TOPOGRAPHI S:C:S:;E: >•••"• ••
LUST
PLAATSBESCHRIJVINGrEN
KONINGRUK DER NEDERLANDEN,
J. T. BODEL NIJENHUIS.
A M S T E B D A M, EREDERIK MULLER. 1862. Q£\2I/
Y 0 O R B E R I G T.
1
Ret is op verzoelc, ja op vriendelijken aandrang van den Heer Erederik Muller, dat, na meer dan dertig jar en, de ontwerper dezer lijst (zie haar in Jiet tijdschrift de Vriend des Yaderlands, 1829—1884) zich voorneemt, Jiaar in eene tioeede nitgave te doen verschijnen. Roch niet zonder reden was die 'aandrang noodig om er hem toe over te halen. Want, zoo als de lijst oorspronkelijJc ontioorpen en ter perse g eg even was, Icon zij toel niet andermaal onder het oog van het nederlandsch pnbliek gelragt worden, Ik had haar wel in het algemeen bijgeJiouden, doch het een en ander dat van plaatselijken aard en mij onbekend gebleven was, ontbrak daarin; ik wilde ook de artikelen, in grootere werken en in volks-almanakken verspreid, er bijvoegen. Raarenboven was er in de laatste vijf-en-twintig jaren zooveel niemos op dit gebied verschenen, dat eene doorgaande aanvulling noodig werd. Re meest mogelijke volledigheid icerd wenschelijk geacht. Wat das in grootere verzamelingen, in de voornaamste althans, opgenomen was, verlangde men hier in te lasschen. Gaarne had ik eenige aanteekeningen over de zeldzaamheid, den oorsprong, en de fata van vele dezer geschriften daarbij willen voegen, Roch vrees, deels voor omslagtigheid deels voor onevenredigheid hield mij terug. Ret zuiver geschiedkundige achtte ik het best nit te slidten, hoe moeilijk dit soms van het plaatsbeschrijvende te scheiden zijn mogt. Roch dat er, desniettemin, geene uitstappen op het geschiedkundig gebied gedaan, en, dat er aan den anderen kant, geene leemten in het plaatsbeschrijvende zouden overgeble¬ ven zijn, wie zou dit durven beweren? Re b ewerher voorzeker het minst van alien. Ik heb ook niet onbepaald alles onder de oogen gehadt maar soms op de opgaven van naauwkeurige vrien-
c> 1X5079£3 2 4*3 6
den, in de hun toegezonden groefbladen moeten ajgaan; doch deze zagen ooJc weder, nit hun gewestelijJc en hijzander standpunt^ niet alles; en in elk geval, hun oordeel, even als het mijne, teas feilbaar. Het is daarom dat zamensteller en uitgever beiden bij dezen hunne landgenooten verzoeken deze lijst met toegevendheid op te nemen en als eene soort van handleiding te beschomcen, Yraagt men naar de wijze van bewerking, er is bij sommige artikelen, waar dit hoogst noodig scheen, eene letterkundige aanteekening geplaatst; spaarzaamheid km am mij hier noodzakelijk voor, Volgorde en rangschikking zijn die van den jare 1829 gebleven, behalve dat Belgie\ na de eindschikking^natuurlijk geheel en al moest ivegvalien. Bij geschriften zonder kennelijken naam des schrijvers is er vaak naar dezen onderzoek gedaan; bleek dit laatste vruchteloos te zijn, dan is de naam des drukkers in plaats van dien des schrijvers getreden. Bike plaatsnaam, die voor het eerst te berde komt, is kursief gedrukt. Be lijst is tijdens den druk zooveel mogelijk nog bijgehouden; vandaar het vrij uitvoerig bijvoegsel, tot het einde des vorigen jaars of den aanvang van het tegenwoordige loopende. Ben alfabetisch register der schrijvers en der plaatsen is ten slotte aangebragt. Bij zamengestelde familienamen is daarin als stelregel aangenomen, die in het register op den eersten naam te plaatsen, doch onder verwijzing op den naam, dien men voor den eigenlijken geslachtsnaam hield. ' Mijne letterkundige vrienden, die mij met de inzage der proefbladen maanden lang ter zijde hebben gestaan, onder welke zeer enkele, die reeds v66r dertig jaren mij dien dienst bewezen, en ook andere veel jongere zijn opgetreden, zullen voor hunne schatbare bijdragen deze mijne algemeene dankbetuiging wel als aan ieder hunner in het bijzonder gerigt willen aanmerken. Het boekje moge voorts voor zich zelve spreken en eenig nut verspreiden. Leiden, mei 1862.
NEDEKLAND IN
'T
A L G E M E E N,
(MET DE SPAANSCHE OF OOSTENRIJKSCHE NEDEELANDEN, LATER BELGIE.)
1 H. Barlandus, de urbibus inferioris Germaniae. (s. a. et 1.) (omstreeks 1550 of iets vroeger?) 2 J. 0. Calvete de Estrella, Viaja del Principe Philippe II desde Espana a sus tierras de la Baxa Alemana, con la descripcion de todos los estados de Brabante y Elandes. Anvers, 1552. fol. m. afbeeld. Vertaald onder dezen titels Stella, Voyage du Prince d'Espagne dans les Pays-Bas, en relation de son entree dans les differentes villes et la description des Pays-Bas. Anvers, 1552. fol. 3 Vino. Alvarez (Lusit.), KelaQion del camino del Principe D. Eelippe, ano de 1548, desde Espasa a Italia y par Alamania a Elandes y Brusselas, donde estava su padre. 1557. formaat? 4 L. Guicciardini, Descrizione di tutti i Paesi Bassi detti Germania Inferiore. Con fig. Anvers, 1567, 1581, 1588. fol. 5 Hetzelfde werk in het fransch. Anvers, 1567, 1568, 1582. (Cat. Mulier, 1859. N0. 636.) Amst., 1609, 1625. fol. 1641. 4°. obi. Campen, 1641. 4°. Calais, Abr. Maire, 1609. fol. 6 Hetzelfde werk in het latijn, door Begn. Vitellius. Amst., 1613. fol. Arnhem, 1616, 1646. 4°. Amst., 1646. fol. 1635, 1652, 1660. 12°. (Cat. M., 1859. 635.) 7 Hetzelfde werk in het nederduitsch. door P.Montanus. Amst., 1612, 1648, 1672. fol. Arnhem, 1617. 4°. 1660, 1662. 12°. 7*Hetzelfde, onder den titel van: Beschr. der Nederl., bij wijze van uittreksel, in 3 dn. Amst., 1660, 1662. 12°. 1
2
NEDERLAND, IN 'T ALGE]\IEEN.
8 Fr. Sonnii, totius Belgicae Urbium, abbatiarum, collegiorum divisio, ad opprimendum per novos episcopos Euangelium definita. Z. pi. v. dr. (Frankfort?) 1570. 8°. 9 H. Junii Batavia. L. B., 1588. 4°. Dordr., 1652. 12°. Vertaald door G. Boot. Amst., 1*646. kl. 8°. Zie onder ■N0. 23. (Zie.beide, Cat. M., 1859. 808—810.) 10 M. Aitzingerus, de Leone Belgico, ejusque topographica atq. bistorica descriptione liber, cum F. HoGENBERGiifigg. Coloniae, 1583, 1585. Cum continuat. usq. ad a, 1587, 1588, 1596, 1605. 4°. (liever folio.) (Cat. M., 1859. 482.) 11 Bil. Pirckheimeri Descriptio Germaniae utriusque tarn superioris quam inferioris. Antverp., C. Plantinus, 1585. 8°. (Cat. M., 1859. 1324.) 12 C. Aurelii (van der Goude) Batavia, sive de antique ejus situ, ad versus Ger. Noviomagum, ed. B. Vulcanio. Accedit Marlianus de Bataviae laudibus. Antverp., 1586. 8°. (Cat. M., 1859. 76). C. Aurelii, alias Cornells Lopsen. Zie van Wijn, Nalez., D. I. bl. 101. 13 Itinerarium Belgicum, c. tabb. geograpb. Coloniae, 1587. fol. 14 J. B. Dotechomii Descriptio geographica Provinciarunv Belgii. (omstr. d. j. 1590 of iets later.) formaat? 15 B. Eohault, Sommaire de la description des Pays-Bas de L. Guicciardini. Arras, 1596. 8°. Kouen, 1647. 12°. 16 Z. Heyns, Nederlandtscben Lantspiegel, in rijm. Amst., 1599. met kaarten in boutsnede. 4° obi. (Cat. M., 1859. 805.) 17 Hetzelfde werk in bet franscb: Z. Heyns, Le miroir du monde, avec plusieurs belles cartes des Pays-Bas. (en bois.) Amst., 1598. 4° obi. Deze kaarten kpmen soms fraai gekleurd voor. (Cat. M., 1859. 705.) 18 J. Brassicae (Kool), Hollandiae etymon, in otio nuperrime conscriptum. Harlemi, 1599. 8°. 19 P. Heuterus, de veterum ac sui seculi Belgio. Antv., 1600. 4°. Herdrukt in zijne Opera bistorica omnia. Lovanii, 1649. (Cat. M., 1859. 703.) 20 C. Haemrodii Bataviae omniumque inter Helium et Flevum gentium ac urbium descriptio. Harderov., (15..) 4°. Inge-
NEDERLAND, IN 'T ALQEMEEN.
3
lascht in Scriverii Antiquitt. en herdrukt door (Pontanus). Harderov., 1617. 12°. 21 J. Duym, Beschrijving van Oudt Batavia, nu genaamt Hollandt. m. fig. Leyden, 1606. 8°. 2 2 Naerder verklaringlie van Oudt Batavien, of Nieuw Hollandt. m. fig. (aldaar) 1608. 8°. 23 Een seer cort doch clare Besckryvinge van de voornaemste ghemuyrde ende onghemuyrde Steden en Ylecken van Hol¬ land en Westvriesland, naar 't lat. van A. Junius, verduytscht door G. Boot. Delf, 1609. 4°. (Is eene overzetting van koofdst. 17—19 van Junii Batavia.) Zie boven, N0. 9. (Cat. M„ 1859. 810.) 24 Batavia illustrata, ed. P. Scriverio. L. B., Elzevier, 1609. 4°. (Cat. M., 1859. 92.) 25 H. Grotius, De Antiquitate Beipubl. Batavicae. L. B., 1610, en meermalen. 4°. In ketzelfde jaar en later meermalen, te Haarlem, ook Bott., 1714. 8°., in ket nederduitsck. (Cat. M., 1859. 612—616.) Ook in ket fransck. 26 Inferioris Germaniae Provinciarum Unitarum anliquitates, ed. P. Scriverio. L. B., 1611. 4°. 27 P. Cluverius, De tribus Kkeni ostiis. L. B., 1611. 4°. In ket Nederduitsck (over de uitloopen des Bkijns, door P. Elud a Ghilde). 's Gravenk., 1709. 2 dn. Amst., 1719. 2 dn. door J. Love. 8°. (Cat. M., 1859. 345, 346.) 28 R. Yerstegen, Nederlandscke antiquiteiten, zynde de eerste opkomst van Holland, Zeeland, 'tStickt Utreckt, Overijssel, Eriesland, Braband, Vlaenderen; met debekeering vaneenige ■ derzelver landen tot ket kerstengeloove. m. plat, Antwerpen, 1611, 1613. Brussel, 1646, 1662, 8°. vermeerderd door M. Harwich en R. van Loven. Amst. 1700, 1701. 8°. vergel. ook kieronder, 1715, ook 1733, 1756. (Cat. M., 1859. 1738, 39.) 29 P. Scriverius, Besckryving van Oud Batavien met de antiqui¬ teiten van dien. m. pi. Amst. (ook Arnkem), 1612. Aldaar, vermeerd., 1614, 1636. Vervolgd, Amst., 1646. 8°. (Cat. M., 1859. 1509, 10.)
4
NEDERLAND, IN 'T ALGEMEEN.
30 J. Is. Pontanus de Kheni divortiis atque ostiis eorumque accolis populis. Acc. C. Haemrodii Bataviae descriptio. Amst., 1614. 4°. (Cat. M., 1859. 1342.) ook 8°. 31 J. P. le Petit, Nederlantsche Eepublycke; Beschryyinghe der vrye Nederl. Provintien. (Arnh., ook Amst., 1615.) 4°. langw. form. (Cat. M., 1859. 1315.) Be Amsterdamsche is de 2e uitg., door W. Baudartius herzien. Zie Kronijk Hist. Gen. Utr. 1849. bl, 247 en v. Ook overgezet in bet engelscb. 1609. 4°. 32 Nieuw Nederl. Caertboeck, waerin vertoont worden de XYII Hederlanden, door Abr. Goos, en nieuwe Beschrijving door Reinier Telle. Amst, z. j. (1615). 4°. Ook 1701, 1707. aid. 33 P. Merula, de natura Reip. Batavicae, oratio postbuma, ed. J. Morsio. L. B., 1618. 4°. 34 P. Montani Luculentae descriptiones tabularum geograpbicarum Germaniae inferioris P. Keerii. Amst, 1617, 1622. fol. NB. Hetzelfde in bet franscb. Aldaar, betzelfde jaar. fol. 35 E.Sueyro,Description breve del Pais Baxo. Amberes, 1622.8°. 36 D. B. D. M., Tnventaire general de Pbistoire des guerres de Plandres; — avec une sommaire description de cbascune des 17 Prow, des P.-B. Paris, 1622. 8°. 37 Jodoci Sinceri (Josti Zinzerlingii) Itinerarium Galliae ita accommodatum, ut ejus ductu mediocri tempore, tota Gallia obiri, Anglia et Belgium adiripossint etc. Genevae, 1627.12°. 38 G. Hegenitii Itinerarium Frisio-Hollandicum. L. B., 1628, 1630, 1647, 1661, 1667. 12°. 39 (J. de Laet,) Eesp. Belgii Confoederati. L. B., 1630. 12°. Brie verschill. drukken in hetz. jaar. In bet nederduitscb. Amst, 1652. 12°. (Cat. M., 1859. 906.) Waarscbijnlijk wat anoniem op N0. 54, bieracbter, verm eld is. 40 (P. Scriverii) Respublica Hollandiae et Urbes. L. B., 1630. 12°. Brie yerscbill. drukken in betz, jaar. Hoofdzakelijk Grotius' werkje, N0. 25, P. Merula, N0. 33, en andere gelijktijdige. 41 J. A. Colom, De Vyerigbe Colom der 17 Nederl. Provincien, met kaart. en pi. Amst., zonder jaar (omstreeks d. j. 1630).
NEDEKLAND, IN 'T ALGEMEEN.
5
langw. formaat, (Cat. M., 1859. 347.) Eene veel latere, Amst., 1658, en nog later: Rotterdam, P. van der Slaart, 1696. mede langw. 4°. 42 Hetzelfde werk in het fransch: La flamboyante Colomne des XVII Prov. des Pays-Bas. Amst., 1636, 1650. 4°. langw. formaat. 43 M. Z. Boxhornii Theatrum Hollandiae. Amst. et Lugd. Bat. 1632. c. tab. geogr. 4°. form, oblong. 44 Hetzelfde werk in bet nederduitscb, onder den titel van: Toneel ofte Beschrijvinge der Steden van Hollant, overgezet en merkelijk vermeerdert door G. Baerdeloos. Amst. en Leyden, 1634. 4°. 45 P. Verbist, Description de touts les Pays-Bas, avec cartes. Anvers, 1636. 8°. 46 M. van der Houve, Hantvest of Chartre-Chronyck van de Landen van Oud Batavien, enz. maeckende het vrye heerschende Vereenighde Nederland. 2 dn. Leyden, 1636. en 'sGrav., 1638. 2e verm. druk. 's Gravenhage, 1645. en Leyden, 1646, fol. (Cat. M., 1859. 759.) Het derde deel bestaat nog in handschr. 47 J. van Heemskerk, Inleiding tot het ontwerp van een Batavische Arcadia. Amst., 1637. 12°. — 2e dr. Bat. Arc., 1647. met aantt. van den schrijver; 3e cir. 1657; 4e dr. 1663; 5e dr. 1678; 6e dr. 1708; 7® dr. 1729; 8* dr. 1751; 9® dr. 1756; 10® dr. 1765. Leyden. 8°. De le en 2® noemen zelfs in de voorrede den schrijver niet, die tusschen den 2en en 3en druk stierf (1656). De latere drukken van den 6en af zijn ook met pll. verrijkt. (Cat. M., 1859. 672—677.) 48 Novum ac magnum Theatrum urbium Belgicae Regiae et Belgicae Poederatae. Amst., ap. J. Blaeu (1648). 2 vol. fol. max. met pi. Ook met nederd, tekst, getiteld: Tooneel der steden, enz. m. pi. 49 M. Z. Boxhornii Commentariolus de Statu Confoederatarum Provinciarum Belgii. 1649. 12°. eerst zonder, later met naam. — 6® uitgave. 'sHage. 1669. — Ook in het Nederd., onder den titel van: Politick Handboecxken van den Staet
6
NEDERLAND, IN 'T ALGEMEEN.
van 't Nederlandt, met Merula, Korte Schets — of Yerhael — van de Kepubl. van Holl. 3e dr. 1650. 12°. — 5edr. 1660. 12°. (Cat, M., 1859. 224). 6e vermeerderde dr. 1674. 50 M. Zeiller, Neue Beschreibung des Burgundiscben und Niederlandiscben Kreises. Ulm, 1649. 8°. Ook met den titel: Topograpbia Circuli Burgundici et Provintiae Germaniae inferioris, oder bescbreibung und abbildung der vornebmsten Stadten der Niederl. provintzen. Francf. a. M,, C. Merian, 1654. m. vele pll. fol. In bet franscb: la topograpbie des Pays-Bas on de la Flandre, avec les cartes de Merian. Francf., 1667. fol. 51 J. N. XDE Pariyal, les Delices de la Hollande. Leid. 1651.12°. (Meermalen berdrukt, 1697,1710; laatstelijk in 'sHage. 1726. 2 din. en vermeerderd te Amst. 1728. 8°.) Een andere druk van de Pariyal verscbeen Amst., 1661. met pll. 12°. (Cat. M., 1859. 1289.) 52 J. Eyckii Urbium Belgicarum centuria. Antv., off. Plantin., 1651. 4°. 53 M. Schoockii Belgium Foederatum. Amst., 1652. 12°. Meer¬ malen berdrukt, o. a. 1665. 54 Bepublijk der Yereen. Nederlanden. Amst., 1652. 12°. Waarschijnlijk (J. de Laet) 1630, N0. 39, biervoor. 55 L'etat et gouvernement civil et militaire des Provinces-Unies des Pays-Bas. Leyde, 1653. 12°. . Nadat onze Staat door den Westfaalscben Vrede raeer op een vasten voet gebragt was, kwamen er ettelijke gescbriften uit, om dien toestand ook buiten af meer naauwkeurig te doen kennen. 56 Mr. J. yan Someren, Herstelde Oudtbeydt of bescbryvinge van Batavia. Nijm,, 1657. 4°. 57 Ph. Caesii (a Zesen) Leo Belgicus, boc est Beip. Belgarum foederatae — descriptio. Amst., 1660. 12°. (Cat. M., 1859. 1978.) 58 M. Z. Boxhornii Beipubl. Batavae brevis et accurata descrip¬ tio, nunc prim, in lucem ed. Amst., 1663. 24°. Scbijnt verscbillend van 't gescbrift van B. boven N0. 49.
NEDERLAND, IN 'T ALGEMEEN. ? * 59 A. Montanus en T. van Domselaer, Beschr. der eerste inwoners van Holland. Amst., 1664. 12°. 60 A. Boussingault, La guide universelle de tous les Pays-Bas ou les 17 provinces. Paris, 1665, 72, 73, 76, 77. 8°. 61 P. de la Court, of van den Hove, Sclirijver van: Interest van Holland, Aanwysing der heilzame politieke Gronden, en van meer andere staatkundige werkjes, tusschen 1660 en 1665 in de Provincie Holland, met of zonder zijne naamletters, maar onder Let oog van Jan de Witt, uitgegeven. Zie hierover, na D. Groebe, het meest volledig Pred. Muller, in zijnen meermalen aangehaalden Catal, 1859. N0. 369—389. 62 J. Lydii Belgium gloriosum. Dordr., 1668. 12°. ^ In hetzelfde jaar door hem in het nederduitsch overgezet onder den titel: J. Lydius, 't verheerlikte ofte verhoogde Nederland. Amst., 1668. 12°. Er was aan die overzetting eene andere voorafgegaan in hetzelfde jaar, getiteld: 't verheerlijckt Nederland, ofte korte verklaringe, hoe wonderlick Godt de vrijheidt ende't gesagh der Nederlanders bewaert heeft. Ten deele vertaelt uit het lat. geschr, door J. L. Amst., 1668. 12°. Doch deze overzetting was zoo slecht, dat de schrijver zich genoodzaakt zag ten zelfden jare eene uit zijne eigene pen te leveren. (Zie hoofdzakelijk Schotel, Kerkel. Dordr., I. 413.) 63 G. Hornii Bespublica Belgica: eene zijner dissertt. hist, et polit. L. B., 1668. 12°. 64 Holland, oder Beschreibung der 7 Verein. Niederl. Provintzen. Leipzig, 1672, mit Grundrissen. 8°. 65 Nouvelle Description des'17 Prov. des Pays-Bas, et de toutes . les villes qu'elles contiennent. Kouen, 1673. Brux., 1673. 3me edit. 12°. 4e edit. Brux., sans date. Beide zijn denkelijk hun oorsprong of herdruk verschuldigd aan den oorlog van Duitschland en Erankrijk tegen en het tijdelijk vcrblijf dier legers in onzen Staat. 66 W. Temple, Observations upon the United Prov. of the Netherlands. Lond., 1672, 1673. 2d edit. 8°. Ook in het nederd. 1673 (twee drukken, te Amst., voor Jacob Vinckel,
8
NEDERLAND, IN 'T ALGEMEEN. v en voor de Wed. Jos. Braining) beide in 4°. — 8e eng. uitg. Lond., 1747. 8°. — In bet nederduitsch (nog) Rott., 1692, Amst., 1693. — In bet franscb, la Haye, 1674. 8°. — Te Parijs, in betzelfde jaar. 12°. — Te Utrecht, 1702, 1706* 1713. 12°. (Cat. M., 1859. 1649—1651.) 67 I'Etat present des Prov. Unies des Pays-Bas. Paris, 1674. 8°. Remarques sur ce livre. la Haye, 1674, 8°. Beide anoniem. 68 Le Mercure de la Gaule Belgique, ou description de toutes les villes des 17 Prov. des Pays-Bas. Cologne, 1682. 12°. 69 Edw. Brown, Naukeurige en gedenkw. reizen door Nederlandj Duitsland, Hongarijen, uit bet eng., m. pll. v. J.Luyken. Amst., 1682. 4°. 70 Collectio monumentorum Belgii Poederati per Phileleutherum Timareten. Pars U, Amstelod., 1684. 8°. Eene uitg. van 1695 te ?, vermeld in den Catal. d'Haene de Steenhuysen, 1843. N0. 2277. In den Navorscher, 1857. biz. 88, wordt op goede gronden als waarschijnlijk schrijver opgegeven Th. Janssonius ab Almeloveen. Zie ook bieronder op bet jaar 1777. 71 S. van Leeuwen, Batavia illustrata, ofte Yerhand. enz. 'sHage. 1685. fol. Soms in 2 din. gebonden, ofscboon de bladz. doorloopen en bet steeds bij een le deel gebleven is. (Cat. M., 1859. 920.) 72 A. Houtuijn, Reip. Batavae liber primus. Hagae Com., 1689. 12°. 73 G. Leti, Teatro Belgico, o vero ritratti — delle 7 Province Unite. Amst, 1690. 2 vol. m. 200 pll. 4°. (Cat. M., 1859. 933.) De platen alien vroeger elders of afzonderlijk uitgegeven. 74 Travels through Planders, Holland, Germany, Sweden and Denmark. London, 1693. 8°. the 6th edit. Amst, 1733. 75 P. M. R., ou Pallardy, dictionn. geogr. des Pays-Bas, du Cambresis et du pays de Li&ge, avec des remarq. d'bist. et de chronol., Amst., 1695. 8°. 76 Les delices des Pays-Bas ou Description des 17 Prov. av. fig. Brux., 1697, 1700. 8°. (Het is oorspronkelijk opgesteld door J. B. Christinaeus en door J, E. Eoppens in 1700
nedejiland in 't algemeen.
9
vermeerderd, ofschoonBAUBiER eenBrusselsclien boekverkooper, Dobbelaer, opgeeft, die in den jare 1697 bet eerste ontwerp van dit boek zou geleverd bebben. — Latere uitgaven, aid. 1711. 3 din.; 1720. 4 din., en 5* editie, 1743. 4 vol. av. fig. 8°. — Vermeerderd, 6® uitg. Liege. 1769. 5 vol. 8°. Pa¬ ris, 1785. 5 v. — 7me edit. Anvers, 1786. 5 vol. 12°.) Ook in bet nederduitsch, bet Scbouwburg der Nederlanden, ofte geogr. en bistor. bescbr. der 17 Nederl. provincien, uit bet franscb naauwkeurig overgezet, en met verscheyden steden vermeerdert. Antwerpen, Spanogbe. 1785. m. kaarten en pll. 5 din. 12°. Bij die uitgave is, gevoegd een: Dictionnaire ou histoire abrdge des bommes nes dans les 17 provinces des Pays-Bas. 2 vol. (Cat. M., 1859. 310, 311.) — Van eene 8® edit, verscbeen slecbts bet eerste deel, eindigende met bl. 1078. Brux., 1793. Zie Goethals, Hist. d. lettres en Belg. T. III. p. 185 env. 77 M. Alting, Descriptio, secundum antiques, agri Batavi et Frisii, una cum conterminis; sive notitia Germaniae Inferioris cis et ultra Bbenum. Amst., 1697. m. kaarten. fol. (Cat. M., 1859. 46.) 78 M. Alting, Descriptionis Prisiae inter Scaldim et Amisiam pars altera. Amst., 1701. c. tabb. fol. 79 H. L. Benthem (P. C. und S. aus Bardewick), Holiandiscber Kircb- und Schulenstaat. Prancfurt und Leipzig, 1698. 2 dn. 910 en 750 blzz. 8°. tfHoewel de titel zulks niet opgeeft, bebelst dit gescbrift * vele en verscbeidene aanmerkenswaardigebijzonderheden *van sommige vlekken, steden en dorpen dezes lands, 'die elders te vergeefs gezocbt worden." Zoo heeft in mijn ex. aangeteekend wijlen (f 1797) de Leidsche StadsSecretaris Daniel van Alphen, Jctus. 80 Eeisboek door de Yereenigde en Oostenrijkscbe Nederlandscbe provincien en der aangrensende landscbappen. Amst., 1698. 8°. 3® vermeerd. druk. Aid., 1700. 81 Hetzelfde, veel veranderd. Aldaar, 1721. 8°. 82 S. A. Gabbema, Nederlandscbe watervloeden of bescbrijving van alle watervloeden, voorgevallen in Holland, Zeeland, 2
10
NEDERLAND IN 'T ALGEMEEN.
Flaandren, Braband, enz. In 't ligt gebragt door T. Gutberleth. Gouda, 1703. 's Gravenb., 1718. m. pi. 8°. 83 Car. Ereschot, Kemarques histor. et crit. faites dans un voyage d'ltalie en Hollande en 1704. Cologne. 1705. 2 vol. 8°. 84 (M. Chilliac,) Methode facile pour apprendre Thist. de la republ. de Hollande; avec une description historique de cet etat. Paris, 1705. 12°. 85 K. be Hooghe, Spiegel van Staat vervatt. de macht d. Generaliteit, en daar in de Collegien, Recbtbanken,Steden,Schansen enz. Amst., 1706. 2 din. met platen van den auteur. 4°. 86 R. Roukema, R. de Hs. Sp. van St., voor zoo verre als die de provincie van Eriesland betreft, onderzogt en teregtgebolpen. Leeuw., 1707. 4°. 87 J. be Ruyter, Wandelinghe of beschr. der voornaamste steden van Vlaanderen en Brabant, met de beschr. van de steden en sterkten van Holland, Zeeland en andere plaatsen. Antwerpen, 1710. m. pi. 8°. 88 L. Smibs, Schatkamer der Nederl. Oudheden, met pi.' Amst., 1711. 8°. — 2e druk, vermeerd. door P. Langenbijk. Haarl., 1737. — 3® vermeerd. druk, met een Aanhangsel door Th. van Brussel. Amst., 1774—78. 2 din. m. pll. 8°. (Cat. M., 1859, N0. 1546—1548.) 89 Antiquitates Belgicae of Nederlandsche Oudtheden. Amst., 1700. 1715. 1756, 5e druk. m. pi. 8°. Eene door J. van Royen vervaardigde omwerking en vermeerdering van bet geschrift van R. Verstegen. Zie boven N0. 28. 90 Batavia sacra, sive res gestae apostolicorum viror. qui fidem Bataviae primi intulerunt; in duas partes divisa, industria ac studio T. S. E. H. L. H. S. T. L. P. Y. T. Brux., 1714. m. portr. fol. Onder dezen naam schuilt de's Gravenhaagsche Geestelijke H. E. van Heussen. Bit werk werd in 't nederduitsch overgezet onder den titel van: Batavia sacra of kerkelijke historic en oudheden van Batavia. Antwerp., 1715. 3 din. m. pi. 8°. Toen nu van Heussen in 1719 een pars IIa onder den titel van: Historia Episcopatuum foederati Belgii, mede in folio te Brussel had uitgegeven, werd
NEDERLAND.IN 'T ALGEMEEN.
11
Let geheel door H. tan Run, van Delft, van de Bisschoppelijke klerezij, met zeer vele aanteekeningen verrijkt, onder den titel van: Kerkelijke historic en Oudheden der Zeven Vereenigde Provincien, te Leiden in 1726 met andere pll., portr. en kaarten, in 6 dn. fol. in 't lickt gegeven, nadat de gedeelten waaruit dit werk bestaat, d. i. de Oudkeden van Utrecht, Rijnland, Zuidholland, Schieland, Delfland, Kennemerland, Noord-Holland, Zeeland, Yriesland, Deventer enz. ter zelfder plaats van 1719—25 toe, mede in 8°. in 14 deelen waren verschenen; met dezelfde pll., portr. en kaarten. De portretten zijn meerendeels ontleend aan de verzameling, berustende in het Archief van de Jansenisten te Utrecht. Sommige portr. uit v. Bleiswijck, Delft; anderen (kaar¬ ten b. v.) uit Smallegange, Chronijk van Zeeland. Deze laatstgem. uitgaven in folio en 8°. zijn zoo zeer dezelfde, dat van den tekst des werks, die in folio in twee kolommen gezet is, hetzelfde zetsel voor den 80.-druk gediend heeft. De oorspronkelijke uitgave van 1714 en 1719, nu geheel onbruikbaar geworden zijnde, is zij geheel omgewerkt nogmaals in het latijn verschenen onder den titel: Historia Episcopatuum Eoederati Belgii per H. E. v. H(eussen), Sac. Th. Lie. Vic. Traj. Antverp. et Ultraj. 1733. m. vele pi. en portr. 2 dn. folio; eene uitgave die (misschien alleen met nieuwen titel) herhaald werd, ter zelfder plaats, 1755. fol. 91 P. Cluverius, Batavische Outheeden, met de verhand. overde 3 uitloopen v. d. Rhijn door P. C.; uit h, Latijn vert. 2e druk, vermeerd. met eene Inleid. door J. Love. Amst., 1719.2 din. 8°. Is niet dan eene vert, van Cluverius, met eene inleiding van 110 bl. Wanneer de le druk verscheen is mij onbekend. 92 G. de Marcilly, Relation historique et theol. d'un voyage en Hollande et autres provinces des Pays-Bas, avec des notes crit., hist, et chronol. Paris, 1719. 8°. 93 Description du Pays-Bas des 17 Pro v. Paris, 1720. 8°. 94 E. Halma, Tooneel der Vereenigde Nederlanden, vervolgd door M. Brouerius van Nidek. Leeuw., 1725. 2 din. m. pi. en kaarten. fol, (Cat. M., 1859. 646, 47.)
12
NEDERLAND IN 'T ALGEMEEN.
95 Kabinet van Nederl. en Kleefsche Oudheden, bescbreven door M. Brouerids a Nidek en Is. le Long, afgebeeld door A. Rademaker. Amst., 1727—33. 6 din. 4°. De platen van R. zijn het eerst in 1725 met afzond. titel uitgeg. — In de uitg. van 1727 zijn de pi. v. ond. met Holl., Fr. en Lat. uitlegg, en van achteren niet bedrukt. In de latere uitg. is de uitlegg. weggelaten en zijn de pi. bedrukt. — Meermalen (ook 1752) met vermeerderingen (en met vele platen van latere graveurs) herdrukt; laatstelijk met eenen gebeel omgewerkten en aangevulden tekst verrijkt door J. H. Reisig. Amst., 1792—1804. 8 din. met pi. 8°. Yddr deze laatsteuitgaveheeftmen deportretten dergenoemde bewerkers op een blad, en wel in deze orde, afgebeeld: Rademaker Br. van Nidek Le Long Reisig. (Zie ook Cat. M., 1859. 1363—69.) 96 F. M, Jankjon, Etat present de la Republique des ProvincesUnies. La Haye, 1727 et 1729. 2 vol. 8°. — In het nederduitsch, aldaar, 1731. 4 din. 8°. (In beide talen meermalen herdrukt, ook in het fransch, 1736 et la Haye, 1755. 2 v. Niet voltooid.) 97 (Baron de Waleff,) Description de la Hollande, a M. ... Uit: M. le Baron de Waleff, Oeuvres nouyelles. Liege, E. Kints, 1781. Tome Ir. 8°. 98 Avontuurlijk Zomertogtje of Omlands reisje uit Holland, door 't Sticht Utrecht, Overijssel, Gelderland, Cleefsland de Mijerije van den Bosch, Breda, enz. Amst., J. Loveringh, 1734. 8°. In de // Omlanden" op den titel vermeld, komt de schrijver niet; Noord-Holland, Friesland, Groningen, Drenthe, Zeeland bezocht deze zeer woordenrijke anonymus niet. 99 A. de la Barre de Beaumarchais, le Hollandais, ou lettres sur la Hollande ancienne et moderne. Francf., 1738. 8°. 100 Les amusemens de la Hollande, avec des remarques sur le genie, les mocurs et le caractere de la nation. La Haye, 1739. 2 vol. 8°.
NEDERLAND IN 'T ALGEMEEN.
13
101 Gunsteling van Neurenberg, Aanmerkk. over de redevoeringen van Klaas Jeroen Gundling over den staat der Eepublijk van Holland. Onder de linden der geleerden (Leiden of Amsterdam). 1736. 8°. N. H. Gundling, namelijk te Halle, had in 1734 een Discursus de republica Hollandica uitgegeven, een deel van een grooter werk. P. Burman had kort daarop in dezelfde taal, onder den naam van Pavoritus IJoricus, teregt dezen discursus gegispt. Daarna verschenen hetzij van hem, hetzij onder zijn toezigt, deze pseudonieme Aanmerkingen. 102 (J. Wagenaar en anderen,) Tegenw. Staat der Yereenigde Nederlanden. (Zie bij alle de verschill. Gewesten.) Amst., Is. Tirion; Joh. Allart. 1739—1803. m. kaart. en pi. 8°. (Cat. M., 1859. 1601.) Het eerste deel van de Tegenwoordige Staat is in het hoogd. vertaald onder den titel: Zustand der gegenwartige und die wahre Staatsverfassung der Yerein. Niederlande, worin ihre weisliche Staatsverfassung, samt der Historic von 1667 an bis hieher enthalten. Leipzig, 1749—175(?). 7 stn. 8°. — Een laatste stukvanOverijssel door G. Dumbar verscheen nog in 1859. 103 J. "Willemse, Korte Beschrijving der 17 Prov. Amst. (zonder jaar). Yerscheen tusschen 1740 en 1770. 8°. 104 O. Burrisu, Batavia illustrata: or a view of the Policy and Commerce of the United Provinces. Lond., 1742. 8°. 105 A Description of Holland, or the present State of the Uni¬ ted Provinces. Lond., 1743; Hague, 1749. 8°. — 4e uitg. Leyden, 1765. 8°. 106 (A. Drakenborch,) Aanhangsel op de Kerkelijke Oudheden van Nederland. Utrecht, 1744. 8°. Is een toevoegsel tot N0. 90. (Cat. M., 1859. 702.) 107 J. H. Dielhelm, Denkwiirdiger und niitzlicher Bheinischer Antiquarius, nebst einer kurzen Beschreibung der vornehmsten Stadte in Holland, mit des nehmlichen Anmerkungen.. Prankfurt,t1744. 2 torn, herdr. aid. 1775. 8°.
u
NEDERLAND IN 'T ALGEMEEN.
108 (Fr. Al. A. de la Chenaye des Bois,) Lettres Hollandoises, ou les moeurs, les usages et les coutumes des Hollandois compardes avec ceux de leurs voisins. Amst., 1747—50. 2 torn. 8°. 109 Favier, Essai historique et politique sur le gouvernement politique de la Hollande. Londres, 1748. 2 torn. 12°. 110 Der wahre Zustand und Staatsverfassung der Verein. Niederlande. a. dem Holland. Leipz., 1748—56. 8°. Zal de zoo even vermelde overzetting van Wagenaar zijn. Zie N0. 99. 111 J. F. Fabre, Abrege de la Geographic historique des sept Prov.-Un. La Haye, 1750. 8°. 112 Z. C. von Uffenbach, Merkwurdige Eeisen durch Niedersachsen, Holland und Engeland. Ulra, 1753. 3 dln.m. pi. 8°. Hefc derde deel, biz. 260—721, is over Nederland, doch over Nederland in 1710 en 1711. 113 Beschrijving van het oude Batavische Zeestrant. m. kaarten. 'sGravenh., 1753. 8°. Als schrijver geeft men op den Advokaat-Fiskaal Fr. van Limborch; anderen noemen den waterkundige M. Bolstra. (Cat. M., 1859. 154.) 114 A new Travellers Companion through the Netherlands. Hague, 1754. 8°. 115 ... Generale Lijst van alle steden en dorpen der Yereen. Nederlanden, in alfab. orde. Amst., 1756. 12°. 116 J. F. Seyffarth, Der gegenwartige Staat von Holland. Niirnb., 1756. 8°. 117 S. H. van Idsinga, Staatsregt der Vereenigde Nederlanden. Leeuwarden, 1758—65. 2 din. fol. Ofschoon bl. 466 van het 2de deel eindigt met de woorden: //Einde der eerste verdeelinge van 't tweede deel" is er verder niets van verschenen. Eene opgave van den inhoud dezes werks (aan hetwelk de kundige P. Paulus liever den naam van Historische Mengelingen wilde gegeven hebben) verscheen te Leeuw., 1773. 4°. (Cat. M., 1859. 781.) Ook verscheen nog: Oordeel van de Bibliotheque des Sciences over 't voorgaande werk. Znd. jaar. fol.
NEDERLAND IN 'T ALGEMEEN. . 15 118 J. Bent, Aldervroegste Yaderlandze Oudheden. Hoorn, 1761. 4°. 119 A. Kluit, Wederlegging der ontzwagtelde en gezuiverde al¬ dervroegste. vaderlandze Oudheden van J. Bent; en korte bijl. over het Westfriese Jagtregt. 's Gravenh., 1761. 8°. Waarop Bent in 1774 weder antwoordde in: Yang op den Windraolen. (Cat. M., 1859. 114, 115.) 120 Yon (of de) Blainville, Keisebeschr. durch Holland, Oberdeutschland, die Schweiz, besonders Italien, nebst Zusatze; deutsch iibersetzt von J. T. Kohler, Lemgo, 1764—67.5 din. 4°. De 60 eerste biz. bevatten de reis in Nederland, die reeds van 1705 dagteekent. 121 (. . .) Korte en Zakelijke Beschrijving der Vereenigde Nederl. en derzelver onderhborigeLandschappen. Amst.,1766.80. Er zijn er die, op grond van een Catalogus, dit boek tot het jaar 1746 brengen. 122 E. L. A. Horschelmann, Sax.-Weim. Kommissions Sekretar u. Kanzleybeamter beym Grafen von Stadl zu Gratz, Politische Statistik der Yereinigten Niederlande, od. Nachricht von den seit 1579 bis auf d. gegcnw. Z. dort vorgef. Staatsbegebenheiten und dem heutigen Zustande und Verfassung derselben. mit Beylagen, o. 0. (Niirnberg), 1767. 2 din. 8°. 123 Coriat Jr., Journey through part of the Netherlands. London, 1769. 3 vol. 8°. 124 W. A. Bachiene, Kerkelijke Geographie der Vereen. Nederl. met kaarten. Amst., 1768—73. 4 din. 8°. — Er zijn ook latere uitgaven, als van 1791. 5 din. 125 Dautun, Waterbeschrijving der Yereen. Nederlanden. Amst., 1771. m. pi. 8°. (Cat. M., 1859. 396.) 126 Tour of Holland, Dutch Brabant and the Austrian Nether¬ lands. Lond., 1772. 8°. 127 W. A. Bachiene, Beschrijving der Yereen. Nederl. Amst., 1773—79. 5 din. 8°. (Cat. M., 1859. 82.) 128 J. Marshall, Eeisen durch Holland, Elandern, Deutschland, u. s. w. in 1768—70. u. s. w. Aus dem Engl. Danzig, 1773. 3 din. 8°.
16
NEDERLAND IN 'T ALGEMEEN.
129 J. C. Sepp, Beknopte algemeene (leograpliie van de^provincien der Vereen. Nederl., ten geleide van zijne nieuwe geogr. ned. reis- en zak-Atlas. Amst., 1773. langw. 4°. 130 S. Stijl, De opkomst en bloei van de republiek der Vereenigde Nederlanden. Amst. en Harlingen, 1774. 2e druk, vermeerderd met Slotzang. aid. 1778. 8°. 3e druk, Brussel, 1824. gr. 8°.; eene latere, Dordrecht bij Los. kl. 8°. 131 Traduction frangaise: S. Stijl, origine et prosperity des Pays-Bas, par A. G. Chotin. Bruxelles, 1829. 8°. (Cat. M., 1859, 1681—1633.) 132 J. J. Bjornstuhl's reizen, Dl. V. 1783. Utr. en Amst. 8°. In dit deel is van biz. 323 tot 479 zijne reis door de Nederlanden in 1774, vervat. 133 Coyer, Abbe, Voyages d'ltalie et d'Hollande. Paris, 1775. 2 din. 8°. 134 Verzameling van gedenkstukken in Nederland, nit geestelijke en waereldlijke gesticliten en opentlijke plaetsen, • bijeenvergadert door Phil. Timareten (T. J. ab Almeloveen), uit bet latijn vertaald door A. Frese. 's Gravenh., 1777, 78, 81. Dl. I—III. D st. m. pi. 8°. Deze vertaling bevat Delft, 's Hage, Scheveningen en Dordrecht en is waarschijnlijk, toen de politieke onrust de belangstelling in de oude gedenkstukken deed verminderen, onvoltooid gebleven. Het latijn (1684) (hierboven, N*. 70) ging veel verder. Het Dl. Ill, le stuk komt schier nooit voor. (Cat. M., 1859. 1662.) 135 (Accarias de Serionne,) La richesse de la Hollahde. Londres, 1778. 2 vol. 4°. Een druk in 5 dn. 8°. verscheen aldaar reeds tien jaren vroeger. Zie voorts N0. 139. 136 Le guide de la Flandre et de la Hollande. Paris, 1778. 12°. reimpr. 1779. 137 (Sam. Franc. l'Honore, Avocat a la Haye,) La Hollande au 18me siecle. La Haye, 1779. 8°. 138 J. Bent, Oudheidkundige Aanteekeningen op Bhijn, Maas en Waal (tegen A. Kluit). Amst., 1779, 4°.
NEDERLAND, IN 'T ALGEMEEN.
17
138*La Ifollande an 18© siecle, on nouvelles leltres cont. des remarques sur les principales villes, etc. la Haye, 1779. 8°. 139 (Accarias de Serionne en) !El. Luzac, Hollands Bijkdom. Leiden, 1780. herdr. aid. 1801. 4 din. 8°. Vertaald uit het Fransch in 1765 te Leyden in 3 din. verschenen, doch vermeerderd. Is in Let hoogd. vertaald, 1778 door J. L. Benzler, 1788 door A. F. LiiDER, 1788—90 door J. A. Engelbrecht, te Greifswald in 3 din. (Cat. M., 1859. 971—73 en 1516, J7.) 140 (Pilati de Tassulo,) Lettres sur la Hollande. La Haye, 1780. 2 vol. 8°. 141 L'observateur frangais a Amsterdam, ou lettres sur Petat present de la republique des Provinces-Unies, avec des notes et des remarques historiques (par Damiens de Gomicourt.) Amst., 1779. torn. 1 (et unique), kl. 8°. of 12°. Amst., 1780. m. pi. 8°. la Haye, 1781. 12°. Van dezen derden druk luidt de tilel aldus: PHomrae en Hollande, ou le framjais observateur. Correspondance sur Petat present de la republique des Pr.-Un., avec cartes, plans et fig. Zie ook: Barbier, Diction, des anonym. N0. 12886. 142 Precis du Voyage de PEmpereur Joseph II en Hollande. Amst., 1781. 8°. 143 Journal^abrege concernant le passage de M. le Comte de Hagha (Gustave III) en Holhmde. La Haye. 1780. 8°. 144 J. Dibbetz Westerwout, Beschrijving der 17 Nederl. Provincien. Nijmegen, 1781. 8°. (Cat. M., 1859. 412.) Het is een nieuwe titel en voorberigt voor een werk, ongeveer 50 jaren ouder. 145 G.Lefebure, Baron de St. Ildephont, Itineraire historique, politique et geographique des 7 Provinces-Unies des P.-B., La Haye, 1782. 2 vol. 8°. 146 F. W. Pestel, Commentarii de Kepublica Batava. L. B., 1782. 8°. (Cat. M., 1859. 1312.) ft Eene tweede, zeer vermeerderde, doch onvoltooide uitgave van dit werk, welke sleclils de gewesten Gelderland, Holland en Zeeland behandelt, verscheen L. B., 1795. 3 din. 8°. (Cat. M., 1859. 1313.) 3
18
NEDERLAND, IN *1 ALGEMEEN.
147 J. J. Volkmann, Neueste Reisen durch die Vereinigten Niederlande. Leipz., 1783. 8°. 148 H. Sander, Beschreibung seiner Reisen durcli Frankreiclt, die Niederlande, Holland, Deutschland und Italien. I^eipz., 17S3, 84. 2 din. 8°. 149 Ph. Thicknesse, A years journey through the Pays-Bas and Austrian Netherland. London, 1784. m. pi. 8°. Een werk van zonderlingen aard. 150 E. M. Engelberts, Aloude Staat en Gesehiedenis der Vereeif. Nederl. Amst., 1784—99. 4 din. m, pi. en kaart. 8°. Dit ten proeve van hetgeen over den toestand tier Batavieren ook door de Lange en anderen gesehreven is. (Cat. M., 1859. 468.) von Holland. k151 C. Renhausen, Allerneueste Staatskunde Berlin, 1785. 8°. 152 Descrizione geografiea della republicadiOIanda,suericchezze, commereio, popolazione, governo etc. Eirenze, 1785. 8°. 153 J. M. Affsprung, Ueber die Vereinigte Niederlande, Briefen au *. TJlm, 1787. 8°. 154 A tour, sentimental and descriptive', through the United Provinces, Austrian Netherlands and Prance. London, 1788. 2 vol. 8°. 155 View of the Genius, Character, Manners, Government and Politics of the Dutch. Lond., 1788. 8°. 156 History of the Dutch Republic. London, 1788. 8°. 157 0. Redelijkheid, Ons gemeenebest, de staat der Vereen. Nederl. *s Hage, 1789. 8°. 158 (G. C. Baron Spaen de Voorstonden,) Lettres d'un voyageur Gueldrois, ecrites de Hollande, d'Angleterre et deSpa; dediees a Mmo la baronesse de Spaen de Hardenstein. Arnh., 1789—90. 3 din. 8°. De le helft van Dl. I en de le van Dl. Ill handelen over Noord-, de 2e helft van Dl. Ill over Zuid-Nederlatid of Belgie. Werd ook overgezet in het hoogduitsch, Arnhem, 1792. 3 din. 8°. De schrijver was toenrnaals nedcrlandsch afgezant te Lissabon, later te Weenen. (Cat. M'., 1859. 1566; zie ook nog 1567.)
NEDERLAND, IN 'T ALGEMEEN.
19
159 F. W. Pestel, Brevis Expositio Keipublicae Batavae. L.BM 1789. 8°. Zie N0. 146. 160 Tableau sommaire et pliilos. du genie, caractere general, etc. des Bataves, traduit de Panglais, avec des remarques par Melon (of Millon). La Haye, 1789. 8°. Misschien dezelfde M. C. Millon, van wien de CataU M., 1859, een geschiedk. werk van 1777—87 op N0. 1066 opgeeft. 161 J. Ireland, Picturesk tour through Holland, Braband and part of France, in 1789. London 1790. 2 voll. met pi. in aquatinta. 8°. 162 J. F. Martinet, het Yereenigd Nederland, m. pi. Amst., J. Allart, 1790. 9°. Is het 8e deel van M* historic der wereld. (Cat. M., 1859. 1004.) 16 3 Hetzelfde verkort, ten gebruike der sckoolen. Amst., 1788. 8°. 16 4 les Pays-Bas Unis, abrege. Amst., 1790. 8°. 165 ( ) Het Vaderland of beschrijving der zeven Vereen. Nederl. Prov. met pi. en portr. Amst., 1791. 8°. (Cat. M., 1859. 1003.) Jin 1829 heeft men beide werken van M., vereenigd en vermeerderd, herdrukt; zie 271. 166 Register der steden en dorpen der Nederlanden. 'sHage, 1790. 8°. 167 Tafereel der Staatsche, Pruissische, Fransche en Oostenrijksche Nederlanden, Amst., 1790. 8°. 168 Ysbr. van Hamelsveld, de zedelijke toestand der Nederlandsche natie op het einde der 18c eeuw. Amst., 1791.8°.. (Cat. M., 1859. 649.) 169 G. Forster, Ansichten vom Nieder-Rhein, von Brabant, Flandern, Holland, England und Frankreich in 1790. Ber¬ lin, 1791. 2 Th. 8°. 170 Characteristik der Niederlander, oder philos. Gemalde ihres Geistes U. s. w. Aus dem Engl. Gotha, 1790. 8°.
20
XEDEBLAND, IN 'T ALGEMEEN.
171 J. Grabner, Brieven over de Vereenigde Ncderlandcn. Uit het Hoogd, Haarlem, 1792. m. pi. met een Bijvoegsel, zijnde een brief aan den uitgever der nederl. vert. Haarlem, 1793. 8°. De hoogd. uitg, is van Berlin, 1792. Hij was een Duitscher, bij ons als luitenant in dienst, en wel onderrigt: hij sneuvelde in Noord-Holland 1799. 172 Beytrage zur Kenntnisz, vorziiglich des gegenwartigen Zustandes von Drankreich und Holland (in 1790, 91). Leip¬ zig, 1792, 8°. 173 J. A. Backer, De jonge Beiziger door Nederland. Amst., 1792. 3 deelen. 9 stukken. Het eerste stuk was reeds van d. j. 1789. 8°. 174: K. G. Kuttner, Beytrage zur Kenntniss des gegenw. Zustandes von Brankreich und Holland: — auf Beisen durch diese Lander in 1787, 90 u. 91. Leipzig, 1792. 8°. 175 C. Biese, histor. geogr. Besehreibung der Stadte, Bestungen und Dorfer in den franzosischen Niederlanden. in alfab. Ordnung, mit 15 Bestungplanen. Brankf. a. M,, 1793. 8°. 176 W. A. Bachiene, Beknopte beschrijving en afgezette kaart der Vereenigde Nederlanden. Amst., 1793. 8°. 177 Handboek ter kennisse van Holland. Amst., 1793. 8°. 178 B. Barker en L. van Ollefen, Nederlandsche Stad- en Dorpbeschrijver, met kaart. en afbeeld. Amst., 1793—1801. 8 din. 8°. (Cat. M., 1859. 1143.) 179 De reizende Gouverneur, of wandelingen door Holland; handboek voor de bataafsche jongelingschap. Amst., H. de Yries. 1794. le deel; m. pi. 8°. 180 A Gazetteer of the Netherlands, containing a full account of all the cities, towns and villages in the 17 Prov. and the Bishoprick of Liege, Lond., 1794. met kaarten. 8°. 181 (J. G.) Borster, Ansichten vora Niederrhein, Brab., Blandren, Holland, etc. in April, Mai, Juni 1790. Neue Aufl. Berl. 1800. 3 Th. 8°. Is ook in het Bransch vert, door Cu. Pougens. Paris, an III (1795). 2 voll. 8°. 182 Pratt, Gleanings through Wales, Holland and Westphalen. London, 1795. 3 vol. 8°.
NEDERLAND, IN 'T ALGEMEEN.
21
183 Launige lleise durch Holland. In Yoricks Manier. Mit Charakter-Skizzen und Anecdoten iiber die Sitten und Gebniuche der Hollander. Aus dem EngL Zittau u. Leipzig, 1795. 2 Th. 8°. 184 Vrolijke reis van een Engelschman door Holland. 'sHage, 1796. 8°. Zal wel eene verkorle overzetting van het voorgaande zijn. 185 C. Covens, beknopte staatsbeschrijving der bataafsche Republiek, met kaarten. Amst., Covens. 1796, op nieuw, 1800. 80« 186 A. Cantavel, Voyage en Hollande et sur les frontieres occidentales de I'Allemagne, fait en 1794. Paris, An 5e de , la Republique (1796). 2 torn. 80.| 187 K. G, Kuttner, Wanderungen durch die Niederlande, Deutschland, die Schweiz und Italien in 1793 u. 1794. Leipzig, 1796. 2 dn. 2e uitgave, aid. 1807. 8°. 188 A. Riem, Reise durch Holland in 1796 und 1797. Erankf., 1797. 8°. 189 C. Covens, Alphabetische Naamlijst van alle Steden, Dorpen en Gehuchten in de Bataafsche Republiek. 's Hage, 1799. 8°. 190 H. de Groot, over de zeden en den inborst der Athenienseren, Romeinen en Hollanders. Hit het latijn vertaald en met aanmerk. door J. Meerman. Haarlem, 1801—04.4dn. 8°. (Cat. M., 1859. 619.) 191 Nodig en zaaklijk bericht aan het publiek wegens de groote Kaart der Bataafsche republiek (genaamd de kaart van Dr. C. R. T. Krayenhoff). den Hage, J. C. Leeuwenstijn. 1801. 8°. 192 Aardrijkskundige beschrijving der Bataafsche republiek, met eene kaart. Amst., 1801. 8°. 193 J. E. Droysen, Adjunct d. philos. Eacult. in Greifswald, Bemerkungen gesammelt auf eine Reise durch Holland und einen Thcil Erankreichs in 1801. Gott. 1802. 8°. 194 Em. Estienne, medecin, Statistique de la Batavie. Paris, an XI (1803). 8°. 195 Le Voyageur en Hollande, ou manucl pour ceux, qui veuIcnt visitor ce pays. Amst., 1804. en nogmaals, aid., 1807.8°.
22
NEDERLAND, IN 'T ALGEMEEN.
196 R. Metelerkamp, de toestand van Nederland in vergelijking gebragt met die van eenige andere landen vanEuropa. Rotterdam, 1804. dl. 1 en 2. 8°. Yier hoofdstukken zijn onder zijn naam, vertaald uitgegeven als: Tableau statistique de la Hollande en 1804, traduit du boll. Paris, 1807. 8°. (Cat. M., 1859. 1039.) 197 Memoire statistique sur la Hollande. Paris, 1805. 8°. 198 Hetzelfde werk vertaald; of: Memorie over Holland, deszelfs bevolking, koophandel, geaardheid van deszelfs imfoners, enz. uit bet franscb. Haarlem, 1805. 8°. 199 (A. Loosjes Pz.?), Nederland in't miniatuur. Haarlem, A. Loosjes Pz. 1805. kl. 8°. 200 Le Voyageur en Hollande. La Haye. 1805. .8°. 201 R. Pell, Reise durcb die Bataviscbe Republik in 1800, mit Anmerk. von K. Murhard. Leipz., 1805. 8°. 202 Hetzelfde werk in bet nederduitscb vertaald bij (en door) A. Loosjes Pz. met aanm. Haarlem, 1806. 8°. Het eng. verscbeen London, 1801. 8°. 203 Voyage en Zelande, Plandre et Brabant, en 1806. Amst., 1807. 12°. 204 Costumen, klederdragten, zeden en gewoonten van Hollands inwoners, door Portman. Amst., 1807. 4°. 205 (E. Maaskamp,) Afbeeldingen van de kleeding, zeden en gewoonten in de Bataafscbe republiek met den aanvang der 19e eeuw. m. 20 gekl. pi. Amst., z. jaar. (1810?) 4°. V 206 (E. Maaskamp?) Reis door Holland in 1806 en 1807. Amst., 1807. 3 din. 8°. 207 Voyage dans Pinterieur de la Hollande fait dans Pannde 1806, (par E. Maaskamp.) av. pi. Amst., 1807. 8°. 208 Een blik op Holland of scbilderij van dat Koningrijk in 1806, met pi. Amst., J. S. van Esveldt' Holtrop. 1807. 2 din. 8°. Vertaald onder d. tit.: Coup d'oeil sur la Hollande, ou tableau de ce royaume en 1806. Paris, (L. Collin.) 1807. 2 dn. 8°.
NEDERLAND, IN 'T ALGEMEEN.
23
209 S. van de Graafe, historisch-statistische bcschrijving van het konii)grijk Holland, met kaart. en pi. Amst., 1807. 3 stukken. 8°. Is niet verder gekomen dan Noord-Brabant. (Cat. M., 1859. 569.) 210 II. Potter, Wandelingen en kleine reizen door sommige gedeelten van het Vaderland. met pi. Amst., 1808, 9. 2dn.80. Hij was toen of werd later Predikant bij de nederduitsche hervormde gemeente te Hanau. (Zie Cat. M., 1859. 1347.) 21 1 Beize door de oude'en nieuwe oostelijke departementen van het koningrijk Holland en het hertogdom Ol¬ denburg in 1808. M. kaart en pi. Haarlem, 1808—09. 2 din. 8°. In het Hoogd. vert. Weimar, 1811. 8°. 212 Nieuwe Beiziger door het Koningrijk Holland, met. kaart. en plattegr. (door E. Maaskamp.) Amst., 1809. 8°. Ook 1810. 213 Verdeeling van de departementen van het koningrijk Hol. land jn ressorten en arrondissementen. Amst., 18Q8. 8°. 214 (E. Maaskamp), Description succincte du royaume de Hollande, trad, du holl. ay. cartes et fig. Amst., E. Maaskamp. 1809. 8°. 215 P. A. Nemnicij, Original-Beytrage zur eigentlichen Kenntniss von Holland, Tubingen, 1809. 2 dn. 8°, Deze bandjes zijn eigenlijk deel 3 en 4 van des schrijvers: Tagebuch einer Kultur und Industrie gewidmeten Beise. 21G J. Carr, Voyage en Hollande et dans le midi.de PAllemagne. Paris, 1809. 2 vol. 8°. 217 Brieven over een gedeelte van Duitschland en Holland in den jare 1809. Groningen, 1809. 2 din. 8°. Geschreven door eenige Groninger studenten, waaronder Th. van Swinderen en B. H. Lulofs, later hoogleeraren aldaar. 218 J. DE Gelder, Aardrijkskundige bcschrijving van het Ko¬ ningrijk Holland, met cene nieuwe kaart. Amst., 1809. 8°. (Cat. M., 1859. 529.)
NEDERLAND, IN 'T ALGEMEEN. 219 J. de Gelder, Tableau alphabetique des villes, villages et communes des departemens de la Hollande. La Haye et Amst., (181 ), 12°. 220 Y. D. de Musset (-Pathay), Fragment d'un voyage fait au mois de mai 1810 dans le Brabant Hollandais et dans les iles de la Zdlande. Paris, Colas. 1810. 8°. 221 Alphabetische lijst der steden en dorpen bij tractaat van 1810 door Holland aan Frankrijk afgestaan. Bott. 1810. 8°. 222 Yerdeeling van Holland in departementen, arrondissementen en vredegeregten. fr. en boll. Leeuw., 1811. 8°. 223 Therese H(uber), Beraerkungen iiber Holland. Lpz., 1811.8°. Zij was de ervarene doehter van C. G.Heyne, en weduwe van J. G. Forster. Zie boven, N0. 181. 221 Travel through Belgium in 1814, with maps and plates. Amst., 1815. 8°. 225 Geschied- en aardrijkskundig leesboek der Nederlanden. Leyden, 1815, 8°. 226 W. van den Hoonaard, Aardrijkskundige tafel der steden en vlekken van het koningrijk der Nederlanden volgens derzelver ligging. Kott., 1815—1818. 3 din. 8°. 227 Aardrijkskundige beschrijving van het Koningrijk der Ne¬ derlanden, met kaart. Amst., 1816. 8°. Hetzelfde werk in het fransch, in hetzelfde jaar. 228 Beis door Holland en Braband in de jaren 1807—1815, met gekl. pi. en kaart. Amst., 1816. 4 dn. 8°. 229 N. G. van Kampen, Staat- en aardrijkskundige beschrij¬ ving van het Koningrijk der Nederlanden, met eene kaart. Haarlem, 1816. 8°. — 2* druk, aldaar, 1827. 8°. (Cat. M., 1859. 826.) 230 J. J. Gosselin, Naamlijst der steden en voorname dorpen, uitmakende het Koningrijk der Nederl. Haarl., 1817. 12°. 2® uitgave. Amst., 1826. 2 din. 8°. (Cat. M.. 1859. 566). 231 Afstandswijzer voor het koningrijk der Nederlanden, op last des Konings vervaardigd aan het topographisch bureau, 's Grav., 1818. 8°. 232 Katcchismus van het Koningrijk der Nederlanden, of korte beschrijving der Vereenigde Nederlanden. Amsl., 1818. 8°.
NEDEULAKD IN 'T AtGEMEEN.
25
233 A cruise, or three months on the continent. By a naval officer; with engr. London, Law and Whittaker. 1&18. 8°. Een toer door Nederland naar Parijs. 234 J. B. de Bouge, Memorial administralif du Royaume des Pays-Bas, avec une carte. Brux., 1818. 8°. 235 Eleutserofhilos (P. H. A: J. Strick van Linschoten), Vertraute Briefe wahrend eines Durchflugs durch einen Theil der nordlichen Provinzen des Kdnigreichs der Niederlande, im Sommer des Jahrs 1817. Germania (Mannheim), 1818, 3 Th. 8°. (Cat. M., 1859. 1624.) 236 H. Smithers, Observations made during a residence in the Netherlands. Brussels, 1819. 2d edit. 8°. 237 J. Yanesse, Description geographique et commerciale du royaume des Pays-Bas et de ses colonies, av. une carte. Anvers, 1819. 8°. 238 Tours in Holland in the year 1819. London, privately printed. Z. j. 8°. 239 Dewez, Geographic du royaume des Pays-Bas. Brux., 1819. 2e edit, revue et augm. 1820. 12°. A la 2® edition on a joint les colonies asiatiques. 240 Alphabetische beschrijving van het Koningrijk der Nederlanden, met eene gekl. kaart. Amst., 1819. 8°. 241 J. A. G. Boom, onderwijzer te Boskoop, Beschrijving der steden en plaatsen in het Vaderlandsche Keisspel, met de kaart. Amst., 1819. 12°. 242 Almanak voor Beizigers, of reisboek in het Koningrijk der Nederlanden, met kaarten, platen en plattegr. Amst., 1819 —21. 3 stukjes. 8°. 243 B **, Tableau de toutes les villes, bourgs, villages — du royaume des Pays-Bas, avec indication de la distance du chef-lieu de leur canton. Brux. 1821. 8°. 244 Algeraeen Reisboek door het Koningrijk der Nederlanden, met kaarten. Leeuwarden, 1821. 12°. 245 J. A. G. Boom, Aardrijkskundige beschrijving der Neder¬ landen. Amst., 1821. 3e druk. 8°. Hetzelfde werk ook in het fransch; beide schijnen, een herdruk van N0. 227. 4
26
NEDERLAtfD IN 'T ALGEMEEN.
246 A. B. van Meerten, geb. Schilperoort, Reis door bet Koningrijk der Nederlanden. Amst., 1822—29. 5 dn. 8°. Zie Cat. M., 1859. 1025. 247 Hetzelfde werk, verkort, met pi. Amst., 1827. 2 dn. 8°. Onvoltooid, slecbts loopende .over dl. 1—4 van v't voorgaande. 248 J. J. DE Cloet, Geographic histor., pbys. et statistique da royaume des Pays-Bas et de ses colonies. Bruxelles. 1822. 2 voll. 8°. 249 P. J. Goetghebuer, Choix des monuments, edifices et maisons les plus remarquables du royaume des Pays-Bas. Gand, 1823—27. 20 cahiers de lithogr., avec texte. fol. 250 (Reichard,) Guide des voyageurs dans les Pays-Bas. Brux., 12° edit. 1823. 8°. De 9® druk, door H. Brue herzien, was van 1817. 251 Ch. Tennant, Tour in the Netherlands, Germany a. s. f. London, 1824. 2 voll. 8°. Hij reisde in 1821 en 22. Yerscheen ook in 't fransch. London, Longman et Comp. (1824.) 2 voll. 8°. 252 The Netherlands, a descr. of the character, manners, habits and costums of the inhabitants of the late 7 United Prov., Planders and Brabant, with 18 col. engr. Lond., 1824. 8°. 253 J. J7 Raepsaet, Yertoog over de poorterijen of gemeenten der Nederlanden. Leiden, 1824. (Werken van de Maatsch. der Ned. Letterk.) 8°. 254 J. Gaultier, Guide du royaume des Pays-Bas. Brux., (omstreeks 1824). avec cartes. 8°. 255 Jtindraire du Royaume des Pays-Bas (Provinces septentrionales). (Brux.) 1825. 8°. 256 Captain Batty, Views on the Rhine, in Belgium and Hol¬ land (met tekst). London, 1825. 12 aflevv. pll. 4°. 257 J. W. van Imbyze van Batenburg, Nieuwe alfab. naaralijst van al de steden, dorpen en der meeste gehuchten of buurtschappen, met het groothert. Luxemburg. Maastricht, 1825. 8°. 258 J. J. de Cloet, Voyage pittoresque dans le royaume des Pays-Bas. Brux., chez Jobard, 1825. 2 torn. 4° oblong.
nederland in 't algemeen.
27
259 The travellers guide through the kingdon* of the Nether¬ lands. Ostend, 1826, 12°. 260 J. M. Schrant, Beknopte natuur-en staatkundige beschrijving van 't Kon. der Nedd. I0 dr. Gent, 1826. 2e dr. aid., 1827. 8°. 261 B. Lobatto, Jaarboekje van het Kon. derNederl. 's Hage, 1826. 8°. (Wordt jaarlijks vervolgd.) 262 J. J. Gosselin, Alphabetische naamlijst der-gemeenten en derzelver onderhoorigheden, uitmakende het Koninkrijk der Nederlanden enz. Amsterdam, 1826. 8°. 263 P. N. Muyt, Geschied- en aardrijkskundige Beschrijving van het Kon. der Nederl., benevens de Geschiedenis der watervloeden en overstroomingen in hetzelve. Zaltbommel, 1826. 3e druk, 5 stukjes, met eene kaart. 8°, Be 1° druk verscheen in 1821, in 3 st., de 20 in 1824, in 4 st. 264 J. B. de Brueys, Oratio de oeconomia politica, si prudenter colatur, optimo prosperitatis civium, ac civitatis praesidio, hab. d. 25 raartii 1826. in: Ann. Ac. Bh.-Traj. 1827. 8a, Geheel met toepassing op Nederland. 265 J. J. de Cloet, Chateaux et monuraens des Pays-Bas. Brux., chez Jobard, 1827--1829. 2 torn. 4° oblong. 266 A. H. Niemeijer, Waarnemingen op eene Beize door een gedeelte van Westfalen en Holland in 1806. Uit het Hoogd. met pi. Haarlem, 1827. 8°. (Cat. M., 1859. 1110.) 267 G. J. P. QuARLEa de Quarles, De forma regiminis septem Foederatarum Provinciarum, quae exstitit. Leodii, 1827. 4a. 268 E. Maaskamp, Handboek tot verklaring der geschiedkundige kaart van het Kon. d. Nederl. Amst., E. MaaskamD. n 1827? 8°. 269 J. Gautier, Le voyageur dans le royaume des Pays-Bas, contenant une description ge'ogr., histor. et statist, du B. d. P.-B., suivi d un itineraire des postes. Bmxelles, 1827. 12a. Voy. le N0. 254. 270 H. Hulskamp, Aardrijksk. handleiding der steden en plaatsen in het Kon. der Nederl., benev. het hertogdom Luxem¬ burg. 's Hertogenb., 1828. 86.
28
NEDERLAND IN 'T ALGEMEEN.
271 R. G. Rijkens^ Willem Reislust, of aardrijkskundige Beschrijving van Let Kon. der Nederlanden, met een kaartje. Groningen, 1828. 8°. 272 (A. Cramer,) De Pelgrim der Nederlanden, schetsende de zeden en gebruiken in onderscheidene steden en dorpen. Amst. 1828. 4 din. 8°. 273 A. Quetelet, Reclierclies statistiques sur le royaume dea Pays-Bas. (Mem. de Bruxelles, Tom. Y.) 1829, 4°. 274 Le Peintre, Quatre mois dans les Pays-Bas, voyage dpisodique et critique dans la Belgique et^la Hollande. 2e edit. Paris, 1829. 3 voll. 8°. 275 J. F. Martinet, Het Vaderland, en het Vereenigde Nederland, 3a verbeterde en vermeerderde uitgave; of Aardrijksen geschiedkundige Beschrijving der 17 Nederl. Provincien en van het Groot-Hertogdom Luxemburg, 3® druk. Zaltbommel, 1830—33. 6 din. m. kaarten en pi. 8°. (Cat. M., 1859. L005.) 276 Batty, A family tour through South-Holland up the Rhine and across the Netherlands to Ostend. London, 1831. with engr. 8°. 277 W. van den Hoonaard, Overzigt der uitgestrektheid van het gebied der Yereen. Nederlanden in 1790, en van de verschill. staatkundige verdeelingen, die hetzelve sedert dien tijd ondergaan heeft. Met eene kaart. Amst., 1831. 8°. (Cat. M.f 1859. 753.) 278 Joh. Fliedner, Collekten-Reise nach Holland und Eng¬ land, — nebst Darstellung des Kirchen-, Schul-, Armenund Gefangnisswesens beider Lander. Essen, 1831. 2 Theile. 8°. 279 A. Balbi, Abrege de ge'ographie de la monarchic neerlandaise. Paris; 1833. 8°. Tome volumineux. (1000 pag.) 280 H. L. Wienbarg, Holland in den Jahren 1831 und 1832. Hamburg, 1833. 2 din. 8°. (Cat. M„ 1859. 1914.) De feilen van den Schrijver vermeldt dc K. en L. Bode 1834, N0. 12 en 13. 281 W. C. 11. Staring, Specimen de Geologia patriae, L. B., 1833. 4°.
NEDERLAND IN *T ALGEMEEN.
29
232 J. J. F. Wap, Aardrijkskundige bescbrijving van de Nederlanden na 1830. Breda, 1834. 8°. Het is een overdruk van des Sclirijvers vertaling van Cannabich's Aardrijkskunde. • 283 K. F. H. Steltzer, Fragmentarische Mittheilungen uber eine lleise durch Holland und einen Theil von Belgien in 1834. Koeln, 1835. 8°. 284 J. Scheltema, Over de groote veranderingen in de kuslen en stranden aan de Noordzee, tnsschen Schelde en Eems. (Utrecht, 1836.) Sea., G. en L. M., VJ, b. 101. 285 Proeve eener geschiedenis der Zuider-Zee. (Utrecht, 1836.) Sea., G. en L. M., YI, 6. 53. 286 N. G. van Kampen, Historische en plaatselijke beschrijving van gezigten in Holland en Belgie, naar teekeningen op de plaats zelve vervaardigd. Amst., G. J. A. Beyerinck. 1836—38. met 60 pin. 21 aflev. 40« 287 W. H. Bartlett, Vues de la Hollande et de la Belgique, avec une descr. histor. et topogr. de N. G. van Kampen, trad, du holl. par J. de Gazes. Londres, z. jaar, m. pi. 8°. 288 A handbook for travellors on the continent: being a guide through Holland, Belgium, Prussia and northern Germany, and along the Khine, from Holland to Switzerland. 2d edit. London, J. Murray. 1838. with map. 8°. 289 F. K. von Strombeck, Darstellungen aus einer Reise durch Deutschland und Holland imJahre 1837. Braunschw. 1838. 8°. Is het 6e deel van v. S's Darst. aus meinem Leben und aus meiner Zeit. 290 J. van den Honert, Alphab. register, ofnaamlijst der steden^ gemeenten en plaatsen in de noordelijke provincien van het Kon. der Nederl., met aanwijz. der arrondiss. en kantons, waartoe ieder derzelve zal behooren. Amst. 1838. 8°. 291 J. W. Dethmar, Pastor zu Anliolt, Freundliche Erinnerung an Holland und seine Bewohner. Essen und Rotterdam, 1838—41. 4 Thle. 8°. (Cat. M., 1859. 405.) 292 Mr. D. J. van Lennep, Over de Slaven, Wilten en Warnen, i vroegere bewoners dezer landen. Verhh. K. N. I. 11® kl. 6® dl. 1839. 4°.
30
NEDERLAND IN 'T ALGEMEEN.
293 P. J. Mendel, Album voor de aardrijkskundige, natuurk^ geschiedk. en plaatselijke beschrijving van Noord-Nederlandf volgens de nieuwste statistieke opgaven. m. kaarten en vign. 's Gravenh. 1839. 8°. 294 Belaugrijke geschiedkundige herinneringen, voorkomende op Reding's School-atlas van het Kon. d. NederL; verzarpeld door P. J.* Mendel, 's Gravenhage. 1839. 8°. 295 R. de la Sagra, Afgevaardigde bij de Spaansche Cortez, Reis door Nederland en Belgie, met toepassing op het lager onderwijs, de instellingen .van liefdadigheid en de gevangenissen in die beide landen. (Pdeel, Nederland.) Groningen, 1839—42. 2 din. 8°. 296 J. W. L. F. Ippel, Korte aardrijkskundige beschrijving van het Kon. der Nederlanden, volgens de laatste bepalingen met eene kaart. 4e druk. Amst., 1839. kl. 8°. 297 A. J. van der A a, Aardrijkskundig woordenboek der Ne¬ derlanden ; met aanhangsel. Gorinchem, 1839—55. 14 din. 8°. (Cat. M., 1859. 1.) 298 Joachim Wienbarg, Etwas iiber Holland. Erster Brief. Haag, 1839. 8°. 299 Mw. A. B. Schilperoort, Wed. van Meerten, Het noorden van ons vaderland, of vlugtige schetsen van een reistogtje over Utrecht door Yriesland, Groningen, Drenthe en Overijssel. Assen, 1840. 8°. 300 A. Ferrier de Fourettes, The travellers guide through Holland, from the french by H. R. Addison, Bruss. 1840. 8°. with engrav. (Cat. M., 1859. 492.) 301 De Aardbol, 3Q jieel: Beschrijving der Nederlanden, door A. J. Lastdrager, P. Best, P. H. Wjtkamp, D. Buddingh, Mr. J. P. Tresling, W. Eekhoff, Mr. Robide van der A a, Ds. H. M. C. van Oosterzee, Dr. C. R. Hermans. Amst., J. H. Laarman. 1841. met 200 houtsn., pin. en eene kaart. 4°. 302 J. C. Beijer, Geschied- en aardrijkskundige beschrijving van 't Kon. der Nederlanden en 't Groothert. Luxemburg, zoo als die bepaald zijn bij het tractaat der 24 artt. met een aauhangsel over dc buitenl. bezitt. Deventer, 1841. 8*.
NEDERLAND IN 'T ALQEMEEN.
81
303 X. Marmier, Leltres sur la Hollande. Paris, 1841. kl. 8°. Het derde hoofdstuk: Tine visile au roi Guillaume I is ook afzonderlijk uitgegeven. 304 W. J. Olivier, Manuel du voyageur en Hollande, av. gr. et une carte. Amst., 1842. 8°. 305 L. J, P. Janssen, Oudheidkundige mededeelingen. Leiden, 1842—1846. 4 stn. m. pin. 8°. 306 Prospectus van een kandboek voor reizigers door de Nederlanden, de Eijn-provincien, een gedeelte van Zwitserland, Frankrijk en Belgie, naar de waarnemingen van eenen Nederlandschen reiziger, gedurende' 1839—41. Utrecht, H. Thompson. 184(2?). 8°. 307 Mr. D. J. van Lennep, De oude gesteldheid dezer landen, toegelicht uit de charters. Tnstituut, Tijdschr. Amst., 1843, bl. 365; Yervolg, aldaar, 1845, bl. 127. 8°. 308 A. J. van der Aa, Beknopte geschied- en aardrijkskundige beschrijving van het Koninkrijk der Nederlanden en het Groot^Hertogdom Luxemburg. 2® verbeterde druk. Gor., 1844. kl. 8°. De le druk verscheen weinige maanden vroeger, 309 (Andre) van Hasselt, Belgique et Hollande. Paris, P. Didot. 1844. av. beauc. de pi. et portr. 8°. (Cat. M., 1859. 668.) Le Tom. 29 d'Europe, dans 1'Univers pittoresque. 310 E. B. Swalue (Dr. en theol.), Notice statistique sur le royaume des Pays-Bas et de ses colonies. In't maandschrift der fransche maatschappij de Statistique universelle (Paris, 1845). 8°. 311 N. Westendorp, Algemeen overzigt der Bomeinsche oudheden in de Noord. Nederlanden. (Gron., 1846.) Verhh. Gen. P. E. J. P., VI, bl. 1. 312 Mr. C. P. E. Eobide van der Aa, Oud-Nederland in de uit vroegere dagen overgeblevene burgen en kasteelen geschetst en afgebeeld. Nijmegen, 1846 en vv. 24 aflevv. of 2 din. 4°. 313 A. L. van der Harst, Berigt van inteekening op eene alfabetische naamlijst der steden, gemeenten en plaatsen in het Kon. der Nederlanden, met aanwijzing enz,, voorafgegaan door eene omschrijving der jagtdistricten enz., met
32
NEDERLAND IN 'T ALGEMEEN.
eene kaart der jagtdistrkten. 's Gravenliage, VV. P. van Stockura, Sept. 1846. 8°. 314 Mr. E. ST. M. Eyck tot Zuylichem, Berigt pmtrent de oude doopvonten in ons land, met afbn. Ber. Hist. Gen. Utr. le afl. 1846, bl. 223. 315 G. van Sandwijk, De kleine reiziger door bet vaderland. 2e dr. Purmerende, 1847—51. 4°. 316 Jbr. Mr. A. M. C. van Asch van "Wijck, De scbut- of Scbuttengilde in Nederland. Ber. Hist. Gen. Utr., 2e stuk, 1848. bl. 92 en III, 2® stuk, 1851. bl. 1. 317 A. J. van der Aa, Nederland, handboekje voor reizigers door ons vaderland. Amst, Meijer. 1849. m. 6 kaartjes. 8°. 318 Mr. J. Dirks, Gescbiedkundige onderzoekingen aangaande bet verblijf der Heidens of Egyptiers in de Noordelijke Nederlanden, bekroond door bet Prov. Utr. Gen. v. K. en W. 1850. 8°. 319 Mr. L. P. C. van den Bergh, De Nederlandscbe wateren vddr de 12® eeuw. (Arnb., 1850.) Nyboff, Bijdr. VII, 190 en 275. 320 Mr. E. N. M. Eyck tot Zuylichem, Overzigt van den bouwtrant der middeleeuwscbe kerken in Nederland. Ber. Hist. Gen. Utr., D. II, le stuk, 1850. bl. 67. 321 Alfabetiscb register van alle bewoonde oorden van bet koningrijk der Nederlanden, enz. door bet topograpbiscb bu¬ reau van bet Departeraent van Oorlog. 's Gravenliage, Erven Doorman. 1850. 8°. 322 H. Palier, Lijst eener prentverzameling der vaderlandscbe geschiedenis en aardrijkskunde der Nederl.'s Bosch, 1851. 8°. Buiten den handel. (Cat. M., 1859. 1283.) In de vorige eeuw verscbenen dergelijken, als b. v. in 1759, 1781; docb destijds voor veilingen. 323 Mr. J. van Lennep en W. J. Hofdijk, Merkwaardige kasteelen in Nederland. Met fraai gekl. pi., kaarten (en wapens). Amst. 1852—60. 3 serien of 6 deelen. gr. 8°. 324 L. J. E. Janssen, Oudheidkundige verhandelingen en mededeelingen. Arnb., 1853, 57, 59. 3 stn. m. gekl. pin. 8°. Ze bebben, gelijk N0. 298, genoegzaam alle betrekking tot Nederland.
NEDEBLAND, IN 'T ALGEMEEN.
