opinie
Tekst kol b.d. A. Kruize
Wereldorde of Wan orde? Toen na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en het opheffen van het Warschau Pact een einde kwam aan de Koude Oorlog, werd door velen gedacht dat de wereld er heel anders uit zou gaan zien. Politici spraken van een ‘nieuwe wereldorde’ waarbij de westerse liberale democratie mondiaal overgenomen zou worden, meerdere economische machtblokken zouden ontstaan zonder één allesoverheersende supermacht en waarbij de wereldwijde economische verwevenheid zou zorgen voor een veilige en stabiele situatie. Dat was de gedachte aan het begin van de negentiger jaren in de vorige eeuw.
Afbeelding 1 De Senkaku/Diaoyu eilandengroep ligt op ca. 120 zeemijlen ten noordoosten van Taiwan, op 200 zeemijlen ten oosten van het Chinese vasteland en op 200 zeemijlen tan zuidwesten van het Japanse eiland Okinawa. De overlappende Air Defence Identification Zones en Exclusive Economic Zones vormen bronnen voor conflict tussen de verschillende landen.
We zijn nu ongeveer 25 jaar verder. Onder meer op economisch gebied zijn enorme vorderingen gemaakt en zijn de verwachtingen -zeker voor een deel- uitgekomen. Maar enkele andere voorspelde ontwikkelingen zijn duidelijk heel anders gelopen. Het exporteren van de westerse liberale democratie naar bijvoorbeeld de landen in het Midden-Oosten is voorlopig op een fiasco uitgedraaid. En op het gebied van stabiliteit en veiligheid lijkt het bepaald niet beter geworden; in ieder geval is het momenteel een stuk onoverzichtelijker dan tijdens de Koude Oorlog. In dit artikel wil ik een overzicht geven van de veiligheidssituatie in een drietal delen van de wereld. Achtereenvolgens komen aan bod OostAzië, het Midden-Oosten en Europa. Daarbij wordt steeds het belang van Europa (de Europese Unie) in beschouwing genomen.
1. De veiligheidssituatie in Oost-Azië
Wanneer de situatie op het gebied van veiligheid en stabiliteit in Oost-Azië in beschouwing wordt genomen, kan bepaald niet gesproken worden van een stabiele situatie. Eerder moet worden geconcludeerd dat de regio Oost-Azië/Stille Oceaan een gebied is met een fors aantal potentiële conflictsituaties die in hoofdzaak veroor-
6 | Carré 6 | 2014
zaakt worden door overlappende territoriale claims van meerdere landen, door het probleem China - Taiwan en door het handelen van het regime in Noord-Korea. Waar conflicten zich vaak afspelen op land, draaien de conflicten in de regio Oost-Azië/ Stille Oceaan vooral om de beheersing van de zeeën. China is de afgelopen decennia in economisch opzicht enorm gegroeid en is inmiddels de tweede economische macht ter wereld. Maar ook andere landen zoals India, Japan, Vietnam en Zuid-Korea hebben zich economisch sterk ontwikkeld. De grote economische groei in de regio heeft geleid tot zeer drukke handelsroutes, vooral overzee. De potentiële conflictgebieden bevinden zich in de Oost- en Zuid-Chinese Zee. Die laatste zee is niet alleen van belang voor de intensieve scheepvaart, maar bevat volgens schattingen ook nog eens enorme olie- en gasvoorraden en beschikt tenslotte over rijke visgronden. Voor een land als China, met z’n enorme bevolking van 1,36 miljard inwoners, is de aan- en afvoer van de benodigde goederen natuurlijk van essentieel belang. Dat geldt overigens evenzeer voor landen als India met 1,24 miljard inwoners en voor Japan, dat qua inwoneraantal (ruim 127 miljoen) weliswaar veel kleiner is, maar als economische grootmacht ook zeer afhankelijk is van de zeevaart. Een met aan- en afvoer wordt vooral bedoeld het beschikken over vrije en veilige routes, de Sea Lines of Communications (SLOC’s).
1.1 De situatie in de Oost-Chinese Zee en Noordoost-Azië 1.1.1 Het geschil tussen China, Taiwan en Japan over de Diaoyu/Senkaku-eilanden
Hoewel het conflict in het algemeen wordt aangeduid als het probleem van de Diaoyu/Senkaku-eilanden, betreft het probleem niet alleen de eilandengroep, maar ook een deel van de omringende
Oost-Chinese Zee dat door betrokken landen wordt geclaimd. De Oost-Chinese Zee wordt ruwweg begrensd door de Gele Zee in het noorden, de lijn Japan - Taiwan in het oosten, het eiland Taiwan in het zuiden en de Chinese kust in het westen (zie afbeelding 1). De Diaoyu/Senkaku keten is op zich een weinig imposante eilandengroep: vijf onbewoonde eilanden en drie rotsen met een gezamenlijke oppervlakte van zo’n 7 km2. Het is niet logisch dat de strijd om de eilandengroep alleen maar draait om het bezit ervan. De huidige situatie is dat de eilanden formeel tot Japan behoren, maar dat ze eveneens worden geclaimd door China en Taiwan. Het geschil spitst zich vooral toe op China en Japan. De historie van de zeggenschap over de eilanden gaat wat Japan betreft terug tot het einde van de negentiende eeuw. Nadat Japan de onbewoonde en onbeheerde eilanden (een soort niemandsland) gedurende tien jaren had bewaakt, werden de eilanden vanaf 14 januari 1895 formeel beschouwd als deel van het Japanse rijk. Na de Tweede Wereldoorlog deed Japan afstand van de eilanden; in 1971 werden de eilanden aan Japan teruggegeven1. Voor China gaat de historie over de zeggenschap veel verder terug. China beweert dat de eilanden al bij China horen sinds de
tijd van het Chinese Rijk, dat de eilanden van belang zijn i.v.m. visgronden en dat de eilanden van oudsher werden beheerd door de provincie Taiwan, dat door China als onlosmakelijk deel van de Volksrepubliek wordt beschouwd. De gevoeligheid over het bezit van de eilandengroep kan verder alleen maar worden verklaard door de economische betekenis. Behalve het eerder genoemde belang voor de visserij, is sinds de zeventiger jaren bekend dat zich in het gebied van de eilandengroep mogelijk grote energievoorraden bevinden in de vorm van olie en gas. Volgens de US Energy Information Administration zou de voorraad tussen de 60 en 100 miljoen vaten olie en tussen de één en twee biljoen kubieke voet aan aardgas bedragen. Dergelijke energievoorraden kunnen voor beide landen redenen zijn om het gebied te willen controleren, aangezien zowel China als Japan niet beschikken over voldoende binnenlandse energiebronnen. In verband hiermee is het van belang tot welk land formeel Diaoyu/Senkaku-eilanden behoren. Immers, het land tot wiens grondgebied de eilanden formeel behoren, heeft tevens de controle over de territoriale wateren en over de bijbehorende Exclusieve Economische Zone (EEZ)2. Wanneer het aspect van maritieme grenzen nader
in beschouwing wordt genomen, blijkt dat onder de huidige situatie de door China en Japan ingestelde grenzen elkaar overlappen. Dan gaat het conflict tussen China en Japan niet sec over de eilandengroep, maar ook over een deel van de omringende Oost-Chinese Zee (zie afbeelding 1). De oorzaak van de overlapping ligt in een verschillende interpretatie van de regels door China en Japan. Japan heeft in het verleden een voorstel gedaan om deze maritieme grenzen opnieuw vast te stellen, zodat er geen overlap zou zijn. China ging hier echter niet mee akkoord met als gevolg dat het probleem nog steeds bestaat. De afgelopen jaren zijn er verschillende schermutselingen geweest, waarbij de Chinezen door het uitvoeren van intensieve en agressieve patrouillegang trachtten de Japanse visserij het werk onmogelijk te maken.
