Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___
VUmc-compas
Her-toets
Oefen 2V12 / Twee-voor-Twaalf
Semester B.2.2
2008
Semestercoördinator
Prof.dr. W.J. Mooi
Toetscode
n.v.t.
Studiejaar/ fase
Tweede jaar/ Bachelor
Gelegenheid
n.v.t.
Toetsdatum
n.v.t.
Tijd
n.v.t.
Toetsduur
2 ½ uur
Plaats
n.v.t.
Aantal en type vragen
Open-boek-toets met 10 opdrachten met open (sub)vragen Per opdracht 10 punten = max. 100 punten voor de toets
Aantal versies
1
Druk Aantal pagina’s toets Toegestane hulpmiddelen
Boeken toegestaan naar eigen keuze
Kladpapier Inleveren na afloop De toetsopgaven Antwoordsleutel/model
Toets oefen-2V12 / 2008
1
Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___ B 2.2
2V12
Literatuurlijst en gerelateerde opdrachten.
Aanbevolen naslagwerken of andere documentatie (mededeling op Bb voorafgaand aan de toets) Boeken: 1 2 3 4 5 6
Grundmeijer, H.G.I.M., e.a., G.E.H.M. Het geneeskundig proces. Klinisch redeneren van klacht naar therapie. (2004, 2de herziene druk). Gijs, L et al., Seksuologie (2004). Landefeld et al.: Current Geriatric Diagnosis and Treatment Leerstof verpleeghuisgeneeskunde Robbins & Cotran, Pathologic Basis of Disease Zielhuis GA et al Handleiding Medisch-wetenschappelijk Onderzoek
7
Leerstof in studentenklapper blok 2.2.2
Toets oefen-2V12 / 2008
2
Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___
1
Opdracht 1 / 2 vragen Afgeleid uit: 2.2.1 week 2: SO1 en SO4 Inleiding Meneer M, een 54-jarige sedert 30 jaar getrouwde bankemployee, bezoekt uw spreekuur met de klacht dat hij sinds drie jaar een langzaam in ernst toenemende erectiestoornis heeft. Als hij vrijt met zijn echtgenote is het moeilijk om een voor penetratie voldoende stijve erectie te krijgen. Lukt het toch om te penetreren, dan laat zijn erectie hem soms vroegtijdig in de steek. Hierdoor heeft hij minder zin om te vrijen gekregen: de coïtusfrequentie is gereduceerd tot hooguit eenmaal per maand. Twee jaar geleden is hypertensie en diabetes mellitus type 2 bij hem geconstateerd waarvoor hij medicamenteus wordt behandeld. Zijn HbA1C bedraagt 9,2% zijn bodymass index(BMI) 33,4. Hij rookt 15 sigaretten per dag en doet niet aan fitness Vraag 1. Wat zijn naar uw inschatting de factoren die ten grondslag kunnen liggen aan de erectiestoornis van de heer M? Noem 4 medische en 1 niet-medische factor. ( 5 punten) Medische • Hypertensie • Diabetes mellitus • Overgewicht • Gebrek aan lichaamsbeweging • Roken – medicatie • Testosteron deficiëntie Niet medische • Faalangst • Toeschouwerrol • Stress/spanningen Elk goed antwoord 1 punt. Er worden 5 determinanten gevraagd; dus maximaal 5 punten Vraag 2. Bedenk aanvullende anamnestische gegevens die een psychische etiologie van de erectiestoornis bij de heer M aannemelijk maken. Noem er 3. Licht er één kort toe.( 5 punten)
• • • •
Het hebben van ochtend erecties Het hebben van een erectie tijdens masturbatie Een plotseling begin van de erectiestoornis Een erectiestoornis die afhankelijk is van de situatie (wel erectie op vakantie; wel erectie met andere partner)
Elk goed antwoord 1 punt. Er worden 3 aanvullende anamnestische gegevens gevraagd; dus 3 punten; correcte toelichting 2 punten.
Toets oefen-2V12 / 2008
3
Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___ Opdracht 2 / 3 vragen Afgeleid uit: 2.2.1 week 1: SO2 en week 2: SO1 en SO4 en week 3: SO4 Inleiding Een 40-jarige man, de heer P., raadpleegt samen met zijn 45 jarige echtgenote, mevrouw P., zijn huisarts-seksuoloog. Zij vertellen het volgende: zij vinden dat de kwaliteit van hun seksuele leven drastisch afgenomen is in de afgelopen tijd. Hij komt vrij snel klaar (meestal binnen 1,5 tot 2 minuten) en zij bereikt geen orgasme meer. Beiden hebben de indruk dat het probleem steeds erger wordt: zij vrijen steeds minder en zij merken dat de sfeer tussen hen steeds meer gespannen wordt.
