Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
Inhoudsopgave Toelichting Hoofdstuk 1
5 Inleiding
5
1.1
Aanleiding
5
1.2
Doel
5
1.3
Plangebied
5
1.4
De bij het plan behorende stukken
6
Hoofdstuk 2 2.1
Huidige situatie
Bestemming
Hoofdstuk 3
Haalbaarheid
7 7 9
3.1
Algemeen
9
3.2
Cultuurhistorie en archeologie
9
3.3
Ecologie
9
3.4
Watertoets
10
3.5
Milieu
11
3.6
Kabels en leidingen
14
Hoofdstuk 4
Juridische aspecten
15
4.1
Algemene uitgangspunten
15
4.2
Verantwoording Handboek Harderwijk
15
4.3
Bestemmingsbepalingen
15
4.4
Handhaving
15
Hoofdstuk 5
Economische uitvoerbaarheid
17
Hoofdstuk 6
Inspraak en overleg
18
6.1
Inspraak
18
6.2
Vooroverleg
18
Bijlagen bij de toelichting
19
Bijlage 1
Natuurtoets
21
Bijlage 2
Verkennend bodem- en asbestonderzoek
45
Regels Hoofdstuk 1
101 Inleidende regels
102
Artikel 1
Begrippen
102
Artikel 2
Wijze van meten
106
Bestemmingsregels
107
Wonen
107
Hoofdstuk 2 Artikel 3
2
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
Hoofdstuk 3
Algemene regels
110
Artikel 4
Anti - dubbeltelbepaling
110
Artikel 5
Algemene gebruiksregels
111
Artikel 6
Algemene afwijkingsregels
112
Overgangs- en slotregels
113
Artikel 7
Overgangsrecht
113
Artikel 8
Slotregel
114
Hoofdstuk 4
3
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
4
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
Toelichting Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding
De gemeente Harderwijk is volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om voor haar hele grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. Het bestemmingsplan is een bijzonder plan. Het is namelijk een bindend plan voor zowel overheid als burgers. De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast. Ze wijst daarin de bestemming ofwel functie van de grond aan. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en hetgeen daarop gebouwd is (bouwwerken). Bouwvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan bepaalt daardoor mede of ergens gebouwd mag worden. De gemeente Harderwijk heeft een geactualiseerd bestemmingsplan voor de woonwijk Frankrijk vastgesteld (d.d 20 november 2008), waarna Gedeputeerde Staten van Gelderland het plan hebben goedgekeurd op 15 mei 2009. De gronden van het nu voorliggende bestemmingsplan "Frankrijk Krommekamp/Vlierburgweg" vallen binnen de wijk en het onlangs geactualiseerde bestemmingsplan "Frankrijk". De betreffende gronden zijn in het nieuwe vigerende bestemmingsplan Frankrijk wel opgenomen en voorzien van de bestemming "wonen" maar daarbij is verzuimd de oorspronkelijke bouwmogelijkheden voor de bouw van maximaal vier woningen aan de Krommekamp op te nemen. Deze oorspronkelijke bouwmogelijkheden waren opgenomen in het bestemmingsplan "Broeklandgebied, 6e fase gedeeltelijk". Met het nu voorliggende plan wordt de hiervoor omschreven omissie hersteld. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet dan ook in de mogelijkheid om op de betreffende gronden aan de Krommekamp maximaal vier woningen te bouwen. Een en ander met inachtneming van de voorwaarden, zoals opgenomen in het bestemmingsplan Frankrijk.
1.2
Doel
Het belangrijkste doel van het op te stellen bestemmingsplan "Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg" is het opnemen van een bouwmogelijkheid voor de bouw van maximaal vier woningen (twee vrijstaande woningen of twee twee-onder-één-kap woningen of een combinatie daarvan) aan de Krommekamp.
1.3
Plangebied
De betreffende gronden zijn gelegen in de wijk Frankrijk. De gronden horen nu bij het perceel Vlierburgweg 1. Het nu voorliggende plan betreft het achterste deel van deze gronden welke zijn gelegen aan de Krommekamp tussen de percelen Krommekamp 85 en 87. Op de afbeelding zijn de betreffende gronden geel gearceerd weergegeven.
5
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
1.4
De bij het plan behorende stukken
Het bestemmingsplan "Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg" bestaat uit de volgende stukken: verbeelding, schaal 1:1000 (tek. nr. NL.IMRO.0243.BP00084-0003); regels. Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen "gelezen" worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
6
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
Hoofdstuk 2 2.1
Huidige situatie
Bestem m ing
2.1.1 Vigerende bestemming Het onderhavige gebied is gelegen binnen de wijk en het bestemmingsplan "Frankrijk". Dit bestemmingsplan werd vastgesteld door de gemeenteraad op 20 november 2008 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van Gelderland op 15 mei 2009. Bij uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 30 oktober 2009 is het bestemmingsplan voor het plangebied onherroepelijk geworden. De wijk Frankrijk heeft hoofdzakelijk een woonfunctie. Het onderhavige perceel heeft in het bestemmingsplan "Frankrijk" de bestemming "Wonen". De betreffende gronden zijn daarbij aangemerkt als bijbehorend erf bij de woning(en) Vlierburgweg 1. De oorspronkelijke bebouwingsmogelijkheden voor woningbouw op de gronden aan de Krommekamp zijn hierbij abusievelijk niet overgenomen. .
Uitsnede bestemmingsplan "Frankrijk".
2.1.2 Oorspronk elijk e bestemming Voordat de betreffende gronden werden opgenomen in het bestemmingsplan "Frankrijk" lagen deze binnen het bestemmingsplan "Broeklandgebied 6e fase gedeeltelijk". In dit bestemmingsplan hadden de gronden de bestemming "Eengezinshuizen klasse B met bijbehorende erven (EB)". Daarbij was een bouwmogelijkheid op de gronden opgenomen voor de bouw van woningen. Het bestemmingsplan "Broeklandgebied te fase gedeeltelijk" werd vastgesteld door de gemeenteraad op 11 augustus 1987 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van Gelderland op 20 oktober 1987. In het nieuwe bestemmingsplan "Frankrijk" zijn deze bebouwingsmogelijkheden abusievelijk niet overgenomen. Met het nu voorliggende bestemmingsplan wordt deze omissie hersteld.
7
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
Uitsnede bestemmingsplan "Broeklandgebied, 6e fase gedeeltelijk"
8
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
Hoofdstuk 3 3.1
Haalbaarheid
Algem een
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Indien aan de orde zal per onderzoeksaspect een beschrijving worden gegeven van de situatie ter plaatse.
3.2
Cultuurhistorie en archeologie
3.2.1 Inleiding In 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht geworden. In het kader hiervan dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht. 3.2.2 Cultuurhistorie In het plangebied komen geen rijks- en/of gemeentelijke monumenten voor. 3.2.3 Archeologie De raad van de gemeente Harderwijk heeft in april 2011 het Archeologiebeleid Harderwijk vastgesteld. Op de beleidskaart Archeologie is aangegeven wanneer bij nieuwe ontwikkelingen archeologisch vooronderzoek plaats dient te vinden. De gehele wijk Frankrijk, en dus ook het voorliggende plangebied, is aangeduid als “verstoord”. Voor gebieden met de aanduiding "verstoord" is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.
3.3
Ecologie
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort. Om te kunnen beoordelen of hiervan in het kader van het onderhavige bestemmingsplan sprake is heeft Adviesbureau Groenewold Milieu&Natuur in opdracht van de gemeente een natuurtoets, dossiernummer 2012128, uitgevoerd. Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan geconcludeerd worden dat in het kader van dit bestemmingsplan geen sprake is van strijd met relevante wetgeving zoals Flora- en faunawet, Natura2000 gebied Veluwe, EHS en de Natuurbeschermingswet. Samenvattend wordt geadviseerd: Uitvoering van de werkzaamheden zo mogelijk laten plaatsvinden buiten de broedperiode (15 maart-15 juli). Overigens mogen eventuele vroege of late legsels niet worden verstoord. Bij uitvoering van de werkzaamheden altijd invulling geven aan de ‘algemene zorgplicht’ (art. 2 Flora- en Faunawet), wat inhoudt dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan beschermde soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Door het uitvoeren van bovenbedoelde maatregelen, wordt voorkomen dat er verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet overtreden worden. Een ontheffing is dan ook
9
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
niet nodig. Er zijn geen negatieve gevolgen te verwachten op instandhoudingsdoelstellingen van Natura2000 gebied Veluwe. Hiermee is nader onderzoek of een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet niet nodig.
