DRUGSBELEIDSPLAN 2009-2012 ................................................................................... 2 Inleiding.................................................................................................................................................................................... 2 2. Het drugsbeleidskader ....................................................................................................................................................... 3 2.1. Een paar cijfers .............................................................................................................................................................. 3 2.2 De beleidsvisie................................................................................................................................................................ 4 2.3 De beleidsdoelen ............................................................................................................................................................ 5 2.4 De beleidsstrategie ......................................................................................................................................................... 5 2.5 Organisatievermogen ..................................................................................................................................................... 7 3.
Drugsbeleidsacties.......................................................................................................................................................... 8 3.1 Preventieaanpak....................................................................................................................................................... 8 3.2 Overlastaanpak ........................................................................................................................................................ 9 3. Criminaliteitsaanpak....................................................................................................................................................... 11 3.4 Activeringsaanpak........................................................................................................................................................ 14 3.5 Zorgaanpak................................................................................................................................................................... 15
4.
Financiële uitleiding..................................................................................................................................................... 17
1
Drugsbeleidsplan 2009-2012 1. Inleiding In Antwerpen is er een probleem met drugs. Dat moeten we vanuit verschillende hoeken aanpakken. Op een aantal centrale plekken in de stad hangen chronisch verslaafden rond. Zij hebben vaak geen comfortabel dak boven het hoofd, kampen met zware psychische problemen en vertonen onaangepast gedrag. Ze hebben met wisselend succes zorg gekregen en mijden nu vaak de hulpverleners. Op andere plekken in de stad zien inwoners onder de straatlantaarns dealers in actie. Ze bedienen de lokale markt of bevoorraden - minder zichtbaar - drugstoeristen vanuit cafés, theehuizen of panden aan de rand van de stad. Stadsbewoners en -bezoekers willen geen drugsgebruik of drugshandel naast hun deur, op een plein of in een park. En de vreemde gedragingen van gebruikers of dealers, de overlast die drugs met zich meebrengen, wil niemand in zijn buurt. Ouders, gealarmeerd door nieuwe drinktrends of de straatgeur van cannabis, willen al zeker niet dat hun tieners vroeg of onvoorbereid met drugs worden geconfronteerd in het uitgaansleven of op school. Ouders en familie van drugsverslaafden vragen dan weer passende hulp en begeleiding. Het stadsbestuur neemt met dit beleidsplan de zorgen van verslaafden maar ook van die vele andere Antwerpenaren ter harte. Een drugsvrije stad is een illusie maar een aantal duidelijke beleidskeuzes en welgemikte acties, moeten de komende jaren wel leiden tot een meer drugsarme stad. De drugshulpverlening is in het halen van die ambitie een belangrijk deel van de oplossing. Net zoals de voorbije jaren, zal het stadsbestuur samen met andere overheden, blijven investeren in een passend en behoeftedekkend zorgaanbod voor verslaafde Antwerpenaren. Er zijn al veel goed lopende initiatieven. Maar het is duidelijk dat er nog meer opvang zal moeten komen voor problematische gebruikers en dat verschillende zorginitiatieven beter op elkaar zullen moeten aansluiten. Tegelijk zullen we met extra woonbegeleiding de welzijnspositie van verslaafden helpen verbeteren of meer psychiatrische hulp dienen in te zetten. Maar naast de zorginvesteringen, legt het stadsbestuur met dit plan een aantal nieuwe accenten. Er wordt de komende jaren harder en meer eenduidig ingezet op preventie én op repressie. Zo willen we vroeger interveniëren bij drugverslaafden en willen we het alcohol- en drugsmisbruik bij jonge tieners een halt toe roepen. Tegelijkertijd wordt drugshandel harder en met meer visie aangepakt. Drugspanden, drugsdealers en –runners zullen met alle middelen waarover we als stadsbestuur beschikken, worden bestraft. Justitie heeft zich in het kader van afspraken over zonale prioriteiten, al tot hetzelfde geëngageerd. Met andere overheden willen we heldere afspraken over een aanpak ten gronde van mensen die zich ledig houden met drugsgerelateerde criminaliteit. Met dit vernieuwde drugsbeleidsplan wil het stadsbestuur alles op alles zetten om illegaal drugsgebruik in de stad te ontmoedigen. We willen geen initiatieven nemen die dat voornemen onderuit halen of minstens die indruk wekken. Daarom kiezen we er ook voor om naast illegale drugs, ook alcoholgebruik in een aantal acties mee op te nemen. Met een aanpak die fors is waar nodig maar begripvol waar mogelijk, komen we ongetwijfeld beter tegemoet aan de drugszorgen van alle Antwerpenaren. En willen we meer mensen de uitgang van de drugscarrousel tonen.
2
2. Het drugsbeleidskader 2.1. Een paar cijfers
Profiel van drugsverslaafden In 2006 werden in de Antwerpse drugshulpverlening en het welzijnswerk 1712 cliënten behandeld met een drugsprobleem. Daarnaast waren er datzelfde jaar 605 drugsgerelateerde opnames van Antwerpse patiënten in psychiatrische centra in de stad (Stuivenbergziekenhuis) of in de rand (Boechout, Zoersel en Mortsel). De gemiddelde leeftijd van een Antwerpse drugscliënt is 33 jaar. Een kwart van de cliënten is jonger dan 25 jaar. Slechts een kwart van de cliënten beschikt over een beroepsinkomen. Bijna de helft van de cliënten gebruikt opiaten zoals heroïne. Meer dan een derde van de cliënten gebruikt cocaïne of crack. Een derde van de cliënten gebruikt op problematische wijze alcohol. Zes op tien cliënten gebruikt meer dan één middel. Onder meer het gezamenlijk gebruik van alcohol, medicatie en cannabis mag niet worden onderschat. De gemiddelde leeftijd van een psychiatrische patiënt die mede om drugsredenen wordt aangemeld is 40 jaar. Tien procent van de patiënten is jonger dan 25 jaar. Slechts 18 procent onder hen beschikt over een beroepsinkomen. Een kwart van de patiënten heeft een invaliditeitsuitkering. Tweederde van de patiënten wordt aangemeld omwille van alcoholproblemen als eerste aanleiding. Uit een representatieve steekproef bij Antwerpse studenten weten we dat ruim 4500 van de 27.000 studenten, dat is 1 op de 6, wekelijks aan binge drinking doen (onder “binge drinking” werd verstaan “het nuttigen van minstens 6 consumpties tijdens één evenement”). Driehonderd studenten zouden zich hieraan dagelijks bezondigen. Een kwart van de studenten (6800) gebruikt minstens één keer per week cannabis. Naar schatting 760 studenten zouden het laatste jaar andere illegale drugs hebben gebruikt zoals amfetamines, cocaïne of XTC.