2
Vraag 1. Waarom is er bij de heer P. sprake van PE? (2 punten) Omdat het vroege klaarkomen interfereert met de seksuele satisfactie van hem en/of beide partners. Totaal 2 punten Vraag 2. Met welke twee andere seksuele stoornissen moet u in dit geval rekening houden en waarom? (4 punten) • •
Secundaire anorgasmie bij mevrouw P, omdat zij wel orgastisch is geweest Verminderd seksueel verlangen bij één van hen of bij beiden, omdat zij steeds minder seksueel actief zijn
1 punt voor elke goede stoornis en 1 voor elke goede reden; dus maximaal 4 punten.
Vraag 3. Als u vanuit het stepped care model zou werken, welke drie medische behandelingen zou u dan in welke volgorde aanbieden aan de heer P? (4 punten) • • •
Minst invasief: lokale verdoving /crèmes Iets invasiever: orale remmers Meest invasief : intracaverneuze injecties met bijv papavarine
Goede volgorde: 2 punten; goede termen 2 punten.
Toets oefen-2V12 / 2008
4
Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___ Opdracht 3 / 4 vragen Afgeleid uit 2.2.2 week 3: SO2 en SO3
3
Vraag 1. Noem uit welke vier componenten de preventiecyclus bestaat. (1 punt) 1. vaststellen van het probleem 2. vaststellen van etiologische factoren 3. introduceren van preventieve maatregelen 4. effectiviteit van preventieve maatregelen bepalen NB: alle vier goed is noodzakelijk voor punt
Vraag 2. Wat is in Nederland over alle sporten bezien: - de meest voorkomende blessure? - het meest geblesseerde lichaamsdeel? (2 punten) Blessure: acuut lateraal enkelletsel (enkelverstuiking, verzwikking, etc.) (1 punt) Lichaamsdeel: knie (1 punt)
Vraag 3. Wat is op basis van de huidige wetenschappelijke kennis, de meest effectieve aanpak om recidief acuut lateraal enkelletsel te voorkomen en leg uit waarom? (4 punten) Een combinatie van tape/brace en proprioceptieve training. Brace en tape werken direct op een verstoorde propriocepcis en ondersteunen deze. Proprioceptieve training geneest de verstoorde propriocepcis, maar zal pas na enige tijd een effect laten zien. Dus beginnen met tape/brace en proprioceptieve training en na een tijdje tape/brace gebruik afbouwen. NB: als studenten het specifiek over een brace hebben in hun antwoord ( en dus niet over tape en/of brace) 1 punt aftrek. Vraag 4 De gevaarlijkste sport voor een Nederlander is wintersport. Noem drie factoren die deze sport juist voor een Nederlander zo gevaarlijk maken. (3 punten) - slechte conditie - eens per jaar, dus vol erin gaan - slechte voorbereiding - slecht materiaal - vakantie, dus naast skiën ook feesten en drinken - niet gewend aan omstandigheden
Toets oefen-2V12 / 2008
5
Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___ Opdracht 4 / 2 vragen Afgeleid uit 2.2.2 week 2: SO4
4a
Casus De heer de K., 35 jaar, is postbode. Zes maanden geleden is hij uitgevallen tijdens het voetballen ivm rugklachten en uitstraling in het rechter been tot de voet. Hij had ook een klapvoet. Door de huisarts is hij verwezen naar de neuroloog. Deze maakte een MRI en constateerde een HNP L5 S1. Hij is geopereerd door de neurochirurg maar houdt een klapvoet rechts. Hij kan slechts een half uur aaneengesloten lopen. Langer dan een half uur aaneengesloten staan en traplopen gaat ook moeilijk. Hij wil weer graag gaan werken, maar zijn chef kan hem geen aangepaste wijk geven zodat hij minder lang achtereen hoeft te lopen. Hij wordt daarom afgekeurd als postbode. Door het UWV wordt hij wel goedgekeurd voor afwisselend lopend, staand en zittend werk. Hij is gestopt met voetballen omdat hij bang is dat hij dan opnieuw een hernia krijgt. Hij is erg voorzichtig met de belasting van zijn rug geworden. Vraag 1. Teken het ICF model en benoem wat dit model beschrijft.(4 punten)
Bij gehele model 4 punten. Ontbreekt 1 aspect minder punten
Toets oefen-2V12 / 2008
6
Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___ Vervolg opdracht 4 Vraag 2. Oden de informatie gegeven in de casus onder de diverse onderdelen van het ICF model en vul eventuele ontbrekende informatie zelf aan. (6 punten)
4b
In deze casus ziet het ICF model er als volgt uit: Aandoeningen/ziekten/letsels: HNP L5 S1. Functies en anatomische eigenschappen: parese flexoren voet. (term: klapvoet is fout!) Activiteiten: beperkte loopfunctie tot een half uur aaneengesloten, langer dan een half uur aaneengesloten staan en traplopen beperkt Participatie: afgekeurd voor postbode, goedgekeurd voor afwisselend lopend, staand en zittend werk, stopt met voetbal Persoonlijke factoren: cognitie/ angst voor recidief hernia, vermijdingsgedrag tav activiteiten/ voetbal. Externe factoren: geen aangepast werk mogelijk Score: per correct onderdeel 1 punt, per correcte toelichting 1 punt; max. = 6 pnt.