33
825 S. Gille Heringa, Aardrijkskundig woordenboek van Nederland. "Vlissingen. 4°. De eerate druk, van d. j. 185. stond, volgens eenprospectus van Febr. 1854, door een sterk vermeerderden herdruk gevolgd te worden. Er verscheen in dat jaar: S. G, Heringa, aardrijksk. handwoordenboek voor Nederland. Breda, Broese en C0. 1854. kl. 8°. 826 A. J. van der Aa, Ons vaderland en zijne bewoners, beschrijving van de steden, dorpen enz. in Nederland, met pin. Amst., J. C. Loman Jr., Junij 1855. 8°. 40 aflev. waren beloofd. Enkele verschenen. 827 A. Esaunios, Articles sur la Hollande. In bet Tijdschrift: Bevue des deux Mondes. Paris, 1855—57, herdrukt Bruxelles, 1855—57. 8°. Vertaald in 't neerd. onder den titel: Nederland en het leven in Nederland. Amst., Binger, 1858. 2 din. 8°. 828 F. N. M. Eyck tot Zuylichem, Kort overzigt over de oude versterkingen en kasteelen in ons land, tot op de 16® eeuw. Met platte grn. Uitgave van het landbouwkundig gesticht te Montfoort, 1855. 8°. 829 W. C. H. Staring, De bodem van Nederland. Haarlem, A. C. Kruseman, Nov. 1855 en verv. 7 aflev. 2 din. 8°. 880 L. Mulder, Beschrijving der Nederlanden, met een kaartje. Amst., Weytingh en van der Haart. (1855?) 8°. 331 J. Dirks, Nieuwe bouwstoffen voor de geschied. van 't verblijf der Heidens in Nederland. (Arnh., 1856.) Nyhoff, Bijdr. X, 271. Zie boven N0. 318. 332 Jhr. Ph. Blommaert, Nederlandsche begravingswijze en grafsteden. Gent, 1857. m. pi. 8°. 333 J. Ortt van Schonauwen, mededeeling over oude doopvonten, met 6 pin. Kronijk Hist. Gen. Utr. 1858. biz. 143 —152. 334 W. C. H. Staring, Voormaals en thans. Opstellen over Neerlands grondsgesteldheid. Haarlem, 1858. met gekl. kaarten. 8°. Zie hiervoor, N0. 329, 5
84
NEDERLAND, IN 'T ALGEMEEN.
3S5 H. J. Koenen, de Nederlandsche boerenstand historisch bescbreven. Haarlem, 1858. 8°. 336 Mme. Louise Colet, promenade en Hollande. Paris, Hachette, 1859. 274 pag. 8°. 337 Nederlandsche kunst in photographien, met letterkundige bijdragen van J. v. Lennrp en 11 andere schrijvers. Haar¬ lem, J. J. Weeveringh, Mei 1859. geraamd op 12 aflevv. 4°. of kl. fol. M. Bolstra, J. van den Burchgraef, C, Velse, M. van Barneveld, Z. de Coesfelt, C. Bedelijkheid, J. VY. Engelman, A. Stolker, J. Blanken Jansz., W. B. Donker Curtius, 1819, C. K. T. Baron Krayenhoff, 1823, A. E. Goudriaan, J. H. Graaf van Rechteren, 1830, H. J. van der Wyck, 1832, P. van Griethuizen, 1834, A. Greve, 1850, C. Schiffer, 1851, de Quartel, L. A. J. W. Baron Sloet, 1855; dezen en anderen kan men als schrijvers over den Waterstaat der Nederlanden eenigzins rangschikken bij het onderwerp in deze lijst behandeld. 338 (Robert Stevenson), Lettres (xiv) from Holland in 1817 (extracts from the Scots Magazine). 8°. 339 (PiicKLER Muskau), Herbstblatter aus Holland, Belgien und Paris. Stuttgart, 1838. 8°. 340 G. Varrentrapp, Tagebuch einer medicinische Reise nach England, Holland und Belgien. Zie Vaderl. Letteroef., Maart 1842. 341 (J. E. Christ?), Kunstenaars reisje door Limburg en Belgie in 1841. Amsterdam, Meijer, 1843. m. pi. 8°. 342 J. A. M. van der Jagt, Min of meer gelijknamige plaatsen in Nederland. Zierikzee, Quanjer, 1852. 8°. 342*Meetkunstige beschrijving van het Koningrijk der Neder¬ landen, bevattende de getallenwaarden, gebruikt bij de zamenstelling van de topogr. en milit. kaart van het Rijk, uitgeg. op last van het Ministerie van Oorlog door het Topogr, Bureau. 'sGravenh., M. Nijhoff, 1861. 4°,
AFZONDERLIJKE GEWESTEN.
BRABANT IN 'T ALGEMEEN. (Dewijl een groot deel van de provincie Noord-Brabant weleer een der vier gewesten van Brabant uitmaakte, plaatsen wij hier vooraan eenige werken over Brabant in bet algemeen, voor zoo verre die ook tot one tegenwoordig rijk betrekking hebben.)
343 Barlaeus (denkelijk Hadr. Barlandus) de vetustissima Brabantiae origine et urbis Antverpiae encomium. Antv., 1562. 12°. (Catal. Gerard). 344 J. B. Gramaye, Antiquitates illustr. ducatus Brabantiae. Brux. 1610. 4°. — Idem, Lovan. et Brux., 1708. 2 vol. quibus accedunt ejusdem Antiquitt. Flandr., Day. Lindani Teneramunda et Nic. deGuyse, Hons, Hannoniaemetrop. fol. 345 A. Sanderi Chorographia Brabantiae sacra. Brux., 1659. 2 vol. cum effig. fol. (vol. 2 est rarissimum). 346 Chorographia, editio 2a, aucta. Hagae Com., 1726. 3 vol. cum. effig. fol. 347 J. le Roy, Castella, Praetoria et coenobia Brabantiae, cum fig. Antv. 1694 vel 1696. fol. — Editio 2a. L. B., 1699. fol. — Editio tertia, sub tit. Brabantiae illustratae, s. castellorura, praetoriorum descr. Lat. Gall, et Belg. Amst. et Hag. Com., 1705. 2 torn. 1 vol. c. fig. fol. 348 Brabantia illustrata, sive castella et praetoria Nobilium coenobiaque celeberrima Brabantiae, c.fig. Lond. 4°. (Gerard). Is een Engelsche nadruk van 't naast voorgaande van J. le Roy, dat denzelfden titel draagt.
36
Brabant.
349 J. de Parival, Vermakelijkheden van Brabant. Amst. 1661. m. pi. 12°. 350 Groot kerkelijk tooneel des hertogdoms van Brabant, behelz. eene hist, beschr. van al de kerken, abdyen enz. in 't Aartsbisdom Mechelen, in de bisd. Antwerpen en 'sHertogenbosch en in Waalsch Brabant. 'sGravenh., 1727. m. pi. fol. — Ook in het fransch, le grand theatre sacre etc. la Haye, 1729. 4 part. av. fig. fol. Ook met het jaartal 1734. 351 J. le Bov, Wereldlijk Toneel van Brabant. Amst. en'sHage, 1730. m. pi. fol. Ook in het fransch, onder den titel van: le Grand Theatre profane etc. La Haye, 1730. avec fig. fol. 352 Description histor., chronol. et geogr. du Brabant, et de ses quatre principales villes, etc. Brux., 1756. 8°. —Reimprime, 1791. 8°. 353 De Cantillon, Delices du Brabant et de ses campagnes. Amst., 1757. 4 vol. avec 200 gravures. 8°. 354 — Vermakelijkheden van Brabant. Amst., 1768. 4 stukken. 8°. — Tweede uitgave. Aldaar, 1768—70. met pi. fol. en 8°. / 355 C. Butkens, Trophees tant sacres que profanes du Duche de Brabant, avec le supplement par J. P. Foppens, avec fig. La Haye, 1724—26. 4 vol. fol. — De eerste uitgaaf is Anvers, 1641. in een band. fol. 356 Den Luister ende glorie van het Hertogdom van Brabant herstelt door de geneal. beschr. van deszelfs souvereyne Princen ende door het ontdecken van den schat der privil., ordonn., ende soo rechts- en staatkundige, als oeconomique Reglementen der Stadt Brussel, door de negen Natien, makende het derde lidt der selver (titel en opdragt zijn in 't spaansch, fransch en vlaamsch.) (Brussel, 1699). fol. 357 Description du Duche de Brabant. Amst., 1706. 4°. 358 F. Sweertii Monumenta sepulcralia et inscriptiones publicae privataequc Ducatus Brabantiae. Ant v., 1613. 8°. 359 Die. alder, excellenste Cronycke. van Brabant. Thantwerpen, Rolant van Dorp. 1497. fol. — Ook Thantw., 1512. fol. en 1518. fol.
Brabant.
37
360 Van Brabant die excellente Cronike. Van Vlaenderen, Hollant, Zeelant int generael. Van den oorspronck des lants van Ghelre; — van dat Sticht ende van die stadt van Wtrecht, enz. totten iare 1530. met vele houtsn. Antwerpen, op die Lombaerde veste, Jan van Doesborch, in't iaer ons H. 1530. in Junio. fol. 361 Die nieuwe Chronycle van Brabandt oft tvervolch van de oude. Midtsgaders Vlaenderen, Hollandt en Zeelant enz. van 1515—1565. Hantwerpen, Jan Mollyns. Amst., Hendr. Aelbrechts. 1565. m. houtsn. fol. Zie ook F. Muller, Cat. 1359, N. 316. 362 A. Matthaei Chronicon Ducum Brabantiae, ab ipsis gentis initiis usque ad annum *1485, L. B., 1707, 4°. 363 A. Barlandi Historia rerum a Brabantiae Ducibus gestarum a Pipino I ad a. 1526. Antv., 1551. 8°. et Brux. 1665.12°. 361 Berum a Brabantiae Ducibus gestarum historia. Antv., 1526. 8°. — Ook Lovanii, 1532. 8°. 365 Hadr. Barlandi Ducum Brabantiae Chronica, c. mapp. et icon, ducum .1. B. Vrientji. Antverp., Off. Plant, ap. Jo. Moretum, 1600. fol. — Ook in 't fr. Chroniques des dues de Brabant. Anvers, 1603. fol. 366 P. Divaei Berum Brabanticarum 11.19; studio Aub. Miraei nunc pr. editi. Antverp., 11, Verdussen, 1610. fol. 367 Chroniicke vande Hertoghen van Brabant: verciert met hunne figuren; vergad. uit div. hist.-schrijvers ende overghes. door L. van Haecht Goidtsenhoven. Antwerpen, J. B. Vrients, 1606. fol. — Antwerpen, Plantijn. YVinckel, Wed. v. Moerentorf, 1612. fol. 368 Fr. Hauaei Annales ducum seu principum Brabantiaetotiusq. Belgii (usq. ad a. 1609) cum ducum imagin. Antverp., Off. PI., ap. B. Moretum, vid. Jo. Moreti et Jo. Meursium, 1623. 3 torai. fol. Zie Cat. F. Muller, 1859, N0, 654. 369 Aub. Miraei Berum Belgicarum Chronicon ad a. C. 1636. Antverp, 1636. fol. Zie Cat. F. Muller, 1859, N0, 1068,
Brabant. 370 J. le Boy, Terection de toutes les terres et seigneuries et families titrees du [Brabant, etc. Leide, 1699. fol. — Ook Arast., 1706. fol. NOOKD-BBABANT. Muller, Cat. 1859, N0. 229, en Cat. Visscher, Mei 1859, biz. 30, 31, N0. 1098—1137. 371 (J. Wagenaar), Tegenw. Staat der Nederl. 2e deel. (de Generaliteitslanden). Amst., 1740. met pi. 8°. 372 Description abregee geographique et bistorique du Brabant Holl. et de la Elandre Hollandaise, avec fig. Paris, 1748. 12°. Herdr. Brux., 1788. 8°. ^ 373 C. B. Hermans, Introd. in notitiam rei literariae maxime provinciae Brabantiae Septentrionalis, def. pro gradu doct. in Ac. L, B., d. 26 Junii 1834. L. B. 8°. 374 (H. Palier), Werken de provincie N. betreffende. 'sBqscIi, 1832. 8°. 375 (C. B. Hermans), Bibliotheek van Noordbraband, bevattende eene opgave van handschriften, boekwerken, landkaarten,portretten, platen, teekeningen en penningen, die over de prov. N. en derzelver geschiedenis bestaan. fs Bosch), 1833. fol. Herdrukt in Aanh. op Nieuwenhuis Woordenb. Dl. L—O. bl. 649. — (H. Palier), Een toevoegsel daartoe, gekocht uit de nalatenschap van Jac. Koning. fs Bosch, 1833 of 34). fol. 376 A. J. van der Aa, Noordbraband. Zie N. Br. V.-Alm. 1843. bl. 1. 377 K. J. B. van Harderavijk, Mededeelingen omtrent vroegere schrijvers der voornaamste land-, stad- en dorpsbeschrijvingen van Braband in het algemeen en van de provincie Noord-Braband in het bijzonder. N. Brab. V.-Alm. 1845. biz. 56. 378 Noordbraband, wetenschappelijk tijdschrift. 's Bosch, Palier, 1853. 2 stukjes. Daarna gestaakt. 379 N. Westendorp, over (de Morini, de Menapii, den portius Itius), de Toxandri en de Salii. Verhh. K. N. I. IIe Kl. 4e dl. 1827. 4°.
Noord-Brabant.
39
380 W. A. Bachiene, Geogr. en historische Beschrijving van Staats-Braband. Amst., 1794. 8°. 381 (C. G? Hultman), Statistisch Tafereel der Provincie Braband op 1 jan, 1815. 'sBoscb, 1816. folio en 8°. 382 J. B. Gramaye, Taxandria, Peelandia, Campinia, Maeslandia. Brux., 1610. cum fig. 4°. — Herdrukt in de Antt. Bra¬ bant. 1708. fol. 383 C. E. Imbert, Geographia pagorum, illarum vetustae Germ, regionum, quae inter Scaldis et Mosae flumina sita fuere, sive eorum conditio finite Saec. X. ad XII. Annales Ac. Lovaniensis a». 1819. 4°, 384 (J. H. Hoeufft?), Kort Overzigt der gebeurtenissen in Staats Braband, thans de prov. N.-Brab., zoo voor als na den Munsterschen Vrede tot op den tegenw. tijd. Dordrecht, 1821. 8°. 385 W. C. AckersducKj Nasporingen omtrent het landschap, in vroeger eeuwen Taxandria genoemd en bijz. omtrent eenige in dat landschap gelegene plaatsen. Leiden, 1838. 8°. (Werk. Maatsch. N. L.) 386 J. van Heurn, diss. jur. de regalibus in Belgio, praecipue in agro sylvaducensi usitatis, Traj. defensa. Traj. ad Kh., 1772. 4°. 387 A. van Zutphen, Aardrijks- en geschiedk. Beschrijv. der Prov. N.-Braband. Gorinchem, 1820.m.pl.eneenekaart.kl. 8°. 388 A. J. van der Aa, Aardrijkskundig Woordenboek van N.Braband. Breda, 1832. m. 1 kaartje. 8°. 389 C. K. Hermans. Geschiedk. Mengelwerk over de prov.Noordbraband, bijeengebragt door C. K. H. 's Bosch, 1840—41. 2 din. 8°. 390 — — Bijdragen tot de geschiedenis, oudheden, letteren, statistiek en beeldende kunsten der prov. NoordBraband. 's Bosch, 1845—48. 2 din. m. pi. 8°. 391 — Geschied- en aardrijksk. beschrijving van N.Braband. 'sBosch, 1845. met 1 kaart van N.-Br. 8°. 392 Handleiding bij de Schoolkaart van N.-Brabant, met eene aardrijksk. verhand. Eindhoven, 1857. 8°,
40
Noobd-Brabant.
393 L. van deb Voort Pieck en M. Kuyl, Statistiek van NoordBrabant, volgens de uitkomst van het kadaster. Maastricht, 18J5. fol. 394 (H. Palier), Almanak voor de prov. Noord-braband voor 1815—60. 45 jaarg. 's Bosch, H. Palier en Zoon, 8°. 395 (C. K. Hermans), Noord-brabandsche Voiks-almanak voor 1841. 'sBosch, J. P. Demelinne. m. 1 portr. 8°. 396 (P. K. D. Muller), Noordbrabandsche Volks-Almanak voor 1843, 44, 45. le—3e jaarg. 's Bosch, P. R. D. Muller. 8°. voor iederen jaarg. een plaatje. Er is niet meer van verschenen. 397 C. VV. Pape, Bijdrage tot de oudheidkennis van NoordBraband. 8°. Haudd. N.-Brab. Gen. II, 2. 157. 398 C. R. Hermans, Mededeeling van een paar oudheid- en geschiedkundige uitstapjes in Sept. 1842 gedaan (in Noordbrabant). 8°. Handd. N.-Brab. Gen. II, 3. 243. 399 (A. van Gils), Katholijk memorieboek van 'sllertogenbosch. 's Bosch, 1819. 8°. 400 J. A. Coppens, Nieuwe beschrijving van het bisdom van 's Hertogenbosch, naar aanleiding van het Katholijk Meijerijsch Memorieboek van A. van Gils, 's H-Bosch, 1840— 44.4 din. 8°. 401 Is. Joh. M. Laurillard, Het devolutieregt in het Hertogdom Brabant. Akadem. proefschrift. Leyden, 1855, 8°. 402 H. B. Martini van Geffen, Diss. de jure decimandi in Brab. Sept. origine et fatis ad annum 1650. Traj. ad Rh., 1839. 8°. 403 Stukken, rakende de materie van den beleyden of het repareren der weegen en straten, het ruimen en diepen der rivieren, enz. met opzigt tot de stadt en meyerye van's Her¬ togenbosch. Z. pi. van druk. ('sHage? kort na 1734?) fol. 404 G. R. Hermans, Geschiedk. overzigt der straatwegen in de prov. N.-Br. 8°. Handd. N.-Br. Gen. over 1852, biz. 23. 405 W. C. Ackersdijck, Aanmerkingen omtrent de onbebouwde gronden in de provincie Noord-Brabant, bijzonder in de meijerije van 's Hertogenbosch, zooveel het regt op dezelve betreft. 8°. In Vriend des Yad. 1832, bl. 103,
Noord-Brajbant; 406 J. H. van Heurn, Vertoog hoe nuttig bet voor bet gemeene land en voor de meijerije van 's H-Boscb zoude zijn, zoo veel beide als mooglijk aldaar tot bouw- en weilanden te maaken. 'sH-Bosch, 1776. 80, 407 H. B. Fijnje, Ontginning der heidevelden in 't Z.-W. der prov. Nbordbrabant, door water uit de Scbelde. Handd. N".Brab. Gen. ov^r 1852, bl. 95. 408 J. B. H. van de Mortel, Overzigt van de gebrekkige staat der waterlossing der Maaspolders en van de landen in de omstreken van 's Bosch, in verband met bet nut van bet geproject. kanaal van uitwat. en inund. tusschen Grave en Geertruidenberg. met een kaartje. 's Bosch, 1848. 8°. 409 A. de Geus en van Kappard, Statistiek tableau der polders in Noord-Braband. 's Bosch, 1843. fol. 410 J. Eochussen, Gescbied- en waterloopkundige aanteekk. nopens de dichting van de rivier de Dintel, enz. den Bosch, (1805?) 8°. 411 C. E. Hermans, Gescbied. der overstroomingen langs de Maas in de prov. N.-Br. Prospectus, 's H-Boscb, 1850. 8°. 412 A. de Geus, Gescbiedk. beschrijving der overlaten in de provincie Noord-Braband, m. bijl. en 3 pi. Breda, 1844. 4°. Handd. N.-Brab. Gen. Ill, 3. 413 H. P. Pijnje, Yervolg op (bet voorgaande). m. 1 krt. 'sHertogenb., 1853. 4°. Handd. N.-Brab. Gen. over 1852. 414 J. van Oudenhoven, Beschrijving van de Stadt en de Meijerije van 9s Hertogenbossche. Amst. 1649. 4°. Stad en Meijerije ieder met eenen afzonderlijken titel. 415 — — Nieuwe en vermeerderde Beschrijvinge van 's Hertogenbossche. 's Bosch, 1670. 4°. 416 — — Nieuwe en vermeerderde Beschrijvinge van de Meijerije van 's Hertogenbossche. 'sBosch, 1670. 4°. 417 J. C. Santvoort, Manuaal of woordenboek der meijerije van 's Hertogenbossche, enz. 'sH.-Bosch, 1741. 8°. 418 Oudheden en Gestichten der bisschopp. Stad en Meijerij van 's Hertogenbosch. Leyden, 1742 (ook met de jaartallen 1745 en 1749). met pi. 8°. Zij zijn eene bijna woordelijke overzetting, met eene kleine 6
42
Noobd-Brabant .
aanvulling der naamlijsten van volgende jaren, van (J. V. Popbens) Hist. Episcopatus Sylvaducensis. Brux., 1721.4°. Sommigen noemen als schrijver zekeren van de Velde gezegd Honselaar. Zie Utr. V.-Alra. 1851. bl. 160. 419 J. H. van Heurn, Historie der Stad en Meijerij van 'sHertogenbosch. Utrecht, 1776. 4 din. m. pi. 8°. Van de beschrijving, die op deze Historie had moeten volgen, had de Schrijver het opstel, ten minste wat de stad betreft, reeds grootendeels vervaardigd: zijn vergevorderde leeftijd en opgevolgd overlijden hebben de uitgaaf belet en het nagelatene handschrift berust nog in twee deelen in folio onder de familie Gout. 420 Reize door de Majorij van 's Hertogenbosch in den jare 1798, in brieven. Amst., 1799. met pin. 8°. 421 (Tweede) Reize aldaar in den jare 1799, in brieven. Amst., 1800. m. pin. 8°. • 422 Gedachten over de meiery van's Hertogenbosch en derzelver inwoners, bij het begin der 19® eeuw, door enen Meyeryenaar. Amst., A. B. Saakes, 1801. 8°. 423 S. Hanewinkel, Geschied-en Aardrijkskundige Beschrijving der Stad en Meijerij van 's Hertogenbosch, met eene kaart. Nijm., 1803. 8°. Veel had Mr. VY. C. AcKERSDUCK-tot dit werk toegevoegd, zoo als in de voorrede en in het werk zelf uitvoerig verm eld en dankbaar erkend is door den Schrijver, toen Fred, te Vierlingsbeek, later te Ravestein. 424 C. R. Hermans, Verzameling van kronijken betrekkelijk de stad en meijerij van 's Hertogenbosch. Uitgeg. van wege het Prov. Gen. van K. en W. in N.-Br. 'sH-BoschjlSlG— 48. stuk 1—3. 8°. 425 S. van de Qraaef, Statistieke en plaatselijke Beschrijving der Stad en Meijerije van's Hertogenbosch. Amst, 1807. 8°. Zijnde het eerste Deel eener Hist.-statist. Beschr. van het Koningrijk Holland. 426 J. P. Sprenger van Eyk, Wandelingen in de meijerij van 'sHertogenbosch. In Fakkel. Dl. 14. (Rott., 1839), bl. 337.8°.
Noord-Brabant.
43
427 Jhr. H. B. Martini van Geffen, Aanteekeniugen over eenige kasteelen in de Meijerij van 's Hertogenbosch. N.Brab. Yolks-Aim. 1844, bl. 163. 428 Oorspronck van 'sHertogenbosch, naar bet latijn van S. Pelgrom (vertaald en yergroot door J. van Oudenhoven). Amst., 1629, en straks een 2e en 3e druk, alien aldaar in hetz. jaar. 4°. — Het latijn van S. P. beet: Descriptio originis urbis Sylvae Ducensis. Zie Foppens. De drie neerd. drukken zijn alien eenigermate onderling verschillende. Zie Mengelw. Prov. N.-Br. I. bl. 57 en vv. 429 Deze druk is ook in het engelsch vertaald: A description of 'sHertogenbosch. Together with the princ. points and passages conc. the last siege. Also a register from day to day, etc. London, 1629. 4°. 430 P. Bor Cz., Gelegenheid van 'sHertogenbosch, haar oorspronk, fundatie, vergrooting en belegerihgen en eyndlijcke overwinninge, verrassinghe ende inneminghe van Wesel. 'sGravenhage, 1630. 4°. 431 (G. Keller), Blik op's Hertogenbosch, zijne geschiedenis en tegenwoordigen toestand, met eene kaart der omstreken. 's Hertogenb., Gebr. Muller, 1865. 8°. 432 (J. Doorenweerd), Beschrijving van 's Hertogenbosch (naar de wijken der stad). 's Bosch, 1856. kl. 8°. 433 P. R. D. Muller, De oorsprong van 'sHertogenbosch. N.-Brab. Volks-Alm. 1844, bl. 68. 434 P. Cuypers van Velthoven, documents pour servir a Phistoire des troubles religieux du XVIe siecle dans le Brabant Septentr. Bois-le-duc, (1566—70). Brux.etBois-le-duc, 1858. Dl. I. 8°. (Nog niet verder verschenen). 435 Declaratie van die van 'sHertogenbosch om den vyant te wederstaen met louter geweld. 'sH-Bosch, 1579. 4°. (en eenige andere van dien tijd, in de lijsten van Hermans en Palier hier vooraan in N0. 375 te vinden). Zij komen o, a. mede voor in N0. 424. 436 Den Slach van Leckerbetien tegens den Heer van Breautd omtrent 'sHertogenbosch. Mechelen, 1772. form.?
44
Noord-Brabant.
437 Gr. Clarkii de Obsidione Buscoducensi chronographia. Dordr., 1629. 8°. 438 J. le Bleu, Godelofdicht ter eere van Fredrik Hendrik van Nassau, triumpberende over de seer stercke stad's Hertogenboscb. Leyden, 1629. 4°. 439 D. Heinsii Kerum ad Sylvarn Ducis &c. gestarum bistoria, cum fig. L. B., Elsevier, 1631. fol. 440 D. Heinsius, Hetz. werk in bet franscb vertaald door Andr. Eivet. aid., Elsevier, 1631. fol. 441 D. Souterius, Sene Bobar, Brandende Bosch, uit welckers voncken d'overgroote victorie v. d. stercke study'sH.-Bosch op 17 Sept. 1629 ontstaan is. Haarl., 1630. 4°. 442 Mr. J. Winckelman, Gdschiedk. berigt eener weinig bekende anecdote, rakende bet overgaan van de stad 'sH-Boscb, in 1629. Yerbb. Zeeuwscb Gen. d. Wet. XI. Voorbericbt. biz. 23—29. 443 J. Prempart, Yerhaal van 't gepasseerde in de belegering van 'sHertogenbosch. met kaarten. Amst., 1630. fol. Yerscheen ook hetz. jaar in bet Franscb. Leeuwarden. fol, 444 Journael oft dacbregister van alle bet memorabelste datter binnen de stadt 's Hertogenbosch (sints datse belegert wordt, tot den dagb van't overgeven) voorgevallen is, — beschr. van een borger ders. stadt. t* Amst., 1629. 4°. 445 G. Barlaei Sylvaeducis obsidio. L. B., 162-9. fol. waaracbter een latijnsch lofvers van J. Westenburch. 446 G. J. Qjjintyn, Oraniens overwinning van 's Hertogenbos. 'sHage, 1629. langw. 8°. — in dichtmaat. 447 Verzameling van zeldzame oorkonden betrekkelijk bet beleg van 'sHertogenbosch in d. j. 1629, door Dr. C. K. Hermans, uitg. van wege 't Prov. Gen. 'sH-Boscb, 1850. le stuk. 8°. 448 Onzijdig verhaal wegens de belegering van's Hertogenbosch door de Franschen, van 22 Sept. 1794 tot de overgave der stad op 12 Oct. desz. jaars, door een inwoner dier stad. Amst., 1794. 8°. 449 Memoire de ce qui s'est passe de remarquable apres la capi¬ tulation de Bois-le-Duc, relativ. aux negociations entre la France et la Hollande en 1794. la Haye, 1821. 8°.
* Noord-Brabant. 45 450 A. Meijer, Historisch berigt 5er belegering en bevrijding van 'sHertogenbosch. 's Bosch, 1818. 8°. 451 K. A. van Zuylen Jr., Inventaris van het Groot Archief der geraeente 'sHertogenbosch, op last van Burg, en Weth. opgemaakt. 'sHertogenbosch, 1860. 8°. 452 (H. Palier), lijst van enkele en dubbele stadhuispenningen der stad 'sH.-Bosch, m. pi. 's Bosch, 1851. 2e druk. 8°. 453 Jhr. Martini, het recht der Hervormden te 's Bosch op hun kerkgebouwen, 's Bosch, 1801. 8°. 454 C. de Witt, Pred. en Prof, te 'sHertogenbosch, De voile uitreddinge en volm. van Gods bedrukte Kerk, bij het eerste eeuwenfeest van het classis van 'sHertogenbosch, op 2 Aug. 1741. 'sH-Bosch (1741). 4°. 455 Sam. Maresii, Oratio in inaugurationem Scholae Sylvaducensis. Sylvae Ducis, 1637. 4°. 456 A. Velingios, Bedevoering over de Illustre Schoole van 'sHertogenbosch, enz. 'sHertogenb., 1760. 8°. Nooit in het latijn in druk uitgegeven. 457 Jo. Mobachius, redev. ter gedagtenis-vernieuwing van de veroveringe der verm, hoofdstad 'sH.-Bosch; gedaan 17 Sept. 1758, waarin o. a. vele raerkvv. gevallen van dat beleg enz. 'sH.-Bosch, 1758. 4°. 458 Jo. Mobachius, Beschr. van de groote of St. Janskerk der hoofdstad 'sHertogenbosch. 'sH-Bo^ch, 1789. kl. 8°. 459 J. K. Hopman, lets over de instelling van het illustre L. Yr. broederschap te 'sHertogenbosch en deszelfs 500 jarig bestaan, enz. 'sHertogenbosch, 1818. 8°. 460 (J. Muller), de wedstrijdder Handboogschutterij te'sBosch, 1 Julij 1846* 's Bosch. 8°. 461 O. K. H(ermans?), Herinneringen-aan den 9 Nov. 1800 te 'sHertogenbosch. N.-Brab. Volks-Alm. 1844, biz. 94. 462 W. C. Ackersdijck, Over den Dommel. Vad. Letteroef. 1800, N0. VI. Mengelw., biz. 251. 8°. 463 Onderzoek naar en aanduiding van^de ligging van Fughte en Rumelo, in diploma's der elfde eeuw. Leiden, 1818. 8°. (Werken M. N. L.)
46
Noobd-Brabant.
464 Jhr. A. Martini van Geffen, Bijdrage over eenige opgedolven oudheden te St. Michiels Gestel. Handd, N.-Brab. Gen. I, 1. biz. 151. 465 C. R. Hermans, De Bosscbe poort te Oss. — Dez., Vreeselijke brand te Oss (26 April 1751). N.-Brab. Volks-Alm: 1855, biz. 134. 466 Jhr. H. B. Martini van Geffen, bet graafscbap Bohhoven. N.-Brab. Volks-Alm. 1843, bl. 85. 467 P. Hendrikx, Gescbied- en aardrijksk. bescbr. der stad Grave. m. 2 titelpl. Grave, 1845, 46. 2 din. 8°. Een derde werd 1846 nog verwacbt. 468 D. Paringet, Memoriaal of Beschrijving der Stad Grave en den Lande van Cuyk. Met aant. door Mr. P. van Alen. Utrecbt, 1752. 2 din. 4°. 469 I^ste ofnaam-registerder Gouverneurs, Amptmannen,Rentrars der Domeynen, Scbouten, Borgemeesters, Scbeepenen, Gesworens, Predd., Secrr. et Rentmeesters van Grave, sedertl602 tot 1726, m. bijv. van de Capitul. der stad, der inbuld. van S. H. Prins Maurits, enz. 'sH.-Bosch, 1726. kl. 8°. 470 Bescbryving van de barde belegeringbe ende •innemingbe van de stadt, gbenaemt de Grave, door den Prins van Parma. Antw., 1586. 4°. 471 G. de Luine, Relation de tout ce qui s'est passd pendant le siege de Grave en 1674. Paris, 1678. 12°. reimprime Paris. 1753. 12°. Deze bescbrijving is ten aanzien vab den geest in dien tijd zeer opmerkelijk. — Er moet nog een druk van den jare 1783 zijn. 472 De sterke stad Grave verovert door S. K. H., den Prince van Orange, 28 Oct. 1674. Amst., 1674. balf bl. piano. 473 Dagverhaal van al bet gepasseerde in de stad Grave, geduyrende de belegering door S. K. H.'den Prince van Orange. Amst., R. de Hooghe. 1674. iVa bl. 4°. 474 Beleg van Grave 1795. 8°. 475 G. Paape, De verwoesting van de stad Graave: of de verscbrikkelijke uitwerkseled der dwingelandij, republikeinsch treurspel, in 1 bedrijf. 'sHertogenb. en Tilburg, 1795. 8°.
Noord-Brabant*
47
476 Be Gros, Journal des principals operations de la campagne de 1794 dans les Pn-Un., principalement pendant le blocus de Grave, s. 1. 1795. 8°. met plans. (Cat. Muller, 1859. N0. 633). 477 Onpartijdige beschouwing van het zoo veel gerucht makende uitwateringskanaal van Grave naar Geertruidenberg. Waalwijk, junij 1850. 8°. 478 C. B. Hermans, A. van Hoogstraten en M. van den Boogaard, Verzameling van Charters en geschiedk. bescheiden betrekk. het land van Ravestein. 's Hertogenbosch, 1848—54. 2 din. 6 stn. 8°. TJitgeg. door het Prov. Gen. 479 C. B. Dulje, Geschied- en aardrijkskundige bijzonderheden van de voormalige hehrlijkheid Boxmeer, met St. Anthonis, en het halfheerige Sambeek, benevens van de meeste plaatsen in het land van Kuik. Gennep, T. G. Noman. 1852. 8°. 480 J. J. P. Wap, Geschiedenis van het land en der Heeren van Cuyk. Utrecht, 1858. 4°. 481 C. W. Pape, Inwijd. leerr. bij 't nieuwe kerkgebouw der Herv. te Vierlingsbeelc. 's Hertogenbosch, 1843. 8°. 482 P. E. de la Court, Be Peel en bedenkingen over denzelven. 'sGravenh., 1841. 8°. 483 (...) lets over de Peel. N.-Brab. Volks-Alm., 1843, bl. 15. 484 A. Heylen, histor. verh. over de Kempen. Turnhout, 1837. m. pi. 8°. 485 (VY. C. Ackersdijck), korte Beschrijving van het dorp Loemel en desz. omtrek en oratrent het Noorder Kanaal. Nijmegen, 1808. S0. 486 — — Be Valkenjagt te Valkemweert en Waalre. In K. en L. Bode, Aug. 1838. 487 A. B. Schinkel, Nog iets* over de Valkenjagt te Valkens\veert bij Eindhoven. K. en L. Bode, Oct. 1838. 488 Verhael van de victorie over de stadt van Eyndhoven ende het innemen van S. Gileyn in Henegouwe. Antw., 1581. 4°. 489 W. C. Ackersdijck, Be ligging van de plaats Pladella villa onderzocht en aangetoond in het dorp Bladel. Leiden, 1834. 8°. (Werken M. N. L.)
48
Noord-Brabant.
490 H. Broeders, Geschied- en aardrijksk. beschr. der gemeente Hilvarenbeeh Tilburg, 1838. kl. 8°. 491 Tilburgs naamsoorsprong, kasteel, jagtregt. N.-Brab. VolksAlm. 1841, bl. 153. 492 Joh. van Aaken, Inwijdingsleerrede bij de opening van de nieuw gebouwde kerk der Hervormde Gemeente te Tilburg. Breda, 1823. 8°. 493 E, Schiotling (later Mvr. van Calcar), Tilburgsche mijmeringen. 'sBosch, 1852. 8°. 494 G. D. J. Schotel, mijne Gemeente (te Tilburg). 's Hagef 1855. 8°. 495 C. E. van der Bilt la Motte, een kerkgang te Tilburg. 'sHage, 185j5. 8°. 496 G. D. J. Schotel, de dood des konings (te Tilburg). 'sBosch, 1849. 8°. waarvan 14 drukken verschenen. 497 J. van Oddenhoven, Beschrijving van de frontierstad en den Lande van Heusden. Amst., 1651. 4°. — Herdrukt en met pi. Amst., 1743. 4°. Deze herdruk over de stad van Heusden alleen, in 1743, was eene, door verscbeidene liefbebbers der oudheid vermeerderde uitgaaf; welke, doch zonder opdragt en voorrede, nog eens met meerdere platen dan de vorige is uitgegeven te Amst. 1794. 4°., en toen mede voorzien was van eene zeer korte bescbr. van bet land van Heusden. 498 (C. W. Pape), De Stad en Land van Heusden, een leesboek voor de jeugd. 'sBoscb, 1821, 25. 2 stukjes. 8°. 499 C. R. Hermans, bescbr. v. b. landt van Heusden. 's Boscb, 1816. — Is de uitgave van 1651, letterlijk gevolgd. 500 Er. Kuypers, De vreesl. overstrooming van bet landt van Aliena, tusschen 24 en 25 Dec. 1740 en op 29 April 1741. Gorinchem, 1741. 4°. 501 J. D. W. Pape, Aalburg. 8°. In Handd. Prov. Noord-Brab. Gen. 1850, bl. 37. 502 C. W. Pape, De oorsprong der abdij van Bern. N.-Brab. Yolks-Aim. 1844, bl. 146.
Noord-Brabant. 49 503 VV. van Dam van Brakel, Lotgevallen van Heer Fulco en de abdij van Bern. m. portrr. en teekk. (sic), 's Hertogenb., 1857. 8°. . 504 C. W. Pape, Berigt aangaande eene oude begraafplaats te Genderen in bet kanton Heusden. 8°. Handd. N.-Brab. Gen. 11. 1, bl. 43. 505 J. be Vries, C. F. van Maanen, S. Ipsz. Wiselius, J. P. van Cappelle, Verslag nopens bet vaartuig op 22 Febr. 1822 in de gemeente van Gapelle op de Langstraat onder den bovengrond ontdekt; uitgebragt 14 Aug. 1823. Verbh. K. N. I., IP KL, 3* dl. 1824. 4°. 506 Is. van Nuyssenburg, Korte Bescbrijving van Geertruidenberg, met bijlagen. Dordr., 1774. 8°. 507 . . . Korte bescbr. der stad en vesting Geertruidenberg. Dordr., 1846. 8°. 508 B. Glasius, Geertruidenberg van 1573 tot 1593. Geput ook uit geschrevene stukken. 8°. Kec. o. d. Bee. 1845, N0. 5. 509 G. Strateni Epinicia ad 111. Princ. Mauritium Nassavium, cum expugnasset Gertrudisbergam. Ultraj., 1593. 8°. 510 Oratio panegyrica et carmina epinicia de urbe Gertrudisbergae. Lugd. Bat., 1593. 4°. Op aansporen van den Regent van bet Staten-Collegie te Leiden, Hier. Bastingius, door de leerlingen van dat Collegie vervaardigd. 511 B. Glasius, Rede uitgespr. bij de onthulling van bet gedenkteeken bij bet graf van den Luit.-Adm. J. A.Zoutman, in de kerk der Hervormden te Geertruidenberg, op 14 Mei 1846. Dordr., 1846. 8°. Herdrukt in hetzelfde jaar aldaar. 512 M. Verbrugge, Het Slot van Strijen, in de 14e eeuw; eene voorlezing. 8°. Fakkel, 13® jaarg. 1837, biz. 39—96. 513 R. O. Aitton, Korte bescbr. van Zevenbergen en van de verwoesting aldaar door een windhoos den 19 Aug. 1845 aangerigt. Dordr., 1845. met 2 pi. 8°. 514 P. van Oldenborgh, De belegering en verdediging van de Willemsiad in maart 1793. met bijlagen en met platen. Dordr. en Amst., 1793. 8°. 7
50
Noord-Brabant.
515 J. Keigersman, De Baronia Bredana, foederatorum Belga• rum feudo et ejus juribus. L. B., 1774. 4°. 516 J. B. Gramaye, Antiquitates Bredanae. Deze zijn niet, gelijk zijne overige Antiquitates Belgg., ia den aanvang der 17e eeuw verscbenen, maar aan den herdruk daarvan, Lov. et Brux., 1708. fol. uit bet HS. toegevoegd. 517 P. Scriyerii Breda vetus ac nova. L. B., 1637. 518 Jani Vlitii Quinquatruum Bredanarum descriptio s. in inaugur. Atbenaei Araus. — poema. Bredae, 1647. 4°. 519 Pobbe Korst (J. Vlitius), Bredascbe Almanac en Chronijck. 1664. Z. pi. van druk. (Breda of Amst.?) 4°. (boogst zeldz.) Herdrukt in Baronis le Boy, Notitia Marcbionatus Sacri Bom. Imp. h. e. Urbis et agri Antverpiani, 1678. fol. p. 442, sqq. aan wien ecbter, ofscboon zelf tijdgenoot, destijds de scbrijver onbekend was. Acbter de Chronyck heeft de scbrijver eene reeks *friescbe spreeckwoorden" doen drukken, reeds op den titel door denbij den Leeuwardscben Oldeboofster toren veilenden, friescben kramer Fobbe Korst beloofd. De identiteit van F. Korst en J. Vlitius heeft J. H. Hoeufft duidelijk aangetoond in Taalk. aanra. op oud-friesche Spreekw. Breda, 1815, Voorr., biz. m en rv, en daarop nogmaals terugkomende in zijn Parnasus Lat.-Belgicus, 1819, in v. Vlitius, p. 174. 520 T. E. van Goor, Beschryving der Stadt en Lande van Breda. 'sHage, 1744. m. pi. fol. 521 C. H. Wenning, Aardrijkskundige besebrijving van de Stad Breda, voor kinderen. Breda, 1823. met plattegr. 8°. 522 A. J. van der Aa, Gescbiedk. bescbr. der stad Breda en bare omstreken. m. portr. van G. Montens. Gorincbem, 1845. 8°. 523 P. Nuyts, De Bredascbe Klio, uitdeelende verscheide Gedichten betreff. de stad, bet land en de aangehoorigheid van Breda. Amst., 1697. 4°. 524 H. de Berning, Op. et expugnatio Bredana anni 1590. L. B. 1600. 4°.
Noobd-Brabant.
51
525 0. van de Vijver, Het turfschip van Breda, hist, t'ooneelspel. 2e druk. Amsl,, 1834. 8°. 526 Histoire memorable de la reprise de la ville et du chasteau de Breda. S. ind. de lieu. 1591. 4°. 527 J. Duym, De kloeckmoedige ende stoute daet van het innemen des Casteels van Breda en verlossinghe der Stadt, in dicht. Leyden, 1606. 4°. Bij en na de volgende inneming der stad verschenen: 528 Historisch Verhaal van de belegeringe van Breda. 'sGravenh., 1625. 4°. 529 Bivero, Hymno triumphal en la toma de Breda. Bruselas, 1625. 4°. 530 Pet. Calderon, Het beleg van Breda in 1625, eene Comedia of drama in \ spaansch. Ons verder onbekend. 531 H. Hugo, Obsidio Bredana, ductu Spinolae perfecta, cum fig. Antv., 1626. fol. — edit. 2a. Antv. 1629.— Ook eene te Milaan, 1627. 8°. zonder pll. Het verscheen terzelfde plaatse, in 1627, in het spaansch, mede in fol.; in hetzelfde jaar, in het engelsch overgezet door C. H. G. (zonder dat mij de drukplaats bewust is), in fol. Laatstelijk werd het in het fransch uitgegeven door Ph. Chifflet, met een belangrijk advertissement. Anvers, Plantin, 1631. fol. De volgende overgang der stad deed in het licht verschijnen: 532 M. Z. Boxhornii, Historia obsidionis Bredae et rerum anno 1637 gestarum, cum fig. L. B., 1640. fol. 533 J. Bodecher Banningii Bredaedos Libri III. L. B., 1638. fol. 534 H. Hexham, Journael ofte verhael van 't vermaerde belegh van Breda door het beleydt van de Prins van Oranje. Delft, 1638. 4°. — Ook in het' engelsch. Delft, 1637. 4°. 535 P. Godewyck, Zegekrans op de victorie van Breda en dankzegging over dezelve. Dordrecht, 1637. 4°. 536 Journael of cort en bondig verhael, beginnende 13junijenz. tot de victorieuselycke overwinninghe der stadt Br. Amst., 1637. 4°. En nog een Cort verhael, van'tvolg. jaar 1638. 8°.
52
Noobd-Brabant.
537 C. Barlaei Oratio paneg. de recepta Breda. Amst. 1637. fol. 538 (P. de Swart), Het blijde Breda, ofte kort verhaal van de plegtige intrede van Prins W. C. H. F. en de Prinses Anna, op 13 Sept. 1737. m. pin. 'sGravenh. en Breda, 1737. fol. 539 Nauwkeurige beschr. der triumpbpooiten, eerboogen, decoratien en vreugdebedrijven binnen Breda bij de inkomst van Willem den V in 1766. Breda, 1766., 8°. 540 De voorn. en minstbekende bijzonderheden, voorgev. gedur. de belegering, inneming en herneming der stad Breda in d. j. 1793, met bijlagen. Bergen op Zoom en 16 andere plaatsen, en voorts alom. (1793?) 8°. 541 (A. de Kaef,) Omstandig verhaal der merkw. bijzon,derheden, die bij de inneming en wederontruiraing der stad Breda door de Franschen hebben plaats gehad. Alkmaar, z. j. (1793?) 8°. 542 Breda's feestvreugde op 25, 26, 27 en 28 Sept. 1853. Breda. 1853. 8°. 543 Inauguratio Illustris Scholae ac Illustris Collegii Auriaci in urbe Breda erectorum &c. cum oratt. et carmine K. Carpenterii. Bredae, 1647. 4°. 544 J. H. Hoeufft, In auspicia Athenaei Bredani militiae consecrati, met de overbrenging in Ned. verzen door A. N. van Pellecom. Breda, 1828. 8°. Over de geschiedenis der Kon. Milit. Akademie is het een en ander te vinden in de sinds 1851 jaarlijks verschijnende Almanak dier Akademie. Breda. 8°. 545 Geschiedk. beschr. van het vermaarde kasteel van Breda thans eene militaire hoogeschool, alsmede van de groote kerk aldaar. m. 4 pin. Breda, 1830. 8°^ 546 P. Nuyts, Hofzang beschrijvende den tuin des paleis van Breda, genaamd Valkenburg. Amst., 1700. 4°. 547 Eene wandeling in het Valkenburg te Breda. Z. nm. van Schr. Z. pi. en jaar, 8°. 62 biz. groot, gedrukt ongeveer 1840. Uit een of ander tijdschrift. De geheele geschied. der stad Br. wordt hierin vlugtig geschetst.
Noord-Brabant.
58
548 (P. J. Hoppenbrouwers,) Geschiedk. schets der stichting en voortduring van het begijnhof te Breda. 8°. Geplaatst in de Godsdienstvriend van 1833. 549 G. D. J. Sciiotel, Chaam met onderhooriglieden (Alphen en Baarle Nassau), de tegenw. toestand dezer herv. gemeenten. In Evang. Kerkbode 1844, N0. 9. 550 G. ScHRAirwEN, bescbrijving van Gilze. 's Bosch, 1828. 12°. 551 Pr. Cuypers, Berigt omtrent oude Grafheuvels, onder Alphen in Noordbraband. Nijhoff, Bijdr. IV, biz. 181. 552 — —— Berigt omtrent eenige oude grafheuvelen, onder Baarle-Nassau in Noordbraband onderzocht en beschreven. Nijhoff, Bijdr. V, biz. 49. 553 — Oudh. ontdekking aang. den tempel der Dea Sandraudiga te Zundert, medeged. door L. J. F. Janssen. Nijhoff, Bijdr. IV, biz. 157. 554 G. H. van Senden (Jr.), het Heike, in Vaderl. Letteroef. 1856, Dl. II, biz. 476 en vv. 555 (J. E.) van Gorkum, Aanvrage om concessie tot den aanleg van een verbindingskanaal der Schelde met de Maas en den Khijn. Bergen op Zoom, J. A. Verkouteren. 1859. met kaart. 8°. 556 Bescbrijving der stad Berghen op Zoom, prosa, met neerd. (door Is. Gruterus en I. Turcq) en lat. (door I, Grutei^us) vervaardigde lofverzen. Medioburgi, 1645. piano. 557 M. van Maksfeld, Prospectus op: Voormalige en tegenw. staat der stad en vesting B. op Z., geschiedkundig onderzocht. B. op Z., J. C. Verkouteren (Sept. 1844). 8°. Door het overlijden des schrijvers is de uitgave, geraamd op 2 din., eerst vertraagd, later geheel achterwege gebleven. 558 H. Strootman, Aardrijksk, bescbrijving van Bergen op Z., voor de scholen. B. op Z., 1825. kl. 8°. 559 Adriana van Overstraten, Eerkrans voor Bergen op den Zoom. Amst., 1788. 4°. 560 J. Baselii, fil., De Obsidione Berg op Zomii commentarius. Berg op Zomii, 1603. 4°. Het verscheen ten zelfden jare aldaar in het nederduitsch,
54
Noord-Brabant.
in 12°.; ook in 1615 opgenomen in een werk van Baselius, getiteld: Historisch verhaal inhoudende sekere notabele exploiten enz. 561 Bergen op den Zoom beleghert 18 Julij 1622, ontleghert 3 oct. desselven jaars; volgens de beschrijving bij de drie Predikanten aldaar (Lambertus de Rycke, Nathan Vayus en Job du Eieu). Middelb., 1623. 4°. Het werd ook in hetzeifde jaar, aldaar, in het fransch in 4°. uitgegeven. 562 Journael ofte Dagh-register, enz. (van 'tzelfde beleg). Leyden, Nic. Geilkerck, 1622. 4°. 563 J. A. Polkers, predik. over 't beleg en ontzet van B. o. Z., in 1622. Amst., 1733. 8°. herdrukt, Arast., 1747. 4°. 564 (Eggers,) Histor. Beschreibung der taglichen Kriegsverricbtungen bey der Belag. von B. op Z., nebst Abrisz. Leipzig, 1750. 8°. 565 (Eggers,) Journal du siege de Bergen op Zoom en 1747, avec plans. Amst. et Leipz., 1750. 8°. 566 Die Ehre der Hollander bey Berg op Zoom, oder historische Erzehlung von den Schicksalen dieser Stadt in den alten und dermaligen Zeiten. Nebst einem — Abrisz. Herzogenbusch, 1747. 4°. 567 De C..., le siege de B. op Z., poeme (dedie an Comte de Lowendal), avec remarques. Bruxelles, 1747. 8°. 568 J. Janssen, De kerk van Bergen op Zoom hersteld en ingewijd 15 Oct. 1752; en kort verhaal van de overrompeling der stad door de Eranschen, op 16 Sept. 1747. Bergen op d. Zoom en Botterdam, 1752. 4°. 569 J. C. W. le Jeune, brieven van het beleg van B. o. Z., van 1747. 8°. Niet in den handel. 570 K. Gentman Leidekker, Kerkrede (uit Haggai II. 10) ter plegtige imvijding van de groote kerk te B. op Z., na derz. verwoesting hersteld, uitgespr. 15 Oct. 1752. B. op Z. en Kotterdam, 1752. 4°. 571 J. Eaure, Histoire abregee de Bergen op Zoom, avec une idee du si&ge. La Haye, 1761. 8°.
Noord-Brabant.
55
572 Beschrijving der stad B. o. d. Z., verrijkt met een omstandig bericht van het beleg dier vesting door de Pranschen in 1747 (kunnende dienen tot een suppl. op de Vad. Hist, van J. Wagenaar). met platte gr. Amst., A. Fokke Sszn. 1780. 8°. De uitgever Fokke kan zeer wel de schrijver zijn. 573 Le Grand, Verhaal van de verrassing van B. op Z., op 8 en 9 Maart 1814 en plaatsbeschrijving dezer vesting; u. bet fransch, m. eene nieuwe kaart. Breda, 1817. 8°. 574 H. Maronier, De gids, of de verrassing van B. op Z. in maart 1814. Eene oorspronk. bijdrage tot de gescbied. van dien tijd. m. 1 kaart. Bott., 1836. 8°. 575 M. A. G. Vorstman, Bijdr. t. de Hervorm.-Gescb. d. stad B. op Z. Kist en Boyaards, Ned. Arcb. v. K. G., Ill, 265. GELDEBLAND. Zie Cat. F. Muller, van Gescbied. en plaatsbescbr., 1859, N0. 531—539. Cat. L. G. Yisscber, Mei 1859. biz. 38—40, N0. 1436—1508, en Catal. der openb. Bibl. te Arnbem. 576 Gelderscbe Volks-Almanak, onder redactie van Ds. 0. G. Heldring, tot 1849. Sinds dien tijd onder redactie van Mr. Is. An. Nijhoff. Arnbem, 1834—61. 12°. 577 Is. An. Nijhoff, Gedenkwaardigheden uit de Gescbiedenis van Gelderland. (Inleiding voor aan het le deel), met pi. Arnh., 1830. 4°. — Zie ook bier en daar de inleiding der volgg. deelen. 578 P. Nijhoff, bet voornaamste uit de gescbiedenis van Gel¬ derland aan jonge lieden verbaald. Arnh., 1857. m. pi. 8°. 579 Mr. C. L. Vitringa, Gedenkscbrift, le stuk. Schets van de staatsgesteldheid van bet vaderland, inzonderheid Gelderland. Arnbem, 1858. 8°. 580 G. A. de Meester, Hoe lang en in boe verre beeft het beginsel van volkskeuze zicb in Gelderland doen gelden? Nieuwe Bijdr. v. Begtsgel. dl. II,
56
Gelderljlnd.
581 J. Is. Pontani Historiae Gelricae liber primus, (of plaatsbescbrijving,) m. kaarten en platte gronden. (Harderv.1639.fol.) 582 Geldersche Gescbiedenissen, getrokken. uit J. Is. Pontanus, door A. van Slichtenhorst. Arnh., 1654. fol. (Eerste Boek, Tooneel des Lands.) met kaarten en pi. gr. 583 A. van Slichtenhorst, Tooneel des Lants van Gelder, ook afzonderlijk uit zijne Geldersche Gescbiedenissen afgedrukt, in 4°. of 8°. 584 Over de Gescbiedenis enz. van Gelderland en Zutpben wordt ook, blijkens den titel, gebandeld door Wernh. Teschenmacher, in Olivia, Julia, Montia, Marcbia, Ravensburgia; accessit ob vicinitatem et quondam unionem, G. et Z. Arnhemiae, 1638. fol. 585 (H. Ewichids), Beschrijving der Steden van Gelderland. Arnh., 1653. m. pi. fol. 586 G. Hornii Gelriae Ducatus; in ejus dissertt. histor. et polit. L. B., 1668. 12°. 587 (J. Wagenaar), Tegenw. Staat van Gelderland, met kaarten en platen. Amst., 1740. 8°. 588 Geograpbiscbe Beschrijving van Gelderland. Amst., 1772. 8°. Herdruk. — Op verzoek van den uitgever dezes herdruks, P. J. Entrop, is deze uitgave nagezien door Mr. J. J. van Hasselt. 589 G. van Hasselt, Geldersche Oudheden. Arnbem, 1806. 1 deel. 8°. Er is nimmer meer van verscbenen. De titel van enkele exx. is in 't rood gedrukt. (Cat. Muller, 1859, N0. 665.) 590 Gelderscb Maandwerk. Arnh., 1807. 12 stukjes of 2 deelen, 8°. (Cat. Muller, 1859, N0. 666.) 59 1 Geldersche Bijzonderheden. Arnh., 1808, 1809. N0. 1—3 (2 en 31oopendoor).80.(Cat. Muller, 1859,Nu. 666*.) 592 J. van Wijk Rz., Aardrijksk. Schoolboek der provincie Gelderland, met eene kaart. Zutpben, 1819. 8°. 593 J. H. Veenendaal, Bekn. aardrijksk. beschrijving van de provincie Gelderland. Nijmegen, 1844. kl. 8°,
Gelderland.
57
594 (Is. An. Nijhoff,) Statistieke beschrijving van Gelderland, uitgegeven door de Provinc. Commissie van Landbouw, met platen. Arnli., 1826. 8°. 595 Mededeelingen der Geldersche Maatscbappij van Landbouw, van 1846 af. Arnhem, Thieme. 8°. 596 Wegen in Gelderland. — Tableau 1. Groote heerenwegen of heerbanen, biz. 1—18. Tableau 2. Communicatiewegen tusschen steden, dorpen en gehuchten, biz. 1—71. Tableau 3. Buurtwegen. Gedrukt te (Arnhem? in den aanvang dezer eeuw?) langw. 4°. 597 L. P. C. van den Bergh, Oorsprong en beteekenis der plaatsnamen in Gelderland. Nijhoff, Bijdr. V, 233. 598 Jo. Knifpenbergh, Hist, ecclesiastica ducatus Geldriae, usq. ad a. 1700. Bruxellis, 1719. 4°. 599 Ejusdem Operis continuatio. Brux., 1806. c. fig. 4°. Zeerzeldz. 600 G. van Hasselt, Stof voor eene Geldersche historic der Heidenen. Arnhem, 1805. 8°. 601 L. A. J. "VV. Baron Sloet, Bijdr. tot de gesch. der Hei¬ denen in Gelderland. Nijhoff, Bijdr. V, 93. 602 Elogia Principum et civitatum Gelriae. Arnh., 1647. 4°. 603 Keize langs den Nederrhijn, over het Loo, tot Bonn en voorts over Krevelt, Nijmegen, Arnhem, Boosendaal en Dieren terug, in Augustus 1784. Campen, 1785. 8°. 604 Het Geldersch reisje van Amst., over Utrecht op Arnhem, Nijmegen en Zutphen, benev, derz. omstreken, met 1 kaart. Nieuwe uitg. Amst., ten Brink en de Vries. 1836. kl. 8°. De eerste uitgave is zeker van een tiental jaren vroeger. 605 A. W. Engelen, Wandelingen door Gelderland en aangrenzende Noordbrabandsche, Limburgsche en Pruisische gewesten. Groningen, 1847. met pi. 8°. 606 (P. Nijhoff), Een Geldersch reisje, naar Arnhem, Zutphen, het Loo en Nijmegen. Nieuwe, veranderde uitgave. Arnh., Nijhoff, 1848. 12°. 607 Fr. God. van Lynden (van Ilemmen), Spec, de judiciis Gelricis antiqui et medii aevi, publ. pro gradu defensum. Traj. ad Eh., m. Junii 1781. 4°. 8
58
Gelderland.
608 G. A. de Meester, Dissert, de judiciis Gelriae terap. reip. TJnitarum Prow., pro gradu defensa. L. B., Maji 1841. 8°. 609 — — — De Staten van Gelderland onder het liclit der Geschiedenis. 8°. Afzond. afgedmkt uit: Ned. Jaarbb. voor Eegtsgel. en Wetg., Dl. VIII—XII. 610 G. van Hasselt, Oorsprong van het Hof van Gelderland. Arnhem, 1793. 8°. 611 P. Nuhofe, bijdragen tot de geschiedenis van het voormalige Hof van Gelderland. Arnh., 1855. 8°. 61 2 Register op het Archief afkorastig van het voormalig Hof des vorstendoms Gelre. Arnh. 1856, 8°. 613 G. van Hasselt, twee schetsen van Geldersche klaarbanken. Arnh., 1805. 8°. 614 (Is. An. Nijhoff,) Kort overzigt van den toestand der oude Archieven in Gelderland. (Arnhem, 1851). 8°. Niet in den handel. Overgedrukt uit het verslag aan de Prov. Staten van dit gewest. 615 (M. J. Vitringa), Verslag der Gedeput. Stt. van Gelderland in julij 1833. Arnh., 1833. 8°. * Hierop zijn ook zeer belangrijke jaarlijksche verslagen van Baron L. Sloet gevolgd. 616 G. A. de Meester, Bedenkingen tegen het voornemen om de heidevelden door de overbevolking te doen ontginnen. Arnhem, 1847. 8°. 617 H. C. A. Thieme, De Tmperantis circa aggeres in Gelria jure. Arnhemiae, 1843. 8°. 618 L. A. J. W. Baron Sloet, Bijdragen tot de kennis van Gelderland. I. Grondgebied en bodem. II. Het water. III. Polders. Arnhem, 1852—55. 3 stn. 8°. 619 Korte beschrijving van den watervloed, veroorzaakt door het overloopen der rivieren en het doorbreken der dijken — in een groot deel van Gelderland en Holland, in dec. 1740 en jan. 1741. Haarl., M. v. Hulkenroy, (1741). 4°. 620 J. van Wijk, beschr. der overstrooming in Zuid-Holland en Gelderland. Gorinchem, 1741. 4°.
Gelderland.
59
621 C. L. de Pagniet, droevige gevolgen van het Pannerdenscli kanaal. 'sHage, 1777. 8°. 622 VerLaal wegens de laatste overstroomingen in de Betuwc, Bnren en Kuilenburg, in 1770. Rotterd., 1788. 4°. 623 W. van de Poll, Schets van den watervloed in Gelderland, Noord-Brabant, Utrecht en Zuid-Holland in maart 1855, m. pi. Tiel, 1855. 4°. 624 L. A. J. W. Baron Sloet en H. P. Fjjnje, Beschrijving van den watervloed in Gelderland in maart- 1855. met 4 kaarten en 12 schetsen. Arnhem, 1856. 8°. 625 S. (liever E. H. J.) du Puy de Montbrun, Die Verbesserung der Rheinschifffahrt, — durch Schliessung der Miindung des alten Rheines bei Lobith. m. 1 Stromkarte. Elberfeld, 1851. 8°. Vroeger, onder den tilel: Gedanken iiber die Nothwendigkeit der Schliessung, enz. Emmerich, 1850. KWARTIER DE BETUWE. 626 Is. An. Nijhoff, De Ambtman, Rigter en Dijkgraaf van Overbetuwe. Nijhoff, Bijdr. V, 165. 627 0. G. Heldring, De overtogt van Lodewijk XIV over den Rijn. Nijhoff, Bijdr. I, 93. 628 Is. An. Nijhoff, He* ontstaan van het Pannerdensche Ka¬ naal. met 1 kaartje. Nijhoff, Bijdr. VIII, 217. Zie ook N0. 621. 629 R. H. Graadt Jonckers, Opmerkingen op eene wandeling van Huissen naar het kasteel Doornenburg, Geld. Volks-Aim. 1852, bl. 226. 630 (0. G. Heldring), De eikenboom bij het slot Doornenburg in de Overbetuwe. m. pi. Geld. Yolks-Aim. 1838, bl. 137. 631 (S. J. E. Rau en J. T. Bodel Nyenhuis), Tweederlei bezoek op den Doornenburg, 1834 en 1843. Geld. Volks-Alm. 1844, bl. 195. 632 (0, G. Heldring), Gent in Over-Betuwe. met pi. Geld. Volks-Alm. 1836, bl. 132.
60
Gelderland.
633 C. van der Voordt Pieck, Spec, sistens statuta Gannitensia, etc. Traj. ad Rh., 1783. 4°. Met eene inleiding over de plaats, Let dorp van dien naam, zelve. ' Zie over Nijmegen Cat. Muller, 1859, N0. 2482—2502. 634 J. I. Pontani Noviomagum, Gelriae urbs primaria. Ex primo libro Gelr. hist. Pontani desumta haec descriptio. Harderv. 1628. 4°. Ten proeve uitgegeven; hoogst zeldzaam. Het eenige bekende ex. is op de openb. boekerij te Arnhem. 635 P. Nijhoff, Berigt aangaande het oud Archief der stad Nijmegen. Nijhoff, Bijdr. VII, 225. 636 G. Hornius, De insula et oppido Batavorum. Hardervici, 1648. 4°. 637 J. Smetius (Smith), Chronyk van de oude stadt der Batavieren. Nijmegen (gedr. na 1678). 12°. 638 Chronijk en beschrijving van Nijmegen, vervolgd door J. in de Betouw. Nijm., 1784. 8°. 639 Oppidum Batavorum. Amst., J. Blaeu, 1644. 4°. en 1645. 4°, 640 pater et filius, Antiquitales Neomagenses. Noviomagi, 1678. met platen. 4°. 641 Joh. Smith, Triga Poetarum, P. Virgilius Maro, P. Papinius Statins et Dec. Magnus Ausonius ad Belvedere, amoenissimam Neomagensium speculam — deducti. Noviom., 1646. 4°. 642 G. Hornii Neomagum; in ejus dissert, histor. et polit. L. B., 1668. 12°. 643 H. K. Arkstee, Nijmegen, de oude hoofdstad der Batavieren. In dichtmaat met aantt, Amst., 1733. met pi. 8°. Herdrukt, 'sHage, 1738. Van Arkstee's Nijmegen is eene nieuwe, veel vermeerderde en verbeterde uitgave. Nijm., 1788. 8°. 644 J. Schonck, Oratio in laudem Noviomagi habita 5 Id. febr. 1787. Noviom., 1787. 4°. 645 Er is eene reeks van 29, deels latijnsche, deels nederduitsche stukjes (op een na alle in 8°), welke de geschie-
Gelderland.
61
denis, oudheden of plaatsbeschrijving van Nijraegen betreffen, en waarvan de Latijnsche ten deele de briefvvisseling van eenige geleerden der 17e en van den aanvang der 18* eeuw over Nijmegens oudheden behelzen. Zij zijn tusschen april 17S3 en januarij 1819 door J. in de Betouw, — of ook door zijnen zoon'G. C. in de Betouw, onder 'svaders opzigt — (en deze wel van 1783—86) — uitgegeven, en de vrij volledige lijst daarvan is laatstelijk gedrukt achter bet laatste stukje (Komeinsche Overblijfselen, opgedolven in den omtrek van Nijmegen, 1819), ontbrekende echter aldaar de opgave der drukjaren zoowel als hunne chronologische orde. — Die, welke uitsluitend Nijmegens plaatsbeschrijving bevatten, zijn de volgende: Yertaling en korte uitlegging van de opschriften op altaren of gedenksteenen der Eomeinen binnen en omtrent Nijmegen uitgegraven. Nijm. 1787. — Kerken en godsdienstige Gestichten te Nijmegen.— Quartierlijke Akademie en Apostolische of Latijnsche School te Nijmegen. — Lotgevallen en ondergang van den vermaarden Burgt binnen Nijmegen (1797). Bijv. tot die lot¬ gevallen. Nijm., 1804. 8°. — Nijmegen, verdeeld in wijken, straten, stegen, enz. 1805. 8°. 646 Handvesten en Charters, behoorende tot de Beschrijving en Chronijk van Nijmegen, met aanteek. (door J. in de Betouw). (Nijm. (1785) 8°. — Vervolg. Nijm., 1789. 8°. 647 Dezelfde, vervolg op de Handvesten. Aid., 1789. 8°. 648 Dezelfde, Annales Noviomagi, Nov. 1791. 8°. 649 Dezelfde, bijvoegsel tot de Annales en Chronijk van Nij¬ megen. Aid., 1792. 8°. 650 Dezelfde, vervolg der Kronijk van Nijmeg. Aid., 1818. 8°. 651 G. van Hasselt, Bijdragen voor den Burg van Nijraegen. Arnhem, 1805. 8°. 652 Brieven gewisseld tusschen Nijmegen met hare Spaansche bezetting en Arnhem in 1587. Arnhem, 1805. fol. 653 E. J. B, Schonck, Dichterlijk Tafereel der Lotgevallen van Nijmegens Burgtgeregt, het Yalkhof. Nijmegen, 1805. 8°. — Dezelfde, Lotgevallen van Nijmeegsch Burgt, gezegd het Yalkhof, met pi. Aldaar. 8*. —Dezelfde, Nijmeegsch Alzigt op den Hofberg, van ouds het Yalkhof genaamd, Nijm. 8°,
62
Gelderland,
654 0. ten Hoet Jz., Het Geldersch Lustoord, of beschrijving van de stad Nijmegen en derzelver omstreken, met geschieden oudheidkundige bijzonderheden. Nijm., 1825. 8°. 655 (C. ten Hoet,) Handboekje voor reizigers, welke vermaakshalve de stad Nijmegen en haren omtrek bezoeken. Nijm., 1828. 8°. 656 J. Buurman, Aardrijksk. beschr. der stad Nijmegen. Nijm., 1829. 8°. 657 C. H. Clemens, De stad Nijmegen en hare omstreken. Nijm., 183 ; 2e verm, en verbet. druk. 1839. m. pi. 8°. 658 W. J. Kelder, De stad Nijmegen en hare omstreken, geschiedk. en plaatselijk beschreven. Nijm.', 1854. kl. 8°. Is (volgens de voorrede) een omgewerkte en vermeerderde Clemens. Hierin staan zaken, die men in andere werkjes over N. te vergeefs zoeken zoude, omdat de schrijver, klerk ter stedelijke secretaire zijnde, toegang had tot het Stedelijk Archief. 659 A. Oltmans, la Chapelle a Nimegue. Amst. 1847. 4°. 660 P. C. G. G(uyot), Lubbert Torck en de stad Nijmegen in julij 1585. Geld. Yolks-Aim. 1853, bl. 225. 661 J. Scheltema, Opmerkelijke bewaring van Nijmegen in 1622, Sch., G. en L. M., III. c. 248. 662 J. C. K(obus), Mislukte aanslag op Nijmegen door de Franschen. 11 junij 1702-. Geld. Volks-Alm. 1848, bl. 67. 663 — — ( ) Nog iets over den misl. aanslag op Nijm. door de Fr. in 1702. Geld. Yolks-Aim. 1849. bl. 184. 664 Is. An. Nijhoff, De Geldersche plooijerij, bijzonder te Nij¬ megen. Geld. Yolks-Aim. 1854, bl. 1. 665 E. H. Graadt Jonckers, De blaauwe steen te Nijmegen. Geld. Volks-Alm. 1850, bl. 55. 666 P. C. G. Guyot, Bijdragen tot de keilnis van het fraterhuis te Nijmegen. Nijhoff, Bijdr., VII. 34. 667 J. in de Betouw, Quartierlijke akademie en apostolische of latijnsche school te Nijmegen. (Nijm.) (179.?) 8°. 668 Th. L. Boukens, Oratio de Academia Noviomagensi, m. Sept. 1769 publ. Groningae dicta. Gron., 1769. 4°.
Geldeeland.
68
669 C. Wittichii Gibea Gelrica, s. Oratio, qua convenientia inter Gibeam Benjaminis et Neomagum deraonstratur, hab. Neom. Neom., 1656. 4°. 670 P. C. G. Guyot, de Joden te Nijmegen. Arnh., 1845. 8°. 67 1 Bijdr. tot de gescbiedenis der Doopsgezinden te Nijmegen, enz. Arnhem, 1845. 8°. 672 Het oud Burgergasthuis te Nijmegen, een stedelijk gesticht en het eigendom der burgerlijke gemjeente. Nijm., 1836. 8°. 673 (F. W. Conrad en J. P. DelpratJ Verslag over de verzakking te Nijmegen, met 2 topogr. schetsen en 3 tabb. Amsterdam, 1858. 8°. In de Versl. en Mededeel. Nat. Afd. Kon. Akad., D. VII. Nog in twee vervolgen voortgezet, tot 1861. 674 J. van Schevichaven, Geschiedk. plaatsbeschrijving van het rijk van Nijmegen, m. kaart en pll. Nijmegen, 1846. 8°. 675 C. Leemans, Romeinsche steenen doodkisten, bij Nijmegen in 1840 opgedolveii, met afb. Nijhoff, Bijdr., Ill, 235. 676 A. W. K., Uitspanningsreizen. Eene wandeling door Nij¬ megen. Volks-Alm. der Maatsch. t. Nut v. 't Alg. v. 1860, biz. 190—197. 677 (P. Nijhoef,) Schets der lotgevallen van het weeshuis te Nijmegen (voormalig Burger-kinderen-weeshuis en Armekinderenhuis), met afbb. Nijmegen, Thieme, 1860. 8°. 678 Gedenkstuk wegens den bouw van het kasteel Bat-ouwe-Zale^ deszelfs ligging en bouworde (door den bouwheer en bouw-. meester F. J. Hallo .zelven). Nijmegen, C. A. Vieweg en Zoon, 1860. 4°. 55 biz.. Buiten den handel; sommige exx. met eenige photographische afbeeldingen van dit kasteel voorzien. 679 C. Leemans, Overblijfselen van romeinsche gebouwen, nabij Berg-en-daal. Nijhoff, Bijdr., IV. 308. 680 (L. J. F. Janssen?) De holle Deurn, bij Beek en Bergen• daaL Geld. Volks-Alm. 1843, bl. 153. 681 L. J. F. Janssen, Nieuwe ontdekkingen van romeinsche oudheden te Holdeurnt, onderGroesbeek. Nijhoff, Bijdr., VII. 155. 682 Over de oudheidkundige ontdekking tusschen dedorpen Beek en Wieldeven. A.K.- en L.-Bode 1840, N0^,
64
Geldebland.
683 L. J. F. Janssen, Beschreibung eines romiscben Ziegels, mit zwiefachem lateiniscben Alphabet, ausgegraben in der Nahe von Nymegen. Ley den, 1841. 4°. 684 — Een romeinsche tegel, voorzien van latijnsch cursiefscbrift, gevonden In de nabijheid van Nijmegen, (Niet in den handel.) 's Gravenb., A. D. Scbinkel, 1844. 8°. 685 J. van Schevichaven, Bcumen% Maiden en Groesbeek, met een bezoek op bet slagveld de Mokerbeide. Geld. Yolks-Aim. 1842, bl. 61. 686 Tweede wandeling over Heumen, Maiden en Groesbeek. Geld. Volks-Alm. 1843, bl. 140. 687 (0. G. Heldring,) Het slot te Wychen. Geld. Volks-Alm. 1840, bl. 62. 688 ( ) Batenbvrg, met pi. Geld. Volks-Alm. 1839,bl. 49. 689 Prosp. eener leerr. van J. W. van Hille, pred. te MaaslommeL bii de inwiiding van bet nieuwe kerkgebouw aldaar (febr. 1843). 8°. 690 D. Buddingh, Elst, in de Overbetuwe, onder het beidendom, in den eersten Christentijd en tijdens de Hervorming; benev. de overbetuwsche leesinstelling. Delft, 1858. 8°. 691 B. H. Graadt Jonckers, De Griftdijk. Geld. Volks-Alm. 1849, bl. 84. 692 (0. G. Heldring,) Het dorp Driel in de Overbetuwe Geld. Volks-Alm. 1835, bl. 64. 693 Wandelingen ter opsporing van bataafsche en romeinsche oudbeden, legenden, enz. Amst., 1838, 39. 2st.S0. 694 (O. G. Heldring,) Het Hemmensch kerkbof. Geld. VolksAlm. 1843, bl. 111. 695 Pacbter Gerhard (0. G. H.), De Woerd, een kerkbof der Batavieren onder Setten. Geld. Volks-Alm. 1838, bl. 68. 696 0. G. Heldring, Ontdekkingen van eenige romeinsche en ba¬ taafsche oudbeden (onder Setten). Nijhoff, Bijdrag., II. 70. 697 De woerd onder Hervelt. Geld. Volks-Alm. 1839, bl. 99. 698 N. C. Kist, Sint Christoffel, eene nieuw ontdekte muurschilderij, in de kerk te Opheusden, in Nederbetuwe. (Leiden, 1847. 8°.) Uit Kist en Jtoyaards, Ned. Arcbief v. Kerk. Gesch., VII, 419.
Gelderland.
65
699 0. G. Heldring, De woerd te Kesteren, in de Nederbetuwe. Nijhoff, Bijdr., II. 208. 700 ( ) De romeinsche grafsteen te Doodeivaard, m. pi. Geld. Yolks-Aim. 1835, bl. 22. 70 1 De woerd, enz. onder Doodewaard en Eien. Geld. Volks-Alm. 1839, bl. 97. 702 N. C. K(ist), Afb. (in steendr.) en beschr. van een' onlangs (te Maurih) gevonden ouden steen met opschrift. (Leiden, 1837.) 8°. Uit Kist, Nederl. Arcbief, YIII. 703 J. van Schaick, Leerr. bij de geleg. van de herst. derHervv. te Asch tot eene op zich zelve staande gemeente, 8 dec. 1839. Tiel, 1840. 8°. 704 H. R. de Breuk, Bijlage over bet Arcbief van Buren. (Handd. Maatscb. Nederl. Letterk. 1858, bl. 116—120, 135.) Zie over Tiel, Cat. Muller 1859, N0. 2553—56. 705 Incerti Auctoris Cbronicon Tielense; ex arcbetypo primus cum ann. ed. J. D. van Leeuwen. Traj. ad Rh., 1789. 8°. 706 J. van Velpen, Encomium ter eere der oude en vermaarde stad Tiel, eertijds boofdstad van 't beroemd graafschap Teisterbant. Nijmegen, 1649. formaat? Mr. Rink, die dit aldus aanbaalt, scbijnt te kennen te geven, dat dit boekje in 't latijn gescbreven is. 707 G. Hornii Tilensis urbs; in ejus dissertt. histor. et polit. L. B., 1668. 12°. 708 E. D. Rink, Bescbrijving der stad Tiel, met plans en platen. Tiel, 1836. 8°. 709 Bijvoegsels en bijlagen tot die bescbrijv. Aid., 1836. 8°. 71 0 Vervolg van bijv. en bijl. met pll. Aid., 1847. 8°. 711 VV. van de Poll, Het kasteel Waardenburg, met afb. Tiel, 1853. 712 R. C. H. Romer, Het booge buis te Beest (1493—1517). Geld. Volks-Alm. 1857, bl. 42. 713 — De abdij van Marienweerd, met bijvoegsels van N. C. Kist en Bodel Nijenhuis. Kist en Royaards, Ned. Arcbief v. Kerk. Gesch., V. 147. 9
66
Gelderland.
714 (W.) van Dam van Brakel, De abdij van Marienweerd. Kist en Boyaards, Ned. Arch. v. Kerk. Gesch., VIL 412. 715 R. C. H. Romer, Dezelfde abdij en het klooster te Zennewijnen. Kist en Royaards, N. A. v. K. G., VIII. 170. 716 J. C. van der Veer, Wandelingen in de omstreken van Deil. met pi. Geld. Volks-Alm. 1841, bl. 154. 717 R. C. H. Romer, Geschiedk. mededeelingen nopens Deil. Geld. Volks-Alm. 1851, bl. 146, en 1852, bl. 68. 718 Is. An. Nijhoff, Overzigt van het Archief, afkomstig van het graafschap Kuilenburg. Nijhoff, Bijdr., I. 3, (Ook Arnhem, 1836.) 719 A. W. K. Voet van Oudheusden, Beschrijving van Cnlemborg, met pi. Utrecht, 1753. 2 din. (doorl. bladzz.) 8°. 720 Handelsvoorregt aan die van Kuilenburg te Calais verleend. Nijhoff, Bijdr., I. 207. 721 Verscheijden stucken en advijsen raeckende den Graef ende 't Graefschap Culenburgh, mitsgaders de demolitie van de poorten, bruggen, enz. Amst., 1664. 4°. 722 Gedenkschrift, uitgegeven door de protectoren van het Elisabeth-weeshuis te Culemborg, ter gelegenheid der viering van het 300-jarig bestaan, enz., 27 August. 1860. (Niet in den handel). Culemborg, (1860). m. pi. 8°. 723 W. J. C. van Hasselt, Bloemenstein, Blommestein. Nijhoff, Bijdr., IX. 271. Zie over Zalt-lommel Cat. Muller, 1859, N0. 2193—95. 724 P. van Enschede, Beschrijving van Saltboemel. Dit en 't volg. alleen in HS. vroeger aanwezig, volgens Mr. J. J. van Hasselt. 725 H. Hoet, Zaltbommels oorspronk en opkomst. 726 G. Hornii Bommelensis insula et urbs. In Hornii dissertt. hist, et polit. L. B., 1668. 12°. 727 Beschrijving van Bommel, door een Geldersch Regtsgeleerde. Arnhem, 1765. 8°. 728 (J. J. van Hasselt,) Beschr. van Bommel. Amst., 1774. 8°. (Vernieuwde uitgave van het voorgaande.) De schrijver schijnt aanteek. van anderen gebruikt te hebben, volgens C. A. van Wachendorff en Prof. P,
GELDEKLANJ).
67
Bondam afkomstig van Jacob van Oudenhoven. Ook zoude, volgens Mr. Is. An. Nijhoff, een groot deel in de bewerking gebad hebben zekere «... Cox, van Boramel. Andere bijzonderheden bierover deelt ook mede C. R. •Hermans, in Gescb. Men gel w. over Noord-Brab. D. !!• biz. 380. 729 Autbentique Resolution, enz. wegens de raagistraet van Saltbommel, aenwyzende wat by de belegeringb en bet overgaen dier stad (in 1672) gepasseert is. 'sGravenbage, 1673. 4°. Opgedragen aan //den Prince van Orangie" door //Carel van Ommeren, te Saltbommel.,, 730 Oproerig Bommel, vertoonende de meeste toevallen eeven voor den inval der Fransen. anno 1675. le deel. 4°. In dicbtmaat. Niet verder verscbenen. 731 C. Leemaks, Oude rauurscbildering in de groote kerk te Zaltbommel. In Ned. Staats-Ct. 1845, N0. 259. fol. Herdr. in K.- en L.-B., 1816. N0. 3, 4, 5. 8°. 732 C. Hooter, De groote nood des bongers in en bij den Boemelerwanrd, enz. Zaltboemel, 1847. 8°. 733 N. C. Kist, Het klooster St. Marien-acker te Rossem. Kist en Royaards, Nederl. Arcbief v. K. Gescb., V. 285. 734 C. Leemaks, Romeinscbe oudbeden te Rossem in den Zaltbommelerwaard, prospectus. Leiden, 1841. m. 1 pi. 8°. Het werk verscbeen aldaar het volgende jaar 8°., met 2 kaarten en 16 pll. 4°. 735 N. C. Kist, Het klooster van Reguliere Kanunniken, weleer op St. Pieterswiel buiten Zaltbommel gelegen. Kist en Royaards, Ned. Arcbief v. Kerk. Ges., V. 241. 736 (W.) van Dam van Brakel, Het klooster St. Pieterswiel. Kist en Royaards, Ned. Arcbief v. Kerk. Ges., VIJ. 415. 737 G. D. J. Schotel, Ammerzode. Nijhoff, Bijdr., IV. 123. 738 C. G. B(oonzajer) en J. G. W. M(epvKes), Geschiedk# berinneringen betrekkelijk het slot Loevestein, m. pll. en kaarten. Gorincbem, 1840. 8°. 739 (W.) van Dam van Brakel, De oorsprong van Loevestein en Monnikenland, m. geschiedk. aanteekk. Gorincbem, 1856. m. 3 kaarten. 8°.