Drugsoverlast We hebben weinig onderzoek nodig om te weten waar er sprake is van drugsoverlast in de publieke ruimte. Klassiekers in de stad zijn de omgeving van het Centraal Station en van Berchem Station, het De Coninckplein, het Stadspark en bij uitbreiding ander publiek groen. Drugshandel is een zichtbaar probleem om en rond de winkelstraatslinger in Antwerpen Noord en in de omgeving van de Sint Bernardsesteenweg op het Kiel. Daarnaast zijn sommige cafés en theehuizen gevoelige plekken inzake drugshandel. Dat laatste is geen zaak van stadsdelen binnen de Singel alleen, ook de districten Deurne, Merksem, Hoboken en in mindere mate Berchem tellen een aantal privé panden van waaruit drugs worden gedeald. Tegelijkertijd trekken leegstaande of verwaarloosde panden problematische druggebruikers aan. Uit het evaluatieonderzoek van het Antwerpse spuitenruilproject weten we dat ondanks het feit dat er meer spuiten worden omgeruild dan er worden bedeeld, toch nog steeds één op tien van de bevraagde cliënten spuiten op straat gooit of los in de vuilnisbak. Een kwart van de injecterende gebruikers gebruikt op straat en nog eens een kwart injecteert in semi-publieke ruimtes (onmiddellijk bij de dealer, op café, in kraakpanden, …).
3
Drugsgerelateerde criminaliteit Criminaliteitscijfers zeggen vaak meer over de inspanningen die politie levert dan over de werkelijke activiteiten van de criminelen. Het is niet anders met de cijfers over drugshandel in Antwerpen. De laatste jaren heeft de politie hard gewerkt op het lokaal verhandelen van drugs, op de aanpak van het drugstoerisme, en op de bedrijfsmatige cannabisplantages. De mate waarop drugsgebruik wordt aangepakt is afhankelijk van de appreciatiebevoegdheid van de vaststeller. In 2007 werden er in totaal door de lokale politie 887 drugsmisdrijven vastgesteld. Het gaat hier om vaststellingen inzake drugshandel (583), drugsbezit en -gebruik (288) en drugsteelt (16). In 2000 waren er 264 geregistreerde feiten. Het hoeft geen betoog dat een ander deel van de geregistreerde criminaliteit drugsgerelateerd is, maar deze cijfers worden niet als dusdanig bijgehouden. 2.2 De beleidsvisie Het stadsbestuur streeft naar een drugsarme stad waarbij we het drugsgebruik zoveel als mogelijk willen ontmoedigen en de drugshandel en drugsgerelateerde overlast en criminaliteit ondubbelzinnig willen aanpakken. Preventie en repressie gaan hierbij hand in hand, al worden ze uiteraard volgens een eigen methodiek vorm gegeven. In het Antwerpse drugsbeleid staat het recht van de Antwerpenaar op een drugsvrije leefomgeving centraal. De uitwassen van drugsgebruik en –handel in de vorm van overlast en criminaliteit zijn in de publieke ruimte ontoelaatbaar. Voorts willen we voorkomen dat Antwerpenaren op al te jonge leeftijd illegale drugs en alcohol beginnen te gebruiken en willen we hen leren te leven zonder drugs. Het stadsbestuur vindt immers dat alcohol- en drugsgebruik nooit vanzelfsprekend mag zijn. Hoe jonger de leeftijd waarop iemand begint te experimenteren, hoe groter de kans op later problematisch gebruik. Hoe jonger de leeftijd, hoe groter de kans ook op gezondheidsgevaar of gebruik buiten de wil van de betrokkene. Groepsdruk en experimenteergedrag spelen jongeren op dat vlak parten. Net die zaken willen we meer bespreekbaar maken in drugspreventie bij jongeren. In zoverre Antwerpenaren toch problematisch drugs gebruiken, wil het stadsbestuur alle mogelijke initiatieven nemen om die burgers passende hulp te bieden. Daarbij trachten we zo veel mogelijk inefficiënties in de zorgketen te vermijden. Om draaideurcliënten een halt toe te roepen, gelooft het stadsbestuur dat er, ook ter bescherming van een drugsverslaafde tegen zichzelf, meer drang en dwangmaatregelen door de overheid moeten worden ingezet. Ten allen tijde staat bij meer gestabiliseerde cliënten de algemene welzijnspositie voorop. In die zin dient de klassieke verslavingszorg meer te worden geflankeerd door een activeringsbeleid dat zorgt voor een verbeterde positie van een cliënt op leefdomeinen zoals huisvesting, dagbesteding of inkomen.