Toets oefen-2V12 / 2008
7
Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___
5
Opdracht 5 / 2 vragen Afgeleid uit 2.2.3 week 2: SO2 en SO3 Inleiding Mevrouw D. is 75 jaar. Zij is altijd relatief gezond geweest. Ooit heeft ze een operatie ondergaan ivm een appendicitis, en 2 jaar geleden is ze geopereerd ivm staar aan haar rechteroog. Een kortdurende spraakstoornis is vorig jaar geduid als een TIA. Tevens is ze onder behandeling voor hypertensie en hypercholesterolaemie. Als medicatie gebruikt zij: atenolol (betablokker) 1 dd 100mg, acetylsalicylzuur (thrombocytenaggregatieremmer) 1 dd 80mg, simvastatine (cholesterolverlager) 1 dd 40mg, nitrazepam (slaaptablet) 1 dd 5 mg voor de nacht en diclofenac (NSAID) 75 mg zn. Maar nu is mevrouw D. gevallen. Ze was net opgestaan uit haar stoel. Ze kan niet meer goed vertellen wat er toen gebeurde. Misschien is ze wel gestruikeld. Ze heeft regelmatig last van duizeligheid en misselijkheid, zoals ook nu weer het geval was. Vraag 1. Formuleer op basis van de beschikbare gegevens 3 waarschijnlijke oorzaken voor het vallen van mevrouw D. Motiveer in enkele woorden uw keuze. (6 punten) Orthostatische hypotensie:
vallen kort na opstaan uit stoel.
Visusstoornis:
1 oog staaroperatie; andere oog nu ook staar?
Medicamenteus:
nitrazepam is een benzodiazepine.
Neurologisch:
TIA met kortdurende parese?
Vestibulaire systeem:
duizeligheid en misselijkheid: M. Menière?
Cardiovasculaire systeem:
gebruikt antihypertensiva; mogelijke hypotensie/bradycardie
Per goede oorzaak 1 punt, met uitleg 2 punten. Maximaal 6 punten
Vraag 2. Welke anamnestische informatie ontbreekt? Noem 2 evaluatiedomeinen, en 2 specifieke componenten. (4 punten) Valhistorie; al eerder gevallen? Waar en in welke omstandigheden? Wat was u aan het doen? Pre-existent functioneren; Liep mevrouw voorheen zelfstandig? Gebruikte zij een hulpmiddel? Hoe gaat de ADL? Verschil tussen binnen & buiten lopen? 1 punt per goed antwoord; maximaal 4 punten
Toets oefen-2V12 / 2008
8
Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___
6
Opdracht 6 / 3 vragen Afgeleid uit 2.2.3 week 2: SO2 en week 4: SO1 en SO2 Inleiding Mevrouw M. is alleenstaand, 78 jaar en woont sinds vier jaar op de afdeling somatische zorg van verpleeghuis Y. Zij is hier komen wonen omdat ze volledig ADL-afhankelijk was geworden door haar M. Parkinson. Ze gebruikt aan medicatie levodopa 3 dd 125mg, vit B12 subcutaan eenmaal per drie maanden, ferfofumaraat 3 dd 200mg, oxazepam 1 dd 10mg voor de nacht en lasix 2 dd 80 mg. De laatste tijd gaat het niet goed met haar. De verpleging en ook de familie maken zich zorgen. Ze slaapt veel, en eet slechter. Ze verslikt zich vaak. Ook het contact is niet meer zoals het geweest is. Ze praat haast niet meer, of alleen onduidelijk. Ze komt bijna haar bed niet meer uit. Dit alles is in de loop van enkele maanden ontstaan. De familie wil graag een gesprek met de arts over het niet goed eten en drinken van moeder. Vraag 1. Noem 4 mogelijke oorzaken voor het niet eten en drinken van mevrouw M? (4 punten) 1. Mondproblemen/pijn bij het eten. 2. Niet smakelijk (smaakveranderingen door medicatie) 3. Problemen met kauwen door onderliggend ziektebeeld 4. Niet de goede aanpassingen van de omgeving (liggend op bed eten) 5. Vermoeidheid 6. Geen eetlust 7. Niet genoeg aangeboden 1 punt per correct antwoord, max. 4 punten Na onderzoek van mevrouw kom je tot de conclusie dat mevrouw zich in het eindstadium van haar ziekte bevindt. Vraag 2. Waar ga je in ieder geval met de familie (en mevrouw) over praten en waarom? (4 punten) Om