68
Gelderland.
740 C. H. Mossel (en K. J. F. C. Kneppelhout), lets over Loevestein, m. afbb. Nijhoff, Bijdr., IX. 256. 741 H. C. Eogqe, Bezoeken op Loevestein in 1624. Dordt , 1859. m. pi. en portr. 8°. 742 K. H. Graadt Jonckers, Huissen, een stad des vredes * benevens de nieuwste en oudste kunstweg in Neerland . m. pi. Dordt, 1856, 8°. 742*D. Buddingh, Wandelingen door de Betnwe ter opspor. van — oudheden, Tiel 1861. m. 1 pi. 8°. K WAR TIER DE VELUWE. Zie Cat. Muller, 1859, N0. 2591—95. 743 De Veluwe. Eene wandeling van O. G. Heldring en K. H. Graadt Jonckers. Arnhem, 1841. 8°. 744 Wandelingen over de Veluwe; van 0. G. Heldring en G. Haasloop Werner. Arnhem, 1845. 8°. 745 G. A. de Meester, Aanteekeningen omtrent een paar Veluwsche bossehen. Nijhoff, Bijdr., VII. 294. 746 L. A. J. W. Baron Sloet, Mark en op de Veluwe. Nijhoff, Bijdr., N. reeks. I. 1. vervolg, bl. 175. 747 (G. Haasloop Werner,) Aanteekening omtrent de oude schutgilden op de Over-Veluwe. Geld. Volks-Alm. 1852, bl. 49. 748 Is. An. Nijhoff, Een der oudste papiermolens op de Veluwe. Nijhoff, Bijdr., V. 90. 749 G. Haasloop Werner, Wandelingen door de kerken der Veluwe. Kist en Koyaards, Nieuw Arch. v. K. G., I. 85. 750 G. Hornh Comitatus Velaviae et urbs Arnhemum. In ejus dissertt. histor. et polit. L. B., 1668. 12°. Zie over Arnhem Cat. Muller, 1859, N0. 2178—81. 751 (G. van Hasselt,) Kronijl? van Arnhem. Arnhem, 1790. 8°. 752 Deductie van de regten en privilegien der vrije stad Arn¬ hem. 1703. 753 G. yan Hasselt, Arnhemsche Oudheden. Arnhem, 1803—4. 4 din. 8°. 754 Is. An. Nijhoff, Aardrijkskundige beschrijving der stad Arnhem, Leesboek voor de middelste klasse. met eene kaart. Arnh., 1832. kl. 8°.
Gelderland.
69
755 Is. An. Njjhoff, Arnhem en zijne omstreken, met een platte grond der stad. Arnhem, z. j. (1860.) 8°. 756 Zekere wegwijzer voor de bezoekers in Arnhem (ter geleg. der Tentoonstelling). Arnhem, P. A. de Jong. Julij 1852.8°. 757 Het juichent Arnhem, ter installatie van Willem V als Erfstadhouder; of beschrijving van de decoratien, enz. Arnhem, 1766. 8°. 758 W. Staats Evers, lets over Arnhem, naar aanleiding van zijne begrooting voor 1818. Arnhem, 1848. 8°. 759 (G. van Hasselt), Verhandeling over het huis van Marten van Possum te Arnhem. (Arnh.) 1780. 8°. 760 Is. An. Nijhoff, Het huis van Marten van Eossem te Arn¬ hem, m. afbb. Nijhoff, Bijdr., II. 124. 76 1 Een blik op de marktplaats en het St. Walburgsplein. Geld. Volks-Alra. 1856, bl. 1. 762 P. Nijhoff, Herinnering aan de vestingwerken der stad Arnhem, met pi. Geld. Volks-Alm. 1855. bl. 161. 763 Is. An. Nijhoff, De Arnhemsche gilden, m. pi. Geld. Volks-Alm. 1858, bl. 1. 764 L. J. E. Janssen, De ontdekte muurbeschilderingen te Haarlem en Arnhem. Haarlem, 1860. 8°. (Overdr. uit den K.- en L.-Bode.) 765 A. C. W. Staring van den Wildenborch, Verslag betreff. eenige oudheden in de prov. Gelderland,* kwartier Zutphen en Veluwe gevonden. In Natuurk. Verhh. van de Haarl. Maatsch. van Wetensch., Dl. XI. (1822) biz. 441—455. m. 1 pi. 766 (Is. An. Nijhoff,) Wandelingen in de omstreken van Arn¬ hem, m. pi. Arnh., 1820. 8°. — Sedert vermeerderd, 2e dr. 1821, 3* druk 1827, 4® dr. 1828, 5* dr. 1836. 767 Jac. Zinck, De ^vandelaar door de lustverblijven van Arnhems omstreken, in dichtm. m. 1 pi. Arnhem, 1838. 8°. „ 768 Is. An. N(ijhoff), De Klingelbeeh bij Arnhem. Geld. VolksAlm. 1852, bl. 177. 769 (L. J. F. Jan)s(sen,) Marieadaal, Geld. Volks-Alm. 1840 bl. 162,
70
Gelderland.
770 (J. G. H. van der Dussen) Doonverth en Wolfheeze, wat het is en wordeu kan. (Arnhem), Aug. of Sept. 1845. 8°. 77 1 Gids door de heerlijkheid Doorwerth. Arnh., 1847. 8°. 772 J. C. Perk, De herberg op Doorwerth, m. pi. Geld. VolksAlm. 1840, bl. 127. 773 P. Nijhoff, Het huis Grunsfoort bij Kenkum, in. pi. Geld. Yolks-Aim. 1853, bl. 108. 774 G. Hornii Vada. In ejus dissertt. bistor. et polit. L. B., 1668. 12°. 775 Is. An. Nijhoff, Het Wilhelmus te Eede. Geld. VolksAlm. 1859, bl. 3. 776 — — De schipbrug te Westervoort. Geld. VolksAlra. 1851, bl. 127. — Is eigenlijk kwartier Zutpben. 777 L. J.- F. Janssen, Over de gouden halsbanden en ringen te Velp, bij Am hem, gevonden, m. afbb. Nijhoff, Bijdr., VIII. 161. 778 (Is. An. Nijhoff,) Wandelingen op Biljoen en Beekhuizen. Arnh., 1820. — Herdrukt 1S21 en 1825. m. pi. 8°. 779 J. d'Outreyn, Wegwijzer door de heerlijkheid Roosendaal enz., in digtmaat, met platten gr. en pli. Amst, le dr. 1700. 4°. 2e dr. 1713. 8°. 3e dr. zeer vermeerd. 1718. 4°. Over Kozendaal, Cat. Muller, 1859, N0. 2513—15. 780 G. van Hasselt, Boosendaal als de prachtigste bezitting van de Geld, graven en hertogen, enz. met echte bescheiden. Arnh., 1808. 8°. "De afkeurende recensie van dit werk in de Alg. Bibl. v. Wet., K. en Sra., 1809, N0. 7, door v. H. herdrukt en met aanraerkk. beantwoord. Arnhem, 1809. 8°. 781 M. Snethlage Bz., Het nieuwe kerkgebouw in de vrije heerlijkheit van Bosendaal — gewijdt. Amst., 1759. 4°. Achter mijn ex. is: eene uitvoerige lijst in IIS. der predd. van R. tot op onzen tijd door wijlen N. Berkhout, pred. te Leiden. 782 Is. An. Nijhoff, Bozendaal, m. eene pi. (Niet in den handel.) Overdruk uit den Geld. Volks-Alm. voor 1860, bl. 11.
Geldebland.
71
783 Const. Huyghens' boeren huysingh tot Beechbergen, in 1659. m. pi. Geid. V.-A., 1838. bl. 204. Een dorp waar Prins Willera II in 1650 wel lieenging om te jagen. — Volgens bekomen inlichting schijnt dit stukje van historischen grond ontbloot. 784 G. van Hasselt, Geldersche klaarbanken van 't hooge gerigt van Vein we en Veluwenzoom aan Engelanderholti m. afbb. Arnhera, 1805. fol. 785 P. C. Molhuysen, Engeland en Engelanderholt. Ov. Aim., 1841, bl. 141. 786 L. Ph. C. van den Bergh, Het Engelanderholt. Geld. Voiks-Aim. 1851, bl. 234. 787 (0. G. Heldring,) Het dorp Hoenderloo. Geld. Volks-Alni. 1840, bl. 21. 788 lets over den put te Hoenderloo. Geld. VolksAlm. 1844, bl. 186. 789 B. Gangel, 3e Verslag van Hoenderloo. Vereeniging Chr. Stt. 1850, N0. 13. 790 J. H. de Bidder, Uitstapjen naar Hoenderloo. Leiden, 1851. 8°. 791 L. J. E. Janssen, Oud-germaanscke en frankische oudheden opgegraven te Apeldoorn, m. 1 gekl. pi. Arnbem, 1850. 4°. (Niet afzonderlijk in den handel.) Nijhoff, Bijdr. VII. 320. 792 A description of the kings royal palace and gardens at Loo. Together with a short account of Holland and some obss. relating to their diseases. By W. Harris. London, 1699. m. 1 pi. 4°. 793 Korte beschrijving benevens afbeeldingen en gezichten van het kon. lusthuis 't Loo, m. plL van K. deHooghe. Amst., 1786. 8°. 1787. fol. Het boekje is eene eeuw jonger dan de platen. 794 Is. An. Nijhoff, Het Loo, geen lusthuis der Geldersche hertogen. Nijhoff, Bijdr., III. 214. 795 W. J. Hofdijk, Koning Willem III bij de Konings Eik. LaatsteVerh. in Hofdijks werk: //Ons Voorgeslacht." Haarl., 1856.
72
Gelderland.
796 G. Haasloop Werner, Wandelingen en omzwervingen door de gemeente Epe, m. pll. Geld. Volks-Alra. 1856, bl. 190. 797 P. Nuhoff, Berigt aangaande bet oud archief der stad Hattem. Arnhem, 1851. 8°. Buiten den handel. NijhofF, Bijdr., VIII. 109. 798 Tijdrekenkundig register van oorkonden, berustende in bet oud-archief der gemeente Hattem, opgemaakt volgens bet besluit van Gedd. Stt. van Gelderland van 27 april 1850. Arnbem, 1854. 8°. 799 0. Tulleken, Comment, ad Diploma Reinaldi I Nassavii, Com. Gelriae, de Insula et Monte Dei (then weerdt Godts te Hattem). Zwollae, 1774. 4°. 800 Is. An. Nuhoff, Het kasteel te Hattem, m. pi. Geld. VolksAlm. 1857, bl. 235. 801 D. W***, Historisch verhaal wegens het gebeurde met de steden Hattem en Elburg, of gedenkboek voor de prov. Gelderland enz. enz. Campen, 1786, 87. 3 stn. 8°. 802 Ecbte stukken betreff. b. Staatsbesluit van Gelderland om de steden Hattem en Elburg met garnizoen te voorzien. Amst. 1786. 8°. 803 Heribert van Westervelt, een uit den Raad van Hattem gevonnist. Harderwijk, 1791. 8°. 804 G. Haasloop Werner, Gescbiedenis van het klooster Huhbergen (bij Hattem). Geld. Volks-Alm. 1844, bl. 15. 805 Gescbiedenis van bet klooster Hieronymusbergy later Hulsbergen, een uur boven Heerde, bij Hattem. In Nieuw Ned. Mag. 1857, bl. 134. 806 Bijdrage tot de kennis van den toestand der daglooners en butbewoners langs den beidezoom in de ge¬ meente Oldebroeky m. pi. Geld. Volks-Alm. 1854, bl. 115. 807 E. Moulin, Belegering van Puitenstein (tusschen Oldebroek en Wesepe). Ov. Aim., 1838, bl. 101. 808 G. Haasloop W(erner,) Het noord-einde der Veluwe onder Oosterwolde. Geld. Volks-Alm. 1848, bl. 138. 809 G. Hornii Urbs Elburgum. In ejus dissertt. histor. et polit, L, B., 1668. 12°.
Gelderlakd.
73
810 A. W. van Oldenbarneveld, Spec. Acad. de Elburgo, ejusque statu muhicipali. Harderov., 1768. 4°. 811 (I. A. Nijhoff), De stad Elburg voor het keizerlijk Hofgerigt gedaagd, in den rijksban gedaan en daaruit ontslagen. Nijhoff. Dijdr., 1. 266. 812 H. G. Haasloop W(erner,) Het schipluden-gilde te Elburg in 1339—1798. Geld. Yolks-Aim. 1848, bl. 126. Elburg. Zie ook op Hattem, hier boven. 813 — * Belegering van Old-Putien bij Elburg, in 1482, 83. Geld. Yolks-Aim. 1847, bl. 40. 814 De Goorhut onder Elburg. Geld. Volks-Alm. 1848, bl. 145. 815 Eenige oudhh. en volksgebruiken uit de omstreken van Elbjirg. Geld. Volks-Alm. 1842, bl. 85. 816 (H. G. Haasloop Werner), HetGooren de Veelken meede bij Elburg. Sloet, Tijds., dl. XVII, 1859, biz. 459. 81 7 De Woldbergen en de beide Reuze Pinhen (op eenen togt van Elburg door Hattem). Geld. VolksAlm. 1841, bl. 3. 81 8 Winteravondwandeling van Elburg naar de nieuwe Drontherslais. over de Zuiderzee en terug. Geld. Yolks-Aim. 1850, bl. 70. 819 ( ) Het blaauwe kruis bij den Crijmelhorst onder Doornspijk. Geld. Volks-Alm. 1845, bl. 18. 820 Byssel (onder Doornspijk) in de stormvloeden van 1367 en 1717. Geld. Volks-Alm. 1850, bl. 75. 821 Petri APHERDiANi(of yan Afferden) (Gymnas. Harderov.,) De laudibus oppidi Harderovici descriptio. Ej. leges scholae Harderov. 8°. Of. H. Aquilii Compendium chronici Gelrici. Coloniae, 1566, p. 66. 822 J. Schrassert, Hardervicura antiquum ofte beschrijving der stadt Harderwijck, Harderw., 1730. 4°. — Herdrukt aldaar 1732. Deze herdruk is met een tweede deel, de geschiedenis der stad, vermeerderd. (De eerste druk was alleen voor de Eegering.) 2 din. 4°. 823 — Gereformeerde willekeuren en stadsrechten van Harderwijk. Harderw., 1734. 4°, 10
74
Gelderlahd.
824 H. Bouman, Geschied. der Geldersche Hoogeschool. Utrecht, 1814—47. 2 din. 8°. 825 (G. A. DE Meester,) Over de oprigting eener landaanwinnings-maatschappij te Harderwijk. Handelsbl. 4 Aug. 1845, bl. 1. 826 G. Knoop, De val van den toren te Harderwijck, op 28 Jan. 1797, in 2 gezangen. Hard., 1797. 8°. 827 G. A. de Meester, Het St. Jans dal of '5 Heeren Loo, m. 1 pi. Nijhoff, Bijdr., VI. 93. 828 H. G. Haasloop Werner, lets betrekkelijk de gemeente Ermeloo en de zeden en gebruiken barer inwoners, m, afbb. Geld. Volks-Alm. 1851, bl. 88. * 829 Oostende (onder Ermelo). Geld. VolksAlm. 1852, bl. 163. 830 G. A. de Meester, Schoonderbeeh (bij Putten). Geld. VolksAlm. 1852, bl. 138. 831 (H. G.) Haasloop Werner, Eene geschiedkundig-statistische wandeling in de gemeente Putten op Veluwe. Sloet, Tijds., XI, 1855, bl. 65 en vv. 832 (L. J. E. Janssen,) Het Udlermeer en de Hunneschans. Geld. Volks-Alm. 1841, bl. 31. 833 — — — Over de oudste vaderlandsche schansen, bepaaldelijk de Huneschans aan het Udeler meer. Arnhem, 1843. 8°. met 1 pi. Niet in den handel. Nijhoff, Bijdr., IV. 71. 834 H. G. Haasloop Werner, Wandeling naar de buurschappen ffunnen en Zoelstraat, tusschen Putten en Nijkerk. Geld. Volks-Alm. 1847, bl. 148. 835 — De Malen Poll bij Nijkerk. Geld. VolksAlm. 1844, bl. 36. 836 P. Nijhopf, Het huis Hulkestein, m. pi. Geld. Volks-Alm. 1854, bl. 159. 837 D. Buddingh, Voorthuizen] voor vrienden gedrukt. 'sHage, H. P. de Swart en Zoon, 1840. 8°.
Gelderland.
75
KW ARTIER ZUTPHEN. Zie Cat. Muller, 1859, N0. 2640—41. 838 G. Hornii Zutphaniae Comitatus et urbs. In H. dissert, bistor. et polit. L. B., 1668. 12°. 839 W. C. H. Staring ent T. J. Stieltjes, Verslag over den toestand der rivieren en afwateringen in bet Zutphenscbe en ontwerpen tot verbetering van dien toestand. Met eene kaart in 4 bladen. Zutphen, 1847, fol. 840 Verslag over den toestand der Berhel en ontwerp tot verbetering van die rivier. Met 3 kaarten. Zutphen, 1845. fol. 841 J. Lomejeri Dierum Genialium decades. (Daventr., 1694 et Zutph., 1696) 8°. Decas IP, pag. 1—56, diss. deZutpbania. 842 J. H. van der Schaapf, Berigt van Inteekening op: Beschrijving der stad Zutphen, met eene topogr. kaart. Zut¬ phen. 8°. Is niet verschenen. 843 H. N. van Til, Beknopte geschiedk. en plaatselijke beschrijving der stad Zutphen en hare bevallige omstreken. Zutphen, 1832. 8°. 844 R. W. Tadama, Geschiedenis der stad Zutphen, van de vroegste tijden tot 1795. m. pin. en kaart. Arnhem en Zutphen, 1856. 8°. 845 Is. An. Nijhoff, lets over bet stedelijk Archief van Zutphen. Nijboff, Bijdr., VII. 164\ 846 R. W. Tadama, Tijdrekenkundig register van alle oorkonden in het stedelijk archief te Zutphen berustende. Zutphen, 1854. deel I. 8°. 847 D. van Wullen, Gedachtenis-rede wegens de verovering der stad Zutphen door de Spanjaarden, in November 1572, gehouden 20 November 1822, met (geschiedk.) bijvoegsels. Zutphen, 1823. 8°. 848 Beschrijvinghe van het ontzet der stad Zutphen. 1586. (Z. drukpl) 4°. 849 Petr. Gakelii Lacrymae ecclesiae, reip. et scholae Zutphaniensis, h. e. elogiae funebres et epitaphia illustr. aliquot virorum, matronarum, virginum itemq. juvenum studioso-
76
Gelderland.
ram (40),' qui fere omnes luctuosissimo hoc anno in urbe Zutphaniensi peste interierunt. Zutphaniae, Andr. ab Aelst, 1626. 4°. 850 J. C. Schultz Jacobi, Feestrede ter viering van het 150 jaren gevestigd bestaan der Ev. Luth. kerk aldaar, met gcschiedk. aantt. Zulphen, 1843. 8°. 851 L. A. F. H. Baron van Heeckeren, De Marsch en Helbergen (uiterwaarden) te Zutphen. (1859). 8°. Uit Sloets Tijdschr. v. Staathshdk. D. XVIL bl. 127. 852 .... Eene opmerking naar aanleiding van de mededeelingen van den Heer van Heeckeren over de Zutphensche stadsweidegronden. Sloets Tijds., dl. XVII, bl. 202. 853 J. A. Klokman, Schetsen en tafereelen uit den Achterhoek, (bevattende eene topogr. beschr. van plaatsen in en om het arrondissement Zutphen enz.) Doetinchem, 1856. 8°. Staring. Zie hiervoor N0. , bij de omstr. van Arnhem. 854 A. C. W. Staring tot den Wildenborch, Een paarwoorden over enkelesporen van voorouderlijk heidensch bijgeloof, »in het Zutphensche overgebleven, april 1828 (Leiden, 1829). 8°. Uit: Mnemosyne, 3e reeks, 1* Dl. 855 A. Brants, Heidensche begraafplaatsen, onder Gorsel in Gelderland, kwartier Zutphen, dec. 1834 (Amst. 1835). 8°. Uit: Vriend d. Vaderl. Dl. IX, N0. 2, bl. 142. 856 Landbouwkundige kolonie Nederlandsch Mettray, op Rijsselt bij Zutphen. 7 berigten door de Hoofdcommissie uitgeg. (Bijsselt) 1852—59. m. pin. 8°. Het eerste berigt is herdrukt. 857 Niederlandisch Mettray, Ackerbaucolonie bey Zutphen, fiir sittlich verwarlosten Kinder, u. s. w., enthaltend eine Rede des Hrn W. H. Suringar, in der 17e Versammlung der Forstwirthe in Cleve, 2e Aufl., aus dem franzos. Frankfort am Mayn -(1856). 8°. 858 (O. G. Heldrjng,) De kapel te Laren (kanton Logchem). Geld. Voiks-Aim. 1839, bl. 101. 859 A. C. W. Staring, De steenen doopvont te Almen. Geld. Yolks-Aim. 1834, bl. 27.
Gelderland.
77
860 Geschiedenissen van de onstellinghe (sic) van de stad Zochem. 1582. 4°. 861 De waeracutige ongetwijfelde geschiedenisse, oft cort verhael, ofte hoe ende in wat manieren de laetste ontsettinghe der stad Lochum op d. 23 sept. (1582) gheschiedt ende — vergaen is. Arnhem, W. Janssens, z. j. 8°. 862 (A. C. W.) S(taring), Het huis Wildenborch. m. pin. Geld. Volks-Alm. 1838, bl. 158. 863 Exegesis, status, causae et descriptioZorcfoZoensi's... 1636.fol. 864 Deductio de jure Jerritorii, Provinciae Gelriae competenti, in oppidum et dominium de Borculo. Hagae Com., 1665.4°. Op last der Staten Provinciaal geschreven en gedrukt. 865 H. Grotii, Grollae obsidio, cum annexis A' 1627, cum fig. Amst., 1629. fob — Ook in het nederd., achter de Jaarboeken van Gr., 1681. 866 J.-van Vondelens Yerovering van Grol. Amst. 1627. fol. 867 G. J. Quintijn, Oraeniens Grols gewin, in dichtmaat. Haerl., H. Th. Kranepoel, 1627. m. pll. kl. 8°. langw. form. 868 Is. An. Nijhoff, Heeflijke regten van Bredevoort. Nijhoff, Bijdr. VIII, 181. 869 — — Het klooster Bethlehem of Bielheim, bij Doetin ch em. Nijhoff, Bijdr. IX, 1. 870 P. Nijhoff, Berigt aangaande het oud Archief der stad Doetinchem. (Arnhem, 1861). (Niet in den handel). Nijhoff, Bijdr., N. Serie, II. 4. 871 Verhaal van de verovering van Bredevoort enz. (Zie Cat. Openb. Bibl. te Arnhem, bl. 45). 872 K. H, Greeven, Geschiedenis en beschrijving van Doetin¬ chem. (Doet.) 1829. 4°. Als handschrift in klein aantal gedrukt. 873 K. W. Tadama, Verslag over het grafelijk Bergsche Archief te 's Heerenberg. Nijhoff, Bijdr. V, 1. 874 L. J. F. Janssen, Herinnering aan Monfertand. Arnhem, 1841. 8°. (Niet in den handel.) Geld. Volks-Alm. 1842, bl. 175. 875 Jac. Schneider, Der Eltenberg und Montferland bei Emme¬ rich; Beytr. z. Gesch. des rom. Befestigungswesens a. d. rechten Bheinseite. Emmerich, 1845. m. pin. 8°.
78
Gelderland.
876 Wandelingen in en om Cleef, over Montferland en Elterberg, met een plan van Cleef en omstreken. Amst., H. W. Weytingh. Zonder jaar (185?). gr. 8°. Gerecenseerd in de Boekz. Januarij 1860. 877 L. J. F. Jakssen, Berigt over drie oude glasschilderijen, te Babberich. (Arnh., 1839.) Uit Nijhoff* Bijdr. II. 201. 878 De Meurssen toren onder Didam% genaamd de Berg-vrede. Uit Slichtenhorst, Tooneel des lands van Gelder. Geld. Yolks-Aim. 1831, bl. 23. 879 J. van der Veur, De Nevelhorst onder Didam. Geld. VolksAlm. 1838, bl. 97. 880 P. Nijhoff, De Heeren en de heerlijkheid van Keppel. Arnhem, 1853. 8°. (Niet afzonderlijk in den bandel.) Nijhoff, Bijdr. IX, 65. 881 A. Huygen, Beschrijving van Doesburg„ uitgegeven en met eene voorrede vermeerderd door C. W. Vonck (over de Gelderscbe gescbiedschrijvers). Nijmeg., 1753. 4°. De uitg. is vooral dank te weten aan C» W. van Benthem, destijds Burgemeester dier stad. — 2e druk. aldaar, 1761. 4°. Zie Catal. Muller, 1859, N0. 2232. 882 J. Hoppers, Gesch. en beschr. van Doesburg (Historie van de oudtheyt der stadt Doesburch). 1656. 4°. Als handschr. aanwezig in de Openb. Bibl. te Arnhem. 883 Is. An. Nijhoff, Stadregt van BronJchorst. Nijkoff, Bijdragen, VI, 37. Huissen en Westervoort* Zie hiervoren.
NEDERLANDSCH LIMBURG. Cat. L. G. Visscher, 21 Mei 1859. biz. 31, N0. 1138,-1155. 884 Annuaire de la Province de Limbourg. Maestricht, 1822— 1831. m. pin. 8°. redige par la Societe des amis des scien¬ ces, lettres et arts a Maestricht; meest geschreven door W. A. Pillera, te Maastricht. Het verscheen laatstelijk (zoo veel wij weten) over 1846.
Nedeklandsch Ljmburg.
79
885 Jaarboek voor het hertogdom Limburg, uitgeg. door bet . genootscbap van vrienden van wetenschappen, letteren en kunsten te M. Jaargang 1§50, Maastricht. 8°, 886 Hericart de Thury, Essai potamograpbique sur la Meuse. (Paris,) 1801. 8°. 887 (. .t) Pelerin, Essais historiques et critiques sur le Departement de la Meuse inferieure et la ville de Maestricht. Maestr., 1803. 8°. 888 (J. M. van Heylerhoff,) Apenju statistique de la province de Lirabourg. 1826. In Ann. de la Prov. de Limb, (zie boven N0. 884) 1826, p. 88. Vervolgd in Ann. lS27,p. 90. av. fig. — 1828, p. 96, av. fig, — 1829,' p. 105. av. fig. — 1830, p. 100. Of er in den jaarg. van 1831, die men zegt dat mede verscbenen is, iets van dit apergu ten vervolge stond, weet ik niet. Ik kon bet niet te zien bekoraen. 889 Verslag van den toestand van het Hertogdom Limburg over 1852—59 door de Gedd. Staten van dat gewest gedaan. Maastricht, 1853—60. 8 din. 8°. 890 L. P. C. v(an) d(en) B(ergh), Het overkwartier van Gelderland. In Geld. Yolks-Aim. 1852, bl. 101. 891 Is de afstand van Limburg en Luxemburg voor geld aan Belgie uit een militair, staatkundig en ook financieel oogpunt aan te raden of onverschillig? door een oud officier. Zaltbommel, januarij of febr. 1839. 8°. Van plaatselijk belang. 892 Andre van Hasselt, Voyage aux bords de la Meuse, legendes, recits et traditions; dessins de Paul Lauters. La Haye, 1841. fol. 893 S. P. Ernst, Histoire de Limbourg, suivie de celle des Comtes de Daelhem et de Fauquemont, des annales de Pabbaye de Bolduc, publie av. actes et av. des notes par E. Lavalleye. Liege, 1837—52. 7 voll. m. zegels. 8°. 894 Marc Lagarde, Histoire du Duche de Limbourg. Bruxelles, 1848. 2e ddit. met houtsn. 8°. 895 Bescbrijving van 't hertogdom Limburg, bijeengebragt door G. M, Poell, m. 12 pin. Weert, 1851. 8°.
80
NederlAndsch Limburg.
896 F. H. J. de Bieberstein, Bijdr. tot de kennis der geldraiddelen van de gemeenten in de provincie Limburg, voor den Acad. graad van Dr. in de beide regten verdedigd te Ley den, 1858. 4°. 897 C. Y. Hennequin, Dissert, de origine et natura principatus urbis Trajecti ad Mosam medio aevo, pro gradu in J. U. defensa Lovanii m. Junii 1829. 8°. 898 J. W. G. Merkes, Het beleg van Maastricht in 1579, met geschied-en krijgskundige aanteekeningen. Arnh.'; 1827.kl.80. 899 J. C. Hadch (Prof, in Soroe), Die Belagerung Mastrichts (in 1579), ein Trauerspiel, in 5 Aufziigen. Leipzig, 1834. 80# 900 Beschrijvinge ofte journael van de optrecking des Prince van Orangien d. 29 mei 1632 van Nieumegen naer de Mase, de inneminge der steden Venlo, Bourmonde ende Stralen, ende de belegeringe ende veroveringe van Maas¬ tricht enz., in 't eng. beschreven door H. Hexham, in 't nederd. getransl. door J. van Langenhoven. 'sGravenh., 1633. fol. 901 Journael oft daghregister van alle gedenckwaerdige oorloghsche gheschiedenissen voorghevallen sedert .d. 29 mey 1632, dat S. Exc. van Nieuw-Meghen optrock naer de Maase, tot op sijne victorieuse wederkomste in den Haghe, met de belegeringen ende veroveringen der steden Venlo, Boermunde, Stralen, Maestricht, ende andere meer enz. t'Amst., 1633. 4°. 902 Journael ofte een korte beschrijvinghe van alle de ghedenckweerdighste gheschiedenissen, welcke na het vertreck van S. Princ. Excell. van Nieumeghen, tot de veroveringhe der stadt Mastricht voorgevallen zijn. Beginn. van d. 30 mey tot den 28 aug. 1632. Arnhem, 1632. 4°. Zie van dit beleg (van 1632) eene meesterlijke beschrijving door W. J. Knoop, in de Gids, 1855, bl. 731—766. 903 Beschreibung der Vestung Maestricht, und derselber Bela¬ gerung, o. O. 1673. 8°. 904 Journal fidelle de tout ce qui s'est passe au siege de Mas¬ tricht, attaque par Louis XIV, de'fendu par M. de Fariaux, Baron de Maude; avec son plan et celui des attaques. Amst.,. 1674. kl. 8°.
Nederlandsch Limburq.
81
905 (J. du Mont,) Verhaal van het verraad gesmeed tegen de stad Maestricht, in d. j. 1701. 's Gravenh., 0. en van Thol, 1743.. 54 biz. 4°. Kan dit de aanslag zijn door de Kranschen tegen M. gemaakt, raaar verijdeld, waarvan Wagenaar (Tegenw. Staat d. Vereen. Ned. II. 328) op 1703 gewaagt? 906 Expose succinct des droits imprescriptibles et des pr^tentions Idgitimes de PEmpereur sur plusieurs places hollandaises, notamment sur la ville de Maestricht, le comte de Yroenhove, le pays d'Outremeuse, les villages de redemption etc. Bruxelles, 1784. 4°. 907 Observations des demandes de S. M. (PEmpereur d'Allemagne?) aux Etats Generaux cdncernant la ville de Maes¬ tricht, le comte de Vroonhoven etc. la Haye, 1784. formaat? 908 Pouilly, Beschrijving van Maestricht (in't fransch). Maastr. 18..? 8°. 909 Saly, Histoire de Maastricht. Maastr., 18..? 8°. Eene verbetering en uitbreiding van het vorige. 910 (...) Notice sur Porigine de la ville de Maestricht. In het Annuaire de la province de Limbourg. Annee 1825. 8°. 911 E. Servais Mangel, La ville de Maestricht et ses droits a diverses epoques, en presence de la diete Germanique et des 24 artt. en 1838; suivi du precis des faits relatifs a la destitution des autorites municipales de la dite ville en 1821. Bruxelles, 1838. 8°. Zie Musee des sciences et des arts. 1838. 4e livr. 912 A. Bonn, Maestricht et environs. Maestricht, impr. de van Osch America et C0. omstr. 1857. 8°. m. een plan der stad. Wordt herdrukt. 913 Archives aH'ec sceaux du pont sur la Meuse a Maestricht. Par A. Schaepkens. Anvers, 1853. 8°. Zie Annales de PAcad. d'Archeologie de Belgique. 914 A. Schaepkens, Vues de Maestricht; 10 platen (zonder tekst). (Maestricht) 1856. langw. 4°. 915 A. Ising, Maastricht en het elfde nederl. landhuishoudk. congres. Zie Vaderl. Letteroef. 1856, N0. 10, Mglwk., bl. 484—495. •11
82
Nederlandsch Limburg.
916 G. D. Franquinet, Verslag over het stads arcliief (bijlage B van 't jaarverslag van Burg, en Wethh. van Maastricht over 1852). (Maastr., 1852.) gr. 8°. 917 H. Sedulii Diva Virgo Mosae Trajectensis, de civitate Mosae Trajectensis et D. V. imagine. Antv., 1609. 8°. 918 G. D. Franquinet, Analectes Limbourgeois. 8°. Zie Annales de la Soc. hist, de Limbourg. 919 C. Leemans, Berigt omtrent eenige romeinsche oudheden, in het vorige jaar (1840?) in Maastricht, bij Nijmegen en bij Junglinster (in het Grooth. Luxemburg) gevonden. Zie den Gids, II, biz. 1—10. 920 — Romeinsche oudheden te Maastricht beschreven. m. 1 krt. en 5 pll. Leiden, 1843. 4°. 921 (..) Notice monumentale et historique sur la ville de M. (Suite de Fannuaire de 1846), in het Jaarboek voor het hertogdom Limburg, jaargang 1850. Maastricht. 8°. bl. 247. 922 B. Faujas de St. Fond, Natuurlijke historic van den St. Pietersberg bij Maastricht. Uit het fransch, met aantt. van J. D. Pasteur. Amst., 1805. 2 deelen. m. pi. 8°. Het werk van Faujas verscheen oorspronkelijk in het fransch, Parijs, 1798. in 4°. 923 Mathieu, Notice sur les orgues geologiques de la colline de St. Pierre, pres de Maestricht. (Paris,) 1813. 8°. 924 (...) Cleve, Memoire sur la nature du terrain des environs de Maestricht. (Paris,) 1814. 8°. 925 Bory de St. Vincent, De'scription du plateau de St. Pierre de Maestricht, avec pi. color, et carte. Brux., (1820?) 8°, Extrait' des Ann. generales des sciences physiques. Vol. I. Reimpr. avec. pi. Paris, 1821. 8°. Is als oppervlakkig, als het onbeduidende herhalende en over het gewigtige schielijk heenstappende, ook als tegen de aard- en kruidkunde zondigende beschouwd geworin de Getting. Gel. Anz,, 1822, 90 Stiick. 926 C. A. van Koetsveld, Over den St. Pietersberg. Gedrukt te ? vddr 1856. 8°.? 927 F. Halma, Het kasteel van Aigermont en d' oml. landtstreeken, in de heerlijkbeid van Nederkan nevens de stad Maastricht, in heldendicht afgeschetst. Leeuw., 1715.m.pll. 4°.
Nedeblandsch Limburg.
83
928 L. C. M., Promenades historiques dans les environs de Vise. (Maastr.?) 1858. 8°. Yroeger als feuilleton in de Echo du Limbourg. 929 Eg. Slang hen, Het markgraafschap Hoensbroeck, gevolgd * door geschiedk. aanteekk. over het voormalig land van Valkenburg. Maastricht, van Osch America & C0., 1859. met afb. van 't kasteel H. 8°. 930 Rolduc et ses environs dessines et lithogr. par Al. Schaepkens. 7 paysages et monuments color, avec t?xte archeologique et historique. Maestricht et Bruxelles, 1852. half fol. of 4° oblong. 931 Charles Guillon, Ontdekking van oude begraafplaatsen bij het pruissische dorp Tudderen, op de grenzen van het hertogdom Limburg. m. steendr. pi. Zie A. K. en L. Bode 1842, N0. 25, 26. 932 J. Deckher, Diss. de civitate, territorio, jurisdictione aliisque locis de Weert. Bruxelles, 1631. 4°. Loemel. Zie hier boven (W. C. Ackersdijck) bij NoordBrabant. 933 Memoire demonstratif que la terre de la Rochelte est situee au pays de Limbourg. Brux., 1736. 4°. (Cat. Gerard.) Ik heb echter dit oord nergens op de kaarten van Lim¬ burg kunnen opsporen, hoewel de fransche naam en de drukplaats van dit stukje mij alleen op het Nederlandsche Limburg, niet op eene duitsche plaats van dien naam wijzen. In Luik is, ten VV. van Daelhem, ten Z. van Viset, Richelle, een dorp; doch dit schijnt het niet te wezen. In de Koninkl. Bibl. te 'sGravenhage, bezitster van Gerards gedrukte werken, is het te vergeefs gezocht. 934 kLellne historic Van Den VeLDoVersten VaLVas, opbo VVVer enDe eersten heere Van VenLo, toegeeygent aen de achtb. en lofr. heeren deeser stadt. Venlo, Henr. Corsten, drukker van den souverainen Hove van Gelderland (1754). 16 biz. kl. 8°. In de kapitale letters is als acrostichon het jaar der uitgave verborgen. De schrijver noemt zich gelukkig niet.
84
Nederlandsch Limburq.
935 Beschrijvinglie der stadt van Venloo ende haer slercte, hoe ende in wat maniere deselve beleghert, beschoten ende victorieuselijck genomen is door onsen ghen. Heere Prince van Parma enz Thantwerpen, 1586. 4°. 936 C. Barlaei Triumphus Poederati Belgii super debellatis &d Mosam urbibus, Venloa, Strala, Burmunda, etc. Amst., 1632. fol. 937 J. van Langenhoven, Journael van de optrekkinge des Princen^an Oranje naer de Mase, de inneminge der steden Yenlo, Bourmonde, Stralen, beleg van Maestricht. met pi. 's Hage, 1633. fol. 938 La reduction de Venloo et de Buremonde. Brux., 1637. 4°. 939 Korte beschrijving en teekening van Venlo en deszelfs omstreken. 's Gravenhage, 1839. m. pi. en kaart. 8°. 940 P. v. W., Stadt und Vestung Venlo, besonders in kriegsgeschichtlicher Beziehung, mit einer Ansicht der Stadt, einem Plane und eine Karte. Coblenz, 1839. 8°. 941 L. J. E. Keuller, Geschiedenis en beschrijving van Yenloo. Venloo, 1843. 8°. • 942 J. Grambusch*, De staat der gereform. kerkgemeentens in het opperquartier van Gelderland, bijzonder te Venloo, (sinds) den aanv. der reformatie. Nijmegen, 1789. 8°. 943 Ruremunda illustrata. Lovanii, 1613. 12°. 944 (Guill. a Blitterswyck) , Buraemunda vigens, ardens, renascens, etc. Brux., 1666. fol. Deze brand was van zondag, 31 december 1665. 945 C. P. H. Guillon, Spec. hist. pol. inaug. de divisione Gelriae superioris, s. tetrachiae Buraemondensis,ann. 1713—1715 rata; pro gradu publ. def. Lugd. Bat., d. 6 martii 1846.8°. 946 J. L, Geradts, Bijdrage tot de geschiedenis van den Souvereinen Baad in het overkwartier van Gelderland te Bure¬ monde (1580—1794), voor den graad van Dr. in de beide Begten verdedigd te Leiden, 14 december 1860. Leyden, 1860. 134 "biz. 8°.
4
HOLLAND IN 'T ALGEMEEN. Zie Cat. P. Muller van Geschied. en plaatsbeschr., 1859, N0. 734-739, en Cat. L. G. Visscher, Mei 1859, biz. 40—47, N0. 1509—1773. « 947 J. Brassicae (Kool) Hollandiae etymon, in otio nuperrime conscriptum. Harl. 1599. —J. Dousae, Objectiones in H.e.— Besponsio ad J. D. objectiones in H.e. Lugd.Bat., 1601. 8°. 948 P. Scriverii Batavia illustrata, sive de Batavorum insula, etc. scriptores varii collecti. L. B., Elzevier, 1609. 4°. 949 Ph. Cluverius, De tribus Rheni alveis et ostiis, etc. c. tab. geograph. L. B., Elzevier, 1611. 4°. Meermalen later herdrukt, maar ook reeds hetzelfde jaar in P. Scriverii Inferioris Germaniae provinciarum unitarum antiquitates. L. B., Elzevier, 4°., hetgeen op zich zelve reeds een vergroote herdruk was van zijn Batavia illustrata. 1609. 950 A. Junius, Beschryvinge der voornaemste steden ende vlecken van Holland ende Westvriesland, verduytscht door G. Boot. Delf, 1609. 4°. Is de vertaling van hoofdst. 17 tot 19 van de Batavia deszelfden schrijvers. 951 Tooneel der Steden en Ylecken van A. Junius, door G. Boot — en van Zeelandt, door J. Reygersberghen. Amst., 1646' kl. 8°. Een gedeeltelijke herdruk van bet voorgaande, vermeerderd met Zeelandt. 952 M. Z. Boxhornii Theatrum sive Hollandiae comitatus et urbium descriptio. Amst., H. Hondius. 1632. 4°. oblong, m. platte gronden. 953 Theatrum is in het nederd. overgeset: Toneel ofte beschr. der steden van Hollandt, vermeerderd door G. Baerdeloos. Amst., 1634, 4°. oblong.
« 86
Holland.
954 (J. van Heemskerk), Batavische Arcadia. Amst. 1637. 12°. In den 2en druk, dien van 1647, staan onder de Narede de letters C. V. B., welligt beteekenende Caspar van Baerle, gemeenzaam vriend van Heemskerk, en die dus zorgde, dat zij niet is verloren gegaan. De volgende zijn alien in 8°. Voor den 4en druk, 1662, werd de schrijver voor het eerst genoemd. De 6e, in 1707, of volgens den titelplaat 1708, is voor het eerst met pll. Negende druk, met pi. 's Hage, 1756. 8°! Er is nog een 10e, van 1765. De 9e en 10e zijn niqt anders dan de 8e; met nieuwe titels. Overigens heeft Mr. VV. J. C. van Hasselt over dit werkje en de onderscheidene drukken, alsmede overeene Dordrechtsche Arcadia van L. van den Bos (zie hier achter) een brief aan Dr. Schotel geschreven, voorkomende in Schull en van der Hoop, Bijdr. tot boekenen menschenkennis, IIe Dl. 2e en 3e stuk. 1833. Zie ook Navorscher's Bijblad, 1854, lxxv. — B. Sloet tot Oldhuis schreef ook anoniem onder den titel: Onze Arcadia's, over de werkjes van Heemskerk, GaRGON, SOETEBOOM, WlLLINK, V. D. VALK 611 MOOR, over Zuid-Holland, Zeeland, Zaanland, Amstelland, Noordwijk en Schoonhoven; om van W. den Elger's Bott. Arc., van K. Elsevier's Fijenoordsche, A. Loosjes Hollandsche, en van Nijhoff's Geldersche Arc. niet te spreken. 955 C. Barlaei Urbium praecipuarum Hollandiae encomia. Hagae (16..). 4°.? Later in zijne Poemata opgenomen. 956 C. Huygens, De stemmende steden van Holland en WestVriesland. (in dichtmaat.) 4°. In het 3e boek zijner Korenbloemen. 957 H. J. Hornanus, Beschrijving der voornaamste steden van Holland en Westfriesland. Amst. 1648. 8°. 958 J. van Someren, Herstelde oudtheyt ofte Beschrijving van Batavia, wesende een deel van Ghelre en Hollandt. Nijmegen, 1657. 4°. 959 (J. Neuyes), Beschrijving van Batavien, genaamd Zuid- en Noord-Holland. Amst., 16G6. 12°.
Holland.
87
960 J. Neuyes, Besclmjving van Batavien. Amst. 1729. 8°. 961 -r —■— Besclmjving van Hollandt benevens deszelfs omligg. landen, genaamt Z. en N. Hollandt (in verzen, met aanteek.). Amst., 1739. 8°. Zijnde een vermeerderde herdruk van de Beschrijving van 1666. 962 De Wandelaars, of vermakelijke reis door gansch Noorden Zuid-Holland. Amst., 1733. 2 din. 8°. 963 (J. Wagenaat*,) Tegenwoordige Staat van Holland, met kaart. en pi. Amst. 1742—1750. 5 din. 8°. 964 De reizende jongeling door de meeste steden en dorpen van Noord- en Zuid-Holland. 's Hage, 1757. 8°. 965 Historische en natuurktindige lentereis door Zuid-en NoordHolland, en een gedeelte van het Sticht van Utrecht (door Musophilus). Amstn 1768. 2 din. 8°. 966 D. T. Gevers, Verhandeling over het toegangbaarmaken van de duinvalleijen langs de kust van Holland. Amst., 1826. 8°. met een atlas van 10 kaarten in folio. Bekroond door de Maatsch. t. bevord. v. d. landbouw. 967 P. G. Q. Sprenger van Eyk, Berigt van Inteekening op: Geschiedenis en merkwaardigheden der zoogenoemde kleine Zuid- en Noord-Hollandsche Steden. Kott., Wed. J. Allart, 1830. m. pll. 8°. 968 WTegwijzer voor de inwoners van Eotterdam, Schiedam, Delft en andere plaatsen in de nabijheid van den hollandschen spoorweg, welke zouden wenschen, op een dag heen en weder een uitstapje te doen naar de omstreken van Haarlem. Haarlem, 1847. met kaart. 8°. 969 J. Nierop, Verhandeling over de zeestranden (en hunne verhooging en verbreeding). Amst., 1777. 8W. Bekroond door het Genootscbap Floreant Uberales artes. 970 (J. Kops,) Tegenwoordige staat der duinen van het voormaalig gewest Holland, met tabb. Leiden, 1798. 8°. Het le deel van het algemeen rapport der Commissie van superintendentie over het onderzoek betrekkclijk de duinen. 971 W. van den Hull, Over den oorsprong en de geschiedenis der Hollandsche duinen, met eene afbeeld. van het strand, Haarlem, 1838. 8°,
88
Holland.
972 S. A. Gabbema en Th. Gutberleth, Beschr. der watervloeden in Holland en Zeeland. 'sHage, 1718. 8°. v 973 R. C. H. Bomer, Geschiedk. overzigt van de kloosters en abdijen in de voormalige Graafschappen van Holland en Zeeland. m. kaarten. 2 stukken. Leiden, 1854, 55. (Werken van de Maats. der Ned. Lett.) 8°. 974 J. van de Graft, Geschied. der wetgeving op de tienden hier te lande, inzonderheid in Holland en Zeeland. Middelb., 1856. 8°. 975 Holland, Almanak geredigeerd door Mr. J. van Lennep, van 1849 af, en nog jaarlijks verschijnende. Amst. m. pi. 8°. Bevat weinig of niets geschiedkundigs of plaatselijks.
ZUID-HOLLAND. 976 Cl. Broin, Kleefsche en Zuid-Hollandsche Arkadia of dagverbaal van twee reizen (derwaarts), in dicbtmaat, m. aantt. v. L. Smids. Amst., 1716. m. pi. 8°. 2° druk, vermeerd. m. pi, Aldaar, 1730. 8°. 977 (H. F. van Heussen en H. van Ryn,) Oudkeden en Gesticbten van Zuid-Holland en Schieland. Leyden, 1719. 8°. 978 J. v. W(yck), Beschrijving der overstroomde streeken in Zuid-Holland, en een gedeelte van Gelderland, Gorinchem, 1741. 4°. 979 R. van Mourik, De oorsprong van Zuid-Holland, met de veranderingen door stormwinden en hooge watervloeden, Rott. 1775. 8°. 980 Vermaaklijk reisje van een gezelschap heeren en juffrouwen door Zuid-Holland, met 12 pi. Amst., 1789. 8°. 981 H. Potter, Reizen door een grdot gedeelte van ZuidHolland in 1807 en 1808, met pi. Amst., 1809. 8°. 982 C. G. E**, Zuid-Holland doorreisd en bescbreven in brieven. Leyden, D. du Mortier en Zoon, 1817. kl. 8°. 983 J. van Wijk, Rz., Aardrijksk. Scboolboek der Provincie Holland, 2e stukje (Zuid-Holland, in 2 bandjes). met kaar¬ ten. Gorinchem, 1821, 1823. 8°.
Zuid-Holland.
89
984 J. Smits, Verhandeling over den alouden staat der eerste bevolking en vroegste geschiedenis van Zuid-Holland, met eene pi. Dordr., 1825. Ook met het jaartal 1824. 8°. 985 (D. J. ten Zeldam Ganswljk,) Jaarboekje van Zuid-Holland 's Gravenhage, 1829. 8°. Is eenige jaren lang voortgezet. 986 A. W. Stort Wz., Proeve eener scbets van Zuid-Holland. I, II. Zuid-Holl. Volks-Alm. 1838, bl. 1 en 1839, bl. 1. 987 W. T. Gevers Deynoot, Bijdrage tot de kennis der Hoogheemraadschappen en waterschappen, dijk- en polderbesturen in de provincie Zuid-Holland. Eotterdam, 1844. 8°. 988 Zuid-Hollandsche Volks-Almanak, voor 1838 en 1839. Door S. (Stort?) 'sGravenh. 12°. 989 Zuid- en Noord-Hollandsche Yolks-Almanak, voor 1845, door A. J. van der Aa. Gorinchem. 12°. 990 A. van der Kolff, Aardrijksk. beschrijv. der prov. ZuidHolland, een leer- en leesboekje ten gebruike bij de groote kaart van Zuid-Holland van B. Boers. Dordr., 1852. kl. 8°, 991 A. W. Kroon, Tegenwoord. Staat van het Kon. der Nederlanden. Beschr. en afbeeld. der steden, dorpen, heerlijkhh., landgoedd. en verdere merkwaard. plaatsen in ons vaderland. Zuid-Holland m. gelith. en in tint gedr. pin. Amst., J. C. Loraan Jr. 1856. roy. 8°. In November 1859 verschenen de 15e en 16e aflevering. 992 (H. F. van Heussen en H. van Kijn,) Oudheden en Gestiehten van Rijnland en de stad Leyden, met pi. Leyden, 1719. 8°. Cat. Muller, N0. 2406. 993 C. Huygens, (Rijn- en d el flan ds die) dorpen: 's Gravenhage, 's Gravesande, Rijswijk, Loosduinen, Sehevering, Yalkenburg^ 1624, (In dichtmaat). 4°. Later in de Korenbloemen, 3e boek. 994 A. Rademaker, Rijnlands fraaiste gezigten, in 100 afbeeldingen met beschrijving. Amst., 1732. 4°. 995 A. P. Twent, Bedenkingen en aanmerkingen over den waterstaat van Rhijnland en over eene uitwatering te Catwijk. 'sGravenh., 1802. 8°. 12
90
Zuid-Holland.
996 J. J. van Halteren, De Collegio quod in Rhenolandia viarura et aggerum supreraam curam gerit (Hoagheemraadschap van Kijnland)* L. B., 1828. 8°. Cat. Muller, 1859, N0. 2536. 997 Keuren ende ordonn. vant Heemraetschap van Bijnlandt. Leyden, 1610. 4°. 998 Handvv. en privill. v. d. lande van Rijnland — bije£nvergadert — door Mr. S. van Leeuwen. Leyd. en Rott., 1667. 4°. Cat. Muller, 1859, N0. 2532. Zie over Leiden een vrij groot aantal stukken in E. Muller, Cat. van boeken over Nederl. Geschied. en Plaatsbeschr. 1859. N0. 2398—2458. 999 J. van Hout, Der stadt Leyden Dienstbouc; innehoudende verclaringe van 't wezen ende ghelegentheyt, enz. van dezelve stadt, en van de gestiften tot geestel. ofte godsvruchtige zaecken, enz. Leyden, op 't Raedthuys, 1602. schier geheel m. scbrijfl. fol. Cat. F. Muller, 1859, N3. 2446. 1000 J. J. Orlers, Beschrijving van Leyden, m. pi. Leyden, 1614. 4°. — Herdrukt en vermeerderd. 164L40. — Nieuwere uitg. z. j., in 1759 of 1762, en nieuwste (ten onregte de 3e geheeten) (1781). 3 din. met op nieuw opgegravfcerde pi. 4°. (de tekst niet vermeerderd). Cat. Muller, N0. 2398 —2400. 1001 S. van Lkewen, Korte besgryv. van bet Lugdunum Batavorum, nu Leyden, enz. Leyd., 1672. met afbb. klein 8°. Cat. Muller, N0. 2401. 1002 Jac. Gronovius, Oratio de primis incrementis Urbis Lugduni Batavorum et appellatione ejusdem. L. B., 1696. 4°. 1003 Les Delices de Leyde. avec fig. Leyde, cliez van der Aa. 1712. kl. 8°. Ik betwijfel nog, dat P. v. D. A a zelf de schrijver was, gelijk op N0. 2403 van den Cat. Muller, 1859 beweerd wordt; zie trouwens het voorberigt; doch bij kan en zal er wel aanleiding toe gegeven hebben. Er waren destijds in Leiden fransche pennen genoeg, die dezen vruchtbaren en tevens winstgunnenden uitgever konden en wilden ten dienste staan.
ZuiD-HojiLAND.
91
1004 F, van Mieris en D. van Alphen, Beschrijving van Leyden, met pi. Leyden, 1762, 63, 84. 3 din. fol. Cat. Muller, N0. 2402. Laatstgenoerade vatte na den dood van v,M.(22 oct. 1763) in het midden des 2n deels de afgebrol^en taak op. F. van Mieris g^f ook uit: de Handv. en Privil. van Leyden, 1759. fol. Zie Cat. Muller, N0. 2444. 1005 (N. G. van Kampen,) Guide ou description historique et topographique de Leyde, avec le plan. Leyde, 1826. 8°. 1006 S. VAif Djssel, Yerkorte beschrijving en geschiedenis van de stad Leyden, een leesboek ten dienste der jeugd, met platten grond. Leyden, 184p. 8°. 1007 De stad Leiden. Album of af'b. der voorn. gebouwen, op steen gebr. door G. J. Bos, gedr. door P. J. Trap, met bijschriften van A. Montagne Jz. Leiden, D. J, Couvee, 1858—59. twee serien of 40 aflevv. gekl. steendr. 4°. De tweede serie bevat meerendeels de naaste omstreken, 1008 J. Meerman, Verhaal van het beleg en de verovering van Leyden door Hertog Jan van Beijeren in 1420, met bijl. en plaat. Leyd., 1806. 4°, en 8°. In de Werken van de Maats. d. Ned. Lett. Ook afzonderlijk verscbenen. Cat. Muller, N0. 2408. 1009 Jhr. W, I. C. Kammelman Elsevier, Inneming der stad Leiden door Jan van Egmond in 1479. Overrompeling door Pieinier van Broekhuizen in 1481. Ber. Hist. Gen. Utr. IV, le st., biz. 116, 1010 N. C. Kist, Letterk. en beoordeelend overzigt der geschie¬ denis van het beleg en ontzet der stad Leiden. N. Reeks van Werken van de Maatsch. der Nederl. Letterk., dl. VI, 1° stuk. (1850.) 8°. De werkjes over het beleg en ontzet dezer stad in 1574, van J. Fruytiers, J. Duym, R. Bontius, den ouden Leydschen patroon, J. Zevecotius, S. Gakelius, G. Ripperda, A. Severinus, J. Alderkerk, G. van ZONHOVEN, B. DE MOOR, D. HoVENS, J. VAN VlOTEN, benevens de menigte van stukken, zoo bij het 200-, als bij het 250 jarig eeuwfeest dezer gebeurtenis en
92
Zuid-Holland.
later in het licht verscbenen, de Wetstein, C. Streso, P. van den Bosch, Th. van der Bell, le Francq van Berkhey, A. Wijnbeek, van der Palm, J. Koemer en raeer andere, "in proza of poezij vervat, zijn te bekend, om ze in deze lijst in te lasscben; men vindt ze ook genoegzaam alien vermeld in bet opstel van Prof. Kist (N0, 1010). — Hetzelfde passen wij ook volkomen toe op alle de stukken over de boogescbool dezer stad. 1011 S. van der Paauw, Verbaal van de middelen tot ververscbing van het water in de grachten der stad Leyden, gedurende bijna 250 jaren. Uit oorspr. bescheiden. Leyden, 1828. 8°. m. platten gr, 1012 De oude Leydsche Patroon of derden Octobers banket, gedr. z. plaats, (Leyden) 1630. 4°. In onze dagen herdrukt met aanm. van J. Koemer. Leiden, 1833. 8°. 1013 (C. Seyn,) Catalogus van oudbeden en bijzonderheden, betreffende het beleg en ontzet der stad Leyden in het jaar 1574, bij de viering van bet 5e halve eeuwfeest, op 4—6 Oct. 1824 op bet raadhuis te Leyden te^i toon gesteld. Leyden. (1824.) 8°. Cat. Muller, N0. 2421. 1014 Leyden's Bamp op 12 Jan. 1807, door Mr. W.Bilderdijk en M. Siegenbeek. m. afbb. 8°. — J. Eoemer, Leyden in bare ramp en — Dezelfde, Bescbr. der verwoesting. Leyden, 1807. 8°. Deze 3 prozagescbriften en een gedicbt mogen bier staan tot berinnering aan die droevige gebeurtenis, waaraan zoo menige pen in proza en poezij zich geleend, en meer dan een strijd op zedelijk en kerkelijk gebied zicb geknoopt heeft. Zie Cat. Muller, N0. 2426. 1015 W. P. Kluit en C. J. Wenckebach, Algemeene rekening wegens de ramp, enz. met een vervolg en slot.'s Gravenb., Landsdrukkerij, 1833—38. 2 stn. fol. 1016 Berigt van inteekening op eene nieuwe beschrijving van Leyden. Leyden, A. en J. Honkoop, 1818. 8°. Dit ontwerp van den veelschrijver G. Bruining is niet tot stand gekomen.
Zuid-Holland.
93
1017 M. Siegenbeek, Geschiedenis der Leydsche hoogeschooL Leyden, 1829. 2 din. m. portrr. 8°. Cat. Muller, N0. 2434. Dit vervange alhier de vroegere gedeeltelijkebeschrijvingen van deze stichting, vooral die van J. Meursius, van P. van der Aa, van J. W. te Water, de Solennia van 1775 en de Secularia van 1825. 1018 B. W. Wttewaall, Proeve uit een onuitgegeven staathuishoudk. geschrift, het ivelvaren der stad Leyden, opgesteld in 1659 door Mr. P, de la Court, met portr. Leyden, 1845. 8°. 1019 N. C. Kist, lets over de kortelings ontdekte muurschilderijen in de St. Pieterskerk te Leiden, m. gekl. pi. Kist en Boyaards, Ned. Arch. v. K. G., IV. 419. 1020 Memorie ofte kort verhaal van het stigten en inweijen van de nieuwe kerk, aan de Maaren tot Leyden (in 1649). Naar den oorspr. druk herdrukt, C. C. v. d. Hoek, Oct. 1849. 12°. 1021 H. Fangman, Leerrede ter ged. van het 200jarig bestaan der Marekerk, 14 Oct. 1849. Leiden, 1849. 8°. 1022 J. E. Inckel, Het werk der liefde in 1848. (Geschiedenis van het wees- en oudliedenhuis der Ev. Luth. Gem. te Leiden). (Leiden) 1848. 8°. 1023 Afbb. van de Hoogstraet en Vischbrugge te Leyden met de veranderingen veroorzaekt door den brand op 3 Oct. 1766, met eene beschr. daarvan en eenige gedichten. Leyden, C. v. Hoogeveen Jr., 1767. 8°. — En eene korte beschr. van dien brand. Leiden, 1766. kl. 8°. Cat. Muller, N0. 2407. 1024 G. M. Perk, Diss. chym. de aquis Leidensibus, pro gradu def. L. B., m. dec, 1849. L. B. 8°. 1025 G. Musketier Vergenst, Diss. de Burggraviatu Leydensi. L. B., 1809. 8°. Werd eigenlijk geschreven door den Hoogl.M.TrDEMAN. 1026 Regten van Leiden op de Haarlemmermeer. Van 1843 tot 1860 duurde deze regtsvordering tegen het domein van den Staat der Nederlanden. Het zij in de lijst genoeg de zaak, waarin zoo vele en velerlei geschriften verschenen, aangewezen te hebben.
^
94
Zuid-Holland,
1027 Keuren der stad Leyden des Graefschaps van Holland. Gedr, (Leyden, op het Raedhuys), 1583. met schrijfletters. 4°., Cat. Muller, 1859, N0. 2447. 1028 Jhr. W. I. C. Rammelman Elsevier, De voormalige drukkerij op ket Raadhuis der stad Leyden, a0. 1577— 1610. 8°. N, Reeks der Werken van^de M. d. Ned. Lett., Xe deel. 1029 (Boud. van Rees), Rapport wegens den finantieelen staat der gesubsidieerde stigtingen of godshuizen binnen Leiden. (Leiden), 1795. m. tabb. fol. 1030 Willem van Reesema, tlistoriescb bericbt en staat van Stadsbank van leeninge binnen Leyden. Leijden, 11 Junij 1799. fol. 1031 G. Gorjs, Les delices de la campagne k Tentour de Leyde, avec fig. Leyde, 1712. 8°. Herdrukt 1743. 8°. Cat. .Muller, N0. 2404. 1032 Vermakelijke Leydsche buitensingels, dorpen en landstreken, met pi. Leyden, 1734. 8°. Cat. Muller, N0. 2405. Is niet hetzelfde als, of eene overzetting van het naastvorige; het is in den vorm van een reistoer; het andere is meer geschiedkundig. 1033 J. Hagen, Avondwand. in den omtrek der stad Leyden, of lotgev. van den heer Rynald. Leyden, 1829.8°. (half fictie) 1034 (Dr. H. R. de Breuk?), Leydens omstreken wandelend geschetst (in 6 wandelingen), met eene kaart. Leyden, de Breuk en Smits, Junij 1859, gr. 12°. of kl. 8°. 1035 (F. S. de Roos), Lijste van de lengte der heere- en rij• wegen in Rhijnlaud. (Leiden, 17..)' 24°. Soms is hier eene kaart van Rijnland bijgevoegd, door Nic. Visscher vervaardigd, uitgegeven bij P. Schenk. 1036 A. J. van der Aa, De hofstad Oud-Poelgeest. m. 1 pi. Zuid- en Noord-Holl. Yolks-Aim, 1845, bl. 1. 1037 J. vander Valck, Noordwijksche Arcadia, in dichtraaat. Leyden, 1748. 8°. 1038 (E. C. Groeneveld), De Herv. gem. en Predd. te Noordivijk aan Zee. Kist en Moll, Kerkhist. Archief, I, 201.
Zuid-Holland.
95
1039 De hooge en vrije heerlijkheeden van beide de Noordwijken, nevens Offem, Langenveld en de Lugt, m. pi. — Den ambachte en dorpe van Katwijk aan den Rijn, ra. pi. 8°. Overdruk uit Bakker en van Ollefen; hiervoorN0.178. 1040 E. B. Swalue, De abdijen van Egmond en Rijnsburg, beschouwd als godsd., wetensch., kerk. en wereldl. gesticbten. Kist en Royaards, Ned. Arcbief v. K. G., I, 363. 1041 G. D, J. Scuotel, De abdij van Rijnsburg, met afbb. in steendr. 'sH.-Bosch, 1851. 8°. 1042 P. O. van der Chijs, lets over een in den grond van de voormalige abdij te Rijnsburg gevonden gouden ring, met afb. Nijboff, Bijdr., 11. 219. 1043 H. Cannegieter, Diss. de Brittenburgo etc. Hagae Com., 1734. 4°. 1044 W. H. J. Baron van Westreenen van Tiellandt, Het huis te Britten. Zuid-Holl. Yolks-Aim. 1839, bl. 135. 1045 Van A. Pars, Katwijksche oudbeden, verscbeen de eerste, hoogst beknopte uitgaaf achter zijn godgeleerd werk: Keten van beerlijkbeden enz. Leyden,*1688. 8°.—Detweede: De Katten, de voorouders der->Batavieren ofte de twee Katwijken. Aid., 1697. kl. 8°. m. pi. — Dfe derde: Katwijkscbe en Rijnsburgscbe oudbeden, veelzins door P. van der Schelling vermeerderd. Aid., 1745. met meerdere pi. 8°. 1046 Beschrijving der beide Katwijken en het Zand. Leiden, 1804. 8°. geplaatst achter: Geschiedverh. der misd. en straf van zekeren J. Knotz. Aid., 1804. 1047 A. Loosjes Pz., Katwijks Zomertogtje, met pi. en kaart. Haarl. 1805. 8°. 1048 L. J. E. Janssen, Over oude werptuigen, opgedolven te Katwijk, m. afbb. Nijboff, Bijdr. Ill, 187. 1049 K. en H. Borsboom, Scbets van Valkenburg (in dichtmaat). Gedrukt in den aanvang der 18e eeuw, te LeidenPformaat? Door de vervaardigers zelven vernietigd. Tegenw. St. der Nedd. VI, 433, noot. » 1050 Over de Heeren en Vrouwen van Wassenaar en over hunne regten. Verschenen 17.. of 18.,.
96
Zuid-Holland.
1051 A. P. Twent, Wandeling naar de zeeduinen van Wassenaar tot digt aan Scheveningen. ('s Grayenhage,) Oct. 1805. 8°. 1052 P. de Raadt, Noorthey in 1838; huis van opvoeding en onderwijs, m. pi. — Noorthey, bij de feestelijke bijeenkomst op 30 Junij 1855. m. portr. 8°. Buiten den handel. 1053 P. Plemper, Beschrijving van de heerlijkheid en bet dorp Alphen, m. pi. Leyden,-1714. kl. 8°. — Eene nieuwe uitgave is, aid. 1728. 8°. 1054 (H. E. van Hedssen en H. van Run,) Oudheden en Gestichten van Delft, Delftland, 's Hage, enz. met pin. Ley¬ den, 1720. 8°. 1055 A. van der Goes, De Aggerum et Aquaruin Curatorum Collegio in Delflandia. L. B., 1832. 8°. 1056 A. A. J. Meylink, Geschiedenis van het hoogheemraadschap en der lagere waterbesturen van Delfland. 's Gravenh., 1847 en vv. 8°. 4 aflevv. of tekst, 13 bll., bewijsstukken 29 bll. In 1861 nog onvoltooid. 1057 C. Siliakus, Voorburgs Gedenkzuil (wegens 1 Maart 1787)# Rott., 1789. 8°. Alleen om het geschiedkundige en plaatselijke, daarin vervat, hicr vermeld. 1058 De oprigting der bewaarschool te Voorburg, op 6 Julij 1853, en hare inwijding door H. Tollens Cz. en J. J. van Oosterzee, op 24 Mei 1854, m. steendrukpl. gr. 8°. Buiten den handel. 1059 H. J. Caan, Oprigting van het Depart, der Maatsch. tot Nut van 't Algem. te Voorburg. met cursiefletters gelith. (18 ) 8°. 1060 W. H. J. Baron van Westreenen van Tiellandt, Be'cherches sur Pancien Forum Hadriani et ses vestiges pres de la Have, avec une carte. Amst. et la Haye, 1826. kl. 8°. 1061 C. J. C. Reuvens, Korte beschrijving en plan der Romeinsche bouwvallen, gevonden ter waarschijnlijke plaatse van het Forum Hadriani, op de Hofstede Arentsburg^ bij 's Gravenhage. ne6rd. en fransch. Leyden en 's Gravenhage, 1829. fol.
Ztjid-Holland.
97
1062 (C. Huygens,) Vitaulium. Hofwijch. Hofstede van den Heer van Zuylichem onder Voorburgh. (in dichtmaat.) 's Grav., A, Vlacq. 1653. 4°. Later opgenomen in het 6® boek zijner Korenbloemen. 1063 (B. VV. A.E.SloettotOldhuis), Hofwijck endeZeestraet van C. Huygens. Zie Sloet's Tijdschr., Dl. XVI. bl. 380—407. 1063*G. Groen yan Prinsterer, Const. Huygens, voornamelijk als bewoner van Hofwijck, geschr. 1826, gedr. in des auteurs Verspr. Geschriften, 1860. II. 2*25. 8°. '5 Gravenhage Zie Cat, Muller, 1859, N0. 2285—2304. 1064 W. H. J. (Baron) van Westreenen (van Tiellandt), '5 Gravenhage in de 13e eeuw, met een pi. 's G-Hage, 1804. 8°. Cat. Muller, N0. 2291. 1065 Beschrijving van 's Gravenhage, latijn en nederduitsch, ter opheldering van J. Loenderzeels Kaerte van die Hofplaetse. ('s Gravenk.,) 1615. denkelijk folio. 1066 J. W. v(an) B(ulderen), Encomium Hagae Comitis. Hagae Comitum, ex off. L. a Dyck. 1667. 4°. Ter Kon. Bibl. te 's Hage. Eene schooloratie? 1067 's Gravenhage, met de voornaemste plaetsen en vermaecklijckheden, door Jacob van der Does, 's Gravenhage, Herm. Gael. 1668. m. geetste pi. 4°. C. Elandts, en waarschijnlijk 00k M.Berkenbosch, bewerkten de platen. In hetzelfde jaar verscheen hiervan 00k eene andere (tweede) druk //op nieuws oversien en met verscheyde coop. pll. verciert." Aid., bij Jac. Tongerloo, m.priv. 1068 N. Bosboom, Jacob van der Does en zijn dichtstuk's Graven¬ hage, eene voorlezing.ZieMengelingen van't Gen oots. Oefening TcweehtkennisiVOOxXS^—Bl.proza. 's Gravenhage, 1851. 80# 1069 J. Jensii Haga Comitis. Hag. 1697. 4°. 1070 G. de Cretser, Beschrijving van 's Gravenhage, met pi. Amst., 1711. 4°. 2® druk of wel, vernieuwde uitgave. Aldaar, 1729. 4°. De 1® en 2® dr. met: Coustumen van 'sGr. en de Zeestraet van'sGr. opSchev. door C. Huygens, als 00k: het ontwerp bij den Heere van Zuylichem, aangaandeeenensteenwegh op Schevening in 16 5 3 opgestelt: beide daarachter gedrukt. 13
98
Zuid-Holland.
1071 J. de Kiemer, Beschrijving van 's Gravenliage, met pi. Delft, 1730 en 'sHage, 1739. 2 din. 3 stukken. fol. 1072 De Leidsman der vreemdelingen door 's Gravenhage en de omligg. dorpen, met pi. 'sHage, P. van Os, 1763. 8°. 1073 Korte en beknopte beschrijving van 's Graavenhaage, met pi. Amst., 1767. 8°. 1074 J. le Erancq van Berrhey, ;Het verneedert en verheerlijkt 's Gravenhage. Eeuwzang. Amst., 1776. 8°. Is herdenking aan den toestand dier plaats in 1576. 1075 Verzameling van Gedenkstukken in Nederland; naar het Latijn van Ph. Timareten, vermeerderd door A. F(rese) (2e deel, 'sGravenhage en Scheveningen), met afbb. 'sGravenh., 1778. 8°. Zie hiervoor, N0. 70 en 134. 1076 Guide ou nouvelle description de la Have. La Haye, 1785.8°. 1077 G. Bruining, Description succincte de Petat actuel de la Haye et de ses environs. Botterdam, 1816. met pi. kleinS0. 1078 (J. van Benesse), Korte beschrijving der stad 's Graven¬ hage, voor de jeugd, met een kaartje, 'sHage, 1820. 8°. 1079 Description succincte de la ville de la Haye .et de ses environs, av. un plan. La Haye, 1824. 8°. 1080 J. van Benesse, tegenw. toestand van 'sGravenhage, vergeleken met hare gesteldheid onder de fransche overheersching. 8°. In Vad. Letteroef. 1827, N0. x. bl. 453 en vv. xi. bl. 515 en vv. 1081 's Gravenhaagsche Stads-Almanak voor 1826. 8°. Zij bevat meer geschiedkundigs en plaatsbeschrijvends dan de gewone stedelijke Alraanakken. Zij korat nog bestendig, doch niet alle jaren, uit, onder den titel: Nederlandsche Besidentie- en's Gravenhaagsche StadsAlmanak. 1082 H. van der Poth, wegwijzer door 's Gravenhage, m. een plattegr. 'sHage, 1832. 8°. 1083 (J. Hagen), Morgenwandelingen door en in den oratrek van 'sGravenhage. 'sGrav., 1832. 8°. Anderen beweren, dat de schrijver dezer Morgenw. is de (nu oud-)schoolmeester Andriessen.
Zuid-Holland.
99
1084 A. Feruier, Description historique et topogr. de la Haye. Avec des notices particulieres sur les villes de Delft, de Eotterdam, de Dordrecht et de Breda. Bruxelles, 1838.8°. 1085 A. Beeloo, 'sGravenhage. Een berijmd verhaal, met geschiedkund. aanteekk. 's Gravenh., 1843. 8°. 1086 D. Buddingh, berigt van inteek. op: eene geschiedk. beschrijving van 'sGravenhage. 'sGr., H. C. Susan, 1847.8°. Waarvan niets verscheen. 1087 A. W. Kroon, beschr. van 'sGravenhage, uit echte bronnen geput. 'sGravenhage, 1852—55. Aflev. 1—6. 8°. Met pi. in kleurendruk. Na bl. 384 gestaakt; wat te betreuren is. 1088 F. Allan, de stad 'sGravenhage en hare geschiedenis enz. 3 aflevv. Amst., 1859. m. kaart. en pll. 8°. 1089 La Haye par un habitant (A. L. S. Diaz da Fonseca). La Haye, van Stockum, 1853. 2 vol. 8°. — 2e edit. av. addit. et rectific. La Haye, M. Nijhoff, 1857. 2 vol. 8°. 1090 A new illustrated guide of the Hague and its environs, a. s. f., with a new plan. Hague, M. M. Couvee, June 1860.8°. 1091 F. H. Klein, Drie dagen te 'sGravenhage. (Dordrecht, 1857) m. 1. pi. 8°. Uittreksel uit de Europa, 1857. 1092 A. A. J. Saurel, Guide de la Haye et de ses environs. Apercu chorogr., statist., topogr. et historique. La Haye, C. H. Susan Jr., 1860. 12°. 1093 'sGravenhage, zijne voornaamste gebouwen en schoonste gezigten. Pracht-album met 20 fraaije, naar de natuur geteekende platen. Met bijschriften door T. van Westrueene Wz. N. uitgaaf. 'sGrav., H. L. van Hoogstraten, z. j. (1861) 4°. 1094 L. Ph. C. van den Bergh, 's Gravenhaagsche bijzonderheden. 'sHage, 1857, 59. 2 stukken. 8°. 1095 D. Buddingh, bet Binnenhof, m. 1 pi. Zuid-Holl. Y.-A. 1838, bl. 1. 1096 J. A. Alberdingk Thijm, De restauratie der groote zaal op het Binnenhof in 'sGravenhage. Openbare brief aan de Kon. Akad. v. Wetensch. Amst., 1861. 8°.
100
Zuid-Holland.
1097 A. Beeloo, De instelling van de Orde van St. Jacob, door Graaf Ploris V van Holland, in d. j. 1279. Een hoofdstuk van het werk: Geschied- en oudbeidkundige beschrijving van de Bidderzaal in het Hofgebomv te 's Gravenhage. Amsterdam, 1845. 8°. Het werk zelf is nog niet verschenen. 1098 De blijde incompste van den Marquis Spinola. Mitsgaders alle die andere Heeren in 's Gravenhaghe in Hollandt die gedeputeert zijn om den peys te sluyten, Gheschreven wt het Hof van Hollant, d. 3 febr. 1608. (Antw., 1608). Na de copye ghedruct tot Brugghe, P. Soetaert. 8°. 1099 Description de la belle maison de Son Altesse le Prince Maurice de Nassau, ordonnee par P. Post. Leide, P. van der Aa. 1715. fol. Hiervan bestaat eene vroegere uitgaaf, en de oorspronkelijke teekeningen van 1652 berusten ter Kon. Bibl.; van de 37 geteekende platen zijn er slechts 8 gegraveerd geworden. 1100 La Sale d'Orange, batie par S. Alt. Amelie Princesse Dou. d'Orange, ordonnee par P. Post. Leide, P. van der Aa. 1715. fol. Eene vroegere uitgaaf, zonder titelplaat, bevat alleen de platen (12) met boll, opschriften; hier zijn de opschriften fransch en boll. 1101 J. van Djjk, de Oranje-Zaal (van 1767), vertaald in 't fransch, eerst: la Haye, chez la veuve van Thol et fils, 1767; later door Jhr. Mr. H. J. Caan, onder d. titel van: Itineraire de la Salle d'Orange, au palais du Bois. La Haye, 1838. 2e edit. 1856. 8°. Nog is er eene beschr. der schildd. in 't zelfde gebouw, door een onbekende; naar men meent, H. M. Koningin Wilhelmina, gemalin van Kon. Willem T, te zarnen met hare staatsdame, freule von Estoref, 'sGrav. en Amst., 1821. 8°. m. plattegr. 1102 El. Lootius, predd. op het.openen van de derde kercke 20 en 21 Mei 1656 in 'sGravenh. 'sGr., 1656. 4°.
Zuid-Holland.
101
1103 F. J. Domela Nieuwenhuis, Geschied. der Evang. Luth. Gemeente te 's Gravenhage. Amsterdam, 1854. 8°. 1104 C. Huygens, Batava Tempe, het Voorhout van 'sGravenhaghe. (in dichtmaat). 'sGrav. (16..). Later opgenomen in het 2e Iboek zijner Korenbloemen. 1105 Hetzelfde afzonderlijk met aantt. herdrukt door het Leeuwardsch Genootschap Constanter. (Leeuw., 1824.) gr. 4°. Waarvan slechts 70 exx. gedrukt werden. 1106 Beschrijving en afbeeldingen van bet Ministerie van Marine (Voorhout), te 's Gravenhage, vdor, gedurende en na den brand van den 8 januarij 1844. 's Hage, (1844). m. 3 pi. 8°. 1106*P. C. G. Gtjyot, Opgave der schilderijen, hangende op het raadhuis te 's Gravenhage, 1860. 8°. 1107 B. P. van de Kasteele, korte handl. ter bezigt. der verz. van zeldzaamheden in 't Kon. Kabinet op Mauritshuis. 'sGrav., z. j. (omstr. 1815?), 8°. 110 8 Guide du cabinet royal de curiositds. La Haye, 1825. kl. 8°. 1109 A. A. van de Kasteele, Guide du cabinet de curiosites. La Haye, (1859). 8°. Niet in den handel. 95 biz. groot. 1110 (G. Keller), Het Diakonie oude vrouwen- en kinderhuis der Nederd. Hervormde Gemeente te 's Gravenhage. Uitgegeven bij gelegenheid van het 2e eeuwfeest. 's Graven¬ hage, 1860. 8°. 1111 A. W. Kroon, Het Willems-hospitaal (te 's Gravenhage). 's Gravenhage, 1853. 8°. 1112 J. W. Schick, Over den gezondheidstoestand van 's Gra¬ venhage. 'sGravenh., 1852. 8°. Waarin veel topographisch voorkomt. 1113 (C. Huygens,) De Zeestraat van 's Gravenhage, met pi. 'sHage, 1667. 8°. Later in het 7cboek zijner Korenbloemen. Zie ook de Cretser, hierboven, N0. 1070. 1114 De Zeestraat— op nieuw uitgegeven, naar de hedendaagsche taal en spelling gewijzigd, en met eenige aantt. voorzien door Mr. J. G. la Lau. 'sHage en Amsterdam, 1838.kl. 8°. 1115 A. Moll, het Zeebad te Scheveningen. z. pi. v. dr. 1824.8°.
102
Zuid-Holland.
1116 J. P. d'Atjmerie, description de Tetablissement des bains de mer a Scheveniugue; traduit du hollandais. La Haye, 1830. 8°. 1117 F. W. Conrad, memorie over bet al of niet voordeelige voor Delfland, van eene uitwatering in de Noordzee te Scheveningen, m. 6 tabb. 'sGravenh. en Amst. 1817. 8°. 1118 Eenige vragen betrekkelijk eene haven te Scheveningen. door een lid van den gemeenteraad van 'sGravenhage (Hugo Ferdinand Baron yan Zuylen yan Nyevelt). 'sGravenh., J. M. van 't Haaff, 1860. 8°. 1119 J. Cats, Ouderdom, Buytenleven en Slapeloose Nachten op Sorgvliet, met pi. Amst., 1656. 4°. Later ingelascht in den folio-druk zijner werken, dl. II. 1120 (J. Westerbaen,) Arctoa Tempe; Ockenburgh: woonsteHe • van den Heere van Brandwyck, in de clingen buyten Loosduynen, 'sGravenhage, 1654. 4°. Ook aldaar met zijn naam op den titel, 1657. 8°. Later, na zijn overlijden in 1672, in zijne gedichten, dl. I. boek 4. 1121 (B. W. A. E. Baron Sloet tot Oldhuis), Arctoa Tempe, Ockenburgh. 8°, Zie Sloet, Tijds. v. St. en St. 17 D. 2st. bl. 63 en vv. 1122 (— — — — — — ), Den Binchorst. Zie Sloet, Tijds. 17 D. 2 st. bl. 84 en vv. 1123 M. G. Beijerinck, Statistieke opgave betreffende Delfland (Waterstaat). Nieuwe werken Bat. Gen. 10® dl. Botterd., 1850. 4°. 1124 Dl. yan Lis, West-Delfland verheerlijkt. (in dicht.) Delft, 1702. 4°. 1125 D. Buddingh, Yerhand. over bet Westland, ter opheldering der loo-en, woerden en hoven enz. Leyden, 1844. 8°. Zie Muller, Catal., N0. 256. Zie over de bronnen v. d. geschied. van Delft, L. G. Vjsscher in Wafs Astrea, 1855. 4°. bl. 175—178. Ook Catal. F. Muller, 1859, N0. 2218-2223. 1126 Chr. Cellarius, de incendio excitato in civitate Delpht. Antverp., 1536. formaat?