4
2.3 De beleidsdoelen Het stadsbestuur heeft met dit drugsbeleidsplan vijf doelen voor ogen: •
We willen het drugsgebruik voorkomen of verminderen (preventieaanpak);
•
We willen de drugsoverlast terugdringen en beter beheersen (overlastaanpak);
•
We willen de drugshandel en de drugsgerelateerde criminaliteit terugdringen en beter beheersen (criminaliteitsaanpak);
•
We willen de welzijnspositie (activeringsaanpak);
•
We willen meer problematisch verslaafde gebruikers beter verzorgen en opvangen (zorgaanpak).
van
(ex-)verslaafde
gebruikers
verbeteren
Hierna worden deze doelen en hun bijhorende aanpak in een aantal concrete acties vertaald. 2.4 De beleidsstrategie Met dit derde drugsbeleidsplan vegen we het bord niet helemaal af. De realisaties uit de plannen van 1998 en 2004 worden, in zoverre ze passen in de nieuwe doelstellingen, verder gezet, hernomen, verbreed of verdiept. De stad heeft samen met een aantal projectuitvoerders al succes geboekt met haar drugsbeleid. Een paar voorbeelden ter illustratie: •
Het centrum voor geestelijke gezondheidszorg VAGGA/Altox heeft een aantal sterke preventieprojecten lopen in secundaire scholen. Ook met de universiteit en de hogescholen wordt er hard en goed gewerkt aan drugspreventie bij studenten. Jongeren worden ook via begeleidingsgesprekken individueel benaderd. Met ouders van drugsgebruikende jongeren worden er oudergroepen opgezet en is er eveneens de mogelijkheid tot individuele of gezinsgesprekken. Zelfs in het uitgaansmilieu is VAGGA/Altox actief bezig met drugspreventie.
•
Bij het project spuitenruil, sinds 2001 opgestart en gefinancierd met Vlaamse middelen, worden meer gebruikte spuiten terug binnengebracht dan dat er door het project verdeeld worden. Daarnaast is recent ook de Spuitenpatrouille (SPAT) opgestart met stedelijke middelen. Vrijwilligers, waaronder ook drugsgebruikers, halen op regelmatige basis rondslingerende spuiten op. Zij staan ook ten dienste van buurtbewoners die spuiten melden. Bovendien levert hun werk nuttige informatie op over de vindplaatsen en de problematische gebruikers.
•
Er is een convenant tussen stad & OCMW en de drie Centra voor Algemeen Welzijnswerk dat gezorgd heeft voor de financiering en de aanwerving van extra woonbegeleiders. Die professionals begeleiden daklozen die vaak verslavingsproblemen hebben, in een woonst die ze kunnen krijgen in de sociale huisvesting. Het gaat hier om een globaal en regiodekkend project van huisvesting en zorg. Op die manier hoeven daklozen niet nodeloos in groep te worden opgevangen en zitten ze iets verder weg van de verslavingsspiraal. En bovendien helpt de
5
woonbegeleider potentiële overlast- en burenproblemen met een geherhuisveste cliënt te voorkomen. •
Er is de klassieke verslavingszorg die met eigen inzichten en accenten wordt aangeboden door hulpverstrekkers zoals Free Clinic, De Sleutel of Adic en waarbij de laatste jaren een aantal hulpverleners niet langer op een aanmelding wacht maar actief de straat op gaat, op zoek naar verslaafden die om vele redenen zelf de weg naar de zorg niet vinden of er niet langer welkom zijn. Die vormen van outreachend of mobiel werken hebben trouwens ook inzake overlastbestrijding hun nut bewezen.
De nieuwe accenten in het voorliggende drugsbeleidsplan nopen op een aantal punten evenwel tot een andere strategie: •
Meer focus. Het is onmogelijk om in te zetten op de aanpak van alle drugsgerelateerde problemen tegelijk en overal in de stad. Daarom is het beter om een aantal plekken, een aantal personen of een aantal fenomenen uit te kiezen voor meer gerichte actie. Daarom wordt de beleidsaandacht in dit plan gevat in een meer plaatsgebonden (hotspot) en doelgroepgerichte (hotshot) aanpak. Onder meer bij politie zullen er gedragen keuzes gemaakt worden over de aanpak van drugsfenomenen. Maatschappelijke overlast is hierbij een richtinggevend criterium.
•
Meer moed. In een grootstad waar mensen en dingen vaak minder maakbaar en behandelbaar zijn, dan op het eerste, theoretische zicht lijkt, vergt het moed om als beleidsmaker gepaste actie te ondernemen. Zeker bij de zoektocht naar mogelijke behandelingsvormen van problematische gebruikers, moeten we onderkennen dat bestaande zorg niet altijd en overal heeft geholpen. Daarom moet er meer beleidsaandacht gaan naar echt passende behandelingsvormen van bijvoorbeeld dubbel diagnosepatiënten. De rol en de verantwoordelijkheid van de psychiatrie kan hierin niet langer worden ontkend. Maar ook de dwarsverbanden tussen verschillende begeleidingsvormen.
•
Minder koudwatervrees. In het tegengaan van overlappende hulpverlening, het korter maken van de zorgketen of de sluitende aanpak van verslaafde veelplegers, zal er meer dan nu het geval is, informatie tussen partijen dienen te worden uitgewisseld. Met een groter beroep op het gedeeld beroepsgeheim, zal de stad daarom partners aansporen om middels vormen van casemanagement, nauwer samen te werken aan gezamenlijk gestelde doelen zonder dat er aan eigenheid hoeft te worden ingeboet of (deontologische) wetten dienen te worden overtreden. Bij politie en justitie dienen klassieke (voor)oordelen over de zorgsector te worden opgeschort, in functie van een meer passende justitiële afhandeling waarbij verslavingszorg een rol kan spelen.
•
Meer monitoring. Zonder adequate beleidsinfo over de Antwerpse drugscene of de welzijnspositie van risicogroepen, kunnen we onmogelijk kort op de bal spelen, laat staan partners zinvol doen samenwerken. Daarom is er de komende jaren nog meer aandacht voor kwantitatieve en kwalitatieve gegevensverzameling, verwerking en –ontsluiting. Zo wordt de gezamenlijke registratie van cliëntgegevens en de jaarlijkse monitor met nog meer ambitie verder gezet.