3.4
Watertoets
3.4.1 Inleiding Het onderhavige bestemmingsplan valt binnen het plangebied van het bestemmingsplan Frankrijk. In het vigerende bestemmingsplan Frankrijk is uitvoerig stilgestaan bij de wateraspecten. Dit plan betreft een zogenaamd postzegelplan omdat minder dan 1500m² extra verhard oppervlak wordt toegevoegd. Op basis van beleid dat voortkomt uit de nota Waterbeleid 21e eeuw is een watertoets verplicht gesteld bij de ruimtelijke planvorming. Deze watertoets is een (proces)instrument om ruimtelijke plannen en besluiten te toetsen, op de mate waarin rekening is gehouden met waterhuishoudkundige aspecten. Het gaat daarbij onder meer om aspecten als: voldoende ruimte voor water (berging, infiltratie, aan- en afvoer); voorkomen van wateroverlast en afwenteling van wateroverschotten op anderen; voldoende aandacht voor effecten op de ecologische waterkwaliteit (biologisch gezond); het garanderen van de veiligheid (overstroming); het voorkomen van te lage of te hoge grondwaterstanden. De watertoets is niet alleen een toets, maar is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van ruimtelijke plannen en besluiten. De initiatiefnemer van een ruimtelijk plan dat op een of andere wijze effect kan hebben op het watersysteem (oppervlaktewater, grondwater, waterkeringen) is verantwoordelijk voor het opnemen van een waterparagraaf in het betreffende plan. In de waterparagraaf dient de initiatiefnemer het wateradvies van de waterbeheerder(s) op te nemen, de afwijkingen hiervan te motiveren (afwegen) en eventuele compenserende of mitigerende maatregelen voor te stellen. 3.4.2 Procedure Omdat het plangebied van geringe afmeting is (waarbij minder dan 1500 m² extra verhard oppervlak wordt toegevoegd), buiten Keurzones valt, het geen HEN-water inclusief beschermingszone betreft, er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaat worden op oppervlaktewater, buiten de zoekgebieden voor waterberging valt, geen landgoed, weg(en), spoorlijn(en), Tracéwet, damwand(en), scherm(en), ontgrondingen etc. betreft, valt het onder de "postzegelplannen" zoals Waterschap Veluwe die vanuit het oogpunt van de watertoets heeft gedefinieerd. Dit betekent dat voor dit plan het "standaard wateradvies" geldt. 3.4.3 Plangebied Het onderhavige perceel aan de Krommekamp/Vlierburgweg betreft een zeer gering deel van de totale oppervlakte van het plan Frankrijk. In de toekomstige situatie zullen hier 4 woningen gesitueerd zijn. Dat betekent een zeer beperkte toename van het verharde oppervlakte ten opzichte van het plangebied Frankrijk. Het plan bevindt zich niet binnen enige Keurzone of binnen de zoekgebieden voor waterberging zoals deze staan weergegeven in het Streekplan. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving.
10
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
3.4.4 Grondwater De grondwaterstanden liggen over het algemeen diep genoeg onder maaiveld (circa 1,5 meter) om nu en in de toekomst geen overlast te veroorzaken. Tijdens de wintermaanden is de grondwaterstand wat hoger, tijdens de zomermaanden wat lager. Het grondwater zal geen overlast veroorzaken in dit plan en niet structureel afgevoerd worden. Hierdoor zal het plan 'grondwaterneutraal' worden ontwikkeld. Dit betekent dat voor de bouw van eventuele ondergrondse ruimten (kelders) de grondwaterstand gedurende de uitvoeringsperiode mogelijk moet worden verlaagd. De constructie van de kelder(s) moet zodanig waterdicht worden uitgevoerd dat na de bouw in de gebruiksfase geen (permanente) grondwaterstandverlaging nodig is. 3.4.5 Oppervlak tewater Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig en zal ook niet worden aangelegd. 3.4.6 Riolering (dwa en hwa) en infiltreren Uit het rioleringsmodel (BRP) blijkt dat het bestaande rioolstelsel in de Krommekamp voldoende restcapaciteit heeft om de uit dit plan voortkomende extra afvoer van huishoudelijk afvalwater (dwa) te kunnen verwerken. Het hemelwater, dat terecht komt op de daken, evt. inrit en voor- en achtertuinen van de nieuw te realiseren woningen zal niet worden aangesloten op de riolering maar rechtstreeks worden geïnfiltreerd in de bodem op eigen terrein. De grondslag leent zich hier goed voor.
3.5
Milieu
3.5.1 Inleiding In dit hoofdstuk komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan bod. Het betreffen hier de randvoorwaarden en beperkingen die voorkomen uit het beleid en wetgeving op het gebied van: geluid (Wet geluidhinder), luchtkwaliteit (Wet luchtkwaliteit), bodem (Wet bodembescherming), bedrijvigheid (Wet milieubeheer) en externe veiligheid (BRZO, REVI, Bevi, Wet milieubeheer). 3.5.2 geluidhinder De mate waarin geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door een industrieterrein, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) zijn normen opgenomen voor de toelaatbare geluidbelasting als gevolg van de verschillende geluidbronnen. De Wgh maakt een onderscheid tussen de voorkeursgrenswaarde en de hoogst toelaatbare geluidbelasting. Wanneer de geluidbelasting onder de voorkeursgrenswaarde valt, worden de effecten van geluid zonder meer toelaatbaar geacht. Indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, maar de geluidbelasting de ten hoogste toelaatbare geluidwaarde niet te boven gaat, is de overschrijding na een afweging, toelaatbaar. De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai is 48 dB en de ten hoogst toelaatbare waarde is 63 dB, voor binnenstedelijk gebied. De voorkeursgrenswaarde vanwege een gezoneerd industrieterrein is 50 dB(A) en de ten hoogst toelaatbare waarde is 55 dB(A). Wegverkeerslawaai : Verkeerswegen hebben volgens de Wet geluidhinder aan weerszijden zones. Een zone kan, afhankelijk van de situatie, een breedte hebben van 100 tot 600 m. Binnen deze wettelijke zones geldt het grenswaardensysteem van de Wgh voor het toetsen van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen. Akoestisch onderzoek is noodzakelijk, wanneer dergelijke bestemmingen nieuw in de wettelijke zones worden geprojecteerd.
11
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
De woningbouwlocatie ligt ingeklemd tussen de Vlierburgweg, de Zuiderzeestraatweg en de Krommekamp. Voor deze wegen is geen wettelijke zones op grond van de Wet geluidhinder vastgesteld omdat op deze wegen een snelheidsregime van 30 km/uur geldt. Dit betekent nog steeds dat er een toetsing moet plaatsvinden om te bepalen of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Gelet op het geringe aantal verkeersbewegingen op de bovengenoemde wegen wordt geconcludeerd dat de geluidbelasting dusdanig laag is dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Industrielawaai : Het plangebied ligt niet in de geluidszone van het bedrijventerrein Lorentz. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting, vanwege het bedrijventerrein Lorentz, de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan. Binnen de geluidszone dient terughoudend te worden omgegaan met eventuele toevoegingen van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen. De geluidbelasting vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het voorliggend bestemmingsplan. 3.5.3 Luchtk waliteit De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin ter bescherming van mens en milieu onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht (o.a. fijn stof en stikstofdioxide) zijn vastgesteld. De wet stelt bij een (dreigende) grenswaardenoverschrijding aanvullende eisen en beperkingen voor ruimtelijke plannen die "in betekenende mate" (IBM) leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast moet uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening afgewogen worden of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het plan "niet in betekende mate" (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Op grond van de Wet Luchtkwaliteit worden er binnen het plangebied geen grenswaarden overschreden ook zijn er geen dreigende grenswaardenoverschrijdingen. Het plan leidt niet tot een dusdanige toename van het aantal verkeersbewegingen waardoor er niet in betekende mate verslechtering van de luchtkwaliteit optreedt. Zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor het bestemmingsplan. 3.5.4 Bodemk waliteit Vanaf de eerste beschikbare luchtfoto uit 1949 is de locatie aan de Vlierburgweg 1 bebouwd. Het gehele perceel is volgens de luchtfoto's als agrarisch in gebruik. De oorspronkelijke bebouwing met agrarische activiteiten is nog aanwezig. Vrijwel alle bebouwing staat op de noordoostelijke helft van de locatie (zijde Vlierburgweg). Op de zuidwestelijke helft van de locatie (zijde Krommekamp) staat alleen een grote schuur. Op het deel aan de zijde van de Krommekamp maakt het bestemmingsplan de realisatie van maximaal vier woningen mogelijk. Er is een gecombineerd verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd door Adviesbureau: Midden Nederland Milieu (uitvoerend bureau: Hunneman Milieu-Advies), dd april 2012, nummer: 2012153/mh/sh. Het onderdeel voor het verkennend bodemonderzoek is conform de norm NEN 5740 uitgevoerd. Het onderdeel voor het asbestonderzoek is niet geheel conform de norm NEN 5707 uitgevoerd. Voor dit onderzoek is voor de gehele onderzoekslocatie slechts één asbestanalyse uitgevoerd. Uit de uitkomst mag daarom alleen geconcludeerd worden of de locatie wel of niet asbestverdacht is.