N
Zuid-Holljlnd. 103 1127 De Witte, Delftsche donderslag. Delft, 1654. 8°. Stond in verband met bet springen van bet kruidmagazijn aldaar in dat jaar. 1128 Historisch Verhael van het — opspringen van't magasijnhuys op 12 Oct. 1G54 binnen Delft, enz. met een vers van Vondel. Arast., 1654. 4°. 1129 D. van Bleyswijck, Beschrijvinge der stadt Delft, met portr. en platen. Delft, 166". 4°. Cat. Muller, 1859, N0. 2218. 1130 Delfsche Broertgens-kermis; — verhael van de kermis die de minderbroeders tot Delft in 1567 gehouden hebben in haer clooster genaerat bet Broer-huys enz. Gedr. tot Delft, 1677. Ook met het jaartal 1683. 4°. 1131 Beschrijving der stad Delft enz., door verscheide liefhh. en kenners der vaderl. oudhh. met pi. Delft, E. Boitet, 1729. fol. 1132 (E. Bakker en L. van Ollefen), Opkomst, bloei, verval en tegenwoordige toestand der stad Delft. Delft, 1800. 8°. Waarschijnlijk een fragment van het groote werk der stads- en dorpbeschrijvingen van Zuid-Holland. 1133 (N. G. van Kampen), Korte beschrijving der stad Delft, nederd. en fransch, m. pi. Delft, B. Bruins, 1828, gr. 4°. 1133*J.SouTENDAM,Inventaris der charters en privilegien, berustende op het Archief der gemeenteD. (1246—1599). Delft, 1860.8°. 1131 Yerzameling van Gedenkstukken in Nederland, enz. (le deel, Delft), naar 't latijn van P. Timareten. met af bb,'s Grav., 1777. 8°. 1135 Vaderlandsche gedenkstukken, opgerigt in de beide groote kcrken te Delft, (neerd. en fransche tekst). m. afbb. Delft, 1829. 4°. 1136 K. J. E. van Harderwijk, lets over den af te breken Delftschen toren, (Amst., 1844). 8°. Zie Yad. Letteroef. v. 1844. 1137 Afb. en beschrijving der graftombe en der beide grafkelders der Prr. v. Or., enz. m. pi. Delft, C. v. Graauwenhaan. 1751 en 1759. Latere uitgave. Aid. P. de Groot, (1820?) kl. 8°.
104
Zuid-Holland.
1138 Description da tombeau de Guillaume T, Prince d'Orange, et tableau da vieux et nouveau caveau dans Peglise neuve a Delft, (neerd. en fransche tekst). La Haye, 1837. ra. pi. 8°. Door H. M. Koningin Wilhelmina, Gemalin van Koning Willera I, daarbij geholpen door hare staatsdame freule yon Estorff. Het boekje is hoofdzakelijk de oude beschrijving, dock later bijgevverkt en na den dood van H. M. uitgegeven. 1139 (N. C. Kist), Interdict der nieuwe kerk te Delft, in 1398. Kist en Eoyaards, Ned. Archief v. K. G., II. 120. 1140 W. Sc holt en, Gasthuiskerk en gasthuispredikant te Delft. Kort geschiedk. overzigt. Leiden, 1853. 8°. 1141 N. C. Kist, De oorsprong en de opkomst van ketSt. Aagtenklooster teD. KistenRoyaards,Nieuw Arch. v. K. G., II. 377. 1141*W. Moll, De boekerij van het St. Barbara-klooster te Delft. Overdr. uit de Verh.Kon. Akad.v. Wetensch. Arast., 1857,4°. 1142 C. Overgaauw Pennis (potius M. Tydeman), Diss. de antiquissirao privilegio urbis Delfensis, pro gradu doctor, def. Traj. ad Rh., m. Junii 1786. 4°. 1143 C. E. Overgaauw Pennis, De institutis administrandae civitatis Delfensis, pro gradu L. B. def. L. B., 1840. 8°. 1144 E. W. Conrad, Beschrijving van het hulpspoor nabij Delft^ met 1 afb. 'sGravenh., 1847. 8°. 1145 N. C. Kist, Kerk van H Woud, oorsprong van haar patronaatregt; hare predikanten. Kist en Royaards, Nederl. Arch. v. K, G., II. 202 en vv. 1146 H. van den Berg, Proeve eener beknopte beschrijving van Naaldwijk. Delft, 1842. 8°. 1147 J. van Vloten, Eerste aanstalten tot vestiging der hervormde kerk te Naaldwijk, in 1572. Kist en Moll, Kerkh. Archief, II. 129. 1148 Seb. Anemaat, Korte aanm. over den hoeh van Holland, en deszelfs situatien. Zonder drukpl. (omstreeks 1739). 8°. 1149 G. Mees Az., Bezoek aan den hoek van Holland. ZuidHoll. Yolks-Aim. 1839, bl. 98. 1150 J. M. Hoffman, Leerr. over Jes. 33: 20 ter eeuwgetijde van del groote kerk te Maassluys, op 9 Oct. 1739. Hierbij een verhaal van—die plaats, met bijlagen. 'sGrav., 1740.4°.
Zuid-Holland. 105 1151 Handvesten, Octroijen, Privilegien en Eegten van Vlaardingen, met naspeuring over de gelegenheid, oudlieid, enz. derz. stede, met pi. 'sHage, 1772. fol. — Nieuwe uitgave. Utrecht, 1775. fol. — Nog eenmaal verschenen met den titel: Ylaardingen in zijne geschiedenissen. Amst., 1807. fol. Cat. Muller, 1859, N0. 2602. 1152 A. Hoogvliet, Eerkroon voor de stede Ylaerdingen. 'sGrav., 1771. fol. Herdrukt achter de Handvv. in 't volgende jaar. 1153 P. G. G. Sprenger van Eyk, Berigt van inteekening op: Geschiedenis en merkwaardigheden der stad Vlaardingen. Eott. 1831 en 32. met kaart en pll. 2 stukken. 8°. In het 2® stuk is van den Heer P. Verkade een Aanhangsel m. 3 plaatjes, door dezen afzonderlijk gedrukt en aan vrienden rondgedeeld. 1154 A. van der Hoeven, Gesch. der stad Vlaardingen. Vlaard., 1840. 8°. Naar het vflorg. en daaruit geput. Zie Cat. Muller, 1859, N0. 2601. 1155 J. M. Brillenburg, De Collegio Aggerum Schielandiae (Hoogheemraadschap van Schieland), cum mappa geogr. L. B., 1830. 4°. et 8°. 1156 Keuren ende ordonnantien van 't Heemfaadschap van Schyelandt ende den gevolge van dien. Eotterdam, M. Bastiaensz, 1623. 4°.; later bij Isaak Naeranus, 1696. 4°. Zie Muller, Cat. 1859, N0. 2539. 1157 Jhr. Mr. W. P. Gevers Deynoot, Statistieke opgaven en beschrijving van het Hoogheemraadsch. van Schieland. Nieuwe werken Bat. Gen., 10® dl. Eott., 1850. 4°. 1158 Bericht en voorwaarden van inteekening op: eene beschrij¬ ving der stad Schiedam enz., door Arent Vinck, in leven oudste advocaat voor den Hove van Justitie, en voltooid door een' voornaam' Eegtsgeleerden, met af bb. der voorn. gebouwen, benevens de Handvv., privv., octrr., regten en vrijheden, mitsg. ordonn., resol. enz. in 3 din. folio, ('s Gravenh., J. H. Munnikhuizen en C. Plaat.)
106
Zuid-Holland.
De ooi'spr. schrijver, Mr. Vinck, geb. 17 Aug. 1635, overleed te 's Gravenhage 13 Aug. 1729; het werk is door eenige liefhebbers der oudheden in 1756 weder opgevat en nu door een voorn. regtsgeleerden (?) voltooid. Zoo spreekt men in 1778. Men beloofde 36 pll. Doch hiervan is, 'tzij door de kostbare wijze van opvoering, 'tzij door den ongunst der tijden, 'tzij door 't een en ander, niets gekomen. Het HS. is in der tijd (na doode van den eersten ontwerper) door J. Wagenaar gezien, gebruikt en aangehaald (Tegenw. Staat d. Vereen. Ned., V. 295, noot 3). Het beslaat 6 din.in 'folio, en berust nog in het Gemeentehuis te Schiedam. 1159 (A. Maas,) Geschiedenis en beschrijving der stad Schiedam. Zie den Yr. d. Yaderlands, dl. XII, N0. 3 (en eenige volgg. nummers). Voor deze en zijne hier onder volgende stukken heeft hem het HS. van Mr. 'A. Yinck zeer van nut geweest. 1160 ( ) Beschrijving van Schiedam. Gorinchem, 1847.8°. (Zoo als zij voorkomt in 't Aardrijksk. Woordenb. der Nedd., van A. J. van der Aa.) 1161 (A.) H(emelop), Korte geschiedenis en beschrijving der stad Schiedam, m. 1 pi. Schiedam, 1850. kl. 8°. Hij is hierin bijgestaan geworden door voorm. Dr. A. Maas# 1162 A. Maas, Geschiedkundig overzigt der voormalige regeringsvormen en wijzen van regtspleging te Schiedam tot 1795. Schiedam, 1853. kl. 8°. 1163 (?) Comedie van 't beroerde Schiedam, behelsende een gedeelte van Jonker Fransen oorlog in 1488. Achter: K. van Alkemade, Jonker Fransen oorlog. Bott., 1724 en 1756. 8°. 1164 Voorwaarden en bepalingen betreffende de uitb^eiding van ' de stad Schiedam, aan de zijde van het West-Frankenland. (met een ontwerp of schetskaart in steendruk. Schiedam, Augustus 1860.) 8°. 1165 Schiedamsche Almanak voor h. j. 1838, 39, m. pi. Schie¬ dam, M. Goude. kl. 8°. Sinds opgehouden.
Zuid-Holland.
107
1166 Jaarboekje voor de stad en het kanton Schiedam, 1847 en vv. Schied., P. J. van Dijk, 1847—61. 15 jaargg. kl. 8°. In 't Mengelwerk zijn enkele opstellen over plaatselijke of letterkundige geschiedenis. 1167 A. M(aas), Gesch. van het huis te llivier en van het geslacht van Mathenesse, m. 2 pi. kl. 8°. Uit Schiedamsche Almanak voor het jaar 1839, bij M. Goude. 2* jaarg. bl. 134. 1168 J. A. Scholten Hz., Beschouwing van de Schie in derzelver betrekking als boezem voor de ontlasting der polderlanden, m. 4 tabb. Rott., 1834. 8°. 1169 J. W. Bussingh, Jubelreden op het tweede eeuwgetijde van den openb. herv. godsdienst te Delfshaven, d. 25 Sept. 1774, volgens den 100° psalm, aan de gem. voorgestelt, met aantt. en bijlagen. Delft, 1774. 8°. L. G. Visscher, bronnen voor de Geschied. van Rotter¬ dami, zie Dr. Wap's Astrea, 1855, bl. 131 en vv. Zie ook Cat. Muller, 1859, N0. 2516-2529. 1170 Korte Beschryvingh der stadt Rotterdam, hare outheyt, grootheyt en ghelegentheydt, behoorende by de conterfeytinge (afbeelding) der Stadt, gelyck se nu in 1623 is.. Rott., 1623. groot fol. Hoogst zeldzaam. Bevattende in kolom 1 de beschrijving, in kol. 2 de Regeerders of Vroedsch. en een lofdicht op de koopstadR. Ik weet niet in hoe verre die // Conterfeytinge van 1623 " in verband stond tot de onder mij berustende hoogst zeldzame plattegrond der stad R., door Balth. Flor. van Berkenrode en Ev. Symonsz Hamersveldt. Amst., Egelantiersgraft, 1626. 4 bladen. folio. 1171 Casp^ Kinschotii Descriptio illustrissiraae Roterodamensium Urbis. Rott., 1638. 4°. Zeldzaam. 1172 Korte Beschryvinge der wydberoemde koopstad Rotterdam (ten geleide der profil-teekening, of het gezigt der stad langs de Maas, geteekend en gegraveerd door Jacob Quaco). Rott., gedr. bij denz., 1665. lang formaat. Deze nu zeldzaam gewordene beschrijving vvordt door K. van Alkemade aan J. Oudaan toegeschreven.
108
Zuid-Holland.
1173 Beschrijving der wijtberoemde stad Rotterdam. t'Amst. gedrukt voor Jacob Savery, fol. met duitsche letter. Uit den aanvang der 17e eeuw. Schijnt nagenoeg gelijktijdig geweest te zijn met de korte beschr. bij de kaart van Quacq, gevoegd, 1665. Het kan wel dezelfde beschrijving zijn, door hem, naar de Rotterdamsche uitgave, met of zonder eene kaart herdrukt. 1174 G. van Spaan, Beschrijving van Rotterdam en eenige oraleggende dorpen; met authent. stukken. Rott., 1698.8°. Herdr. aid. 1713 en 1738. De 3e dr. vermeerd. m. plattegr. v. 1488. 8°. Cat. Muller, 1859, N0. 2516. 1175 G. van Kervel, Lofkrans der stad Rotterdam (in dicht). Rotterd., 1700. 4°. 1176 J. Washington, De Laude urbis Roterodami, cum praefat. R. Hesselii. Rott., 1704. 4°. Dit stukje is slechts eene gewone school-oratie, welke over de geschiedenis en de gesteldheid der stad weinig licht verspreidt. 1177 E. van Welsenes, Opstelling betrekkelijk of over Rotter¬ dam. Date 4 sept. 1706. 11 bladz. fol. Aan 't slot staat: En is dese geringe opstellinge in weynig uuren buytens tijds gedaan. Tot Rott. bij Abr. en Pr. van Waesberge, ord. stads-dr., 1707. Deze uitgave is zeer zeldzaam en hetzelfde wat op den Catal. Storm van 'sGravesande, bij van Baalen, Apr. 1861, ten onregte heet: Verslag omtrent den toestand van Rotterdamsche werken. E. van W., 2e uitgave; deze heet: Geampliecrde opstel¬ ling (zijnde het eerste nu onherdrukt gelaten). 16 gepag. biz. fol. Aan 't slot staat: En is naderhand nu den 18 sept. 1706 (het eerste al te haastig op d. 4 sept. 1706 gedaan zijnde) wat geamplieerd en van mistellinge (sic) verbetert. De 3e uitgave heeft op het le blad: Geamplieerde op¬ stelling, en schijnt geheel gelijk aan de 2e uitgave. Van den Appendix op de Geamplieerde opstelling heeft
Zuid-Holland.
109
de le uitgave 19 biz. in folio. Aan het einde: Tot Eott., bij Abr. en Pieter van Waesberge, ord. stads-drukkers. 1706 (15 nov.). Geampl. opstell. 2e uitgave; de 14 eerste bladz. als in de vorige, en van daar af met eenige verandering en zonder naam der drukkers op biz. 19. Van de Laetste Vervolgbladeren, heeft de le uitgave 8 bladz. in folio. Onderaan staat: Date Rott., d. 30 Jan. 1707. Em. van Welsenes. Tot Rott. bij A. en P. van Waesberge, ord. stads-dr. 1707. De 2e uitgave, eenigzins gewijzigd in druk, doch almede 8 biz. in folio; aan 't slot, als boven; alleen met bijvoeging: tot Rott. herdrukt bij (alleen) Pieter van Waesberge, ord. dr. der voorn. stadt, 1707. Het geheele geschrift is dus groot 16 + 19-1-8 = 43 bladzijden, fol, Beschreven naar 't ex. op het Stedelijk gemeente-archief voorhanden. Eene, zeer zeldzaam voorkomende, verzameling van gemengde bouwstoffen tot eene Stadsbeschrijving; door den opsteller, als Substitut-Secretaris der stad, ten verzoeke der Regering, bijeengebragt en aan haar briefsgewijs medegedeeld. In de voorrede van Lois (1746) wordt hij ten onregte H. yan W. geheeten. 1178 E. van Welsenes, Chronyk der stad Rotterdam, beginnende met 1200, tot 1651. Rott., 1707. fol. Dit in een Catal. gevonden, zal wel eene fautive opgave van 't naastvor. zijn. 1179 J. de Haes, Eerkroon voor Rotterdam. 1716. fol. en 4°. 1180 P. v. W(aesberge?), Uitbreiding van de vernieuwde Koopstad Rotterdam, enz. op rym en sangmaet gesteld. Rott., 1724. 1181 S. Lois, Chronycke ofte korte waere beschryvinge der stad Rotterdam, tot d. j. 1671; verrijkt met de voorn. handvv. en previlegien, en voorsien met authent. stukken en contracten. 'sGrav. en Delft, 1746. 4°. Nooit voorheen gedrukt.
110
Zuid-Holland.
Hij heette niet S. L., als op den titel gedrukt staat, maar Jakob L., zoo als hij ook voorkomt op biz. 160; hij was bouwmeester. Zijn werk loopt slechts tot december 1670, en is 76 jaren na zijnen dood uitgegeven. 1182 J. Kortebrant, Tweede eeuwgetyde der Eotterdamsche Vryheit, 1572 enz. met noodige aanteekeningen, meest betreklijk tot de oudheit der Stad Eotterdam. Eott., 1772. 4°. en 8°. Als dichtstuk onbeduidend, maar door de aanteekenin¬ gen niet onbelangrijk. 1183 (G. Manheer), Kronijk der stad Eotterdam, tot 1670, met plattegr. Eott., 1778, in 2 stukken, bij G. Manheer. Ook 1783. 4°. De Kronijk van Manheer, waarbij de plattegrond van 1488, is nagenoeg niets anders dan Lois, in spelling verbeterd en aangevuld uit de aanteekeningen achter het naastvoorg. werk. 1184 J. Kortebrand, Beschr. van Eotterdam. Eott., 1782. 8°. 1185 — (Beschrijving der stad Eotterdam, meerendeels getrokken uit de nagelatene schriften van wijlen). Amst., 1789. 8°. Vermoedehjk door een van 'smans vrienden, minder uit zijne schriften, dan uit herinnering van zijne gesprekken, opgemaakt: dewijl de inhoud op vele plaatsen ver van het handschrift afwijkt. Ook de naam is verkeerd gespeld. Nog eenmaal later, zonder jaar. Eott., N. Cornel. 8°. Alleen een nieuwe titel. 1186 G. Bruininq, Tableau topographique et statistique de Eot¬ terdam, av. plan et fig. au trait. Eott., 1815. 8°. 1187 A new picture of Eotterdam, with a plan and engravings. Eott., 1825. 8°. 1188 Guide des etrangers dans la ville de Eotterdam, avec le plan. Eott., 1825. 8°. Hetzelfde als het naastvoorgaande. 1189 W. van den Hoonaard, Korte aardrijkskundige beschrij¬ ving der stad Eotterdam, voor de jeugd, met een topogr. kaartje. Eott., 1825. 8°.
Zuid-Holland.
Ill
1190 W. yan den Hoonaard, Korte Geschiedenis der stad Rotterdam, voor de jeugd, met de gemelde kaart van 1488. Rott., 1827. 8°. 1191 G. yan Reyn, Geschiedkundige Beschrijving der stad Rotterdam en beknopt overzigt van het hoogheemraadsckap van Schieland, met pll. en plattegrr. Rott., 1831, 32. le deej, 2 stukken. 1832. 8°. Onvoltooid gelaten. Het berigt van inteekening van Julij 1829, is nu van eenig belang geworden, om het onvoltooide plan te leeren kennen. 1192 Picture of Rotterdam. 1832. 8°. 1193 J. G. Litzau, Beschrijving van Rotterdam, van de vroegste tijden af tot. op den tegenw. tijd, in gemeenz. zamenspraken. Rott., 1839. 8°. 1194 Th. Marshall, The history and description of R. and its environs, etc., illustrated with maps and views, Rott., T. Marshall & 0°. 1846. kl. 8°. 1195 Herinnering aan de plegtige intrede en het verblijf van Z. M. Willem III binnen Rotterdam, op 28—30 Julij 1851. Rott., z. j. (1851) 8°. 1196 Rotterdam, geschetst in zijne voornaamste gebouwen, kerken en gestichten, met bijschriften van verschill. medewerkers. Rott., Hoog en Trenite, 1859 en vv. Dusver 16 aflevv. kl. folio. 1197 W. N. Peyfers, Rotterdam in zijn opkomst, ontwikkeling en bloei. Histor. tafereelen. Met aantt. van J, H. Morrien. Amst., 1860, 61. 8°. Verschijnt in afleveringen. 1198 J. G, Litzau, De luidende St. Laurensklok, te Rotterdam, een berijmd verhaal van de voorn. gebeurtt. dezer stad, 2e verm. druk. Rott,, 1850. kl. 8°. 1199 Betoog van de nood'zakelijkheid eener vereeniging van het eiland Feijenoord met de stad R., ook in het belang van de algemeene welvaart; met eene gelith. schets der stad R. 'sGravenh., Langenhuizen, 1839. 8°. 1200 Gedachten over eene verbinding der stad R. met den zuidelijken Maas-oever. Rott., M. Wijt en Zonen. 1839. 8°.
112
Zuid-Holland.
1201 J. A. Beijerinck, Yerhand. over de indijking en uitbreiding der staJ R., met kaarten. Nieuwe werken Bat. Gen. 9« dl. 2e st; Rott., 1849. 4°. 1202 D. Smits, De Rottestroom. Rott,, 1750. Met eene kaart van den Rottestroom en aanteekk. 4°. Met aanteekeningen, tot de geschiedenis en plaatsbeschrijving van Rotterdam betrekkelijk. 1203 Sommier berigt rakende de Chartres der stadt R.-, 54 ongepagineerde biz. in folio (gepagineerd niet bekend). Na de inleiding volgt: Generale notitie van de Chartres; daarna: Notitie van Privilegien, Sententien, Actens en Contracten enz., loopende van 1255 tot 1704, opgesteld door den Pensionaris (later Raadpensionaris van Holland) Mr. Is. yan Hoornbeek. Nog: Sommier berigt rakende Chartres der stadt Rott., 83 gepagineerde biz. in folio, loopende van 1270—1766, opgesteld door den Pensionaris Mr. G. Meerman. Dit laatste heeft ook soms een algemeenen titel: Notitie van de Chartres der stadt R., gedr. bij G. en P. van Waesberge, z. jaar (1766). fol. Beide uitgaven zijn meestal zonder dezen algemeenen titel, en zijn, als voor de regeringsleden gedruktzijnde, nu zeldzaam. Mede beschreven naar de exx. op 't Gemeente-Archief. 1204 W. C. A(ckersdijck), lets over de stad Rotterdam, bijzonder wegens hare vroegste vermelding in de XHIe eeuw. Zie Sprenger van Eyk, Fakkel, IT (1826), bl. 221—238. 1205 K. van Alkemade, Rotterdamse Heldendaden, enz. genaamt Jonker Fransen Oorlog. Rott., 1724. 8°. Herdrukt aldaar, 1756, met den plattengrond, zoo als de stad zich, naar men meent, vertoonde in d. j. 1488. Geput nit de dagelijksche aanteekk. van Mr. Z. van der Sluis, R. C. Pr. Het derde hoofdstuk bevat veel belangrijks omtrent de vroegere gelegenheid der stad. 1206 S. Rivier, Fransois van Brederode, of het belegerde Rotterdam, treurspel. Rott., 1775. kl, 8°,
Ztjid-Holland.
113
1207 A. van der Vliet, De Spanjaerdt binnen Kotterdam, in drie boeken, in rijm. Kott., 1772. 4°. Later nograaals opgenomcn in de verzaraeling zijner dichtwerken: Vruchten der dichtlievendheid, na zijn dood door den Haagscben Pred. J. van Spaan te Leiden uitgegeven. 1208 S. Kivier, De Spanjaard buiten Eotterdara, verjaagd door de burgerlijke heldendaaden, treurspel. Eott., 1780. kl. 8°. 1209 Jhr. N. J. Storm van \s Gravesande, Kotterdam in bet begin van april des jaars 1572. Nijhoff, Bijdr., VIL 10. 1210 Waaragtig verbaal van de muiterij binnen de stad Kotter¬ dam in 1672 tegen de.Kegering, ter goeder trouw bescbreven door iemand, die van gemelde muiterij kennis gehad beeft. (Zonder naam van plaats,) 1785. 8°. Als scbrijver wordt genoemd Mr. Willebrord Vroezen, Secretaris. 1211 Gedenkzuil voor de oprechte Vaderl. Societeit te Kotterdam, — behelz. 't voornaamste dat in Kott. in betrekking tot bet zoogenaamd Patriottismus en de heuglijke omwenteling is voorgevallen. Kott., 1788. m. pll. en portr. 4°. 1212 Pr. Kidderus, (Kotterdamse nieuwe kerck, ingewyet 1 Jan. 1682 door). Kott., 1682. 3e druk. 4°. 1213 Al. Tiele, Inwying van de vernieuwde Prinsekerk te Kott., leerr. over Ezra 7: 27. Kott., 1739. 4°. 1214 J. J. van Oosterzee, de Zuiderkerk te K. In bet Scbilder- en Letterk. Album. 'sHage, 1848. fol. 1215 W. Steven, Tbe history of tbe Scottish Church, Kotter¬ dam, with engr. Edinburg and Kott. 1833. 8°. 1216 J. C. Schultz Jacobi, Gescbiedenis der Evang. Luth. Gem. te Kotterdam. Berigt van uitgave, 1852; Aflever. 1—5. Kott., 1852—55. 8°. Nog onvoltooid. 1217 K. J. K. van Harderwijk, Het standbeeld vanDes. Eras¬ mus en de Erasmus-markt. jan. 1859. (Gedr. mei 1859.) In: Kotterdam geschetst in zijne voorn. gebouvven. 4°. 1218 G. van Keyn, De Oude-Hoofdpoort te Kotterdam. In: Kott. geschetst enz., 1859. bier boven. 15
114
Zuid-Holland.
1210 G. van Spaan, Het nieuw Oost-Indisch huis, gebouwt in de Boomtjes tot Eott. enz. (in dicht). Rott., 1698. 4°. herdrnkt, 1711. 1220 J. Bandt, Med. Dr., Verslag wegens den staat der Genees-, Heel-, Vroed- en Artsenijbereidkundige School te Rott., bij het le alg. examen der kweekk., 15 Sept. 1829. Rott., 1829. 8°. 1221 Algemeen Verslag der Subcomm. voor de zaken de Aziat. braakloop aangaande, te Rott., aan de Hoofdcommissie, te 'sGravenh. Rott., 1833. 8°, 1222 G. van Charante, Med. Dr., Verslag van het Krankzinnigen-gesticht te Rotterd. Rott., 1841. 8°. 1223 G^ P. F. Grosuans, Med. Dr., Verslag over de Geneesk. School te Rott.$ uitgebr. bij het 25jar. bestaan, 3 sept. 1853. Rott., 1853. 8° 1224 W. van den Elger, Rotterdamsche Arcadia. Rott., 1699.12°. herdr. met zijne Gedichten. Amst., 1726. 4°. 1225 W. van den Honaard, Geschiedkundige en topographische beschrijving van de dorpen Hillegersberg en Bergschenhoek, met pi. Rott., 1824. 8°. Voorafgegaan door: lets over die beide dorpen, door denz. Zie Vriend des Vaderl., IIe Jaarg. 1226 K. van Alkemade en P. van der Schelling, Beschrijving van de stad Brielle en den lande van Voorn, behelz. ook de privilegien enz. met kaarten. Rott, 1729. 2 din. foL 1227 C. Cleyn, Chronykje van den Briele, voor de jeugd. (Z. jaar; niet vddr 1791.) kl. 8°. 1228 — Dankoffer voor de eerstelingen van Neerlands vrijheid, bij het vieren van het tweede eeuwgetij der inneming van den Briele door de watergeuzen, redev. over Ps. 66: 8—15. Gedr. te Leyden, uitgeg. te Briele. (1772). 8°. 1229 A. van Helsdingen, Oratio de Brila, patriae libertatis primitiis. Amst., 1758. 4°. (School-oratie aldaar gehouden). 1230 S. Rivier, De verovering van den of de grondlegging der batavische vrijheid, treurspel. Rott., Gt. van Waasberge, 1777. kl. 8°,
Zuid-Holla^d.
115
1231 P. H. Hoog, De ruVbe Briela eigroque Voornano, pro gradu 30 Sept. 1786 def. L. B., 1^86. 4Q. 1232 Th. Muller Massis, De origine ac primaevis functionibus Bdrgimagistrorum in urbibus Holl. ac Zee\., imprimis in urbe Briela, pro gradu def. L. B., 14 Julij 1787. 4°. 1233 A. van Andel, De jure.scabinos eligendi, a Did. Mdnjovio a0. 1342 dviblis Brielanis concesso, jpro gradu. L. B. def. 3 Nov. 1786. 4°, 1234 Ger. de Yos et C. A. Bergsma, Commentationes duae de incrustationum indigenarum (Rdekaniae) origine. In Annal. Acad. li.-Bat. 1822—23. m. gekl. pll. 4°. 1235 H. yan Dam, Korte beschrijvinge van bet eilandt Westvoorn en geschied. van de stadt Goederede. Rott., 1680. kl. 8°. 1236 J. van Der Hoeven en J. Cobmoyer, Rapport over de werken aangelegt tot conservatie van het eiland Goedereede. ('sGravenb., July 1734). met kaarten. fol. 1237 A. GrEeve, Yerhand. over bet Zeegat van Goedereede. Nieuwe werken van 't Bat. Gen., lie dl. Rott., 1851. 4°. m, vele kaarten. 1238 Bescbrijv. van bet eiland Westvoorn. Sommelsdijk, 1823. 8°, Door den drukker zelf, G. Jo^gejan. Volgens anderen. door .... Kolff. 1239 B. BoeRs, Gescbied- en aardrijksk. bescbr. van het eiland Goedereede en Overflakkee. Sommelsdijk, 1843. ra. krt. 8°. 1240 Verkorte beschrijving van Goeree en Ovelflakkee, niel 3 afb. van ?t eiland. Sommelsd., 1845. 8°. OveVflakkee. Zie ook bierboven, Hoek van Holland. 1241 N. C. Kist, Interdict, der kerk van B'eijerland opgelegd door de Staten van Holland in 1598. Kist en Royaards, Arcb. v. Kerk. Gescb. V. 487.1^42 J. W. Regt, Geschied- en aardrijkskund. beschrijving van den Zwijridrechtschen waard, den Riederwaard en h£t land van Patten over de Maas, benevens eene kadastr. kaart door J. A!. Margadant. Zwijndrecbt, 1848. 8°. 1243 — — Gescbied- en akrdrijksktmdige beschrijving van den Hoekschen waard, benevens eene kadastr. kaart daor J. A. Margadant. Zwijndrecbt, 1849. 8°.
116
Zuid-Holland.
1244 Keuren op de dijken en vveegen, enz. in "den ambagte van Cromstrijen. Kott., 1774. 4°. 1245 W. Plokker, Gesch. en aardrijksk. beschrijving van bet; eiland Voorne en Putten, benev. bet eiland Bozenburg met eene krt. dezer eilanden door P. J. Jonkers. Zwijndrecbt, 1851. 8°. Oudtijds eigenlijk gezegd Zuid-Holland (Holland bezuiden Merwe, Maas en Haringvliet). 1246 J. Blanken Jszn., Memorie over de rivier bet Haringvliet en de reede van Hellevoetsluis, m. vervolg, aanm. eu uitbreiding op de memorie. Met kaart. Zie Werken Bat. Gen., 10® dl. Kott., 1796. 4°. 1246*J. Smits, Verbandeling over den alouden staat, de eerste bevolking en vroegste gescbiedenis van Zuid-Holland en de opkomst van eenige der eerste steden van dat gewest, en van Dordrecbt in bet bijzonder, met 1 plaat. Dordr., 1824. 8°. 1247 Verbandeling over de inbraak en overstrooming van den grooten Zuid-Hollandschen Waard, in 1421, met eene uitvoerige kaart. Dordr., 1822. 8°. 1248 (J. van der Eyck,) Corte Bescbryvingbe, mitsgaders bantvesten, priv., cost, en ordonn. van den Lande van Zuijt-Hollandt. Dordr., 1628. 4°. 1249 J. van Oudenhoven, Out-Hollandt, nu Zuyt-Hollandt, bescbrijving en privilegien enz. van de voorsz. Landen. Dordr., 1654. 4°. L. G. Visscher, bronnen voor de gescbiedenis van Dordrecht, in Wap's Astrea, 1855. bl. 170 en vv. Zie ook Catal. P. Muller, 1859, N0. 2233—2238. 1250 J. H. v. Bolhuis, Heette Dordrecbt vroeger Durfos? Nijb., * Bijdr. I. 199. 1251 Carmen Dortrecbtense perpetuum of de stad Dortrecbt naar eenige bijzondere kenteekenen en voortreffelijke hoedanigbeden derzelve; in punldicbt, aenigmatiscb voorgesteld door Mr. Adr. van de Werff, JCtus, met wapen en zinnebeeld. plaat. Dordrecbt, de Vos & C0., 1835. gr. 8°.
Zuid-Holland.
117
1252 J. Smits, Verhh. over d. alouden staat, de eerste bevolking en vroegste geschiedenis van Zuid-Holland, en in Let bijzonder van Dordrecht. Dordr., 1824. 8°. 1253 J. van Bevervvyck, 't Begin van Hollant in Dordrecht, mitsg. dier stede beschrijvinge, enz. Dordr., 1640. 4°. 1254 S. van Hoogstraten, Dierijk en Dorothe, of de verlossing van Dordrecht (in 1048). Toneelspel. Uitgeg. door mr. P. S. Schull. Dordrecht, 1833. 8°. De oorspr. druk was's Gravenhage, H. Hondius, 1666. 4°. 1255 S. Rivier, Het ontzet van Dordrecht enz. Rott. 1784. 8°. 1256 J. van Oudenhoven, Oudt en Nieuw Dordrecht. Haarlem, 1666. 12°. 1257 Beschrijvinghe van Dordr. Haarlem, 1670.12°. 125S M. Balen Jszn., Beschrijvinge der stad Dordr., met geslachtboomen en met pi. Dordr., 1677. 4°. Zie Cat. Muller, 1859, N0. 2333 en 2334. 1259 Daglijste of Gedenckboeck. aid. 1676. 4°. 1260 Stapelrecht. Dordr., 1673. 4°. 1261 P. H. van de Wall, Verhandcl. over de Handvesten enz. van Dordrecht, en Proeve van geschied- en oudheidkundige aanmerkingen over de oudste derzelven. Dordr., 1768. 8°. 1262 Handvesten, Privilegien enz. van Dor¬ drecht, met geschied- en oudheidkundige aanmerkingen, met kaart. Dordr., 1770—90. 3 din, 9 st. fol. 1263 C. G. van EE Wall, Spec, sistens diplomata quaedam inedita, ad res Dordracenses spectantia, et animadvv. illustrata; pro gradu def. 3. 22 oct. 1793. Trai. ad Rh. 4°. 1264 Beschrijving van Dordrecht. Z. j. met afb. 8°. Uit de Stad- en Dorpbeschrijver. 1265 (Van eer Werff), De stad Dordrecht naar eenige bijzondere kenteekenen. Dordr., 1833. m. pi. 1266 Jaarboekje van Dordrecht, 1840, 41, m. geschiedk. stukjes van J. Smits Jz. en Schotel. Deze Jaarbb. zijn tot nu toe vervolgd. 1267 J. Smits Jz. en G. J. D. Schotel, Beschr. der stad Dor¬ drecht. dl. I en II, afl. 1. 1841—45. 8°. Gestaakt.
118
Zuid-HollA^d.
1268 G. D. J. Schotel, Kerkelijk Dofdr6clit, eene bijdr. tol 3e geschied. der Vaderl. HerVi kerk Sedert 1572. Dordrecht, 1838—40. Utrechi, 1841, 45. 2 din. 8°. 1269 J. Sels, Beschrijving der stad Dordrecht, m. steendrukpll. 5 aflev. Dordt, 1854. 8°. 1270 G. D! J. Schotee, Dordrecht, tijdschrift, met gekl. lithogr. (Dordrecht, J. Lagerwey, 1858). gr. 8°. De 2e aflev. wordt verwacht. 1271 Ph. Timareten, Verzameling van gedenkstukken in Nederl. enz. Ill® Dl. le st., bevattende Dordrecht. 'sGravenhage, 1781. 8°. Zeer zeldzaam. Zie boven bij 's Hage en Delft. 1272 Vreugdebedrijven binnen D., ter gelegenheid van hetaanstellen 6n de intrede van Prins VV. K. H. Friso. Dordr., 1747. 4°. 1273 Mengelwerk van het Dordrechts Gedenkboek. Dordrecht, 1786—87, 4 din. 8°. Dl. 4 zonder titel. Is geheel van tijdelijk belang. 1274 W. N. du Eieu, De intrede en huldiging van Karel V tot Graaf van Holland binnen Dordrecht, d. 3 julij 1515, en geschiedk. aanteekk. over de personen enz. Leiden, 1855. 8°. (Gecostumeerde optogt der Leidsche studenten in dit jaar.) 1275 G. D. J. Schotel, Een keizerlijk, stadhouderlijk en konitiklijk bezoek in de O. L. Vrouwekerk te Dordrecht* m. pll. Amst. 1859. 8°. 1276 De Nieuwe kerk te Dordrecht. In: Europa, 1859. 1277 Het klooster, het hof en de kerk der Augustijnen te Dordrecht. Dordr* 1861. 8°. 1278 De Illustre School te Dordrecht* Utr., 1857. 8°. 1279 L. yan den Bos, Dordrechtsche AVcadiai Amst,* 1663. Nieuwe uitg. Aid., 1701, m. pi. kl. 8°. Heeft niet veel beschrijvends. 1280 G. D. J. Schotel, Het slot Develstein. In bijne Geschied-, letter- en oudheidk. uitspann., 1840. m. afb. 8°. biz, 53.
Zuid-Holland.
119,
1281 (....) Het huis de Merwede in den verschrikkelijken St.Elizabelhsnacht van 18—19 nov. 1421, m. 1 pl.Dordt, Lagerwey, 1841. 8°. 1282 J. Smits Jz., Het huis de Merwede, m. 1 pi. Zie Holl. Y.-A. 1839. biz. 49. 1283 — Verhand. over d. inbraak en overstrooming van den Holl. waard op 18 nov. 1421. Dordr., 1822. 8°. 1284 R. H. van Someeen, De St. Elisabethsnacht van 1421; dicbtstuk. Utrecht, 1841. m. aanteekk. 8°. 1285 G. D. J. Schotel, Het klooster Eemstein bij Dordrecht. Europa, 1859. 1286 J. van Oudenhoven, Generale beschryvinge van den tegenwoordigen ingebroken Alblasserwaert in Zuyd-Hollandt. Dordr., 1645, 1659, 1670, 1678. J20. —Herdrukt en vergroot. Leyden, 1741. 8°. 1287 Corte beschrijvinghe van sommighe dorpen in den Alblasserwaard. Handvesten, privilegien, keuren en reglementen aeng. den Dijckrechte van den Albl. Dordr., 1678; aid. 1720; Gorinchera, 1765. kl. 8°. 1288 Beschrijving van den Alblasserwaert en deszelfs watervloeden. Amst., 1726. 8°. of 12°. 1289 J. van Vechoven, De noodlijdende Alblasserwaardt, ofl verhaal van de dijk- en inbreuken sedert 1500 enz. Dordr., 1727. kl. 8°. 1290 B. Luymes, God verheerlijkt in de gemeente van zijne heiligen, wegens de heuchelijke verlossing van den Alblas¬ serwaard uit het drijgend gevaar van den hoogen watervloed, in een dank- en bid-uur, d. 31 mt. 1784. Dordr., 1784. 8°. 1291 J. E. C. de Wus, Laatste woorden in het oude kerkgebouw te Alblasserdam. Dordr., 1854. m. afbb. 8°. 1292 D. van 't Sant, Beschrijving van den Alblasserwaard en de Vijf-Heerenlanden, in. 1 kaartje. Gorinchem, 1845. 8°. 1293 J. A. Scholten Hz,, Statistieke opgave en beschrijving van den Alblasserwaard eh de Vijf-Heerenlanden. Zie Nieuwe werken Bat. Gen., 10e dl. Rott., 1850. 4°,
120
Zuid-Holland.
L. G. Vjsscher, bronnen voor de geschiedenis van den Albl. waard, in Waps Astrea, 1855. 4°. bl. *207 en v. L. G. Visscher, bronnen voor de geschiedenis van den Overwaardi in Waps Astrea, 1855, 4°. bl. 208. 1294 Handvesten, keuren, privilegien, octroyen enz. van den Overwaard, door N. yan Slijpe verzameld. Gorinchem, 1782. kl. 8°. L. G. Visscher, bronnen voor de geschiedenis van Gorinchem, in Waps Astrea, 1855. 4°. bl. 206 en v. Cat. Muller, 1859, N0. 2272—78. 1295 A. Kemp, Leven der Heeren van Arkel, en beschrijving der stad Gorinchem; met de vrijheden, keuren enz., uitgeg. door sijn soon H. Kemp, met pi. Gorinch., 1656. 4°. 1296 H. Alutarius, Gornichems ijslijke watersnoot en heuglijke verlossing, enz. Gor. 1656, 57. 2 stukken. 24°. 1297 J. van Bockum, Gorinchemum. Dordr., 1716. 4°. 1298 C. van Zomeren, Beschrijving der stadt Gorinchem en landen van Arkel en H.H. van Arkel, in orde gebragt (en uitgegeven) door Z. H. H. T. met pi. Gorinch., 1755. fol. 1299 A. de Koning. Berigt aangaande de belegering en het ontzet van Gorinchem. Dordr., 1814. 8°. 1300 D. de Graaff, Verhaal van het beleg enz. van Gorinchem (in d. winter van 1813, 14). Gorinch.? 1814. 8°. 1301 A. J. van der A a, Aardrijkskundige beschrijving van de stad Gorinchem, voor de scholen. Gorinchem, 1851. 8°. 1302 L. J. F. Janssen, De muurschilderijen der St. Jans kerk te Gorinchem, m. 21 pi. Amst., 1858. 4°. 1303 M. Verbrugge, Het slot van Arkel. Deels waarheid, deels fictie. In: Mag. van W., K. en Sm., 1833. N0. VI. bl. 161. 1304 W. J. Hofdijk, Het kasteel van Gorinchem, m. 1 pi. (van Jacob van der Ulft). (Amst., 1855). 8°. Overdr. u. de Dietsche Warande, 1305 G. Blom, De uitvaart van het land van Arkel. — Dezelfde, Het land van Arkel staat ingepakt te worden. Gorinchem, H. Horneer, 1850, 8°.
Zuid-Holland.
121
1306 (W. A. van Aken,) Vereeniging. Eene wederlegging der beide brochures: De uitvaart en Het land enz. Gorinchem, H. Horneer, 1850. 8°. 1307 (G. Blom,) Tegen de vereeniging (zijn laatste woord). Gor., dez. Z. jaar. 8°. 1308 M. Beekman, Beschreiving van de stad en baronnie van Asperen, met pi. Utr., 1745. 8°. Cat. Muller, 1859, N0. 2882. 1309 (VV. J. van Harn,) Een vlugtige blik op het oude en hedendaagsche Vianen. Schoonhoven, v. Nooten, 1851. 8°. Cat. Muller, 1859, N0. 2597—2600. 1310 J. A. van der Meulen, Statuta et consuetudines Dioeceseos Vianensis et Ameydensis, etc. Traj. ad Eh., 1684. 4°. 1311 A. J. van der Aa, Beschr. van de Rrimpenre enLopiker waard, m. 1 gesteendr. kaart. Schoonhoven, 1847. gr. 8°. Hetzelfde, voor schoolgebruik. kl. 8°. 1312 J. Blanken Jszn., Yerhand. over de verbetering van den Krimpenerwaard, m. 1 kaart. Nieuwe werken van het Bat. Gen., 4e dl. Amst., 1806. 4°. 1313 M. G. Beijerinck, Statistieke opgave betrefFende den waterstaat van de Krimpenerwaard. Zie Nieuwe werken Bat. Gen., 10* dl. Kott., 1850. 4°. 1314 C. Noorlander, Beschrijving otn te veenen in den Crimpenerwaard. 'silage, 1700. 4°. 1315 A. P. Weggeman Gulde^ont, Diss. de aggerum et aquarum curatorum collegio, atque de historia tractus de Krimpenrewaard, pro gradu def. L. B., d. 1 oct. 1837. 8°. 1316 H. van Berkum, Beschrijving der stadt Schoonhoven, overzien en vermeerderd door J. A. B(lock). Gouda, 1762.m. pll. 4°. Cat. Muller, 1859, N0. 2544. 1317 C. Lastmanni Oratio Schoonhoviae et Waterlandiae descriptionem complectens. Schoonhoviae, 1659. 8°. 1318 T. D. Moor, Schoonhovensche Arcadia, of morgenwandeling om en door de stad Schoonhoven (in dichtmaat). Gouda, 1777. 4°. 1319 A. J. van der Aa, Het voormalige klooster den Hem bij Schoonhoven, m. 1 pi. In : Zuid- en Noord-Holl. V -A.' 1845. bl. 105.
122
Z did-Holland.
L. Gr. Visscher. bronnen voor de gescbiedems van Gouda, in Dr. Waps Astrea, 1855. 4°. bl. 203 en vv. Zie ook Catal. Mailer, 1859, N0. 2279—82. 1320 J. Jl. Cygnaei Encomium Goudae, lat. carm. (Goud.,) 1658. 4°. 1321 C. yan Groenendijck, Oratio de patriaurbe Gouda. 1676.4°. 1322 A. Zas. Gouda. Gouda, 1695. 4°. 1323 1. \V(alvis), Bescbrijving der stad Gouda, m. pi. Gouda en Leyden, z. jaar (1713). 2 din 1 bd. 4°. In zeer weinig exx. komt op biz. 123 de beruchte plaats nopens Jan van Dam voor. 1324 C. J. de Lange van Wyngaerden, Gescbiedenis der Heeren en bescbrijving der stad van der Goude, met pi. Amst., 1813 en 1817. 2 din.,8°. 1325 (H. Griffioen van Waerder,) Mijne berinneringen van der Goude, en Nalezing mijner berinneringen, met pi. 'sHage, 1821, 22. 2 st. 8°. 1326 (....) Een vlugtige blik op Gouda. Zie Vriend d. Vaderl. IX. (1830.) 611—658. 1327 M. H. Kluitman, Beknopte bescbrijving der stad Gouda, m. 2 kaartjes. Gouda, 1841. kl. 8°. 1328 Jaarboekje van Gouda. 1843. 18°. 1329 "W. F. Buchner, Bijdragen tot de geneeskundige topograpbie van Gouda. Gouda, 1842. 8°. 1330 (M. A. G. Vorstman) bet begraven in de St. Janskerk te Gouda; de kosterij dier kerk en stukken betr. die kerk. Zie Kist en Boy., Ned. Arch. v. K. G. Dll. V, VII, VIII, 1331 Bescbrijving van bet orgel in de St. Jans-kerk te Gouda. Gouda, 1764. 8°. 1332 Verbaal van hetgeen binnen Gouda gescbied is van "14 oct. tot 2 nov. 1748. Gouda, 1748. 4°. 1333 Verschillende beschrijvingen der geschilderde glazen in de St. Janskerk te Gouda, door T. G. Hopkooper en D, Vermij, in de jaren 1681, 1693, 1699, 1724, 1764, 1773, tot 1827 toe. Ook beeft de Heer C. J. de Lange van "Wyngaerden (zie boven) de beschr. der Goudsche glazen uitgegeven, 's Gravenb., 1819. 8°. — De druk van 1773 en eene van 1790 waren in't franscb. In't eng.; Explana-
Zuid-Holland.
123
tion of the famous and renowned glas-works, or painted windows in the church at Gouda. Gouda, 1790. 8°. 1334 P. van Borselen, H. H. Vetter en J. Kuamers Jz., Prosp. van een prachtwerk, getiteld: Gouda's luister, of afb. der 31 schilderstukken op de glazen der (gem.) kerk, in 32 aflev. Gouda, Aug. 1844. 8°. Niet verschenen. 1335 C» Kramm, De Goudsche glazen — benevens de geschiedenis der St. Jans-kerk, der glazen, der cartonteekeningen enz., met afb. der gebr. Crabeth. Gouda, 1853. 8°. 1336 Verhaal van en over het toewijzen der tweede Hervormde kerk te Gouda aan de Roomsch-Katholijken. Amst, 1818.8°. 1337 M. A. G. Vorstman, Het klooster Stein of Emmaus bij Gouda. Kist en Moll, Kerkh. Archief, I. 327. 1338 J. Janzonius, Korte beschrijving van de oude ambagtsheerlijkheyd Moordvegt. Gouda, 1729. 4°. 1339 J. W. Begt, Fragment uit eene historische beschrijving van Waddingsveen (de aloude gesteldheid en verandering van den bodem; en de burgerlijke regering). Zie Vaderl. Letteroef., 1856. N0. 9. Mengelw., biz. 397—411. Oudewaier. Zie Cat. Muller, 1859, N0. 2504—7. 1310 B. a Craeijesteyn, Oratio de origine, situ, rebus gestis urbis Yeteraquinum. Schoonh., 1652. 12°. 1341 A. van Duyn, Oudewaters moord, of verhandeling van d'oudheyd, de belegering, het innemen en verwoesten dier stad (in 1575) 1669. Herdruk met pi. Amst., 1743. Uitgave met duitsche letter. (Amst.?) 1768. alle in 4°. 1342 K. C. H. Romer, De moord van Oudewater in 1575, m. 1 pi. Utr. Y.-A. 1859. biz. 34. 1343 (G. R. van Kinschot), Beschrijving der stad Oudewater, alsmede de handv., privil. en octroijen dier stad, met pi. Delft, 1747. 4°. 1343*W.C. vanZijlJz., Oudewater en omtrek, geologisch, mythologisch en geschiedkundig geschetst. Oudewater, 1859—61. Zal in 16 aflevv. voltooid zijn. 1344 J. Sciieltema, Over het wegen der toovenaars op de stads waag te Oudewater. Scheltema, G. en L. M., IV, a. 252.
124
Ztjid-Holland.
1.345 A. J. van der Aa, lets over de waag te O. en hetgeen daar gewogen werd. Zuid- en Noord-Holl. Yolks-Aim. 1845, bl. 158. L. G. Visscher, Bronnen voor de Geschied. van Woerden% in Dr. Waps Astrea, 1855. 4°. biz. 444 vv. 1346 Daghregister van hetgeen dat te Woerden, sedert de koomst der Franschen in dese stadf tot aan hun vertrek en noch daerna voorgevallen is, m. pll. Achter het Daghregister van Uytrecht. Zie aid. Amst., 1671. kl. 8°. -1347 L. van Nottelen, Beschrijving van Woerden, in rijm. Woerden, 1705. 4°. 1348 Redevoering over een project om Woerden te versterken. Amst., 1724. 4°. 1349 M. F. Pieper, Historisch verhaal van het voorgevallene binnen de stad Woerden en van den gruwelijken moord en de plondering door de Franschen aldaar gepleegd, in Nov. 1813. Amsterd., M. F. Pieper en C0., 1813. 8°. 1350 J'. Meulman, Woerden in Slagtraaand 1813, m. pi. Amst., 1815. 8°. 135 1 Hetzelfde, verkleinde uitgave, aldaar, in dat jaar. 1352 J. A. van Waenen, Dankzeggings-leerrede voor de verschooning onder de plundering en den moord te Woerden gepleegd, 24 Nov. 1813, en herinnering aan het lot dier stad in 1672; uitgesproken ter 25jarige herdenking, 25 nov. 1838. Leiden, 1839, 8°. 1353 O. Groeneyk, Beknopte geschiedkundige beschrijving der stad Woerden. Zierikzee, 1829. m. pi. 8°. 1354 N. 0. Kist, De Lutheranen in Woerden. Kist en R., Arch. Kerk. Gesch. V. 216. 1355 Advis fidelle aux veritables Hollandais, touchant ce qui s'est passe dans les villages de Bodegraven et Swammerdam, et les cruautes des FranQois, avec planch. (Leide? Elzevier) 1673. 4°. — Ook in hetzelfde jaar, 12°. Wordt aan Abr, de Wicquefort toegeschreven. 1356 Advis fidelle. In het nederduitsch uitgegeven, onder d. titel: De Fransche tyrannic, d. i. oprecht en waerachtig verhael van de grouw. wreetheden tot Bodegr. en Swamm. en elders door de Fr. gepleegd enz. Amst., 1674. 8°.
Zuid-Holland.
125
1357 N. C. Kist, Bodegraven in 1672. Kist en R., Arch. v. K. G. VII. 314. 1358 J. A. G. Boom, Onderzoek naar eene in vorigen tijd aangelegde schans in de gemeente van JBoshoop; bijdrage tot de kennis der middelen van dekking van de prov. Holland, bij den inval der Franscben in d. j. 1672. Zie: Boekzaal, 1832, mei, biz. 571 en vv.
NOORD-HOLLAND. Noord-Holland. Zie Catal. F. Muller voor Gesch. en Plaatsbeschr., 1859, N0. 734—739. 1359 J. le Franco van Berkhey, Berigt wegens eene oude kaart van Noord-Holland, enz., in 1575 door J. J. Beeldsnijder vervaardigd. Amst., 1778. 8°. 1359*Mr. G. de Vries Az., De waterstaat van Hollands Noorderkwartier in 1288, met eene kaart van Westfriesland, zoo als bet toenmaals moet geweest zijn. Te verwachten in de: Werken der Kon. Akademie van Wetensch., afd. Letterkunde. 1861. 8°. 1360 (H. F. van Heussen en H. van Run,) Oudheden en gestiehten van Kennemerland, Amstelland, Noord-Holland en West-Vriesland, m. afb. Leyden, 1721. 2 din. 8°. 1361 (J. Wagenaar,) Tegenw. staat der Vereen. Ned. 8e deel (Noord-Holland), m. krtn. en pi. Amst., 1750. 8°. 1362 R. Paludanus, Oudheid- en natuurkundige verhandelingen, meestal betrekkelijk West-Vriesland of het Noorderkwartier, met kaart en tabb. Leyden, 1776. eerste en eenigst stuk. 8°. 1363 J. van Wijk Rz., Aardrijkskundig schoolboek der prov. Holland (le stuk, Noord-Holland), met een kaart. Gorinchem, 1819. 8°. 1364 Notes sur la Nord-Hollande, par un voyageur suisse (Jules Pictet) (juin 1822), avec pi. Bruxelles, 1827. 8°. Deze Notes zijn ook (naar het schijnt) terstond bij ons , nagedrukt, of het moest een tweede titel zijn. Rotter¬ dam, 1827. 8°.
126
Noord-Holland.
1365 P. H. Witkamp en F. Allan, Prospectus en berigt van inteek. op een: Hist., geogr. en statistisch woordenboek der provincie Noord-Holland. Amsterdam, Tielkemeijer, April 1858. 8°. * Ik weet niet of hiervan wel iets gekomen is. 1366 F. W. Buchneu, Verb, over den invloed der Noord-Hollandsche droogmakerijen, na 1608, op de gezondheid der ingezetenen; bekroond door bet Prov. Utr. Gent Utr., 1826. 8°. 1367 A. Beeloo, Noord-Holland en de Noord-Hollanders in den vrijbeidsoorlog tegen Spanje. Haarlem, 1852. 8°. 1368 Wetenswaardigbeden nit de gescbied. van Noord-Holland, door Mr. A. van Halmael Jr., Mr. H. van Wijn, B. A. Plemper van Balen. Hoorn, 1843. m. 1 pi. 8°. 1369 D, R. Erderink, Drietal gedenkwaardige tafereelen uitde gescbiedenis van Noord-Holland (Amsterdam in 1535, Enkhuizen in 1572, Beemster in 1612), met aanteeken. Dordrecbt, 1854. 8°. 1370 K. Koomen en Portman (indijkers der Groetgronden), Noord-Holland, ook met betrekking tot zijne nieuwe indijkingen. (Amst.) Alg. Lett. Maandscbrift. 1849. N0. 1. 1371 Cl. Bruin, Noord-Hollandsche Arkadia, met aanteek. van G. Schoemaker, met pi. Amst., 1732. 8°. 1372 De wandelaars enz. 1733. (Zie hierboven bij Zuid-Holland^ N0. 926.) Het le deel gaat over Noord-Holland. 1373 G. Johnson, Karakterscbetsen, zeden en gewoonten Yan Ned. mannen en vrouwen, in 1816 bijeenverzameld. Amst., z. j. m. pi. 8°. Alleen bet eerste deel verscbeen, bevattende N.-Holland. Kennemerland. Cat. Muller, 1859, N0. 2383—85. 1374 Van Heussens en van Buns Oudheden en gesticbten van Kennemerland verscbenen afzonderlijk 1721. 8°. 1375 Bescbrijving van Kennemerland, met pi. en kaarten. 8°. Misscbien de tekst van het onmiddellijk volgende. 1376 M. Brouerius van Nidek, Bescbrijving van het zegepralent Kennemerlant, m. pi. door H. de Leth. Amst., 1768. 2 stukken. fol. De platen komen mij ecbter voor wel 40 j. oudertezijn.
Noord-Holland.
127
1377 W. J. Hofdijk, Kennemerland, Balladen. Haarlem, met gekleurde wapenkaarlen. 5 din. 8°. 1378 G. J. Kendorp, Spec, de origine et progressu juris in Kennemerlandia, d. 17 junii 1851. L. B. magna cum laude pro gradu defensa. 8°. Haarlemmermeer. Zie Cat. Muller, 1859, N0. 2338—44. 1379 J. A. Leeghwater, Haarlemmer-meer-boeck, mitsgaders over de bedijkingen der Noort-Hollantsche meeren, vah 1608 tot 1641, met kaarten en pi. 4e dr. Amst., 1643. 5e druk, Amst., 1654. 4°. 7e dr. Saerdam^ 1669. 8e druk, Haarl., 1714. 4°. Voorts 9e dr. Amst., 1724, 1736 en 12e dr. 1749. 4°. 1380 H.-meer-boek, 13e dr. met aanteek. enz. door W. J. C. van Hasselt, met portr., krtn., facsim. enz. Amst., 1838. 8°. 1381 C. A. Coleveldt, Bedenckingen over bet droogbmaken van de Haerlemmer en de Leydse meer, tegen Leegh■\vater. Amst., 1641. Ook Leyd., 1727. 4°. 1382 Waterkrijg of (drie) missiven geschreven aen een vriendt over bet sluyten van bet water na de Haarlemmermeiren, bet dammen van de Drecbt en Goutse vaert. Amst., 1670. 4°. 1383 C. van Velsen, Aanmerkingen over den tegenwoordigen staat van de Haerlemmermeer, met kaart. Leyden, 1727. 4°. Herdrukt met vermeerderingen in betzelfde jaar. 1384 C. Zumbag de Koesfelt, Ontwerp tot droogmaking van bet H.*meer zonder voorafg. bedijking, van 1742; op nieuw uitgeg. door Mr. "W. J. C. van Hasselt. Amst., 1838. m. kaart. 8°. 1385 D. Slob, De Haarlemmer Meer, in dicht. Amst., 1763. le en eenigst stukje. 4°. 1386 J. C. Baron du Tour, Verb, over bet Haarlemmermeer. 'sGravenbage en Amst, 1819. gr. 8°. 1387 J. Engelman, Verb, ovjsr de droogra. v. h. H.-meer en aangelegen veenplassen, m. 1 krt. Zutpben, 1820. 8°. 1388 E. G. van Lijnden van Hemmen, Verbandeling over de droogmaking van de Haarlemraer-meer. 'sGravenb. en Amst, 1821. met Atlas.
128
Noord-Holland.
Bekend zijn de geschriften, waartoe dit werk aanleiding gegeven heeft, dat van een Ingeland van Eijnland, en v. L.'s antwoord; de eerste meraorie van J. de Gelder, en v. L.'s antwoord daarop; de tweede memorie van J. de Gelder. 1389 Al. de Staffers, Mdmoire sur le dessechement du lac de Harlem et sa conversion en foret, av. cartes. JBrux., 1829.8°. 1390 D. T. Gevers van Endegeest, Over de droogmaking van . het H.-meer. Leiden, 'sGrav. en Amst., 1847, 53, 61. le, 2e eri 3e stuk. 8°. met 3 Atl. in folio. Hetzelfde, in het fransch, in dezelfde jaren en formaten. 1391 J. P. Amerseoordt, Het H.-meer. Oorsprong, geschied., droogmaking, wegen en vaarten, wijze van bestuur, kultuur. Haarlem, 1857. 8°. 1392 Geschriften van Cock, de Fremery en anderen, over de regten van de stad Leiden op het H.-meer. 1843 en v^.80. Zie boven bij Leiden. 1393 (J. H. van Lennep,) De H.-meer, als museum van oudheden. Aug. 1852. 8°. Hit de K.- en L.- Bode, N0. 37'. 1394 L. J. E. Janssen, Haarlemmermeer-oudheden. Amst., 1858. kl. 8°. 1395 W. J. G. van Hasselt, Zwanenbnrg — 't Huis ter Hart, m. houtsn. Hit de Gids, 1842, N0. 9, met naschrift. 1396 (C. Kn. van S.), Zwanenburg(tegen de voorgestelde slooping van dit gebouw). Leidsche Ct. 20 Maart 1861. 1397 F. W. Conrad, Verhand. over den Khijnlandschen Slaperdijk, bij Spaarndam, enz. Haarlem, 1802. m. 2 kaarten. 8°. Haarlem. Zie Catal. F. Muller, 1859, N0. 2314—37/ 1398 Accijnsbrief van Haarlem, in 1274 door FlorisV verleend of ontworpen. Met inl. en aantt. uitgeg. door Mr. J. de Wal, in: Nieuwe reeks v. Werken van de M- d. Nederl. Lett. 1856, dl. X. 1399 N. van Eooswyck, Cort ende waerachtig verhacl van alle gheschiedenissen, aanslagen, stormen en schermutselingen in en voor Haerlem gheschiet, zedert de belegheringke. Ley den (1573) 4°.
Noord-Holland.
129
1400 P. Sterlincx (van Antwerpen), Corte waerachtige beschryvingbe van de belegheringhe en overgave van Haerlem aen den Ducque d'Albe. Delft, 1574. 4°. 1401 Korte historische aanteekeningen wegens bet voorgevallene in de Spaansche belegering der stad Haarlem in 1572 en 73, met pi. HaarL, 1739. 8°. 1402 N, J. a Wassenaer, Harlemias, s. enarratio obsidionis urbis Harlemi, a. 1572. L. B., 1605. 4°. 1403 J. van de CAPfSLLE (pseudoniem van J. F. Bosdijk), Belangr. stukken voor geschied- en oudheidkunde; zijnde bijlagen en aantt. betrekkelijk het beleg en de verded. van Haarlem in 1572, 73. Scboonhoven, 1844. 8°. 1404 (J. van Vloten), Duitsche aanteekk. betrekkelijk het beleg en de overgave van H., en enkele andere punten nit de jaren 1572 en 73, benev. eenige brieven die stad betreffende, van oct.—dec. 1576. In: Kronijk v, h. Hist. Gen. fe Utrecht, XVI, 1860, biz. 63—98.. 1405 G. vanderEembd, Haerlemsebelegeringhe. 'sHage, 1619.4°. 1406 Memoriael van de oyerkomste der Vlamingen (meest uit Meenen) hier binnen Haarlem. Z. pi. van druk, doch de titel bovenaan prijkende met den pellikaan van Trouw moet blijken. (Haarlem?) 1578. 4°. 1407 (S. Ampzing), Den lof van Haerlem in rym. Haerlem, 1616. le uitg. 4°. 1408 ( ) Het lof der stadt Haerlem. Aid., 1621. 2euitg.40. 1409 Beschrijvinge ende lof der stad Haarlem, in rijm, en met vele oude stucken buy ten dicht verklaerd ende bevestigd. 3e uitg. Haarlem, 1628. 4°. 1410 Th. Schreveeii Harlemum etc. L. B., 1647. 4°. 14 ii ' Harlemum, s. urbis Harlemensis incunabula, is door hemzelven in het nederduitsch vertaald, onder den titel van: Dirk Schrevel, Harlemias, of de eerste stigting van Haarlem. Aid., 1648. 4°. — Herdrukt en vermeerd. met hist, aantt. tot 1750, m. pll. 1754, en nieuwe uitgave. Amst., 1765. 4°. 1412 — Trophaeum Pelusiacura, Harlemi, 1598. 4°. — Herdrukt in zijn Harlemum, 1647.
130
Noord-Holland.
1413 S. de Bray, Bedenckingen over het uytleggen en vergrooten der stadt Haerlem, met portr. en 2 kaart. Haerl., 1661. fol. 1414 Korte beschrijving en klein kronijkje van Haarlem. Haarl., 1669. kl. 8°. Herdrukt, Haarlem, 1708. kl. 8°. De schrijver is onbekend; Leeghwater, wien bet wel eens verkeerdelijk, ook door mij, werd toegeschreven, is 't niet; ik werd door eene onjuiste Catalogusopgave misleid. Zie er over Mr. W. J, C. van Hasselt, in de K.- en L.- Bode van 1838. Docb zie ook daartegen, Navorscber, XI, N0. 1, omslag. 1415 J. van Oudenhoyen, Haerlems wieg of bistoriscbe bedenkingen over eenige oudheden van dezelve stad; en berdruk van eene Korte beschrijving van Haarlem, als mede eene kleine beschr. van de steden van Holland en West-Vriesland, mitsg. een klein Chronijkjen ofte eenige notabele verhalingen gedaan door J. A. Leegwater. Haarl., 1668, 1671, 1706. 12°. Alleen het Chronijkjen is van de hand van L. 1416 G. W. van Oosten de Bruyn, De stad Haarlem en hare geschiedenissen enz. Haarlem, 1765. le dl. m. pll. fol. Voor het 2e dl. waren zelfs platen gegraveerd, doch het is nooit verschenen, hoewel de ervaren schrijver nog tot d. j. 1797 geleefd heeft en het HS. sinds d. j. 1859 in het Gemeente-Archief te Haarlem berust. 1417 Belegering van Haarlem, treurspel. Amst., 1770. 8°. 1418 K. van Dulkenraad, Het verdrukte en verloste Haarlem. Lierzang met aanteek. Haarl., 1777. 8°. 1419 Kort verhaal van de revolutie in Haarlem, op d. 19 jan. 1795, door de leden van de gewezene revolut. club aldaar. Haarlem, 1795. 8°. 1420 (A. Loosjes Pz.,) Geschiedkundig gedenkstuk van het voorgevallene binnen Haarlem in de laatste kelft van het jaar 1799, m. pll. Haarlem, A. Loosjes Pz., 1803. 8°. 1421 C. de Koning, Ldtz., Tafereel der stad Haarlem, met pi. en kaart. Haarlem, 1807, 8. 4 din. 8°. 1422 Beschrijving der stad Haarlem, voor jonge lieden. Leiden, 1809. kl. 8°.
Noord-Holland.
131
1423 P. J. Prinsen, Aardrijkskundige beschrijving der stad Haarlem, met platten grond. Haarl., 1827. kl. 8°. 1424 (J. N. Quarles van Ufford), Beknopte beschrijving der stad Haarlem. Haarl., 1828. kl. 8°. 1425 G. L. van Oosten van Staveren, Het beleg van H. in 1572—73; dichterlijke tafereelen. Utrecht, 1834. 8°. 1426 J. van Lennep, Haarlems verlossing. Zangspel. Amst., 1833. 8°. 1427 P. J. Prinsen, Aardrijksbeschrijving (?) der stad Haarlem. 4® druk; vermeerderd met eene beschrijving van Haarlems omstreken, door J. Spaan, met 2 kaarten. Haarlem, Erven Loosjes, z. j. 8®.? Aangekondigd o. a. junij 1848. Zie ook hierboven, vier nummers vroeger. 1428 D. J. Veegens, Haarlemsche vcrlellingen nit den ouden tijd. Amst., 1850. 8°. 1429 Handv., privil. der stad H. Haarl., 1751. fol. 1430 Keuren en ordonn. der stad H. 2 din. fol. 1431 Naamregisters van de HH. van de regering der stad H. en van de ministers van dien enz. Haarlem, 1733. gr. 4°. 1432 J. L. de Bruyn Kops, Stukken der grafelijke tijden, nit het Archief der stad Haarlem, met eene korte beschrijving (1245—1581). Haarlem, 1850. 8°. 1433 J. Wolff, Beschrijving der Groote of St. Bavo-kerk te Haarlem en het orgel aldaar, m. 2 pi. Haarl., 1845. 8°. 1434 L. J. F. Janssen, De ontdekte muurbeschilderingen te Haarlem en Arnhem. Haarlem, 1860. Overgedr. uit de K. en L. Bode. 1435 D. van der Kellen Jr., Muurschilderingen in de groote of St. Bavo's-kerk te Haarlem, in 10 gekl. afbb. m. beschrijv. 'sHage, 1861. fol. 1436 N. C. Kist, Necrologium, of memorieboek van een der zusteren-conventen te Haarlem. Kist en Moll, Kerkhist. . Archief. I. 140. 1437 A. Loosjes, Pz., Hollands Arkadia, of wandelingen in de omstreken van Haarlem, met pi. en kaart. 1804. ra. bijvoegsels en eene kaart. 1805. 8°.
132
Noord-Holland.
1438 W. van den Hull, Over den oorsprong en de geschiedenis der Holl. duinen. Haarlem, 1338. m. 1 afb. 8°. 1439 Haerlemmer Duinzatig ter eere van deszelfs vermakelijke land- en watergezigten van Santvoort tot Haarlem, met 12 afb. van C. J. Visscher. Amst., 1728. langwerp. 4°. De platen veel ouder. — Zeker is hiervan een herdruk het volgende: 1410 G. Tysens, Haarlemmer Duinzang enz. met afb. Amst., 1748. 4°. 1441 J. yan Walre, De Blinkert en de nieuwe Brouwerskolk bij Haarlem (dicht). Haarlem, 1833. 8°. 1442 S. J. van den Bergh, Op den Blinkert, tooneeldicht. CsHage?) .... 8°. 1443 M. Yerbrugge, Een zomeravond te Bloemendaal (1826). In Mag. v. Wet., Ku.enLett.v.N.G. v. Kampen. VIII. 1828. 1444 L. J. E. Janssen, Oudheden gevonden aan het Oranjewater, onder Bloemendaal, Mei en Aug. 1852. 8°. Uit den K.- en L.- Bode. 1852. 1445 Het provinciaal geneeskundig gesticht voor krankzinnigen Meerenberg% bij Haarlem, m. pll. Haarlem, J. J. Weeveringb, 1861. 1446 C. Karshoff en A. J. yan der Aa, De ambachtsheerlijkheid Wijh aan Zee en Wijk aan Duin. Zuid- en NoordHoll. V.-A. 1845. bl. 81. Holland op zijn smalst. Eene doorgraving op dit punt tusschen Velsen en Wijk aan Duin door een kanaal tot in zee schijnt aan velen in de hoofdstad gewenscht toe, en heeft sinds den aanvang van 1859 geschriften voor en tegen uitgelokt. Zie over de topografie (gesch. en beschr.) van Amster¬ dam, in de eerste plaats, F. Muller, Cat. van boeken over Ned. gesch. en plaatsbes., 1859, bl. 105—112, N0. 1985—2140. Voorts, tot zijnen, tijd toe, J. Wagenaar, in de voorr. voor zijne Beschr. van Amst., druk in fol. dl. I, bl. m—xi; druk in 8°. dl. I, bl. x—xl, tot welke twee bronnen wij ter voorkoming van noodelooze herhaling den raadpleger dezer lijst verwijzen.
Noord-Holland.
133
1447 P. Scheltema, Over eene stedebeschrijving van Amster¬ dam door Alardus Amstelaedarnensis. kl, 8°. In d. alraanak Holland van J. van Lennep, jaar 1851. 1448 J. I. Pontanus, Rerum et urbis Amstelodamensium historia, in qua oppidi natales, progr., privilegid, statuta, mirab. c. novis orbis increm. commerciisq. ac navigat. cet. deducuntur. Amst., J. Hondius, 1611. m. krtn. en pll. fol. Veroorzaakt door de in dat jaar onderriomene derde vergrooting der stad. — Zie oVer hem: Wagenaar, B. v. A., voorr. § 5, en Muller, Catal. N0. 1985, 86. 1149 Latijnsche beschrijving van Amsterdam is ook in het nederd. vertaald onder den titel: Histor. beschr. van de coopstad Amsterdam, vermeerd. en verbetert door P. Montanus. Amst., 1614. 4°. Wagenaar heeft M.'s naam niet verm eld. Zie Muller, Cat. N0. 1987. 1450 Epistola apologetica pro iis, quae historiae suae rerum et urbis Amstelodamensis subinde inseruit excursionibus,. coenobia praesertim sacraque immutata spectantibus, adversus Fr. Sweertium, ad Am. Buchelium. Amst., 1628. 4°. 1451 Beschryving der stad Amsterdam, in dichtmaat. t'Amstelred. by Willem Jansz. (1611). 1 blad folio. 1452 C. G.Plemp, Amsterodamum monogrammon. Amst., 1616.4°. 'De in 1658 ondernomene 4e vergrooting der stad gaf aanleiding tot alle de onmiddelijk volgende, kort achter elkander verschenen beschrijvingen. 1453 Amsterdams journael, vervatt. wat gepasseert is van 30 julij tot 4 aug. 1650 in het blokqueren der stad enz., met eene korte beschrijvinge van de stigting, opkomst en heerlijkheyd der stad Amst. en het droevig afsterven van Z. H. Prins Wilhelm van Orangien, alsook de afbeeld. der stad met sijn oml. dorpen enz. Na de copije van den Hage, op nieuws merk. verb, en verm, gedrukt (Amst.) 1650. 4°. Cat. Koning, 1833, N0. 480. 1454 Ph. Th. Tollii Encomium urbis Amstelodamensis. (Amst.) 1660. 4°.
134
Noord-Holland.
1455 M. Fokken's Beschrijv. van Amsterdam. Amst., 1662. le druk, m. platen. 12°. Zie over 3 drukken van dit werkje: J. Koning, Catal. 1833. bl. 203. N0. 482, 3, 4. — Wag., B. v. A., voorr. § 6. 1456 Jan Yos, Yergrooting van Amsterdam. Amst., 1662. 4°. Zie de verschillende uitgaven: Koning. Cat., 1833, N0. 477. Komt ook rijmeloos voor, door H. F. Waterloos. 1663. Achter het gedicht: De vergrooting, volgt: Vertooning van Amst. bescbreven. 1457 0. D(apper), Histor. beschr. der stad Amsterdam. Amst., 1663. m. vele pll. fol. Wag., B. v. Amst., voorr. § 7, en Muller, Cat. N0. 1989. 1458 (Th. yan Domselaar), Beschr. van Amsterdam, uit versch. schrijvers bijeengebragt. Amst., M. W. Doornik, 1665. m. pll. 4°. 1459 Bescbrijvingh der wijdtvermaarde koopstadt Amstelredam enz. d. 3e druk, door verscheijden liefbebbers te zamen gestelt. Amst, M. W. Doornik, 1664. m, pll. 12°. Is waarsch, uit van Domselaar verkort. Zie over van D.: Wagenaar, Beschr. v. Amst., voorr. §9, en Muller, Cat. N0. 1992. 1460 F. yan Zesen (een Sakser), Bescbreib. der Stadt Amster¬ dam u. s. w. Amst., J. Noschen, 1664. m. pi. 4°. Muller, Cat. N0. 1991. Dezelfde beschr., in 't zelfde jaar, in 12°. Waaracbter: Appendix, wegen der neuen Ergrosserung und Erweiterung der Stadt, gestellt durch P. von Aengelen. — Beide drukken zeer zeldzaam. Zie Wag., B. v. Amst, voorr. § x, en F. Muller, Cat. N0. 1990, 1461 P. le Jolle, Descr. de la ville d'Amst, en vers burlesques, selon la visite de six jours d'une semaine. Amst., 1666.12°. Zeldzaam. Zie Muller, Cat. 1859, N0. 1993, 94. 1462 C. Commelin, Beschr. van Amsterdam, met vervolg tot 1691. Amst, 1694. 2 din. m. pll. fol. Wag., B. v. Amst., voorr. § Yin en xi. Muller, Cat. N0. 1995, 96.
Noord-Holland. ' 135 1463 Hetzelfde werk, 2e druk. Amst., 1726. 2 din. fol. met verbet: pll. Een derde deel is destijds door P. Vlaming begonnen, maar niet voltooid. Zie Wag., B. v. A., voorr. § vm —xi. Muller, Catal. N0. 1997. 1464 Amsterdam, deszelvs eerste oorsprong uit den huize der Heeren van Amstel en Amstellandt enz. Amst., 1694. 2 stn. fol. 1465 Historic van den oproer te Amsterdam in d. j. 1696. Amst., 1725. m. pi. 8°. Amst., 1733. 8°. Het zoogenaamd Aansprekers-oproer. 1466 Guide d'Amsterdam, avec fig. 1701. — Een latere van 1709, 1720, 1722. — Nog een, a considerablement augmentee," 1734, en met dezelfde bijgevoegde aanbeveling, 1753. 8°. 1467 Wegwijzer door Amsterdam. Nooit te voren uitgegeven. Amst., 1713. m. pi. 8°. Verscheen tijdens den vredehandel te Utrecht, en ten nutte der vreemdelingen, die destijds in Nederland verwijlden. Misschien hetzelfde met: 1468 Description des principaux edifices d'Amsterdam, en franc, et flamand. Amst., 1713. 4°. 1469 Wegwijzer door Amsterdam. 1726. 8*. Zie twee nummers vroeger. 1470 Is. le Long, Hist, beschr. van de Keformatie der stadt Amst., m. 70 pll. (van kloosters). Amst., 1729. fol. 1471 Das prangende Amsterdam, oder — Beschreib. der in dieser Stadt beriihmten Gebauden, Karitt. und Merkwiird. Leipzig, 1732. 8°. 1472 B. yan Gerreyink, Wegwijzer in Amst., 3e dr. 1737. m. pi. 8°. Zie drie en vijf nummers vroeger. 1473 Beschr. van de voornaamste gebouwen van Amsterdam; holl. en fransch. Amst., 1741. m. pi. 4°. 1474 J. K(ok), Chronijk van Amsterdam (loopende tot 1760). Amst. (1760) 2 din. 8°.
136
Nook d-"Holland.
1475 J. Wagenaar, Amsterdam in zijne opkorast, aanwas en geschiedenissen. Amst., 1760—67. m. pll. 3 din. fol. of 13 din, Het onmiddelijk vervolg op dit werk, na zijn dood door een ander (Simon Stijl?) voortgezet, en loopende van 1702 tot 1795, verscheen 1788—94 in een 4e dl. of 8 aflevv. fol. en dl. 14—28. 8°. — Dl. 4 heeft een titel: te Harlingen (Stijl's woonplaats), met het jaartal 1802. — Dl. 22 en 23 in 8°., stuk 9 en 10(1803 en 4) der vervolgen op de folio-uitgave, zijn nooit in folio gedrukt geworden. 1476 Le Guide d'Amst., ou nouv. descr. etc. av. fig. 1772. 8°. — Herdrukt, 1793. — Nogmaals, 1802. av. fig. 8°. 1477 J. Kok, Amsteldamsche jaarboeken, enz. (van voor 1200 tot 17 82), met pi. Amst., 1781. 3 din. 8°. 1478 J. VVagenaars Beschrijving van Amsterdam, gevolgd in eene geregelde aanwijzing van de sieraden der publieke gebouwen, m. plattegr. Amst., 1790. 8°. 1479 L. VAif Ollefen, Verkorte beschr. van Amst. voor de jeugd, met pi. 1782. 8°. 1480 Eene uitgave onder denzelfden titel, 1782, met platen, in 20 deeltjes. 12°. 1481 J. E(okke?), Wagenaars beschr. v. Amst. verkort, m. pi. in vragen en antwoorden. Amst., 1782. 8°. 148? Amsterdam en zijne geschiedenissen in 't kort. Amst., Joh. Allart, 1788—92. 6 din, met pi. 24°. Jl483 Atlas van de voorn. gebouwen en gezigten der stad A., met derzelver beknopte beschrijvingen. 2e en verbet. druk. Amst., Maaskamp, 1805. fol. 1484 (P. J. Uylenbroek), Beknopte beschrijv. der voorn. ge¬ bouwen binnen Amsterdam en der omliggende streken. Amst., 1805. 8°. 1485 Amsterdams beschr. en wegwijzer, met plattegr. 1806. 12°, 1486 Overzigt van de stad A. en der omliggende streeken, ter verklaring van het Panorama dier stad, geschild. door Prevost. Amst, 1806. m. afbb. 8°. 1487 P. G. Witsen Geysbeek, Tableau d'Amsterdam, ou guide des e'trangers par cette ville. Amst.; 1807. 12°.
