
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741
9/20
2442015
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741, voorheen LJN BY2741, Gerechtshof Amsterdam, 2300237809
[eindigend op *259] dat deze mobiele telefoon om 15.01 uur eveneens de steunzender Blaak 22 te Rotterdam aanstraalde. Deze steunzender bleek in de nabije omgeving van het perceel Korte Hoogstraat 9 te Rotterdam te liggen, alwaar de winkel D.U.M.P. gevestigd is. Middels raadplegen van de routeplanner bleek de afstand tussen beide locaties respectievelijk 600 meter. Op de kassabon van D.U.M.P., die werd aangetroffen tijdens een doorzoeking in [de opslagbox], stond de aankoopdatum 13 februari 2007 en het tijdstip 14.58 uur.
Op 13 februari 2007 om 15:08 uur werd met het nummer [eindigend op *298] uitgebeld naar het nummer [eindigend op *720], afgegeven aan [F.G.] Ten tijde van dit 13 seconden durende contact straalt de mobiele telefoon met nummer [eindigend op *298] als beginsteunzender de paal Willem Ruyslaan te Rotterdam (vodafone 1392) aan en als eindsteunzender de paal Boezemsingel te Rotterdam (vodafone 33). De mobiele telefoon met nummer [eindigend op *720] straalt tijdens dit contact als begin en eindsteunzender de paal Chris Bennekerslaan 32A / Lusthofstraat te Rotterdam aan.
Hierbij dient te worden opgemerkt dat de gebruiker van het nummer [eindigend op *298] zich in de nabije omgeving van de gebruiker van het nummer [eindigend op *720] bevindt. Blijkens de routeplanner is de afstand tussen de steunzenders Chris Bennekerslaan 32A / Lusthofstraat te Rotterdam en Willem Ruyslaan te Rotterdam circa 600 meter. Na dit contact vinden er op 13 februari 2007 geen zichtbare contacten meer plaats tussen de mobiele nummers [eindigend op *298] en [eindigend op *720]. Opgemerkt dient te worden dat het nummer [eindigend op *298] op 13 februari 2007 om 09:48 uur eveneens uitbelt naar het nummer [eindigend op *720] en tijdens dit 12 seconden durende contact eveneens de steunzender Boezemsingel te Rotterdam aanstraalt (vodafone 33).
Uit historische verkeersgegevens van het nummer [eindigend op *720] bleek het eerstvolgende contact met dit nummer, na 15:08 uur, een uitgaand contact te zijn met nummer [eindigend op *088]. Dit contact vond plaats op 13 februari 2007 om 16:20 uur en duurde 62 seconden. Het mobiele nummer [eindigend op *720] straalde tijdens dit contact als begin en eindpaal de Plesmanweg 75/Johan Huizingalaan te Amsterdam (Tmobile 10953) aan. Om 16:42 uur vindt er een inkomend contact plaats met het nummer 0642289938 van 1 seconde, waarbij het nummer [eindigend op *720] als begin en eindsteunzender de paal Johan Huizingalaan 400 te Amsterdam (T mobile 11719) aanstraalt. Hierop belt het nummer [eindigend op *720] om 16:43 uur uit naar het nummer 0642289938 waarbij als beginsteunzender de paal Sloterweg 1045/A4/wielercircuit te Amsterdam (Tmobile 11097) en als eindsteunzender de Meidoornweg 2 te Badhoevedorp (Tmobile 11148) aan worden gestraald. Na 16:43 uur wordt er om 18:04, 18:05 en 23:24 uur ingebeld naar het mobiele nummer [eindigend op * 720] en wordt er op de printlijst een doorschakeling aangegeven. Tevens worden er geen steunzenders meer aangegeven, waaruit kan worden opgemaakt dat de mobiele telefoon met nummer [eindigend op *720] kennelijk is uitgeschakeld.
Opgemerkt dient te worden dat het mobiele nummer [eindigend op *949], opgegeven door [v.E.] tijdens een politiecontact op 2 februari 2007, op 13 februari 2007 tijdens een uitgaand contact met het mobiele nummer 0630551645 om 16.25 uur als beginsteunzender de paal Louwesweg 6 te Amsterdam (Vodafone 1154,3) aanstraalt en als eindsteunzender de paal Johan Huizingalaan 201 251/Commeniusstraat te Amsterdam (Vodafone 1399). Om 16.27 uur straalt de telefoon nummer [eindigend op *949], tijdens een uitgaand contact met wederom het mobiele nummer [eindigend op *645] als begin en eindsteunzender de paal Johan Huizingalaan 201251/Commeniusstraat te Amsterdam (Vodafone 1399) aan. Voorts is uit onder [verdachte]/[v.E.] in beslag genomen en uitgelezen mobiele telefoons gebleken dat het telefoonnummer [eindigend op *720] opgeslagen stond in meerdere telefoons, te weten: IBNnummer Imeinummer IBN GSM Opgeslagen nummer Opgeslagen naam
20l000ay 355689000209651 [eindigen op *720] [G.] 07411001001 357583000060081 [eindigend op *720] [G.]
14. Een procesverbaal van verhoor van getuige [G.] van 7 november 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [[...]] (Deel 06, ZD1:1339A e.v.). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 6 november 2007 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [G.]:
Ik ben de gebruiker van het telefoonnummer [eindigend op *720]. Ik heb dit telefoonnummer ongeveer een jaar in gebruik. Deze telefoon was van mijn dochter [F.G.], wonende te [woonplaats]. Het telefoonnummer is op naam van mijn dochter blijven staan. Ik ken [verdachte]. Ik ken [slachtoffer]. Dat is een oom van mij.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741
10/20
2442015
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741, voorheen LJN BY2741, Gerechtshof Amsterdam, 2300237809
Ik weet dat [slachtoffer] [verdachte] kent.