12
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
Beoordeling onderzoeksresultaten: Tijdens het veldwerk is zowel op het maaiveld als in de opgeboorde grond geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. Ook ter plaatse van de puinverharding op de noordoostelijke helft is zintuiglijk geen asbest waargenomen. In het grondmengmonster van de gehele locatie (0 tot circa 1,5 m -mv) dat op asbest is geanalyseerd is geen asbest aangetoond. In het mengmonster van de bovengrond op de noordoostelijke helft en in het mengmonster van de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aan de gemeten parameters aangetoond. In het mengmonster van de bovengrond op de zuidwestelijke helft zijn alleen licht verhoogde gehalten aan lood, zink en PAK aangetoond. In het grondwater ter hoogte van peilbuis 1 is alleen een licht verhoogde gehalte aan barium aangetoond. Conclusie: Met betrekking tot asbest kunnen we concluderen dat de grond op de locatie niet asbestverdacht is. De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vormt geen belemmering voor de nieuwbouwplannen. Algemene opmerkingen: Een bodemonderzoek is slechts een momentopname van de kwaliteit van de vaste bodem en het grondwater. De resultaten van een bodemonderzoek zijn dan ook beperkt bruikbaar. Door activiteiten op of nabij de locatie na uitvoering van het bodemonderzoek kan de kwaliteit van de bodem of het grondwater verslechteren. Over het algemeen wordt een bodemonderzoek na circa 5 jaar als verouderd beschouwd. Indien op de locatie (bedrijfs)activiteiten gaan plaatsvinden die mogelijk bodembedreigende gevolgen kunnen hebben kan er aanvullend een nulsituatie bodemonderzoek gevraagd worden. Tevens kan na beëindiging van bodembedreigende (bedrijfs)activiteiten een eindsituatie bodemonderzoek gevraagd worden.
3.5.5 Externe veiligheid In het plangebied liggen geen externe veiligheidsbronnen (inrichtingen, transportroutes en buisleidingen). Ook ligt het plangebied niet binnen een risicocontour voor het plaatsgebonden risico of het invloedsgebied voor het groepsrisico van een risicobron die buiten het plangebied liggen. Externe veiligheid levert geen belemmering op voor het bestemmingsplan.
13
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
3.6
Kabels en leidingen
In het plangebied bevinden zich geen bovengrondse en/of ondergrondse leidingen die ruimtelijk relevant zijn.
14
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
Hoofdstuk 4 4.1
Juridische aspecten
Algem ene uitgangspunten
Voor het bestemmingsplan 'Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg' worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: De bestaande situatie is een belangrijk referentiepunt in de planregels. Dit betreft zowel het aantal aanwezige gebouwen als de bestaande inhoud en maten van deze gebouwen; Er is sprake gedetailleerde bestemmingen. Binnen de bestemmingen is in de bestemmingsomschrijving aangegeven, welk gebruik binnen de desbetreffende bestemming is toegestaan. Binnen de bestemming Wonen vallen alle eengezinswoningen, alsmede de tuinen, verhardingen en erftoegangswegen; om de globaliteit van de bestemmingen niet ten koste te laten gaan van de ruimtelijke kwaliteit en de rechtszekerheid, is gebruik gemaakt van bouwvlakken.
4.2
Verantw oording Handboek Harderw ijk
De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld aan de hand van de Standaard Handboek Harderwijk, versie 2012-01.
4.3
Bestem m ingsbepalingen
4.3.1 Wonen Binnen deze bestemming vormt wonen de hoofdfunctie. Er is geen onderscheid gemaakt tussen tuin en erfgedeelte. Alleen de woning zelf en eventuele bijgebouwen aan de voorzijde zijn door middel van het bouwvlak en verschillende maatvoeringsvlakken geduid. De goot- en bouwhoogte zijn zoveel mogelijk aangegeven in de verbeelding. Er worden regels gesteld ten aanzien van gebruik en bebouwing. Er wordt ruimte gegeven aan het uitoefenen van met wonen verenigbare functies in de woning. Onder de bestemming ‘Wonen’ valt ook het openbare verblijfsgebied rondom de woningen. Het verblijfskarakter in deze gebieden staat voorop. De doeleinden binnen deze bestemming zijn onderling uitwisselbaar, zodat in de toekomst, op een flexibele wijze, tot de meest wenselijke inrichting van het openbare verblijfsgebied kan worden gekomen.
4.4
Handhaving
Met het vaststellen van het bestemmingsplan zijn de werkzaamheden niet beëindigd. De instandhouding en ontwikkeling van een kwalitatief hoogwaardige woonomgeving vereist, dat er daarna, ook op het gebied van de handhaving, de nodige activiteiten worden verricht. In het collegeprogramma van het college van burgemeester en wethouders 2002-2006 wordt vermeld, dat er een nota integrale handhaving wordt opgesteld, waarin programmatisch handhaven centraal zal staan, met nadrukkelijk aandacht voor de personele capaciteit. Met deze uitspraak is een proces op gang gezet om de handhaving binnen de gemeente Harderwijk te verbeteren. Dit heeft in 2005 geleid tot een gemeentelijke Nota integrale handhaving, die de instemming heeft van het college van burgemeester en wethouders. Met de komst van de Wabo per 1 oktober 2010, gelden voor een groot deel van de reguliere
15
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
bouwactiviteiten geen vergunningplicht meer voor de activiteit bouwen. Dit betekent dat heel veel bouwactiviteiten die aan de bestemmingsplanregels voldoen, gebouwd en gebruikt mogen zonder vergunning vooraf. Omdat de meeste standaard bouwactiviteiten en het gebruik daarvan buiten het gezichtsveld van de gemeente zullen gaan gebeuren, zal het handhavingapparaat van onze gemeente op een andere manier moeten gaan opereren. Het bouwen blijft makkelijk te ontdekken, maar het beoordelen van het gebruik daarvan wordt steeds moeilijker. Op deze manier wordt het handhavingapparaat gedwongen om het gebruik van bouwwerken actiever achteraf te controleren.
16
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
Hoofdstuk 5
Economische uitvoerbaarheid
Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan. Voor wat betreft de financieel-economische uitvoerbaarheid wordt opgemerkt dat in de onderhavige situatie sprake is van een particulier initiatief, waarbij de eigenaar de uitvoering van het project voor zijn rekening neemt. De kosten verband houdende met het onderhavige bestemmingsplan zijn voor rekening van de gemeente, omdat het project door een omissie van gemeentezijde niet zonder planwijziging tot stand kan komen zoals al beschreven in paragraaf 2.1.2, terwijl bovendien in het verleden met de eigenaar is overeengekomen dat aan de eigenaar geen exploitatiebijdrage in welke vorm dan ook in rekening wordt gebracht. Deze kosten worden gedekt vanuit de algemene middelen.
17
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
Hoofdstuk 6 6.1
Inspraak en overleg
Inspraak
Hoofdregel uit de Inspraakverordening Harderwijk 2007 is dat elk bestuursorgaan over zijn eigen bevoegdheden besluit of al of niet inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van het gemeentelijk beleid. Dit betekent dat ook ten aanzien van een bestemmingsplan een besluit moet worden genomen over het al of niet toepassen van inspraak. In een aantal gevallen hoeft geen inspraak plaats te vinden, bijvoorbeeld over bestemmingsplannen die betrekking hebben op een zeer beperkt grondgebied (de zogenaamde postzegelplannetjes). Het onderhavige bestemmingsplan is aan te merken als een postzegelplan. Overeenkomstig het vorenstaande wordt over dit plan geen inspraak gehouden.
6.2
Vooroverleg
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Tegelijkertijd wordt het bestemmingsplan voorgelegd aan andere relevante instanties. Het voorontwerpbestemmingsplan "Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg" is in het kader van vooroverleg toegezonden aan de volgende instanties: Provinciaal Bestuur Gelderland Rijkswaterstaat Oost-Nederland Ministerie EL&I Waterschap Veluwe Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland Politie District Noord-West Veluwe Commandant Brandweer Liander N.V. NV NUON Vitens KPN Telecom Rayon Midden N.V. Nederlandse Gasunie VAC Harderwijk Adviescommissie Wonen Genoemde instanties konden gedurende zes weken (tot 1 augustus 2012) een reactie op het bestemmingsplan indienen. Waterschap Veluwe en de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland hebben aangegeven geen op- en/of aanmerkingen ten aanzien van het bestemmingsplan te hebben. Provincie Gelderland heeft aangegeven dat in het plan geen provinciale belangen aan de orde zijn. Van de overige instanties is geen reactie ontvangen. Binnen de gestelde termijn zijn derhalve geen inhoudelijke reacties op het bestemmingsplan ingediend. Het plan is naar aanleiding van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening dan ook niet gewijzigd.