1.1.2 Andere territoriale geschillen in de regio Noordoost-Azië
Japan en Rusland hebben al sinds het einde van de Tweede Oorlog een geschil over de Koerilen, een circa 1270 km lange keten van in totaal 56 eilanden die zich uitstrekt van de noordoostelijke punt van Japan tot de zuidpunt van het schiereiland
7
soort grensconflict, met als gevolg artilleriebeschietingen tussen beide landen over en weer. Eén van de meest recente conflicten vond plaats op 22 mei 2014, toen een wederzijdse beschieting plaatsvond van Noord- en Zuid-Koreaanse (oorlog-) schepen.
Chinese patrouillegang in de Oost-Chinese Zee
Kamtsjatka in Rusland (zie afbeelding 2). De eilanden vallen formeel onder Rusland, maar Japan claimt de zeggenschap over vier van de zuidelijke eilanden van de groep: Koenasjir, Itoeroep, Sjikotan en Habomai (bestaat uit meerdere eilanden). De vier eilanden worden door Japan aangeduid als de Noordelijke Gebieden. De grens tussen Japan en Rusland is in de negentiende eeuw meerdere keren verlegd. Na de Tweede Wereldoorlog werd bij het Verdrag van San Francisco in 1951 de gehele eilandengroep aan Rusland teruggegeven. Japan heeft dat deel van het verdrag niet ondertekend en claimt nog steeds de vier genoemde eilanden. Van tijd tot tijd doen zich schermutselingen voor tussen Russische grenspatrouilles (ter zee) en Japanse vissers. In dat opzicht lijkt de situatie op de schermutselingen rond de Diaoyu/Senkaku-eilanden. Verder claimt Japan de Dokdo-eilanden (of Takeshima, zoals de Japanse naam luidt), die momenteel in bezit zijn van Zuid-Korea. Een ander voorbeeld is de claim van zowel Zuid- als Noord-Korea op Baengnyeong: Zuid-Korea is in bezit van het eiland, maar er zijn geregeld gevechten rond het eiland geweest (zoals in 2010, toen Noord-Korea het Zuid-Koreaanse korvet Cheosank met 46 opvarenden tot zinken bracht).
1.1.3 De situatie op het Koreaanse schiereiland
Korea was sinds 1895 bezet geweest door Japan, dat het schiereiland in 1910 volledig
8 | Carré 6 | 2014
Van een heel andere orde zijn de problemen op het gebied van nucleaire wapens. Noord-Korea is één van de vijf landen die het non-proliferatieverdrag niet heeft ondertekend3. Na eerdere proeven voerde het land op 12 februari 2013 een ondergrondse kernproef uit waarmee resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN-VR) werden geschonden. Als reactie op het optreden van Noord-Korea werden door de VN-VR op 7 maart 2013 nieuwe sancties afgekondigd waarop het land reageerde door te dreigen met het opheffen van de wapenstilstand van 1953 en met het uitvoeren van een nucleaire aanval op de VS. Verder dreigde Noord-Korea dat Zuid-Korea vernietigd zou worden indien het land de gezamenlijke oefeningen met de VS zou continueren. Hoewel de bedreigingen door Noord-Korea meer lijken op holle retoriek dan op serieus uit te voeren acties, kunnen ze ook niet simpelweg worden genegeerd. In ieder geval veroorzaken de dreigingen de nodige onrust en gespannen situaties. Onder die omstandigheden kan een foutieve inschatting gemakkelijk leiden tot een niet meer beheersbare escalatie van geweld. De ongewisse houding t.a.v. het bezit en de verspreiding van kernwapens (terrorisme) en de regelmatig terugkerende provocaties en incidenten maken dat de veiligheidssituatie op het Koreaanse schiereiland niet stabiel is.
1.1.4 De veranderende positie van Japan Afbeelding 2 de Koerilen eilandketen tussen Japan en Rusland
annexeerde. Na de Tweede Wereldoorlog was het noordelijke deel bezet door de Sovjet-Unie en het zuidelijke deel door de Verenigde Staten (VS). De 38e breedtegraad vormde de grens tussen de beide delen van Korea. Doordat men het niet eens werd over de wijze waarop een herenigd Korea bestuurd zou moeten worden, bleef het land gesplitst in twee delen. Met de invasie van het zuiden door Noord-Korea in 1950 begon de Koreaanse Oorlog die in 1953 eindigde met een wapenstilstand, zonder dat officieel vrede werd gesloten. Beide landen zijn daardoor formeel nog altijd met elkaar in oorlog. Sinds het einde van de oorlog zijn Amerikaanse troepen in Zuid-Korea gestationeerd i.v.m. de dreiging vanuit het noorden (het totaal aantal Amerikaanse troepen bedraagt in 2014 ca. 30.000). Na 1953 zijn er herhaaldelijk incidenten geweest tussen Noord- en Zuid-Korea, zoals het hierboven vermelde incident met het Zuid-Koreaanse korvet Cheosank in 2010. Dit was een
Het land van de rijzende zon heeft door het oorlogsverleden zichzelf een slechte reputatie bezorgd die in de regio nog steeds voelbaar is. In de Eerste- en Tweede Chinees-Japanse oorlog (respectievelijk van 1894 - 1895 en van 1937 - 1945) werd China door Japan militair vernederd. Tussen deze beide oorlogen vond nog de Russisch-Japanse Oorlog plaats (1904 1905) waarbij Japan de Russische troepen versloeg. De Japanse deelname aan de Tweede Wereldoorlog vanaf 1941 is genoegzaam bekend. In de periode tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft Japan zich schuldig gemaakt aan zeer grove geweldpleging en oorlogsmisdaden tegenover de bevolking van bezette gebieden (onder meer in China, Korea en Indonesië). Vanwege dit oorlogsverleden bestaat er heden
ten dage in verschillende landen in de regio nog steeds een grote afkeer van Japan. Logischerwijs werden na het einde van de Tweede Wereldoorlog, bij het herstel van de soevereiniteit, aan Japan de nodige beperkingen opgelegd op het gebied van veiligheid en defensie4. Japan mocht alleen beschikken over militaire middelen die nodig waren voor de binnenlandse veiligheid. Voor eventuele externe dreigingen werd het land beschermd door de VS. Zo kwam de US-Japan Security Alliance tot stand die, na verschillende aanpassingen in de loop der tijd, tot op de dag van vandaag nog steeds bestaat. Behalve de beperkingen die aan het einde van de Tweede Wereldoorlog door de geallieerde mogendheden aan Japan werden opgelegd, heeft het land zichzelf extra beperkingen opgelegd met als gevolg dat het land gedurende vele decennia in militair opzicht, maar ook op het gebied van internationale betrekkingen een zeer bescheiden rol heeft gespeeld. In die situatie heeft het land zich economisch enorm kunnen ontwikkelen waardoor het gedurende een lange periode, tot aan de enorme economische expansie van China, de tweede economie ter wereld was. Het zijn van economische grootmacht brengt automatisch met zich mee dat de positie in de internationale gemeenschap zich wijzigt. Japan wordt als het ware gedwongen zich meer te manifesteren. Daarbij komt dat de veiligheidssituatie in de regio sinds het einde van de Koude Oorlog drastisch aan het wijzigen is. De enorme inspanningen van China op militair gebied, de agressieve houding van dat land bij de verschillende territoriale claims (o.a. de claim op de door Japan beheerde Diaoyu/Senkaku-eilanden) en de (nucleaire) dreiging en provocerende acties door Noord-Korea hebben bij Japan een dreigingbewustzijn opgeroepen. Daarbij heeft Japan laten merken niet van plan te zijn zich door die dreigingen te laten intimideren. Het gevolg van dit alles is dat Japan zich heeft ontdaan van de zelf opgelegde beperkingen op het gebied van defensie en bezig is met uitbreiding en modernisering van de strijdkrachten. In dit kader moet ook worden vermeld dat Japan sinds de negentiger jaren deelneemt aam crisisbeheersingsoperaties (UNTAC in Cambodja, 1992-1993) en een ondersteunende militaire rol heeft gespeeld bij de operaties in Afghanistan (2001) en Irak (2003). Met verschillende landen in de regio wordt inmiddels op militair gebied samengewerkt. Militaire samenwerking met de VS vindt plaats binnen het bestaande veiligheidsverdrag waarbij Japan door de VS wordt gesteund en de VS op Japans grondgebied
beschikken over militaire bases die van belang zijn voor de presentie in de regio. Al met al heeft het bescheiden Japan van kort na de Tweede Wereldoorlog zich ontwikkeld tot een economische grootmacht die zich bewust is van de gewijzigde geopolitieke situatie in de regio na het einde van de Koude Oorlog. Daarom neemt het land de nodig geachte maatregelen op het gebied van de veiligheid en ter bescherming van de eigen (economische) belangen en is het verder bereid zijn rol in de internationale gemeenschap op zich te nemen. Het zal ook duidelijk zijn dat de ontwikkelingen in Japan door China en een aantal andere landen in de regio met argusogen worden gevolgd.