15. Een procesverbaal onderzoek voertuig van 12 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [[...]] (Deel 21, paragraaf 36, pagina 188 e.v., foto 12). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten of één of meer van hen:
Op 19 juni 2007 hebben de verbalisanten een onderzoek ingesteld in een bedrijfswagen, merk MercedesBenz, kleur wit, voorzien van het [kenteken]. Door de verbalisanten werden diverse stukken van overtuiging veiliggesteld, waaronder een label van een bivakmuts op de vloer van de bus voor.
16. Een procesverbaal van bevindingen van 27 augustus 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [[...]] (Deel 06, pagina ZD1: 1196 e.v.). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten of één of meer van hen:
Op 23 augustus 2007 hoorden de verbalisanten de bedrijfsleider van de zaak D.U.M.P., die zich aan hen bekendmaakte als: [D.C.], per adres Korte Hoogstraat 9 te Rotterdam. Toen de verbalisanten aan hem de bon van D.U.M.P. van 13 februari 2007 toonden (die werd aangetroffen in [de opslagbox] [woonplaats]), waarop de aankoop staat van 3 zwarte poncho's, 4 paar Thinsulate handschoenen in twee kleuren en 4 zwarte bivakmutsen, verklaarde [D.C.] dat de artikelen die op de bon staan vermeld als zodanig artikelen zijn die bij D.U.M.P. verkocht worden. Toen de verbalisanten aan [D.C.] het label toonden, dat zij in de witte Mercedes Sprinter, voorzien van het [kenteken], hadden aangetroffen met daarop het artikelnummer en de omschrijving van een 3 gats bivakmuts, herkende [D.C.] het label als zijnde het label van de bivakmutsen die bij D.U.M.P. verkocht worden.
C. Bewijsoverwegingen met betrekking tot zaak A
Het hof gaat op grond van het voorgaande uit van de volgende gang van zaken op 13 februari 2007. De verdachte en [v.E.] hebben op 13 februari 2007 met een witte Mercedes bestelbus eerst in Rotterdam [G.] en vervolgens in Amsterdam een vierde persoon opgehaald, waarna zij naar het parkeerterrein van het aan de oostzijde van de rijksweg A4 in de gemeente Haarlemmermeer gelegen brugrestaurant zijn gereden. Gedurende een periode van ruim vijf uren heeft de verdachte samen met de hiervoor genoemde personen in de bus verbleven. Tussen de verdachte, [G.] en de vierde persoon is in het Papiaments gesproken. Op een gegeven moment zijn [G.] en de vierde man via een schuifdeur aan de zijkant van de bus naar buiten gegaan. Voorzien van bivakmutsen en ten minste één vuurwapen zijn zij in de richting van [slachtoffer] gelopen, die zich op korte afstand van de bus bij zijn auto bevond. Er heeft een korte worsteling plaatsgevonden, waarna [slachtoffer] met een opzetschot in het hoofd is geschoten, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden. Direct na het schieten zijn de twee personen weer in de bus gestapt en met de verdachte, als bestuurder van de bus, weggereden. De verdachte heeft [G.] en de vierde man daarna bij een treinstation afgezet. Voorafgaand aan de schietpartij heeft de verdachte de bus een aantal keren verplaatst, waarbij die bus steeds dichter bij en uiteindelijk direct voor de auto van [slachtoffer] kwam te staan. Toen [slachtoffer] alleen naar zijn auto was toegelopen, zijn twee van de inzittenden van de bus tot actie overgegaan. Uit de beelden en met name uit de beschrijvingen van het gebeurde van de twee ooggetuigen [getuige 4] en [getuige 5] komt het beeld van een kille liquidatie naar voren. Van enig verzet van het slachtoffer blijkt niet en derhalve evenmin van enige aanleiding voor het schieten.
Hieruit leidt het hof af dat de verdachte en de anderen zich eerst zodanig hebben gepositioneerd dat zij zeer dichtbij de auto van [slachtoffer] stonden en vervolgens hebben gewacht tot het slachtoffer dat lange tijd in het gezelschap van anderen was zich alleen in de richting van zijn auto zou begeven. Toen dat gebeurde zijn [G.] en de vierde man, voorzien van bivakmutsen en een vuurwapen waarin tenminste één kogel zat en dat daarmee gebruiksgereed was, op het slachtoffer afgelopen en hebben hem vrijwel direct met een opzetschot doodgeschoten. Aldus was sprake van een gezamenlijk opzet op het gepleegde levensdelict. Eveneens was sprake van een voldoende substantiële en gelijkwaardige bijdrage van beiden aan dat delict, zodat in het midden kan blijven wie de schutter was. Beide daders hebben uitvoeringshandelingen gepleegd en uit hun handelen bleek van een nauwe en bewuste samenwerking. Uit de bewegingen van de door de [verdachte] bestuurde bus voorafgaand aan het feit, bezien in samenhang met de overige bewijsmiddelen, leidt het hof bovendien af dat ook van een nauwe en bewuste samenwerking met [verdachte] sprake was, welke samenwerking was gericht op het liquideren van [slachtoffer]. De verdachte is niet alleen bij de levensberoving van [slachtoffer] aanwezig is geweest, maar was daarbij betrokken in die zin dat zijn aanwezigheid en handelen ter plekke voorwaarde is geweest voor de uitvoering van het feit. Als gevolg hiervan, wordt het verweer van de raadsman, dat de verdachte niet als medepleger van het incident kan worden beschouwd, verworpen. Naar het oordeel van het hof blijkt uit het hiervoor overwogene ook dat de verdachte, [G.] en de vierde man niet in een opwelling hebben gehandeld, maar dat hun daad kennelijk het gevolg is van een enige tijd tevoren genomen besluit en dat zij in het tijdsverloop tussen het besluit en de uitvoering daarvan tijd hadden zich te beraden over het te nemen of genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat zij over de betekenis en de gevolgen van hun voorgenomen daad hebben nagedacht en zich daarvan rekenschap hebben gegeven.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741
11/20
2442015
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741, voorheen LJN BY2741, Gerechtshof Amsterdam, 2300237809
Het hof komt op grond van voormelde feiten en omstandigheden tot het oordeel dat de verdachte zich samen met [G.] en de vierde man schuldig heeft gemaakt aan moord op het slachtoffer.