6
2.5 Organisatievermogen De acties van dit drugsbeleidsplan worden in de toekomst vorm gegeven en opgevolgd via een gezamenlijk overleg van stad en OCMW onder operationele sturing van de dienst SODA. Met meer aandacht voor het gebundeld verdelen van de uitvoeringstaken onder projectuitvoerders en voor de uitbouw van duidelijke contractrelaties met hen, zal SODA zich als lokale overheidsdienst toeleggen op volgende kerntaken: •
Opstellen en opvolgen van beheersovereenkomsten en uitvoeringscontracten met projectuitvoerders;
•
Opzetten en aanjagen van overlegstructuren die de realisatie van de doelstellingen schragen;
•
Faciliteren en ontsluiten drugsbeleidsgegevens;
•
Capteren van signalen uit het werkveld en de brede samenleving en omzetten in beleidsvoorbereidend werk voor lokale en bovenlokale overheden.
•
Evalueren van uitgevoerde acties en projecten, desgevallend bijsturen en formuleren van beleidsadviezen
van
7
gedeelde
registratie
en
monitoring
van
3. Drugsbeleidsacties Hieronder volgt in vijf delen een uitwerking van nieuwe acties die de doelstellingen van het drugsbeleidsplan 2009-2012 helpen realiseren. Zoals eerder al aangegeven worden de bestaande initiatieven die werken en hun nut hebben bewezen, hier niet hernomen. Ze staan opgenomen in het strategisch Veiligheids- en Preventieplan 2007-2010. Preventieaanpak We willen het drugsgebruik bij een aantal doelgroepen voorkomen of verminderen.
Actie 1: Gebruikende leerlingen In samenwerking met onderwijs, politie en parket wordt er een prepressief project opgezet voor scholieren die ’s morgens of tijdens de middagpauze, zichtbaar onder invloed de school binnenkomen. Politie doet via recherchewerk de nodige vaststellingen of wordt desgevallend door de directie verwittigd. Na identificatie van betrokkenen, wordt het jeugdparket verwittigd. De jeugdmagistraat nodigt na onderzoek van voorgaande feiten in het kader van strafbemiddeling, de ouders en de scholier uit voor een indringend gesprek. Als gevolg daarvan kunnen een aantal afspraken worden vastgelegd om toekomstig gebruik te vermijden. In de scholen met leerlingen die gevat worden door deze actie, bieden stad en lokale politie in samenwerking met het preventieteam van VAGGA/Altox nazorg aan. Hierin worden jongeren ingelicht over de gevolgen van drugsgebruik en drugsgerelateerde criminaliteit. VAGGA/Altox ondersteunt de school bij de uitwerking van een drugbeleid en biedt jongeren de mogelijkheid tot enkele individuele gesprekken in functie van probleeminzicht.
Uitvoeringspartner: Lokale Politie, Jeugdparket, VAGGA/Altox, Antwerpse scholen
Actie 2: Alcoholcampagne Er komt een doelgroepgerichte campagne over verantwoord alcoholgebruik, gebaseerd op de resultaten van een nulmeting waarin de bevolking zelf om haar standpunt en actiebereidheid werd gevraagd. Een mogelijke invalshoek kan het drinkgedrag zijn op de vele openbare feesten en de grootschalige evenementen in de stad. Maar ook het klassieke uitgaansleven biedt voldoende mogelijkheden voor sensibilisering. Het eerstkomende jaar zal de Fantmobiel (een infocaravan in de vorm van een grote roze olifant) de campagne mee op gang trekken en de bevolking helpen nadenken over verantwoord alcoholgebruik.
Uitvoeringspartner: SODA samen met Marketing & Communicatie en VAGGA/Altox
8
Actie 3: Piloot Vroeginterventie Als we vroeg genoeg drugsgebruik vaststellen en daar passend op reageren, kunnen we veel gezondheidsrisico’s en problematisch gebruik voorkomen. Helaas wordt middelenmisbruik nog al te vaak genegeerd of te weinig gedetecteerd. Nochtans zijn er mits goede afspraken, voldoende professionals die veel te weten kunnen komen, als ze maar alert zijn of de tijd vinden voor eerste screentests. Het gaat hier meestal niet om gespecialiseerde drughulpverleners maar om eerstelijnswerkers in de gezondheidszorg, het welzijnswerk, de thuiszorg, het onderwijs, jeugdwerk, bijzondere jeugdzorg of bij politiediensten en justitie. Bij vroeginterventie is er nog geen sprake van een stoornis, is er meer kans op gedragsverandering en herstel en kan er bovenal, nog vaak een beroep gedaan worden op de ondersteuning en bescherming van de directe omgeving van de vroeggebruiker: familie en vrienden. Zeker bij alcoholgebruik is het positieve effect van vroeginterventie afdoende bewezen. We willen met een aantal voor de hand liggende partners zoals het centraal meldpunt Spijbelen, Kind & Gezin, sociale infopunten, de opvoedingswinkels, het jeugdparket en de verkeerspolitie opportuniteitsprojecten opzetten inzake vroeginterventie. Al die diensten zullen, in samenwerking met gespecialiseerde drugshulpverlening, op pilootbasis begeleid en gemotiveerd worden om te experimenteren met vroeginterventie. Deze actie kan alleen in combinatie met brede sensibilisering effectief zijn. Als test en bogend op haar voorbeeldfunctie, willen de stad en haar dochters als werkgever haar eigen rol als vroeginterventionist zorgvuldig screenen en bijsturen.
Uitvoeringspartner: SODA, VAGGA/Altox & diverse eerstelijnsdiensten
Actie 4: Allochtone drugsgebruikers Allochtonen vinden nog veel te weinig de weg naar de reguliere drugshulpverlening. Drugs zijn zonder enige twijfel nog teveel een taboe-onderwerp in allochtone gemeenschappen. Vaak wordt drugsgebruik als een ziekte beschouwd die iemand overvalt zoals mazelen of de griep. Gebruik wordt binnen het gezin verzwegen. Bij behandeling is de noodzakelijke steun van de familie haast onbestaande. Allochtone verenigingen zullen actief bewerkt worden om tijdens het werkjaar minstens één activiteit te plannen rond het thema drugs: klassieke info-avond, getuigenis, opendeur bij een hulpverleningscentrum, … Het straathoekwerk heeft hierin een belangrijke signaalfunctie ten aanzien van de zorgsector.