18
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
Bijlagen bij de toelichting
19
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
20
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
Bijlage 1 Natuurtoets
21
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
22
Natuurtoets BP wijziging Krommekamp / Vlierburgweg Harderwijk
Opdrachtgever
Gemeente Harderwijk Postbus 149 3840 AC HARDERWIJK
Contactpersoon
Jan Haklander Tel. 0341-411247 Email:
[email protected]
Uitvoering
Groenewold Adviesbureau voor Milieu & Natuur Dossiernummer 2012128 Versie Mei12-1 Behandeld door Lex Groenewold Datum 23 mei 2012
Leeuwerikstraat 66 • 3853 AE • Ermelo• Tel.: 06 -533 616 75 Website: www.groenewoldmilieu.nl • e -mail:
[email protected] KvK: 08178662 • BTW: NL117652386B01• Bank: ING 67.30.02.527
Inhoudsopgave: 1 2
Aanleiding en doel ................................................................................................. 3 Beschrijving situatie ............................................................................................... 3 2.1 Omschrijving gebied ....................................................................................... 3 2.2 Relevante wetgeving ...................................................................................... 3 2.3 Aanpak Natuurtoets ........................................................................................ 3 3 Plangebied............................................................................................................. 4 3.1 Voorgenomen ingreep .................................................................................... 4 3.2 Mogelijke effecten ........................................................................................... 4 3.3 Bronnenonderzoek ......................................................................................... 4 3.4 Locatiebezoek ................................................................................................ 4 4 Effecten Flora en Fauna ........................................................................................ 5 4.1 Flora ............................................................................................................... 5 4.2 Amfibieën ....................................................................................................... 5 4.3 Reptielen ........................................................................................................ 5 4.4 Vlinders .......................................................................................................... 5 4.5 Libellen ........................................................................................................... 5 4.6 Zoogdieren ..................................................................................................... 6 4.7 Vogels ............................................................................................................ 6 5 Gebiedsbescherming ............................................................................................. 7 5.1 Natura 2000 .................................................................................................... 7 6 Conclusies en aanbevelingen ................................................................................ 8 6.1 Algemeen ....................................................................................................... 8 6.2 Flora- en Faunawet......................................................................................... 8 6.3 Natuurbeschermingswet ................................................................................. 8 6.4 EHS ................................................................................................................ 8 6.5 Voorbehoud en zorgplicht ............................................................................... 9 7 Advies .................................................................................................................. 10 8 Literatuur: ............................................................................................................ 10 Bijlagen: ...................................................................................................................... 10
Bijlagen: 1. Overzicht situatie 2. Foto’s plangebied 3. Wettelijk kader
Natuurtoets BP Krommekamp mei12-1
2
Versie: 23 mei 2012
1 Aanleiding en doel De gemeente Harderwijk bereidt een wijziging bestemmingsplan voor. Het betreft realisatie van maximaal vier nieuwe woningen aan de Krommekamp-Vlierburgweg in plan Frankrijk. Ter onderbouwing van de aanvraag is onder meer een natuurtoets nodig om de eventuele gevolgen voor de flora en fauna in beeld te brengen. Adviesbureau Groenewold Milieu & Natuur is gevraagd hiervoor een quick-scan uit te voeren.
2 Beschrijving situatie 2.1
Omschrijving gebied
Het gebied (bruto ca. 1.700m2) ligt ten noordwesten van de Zuiderzeestraatweg en tussen de Krommekamp en de Vlierburgweg. De ligging van het plangebied is weergegeven in de figuren in Bijlage 1. De huidige situatie bestaat uit (licht) begraasd grasland met een aantal schuurtjes. Plan is hier een aantal woningen te realiseren (maximaal 4). Het gebied ligt in de woonwijk Frankrijk, met aan alle zijden andere woningen.
2.2
Relevante wetgeving
In verband met de Flora- en Faunawet en de geldende regelgeving in het kader van de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is het noodzakelijk om vooraf te toetsen of ruimtelijke ingrepen en andere activiteiten niet conflicteren met aanwezige beschermde plant- en diersoorten en habitats. In het voorliggende onderzoek worden de consequenties in beeld gebracht van de beoogde plannen en vindt toetsing plaats.
2.3
Aanpak Natuurtoets
Voorliggende quickscan is gebaseerd op een locatiebezoek, beschikbare gebiedskennis, verspreidingsgegevens en bekende ecologische principes. Om inzicht te krijgen in de aanwezige natuurwaarden en beperkingen met betrekking tot de beoogde ruimtelijke ingreep in de onderzoekslocatie, zijn twee sporen gevolgd: Ten eerste is nagegaan welke beschermde planten- en diersoorten in het gebied voorkomen of kunnen voorkomen (Flora- en Faunawet - hoofdstuk 4); Ten tweede is in kaart gebracht welk gebiedsgericht beleid uitwerking heeft in het gebied (Natuurbeschermingswet en EHS - hoofdstuk 5). Uit de verzamelde informatie volgt een korte beschrijving van de te verwachten effecten van de ruimtelijke ingreep op beschermde soorten. Ook wordt eventueel vermeld welke mitigerende (verzachtende of inpassings-) en compenserende maatregelen nodig zijn om aan de zorgplicht te voldoen.
Natuurtoets BP Krommekamp mei12-1
3
Versie: 23 mei 2012
3 Plangebied 3.1
Voorgenomen ingreep
Het voorgenomen plan kan worden omschreven als ingreep in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. De ingreep wordt niet op voorhand uitgevoerd volgens een door de minister goedgekeurde gedragscode. Voor het uitvoeren van de ingreep geldt een vrijstelling van soorten uit Tabel 1 Flora- en Faunawet. Een samenvatting van de natuurwetgeving is weergegeven in Bijlage 3.
3.2
Mogelijke effecten
De effecten op beschermde soorten zijn beoordeeld op basis van de voorgenomen ingreep. Uitgangspunten hiervoor zijn: - het slopen van bestaande opstallen (schuren, dak waarschijnlijk asbesthoudend) - het verwijderen van vegetatie en opslag - het bouwrijp maken van het terrein - het realiseren van een aantal woningen - het aanleggen van verharding
3.3
Bronnenonderzoek
Het plangebied ligt in kilometerhok x:172/y:484, tegen de grens van x:172/y:485. Een eerste indruk van mogelijk aanwezige beschermde soorten geeft het Natuurloket (www.natuurloket.nl). Het plangebied heeft een oppervlak van ca. 1.700m2. Dit is ca. 0.17% van het kilometerhok waarvan brongegevens beschikbaar zijn. Dit is zo beperkt dat deze gegevens niet zijn opgevraagd. Om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van in de regio voorkomende beschermde soorten is gebruik gemaakt van openbaar toegankelijke en betrouwbare bronnen, waaronder verspreidingsatlassen, recente artikelen en internetsites (zie literatuurlijst).
3.4
Locatiebezoek
Tijdens een locatiebezoek op 23 mei 2012 is het gebied en de directe omgeving opgenomen. Een quick-scan kan overigens slechts uitsluitsel geven over de aanwezigheid van soorten op dat moment. Een veldinventarisatie omvat verscheidene opnamerondes die seizoensgebonden zijn en volgens standaardmethoden worden uitgevoerd. Daarom is een inschatting gemaakt van de geschiktheid van het plangebied voor mogelijk hier voorkomende soorten.
Natuurtoets BP Krommekamp mei12-1
4
Versie: 23 mei 2012
4 Effecten Flora en Fauna 4.1
Flora
Het plangebied bestaat grotendeels uit regelmatig gemaaid grasland, met in hoofdzaak algemene plantensoorten, zoals o.a. ronde ooievaarsbek, paardenbloem, veldzuring, witte dovenetel, scherpe boterbloem en hondsdraf.
Schijfkamille
Ooievaarsbek
Boterbloem
Bij ruimtelijke ingrepen geldt automatisch een vrijstelling van verbodsartikel 8 van de Flora- en faunawet voor laag beschermde soorten. Het aanvragen van een ontheffing annex art. 75 is voor flora niet nodig.
4.2
Amfibieën
Tijdens het veldbezoek zijn geen amfibieën aangetroffen. Gezien de afwezigheid van geschikt voortplantingswater in de directe omgeving zijn deze soorten, behoudens een enkele doortrekker, ook niet te verwachten. De voorgenomen ingreep zal hierop geen effect hebben, noch op aantasting van het leefgebied. Een ontheffing annex artikel 75 van de Flora- en Faunawet hoeft voor amfibieën derhalve niet te worden aangevraagd.
4.3
Reptielen
Tijdens het veldbezoek zijn geen reptielen aangetroffen. Gezien de afwezigheid van geschikt biotoop zijn deze soorten ook niet in het plangebied te verwachten. De voorgenomen ingreep zal geen effect hebben op deze soorten, noch op aantasting van het leefgebied. Een ontheffing annex artikel 75 van de Flora- en Faunawet hoeft voor reptielen derhalve niet te worden aangevraagd.
4.4
Vlinders
Tijdens het veldbezoek zijn geen vlinders aangetroffen. Het biotoop geeft verder geen aanleiding te veronderstellen dat beschermde soorten in het plangebied zullen voorkomen. Een ontheffing annex artikel 75 van de Flora- en Faunawet hoeft voor vlinders derhalve niet te worden aangevraagd.