Noord-Holland. 13? 1488 A.L.-Barbaz, Amsterdam bij den nacht beschouwd.(Boertig dicbtstuk.) Amst., le druk. 1807. — 3e drnk. 1829. 8°. 1489 E. Maaskamp, Beschr. der stad Amsterdam, met deszelfs hoven, IJstroom en ommestreken, in het panorama voorgesteld, met een plan van dit algezigt. Amst. (1808) 8°. 1490 Reis van Amsterdam naar den Uithoorn ter zee (den Helder?), onder het zinrijk en veelbeteekenend woord Mupix, zijnde noch oorspronkelijk, noch vertaald, noch nagevolgd. Amst., 1809. m. 1 pi. 1. le stuk. 8°. Waarschijnlijk niet verder verschenen. 1491 (....) Het tegenwoordig Amsterdam, met pi. en plattegr. Amst., L. A. C. Hesse, 1809. 8°. 1492 Beschrijving van Amsterdam met deszelfs haven, Ystroom en ommestreken, met plattegr. Amst., 1818. 8°. 1493 (Ds. N. Swart,) De oude van den binnen-Amstel of beschouwing van de zeden, gebruiken enz. der hoofdstad. 52 numraers. Amst,, Beijerinck en Willemsz, 1819. 8°. 1494 J. A. Oostkamp, Geschied- en aardrijksk. beschrijving van Amsterdam, met een kaartje. Gron., 1820. 8°. 1495 London, Amsterdam en Parijs, in omtrekken. Z. pi. of j. van druk. (18..) 8°. 1496 C. yan der Vijver, Wandelingen in en om Amsterdam, met pi. Amst., 1829. 8°. 1497 Aanmerkingen, verbeteringen, bijvoegsels en teregtwijzingen op dit werkje, door denzelfden. Aldaar, 1829. 8°. 1498 Statistical and historical description of Amsterdam. Amst., 1829. 8°. 1499 C. van DER Vijver, Jaarboek der stad Amsterdam voor 1830—34. 5 din. 8°. 1500 A. Ferrier, D^scr. histor. et topogr. d'A. et de ses en¬ virons, avec une notice particuliere sur les villes de Har¬ lem et Utrecht. Bruxelles, 1837. pet. in 8°. 1501 \V. Olivier, prof, de langue et traducteur jure, Manuel des etrangers a Amsterdam, avec 62 gravures et un plan de la ville. Amst., 1838. 8°, 1502 W. J. Olivier, Nouveau tableau statist., histor. d'A. Amst., s. d. (1837). kl. 8°.
138
Noord-Hollanu.
1503 Gesckiedkundige beschr. van Amsteidam. Amst., Gebr. Diederichs, m. houtsn.-pll. (IS^l). formaat? 1504 Beknopte beschr. der stad A., van hare gebouwen en instellingen. Amst., 1843. kl. 8°. 1505 C. van der Vijver, Geschiedk. beschr. der stad A., sedert have wording tot op den tegenw. tijd. Amst., 1813—18. 4 din. of 37 aflevv. m. pll. 8°. 1506 (P. van der "Veen), Een Drentsch geraeente-assessor met zijne twee neven op reis naar Amsterdam, in 't voorjaar van 1843, m. pll. Groningen, C. M. van Bolhuis Hoitseraa, 1844—53. 2 din. 11 stukken. 8°. Is pas na lang dralen in 1853 voltooid. 1507 De nieuwe Amsterdamsche Mercurius of maandboekje voor de hoofdstad. Amst., 1847, 48. 2 din. 8°. 1508 A. J. van der Aa, Wegwijzer in Amsterdam, m. plattegr. Amst., 1819. 8°. Een gedeelte van het handboekje: Nederland. 1509 L. Th. Zeegers, Beknopte geschiedenis der stad Amster¬ dam, m. pi. en kaart. Amst., 1851—54. in 4 aflev. 8°. Een met redenen gestaafd artikel over de weinige vruchten die ztPk eene beschrijving aanbiedt, schreef Mr. H. J. Koenen in november 1854 aan het hoofd van cen destijds door hem in 't licht gezonden geschrift. 1510 Der Fiihrer durch Amsterdam und seine Umgebung von A. W. Kroon, ins Deutsche iibers. von C. R. Erowein, Lehrer der dents, u. engl. Sprache u. Literatur. Amst., Seyffardt'sche Buchh. 1857. 8°. Het nederd. verscheen onder den titel: A. W. Kroon, Gids voor bezoekers van Amsterdam. Amst., z. j. 1511 Over G. Lamberts' berijmde historische wandeling door Amst.* Een artikel in de N. Amsterd. Mercurius. Amst., 1846. 8°. 1512 Amsterdam in schetsen. Teekeningen van W. ITekking Jr. Bijschriften van P. H. Witkamp. Amst., G. W. Tielkemeijer, 1859, 60. met afb. 7 aflev. Wordt vervolgd. Zie: Gids, febr. 1861, biz, 284—288,
Nqord-Holland.
139
1513 Amsterdam, in 1860. Tekst van W. J. Hofdijk, Platen van J. Hilyerdink. le en 2e aflev. Amst., F. C. Biihrmann, 1860. Gerec. door E. J. Potgieter, in de Gids, Febr. I860, blz. 242—262. Niet vervolgd. 1514 J. van Dijk, Kunst- en historiekund. beschr. van alle de schildd. op 't stadh. van A. Amst., 1756, 1758, ook 1760 en 1790. 8°. 1515 Beschreib. des Rath-Hauses der Stadt A., mit einer Erklarung von denen hierogl. Figuren u. s. w. Aus dem boll, durch A. F. Marci. Amst., 1766. 8°. — Ook later* zonder jaar, doch met een stedelijk privilegie van 1781. Ook eene fransche Description de Ph. d. v., av. fig. 1734. 8°. 1516 Description of the cityhouse of Amst. Amst., 1782. w.fig. 8°. Ook in 't fransch, datz. jaar. 1517 J. Fokke, Beschr. van het stadhuis van A. (Amst.) 1808. m. pi. 8°. 1518 J. P. d'Orville, Redevoering op het eenwgetij der Doorluchtige Schoole, in het latijn en nederd. 1732. 4°. 1519 D. J. van Lennep, 111. Amstelod. Athenaei Memorabilia, oratione J. P. d'Orville et D. J. van Lennep, cum Lennepii in utr. annot. Amst., 1832. 4°. 1520 J. van Lennep. Gedenkb. der plechtige viering v. 't 200 jarig bestaan der Doorl. School te Amst. Amst., 1832. m. afbb. 8°. 1521 S. Iz, Wiselius, Verslag tot de zaken van deUzeren kapel (in de Qude kerk te Amst.), m. pll. Verh. Kon. Ned. Inst. ID KL, 2* dl. 1821. 4°. 1522 De merkwaardigste stukkenuit de oiidste Archieven van A., aang. de vroegere privilegien van deszelfs pooiters en inwoners, m. pll. en facsim. Amst., Pieper en Ipenbuur, 1821. 8°. Bestaat uit het verslag van de Kommissie der ID Kl. van het K. N. I. van 11 mei 1820, benevens dc-opstellen der 11H. van Wijn en Meijer. 1523 P. Scheltema, Over de IJzeren kapel in de Oude kerk,* bijdr. tot de gesch. v. Amst. Amst., 1838. 8°. 1524 P. Scheltema, Het Archicf der IJzeren kapel, in de Oude of St. Nikolaas-kerk te Amst. Nieuwe reeks van verhh. d. lie Kl. v. h. K. N. I., dl. I. 1850. 8°.
140
Noord-Holland.
1525 De iSoemgracht, op eenen zondag in den zomer van den jare 1836. Amst., wed. C. Kok, 1836. 8°. 1526 J. Scheltema, Over het orgelhuis te Amsterdam in 1628. Scheltema, G. en L. M., VI. a. 271. 1527 Joannes Aurelius (J. ter Gouw,) Eene wandeling in Amsterdam in het midden der XVII® eeuw. Amst., Gebr. Kraay, 1859. 8°. 1528 J. Antonides van der Goes, De IJstroom, 1671; en later zeer dikwijls,laatstelijk in zijne werken,Leyden 1827, herdrukt. 1529 A. L. Barbaz, Wandeling langs den Ukant te Amst., dichtm. tafereel, m. 1 pi. 2® dr. Amst., 1828. 8°. 1530 Gebonwen, gezigten en oudheden van Amsterdam. Haar¬ lem, 1738. m. pi. kl. 8°. Nieuwe uitg. 1741. kl. 8°. 1531 Alle de voorn. geb. van A. in 't koper afgebeeld en kortbondig beschreven. Amst., z. jr m. pi. 8°, obi. — Hetz., Amst., 1749. 8°, obi. 1532 Nieuwe Atlas van de voorn. geb. en gez. der stad A., m. derz. bekn. beschr. Amst., 1783. m. pi. 2 din, fol. 1533 Joannes Aurelius (J. ter Gouw,) Amsterdam, oorspr. en afl. van de namen der grachten, eilanden, pleinen, straten, stegen, bruggen, sluizen en torens dezer stad. Amst., Gebr. Kraay, 1858. 8°. 2® dr. 1860. 8°. 1534 Nomenclature des noms de rues, canaux, eglises, kotels-dieu et autres batimens publics de la ville d'A., p. s. de renvoi au nouveauplan decette ville. Amst., C. Covens &F., 1795.8°. 1535 J. H. van Swinden, Kapport over de verdeeling van Amst. in districten en grondvergaderingen (en volkstelling). Amst., 1796. fol. 1536 Handboek voor de stad A. Naar authent. opgaven bewerkt. Amst., 1851. 8°. 1537 Register van de nuramering der stad. Amst., 1853. 8°. 1538 Joan Huydecoper, Spec, sistens animadversiones ad sta¬ tute quaedam Amstelodamensia, pro gradu def. 2 Julij 1791. Traj. ad Rh. 4°. 1539 J. Koning, Geschiedk. aantt. betrekkelijk de lijfstraffelijke regtsoefening te Amst,, voorn. in de 16® eeuw. Amst., 1828. 8°.
Noord-Holland.
141
1540 G. van Enst Koning, Onderzoek naar de oorz&ak, waarom de slad A. eerst in 1578 is toegetreden tot het verbond der Ned. gewesten tegen Spanje. In de Vad. Letteroef., 1835. N0. vni. 1541 P. Scheltema, De Graaf van Leicester te Amsterdam, in 1586 en 87. N. r. v. Verhh. He kl. K. N. L, II. 1851. 8°. 1542 C. J. Nieuwenruis, Proeve eener geneeskundige plaatsbeschrijving (topographic) van Amsterdam, met pi. Amst., 1816—21. 4 din. 8°. 1543 E. C. Buchner, Over de kelderwoningen in A. Zie B. Sloet, Tijdschrift^v. Stat., D. XVII, bl. 450 en vv. 1544 P. Scheltema, Aemstels oudheid of gedenkwaard. van Amsterdam. Amst., 1855, 56, 59. 3 din. m. pll. 8°. Het 4e Hgt ter perse. 1515 (A. Fokke Simonsz.,) Beschrijving der zeldzaamheden, antiquiteiten enz., thans in eene kamer, op het stadhuis te Amst., bij elkander geplaatst. (Amst.) ter stadsdrukkerij, z. j. (omstreeks d. j. 1800?). 8°. 1546 (Jer. de Vries?), Beschr. d. schildd., beelden en zeld¬ zaamheden op 't stadhuis der stad Amst. aanwezig, ter stadsdrukkerij, 1841, ook 1843. 8°. 1547 Aanwijzing der schildd. berust. op het Kijks-Museum te Amst. (Amst.) 1851, 1853 en meermalen. 8°. 1548 (P. L. Dubourcq), Beschr. der schildd. op'tBijks-Museum, met facsira. der naamteekens. Amst., 1858. 8°. — Hetz. in 't fransch. 1858. 1549 J. van Lennep, Het Bijks-Museum te Amst., steendrukpll. naar de schildd, der voorn. meesters, met een verklarenden tekst. 'sGrav., 1852. le aflev, fol. Gestaakt. 1550 H. J. Koenen, Voorlezingen over de geschied. der finantien van A. Amst., 1855. 8°. 1551 Bcurs. — P. Scheltema, C. Loots, J. v. Oosterwijk Bruun, J. Schenkman. 1813—50. Zie Muller, CataL, N0. 2109-11. Voeg er bij: 1552 (D. D. Buchler,) lets betrekkelijk de nieuw te bouwen beurs, in verband met de verbetering en verfraaijing van Amsterdam, m. 2 kaartjes, Amst., Zweesaardt, 1836, 8°.
142
Noord-Holland.
1553 A. FoltKE Szn., Hist, van de Waag, m. pll. Amst., 1808.8°. 1551 Amsterdams eer en opkomst door middel der hervorming van d. j. 1578. Verhaal van den staat dezer stad tot op het 200jarige jubile, nit de beste schrijvers bijeengebragt, met aanmerkk. Amst., (door? en) bij Jacobus Kok, 1778. 2 stukk. 8°. 1555 De hervorming van Amst. in 1578, stoffe tot viering van het 2® eeuwfeest enz., met regeeringsnaamlijsten. Amst., bij (en door?) P. Conradi, 1778. 8°. 1556 (L. Marius), As. eer ende opcomen door de denckwaerdighe miraklen aldaer geschied aen ende door 't H. Sacrament (in 1345). Antw., 1636. m. pll. van B. a Bolswert. kl. 8°. Hiervan zijn en vroegere en latere uitg. Zie Le Long, Eef. v. A. 1557 A. J. Pluym, Het H. Sacrament van mirakel en de H. Stede te Amsterdam, hist.-krit. proeve bij het 5® eeuwfeest. Amst., 1845. 6°. 1558 (J. G. F. Estre,) Beknopt verhaal van het mirakel van A. in 1345. Amst., 1845. 3e dr. kl. 8°. Wederlegging van Wagenaar, Le Long en Marius. 1559 D. Btjddingh, Mirakelgeloof en mirakelen in de Nederlanden, naar aanl. van (dit) 5® eeuwfeest. "s Gravenhage, 1815. 8°. Voor bijzondere Stukken over enkele tijdstippen der plaatselijke geschiedenis, als o. a. 1535, 1567, 1619, 1672, 1696, 1718, 1795, 1813, 1848; voorts over het voormalig Instituut, de Akademie der Wetenschappen, het Stedelijk Athenaeum, de Latijnsche School of't Sted. Gymnasium, de Inrigting voor onderwijs in Koophandel en Nijverheid, Felix Mentis, de Stedelijke finantien, de Bank, de Waag, Kerkelijke zaken, zoo der Protestanten als der Katholieken en der Israeliten, over Wees- en Arm- en Ziekenhuizen, over Inrigtingen voor Blinden, de Zeevaart, Scheepskapiteins en Matro- • zen, over Regtsbedeeling, over het Tooneel, voor Natuur en Kunst (als Arti et Amic., Nat. Art. Mag.), over Inrigtingen voor zoet water en de Duinwater-
Noord-Holland.
143
leiding, en dergelijke — verwijzen wij koofdzakelijk naar den in Let hoofd dezer rubriek van de hoofdstad aangewezen zeer uitvoerigen Catalogus van den Heer F. Midler, 1859, N0. 1985—2140. 1560 D. Willink, Amsterdams Tempe of de nieuwe plantagie, nevens den Amstelstroom, met pi. Amst., 1712. 8°. 1561 A. Montanus, Beschr. der eerste inwoonders van Amstellandt, met een verhaal van 't leven — der — Heeren van Aemstel, beneffens de bescbr. van de tegenw. geleg. van Aemstellandt, door T. van Domselaer. Amst., 1664. 8°. 1562 J. ter Gouw, Gijsbrecht van Aemstel en de opkomst van Amsterdam. Amst., 1861, 8°. Behoort bij N0. 1527 en 1533. 1563 D. Willink, Amsterdamscbe Buitensingei en omliggende dorpen, met aanteek, en pi. Amst., 1738. 3® druk. 8°. — De eerste was van 1722 of 1723. 1564 Amstellandsche Arkadia, of beschr. van Amstellandt met desz. dorpen enz., m. pi. Amst., 1737. 2 din. kl. 8°. 1565 Hetzelfde, 2e druk, nader overzien door G. Schoemaker. 2 din. Amst., 1773. gr. 8°. 1566 Spiegel van Amsterdams zomervreugd, op de dorpen Amstdveen, Slooten en den Overtoom, get. en in 't koper gebr. door A. RaDemaker, met eene poet, beschr. (door G. Tijsens), holl. en fr. Amst., 1727 P fol. 1567 A. Rademaker, Hollands Arcadia of de rivier den Amstel, 100 (door hem get. en gesn.) afbb. en poet, beschrijv. Amst., 1730. fol. 1568 N. S. van Winter, De Amstelstroom, in zes zangen, m. aant. Amst., 1755, ook 1765. 4°. 1569 A. F. Goudriaan en D. Mentz, Verhh. over de afdamming van het IJ, bekroond door de Holl. Maats. d. Wet. Haarlem, 1824. m. kaarten. 8°. 1570 D. Swarts, Gesch. en natuurk. verhand. over het IJ enz. 'sGrav. en Amst., 1828. 8°. 1571 (M. G. Biben,) Verh. over de aanslibbing der haven van Amsterdam en de afdamming van Pampus, m, eene kaart, Atnst., Wed. G. Hulst van Keulen, 1828. 8°,
144
Noord-Holland.
1572 C. Bruin, De lustplaats Soelen (bij Sloterdijh), in diclitmaat, met hist, aanteekeningen en pi. Arast., 1723. 4°. 'sHage, 1742. 8°. 1573 J. tan Born, Diemermeer, Weerelts doolhof,- ende Echlsparadijs, (in dichtm.). Amst., 1642. 12°. 1574 Beschrijving van Amstelveen. Amst., 1792. 8°. Uit den Stad- en dorpbeschr. 1575 (J. de Jong,) De Amstel, de Drecht en de Aar, voor grootere schepen bevaarbaar gemaakt. (Amst., Dec. 1825.) 8°. 1576 F. Boogaard, Beschr. van Weesp en Weespercarspel. (Gorinch., 1849.) 8°. Overdr. uit v. d. Aa's Wdbk. 1577 Bouwzangen voor den Heer Abr. d'Arrest, J. U. Stud., als eerste grondsteenlegger a.- h. nieuwe raadhuis der stad IV., 19 sprokkelm. 1772. fol. 1578 N. C. Kist, Het oude Convent der Susteren in St. Johans klooster te Weesop, over die Grobbe. Kist en K., Arch, v. Kerk. Gesch., X. 183 en 305. 1579 F. H. G. yan Iterson, De bibliotheek van het (voornoemde) oude Convent. Kist en E., Ned. Arch. v. K. G., VII. 177. 1580 A. Noordbergh, Geschiedenis der Luthersche gemeente te Weesp. Kist en B., Nieuw Archief v. Kerk. Gesch. I. 129. 1581 W. J. C. van Hasselt, Karel van Egmond te Weesp. Weesper en Gooische Almanak voor 1861, biz. 68—78. 1581*P. Scheltema, Proeve ter verklaring van een nog onverklaard opschrift te Nederhorst den Berg. Nijhoff, Bijdr., N. reeks, 1859, dl. I, biz. 309. 1582 J. Koning, Geschiedenis van het slot te Midden, en Hoofts leven op hetzelve, met pi. Amst., 1827. 8°. 1583 Joan Six, Midderberg, dichtstuk. Amst., 1675. 4°. 1581 A. Perk, Oud-Naarden. Nederl. V.-A., 1859, biz. 100. 1585 Ant. Bynaeus, Naardens burgermoort, door de Spaanschen begaan in december 1572, vertoont op den gedenkdagh in 1686. Amst., 1687. 12°. 1586 J. G(ansneb) T(engnagel), Verwoestinge des stads Naerden. Amst., 1660. 8°. (Is tooneelpoezy.) 1587 J. W. van Sypesteijn, Het blocus der vesting Naarden in 1813, 14. Overgedrukt uit: het Vaandel, 5e jaarg. februarij 1855. kl. 8°.
Noord-Hollani).
145
1588 Opdragt-brief der stichting van het weeshuis te Naarden van 12 oct. 1579, met de confirmatie-brief van 25 nov. 1579. Niet in den handel. (1850?) 12 biz. gr. 8°. 1589 G. J. Knijff, Goylandiae libri II, sive ejus regionis descriptio historica, rerumque memorabilium, in ea exactarum, in qua — clades — Nardae, etc. (metrica). Amst., 1624. 40, 1590 L. Hortensii Chorographia Goylandiae, versu elegiaco. In: Boxhorn, Theatr. Holl. (1632?) 4°. 1591 C. Backer en A. Perk, Verslag van de ontginningen en van den staat der Maatsch. ter bevord. van de cultuur in het Gooiland (sinds 1837). 1848. 8°. Met de statuten dier Maatsch. en andere stukken. 1592 A. Perk, Verslag omtrent den oorsprong en den aard der gebruikregten op de heiden en weiden in Gooiland. Arnhem, 1842. 4°. Zie o. a. beide in: Gids, 1844, biz. *284—299, door W. J. G. v. Hasselt. (Backer alleen) Yad. Letteroef., 1839, N0. IV, bl. 171 en v. (Beide) Tijdgenoot, II. bl. 110 en v. Tot de geheele litteratuur hiervan behooren nog twee andere stukken van Jhr. C. Backer, Amst., 1838—42, 95 en 52 biz., en een van denz. in: den Tex en van Hall, Jaarb., IIe dl., 2e st., biz. 216. Zie De Gids, t. a. pi. 1593 W. J. C. van Hasselt, Bijdrage tot de geschied. van het geslacht van Nijenrode en het erfmaarschalkambt van Gooi¬ land. In: Kronijk v. h. Hist. Gen. te Utrecht. 1852. 8°. 1594 (J. W. van Yssum,) Besckrijving van Hilversum, m, pi. in of kort na 1767, na den grooten brand. 1595 L. J. F. Janssen, Hilversumsche oudheden, m. 10 pi. Arnhem, 1856. 4°. En dezelfde, twee vroegere verslagen over hetz. onderwerp in de K. en L. B., gedagt. 19 apr. en 24 julij 1856. 8°. 1596 (A.) P(erk), Hilversum. W. en G. V.-A., 1861, bl. 1—15. 1597 Th. Velii Westfrisia, carmen.(Hornae,) 1617,1648,1740.4°. 1598 — Westfrisia. Is in Nederduitsche rijmen overgebragt door J. de Groot, Hoorn, 1648. 4°. 19
146
Noord- Holland.
1599 D. J. van Lennep, Over het voorheen bestaan hebbende Westfriesche woud. N. r. v. Verhh. He kl. K. N. I., II. 1851. 8°. 1600 S. Lakenman, Ontwerp van een middel om de Westvr. zeedijken in d. aanst. zomer van 1733 te stellen buiten eenig gevaar van doorbrake, enz., met afteekk. Amst., 1733. fol. 1601 Rapport van het gedane ter exec, der Resol. der Stt. v. H. en Westfr. van 19 julij 1749 tot conservatie van de zeestranden in Westfriesland en het Noorderquartier, en wat verder te doen. ('s Gravenh.P) 6 mey 1750. fol. 1602 C. Siemers, Over het afnemen van het Duin op de Noordhollandsche kusten. Hoorn, Junij 1858. fol. Een rapport aan de Provinc. Staten v. Noord-Holland. 1608 Adr. Wolfe, Redev. over de vrijheid van godsdienst in Westvriesland, Kennemerland en Waterland zedert het jaar 1572, bij de bevestiging der magistratnre over de Beemster op 9 may 1772. Amst. (1772) 8°. 1604 S. Eikelenberg, Gedaante en gesteldheid van West-Yriesland vddr 1300 en over het dorp Vroone, met kaart. Alkmaar, 1714. 4°. 1605 Beschouwing over de doorgraving van Holland op zijn smalst, en proeve tot wegneming der bezwaren hiertegen ingebragt, door J. D. Diets, oud-koopvaardij-kapitein en boekhouder van de reederij der drijvende dokken, m. eene plaat. Amst., ten Brink en de Vries, 1858. 8°.? 1606 Nadere beschouwing over die doorgraving, door (denzelfden), m. 1 pi. Amst., dezelfden, 1859. 8°.? Zie ook boven, bij Wijk aan Zee. 1607 O. G. Heldring, Wandeling naar het huldtooneel bij Noorddorp onder Heemskerk. Z. en N.-Holl. V.-A., 1845. bl. 33 en 193. 1608 (H. Soeteboom,) Vroonens begin, midden en eynde, met het opkomen der steden van West-Vriesland. Amst., 1661. 12°. Alkmaar. Zie hierover Er. Muller, Catal., 1859, N0. 2143—52.
jtfOORD-HOLLAND.
147
1609 C. W. Bruinvis, Alkmaar in 1560. Volksvoorlez. bij bet Alkmaarsch Dep. T. N. v. 't A. Alkm., 1861. 8°. 1610 N. Foresti Narratio de obsidione Alcmariana ab Hispanis. Delph., 1574. 8°. 161 1 Hetzelfde, uit bet latijn: Kort verb. v. h. beleg, met aant. van een ooggetuige, m. pi. Haarl., 1739. 8°. 1612 Een cort verhael van de strenghe belegheringhe en de aftreck der Spangiaerden van de stadt Alckmaer, enz., uit bet latijn (van N. van Foreest) in 't duytsch overgbeset. Delft, 1573. 4°. En herdr. Alkm., 1644. 8°. 1613 Alckmaers bitter en soet, sijnde de beschrijving van 't beleg en ontset dier stede. (Alckm.?) Ip73. 8°. of 12°. Verbeterde herdruk, aldaar, 1734, ook 1739, ook 1770.^.8°. 1614 S. J. van den Bergh, Alkmaar ontzet in 1573, dichtstuk. .... 1&3 . 8°. Buiten d. handel. 1615 Jo. Maiden, De wondd. des Allerboogsten enz. ofbeldendicbt over de belegering en verlossing van Alkmaar. Lei¬ den, 1742. 4°. 1616 N.' Schoon, Over de belegering enz. van Alkmaar in 1573 Alkm., 1673. 8°. 1617 C. Plaat, Het beleg en ontset van Alkmaar in 1573, in rijm, treur-blijeyndent spel (in 6 bedrijven). Alkm., 1733. 8°. 1618 J. Buys, Alkmaar belegert d. 21 aug. en ontset d. 8 oct. 1573. Alkm., 1759. 4°. 1619 J. C. Bn. du Tour, Verb, over de bevrijding der stad A. van bet beleg der Sp., 8 oct. 1573. Alkmaar, 1817. 8°. 1620 W. J Hofdijk, Alcmaria Victrix, dramatiscb spel. Amst., October 1860. gr. 8°. 1621 — — Ten vierdage gerecbtigd; feestrede, geb. te Alkmaar, 8 oct. 1860. Alkmaar, 1860. 8°. 1622 Nootwendicb historiscb verbael van alle swaricbeyden, verscbillen ende proceduren — binnen der stadt A. voorgbevallen. Alckmaer, 1611. 4°. 1623 C. van der Woude, Kronycke van Alcmaer met sijn dorpen. Alcm., 1645. 8°. (le druk). — Sedert, verscbeidene malen berdrukt, als: Alkm., 1658, 1679; Amst. cn Leyden, 1725, alien 8°., de laatste met privv. en handvv., Amst. en Alkmaar, 1743. 4°.
148
ISToord-Holland.
> 1624 De kronijk van C. van der Woude kwam ook in 'sHage 1746 uit, met platen van Rademaker, met den herdr. van P. J. Schagen, A.'s beleg, en met C. P. Schagens Alkmaar, lofdicbt. 1625 P. van der Schelling, Chronyk en beschryving van Alkmaar. Alkm., 1679. 2 din. 8°. 1626 S. Eikelenberg, Alkmaar en deszelfs gescbiedenissen, m. pi. Alkmaar, 1739. 4°. Hiervan kwam te Rotterdam, in 1747, te gelijk met den druk van Boomkamps werk eene nieuwe uitgave in bet licbt. 1627 G. Boomkamp, Alkmaar en deszelfs gescbiedenissen. (Uit S. Eiecelenbergs nagelatene papp. bescbreven.) m. pi. Rott., 1747. 4°. 1628 C. P.Schaghen, Alcmaer,lofdicbt. Amst.en Alckm., 1744.4°. 1629 N. Vrijburg, Auriaca manus victrix, sive Alcmaria triumpbans cum Guil. (III). L. B., 1698. 8°. 1630 (Bruinvis ?), Wegwijzer voor vreemdelingen in Alkmaar en omstreken, bij 't 8e Landhbk. Congres in junij 1853. kl. 8°. 1631 (C. W. Bruinvis,) Mengelwerk (over Alkmaar) in't Alkmaarsch Jaarboekje voor 1853. 8°. 1632 G. Boomkamp, Aenmerkingen over Alkmaers stederecbt^ ter geiegenh. van 't voortbrengen van eenige bezwaernissen daertegen (doorMr. C. van Bijnkershoek). Alkm., 1741. 4°. Zie over Egmond, Cat. Muller, 1859, N0. 942, 943, 2240—42. 1633 E. B. Syvalue, De Abdijen van Egmond en Rhijnsburg, bijzonder de eerstgenoemde, bescbouwd als godsd., wetenscb., Jierk. en wereldl. gestichten. Kist en R., Ned. Arch, v. K. G., I. 363. 1634 Chronyck ende historic van bet edele ende machtighe geslacbte van den huyse van Egmondt, leggende in NoordHollandt. Deze is van A. Hoveus (van den Hoof of Hoef). Dikwijls herdrukt, als: Haarlem, z.j.,*Micbiel vanLeeuwen,kl. 8°. Deze Chr. loopt in dien druk slechts tot 1597. Alckmaer, 1603.12°.; 1630. kl. 8°.; 1638. 12°.; 1646.kl.80.; 1648.kl.8°.; 1648.8°.; ald.,m.houtsn.l655.8°.; Haerlem, 1664.4°.; Alkm., 1686. 8°.; 1696. 8; 1707, ook 1734 en 1771. 12°.
Noord-Holland.
149
1685 J. de Leydis Chronicon Egmondanum, ed. A. Matthaeo. L. B., 1692. 4°. 1636 Dezelfde Kronijk, vertaald onder d. titelvan: Jaarbb. der vorstelijke Abten van Egmond, door K. van Herk, vervolgd door G. Kempher. m. pi. Alkm., 1732. 4°. Vermeerderd door S. Eikelenberg, m. afb. Alkm., 1739.4°. 1637 N. C. Kist, Eene kronijk van Egmond, in HS. Zie: Kist en Moll, Kerkb. Archief, II. 81. 1638 Oud register der Abdij van Egmond. Kist en R., Ned. Arch. v. K. G., VII. 193. * 1639 Afbeelding der Abdij van Egmond, m. 2 lithogr. Kist en R., Ned. Arch. u. K. G., II. 251. 1640 G. Boomkamp, Beschr. van den dorpe Egmond aan Zee en deszelfs tegenw. toestand, behelzende een — verhaal van de instorting — des torens, — en aanmerkingen over de smalle streek duins tusschen Egmond en Egmond op den Hoef, m. afb. Haarl., ook Amst., 1741 1743. 4°. 1641 Naauwkeurige afbeelding van den toren en kerk te Eg. mond op Zee, in 1741, door A. Spinder. Haarl., 1741. 40; 1642 Korte beschr. van Egmond aan Zee, m. afbeeldingen van den in 1741 gevallen toren. Haarl., 1751, 4°. 1643 A. Kok, Het tweede Eeuwgetij van Bergens kerkverwoesting, gevierd in 't herbouwd kerkkoor aldaar, met pi. Alkmaar, 1774. 4°. 1644 J. Muntjewerfe, Tegenwoordige en voormalige staat van de Hondsbosschen en Duinen te Petten, m. pi. Alkmaar, 1796. 8°. 1645 L. P. C. van den Bergh, Nog iets over den Rijnmond bij Petten. Nijh., Bijdr., IX. 282. 1646 D. Az. Valcooch, Chronycke van Leeuwenhorn voortijden ontrent der Sypen in Westvrieslandt. Hoorn, 1599. kl. 8°. (in dichtmaat). — 2e druk. Schagen, 1621. — Herdruk, met kaart. Amst., 1740. 4°. Over V. is een opstel geschreven door J. A. Alberdingk Thym: //Een schoolmeester van het jaar 1590," met een plaatje, in: de Dietsche Warande, 1855.
150
Noord-Holla.nd.
1617 A. E. Sloos,- Herinneringen uit den Helder en omstreken. Leeskabinet, 1840, N0. 10, biz. 9—22. 1648 J. van Dam den Bouwmeester, Beschrijving van den Helder, met het Nieuwe Diep en Huisduinen. Nieuwe Diep, 1847. m. kaart. 8°. 1649 0. G. Heldring, De Anna-Paulowna-Polder. Amst., 1847. m. 1 kaart. 8°. Het eerste aanhangsel bieraantoegevoegd,isvan J, T.B.N. 1650 F. C. Hinlopen, De 18 Junij 1856 en 28 Junij 1857 in d. A.-P.-Polder, met eene bekn. gesch. van de stichting der Herv. gem. aldaar, door J, G. de Leeuw, dijkgraaf. m. 2 afbb. Haarlem, (1857) 8°. 1651 D. Burger van Schoorel^ Chronijk van de ganscbe oude heerlijkheid van bet dorp Schagen. Amst., 1710. 8°. — Er zijn ook drukken van Hoorn, zonder jaar, 8°., doch denkelijk ook in 1710, immers kort daarna, gedrukt; dewijl de Kronijk mede niet verder dan 1709 gaat. — De tweede druk is van 1736; de derde van Hoorn, 1767. 4°. 1652 (P. A. Leupe), Opgave van stukken en bescbeiden aangaande de beeren en beerlijke goederen van Scbagen in Noord-Holland. 8°. Kronijk v. h. Hist. Gen. te Utrecbt, i IX. 1853. Medemblik. Zie Cat. Muller, 1859, N0. 2463, 64. 1653 D. Burger van Schoorel, Cbronyk van Medenblik. Hoorn, 1710. 8°. berdrukt 1728. 1654 Dezelfde Cbronyk. Hoorn, 1736. 2 din. 8°. Deze druk van 1736, te Hoorn, had in 1738 ter zelfder plaatse een vervolg, mede in 8°. Het een en ander . werd 30 jaren later vervangen door bet volgende: 1655 — Dezelfde Cbronyk, sterk vermeerderd met een vervolg en aanhangsel (door een onbekende), met pi. Hoorn, 1767. 4°. Ik vind mede vermeld eene uitgave, 1786, in 2 din. 4°. misschien eene drukfout voor 1736. Bij den druk van 1767 is gevoegd eene beschr. van den brand te Lutjebroek van 1763, en de collecte daarvoor gedaan.
Nookd-Holland.
151
Enhhuizen, Zie Catal. F. Muller, 1859, N0. 2247—53. -1656 P. P. Kok (of Cock), Historie van Enchuisen, in rijm, van d. j. 1353 tot 1603. Enckh., 1603. 4°. 1657 De gkcseghende reformatie der stad Enchuysen, voorghevallen in 't jaer 1572. Ench., voor V. L. Palensteyn, 1632. 4°. In dichtmaat, onder de sinspr. SoecTci het gheduyrigh. 1658 Historie van den oorspronck en voortganck van Enchuy¬ sen, van d. j. 1100 tot 1635. Ench., 1660. 12°. Cat. Michiels, te Brugge, in 1781. Of dit boekje, dat wij nooit zagen en nergens anders vermeld vonden, hetzelfde is als N0. 1617, weten wij niet, doch is wel waarschijnlijk. —» 1635 zal 1653 moeten zijn; 't verschilt zeker van Brandt. 1659 (G. Brandt), Historie van Enckhuisen, ra. pi. (Enkhuisen) Egbert van den Hoof, 1666. 4°. Daarachter eene Naamlijst van alle de regeerders tot 1666. Heze lijst later vervolgd in 1687 in 4°. en in 1734 in 4°. Is, volgens getuigenis van S. Centen, 1747, door G. Brandt den vader geschreven. Werd door vergissing meermalen aan den boekdrukker en uitgever E. v. d. Hoof toegeschreven. 1660 Historie van Enkhuizen, den 2n druk, met een vervolg tot 1678, vermeerderd door S. Centen, m. pi..en fraaije portr. Hoorn, 1747. 2 din. 4°. 1661-Historie van den oorspronck, fondatie ende voortganck der seer vermaerde zee- ende koopstadt Enchuysen, tot d. j. 1653; den 2en druck, vermeerd. tot 1679. Enchuysen, J. D. Kuiper, 1679. kl. 8°. De schrijver bleef ons onbekend.. 1662 Beschrijving en lof der stad Enkhuizen, enz. Enkh., 1717.8°. Was ook reeds achter de uitgave van 1666 in 4°. 1663 Historische beschrijving van Enkhuizen. .... 1718. 8°. Ik gis, dat dit, bij mij niet geziene boekje, een herdruk van N0. 1617 zijn zal. 1664 Anna van der Horst, nu Roelfzema, Het oud Enkhui¬ zen, in zeven zangen. Groningen, (1766) 4°.
152
Noord-Holland.
1665 C. E, Vaillant, Geschiedk. redev. op het 2e eeuwgetijde van den overgang der stad E. tot de zijde van den Prins van Oranje in 1572. Amst., 1772. 4°. 1666 A. Bartelink, Enkhuizen, of Grontsteen tot vrijheit gelegd door de HH. Buyskes, Semeyns, Brouwer en anderen — op bet 2e eeuwget. plegtig geviert 21 mey 1772 en in tooneeldigt gebragt. Enkhuizen, 1772. 4°. 1667 O. van Tricht Az., Overzigt van de geschiedenis der kerkhervorming in de stad E. Enkh,, 1849. 8°. 1668 E. Allan, De stad Enkhuizen en hare geschiedenis. Schagerbrug, 1856. 8°. 1669 (U. G. Lauts,) Enkhuizer zeemansrust. In K. en L. B., 1848. N0. 39. Ten betooge, tegen W. Temple, van de onwaarschijnlijkheid van diens bewering, dat daar een huis voor bejaarde zeevarenden bestaan had. De meening des schrijvers wordt versterkt door 0. v. Tr. Zie 2 nummers vroeger. Prof. H. W. T. gaf daarop zijn: Nog iets over het gewezene Enkhuizer oude mannen-huis, in K. en L. B., 1849, N0. 6. Hoorn. Zie Cat. E. Muller, 1859, N0. 2368—75. 1670 D. D. V., d. i. Th. Velius, Chronyck van de stadt van Hoorn. Hoorn, 1604. kl. 8°. 1617. 4°. 167 1 Hetzelfde werk, tot op 1630, verbeterd en eensdeels op 't nieuw beschreven door (wijlen) D. Velius. Hoorn, 1648. m. pll. 3e druk. 4°. 1672 — Chronyk van Hoorn, vermeerderd door S. Centen, met pi. 4e druk. Hoorn, 1740. 4°. 1673 (E. Hyp,) Chronyk van de verm, zee- en koopstad Hoorn, met pi. van K. de Hooghe. 1706. 8°. Deze E. Bijp is sckrijver van deze naamlooze Chronijk; niet Velius, gelijk de Heer de Wind, bij gebreke van inzage, meende (Bibl. d. Ned. Geschiedschr., bl. 409). 1674 C. A. Abbing, Geschied. der stad Hoorn, gedur. h. grootste deel der 17e en 18e eeuw, of vervolg op Velius (1630— - 1773). m. pll. Hoorn, 1841, 42. 2 din. 8°. 1675 Bekn. gesch. der stad Hoorn en van de groote kerk, tot op den brand van 1838, m. pll. Hoorn, 1839.8°.
Nook d-Holland.
153
1676 K. Westerop, Hoorns Buitensiugel, in rijm, m. pi. Hoorn, 1728. 4°. Herdruk of tweede uitgave. Amst., 1762. 4°. 1677 G.de Vries Az., Notabetreffende den Keuken- of Koekendijk (onder Etersheim). Haarlem, Sept. 1859. fol. Gedrukt voor de Provinc. Staten van Noord-Holland. 1678 J. Az. Leegwater, Kleyne Cronycke, enz. van de dorpen Graft en de Ryp, en nu hierbij gedaen de beschrijv. van den grooten brandt van 6 Jan. 1654. Amst., 1654. m. pi. 4°. aid., 1714 en 1727. 4°. 1679 E. Az. yan Doorgeest en C. A. Posjager, Eyper Zeepostill, en Beschryvinge aangaande de opkomst van Hollandt. Amst,, 1699. 8°. 1680 — — — Kort verhaal van eenige merkwaardige geschiedenissen in Holland, — waarin ook van bet (zoogenaamde Schermer-)eyland in Noord-Holland, en wel deszelfs dorpen van Schermer, Graft, Schermerhorn en de Eijp met derzelver onderhorige, als West- en Oostgraftdijk, Noordend en Driebuyzen, enz. Amst., 1744. 8°. Beemster. Zie Cat. F. Muller, 1859, N0. 2185—88. L. G. Visscher, bronnen voor de gescb. van de Beem¬ ster, in Dr. Waps Astrea, 1855,- bl. 58. 1681 J. Bouman, Bedijking, opkomst en bloei van de Beemster enz,, met portr. en 3 kaarten. Purmerende, 4 stukken. 1856, 57. 8°. 1682 Adr. Wolff, De bedijking van de Beemster, in dicbtmaat. Hoorn, 1763. 2e druk, met aantt. 1773. 4°. 1683 H. Huisingius, Lof basuin over de Beemsterlants bedijking. 1623. formaat? 1684 S. Simonides, Heilige bedenkingen over de bedijking van de Beemster. jaar, drukpl., formaat? 1685 J. Bartelink, De Beemster kermis, in twee zangen. Leyden, 1774. 8°. 1686 Adr. AVolff, Eedev. op den jaarl. dankdag in de Beem¬ ster, 30 julij 1753, behelz. een bist. berigt van de bedijking, droogmaking en toestand van de B. Amst., 1763. 4°. 1687 Dank- en boetpredikatie op Beemster-biddag 1753, met aantt., door ?
154
Noord-Holiand.
1688 G. H. van jder Kuyp, Leerrede op den Beemster biddag. Hoorn, 1813. 8°. L. G. Visscher, bronnen voor de gescbiedenis van de Wormer. Zie in Dr. Waps Astrea, 1855, bl. 59. L. G. Visscher, bronnen voor de gescbiedenis van de Purmer. Zie Dr. Waps Astrea, 1855, bl. 58. L. G. Visscher, bronnen voor de gescbiedenis van Purmerende. Zie Dr. Waps Astrea, 1855, bl. 57 vv. 1689 G. van Sandwijk, Kronijkmatige en gescbiedk. (sic) bescbr. van Purmerende en omligg. dorpen, meren enz. (de Beemster, de Purmer en de Wormer, benevens de dorpen vroeger tot de heerlijkbeid van Purmerende beboord hebbende), m. steendr.-pll. Purmerende, 1839. in 4 aflevv. kl. 80# 1690 D. N., Aanteekeningen betreff. de Lutberscbe gemeenten te Monnikendam, Edam en Purmerend. In Bijdr. t. d. gescb. d. Ev. Lutb. kerk in de Nedd., door Schulz Jacobi en D'om. Nieuwenhuis. Utr., 1844. 5e st. bl. 47—80. 1691 G. van Enst Koning, Het huis te Ilpendam, en deszelfs voornaamste bezitters, uit ecbte bescbeiden, m. steendr.-pl. Amst., 1836. gr. 8°. De Gids, 1837, bl. 322—381, bevat eene uitvoerige beoordeeling. 1692 W. A. Tielenius Kruythoff Thz., Gescbiedt-verhaal van de vuur- en watersnoot, de stadt Edam eens en andermaal overkoomen op 24 febr. 1602 en 5 maart 1699 enz. Hoorn, (1756) kl. 8°. De voorr. is gedagteekend 15 jan. 1756. De scbrijver stierf reeds 13 maart daaraanvolg. — Herdrukt, onder den titel van: Historiscb verbaal van de opkomst, oudheid, welgelegenbeid, bloeistaat en voorregten der stad E., met eene naauwk. bescbr. van derzelver baar meer dan eens overkomene onbeilen door vuur- en watersnood en wonderlijke uitredding uit dezelve. 2a druk. Edam, 1762. 8°. — Latere druk met aantt. en bijvoegsels van Mr. Jan LEONiNus,Oud-Scbepen.Edam, 1781. 8°. Alle drukken zijn zeer zeldzaam.
Noord-Holland.
155
1693 F. Allan, De stad Edam en hare geschiedenis, voornamelijk beschouwd met betrekking tot de beide kerkbranden van 1602 en 1699 (naar Kruythoff's geschiedverhaal). Edam, 1857. 8°. 1694 U. G. Lauts, Prins Maurits kamer te Edam. Z. en N.Holl. V.-A., 1845, bl. 21. 1695 H. Soeteboom, De soet-stemmende zwaene van Waterland, verhalende van Edam, Munnekedam en de zes hoofddorpen van Waterland, met besckrijv. van 't begin en voortg. der stede en heerlijckh. v. Purmer-endt. t'Saerdam, 1658. 12°. Herdr. Amst., 1660. 8°. 1696 H. Meijer, Korte beschrijving van Monnickendam. 1® dr., in den loop der 17e eeuw. Zic Blaeu's Sledeboek. — 2e dr. Monnikendam, 1767. 8°. 3e dr. Hoorn, 1768. De schrijver, Henric Meijer, was kapitein der burgerwacht aldaar. De eerste druk is zeer zeldzaam; zij bestaat bij ons alleen in HS., groot 9 biz. in folio, uit de nalatenschap van K. van Alkemade en P. van der Schelling. 1697 Y. van Hamelsyeld, Durgcrdamsviatervtee. Amst., 1775. 8°. Zaanland. Zie Cat. E. Muller, 1859, N0. 2629—34. 1698 H. Soeteboom, Zaanlandscke Arkadia. (Amst.) 1658. 12°. 1699 Historie van Waterland, Purmerend en Yroonen. (Amst.) 1660. 12°. Zie. reeds op N0. 1695. Beide boekjes zijn herdrukt onder den titel van: 1700 Oudheden van Zaanland, Stavoren, Vronen en Waterland, met pi. Amst., 1702. 2 din. 8°. 1701 J. J(acobsz), De Saenlans vvassende roos enz., en Lofgedicht op Sardams welgelegentheyt. Amst., (sept. 1693) 4°. 1702 H. Jr. Soet, Beschryvinghe van Oudt-Saanden. Alkm., 1640. 12°. Dit en de vroeger opgegevene van H. Soeteboom (denzelfden als H. J. Soet) zijn, met zijne beschrijving van Vronen, en die van Stavoren, herdrukt in H. Soetebooms Oudheden van Zaanland, Stavoren, Vro¬ nen en Waterland. 1702. 2 din. 8°. N0. 1700.
156
Noord-Holland.
1703 jNoord-Hollands entrusting oft historisch verhaal van het begin en voortgang der oproeren, die tot Oost- en WestZardam, Wormer, Crommenye enz. voorgevallen zijn in d. j. 1678, en door het beleyd der HH. Staten beslecht zijn; ra. 1 pi. Amst., 1678. 8°. 1704 H. Soeteboom, De Nederlandtsche beroerten en oorlogen oratrent het Ue en aan de Zaan. Amst., 1695. 8°. 2® dr., aldaar, 1750. 8°. 1705 Beschrijv. der Zaanlandsche dorpen, uit handschriften van wijlen Ds. A. Loosjes, met aanteekk. vermeerderd door P. Loosjes Az., met pi. en kaart. Haarl., 1794. 8°. 1706 J. Honig Jzn. Jr., Geschiedenis der Zaanlanden. Zaandijk, 1849. 2 din. m. kaart en pll. 8°. 1707 ( ) Zaanlandsch Jaarboekje voor 1841—53. Zaandijk, 13 jaarg. m. pll. kl. 8°. 1708 J. Scheltema, Alexander, keizer van Eusland, in Holland en te Zaandara. Amst., 1814. 8°. 1709 D. D. Hz. en Dz., De Koning en zijne doorluchtige familie te Zaandam, 22 sept. 1831. Zaand., 1831. 8°. 1710 J. Honig Jansz. Jr., Beschrijving van het bezoek van Z. M. Koning Willem III te Zaandam op den 17 aug. 1855. Zaandam, 1855. 8°. 1711 S. Blaupot ten Gate, Verhand. over het verlevendigen en uitbrei'den der welvaart te Zaandam. Zaand., 1841. 8°, Bekroond door het Depart, tot Nut v. 't Alg. aldaar. 1712 B. van Geuns, Beschrijving d. stad Zaandam, neerd. en fransch, m. bijlagen en pll. Amst., 1842. 8°. 1713 S. Jongewaard Jr., lets over de constitutie en het bestuur van den Banne en Ambachtsheerlijkheid Westzaanen, vddr 1795. Westzaan, 1796. 8°. 171 4 Beschrijving van het nieuwe Baadhuis te Westzanen, met historische berigten. (Westz., 179?). 8°. 1715 A. van Ehijn, Beschrijving behoorende bij de hydrogr. kaart der Texelsche zeegaten en vaarwaters (in 2 bladen). ('sGrav.) Landsdrukkerij, 1841. 8°.
Noord-Holland.
157
1716 J. L. Kikkert, de kust in gevaar, opmerkk. nopens de zeegaten en stranden van Texel, Vlieland en Terschelling, ook in verband tot het plan eener doorgraving van Holland op zijn smalst. H elder, S. Giltjes, april 59. J717 P. van Cuyck, Beschrijving van eenige oudheden, in 1777 gevonden op het eiland Texel, m. pi. Amst., 1780. 8°. Dit werkje is ook in het fransch, denkelijk van hetzelfde jaar 1780. De schr. noemt zich Haagsch kunstschilder. 1718 Brieven over Texel, uit de aanteekeningen van wijlen P. van Cuyck, te saamengesteld door J. G. van Oldenbarnevelt, genaamt Tullingh, met pi. Delft, 1789. 8°. 1719 J. Ackersdijck, Over Texel. In Yriend des Vad., 1830. II. 114—123. 1720 V. D. (?), te G lets over het eiland Texel. In Yad. Letteroef. 1830. N0. VII en VIII, bl.340—349 en 385—394. 1721 M. J. (?), lets over (togtje door) het eiland Texel, julij 1834. In Vad. Letteroef., 1834. N0. XII. bl. 556 en vv. 1722 Altmann, Akelige uren op Texel. In Pakkel, van Sprenger van Eyk, jaarg. XIV. 1839. 1723 F. Allan, Het eiland Texel en zijne bewoners, met eene kaart, door J. L. Kikkert. Amst., 1856. 8°. 1724 Privilegien en handvesten der stede en des eilands van Texel. Amst., 1745. 4?. Yerscheen, waarschijnlijk door de zorg van Balth. Huydecoper, destijds dijkgraaf des eilands. 1725 P. Scheltema, Hoe het Sint Agnietenklooster op Texel tot een weeshuis is verkregen. Nijh., Bijdr., IX. 264. 1726 B. W. A. E. Bar. Sloet tot Oldhuis, De Texelsche en Zeeuwsche oestervisseherij. Zie Sloet, Tijdschr. v. Stat., D. VII, bl. 354—372. 1727 (....) Een bezoek aan Eijerland. (Amst.). In Yad. Letter¬ oef., aug. 1837. 1728 Catalogus van Eijerland, gelegen op het eiland Texel, bedijkt in 1835, zoodanig. als hetzelve in oct. 1840 te Kotterdam ter verkoop zal aangeboden worden. Dordr., 1840. 8°. m. eene kaart, in piano.
158
Noord-Holland.
1729 S. J. Keuchenius, Beschr. behoorende bij de hydrogr. kaart der zeegaten van Vlieland, Terschelling en Ameland enz. Amst., 1831. 8°. 1730 J. Ackersdijck, Over Vlieland, Terschelling. Yriend d. Vad., 1830, N0. II. bl. 123—135. 1731 E. Allan, Het eiland Vlieland en zijne bewoners geschetst, met kaart. Amst., 1857. 8°. 732 J. Ackersdijck, Over Wieringen. In Vriend des Vaderl., 1830, II. bl. 108—114. 1733 F. Allan, Het eiland Wieringen en zijne bewoners ge¬ schetst, m. 1 kaart. Amst., 1856. 8°. 1734 A. J. van der Aa, lets over het eiland Urh. In Vriend d. Vaderl., 1835, N0. 9. bl. 720 en vv. 1735 P. Harting, Het eiland Urk, zijn bodem, voortbrengselen en bewoners, m. pi. en kaart. Utrecht, 1853. 8°. 1736 F. Allan, Het eiland Urk en zijne bewoners geschetst, m. kaart. Amst., 1857. 8°. 1737 (P. C. Molhuysen?) Nog eene bijdrage tot de geschied. van Urk en Emmeloord. Ov.-Alm., 1855, bl. 226. 1738 .... Fenix, Pred. te Monnikendam, Beschrijving van het eyland Marken, in 4°. HS., d. 23 april 1700 door dezen aan den heer K. van Alkemade te Botterdam toegezonden, en aldaar in jan. 1848 verkocht. Is bij den heer van Dam van Noordeloos te Botterdam. 1739 J. Ackersdijck, Over Marken. In Vriend d. Vaderl., 1830, II. bl. 104—108. 1740 F. Allan, Het eiland Marken en zijne bewoners geschetst. m. kaart. Amst., 1855 of 56. 8°. Tot de bronnen voor de topographic van geheel dit gewest Noord-Holland, kunnen m. i. ook gebragt worden de talrijke Ontwerpen van bijzondere reglementen voor de besturen van Polders, Bannen, Waterschappen en wat dies meer zij, met de daarbij behoorende uitgewerkte Memorien van toelichting, in de laatste jaren ontworpen voor, ter tafel gebragt in, en na overweging
Noqrd-Holland.
159
goedgekeurd door de Provinciale Staten van NoordHolland, sinds den aanvang des jaars 1858. Haarlem, ter provinc. drukkerij. fol. — Men heeft die te danken aan de onvermoeide zorg van den Griffier van dat Collegie, Mr. G. de Vries Az. Zij verstrekken tot een waardig voorbeeld van algemeene navolgiog; doeh zijn slechts aan de leden der Provinc. Staten van dat gewest rondgcdeeld. De reglementen worden in het Provinciaal Blad geplaatst. Zie een dier memorien of nota's hier boven reeds vermeld onder den Keukendijk bij Etersheim, tusschen Hoorn en Edam. Terwijl ik dit schrijf, wordt mij door eene gedienstige hand gemeld, dat dit mede het geval is met de vcle reglementen voor waterschappen, in Zuid-Holland gearresteerd, en zelfs daarna verkrijgbaar gesteld. Ik haast mij dit tweede voorbeeld hier aan te voeren.
Z
E
E
L
A
N D
IN 'T ALGEMEEN. V Zie Catal. E. Muller, 1859, N0. 1970—1976. Catal. L. G. Visscher, Mei 1859, biz. 37, 38, N0. 1388—1435 en J. C. A(ltorffer), Zeeland, Proeve eener lijst van beschrijvingen van plaatsen, oudheden en zeden van dat gewest; overgedr. uit Zeeuwsch jaarb. en Midd. naamwijzer, 1860. En onder de ouderen, Catal. van J. W. te Water, Leid., Oct. 1823, bl. 265—267. 290 —293. 321—325. 1741 J. P. van Visvliet, Het provinciaal Archief van Zeeland, Nehal, 1849, bl. 19,
160
Zeeland.
1742 Archief. Yroegere en latere mededeelingen, voornam. in betrekking tot Zeeland, nitgeg. door het Zeeuwsch Genoots. der Wetenscb. Midd., 1S56—59. 4 st. m. pll. 8°. Wil men ook plaatverzamelingen zonder tekst hieraan toegevoegd zien, Zeeland heeft daarvan: 1743 Speculum Zeelandiae, of afbeelding der steden, heerlijkheden, dorpen, castelen, hofsteden enz. in Zeeland. Amst., Wed. Ottens en Zn. Z. jaar (omstr. 1700). 45 pi. 4°. Er zijn hiervan waarsckijnlijk vroegere uitgaven; de gravure brengt terug tot zeer kort na het midden der 17e eeuw: Nic. of Cl. Jansz. Visscher? 1744 Een en twin tig keurlijke gezigten van de zes stemmende steden van Zeeland en derzelver voorn. gebouwen, geteekend door C. Pronk en C. Schouman, en in 't koper gebragt door J. C. Philips. Midd. (vdor 1760). gr. 4°. 1745 Atlas van Zeeland, bevattende 90 pll., kaarten, plattegronden en portretten. Amst., 1760. fol. 1746 J. yan Reigersbergh van Corigene, Dye Crony eke van Zeelandt. Antw., 1551. 4°. Zeer zeldzaam. 1747 — — Cronyck van Zeeland. 2e druk, met eenige bijvoegsels. Midd., 1634. 4°. De bijvoegselen zijn niet, gelijk sommigen meenen, van Johan de Brune, maar deels van A. Roman, stadsboekdrukker te Haarlem. Zie Navorscher, 1853, bl. 98. xlix, kol. 2. 1748 Dezelfde Chronyck, verbetert en vermeerdert door M. Z. van Boxhorn. Middelb., 1644. 2 din. 4°. 1749 J. Eyndii Chronici Zeelandiae libr. II. Midd., 1634. 4°. 1750 (Joseph Hill,) The interest of these United provinces being a defence of the Zealanders choice, Midd., 1673. 4°. 1751 M. Smallegange, Nieuwe Chronyk van Zeeland, met pi. Middelb., 1696. le dl. fol. Yervattende de twee voorgaande schrijvers, J. Eyndius en J. van Reygersbergh, doch veel vermeerderd. In sommige exx. zijn nog van achteren: Besluit tot de Zeelandsche Chronijk, 4 biz. Twee Zeeuwsche wapenkaarten, Beschr. v. d. Z. adel, 8 biz. — Zie over M.
Zeeland.
161
M. S. en verschillende exx. van dit werk, de Wind, in Nehalennia, 1849, bl. 35—74. Het verdere hds. ging verloren. Een tweede deel is nooit verschenen, hoewel in mijn geogr. Atlas zich ettelijke platen bevinden, die kenmerken schijnen te dragen van voor een tweede deel te hebben moeten dienen. 1752 A(dr). TJ(ytterschout), Ledige uyren, le dl.; of Eijmkronijk van Zeeland, in dichtmaat. Vlissing., 1711. 4°. Het 2e en 3e dl. bevat andere onderwerpen. 1753 Is. Abrahamsen, Kronyk-register van de voorn. geschied. van 't beg. des werelds tot h. j. 1717. Hen derden druk, vermeerderd met de opkomste van de ses stemmende steden van Zeeland enz. Midd., 1717. 8°. 6C druk. aid., (1755). 8°. 1754 (H. F. yan Heussen en H. van Kijn,) Oudheden en gesticbten van Zeeland, met pi. Leyden, 1722. 2 din. 8°. 1755 P. de la Hue, Bijschriften op de groote en smalle steden van* Zeeland. Middelb., 1731. 8°. aid., 1741. 4°. (achter bet Geletterd Zeeland, ofscboon niet in alle exx.) Heet elders: Zeelands stedekroon. 1756 H. M. C. van Oosterzee, Zeeuwsche stedestemmen. Z. V.-A., 1846. 8°. 1757 Le Rouge, Topograpbie de la Zelande. Paris, 1748. 4°. Moet in verband gestaan bebben met eene kaart van dit gewest, door denzelfden; indien bet al eenigen tekst bevat hebbe. 1758 Tegenvvoordige staat van Zeeland, met pi. en kaart. Amst., 1751—53. 2 din. 8°. Is gescbreven door P. Boddaert, J. Plevier, N. van DER SCHATTE, J. HoMINICUS, J. VAN VryBEHGHE, J. Pauw en P. Haak Kerkman. (Zie de Voorredenen der beide deelen.) 1759 Z. Paspoort, Bescbrijving van Zeeland; het 9° en 10e dl. van den Tegenwoord. staat der Vereen. Nederl. ten deele vervolgd. Middelb., 1820. 8°. 1760 H. A. Callenfels, Over de aloude zuidelyke grcns van Zeeland. Nehalennia, 1849, bl. 1.
162
Zeeland.
1761 C. Boey (Boyus), Urbium Zeelandiae Comitatum constituentium et reliquarum encomia. Hag. Com., 1637. 4°. 1762 Toneel der steden en vlecken van Zeelandt, door J. van Beigersberghen ; of Beschrijvinge van Zeelandt, hare antiquiteyt, — mitsgaders de gelegentheyt van de bemuyrde en onbemuyrde steden van derselver eylanden; eertijds beschr. door J. Keijgersbergen, ende daerna vermeerdert door M. Z. van Boxhorn. Amst., 1646. 12°. Gedr. met: Toneel van Hollandt, zie boven, !N0. 951. 1763 Gestaltenis van Out Zeelandt. (Korte levensberigten der Graven en beschrijvingen der groote en kleine steden van Zeeland, met hare regeerders in d. j. 1647.) Gedr. te Arnhem, Jacob van Biesen, Ord. Dr. van den Hove v. Geld. 1647. 4°. Hoogst zeldzaam. 1764 C. C. Keitzii Elegia de itinere Zeelandico, recit. in Gymnasii Velavici curam suscipiendo. Harderov., 1747. 4°. 1765 I. Abrahamsen, Korte en beknopte chronyk van de opkomst der zes stemmende steden van Zeeland, met hare voorn. gestichten en geb., de vermeerd. en vergroot. derzelve [steden], met de opkomst, voortg., bloei der coramercie enz. Midd,, 1766. 12°. 1766 Het verheugd Zeeland, bij het bezoek van Z. D. H. WillemV enz. d. 18 v. zomermaand 1786. m. pi. Amst. 1787. 8°. 1767 Chronyk van Zeeland verkort en aangevuld, met pi. en kaart. Middelb., 1778—9(2). dl. 1—14. 12°. Onvoltooid.. Deze Chronyk kwam eerst uit in: Zeeland Cronyk-Almanach voor den jaare 1777(— 92). 15 deeltjes in 16°. achtereenvolgens uitgegeven te Middelburg, bij Jan Dane (1777—86), P. Gillissen en Zoon (1787—90) en W. A. Keel & C0. (1792, voor de jaren 1791 en 1792). Laatstgemelde uitgever gaf in 1792 de 14 afzonderlijk verschenen stukjes, welke echter eene doorloopende paginatie hadden van 1—1430, afzonderlijk uit, onder den titel van: Zeelands Chronyk verkort; gesteld tot dienst van de jeugd, in Vragen en Antwoorden. Middelb., z. j., met Privilegie. 3 din. 16°., waarin hij echter niet heeft opgenomen het met eene
Zeeland.
163
nieuwe paginatie (1—39, met 2 pi.) in 1792 aaugevangen vervolg op deze Chronyk. De uitgekomene stukjes mi van dit werkje behelzen de stadsbeschrijving van Middelburg. Het wordt niet in J. W. te Waters Boek-Catalogus, maar wel in dien van C. A. van WackendorfF, aan L. P. van de Spie¬ gel toegescbreven; anderen geven als schrijrer der 8 eerste deeltjes Ds. A. 's Gravezande, en van de volgende den Heer .... Convenant op. Onlangs beeft de Heer J. C. A(ltorffer) zeer geloofwaardige gronden aangevoerd, op welke de bovengemelde boekhandelaar en uitgever JaN Dane, te Middelburg, schrijver der 8 eerste stukjes zijn zoude (Navorscher, 1859, N0. 9, biz. 2756 en Zeeland, bl. 24, in Zeeuwsch jaarboekje en Middelb. naamwijzer, 1860). Ware van de Spiegel als schrijver aan te merken, de Hoogl. te Water, wiens breeder destijds met v. d. Sp/s zuster gehuwd was, zou hiervan gewis niet qnkundig gebleven zijn, en zijn Catalogus, door hem zelven vervaardigd, zou dit vermeld hebben, Het 6e deeltje eerst beloofd, als zullende handelen over het Stadhuis, is om redenen van lokaal belang eerst uitgesteld (zie voorr. dl. 7); van dit uitstel kwam afstel. In de voorrede op den laatsten (voor 1791 en 1792) jaargang van den Zeeland Cron^k-Almanach geeft de uitgever Keel de redenen op, waarom hij ook nu nog niet de beschrijving van het Stadhuis heeft gegeven. — In dien jaargang komt ook de eerste druk voor van: Bellamy's Roosje. 1768 J. Ermerins, Eenige Zeeuwsche oudheden, m. pi. Midd., 1780-97. 8 din. 8°. Het 8e dl. 2e st. werd, na zijnen dood, door H. A. Bruining uitgegeven, met een Voorberigt. 1769 J. J. Brasser, Geschied- en regtskund. verh. over de weeken jaarmarkten en de kermissen, bijzonderlijk in Zeeland. Leyden, 1792. 8°.
164
Zeeland.
1770 T. Speeleveldt, Bijdrage over de aardrijksk. geschiedenis der Zeeuwsche eilanden. In Schouwburg v. i. e. u. L. en H., 1807, Mengelw., bl. 247 vv. 1771 Voyage en Zelande, Flandre et Brabant en 1806. Amst. 1807. kl. 8°. 1772 Annuaire statistique du departement des Bouches de TEscaut. Middelb., 1813. 8°. 1773 P. N. Muyt, Geschied- en aardrijksk. beschrijving der provincie Zeeland, v. d. scholen, m. kaart. Zalt-Boemel, 1821. kl. 8°. 1774 J. de Kanter Phz., Algemeene afstandswijzer voor de provincie Zeeland. Middelb., 1825. 8°. 1775 J. Ackersdijck, Stukken uit eene reize door bet Kon. der Ned. (Zeeland). In Vr. d. Vad., 1828, N0. II, bl. 126 vv. 1776 J. de Kanter Phz. en J. ab Utrecht Dresselhuis. De provincie Zeeland, met kaart, tab. en facs. Middelb., 1824. 8°. Op dit werk verscheen later van dezelfden: Bijlage van oorspr. stukken, betreffende de uitvinding der verrekijkers binnen Middelburg, door Jansen en Lippershey. Aldaar, 1835. 8°. Zie Nav., 1854, Bijbl. xc—xcii. En: C. A. Kethaan Macare. Aanteek. uit de notulen der stad Midd. nopens de uitvinding der verrekijkers. In: Kron. Hist. Gen. te Utr. VII. 1851. 1777 J. ab Utrecht Dresselhuis, De provincie Zeeland in hare aloude gesteldheid en geregelde vorming beschouwd, Middelb., 1836. m. eene kaart. 8°. le dl. le st. van de Nieuwe Werken van 't Zeeuwsch Genootsch. der Wetensch. 1778 H. Sluyters, Aardrijksk. beschr. van de provincie Zeeland, ten dienste der scholen. Breda, 1836. m. 1 kaart. 2e verbeterde druk. 1837. 3e uitg. te Middelburg, 1846. kl. 8°. In Febr. 1837 zeer ongunstig beoordeeld door Ds. ab Utrecht Dresselhuis, in de Sehoolbijdragen. 1779 A. A. Brendonck, Beschrijv. van Zeeland, een leesboek voor jonge kinderen. Zierikzee, 1839. m. 1 kaart. kl. 8°.
Zeeland.
165
1780 P. M. Louis, lets over de provincie Zeeland, dienende tot eenen allereersten gang in het aardrijkskundig onderwijs voor de schooljeugd in de steden en ten platten lande. Middelburg, 1839. 8°. 1781 H. M. C. van Oosterzee, Zeeland, m. pi. In: de Aardbol, Mag. v. land- en volkenkunde. Ill6 dl., de Nederl. Amst., 184J. fol. of roy. 8°. 1782 A. J. van der Aa, Zeeland. In zijn werk: Ons Yaderland en zijne bewoners. Amst, 1857. imp. 8°. 1783 V. de J., Schoolonderw., Bekn. aardrijkskundige beschrijving van de provincie Zeeland. Zierikzee, 1846. 8°. 1784 J. Ermerins, Eerste sticbting en lotgevallen van sommige plaatsen, ten O. en W. der Schelde. Verhh. Zeeuwsch Gen. dl. V. 8°. 1785 A. Gouka, Handboekje, bevatt. de opgave van de namen der steden, dorpen, gehuchten, rivieren [zeegaten, kreken, banken of platen, schorren en verdronkene landen], welke op de genommerde kaart van Zeeland .... voorkomen. Midd., 1843. 8°. 1786 (J. C. Altorffer,) Twee korte geschiedk. mededeelingen betr. de prov. Zeeland. Lijst der afgevv. uit de Ned. prow., die den troonsafstand van kz. Karel V te Brussel hebben bijgewoond, voor zoo ver Zeeland betreft. — Een krijgsmarsch in de I6 belft der 17® eeuw wt Philippine. Midd., 1856. kl. 8°. 1787 Zeeuvvsche Volks-Almanak. Zierikzee, 1836—47. 12°. Nehalennia. Midd., 1849 en 50. 12°. Zeeland. Midd., 1852— 56. 12°. (Uitgeg. door H. M. C. van Oosterzee). Sinds vervangen door Cadsandria, 1854 en vv., dat in d. j. 1858 den naam begon te dragen van Zeeuwsch jaarboekje, doch ook met 1859 is gestaakt. 1788 L. J. E. Janssen, De Bomeinsche beelden en gedenkstukken van Zeeland, beschreven en opgehelderd, met 19 pll. N. Werken Z. Gen., II. st. 2 (1845) bl. 1. 1789 J. ab Utrecht Dresselhuis, Oude godenleer en hedendaagsche volksgebruiken (in Zeeland), Zeeuws. V.-A., 1837,
166
ZEELA.ND.
1790 J. ab Utrecht Dresselhuis, De godsdienstleer der aloude Zeelanders, uit oude gedenkstukken, volksoverleveringen en berigten opgemaakt. Middelb., 1845. 8°. 179 1 Het jaar 838, of de Deenen in Zeeland, m. pi. Zeepws. V.-A., 1838. 1792 (A. F. Siffle), De Deenen in Walcheren (zomermaand 838). Zeeuwsehe legende. Midd., 1838. 8°. 1793 D. yan Cruisselbergen, Antwoord op de vrage over de bewoners van Zeeland tot aan de 15e eeuw, hunne zeden, godsdienstplichten enz. Verhh. Z. Gen., II. 1. 1791 Die Kuere van Zeelandt van 1495. Antwerpen, Godfr. Back, c. 1497. 4°. en niet weinige latere drukken, als 1558. 1795 De keuren van den lande van Zeelandt. Delff, Br. Harm. Schinkel, 1604. ongepagineerd. 4°. 1796 J. ab Utrecht Dresselhuis, Afdruk en yertaling van het oudste charter in het Archief der provincie Zeeland (van Boudewijn 11, B. v. Utr., betreff. de kerk te Hogeland, 1188). 8 nov. 18]8. In NehalL, 1849. biz. 201. 1797 W. te Water, Het hoogadelijk en adelrijk Zeeland, vertoont uit eenige ongedr. lijsten der vroedsch. en edelen van Z., m. pi. Midd., 1761. 8°. 1798 A. Kluit, Historia critica Comitatus Holl. et Zeelandiae. Midd., 1777—82. 2 vol. c. fig. et facs. 4°. 1799 J. Stroobant Jansen, De reductie van den ZeeuwschNederl. zilveren ducaat of zoogen. Zeeuwschen Rijksdaalder, beschouwd als eene hoofdoorzaak des vervals en der niet weder opkomst van den handel in Z. Midd. 1813. 8°. 1800 L. P. van he Spiegel, Yerh. over de opkomst, het gezag en den ondergang der aloude hooge of grafelijke vierscharen in Zeeland. Midd., 1771. 8°. In Verhh. Z.G.jII.OO. 1801 C. C. Reitzii Spec. exh. nonn. Zeelandiae jura singularia, pro gr. def. m. aug. 1764. Tr. ad Eh. 4°. 1802 M. J. DE Jonge, Spec, sistens dipll. quaed. Zel. hucusq. ined. et anim. ill., pro gradu def. m. sept. 1778. Traj. ad Eh. 4°. 1803 J. H. Appelius, Specimen ad statuta Zeelandiae anni 1495, pro grad. publ. def. m. oct. 1786. L. B. 4°.
Zeeland.
167
1804 J. van de Graft, Geschied. der wetgeving op de tienden bier te lande, inzonderheid in Holland en Zeeland. Middelb., 1856. 8°. 1805 J. G. Schorer, De forma regiminis provinciae Zeelandiae, turn antiqua, turn hodierna. L. B., 1819. 4°. et 8°. 1806 (J. C. te Water), Lijst der Ed. Mog. HH. Gecommit. Baden van Zeeland sedert 1578 en der Ministers van die provincie. 4°. Loopt tot 1786. 1807 J. C. Schraidt, De tribunalibus, praesertim de tribunali civili in pagis Zeelandiae constitute. L. B., 1778. 4°. 1808 P. Paulus, Diss. de orig., progr. et solut. nexus feudalis Elandriam inter et Zeelandiam, progr. def. L. B.,1775. 8°. Ook onder den titel: De Zeelandia cis Scaldim Elandriae quondam feudo. 1809 J. J. Loke, De castellanis Zeelandiae (Burggraven van Zeeland), olim sub Comitibus, pro gr. def. m. julii 1792. L. B. 4°. 1810 M. J. Moens, De munere Pensionariorum civitatum, praecipue Zeland., pro gr. publ. def. m. dec. 1789. L. B. 4°. 1811 J. Verheye van Citters, De toparchiis et ambactis in Zelandia. Traj. ad Bh., 1774. 4°. Is later, zonder naam des schrijvers, vertaald: 1812 Deductie over de ambachtsheerlijkheden in Zeeland. Midd. 1795. fol. 1813 J. Canter de Munck, Deductie omtrent de ambacbtsheeren in Zeeland. 1795. formaat? 1814 J. Ermerins, Zeelands tol, in zijn opkomst, aanwas en grootheid, benevens deszelfs verval — voorgestelt en de middelen tot berstel aangewezen. Bijlage tot de gedrukte Nott. van Zeeland. Midd., 1761. fol. berdrukt, 1762. 8°. 1815 B. C. H. Bomer, Gescbiedk. overzigt van de kloosters en abdijen in de voormalige graafschappen van Holland en Zeeland, m. kaarten. Leiden, 1854, 55. 2 din. In de Nieuwe reeks van werken van de M. d. N. L. 1816 J. ab Utrecht Dresselhuis, Maria-vereering in Zeeland; eene bijdr. tot bet boek van J. A. M. Mensinga (over dit onderwerp). Overdruk. 8°.
168
Zeeland.
1817 W. en J. W. te Water, Kort verhaal der reformatie van Zeeland in de 16e eeuw. Midd., 1766. m. bijlagen. 8°. 1818 J. ab Utrecht Dresselhuis, De Waalsche gemeenten in Zeeland, voor en na de herroeping van het edict van Nantes. Bergen op Zoom, 1848. 8°. 1819 H. M. C. van Oosterzee, lets over eenige zware branden in Zeeland. Z. Yolks-Aim., 1843, bl. 112. 1820 Bald. Hunnius, Het Staatische Vlaanderen of de Zeeuwsche Buise, met de veranderinge, die 't zeewaater aan de Z. eijlanden heeft gegeven. Middelb., (1718). kl. 8°. 1821 G. Windii Diss. de aere Zelandico; vertaald door L. C. Breytag. Verhh. Z. Gen., XIII. 451. 1822 A. Bruinvis Maatjes, Diss. de febri biliosa autumnali, maxime Zelandica. Groningae, 1779. 8°. 1823 B. C. Ermerins, Tentamen ad depellendam insalubritatis calumniam de regione Zelandica. L. B., 1788. 4°. 1824 J. H. Q. Janssen, De febribus Zeelandiae intermittentibus perniciosis. Tr. a. Rh., 1836. 8°. 1825 J. C. de Man, Bijdrage tot de kennis der sterfte in Zeeland. Z. jaar. m. kaart. 8°. Overdr. u, b. Tijdschr. der Maatscb. t. bevord. d. Geneesk. 1852. 1826 S. Sr. Coronel, De scarlatina-epidemie in Zeeland in 1857, 8, 9. Midd., 1860. 8°. 1827 J. C. de Man, Over de maandel. sterfte (vooral met het oog op Zeeland). Overdr. nit: Boerhaave, geneesk. tijdschr., laatste jaarg. 1828 J. C. van den Broecke en J. C. de Man, De Cholera Asiatica in Zeeland, gedurende 1832—33 en 1848—49. Midd., 1850. 8°. 1829 A. A. Eokker, Bijdrage tot de behandeling der zoogenaamde Zeeuwsche koort?. Midd., 1857. 8°. 1830 — Onderzoek naar den aard van de epidem. en contagieuse ziekten, die vroeger in Z. geheerscht hebben. Midd., 1860. 8°. 1831 W. J. E. Baron de Perponcher, De Zeeuwsche graanbouw. Utr., 1801. 8°.
Zeeland.
169
1832 J. van Hertum, Beschr. van de voornaamste werktuigen en gereedschappen bij den Zeeuwschen landbouw en de veeteelt in gebrnik. Zwolle, 1846. 8°. 1833 C. Pelletier, Plantarum in Walacria Zeelandiae insula nascentium synonymia. Middelb., 1610. 8°. 1834 K. B. yan den Bosch, Enumeratio plantarum Zeelandiae Belgicae indigenarum (Flora Zeelandiae). In: Tijdschr. v. nat. gescbied. en physiol. VIII. 1. Leiden, 1841. 8°. 1835 C. Zvvigtman, Zeeuwsche boerekermis. Goes, 1818. 8°. 1836 P. de Kok, De meikoopdagen. Cadsandria, 1858. 1837 B. W. A. E. Baron Sloet tot Oldhuis, Het zelbarnen (in Zeeland). Zie Sloet, Tijdschr. v. St. en St., X, 1854, biz. 25S en vv. 1838 H. M. C. yan Oosterzee, Het darinkdelven, met pi. Z. V.-A., 1847. 1839 B. W. A. E. Baron Sloet tot Oldhuis, De Texelsche en Zeeuwsche oestervisscherij. Sloet, Tijdschr. y. St. en St., VII, biz. 354 en vv. 1840 W. Schorer, Het nut der bedijking tot redres der finantie voor Z. beredeneert. Midd. 1770. 8°. 1841 C. de Jonge, Het toezigt van de Prov. St. met betrekking tot gesubsidieerde calamiteuse polders, naar aanleiding van een daartoe gedaan voorstel, getoetst aan de beginselen van ons staatsregt. Zierikz., 1856. 8°. 1842 G. A. Fokker, Het grondwettig toezigt der Provinciale Staten ook op de calamiteuse polders, verdedigd naar de beginselen van het Nederl. staatsregt. Beldenkingen tegen het geschr. van Mr. C. de Jonge, Het toezigt enz. Midd., 1856. 8°. 1843 K. Wagtho, Overzigt der handd. van de Provinc. Staten van Zeeland, betreff. het beheer der calamiteuse polders, en toelichting van het werk der Commissie uit die Staten, tot het ontwerpen van een reglement van administratie der polders in gem. gewest. Midd., 1857. 8°. 1844 A. Caland, Open brief aan den Heer Mr. K. Wagtho, betrekkelijk zijne verdediging van het onlangs ontworpen polderreglement van Zeeland. Midd., 1857; 8°.
170
Z EEL AND.
1845 A. Caland, lets over het algemeen reglement voor de polders der prov. Zeeland, hetwelk eerstdaags bij de Prov, Staten op nieuw in behandeling komt. Midd., 1859. 8°. 1846 Gr. A. Pokker, Betoog dat de Staten van Zeeland bevoegd zijn, bet Keizerlijk decreet van 16 dec. 1811, houdende: Beglement de police des polders dans les ddpp. dc PEscaut, des bouches de PEscaut, de la Lys, des deux Nethes, des boucbes du Bbin et de la Rhoer, door een provinc. reglement te vervangen. Midd., 1861. 8°. 1847 E. B. Swalue, Over eenige vermakelijkbeden van vroegeren tijd in Zeeland. Z. V.-A., 1841. • 1848 S. J. Keuchenius, Beschr. bij de bydr. kaart v. b. Brouwershavenscbe Zeegat, Boompot en Ooster-Schelde. Bott., 1827. 8°. 1849 A. Caland, Verb, over bet bouwen van een fort in den mond der Wester-Scbelde, buiten Vlissingen en Breskens, m. krt. en teekk. Zierikzee, 1836. 4°. 1850 J. C. Rjjk, Bescbrijving beboor. bij de bydrographiscbe kaart der zeegaten van de monden der Schelde. Bott., 1825. 8°. 1851 Aanmerkingen over de Zierikzeescbe en Brouwersbavensche zeegaten en bet daarstellen van een dok ter beveiliging der koopvaardijscbepen, door G. A. B. W. Bott, 1841. 8°. 1852 J. B. Kruger, Potamo-cborograpbie, of naauwkeurige navorscbingen over de Scbelde en eenige merkwaardigh., die omtrent en door deze rivier bebben plaats gebad; met een beknopt bistor. verbaal van Zeeland, van bet verdronken Zuid-Beveland, mitsg. van alle plaatsen der Zeeuwsche eilanden, benevens eene mededeeling van de abdijen, kloosters, kerken enz., die daar in vorige tijden bestaan bebben. Bergen op Zoom, 1854, 2 din. m. 1 kaart. 8°. 1853 Bijzonderbeden der reize van Buonaparte door bet voormalig Belgien en eiland "Walcberen in 1803. Gorincbem, 1804. 8°. 1854 Kort en onpartijdig verbaal van de expeditie der Engelscben op de rivier de Scbelde. Door een ooggetuige. Schiedam, J. H. Sweben, 1810. 8°.
Zeeland.