Uitvoeringspartner: Stad, straathoekwerk & allochtone verenigingen, VAGGA/Altox, vzw De Acht
Overlastaanpak We willen de drugsoverlast terugdringen en beter beheersen.
9
Actie 5: Bestuurlijke politie De burgemeester kan op basis van artikel 9bis van de drugswet publiek toegankelijke instellingen die gekend zijn als een plaats waar herhaaldelijk drugs worden gebruikt of verhandeld, na ruggenspraak met de procureur des konings, sluiten voor een maximale duur van zes maanden. Daarnaast kan de burgemeester als hoofd van de politie alle maatregelen nemen die de openbare orde, gezondheid en rust helpen verzekeren en openbare overlast terugdringen. Hierbij hoort ook straat- en plaatsverbod voor persistente overlastgevers. Tenslotte hebben theehuizen onder de uitbatingsvorm van een club-vzw in Antwerpen een uitbatingsvergunning nodig. Indien de voorwaarden van de vergunning geschonden worden, kan het college de nodige sancties nemen (intrekking van de vergunning of sluiting van de instelling). De stad bewandelt verder de recent ingeslagen weg van bestuurlijke aanpak van drugsoverlast. Op basis van degelijke administratieve aktes van de lokale politie, put de burgemeester ook in de toekomst zijn bevoegdheden maximaal uit. Op die manier krijgen uitbaters of eigenaars van cafés, dancings, theehuizen, kraakpanden, braakliggende percelen lik op stuk. Over genomen maatregelen van de burgemeester wordt er bovendien meer en korpsbreed gecommuniceerd.
Uitvoeringspartner: Lokale Politie & IV/Stadshandhaving
Actie 6: Convenant drugsoverlastgebied Op bepaalde hotspots in de stad is er een concentratie van drugsgerelateerde overlast: lawaai, sluikstort, zwerfvuil, vechtpartijen, openbare dronkenschap, aanklampend of storend rondhanggedrag. Politiediensten, buurttoezichters en hulpverleners kennen vaak de overlastgevers. Maar het is niet zo simpel om met die vaak zorgmijdende groep, een mix van drugsverslaafden, daklozen en straatprostituees, passend aan de slag te gaan. Toch verwachten bewoners, passanten, ondernemers en winkelpersoneel afdoende oplossingen. Recent is er naar aanleiding van problemen in de ondergrondse fietsenstallingen van het Centraal Station, op initiatief van de buurtregisseur, geëxperimenteerd met een taakstellend en sectoroverschrijdend werkoverleg. We willen deze aanpak verder vorm geven in een convenantensysteem waarbij voor een aantal hotspots duidelijke werkafspraken worden gemaakt tussen politie, stadsdiensten, OCMW, vervoersmaatschappijen, algemeen welzijnswerk en drugshulpverlening. De werkafspraken leggen voor een beperkte periode waarin de inspanningen ten aanzien van de overlastgevers worden opgedreven, de samenwerkingsstrategie vast: wie inventariseert, wie benadert wanneer welke personen, wie kan politie contacteren bij nultolerantie-acties, waar worden cliënten naar toe gebracht, wie krijgt feedback over verschillende acties, … Onder leiding van de respectievelijke buurtregisseurs worden in de eerste plaats hotspotconvenanten drugs opgesteld voor vijf overlastgebieden: Centraal Station (Station, Astridplein, Carnotstraat, Gemeentestraat), Berchem Station, winkelstraatslinger A-Noord, Schijnpoort en Kiel.
10
Uitvoeringspartner: Lokale Politie, IV/Buurtregie, OCMW & derdenpartners
Actie 7: Zwerfspuiten Zwerfspuiten zijn een ernstige vorm van overlast en een bedreiging voor de volksgezondheid. Antwerpen kent een succesvol spuitenruilproject en wil dit continueren. De spuitenpatrouille wordt de komende jaren nog intensiever ingezet. Betrokken stads- en politiediensten kunnen jaarlijks op vorming rekenen. De informatie over vindplaatsen wordt kort op de bal uitgewisseld. Met deze actie willen we nog meer benadrukken dat zwerfspuiten gemeld kunnen worden bij de Blauwe Lijn. Net zoals met sluikstort willen we dat zwerfspuiten snel en efficiënt worden opgehaald. Omwille van het gezondheidsgevaar wordt de norm op vier uur gelegd. Samen met Free Clinic worden afspraken gemaakt om de ophaal- en omruilactiviteiten nog beter te monitoren.
Uitvoeringspartner: Lokale Politie, Buurttoezicht & Free Clinic
Actie 8: Zorg binnen de wijkmuren Deconcentratie van hulpverleningscentra in verschillende kleinschalige antennes is omwille van hun NIMBY-gen, onwenselijk en onhaalbaar. Toch verdienen alle mogelijke initiatieven die de drugshulpverlening ruimtelijk spreiden zonder extra overlast te veroorzaken, aanmoediging. Indien aan die voorwaarden wordt voldaan, liggen er nog wel mogelijkheden in een betere benutting van de bestaande gezondheidsinfrastructuur. Met name ziekenhuizen, eerstelijns zorgverstrekkers zoals huisdokters of apothekers of wijkgezonheidscentra, verdienen alle steun van de stad indien zij deeltaken van de verslavingszorg willen overnemen. De stad zal daarom samen met het OCMW de nodige inspanningen leveren om methadonverstrekking bij apothekers of consultatie op maat bij huisartsen en in ziekenhuizen, actief te promoten.
Uitvoeringspartner: OCMW & diverse medische dienstverleners 3. Criminaliteitsaanpak We willen de drugshandel en de drugsgerelateerde criminaliteit terugdringen en beter beheersen.