Zaak B Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van het in zaak B onder 1, 2, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de wapens in de woning aan de [adres] te [woonplaats], noch van de wapens en andere stoffen in [de opslagbox]. Naast de verdachte hadden ook anderen toegang tot die locaties en de verboden voorwerpen lagen niet direct in het zicht. Bovendien zijn de verboden voorwerpen pas aangetroffen nadat de verdachte zich in detentie bevond. Met betrekking tot de verklaring van de verdachte dat hij de verantwoordelijkheid neemt voor de aangetroffen verboden goederen, geldt nog dat het hof zich dient te realiseren dat twee voor de verdachte zeer belangrijke personen, zijn partner en zijn neef, medeverdachten zijn/waren en de verdachte heeft getracht hen te helpen door de schuld op zich te nemen.
Het standpunt van het openbaar ministerie De advocaatgeneraal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld voor de in zaak B onder 1, 2, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten. Het oordeel van het hof Vooropgesteld moet worden dat het bewijs van het bestanddeel 'voorhanden hebben' veronderstelt dat de verdachte over de desbetreffende voorwerpen moet hebben kunnen beschikken en voorts en in het verlengde daarvan, dat er sprake is van (een zekere) bewustheid van de verdachte met betrekking tot de aanwezigheid van die voorwerpen. Uit de gehanteerde bewijsmiddelen leidt het hof af dat de verdachte over de in de woning op het adres [adres] te [woonplaats] aangetroffen wapens, munitie en geluiddempers heeft kunnen beschikken en voorts en in het verlengde daarvan, dat er wel sprake is geweest van (een zekere) bewustheid van de verdachte met betrekking tot de aanwezigheid van die voorwerpen. Gebleken is dat de verdachte regelmatig in de desbetreffende woning verbleef en in het bezit was van een sleutel van die woning en dat hij aldus beschikkingsmacht had over de woning en hetgeen zich daarin bevond. Dat bij de verdachte sprake was van een zekere bewustheid met betrekking tot de aanwezigheid van die wapens leidt het hof af uit de verklaring van de verdachte dat hij misschien wel wist dat die wapens daar lagen. Daar komt bij dat een deel van de wapens in twee plastic tassen achter de bank in de woonkamer, direct zichtbaar, is aangetroffen (deel 21, paragraaf 33, foto 10).
Datzelfde geldt ten aanzien van de in [de opslagbox] aangetroffen wapens en andere stoffen. De verdachte heeft verklaard dat hij voor andere mensen had geregeld dat zij van de box gebruik konden maken, dat hij denkt dat er een stuk of vier afstandsbedieningen in omloop waren waarmee toegang tot de box kon worden verkregen, dat hij er zelf misschien tien misschien twintig keer is geweest en dat hij misschien gewoon niet wilde afweten van de andere goederen die daar zijn aangetroffen. Het hof acht voorts, gelet op het feit dat de verdachte op het moment van zijn aanhouding de afstandsbediening van deze box nog tot zijn beschikking had (deze bevond zich immers in de mede door hem gebruikte woning) en de huur daarvan kennelijk ook nadien door hem bekende personen is voortgezet, bewezen dat hij daarover ook na zijn aanhouding kon beschikken.
Daar komt bij dat de verdachte heeft verklaard dat hij de verantwoordelijkheid op zich neemt voor de spullen die in de woning en box zijn aangetroffen. Het hof leidt daaruit af dat hij zich bewust is geweest van de aanwezigheid ervan en dat hij daarover een zekere beschikkingsmacht had. Dat hij slechts schuld op zich wilde nemen, zoals de raadsman heeft gesuggereerd, is niet aannemelijk geworden. Resumerend leidt het hof uit de bewijsmiddelen af dat de verdachte, kennelijk met anderen, wier namen hij niet wil noemen, de bewezen verklaarde voorwerpen in de woning en in de box voorhanden heeft gehad.