1.2 De situatie in en rond de Zuid-Chinese Zee
Nog meer dan de Oost-Chinese Zee staat de Zuid-Chinese Zee in de aandacht van journalisten, schrijvers en denktanks bij de behandeling van veiligheidsvraagstukken. Dat is op zich niet verwonderlijk gezien het grote economische belang van dit gebied. Dat belang wordt enerzijds bepaald door aanwezige olie- en gasvoorraden alsmede de grote hoeveelheden vis en anderzijds door het zeer intensieve scheepvaartverkeer tussen de dichtbevolkte en economisch sterk ontwikkelde omliggende landen en de rest van de wereld (Midden-Oosten, Europa, Amerika, Australië). Evenals in de Oost-Chinese Zee geldt ook hier dat vrije en veilige SLOCs van essentieel belang zijn, zowel voor de landen in de regio als voor veel landen in de rest van de wereld. Volgens China bedraagt de olie- en gasvoorraad in het gebied ca. 17,7 miljard ton; dat zou de op drie na grootste reserve ter wereld zijn (ter vergelijking: Koeweit bezit ca. 13 miljard ton). Via de Zuid-Chinese Zee passeert per jaar meer dan de helft van het totale tonnage van de mondiale koopvaardij en een derde van al het maritieme verkeer. De totale jaarlijkse handelsstroom bedraagt 5,3 triljoen (US) dollar; China importeert ca. 80% van z’n ruwe olie over zee; voor Zuid-Korea geldt dit voor ongeveer 66% van z’n energie en voor Japan en Taiwan is dit getal 60%5. De Straat van Malakka (met alternatieve routes via de Straat van Sunda en de Straat van Lombok) is misschien wel het grootste choke point ter wereld op scheepvaartgebied. Per jaar passeren hier meer dan 60.000 schepen. Ter vergelijking: dat is drie keer zo veel als door het Panamakanaal en twee keer zo veel als door het Suezkanaal. Een blokkade van één of meer van deze zeestraten door één van de zeemachten uit de regio, door
9
de andere landen in de regio afzonderlijk kan worden gepareerd. Daartoe zal moeten worden samengewerkt, onderling en met een ander groot land zoals de VS, die van oudsher ook in dit gebied de dominante militaire macht ter zee zijn geweest.
1.3 Wat betekent de veiligheidssituatie in Oost-Azië en in hoeverre raakt dit Europa?
Afbeelding 3 op deze kaart is duidelijk te zien hoe kwetsbaar de zeevaartroutes via de Straat van Malakka, Sunda en Lombok zijn. De straat van Lombok fungeert van huis uit als alternatief voor schepen die een te grote diepgang hebben om via de Straat van Malakka te varen (diepgang > 25 meter).
het optreden van piraten of door een terroristische actie is niet volledig ondenkbaar en zal in voorkomend geval een enorme escalatie tot gevolg kunnen hebben (zie verder afbeelding 3).
1.2.1 Territoriale claims
In de Zuid-Chinese Zee bevindt zich een groot aantal eilanden, die soms niets meer voorstellen dan een paar rotsen die bij hoog water nauwelijks zichtbaar zijn. Brunei, China, de Filippijnen, Maleisië, Taiwan en Vietnam claimen allemaal delen van de Zuid-Chinese Zee, inbegrepen de verschillende eilandengroepen, waarbij de claims elkaar gedeeltelijk overlappen. De claims kunnen gebaseerd zijn op historische gronden, op verschillende interpretaties van de regels voor het vaststellen van de EEZ of op militaire gronden (verdediging van de eigen invloedsfeer). China claimt het grootste deel van de zee, zo’n 80% en treedt het meest agressief en intimiderend op van alle betrokken landen. De belangrijkste eilanden waarvoor claims gelden, kunnen worden ingedeeld in vier groepen (zie afbeelding 4). Als eerste de Spratly ei-
10 | Carré 6 | 2014
landen (totaal ca. 400 eilandjes) in het zuidelijke deel, die (gedeeltelijk) worden geclaimd en bezet door alle zes genoemde landen. China, de Filippijnen en Vietnam boren in dit gebied naar olie. De tweede groep wordt gevormd door de Paracel eilanden in het noordwestelijke deel (een tiental kleinere eilanden met nog een aantal rotsformaties en riffen). Deze eilanden vielen na een zeegevecht met Vietnam in 1974 in Chinese handen. Behalve door China en Vietnam worden de eilanden ook geclaimd door Taiwan. In mei 2014 ontstond nog een felle diplomatieke rel met Vietnam toen China in dit gebied een olieplatform stationeerde. Na een aantal weken werd het platform teruggetrokken. De derde groep bevindt zich in het noordoosten, de Paratas archipel. Deze archipel is in handen van Taiwan, maar wordt ook geclaimd door China (China beschouwt Taiwan immers als een deel van de Volksrepubliek). De vierde groep wordt gevormd door een tweetal koraalriffen, het Maclesfield rif in het noorden en het Scarborough rif in het noordoosten. Het eerste rif wordt geclaimd door China en Taiwan, het tweede door China, Taiwan en de Filippijnen.
1.2.2 China en Taiwan
Aan het einde van de Eerste Chinees-Japanse Oorlog in 1895 moest China het eiland Taiwan (Formosa) afstaan aan Japan. Taiwan werd daardoor een Japanse kolonie met een eigen vorm van bestuur. Hoewel het eiland na de Tweede Wereldoorlog formeel werd teruggegeven aan China, is Taiwan zich als een afzonderlijke staat blijven gedragen. China erkent de zelfstandigheid van Taiwan niet en beschouwt het als een afvallige provincie, onlos-
Afbeelding 4 de claims van de verschillende landen. De rode lijn (de claim van China) wordt ook wel de ‘nine dash line’ genoemd.
makelijk verbonden met de Volksrepubliek China. Voor het bestuur en de bevolking van Taiwan is het duidelijk dat het zich nooit vrijwillig bij China zal aansluiten. Nu China in de regio steeds meer macht begint te exploiteren, is het de vraag of het land de huidige situatie zal laten voortbestaan of dat het vroeg of laat, desnoods via de militaire weg, orde op zaken zal stellen.