Actie 9: Straatdealers en drugsrunners De drugshandel en –verkoop is geen veelkleurig lappendeken. Het drugsteam van de lokale recherche heeft een accuraat beeld van de scene. Via theehuizen wordt in hoofdzaak hasj
11
verhandeld. Op straat zijn vaak groepen zonder geldige verblijfspapieren actief. Zij bevoorraden meer de binnenlandse markt en de toeristenmarkt. De lokale politie levert veel inspanningen om verdachten op te pakken maar stoot daarbij op twee frustratiedrempels: het illegale verblijfsstatuut van sommige opgepakte verdachten en het weinig drugsontradende effect van het verblijf in het Antwerpse arresthuis. De stad wil op beide vlakken inspanningen leveren. Op zeer korte termijn wil het stadsbestuur een sluitende afspraak met de Dienst Vreemdelingenzaken over repatriërinsinspanningen en –garanties. Bevelen om het grondgebied binnen een bepaalde termijn te verlaten, bieden onvoldoende soelaas. Voorts steunt de stad de inspanningen van het arresthuis en de Vlaamse Vereniging Behandelingscentra voor Verslaafden (VVBV) om via een centraal meldpunt in de gevangenis met intakegesprekken behandelingsvragen centraal aan te pakken en te dispatchen. Met het oog op een succesvolle lokale reïntegratie wil de stad dit project mee monitoren en desnoods versterken. Waar nuttig en nodig worden de stedelijk gefinancierde gevangeniscoaches ingeschakeld.
Uitvoeringspartner: Lokale Politie, Dienst Vreemdelingenzaken, Arresthuis en VVBV
Actie 10: Praetoriaanse Probatie Verslaafde veelplegers De stad is al geruime tijd in onderhandeling met het parket en met een projectuitvoerder om verslaafde veelplegers zoals straatprostituees in combinatie van drang en dwang passende langdurige zorg en activering te bieden. Het parket kan voor verdachten die een drugsgerelateerd misdrijf hebben gepleegd en waarbij er aanwijzingen zijn van problematisch drugsgebruik, het misdrijf afhandelen via praetoriaanse probatie of bemiddeling in strafzaken. Het project start alleen indien verslaafde veelplegers welbepaalde misdrijven hebben gepleegd die bij vervolging leiden tot minstens één jaar gevangenisstraf. Bij zwaardere misdrijven wordt voor klassieke vervolging gekozen. Indien een verdachte/cliënt in aanmerking komt voor praetoriaanse probatie dient het parket concreet te beschikken over gedegen advies die een justitieel casemanager verstrekt, met het oog op justitiële doorverwijziging naar de hulpverlening. De casemanger heeft ook als taak om de brug te slaan met de hulpverlening. Indien het behandel- en/of activeringsprogramma met succes wordt gevolgd, staat de verdachte/cliënt voorlopig niet langer bloot aan vervolging. We weten uit analyses dat per jaar naar schatting 10 tot 12 verdachte drugsverslaafde prostituees in aanmerking zouden komen voor deze alternatieve maar aanklampende afhandeling.
Uitvoeringspartner: IV/doelgroepregie, parket, De Sleutel & Adic
Actie 11: Persoonsaanpak Veelplegers Onderzoekers zijn het niet helemaal eens over het causaal verband tussen harddrugsgebruik en criminaliteit. Feit is wel dat sommige harddrugsverslaafden zich vaak en langdurig schuldig maken aan criminaliteit. De politiezone Antwerpen kent een lijst van ongeveer 300 veelplegers, verdachten of daders. Veelplegers zijn mensen waartegen de laatste vijf jaar minstens tien pv’s werden opgemaakt wegens een strafrechtelijk vergrijp.
12
Bij ontstentenis aan adequate wetgeving –België kent in tegenstelling tot de noorderburen geen wet inrichting stelselmatige daders- willen de partners van de zonale veiligheidsraad experimenteren met een strengere aanpak van veelplegers. In de feiten is dit een zoektocht naar een meer doeltreffende justitiële reactie waarbij paradoxaal genoeg vooral hulpverleners en politie sommige inspanningen zullen moeten intensifiëren. Politie zal op een klein aantal veelplegers nog intenser toezicht dienen te houden en databestanden dagelijks screenen. Indien het parket er alles aan doet om inzake vervolging de lat hoog te leggen is het van het grootste belang dat justitieassistenten en hulpverleners bij opgelegde behandelingsmaatregelen of strafuitvoeringsvoorwaarden even ad rem reageren. In de praktijk zou deze aanpak kunnen uitmonden in een nieuw U-Turn project maar voor een leeftijdsbredere groep en met een fors stuk verslavingsbehandeling. Een middelengerelateerde U-Turn als het ware.
Uitvoeringspartner: Stad, Lokale Politie, Justitie en een externe uitvoeringspartner
Actie 12: MIG politiezorg Om drugsmisdrijven en drugsgerelateerde criminaliteit adequaat te kunnen aanpakken dient de politie hiervoor voldoende aandacht te hebben. Niet enkel het drugsteam van de lokale recherche maar ook de operationele afdelingen dienen in de criminaliteitsaanpak betrokken te worden. Drugs komen als maatschappelijk fenomeen nog vaak als trendy naar voor. Niettegenstaande sommige mythes over de drugswet blijft drugsgebruik een prioritair te bestrijden fenomeen voor de politie. Zowel in het zonaal veiligheidsplan 2009-2012 als in dit drugsbeleidsplan maakt de politie duidelijk dat ze drugsgebruik en drugshandel zeer actief aanpakt. Beide zijn strafbaar en degenen die er zich aan bezondigen plegen dus onvermijdelijk criminele feiten. In de toekomst wordt daarom meer ingezet op motivatie- en informatiegestuurde politiezorg (MIG). Feedback en communicatie over het gerechtelijk gevolg dat gegeven werd aan politieacties werkt zeer motivatieverhogend en dient daarom een automatisme te worden in het korps. In de drugsaanpak dient daarnaast informatie en een goede informatiepositie het politiewerk te sturen. Het klassieke politieoptreden van toezicht en interventie is onvoldoende om dit fenomeen beheersbaar te maken. Daarom richt de politie extra capaciteit naar een wijkgebonden aanpak van het fenomeen drughandel, druggebruik en druggerelateerde criminaliteit. Tijdens acties speelt de politie trouwens een belangrijke informatieve rol om zware gebruikers in te lichten over en door te verwijzen naar de hulpverlening. Tevens zal, met het oog op een betere drugsinformatiehuishouding, iedereen in de organisatie gevraagd worden om drugsgerelateerde feiten beter als dusdanig te kwalificeren.