D. Bewijsmiddelen ten aanzien van zaak B [de opslagbox] (feiten 1 en 2)
1. De verklaring van de verdachte [verdachte], afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg op 23 maart 2009. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ben wel eens in de box aan de [adres] te [woonplaats] geweest. Ik neem de verantwoordelijkheid voor de spullen die in de box zijn aangetroffen. Er waren mensen die opslagruimte nodig hadden en ik kon dat voor hen regelen. Soms had ik een afstandsbediening van de box. [naam] is een zoon van mij. De box was van het bedrijf van [v.E.]. Ik heb haar gevraagd of ik de box kon overnemen. Misschien wilde ik gewoon niet afweten van de andere goederen die daar zijn aangetroffen. Ik ben misschien 10, misschien 20 keer in de box geweest.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741
12/20
2442015
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741, voorheen LJN BY2741, Gerechtshof Amsterdam, 2300237809
2. Een procesverbaal van bevindingen van 27 juli 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[...]] (deel 10, B1: 1738 e.v.). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang, als mededeling van verbalisant:
Op 2 juli 2007 is er een zoeking gedaan in het complex van [de opslagbox] Hierbij zijn onder meet de volgende goederen in beslag genomen: aan de achterzijde van box 20 tussen dozen en vaten een zwarte koffer van het merk Edwards met daarin onder andere XTC pillen. MDMA poeder; aan de achterzijde van box 20 tussen dozen en vaten een zwart koffertje met daarin onder andere XTC pillen; aan de voorzijde van box 20 een zilverkleurig koffertje met daarin onder andere XTC pillen; aan de achterzijde van box 20 onder dozen en tussen vaten een plastic tas van het merk H&M met daarin onder andere XTC pillen; aan de achterzijde van de box onder dozen en tussen vaten: * een witte plastic tas met daarin onder andere explosieven; * een vuilniszak met daarin 11 zakken met XTC pillen, allen voorzien van het 'Dollar" logo; * een tas van het merk Cl000 met daarin 14 zakken met XTC pillen, allen voorzien van het "Dollar" logo; * een tas van het merk Plus met daarin onder andere diverse zakjes met wit poeder en 42 zakjes met XTC pillen.
3. Een procesverbaal doorzoeking van 18 juli 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [[...]] (deel 21, paragraaf 38, pagina 211 e.v.). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten of één of meer van hen:
Op 2 juli 2007 hebben wij onderzoek verricht in [de opslagbox]. Wij zagen het volgende. In de loods stond een stapel met ongeveer 160 kartonnen dozen. Deze stapel was geplaatst om tassen en zakken met drugs en een stapel met 52 stalen 60 liter vaten met vloeistof. De 52 stalen vaten waren per twee op elkaar gestapeld en stonden rond een kunststof vat met klemdeksel, inhoudende poeder, een gele tas inhoudende vuilniszakken en poeder, een witte tas met patronen en zakjes drugs. Tussen de stapel stalen vaten en kartonnen dozen stond een witte plastic tas inhoudende onder andere drugs en twee metalen bussen. In een van de metalen bussen, een oranje bus, zaten verpakt in celstofpapier met schilderstape met daaromheen elastisch gaasverband een boterhamzakje, zes slagpijpjes. In het andere blik, een chroomkleurig blik met opschrift PASTA, zat verpakt in huishoudfolie een uit drie parten opgebouwde cilinder van geperst, naar later bleek, het explosieve materiaal, TNT. De drie parten TNT hadden een gezamenlijk gewicht van circa 850 gram en werden door twee postelastieken bij elkaar gehouden. Door het Explosieven Opruimingscommando Koninklijke Landmacht zijn het explosief en de slagpijpjes bemonsterd en door ontploffing vernietigd. Het explosief veroorzaakte een krater met een diameter van 1,40 meter en een diepte van 0,6 meter.
Uit de bijlage bij het procesverbaal (pagina 214229) volgt dat de slagpijpjes zijn voorzien van spoornummer 1509AR002.9.1 t/m 1509AR002.9.6 en de TNT van spoornummer 1509AR 002.10.1 en 1509AR002.10.1.1.
4. Een procesverbaal doorzoeking van 18 juli 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [[...]] (deel 21, paragraaf 39, pagina 261). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten of één of meer van hen:
Bij een onderzoek in [de opslagbox] werd drugs aangetroffen. De drugs is voor bemonstering overgebracht naar het laboratorium van de afdeling Forensische Opsporing van de Regiopolitie Kennemerland te IJmuiden. Deze partij drugs is gewogen en bemonsterd. De monsters ervan zijn separaat verpakt. Van deze monsters is een representatieve selectie genomen, die voor onderzoek is gezonden naar het Nederlands Forensisch Instituut. De bemonsterde partij drugs is verpakt in: een doos met een totaal gewicht van 14,1 kg en verzegeld onder nummer AA20069; een doos met een totaal gewicht van 9,1 kg en verzegeld onder nummer AA20070; een doos met een totaal gewicht van 17,7 kg en verzegeld onder nummer AA20071; een doos met een totaal gewicht van 3,7 kg en verzegeld onder nummers AA20072 en AA20073.
5. Een procesverbaal doorzoeking van 1 november 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[...]] (deel 22, paragraaf 69, pagina 441 e.v.). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741
13/20
2442015
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741, voorheen LJN BY2741, Gerechtshof Amsterdam, 2300237809
Tijdens de doorzoeking in [de opslagbox] zijn diverse zakken met pillen en poeders aangetroffen. Daarvan zijn representatieve monsters genomen, die voor onderzoek zijn aangeboden aan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) te Den Haag.
Spoornummer 1509AR003 betreft een vuilniszak met hierin 11 zakken met pillen. Alle pillen zijn voorzien van een "Dollar" logo. Daarvan zijn drie monsters naar het NFI verzonden. In deze drie monsters werd MDMA en mCPP aangetroffen. Het totaalgewicht van de 11 zakken bedraagt 13476,31 gram.
Spoornummer 1509AR005 betreft een "C1000" tas met hierin 14 zakken met pillen. Alle pillen zijn voorzien van een "Dollar" logo. Uit twee zakken zijn monsters naar het NFI verzonden. In deze twee monsters werd MDMA en mCPP aangetroffen. Het totaalgewicht van de 14 zakken bedraagt 17147,57 gram.