beslissingen te nemen over de toekomst zal er duidelijkheid moeten komen over het te voeren medisch beleid. De palliatieve fase is aangebroken. Hierover moet duidelijkheid zijn. Wensen en verwachtingen moeten worden besproken. Uitleg moet worden gegeven over deze laatste fase. In ieder geval genoemd: medisch beleid (of daarmee samenhangende termen), en uitleg geven over de palliatieve fase. Per stuk 1 punt, maximaal 4 punten Vraag 3. Noem twee symptomen die in deze fase (en specifiek bij deze mevrouw) kunnen ontstaan? Licht je antwoord kort toe. (2 punten) -Decubitus; bedlegerig, onderliggende ziekte en waarschijnlijk slechte voedingstoestand. -Dehydratie; intake matig, diureticagebruik -Verwardheid; mogelijke dehydratie,obstipatie, weinig prikkels of juist teveel -Obstipatie; bedlegerig, medicatie 1 punt per symptoom met goede uitleg. Max 2 punten
Toets oefen-2V12 / 2008
9
Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___
7
Opdracht 7 / 3 vragen Afgeleid uit: 2.2.4 week 1: SO3 Vraag 1. Bij X-gebonden SCID (severe combined immunodeficiency syndrome) is er een mutatie in een cytokinereceptor die vooral leidt tot een sterk verstoorde uitrijping van T-cellen. Toch is ook de humorale afweer sterk verminderd. Hoe kan dat? (2 punten) Antwoord: voor een humorale afweerrespons is hulp van T-cellen onontbeerlijk (3 punten).
Vraag 2. Bij X-gebonden agammaglobulinaemie is er een blokkade in de B-cel uitrijping, zodat geen immunoglobulines worden gevormd. De cellulaire afweer is in deze patiënten intact. Hoe kan dat? (2 punten) Antwoord: voor een cellulaire afweerrespons is geen hulp van B-cellen nodig (3 punten)
Vraag 3. Het hyper-IgM syndroom kan ontstaan door mutaties die tot uiting komen in T-cellen, maar ook door mutaties die tot uiting komen in B-cellen. Noem de genen, die in dit verband relevant zijn en leg uit, waarom inactiverende mutaties in elk leiden tot hetzelfde resultaat. (4 punten) Antwoord: voor de uitrijping van vroege B-cellen met uitsluitend membraangebonden IgM tot B-cellen die antistoffen kunnen secerneren is signalering van CD40 (B-cel) met CD-40L (T-cel) noodzakelijk. Als een van deze twee niet functioneert is er geen signalering en stopt de B-celmaturatie (4 punten)
Toets oefen-2V12 / 2008
10
Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___
8
Opdracht 8 / 2 vragen Afgeleid uit 2.2.4 week 1: SO 4 Inleiding Deze opdracht gaat over cellulaire afstoting van een weefseltransplantaat. Vraag 1. Welke 2 celtypen zijn de effector van deze afstoting, dat wil zeggen: welke cellen doden de transplantaatcellen? (2 punten) de CD-8 positieve CTL (1 punt) en de macrofaag (1 punt)
Vraag 2. Op welke wijze, d.w.z. door welke moleculaire interacties, herkent de lymfocyt, bedoeld in vraag 1, zijn "target" en hoe wordt hij geactiveerd? Hoe bewerkstelligt hij de celdood van die targetcel (2 mechanismen)? Hoe wordt het andere effectorceltype geactiveerd? (8 punten)
De CTL wordt geactiveerd door binding aan het klasse I MHC molecuul van de targetcel, waarbij zowel binding van de TCR als van CD8 noodzakelijk is (2 punten). De geactiveerde CTL secerneert FAS ligand, dat via activatie van FAS apoptose van de targetcel induceert (2 punt). Een tweede mechanisme van apoptose-inductie loopt via secretie van perforine and granzyme, waarmee respectievelijk een gaatje in de celmembraan van de targetcel wordt gemaakt en granzymes, afkomstig van de CTL, in de targetcel caspasen activeren. (2 punt). De macrofaag wordt vooral geactiveerd door gamma-interferon, afkomstig van geactiveerde T helpercellen (2 punt).