Uitvoeringspartner: Lokale politie & Parket
13
3.4 Activeringsaanpak We willen de welzijnspositie van (ex-)verslaafde gebruikers verbeteren.
Actie 13: Sociale activering Eenzaamheid, sociaal isolement en verveling leiden dikwijls tot herval in problematisch drugsgebruik. Zonder ondersteunend sociaal netwerk of met louter drugsgebruikers in de kennissenkring, is het moeilijk om opnieuw aansluiting te vinden bij de samenleving. De verslavingszorg kan niet voorbijgaan aan dergelijke evidenties. De stad investeert daarom al een tijd in een activeringsproject dat gebruikers noodzakelijke sociale en praktische vaardigheden bijbrengt. Door langdurig drugsgebruik ging veel daarvan verloren. De stad blijft in de toekomst het lopende sociale activeringsproject ondersteunen. Met de organisatie van allerlei activiteiten (sport, koken, museumbezoek, creatieve vorming, tuinonderhoud, lichaamsverzorging, uitstappen of kamperen bvb.) krijgen gebruikers een zinvolle dagbesteding.
Uitvoeringspartner: Free Clinic & OCMW
Actie 14: Woonbegeleiding Verslaafden en ex-verslaafden hebben in Antwerpen veel moeite bij het vinden van een woonst. Er is een sterk verband tussen dakloosheid en verslaving. Dakloze verslaafden komen in een vicieuze cirkel terecht. Dakloosheid leidt tot zwaarder drugsgebruik, gebrek aan een deftig dak boven het hoofd leidt enkel tot nog meer ongecontroleerde contacten, nog minder sociale controle en dus nog meer problemen. We zijn hier als stad allerminst mee gebaat en willen daarom heel hard inzetten op het vinden van een woonst voor gebruikers en exgebruikers. Ambulante woonbegeleiding werd eerder dit jaar al fors uitgebreid. In het kader van nog meer maatwerk wenst de stad ADIC vzw te ondersteunen bij de woonbegeleiding van (ex)drugsgebruikers die clean willen worden. In het ambulant woonproject krijgen cliënten hervalpreventie, hulp bij sociale administratie, budgetbegeleiding, trajectbegeleiding, woonbegeleiding via huisbezoeken en psychotherapie. Kortom alle hulp die nodig is om na ontwenning opnieuw zelfstandig te kunnen wonen. ADIC garandeert op die manier een korteketenaanpak en de lange wachtlijsten voor woonbegeleiding legitimeren deze extrainvestering. Tegelijk zal SODA met de opzet van een task force “wonen” de verschillende betoelaagde projectvormen van woonbegeleiding rationaliseren en stroomlijnen. Zo dient het opvangproject voor dakloze drugsgebruikers (ODD) zich actiever te gaan inzetten inzake woonbegeleiding en dienen Jac Plus van CAW Metropool en de Passant van CAW De Terp zich in te schakelen in deze nieuwe actie. De Passant dient onder meer op permanente basis zeven plaatsen vrij te houden voor dakloze drugsgebruikers.
14
Uitvoeringspartner: SODA, OCMW, ADIC, CAW Metropool, De Mare en De Terp.
Actie 15: Specifieke huisvesting De forse woonbegeleidingsambities zullen niet kunnen verhinderen dat er op de woonladder toch altijd een paar sporten zullen ontbreken voor een welbepaalde doelgroep. Sommige huurders zullen omwille van hun zware verslavingsproblematiek, gecombineerde stoornissen of asociaal gedrag, niet welkom zijn op de private of gesubsidieerde woonmarkt. Het heeft ondanks alle inspanningen weinig zin om de realiteit voor die mensen te ontkennen. Soms proberen we allicht te lang om probleemhuurders ten koste van alles in huis te houden. In plaats van weg te kijken wil de stad experimenteren met specifieke vormen van huisvesting die tijdelijk onderdak kunnen bieden aan een kleine club van problematische gebruikers. Uiteraard dienen de huisvestingsvoorwaarden, de inplanting, de begeleiding en de hele opzet, zorgvuldig te worden bekeken. Maar met name voor de ontlasting van drugsoverlastgebieden (zie hoger) bieden deze vormen van huisvesting een oplossing op korte termijn.
Uitvoeringspartner: OCMW & Algemeen Welzijnswerk
Actie 16: Bed-bad-brood De nachtopvang voor daklozen in de Biekorf biedt vaak geen passende oplossing voor mensen die niet langer dan twee jaar dakloos zijn en toch al drie nachten in de Biekorf verbleven. Zij worden vaak geweerd. In 70 procent van de gevallen gaat het om drugsgebruikers. Door chronisch slaapgebrek en totaal gebrek aan lichaamshygiëne komen velen onder hen overdag vaak uitgeput in een inloopcentrum aan. Er is daarom nood aan een opvangformule Bed-Bad-Brood waarbij mensen ook overdag opvang en hulp kunnen krijgen en vooral tot rust kunnen komen gedurende een week. Op die manier wordt verdere gezondheidsschade voorkomen.