Spoornummer 1509AR019 betreft een "Plus" tas met hierin 37 zakjes met pillen met de logo's "pink panther", "X5" en "RR". Hiervan zijn 6 zakjes voor onderzoek naar het NFI verzonden. Door het NFI werd in de tabletten met het logo "pink panther" (1 zakje) en "RR" (1 zakje) MDMA en mCPP aangetroffen. Door het NFI werd in de tabletten met het logo "X5" (4 zakjes) MDMA en mCPP aangetroffen. Het totaalgewicht van de 37 zakjes is 1108,61 gram.
6. Een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie te Den Haag van 24 juli 2007, opgemaakt door dr. J.D.J. van den Berg, gerechtelijk deskundige, op de door hem als gerechtelijk deskundige afgelegde belofte (Deel 22, paragraaf 48, pagina 337 e.v.). Dit rapport houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegevene, in:
Het monster gleuftabletten (1509AR.003.3.1), crèmekleurig, diepdruk "$", bevat MDMA. Het monster gleuftabletten (1509AR.003.6.1), crèmekleurig, diepdruk "$", bevat MDMA. Het monster gleuftabletten (1509AR.003.9.1), crèmekleurig, diepdruk "$", bevat MDMA.
Het monster gleuftabletten (1509AR.005.3.1), crèmekleurig, diepdruk "$", bevat MDMA. Het monster gleuftabletten (1509AR.005.9.1), crèmekleurig, diepdruk "$", bevat MDMA. Het monster tabletten (1509.AR.019.7.1), groen, diepdruk: "pink panther", bevat MDMA. Het monster tabletten (1509.AR.019.9.1), crèmekleurig, diepdruk: "RR" bevat MDMA. Het monster tabletten (1509.AR.019.39.1), crèmekleurig, diepdruk "X5" bevat MDMA.
7. Een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie te Den Haag van 21 augustus 2007, opgemaakt door ing. E.M. Kok, gerechtelijk deskundige, op de door hem als gerechtelijk deskundige afgelegde belofte (Deel 22, paragraaf 57, pagina 373 e.v.). Dit rapport houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegevene, in.
Het slagpijpje: TRnummer 1509.AR.002.9.1 (NFI nummer 5.001). Gezien de uiterlijke kenmerken en de onderzoeksresultaten betreft het slagpijpje vrijwel zeker een intact elektrisch slagpijpje. Het monster springstof, TRnummer 1509.AR.002.10.1.1 (NFI nummer 5.002). Gezien de uiterlijke kenmerken en de onderzoeksresultaten betreft het slagpijpje vrijwel zeker de springstof TNT. Een slagpijpje, zoals 5.001, is een ontsteker die speciaal bestemd is om springstof tot ontploffing te brengen van springstof, zoals 5.002. Om springstof zoals 5.002 tot ontploffing te brengen, is een speciale ontsteker, zoals het slagpijpje (5.001), vereist. Gezien de opbouw, werking en uitwerking zijn slagpijpjes en springstof, zoals 5.001 en 5.002 aan te merken als onderdelen die specifiek bestemd zijn voor en van wezenlijke aard zijn voor een voorwerp dat is bestemd voor het treffen van een persoon of zaken door middel van ontploffing, zoals vermeld in artikel 2, lid 1, categorie II, sub 7° van de Wet wapens en munitie.
8. Een procesverbaal van bevindingen van 24 augustus 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [[...]] (deel 06, ZD1: 1123 e.v.). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten of één of meer van hen:
Per 1 april 2006 is [de opslagbox] in de verhuur gegaan. Hiervan is een huurovereenkomst opgemaakt, die op naam van [v.E.] staat. Per 1 april 2006 is de huur door [v.E.] betaald. Dit gebeurde cash op het kantoor van [naam]. Op 1 januari 2007 verscheen [v.E.] met [naam] op het kantoor van
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741
14/20
2442015
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741, voorheen LJN BY2741, Gerechtshof Amsterdam, 2300237809
[naam] en is de huur op naam van [naam] gezet. Vanaf 1 februari 2007 was hij de nieuwe huurder van de box. [adres] te [woonplaats] (feiten 4, 5 en 6)
9. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg op 23 maart 2009. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik en nog een paar mensen van wie ik de namen niet wil noemen hadden een sleutel van de woning. Ik kwam daar wel eens. Misschien wist ik wel dat de wapens daar lagen. Het kan kloppen dat er ook persoonlijke spullen van mij in de woning lagen.
10. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 10 november 2010. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik blijf bij mijn eerdere verklaringen die ik ten aanzien van het aantreffen van de verboden goederen in perceel [adres] in [woonplaats] en in [de opslagbox] heb afgelegd. Ik neem de verantwoordelijkheid ten opzichte van die goederen.
11. Een procesverbaal van verhoor 13 juni 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [[...]] (Deel 6, ZD1: 1019 e.v.). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 13 juni 2007 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte [naam]:
Toen ik verhuisde naar Hindeloopen heeft [v.E.] de sleutel van mijn huis aan de [adres] in [woonplaats] gehouden. Ik heb haar in september/oktober 2006 goedkeuring gegeven om in mijn woning te verblijven. Ik ben op 5 juni 2007 in mijn woning geweest. Ik zag een teiltje met water en scheermesjes staan. De verwarming stond aan en er stonden pizza's in de koelkast.
12. Een procesverbaal van verhoor 23 juni 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[...]] (Deel 6, ZD1: 1078 e.v.). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 23 juni 2007 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van de verdachte [getuige 7]:
In eerste instantie woonde op het adres [adres] te [woonplaats] een jongen. Ongeveer 1,5 jaar geleden is hij ergens anders gaan wonen. Zijn zus maakt nu ongeveer een jaar regelmatig gebruik van de woning. De vrouw op de aan mij getoonde foto is de vrouw die ik in de woning heb gezien. De man op de aan mij getoonde foto is de man die ik vaak bij de vrouw zag en de woning in en uit ging.