4.5
Libellen
Gezien het ontbreken van oppervlaktewater in of in de nabije omgeving van het plangebied zijn geen beschermde soorten libellen te verwachten. Een ontheffing annex
Natuurtoets BP Krommekamp mei12-1
5
Versie: 23 mei 2012
artikel 75 van de Flora- en Faunawet hoeft voor libellen derhalve niet te worden aangevraagd.
4.6
Zoogdieren
Uit de literatuurgegevens en studies in de wijdere omgeving is bekend dat de Das en de Boommarter er voorkomen. Het betreft dan echter het gebied aan de andere zijde van de snelweg (zuidzijde). In of in de directe omgeving van het plangebied zijn geen aanwijzingen aangetroffen waaruit de aanwezigheid van Das of Boommarter blijkt. Daarnaast vormt het plangebied gezien de huidige menselijke verstoring en de ligging in een woonwijk geen geschikt onderdeel van het leefgebied van deze soorten. Bij de planrealisatie kan een klein aantal verblijfplaatsen van deze algemene en laag beschermde kleine zoogdieren verloren gaan. Het aanvragen van een ontheffing is voor deze soorten hier echter niet aan de orde, omdat automatisch vrijstelling van de verbodsartikelen 9 en 11 uit de Flora- en Faunawet geldt. Het is mogelijk dat vleermuizen in het gebied foerageren. Gezien de aard van het terrein zal dit dan zeer beperkt zijn. Realisatie van het plan verandert weinig aan de mogelijkheden daartoe. Er vindt geen aantasting plaats van (potentieel) onmisbare vliegroutes en foerageergebied. Er is als gevolg van de beoogde ingreep geen schade te verwachten op vleermuizen. Een ontheffing annex artikel 75 van de Flora- en faunawet hoeft voor zoogdieren derhalve niet te worden aangevraagd.
4.7
Vogels
Er is geen broedvogelinventarisatie uitgevoerd. Op basis van waarnemingen tijdens het veldbezoek, de terreingesteldheid, waarnemingen uit de directe omgeving, bekende verspreidingsgegevens en ervaring is een uitspraak gedaan over de mogelijke soortensamenstelling. Aan de hand van de terreinkenmerken is vastgesteld dat de onderzoekslocatie behoudens de schuren nauwelijks tot geen waarde heeft als broedgebied voor vogels. Het betreft een grasveld met een enkele boom en struik. Tijdens het bezoek zijn in de volgende soorten gezien en of gehoord: Koolmees, Merel, Pimpelmees, Roodborst en Huismus. In één van de schuren is een broedende merel aangetroffen. Met de sloop moet in ieder geval worden gewacht tot het nest is uitgevlogen en er geen tweede nest is begonnen. Broedende vogels mogen in geen geval worden verstoord. Broedend merelvrouwtje stal De effecten op (broed)vogels in het plangebied en de directe omgeving zullen verder beperkt of nihil zijn. Na realisatie van de nieuwe woningen met tuinen ontstaan naar verwachting meer mogelijkheden voor tuinvogels dan de huidige situatie biedt. Natuurtoets BP Krommekamp mei12-1
6
Versie: 23 mei 2012
Werkzaamheden die broedbiotopen van vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten buiten het broedseizoen van de aanwezige vogels. Is dat niet mogelijk dan dient aantoonbaar te zijn onderzocht (deskundige) dat er geen verstoring van broedvogels heeft plaatsgevonden.
5 Gebiedsbescherming Het plangebied ligt ingeklemd tussen infrastructuur. Binnen een straal van 3 km moeten de mogelijke effecten worden ingeschat op geschermde natuurgebieden.
5.1
Natura 2000
Natura 2000 is het grootste initiatief op het gebied van natuurbescherming in Europa. Het is een samenhangend, Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Het netwerk wordt gerealiseerd door bijdragen van alle lidstaten van de Europese Unie. Behoud en herstel van de biodiversiteit in de Europese Unie is het doel. De Natura 2000-gebieden worden aangewezen op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De totale oppervlakte van Nederlandse natuurgebieden dat valt onder Natura 2000 is op het land circa 330.000 hectare en op het water circa 770.000 hectare. (o.a. Waddenzee, IJsselmeer en Delta).
Afstand plangebied Natura2000 ca. 1.400m
De bovenstaande figuur (Synbios, mei 2012) geeft de ligging van het plangebied ten opzichte van het Natura 2000 gebied Veluwe en Veluwerandmeren (tevens Habitat- en Vogelrichtlijngebied en behorende tot de Ecologische hoofdstructuur). Gezien de ligging in een woonwijk en de barrières van industrieterrein en grote wegen zijn effecten van het plan op de instandhoudingsdoelstellingen en habitattypen nihil. Ook is geen sprake van externe werking of effecten op de EHS.
Natuurtoets BP Krommekamp mei12-1
7
Versie: 23 mei 2012
6 Conclusies en aanbevelingen 6.1
Algemeen
Verschillende soorten planten en dieren worden beschermd in de Flora- en faunawet. Ten behoeve hiervan zijn, op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn, speciale beschermingsgebieden aangewezen. Een ruimtelijke ontwikkeling is alleen mogelijk als duidelijk is dat geen van de beschermde dieren wordt verontrust, dat de nesten, holen of andere verblijfsplaatsen niet worden vernield, beschadigd of verstoord en dat planten niet worden verwijderd van hun groeiplaats. Adviesbureau Groenewold Milieu & Natuur heeft in opdracht van de gemeente Harderwijk een natuurtoets uitgevoerd voor de voorgenomen wijziging bestemmingsplan voor de realisatie van een aantal woningen op een perceel tussen de Vlierburgweg en de Krommekamp in plan Frankrijk. Het bestaande perceel bestaat uit grasland met een aantal schuurtjes/stallen.
6.2
Flora- en Faunawet
Voor aanvang van de werkzaamheden is het niet noodzakelijk om een ontheffing ex. art. 75 van de Flora- en Faunawet aan te vragen voor de algemene soorten en de strikt beschermde soorten. De werkzaamheden bestaan uit het slopen van de opstallen, het verwijderen van de vegetatie en enige opslag, het bouwrijp maken en de realisatie van woningen (max. 4) met tuinen en erven. Het gebruik zal bestaan uit bewoning. De werkzaamheden vinden zoveel mogelijk plaats in de periode die voor eventueel aanwezige beschermde soorten de minste schade op zal leveren. Voor de algemene soorten geldt een vrijstelling. Er zijn, behoudens een broedende merel, geen beschermde soorten gevonden of te verwachten evenmin als beschermde vaste rust- of verblijfplaatsen. De werkzaamheden vinden plaats nadat de jonge merels zijn uitgevlogen. Er vindt door realisatie van het plan geen overtreding plaats van de verbodsbepalingen van art. 11 Flora- en Faunawet.
6.3
Natuurbeschermingswet
Op basis van de ligging en aard van de ruimtelijke ingrepen kan geconcludeerd worden dat deze ingreep geen negatieve invloed heeft op de specifieke natuurwaarden. Het in de omgeving aanwezige Natura 2000 gebieden Veluwe en Veluwerandmeren liggen op een kleine 1.400m afstand, maar wel gescheiden door de Rijksweg A28 resp. een gezoneerd bedrijventerrein. Ook ligt het plan midden in een woonwijk. In relatie tot de ingreep en het gebruik zijn dan ook geen negatieve gevolgen te verwachten voor de instandhoudingsdoelstellingen en kan externe werking worden uitgesloten. Hiermee is een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet niet nodig. Er zijn geen negatieve gevolgen te verwachten op de instandhoudingsdoelstellingen. Aanvullend onderzoek is niet nodig.