1.2.3 China in de regio
Parallel aan de economische groei, is ook sprake van militaire groei in China: sterk verhoogde defensiebudgetten en uitbreiding en modernisering van de strijdkrachten. Dat geldt met name voor de zee- en luchtstrijdkrachten, die worden ontwikkeld om over grote afstand de zeeën te kunnen beheersen. In dit kader wordt wel gesproken over de eerste verdedigingsketen van eilanden die ruwweg loopt langs de oostzijde van Japan en via de Filippijnen naar het eiland Borneo. Het militair beheersen
van die lijn zou betekenen dat China de toegang vanaf de Stille Oceaan tot de Oost- en Zuid-Chinese Zee beheerst. Bij de ontwikkeling van nieuwe wapensystemen voor de marine en luchtmacht van China moet onder meer worden gedacht aan geavanceerde raketsystemen die, in combinatie met het gebruik van satellieten, over grote afstand een bedreiging zouden kunnen vormen voor vijandelijke (lees: Amerikaanse) oorlogsschepen. Als reactie op dit zogenaamde anti acces/area denial concept van China hebben de VS een begin gemaakt met het opzetten van een air-sea battle concept. Deze militaire ontwikkeling van China gaat duidelijk veel verder dan het beschikken over militaire middelen die eventueel kunnen worden ingezet om de territoriale claims kracht bij te zetten. Het is duidelijk dat de economische grootmacht China concreet werkt aan het versterken van de militaire capaciteiten waardoor het land in de regio een dominante positie verkrijgt die niet door
Het is duidelijk dat de Oost-Chinese Zee en vooral de Zuid-Chinese Zee van groot belang zijn voor het economisch verkeer. Dat betekent dat de zeer intensieve scheepvaart in de regio verzekerd moet blijven van vrije en veilige SLOCs. Dat is niet alleen in het belang van de omliggende landen maar ook voor de landen waarmee handel wordt gedreven, zoals het Midden-Oosten, Amerika, Europa en Australië. Het andere deel van het economisch belang wordt gevormd dor de rijke visserijgebieden en de vermoede aanwezigheid van grote olie- en gasvoorraden. De grote economische belangen, verschillende territoriale claims, gevoeligheden die voortkomen uit historische gebeurtenissen en militaire veranderingen kunnen aanleiding zijn tot oplopende spanningen en conflicten, waarbij bilaterale conflicten snel internationaal kunnen escaleren. Natuurlijk willen betrokken landen grote conflicten voorkomen. Zowel China, als de VS, als Rusland, dat maritiem ook actief is in de regio, geven aan dat grote onderlinge conflict voorkomen moeten worden. Om dat doel te bereiken zijn veiligheidsstructuren nodig. Inmiddels wordt hier aan gewerkt en ondanks dat er stevige meningsverschillen zijn tussen de verschillende landen, werkt China bijvoorbeeld samen met enerzijds de VS en anderzijds met Rusland. Deze samenwerking moet in de toekomst meer geïntegreerd worden6. Ook die samenwerking is in het belang van o.a. Europa, vooral vanwege de grote handelsbelangen inde regio.
2. De veiligheidssituatie in het Midden-Oosten
De veiligheidssituatie in het Midden-Oosten is de laatste tijd ruwweg bepaald door twee verschillende conflicten: het IsraëlischPalestijnse conflict en het conflict dat het beste kan worden aangeduid als de strijd tussen Soennieten en Sjiieten. Het aanduiden van de twee vermelde problemen betekent niet dat het verder rustig is in het Midden-Oosten. Zo is heeft bijvoorbeeld Jemen ernstig te kampen met rebellen en terroristen en is in Libië de situatie na de val van Gaddafi in 2011 nog geen moment stabiel geweest.
11
2.1 Israel en het Palestijnse probleem
Feitelijk bestaat dit probleem als sinds het vestigen van de staat Israel in 1948. De Oslo-akkoorden van 19937 hadden als doel de eerste aanzet te zijn om het Palestijnse vraagstuk op te lossen. Met deze akkoorden werd het zelfbestuur van de Palestijnse Autoriteit in de Gazastrook en op de Westelijke Jordaanoever geregeld, waarbij het Israëlische leger zich uit de gebieden terugtrok. De Oslo-akkoorden (die nog een vervolg kregen in 1995) hebben echter niet geleid tot een vreedzame oplossing. Eén van de problemen is dat de Gazastrook sinds 2007 feitelijk wordt bestuurd door Hamas (de Westelijke Jordaanoever wordt bestuurd door de Fatah beweging). Hamas (een Palestijnse afsplitsing van de Soennitische Egyptische Moslimbroederschap) is de politiek-militaire beweging die o.a. door Israel, de VS en de Europese Unie als een terroristische organisatie wordt gezien. De beweging streeft een Palestijnse moslimstaat na en heeft de vernietiging van de staat Israel als doel vermeld in z’n handvest. De afgelopen jaren is de Gazastrook drie keer het toneel geweest van een groter Israëlisch offensief (naast de nodige andere conflicten tussen Israel en z’n tegenstanders). In de periode 27 december 2008 tot 18 januari 2009 bombardeerde Israël het gebied drie weken lang en voerde bovendien een grondoffensief uit. Deze militaire operatie was een reactie op jarenlange raket- en mortieraanvallen door Palestijnse groeperingen en vanaf 2007 door Hamas vanuit de Gazastrook. De beschietingen door Hamas echter waren op hun beurt reacties op de economische en sociale blokkade door Israël en op voorafgaande operaties van het Israëlische leger tussen 2004 en 2008. Ook na de gevechten in 2009 bleven over en weer aanvallen plaatsvinden. In 2012 ontstond een escalatie van het conflict na een bezoek van de emir van Qatar aan Gaza op 10 november van dat jaar. Het Israëlische leger begon op 14 november 2012 met luchtaanvallen op militaire en politieke posities in de Gazastrook en doodde Hamasleider Ahmed Jabari. Op 21 november 2012 werd een wapenstilstand gesloten. Als gevolg van mislukte vredesonderhandelingen in april 2014 en ontvoeringen en moorden op Joodse en Palestijnse tieners op de Westelijke Jordaanoever in juni 2014, ontstonden opnieuw grote spanningen die uitmondden in raketbeschietingen door Hamas en Israëlische luchtaanvallen op de Gazastrook. Op 8 juli begon Israël in het noorden van de Gazastrook ook een grondoffensief met als
12 | Carré 6 | 2014
doel het uitschakelen van de Palestijnse infiltratietunnels en raketlanceerinstallaties.
Al-Qaeda in Irak en kwam tot stand door het samenvoegen van verschillende Soennitische verzets- en terreurgroepen. Naast het verzet tegen de Amerikaanse bezetting was de beweging ook een verzet tegen het bewind van de Iraakse premier Nouri Kamel al-Maliki (2006 - 2014) die met z’n overwegend Sjiïtische regering de Soennitische gemeenschap onderdrukte en benadeelde. ISIS verwierf grote aanhang, maar stootte ook groepen van zich af vanwege het zeer fundamentalistische en gewelddadige optreden. Dat gewelddadige optreden van ISIS zou er toe leiden dat in februari 2014 Al-Qaeda alle banden met de organisatie verbrak. Toch heeft ISIS sterk aan invloed gewonnen (al of niet afgedwongen) en wist het grote gebieden te beheersen. De autoriteiten en het leger van Irak zijn niet in staat geweest de uitbreiding en opmars van ISIS te stoppen, laat staan de organisatie te verslaan. De grote uitbreiding en opmars van ISIS heeft de afgelopen acht à negen maanden plaatsgevonden, waarbij de door ISIS gecontroleerde gebieden zich ook hebben uitgestrekt over de grens met Syrië (zie afbeelding 6). Op 29 juni 2014 werd door ISIS het kalifaat uitgeroepen en werd de naam van de organisatie gewijzigd in Islamic State (IS).