13. Een procesverbaal van verhoor 26 juni 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[...]] (Deel 6, ZD1: 1081). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang, als mededeling van verbalisant:
In aansluiting op het getuigenverhoor van [getuige 7] verklaart de verbalisant dat de foto's die aan de getuige getoond zijn tijdens het verhoor respectievelijk de foto's waren van: 1e foto: [v.E.] 2e foto: [verdachte]
14. Een procesverbaal met nummer PL 1200/07535064, Zaaksdossier 2, van 8 november 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[...]] (deel 06, zaaksdossier 2 TGO Valk, ongenummerd). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang, als mededeling van verbalisant:
Op 12 juni 2007 vond een doorzoeking plaats op het adres [adres] te [woonplaats] Daarbij werden de volgende goederen aangetroffen en in beslag genomen.
Vijf wapens 1. Achter de bank in de woonkamer: in een plastic "Vodafone" tas, een machinepistool van het type Skorpion, kaliber 7,65 mm Browning, met gevulde bijpassende patroonhouder. 2. Achter de bank in de woonkamer: in een plastic "Actie sport" tas, een pistool merk Heckler & Koch, kaliber 9 mm Parabellum, met een gevulde patroonhouder. 3. In de kruipruimte: in een plastic "Bas" tas, een machinepistool type UZI, kaliber 9 mm Parabellum met een gevulde bijpassende patroonhouder.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741
15/20
2442015
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741, voorheen LJN BY2741, Gerechtshof Amsterdam, 2300237809
4. In de kruipruimte: in een plastic "G&W" tas, een pistoolmerk Walther, kaliber .22 long rifle, een lege patroonhouder en passende geluidsdemper en enige losse patronen. 5. In de kruipruimte: in een plastic "Gall&Gall" tas, een pistool merk Pietro Beretta, kaliber 7.65 Browning, een passende geluidsdemper en leeg magazijn. En een gevuld magazijn voor het Skorpion machinepistool.
Schriftelijke bescheiden Kleding Een groot aantal mobiele telefoons, waarvan negen van de tien op 7 mei 2007 door de politie Tilburg onder [verdachte] in beslag genomen en op 10 mei 2007 geretourneerd.
Van de tijdens het technisch onderzoek aangetroffen dactyloscopische sporen werden drie sporen geïdentificeerd. De handpalm afdruk op de buitenzijde van de Aktie Sport tas kon worden geïdentificeerd als zijnde afkomstig van de linkerhandpalm van verdachte. 15. Een procesverbaal van bevindingen van 27 augustus 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [[...]] (deel 21, paragraaf 35, p. 181 e.v.). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten of één of meer van hen:
Bij nader onderzoek van de plastic tassen, die op 12 juni 2007 bij doorzoeking in perceel [adres] te [woonplaats] waren veiliggesteld, werden onder andere de volgende goederen aangetroffen:
In de tas met het opschrift "G&W Gezondheidswinkel": een vuurwapen, merk Walther een leeg magazijn een demper, passend op het wapen een papieren servet, inhoudende diverse stuks munitie.
In de tas met het opschrift "Gall&Gall": een vuurwapen, merk Pietro Beretta 7.65 een demper, passend op het wapen een leeg magazijn uit het wapen een gebogen magazijn, inhoudende diverse patronen een los patroon "luger 9 mm MMY" een doosje patronen "luger 9 mm S&B".
In de tas met het opschrift "BAS": een semi automatisch vuurwapen een magazijn uit het vuurwapen, inhoudende diverse patronen een doosje munitie "22 winchester".
In de tas met het opschrift "Actiesport": een vuurwapen, merk Heckler en Koch een magazijn, inhoudende diverse patronen.
In de tas met het opschrift "Vodafone" onder meer: een semiautomatisch vuurwapen een magazijn uit het vuurwapen, inhoudende diverse patronen.
16. Een procesverbaal van bevindingen vuurwapen van 24 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[...]] (deel 06, ZD1: 1044). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang, als mededeling van verbalisant:
Het wapen is een volautomatisch repeterend vuurwapen, beter bekend onder de aanduiding 'machinepistool', van het kaliber 9 mm. Dit machinepistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie.
17. Een procesverbaal van bevindingen vuurwapen van 25 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[...]] (deel 06, ZD1: 1046). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang, als mededeling van verbalisant:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741
16/20
2442015
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741, voorheen LJN BY2741, Gerechtshof Amsterdam, 2300237809
Het wapen is een volautomatisch, repeterend, vuurwapen, beter bekend onder de aanduiding 'machinepistool' van het kaliber 7.65 mm. Dit machinepistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie. 18. Een procesverbaal van bevindingen vuurwapen van 25 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[...]] (deel 06, ZD1: 1049). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang, als mededeling van verbalisant:
Het wapen is een single action, kaliber 9 x 19 millimeter, semiautomatisch vuurwapen van het merk Heckler en Koch, type VP 70Z. Dit pistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie.
19. Een procesverbaal van bevindingen vuurwapen van 24 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[...]] (deel 06, ZD1: 1052). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang, als mededeling van verbalisant:
Het voorwerp is een kaliber 7.65 vuurwapen van het merk Pietro Beretta, model 70. Aan de loop van het vuurwapen is een schroefdraad aangebracht, waardoor het mogelijk is om een geluidsdemper aan te brengen. Het bleek dat een gelijktijdig met dit vuurwapen in beslag genomen geluidsdemper op dit vuurwapen kan worden gemonteerd. Dit pistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie.