6.4
EHS
De ingreep vindt plaats buiten de begrenzing van de EHS. Op basis van de ligging van het plangebied ten opzichte van de begrenzing van de EHS mag aangenomen worden dat er geen effecten zijn te verwachten op de wezenlijke waarden en kenmerken van het EHS-gebied Veluwe. Specifieke maatregelen of aanvullend onderzoek worden niet nodig geacht. Natuurtoets BP Krommekamp mei12-1
8
Versie: 23 mei 2012
6.5
Voorbehoud en zorgplicht
De voorliggende natuurtoets is gebaseerd op inventarisatiegegevens van derden, literatuuronderzoek en een verkennend terreinbezoek. Om de risico’s op verstoring van beschermde soorten (vogels) op het werkterrein te minimaliseren, wordt aanbevolen om voorafgaand aan de werkzaamheden het terrein te controleren op de aanwezigheid van beschermde soorten. Voor alle beschermde soorten, dus ook voor de soorten die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht, geldt wel een zogenaamde ‘algemene zorgplicht’ (art. 2 Flora- en faunawet). Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan beschermde soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het voorkómen van verontrusting of verstoring in de kwetsbare perioden zoals de broed-/voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen. De kwetsbare perioden voor de verschillende soortgroepen zijn niet allen gelijk. Als ‘veilige’ periode voor alle groepen geldt in het algemeen de periode van half augustus tot half november, de periode waarin de voortplantingstijd achter de rug is en dieren als vleermuizen, overige zoogdieren en amfibieën nog niet in winterslaap zijn. Indien een plangebied in die periode bouwrijp wordt gemaakt, geeft realisatie gedurende het winterseizoen en het daarop volgende voorjaar meestal geen problemen. Voor deze situatie is het voldoende rekening te houden met de broedtijd (15 maart-15 juli). Als bekend is dat werkzaamheden moeten worden uitgevoerd binnen de kwetsbare perioden van de soorten, is het zaak ervoor te zorgen dat het gebied tegen die tijd ongeschikt is als leefgebied voor die soorten. Zo kan bijvoorbeeld vegetatie gedurende het groeiseizoen kort gemaaid worden, of kunnen bomen buiten het broedseizoen worden gekapt, zodat er geen vogels gaan broeden. Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden beschermde soorten worden waargenomen dienen maatregelen te worden genomen om schade aan deze individuen zo veel mogelijk te voorkomen (bijvoorbeeld wegvangen en verplaatsen). Bij het aantoonbaar uitvoeren van werkzaamheden volgens de ‘Gedragscode Flora- en Faunawet voor de bouw en ontwikkelsector’ hoeft geen vrijstelling te worden aangevraagd bij de aanwezigheid van vogels of soorten uit Tabel 2 van de Flora- en Faunawet.
Natuurtoets BP Krommekamp mei12-1
9
Versie: 23 mei 2012
7 Advies
Uitvoering van de werkzaamheden zo mogelijk laten plaatsvinden buiten de broedperiode (15 maart-15 juli). Overigens mogen eventuele vroege of late legsels niet worden verstoord. Bij uitvoering van de werkzaamheden altijd invulling geven aan de ‘algemene zorgplicht’ (art. 2 Flora- en Faunawet), wat inhoudt dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan beschermde soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Door het uitvoeren van bovenbedoelde maatregelen, wordt voorkomen dat er verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet overtreden worden. Een ontheffing is dan ook niet nodig. Er zijn geen negatieve gevolgen te verwachten op instandhoudingsdoelstellingen van Natura2000 gebied Veluwe. Hiermee is nader onderzoek of een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet niet nodig.
8 Literatuur:
Broekhuizen, S., B. Hoekstra, V. Van Laar, C. Smeenk & J.B.M. Thissen, 1992. Atlas van de Nederlandse Zoogdieren. Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, 3de herziene druk. Groenewold, A.W., 2012, Natuurtoets omgevingsvergunning fietscrossbaan Zandlaan Harderwijk. Janssen, J.A.M. en Schaminée, J.H.J., 2008: Soorten van de habitatrichtlijn Lange, R., P.Twisk, A. van Winden & A. van Diepenbeek, 1994. Zoogdieren van West-Europa. Stichting Uitgeverij KNNV en VZZ i.s.m. Vereniging Natuurmonumenten. Limpens, H., K. Mostert & W. Bongers (red.) (1997). Atlas van de Nederlandse vleermuizen, Stichting Uitgeverij van de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht. LNV, 1993. Structuurschema Groene Ruimte: het landelijk gebied de moeite waard. Ministerie van LNV, Den Haag. LNV, 2004. Besluit Rode lijsten flora en fauna. Ministerie van LNV, Den Haag. LNV, 2005a. Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met beschermde dieren en planten! Ministerie van LNV, Den Haag. LNV, 2005b. Algemene Handreiking Natuurbeschermingswet 1998. Ministerie van LNV, Den Haag. LNV, 2005c. Checklist gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 www.Natuurloket.nl www.RAVON.nl http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000 www.waarneming.nl (website met soortenwaarnemingen in Nederland) http://geodata2.prv.gelderland.nl/ http://www.vleermuis.net
Bijlagen: 1. 2. 3.
Overzicht situatie Foto’s plangebied Wettelijk kader
Natuurtoets BP Krommekamp mei12-1
10
Versie: 23 mei 2012
Bijlage 1 Overzicht situatie
Bijlage 2 Foto’s plangebied
Bijlage 3 Wettelijk kader
Samenvatting Natuurwetgeving Inleiding In deze bijlage worden in het kort het wettelijk kader en de toepassing op ruimtelijke ingrepen en beheer beschreven. Het geeft aan hoe de wettelijke toetsingskaders bij het opstellen van ecologische beoordelingen zijn toegepast. De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming is in Nederland verankerd in de Flora- en faunawet, de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998. Tevens wordt kort ingegaan op de betekenis van Rode lijsten en de Ecologische Hoofdstructuur bij ecologische toetsingen. 1
Flora- en faunawet Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Flora- en faunawet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving, voor iedereen en in alle gevallen. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het ‘nee, tenzij’ principe. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn (zie kader). Verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet (verkort) Artikel 8: Het plukken, verzamelen, afsnijden, vernielen, beschadigen, ontwortelen of op een andere manier van de groeiplaats verwijderen van beschermde planten. Artikel 9: Het doden, verwonden, vangen of bemachtigen of met het oog daarop opsporen van bescherm de dieren. Artikel 10: Het opzettelijk verontrusten van beschermde dieren. Artikel 11: Het beschadigen, vernielen, uithalen, wegnemen of verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfsplaatsen van beschermde dieren. Artikel 12: Het zoeken, beschadigen of uit het nest halen van eieren van beschermde dieren. Artikel 13: Het vervoeren en onder zich hebben (in verband met verplaatsen) van beschermde planten en dieren. Artikel 75 bepaalt dat vrijstellingen en ontheffingen van deze verbodsbepalingen kunnen worden verleend. Het toetsingskader is begin 2005 gewijzigd door middel van een Algemene Maatregel van Bestuur, doorgaans aangeduid als de AMvB artikel 75. Er gelden verschillende regels voor werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ingrepen en die in het kader van bestendig gebruik en beheer. Er bestaan drie beschermingsregimes corresponderend met drie verschillende groepen beschermde soorten, opgenomen in drie bijbehorende tabellen in de LNV- brochure. Tabel 1. De algemene beschermde soorten Voor deze soorten geldt een vrijstelling voor ruimtelijke ingrepen en bestendig gebruik en beheer. Ontheffing ten behoeve van andere activiteiten kan worden verleend, mits de gunstige staat van instandhouding niet in het geding is (‘lichte toetsing’). Tabel 2. De overige beschermde soorten Voor deze soorten geldt een vrijstelling voor werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting en van bestendig gebruik en beheer, als op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt. Anders is ontheffing noodzakelijk, na lichte toetsing. Tabel 3. De strikt beschermde soorten Dit zijn alle vogelsoorten en verder de planten- en diersoorten vermeld in Bijlage 4 van de Habitatrichtlijn of in Bijlage 1 van de AMvB artikel 75. Voor bestendig gebruik en beheer geldt ook voor deze soorten een vrijstelling, mits men werkt op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Voor verstoring (met wezenlijke invloed) van deze soorten kan geen vrijstelling of ontheffing worden verkregen. Voor ruimtelijke ingrepen is altijd een ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Deze kan worden verleend na een uitgebreide toetsing. De uitgebreide toetsing houdt in dat ontheffing alleen kan worden verleend als: 1. Er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort; 2. Er geen andere bevredigende oplossing voorhanden is; 1
Deze paragraaf is in belangrijke mate ontleend aan de brochure ‘Buiten aan het werk?’ (LNV, 2005a).