Het nieuwe bewind in Egypte heeft pogingen in het werk gesteld om tot vredesbesprekingen tussen beide partijen te komen. Dat is gedeeltelijk gelukt waarbij herhaalde keren bestanden werden gesloten die vervolgens weer door Hamas werden geschonden met de voorspelbare reactie van Israel als gevolg. Op 26 augustus 2014 werd een wapenstilstand voor onbepaalde tijd gesloten. Tot nu toe hebben de bestanden nooit overleefd en het lijkt er voorlopig niet op dat deze herhaling van zetten (gerekend vanaf 2008) tot een einde komt. Elk moment kan de situatie opnieuw escaleren. Daarbij lijkt het of Hamas de afgelopen jaren, ondanks de militaire superioriteit van Israel, in militair opzicht juist sterker is geworden, o.a. doordat de raketten steeds verder reiken. De grote aantallen burgerslachtoffers aan Palestijnse zijde leveren sympathie (en daarmee politieke steun) op voor Hamas. Het cynische hierbij is dat de verliezen onder de Palestijnse bevolking grotendeels het gevolg zijn van de tactiek van Hamas om te vechten vanuit locaties tussen de burgerbevolking. Nu is Hamas voor Israel niet het enige veiligheidsprobleem. Ook de Sjiïtische Hezbollah beweging in Libanon vormt een bedreiging voor Israel. Dat bleek nog in 2006, toen Israel als gevolg van acties door Hezbollah gedurende een maand met luchtaanvallen en artilleriebeschietingen gronddoelen in Libanon bestookte. Nu Hezbollah sinds 2012 betrokken is bij de strijd in Syrië, is het aan dit front voor Israel relatief rustig, maar dat biedt geen enkele garantie voor de toekomst. Het is natuurlijk niet alleen maar een strijd tussen Israel en een tweetal terroristische groeperingen. Ook geopolitieke belangen spelen hier een rol waarbij het Soennitische Hamas en het Sjiïtische Hezbollah op de achtergrond worden gesteund door sympathiserende landen als Saoedi-Arabië en Iran. Zo lang Israel en de Palestijnen niet in staat zijn hun geschillen bij te leggen en tot een definitieve oplossing van de bestaande problemen te komen, zal de onveilige en instabiele situatie voortduren.
2.2 Syrië en Irak; strijd tussen Soennieten en Sjiieten
Momenteel wordt het veiligheidsbeeld in het Midden-Oosten vooral bepaald door de gebeurtenissen in Irak en Syrië, en dan in het bijzonder door de opmars van ISIS (Islamitische Staat in Irak en Syrië). In feite is een sektarische strijd aan de gang tussen Soennieten en Sjiieten. De tegenstellingen tussen beide groepen bestaan al sinds de dood van de profeet Mohammed in de zevende eeuw, maar Soennieten en Sjiieten leefden lange tijd naast elkaar en grote onderlinge conflicten bleven uit doordat de autoritaire regimes in staat waren de orde te bewaren. Aan die situatie is een einde gekomen in 1979 bij de omwenteling in Iran. In dat jaar keert Ayatollah Khomeini, na een ballingschap van veertien jaar, terug naar Iran. Hij wordt benoemd tot de opperste leider en heeft als zodanig de geestelijke en politieke leiding over het Sjiïtische land. Vanaf dat moment zijn (in ieder geval in Iran) religie en politiek met elkaar vermengd. Die ontwikkeling wordt met argusogen gevolgd door Soennitische leiders van landen met aanzienlijke groepen Sjiïeten, zoals Bahrein, Irak, Koeweit, Libanon, Pakistan, Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten. Mede door de ontwikkelingen in Iran en de vrees dat de Iraanse (Sjiïtische) revolutie overslaat naar Irak, begint Sadam Hoessein in 1980 een oorlog tegen Iran die acht jaar zal duren. In deze oorlog wordt hij o.a. gesteund door de VS, Saoedi-Arabië en Koeweit. In dat laatste land vindt in 1990 de invasie van het Iraakse leger plaats; deze bezetting wordt om puur economische redenen uitgevoerd. Met de door de VS geleide Operatie Desert Storm wordt Koeweit bevrijd en wordt het Iraakse
Afbeelding 5: etnisch-religieuze groepen in Irak
leger weggevaagd, hoewel een aanzienlijk deel van de zogenaamde Republikeinse Garde aan vernietiging weet te ontsnappen. De oorlog eindigt op 28 februari 1991; militair is Irak verslagen, maar Sadam Hoessein zit nog steeds in het zadel. Na beëindiging van de oorlog, komt de Sjiïtische meerderheid in Irak (ca. 60% van de bevolking) in opstand tegen het bewind van Saddam Hoessein en de Soennitische minderheid (ca. 37% van de bevolking; zie afbeelding 5). De Sjiieten hadden gehoopt op steun van de Amerikanen, maar die blijft uit (mede door de zeer gespannen verhouding tussen de VS en het Sjiïtische Iran). De opstanden worden door het Iraakse bewind bloedig neergeslagen waarbij het zelfs chemische strijdmiddelen tegen de eigen bevolking inzet. Het bewind van Sadam Hoessein duurt voort tot de door de VS geleide oorlog in Irak in 2003. Hij wordt in december 2003 gevangen genomen, in 2006 door een speciaal tribunaal ter dood veroordeeld en tenslotte opgehangen. Het besluit van de Amerikaanse bezettingsautoriteiten om de macht in Irak te
verdelen conform de sektarische getalsverhoudingen, heeft een overwegend Sjiïtische regering in Bagdad aan het bewind gebracht met alle gevolgen van dien, o.a. voor de positie van de Soennitische minderheid. Die wijziging in de leiding van het land betekende voor het Sjiïtische Iran dat Irak van vijand in medestander was veranderd. Het Assad bewind in Syrië kan eveneens tot de (Sjiïtische) medestanders worden gerekend. De belangrijkste posities binnen het bestuur in Syrië worden namelijk ingenomen door Alawieten, een afsplitsing van de Sjiieten. Zo is ook Syrië een land waarin een meerderheid (Soennieten) wordt geregeerd door een minderheid. Het sektarische geweld in Irak is ook tijdens de Amerikaanse bezetting van 2003 - 2011 niet gestopt. Bomaanslagen, executies en andere criminele activiteiten waren schering en inslag, zorgden voor instabiliteit in grote delen van het land en kostten duizenden inwoners het leven. Behalve de sektarische strijd was er ook het verzet tegen de Amerikaanse bezetting. Onder die omstandigheden ontstond in 2004 de groepering Islamic State of Iraq (ISI, later gewijzigd in Islamic State of Iraq and Syria, ISIS). De beweging gold als opvolger van
De opmars van ISIS en het zeer gewelddadige optreden hebben de situatie op het gebied van de veiligheid nog complexer gemaakt dan in de situatie zonder ISIS. Daarbij is in het algemeen de opvatting -in ieder gaval in het Westen- dat ISIS gestopt moet worden. Begin augustus 2014 sloegen in de noordelijke regio’s van Irak naar schatting meer dan 100.000 Yezidi’s op de vlucht voor ISIS, die deze geloofsgroep met uitmoorden bedreigde tenzij men zich zou bekeren (zoals ISIS zich opstelt tegenover elk ander geloof). De situatie werd zo dreigend, dat de VS besloten tot het uitvoeren van bombardementen op ISIS in Irak om de opmars te stoppen en om de aanwezige Amerikanen in de Iraakse stad Erbil te beschermen. Gelijktijdig werden de Yezidi’s geholpen door de Koerden in Noord-Irak, die op hun beurt weer werden gesteund door de Koerden uit Turkije, de PKK, die o.a. door Turkije en de VS als een terroristische organisatie wordt gezien. De Koerden zouden zelfs worden gesteund door Iran met wapens en 500 militairen, maar dit bericht is niet bevestigd. Het grensoverschrijdende optreden van ISIS (en ook van vluchtende Yezidi’s) en de opvatting van de internationale gemeenschap dat ISIS gesopt moet worden, hebben geleid tot speculaties dat de VS eventueel in Syrië zouden willen ingrijpen.