171
1855 Korte beschrijving en dagverhaal der landing van de Engelschen in het departement Zeeland, in de maand augustus 1809. Amst., M. E. Yermandel, 1809. 40 biz. 8°. 1856 J. yan Dijkshoorn, De landing der Engelschen in Zeeland. Yliss., 1809. 8°. 1857 S. van Hoek, Geschiedk. verhaal van de landing en den inval der Engelschen in Zeeland in 1809. Haarl., 1810. m. pi. 8°. 1858 Letters from Flushing, containing an account of the expe¬ dition of Walcheren, Beveland and the mouth of the Scheldt .... to which is added a topograph. a. statistic, account of the islands of Walcheren and Beveland. By an officer of the 81 regiment. Lond., 1809. m. kaarten van Zeeland, Yliss. en Lillo. 8°. 1859 S. de Wind, Hebben onze voorouders deze landen te vroeg bedijkt, en verdienen zij daarom vernuftige landbedervers genoemd te worden? Z. V.-A., 1888. 1860 J. ab Utrecht Dresselhuis, Brief aan een vriend over de afdamming van het Sloe. Midd., 1848. 8°. 186 1 Nog iets over de afd. v. h. SI., naar aanleiding van: Eenige beschouwingen enz, (zie het volg. nummer). Goes, 1844. 8°. 1862 B. P. G. van Diggelen, Eenige beschouwingen over de afd. v. h. SI. Midd., 1843. 8°. 1863 De afd. v. h. SI. nader aangeprezen. Midd., 1844. 8°. 1864 (S. de Wind), Herinnering aan het oordeel van eenen deskundigen (A. Schraver en J. de Kanter Phz.) over de afd. v. h. SI. (Midd.?) 1843. 8°. 1865 D. Dronkers, De afdamming der Ooster-Schelde. Midd., 1849. 8°. 1866 G. A. Fokker, Bijdragen tot de geschiedenis en destatistiek der kunstwegen in Zeeland. 1858. (Overdruk). 8°. 1867 Notice on the Flushing, Middelburgh, Venloo and Maestricht railway, connecting the mouth of the Scheldt with the Meuse and Khine. With maps. Lond., 1846. 8°.
172
Zeeland.
1868 M. Gargon, Walchersche Arkadia, m. pi. Leyden, 1715. 2 din. kl. 8°. Het 1° dl. werd reeds hetzelfde jaar, met eenige aantt. vermeerderd, herdrukt. Nieuwe dr., Leiden, 1746. 8°. 1869 M. C. K., Kort en beknopt redenerend landreisje door het eiland W., behelzende de oude gesteldheid en eenige bijzonderheden van ketzelve eiland. Midd., 1759. kl. 8°. 1870 Eliz. Wolff, geb. Bekker, Walcheren in 4 gezangen. Hoorn, 1769. 8°. en nieuwe uitgaaf, door haar overzien, verandert en verbetert. Amst., 1784. 8°. 1871 T. Speeleyeldt, Brieven over het eiland Walcheren, met pi. den Hage, 1808. 8°. Ook in het hoogduitsch vertaald: mit einigen Anmerkungen begleitet. Weimar, 1810. 8°. Een derde deel dezer Brieven loopt over Vlissingen. 1872 (....) Walcheren in geographischer, statistischer und railitarischer HinSicht betrachtet. Leipz., 1810. 8°. Ten tijde van en door den Engelschen aanval uitgelokt. 1873 C. Eberson, Verhaal van het gebeurde in Walcheren, onder de fransche heerschappij in 1813 en 1814 tot op den val van Napoleon. Zierikzee, 1817. 8°. 1874 J. de Kanter Phz., De Eranschen in Walcheren, of beschr. v. h. voorgev. gedur. hun verblijf aldaar. Midd., 1814. 8°. 1875 A. Thiers, Histoire du Consulat et de TEmpire. Talavera et Walcheren. Lettres de Napoleon relatives a Walcheren. T. XI. livr. XXXVI. Brux., 1851. 8°. 1876 Verhaal van de gewigtigste gebeurtenissen in Walcheren in 1813 en 1814. Midd., (1814?) 8°. 1877 J. Granier, Topographie medicale de Tile de Walcheren. Breda, 1812. 8°. 1878 J. ab Utrecht Dresselhuis, Geschied- en oudheidk. wandelingen door het eiland W.; de Zuid-Watering, m. pll. Midd., 1842. 8°. 1879 E. Nagtglas, Een bezoek aan Walcheren, m. pll. Zie: Leeskabinet, 1861, N0. 6, biz. 153 en vv. Van uit Botterdam gebragt, bevat dit bezoek eerst kortelijk de tusschen K. en W. in gelegene plaatsen.
Zeeland.
173
1880 lets over het rijden naar den ring in Walcheren. Medegedeeld door de Maatsch. T. N. v. 't A., en in 't begin dezer eeuw als Mengelwerk in den Midd. Aim. opgenomen. 1881 W. A. Snouck Hurgronje, De jure circa aggerum aquarumque curam in insula Walacriae constituto, spec. hist, jurid., prd grad. def. Traj. ad Eh., 1837. 8°. Yertaald onder den titel: 1882 Geschiedk. proeve omtrent het beheer der polderzaken in Walcheren. Midd., 1854. 8°. 1883 A. Schraver, Over de uitloozing van het landwater nit het eiland van Walcheren, bekroond. N. Verhh. Z. Gen., I. 1807. 135. 1884 A. Caland, Over het nut van de afzaging der hooge paalhoofden aan de kusten van Walcheren en Schouwen, boven de hoogverheven werken voor de defensie en verbetering der stranden langs die kusten, bekroond. N. Yerhh. Z. Gen., III. 1821. 1885 J. de Kanter Phz., Natuur- en geschiedk. beschr. van den watervloed, tuss. 14 en 15 januarij 1808. Midd., 1808. 8°. 1886 S. van Hoek, Natuur- en geschiedk. beschr. van (denz.) watervloed, m. pll. Haarl., 1808—10. 3 stukken. 8°. 1887 J. de Kanter Phz., Beschrijving van den watervloed van 4 febr. 1825, voor zoo veel Z. belreft. Midd., 1825. 8°. Middelburg. Zie Cat. F. Muller, 1859, N0. 2469—77. 1888 J. Verheye yan Citters, lets aangaande het wapen, de keizerlijke kroon boven hetzelve en de zegels der stad Midd. Archief Z. Gen., I. 1856. 1889 Middelburg. Overdruk van het artikel van dien naam, in het Aardrijksk. Wdbk. der Nederl. van A. J. van der Aa, Dl. VII. Gorinch., 1846. 8°. 1890 Bijzonderheden omtrent de gebouwen, geschiedenis enz. van Midd., verzameld uit het Middelb. maandboekje of de Naamlijst van gehuwden, geborenen en overledenen te Midd. en ambachten, van 1832—36 en 1841. Zij werden sedert het jaar 1832 ettelijke jaren lang geschreven door of onder het toezigt van den schrijver van het volgend nummer.
174
Zeeland,
1891 M. C. Paspoort van Grijpskerke, Bijdrage betrekkelijk Let ontstaan en de trapsgewijze uitbreiding der stad M. in vroegere eenwen, ra. kaart. Archief Z. Gen. d. Wetenscb., I. Midd., 1856. 1892 — — Beschr. van bet raadbuis te Midd. in al deszelfs verbouwing en uitbreiding sedert 1217. Zie Raadsverslag van 8 oct. 1856. — Hetzelfde, met 5 plattegr, in: Middelb. Naamw. 1861. 12°, 1893 J. E(hrlich)1 lets betrekkelijk de aloude gesteldbeid van Midd. Bijv. op de Midd. Ct. van 1 mei 1845. fol. 1894 X., Bijdrage tot bet stuk: lets betrekkelijk enz. Midd. Ct., 27 december 1845. 1895 J. Ehrlich, Bijdr. tot de kennis der gescbied. en van bet ontstaan en den verderen aanwas van Middelburg, in den stroom der Arne. Midd., 1848. m. krt. en pi. kl. 8°. Nog wordt opgegeven: 1896 — Historiscbe berinneringen bij eene kaart, betreff. den oorsprong van Midd. Zonder jaar of formaatopgave. 1897 J. E(hrlich,) Oude muur of wal (in de Molstraat te Mid¬ delb.). Midd. Ct., 6 maart 1851. fol. 1898 Historiscbe bijdrage betrekkelijk de oude topografische gesteldbeid van M. Midd. Ct., 19 en 22nov. 1853. 1899 G. N. de Stoppelaar, De civitate Medioburgensi ejusq, procurandae ratione, variis temporibus, pro gr. def. L. B., m. dec. 1848. 8°. 1900 J. de Timmerman en C. Versluys, Costumen, ordonnantien en statuten der stad Midd., m. aant. Midd., 1771.4°. 1901 De magistraat der stad M., sedert 1560 tot 1744. Midd., W. de Klerk. 4°. Eene vroegere uitgave liep tot 1694. 1902 J. ab Utrecbt Dresselhuis, Job. van der Goes, 21e abt van bet Maria-klooster te Midd.; bijdrage tot de 700jarige gescbiedenis van dat klooster. Nekalennia, 1850, bl. 165. 1903 G. N. de Stoppelaar, Eene bladzijde uit Middelburgs gescbiedenis in 1501. Ontvangst van graaf Philips den Scboone aldaar. Zeeland, 1853, bl. 134.
Zeeland.
175
1904 Q. Weytssen, Naauwk. verhaal van de aanstelling des eerw. Nic. de Castro, tot ln bissch. van Midd. in 1561, m. oorspr. stukken (vertaald door Frans van Mieris). Leyden, 1757. 8°. 1905 J. Claerbout, Droef-bly-eyndig vertoog op 't belegh en overgaen van Middelburgh, onder 'tbeleyt vanWilhelmusI, in 1574. Midd., 1661. 4°. — 2e druk, op nieuw oversien. Aid., 1662. 4°. 1906 Adr. 's Gravezande, 2e eeuwgedaclitenis der Middelb. vrijheid zoo in den godsdienst als in den burgerstaat, of bistor. aaneenschakeling van gebeurtt. der stad M. in Z. Midd., 1774. 8°. 1907 A. van der Sloot, SOOjarige gedagtenis der verlossinge van M. nit de Spaansche en Antichristische dwingelandije, gevierd 20 febr. 1774, in eene leerr. over Ps. CXXVI. Midd. (1774) 8°. 1908 Ant. van Deinse, Peestrede ter 250jarige gedacbtenis der verloss. van M. uit het geweld van Spanje. Midd., 1824. 8°. 1909 P. Nagtglas, De algemeene kerkeraad der Ned. Herv. gemeente te Middelburg, 1574—1860, m. inl. en aantt. Midd., 1860. 8°. Men vindt hierin de beschr. der verschill. kerkgebouwen bij die gemeente gebruikt. 1910 A. J. V. Catjwenberg, Omstandig verbaal van het voorgevallene te Midd. in 1787. In Holland, 1796. 8°. 1911 A. A. Pokker en J. C. de Man, De gestichten en openbare gebouwen van Middelburg. Midd., 1857. 2 stukken. 8°. 1912 Stadhuis te Midd., in 8 plb, naar de opmetingen van J. J. Vormer en H. J. Geerts, en eene pbotogr. afb., uitgeg. door de Maatscb. tot bevord. der bouwkunst, in: Afbeeld. van oude bestaande gebouwen, afl. 3 en 4, Amst., 1858, 59. De tekst, bier bijgevoegd, is: S. de "Wind, Opgave van eenige bistoriscbe bijzohderheden; en W. N. Rose, Bescbr. van dat gedeelte, betwelk in den gothiscben stijl gebouwd is.
176
Z'EELAND.
1913 C. A. Rethaan Macare, Inventaris van voorwerpen, betrekkelijk de gescbiedenis en oudheidkunde, aanwezig in de oudheidskamer ten raadhuize van Midd. Overgedr. uifc de Kronijk v. h. Hist. Gen. te Utrecht. 1914 Oudste burgemeesters'iekening der stad M. van 1364; medegedeeld door C. A. Rethaan Macare. Zie Cod. dipl. neerL v. h. Hist. Gen. te Utrecht. 1915 A. 's Gravezande, De stadsrekeningen van Midd. van 1450 en 1469 toegelicht; door J. C. Altorfeer uitgegeven. Bijdr. tot de 0. en G., inzond. van Zeeuwsch Vlaanderen, III. 1858. bl. 113. 1916 Verslag gedaan door Burg, en Wethh. aan den Gemeenteraad van M., naar aanleid. van art. 182 der Gemeentewet. Midd., 1851. 8°. Wordt jaarlijks vervolgd. 1917 J. van der Baan, De beelden van graven en gravinnen aan den voorgevel van bet raadhuis te Middelburg. Bijdr. voor 0 en G. van Z. VI., III. 387. 1918 J. H. van Dale, De beelden der graven enz. Bijdr. voor O. en G. v. Z. VI., 1857, IP dl., bl. 105. 1919 Bij de afbeelding der Westmunstersche kerk te Middelb. In: Afdr. en vertal. v. h. oudste charter i. h. Archief d. prov. Zeeland. Met aanmerk. van J. ab Utrecet Deesselhuis. Nehalennia, 1849. 1920 H. GL Janssen, De stichting eener vicarie op S. Cornelis altaar in de Westmonster-kerk te Midd., 1496. Kist en Roy., N. Kerk. Archief, II. Leiden, 1854. 1921 (M. C. Paspoort van Grjjpskerke,) De Noordmonster, St. Pieters- of Oude kerk te Middelburg. Midd., C. Jongkindt, 1833. 8°. 1922 H. M. C. van Oosterzee, De Nieuwe kerk te Middelb., m. 1 pi. Zeeland, 1853, bl. 283. 1923 N. C. Lambrechtsen van Ritthem, Verslag aang. eene in 1817 ontdekte grafzerk en daaronder bedekt menschelijk geraamte (graaf Willem 11) in de Koorkerk te Middelb., m. pi. N. Verhh. Z. Gen., III. 6. 1820. — Ook afzonderlijk. Midd., 1820. 8°.
Zeeland.
177
1924 J. de Kanter Philz., Bedev. bij de plegtige ontblooting van bet hersteld praalgraf van J. en C. Evertsen, m. pi. Midd., 1818. 8°. 1925 F. Nagtglas, Grafschriften in de Koorkerk te Middelb, Bijdr. 0. en G.kunde enz., IV® dlv 1859. biz. 220. 1926 A. 's Grayezande, Yredegroet ter inwijing van bet armziekenhuis te M. op 23 nov. 1784, m. aantt. Midd., 1785. 8°. 1927 J. N. Damen, Leerrede ov. Ps. 122 vs. 1—4, ter gedacbt. van den opbouw en inwijding der Luth. kerk binnen M., op 20 mey 1742. Haarl., 1793. 8°. 1928 H. Haaring, Feestrede over bet lOOjarig bestaan der Ev.Lutb. gemeente te Middelburg, met aantt. en bijl. Midd., 1842. 8°. 1929 F. J. Domela Nieuwenhuis, Geschied. der Lutb. gem. te Middelb., Veere en Goes. In: Bijdr. tot enz. door Scbultz Jacobi en Dom. Nieuwenhuis, 5e en 6e st. Utr., 1844, 45. 8°. 1930 S. Sr. Coronel, Middelburg voorheen en tbansj bijdrage tot de gescbiedenis en den tegenw. toestand van bet armwezen aldaar. Prospectus. Midd., v. Bentbem en Jutting, Mrt. 1858. 't Werk verscbeen 1859. 8°. 1931 Staat van 't Illustre school te Middelburg. In: Letter-, historie-, konst- en boekbescbouwer, biz. 99—114. Amst., 1764. N0. xn. § 1. 1932 F. T. Beitz, Oratio de Gymnasio Medioburgensi. Mediob., 1753. 4°. 1933 Yerhaal of inwijding van bet arm-weesbuis op de Heerengracbt te M., 24 oct. 1859. Midd., 1859. 4°. 1934 E. B. Swalue, De eerste armenscbool in Zeeland (te Midd.). Nehal., 1849. 1935 Een brief aan de Bhetorijkers-kamer te Middelb., in 1483, m. aantt. door J. C. Altorffer. Midd., 1858. kl. 8°. In Zeeuwscb Jaarb. en Midd. Naamw. 1936 N. C. Lambrechtsen van Bitthem, Beknopte geschied. van de Middelb. rethorijkkamer: //bet Bloemken Jesse". Yerbh. Maatscb. d. Ned. Lett, te Leiden, HI. 1. 1819.
178
Zeeland.
1987 L. Bomme, Bedev. ter inwijing van hel teekencollegie te Middelburg in 1778 opgerigt. (Midd., 1778?) 8°. 1938 Chr. Herklots, Redev. ter 25e alg. vergad. der teekenakademie te M. Midd., 1803. 8°. 1939 J. Ehrlich, Proeve eener geschiedenis van het brandwezen te Middelburg. Midd., 1857. 8°. 1940 S. BE Wind, Vroegere bestrating en straatverlichting bier te lande, en meer bepaaldeliik te Middelburg. Zeeland, 1854, bl. 220. 1941 J. H. be Stoppelaar, Jacob Cats te Middelburg, 1603— 1623, en zijn huis aldaar enz. m. pi. Midd., 1860. 8°. 1942 A. A. Eokker en J. C. be Man, Proeve eener geneesk. plaatsbeschrijving van de stad Midd. I. In Tijdschr. der Ned. Maatsch. t. bevord. d. Geneesk., 7e jaarg., Aug. en Sept. 1856. 1943 A. Caland, Beschouwingen over den gezondheidstoestand van Nederland, en bijzonder van Midd, Midd., 1857. 8°. 1944 J. C. Altorffer, lets over den Midd. naarawijzer, 1716— 1852. Midd., 1853. kl. 8°. Z. Jaarb, en Midd. Naamwijz. 1945 Namen der straten, kaaijen en pleinen, zoo als zij voor het eerst voorkomen in de oude rekeningen der stad M. Naaml. v. gehuwden enz. 1838. 1946 (J. A. Mosselman,) Register van de nuramers der gebouwen van de stad M., volgens de verdeeling der wijken en die van het kadastrale plan. Midd., 1840. 8°/ 1947 Loop der wijken en alfab. lijst op de namen der straten en geb. te Midd., met vermelding der wijken, waarin ze gelegen zijn. Zeel. jaarb. en Midd. naamw., 1855—57. 1948 P. Pous, Over de geschiktheid van M. tot den O. I. handel. Midd., 1802. 8°. 1949 Th. Speleveld (sic), Over den door opslikking verhoogden bodem van de Middelburgsche haven en van het kanaal van Welzinge, bekroond 1808. N. Verhh. Z. Gen., II. 1818. 1. 1950 J. P. Bourj^, De opening van Midd. nieuwe haven, 9 aug. 1817, m. pi. Midd., 1817. 8°.
Zeeland.
179
1951 A. J. Snouck Hurgronje, Godsd. opwekking bij het openen der nieuwe haven te M. Midd., 1817. 8°. 1952 H. Kratestein, Mercuur en Ceres, bij het openen der nieuwe haven van M.; zinnebeeld. voorstelling met zang, Midd., 1817. 12°. 1953 (J. H.) S(chorer), lets over de havenwerken der stad Middelb. Midd. Ct. van 7 Sept. 1819. Vlissingen. Zie Fr. Muller, Catal., 1859, N0. 2588—90 en 2603—12. 1954 J. P. T. Cau, Diss. hist, polit. continens historian! Marchionatus Verae et Vlissingae. L. B., 1838. 8°. 1955 M. F, Besteben, Vlissinghen geus of Vlissingens verwerpinghe van 't Spaensche juck en begevinge onder de bescherminge van de Prins van Oranje. Z. j. v, dr. form ? 1956 S. Eivier, Ylissinge geus, of Vlissings verwerping van 't Spaansche juk en aannem. der bescherra. des Prins. v. Or. geschied op paaschdag, 8 april 1572. Treurspel. M. F. Besteben's Geus gedeeltelijk nagevolgd. Vliss., 1783. 8°. 1957 Joh. Schildius, Beschrijving van Vlissingen. S. was van Bremen, en rector te Vlissingen; hem werd in 1651 voor die beschrijving f 150.— vereerd; ook later voor de kosten van het drukhen / 50.— Zie G. Vrolikhert, VI. Kerkh., biz, 340. Welligt die Korte beschrijving, die soms bij de Costumen van Vlissingen in schrift voorkomt, en waarvan enkele exx. zullen gedrukt zijn. 1958 J. W. te Water, Beschrijving der voorn. geschiedenissqn van Vlissingen enz., voor zijne: Plechtige inhuldiging van Willem V als Erfheer dier stad, 30 mei 1766. Middelb., 1767. Achteraan: de lijsten der stedelijke ambtenaren sedert d. j. 1378. fol. 1959 N. C. Lambrechtsen, Diss. de defensione civitatis Vlissinganae, a. 1572 in libertatem se vindicantis. Traj. ad Ph., 1773. 4°. 1960 J. J. Brake, Vlissings eeuwvreugde op den 200" geboortedag harer vrijheid, d. 6 april 1772, m. pll. Vliss., 1773.8°.
180
Zeeland.
1961 J. W. TE Water, 2e eeuwfeest van de vrijheid in den burgerstaat en godsdienst binnen de stad Vliss., in eene redev. d. 6 april 1772, m. een. aantt. Midd., 1772. 8°. 1962 Deductie van bet recbt competerende Z. H. Johan Willem Friso tot bet Marckgraafschap van Veere en Ylissingen. 's Gravenbage, 1706. fol. 1963 Het recbt van. den Prins van Or. tot bet marquisaat van Veere en Vlissingen. Praneker, 1733. 8°. Tegen den schrijver van 's Pr. leven, L. P. de Beaufort. 1964 Histoire du different entre Guillamne IV et les Etats de Zelande, an sujet du marquisat de Veere et Plessingue. Londres, 1842. 8°. 1965 D. T. Huet, Inbuld. van Z. D. H. Willem Karel Hendrik Priso als erfbeer van VI. in 1751. Amst., 1753. m.pi. fol. 1966 Lijst der geplunderde huizen binnen Vlissingen, op 29, 30 sept, en 1 oct. 1787. in piano. 1967 Vlissings redens lusthof, enz., uytgeg. bij de VI. reder.camer: De blaeu acolye. Vliss., 1642. 4°. 1968 P. J.WinterTromp, Vlissingen, in zangen. Dordr.,17 93 . 80. 1969 T. Speeleveldt, 1808, zoo even bij Walcheren vermeld. 1970 A. P. Lammens, Bapport des evenemens, qui ont en-lieu avant, pendant et apres le bombardement de la ville de Plessingue, delivre au gouvernement. (Pless. ?) 1810. 8°. 1971 A. Moens van Bloois, Scbetsen uit de gescbiedenis der stad Vlissingen. Zeeland, 1855, bl. 167. 1972 G. Vrolikhert, Vlissingsche kerkbemel of levensbeschrijving van al de herv. leeraren van 1572 tot beden te VI. enz. Vliss., 1758. 8°. 1973 J. J. Brahe, Kerkel. redev. ter inwijding van het nieuvve orgel te Vliss. in de St. Jacobs of Groote kerk in 1769. Midd., 1769. 4°. 1974 Dicktregelen bij de inwijding der vernieuwde Oostkerk te Vliss. in 1752. Midd., 1752. 4°. •1975 Twee brieven van een Zeeuwscb beer .... omtrent de .... onlusten in Zeeland, voornam. wegens het bouwen eener roomscbe kerk te Vlissingen. Amst., 1779. Zie Levensber. van J. W. te Water, destijds predikant aldaar, bl. 29 vv.
Zeeland.
181
1976 W. Kjmijzer, Eedev. bij de inwijding van den vernieuwden banjaard in bet gasthuis te Vlissingen. Vliss,, 1793. 8°. 1977 Gedenkschrift der oprigting van bet standbeeld voor M. A. de Euyter te Vlissingen in 1841, m. pi. Vliss., 1842. 8°. 1978 Het voormalig stadhuis te Vlissingen, m. pi. Z. V.-A.,1846. 1979 A. E. Tromp, Geschiedk. overzigt van den aanleg en de gemaakte veranderingen aan bet dok der marine te Vlis¬ singen enz. 8°. 1980 J. Ermerins, Histor. verb, over 't kasteel van Bamme. Teens. Verbh. Z. Gen., III. 133—176 en XII. 2. 91. 1981 H. Q. Janssen, Naamsafleiding van Souburg. Bijdr. Z. VI., III. 92. 1982 (M. C. Paspoort van Grijpskerke), De gemeente Oosten West-Souburg, eene statistiscbe bijdrage tot de plaatsbescbrijving van Zeeland, uit ecbte bronnen zamengesteld. Midd.,1860. 8°. 1983 H. J. Schimmel, Het ronde putje. Een [Walchersche] volkssproke. In S.'s Verspreide gedicbten. Amst., 1852. Het ronde putje is een kleine vijver aan den straatweg tusscben Middelburg en Vlissingen. 1984 Over de afdamming van bet Sloe. Middelb., Gebr. Abra¬ hams, 1843—44. 8°. Over dit onderwerp zijn destijds gedrukt: een stuk van D. Dronkers, 2 van J. ab Utrecht Dresselhuis, 2 van B. P. G. van Diggelen, een van S. be Wind. (Zie boven, bij Walcberen, in 't algemeen.) Veere. Zie Catal. Er. Muller, 1859, N0. 2586—90. 1985 H. van Wijn, Onderzoek naar den tijd der regering van Wolfaard II en III, heeren van Vere uit den huize van Borselen. Midd., 1837. m. geslachtlijst. 8°. 1986 Markgr. Vere. Zie bij Vliss., Catj. 1987 J. Ermerins, Beschrijving der stad Vere, m. pi. Midd., 1790—92. m. 1 pi. 8°. Een gedeelte zijner straks vermelde Zeeuwsche oudheden. 1988 Zeeuwsche oudheden — behelzende de heeren van Vere u. d. buize van Borssele. Midd., 1786. m. pll. 8°.
182
Zeeland.
1989 J, W. te Water, Redev. ter eere en over de verdiensten des geslachts van Borssele. Midd., 1755. 4°. 1990 The staple contract, betwixt the burrows of Scotland and Campvere in Zealand. Edinb., 1749. 8°. 1991 J. Yair, Account of the Scotch trade in the Netherlands and the staple-port in Campvere. London, 1776.8°. Zeer zeldz. 1992 M. J. van Visvliet, Spec. jur. publ. de origine privv. mercatoribus Scoticis in urbe Vera concessorum, pro gr. defM m. Junii 1786. L. B., 1786. 4°. 1993 J. van Iperen, 200jarig jubelfeest der Nederlandsche vrijheid, of plegtige redev. ter ged. der afwerpinge van het Spaansche juk, uitgesproken d. 3 mei 1772, met bijlagen. Midd., 1772. 8°. 1994 Hist, redev. bij het ontdekken der gedenknaalde opgericht ter eere van Joannes van Miggrode, eersten en voorn. kerkhervormer van Zeeland, op 1 dec. 1773 uitgesproken, m. afbb. Amst., 1774. 8°. 1995 J. Renier, De verdiensten van Joannes van Miggrode omtrent de hervorming in Zeeland, en bijz. in de stad Vere, of 200jarige gedachtenisrede ter zijner eere, met aantt. Midd., 1827. 8°. 1996 A. Andriessen, Inhuld. van Z. D. H. Willem Karel Henrik Eriso als markgr. van Vere in 1751. Amst.,1751.m. pi.fob 1997 J. van Iperen, Inhuld. van Willem V, als markgraaf van Vere, d. 28 mei 1766; met inlassching van aanm. t. ophelder. der Vad. Hist. Midd., 1767. m. pi. fol. 1998 J. Renier, Nieuwe naamlijst der predd, in de H. gem. van Vere, sedert d. j. 1572, verbeterd en m. opheldd. en geschiedk. aanmerkk. Midd., 1834. 8°. 1999 J. Marinissen, Verzameling van eenige stukken van het edele handbogenhof te Vere. Vere, 1786. 4°. 2000 lets van H. A. Tolle. Vere, 1790. 8°. Waarin een uitvoerig berigt omtrent de rederijkerskamer te Veere. Hij schreef over dit onderwerp onder de zinspreuk: Houdt Altoos Trouw. 2000rVerhaal van het verrichte te Vere op 18 febr. 1795. Vere, z. j. 8°.
Zeeland.
183
2001 A. Moens van Bloois, De rederijkkamer te Veere. Z. V.-A., 1841, bl. 70. 2002 Nagtglas, Een bouwval in Nederland (Vere). Klaagl. Jerem. I: 1. Vad. Letteroef., 1859, N0. XII, bl. 533—47, 2003 M. Verbrugge, Het kasteel Zandenburg op bet einde der 13e eeuw, Z. Y.-A. 1839, bl. 95. 2004 K. C. H. Homer, Een koninklijk bezoek op Zandenburg. Zeeland, 1855, bl. 63. 2005 J. Ermerins, Het kasteel en kapittel van Zandenburg. Zie zijne Zeeuwsche Oudhh., III. 2006 Zeeuwsche oudheden (Zandijk, Vrouwenpolder, Schellach, Oostkapelle, Westhove, Duinbeek, Zoetendale, Popkensburg en St. Laurens). Midd., 1780. m. pll. 8°. 2007 Beschrijving van het hof Soetendaal in Walcheren. Xaaml. van gehuwden enz. te Midd., 1833. 2008 0. P. E. Robide van der Aa, Het kasteel Popkensburg. In: Oud-Ned., in burgten en kasteelen geschetst. Nijm., 1844. m. pi. 4°. 2009 Inteek. op kunstpll. van de buitenplaatsen Van 't eiland Walcheren, met beschrijv. Midd., Joh. Abrahams, 1783. groot langw. 4°. Is bij eene plaat gebleven: St. Jan ten Heere of Kerkwerye; door (J. W. te Water), volgens zijn eigen levensberigt (1823), biz. 387. 2010 C. P. E. Robide van der Aa, De ridderhofstad Westhoven. Oud-Ned. in burgten enz. 2011 J. van Lennep en W. J. Hofdijk, De kasteelen Westhoven, Aldegonde, Sandenburgh. In :Merkw. Kasteelen in Ned. 2012 Affbeeldinghe van de over oude rariteyten aen de strandt ontrent Dombnrch gevonden in 1647, gegraveerd door S. (?) van Schuylenburgh. ('s Hage,) 1647. fol. Dit was de aanvang van eene menigte oudheidkundige stukken, die over de altaren der plaatselijke godin Nehalennia sedert geschreven zijn: door M. Z. Boxhorn (1647), 2 stukken; door een onbekende, in 't zelfde jaar,* J. N. Treytel (1725); W. C. H. van Lund en van Butters wijck (1796); Ch. Pougens
184
Zeeland.
(1810); J. ab Utrecht Dresselhuis (1827), in den Vriend des Vaderlands, voor dat jaar; C. A. Kethaan Macare (1838 en 1856); L. J. F. JaNssen (1845) enz. 2013 L. J. F. Janssen, De ondergang der Nehalennia- en andere beelden te Domburg. NehaL, 1849, biz. 161. 201 4 De genius van bet strand bij Domburg. In NehaL, II. biz. 211. Midd., 1850. kl. 8°. 2015 (J. W. te Water,) Over de Dea Burorina, op een ouden steen te Domburg gevonden. N. Verhh. Z. Gen., I. 1807. 112 (212), 255—278. 2016 J. Bal Snijders, Het badpaviljoen te Domburg. Z. V.-A., 1843, biz. 70. 2017 J. G. F(rederiks), Domburg. Midd., Altorffer, 1819.kl. 8°. 2018 H. Q. Janssen, Domburg in het begin der 17e eeuw. Bijdr. t. d. Z.-Vl. O. en G.-kunde. Y. 179. 2019 C. A. Bethaan Macare, Eene heidensche oflerplaats op Walcheren (bij Seroosherlce), m. * steendr. Uit: Archief v. 't Z. Gen., 4e st. Midd., 1859. Schouwen en Duiveland. 2020 J. Ermerins, Z. oudhh., of beschr. der eil. Schouwen en Dui¬ veland, in't bijz. het rechtsgebied van Zierikzee genaamd Poort-ambacht, de heerlh. Noordgouwe en het ambacht St. Jeronimus-Polder. Midd., 1797. 8°. 2021 H. M. C. van Oosterzee, Schouwensche legende. (Cads., 1858.) 2022 A. Moens van Bloois, Een zomerdag in Schouwen, 1470. Zeeland, 1852, bl. 3. Zierikzee. Zie Catal. Muller, 1859, N0. 2635—39*. 2023 J. de Kanter Phz., Chronijk van Zierikzee. Zierikzee, 1794. 8°. — 2e veel vermeerd. uitgave, aldaar, 1795. 8°. 2024 O. Groeneyk, Kronijk van Zierikzee, ten vervolge op de Kanter, en: 2025 Nadere verbeteringen van denzelfden op dezelve; beide te Zierikzee, 1821. 8°. 2026 J. H. van Dale, vereeniging van de gilden der stad Zierik¬ zee, om de regten der stad te handhaven, enz. van 18 maart 1425 (26). Bijdr. t. d. Z. Yl. O. en G.-kunde. V. 372.
Zeeland.
185
2027 J. van de Velde, 200jarig jubelfeest, ter gedagt. der verloss. van de stad Z.-zee nit de Sp. dwingelandij, gevierd 7 nov. 1776 in eene kerkel. leerr. over Ps. 66 vs. 12, met aantt. Z.-zee, 1777. 8°. 2028 S. de Kok, Historisch verhaal wegens het gebeurde omtrent bet verschrikkelijk oproer, d. 24 sept. 1787, binnen Zierikzee; in rijm. Zierikzee, 1787. 4°. 2029 A. Camphuysen, Orat. de Liev. Janss. Lycbnite, rec. xvn kal. oct. 1772. Z.-zeae, 1772. 4°. 2030 Eedev. (over L. J. Keersemaker), Gouvern. van Z.-zee en Zeeland beoosten Schelde, vert, door C. v. D. Grijp, met bew. en bijl. door Mr. A. J. de Ruever. Midd., 1778. 8°. 2031 N. E. Ernst Vetten, L. J. Kaarsemaker, en: 2032 Nog een blik op denzelven. Yad. Letteroef., 1850 en 1853. 2 st. 8°. 2033 W. J. P. Kroef en J. Eerman, Feestrede en dicbtstuk bij het 3e halve eeuwfeest van het ontzet van Zierikzee. Z.-zee, 1827. 8°. 2034 A. Moens van Bloois, Het beleg der stad Z.-zee door de Spanjaarden in 1575 en 1576. Z. V.-A., 1838. 2035 J. Berman, Beschrijving van de St. Lievens Monsterkerk, te Zierikzee, op 7 oct. 1832 door brand ten eenenmale verwoest, met 4 pi. Zierikzee, 1834. 8°. 2036 Ditzelfde is ten zelfden jare herdrukt met eenigzins veranderden titel, te Alkmaar, met 3 pll. 8°. De naam des schrijvers komt hier achter de voorrede voor. Het is een paar bladzz. vergroot geworden. 2037 Een lets wegens deze kerk, door ?, was geplaatst in den K.- en L.- Bode, 1832, N0. 45; waaraan door mij iets werd toegevoegd in den K.- en L.- B., 1832, N0. 47. 2038 H. M. C. van Oosterzee, Alles vergeefsch, m. pi. (Bevat veel wetenswaardigs over den onvolkomen kerktoren te Z.-zee). Zeeland, 1856. bl. 152. 2039 W. Lootens, Beschr. van het orgel in de groote kerk te Zierikzee. Z.-zee, 1771. kl. 8°.
186
Zeeland.
2040 P. J. Andeeae, Geschied. def Ev.-Luth. gemeente te Z.-zee. Utrecht, 1845, 8°. Zie' Schultz Jacobi en Doraela Nieuwenhuis, Bijdr. t. d. g. der Ev,-L. kerk. 6e st. 2041 (,...) Proeve eener geneesk. historie der stad Zierikzee. Zie: Natuur- en Geneesk. Corresp. Soc., le dl. 3e afd. bl. 145 en vv. 2042 J. A. Dompeling, Leerrede bij de oprigting der nieuwe Z.-zeesche visscherij, gehouden in de Groote kerk, 28 nov. 1819, en aanspr. en gebed bij bet uitvaren der eerste haringschepen, in de Kleine kerk, 14 junij 1820. Z.-zee, 1821.8°. 2043 In J. Macquet (van Zierikzee), Dichtliev. Uitspann. 3 din. Z.-zee, 1772. 8°. komt voor, alles in versmaat: Oesterneering en visscherij te Zierikzee. De oorsprong van het heulen. Meereederij te Zierikzee. De lotgevallen van Zierikzee. 2044 A. Moens van "Bloois, De zuidkust van het eiland Schouwen. Zeeuwsche V.-A. 1839, bl. 123. 2045 — —— — Het dorp Borrendamme. Zeeuwsche V.-A. 1836, biz. 75. 2046 — — Het klooster Zion (bij Noordgouwe), m. 1 pi. Z. V.-A., 1843, biz. 50. 2047 C. P. E. Bobide van dee Aa, Het slot Windenburg. In Oud-Nederl. enz. 2048 H. M. C. van Oosteezee, Windenburg, m. 1 pi. Cads., 1859. biz. 85. 2049 A. Moens van Bloois, Bommenede.Tx. V.-A., 1840. biz. 64 vv. 2050 H. M. C. van Oosteezee, Latijnsche school te Brouwershaven. Nehal., 1849, biz. 112. 2051 (N. E. Eenst Vetten,) Eeestviering bij de onthulling van het standbeeld van Jacob Cats, m. afb. Amst., 1831. 8°. 2052 J. ab Uteecht Deesselhuis, Het klooster Bethlehem (bij Elkerzee) in Schouwen, m. 1 pi. Z. V.-A., 1840, bl. 16. 2053 W. J. P. Keoef, Naamsoorsprong der dorpen Ellemeet en Elkerzee — en eener aldaar liggende hofstede de Hel Z. V.-A., 1836, biz. 156.
Zeeland.
187
2054 A. Moeks van Bloois, De toren van Westenschouwen, m. 1 pi. Zeeland, 1854, biz. 83. 2055 H. M. C. van Oosterzee, De kustlichttoren op het eiland Schouwen, m. pi. Z. V.-A., 1840. 2056 C. M. A. Simon van der Aa, Leven en daden v. Jan III, vijfden beer van Renesse, Moermont, Haamstede en Burght, m. pi. Z. V.-A., 1839. 2057 C. P. E. Robide van der Aa, Het slot Moermont. OudNederl. enz. 2058 D. Nieuwhof, burgerlijk en kerkelijk gedenkboek van Haamstede, deels ookvan Burgh. Tholen, 1857. m. 1 pi. 8°. 2059 J. van Lennep en W. J. Hoedijk, Haemstede. Merkw. kastt. in Nederl. Noord- en Zuid-Beveland. 2060 J. ab Utrecht Dresselhuis, Wandelingen door Zuid- en Noord-Beveland; een geschied- en oudheidk. school- en volksleesboek, m. steendrukpl. en kaart. Goes. 1833—37. 3 stukken. kl. 8°. 2061 Merkwaardige en niet min treurige omstandigheden van 't geen zoo den 21 oct. tot Cortgeene, als den 7 nov. tot Aagteherke, en niet minder op zondag den 9 nov. 1800 is voorgevallen enz. door zwaare winden, orkaanen enz. Middelb., J. Koene, z. jaar. (1800?) 8°. 2062 J. ab Utrecht Dresselhuis, De voormalige bouwval te Oud-Sabbinge. Z. V.-A., 1839, biz. 132. 2063 — Twee leerr. ter inwijding eener nieuwe gemeente en kerk te Wilhelminadorp en bevest. eens leefaars aldaar. Goes, 1841. 8°. Vooraf: Historische beschrijving van den W.-polder. 2064 J. Ermerins, Z. oudhh. of beschr. van Zuid-Beveland in 't gemeen, en het verdronken Zuid-Beveland in het bijzonder. De heerlijkheden Valkenisse, Waerden, Krabbendijke en Kruiningen. Midd., 1793. 2 st. m. pi. 8°. 2065 H. W. C. A. Visser, Reis door Zuid-Beveland. In zijne Nieuwe Bijdr., II. 3. biz. 425 en vv. 2066 J. F. B(osdijk), Het land van Ter Goes. In den Goesschen tongval. (Alg. Letterl. Maandschr. Rott.) 1841. 8°.
188
Zeeland.
2067 H. M. C. van Oosterzee, Eene Z.-Bevel. overlevering. Cads., 1859, biz. 63. 2068 J. ab Utrecht Dresselhuis, Het testament van Vertielt, gesteld in het jaar 1308. Eene bijdrage tot de kennisvan Oud-Zuid-Beveland. Zeeland, 1853. Goes. Zie Cat. Er. Muller, 1859, N0. 2267—71. 2069 Maandboekje der stad Goes, over de jaren 1826—32. Goes, E. Kleeuwens, 1827—32. 8°. Hierin is geschiedk. mengelwerk, n Kleine bijdragen over Zuid-Beveland," vooral van de hand van Ds. J. ab Utrecht Dresselhuis. 2070 W. P. de J(onge,) Korte schets wegens den oorsprongen de stichting der stad Goes, met betrekking op derzelver gewigtige gebeurtt. tot op 1630, voorafgegaan door een kort woord wegens het eerste bestaan van Zeeland en Zuid-Beveland. Goes, Wed. C. W. de Jonge, 1847. 8°. 2071 (L. P. van de Spiegel,) Historic van de satisfactie, waarmede de stad Goes en het eiland van Zuid-Beveland zich begeven hebben onder het stadhouderschap van Prins Willem van Oranje, in 1577. Goes, 1777. 8°. 2072 Catalogus der verzameling van voorwerpen betrekkelijk geschiedenis en oudheidkunde, ten stadhuize van Goes, met 3 bijlagen: 1°. van de lijst der gildegoederen, 2°. de lijst der archieven der boogschuttersgilden, 3°. de lijst der verzamelingen brieven en handteekeningen. Goes, 1859. 4°. 2073 S. Piccardt, (Archivaris), Bijzz. uit de geschied. der stad Goes. Voorlezingen gehouden in 1860—61, vermeerd. met bijlagen en uitvoerig register. Goes, E. Kleeuwens en Z., 1861. aflev. 1 en 2. gr. 8°. Yoorafgegaan door een Prospectus. 2074 Kort verhaal van de plechtige afdanking en het op nieuw installeeren der gewapende burgerij binnen de stad Goes, op 30 nov. 1797. Goes, z. jaar. 8°. 2075 K. C. H. Eomer, De kloosters te Goes. Z. V.-A., 1845, biz. 3. 2076 g De processien ter eere der Lieve Yrouwe en des H. Sacraments te Goes. Ned. Archief v. Kerk. Gesch., YII (XVIH). Leyden, 1847.
Zeelaad.
189
2077 J. ab Utrecht Dresselhuis, De Herv. gem. te Goes en hare leeraren in 1846, benevens naaml. der Herv. predd. aldaar. Goes, 1847. JB0. 2078 E. B. Swalue, De Goessche kerk, m. pi. Z. V.-A., 1844, biz. 36. 2079 Hulde aan Mr. Jacob Valcke, m. opheldd. van J. ab Utrecht Dresselhuis (naar aanleiding van den grafsteen, geplaatst in de groote kerk te Goes). Z. V.-A., 1845. 2080 lets over den eerezerk op het graf van Frans Naerebout, in de Wandelkerk te Goes. Midd. Ct. v. 28 dec. 1819. Het opschrift is ook te vinden K.- en L.- Bode, 1820, N0. 2. I. 17 en v. Te dier gelegenheid kwam ook op F. N. eene lofrede nit met eenige aantt. door een der leden van het depart. T. N. v. 't A. (waarschijnlijk den Heer G. J..yan den Bosch). Goes, 1820. 2081 J. ab Utrecht Dresselhuis, De Waalsche gemeenten in Zeeland, voor en na de herroeping van het Edict van Nantes; eene bijdrage tot de geschicd. der Herv. kerk in de Nederlanden. Bergen op Zoom, 1848. 8°. 2082 F. J. Domela Nieuvvenhuis, Berigt aang. de Luthersche kerk te Goes. In: Bijdr. t. d. Gesch. d. Ev.-Luth. Gem., 6est. Utr., 1845. 8°. 2083 B. C. H. Eomer, De latijnsche school te Goes. Nehal., 1849, biz. 79. 2084 E. B. Swalue, Het slot Oostende te Goes, en de moerbezienboom van Jacoba van Beijeren op hetzelve. Z. V.-A., 1838, biz. 126. 2085 lets over de oude schutterijen en hare hoven, met derzelver opschriften, te Goes. Z. V. A. 1840, biz. 6. 2086 B. C. H. Bomer, Het smedengilde te Goes. Z. V.-A., 1847, biz. 1. 2087 De rhetorijkers te Goes, met een naschrift door H. M. C. van Oosterzee. Z. V.-A., 1844; biz. 10. 2088 J. ab Utrecht Dresselhuis, De rederijkers te Goes (eene nalezing). Zeeland, 1855, biz. 137. 2089 (E. B.) S(walue?), Het scheepje (op den toren der havenpoort) van ter Goes. Z. V.-A., 1838, biz. 102.
190
Zeeland.
2090 J. ab Utrecht Dresselhuis, Het monnikenhof onder Kattendijke. Nehal., 1849, biz, 145. 2091 J. te Water, Redev. uitgespr. 23 maart 1777 te Wemeldingey ter blijde 2e eeuwgedachtenisse der verlossioge van onder de Spaanscbe heersckappije door de verdraginge met Pr. Willem I, 22 maart 1577 voor Goes en Z.-Beveland. Midi, 1777. 8°. 2092 J. Ermerins, Beschrijv. der gewezene stad Rommerswale. Midi, 1788. 8°. Een gedeelte zijner straks. vermelde Oudheden. 2093 B. Hartog, Romerswaale, m. 1 pi. Z. V.-A., 1841, bl. 124# 2094 J. P. van Yisvliet, Het archief der voormalige stad Reimerswale.. NehaL, 1850, biz. 97. 2095 — — — Histor. bescbrijving der voormal. stad Reimerswaal. Archief Z. Gen., III. 1857. 2096 J. van Vloten, Reimerswaals trouw aan kerk en koning in 1566 en 67. Bijdr. Zeeuwsch Vlaand., I. 295. 2097 A. Loosjes Pz., Ewoud van Lodijke, of de ondergang van Romerswaal; treurspel; benevens eene bescbrijving dier stad. Haarlem, 1808. 8°. 2098 J. E. van Binsbergen, Korte geschiedenis der kerken cn gemeente van Schore en Vlahe. Zierikzee, 1845. 8°. 2099 E. B. Swaltje, Het voormalige nonnenklooster Jerusalem, te Bieselinge. Z. V.-A., 1843, biz. 3. 2100 S. de Wind, lets over het kasteel Hellenburg en het dorp Baarland, m. 1 pi. Z. V.-A., 1837, biz. 9. 2101 J. ab Utrecht Dresselhuis, lets over het slot en de heeren van Baarland. Z. V.-A., 1841, biz. 49. 2102 G. T. Callenfels, Keizer Napoleon in den polder de Zuidkraaijert. Zeeland, 1854, biz. 45. Tholen. Zie Cat. Muller, 1859, N0. 2550—52. 2103 J. Ermerins, Z. Oudhh., of beschr. van het eiland Tholen, het regtsgebied der stad, waaronder de heerlijkheden Schakerloo en Poortvliet, alsook de hooge heerlijkheden Vossemeer en Vrijbergen. Midd., 1794. Z. Oudd., dl. II, met een aanhangsel in dl. VIII. 8°.
Zeeland.
191
2104 Haudvesten, privilegien ende costuymen der stede en lande van Toolen. Geschreven door Jhr. ^Iatthijs van der Houve, en vermeerderd door K. van Alkemade en P. van der Schelling. HS. groot 30 en 40 bladen. 2 stukken. fol. bij mij. 2105 J. Ermerins, De stad Tholen. Z. Oudhh., VIIL 2106 H. A. Callenfels, Wapens die voorheen in de kerk van Tholen hingen. Zeeland, 1852, biz. 213. 2107 A. Moens van Bloois, De Hollare-polder, (ten noorden van Oud-Vossemeer). Z, V.-A., 1847, biz. 49. 2108 (J. W. te Water,) Brief over de rhetorijkkamer te Vosmeer. K.- en L.- Bode, 1805, N0. 10. Zie zijn Levensber., bl. 393. 2109 J. Verheye van Citters, De opkomst en aanwas van de ambacktsheerlijkheid Poortvliet (nagelaten verhand.), m. k. Nehal., 1850, biz. 1. 2110 J. Was Jz., HetKapoenhof onder St. Maartensdijk. Z. V.-A. 18.47, biz. 69. 211 1 Het St. Jacobs-gilde te St. Maartensdijk. Nehal., 1850, biz. 221. 211 2 lets over de graftombe der van Borsselens van St. Maartensdijk. Zeeland, 1854, biz. 165. 211 3 De afbb. van Jacoba van Beijeren en Frank van Borsselen te St. Maartensdijk. Zeeland, 1853. 211 4 De doopsgezinden in het eiland Tholen, voornamelijk te St. Maartensdijk in de XVII® eeuw. Zeeland, 1852, biz. 35. 211 5 lets over de confrerye of gilde van Cloveniers te Scherpenisse, in het eiland Tholen. Z. V.-A., 1841, bl. 3. 2116 A. Geluk J.Az., Eenige bijzonderheden omtrent het voormalige dorp Schaaherloo, gelegen bij Tholen. Tholen, 1848. 8°. Voormalig Staatsvlaanderen (thans 5e district van Zeeland). 2117 (J. Wagenaar,) Tegenwoordige staat der Nederl. 2e dl. XV—XIX hfdst. (de Generaliteitslanden). m. k. en pi. Amst., 1740. m. pi. 8°.
192
Zeeland.
2118 B. Hunnius, Het Staatische Vlaanderen of de Zeeuwsche buise, met de veranderinge die 't zeewater aan de Zeeuw¬ sche eilanden gegeven heeft, en die, dewelke het nabuirig Vlaanderen is overgekomen enz. Middelb., (1718). kl. 8°. Zie ook boven. 2119 Description abregde geographique et historique du Brabant Hollandais, et de la Flandre Hollandaise. Paris, 1748. av. fig. 12°. — Brux., 1788. 8°. 2120 J. Ermerins, Eerste stichting en lotgevallen van sommige plaatsen ten 0. en ten W. der Schelde gelegen (deels int deels buiten het vijfde distrikt, in Belgie, als: Zandvlie, Beveren, Calloo, Doel, de schansen Frederik Hendrik en Blaauwgaren, Saftingen, Ossendrecht, Kruisschans, Lillo, Liefkenshoek, Woonsdrecht, Hildernisse en Borchvliet). In Verhh. Zeeuwsch Gen., Dl. V, biz. 1—64. 2121 W. A. Bachiene, Geograph. en historische beschrijving van Staats-Vlaanderen. Amst., 1794. 8°. 2122 Adr. Uyttenhooven, lets over Staats-Vlaanderen in 1794. Adres aan H. H. M. Zeeland, 1854, biz. 276. 2123 J. J. de Smet, Essai sur les noms des villes et communes de la Flandre Occidentale et de la Flandre Zelandaise. Mem. de PAcad. E. de Bruxelles. T. XXV. 1851. 4°. 2124 H. Q. Janssen en J. H. van Dale, Bijdragen tot de oudheidkunde en geschiedenis, inzonderheid van Zeeuwsch Vlaanderen. Midd., 1856—61. Deel 1—5, voorafgegaan door een Prospectus. 8°. 2125 A. E. Gheldolf, Aanteekk. op de bijdragen tot de oud¬ heidkunde en geschiedenis, inzonderheid van Zeeuwsch Vlaanderen. Bijdr. Z. VI., V. 4. 212 6 Historische bijzonderheden uit Staats-Vlaan¬ deren, ontleend aan Dr. Snellaert. Bijdr. Z. VI., III. 296. 2127 J. E. Eisseeuw, De heidens in Staats-Vlaanderen. Zeeland, 1853, biz. 3. 2128 J. van Vloten, Geuzentochten in Staats-Vlaanderen, in den zomer en herfst van 1572. Bijdr. Z. VI., III. 382. 2129 H. A. Callenfels, Schets van Staats-Vlaanderens westelijk deel, in 1604; gedeelte eener voorlez. Cads., 1859, biz. 52.
Zeeland.
193
2130 J. E. Risseeuw, lets omtrent de vraag: of Heydenzee gezocht moet worden in het westelijk deel van StaatsYlaanderen, en of dit gewest tot Zeeland behoorde, en de zuidelijke grens dier provincie daarstelde. Cadsandria, 1854, biz. 107. 2131 J. H. van Dale, Arcbieven van het aloude Collegie 's Lands van den Vrije. BijdivZ. VL, 1. 359. 2132 — — — Mentet Haykens [en zijne geschriften, waaronder: Historische kronijk van het Oost-Vrije (Statenbodem)]. Cads., 1854, biz. 3. 213& J. H. yan Dale, reglement voor de scheepvaart en de heffing der tollen op het Zwin, van d. j. 1252. Bijdr. Z. 0. en G., Y. 1 2134 J. D. yan der Heim, De aquae superfluae in Flandria emissione, ejusq. inter Neerlandiam et Belgiam ordinatione per convent, d. 20 maji 1843 Gandavi factum, pro gr. def. m. maji 1844. Lugd.-Bat. 8°. • 2135 Cadsandria. Jaarboekje, door van Dale. 1854—59. Gedr. te Schoondijke. kl. 8°. Sluis. Zie Cat. Fr. Muller, 1859, N0. 2545, 2136 J. ab Utrecht Dresselhuis, Het distrikt van Sluis in Vlaanderen beschouwd in deszelfs wording, natuurlijke, burgerlijke en zedelijke gesteldheid. Midd., 1819. 8°. 2137 Maandblad voor het district Sluis. Sluis, 1823—30. 8°. Hierin komen vele belangrijke bijdragen tot Zeeuwsch Vlaanderen betrekkelijk voor. 2138 P. Meesters, Berigt van inteekening op: Geschiedkundige bijzonderheden betrekkelijk de stad Sluis in Vlaanderen, m. pi. en kaarten, Sluis, 1829. geraamd op 16 vellen 8°. Dit berigtj in folio gedrukt, werd herhaald in 1834, en het werk toen geraamd op 25 vellen. Doch gebrek aan deelneming en de dood des schrijvers, kort daarop (1837) gevolgd, deden het plan mislukken. Het HS. werd door den schrijver aan de stad Sluis geschonken, alwaar het op het Archief berust. 2139 J. ab Utrecht Dresselhuis, De oorsprong en opkomst der stad Sluis. Zeeland, 1854, biz. 3.
194
Zeeland.
2141 J. H. van Dale, Brands chatting van Sluis, 1 oct. 1379. Bijdr. 0. en G. v. Z. Yl. L 177. 2142 — Een blik op het Sluis der 15e eeuw. Cads., 1859, biz. 135. 2143 J. yan Vloten, Sluis in 1566. Bijdr. Z. VI., III. 288. 2144 J. H. van Dale, Keuren en voorregten der vleeschhouwers te Sluis, in 1579/ Bijdr. Z. YL, IIL 291. 2145 J. ab Utrecht Dresselhuis, Beleg van Sluis in 1587, m. 1 pi. Zeeland, 1852, biz. 149, en 3 vervolgen: Zeeland, 1853, biz. 297; 1854, biz. 116; 1856. biz. 228. 2146 Histoire remarq. et verit. de ce qui s'est passe par chacun jour au si&ge de la ville d'Ostende de part et d'autre, et au siege de LEscluse; — et continuation des sieges etc. Paris, 1604. 2 parties. 8°. 2147 Beduction de la ville de I'Escluse. Ensemble ce qui s'est passe dep. le 17—19 de ce mois. Avec les artt. accordez. Paris 1604. 8°. 2148 Een nieuw viktorieliedt v. Z. Pr. Ex. graaf Maurits van Nass. ende van de — overwinninghe der stercke stadt Sluys in YHaenderen. Z. j. of pi. (1604). In piano, met eene houtsn. 2149 J. H. van Dale, De aanslag op Sluis, in het jaar 1606, beschouwd in betrekking tot de overlevering, aangaande Jantje van Sluis. Cadsandria, 1855, biz. 3. Over denzelfden, zie ook het volgende. 2150 J. Egberts Risseeuw, J. v. SI., de oudste klok&enist van Vlaanderen. Cadsandria, 1856, biz. 91 en 100. 2151 P. Meesters, Mislukte aanslag op Sluis in Vlaanderen, den 12 junij 1606, een kluchtig heldenbedrijf. Amst., 1833. 8°. 2152 Nic. Antonii vander Delien, Nissi of gedenckteecken opger. t. gedacht. van de — verlossinge nu onlangs in Vlaenderen — ghesciet, als de Spanj, Cadsant met gewelt meynden in te nemen (in dichtmaat). Middelburgh, 1621. 4°. 2153 J. H. van Dale, De pest te Sluis, in de eerste helft der 17e eeuw. Bijdr. Z. YL, III. 180.
Zeeland.
195
2154 J. H. van Dale, De pest te Sluis, in de tweede helft der 17® eeuw, Bijdr. t. d. 0. en G. v, Z. Vlaand., IV, 1, biz. 117—135. 2155 P. de Kok, De Saltzburgsche emigranten in het land van den Vrije van Sluis, ten jare 1733, en de Luthersche gemeente te Groede. Cads,, 1857. biz. 114. 2156 J. Bagelaar, Sluys in Ylaanderens eerste dank- en gedenkdag wegens de ontruiming der stad, enz. door de Branschen, d. 28 jan. 1749, aldaar gevierd met eene kerk. redev. Waarin ook een kort verhaal van het voorgevallene. Dordr., 1749. 4°. 2157 Verhaal van het beleg van Sluis door de Franschen in 1794, met 2 kaarten. Amst., 1822. 8°. 2158 P. Meesters, Mislukte aanval op Staats-Vlaanderen, door den Vicomte de Pontecoulant en Dr. Gregoire, in oct. 1830; een kluchtig heldenbedrijf. Amst., 1833. 8°. 2159 Ceuren, costumen ende statuten der stad Sluis, Waterrecht ende Nieumuyden. Middelb., 1624. 4°. 2160 Masson, Burgem. van den Vrije, Brief over de stichting en oudheid van het kasteel te Sluis in Vlaanderen, van aug. 1794, medegedeeld door M. S(labber) te Goes. K.- en L.-B., Januarij 1826. 8°. 2161 H. A. CALLEtfFELS, Verded. van het gevoelen van den Heer Masson over een opschrift in den muur van (dit) kasteel, tegen het A. L. M., dl. X, st. 4. K.-'en L.-B., Febr. 1828. 216 2 Het kasteel van Sluis in Vlaanderen. Zeeuwsche Volks-Alm., 1842, biz, 9. 2163 J. ab Utrecht Dresselhuis, Het kasteel van Sluis in Vlaanderen. Z. Volks-Alm., 1842, biz. 26. 2164 Het kasteel van Sluis in Vlaanderen. Zierikzee, van de Velde Olivier, 1845. 8°. Overdruk van den Zeeuwschen Volks-Alm., en dus waarschijnlijk van N0. 2124 en 2125. 2165 J. van Lennep en W. J. Hofdijk, Het kasteel van Sluis. Merkw. kasteelen van Nederland.
196
Zeeland.
2166 J. H. van Dale, Overlevering betrekk. bet kasteel van Sluis. Bijdr. Z. VI., II. 202. 2167 H. Q. Janssen, Het observanten-klooster te Sluis. Bijdr. t. d. Oudbeidk. en Gescb. v.-Zeeuwsch Ylaand., I. 3. 2168 C. A. Vervier. Der Sluizenaren vrijdom van slavernij in Barbarije. Bijdr. Z. VI., III. 160. 21()9 J. Egberts Risseeuw, lets omtrent de vonnissen van bet waterregt te Damme en van bet reglement van tol en navigatie op bet Zwin. Bijdr. 0. en G. K. v. Z. VI. III. bl. 28. 2170 H. Q. Janssen, St. Anna ter Mwden, bescbouwd als plaats, sedert bet ontstaan der stad Mude in 1241, en als Cbristel. gemeente van den aanvang der 16e eeuw tot op onze dagen; m. zegel. Midd., 1850. 8°. 217 1 Een 'blik op St. Anna ter Muiden in 1330. Zeeland, 1853, biz. 165. 217 2 Nalezingen aangaande St. A. t. M. Cadsandria, 1855, bl. 1^5 en 1856, biz. 59. 2173 H. A. Calleneels, Over St. Anna ten Vrije. Zeeland, 1853, biz. 187. 2174 H. Q. Janssen, Monmketeede, met eene aant. daarover door J. H. van Dale. Cadsandria, 1854, biz. 73. Verloren gegane stad ten Z. W. van Sluis, even over de rijksgrenzen bij Hoeke. 2175 J. H. van Dale, Het eilandje Koezand (in de Wielingen). Cadsandria, 1855, biz. 100. 2176 H. A. Callenfels, lets over Kadzand.Nebal., 1850. bl. 281 2177 J. H. van Dale, Oorspr. naam van bet dorp Kadzand. Bijdr. Z. VI., II. 203. 2178 — — De St. Sebastiaans-gilde of het gilde der bandboogschutters te Kadzand. Cadsandria, 1854, biz. 102. 2179 — Haamsafleiding van den Antwerper polder . in Kadzand. Bijdr. Z, VI., 1. 181. 218 0 DeheerlijkheidRres&ens. Bijdr.Z.VI.,II. 115. 2181 H. Q. Janssen, Groede. Bijdr. O. en G. Z. VI., 1858, biz. 313. 2182 H. A. Callenfels, Over de oudheid van Groede. Bijdr. Z. VI., IV, 330—339.
Zeeland.
197
2183 H. Q. Janssen, Toevoegselen betrekkelijk Groede. Bijdr. Z. VI., IV. 340—354. Zie ookx reeds Bijdr,, III. 313 v. 2184 J. C. Scheltz Jacobi, De Evangel. Luth. gemeente te Groede in het land van Katzand. In: Bijdr. t. d. gesch. d. Luth. gem. in Ned., door hem en Dom. Nieuwenhuis. 5e st. 1844. 2185 J. ab Utrecht Dresselhuis, lets over Oostburg. * In: Vriend d. Vad., dl. V (1831), biz. 275 vv. 2186 H. A. Callenfels, Yoorlezing over Oostburg. Cadsandr., 1854, biz. 31. 2187 — — Historie van Oostburg van 750 tot 1000. Yoorlezing, Cads., 1855, biz. 22. 2188 — — Bedding van Oostburg. in 1830. Zeeland, 1855, biz. 115. 2189 J. E. Bisseeuw, lets over Oostburgs kerkelijken toestand in de 16e eeuw. Bijdr. Z. VI. VI. 98. 2190 J. H. van Dale, Instorting der St. Eloois-kerk te Oost¬ burg. Cadsandr., 1856, biz. 105. 219 1 Brand in de St. Eloois-kerk te Oostburg, in 1714. Cads., 1856, biz. 135. 2192 J. E. Bisseeuw, Het Benedictijner klooster of het huis van Sint Pieter te Oostburg. Oostb. 1860. 8°. 2193 J. H. van Dale, Naamsafleiding van Aardenburg, (eene aanteek.). Cads., 1856, biz. 138. 2194 J. ab Utrecht ' DrEsselhuis, Oud-Aardenburg en deszelfs handel in het begin der 14e eeuw, met 2 pi. en bijvoegsel. Leiden, 1844, Werken M. d. N. L., dl. VI. 8°. 2195 G. P. Boos, Aanmerkk. bij den plattengrond van Bodenburg of Aardenburg. Nalezing op J. ab Utrecht Dresselhuis. Cads., 1856, biz. 140. 2196 J. H. van Dale, Keuren der stad Aardenburg in de 14e eeuw. Cadsandr., 1856, biz. 3. 2197 G. P. Boos, Oude plaatsbenamingen, nit een Aardenburgsch register van landerijen van 1495. Bijdr. Z. VI,, I. 221. 2198 Anthony Peursens, Burgem. aldaar, Histor. verhaal van de attacque, welke de Eranschen op de stad Aardenb. op 26 en 27 junij 1672 hebben gedaan. (geschr. Mei 1674). J. Scheltema, G. en L. Meng., Y. A 112 en vv.
198
Zeeland.
2199 ... Beekman, vaandrig, Waarachtige verklaringe van de slag en Let gevecht van Aerdenburg jegens de Pransclien, die de stad wilden innemen. J. Scheltema, t. a. pi. bl. 184 en vv. (1672) 4°. 2200 P. Meesters, lets tot toelichting van de verdediging van A. tegen de Branschen, d. 26 en 27 junij 1672. Kec. o. d. Eec. 1835. n0. 5. 2201 P. Moens, Eerkrans voor Aardenburg. Amst., 1788. 4°. 2202 J. Nieuwenhuizen, Verhand. over de stad Aardenburg en derz. lotgevallen tot op den vijand., doch mislukten, aanval door de Franschen op die stad in 1672. Gedrukt achter: zijne leerr. over Ps. LXXXVI. 11—13. Amst., 1798.^8°. 2203 P. Moens, lets over Aardenburg en deszelfs lotgevallen. In: Yriend d. Yad., 1830, N0. X, biz. 732 vv. 2204 Costumen en privilegien der stad A. Middelb. 1778. 4°. 2205 H. Q. Janssen, De pelgrims naar de Lieve-Yrouwe te Aardenburg in 1421. Bijdr. Z. VI., I. 329. 2206 J. H. van Dale, Beroerte van Onze-Vrouwekerk te Aar¬ denburg. Bijdr. Z. VI., III. 308. 2207 H. Q. Janssen, Het openbare uurwerk te Aardenburg, op den noordertoren der Lieve-Vrouwekerk in 1397. Bijdr. Z. VI., I. 161. 2208 J. H. van Dale, Slooping der Maria-kerk en herstelling der St. Bavo-kerk te Aardenburg in 1625 en 26. Bijdr. Z. VI., I. 166. Vervolg, aldaar, III. 87. 2209 H. Q. Janssen, De bediening der mis op het stadhuis te Aardenburg. Bijdr. Z. VI., I. 173. 221 0 Het begijnhof te Aardenburg, hervormd tot een klooster van de derde orde van St. Franciscus. Bijdr. Z. VI., I. 332. 2211 J. H. yan Dale, Het hof van Bavestein te Aardenburg. Bijdr. Z. VI., II. 367. 2212 H. Q. Janssen, De Doopsgezinde gemeente te Aardenburg en haar edel gedrag in 1672. Zeeland, 1855, blz. 3. 2213 A. E. Gheldolf, Bijzonderheden betreffende de Doopsgezinden in en rondom Aardenburg. Bijdr. Z. VI. V. 193.
Zeeland.
199
2214 J. H. van Dale, Bouwstoffen voor de gesch. der Doopsgezinde gem. te A., gedur. de eerste halve eeuw van haar bestaan. Bijdr. Z. VI. VL 1. 2215 Vernieuwde keuren van A., van 17 Oct. 1330, gecopieerd door A. E. Gheldolf. Bijdr. Z. VI. VI. 57. 2216 J. H. van Dale, Pest te Aardenburg, in 1583. Bijdr. . Z. VI., III. 83. 221 7 Tiendweigering van de vrijlaten in Aardenburger ambacht, beooster en bewester Ee, in 1477. Cads., 1859. bl. 3. 221 8 lets over de stichting van de kerken der Hervormden te Zuidzande en Nieuwvliet in 1658 en '59. Bijdr. Z. VI., Til. 209. 221 9 Oprigtiug van bet St. Sebastiaans gilde te St. Kruis. Bijdr. Z, VI., III. 293. 2220 De Usen- (Ista-) polder. Bijdr. Z. VI., II. 102. 2221 Grafschriften in de kerk der Hervormden te Dzendijke. Bijdr. Z. VI., II. 373. 2222 J. Was, lets over bet zoogenaamd Keigerbosch onder IJzendijke. Z. Volks-Alm., 1845, biz. 39. 2223 — Oorsprong en lotgevallen van bet dorp Water* landkerkje in Zeeuwsch Vlaanderen. Z. Volks-Alm., 1846, biz. 53. 2224 Het opgraven en begraven van de kermis. Eene volksvermakelijkheid in Zeeuwsch Vlaanderen, voornam. op het dorp Waterlandkerkje. Zeeland, 1853, biz. 55. 2225 J. J. Baepsaet, Note sur la ddcouverte de caquer le hareng, faite par G. Beukels, pilote de Biervliet; lue dans PAc. d. Sc., le 18 Nov. 1816. Gand, (1816 on 1817). 8°. Zie ook Navorscber, 1853, bl. 329 en 1854, Bbl. XXIX en LXXXV. 2226 Noel de la MoriniEre, Observations sur la note de J. J. E. dans les Annales maritimes, Juin 1817. 8°. 2227 J. J. Eaepsaet, Beponse aux observ. de M. N. D. l. M. Gand, 1819. 8°.
200
Zeeland.
2228 H. M. C. van Oosterzee, \yillein Beukelsz. en zijn graf te Biervliet, m. pi. Z. Y. A., 1844. bl. 131. 2229 J. K. H. Cromjongh, Biervliet en "Willera Beukelsz. Zonder pi. v. dr, 2230 J. Egberts Kisseeuw, lets over W. Beukels van Biervliet, en drie Charters hem betreffende. Bijdr. v. 0. en G. v. Z. VL, IV. 2. biz. 200. 2231 F. Caland, lets over het kerkgebouw der Herv. gemeente te Philippine. Bijdr. Z. VI., IV. 3. biz. 355 vv. 2232 lets over het veer tusschen Maurilsfort en Phi¬ lippine. Bijdr. Z. VI. V. 366. Er is nog iets over Phil, in het Ned. Mag. na 1846. m. pi. 2233 J. C. be Potter, Het kanaal van TerNeuzen. Zeeuvvsche Voiks-Aim., 1846, biz. 123. 2234 Janssen en van Dale, De stichting der Triniteits-kerk bij Neuzen. Bijdr. Z. VL, II. 87. 2235 J. van der Baan, Geschiedk. beschouwing van Zaamslag, van de vroegste tijden tot op heden, zoo in het burgerlijke als voornamelijk in het kerkelijke. Ter Neuze, C. W. Overbeeke, 1859. vm en 396# biz. 8°. Voor eigene rekening gedr. en uitgegeven ten voordeele van de kerkel. fondsen der (in 1851, 100 jaren tellende) gemeente. Met facsim. 2236 Naamsoorsprong van Zaamslag. Bijdr. Z. VL, I. 286. 2237 Zaamslag in zijnen vroegeren toestand beschouwd. Cads., 1857. bl. 39. 2238 r- lets over eene plaatselijke bijzonderheid te Zaamslag (een gestranden noordkaper). Cads., 1856, bl. 84. 2239 (....) Kasteel yan Zaamslag. Ned. Mag. 1836. bl. 50. 2240 J. H. van Dale, Het leengoed Zaamslag in de OudeIJvewatering. Bijdr. Z. VL, II. 201 en III. 387. 2241 J. van der Baan, Het leengoed Zaamslag. Bijdr. Z. VL, II. 375. 2242 J. Scharp, Geschied. en costumen van Axel, eene kerkel. reedenv. op het 200jarig eeuwfeest der vrijheid aldaar.gevierd, op 17 julij 1780, met eene menigte nooit uitgegevene stukken. Midd., 1787, 88. 3 din. m. pi. 8°.
#
Zeeland.
201
2243 J. van der Baan, De Moffeschans (bij Axel), Cadsandr., 1856, bl. 115. 2244 Petri Hondii, Dapes inemptae of de Moufescbans, d. i. de soeticheydt des biiytenlevens,vergbesel3chaptmetdeboucken. In X gangen. Nieuwe editie. Nu eerst bij den autheur uyt laeten gaan; met zijn Hbfwetten. Leijden, 1621. kl. 8°. Een gedeelte* biervan was reeds, buiten des scbrijvers weten, in 1619 bij berbaling uitgegeven. 2245 A. Walraven, Petrus Hondius (op de Moufescbans). Cads., 1857. biz. 156. Zie ook hierover, B. Sloet, Tijdscbr. v. St. en St. XI. 441—447. 2246 P. Godewycx, Hollandtze Mars, aen S. D. H. Frederick Henrick, op bet veroveren van — 't Sas van Gent, (in dicbt). Dordr., 1644. 4°. ^ 2247 Corn. Boji Epigrammata in Sassam Gandavensem, a Gels. Pr. Frid. Henrico Nass. expugnatam. Hagae Com. 1644. 4°. 2248 Journael van alle bet voorgevallene zedert [gedurende] de : beleegering te Sas van Gent in d. j. 1747; medegedeeld door F. Caland. Bijdr. t. d. 0. en G. v. Z. VI,, IV. biz. 174—191. 2249 A. DE Bast, Notice bistorique sur Pancien canal du Sas et sur la construction de celui de Gand a Terneuzen. Gand, 1827. av. pi. 8°. • % 2250 H. Q. Janssen, Wesldorpe. Bijdr. Z. VI., I. 303. 2251 J. van der Baan, Westdorpe. Bijdr. Z. VI., III.-66. 2252 J. van Lansberghe, Bescbrijving van de stadt Hulst, enz. 'sHage, 1687. 8°. — Nieuwe uitgaaf, geen berdruk. Eott., 1692. 8°. 2253 J. C. de Potter, Bescbrijving van de stad en bet ambacbt van Hulst. Gorinchem, 1844. 8°. Overdruk uit bet Aardrijksk. WoordenboekderNederl.van A. J. v. d. Aa en opzettelijk voor dit werk vervaardigd. 2254 Waeracbtigbe bescbrijvinge van de gelegentbeyt en wat sigb beeft toegbedragen in dese belegeringe .van Hulst, onder bet beleijt van S. H. den Prince van Orangien, 1645. Bij eene kaart dier belegering, in fob, ingebangen.
202
Zeeland.
2255 Journaal van de belegeringhe ende inneminghe derst^rcke stadt Hulst, ende derselver schanssen door — S. H.Fredrick Henrick, enz. Amst., 1645. 4°. 2256 Kort verhael van de gelegentheydt, het opcomen ende de tegenwoordighen standt der stad Hulst. Amst. C. J. Visscher. z. j. (1645). formaat? 2257 Articulen bij S. H. d. Pr. v. Or. geaccordeert aen de — stadt van Hulst. 's Gray. 1645. 4°. 2258 Scbrick van Ylaenderen en Brabandt, enz. aenghedaen door S. H. Fredr. Hendrick — met den optocht, beleg. en innem. van H. Middelb. 1645. 4°. 2259 L. Y. V., Lofdicbt ter eeren S. H. d. doorl. Pr. v. Or. over de victorie van de stadt Hulst. 'sGravenb. 1645. piano. 2260 de Kinschot, Ode pour Mons* le Pr. d'Or., son Alt. ayant pris la ville de Hulst apres un mois de siege, s. 1. n„ d. 4°. 2261 J. Sceperus, Yerbaesde verwondering der Castilianen en danckb. vreugde der Vereen. Nederl. over bet innemen van de stadt Hulst enz. in 1645. Ter Goude, 1646. kl.80. 2262 J. H. Jungius, De wonderen van Jebova, ottder Neerlants Israel: uit kerkel. en wereltl. bistorien aengeweezen en ter gedagtenisse vande gelukkige verlossinge der stat Hulst uit de maght van Spanje onder bet beleit van Z. H. Fredrik Henrik enz., in eene dankrede, op d. 5 van slaghtmaent 1721. Leiden, 1722. 4°. 2263 Het vervolg van Jebova's wonderen onder N. I. enz., dankr. op 5 nov. 1722. Aid. 1724. 4°. 2264 Beleg der stad Hulst in 1747, door een onbekende. HS, 7 blzz. 4°. bij mij; gebruikt in N0. 2253. 2265 J. W. Paris, lOOjarige gedacbtenis van bet overgaan der stad Hulst (....) 1745. 4°. 2266 J. C. Nidelstein Walter, Leerrede ter gedacbt.-viering van het 200jarig bestaan der Herv. gemeente te Hulst, op 9 nov. 1845. Gorincb., 1845. 8°. 2267 J. C. de Potter, Het stadbuis te Hulst. Z. Volks-Alm») 1845, biz. 50; 2268 A. E. Gheldolf, Notes sur la carte des pays inond^s en 1587 au nord de Hulst, etc. av. carte. (Gand, 183?). 8e.
t
Zeeland. 203
2269 L. C. Meyer, Over het Ixuis tetZande. In: Cadsandria, 1857, biz. 222—226. 2270 (Janssen en yan Dale,) Het huis te Zande. In: Bijdr. , d. 0. en G. v. Z. Vlaand., IV. 2. biz. 192—199.
U T E E C H TUtrecht (Provincie). Cat. Muller, 1859, N0. 1694—96. Cat. C. A. van Wachendorff, Traject. ad Rh., 1811, N0. 1211 — 1233 in 4°. N0. 2000—2024 in 8°. Cat. P, van Musschenbroek. L, B., 1826, biz. 14—15, N0. 316—337 in fol.; biz. 48—52, Np. 707—782 in 4°.; biz. 105—107, N0. 986—1027 in 8°. Cat. L. G. Visscher, Utr., 1859, bl. 47—49, N0. 1774-1868. 2271 Utrechtsche Volks-Almanak, 1837—40, bij J. G. Andriessen. Bedacteurs waren; voor 1837 E. L. Glinderman; voor 1838 Prof. L. G. Visscher; voor 1839 Dr. P. J. Vermeulen; voor 1840 J. B. Christemeijer. Van 1841 af bij en onder red. van L. E. Bosch, Sr. Komt, terwijl wij dit sckrijven (1861), nog jaarlijks bij laatstgenoemdenuit. 2272 J. J. Dodt van Flensburg, Arcbief voor kerkel. en wereldsche geschiedenissen, inzonderheid van Utrecht. Utr., 1838-48. 7 din. 4°. , 2273 Jhr. Mr. A. M. C. van Asch van Wijck? Archief enz. (ten vervolge op het voorg.). Utr., 1850—53. 3 din. 4°. 2274 Werken van het Utrechtsch Historisch Genootschap. 1846 en vv. % Codex diplomaticus, le en 2e afd. in 4°., beide 66n stuk; gestaakt. (Nieuwe) Codex diplomat. 2e serie. dl. 1—4. le en 2eafd. en dl. 5. 8°. Kronijk. 16 din. of jaargangen, 4 serien (het eerste deel is ongedrukt gebleven). Register op de jaarg. 1846—54. Berigten. 6 din. 2 serien. Wordt steeds vervolgd.
204
Uteecht.
2275 Jhr. J. J. de Geer, Bijdragen tot de geschiedenis en oudheden der prov. Utrecht, nit de oorkonden bewerkt. Utr., 1860. 2 gedeelten; met photographie, zegels en kaarten.80. 2276 J. A. Roell, Spec, sistens diplomata quaedam Trajectina inedita, annott. illustrata, pro gradu def. m. jan. 1775. Tr. ad Rh. 4°. 2277 P. van Musschenbroek, Diss. sistens diplomata quaedam Trajectina nondum edita, annott. illustrata, pro gradu def. m. jan. 1788. Tr. ad Rh. 4°. 2278 R. J. 0. Roelans, Diss. ad loca quaedam vett. statutt. Trajectens., pro gr. def. m. sept. 1737. Tr; ad Rh. 4°. 2279 G. Th. van der Capellen, Diss. de auctoritate et iraperatt. Germaniae jure in episcc. et Trajectinos inprimis/pro gr. def. d. 7 sept. 1753. 4°. 2280 Iz. van der Does, De vinculo quod olim inter dioecesin Traj. et regnum Francicum ac deinceps imperium Rom.Germ. intercessit, pro gr. def. d. 30 jan. 1775. 4°. 2281 M. de Kock, Spec, de potestatis civilis episcc. praecipue Trajectinorum in regno Francorum initiis atq. incrementis, publ. pro gradu def. m. junii 1838. 8°. 2282 P. J. Vermeulen, Yerslag aang. de Archieven der provincie en der voormalige vijf kapittelen te Utrecht, aan HH. Gedd. Stt.; Utr., 1850. 8°. 2283 L. Ph. C. van den B(ergh), lets ov. de oude advokatenj graven, praefecten, kasteleinen en schouten van Utrecht. U V.-A., 1845, biz. 5. 2284 De rebus Ultrajectinis ab a. 1138—1233 incerti auctoris narratio, c. n. A. Matthaei. L. B., 1690. 4°. — Herdr. 'sGra\fenh., 1740. 4°. 2285 Historia vett. epp. Ultraject. sedis et comitum Hollandiae explicata chronic. Joh. de Beca et historia Guil. Hedae, completa app. usq. ad a. 1574 auct. Super. Petri, ex rec. et c. n. Bern. Furmerii. Franeq., 1612. 4°. 2286 lidem ex ed. et c. n. A. Buchelii. Acc. L. Hortensh secess. Ultr. libri. Ultraj., 1643. fol. . 2287 J. F. Cortgeen van der Goude, Stichtsche cleyne chronicke, waerin die gheschiedd. des stadts, steden ende lan-
Utbecht.