3. Er sprake is van een in de wet genoemde reden van openbaar belang; 4. Er zorgvuldig wordt gehandeld. Bestendig gebruik, bestendig beheer en onderhoud in de bosbouw en landbouw en uitvoering in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling worden genoemd als openbaar belang. Zorgvuldig handelen betekent het actief optreden om alle mogelijke schade aan een soort te voorkomen, zodanig dat geen wezenlijke negatieve invloed op de relevante populatie van de soort optreedt. Mitigatie (het vermijden of verzachten van negatieve effecten) en compensatie (het aanbieden van vervangend leefgebied) kunnen deel uitmaken van het zorgvuldig handelen. Samenvatting toetsingskader Flora- en faunawet Het toetsingskader van de Flora- en faunawet voor werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting en bestendig gebruik en beheer luidt dus: 1. Komen er soorten uit Tabel 1 voor? Hiervoor geldt een vrijstelling. Alleen de zorgplicht is van toepassing. 2. Komen er soorten uit Tabel 2 voor? Dan geldt een vrijstelling (mits gedragscode) of moet ontheffing worden aangevraagd (lichte toetsing). 3. Komen er soorten uit Tabel 3 voor? Er geldt een vrijstelling voor bestendig gebruik en beheer (mits gedragscode; niet voor art. 10). In overige gevallen is altijd ontheffing nodig (uitgebreide toetsing). 2
Natuurbeschermingswet 1998 De Natuurbeschermingswet 1998 (kortweg: Nbwet) vormt de invulling van de gebiedsbescherming van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en heeft als doel het beschermen en instandhouding van bijzondere gebieden in Nederland. De Nbwet kent verschillende soorten beschermde gebieden. De belangrijkste zijn de Natura 2000-gebieden (oftewel Vogel- en Habitatrichtlijngebieden oftewel Speciale Beschermingszones) en de beschermde natuurmonumenten. De aanwijzingsbesluiten van deze gebieden bevatten een kaart en een toelichting, waarin de instandhoudingdoelstellingen staan verwoord (zie www.minlnv.nl). Voor Natura 2000-gebieden dient een beheersplan te worden opgesteld. Daarin staat o.a. welke maatregelen nodig zijn om de natuurdoelen te halen en welk (bestaand en toekomstig) gebruik al dan niet vergunningplichtig is. Projecten en handelingen, die negatieve effecten op Natura 2000-gebieden kunnen hebben en die niet nodig zijn voor of verband houden met het beheer, zijn verboden. Hiervoor kan door het bevoegd gezag (meestal Gedeputeerde Staten, soms de minister van LNV) vergunning worden verleend op grond van artikel 19d. Voor plannen (bij voorbeeld bestemmingsplannen, streekplannen, waterhuishoudingplannen) geldt dat goedkeuring van het bevoegd gezag op grond van artikel 19j nodig is. Ook activiteiten buiten het Natura 2000-gebied kunnen vergunningplichtig zijn als er negatieve effecten door ‘externe werking’ kunnen optreden. De vergunning of goedkeuring kan pas worden afgegeven nadat een ‘habitattoets’ het bevoegd gezag de zekerheid heeft gegeven dat het gebied niet wordt aangetast.
Habitattoets In de ‘oriëntatiefase’ – voorheen ook wel ‘voortoets’ genoemd – wordt onderzocht of een plan, project of handeling (kortweg: ‘activiteit’), gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, mogelijk schadelijke gevolgen heeft voor een Natura 2000-gebied en zo ja of deze gevolgen significant kunnen zijn. De gevolgen moeten worden beoordeeld in samenhang met die van andere plannen en projecten (‘cumulatieve effecten’). Als er geen effecten zijn, is de kous daarmee af. Als de effecten klein zijn, volgt een verslechterings- en verstoringstoets’. Bij mogelijke significante effecten volgt een ‘passende beoordeling’. In de verslechterings- en verstoringstoets worden de effecten gespecificeerd. Daarbij hoeft dan niet meer naar cumulatieve effecten te worden gekeken. Het bevoegd gezag beoordeelt of de effecten aanvaardbaar zijn of niet. Aan de vergunning kunnen beperkende voorwaarden worden verbonden (mitigatie en compensatie). De passende beoordeling is veel uitgebreider. Op basis van de beste wetenschappelijke kennis dienen de effecten op de habitats en soorten te worden ingeschat, rekening houdende met cumulatieve effecten. Als de passende beoordeling uitwijst dat er slechts beperkte effecten zijn, dan dient vergunning te worden aangevraagd, die wordt verleend indien de effecten aanvaardbaar worden geacht. Als er significante effecten zijn, dan mag vergunning alleen worden verleend als er voldaan is aan alle drie onderstaande ADC-criteria:
2
Hierbij is gebruik gemaakt van de brochure ‘Algemene handreiking natuurbeschermingswet 1998 (LNV, 2005b)
-
Er zijn geen geschikte Alternatieven. Er is sprake van Dwingende redenen van groot openbaar belang, waaronder redenen van sociale en economische aard. Er is voorzien in exacte en tijdige Compensatie.
Als er sprake is van aantasting van een gebied dat is aangewezen ter bescherming van prioritair natuurlijk habitat of een prioritaire soort, dient eerst door de minister van LNV aan de Europese Commissie advies te worden gevraagd. Bovendien is het aantal redenen van groot openbaar belang beperkt. Het toetsingskader voor beschermde natuurmonumenten is zeer vergelijkbaar, echter de procedure en de speelruimte van het bevoegd gezag wijken op enkele ondergeschikte punten af. Zorgplicht Artikel 19l legt aan iedereen een zorgplicht voor beschermde natuurgebieden op. Deze zorg houdt in ieder geval in dat ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat een handeling nadelige gevolgen heeft, verplicht is die handeling achterwege te laten of, als dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd, eventuele gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. De nadelige handelingen hebben betrekking op de instandhoudingsdoelen in het geval van een Natura 2000-gebied en op de wezenlijke kenmerken in het geval van een beschermd natuurmonument.
Rode lijsten Rode lijsten zijn geen wettelijke instrumenten, maar zijn sturend voor beleid. Zij dienen om prioriteiten in middelen en maatregelen te kunnen bepalen. Bij het beoordelen van maatregelen en ingrepen kunnen de Rode lijsten echter wel een belangrijke rol spelen. Er zijn nu landelijke Rode lijsten vastgesteld voor paddenstoelen, korstmossen, mossen, vaatplanten, platwormen, land- en zoetwaterweekdieren, bijen, dagvlinders, haften, kokerjuffers, libellen, sprinkhanen en krekels, steenvliegen, vissen, amfibieën, reptielen, zoogdieren en vogels (LNV 2004). Een aantal provincies heeft aanvullende provinciale Rode lijsten opgesteld. Van soorten op de Rode lijst moet worden aangenomen dat negatieve effecten van ingrepen de gunstige staat van instandhouding relatief gemakkelijk in gevaar brengen. Waar het beschermde soorten betreft zal er dus extra aandacht aan mitigatie en compensatie moeten worden besteed. Bij niet-beschermde soorten of soortgroepen kunnen op grond van de zorgplicht extra maatregelen worden gevergd. Bij een aantal soortgroepen gaat het echter om tientallen of honderden moeilijk vast te stellen soorten, waardoor de waarde voor praktische toepassingen vaak beperkt is. Ecologische Hoofdstructuur Het Rijk heeft de ontwikkeling van gebiedenbeleid vastgelegd in een aantal documenten, waarvan de Planologische Kernbeslissing (PKB) Structuurschema Groene Ruimte (LNV, 1993) de belangrijkste maatregelen bevat van het nationaal ruimtelijk beleid voor onder meer natuur en landschap. Onderdeel hiervan is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), die bestaat uit een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden verbonden door verbindingszones. De begrenzing van de EHS is een provinciale taak. De Ecologische Hoofdstructuur is uitgewerkt in provinciale streekplannen. Ruimtelijke plannen van gemeenten moeten hieraan worden getoetst. De EHS is de afgelopen jaren in gebiedsplannen nader begrensd (vaak op perceelsniveau), waarbij per begrensde eenheid natuurdoeltypen zijn aangewezen. In of in de nabijheid van beschermde natuurgebieden geldt het ‘nee, tenzij’-regime. Nieuwe plannen, projecten of handelingen zijn niet toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten. Hiervan kan alleen worden afgeweken als er geen reële alternatieven zijn én er sprake is van redenen van groot openbaar belang. In dat geval moet de initiatiefnemer maatregelen treffen om de nadelige effecten weg te nemen of te ondervangen, en waar dat niet volstaat te compenseren door het realiseren van gelijkwaardige gebieden, liefst in of nabij het aangetaste gebied. Ook financiële compensatie is mogelijk.