13
Afbeelding 6: opmars van ISIS in Irak en Syrië; situatie op 10 juni 2014
De situatie in Syrië is eveneens zeer complex. De in 2011 begonnen opstand was een ontwikkeling die gerekend kan worden tot de Arabische Lente (wat die naam ook nog mag betekenen na alle reacties in de verschillende landen, bijvoorbeeld in Egypte). De opstand was een roep van (delen van) de bevolking om meer vrijheid, meer democratie. Door het zeer repressieve optreden van het regime Assad voelde de Soennitische meerderheid zich nog meer onderdrukt door de leidende Sjiïtische minderheid (de Alawieten), waardoor de opstand uitmondde in eveneens een sektarische strijd met een onderling sterk verdeelde oppositie tegenover een gewelddadig regime, dat in een latere fase van de strijd zou worden beschuldigd van het gebruik van chemische strijdmiddelen tegen de eigen bevolking. Wanneer het regime Assad en de gezamenlijke oppositie als de twee strijdende partijen worden gezien, heeft ISIS zich nu als een derde partij in de strijd gemengd. ISIS zal bij zijn uitbreiding en opmars vechten tegen Sjiieten en andere groeperingen die niet de ideologie van ISIS aanhangen. Op 26 augustus 2014 gaf president Obama aan dat het gezwel ISIS kostte wat het kost uitgeroeid moet worden. Ook werd op diezelfde dag bekend dat hij toestem-
14 | Carré 6 | 2014
ming had gegeven om boven Syrië verkenningen (met drones) uit te voeren om posities van ISIS op de grond in kaart te brengen. In een ander interview op diezelfde dag gaf de Syrische minister van buitenlandse zaken Walid Al-Moualem aan dat Syrië zou instemmen met elke steun in de strijd tegen de terroristen, lees ISIS8. Daarmee werd ook gedoeld op eventuele steun van de VS. Verder heeft president Obama herhaaldelijk laten weten dat een inzet van Amerikaanse troepen op de grond absoluut niet aan de orde is (met uitzondering van Special Forces die in ieder geval in Irak opereren). Eventuele Amerikaanse steun (vanuit de lucht) ter bestrijding van ISIS in Syrië zou betekenen dat de VS feitelijk het regime Assad steunen, waarvan ze eerder hebben aangegeven dat het zou moeten verdwijnen en welk regime tevens wordt gesteund door Iran en Hezbollah. En bij dat alles moet nog rekening worden gehouden met de posities van Rusland (dat Assad op de achtergrond steunt) en China, die tot nu toe elke buitenlandse inmenging bij de gebeurtenissen in Syrië via de VN hebben geblokkeerd (dit laatste is mede interessant gezien de Russische inmenging in het conflict in Oekraïne, maar daarover verderop in dit artikel meer). En als op de één of andere wijze een constructie kan worden gevonden om het probleem ISIS op te lossen, wat zowel in Irak als in Syrië moet geschieden, gaat dan vervolgens de oorlog in Syrië tussen het regime Assad en de oppositie ‘gewoon’ weer verder?
2.3 Iran in de regio en het nucleaire programma
De rol van Iran in het sektarische conflict tussen Soennieten en Sjiieten is in het voorgaande deel van dit artikel voldoende beschreven. Iran is als groot Sjiïtisch land een machtsfactor in het Midden-Oosten en daarmee een tegenhanger van Saoedi-Arabië als het grootste Soennitische land. Wat samenhangt met het wil-
len beschikken over een machtspositie, is het beschikken over kernwapens. Al een aantal jaren wordt gespeculeerd en onderhandeld over de nucleaire capaciteiten van Iran. Vooral voor Israel is dit aspect een nachtmerrie. Israel gelooft niet dat Iran de nucleaire capaciteit alleen gebruikt voor vreedzame doeleinden zoals energie en geneeskunde. Het is voor dit land onacceptabel dat Iran de capaciteit heeft om een nucleair wapen te maken waarmee Israel kan worden bedreigd of aangevallen. Eind 2011 dreigde het conflict over het kernwapenprogramma van Iran nog te escaleren toen Iran dreigde met het afsluiten van de straat van Hormuz als reactie op sancties door de Europese Unie, die waren ingesteld om Iran te dwingen het nucleaire verrijkingsprogramma te stoppen. Gezien de grote economische belangen en de aanwezigheid van de Amerikaanse marine in de Perzische Golf, zou een afsluiting van die zee ongetwijfeld tot een militair conflict hebben geleid. Op 23 november 2013 werd door Iran met de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad en Duitsland een akkoord bereikt over het nucleaire programma van het land. Dat akkoord hield in dat er grenzen zijn gesteld aan het verrijken van uranium door Iran. Het Westen en Iran waren positief over dit akkoord; de Israëlische premier Benjamin Netanyahu noemde de overeenkomst een ‘historische vergissing’. Israel heeft bij herhaling laten blijken bereid te zijn tot een preventieve aanval op de nucleaire faciliteiten in Iran, om te voorkomen dat het land een kernwapen zou produceren. Een dergelijke actie door Israel zou ongetwijfeld uitmonden in een groot conflict in het Midden-Oosten.
2.4 Wat zijn de Europese belangen in het Midden-Oosten?
De belangen van Europa (het Westen) in het Midden-Oosten zijn divers. Als eerste is daar het energiebelang. Van de totale wereldproductie aan aardolie komt een derde deel uit het Midden-Oosten. Europa is natuurlijk niet de enige afnemer, maar wel één van de grotere, naast landen als de VS, China en Japan. Dagelijks passeren zestien miljoen vaten olie de nauwe Straat van Hormuz. De route naar Europa gaat vervolgens via de Golf van Aden, Bab-elMandeb (de zee-engte tussen Djibouti en Jemen) en de Rode Zee door die andere smalle waterweg, het Suezkanaal. Drie flessenhalzen in een belangrijke zeevaartroute die in een eventueel conflict gemakkelijk afgesloten kunnen worden. Verder geldt ook hier, net als in Oost-Azië, dat het blokkeren van nauwe doorgangen door
een terroristische actie tot de mogelijkheden moet worden gerekend. Ook voor de verschillende pijpleidingen, die inmiddels zijn aangelegd, bestaat het gevaar van een terroristische actie. Vervolgens is er het militaire belang. Mede vanwege de grote oliebelangen heeft het Westen belangrijke militaire bases in het Midden-Oosten. De VS, Groot-Brittannië en Frankrijk hebben permanente vlootverbanden in de regio en houden er jaarlijks grote oefeningen. In de wat bredere context geldt ook het economische belang: het Midden-Oosten ligt op een kruispunt van belangrijke handelsroutes, o.a. op de route tussen Europa en Oost-Azië, die van belang is voor de aanvoer van goederen zoals elektronica, textiel, speelgoed en auto’s. Een meer strategisch belang is de positie van Israel. Met dit land bestaan historische banden, onder meer vanwege de Holocaust en verder wordt het van oudsher gesteund door Europa (het Westen) als een ‘vooruitgeschoven democratie’ in een regio met autocratische en autoritaire regimes. Tenslotte heeft Europa belang bij een stabiele situatie in de Noord-Afrikaanse landen (o.a. Libië, Eritrea, Tunesië) vanwege de enorme vluchtelingenstromen die de laatste jaren in de richting van Europa op gang zijn gekomen.