Toets oefen-2V12 / 2008
11
Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___ Opdracht 9 / 2 vragen Afgeleid uit: 2.2.5 LO 2 openingscollege: meten en interpreteren van meetwaarden
9
Inleiding Een 43 jarige vrouw bezoekt de huisarts omdat ze ongerust is. Met de bloeddrukmeter van haar vriendin heeft ze bij zich zelf een bloeddruk van 200 / 100 gemeten. De huisarts meet tijdens het consult een bloeddruk van 170 / 95. Vraag 1. Welke gegevens (geen anamnestische) heeft u nodig om de bloeddrukmeting van de huisarts te kunnen interpreteren? (6 punten) 1. condities: a. Na hoeveel minuten lichamelijke rust gemeten? b. Welk tijdstip? c. Was mevrouw nerveus? 2. dikte van de arm in relatie tot de breedte van de manchet 3. links en rechts gemeten? 4. hoe vaak is de meting herhaald? Is het meetresultaat het gemiddelde van een aantal metingen? 4 punten als alle vier gegevens genoemd zijn; 6 als ook condities nader gespecificeerd is.
Vervolg inleiding: De huisarts vraagt mevrouw om de volgende week nog twee maal de praktijk te bezoeken voor bloeddrukmetingen, op twee verschillende dagen en tijdstippen. Bij deze gelegenheden worden de volgende bloeddrukken gemeten: - Woensdagochtend 10 uur 175 / 95 - Vrijdagmiddag 15 uur 165 / 90. Vraag 2. De huisarts concludeert na deze hermetingen dat de bloeddruk te hoog is. Hij zoekt naar een oorzaak en begint met de anamnese. Noem vier vragen die hij zou moeten stellen. (4 punt) Bloeddruk in de familie? Hart en vaatziekten in de familie Gebruik van bloeddrukverhogende voedingsmiddelen zoals drop Rookgedrag Ooit eerder hoge bloeddruk? 1 punt bij een correcte vraag, max. 4 pnt.
Toets oefen-2V12 / 2008
12
Naam______________________studentnummer ____________leergroepnr___
10
Opdracht 10 / 1 vraag Afgeleid uit: 2.2.5 plenair openingscollege Inleiding: casus Uw patiënt heeft een chronische hartaandoening. Met echografie is een cardiac output gemeten van 3 liter per minuut. Drie jaar geleden was deze cardiac output 3,2 liter per minuut. Vraag 1. (10 punten) Welke informatie heb je nodig om de afname met 0,2 liter per minuut op een juiste wijze te kunnen interpreteren? Ga bij je antwoord in op mogelijke meetfouten, op patiëntgebonden gegevens en op referentiewaarden. punten Informatie over meetfouten: • Toevallige meetfouten • Systematische meetfouten o Apparaat gebonden o Waarnemer gebonden Informatie over patiënt (bijvoorbeeld ruis, biologische fluctuaties (dag/nacht, seizoen) ouder worden van patiënt Referentiewaarde van een gezonde groep: wat is normale cardiac output bij gezonden van zelfde leeftijd?
2 1 1 3
3
Als een student geen differentiatie van meetfouten geeft maar wel antwoordt met informatie over reproduceerbaarheid, worden in plaats van 7 punten 3 punten toegekend.
Toets oefen-2V12 / 2008
13