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
Bijlage 2 Verkennend bodem- en asbestonderzoek
45
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
46
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
99
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
100
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
Regels
101
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
Hoofdstuk 1 Artikel 1
Inleidende regels
Begrippen
1.1 plan: het bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg van de gemeente Harderwijk; 1.2 bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0243.BP00084-0003 met de bijbehorende regels en bijlagen; 1.3 aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.4 aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.5 aan huis verbonden beroep: een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerp-technisch, adviesgevend, of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is; 1.6 aan- of uitbouw: een onderdeel van een hoofdgebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm; 1.7 achtererf: het deel van het bouwperceel dat is gelegen achter de gronden die zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw', of het verlengde daarvan; 1.8 ander werk : een werk, geen bouwwerk zijnde; 1.9 bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 1.10 bebouwingspercentage: het in de regels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd; 1.11 bed- en break fast: een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed & breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie wonen; 1.12 berging: een gebouw, dienend als bergruimte bij woningen;
102
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
1.13 bestaand gebouw, bestaande woning: een gebouw dat, een woning die, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaat, voorzover gerealiseerd in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en voorzover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, krachtens een voor dat tijdstip reeds verleende vergunning in uitvoering is of in uitvoering kan worden genomen, dan wel de vergunning nadien moest worden verleend wegens overschrijding van de termijn als bedoeld in artikel 3.8 lid 1 sub e van de Wet ruimtelijke ordening, in relatie met artikel 50, lid 2 sub b van de Woningwet; 1.14 bestaand gebruik het gebruik van gronden en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan; 1.15 bestaande oppervlak te, goothoogte, inhoud, afmetingen, aantal: de oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, inhoud, afmetingen van een bestaand gebouw, bestaande woning; aantal bestaande gebouwen, bestaande woningen; 1.16 bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak; 1.17 bestemmingsvlak : een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.18 bijbehorend bouwwerk : uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Voor zover het bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning betreft, wordt voor de toepassing van dit begrip, in afwijking van het begrip hoofdgebouw, de bedrijfswoning aangemerkt als hoofdgebouw; 1.19 bijgebouw: een vrijstaand gebouw of een aan de hoofdbebouwing aangebouwd gebouw (met inbegrip van een eventueel te bouwen kelder) dat een eenheid vormt en dienstbaar is aan een hoofdgebouw; 1.20 bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.21 bouwgrens: de grens van een bouwvlak; 1.22 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.23 bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel; 1.24 bouwvlak : een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 1.25 bouwwerk : elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
103
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
1.26 carport: een overkapping met maximaal twee, niet tot de constructie behorende, wanden die strekt tot beschutting van auto's; 1.27 erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw; 1.28 erfgrens de grens van een erf; 1.29 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.30 gezamenlijk bruto vloeroppervlak : de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke; 1.31 hoofdgebouw: gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is; 1.32 maatvoeringsvlak : een als zodanig aangegeven vlak ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bouwperceel met het oog op een verschil in maatvoering; 1.33 mantelzorg: zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten enig organisatorisch verband; 1.34 mantelzorgunit een verplaatsbare en herbruikbare unit die wat ligging en uitstraling betreft een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is; 1.35 peil: 1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; 2. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; 1.36 sek sinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.37 voorerf: erf dat geen onderdeel is van het achtererf of zijerf;
104
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
1.38 voorgevelbouwgrens: het naar de weg gekeerde deel van de bouwgrens; 1.39 Voorgevelrooilijn: de denkbeeldig doorgetrokken lijn van het naar de weg gekeerde deel van het bouwvlak ter plaatse van de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel de ligging van de bouwvlakken op de verbeelding indien geen hoofdgebouw aanwezig is; 1.40 woning: een voor bewoning bestemd gebouw, bestaand uit een complex van ruimten; 1.41 zijerf: het deel van het bouwperceel dat is gelegen naast de woning tussen de voorgevelbouwgrens en de daarachter gelegen grens van het vlak met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw', of de verlengden daarvan tot aan de zijdelingse bouwperceelgrens. Waar in dit plan wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
105
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
Artikel 2
Wijze van m eten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk : vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes, liftkokers en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.2 de goothoogte van een bouwwerk : vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.3 de oppervlak te van een bouwwerk : tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 2.4 de inhoud van een bouwwerk : tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen; 2.5 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens: vanaf de bouwperceelgrens tot enig punt van een gebouw; 2.6 wijze van meten: Tenzij anders bepaald, worden de afstanden loodrecht gemeten. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken, trapportalen en hellingbanen buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 0,25 m wordt overschreden, met dien verstande dat ten aanzien van trapportalen en hellingbanen de overschrijding niet meer dan 2,5 m mag bedragen.
106
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1 De a. b. c.
Bestemmingsregels
Wonen
Be ste mmingsomschrijving voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: wonen; tuinen, erven en terreinen; parkeervoorzieningen;
Onder wonen is mede begrepen: a. het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep; b. bed & breakfast. 3.2 Bouwre ge ls a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels: 1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat hoofdgebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw' mogen worden gebouwd; 2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw', mag binnen het bouwvlak maximaal één vrijstaande woning of één woning van het type twee-onder-één-kap worden gebouwd; 3. per afzonderlijk bouwperceel gelden de volgende regels: a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' bedraagt het aantal woningen niet meer dan het bestaande aantal, dan wel het aangegeven aantal woningen; b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogten niet meer dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen; c. het bebouwingspercentage van het achtererf mag niet meer bedragen dan 50%; d. het bebouwde oppervlakte van het achtererf mag niet meer bedragen dan 50 m²; e. op het zijerf is de oprichting van een al dan niet aangebouwd gebouw toegestaan, mits: - ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' bedragen de gooten bouwhoogten niet meer dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen; - de oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m²; - de afstand tot de voorgevelbouwgrens ten minste 1 m bedraagt, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is; - de afstand tot de zijdelingse perceelgrens, grenzend aan het openbaar toegankelijk terrein, ten minste 3 m bedraagt, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is; f. in afwijking van het gestelde onder 1 is voor de voorgevelbouwgrens van een bestaande woning een erker toegestaan, met dien verstande dat deze: - geen grotere bouwdiepte mag hebben dan 1,5 m; - geen grotere goothoogte mag hebben dan 3 m; - geen grotere breedte mag hebben dan 75% van de voorgevelbreedte van de woning waartoe zij behoort; - niet tot gevolg mag hebben dat de afstand van de woning tot de aan de weg gelegen perceelgrens minder dan 2 m bedraagt. b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en nutsvoorzieningen gelden de volgende regels: 1. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 50 m³;
107
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat: 1. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat deze geen grotere oppervlakte mogen hebben dan 25 m2; 2. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en nutsvoorzieningen, niet meer mag bedragen dan 6 m; 3. erfafscheidingen voor de voorgevel geen grotere hoogte mogen hebben dan 1 m en voor het overige geen grotere hoogte mogen hebben dan 2 m; 4. masten geen grotere hoogte mogen hebben dan 6 m. 3.3 Nade re e ise n Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van: a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; b. het bebouwingsbeeld; c. de verkeersveiligheid; nadere eisen stellen aan: a. de plaats van de gebouwen waarvan de maximaal toegestane bouwhoogte 3 m bedraagt; b. de plaats van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden; c. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m. 3.4 Afwijke n van de bouwre ge ls a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 a, onder 2e voor het aanhouden van een kleinere afstand tot de voorgevelbouwgrens dan 1 m tot een minimale afstand van 0 m, dan wel de bestaande, kleinere afstand, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. de gebruiksmogelijkheden en het rustige woongenot van aangrenzende gronden; 2. het bebouwingsbeeld; 3. de verkeersveiligheid. b. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 a, onder 2d en lid 3.2 a, onder 2e ten behoeve van mantelzorg voor een grotere gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen, met dien verstande dat: 1. mantelzorg in vrijstaande bijgebouwen niet is toegestaan, met dien verstande dat dit wel is toegestaan in een voor de mantelzorg geplaatste unit; 2. de uitbreiding op zij- en/of achtererf niet meer bedraagt dan 50 m²; 3. de afwijking geldt voor een periode van maximaal 5 jaar. Deze kan na afloop tekens worden verlengd met een periode van maximaal 5 jaar. 3.5 Spe cifie ke ge bruiksre ge ls 3.5.1
Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het bewonen van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen. 3.5.2
Aan huis verbonden beroep
Onder wonen is het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep mede begrepen, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het gezamenlijke bruto vloeroppervlak van de tot een bouwperceel behorende gebouwen, niet zijnde vrijstaande bijgebouwen, tot een maximum van 50 m² voor de aan huis verbonden werkactiviteit mag worden gebruikt. 3.5.3
Bed & break fast
Onder wonen is bed & breakfast mede begrepen, met dien verstande dat:
108
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
a. de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is; b. het een kleinschalige verblijfsaccommodatie betreft met maximaal 7 slaapkamers, die deel uitmaakt van een woning; c. het een ondergeschikte nevenactiviteit ten opzichte van de functie wonen betreft, waarbij het gebruik beperkt is tot 40% van het vloeroppervlak van de woning met een maximum van 100 m²; d. de recreatieve nevenactiviteit mag geen afbreuk doen aan de woonfunctie.
109
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
Hoofdstuk 3 Artikel 4
Algemene regels
Anti - dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
110
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
Artikel 5
Algem ene gebruiksregels
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruik(en) van de gronden ten behoeve van een seksinrichting tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.
111
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
Artikel 6
Algem ene afw ijkingsregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels in deze planregels ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een oppervlakte van ten hoogste 25 m², een inhoud van ten hoogste 70 m³ en een hoogte van maximaal 5 m, ten dienste van openbaar nut, zoals schakelhuisjes, transformatorhuisjes, wachthuisjes, straatmeubilair, telefooncellen en kabelverdeelkasten; b. de bouw van balkons, luifels, bordessen, pergola's en dergelijke bouwwerken, met dien verstande dat balkons geen grotere diepte mogen hebben dan 1,50 m; c. het bouwen van antennes waarvan de bouwhoogte ten hoogste 25 m mag bedragen; d. het veranderen van de voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%, met dien verstande dat deze regel niet wordt toegepast in samenloop met een bijzondere afwijkingsregel.
112
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
Hoofdstuk 4 Artikel 7 7.1
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Ove rgangsre cht bouwwe rke n
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 7.2 Ove rgangsre cht ge bruik a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
113
bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg
Artikel 8
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Frankrijk - Krommekamp/Vlierburgweg. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van.................... voorzitter, griffier,
114