3. De veiligheidssituatie in Europa 3.1 Dreiging als gevolg van geopolitieke motieven
Hoewel Europa sinds de Tweede Wereldoorlog een lange periode heeft gekend van vrede en stabiliteit, is die situatie na beëindiging van de Koude Oorlog veranderd. In de eerste plaats ontstond in 1992 een bloederige oorlog op de Balkan, die eindigde met de oorlog in Kosovo (1999), waar sindsdien nog steeds een NAVO troepenmacht verblijft (KFOR). En sinds maart 2014 is de veiligheidssituatie aan de oostgrens van Europa rigoureus gewijzigd als gevolg van de situatie in Oekraïne. Na de annexatie van de Krim hebben de ontwikkelingen in Oost-Oekraïne geleid tot een oorlog tussen het zittende regime in Kiev en de door Rusland gesteunde opstandelingen die vechten voor aansluiting van Oost-Oekraïne (met een grotendeels etnisch-Russische bevolking) bij Rusland. De manier waarop Rusland de operatie, die leidde tot de annexatie van de Krim, heeft uitgevoerd en de ‘belofte’ van Rusland om groepen etnische Russen, die in landen buiten de Russische Federatie wonen, indien nodig te beschermen, heeft tot grote onrust geleid in o.a. Polen en de Baltische staten (in Estland en Letland
bestaat de bevolking voor ca. 25% uit etnische Russen; in Litouwen is de bevolkingssamenstelling anders met ca. 6% etnische Russen). De Russische steun aan de separatisten in Oost-Oekraïne wordt door de Russische regering weliswaar categorisch ontkend maar gelijktijdig steeds openlijker uitgevoerd. Dat die steun wel degelijk wordt geleverd is op 28 augustus 2014 door de NAVO m.b.v. satellietbeelden bevestigd en uitgesproken9. Uit die beelden blijkt dat o.a. Russische tanks, pantservoertuigen, artillerie en luchtverdedigingswapens de grens met Oekraïne zijn overgestoken. De Russische versterkingen van de separatisten werden uitgevoerd op het moment dat het Oekraïense leger de separatisten meer en meer in de verdrukking bracht. Door Europa wordt (om diplomatieke redenen) niet letterlijk gesproken over een invasie. Voor zover daar inderdaad nog geen sprake van is, bestaat de mogelijkheid van een Russische invasie in Oost-Oekraïne wel degelijk, gezien de reeds maandenlange troepenopbouw aan de Russische kant van de grens. De vraag is dan of in dat geval de militaire actie beperkt blijft tot Oost-Oekraïne, of dat de operatie zich verder over land uitbreidt naar de Krim (in verband met het beschikken over goede aan- en afvoerroutes) of misschien zelfs naar Transnistrië (zie afbeelding 7). Dit landsdeel wil zich definitief afscheiden van Moldavië, waartoe het formeel nog steeds behoort, en streeft naar aansluiting bij Rusland (volgens een in 2006 gehouden referendum, dat door Moldavië en het Westen niet wordt erkend, zou 97% van de bevolking voor aansluiting bij Rusland hebben gestemd). Hoewel het niet de verwachting is dat Rusland de confrontatie zal aangaan met de NAVO, door bijvoorbeeld de Baltische staten met troepen binnen te vallen, kan een aanvankelijk heimelijke wijze van optreden, zoals dat bij de Krim is toegepast, niet worden uitgesloten. De opstandelingen aldaar werden in eerste instantie gesteund op afstand (middels propaganda) en mogelijk met materiaal/wapens. Vervolgens werden op de Krim figuren in militaire kledij zonder onderscheidingstekens en identificatie gesignaleerd, die de opstandelingen steunden. Hetzelfde gold voor voertuigen: herkenbaar als militair voertuig, echter zonder identificatie. Rusland ontkende in die fase bij de strijd betrokken te zijn. Achteraf werd de betrokkenheid toegegeven. In de laatste fase, toen feitelijk de klus geklaard was, werden openlijk Russische troepen getoond. Een soortgelijke wijze van optreden (misschien
15
2004, de vier bomexplosies in de Londense metro op 7 juli 2005 en drie schietpartijen in Zuid-Frankrijk (in de steden Toulouse en Montauban) op 11-, 15- en 17 maart 2012. Ook werden aanslagen verijdeld of mislukten deze, zoals in Londen, twee waken na de aanslagen van 7 juli 2005 toen een geplande aanslag in de trein en in de bus mislukte en zoals in Keulen op 31 juli 2006 toen in treinen geplaatste kofferbommen niet ontploften. De dreiging door terroristengroepen vanuit het MiddenOosten en Afrika tegen westerse en dus ook Europese doelen zal blijven bestaan. Europa zal met deze dreiging moeten leven, d.w.z. Europa zal zich ertegen moeten weren. Dat vertaalt zich o.a. naar het optreden van veiligheidsdiensten en politie, eventueel gesteund door de strijdkrachten. Daarnaast moet worden bezien op welke wijze in betrokken landen de oorzaken van het terrorisme weggenomen kunnen worden. Inmiddels valt te constateren dat door de verschillende landen aanvullende maatregelen zijn en worden genomen.
Afbeelding 7: maakt Rusland via OostOekraïne en de noordelijke Zwarte Zeekust een verbinding naar Transnistrië?
zonder de laatste fase) zou ook in de Baltische staten toegepast kunnen worden. Het zou grote onduidelijkheid en instabiliteit met zich meebrengen. En wanneer zou de NAVO dan moeten ingrijpen, zo lang niet duidelijk is of het betreffende land daadwerkelijk wordt aangevallen en Artikel 5 van het NAVO-Handvest van toepassing is? De onrust in deze landen valt hierdoor te verklaren. In Polen bevinden zich geen grote groepen etnische Russen die om aansluiting bij Rusland zouden kunnen vragen, maar dit land koestert om historische redenen (o.a. vanwege gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog) een groot wantrouwen tegen Rusland. Het land heeft zich na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie economisch goed ontwikkeld en wil de binnenlandse stabiliteit alsmede de banden met Europa op geen enkele wijze in gevaar gebracht zien worden door Rusland. Bij de Russische wijze van optreden en het spierballenvertoon in en rond Oekraïne tot nu toe past ook het optreden in de lucht en op zee. Hiermee doel ik op de sinds 2009 regelmatig opdoemende Russische bommenwerpers in het Europese luchtruim (o.a. langs de grenzen van Scandinavië, Groot-Brittannië en Nederland) en de vlooteenheid van de Russische marine die onlangs via een ongebruikelijke route door de Noordzee verplaatste (mei 2014). Hoewel dit provocaties zijn (door premier Rutte overigens aangemerkt als ‘onacceptabel’), kunnen dergelijke acties in tijden van oplopende spanning bijdragen aan het
16 | Carré 6 | 2014
verhogen van die spanning en in het ergste geval door inschattingsfouten of misverstanden leiden tot onbedoelde ongelukken met als gevolg een militair conflict. In ieder geval verergeren dergelijke acties de al onveilige situatie.
3.2 Terrorisme
Behalve de onveilige situatie aan de oostgrens heeft Europa nog te maken met een andere dreiging, die van het terrorisme. Die dreiging kan afkomstig zijn uit het Midden-Oosten en uit Afrika. In beide delen van de wereld bestaan gebieden waar terroristische groeperingen het voor het zeggen hebben: Al-Qaeda, Al-Nusra en ISIS in delen van Syrië en Irak; Hezbollah in Libanon; aan AlQaeda gelieerde terroristengroepen in de Sahel. Naast het feit dat in die gebieden aanslagen en overvallen worden gepleegd, mensen worden ontvoerd, gegijzeld en vermoord, worden daar ook trainingskampen in stand gehouden waar terroristen worden opgeleid om elders in de wereld aanslagen te kunnen plegen. Het Westen en dus ook Europa behoren dan tot de primaire doelen. Westerse en Europese doelen bevinden zich in de regio, maar ook in de westerse en Europese thuislanden. Een bijkomend aspect van meer recente datum is de deelname van Europeanen (bijvoorbeeld afkomstig uit landen als Nederland, België, Duitsland en GrootBrittannië) aan de jihadistische strijd in het Midden-Oosten. Deze strijders vormen t.z.t. bij terugkeer naar hun thuisland een extra bedreiging; zij zijn immers bekend met de situatie in het eigen land en kunnen zich relatief eenvoudig onder de bevolking mengen om vervolgens ergens toe te slaan. Niet voor niets is zelfs in een land als Nederland de dreiging “substantieel”, het op één na hoogste dreigingniveau.