205
. den van Utrecht, van begin des stadts in 't jaer 0. H. 80 tot d. j. 1578 verb, werden. Utr., Sal. de Roy, 1605. (eerste dr.). kl. 8°. — Ook Amst., 1745. 8°. Waarachter: Beschrijv. van Utrecht, door 0. Booth. Zie hierachter, N0. 2359. 2288 K. Burman, Utr. jaarbb. van de 15° eeuw, vervatt. hetr nierkwaard. in het Sticht en voorn. in de stadt Utrecht, zedert d. j. 1402. Utr., 1750—54. 3 din. 8°. 2289 L.' Hortensii, Secessionum civilium Ultraject. et bellor. ab a. 1524—29 historia. libri vn. Basileae, 1546. Ultraj., 1642. fol. Zie N0. 2286. r Overgezet in het ne§rd. door A. Strick, o. d. titel van: 2290 Historic ofte wiider verklaringhe van de Utrechtsche geschiedd. door L. H. 'sHage, 1625. 4°. In het latijn herdrukt te Utrecht, 1642. fol. achter den Beka en Heda, van 1643. (N0. 2286). 2291 D. J. Soherer, Historia satisfactionis Rheno-Trajectinae, - defensa L. Bat.; Amst., 1836. 8°. 2292 B. Y(riemoet), Kort verhaal van de nare en zeer beklagelijke toestant der prov. en stad van Utrecht — in den j. 1672^en 1673 door de invadeering der Franschen, en hoe door den Prins van 0. zijn veriest, strekkende tot den jaarl. Utr. dankdag. Utr., 1757. 8°. 2293 Tegenwoordige staat der Vereenigde Nederl., dl. 11 en 12. (zijnde de prov. Utrecht). Amst.,1758enl772.m.k.enpll. 8°. Het le dl. is van J. Wagenaar, het 2® deel deels van den Heer Rinse van Noort, deels van Mr. M. Tydeman. 2294 Geheimschrijver van Staat en Kerke van de prov. Utrecht. Utr,, 1759. le dl. 7 stukjes. m. pi. 4°. 1 2295 (P. Quint,) Beknopte beschrijving der prov, Utrecht — benevens eene bijzondere beschrijving van alle steden en dorpen enz. in dezelve. Utr., P. Quint, 1799. 4°. 2296 (P. van Mtjsschenbroek,) Stukken betrekk. de Utr.geschiedenissen. Utr., 1810. m. Ipl. facsim. 8°. Buiten den handel. Hierin zijn vervat: 1°. drie stukken betr. de keyserl.tol van 't Capittul van St. Marie te Utrecht; 2Q. Register van charters en papieren, die geweest zijn in de Ar-%
206
Utrecht.
chiven van de Statenkamer te Utrecht, dog jwelke alien sedert 1796 vermist zijn; vervaardigd door den Hoogl. P. Bondam. 2297 A. van Zutphen, Aarjdrijks- en geschiedkc beschrijv. der prov. Utrecht, m. 1 kaart en houtsn. Gorinch.,1820. kl. 8°. 2298. Tijdschrift voor geschied., oudhhf, merkwaard. bijzohderhhi. en statistiek van Utrecht. Utr. bij (en onder redactie van) N. van derMonde, 1836—43. m. vele gekl. afbb.^Ojrgg. 8°. 2299 Hetz. Tijdschr. 2e serie, o. d. titel van: Utrecht voorheen en thans ; door denz. Utr., 1844—46. Sjaargg. m. afbb,80. 2300 P. J. Vermeulen, Tijdschrift voor oudheden, statistiek, zeden en gewoonten, regt, genealogie en andere deelen der geschied. van het bisdom, de prov. en de stad Utrecht. ' Utr., 1847—52. 4 din. m. gekl. pi. 8°. 2301 N. van der Monde, Utrecht en derz. fraaije oiristreken; bekn. overzigt dier stad en provincie, met krtn. en pll. fransch en nederd. Utr., z. j. (1841) kl. 8°. 2302 (Maxim. Baron dTvoy van Mijdrecht), Historisch verhaal van de onwettige behandeling, de provincie en stad van Utrecht aangedaan in de j. 1672—74. (Utr., maart) 1784. 8°. 2303 Groot placaatboek, verv. alle de place, enz. der Staten 'slands van Utrecht, uitgeg. door J. van de Water. Utr., 1729. 3 din. fol. 2304 Berigt van inteek. op een 4® dl. daarvan door P. van MusscHENBROEK.-Utr., 30 nov. 1805. 8°. Hiervan is door den ongunst der tijden niets gekomen. 2305 Prosp. van een vervolg op J. -v. d. WVs Gr. placaatb. tot 1810. Uit te. geven door Mr. C. W. Moorrees en Dr. P. J. Vermeulen. Utr., 28 april 1854. 8°. Van dit vervolg zijn tot dusver verschenen, van 1856— 1861, 6 aflevv. of 1 deel. fol. 2306 Fundationes et fata ecclesiarjam, Ultrajecti, in suburbiis et passim alibi in dioecesi; libri II. Emit et digessit Ant. Matthaeus. L, B., 1703. 4°. — Er zijn ook exx. met: L. B., 1704.
.Utbecht.
207
2307 Bericlit van inteek. (ib 8°.) eener: Verzameling van ger denkstukken in de geestel. g6sticbten binnen de prov. van Utrecht. Utr., J. Altheer, 1791. m. wapenkaarten. fol. Zou eene vertaling geweest zijn • van het voorgaande. Hiervan is niets gekomen. 2308 (H. E. Van HeOssen en H. van JIhijn,) Beschr. van het Utrechtsche bisdom. Utr. 1744. 3 din. met pi. 8°. De eerste uitgave was getit.: Hist, ofte beschr. enz. Leiden, 1719. 3 din. 8°. 2309 Aanhangsel op de Kerkelijke oudheden van Nederland, ' behels. H. van Run's alg. voorr. op dat werk, verbet. en vermeerd. lijsten d* proosten en dekenen, zoo van de 5 kerken van Utrecht als van Westvriesland enz. Utr., 1744. 8°. Wordt toegeschreven aan Prof. Arn. Drakenborch. 2310 Joh. Ltjdw. von Groote, Chronolog. Verzeichniss der Erzbischofe, Bischbfe, pabstlichen Statthalter und After. erzbischofe zu Utrecht. Augsburg, 1792. 8°. Zeldz. 2311 C. P. Hoynck van Papendrecht,. Historia eccl. Ultraj. a temp, mutatae relig. in foed. Belg. etc. Mechliniae, 1725. fol. — Ook in het nederd. vertaald. Mech., 1728 en 1738. Utrecht, 1740. alien in fol. 2312 ( ) Historia de rebus ecclesiae Ultrajectensis, a temp, mutatae religionis in foed. Belg. Col. Agripp. et Brux., 1725. fol. et 4°. 2313 (J. C. Erckelii,) Obss. prodromae in librum C. P. H. v. Papendrecht, Eccl. Ultr. hist. Delphis, 1726. 4°. Hierover is destijds nog meer verschenen van N. BroeDErsen en anderen. 2314 M. G. Dupac de Bellegarde, Hist. abr. de Pdgl. metropolit. d'Utrecht jusqu'en 1765. Utrecht, 1765. 8°. — 3e edit, corr. et augm. depuis 1763. Utr., 1852. 8°. 2315 L. Yeith, Tegenw. staat van de Utrechtsche kerk, Uit het latijn. Utr., 1829., 8°. 2316 Le Comte Louis Mozzi, Histoire des revolutions de Pegl. d'Utrecht, trad, de Pitalien. Gand, 1828—29.-3 vol. 8°. 2317 Over het aartsbisdom Utrecht. Naar het hoogd. van Dr, J. C. W, Augusti. Utr., 1838. 8V
208
Utrecht.
2318 J. H. Beucker Andreae, Statuten der Utrechtsche kerk; In HS. in de bibl. der^Akad. van Wetensch. te Turin. (184?) 8°. 2319 S. Maresius, de canonicis Trajectinis. Groning., 1657. 8°. 2320 C. van Liesvelt, Diss. de canonicatibus Ultrajectinis, pro gr. def. m. aug, 1760. Traj. ad Eh, 4°. 2321 J. H. van der Schaaff, De canonicis Eheno-Trajectinis, ' pro gr. def. m. dec. 1825. Lugd. Bat. 8°. 2322 Memorie over de Stichtsche heerlijkheden. Utr., 1805. 8°. 2323 J. T. Bodel Nijenhtjis, Beredeneerde lijst van de kaarten, de prov. Utrecht in 't algemeen betreff. (Utr.) 1839. 8°. 0 vergedr. uit het tijdschr. van N. van der Monde {N0.2298). 2324 J. Scheltema, Over de sporen der groote veranderingen in den bodem van de provincie en de stad Utrecht. Sch., G. en L. M., VI. b. 167. 2325 L. E. Bosch Sr., Statistiek der bevolking van (de prov.) Utrecht. Utr. V.-A., 1858, biz. 99. 2326 w— lets over den naam Utrecht. Utr. V.-A., 1842, biz. 209. 2327 L. G. Visscher, Over plaatselijke benamingen (in het Sticht van Utrecht). Utr. V.-A., 1838, biz. 79. 2328 E. H. Graadt Jonckers, Over den uitgang Cop in vele Stichtsche plaatsen. Utr. V.-A., 1859, biz. 140. 2329 — — Over de namen en hoven in de prov. Utrecht. Utr. V.-A., 1857, blz.r113. 2330 L. P. C. van den Bergh, Opgave van den tijd, wanneer men van sommige dorpen in de prov. Utrecht het eerst in gelijktijdige oorkonden melding vindt. Utr. V.-A., 1842, biz. 234. 2331 — — Over de oude namen van eenige Stichtsche dorpen. Utr. V.-A., 1847, biz. 51. 2332 Jhr. Mr. P. A. M. V. O. van Eijckevorsel, Bijdr. tot de kennis der hoogheemraadschappen en waterschappen in de prov. Utrecht, (1846) 8°. Door Jhr. Mr. H. A. M. van Asch van Wijck beoordeeld in drie nummers van het Alg. Letterl. Maandschrift, 1847.
Utrecht.
209
2333 R. H. Graadx Jonckers, De oorsprong van de Lek. Utr. V.-A., 1858, biz. 94. , Utrecht (Stad). Zie Cat.F. Muller, 1859, N0.2557—2585. en Catt. van van Musschenbroek en Yisscher, bier boven aangehaald. 2334 F. N. M. Eyck tot Zuylichem, Opmerkingen over de aloude Jigging van Utrecht, tusschen de armen van den Rijn en de Vecbt. Ber. Hist. Gen. Utr., IV. 2e st, biz. 39. 2335 F. W. C. Krecke, lets over de natuurlijke gesteldheidvan den grond in en om Utrecht, Utr, V.-A„ 1847, biz. 58. 2336 L. P. C. yan den Bergh, Proeve ter verklaring van eenige namen ypn straten en gebouwen in Utrecht. Utr. V.-A., 1842, biz, 229. 2337 L. E. Bosch, Proeve ter verklaring van eenige namen van straten en gebouwen in Utrecht. Utr. V.-A., 1843, biz. 197. z .Yervolg, Utr, V.-A.,41848, biz. 153. 2338 Jhr. H. M. A. J.van Asch yan Wijck, Geschiedk. beschouwing van het oude handelsverkeer der stad Utrecht van de vroegste tijden af tot aan de 14e eeuw. Utr.; 1838—46, 4 stukken. 8°. 2339 L. J. F. Janssen, lets over de oudheid van Utrecht, als stad. Utr. V.-A., 4847, biz. 49. 2340 (B.), St. Maarten (patroon van Utrecht). Utr. V.-A., 1859. biz. 156. 2341 J. F. van der Goude, De bisschoppen van Utrecht. (Utr. 1604). Door L. E. Bosch Sr. Utr. V.-A., 1862, biz. 91. 2342 L. E. Bosch, Het oude Utrecht, zijne St, Anthoniusvarkens en hofbeer. Utr. V.-A., 1843, biz. 26. 2343 — — Uitmarsch der Utrechtsche gilden, in 1386. Utr.. V.-A., 1851, biz. 166. 2344 R. C. H. Romer, Utrecht en Oudewater (van de 13e tot de 16e eeuw). Utr. V.-A., 1858, biz. 81. 2345 L. E. Bosch, Boekdrukkunst in Utrecht, 1473. Utr. V.-A,, 1862, biz. 234. 2346 De oorlog van Utrecht met Usselstein, in 1511, Utr. V,-A.t 1846, biz. 22. 27
210
Uteecht.
2347 L. E. Bosch, De vrede van Utrecht met Usselstein, 1511. Utr. V.-A., 1859, biz. 1. 2348 L. H. van Asch van Wijck, De jure et modo, quo in urbe Rheno-Trajectina ante a. 1528 eligebantur ii, quibus in regenda civitate'partes erant, pro gr. def. m. martio 1839. Tr. ad Rh. 8°. 2349 L. E. Bosch, lets over paus Adriaan VI; de afkomst en korte beschrijving van dien Utrechtenaar. Utr., 1835. 8°. 2350 A. E. van Noothooen, Utrecht in 1528. Utr. V.-A., 1841, biz. 27. 2351 Brevis descriptio eorum quae in adventum foeliciss. invictiss. D. n. Caroli V. Rom. Imp. a S. P. Q. Traiect. apparata sunt etc. cum carmin. et inscriptt. Traiecti (Batav.) H. Borculous, 1540. 8°. 2352 Plegtige intrede van keizer Karel V in Utrecht in 1540, voornamelijk volgens den Triumphus Caroli V Caes. van Corn. Valerius, door Jhr. Mr. A. M. C. van Asch van 1 / Wijck. Utr., 1838. 8°. ' • 2353 (P. G.) V(ermeule)n, Het provinciale hof van Utrecht en de geestelijkheid aldaar onder,keizer Karel V. Utr. V.-A., 1840, biz. 82. 2354 (L. E. Bosch,) Geschenk aan den Prins van Oranje bij zijne eerste komst in' Utrecht in 1558. Utr. V.-A., 1856, biz. 44. 2355 R. H. Graadt Jonckers, Utrechts redding in 1572. Utr. >V.-A., 1861, biz. 142. 2356 J. I. D. Nepveu, Catharina van Leemput. Utr. V.-A., 1843, biz. 149. 2357 J. E. Cortgeen van der GouDE/Spectacula exhibita Comit. . Leicestrio Ultrajecti gubernacula Provinciae aeceptanti. Traj., 1586. 4°, 2358 A. Buchelii Descr. urbis Rheno-Traject. (S. a. et 1.) 8°. Scripta ineunte saec. XVII; typis descripta ineunte saec. XIX, versus a. 1801, cura P. van Musschenbroek viri ampliss. 2359 C. Booth, Beschrijving van Utrecht, met pi. Utr., 1651. fol. — 2e druk. Utr., 1715. fol. — 3edruk. Amst., 1745.8°.
Utbecht. " 211 Herdrukt met J. F. yan Cortgeen van der Goude, Stichtsche Cleyne Chronicke (zie N0. 2287). Ook herdrukt 1729, voor J. van de Waters Groot Utrechtsch Placaatboek, dl. 3. 2360 Beschrijving der stad Utrecht. Utr., 1669. met pi. fol. Denkelijk eene naamlooze uitgave van het werkje van C. Booth. Eene dergelijke naamlooze, van 1685, fol., vond ik, in Catal. Emtinck, III. biz. 67, denkelijk een herdruk. 2361 Deductie van burgem. H. Moreelse, raeckende de verbeteringe ende het nodigh uytleggen van dc stadt Utrecht. Utr., 1664. 4°. 2262 (E. Meyster,) Gerymde bedenckingh of ontwerp, om Uitrecht op syn schoonst en sterrikst te vergrooten, den Uitrechtenaers toegerijmt. Met eene kaart. Uytr., 1670. 4°. Deze was ook schrijver* van: Bedencking belangende d'Eemschen zeevaerd. 1670. Zie onder. 2363 Ev. Booth, Dagelijksche aanteekk. gedurende het verblijf der Eranschen te Utrecht in 1672 en 73 gehouden. Uit Booths -papp. medegedeeld door Mr. J. A. Grothe.' Ber. Hist. Gen. te Utr., VI. 2e st. biz. 1. 2364 R. H. Graadt Jonckers, Utrecht en Willem III. Utr. V.-A., 1840, biz. 60. 2365 Cas. Freschot, Histoire abregee de la ville et de la pro¬ vince d'Utrecht; avec une connoissance dbauchee de la no¬ blesse de cette prov. Utr., 1713. 8°. Het laatste wordt door sommigen aan den marquis di St. Simon, door anderen aan de Milan Visconti toegeschreven. Het is tijdens, en bij gelegenheid van het Congres daar ter stede, geschreven. Het grooter werk van F., waarvan dit een Abrege zou zijn, is nimmer verschenen. Zie Navorscher, 1861, biz. 298. Zie ook Nav., 1855, biz., 133. ;2366 N. Chevalier, Liste des noms et qualitez des plenipotentiaires, envoyes et ministres publics au congres de lapaix gendrale a Utrecht, av. leurs armes etc. Utr., N. Cheva¬ lier, 1713. pet. in 8®. Ook in het nederduitsch.
m
UTftECHT.
2367 De Utreclitsche vredehandel. Utr. V.-A., 1847, biz. 72. 2368 Journael van 'tgene omtrent den vredehandel tot Utrecht de heeren, daertoe 16 "dec. 1711 van stadswege gecommitteerd, is overgekomen. Medegedeeld door Dr. P. N. Visscher. Ber. Hist. Gen. te Utr., III. 2® st. biz. 171. 2369 (C. Preschot), Actes, memoires et d'autres pieces connant la paix d'Utrecht. (Utr.) 1714, 6 vol. 120.} 2370 ( ) Histoire amoureuse et badine du congres d'Utr. en plusieurs lettres ecr. par le domestique d'un des plenipotentiaires, a ses amis. Li&ge, J. le Doux. 12°. Waarop 2 stukjes vanJanderen verschenen. Zie Navorscher, 1861, biz. 299, a. 2371 V. J. Blondeel, Beschrijving der stad Utrecht, derz. opkomst en lotgevallen en opvolging der bisschoppen tot het einde der 12e eeuwe, met pi. Utr., 1757. 8°. 2372 (A. Lobedanius), Beschrijv. der vreugdeblijken, ilium, enz. ter installatie van den Prins van Oranje tot Stadhouder. Utr., 1747. m. pi. 8°. 2373 (M. S.), Naauwkeur. beschr. van alles wat de HH. Studd. der Utr. hoogeschool verrigt hebben ter gelegenheit van en bij de blijde komst en inhuld. van W. K. H. Friso tot Stadhouder. Uit echte ber. Utr., 1747. ha. pll. 4°. 2374 Gedagtenis van Utrechts academievreugde, ter gelegenh. • dat de Doorl. Vorst en Heer Prins Willem Y de stad U. en hare hoogeschool met zijne tegenwoordigheid vereerde op 8—12 julij 1766. Door een liefh. van U.'s academie. m. afbb. Utr., z. j. 8°. 2375 Nieuwe beschrijving der stad Utrecht. Utr., 1775. 8°. , Onder de spreuk: Nos parvi magna molimur. Het is meer volledig en met andere stukken van Utrecht in hetzelfde jaar in het licht verschenen, onder den titel van: Het nieuw Utrechtsch jaarboek, behelz. de be¬ schrijving en gebeurtenissen der stad U. enz. Amst. en Utr. Wij hebben, volgens J. Scheltema, dit werkje te danken aan den geleerden (C. A.) van Wachendorff (zie S.'s Geschied- en Letterk. Mengelw., III. 1. biz. 9,
Uteecht. » ;* •• •••: : :• • •*•93 r in iijne:rBed6nkingen over het gerais vpn. eene goede plaatsbeschrijving en bijzondSr^ ^esbbiefii?nis van Utrecht). Wij ontvingen later dezen wenk: rDat wij het werkje: Nieuw Utrecbts Jaarboek, aan den geleerden Mr. 0. A. van Wachendorff zouden te danken hebben* volgens den Heer J. Scheltema, kan ik niet denken, daar ik meen van31 den man zelf in junij 1809 het tegendeel verstaan te hebben" (Mr. W. 0. Ackersdijck). 2376 S. F. Kavii, See. fib, Traiectum ad Rhenum/ Acc. Const. Hugenii de eodem argum.epigrammata (Tr. adRh.) 1792.8°. 2377 J. J. F. Wap, Bezoek van Keizers en Koningen te Utr., gedurende 900 jaren. Utr. V.-A., 1861, biz. 225. 2378 (Mr. C.fKN. v. St.,) Ontruiming van Utrecht, 1787 (vol¬ gens oorspr. stukken). Navorscher, IX. biz. 225. 2379 L. E. Bosch Sr., Lodewijk (Napoleon) in Utrecht, m. 1 pi. Utr. V.-A., 1858, biz. 1. 2380 J. Soheltema, Eenige bedenkingen over het [gemis en belang van eene goede plaatsbeschrijving en bijzondere geschiedenis van Utrecht. 8°. ZieSch., G. en L. M., IU.a.1. 2381 Mr. M. J. Eyck van Zuijlichem (te Maartensdijk), Korte opgave van verbeteringen en verfraaijingen in en om de stad Utrecht. Utr., (1828) 8°. 2382 (J. Scheltema,) lets over de uitzetting van, en de ver¬ beteringen en verfraaijingen in en om de stad Utrecht, door een inwoner. Utr., 1828. 8°. 2383 P. Moens, lets over Utrecht/ 8°. In: Vriend d, Vaderl., VI. 1830. biz. 417 en vv. 2384 J. Scheltema, Overzigt van de voornaamste verfraaijin¬ gen, veranderingen en verbeteringen, sedert 1820 te Utr. tot stand gebragt. Utr., 1835. 8°. 2385 N. van der Monde, Geschied- en oudheidk. beschrijving van de pleinen, straten, stegen, waterleidingen, .wedden, puttqn en pompen der stad Utrecht, m* plans en afbb. Utr.,' 1844—46. 3 din. 8°. 2386 (J. B. Christemexjer), Beknopte beschrijving van de stad , vUtrecht en van hare naaste ■ omstreken, met een kaartje. Utr., W. F. Dannenfelser, (185?) kl. 8°.
. Utbecht. ' O " r, " *> '' 23,87 Gids; -v^Qr reizigers in dc stad Utrecht en hare fraaije /; ;omstreKtjir;»Kandboekje. Utr., z. j. kl. 8°. > » > 2388' Utrechts Album, Z. M. Willem III bij Hoogstdeszelfs verblijdende komst aldaar- eerbiedig aangeboden, door P.' W. van de WEijER.,Utr. (1853). gekl. pll. 4°. obi. 2389 J. G. .A. Bosch, Koning Willem III binnen Utrecht, op 14—17 September 1853. Yerslag der feestelijkheden. Utr., 1853. m. gckl. pll. 8°. * 2390 L. E. Bosch, Utrecht in 't jaar 1853. Utr. V.-A., 1854, biz. 164. 2391 E. Allan, De stad Utrecht en hare geschiedenis. Amst,, 1856. 8°., 2392 De stad Utrecht. Album, bevattende afbeeldingen barer voorn. gebouwen en gezigtspunten, gelith. door P. W. van de Weijer, met historische bijschriften van Dr. J. J. PWap. Utr., J. G. Broese. 4°. Prospectus, Januarij 1859. Het werk verschijnt 1860. 2393 J. van Doelen, oud burgera. van Utr., Yerhaal van 't geen er in de laatst verloopen jaren in en bij Utr. is.voorgevallen, ter zake van de aldaar aan publ. werken gebruikte geoctroyeerde kunstcement (van Cazius). Utr., 1827. 8°. 2394 Yerslag van den burgem, der stad Utr., Mr. H. M. A. J. van Asch van Wijck, omtrent de stedel. administratie, gedur. deszelfs ambtsbetrekking in 1827—30. Utr., 1831. 8°. 2395 Jhr. Mr. H. M. A. J. van Asch van Wijck, Utrecht in 1827 en 1839. Utr. 1841. formaat? Niet in den handel. 2396 A. 's Gravezande, De Unie van Utrecht herdacht, benev. geschiedk. bijvoegselen, Nederl. in de 16® eeuw betreffende enz. Middelb., 1779. 8°. Hierbij behooren ook de gelijktijdige geschriften over dit onderwerp van N. Bondt, P. Patjlus, R. Bondam en de in 1679 gehouden redev. van Luc. van de Poll. 2397 H. J. Royaards, Geschied. der hervorming in de stad Utrecht;, met eene bijdrage over de Waalsch-Herv. gem. aldaar van 1583—1598. Leiden, 1847. 8°. 2398 Jo. Gerobulus, Waerachtich verhael van den staet der Gereform. kercke — binnen Utrecht, enz.- Utr., 1603. 8°. Herdrukt aldaar omstreeks 1801 a 1810, door de zorg van Mr. P. van Musschenbroek.
Utrecht.
215
2899 H.'Weyiand,. J.-Hinlopen en C. Segaar, Dankredd. op den eersten verjaardag van Utr. verlossing, 16 sept. 1788. Utr. 1788. 8°. 2400 L. E. Bosch, Gedenkboek der Utr. schutterij. 1® stuk. Oude schutterij (tot aan 1673). Utr., 1835. 2® stuk. (tot 1852): Utr., 1852. m. pi. 8°. * 2401 — — lets over de oude gedaante van Utrecht, de poorten, de voorsteden en oude sterkten, m. 3 pll. Utr,, V.-A., 1855, biz. 3. 2402 Strooijen daken in Utrecht, in 1407 verboden. Utr. V.-A., 1848, biz. 43. 2403 De westzijde van Utrecht, met 1 pi. Utr. i V.-A., 1857, biz. 105. 2404 : De noordzijde van de stad Utrecht, m. 2 pll. I Utr, V.-A., 1858, biz. 69. 2405 De noordzijde van de stad Utrecht, m. 2 pll. (vervolg). Utr. V.-A., 1860, biz. 81. 2406 Verbett. der stad aan de noorderkade. Utr. V.-A., 1847, biz. 139. 2407 C. Kramm, Bekn. geschiedenis van het gebouw, genaamd Groot-Paushuize, m. 1 pi. Utr. V.-A., 1853, biz. 84. 2408 (G. W.) Beger, Over de vergaderplaats der Staten van Utrecht. Utr. V.-A., 1853, biz. 65. 2409 L. E. Bosch, Hasenberg en Lichtenberg. Utr. V.-A., 1849, biz. 81. 2410 Jhr. Mr. H. M. A. J. van Asch van Wijck, Over de instellingen van Hooger Onderwijs in Utrecht voor de 5 oprigting der Hooge School in 1636. Utr., 1836. 8°. 2411 Over de Utr. hoogeschool zouden wij vooral de redevoerr. kunnen noemen van Voetius, Drakenborch, Bau, Heringa die in 1816, 25 en 36 sprak, en de geschriften van Is. le Long, 1736, en van G. de Vries, 1786, en anderen. 8°. 2412 L. P. C. van den Bergh, Gedenkboek van het 2® eeuwf. der Utr. Hoogeschool. Utr., 1837. 8°. 2413 L. E. Bosch, Stichting en viering van het 225jarig bestaan der Hoogeschool te Utrecht. Utr. V.-A., 1862, biz. 210.
216
Utbecht,
2414 J* H. van Bolhuis, Proeve eener geschiedenis van het kasteel Vredenburg, bijdr. tot de kennis der Spaansche overheerscbing; ten deele uit onuitgeg. stukken, m. pll. Utr., 1838. 8°. 2415. L. E. Bosch, Be Willems-kazerne, voorheen de Witte Vrouwen-Abdij te Utrecht, eene bijdrage tot de geschied. dier stad en van den vrede van 1713, ra. pi. Utr., 1829.8°. 241 6 De geestelijke eigendommen in Utrecht. Utr. V.-A., 1843, bl. 81. 241 7 Over de St. Thomas-kapel en St. Maarten-. kerk, m. afb. van de kapel in 1745 en kaartje van Utrecht in 696. Utr. V.-A., 1862, biz. 97. 2418 W. V(an) P(utten), lets over de Domkerk te Utrecht. Utr. V.-A., 1844, biz. 49. 2419 A. Ising, De Dom van Utrecht. Utr. V.-A., 1848,biz. 104. 2420 Nic. Kothamelii Discursus heroico versu scriptus pro praeconio et fundatione summi templi sen basilicae D. Martini apud Ultraiectenses, quae circa 1321 fnndari coepit. Ultraj., H. Borculous, (1621). 4°. 2421 (L. E. B?), Verbeteringen van de Domkerk. Utr. V.-A,, 1856, biz. 163. j 2422 E. W. C. Krecke, Over den bliksemafleider op den Domstoren te Utrecht. Utr. V.-A., 1848, biz. 148. • 2423 A. Visscher, De Domstoren te Utrecht. Utr. V.-A., 1842, biz. 109. 2424 L. E. Bosch, Het standbeeld van Hendrik IV op de Marie-kerk. Utr. V.-A., 1845, biz. 65. 2425 De abdij van St. Paulus, m. 2 pll. Utr. V.-A., • 1856, biz. 81. 2426 (P. G.) V(ermeule)n, De abdij van S. Servaas te Utrecht. Utr. V.-A., 1840, biz. 8. £427 Jhr. Mr. A. M. C. van Asch van Wijck, Beliquien in den St. Salvatof aanwezig, tijdens derzelver slooping in 1587. Ber. Hist. Gen. Ulr. 1® afl., 1846, biz. 194. 2428 D., Het predikheeren-klooster te Utrecht. Utr, V.-A., 1849, biz. 65. 2429 A. Visscher, Nazareth, een Utrechtsch convqnt, Utr. V.-A., 1852, biz. 51.
Utrecht.
217
2430 L. E. Boscii, Ilct St. Barbara-gasthuis, m. 2 afbb. Utr. V.-A., 1842, biz. 185. 2181 G. W. Beger, Sticbtingsbrief van bet H. Kruis- of St. Sebastiaans-gastlmis te Utrecbt, m. eenige aanteekk. Utr. V.-A., 1855, biz. 157. 2432 Jhr. E. A. van Kappard, De fundatie der Zaalbroeders • te Utrecbt, anno 1436. Utr., 1839. m. facsim. 8°. 2133 J. H. Bosken, Het diakoi\ie oudemannen- en vrouwenbuis te Utrecht; sticbting 1759, eeuwfeest 1859, m. aanteekk. Utr. V.-A., 1860. biz. 209. 2434 J. 0. van Eelde en L. E. Bosch Sr., Krankzinnigengesticht te Utrecbt, 1461. m. 2 plaatjes. Utr. V.-A., 1862, biz. 179. 2435 L. E. Bosch, De latijnsche school te Utrecbt. Utr. V.-A., 1843, biz. 119. 2436 De.St. Hieronymus-scbool, m. 1 pi. Utr. V.-A., 1846, bla. 1. 2437 lets over de Munt te Utrecbt, m. afb. van bet Cecilia-klooster (vroeger op dienzelfden grond aanwezig). Utr. V.-A., 1861, biz. 145. 2438 De schouwburg te Utrecbt. Utr. V.-A., 1850, biz. 161. 2439 De fundatie van Eenswoude, m. 1 pi. Utr. V.-A., 1849, biz. 17. — Dezelfde, een tweede. artikel. • Utr. V.-A., 1859, biz. 145. 2440 (L. E.) B(osch Sr.,) Klokgieterij te Utrecht. Utr. V.-A., 1859, biz. 169. — (Toevoegsel). Utr. V.-A., 1860, biz. 147. 2441 Geschutgieterij in Utrecbt. Utr. V.-A., 1851, biz. 113. 2442 G. W. Beger, De manege te Utrecbt. Utr. V.-A., 1854, bzl. 73. 2443 Dr. Krecke, Sonnenborch, m. Ipl. Utr. V.-A., 1850,biz. 105. 2444 L. E. Bosch, Zonnenburg, waarop thans bet Kon. Nederl. Meteorologisch Instituut gevestigd is, m. 2 pll. Utr. V.-A., 1856, biz. 49. 2445 'sEijks militair bospitaal, voorbeen hetduitsche huis te Utrecbt. Utr. V.-A., 1843, biz. 105. 28
218
Uteeciit.
2146 Prof. Alexander, Het Kijks-hospitaal. Utr. V.-A., 1818, biz. 111. 244)7 J. Scheltema, lets over het huis Brandaa (op de Oude gracht), waarin paus Adriaan VI in d. j. 1459 geboren is. . Met een woord van den uitgever N. van der Monde. Utr., Maart 1835. 8°. 2448 (L. E. B.,) lets over het huis Fresenburg. Utr. V.-A., 1847, biz. 142. 2449 J. Scheltema-, lets over het huis de Krakeling te Utrecht en den stichter van hetzelve, Jhr. Ev. Meyster. Sch., G. en L. M., V. b. 206. 2450 N. Chevalier, Description de la Chambre de raretez de la ville d'Utrecht, Utr., 1707. 16 en 6 biz. alsmede 61 platen, fob .Zeer zeldzaara. Van hem is ook: Beschrijving van de ridderlijke Aca¬ demic te Utrecht, fransch en duitsch. Utr., 1706. m. pi. 4°. . % 2451 L. E. Bosch, Het Stads-Archief en Museum. Utr. V.-A., 1849, biz. 90. 2452 (W. A. Boers,) Verzameling van oud beeldwerk en andere oudheden, schilderijen en teekeningen, meestal tot de stad Utrecht betrekking hebbende, behoorende tot het Archief dier stad. (Utr., sept, of oct. 1838.) 8°. — Een veel vermeerderde herdruk. (Aid., omstreeks sept. 1854.) 8°. 2453 Fr. van Mieris, Beschrijv. der bisschopl. munten en zegelen van Utrecht in 't bijzonder. Leiden, 1726. m. pi. fol. en 8°. 2454 H. M. A. J. van Asch van Wijck, Over een standbeeld van Hercules op (in) het stedelijk museum te Utr. Ber. Hist. Gen. Utr., le aflev. 1846, biz. 175. 2455 C. Kramm, Romeinsch Mercuriusbeeld te Utrecht. Utr. V.-A., 1856, biz. 75. 2456 L. E. Bosch, Het gebouw voor Kunslen en Wett., voorheen de Marie-kerk, m. 2 pll. Utr. V.-A., 1844, biz. 63. — Vervolg. Utr. V.-A., 1845, biz. 51. — Nog een vcrvolg, m. 1 pi. Utr, V.-A., 1846, biz. 161.
Utrecht.
219
2157 Catalogus der tentoonstclling van voor Nederl. belangrijke oudlieden en merkwaardigheden. in de stad en provincie Utrecht voorhanden, gehouden van wege het Prov. Utr. Gen. v. Kunstt. en Wett. in jnnij en julij 1857 te Utrecht (onder directie van J. 0. van Eelde). Utr., 1857. 4°. 2458 L. E. Bosch Sr., Tentoonstelling van oudheden' en merk¬ waardigheden in 1857. Utr, V.-A;, 1858, biz. 141. 2459 J. van Liefland, Kronijk voor Utrechts beeldende kunsf, 1858—60. 2 st. 8°. 2460 (L. E. Bosch Sr.), De duivel in Utrecht (naar aanleiding van den duivelsteen op de Oudegracht). Utr. V.-A., 1856, biz. 167. 2461 De Katharijne-poort, m. 1 pi. Utr. V.-A. 1845, biz. 85. 2462 — — De stationsgebouwen te Utrecht, m, 1 pi. Utr. V.-A., 1845, biz. 109. 2463 De Tolsteegpoort, ra. 1 pi. Utr. V.-A., 1844, biz. 135. 2464 De Tolbarri&re, m. 1 pi. Utr. V.-A., 1854, biz. 33. 2465 Plantsoen te Utrecht, m. 1 pi. Utr. V.-A., 1854, biz. 97. 2466 —— De Wittevrouwen-poort en het Suikerhuis (m. 1 pi.) De wachthuisjes op den Wal, de Kickvorst, enz. Utr. V.-A., 1860, biz. 129 en 143. 2467 —— Bellevue, bij de gewezene Malie-poort, m. L pi. Utr. V.-A., 1846, biz. 99. 2468 B. H. Graadt Jonckers, Het 2()0jarig bestaan der Maliebaari. Utr. V.-A., 1838, biz. 127. 2469 L. E. Bosch, Het Park (bezitting van Ds. J. van Lodestein), m. 1 pi. Utr. V.-A., 1850, biz. 33. 2470 De monnikenboom, m. 1 pi. Chartroise en de Karthuizer-orde. Ulr. V.-A., 1853, biz. 1 en 4. 2471 A. Visscher, De Karthuizer monnik. Utr. V.-A., 1853, biz. 15. 2472 G; W. Beger, Over .het klooster Chartreuse ofhetnieuwe licht. Utr. V.-A., 1862, biz. 83.
220
Utrecht.
2473 Les villes, maisons des nobles, chateaux etc. dans la pro v. d'Utrecht; tekst m. platen, door C. Specht en J. Vianen. (Utr.) 1697—1702. langw. 4°. 2474 J. B. Christemeijer, Landelijk schoon in het Sticht van Utrecht en in deszelfs omstreken, met eene afbeeld. Utr., Junij 1836. kl. 8°. Zie de allernaaste omstreken der stad bij die stad zelve, N0. 2386 en 87. 2475 Het lustoord tusschen Amstel en Grebbe, en elders in het Sticht van Utrecht, met 2 pll, Schoonhoven, 1837, 38. 2 din. kl. 8°. 2476 A, de Leth, De zegepralende Vecht. Amst., N. Yisscher, 1719. m. pi. fol. Ook 8°. 2477 Cl. Bruin, Speelreis langs de Vechtstroom op de uitgeg. gez. v. d. zeegepr. Vecht. Amst., z. j. 8°. 2478 De Vechtstroom van Utrecht tot Muiden, verheerlijkt door honderd gezichten van steden enz., opgeheld. met oudh. en geschiedk. aantt. en verrijkt met een uitvoerig beschr. dichtstuk (door Cl. Bruin). Nieuwe uitg. Amst., 1790. fol. 2179 J. T. Kossijn, Oratio (ligata) in laudem fluminis Vechtae, dicta Vespae (Weesp) d. 26 aug. 1761. L. B., 1761. 4°. Schooloratie. 2480 A. Hoogvliet, Zijdebalen, hofdicht, m. pi. Delft, 1740. 4°. 2481 C. Kramm, Zijdebalen te Utrecht. Utr. V.-A., 1851, biz.37. 2482 L...., Steven van Nijveid of 't Luis te Maarssen. Utr. V.-A., 1844, biz. 105. 2483 van Lennep en Hofdijk, Zuylen, m. gekl. steendr In: Voorn. Kastt. v. Nederl., IV. 119. 2484 H. Hendricxsen, Chr. inwijinghs-predikaatie in de nieuwe kerk te Wilnis, 4 febr. 1742. Amst.; 1742. 4°. 2485 (N. C. Kist,) Opschrift der klok te Ter Aa^ bij de Vecht. Kist en E., Arch. Kerk. Gesch., X. 384. 2486 Beschryving en incoomen van het huys en slot van Cronenborch. (zonder pi. en jaar) (voor 1672) 4°. 2487 van Lennep en Hofdijk, Vreeland, m. gekl. steendr. In; Voorn. Kastt. van Nederl., V. 235.
Utkecht.
221
2488 A. Noordberqii, Opheld. cener oude inscriptie, geplaatst aan een der kerkdeuren te Nederhorst, ook de Stichtsche Berg genoemd. Kist en R., Ned. Arch. v. K. G., VIIL433. 2489 L. G. Yisscher, De Vuursche. Utr. V.-A., 1838, biz. 145. 2490 J. Scheltema, Berigt aangaande het oud altaar [dolmin] of een naar een hunebed zweemend overblijfsel van de eerste bewoners dezer landen in het do.rp de Vuursche. Sch., G. en L. M., V. b. 33. 2491 H. J. Caan, Hulde aan Koning Willem II; bijzonderheden betrekkelijk het koninklijk lustslot Soestdijk, m. afbeeld. en kaart (rijk met vergulde cursif letters gedrukt). 's Hage, januarij 1842. 8°. 2492 — Beschrijv. van het aldaar opgerigte monument voor den Prins van Oranje. Z. pi. of j. v. dr. lith. en gouddruk. 8°. 2493 (Jhr. Mr. H.- M. A. J. van Asch van Wijck), Proeve over de verbetering van den afloop van het water in de landstreek tusschen de Veluwsche en Utrechtsche bergheuvelen (de Geldersche vallei). Utr., J. Altheer, 1832.8°. 2494 ( — ,) Proeve over den ouden loop van de rivier de Eem. Utr., J. Altheer, 1832. 8°. 2495 ( ,) De verbetering der waterafleiding in de Geldersche vallei, in verband met de daarstelling eener kanaalvaart in deze landstreek. Utr., L. E. Bosch, 1842. 8°. Amersfoort. L. G. Visschers bronnen, zie Dr. Waps Astrea, IV. 1854—55, biz. 398 en vv. 2496 Rerum Amorfortianarum scriptores duo inediti, alter auctor incertus, alter cui nomen T. Verhoeven; utrumque edid. et obss. adjungit A. Matthaeus. L. B., 1693. 4°. 2497 C. Kramm, Wijze van verkiezing te Amersfoort, in 1543. Utr. V.-A., 1852, biz. 91. 2498 Egb. van Staverden, L. A. Mag., Amerfortii encomium etc. Z. pi. v. dr. 1594. 4°. 2499 A. van Bemmel, Beschrijving van Amersfoort, met pi. Utr., 1760. 2 din. 8°.
222
Utiiecht.
2500 Mr. W. van Dam, Verliaal van de inneming der stad Amersfoort in 1629, in aug. van dat jaar gesclireven; medegcdeeld door Dr. N. P. Visscher. Ber. Hist. Gen. Utr., II. le st. biz. 147. 2501 Korte beschrijvinge van het genoeghlyck Amisfoort; met eene afb. der stad, naar H. Sachtleven, door H. Specht (kort na d. j. 1657), een blad fol. 2502 L. Bake, Amisfoorts lofkrans, heldendickt. Amst., 1694.4°. • 2503 Historie ofte gedenckwaardige geschiedenissen der stad Amersfoort, van d. j. 975 tot 1723, met een vers van J. Plasscuaert. kl. 8°. 2504 Drie dagen te Amersfoort, do'or een R. C. pastoor aldaar. (Amersf.) 1835. 8°. Opgedragen aan den bisschop van Curium. 2505 Het mislukt verraad (van hertog Karel van Egmond) binnen de stad Amersfoort, dichtstuk, m.»pl. (Amst.) 1776.8°. Herdrukt, met den naam van treurspel, aldaar, 1786. 8°. 2506 A. Rutgers, Het tweede eeuwgetijde van Amersfoorts Hervorming pleclitig gevierd in eene leerr. over Deut. 6: 20—25, 28 maart 1779 (met eene naamlijst der (kerv.) leeraars aldaar). Utr., 1779. 8°. 2507 (Ev. Meyster,) Deductie ofte — bedencking over d'Eemsche zeevaerd. Op Stichts eygen bodem nut-dienstelijck te graven. Uytr., 1670. m. 1 pi. 4°. Van en over wien in 1661 geschriftjes en platen en penningen over de Amersfoortsclie kei verscbenen zijn. 2508 J. Scheltema, Hqg iets over den Amersfoortschen kei. Sck., G. en L. M., V, c. 241. 2509 L. G. Visscher/ Onze L. Vr. kerk te Amersfoort, eene legende. Utr. V.-A., 1838, biz. 167. 2510 P. Pijpers, Eemlandsch Tempe, of Clio op Puntenburgb, landgedicbt, met pi. Amst., 1803. 2 din. 8°. Waarop door een ongenoemde spottende aanmerkingen gemaakt zijn. Amst., 1804. Zie ook Yaderl. Letteroef,, 1804. 1° st. biz. 35 en 77. 2511 E. Meyster, Nimmer-dor. Utr., 1667. 4°.
Utrecht. 223 \ 2512 E. Meystek, Dcs weerclds Dool-om-Berg ontdoold op Dool-in-Bergh. Utr., 1669. 8°. 2513 G. C. Haakman, Rhenen en omstreken. Amersf., sept. 1847, m. facsim. en plaat. 8°. 2514 Dat Leven, ende die Passie, ende verheffinglie van der heyliger maget Sinte Kunera, die in die stadfc van Kenen rustende is, enz. Dit boecxk'en vercoopt men in die stadt van Renen (na 1515). m. houtsn. 4°. 2515 N. C. Kist, De Reenensclie Kunera-legende, i4i betrekking tot die van Sinte Ursula en de 11000 maagden, m. eene afb. Amst., 1858. 8°. In: Kist en Moll, Kerkh. Arch., 11.1. 2516 L. J. P. Janssen, Oudheidk, ontdekkingen op den Heimenberg bij Reenen. (Arnhera) 1839. 8°. In: Nijhofis Bijdr., II. 215. 2517 L. E. Bosch, Het kasteel ter Horst (bij Rhenen), m. 1 pi. Utr. V.-A., 1857, biz. 165. 2518 ... Inhuldiging van de^ Heer van Amerongen. Utr. V.-A., 1840, biz. 127. 2519 ... Het slot te Zuilestein bij Amerongen. Utr. V.-A., 1840, biz. 145. 2520 N. C. Kist, Muurschildering in de kerk te Amerongen, • en lijst der predikk. aldaar. Kist en Moll, Kerkh. Arch., I. 500. 2521 V. E. J. Boonacker, Geschiedk. bijzonderheden aang. het dorp Leersum en de heerlijkheid Zuilestein. Utr. V.-A., ^1846, biz. 68. 2522 Mr. P. H. van de Wall, Onderzoek of Quentovicus Wijk te Duurstede, geleegen in het Sticht van Utrecht, geweest is. In: Werken v. d. M. d. N. L., I. 1772. bl. 75* 2523 J. dr Rhoer, Disq. de Dorestado Batavorura, a Normannis vexato ac direpto; vertaald door C. F. Kuypers (lat. en nederd.). Verhh. Z. Gen., IV. 324. 2524 van Lennee en Hofdijk, Wijk bij Duurstede, met gekl. steendr. In: Voorn. Kastt. van NederL, VI. 71. 2525 Oudheidk. opgravingen bij Wijk bij Duurstede, op last der regering, onder toezigt van L. J. F. Janssen, Conserv.; afzonderlijk afgcdrukt uit dc Staats-Ct. v. 31 dec. 1842.8°.
224
Utrecht.
2526 J. C. van der Veur, Opclclving tc Wijk bij Duurstede. Utr. Y.-A., 1843, biz. 41. 2527 — — — — —— lets over de opdelving bij Wijk bij Duurstede. Utr. Y.-A., 1847, biz. 15. 2528 M. D. de Bruyn, Wijk bij Duurstede, m. 2 pll. Utr.V.-A., 1847, biz. 81. — Vervolg en slot. 1848, biz. 158. 2529 L. J. F. Janssen, Over de oudheid van sommige bij Wijk bij Duurstede gevonden overblijfselen. Leiden, 1850. 8°. Werken v. d. M. d. N. L'., D. VI. 1850. 2530 J. B. Christemeijer, De Darthuiser berg, m, 1 pi. Utr. V.-A., 1845, biz. 134. 2531 L. E. Bosch, Zeist en de pyramide te Austerlitz, m. 2 pll. Utr. V.-A., 1852, biz. 3. 2532 Karap te Austerlitz. Utr. V.-A., 1852, biz. 22. 2533 De broedergemeente. Utr. V.-A., 1852, biz. 6. 2534 De Hernhutters. Utr. V.-A., 1851, biz. 53. 2535 N. C. Kist, De oude kerk van Zeist, m. eene afb. Kist en Boy., Ned. Arch. v. K. G., II. 383. 2536 Jhr. J. J. DE Geer, Oorkonden betrekk. tot de abdij van St. Laurentius en bet vrouwenklooster te OostbroeJc, In: Codex diplora. Utr. Hist. Gen., Ileserie, D. 4. afd. 2. biz 3. 2537 N. C. Kist, Tufsteenen doodkisten gevonden te Oostbroek bij de Bilt. Kist en Boy., Ned. Arch. v. K. G., VIII. 408. 2538 B. H. Graadt Jonckers, De Bildt, m. pi. Utr. V.-A. 183., biz. 193. 2539 Mr. B. G. A. Pabst, Ameliswaard, m. 2 pll. Utr. V.-A., 1841, biz. 1. 2540 J. Scheltema, Verhand. over Wiltenburg, de leger- of wapenplaats der Bomeinen bij Vechten, en de aid. in 1829 begonnen vergravingen. Sch., G. en L. M., IV, b. 321. 2541 L. E. Bosch, Vreeswijk of de Vaart, m. 1 afb. Utr. V.-A., 1841, biz. 139. 2542 B. C. H. Bomer, Gildenburg (te Vreeswijk), met 1 pi. Utr. V.-A., 1857, biz. 1. 2543 Jhr. J. J. de Geer, Onuitgeg. oorkonden aang. het patronaat der kerk te Jutphaas. In: Cod. dipl. Utr. Hist. Gen., IP scrie. D. 4. afd. 2. biz. 168.
UTRECHT.
225
2544 L. G. Vissciier (Oorspronck, beginsel cnde voortganck ; voorders wat fondateurs, overste en regeerders dat het convent in V Geyn buyten Utrecht gehadt heeft, bijeenvergadert door Jo. Buysling, pater aldaer a0. 1574, uitgegeven door). Utr., 1843. 8®. IJsseUtein. Eene stadsbeschrijving ontbreekt. 2545 Dr. H. K. de Breuk, Inventaris van geschr. boeken, re¬ gisters, rekeningen, brieven, enz. — in het archief der gemeente IJsselstein, tot den jare 1800 (opgemaakt 1856).8°. In: Handd. v. d. M. d. N. L., 1858. biz. 87—115. 2546 Jhr. J. J. de Geer, Onuitgeg. oork. betreff. het slot, de stad en de heerlijkheid van IJsselstein. In: Cod. diplom. Utr. Hist. Gen., IIe serie. D. 4. afd. 2. biz. 78. 2547 Dr. H. K. de Breuk, Twee stukken betrekk. de geschiedenis der kerkhervorming te IJsselstein. Kist en Moll Kerkh. Arch., II. 109. . 2548 Inventaris der zilverwerken uit de kerken te IJsselstein en Benschop van d. j. 1581. Kist en Moll, Kerkh. Archief, I. 422. 2519 (L. E. B.?), Praalgraf te IJsselstein. Utr. V.-A., 1857, biz. 46. 2550 (B.), De tombe der Amstels in de kerk te IJsselstein. Utr. V.-A., 1858, biz. 150. 2551 Dr. TVap, Het praalgraf in de kerk van IJsselstein, m. 2 pll. Utr. V.-A., 1859, biz. 113. 2552 (L. J. E. Janssen c. s.), Bapport der Commissie benoemd door 't Prov. Utr. Gen, tot onderzoek van een oud praal¬ graf in de Herv. kerk te IJsselstein. (Utr., dec. 1855.) 8°. 2553 van Lennep en Hopdijk, Kasteel van IJsselstein, m. gekl. steendr. In: Voorn. Kastt. van Nederl., II. 105. 2554 C. Kramm, IJsselpoort te IJsselstein. Utr. V.-A., 1856, biz. 70. Montfoort. Eene stadsbeschrijving ontbreekt. 2555 Kronijk van Montfoort. HS. aangehaald in (Frankenhuysens) Stem uit Montfoort, omstr. 1850. N0. 2. 4°. 2556 van Lennep en Hoedijk, Kasteel van Montfoort, m. gekl. steendr. In: Voorn. Kastt. van Nederl., II. 57. 29
226
Utrecht.
2557 B. G. A. Pabst, Batestein. Utr. V.-A., 1842, biz. 97. 2558 De hydrarckia Byleveld. Traject. ad Rh., J. Altkeer, 1836. c. 2 mappis geogr. 8°.
RRIESLAND. Cat. Muller, 1859, N0. 507—521. — Cat. Visscher, Mei 1859, biz. 35—37, N0. 1290—1359. — Yooral Cat. der Boekerij van het Friesck Genootschap, biz. 81—128, 137 en v., 191 en vv., 219 en vv. Op dit oogenblik nog onuitgegeven. 2559 De vrije Fries, le serie. 6 din. Leeuw. en Workum, 1839 —53. 2e serie, dl. 1 en 2, en 3 stukken van het 3e, 1856 —61. met algem. inboud; met kaarten en afbb. Onder redaetie van bet Friescb Genootschap voor oudh., taal en gescbiedk. 2560 Friescbe Volks-Almanak, onder red. van Ds. A. Wassenbergh. Leeuw., L. Schierbeek, 1836—43. — onder red. van Mr. C. M. A. Simon van der Aa. bij Denzelfden, 1844, 45. — onbek. red. Sneek, van Druten en Bleeker ,1846— 52. — onder red. van Ds. A. Wassenbergh, als Nieuwe Fr. Volks-Alm. Franeker, Ippius Fockens, 1853—56. — onder red. van T. R. Dykstra. Leeuw., Gebr. Borgrink, 1857. en Aid., H. Kuipers, 1858—62. 8°. 2561 Bijdragen tot de Friescbe gescbied-, taal- en letterkunde. Franeker, 1852, 53. 5 din. 8°. Bijeenvoeging van eenige vroegere jaarg. van den Friescben Volks-Almanak, onder bedriegelijken titel. 2562 Arckief voor vaderl., en in^onderheid Vriescbe gescbiedenis oudheid- en taalk., verzameld door H. W. C. A. Visser en H. Amersfoordt. Leeuw., 1824—28. 3 stukken. 8°. 2563 H. G. Eiirentraut, Friesiscbes Arcbiv. Fine Zeitscbrift fur Friesische Gescbicbte und Sprache. Oldenburg, 1847 —54. 2 din. 3 st. 8°. 2564 Dr. J. G. Ottema, Over het ontstaan der Zuiderzee, met kaart. Vr. Fr., IV. 183.
Fbiesland. 227 2565 Mr. D. Fockema, Over de vorming van de Zuiderzee. Yr. Fr., IV. 215. 2566 J. G. Ottema, Over den loop der rivieren door Let land der Friezen en Batavieren, in het romeinsclie tijdvak, m. kaart. Vr. Fr., IV. 105. 2567 Jhr. Mr. M. de Haan Hettema, Het meer Flevum en Let eiland Flevo. Leeuw., 1854. 8°. 2568 J. G. Ottema, Het meer Flevo en de Middelzee (tegen het vorige geschrift). Leeuw., 1854. 8°. 2569 D. Fockema, Over de watertogten der Komeinen door Friesland en dezer invloed op den waterstaat aldaar. Vr^ Fr., IY. 243. 2570 M. de Haan Hettema, Wat zijn de zeven Zeelanden van Friesland? Vr. Fr., IV. 254. 2571 J. van Dooeninck, Comment, de Frisiae tei:minis pro diversis aetatibus diversis. Groningae, 1835. 4°. 2572 D. Fockema, Bijdrage over de grenzen van Friesland, in onderscheidene tijdvakken. Vr. Fr., IV. 20. 2573 P. Brouwer Pz. en W. Eekhoff, Nasporingen betrekkelijk de gesehiedenis der voormalige Middelzee in Friesland, m. voorr. en kaart door W. van Peyma. Leeuw. 1834. 8°. 2574 A. Wassenbergh, Verklaring der namen van eenige steden, grietenijen en dorpen. Fr. V.-A., 1840, biz. 137. — Vervolg. 1841, biz. 169. — Vervolg. 1842, biz. 165. 2575 lets over de benamingen van sommige plaatsen in Fries¬ land, fragment van een brief (Aug. 1840). Fr. V.-A., 1854, biz. 122. 2576 M. de Haan Hettema, Het graafschap Stavoren en dat van Westergo en Oostergo. Fr. V.-A., 1851, biz. 27. 2577 C. Kempius, De origine, situ, qualitate et quantitate Fri¬ siae. Colon,, 1588. 12 . 2578 C. Bockenberg, Prisci Bataviae et Frisiae regcs. L. B., 1589, 8°. 2579 Suffridus Petri, De Frisiorum antiquitate et origine, 11. 3. Colon., 1590. 8°. — Edit. 2a. Franeq., 1698. 12°. 258 0 Apologia pro antiquitate et origine Frisiorum, cum B. G, Furmerii provocatione contra U. Emmium; Franek., 1603. 4°,
228
Friesland,
25S1 U. Emmius, contra S. Petiu, De origine et antiquitatibus Erisiorum. Gron., 1603. 8°. 2582 33, Furmerii, Hyperaspistes apologiae S. Petri de origine et antiquitatibus Frisiorum ad Ubb. Emmium. Leovard., 1604. 8°. — Herdr. Franeq., 1613. 4°. 1699." 12°. 2583 U. Emmius, De Frisia et Frisiorum republ. Embdae, 1619.8°. 2584 Jacob Lieffs, Sommiere memoriale ende loffelijcke beschr. v. d. keyserlijcke vrije provintie van Vrieslandt, mitsgaders de daden, bet leven ende handelingen der vroomdadighe vrije Vriesen, in rijm gestelt 1536. Amst., 0. B. Smient, z. j. ('t midden der 17e eeuw). 4°. 2585 P. Winsemius, Beschrijvinge* van Vrieslandt. Zie acbterzijne Chron. van Vr. Franeker, 1622. m. kaart en plattegr. fol. 2586 G^ Hegenitii Itinerarium Frisio-Hollandicum. L. B., 1630, 1661, 1667. 12°. 2587 C. S(chotanus), Beschrijvinge van de heerlijckheydt van Frieslandt tusscben 't Flie end de Lauwers, met nieuwe caerten van 't landscbap in 't algemeen soo oud als nicuw ende de drie gedeelten in 't besonder enz. Exc. Job. Wellens. Jac. v. Meurs sculps. Z. pi. en jaartal.jfol. — Herdr, 1658. 4°. Leeuw., (1664) fol. 2588 Chr. ScHOTANUS,Bescbryvinge end Chronijck van de heerlickheydt van Frieslandt tusscben't Flie end de Lauwers. Franeker, 1655. 4°. 2589 M. Alting, Descriptio Frisiae inter Scaldim et Amisiam. Amst., 1701. fol. m. kaarten. De kaarten verdienen weinig gezag. 2590 Aant. van Z. C. von Uffenbach, gedur. zijn verblijf in Friesland in 1710. Met aantt. medeged. door Mr. J. Dirks. Zie: Vrije Fries, dl. VI. (1853). biz; 305 en vv. 8°. 2591 Friesland en deszelfs gantscbe geleegentheid vertoont in een geograpbiscb woordenboek van alle grietenijen, steden, dorpen,-buurten, staten, enz. Leeuw., bij (en door) A. Fer"WERDA, 1736. 8°. — Herdr. aid., 1746. 8°. 2591*Geograpkiscb woordenboek, bebelsende een uytvoerige bescbrijving van de Friescbe dorpen enz. nevens derzelver bewoonders cn bcroemde mannen. Leeuw., 1749. 8°.
(
Friesland. 229 Yoor den sclirijver wordt geliouden de raadslieer Ed. Mar. van Burmania, aan wien Te Water Let Yerbond der Edelen opdroeg. 2592 C. Wierichs, Yersuch einiger Anmerkungen iiber den Staat von Friesland. Oldenburg, 1741. 8°. 2593 Siebr. Meyer, Friesiscbe Merkwiirdigkeiten vom Anfang solcher Nation bisz im xvi Seculum, u. s. w. Leipzig, 1747. kl. 8°. MisscLien door de verbeffing van den stadhouder nit den Frieschen stam tot erfstadhouder der Vereen. Nederl. veroorzaakt. 2594 (J. Dotingh), Het verward Frieslandt, of omstandig beright der beroerten in 1748, m. autent. stukken. Leeuw., 1849. 8°. 2595 J. H. Knoop, Tegenw. staat of historische beschryvinge van Friesland, m. kaart. Leeuw., 1763. 8°. 2596 Traite de la Frise. Paris, 1763. kl. 8°. 2597 F. Sjoerds, Algemene bescbryving van Oud en Nieuw Friesland: als inl. tot eene volled. List, van Fr. Leeuw., 1765—68. 4 stukken. 2 din. 8°. Zie Cat. Muller, 1859, N0. 1532. 2598 Tegenwoordige staat van Friesland, met kaarten en pi. Amst., enz., 1785—89. 4 din. 7 stukken. 8°. De schrijver of schrijvers Liervan zijn ons, ondanks alle nasporing, onbekend gebleven. Een mijner vrienden gist, dat Let geLcel of ten deele Let werk van S. Stijl zou zijn. Een ander meent, dat, zoo dit laatste al van Let lc deel of de gescLiedenis geldt, Let overige vooral aan Prof. Nic. Ypeij en zijn zoon Adolphus Ypeij le danken is. 2599 Brieven over Friesland, door B. G. Niebuhr in 1808 gescLreven, nu met aanm. van Mr. J. D(irrs), geptaatst in de Prov. FriescLe Courant, 1841. Ook gedrukt in 8°. 2600 GeograpLiscLe bescbryving der 32 Yriesche grietenijen, derzelver grondgesteldheid voortbrengselen, enz. Heerenveen, 1817. kl. 8°. 2601 Handleiding tot eene oppervl. aardrijkskunde voor de scbolen te Leeuw. Hading., 1818. 2 st. 8°.
230
."Friksland.
2602 Noodzakelijke aardrijkskimde voor de scholen te Leeuw., door de plaatsel. schoolcommissie, in. kaart v. Yriesland. (Leeuw.) 1825. kl. 8°. 2603 (F. W. van Breest Smallenburg,) Algemeen aardrijksk. woordenboek van de provincie Friesland. Sneek, Wed. F. W. v. B. Smallenburg, 1833. 8°. 2604- (G. M. Koldijk), lets over Yriesland, of alphab. plaatsbeschrijving van de steden en dorpen in dit gewest, benevens stand en ligging en bevolking van dezelv'e. Leeuwarden, 1837. 8°. Is een -veranderde en verbeterde herdruk van bet Alg, woordenb. van 1736. (N0. 2591). 2605. P. J. Gauthier-Stirum, Voyage pittoresque dans la Frise, av. 1 pi. Auxonne, 1839. 12°. M. Gauthier in Frankrijk, woonde twintig jaren vroeger in Friesland, en was daar gehuwd met eene gravinne van Limburg Stirum. 2606 W. Eekhoff, Handboekje voor reizenden door de steden en voornaamste oorden van de prov. Friesland, met eene kaart. Leeuwarden, 1840. 8°. 2607 Beknopte aardrijksk. beschrijving van de prov. Yriesland, bevatt. een overzigt van den algemeenen en bijzonderen toestand van dat gewest. Leeuw., 1840/kl. 8°. Hetz. werkje, voor de scholen, in 2 stukjes. kl, 8°. 2608 Friesland (historisch en topographisch beschreven), met houtsn.-pl. In: Aardbol, 1840. kl. fob 2609 M. de Haan Hettema, Oud en Nieuw Friesland of aardrijksk. beschrijv. van die provincie. Leeuw., 1840. 8°. 2610 Korte schets der aardrijkskunde van de prov. Yriesland. Leeuw., U. Proost, (Julij) 1845." 8°. 2611 A. J. van der Aa, Aardrijksk. en geschiedk. beschrijving van Friesland, onder medewerking van eenige vaderl. geleerden. Sneek, van Druten en Bleeker, 1851. Prospectus. De voorgenomen uitgave is niet doorgegaan. 2612 J. T. Bodel Nijenhuis en W. Eekhoff, De algemeene kaarten der prov. Friesland verzameld, beoordeeld en ge¬ schiedk. beschreven. Leiden en Leeuw., 1846. 8°.
Friesland.
281
2613 C. G. Jacoby, Kort en beknopt chronykjen van Vriesland tot op 't jaar 1567 (met duitsche letter), geexcerpeerd voor hen die de oude chronijken niet kunnen koopen. Leeuw., 1755. 8°. 2614 Een corte chronyck wth voele chronycken tsamen met groter neerstickeyt ende arbeyt gebracht, tracterende die oorspronck ende krijch der Vreisen, wente toe dessen dack toe: van Westvreislandt, ende wat daer omlandes gliesciet is. Toe Campen, Peter Warnerssoen, z. j. (1553). 8°. 2614*Een corte cronike wt voele croniken toesamen met groter neersticheit ende arbeit gebracht enz. Oock de geschiedenis van Hilliger Lee ende wat daer omlandes geschiet is, Toe Campen, Steven Joessen, z. j. (1568) 8°. 2615 J. Dirks, Geschiedk. onderzoek van den koopbandel der Friezen, tot aan den dood van Karel den Grooten; bekroond door 't Prov. Utr. Gen. Utrecht, 1846. 8°. 2616 A, van Halmael Jr., Waren ooit de graven van Holland, rechtens, heeren van Eriesland? In de Leeuw. Ct., 1833, N0. 51. 2617 F. Stellingwerf, Politicq discours nopende den staet van Frieslandt dat dit landt geen slechte heerlycheyt of leen• goet is enz. Fran., 1617. 4°. 2618 P. U. Kengers, De innovationibus a Saxoniae ducibus in Frisia factis, pro gr. def. m. martio 1776. L. B., 1776. 4°. 2619 Worperi Tyaerda ex Kenismageest, Prioris in Thabor, Chronicorum Frisiae (1399—1498) libri III. Edidit Soc. Fris. hist., antiq. literarumq. studiosa. Leov., 1847. 8°. Yierde boek; in 't neerd. bewerkt door J. G. Ottema. Leeuw., 1850. 2 stukken. 8°. . 2620 K. van Martena, Annael of land-boek van Vriesland. Leeuw.. z. j. fol. (afgedrukt in Schwartzenberg's Groot Pl.-B., Dl. II). 2621 B. Furmerii Annalium Phrisic. libri III. (ad a. 775). Franek., 1609. — trias altera (ad a, 880). Leov., 1612. — trias tertia (ad a. 1120). Leov., 1617. 4°. Dit laatste gedeelte is na den dood des schrijvers door P. Winsemius uitgegeven.
232
Friesland.
2622 Ocko Sciiarlensis, Chroniicke ende waraclit. beschr. van Vrieslant tot 1565; verbeterd door J. Ylitarp en A. Cornelius Stavriensis. Leeuw., 1597. fol. en aid., 1663. fol. — Herdrukt, Leeuw., 1742. 4°. — Er is ook eenc titeluitgaaf van "VVorkum, 1754. 4°. Zie Cat. F. Muller, 1859, N0. 1454. 2623 D. Fockema, Proeve van taal en geschiedk., en over den Frieschen Kronijk van Ocke van Scharl enz. Leeuw., 1836. 8°. 2624 Thet Freske riim, met aantt. van E. Epkema. Workum, 1835. 4°. 2625 Gesta Fresonum, uit de apogr. Juniana, met aantt. door J. W. de Crane. Workum, 1837. 4°. 2626 Die olde Freesche cronike, met aantt. en verbb. van E. Epkema. — Gesta Frisiorum. — M. Alvini tractatus. Workum, 1853. 4°. Deze 3 werken vormen te zamen dl. II der kwarto-werken van bet Friescb Gen. 2627 T. Gutberleth (eigenlijk S. A. Gabbema), Historie van Friesland van 1190 tot 1573, alsmede verhaal van Leeuw. Gouda, 1703. 4°. Zie ook aan bet boofd van Leeuwarden. 2628 A. v. H*****, Geschied. van "de onlusten tusscben de Schieringers en Yetkoopers in Vriesland. Leeuw., 1829. 8°. Was eene eerste en zwakke proeve van den later zoo gunstig bekenden gescbiedscbrijver Jhr. Mr, H. Baerdt vanSminia, scbrijver van deNaamlijst der grietmannen. 2629 M. Hamconii Frisia, seu de viris rebusq. Frisiae illustribus, libri 2. Franek., 1620. 4°. m. pll, van P. Feddes van Harlingen. Met lateren titel. Aibst., Janssonius, 1623. 4°. Yroeger zonder platen gedrukt te Munster, L. Basfeld, 1607. 4°. — Zie J. Dirks, over de verscbill. uitgg. van dit boek, in: de Yrije Fries, III. 315 en vv. 2630 Jancko Douwama's Geschriften; uitgeg. door bet Friescb Gen. in 4 aflevv. Leeuw., 1830—49. 4°. 2631 P. Eodolphi van Rixtel, (vroeger Joh. Gruyter), Proeliarius (de oorll. in Friesland, 1474—1517), uit bet latijn door J. G. Ottema. Leeuw., 1855. 8°.
Friesland.
233
2632 Jo. Carolus, De rebus Cjasparis a Robles Billaei in Frisia gestis Coramentt. 11. 4. editio la. ed. P. Wesseling. Leov., 1731. ed. 2*. Leov., 1750. 4°. 2633 U. Emmius, Rerum Erisicarum historia (usq. ad a. 1564). Aec. ejusd. de Erisia et Erisiorum rep. inter Elevum et Yisurgim libri aliquot. L. B., Elzevier, 1616. fol. Zie Cat. E. Muller, 1859, N0. 464—467. — De eerste en minder volledige uitgave was Franeker, 1596; recogn. 1605; decas 2\ Fran., 1598; decas 3a. L. B., Off. Plantin., 1599; decas 4a. Gron., 1604; decas 5a. Gron., 1617; decas 6a: Embdae, 1616. 8°. 2634 P. Winsemius, Chronique ofte hist, geschiedenisse van Yrieslant, in. figg. en steedecaerten. Franeker, 1622. fol. Zie Cat. Muller, 1859, N0. 1920. 2635 — Histt. ab exc. Car. Y sive rer. sub Ph. II per Frisiam gestarum ab a. 1555—81. libri YII. Leov., 1629. 4°. 1646. fol. — Vroeger lib. I et II. Leov., 1629. lib. Ill et IY. Fran., 1633. 4°. Zie Cat. Muller, 1859, N0. 1921. 2636 C. Schotanus, De geschiedd. kerck. en wereldtl, van Friesland Oost ende West, tot op d. j. 1583, m. portrr. Daarachter: Tablinum, d. i. Brieven en documenten, dienende tot de Friesche historic. Franeker, 1658. fol. — Titel herdr. Amst., 1660. fol. Zie Cat. Muller, 1859, N0. 1497. 2637 It aade Friesche terp, of kronyk der geschiedenissen van de vrye Friesen, benevens de landverdeeling van Friesland. Hiervan bestaan thans vijf uitgaven. Leeuw., 1677. (er zijn, die 1678 opgeven), met een Bijvoegsel herdrukt, Haarl., 1743. 'sGravenh., 1746. Nieuwe uitgave van den druk van 1743, en met bijvoegsels. (Leeuw.) 1771. Laatstelijk, met bijvoegsels en aanteekeningen van J. van Leeuwen, met 1 plaat. Leeuw., 1834. alien kl. 8°. De aanteekk. der laatste uitgave zijn zeer belangrijk. 2638 F. Sjoerds, Histor. jaarboeken van oud en nieuw Friesland tot 1447. Leeuw., 1768—71. 5 din. 8°. Wegens het overlijden van den schrijver niet vervolgd. Zie Cat. Muller, 1859, N0. 1533.
.234
Friesland.
2638*(A.) y(an) H(almael Jr.), Yerslag van een HS. van S. a Wigara, Eer. Fris. compend. ab Augusto ad a. C. 1564. In de Leeuw. Ct., tusscben nov. 1831 en maart 1832. 2639 M. Brouerius van Nidek, Analecta medii aevi, ofte oude Ned. geschiedenisboeken, van Sicke Beninga, Sybe Jarichs, Tjalling Aykema en eenen anderen, over de Yriesche en Gron. landen. Amst. en Midd., 1725. 1® en eenigst deel. 8°. 2640 Mr. A. van Halmael Jr., Kirt oersicht oer Frieslans schydnis fenne fierste tyd oon 1256. In het Friesch Jierboeckjen trog it Fr. Gen,, foarl831, 33 en 34. Liauwerd, 12°. Niet voltooid; delandfrieschevertalingis van J.D. Ankringa. In dit jierboeckjen, waarvan 6 jaargangea-bestaan, 1829 —1835 (1832 is niet uitgegeven), koinen meerdere belangrijke historische bijdragen voor. 2641 Fredr. van Vervov, Eenige gedenkw. geschiedenissen (van 1572—1610), uitgeg. door bet Friesch Gen. Leeuw., 1841. 8°. Zij betreffen Friesland, de Groninger Ommelanden en Oostfriesland. 2642 (Mr. S. Gratama), De gelukkige toestand van Friesland, afgescbeiden van de tegenwoordige verdeeldheden, betoogd. Harlingen, 1795. 8°. 2643 D. Fockema, 'Schetsen van de Friescbe gescbiedenis in bet algemeen en wegens (?) bet strafregt in bet bijzonder. Leeuw., 1840-46. 3 din. 4 bdn. 8°. 2644 F. Dijkstra, Geschied. van Vriesl., van den vroegsten tot den tegenw. tijd ; leesboek op de scbolen, m. 1 krt. Dockum, 1842. kl. 8°. — Ook in 2 stukjes, voor scboolgebruik. 2645 (E. be Haan en E. Zetstra), Beknopte gescbiedenis van Friesland. Leeuw., 1852. 8°. 2646 H. W. Steenstra, Algemeene gescbiedenis van Friesland; een volksleesboek. Minnertsga, 1845. 2 din. 8°. 2647 W. Eekhofp, Beknopte gescbiedenis van Friesland, in boofdtrekken, nit do bronnen bewerkt, met eene schetskaart van bet land der Friezen. Leeuw., 1851. 8°. 2648 B. van Bruggen, Friesland en het Friescbe volk in hunne ontwikkeling gcscbetst, voor de scbolen. Fran., 1851. kl. 8°.
Friesland.
285
2649 J. J. de Vries, Friesland; leesboek voor de lagere scholen. Fran., 1855. kl. 8°. 2650 J. van Leeuwen, Prospectus van eene door- hem te vervaardigen: Geschiedenis van Friesland. In Mnemos., XIX (I.). Leiden, 1829. 8°. 2651 J. van Leeuwen, Prospectus van: Bijdragen tot de ge¬ schiedenis van Friesland; tijdschrift. Leeuw., 1842. 8°. Geen van beide werken is verschenen. 2652 Losse. stukken betrekkelijk Friesland, uit de nalatenschap van wijlen J. van Leeuwen ; uitgegeven door J. Dirks. Workum, 1858, 59. 6 stukken. 8°. 2658 F. W. N. Eyck tot. Zuilichem, Beschouwing van den bouwtrant van eenige oude kerken in Friesland. Mei 1847. In de Vrije Fries, Y. 163. 2654 E. J. Diest Lorgion, Geschiedenis van de invoering des Christendoms in Nederland (Friesland), bekroond door 't Kon. Instituut. Leeuw., 1842. 8°. 2655 — — Geschied. van de kerkhervorming in Friesland. Leeuw., 1842. 8°. 2656 De Nederd. Herv. Kerk in Friesland sedert hare vestiging tot h. j. 1795. Groningen, 1848. 8°. Deze drie werken zijn later bijeengevoegd en te zamen in een boekdeel uitgegeven, onder den titel van: Geschiedkundig gedenkboek voor de Hervormden in Friesland. Leeuw., en Gron., 1848. 8°. 2657 S. Blaupot ten Gate, Geschied. der Doopsgezinden in Friesland, uit echte. stukken, met kaart. Leeuw., 1839. 8°. 2658 A. Wassenbergh, Alphab. naamlijst der voormal. kloosters en abtdijen in Friesland. Fr. Y.-A., 1853, biz. 135. 2659 B. Bolleman van der Yeen, Frieslands voormalige kloos, ters getuigen van Frieslands godsdienstzin. N. Fr. V,-A., 1861, biz. 112. 2660 (H. F. van Heussen' en H. van Kyn,) Oudheden en gestichten van Yriesland, tusschen 't Vlie en de Lauwers. Uit het latijn. Leyden, 1723. 2 din. m. pi. 8°. 2661 Pater Will, van der Heyden, Yerhaal van de verrigtingen der Jezuieten in Friesland; uit het latijn en m. aan-
\ 236
Friesland.
teekk. door Dr. H. Amersfoordt en Mr. U. A. Eyertsz. Leeuw., 1842. 8°. 2662 Nauwkeur. berigten der ongelukken door den storm en watervloeden in no v. 1776, zoo in de pro v. Fr. als elders veroorzaakt. Fran., 1776. 8°. 2663 J. vAn Leeuwen, Geschiedk. tafereel van den watervloed en de overstroomingen in de prov. Yriesland in sprokkelm. 1826, met verhaal van de vroegere vloeden aldaar, m. kaart. Leeuw., 1826. 8°. 2664 Beknopt verslag van Vriesland§ watersnood in febr. 1825, m. aanh. Sneek, 1825. 8°. 2665 W. van Peyma, Verb, over de beste wijze van aanleggen van zeedijken en de hervorming derzelve, bijzonder met betr. tot die van Yriesland, met kaart. Franeker, 1827. 8°. 2666 (T. D. Wjarda), Yon den Landtagen der Friesen in den mittlern Zeiten bey Upstalsboom. Bremen, 1777. 8°. umgearbeitet, Leer, 1818. 8°. Zie ook een artikel hierover door T., in de Leeuwarder Ct., 1831, N0. 79, meest hieruit getrokken. Zie Cat. Muller, 1859, N0. 1905 en 1906. 2667 Lex Frisionum, sive antiquae Frisiorum leges, cum not. Sibr. Siccamae. Franeq., 1617. 4°. 2668 L. P. C. van den Bergh, Onderzoek naar den oorsprong" der Lex Frisionum (gedr. omstr. 1850). 8°. In: Themis, regtsk. tijdschrift. 2669 Oude Friesche wetten, met cene nederd. vertaling en ophelder. aantt. voorzien (door P. Wierdsma en P. Brantsma). Campen en Leeuw., 1782. 4°. 2670 Asega-Buch, ein alt-friesisches Gesetzbucb der Kiistringer, iibersetzt von T. D. Wiarda. Berl. u. Stettin, 1805. 4°. 2671 Oude Friesche wetten; bijeenverz. en nagezien door Jhr. • Mr. M de Haan Hettema, Leeuwarden, 1846—51. 2 din. 3 stukken. 8°. 2672 J. H. Beucker Andreae, Spec, de origine juris municipalis Frisici, publ. pro gr. def. Tr. ad Kh., m. maji 1810. 8°. 2673 Freeska Landrjucht. Z. pi. en j. 4°. Waarschijnlijk in Friesland (Dokkum?) omstreeks 1480,
Friesland.
237
volgens anderen in 1466, in Friesland gedrukt. Zie Eekhoff's en Ottema's opstellen in Vrije Fries. Nieuwe reeks, Dl. I en II. — En, voor de verdere Friesche regten, de Cat. der Boekerij van het Friesch Genootsckap, 1862, biz. 191. 2674 W. F. Schuatenbach a Burmania, Tract, jur. publ. fed. Belgii de jure comitiorum Frisicorum. Franeq., 1751. 8°. 2675 C. L. a Beyma, Tractatus de grietmannis. Franeq., 1780.8°. 2676 (W. Eekhoff,) De grietmannen in Friesland. Leeuw., nov. 1848. 8°. 2677 Jhr.Mr.H. Baerdt vanSminia, Nieuwe naamlijst van griet¬ mannen tot 1795, m. gescbiedk. aantt. Leeuw. \Se6h — Yervolg der grietmannen, van 1816—1851. Leeuw., 1851. 8°. 2678 E. de VYendt van Sytzama, Diss. hist, de jure suffragandi in Frisia, pro gr. def. Tr. ad Eh., m. junii 1841. 8°. 2679 J. H. F. K. van Swinderen, Akad. proefschrift over den oorsprong en de geschiedenis van de belasting op de Floreenen in Friesland, te Leiden verdedigd 13 junij 1861. Leeuw., 1861. 8°. 2680 E. H. Bergsma, Spec, de antiqua et hodierna Frisiorum regiminis forma, pro gr. def. Franeq., m. julii 1779. 4°. 2681 J. Munniks, Historie der staatsbestiering in Vriesland van 1500 tot op den tegenw. tijd. Dl. I. Leeuw., 1787. 8°. 2682 S. G. H. A. van Beyma thoe Kingma, Disp. cont. historiam Ordinum Frisiae a Carolo Y ad ejuratum Phil. II (1515—1581), pro gr. def. m. nov. 1835. L. B. 8°. 2683 J. M. van Beyma, Diss. cont. historiam Curiae Frisiacae, ab ei. ortu ad sec. xvi exitum, pro gr. def. m. junii 1835. L. B. 8°. 2684 (P. Wierdsma), Beschrijving van Vriesland en zijn staatsbestuur. In N. aardr.-beschr. van W. E. de Perponcher. Utr., 1784. kl. 8°. 2685 E. M. van Burmania, Naamrol der Eaden 's Hofs van Friesland, van 1499—1737, metinstructien.Leeuw., 1742.4°. 2686 Naamregister der Bentmeesters van de Domeinen, Proc.Gen. en Griphiers enz. van de Earners van den Hove in Friesland. Amst., 1748, 4°.
238
Friesland.
2687 Groot placaat- en charterboek van Yriesland, eindig. met October 1686; nitgeg. door G. F. Baron thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg. Leeuw., 1768—93. 5 din. fol. Zie Cat. Muller, 1859, N0. 1329; en over deachtereenvolgende redacteurs en bet 6e dl. van dit werk, W Eekhoff, bier onder^ N0. 2690. — Deel VI, loopende van 1686—1705, is door de onlusten van 1795 onvoltooid gebleven. 2688 Beneficiaalboeken van Friesland (Kegister der bezittingen van de kerken in 1543). Op last van bet prov. bestuur uitgegeven door J. van Leeuwen. Met bist. inleid. en bijlagen. Leeuw., 1850. fob Ten beboeve van bet 3e dl. van bet Charterboek werd vroeger Oostergoo en Westergoo gedrukt, doch niet uitgegeven. Nu werd er Zevenwouden bijgevoegd. Zie bierover een artikel in K.- en L. B., 1850, N0. 28, en bier onder, N0. 2690. 2689 J. van Leeuwen, De uitgave der beneficiaalboeken van Friesland verdedigd tegen Jbr. Mr. M. de Haan Hettema. Leeuw.,* 1850. 8°. 2690 W. Eekhoff, Gescbied. van de zamenstelling en uitgave van bet Charterboek van Friesland, en levensscbetsen der drie bewerkers. (1856). 8°. In: Vrije Fries, VII. 324. 2691 J. van Leeuwen, Alpbab. register of repertorium op bet Charterboek van Friesland. Workum, junij 1857. 8°. 2692 (E. M. van Burmania), Analecta of eenige oude ongedrukte scbriften van diversen inboud, tot Friesland alleen specterende. Leeuw., 1750. 4°. 2693 J. H. Halbertsma, Programma voor Frieslands kabinet van oudheden. Z. drukpl. (1 junij 1855). 8°. 2694 Lijst eener bijdrage van denzelfden, voor Friesl. kabinet van oudheden. Z. drukpl. (1856, 57 of 58). kl. 8°. 2695 W. Eekhoff, Voorbeen en thans. Blik op de verbetering van de wegen in Friesland. N. Fr. V.-A., 1861, biz. 16i 2696 P. O. van der Chijs, De munten van Friesland enz., van de vroegste tijden tot aandePacificatie van Gend.metxxiipl. Uitgeg. door Teller's 2e Gen. Haarl., 1855. 4°.