Uitvoeringspartner: OCMW & Algemeen Welzijnswerk
3.5 Zorgaanpak We willen meer problematisch verslaafde gebruikers beter verzorgen en opvangen.
15
Actie 17: Crisisconvenant Bij een acute crisis van een drugsverslaafde is er nood aan onmiddellijke crisisopvang. Zeker bij zorgmijdende cliënten moet er nu bij een crisis met de beste bedoelingen worden geïmproviseerd. Gevolg is vaak dat er hulp wordt geboden zonder voorkennis of perspectief. De geboden zorg past daarbij allerminst in een hulpverleningstraject. Er is in Antwerpen, naar het voorbeeld van andere steden, dus grote nood aan een spoed- en crisisconvenant waarin verschillende uitvoeringspartners zich engageren om in de eerste plaats opvang te voorzien en daarbij onderling de noodzakelijke stappen in een gezamenlijk hulpverleningstraject afspreken. De convenant dient minstens het hulpverleningstraject voor de eerste zeven dagen van een crisis te regelen. Bevoorrechte convenantpartners zijn de drugshulpverlening, het algemeen welzijnswerk, de geestelijke gezondheidszorg en de ziekenhuissector.
Uitvoeringspartner: OCMW & diverse derdenpartners
Actie 18: Zorgcircuit Antwerpen is inzake drugshulpverlening nog teveel een lappendeken. Nog al te vaak vormt het aanbod van de voorzieningen het uitgangspunt van een behandeling, in plaats van de hulpvraag of behandelnoden van de cliënt. De federale drugsnota probeert aan dit algemeen efficiëntieprobleem te verhelpen door op te roepen tot de realisatie van zorgcircuits. In een zorgcircuit wordt zorg op maat gegarandeerd en wordt er continuïteit gecreëerd tussen verschillende zorgfasen. Zorg op maat betekent dat de zorg die de cliënt krijgt aangeboden, afgestemd is op de hulpvraag. En dat daarbij ook rekening wordt gehouden met het tempo van de cliënt. Het OCMW zal in die zin een Antwerps zorgcircuit initiëren, rekening houdend met twee typisch grootstedelijke fenomenen: de toegankelijkheid van de zorg voor kwetsbare groepen en de nood aan interculturalisering van de drugshulpverlening. Cruciaal in de totstandkoming van een functionerend zorgciruit is de bereidheid van de verschillende instellingen om zonder taboes cliëntoverleg te voeren, desgevallend op vraag van justitiële partners.
Uitvoeringspartner: OCMW & derdenpartners
Actie 19: Dubbele diagnose Dubbele diagnosecliënten zijn gebruikers met een dubbele problematiek: aan de ene kant is er sprake van ernstig misbruik en zware middelenafhankelijkheid, aan de andere kant zijn er ernstige psychiatrische problemen met een gevaarsituatie voor de cliënt maar ook voor de samenleving als geheel. Het gaat om draaideurcliënten die vaak alle stadia van zorg en detentie hebben doorlopen, die sociaal zeer geïsoleerd leven, regelmatig van straat verdwijnen omwille van gevangenisverblijf en eenmaal terug in de samenleving veel overlast veroorzaken.
16
Ze zijn vaak niet langer gewenst in de bestaande hulpcentra. Hun aantal wordt in Antwerpen geschat op minstens 50. Voor dubbele diagnosecliënten dringen zich minstens twee maatregelen op. In nauwe samenwerking met bestaande residentiële voorzieningen en met klassieke vindplaatsen zoals OCMW wijkcentra of gezondheidscentra, wordt een mobiel psychiatrisch hulpverleningsproject gestart. De inzet van een mobiele psychiater dient verschillende doelen: vindplaatsgerichte psychiatrische eerste hulp en meer accurate doorverwijzing maar ook meer en betere ondersteuning van straathoekwerkers in het werken met deze cliëntengroep. Naast de mobiele psychiater dient er ook meer langdurige behandeling op psychiatrische afdelingen voor chronische aandoeningen te komen en dienen in ieder geval initiatieven inzake beschut wonen te worden uitgebreid. Beschut wonen vervult immers een gedegen brugfunctie tussen psychiatrische behandeling en zelfstandig wonen en leven.
Uitvoeringspartner: OCMW & externe uitvoeringspartner, psychiatrisch verpleegkundigen
Actie 20: Beddengoed Antwerpen kent momenteel een opvangtekort zowel bij de ambulante als de residentiële voorzieningen. Zo presteert Free Clinic permanent 15 procent boven de maximumcapaciteit. Zo heeft ADIC een permanente wachtlijst voor woonbegeleiding. Zo wijzen jeugddrugshulpverleners al een tijd op een grote groep niet bereikte gebruikende jongeren. Wellicht speelt hier de welzijnswet van vraag en aanbod en biedt een niet doordachte uitbreidingsinvestering weinig soelaas. Maar aan de leemte van een residentieel aanbod voor drugsverslaafden, zeker bij crisissen, kunnen we echt niet langer voorbij. Samen met de bevoegde federale en Vlaamse ministers wil Antwerpen daarom mogelijkheden van extra bedden voor crisisopvang in bestaande of nieuwe voorzieningen, bespreken. En dit bij voorkeur in aansluiting bij een psychiatrische instelling of centrum.
Uitvoeringspartner: OCMW & externe uitvoeringspartner
4. Financiële uitleiding De acties in dit drugsbeleidsplan hebben een verschillende finanancieringsstatus: •
Een deel van de acties zoals het politie- en justitiewerk of (medische) zorg worden betaald met reguliere middelen van stad of OCMW;
•
Een aantal preventieprojecten worden betaald met middelen uit het Stedenfonds;
•
Vele drugshulpverleningsprojecten of het casemanagement verslaafde veelplegers worden betoelaagd met middelen uit het lopende Strategisch Veiligheids- en Preventieplan;
17
•
Voor drie specifieke acties uit dit plan, met name het mobiel psychiatrisch team, crisisopvangbedden en dubbele diagnose lopen financieringsaanvragen bij respectievelijk het federale verslavingsfonds en het RIZIV;
•
Een aantal acties zoals de universele jongerenpreventie, de alcoholcampagnes en de vroeginterventie kunnen in 2009 starten met herbestedingsmiddelen van het lopende SVPP-plan.
18