20. Een procesverbaal van bevindingen vuurwapen van 25 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[...]] (deel 06, ZD1: 1054). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang, als mededeling van verbalisant:
Het voorwerp is een kaliber 22 inch long rifle, vuurwapen van het merk Walther, type TPH. Aan de loop van het vuurwapen is een schroefdraad aangebracht, waardoor het mogelijk is om een geluidsdemper aan te brengen. Het bleek dat een gelijktijdig met dit vuurwapen in beslag genomen geluidsdemper op dit vuurwapen kan worden gemonteerd. Dit pistool betreft een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2, lid 1, categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie.
21. Een procesverbaal van bevindingen vuurwapen van 25 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[...]] (deel 06, ZD1: 1056). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang, als mededeling van verbalisant:
Het voorwerp is een geluidsdemper, bestemd en geschikt om op een vuurwapen te worden aangebracht. Uit forensisch onderzoek bleek dat deze geluidsdemper kan worden gemonteerd op de Beretta M70. Deze geluidsdemper is een wapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie I, onder 3, van de Wet wapens en munitie.
22. Een procesverbaal van bevindingen vuurwapen van 25 oktober 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[...]] (deel 06, ZD1: 1058). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang, als mededeling van verbalisant:
Het voorwerp is een geluidsdemper, bestemd en geschikt om op een vuurwapen te worden aangebracht. Uit forensisch onderzoek bleek dat deze geluidsdemper kan worden gemonteerd op de Walther TPH. Deze geluidsdemper is een wapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie I, onder 3, van de Wet wapens en munitie.
23. Een procesverbaal van bevindingen vuurwapen van 7 november 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[...]] (deel 06, ZD1: 1059A). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang, als mededeling van verbalisant:
Het voorwerp is een munitiehouder van een vuurwapen voor het herbergen van kaliber 7.62 millimeter patronen. Het voorwerp is een essentieel onderdeel van een vuurwapen. Bij de houderwerden 20 volmantelpatronen van het kaliber 7.62 millimeter aangetroffen. De houder is specifiek bestemd voor een vuurwapen en is wezenlijk van aard. Daarmee valt het overeenkomstig artikel 3, lid 1, van de Wet wapens en munitie, onder de bepalingen van de Wet wapens en munitie ten aanzien van vuurwapens. De munitie is munitie als bedoeld in artikel 1, onder 4, en behorend tot artikel 2, lid 2, categorie III, van de Wet wapens en munitie.
24. Een procesverbaal van bevindingen vuurwapen van 7 november 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[...]] (deel 06, ZD1: 1059C). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang, als mededeling van verbalisant:
Het voorwerp is een munitiehouder van een vuurwapen voor het herbergen van kaliber 7.62 millimeter patronen. Het voorwerp is een essentieel onderdeel van een vuurwapen. Bij de houder
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741
17/20
2442015
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741, voorheen LJN BY2741, Gerechtshof Amsterdam, 2300237809
werden 19 volmantelpatronen van het kaliber 7,62 millimeter aangetroffen. De houder is specifiek bestemd voor een vuurwapen en is wezenlijk van aard. Daarmee valt het overeenkomstig artikel 3, lid 1, van de Wet wapens en munitie, onder de bepalingen van de Wet wapens en munitie ten aanzien van vuurwapens. De munitie is munitie als bedoeld in artikel l, onder 4, en behorend tot artikel 2, lid 2, categorie III, van de Wet wapens en munitie.
25. Een procesverbaal van bevindingen vuurwapen van 7 november 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[...]] (deel 06, ZD1: 1059E). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang, als mededeling van verbalisant:
Het voorwerp is een munitiehouder van vuurwapen voor het herbergen van kaliber 7.65 millimeter patronen. Het voorwerp is een essentieel onderdeel van een vuurwapen. De houder is specifiek bestemd voor een vuurwapen en is wezenlijk van aard. Daarmee valt het overeenkomstig artikel 3, lid 1, van de Wet wapens en munitie, onder de bepalingen van de Wet wapens en munitie ten aanzien van vuurwapens.
26. Een procesverbaal van bevindingen vuurwapen van 7 november 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[...]] (deel 06, ZD1: 1059G). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang, als mededeling van verbalisant:
Het betreft een doosje met 27 patronen van het kaliber 5,6 mm Long Rifle, (of wel .22 inch LR). De kogel is van het type Jacketed Hollow Point. De munitie is munitie als bedoeld in artikel 1, onder 4, en behorend tot artikel 2, lid 2, categorie III, van de Wet wapens en munitie.
27. Een procesverbaal van bevindingen vuurwapen van 7 november 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[...]] (deel 06, ZD1: 1059I). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang, als mededeling van verbalisant:
Het betreft een doosje met 26 patronen van het kaliber 9 mm en 1 patroon van het kaliber 7.62 mm. De munitie is munitie als bedoeld in artikel 1, onder 4, en behorend tot artikel 2, lid 2, categorie III, van de Wet wapens en munitie.
28. Een procesverbaal van bevindingen vuurwapen van 7 november 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[...]] (deel 06, ZD1: 1059K). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang, als mededeling van verbalisant:
Het voorwerp is een munitiehouder van een vuurwapen voor het herbergen van kaliber 9 millimeter patronen. Het voorwerp is en essentieel onderdeel van een vuurwapen. Bij de houder werden 20 volmantelpatronen van het kaliber 9 millimeter aangetroffen. De houder is specifiek bestemd voor een vuurwapen en is wezenlijk van aard. Daarmee valt het overeenkomstig artikel 3, lid 1, van de Wet wapens en munitie, onder de bepalingen van de Wet wapens en munitie ten aanzien van vuurwapens. De munitie is munitie als bedoeld in artikel 1, onder 4, en behorend tot artikel 2, lid 2, categorie III, van de Wet wapens en munitie.