4. Tenslotte: wat betekent dit allemaal voor Europa?
Zonder te overdrijven kan worden gesteld dat ook Europa een intern veiligheidsprobleem heeft. De dreiging van het terrorisme bestond al langer, in ieder geval sinds 9/11. In een aantal Europese landen is die dreiging helaas ook werkelijkheid geworden, zoals de bomaanslagen in vier forensentreinen in Madrid op 11 maart
De situatie in Oekraïne betekent een heel andere vorm van dreiging. Zonder te stellen dat de Koude Oorlog is teruggekeerd, zijn er aspecten die daaraan doen denken. In ieder geval zijn Europa en de NAVO wakker geschud en terecht sprak de secretaris-generaal van de NAVO enige tijd geleden over een wake up call. Nu de situatie in Oost-Oekraïne voortduurt en dreigt te escaleren, heeft de NAVO aanvullende maatregelen genomen om in verschillende landen aan de oostgrens tijdelijk troepen te stationeren (zie inzet rechtsboven). Dit zijn drastische maatregelen waarmee de NAVO een duidelijk signaal afgeeft. Het realiseren van die maatregelen vereist ten opzichte van de huidige situatie een aantal extra inspanningen, zoals het beschikbaar
“We will develop what I would call a spearhead within our Response Force - a very high readiness force able to deploy at very short notice”. Secretaris-generaal van de NAVO, Anders Fogh Rasmussen tijdens een persconferentie op 1 september 2014 te Brussel stellen van middelen, het opvoeren van de gereedheid en het uitvoeren van trainingen. Daarmee wordt ook weer de noodzaak duidelijk om de gemaakte afspraken betreffende de bijdrage aan de NAVO van 2% BNP beter na te komen. Die noodzaak wordt nog versterkt doordat de VS zich de komende tijd meer zullen concentreren op Oost-Azië, waardoor Europa meer voor Europa moet zorgen en de eigen veiligheid moet garanderen zonder daarbij al te veel afhankelijk te zijn van de VS. Door de pivot van de VS naar Oost-Azië wordt ook het belang van Europa gediend zoals reeds gemeld onder 1.3. Europa kan dan de VS ‘terugbetalen’ met meer inspanningen in de eigen regio. Het belang van een veilige en stabiele situatie in het Midden-Oosten voor Europa is reeds vermeld onder 2.4. Het leveren van een bijdrage ter bevordering van de veiligheid en stabiliteit in deze regio is niet eenvoudig. Een goed voorbeeld van het behartigen van de Europese belangen is de antipiraterijmissie van de Europese Unie. Van een heel andere orde is het stoppen van ISIS of van het terrorisme in het algemeen. De door de VS in gang gezette bombardementen op ISIS kunnen de beweging tijdelijk en plaatselijk stoppen. Uitschakelen van ISIS, of nog beter van het terrorisme in het algemeen in de regio, is een ander verhaal. Daarvoor is
Eindnoten
en is ondertekend en geratificeerd door 189 landen.
1 Het afstand doen van de eilanden was geregeld in het
Vijf landen nemen niet deel aan het verdrag: India,
een veel grotere internationale inspanning nodig gedurende langere tijd (dat geldt eveneens voor het terrorisme dat zich in verschillende Afrikaanse landen manifesteert). In die benodigde internationale inspanning zouden Europa, de VS, China en Rusland moeten samenwerken. Dat is voorlopig nog niet aan de orde, onder meer vanwege de houding van Rusland en China bij het conflict in Syrië. Voor Europa ligt hier nog een andere hindernis: het formuleren van een krachtig en gemeenschappelijk standpunt. De toestand in de wereld op het gebied van veiligheid is momenteel een wanorde en Europa is niet veilig. Daarom worden al bepaalde maatregelen genomen. Maar er is meer nodig, zoals onlangs is aangegeven door de NAVO. Europa zal voor z’n veiligheid verder moeten investeren in de toekomst. Een daadwerkelijk gezamenlijk gedragen buitenlands- en veiligheidsbeleid is daarbij een voorwaarde. De gekozen maatregelen moeten vervolgens gedurende lange tijd worden volgehouden. Het is te hopen dat de Koude Oorlogachtige situatie die nu heerst niet zo lang duurt als de vorige. Tenslotte kunnen we ons afvragen wat er gebeurd zou zijn wanneer de Baltische staten geen lid waren geweest van de NAVO.
de soevereiniteit van Japan. De officiële naam van het verdrag is “Verdrag van Vrede met Japan”.
Verdrag van San Francisco in 1951; de eilanden kwa-
Pakistan, Israël, Noord-Korea en Zuid-Soedan.
men toen onder beheer van de VS. Bij de Okinawa
Noord-Korea heeft het verdrag aanvankelijk onderte-
Reversion Deal van 1971 werden de eilanden weer
kend, maar zich op 10 januari 2003 teruggetrokken
teruggegeven aan Japan in ruil voor Amerikaanse
en bekendgemaakt over kernwapens te beschikken.
militaire faciliteiten op het eiland Okinawa.
Sinds juli 2005 zijn besprekingen gaande tussen
La Dialogue 2014), georganiseerd door het Interna-
Noord-Korea, Zuid-Korea, China, Japan, Rusland en
tional Institute for Strategic Studies (IISS) in Singa-
2 Bepaling van grenzen op zee geschiedt volgens de
5 International Institute for Strategic Studies, 2013 (Reine & Le Mière; Regional Disorder: The South China Sea Disputes). 6 13e Topconferentie over Veiligheid in Azië (Shangri-
pore van 30 mei - 1 juni 2014.
regels van het VN-zeerechtverdrag UNCLOS (United
de VS over het nucleaire arsenaal van Noord-Korea.
Nations Convention on the Law of the Sea). Een
Begin augustus 2005 liepen deze besprekingen vol-
exclusieve economische zone (EEZ) is een gebied dat
ledig vast. In 2006, 2009 en 2013 heeft Noord-Korea
over de Reglementen van Interim Zelfbestuur”. De
zich tot 200 zeemijl (370,4 km) buiten de kust van
kernproeven uitgevoerd die door de VN sterk zijn
akkoorden, die in Oslo waren samengesteld, werden
een staat uitstrekt. Binnen deze zone heeft deze staat
veroordeeld.
op 13 september 1993 officieel ondertekend tijdens
een aantal rechten, zoals het recht op exploitatie van
4 Het Verdrag van San Francisco tussen de geallieerden
de aanwezige grondstoffen, het recht op visserij en
en Japan is ondertekend door 49 landen, trad in wer-
het recht op wetenschappelijk onderzoek.
king op 28 april 1952 en maakte een officieel einde
3 Het non-proliferatieverdrag dateert van 1 juli 1968
aan de Tweede Wereldoorlog; het verdrag herstelde
7 De officiële naam luidt: “De Declaratie van Principes
een ceremonie in Washington D.C. 8 NOS-Nieuwsuur op 26-08-2014; nieuwsuur.nl/ video/691310-zal-obama-het-tij-keren.html 9 www.nato.int/cps/en/natohq/news_112193.htm
17