29. Een procesverbaal van bevindingen vuurwapen van 7 november 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[...]] (deel 06, ZD1: 1059M). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang, als mededeling van verbalisant:
Het voorwerp is een munitiehouder van een vuurwapen voor het herbergen van kaliber 9 millimeter patronen. Het voorwerp is en essentieel onderdeel van een vuurwapen. Bij de houder werden 11 volmantelpatronen van het kaliber 9 millimeter aangetroffen. De houder is specifiek bestemd voor een vuurwapen en is wezenlijk van aard. Daarmee valt het overeenkomstig artikel 3, lid 1, van de Wet wapens en munitie, onder de bepalingen van de Wet wapens en munitie ten aanzien van vuurwapens. De munitie is munitie als bedoeld in artikel 1, onder 4, en behorend tot artikel 2, lid 2, categorie III, van de Wet wapens en munitie.
30. Een procesverbaal van bevindingen vuurwapen van 7 november 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [[...]] (deel 06, ZD1: 1059O). Dit procesverbaal houdt in, voor zover van belang, als mededeling van verbalisant:
Het voorwerp is een munitiehouder van een vuurwapen voor het herbergen van kaliber 5.60 millimeter patronen. Het voorwerp is een essentieel onderdeel van een vuurwapen. De houder is specifiek bestemd voor een vuurwapen en is wezenlijk van aard. Daarmee valt het overeenkomstig artikel 3, lid 1, van de Wet wapens en munitie, onder de bepalingen van de Wet wapens en munitie ten aanzien van vuurwapens.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741
18/20
2442015
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741, voorheen LJN BY2741, Gerechtshof Amsterdam, 2300237809
E. Oplegging van straf en maatregel De rechtbank Haarlem heeft de verdachte vrijgesproken van het in zaak B onder 3 ten laste gelegde en voor het in zaak A primair en het in zaak B onder 1, 2, 4, 5 en 6 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeventien jaren, met aftrek van de tijd die hij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de rechtbank beslissingen genomen ten aanzien van het beslag. De advocaatgeneraal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A primair en het in zaak B onder 1, 2, 4, 5 en 6 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeventien jaren met aftrek van de tijd die hij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Het hof kan zich verenigen met hetgeen de rechtbank aan de door haar opgelegde straf ten grondslag heeft gelegd en neemt deze overwegingen over. Het voegt daaraan nog het volgende toe.
De raadsman heeft het hof verzocht bij het opleggen van de straf rekening te houden met het feit dat de verdachte in een andere strafzaak een levenslange gevangenisstraf tegen zich heeft horen eisen. Het hof overweegt dienaangaande als volgt. Het hof heeft de onderhavige strafzaak inhoudelijk op zijn eigen merites te beoordelen en daarbij in het bijzonder te letten op de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte. Vanzelfsprekend kan het hof daarbij hierbij geen rekening houden met een mogelijk toekomstige strafoplegging door een andere rechter.
De raadsman heeft er nog op gewezen dat sprake is van een schending van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), hetgeen een matigende werking op de straf zou moeten hebben. Het hof constateert dat tussen het instellen van het hoger beroep door de verdachte en het wijzen van arrest door het hof op 7 november 2012 is een periode verstreken van ruim drie jaren en zes maanden. Het hof overweegt hieromtrent, rekening houdend met de complexiteit en omvang van de zaak 'TGO Valk' en het feit dat veel tijd gemoeid is geweest met het opsporen en vervolgens horen van de [getuige 2] in hoger beroep, dat de behandeling van deze zaak in hoger beroep weliswaar lang heeft geduurd, maar dat geen sprake is van een onredelijke vertraging als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze omstandigheid leidt dan ook niet tot het opleggen van een lagere straf.
Ten aanzien van het beslag Het hof is van oordeel dat de witte bestelbus, Mercedes Sprinter, dient te worden verbeurd verklaard. Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof vast dat deze bus hoewel hij op naam van [v.E.] stond en (derhalve) onder haar in beslag is genomen, in werkelijkheid toebehoorde aan de verdachte en dat de bus is gebruikt bij het plegen van een strafbaar feit, namelijk de moord op [slachtoffer] op 13 februari 2007.
BESLISSING Het hof: Verklaart de verdachte nietontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak B (met parketnummer 1566973507) onder 3 ten laste gelegde. Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor wat betreft de opgelegde straf en de daarin genomen beslissingen omtrent het beslag. Veroordeelt de verdachte wegens de bewezenverklaarde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 17 (zeventien) jaren. Bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd: een witte bestelbus, Mercedes Sprinter ([kenteken]).
Gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: handschoen, Thinsulate, kleur zwart een petje, Nike, kleur blauw neusspray Otrivin medicijn, tabletten Nexium, kleur roze medicijn, Viagra Pfizer 50 mg, kleur blauw
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741
19/20
2442015
ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741, voorheen LJN BY2741, Gerechtshof Amsterdam, 2300237809
twee stuks medicijn Saridon, kleur wit drie stuks medicijn, Ivagan tabletten, kleur wit medicijn, tube Zovirax, kleur wit drie condooms, Durex, kleur blauw een condoom, Toosh, kleur goud.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de achtste meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E.M. Röttgering, mr. L.A.J. Dun en mr. M.E.A. Wildenburg, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 november 2012. Mr. Wildenburg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2741
20/20