Friesland.
239
2697 T. F. Djjkstra, Een afgevaardigde van de Gedeputeerde Staten van Friesland, op reis naar Brussel in 1555. N.Fr. V.-A., 1860, biz. 63. 2698 J. Dirks, Eene reis van Leeuwarden naar Londen en terug in bet jaar 1661. N. Fr. V.-A., 1860. biz. 106. 2699 Het juichend Friesland, of blijde inkorast van W. C. H. Friso, Pr. v. Or. en H. K. H. Pr. Anna in Friesland, met eene besckrijv. d. illumin. enz., door R. Polok, m. pll. Leeuw., fol. 2700 Verward Friesland, of hist, verhaal van al het gepasseerde in Friesland, en iilzond. te Leeuwarden, bij gelegenheid van de verkiesing van een stadhouder. Leeuw., 1749. 8°. 2701 N. Hoefnagel, Verheugd Friesland, of verhaal van de'reize van Willem V, 14 julij—3 aug. 1773. Amst., 1773. 8°. 2702 B. P. G. van Diggelen, De Zuiderzee, de Friesche Wadden en de Lauwerzee, hare bedijking en droogmaking beschouwd. Zwolle, 1849. 2 stukken. 8°. Zie over Fr.'s wateren ook hiervoor, aan het begin van Fr. 2703 J. W. de Crane, Levensschets van W. Lore, en W. Eekhoff, de voorn. dijk- en waterwerken van hem geschiedk. beschreven (de Dokkumer Nieuwe Zijlen en de Slaper dijken bij Koudum en Zurig). Franeker, 1835. 8°. 2704 Een drietal prijsverhh. van J. Jacobi, S. Miedema, A. Ypeij en D. Tieboel, om het Zuriger oord tegen de zee te beveiligen, m. pi. Fran., 1790. 8°. 2705 Stukken. betrekkelijk aan te brengen verbeteringen in den binnenl. waterstaat van Vriesland. Gedrukt voor de Staten, 1835. fol. — Herdr. voor het publiek. Leeuw., 1855. 8°. Bij deze plannen was men voornemens een millioen gul¬ dens aan dit onderwerp te koste te leggen. Thans echter zijn daarvoor reeds twee millioenen besteed. Belangrijk is vooral het algemeen overzigt van den hoofd-ingenieur Ferrand, Bijlage A. 2706 A. Ypeij, Verh. over de zeedijken in het algemeen, en die der Vijf Deelen in 't bijzonder, m. pi. Harl., 1777. 8°. Ten gevolge van het uitschrijven van eene prijsvraag over dit onderwerp door een eigen-erfde, rees hieruit een twist tusschen P. Camper en den graaf van Wassenaer-
240
Fkiesland.
Twickel, en zelfs tusschen Prof. J. H. van Swinden en E. Wassenbergh, waarover ongeveer 10 stukken in bet licbt zijn gegeven. In verband daarmede staat: 2707 P. Camper, Recueil van stukken tot der Y Deelen dijken betrekkelijk, met de nieuwe en oude instructien. Eran^ 1779. 8°. 2708 C. L. van Beyma thoe Kingma en E. IJ. Tigchelaar, Yerzameling van stukken betr. t. h. aanleggen van steenglooijingen aan den dijk der Yijf Deelen. Leeuw., 1815.8°. 2709 J. Minnema Buma, Bijdrage tot de gescbiedenis van bet dijkregt in Eriesland, inzonderh/m. betr. tot de contributie der Vijf Deelen. Leyden, 1853. 8°. 2710 Jbr. J. Yegilin van Claerbergen, Yertoog over de veengraverijen. Leeuw., 1766. m. kaart. 8°, Hiertegen zijn destijds meer gescbriften verschenen van Ib Oneides, J. Gerlsma, O. Z. van Haren en anderen. 2711 D. J. Botnia a Burmania, Epist. ad R. Andala de metbodo de more coeli dubio et quidem max. pro situ ac climate Erisiae etc. Leov., 1713. 4°. 2712 S. J. Brugmans, Oratt. duae: de accur. plant, indig. notitia, Leidae, 1786; et de natura soli Frisici exploranda, Eran., 1786. L. B. 1787. 4°. t OOSTERGOO. Leeuwarden. Zie Cat. E. Muller, 1859, N0. 2393—97. 2713 S. A. Gabbema, Yerbaal van der stad Leeuwarden oorsprong, opkomst, oorlogen enz. tot 1573; uitgegeven door T. Gutberleth. Franeker, 1701. 4°. —Ook berdrukt met misleidenden titel: S. A. G., Historic van Eriesland. Gouda, 1703. 4°. Zie Cat. F. Muller, 1859, N0. 2393. 2714 W. Eekhoff, Geschiedk. bescbrijving van Leeuwarden, m. kaarten en pll. Leeuw., 1846. 2 din. 8°. Zie Cat. Muller, 1859, N0. 2395. 2715 W. Eekhoff, Over de oorspronk. ligging van Leeuwarden aan de Middelzee. In de Leeuw. Ct., 1833, N0, 25.
FltlESLAND.
241
2716 Jhr. Mr, M. de Haan Hettema, Leeuwarden na en voor hare wording als stad, en in hare betrekking tot de Leppa; Leeuw., 1848. 8°. 2717 W. Eekhoff, Beschrijv. van de 12 gezigten op de voornaamste gebouwen en beplant. van L. Leeuw., 1849. breed 4°, 2718 Eerste en tweede kleine wandeling om en door Leeuwarden, door Oom Zwerver en deszelfs/Neef. Leeuw.,D.Meindersma Wz., nov. 1845, august. 1847. 8°. In dicht. 2719 A. Telting, Beschrijv. van een oud zegel van Leeuwarden. Yr. Er., I. 342. 2720 W. Eekhoff, Yroedschaps- of electie-penning van Leeu¬ warden. In Leeuw. Ct., 1835, N0. 24. 2721 Mr. G. J. Voorda, Kegister der Archiven van Leeuwarden. Leeuw., 1803. Zeer gebrekkige lijst. 2722 Verslagen van den toestand der gemeente Leeuwarden, opgemaakt door Burg, en Wethh. voor 1852—1861. 10 stukken. 8°. 2723 A. Wassenbergh, Het bieroproer te Leeuwarden in 1487Er. V.-A., 1856, biz. 112. / 2724 W. E(ekhoff), Verklarende naamlijst van de schilderijen of afbeeldsels der vorstelijke personen uit het Huis van Oranje-Nassau, welke gevonden worden in het Koninklijk Paleis te Leeuwarden. Leeuw., 1840. 8°. 2725 Mr. A. van Halmael Jr., lets over de kerken, kloosters en voormalige groote gasthuizen binnen Leeuwarden. Er. V.-A., 1853, biz. 100. 2726 Opschudding in de groote kerk te Leeuwarden, 26januarij 1785. Er. V.-A., 1854, biz. 130. 2727 D. B. Nieuwenhuis, De Oldehoof te Leeuwarden. N. Er. V.-A., 1860, biz. 71. 2728 W. Eekhoff, Het oud Princesse-hof te Leeuwarden. In de Leeuw. Ct.,'1836, N0. 80. 2729 D. B. N(iEtnvENHUis)., Het oud Landshuis te Leeuwarden. Er. V.-A., 1854, biz. 1. 2730 Mr. D. Eockema, Over de zinnebeelden in den gevel der voormalige kanselarij te Leeuwarden. Vr. Er., VI. 124. 31
242
Friesland.
2731 Is. Warnsinck, Her gebouw van de oude Kanselarij te L., m. 1 pi. In de Bouwk. Bijdragen. Dl. VII. st. 2, (Amst., 1850^ 4°. 2732 J. yan Leeuwen. Geschied. van de Kanselarij te Leeuw. In de L. Ct., 2 febr. 1830. 2733 Het paleis van justitie te Leeuvvarden, m. 1 pi. Kr. V.-A., 1849, biz. 130. 2734 II. J. Arntzenii Oratio de natalibus et incrementis Gymnasii Leovard. Leov., 1762, 4°. 2735 J. C. G. Boot, De historia Gymnasii Leovard. ab origine ad haec tempbra. Leov.,'1854. 8°. 2736 W. Eekhoff, Het Engelsck huis en lakenhal te L., in 1686. In de Leeuw. Ct., 1835, N0. 24. 2737 ( ) Geschied. van het Sint Anthony gasthuis te L., met de daarbij behoorende stukken. Leeuw., 1854. v80. 2738 (M. de Haan Hettema), Het 50jarig bestaan van bet E, C. weeshuis te L., plechtig ge'vierd op 30 mei 1836. Leeuw., 1836. 8°. 2739 W. Eekhoff, Geschied. van het nieuwe Stads Weeshuis te L.; in zijn geschrift over J. M. Baljee, Baad van N. • Indie, weleer voedsterling, later weldoener en behouder van het gesticht, m. pi. Leeuw., 1835. 8°. 2740 — Geschiedenis van den Stads- of Prinsentuin te Leeuwarden. (mei 1836). 8°. Uit de Leeuw, Ct., waarin het Mcngelwerk van 1830 tot 1848, onder redactie van J. yan Leedwen, veel belangrijks voor de geschiedenis en plaatsbeschr. van Eriesland bevatte. 2741 Jhr. Mr. M. de Haan Hettema, Onder den lindeboom. — De Brol te Leeuwardeii; eene bijdrage tot de geschiedenis van die stad. Er. V.-A,, 1853, biz. 13. 2742 W. Eekhoff, De manufactuurfabrijken in Friesland en de katoenfabrijk te Leeuw. In de Leeuw. Ct., 1837, N0. 7. 2743 H. van Eollema (d. i. Jhr. Mr. H. Baerdt van Sminia), Wandelingen van mijnen oudoom den opzigter door een gedeelte van de prov. Eriesland (eene plaatsel. en geschiedk. beschrijv. van de grietenij Tieljerksteradeel). Uit de nagelaten papieren van eenen dorpspredikant. Leeuw., 1841. 8°.
Friesland.
243
2744 W. Eekhoff, Martena-state te Cornjum. Histor. herinner. om de slooping te voorkomen. In de Leeuw. Ct., 1833, N0. 49. 2745 — Hinneraa-state, te Jelsum, ket buitenverblijf van Ds. Balth. Bekker. Er. Y.-A., 1839, biz. 114. 2746 Dr. (H. G.) Cannegieter, Gescliiedkundige herinneringen van Hallum. Fr. Y.-A., 1851, biz. 153. — Yervolg. Fr. Y.-A., 1852, biz. 3. 2747 E. J. Diest Lorgion, Het klooster Mariengaard. Fr. Y.-A., 1842, biz. 86. ) 2748 H. G. Cannegieter, Het klooster Fosiderd. Fr. Y.-A., 1846, biz. 44. 2749 E. Posthumus, Proeve eener taalkundige verklaring van eenige dorpsnamen in de gemeente Westdongeradeel. Fr. V.-A., 1855, biz. 126/Yervolg, Fr. Y.-A., 1856. biz. 32. DolcJcum. Geene stadsbeschrijving. 2750 J. van L(eeuwen ?), Korte opstellen over de geschied. van Dockum. In Leeuw. Ct. van 2 en 9 maart en 6 julij 1830. Yerder niet voortgezet; misschien door de tijdsomstandigbeden gestaakt. 2751 D. H(ansma), Dockum yn 1572. Fr. Y.-A., 1849, biz. 73. 2752 H. Bra, Beschr. der Waalscbe furie te Dokkum in 1572. Uit het latijn door J. G. O(ttema). Yr. Fr., YI. 131. 2753 J. Dirks, W. K. H. Friso, Pr. van Or. en N., en zijne gemalin, te Dockum in 1736. (1859). 8°. 2754 W. Eekhoff, Metslawier als de geboorteplaats van Balth. Bekker aangewezen. In Leeuw. Ct., 1830. N0. 50. 2755 T. E. D(ijkstra), Het gedenkteeken bij de Nienwe Zijlen, m. pi. N. Fr. V.-A., 1861, biz. 143. 2756 U. W. Thoden van Velzen (destijds hulpprediker te Bergumer-heide), De Bergumer heide. Leeuw., G. T. N". Suringar, julij 1846. kl. 8°. 2757 D. H. van der Meer, Beschrijving van de stins, genaamd Grovestins, te Gaastmaburen, onder Hardegarijp. Fr. Y.-A., 1838, biz. 128. 2758 J. GeIiINDE van Blom, lets over Dragien. Fr. Y.-A,, 1838, biz. 80.
244 Fbieslahd. \ 2759 J. Gelinde yan Blom, De opkomst van het vlek Dragten in Priesland, m. gesckiedk, aantt. en bijlagen, benevens eene korte kronijk, m. kaart en pi. Leeuw., 1840. 8°. 2760 D. H. van der Meer, lets over Smalle Ee. Br. Y.-A,, 1845, biz. 3. 2761 J. Gelinde van Blom, Het slot Groot Haarsma-State, te Oudega, grietenij Smallingerland. m. 1 pi. Fr. Y.-A., 1842, biz. 101. 2762 B. Bolleman van der Yeen, Eernewoude. Fr. Y.-A., 1859, biz. 140. 2763 C. P. E. Robide van der Aa, Wyarda-state bij Goutum, m. afb. In: Oud-Nederland. Nijmegen, 1837. 8°. 2764 W. Eekhoff, Over het Barrahuis bij Wirdum; drie bijdragen in de Leeuw. Ct., 7 junij 1831, 30 sept, en 14 oct. 1834. 2765 E. Halbertsma, Het dorp Grouw. Fr. V.-A., 1837, biz. 125. WESTERGOO. 2766 A. Wassenbergh, Menaldumadeel. N. Fr. Y.-A.,1861,biz. 86, 2767 C. P. E. Eobide van der Aa, Orxma-State, m. afb. In: Oud-Nederland. Nijm., 1842. 8°. 2768 H. van Bollema (H. Baerdt van Sminia), Wandeling van mijnen oudoom den opzigter naar Orxma-State, te Menoldum, Fr. Y.-A., 1844, biz. 153. 2769 P. Nota, Tweetal leerredenen ter inwijinge der kerk en des orgels te Berlikum, benevens een aanhangsel, biz. 69 —141, over de oudheden en voorn. gebeurtenissen van dat dorp. Franeker, 1781. 8°. 2770 H. W. Steenstra, Oudheidkund. aanteekeningen van de dorpen en kloosters der grietenij FraneTceradeeU tevens bevattende eene naamlijst der Herv. predikanten, enz. Franeker, 1836. 8°. 2771 Historisch verhaal van het voorgevallene omtr^nt de grietenij van Franekeradeel in oct. 1785, benevens eenige aanmerk. van een friesch regtsgeleerde op de deductie van C. L. F. Bey ma en E. M. Beyma en J. Z. Huber, in nov. 1785 uitgegeven m. bijl. Franeker, 1786. 8°.
Priesland.
245
2772 S. Vomelius, Corte beschrijvinglie der loffelicke stadt Franeher. Vddr zijne nederd. vertaling van C. Cr. Sallustius. Praneker, 1613. kl. 8°. 2773 D. P. Z., Korte historie en beschrijving van Praneker van 1192 tot 1785. Praneker, 1785. 8°. Yolgens J. Scheltema beteekenen deze letters: aWessel Alle's Aapkens : een boek met de schaar vervaardigd." Achter de korte historie volgt met dezelfde letters en druk: Gebeurtenissen van Praneker. Deze betreffen de jaren 1786 tot december 1789. 2774 Mr. A. Telting, De Waalsche bezetting te Praneker, 1572 —77. Pr. V.-A., 1855, biz. 1, 2775 Behalve de redevoeringen van Nerdenus, Blancardus, Manger, E.Wassenbergh [en anderen, meest bij eeuwfeesten gehouden, noemen wij als hoofdwerk over de voormalige Hoogeschool van Praneker: E. L. Yriemoet, Athenae Prisiacae. Pran., Exc. G. Coulon. 1758. — Nieuwe titel, (ald., Exc. H. Ae. de Chalmot. 1763. 4°. 2776 A. G. Camper, Eedev. ter inwijd. van Yricslands Athe¬ naeum, m. histor. aantt. Harlingen, 1816. 8°. 2777 W. Eekhoff, Het Athenaeum te Praneker; historische opwekking. In het mengelwerk der Leeuw% Ct., 28 febr. 1832. N0. 17. 2778 A. Telting, Vrijmoedige stemmen tot behoud van 'sEijks Athenaeum te Praneker. Leeuw., 1842. 8°. Hij betoogt in vier hoofdstukken: Frieslands regt op het bezit eener hoogere school; Frieslands billijke aanspraken op het behoud eener (dergelijke) school; Frieslands belang, en Pranekers aanspraak op het behoud des Athenaeums. — Het mogt niet baten! 2779 J. Scheltema, Nauwk. bericht van het volksfeest te Pra¬ neker, op 5 maart 1795. Bij 't verbreken der ketenen en het herst'ellen der poorten aid. Pran., 1795. 8°. 2780 A. Telting, De St. Martens-kerk te Praneker. Yr. Pr., - YII (I). 74, 2781 Eedevoering over het Kruisbroeders-klooster te Praneker. Vr. Fr., N. reeks, III, biz. 103.
246
Fries'land.
2782 Mr. J. W. de Crane, Herinneringen van Martena-huis ie Franeker en het aloud geslacht Martena. Vr. Fr., I. biz. 93 en 189. 2783 Aan de lezers van beide de (voorgaande) verhandd. Aid. biz. 277. 2784 A. Telting, Botnia-huis te Franeker. Fr. Y.-A., 1858, biz. 3. 2785 A. Wassenbergh, Graftombe van Sicco van Goslinga, te Dongjum, m. 1 pi, Fr. Y.-A., 1856, biz. 79. 2786 D. Willink, De luslplaats Groot Herema, bij Franeker. In dicbt. Amst., 1734. 8°. 2787 C. P. E. Bobide van Der Aa, Liauckama*State, m. afb. Nijmegen, 1841. 8°. 2788 van Lennef en Hofdijk, Lyauchama. Zie: Kasteelen van Nederland, Dl. Ill, biz. 173. 2789 H. W. Steenstra, Oudheidk. aanteekk. van de dorpen en kloosters der grietenij Barradeel Franeker, 1836. 8°. Harlingen mist eene stadsbeschrijving. 2790 J. v(an) L(eeuwen), GescHiedk. berigten over de stad Harlingen. In Leeuvvarder Courant, 15 aug. 1836. 2791 Mr. W. W. Buma, Hulptroepen uit Harlingen naar Zweden gezonden in 1609. Yr. Fr., YII (1). 195. 2792 M. A. Jentink, Tweetal leerr. bij gelegenb. der gedenkdagen van de Kerkherv. en van de stichting der Wesferkerk te Harlingen, uitgespr. 6 en 13 nov. 1853. Harl., 1853. 8°. 2793 J, Dirks, Twee vergeten merkwaardige voorvallen te Bolsward in 1618 en 1681, in berinnering gebragt. Fr. Y.-A., 1856, biz. 14. 2794 Eenige brieven betr. het voorgevallene in Bolswards regering in de jaaren 1782, 1783 en T begin van 1784. Fran., 1785. 8°. 2795 L. J. F. Janssen, Over den St. Maartenssteen te Bolsward. Yr. Fr., Y. 277. 2796 H. Baerdt van Sminia, Oegeklooster (bij Hartwerd). Fr. Y.-A./ 1839, biz. 123.
Friesland.
247
2797 Over Let klooster Oldeklooster of Bloemhamp (bij Hartwerd). In Leeuw. Gt., 1836, N0. 62 en 2798 A. Wassenbergh, Bestorming van het kiooster Bloemkarap in 1535. N. Er. V.-A., 1860, biz. 42. 2799 W. W. Buma, Geene heerlijkheden in Friesland, of Dr. Sikke Dekama en Mammema-State to Jellum. Vr. Fr., Y1I (I). 379. 2800 Dr. J. Ledder, Aantt. omtrent den grafkelder te Wieuiveri% en de natuurl. mummien aldaar. Yr. Fr., VI. 201. 2801 A. Wassenbergh, Wieuwert en Thetinga-State. Fr. V.-A., 1843, biz. 154. 2802 E. Napjus, Historisch chronijk of besckrijvinge van Oud en Nieuw Sneeh. Sneek, 1772. 8°. — Nieuwe vermeerderde uitgave, onder den titel van: Geschiedkundige kronijk en beschr. van de stad Sneek., Sneek, 1826. 8°. 2803 Vrijheidsijver der stad Sneek, in 't stukvan eyghen raedtsbestellinghe, in 't jaer 1635. Leeuw., 1636. 4°. 2804 Ds. A. Moolenaar, lets over de stad Sneek. Zie Yriend des Vaderl., 1829, N0. X, biz. 744 en vv. 2805 De Hoog-ender piip of waterpoort te Sneek, ra. 1 pi. Fr. V.-A., 1847, biz. 170. 2806 A. Wassenbergh, Het klooster Thabor. Fr. V.-A., 1841, biz. 141. 2807 Echt, oprecht en onpartijdig verhaal van bet gebeurde in de onlustige omstandigheden te Workum in Friesland. (Workum, 1787). 8V 2808 J. v(an) L(eeu\ven), Gescbiedk. berigten over de stad Hindeloopen. In Leeuwarder Courant, 15 aug. 1836. 2809 W. Eekhoff, Merkwaardd. omtrent de woningen, kleediug, zeden en gebruiken der Hindeloopers. Arnst.^ 1848. 8°. In bet Nederl. Museum; later meer uitgebreid- en uitgegegeven als: , ' 2810 S. O. Boosjen,. N. D. Kroese en W. Eekhoff, Merkwaardigbeden van Hindeloopen, — benevens taalproeven, Leeuw., 1855. 8°. 2811 A. Westerman, Korte beschrijvinge van de oude Anzeestadt Stavoren. Gedrukt acbter zijne: Groote Cbristelyke ze-vaert. Amst., 1611, en later veelmalen berdrukt.
248
Priesland.
2812 Op- en nedergank van de oude koninklijke en loffelijke Anzee-stadt Stavoren. Bij Hendrick Soet. Haerlem, 1647. Amst., Thednis Jacobsz., 1648. m. pi. 12°. De schrijver is de uitgever Hendr. Jacobsz. Soet, blijkens bet eind der opdragt; dezelfde al^s H. Soeteboom. Dit stukje is dus ook herdrukt in Soetebooms Zaanlandsche oudbeden. Amst., 1702. 2e dl. 8°. 2813 J. v(an) L(eeuwen), Gescbiedk. berigten over de stad Stavoren. In Leeuwarder Courant, 1837, N0. 37 en 39. 2814 (A. Wassenbergh), lets over Stavoren, bet Vrouwezand en bet Eoode Klif. Dr. Y.-A., 1847, biz. 39. 2815 A. Wassenbergp, Gescbied. en bescbr. van de grietenij het Bildt. Pr. Y.-A., 1843, biz. 69. zeyentvouden. 2816 J. P. ScHOinvEN (te Amsterdam), Korte beschrijving van 't beroemde vlek Heerenveen. Amst., 1727. kl. 8°. 2817 A. van Halmael Jr. en Jhr. Mr. M. de HaanHettema, De kerk te TerTcaple van binnen, d. 3 sept. 1840 opgenomen. Vr. Pr., II. 130. 2818 J. Katelband, Kerkinwijings-leerr. in de nieuw geb. kerk te Oldeboorn\ over 1 Kon. 8: 635, d. 11 november 1753. Leeuw., 1753. 4°. 2819 J. A. Drieling, lets over Opsterland. In de Vriend des Yaderl. en in de Leeuw. Ct., 24 junij 1834, N0. 50. 2820 Eenige bijzonderbeden omtrent de Bonifacius-kapel, nabij Wynjeterp. Pr. V.-A., 1842, biz. 39 en 1848, biz. 76. 2821 D. H. van der Meer, Gescbied- en oudheidk. beschouwing van BaJclceveen. Pr. V.-A., 1839, biz. 23. 2822 S. E^uwrema Hzn., lets over de vroegere gescbiedenis van Stellingwerf, Pr. Y.-A., 1846, biz. 71. 2823 (S. P. Klijnsma), Gescbiedk. berinneringen uit de voorm. grietenijen Oost- en West-Stellingwerf^ boofdzakelijk aangaande bet geslacbt der van Haren's. Meppel, 1861. 8°. Overgedrukt uit de tbans gestaakte O.- en W.-Stellingwerfscbe Courant.
Erieslakd.
249
2824 H. Baerdt van Sminia, Noordwolde, in &e gemeente Weststellingwerf. Fr. V.-A., 1856, biz. 43. 2825 H. G. van der* Veen, Tjeuke meir. Fr. V.-A.,1847,blz.40. 2826 W. Eekhoff, Eenige aanwijzingen voor ben, die Gaasterland bezoeken willen. Fr. V.-A., 1838, biz. 116. 2827 L. J. F. Janssen, Het hunebed te Kijs in Gaasterland. Workum, 1850, 52. 2 stn. 8°. In de Vr. Fr., V. 338 en VI. 161. 2828 A. Wassenbergh, Graftombe van M. Baron van Coehoorn te Wijckelt ra. 1 pi. Fr. V.-A., 1855. biz. 138. 2829 H. G. van der Veen, De grietenij Doniawerstal. Fr. V.-A., 1850, biz. 66. DE EILANDEN. 2830 J. H. Halber^sma, De Friescbe eilanden Schiermonnikoog, Ameland en Terschelling. Fr. V.-A., 1856, biz. 76. 2831 Inhuldingh van denieuwe Amelandtscbebeeren, anno 1637.4°. 2832 (Ulrik Huber), Genuinus Amelandiae status. Een geschrift van den jare 1666. 4°. 2833 J. Ackersdijck, Over Ameland. Vriend d. Vaderlands, D. VII, 1833, biz. 113—123. 2834 W. Eekhoff, lets over het eiland Ameland. In de Leeuw. Ct., nov. en dec. 1835, N0. 94, 96 en 100. 2835 H(eymans?), Nog lets over Ameland. (een keizerl. investituurbrieff van 7 julij 1636). Leeuw. Ct., 1840, N0. 40. 2836 W. van Peyma, Verslag over de aansluiting van Ameland aan den Vrieschen wal en de opslijking van het "Wad; met 1 schetskaart en 3 profilteek., uitgeg. door R. Posthumcs en H. B. Klaasesz. Leeuw., 1850. 8°. 2837 Jhr. Mr. M. de Haan Hettema, Het eiland Ameland. Fr. V.-A., 1855, biz. 27. 2838 F. Allan, Het eiland Ameland en zijne bewoners geschetst, met 1 kaart. Amst., 1857. 8°. 2839 J. H. Heymans, De grafkelder der familie van Cammingha te Ballum op Ameland. Fr. V.-A., 1856, biz. 99. 2840 H(eymans), De Amelander strandlooper. Fr. V.-A., 1843, biz. 160. 32
250
PjlIESLAND.
2841 Deductie waarin wordt aangetoont het recht van jurisdictie dat het Hof van Erieslarid competeert, en altoos heeft beoefFent over het eyland Schiermonnikoog, en deszelfs Heer en ingezetenen, so voor het verkopen van dat eyland, voorgevallen in den jare 1638 als na dien tijdt; gedr. op ordre van't Hof van Friesland. Leeuw., Tob. van Dessel, 1737. fob 2842 J. Ackersdijck, Over Schiermonnikoog. Vriend d. Yad., dl. YII, 1833, biz. 123—128. 2843 Over Schiermonnikoog. In de Leidsche Ct. van Idee. 1847, N0. 144; overgenomen uit de Prov. Gron. Ct. v. dien tijd. 2844 P. Allan, Het eiland Schiermonnikoog en zijne bewoners geschetst, met 1 kaart. Amst., 1856. 8°. 2845 Eapport en voorstel der Commissie uit de Staten van Priesland en Groningen, in zake de gedeeltelijke inpoldering der Lauwerzee, m. bijlagen. Gron., 1854. 8°. OVERIJSSEL. Zie Cat. E. Muller, 1859, N0. 1257—67, vooral rijk in de rubriek der Prov. landregten. — Cat. L. G. Visscher, Mei 1859, biz. 37, N0. 1360—87. 2846 Overijsselsche Almanak voor oudheid en letteren. Deventer, 1836—55. 20 aargg. m. 2 registers en pll. 8°. De redactie was aan zeer kundige handen toevertrouwd. 2847 G. Hornii Tr^nsisalania et urbs Zwolla. In: Hornii dissertt. hist, et polit. L. B., 1668. 12°. 2848 W. Nagge, Korte beschrijvinge van de prov. van Overijssel. Dev., J. de Lat (kort vddr of evenna 1700). 2 bll. fol. 2849 Tegenwoordige staat van Overijssel. Amst., 1781—1803. dl. 1—4, le stuk, met kaart en pi. 8°. Schrijver van den niet geheei voleindigden Tegenwoord. staat van Overijssel is I^lr. G. Dumbar Jr. — Zie eene verhand. van P. C. Molhuijsen, in Ov. Aim., 1852, biz. 257 en vv.; en van J. van Doorninck, in denz. Aim., 1853, biz. 241 en vv. Een nieuw stuk, of 4e dl. 2e st., verscheen in 1859, als: Twee onuitgegevene hoofdstukken van den Teg. staat v. O., door wijlen Mr. G. Dumbar; zij behandelen Gooj* en Almelo. Zie hieronder, aldaar.
OvERIJSSEL.
S51
2850 J. A. Oostkamp, Aardrijksk. sclioolboek van de provincie Overijssel, met een kaartje. Zwolle, 1818. 8°. 2351 — Gescliiedkundig sclioolboek derz. provincie. Zwolle, 1825. 3 stukjes. 8°. 2852 — — Geschiedenis der provincie Overijssel, met 2 kaartjes. Zwolle (althans vdor 1834). 3 st. kl. 8°. 2853 (D. van Schreven,) Jaarboek van de prpv. Overijssel voor 1835 en 36, m. 1 kaart. Zwolle, 1835, 36. 8°. 2S54 Mr. J. A. van Eoyen, Eedev. over 't voortbrengend vermogen der provincie Overijssel. Zwolle, 1842. 8°. 2855 G. H(aasloof) \V(erner), Mijn uitstapje van Kampen naar Arnbem, in 1845. Ylugtige aanteekk. Kampen, 1847. m. pll. 8°. 2856 H. Boom (neef van den Drentschen assessor; zie onder), Mijne reisportefeuille, of omzwervingen door Overijssel in 't najaar van 1846. (Prosp., belovende 4 aflevv.) Zwolle. 1847. aflev. 1 en 2. 8°. 2857 (J. van Schreven,) Korte geschiedenis en aardrijksbeschrijving van de provincie Overijssel. Met een kaartje. Zwolle, 1852, 56. 2 stukken. 8°. 2858 Schets eener statistieke plaatsbeschrijving voor de gemeeh"ten in Overijssel, Zwolle, 1854. 8°. 2859 E. Moulin, Eossa Drusiana, Sala fluvius, enLacus Flevum, bezorgd door G.Haasloop Werner. Ov.Aim. 1850,bl. 129. 2860 E. A. Jordens, De Ussel, als handelsweg en als waterweg. Ov. Aim. 1852, bl. 73. 2861 J. van Doorninck, Vraag naar de hoofdoorzaak van bet verval der bevaarbaarheid van den Ussel. Ov. Aim. 1839, bl. 62. 2862 R. W. Tadama, Bijdrage tot de kennis van den ouden loop van den Ussel tussclien Westervoort en Deventer. Ov. Aim. 1852. bl. 1. 2863 P. C. Molhuijsen, Bijzonderhh. omtrent den vroegeren toestand der landstrek^n aan den Ussel. Ov. Aim. 1838, bl. 29. Bijvoegsel daartoe. Ov. Aim. 1838, bl. 325. 2864 E. A. Ebbinge Wubben, Beschrijving van de havezathen in Overijssel. Ov. Aim. 1844, biz. 133. Yervolg. Ov. Aim.
252
OVERIJSSEL.
1845, bl. 28. Yervolg. Ov. Aim. 1846, bl. 105. Yervolg. Ov. Aim. 1847, bl. 206. Yervolg. Ov. Aim. 1848, bl. 236. Yervolg en Slot. Ov. Aim. 1849, bl. 133. Kronijken over Overijssels oude geschiedenis zijn te vinden in: G. Dumbar, Analecta. Daventr., 1719. 3 din. 8°. Ook in: Codex diplom. neerl. van 't Utr. Gen. 2e serie, 5e dl. (Kronijk van Arent toe Boecop). Hiervoor, N0. 2274. H. Brumanus. 2865 J. W. Eager, Overijssels eke Gedenkstukken. Leyden. 1781. Eeeds bet vervolg van 't le stuk of bet IIe, werd, gelijk alle de volgende, te Campen bij de Cbalmot gedrukt, 1782; III en IV, 1784; V, 1786; VI, 1787; VII, 1793. 7 stukken. 8°. Er zijn 8 stukken, dock bet laatste, bet 8e stuk, 1® afdeel. Campen, 1797, komt zeer zelden voor. Zie Navorscber 1857, omslag van N0. 3 en 1860 (X) bl. 36, 207, 303. Het werk betreft onderscbeidene kleine steden in Overijssel, de beerlijkh. Almelo, de bofboorigheid in Twenthe. 2866 Mr. G. Dumbar (Jr.), Yerslag van onuitgegeven stukken betrekkelijk tot de bistorie van Overijssel. In: Verbandd. v. d. Maatsch. d. Ned. Letterk. te Leyden, dl. II. st. 2. biz. 83—161. 2867 Verzameling van stukken, die betrekking hebben tot Over-y ijsselscb regt en geschiedenis. 2® afd. Verslagen en mededeelingen. le stuk. Deventer, 1860. 8°. Uitgegeven door de Vereeniging tot beoefening van Overijsselscb regt en geschiedenis; eene Vereeniging, die wij bopen, dat nog veel moge aan het licht brengen. 2868 Kronijk van Gerardus Coccius. Dev., 1860. 80* Uitgegeven door dezelfde Vereeniging. Zie ook bieronder bij Zwolle. 2869 P. C. Molhuijsen, Prof. Becks en Dr. W. C. H. Staring, Opdelvingen van grind in Overijssel, en over de tertiaire lagen in die provincie. Ov. Aim., 1844, biz. 108—132 en 197—204.
OVERIJSSEL.
253
2870 J. ter Pelkwjjk, Besclirijving van Overijssels Watersnood in Febr. 1825, met pi. en kaart en tabel. Zwolle, 1826. 8°. 2871 W. C. H. Staring en T. J. Stieltjes, De Overijsselscbe wateren. Met eene kaart. Zwolle. 8°. 2872 T. J. Stieltjes, De Overijsselscbe wateren uit een Nederlandscb oogpunt bescbouwd. Zwolle, 1855. 8°. De scbrijver baalt in zijn voorwoord eenige gescbriften over betzelfde onderwerp als zijne bronnen aan. 2873 (...) Het Zwolscbe diep. In: Baron Sloets Tijdscbr. v# Staath. en Statist. XIII, 1. 1856, bl. 21. 2874 T. W. Broxterman, Yerh. over de marken en markengenootscbappen. Arnbem, 1799. 8°. 2875 E. A. Jordens, Diss. de juris provincialis Transisalaniae fontibus pro gr. L. B. def. m. apr. 1843. Daventriae. 8°. 2876 W. F. van Hemert, De nobilitate tam veteri quam recentiori, inprimis Transisalanica, publ. pro gr. def. B. m. dec. 1775. 4°. 2877 Jo. van Doorninck, Diss. sistens bistoriam instituti cancellarii et consiliariorum in Transisalaniam a Car. Y et Phil. II introducti, pro gr. def. L. B. m. junii 1836. Daventriae. 8°. 2877*A. G. Besier, Spec, inaug. de juste abdicate Philippo II. Transisalaniae imperio praesertim ob violata privilegia, publ. pro gr. def. Lugd. Bat. d. 5 febr. 1780. 4°. 2878 A. F. L. Comes a Rechteren-Limpurg, Diss. de forma regiminis provinciae Trans-isalaniae, pro gr. def. L. B. m. junii 1817. L. B: 8°. 2879 J. C. Bysterbos, Diss. sistens animadversiones de ordinibus Trans-isalaniae, pro gr. def. Trai. ad Rh. m. maji 1839. Scboonhoviae. 8°. 2880 A. H. yan Suchtelen, Diss. dejudiciis apud Trans-isalanos eorumque ordine et auctoritate tam vetere tam^recentiore, pro gr, def. L. B. 1759. 4°. 2881 F. L. Schlingemann, Diss. de judiciis Trans-isalaniae temp. reip. Unitt. Prow., pro gr. def. L. B. m. junii 1839. L. B. 8°. 2882 Mr. G. Dumbar (de jongere), Historic van het jagtregt in de provincie van Overijssel. Deventer, 1782. 8°.
254
OVERIJSSEL.
2883 Jo. Lindeborn, Historia sive notitia episcopatus Daventriensis, ex eccless. membranis, monasterior. tabulis, autbent. annotatis et classicis authoribus eruta. Colon. Agripp. 1670. 8°. '' 2884 (H. F. van Heussen en H. van Kyn,) Oadheden en Gesticbtenvan het Bisdom van Deventer. Leyd., 1725. 2 din. 8°. 2885 T. W. van Marle, Oud metselwerk (in de provincie Overijssel). m. 1 pi. Ov. Aim. 1845, bl. 99, 2885*P. 0. van der Chijs, De munten der voormalige Heeren en StedenVan Overijssel, tot de pacificatie van Gend. Haarl., 1854. met xxi pll. 4°. 2886 Mr. J. yan Doorninck, P. C. Molhuijsen en Mr. J. N. J. Heerkens, Lijst van twistscliriften, de provincie Overijssel rakende, uit de 17® eeuw. (Zwolle, dec, 1859). 8° Overgedrukt uit bet Yerslag d^r Yereeniging tot beoef. van Overijsselscb regt en gescbiedenis, dd. 5 Julij 1859. Zwolle, Zie Cat. P. Muller, 1859, N0. 2643. 2887 W. Selonius (Conrector der lat. school te Zwolle in of voor 1720), Lofdigt, ten luister van Zwolle. 4°. 2888 De Heer Mr. B. J. yan Hattum (hieronder) gaf omstreeks 1768 een berigt in druk uit, orn bij inteek. eenige bistoriscbe stukken over Overijssel en Zwolle uit te geven, die toen bij bem, of althans onder zijn bereik waren. Ze verschenen niet, door gebrek aan deelneming. Ze waren: 1. Theodorus Weylerus, Over den oorlog van Carel van Gelder nevens Zwolle, tegen Kampen, 1520—24. 2. Gerard Coccius, Chronijk van Overijssel, van 1308 —1391. Zie bier voor, N0. 2868. 3. Hermanus Yechtensis, Historie van Hollant, etc tot 1477. 4. Een onbekende over gebeurtenissen sedert 1520—1538. Het berigt is bij de Maatsch. der Ned. Letterk, (Catal., Dl. IT, biz. 157). Eene aanvrage in den K. en L.Bode 1849, N0. 41, naar de HSS. dier schrijvers gedaan, is, zoo veel wij weten, bebalve wat N0. 2 betreft, dusverre zonder gevolg gebleven. /
Overijssel. 255 2889 *Z\yo1, Capitulatie van overgave aan den bisschop van Munster 1672, nevens vele belangrijke aantt." HS. van ongeveer 300 blzz., verkocht in Nov. 1831, auctie Mr. G. Dedel te Utrecht, door den boekh. de Kruyff, a / 4.—. "Waar is dit gebleven? . Over deze overgave zijn nog andere stukken destijds verschenen. 2890 Gt. van der Horst, Overijssels Oog of Zwol verheerlijkt, bcschr. in Neerd. heldend. (met aantt.) Zwol, 1720. 4°. 2891 Mr. B. J. van Hattum, Geschiedenissen der Stad Zwolle. Zwolle, 1767—73. 5 din. 8°. Door zijn dood na bet afdrukken van het 16® hoofdstuk is het bij een 5e deels le stuk (1776) gebleven. Nog een blad druks is onafgedrukt in proef gebleven bij zijne erfgenamen (biz. 263 en vv.) of 17e hoofdstuk. Bij de onvolledigheid der schriften over de geschiedenis der stad Zwolle en de weinige bekendheid van van Hattums werk, is het veelligt niet geheel overtollig ' bier te vermelden, dat G. H. van Senden, weleer predikant aldaar, vier verhandd. over de oude geschie¬ denis der stad, tijdens zijn verblijf daar ter plaatse (1832—1851), openlijk voordroeg, welke dusver ongedrukt bleven: 1. Over dc inneming van Z. door de edelen, 1324. 2. Over de pogingen tot inneming van Z. door de ballingen, en den moord van St. Luciedag, in 1416. 3. Over den vrede en de welvaart der stad tot in den aanvang der 16e eeuw. 4. Over de twisten met hertogKarel en zijne gevangenneming aldaar,1524. 2892 J. A. Oostkamp, Korte geschiedenis der Stad Zwolle, voor de jeugd, met een kaartje. Zwolle, 1817. 8°. 2893 Wandelingen in en om Zwolle, door een neef van den Drentschen Assessor, m. platte gr. Zwolle, Tijl, (1846). 8°. Zie H. Boom, N0. 2856. 2894 (Mr. B. W. A. E. Baron Sloet tot Oldhuis), Statistieke beschrijving van Zwol. Zie: Sloet's Tijdschr. van Staatsh. en Stat., DL I, biz. 83—113. Dit stuk is door den uitgever in zijn belangrijk tijdschrift dusver niet voortgezet. •
256
OVERIJSSEL.
2895 M(olhuijsen), De Gilden te Zwolle, 1418—1416. Ov.AIra. 1854, bl. 118. 2896 De binnen-Saxen-, Sassynck- of Sassenpoort te Zwolle. Ov. Aim. 1836, bl. 161. 2897 L. Bethmann en P. C. Molhuijsen, De steen in den muur der St. Michielskerk te Zwolle, m. 1 pi. Ov. Aim. 1841, bl. 125. Deventer. Zie Cat. F. Muller, 1859, N0. 2224—29. 2898 G." Sylvanus, Hector, Beschrijving der Stad Deventer. (Zonder plaats of jaar, geschr. omstreeks d. j. 1609). kl. 8°. en gedrukt achter Moonens herdruk van 1714. 2899 .... In laudem Urbis Daventriensis, Civ. Hanseat., TransIsulaniae primariae etc. Daventr., 1645. 4°. 2900 J. Kevii Daventriae illustratae sive historiae urbis Da¬ ventriensis libri 6, ad a. 1641. L. B., 1651. 4°. 2901 A. Moonen, Korte Chronyke der Stadt Deventer. Deventer, 1714. 3e dr. 8°. Is een verbeterde en vermeerderde herdruk van de vroegere uitgave: Deventer, 1688. 8°. De herdruk is aan de regering van D. opgedragen door Moonens weduwe, Cath. Adelheidt Osicia. 2902 G. Dumbar, Het Kerkelijk en Wereltlijk Deventer. m. pl# Deventer, 1732. fol. — 2e deel, door G. Dumbar, den jongeren, vermeerderd uitgegeven. Aldaar, 1788. fol. Zie Cat. F. Muller, 1859, N0. 2225. Van het eerste deel zijn ook titels, zegt men, met: Arnhem, 1752. (Volgens een Catal. van d. j. 1837.) Dit 2e deel is hoogst zeldzaam. 2903 E. Wassenbergh, Oratio de Urbe Daventria, eruditionis in Belgio matre et conservatrice celeberrima. Dav., 1768. 4°. 2904 (P. J. Baudet,) Notice geographique et historique sur la ville de Deventer, extraite, pour la majeure partie,- de G. Dumbar, Hist. etc. Deventer, 1814. 8°. 2905 J. A. Oostkamp, Korte aardrijks- en geschiedkundige Beschrijving der Stad Deventer voor de jeugd, met eene kaart. Dev., 1823. kl. 8°. 2906 W. A. Elberts, Beknopte plaatselijke en geschiedk. be¬ schrijving der stad Deventer. Dev., (1847)..8°.
OVERIJSSEL.
257
2907 Gids voor vreemdelingen in en om Deventer, met een platte grond der stad, vooral ten dienste der bezoekers van bet 12c Nederl. Landhuishoudkundig Congres/, Deventer* A. ter Gunne, 1857. 8°. (Door den boekh.'-uitgever zelven). 2908 P. 0. Molhuusen, Vroegere ongezondheid van Deventer. Ov. Aim. 1842, bl. 62. • 2909 Deventer Jaarmavkten. Ov. Aim.,1851, bl. 147. 291 0 Handel van Deventer op Bergen in Noorwegen. Ov. Aim., 1847, bl 157. 2911 S. Iz. Wiselius, Hist., letter- en oudbeidk. beschouwing van den Deventerschen Tolbrief van 1347. Verkh. K. N. T. lie Kl. 4e dl. 4°.; en afzonderlijk, Amst., 1826. 8°. 2912 W, H. C(ost) J(ordens), Het beleg van Deventer door Pilips van Bourgondie in 1456, m. 1 kaart. Ov. Aim.. 1838, bl. 77. 2913 P. C. Mclhuijsen, De wederdoopers te Deventer in 1534 en 1535. Ov. Aim. 1839, bl. 145. 2914 W. H. Cost Jordens, Het beleg van Deventer door den Graaf van Eennenberg in 1578, m. 1 kaart. Ov. Aim. 1839, bl. 1. 2915 (P. C. Molhuijsen), Deventer van 1587—1591. Ov. Aim,, 1848, bl. 131. 2916 W. H. Cost Jordens, Het beleg van Deventer door Prins • Maurits in 1591. Ov. Aim. 1840, bl. 72. 2917 (W. H. Cost) J(ordens), De stad Deventer en de WestIndische Slaatschappij (1624 en v.). O. A., 1853, biz. 117. 2918 W. H. C(ost) J(ordens), Deventer door den keurvorst van Keulen en den bisschop van Munster ingenomen en bezet, 1672-74. O. A., 1842, biz. 98. 2919 Missive van Arn. van Boeckholt, burgemeesterderstadtD., vervatt. de naecte ronde waerbeyt van't overgeven ders. stadt aen die dwinghlandij barer vijanden, waer door veroorsaeckt is bet verlies van de gebeele prov. van Overijssel enz. Amst., z. j. (na febr. 1673, misschien wel 1674 of 1675). 4°.
258
OVERIJSSEL.
Dit is niet het eenige noch het eerste geschrift destijds hierover verschenen. De stedel. Eeg. had haar gedrag r£eds vroeger verdedigd, en dit verweerschrift daardoor uitgelokt. Zie Mr. W. C. Cost Jordens, in 0. A., 1842, biz. 112, de noot. 2920 Het belegerd Deventer, of dagverhaal van het voorgevallene in en om die stad, gedur. het beleg van 1814, geschreven in brieven door een burger en inwoner (A. Elberts, onderwijzer in de godsdienst). Dev., 1814. 8°. 2921 Beknopt dagverhaal van het gebeurde te Deventer, gedur. het beleg van 1813 en 1814. Dev., J. W. Kobijus, 1814. 8°. 2922 M(?), Deventer in staat van beleg. in 6 zangen. Deventer, 1814. 8°. 2923 (Mr.) N(ilant) B(annier), Het schilderstuk boven de deur in de raadkamer op het stadhuis te Deventer, m. 1 afb. 0. A., 1848, biz. 250. 2924 J. Bouwer, Redevoering op het eerste eeuwfeest des Athenaeums van Deventer, 1730. 4°. 2925 C. Er. van Eck en P. Bosscha, Viering van het tweede eeuwfeest des Dev. Athenaeums. Dev., 1830. 8°. 2926 P. Arend, Het tweede eeuwfeest van de stichting der doorl. school, op 16 febr. 1830 gevierd. Dev., 1831. 8°. 2927 Prof. M. J. Cop, Aanteekk. over het Dev. Athenaeum. Ov. Aim., 1830, biz. 207—238. 2928 A. Moneni Jubilaeum sacrum, sive oratio de fidei Christianae inter Daventrienses plantatione, propagatione, purgatione. Daventr., 1691. fol. 2929 (P. C. Molhuijsen,) Leerrede uitgespr. 11 jan. 1829, den 250n verjaardag van de stichting der Deventer Herv. gem., 11 jan. 1579, met histor, aanteekk. Dev., 1829. 8°. 2930 — — De krocht in de groote kerk te Deventer. O. A., 1839, biz. 280. — Yervolg, m. 1 pi. 0. A., 1842, biz. 173. 2931 T. W. yan Marle, Hetz, onderwerp. Ov. Aim,, 1841, biz. 288.
0 VERIJ83EL.
259
2932 (P. G. M.,) lets over krochten of crypten. 0. A., 1844 biz. 189. 2933 P. C. Molhuijsen, Het kasteel te Deventer. 0. A., 1844, biz. 48. 2934 De waag te Deventer. 0. A., 1840, biz. 83. 2935 W. H. Cost Jordens, De ketel aan de waag te Deventer. 0. A., 1840, biz. 91. 2936 M(olhuijsen), Een overblijfsel van middeneeuwschen bouwtrant (te Deventer), m, 1 pi. 0. A., 1854, biz. 151. 2937 J. H. L. R., lets omtrent een gevonden steen in de oude Luthersche pastorij te Deventer, m. 1 afb. 0. A.; 1848, biz. 241. Hiertoe behoort eene teregtwijzing van L. J. E. Janssen, in de K.- en L.-Bode, 1848, N0. 1. 2938 W. van der Linde Hz., De dooden-lantaarn of luchte te Deventer, m. 1 afb. O. A., 1846, biz. 281. 2939 J. Poelhekke, Handboek voor ingezetenen der stad De¬ venter. Dev., 1846. 8°. 2940 Mr Teding van Berkhout, Aanmerkk. op de wijze van ten uitvoerbrenging van het decreet van Lodewijk Napoleon van 18 jnlij 1809, met betrekking tot den Snippelingsoverlaat, met bijlagen. Dev., 1849. 8°. Over de nadeelen uit de verlaging des dijks tot een overlaat voortvloeijende. 2941 (Mr. M. van Doorninck), Aanmerkingen op het ontwerp van afleiding van den Rijn, langs den IJssel en door de prov. Overijssel. Dev., 1828. 8°. 2942 Memorie van den Raad der stad Deventer over het rapport aan Z. M. door de Commissie tot onderzoek der beste rivierafleidingen. Dev., 1828. 8°. 2943 J. van Vloten, TJselkout. Mengelingen en bijdragen. Dev., 1855 en vv. 4 stukk. of afl. 8°. Een en ander dezer aflevv. bevat Overijsselsche zaken. Kampen. Zie Catal. E. Muller, 1859, N0. 2379—80. 2944 G. H(aasloop) W(erner), Het Kamper wapen. Ov. Aim., 1845, biz. 65.
2G0 OVERIJSSEL. 2945 Yerliandelinge over Let regt van seclusie, nevens een verhaal van wat daaromtrent in 1728 te Campen is voorgevallen, ter gelegenh. v. h. onwettig keeren van den Heer Lucas Bols in 1728, als een deductie opgesteld door H. Y. K., en bijeenverzameld door L. B. S., met aantt. verrijkt door E. F. Z. D. Grolle, J. J. Keereweer,- 1743. 4\ 2946 (P. C. Molhuijsen), Begister van charters en bescheiden in bet oude Archief van Kampen. I. Yan 1251 tot 1394. Kampen, K. van Hulst, 1861. 8°. 2947 A. H. tenn Oeyer, Kortelijk beantwoorde vragen aang. de stad Campen, de prov. Overijssel en de regeringsform aldaar. Campen, 1775. 8°. Yan dit Camper-stukje zijn slechts 25 exx. voor den auteur zelven gedrukt, en bet is nooit in den handel geweest. 2948 (E. Moulin), Historische Camper Kronijk. Campen, Erven Aeg. Yalckenier, 1817 en volg. jaren; jaarlijksche bijdragen in den stedelijken almanak. kl. 8°. of 12°. 2949 Historische Kamper kronijk. 2e druk, verder voortgezet door J. M(oulin). Kampen, 1839—49. 2 din. kl. 8°. Het loopt niet verder dan tot bet 12jarig bestand; van daar tot d. j. 1700 zijn slechts losse aanteekeningen. 2950 Herinn, en aantt. betr. den vroegeren koophandel en scheepvaart der stad Kampen. O. A., 1842, biz. 1. 2951 De memorien (broederschappen) te Kampen. 0. A., 1839. biz. 127. — Yervolg. 0. A., 1840, biz. 35. 2952 De memorie (broederschap) van Sinte Cunera te Kampen, m. 1 pi. 0. A., 1841, biz. 67. 2953 De doopvont te Kampen, m. 1 pi. 0. A., 1842, biz. 93. 2954 G. H(aasloop) W(erner,) Het tolbuisje te Kampen, m.l pi. O. A., 1849, biz. .150. 2955 — — Wittenstein, havezatbe in bet schoutambt Kamperveen. 0. A., 1850, biz. 196. 2956 — — De havezatbe JBuJchorst. 0. A., 1849, biz. 187. 2957 van Lennep en Hofdijk, Buchorst. Zie: Kasteelen van Nederland, Dl. YI, biz. 215.
0 VERIJSSEL.
261
2958 (U. G.) Laut§, De vernieling van Grafhorsl (door eenen brand). Z. pi. of jaar v. dr. (1852?). 8°. Het jaartal is zeer onzeker. Is althans na 1849 en vdor 1856. 2959 Mr. B. W. A. E. Baron Sloet tot Oldhuis, Het Zwolsche diep, met schetskaartje. Zie: Sloet's Tijdschr v. Staatsh. en Statist., XIII, 1856, biz. 21 en vv. 2960 E. A. Ebbinge Wgbben, Geschiedk. herinneringen van Gcnemuiden. O. A., 1836, biz. 55. * 2961 J. van Doorninck, Arend toe Boecop op het blokhuis te Genemuiden in 15Z2. 0. A., 1838, biz. 228. 2962 (B. W. A. E. Sloet tot Oldhuis), De greente (het groenland of de marke) te Genemuiden. Zie: Sloet, Tdijschr. v. Staatsh. en Statist., XVIII, biz. 21—28. 2963 (J. A. de Vos van Steenwijk), Geschiedk. verhandelingen over Vollenhoven en desz. omstreken. Zwolle, 1831. 8°. Buiten den handel. 2964 G. P. E. Bobide van der Aa, Toutenburgh, ra. afb. In: Oud-Nederland. Nijm., 1839. 8°. 2965 van Lennep en Hofdijk, Toutenburch. Zie Kasteelen van Nederland. D. VI. 113. 2966 Dr. W. 0. H. Staring, De aardkunde van Salland en het land van Vollenhove; voorlezing. Zwolle, 1846. 8°. 2967 Kaemfff, Kleine aanteekeningen betrekkelijk Blofczijl. 0. A., 1843, biz. 133. 2968 G. Haasloop Werner, Kleine aanteekk. betrekkelijk de naamsreden van Blokzijl. O. A., 1844, biz. 82. Zie ook onder Steenwijk. 2969 F. A. Ebbinge Wubben, Kuinre. O. A., 1847, biz. 201. 2970 P. C. M(olhuijsen), Geschiedk. herinneringen omtrent Kuinre. 0. A., 1853, biz. 1. Zie ook onder Steenwijk. 2971 W. Lanius Doccus (Doccumensis?), Die belegeringe, besettinge ende ontsettinge der stadt Steenwijck, in Sticht van Overijssel, A. 1580, beg. 18 oct. 1580 endig. 23 febr. 1581. (z. pi. van druk). 1581. 4°.
262
OVERIJSSEL.
2972 Eygentliclie unnd walirhaftige nieuwe Zeitung von dcr gewaltige und grosse Belagerung der Stadt Steenwijck, von anfanck bis hero wie dapfferlich das sie sich an beyten seyten gebraucht haben, met sturmen, schermutzelen unnd schlagen. Item hoe das der Stadt wol 18 wochen schwer met reuteren und knechten belegert ist ghewest unnd doch zu letzt met schanden haben mtissen entlauffen etc. Ghescheen d. 25 febr. Ghedruckt zu Colin, "Wilh. Jansson, Brieffmahler von'Campen, 1581. 4°. 2973 P. Brouerus (Brouwer), Brevis narratio, orat. ligata, de liberatione urbis Steenwycensis, in Transisulania sitae. Daventr., 1581. 4°. 2974 L. N. Schuurman, De belegering van Steenwijk door de Spanjaarden in 1580; dichtstuk. Zwolle, 1835. 8°. 2975 S. F. Klijnsma (luit.-kolonel ingenieur), Geschiedkundige herinneringen aangaande de voormalige vestingen Steen¬ wijk, Kuinre en Blokzijl. Meppel, 1853, 8°. Zie Cat. Muller, 1859, 3ST0. 2547. 2976 Aanleekeningen van Mr. Z. ter Stege (over de geschied. van Steenwijk op het einde der 16e eeuw), vermeerderd met nalezing en bijvoegsels door F. A. Ebbinge Wubben. Meppel, 1859. 8°. Niet in den handel. 2977 Steenwijk beroerd, en weer tot rust gebragt door de dispositie van Z. D. H. Prins Willem Karel Hendrik Friso, of opregt berigt van de kerkel. en burgerl. bewegingen aldaar van d. j. 1745 tot op — 28 julij 1750, met authent. stukken voorzien. Amst., 1755. 8°. 2978 Frederiksoord, Willemsoord en Ommerschans in —, Wateren en Veenhuizen buiten deze prov., de voornaamste plaatsen alwaar sinds d. j. 1818 de kolonien van de Maatschappij van Weldadigheid gevestigd zijn, worden met alle de daartoe behoorende belangen, behandeld in de twee achtereenvolgens verschenen tijdschriften dier Maatschappij, De Star, Amst., 1819—26, 7 din., en: De Yriend dea Yaderlands, Aldaar, 1827—42. 16 din. 8°. Het eerste verscheen onder de redactie van Ds. W. A. Ockerse; het tweede onder die van Prof. P. 0. van der Chijs.
Qverijssel.
2C3
2979 J. van Konijnenburg Cz. (Directeur der kolonien van Weldadigkeid), De toestand van de Vrije Kolonien en het Instituut te "Wateren, l)ij de afsclieiding der gestichten van de goederen der Maatsch. v. Weld, in 1859. Meppel, H. ten Brink, (junij) 1859, 8°. 2980 F. A. Ebbinge Wubben, Gescliiedk. herinneringen van Giethoorn. 0. A., 1837, biz. 67. 2981 K., Gebruiken bij 't sterven en begraven te Giethoorn. 0. A., 1847, biz. 263. 2982 (P. C. Molhujjsen), De Aremberger grift. 0. A., 1848, biz. 205. 2983 F. A. Ebbinge Wubben, Plaatsbeschrijving der gemeente Staphorst, prov. Qverijssel, met eenige oudheidk. bijvoegselen. Gron., 1835. 8°. 2984 (B. Sloet tot Oldhuis), Het Stapborster veld. Zie: B. ' Sloet, Tijdschr. v. St. en St., D. XVII. biz. 258 en vv. 2985 F. A. Ebbinge Wubben, De oude stads- of veeneweg te Bouveen. O. A., 1853, biz. 127. 2986 De pas te Eouveen en de later daarbij aangelegde schans, Friesche Kaa, Bisscliopsschans ofSclians Beentjesgraven, m. 1 pi. 0. A., 1854, biz. 159. 2987 Geschiedk. overzigt omtrent bet ambt van hoogscbultus van Hasselt en Hasselter ambt. O. A., 1849. biz. 174. 2988 Korte verklaringe van Burgemeesteren, Scbepenen ende Baden der stadt Hasselt. Amst., 1655. 4°. 2989 Deductie voor de regering der stad Hasselt. Hass., 1786. 4°. Waarin veel over de gescbiedenis dier stad. 2990 F. A. Ebbinge Wubben, Het bezetten der stad Hasselt door de Staatsgezinde partij, 26 oct. 1582. 0. A., 1848, biz. 261. 2991 Aanslag op de stad Hasselt door de Spaanscbgezinden, 27 sept. 1584. 0. A., 1852, biz. 176. 2992 Onthaal van Prins Maurits te Hasselt. O. A., 1845, biz. 76. 2993 — — Gescbiddenis van bet beleg der stad Hasselt in d. j. 1657. Zwartsluis, 1861.8°. Nietin d. handel.
2G4 OVERIJSSEL. ^994 F. A. Ebbinge Wubben, De Sacraraents-kapel te Hasselt. 0. A., 1850, biz. 30. 2995 — — Maagdenklooster te Hasselt. 0. A.» 1851, biz. 122. 2996 Afschaffing van den lombard te Hasselt. 0. A., 1843, biz. 127. 2997 G. H. van Senden, Leerrede ter inwijding van 't kerkgebouw en ter vestiging der Gereformeerde gemeente aan de Dedemsvaart, m. pi. en kaart. Zwolle, 1834. 8°. 2998 (B. Sloet tot Oldhuis), De.Dedemsvaart. Zie: B. Sloet, Tijdschr. v. Staatsh. en Stat., Dl. IT, biz. 308—354. 2999 (P. C. Molhuijsen), De stins Voorst, m. 2 pll. 0. A., 1S37, biz. 122. 3000 van Lennep en Hofdijk, VoersU Zie: Kasteelen van Nederland. Dl. Ill, biz. 1. 3001 Uittreksel uit eene kronijk van bet klooster te Windesheim. O. A., 1845, biz. 92'. 3002 T. IV. v(an) M(aiile), Het huis te Rechteren, m. 1 pi. 0. A., 1836, biz. 78. 3003 P. Nijhoff, Het Luis Kechteren en zvjn oud arcbief. 1859. Overdr. uit Mr. Is. A. Nijhoff, Bijdr. N. reeks, dl. I. 3004 van Lennep en Hofdijk, Kechteren. Zie: Kasteelen van Nederland. D. III. 27. 3005 J. M. K(?), te Groningen, Eenige bijzonderheden aang. het stadje Ommen. In K. en L. B., 1839, biz. 154 en vv. Ook ten deele handelende over den Lemelerberg. 3006 T. W. van Marle en H. van der Wijck, De Lemeler¬ berg en de steen op denzelven. O. A., 1839, biz. 289. 3007 J. K. van Goltstein, Het huis te Eerde, m. 1 pi. O.A., 1839, biz. 167. 3008 (P. C. Molhuijsen,) Geschiedk. herinneringen van Hardenberg. O. A., 1836, biz. 25. Getrokken uit: J. van Kiemsdijk, Beschrijv. der oudheid, oorsprong, gestichten en verdere merkwaardigheden, alsrnede der rechten, voorrechten, vrijheden enz. der stad H., in HS. bij den schoonzoon van den Hr. v. Kiemsdijk, L. Hoenderken, burgem. aldaar.
Overijssel. / 265 8009 (P. C. Molhuijsen), De slag bij Hardenberg, 1580. Ov. Aim., 1848, biz. 157. 8010 lets betrekkelijk den slag bij Am (onder Gramsbergen). Uit G. Dumbars Analecta geput. Drenthsche V,-A., 1838, biz. 22. 3011 \Y. C. H. Staring, De aardkunde van Twenthe; voorlez. Zwolle, 1845. 8°. 8012 G. Dumbar, Verb, over bet graafscbap Goor (d.i. Twenthe). Zie hieronder bij Almelo. 8013 G. Engberts, Diss. de jure curiali litonico'in Tubantia, vulgo Hofhorig regt in Twente, pro gr. def. ra. apr. 1818. Lpgd. Bat. 8°. 3014 G, B. Donker Curtius, Spec, de jure Litonum in Tubantia, de ejus abrogat. et bujus sequelis, pro gr. def. L. B. m. apr. 1831. Hag. Com. 8°. 3015 Mr. J. D. Meijer, Aanmerkk. over de boorigbeid en derzelver bestaan nog heden (1826) in Nederland. In: Bijdr. t. d. Begtsgel. en Wetg. van den Tex en van Hall, dl. I (en berdrukt in zijne Verbh. 1844, 45). 3016 P. A. S. van Limburg Broijwer, Beisindrukken uit bet Acbterland (Twenthe). Zie: Gids, nov. 1860, biz. 605—629. 3017 P. C. Molhtjijsen, Geschiedk. berinneringen omtrent de stad Ootmarsum. O. A., 1843, biz. 100. 3018 L. J. P. Janssen, Merkw. opscbrift op eene oude .kerkklok te Ootmarsum. Kist enRo3r.,Ned. Arch. v. K. G., ¥11.-392. 3019 P. C. Molhuijsen, Eene romeinscbe legerplaats bij Oot¬ marsum, ra. 1 pi. 0. A., 1844, biz. 169. 3020 J. Weeling, De Hunenborg in Volte. O. A., 1837, biz. 1. 3021 J. Helderman, Nog iets over den Hunenborg in Volte. O. A., 1838, biz. 218. 3022 (D. v. S.), De Hunenborg, m. 1 pi. 0. A., 1848, biz. 203. 3023 J. Weeling, Geschiedk. berinneringen betreff. de stad OZdenzaal. O. A„ 1846, biz. 225. . 3024 W, J. C. van Hasselt, De oudheid der stad Oldenzaal. O. A., 1850, biz.-165. 3025 J. Weeling, De P,lechelmi-kerk te Oldenzaal, ra.pll. 6. A., 1839, bl. 186. — Vervolg, m. pi. 0. A., 1841, biz. 159.
266
Oveuijssel.
3026 J? Weeling, De groote steen te Oldenzaal, 0. A., 1848* biz. 185. Zie ook over^ Oldenzaal, hierboven, op Racer, N0. 2865. Zie over En^checle^ hierboven, op RAcer, N?. 2865. 3027 J. H. Stork, Germaansche en romeinsche oudhedengevonden in de gemeente Weerselb. 0. A., 1845, blz.«i93. 3028 G. Dumbar, Verb, over het graafschap Goor en beschrijv. van def heerfykheid Almeld en Vriefenveeh; (vroeg^r0^ gedrukt, nu) uitgegeven v5n wege de Vereen. -t. beoef. van Overijas. regt en geschied., de 14H. Mr. J. C. Bijsterbos,' Mr. J. N. J. Heerkens en Mr. G. A. IJssel de0 ^ch'epper. Dev., 1859, 8°. 3029 P. Nuflofctf, Berigt aang. het olid Archief van de heerlijlch? Almelo. Nijh., Bijdr. N*. reeks. I. 1^3. 3030 M(olhuijsen), Het huis Almelo,id. 1 pi. O. A*., 1^37,biz. 186. 3031 Deductie van de rechten en gerechtigheden &erlieerlijkheid Almelo: gedaan opstellen iloor A. P. Z*. Graaf v^anRechTeren, heer van Almelo. Harderwijk, 1749. — Conlideratien daarop. Dev., 1751. — dontra-consid. itardkrw., 1751. 4°, 8032 J. W. fRACER, Almelosche oudheden, met bijlagen.* Canfp.V 1785. le sP. — Vervolg en 2e verv. van Het le^st. Aid., 17861 80.-3 3033 Mr. G. J. Dohbar en Mr. A. G. Besier, Almeloscfte brieven betr. de zwevende1 geschillen aldaar^n ter vferded? der burgerij, tegen de Aim. oudheden. Dev., 1786.0&\u Zie Cat. P. Muller. 1859, N0. ^153.^ 8034 H. Metelercamp, Salome's t&npelboilw toegepastfop de nieuwgebouwde kerk tot Almelo — ingewijt 16 nov^r 178^, en H. Revius, leerr. terSetfder gelegenH. De^., 1739.^4°. 3035 P. Graaf van Bulandt, Het voormalige kasteel Scliuilenburg (bij Hellendoorn), m. 0 kaart! 0. A., 0.842, biz. 132. 3036 J:H.HalB£RTSMa, AvoorU eengrensphnttusschendemarten Notter en Noetzele (bij Helfen'dootn). 0. A., 1841, biz. 1. 3037 (M?) De toren te ^Rijsden. m. 1 pi. 0. lA.,u18oO,blz. IS?. 3038 J. H. Halbertsma, De weefschoil te^ Goor. 0. A., 1837, biz.! 81, •
OVERIJSSEL.
367
3039 Mr. J. H. WariUars, Teregfwijzingen voor den heer J. H. Halbertsmc'i, als auteur der: Weefschool teGoor. Zwolle, V i&T.W. •3040 (P'J C. MolIiuijsen), De gevangenen (van de schans bij s* t hoor) ^op Blijenbeeb (bij Gennep aan de Slaas) in august. 1581. 0. A., 1847, biz. 184. ^304r£Ftf Graaf vIn BnUANDT^Verslag van een uitstapje naar * u^de^ bafikerbergen (bij Goor). 0*1 A.; 1849, bl?. 145. 3042 G. BENTbRM7 Verslag van eenige oudheden, gevonden bij T hel afbfel?en van de oude kerk te MxtrkeTo. 0. A.^ 1844, , r biz. 157. r 3043 Over d^e nog in getruik zijnde 'geboorte- en and. 1 feesten of raalen derrlandlieden in de gemeente jMarkelo. 0. ^A., 1845, biz. 147. 3044 (P. C. Molhujjsen), Voorwerpen van brons, in de buurschap Elzen '(bij "Markelo) opgedolven, m. 2 affeb. O. A., 1 1847, biz. 255. 3045 P. C. Molhuijsen. Het stift ter Hunnepe (bij "Deventer), 'Bijdr^N. reeks. I. ^lOS. 3046 Mr. G. Mees Az., Sc^ohlancl^ ra. 1 pi. b. A., 1^47,biz 267. 3047 B. Meylink, Beschrljv. van Scfiokland en He Schokkers. ra. gekl. kaarf. Kampen, 1858. kl. J^0. 3048 J. Zeehuisen, Een bezoek op frat eiland Scbokland, op 2 a ^ept. ^858, m. ^ekl. steendr. Nederl. V.-A,, Amst., van Kesteren. 1859, biz. 138—147. 1 Het eiland is vddr 1 januarij 1859 verlaten. 3049&W. J. Schuttevaer, Beschouvvingen over het eiland Scbokland, m. pi. Zwolle", 1*861. 8°. 3050 (P. C. Molhtjusen), Nog eene bijdrage tot de geschied. van Urk en Emmeloord. 0. A , 1855, biz. 2f'6.
GKONINGEN. Groningen (Geivest), Zie Cat. F. Muller, 1859, N0. 591—599. Cat. L. G. Visscher, Mei 1859, biz. 34, 35. N0. 1260—1289. Catal. J. E. van Eerde, 1836, .biz. 260, 269 en 304. 3051 Groninger Yolks-Almanak, 1837—51. 15 jaarg. Eedacteur T. P. Tresling, tot 1844; later door een'onbekende; allerlaatst door Ds. E. J. Diest Lorgion. kl. 8°. 3052 S. Beninga, Van 't Groeninger wapen. Gr. V.-A., 1837, biz. 112. 3053 U. Emmitjs, De Frisia intra Amasum et Lavicam fl., deque urbe Groninga, m. pll. Gron., 1605. 8°. — L. B., 1616. fol. bij zijne overige werken. — Nog afzonderlijk: Gron., 1646. 8°. 3054 G. A. Stratingh, Aloude staat en gescbiedenis des vaderlands, in 't bijzonder van de provincie Groningen. in Dl. II, st. 2. biz. 112 en vv. 3055 J. Mensinga, Ager Groningo-Omlandicus inundatus et carmine deploratus. Gron., 1686r 4°. 3056 (....), Groningens watersnood, d. 22 nov. 1686. 4°. Misschien eene vertaling van bet naastvorige. 3057 H. Schenckel, Praedicant tot Mittbusen, Een korte bescbrijvinge van den watervloedt, voorgevallen den 13 nov. 1686, 's morgens om 3 a 4 uyren, in rijm^gestelt, enz. Gron., 1686. 4°. 2e dr. 1686. 4°.* — Breeder vervolgb en nauwkeuriger bescbrijvinge van de watervloedt, enz. 3® dr. Gron., 1687. 5® dr. 1637. 4°. • 3058 J. A. Mobachius, Groningerlands watervloed in 1717. Gron., 1718. 8°. 3059 A. E. C., Opregt en nauwkeurig bistoris-verhael van de watersvloed, den 25 dec. 1717, enz. Gron., 1719. 4°. 3060 (G. J. F. Cramer yon Baumgarten;, De Kersvloed van 1717, in gesprekken, ter berziening van dien verschrikkelijken watersnood, voor 1817. Gron., 1817. kl. 8°. 3061 Dr. J. Boeles, lets over den Kersvloed van 1717. Gr. Y.-A., 1848. bl. 143.
Groningen.
269
3062 Register vail het verliek van de prov. van Stad en Lande, of Groningen en de Omlanden,' op de Kersvloet van 1717. Amst., Jac. van Egraont, 1718. kl. 8°. 3063 Tegenwoordige staat van Groningen en de Ommelanden, of Stad en Lande, m. kaart en pi. Amst., 1793. 2 din. 8°. Geschreven door Mr. A. J. de Sitter en Mr. T. ModDERMA.N. 3064 J. C. Hoche, Reise dtirch Osnabriick u. s. w. nach Ostfrieslandt und Groningen. Bremen, 1800. 8°. 3065 Beknopte beschrijving van Groningen en Ommelanden, in brieven, met pi. Amst., 1817. 8°. De Schrijver onbekend. 3066 H. Kremer, Beknopte aardrijks- en geschiedk. beschrijving der prov. Groningen, met eene kaart. Gron., 1818. 8°. — Herdrukt 1819. — Nogmaals herdrukt, veribeerderd door N. Westendorp. Aldaar, 1839. 8°. 3067 G. A. Stratingh, Med.-Dr., Beschrijving van de (geologische) kaart der prov. Groningen, die onder zijn toezigt door J. A. S-UiT van der Vegt, landmeter, vervaardigd is. Gron., febr. 1839. 8°. 3068 A. Smith, Med. Dr., Geschiedenis der prov. Groningen, handelende over de aloude en tegenwoordige gesteldheid, bbrlogen, watervlo'edfcn en andere merkwaardige gebeurtenissen in deze pro^., met eene kaart (van den Dollart). Gron., 1849. 8°. Een zeer kronijkmatig werk. 3069 Dr. L. A. Cohen, Bijdfagen lot de kennis van den tegenwoordigen staat der prov; Groningen. le en 2e defel, Gron., 1^60—61. 8°. Uitgegeven door db Cbmmissie voor de Statistiek der Prov.; Secretaris Dr. L. A. G. 3070 S. BeningI, Tj. AykeMa en een onbekfende, Chronicken deels van de stad Groningen, deefs van de Omhielanden; in! M. Brotuerius Van Nidek, Abalecta medii aevii. le dl. Amst. en Middelb.; 1725. 8°. 3071 N. Westendorp, Jaarboek van en voor de prov. Gronin¬ gen; Gron., 1830 en 1832. P en fci stiik (loopende tot 1493). 8°.
270
Groningen.
3072 Dr. An. Ypeij en Mr. H. <0.1 Fjeifh', "Oudhejlen Vanchet Gooregt eh Gromn'gen, ontl§end uik' dpn cgiftbrief van Hendrik III eah dq St. Martens-kerk van/Utreebt, van 1040. Gron., 1^36. 8% 3073 Jt. Ki Mqpjiraenta Groningana vetgris aevi inedita, of verz^meling van phayters enz.tiraet aanip. Gron., 1822—30. 4 stukken, met facsimiles en registers. 8°. 3074 P. O. van deRj Onus,') IJeschr. der munten vap de prov. Friesland, Groningen en Drenthe0m. pll.jHaarl., 1855.4°. Uit de Werken van Teller's 11° Genqptschap. 3075 C. y. V.?, Groningens onderwerping ,aar) denjgraaf van Oostfriesland, den hertog van Gelder en Karel V, 1506— 1536. Gr. V.-A., 1846, blz? 173^ 3076 Mr»T. P. Q^resling, Groningsc^e bisschoppep (1559—1594). Gr. V.-A., 1837, biz. 104. 3077 Het bisdom van Groningen.[jpron., 1853. 8°. 3078 C, V. V.?, Groningens ^fval van en reductie totcde Unie van Utrecht, 1680—^1594 Gr. V.~Ai, 1848vllbl?5^o4!l. 3079 N. Kothamelii, Brevis enarratio, sen descriptio hostilis expeflitionis faptae in Velaviam — necnon in agrum Groningensem, mense febr. 1624. Amst, 1624. 4°. (raetrice). 3080 De Omlander. over; 't gewelt op de provinc^landdag 1643 te Gron. gepleegt. Z. pi. en j. (1643). 4°. ^ 3081 Noodige verantwoordingh op het Ommelander yertoogh. Gron., 1645. 4°. 3082 Mr. B. Alting, Stadts Syndicus, Der Oldampten depen^entie van de stad Groningen. Gron., 1643. fol., 3083 Bewijs van vrijheit ende independentie der vrije-Oldaliipten, tot wederlegging van de onreqjjtra. pyocecj.j van Burg, der st. Gron., uytgheg. op last der 0(dampten. llott., 1649. 4°. 3084 Avertissement van de rechten der Vrije Oldambten. 'sG^avenh., 1649. 4°. 3085 J. Njjenborch, Cort bistorisch verhael vanlhet notabelste datter in Groningen en Ommelanden geschiet is. Gron., 1645, 4°. Heeft betrekking tot de naastvoorgaande stukken,
(jrltONiN&EN.
271
3086 'D'oorsaken, begirt ende vervolg der proceduren, bij d'Heeren der OmmeJ. ende bij d'Heeren Burg, ende 'Baeto der st. Gron. aen den Hogen Bade in Hollandf overgegeven. 'sGravenb., 1670. 400 3087» Beknopt« krdnijkje vart Groningen en de Ommelanden, tzedertlhrtre eer^te geheugenisse tot op 1726! Gvdn., 1727.8°. Waaracbter de vertalirlg van J. Glejntz^ Gron. praefectura. Zie hfer^cbtert op 31081 3088 Kronijk van Groningen en de Ommelanden, tot op d. j. 1743. Onet) platen, Gi;on., 1743. 8°. Is van den GrcJrtinger raadsbeer H. Hofsnider, en uitvoeriger dan bet voorgaande, De platen zijn door den jschrijvef zelven geteekend £n gegraveerd. 3080 Berigt -van inteekeriing op eene verbfeterde en vermeerderde uitgave van de Kronijk van Groningen en de Ommelanden (van Hofsnider?). Gron., 1*528. 8°. HlervarUscbijnt niets gekomen te zijn. 3090 Korte scbets der regeringsvorhi van Stadt en Lande. Gron., 1739.'! 8^. i 8091 Authentic^ Verhaal van 't voorgevallene na de geb. van Pr.i Willem V in Gron. en de b£ide Oldampten. Gron., 1748: <89. 3092 Ecbt verhaal van de onlusten in de provintie Groningen 1 sfedert de verkie?ing van Z. D. H. den Prinze van Oranje. ' Amit.f 1748. 8°. 1 3093t*>Mi Beei^huis, lets over.,J(de sfad en prov^) Groningen in 1747 en 1748.1 Gr. V.^A., 1842, biz. 167. 309&f(———) Een tweetal missives uit Groningen, wegens bet geweldigi opro^r in*die stad in nidart en aprjl 1748. Gr. Y.-A., 1849;4blz.(J139i r 3095 Groningen's rust, geboren uit onrust; of Verhaal van't gepasseerde im die provintie, tzed&rt de verb effing van Willem Carel Henrik Friso tot stadbouder. Gron.* 1748. 8°. Dertkelijk vanaeeneri D. 'MenninOa, die vooraan eenen lierzang plaatste aan drdrtingen/ 3096 Missive uit Gron;, wegens pen geweldig oproer in die stad, op d. 16 maart 1748. (Gron., 174S'/). 8°. >
272
Groningen.
3097 Kort dog zakelijk verhaal van alle pluncleringen efl verwoestingen van huizen en goederen der pachlers in Groningen, Yriesland enz. Leiden, 1748. 8°. 3098 Groningen ten tweedemaal in onrust, zijnde een egt ver¬ haal van al hetgene in die prov. tzedert den 25 aug, 1748 en volgende tijden is voorgevallen. Gron., z. j. 8°. 3099 Klagte der Groninger maagd over het voorgevallene den 29 aug. 1748, met aantt. (z. j. en pi, v. dr.) 8°. 3100 De voorbedagte laster en leugentaal aang. het voorgeval¬ lene in Gron. d. 28 jan. 1749 wederlegt. Gron., 1749.8°. 3101 Werken van den Ommelander edelman Johan Rengers yan ten Post, uitgeg. door Mr, 14. O. Feith (den zoon). I. en II. Kronijk. Verhand. v. d. standt en politie der Ommelanden. III. Brieven. Gron., 1852, 53. 3 din. m, portr. 8°. 3102 A. J. de Sitter, Voorloopig register van charters, privilegien, placaaten, ordonn. enz., Stad en Lande betreffende — tot d. j. 1594. Gron., 1789. 8°. 3103 Mr. H. O. Feith (de zoon), Register van het archief van Groningen. Gron., 1853—56. 6 din, 8°. 3104 F. F. yon Innhausen und Kniphausen, De provinciae Groninganae regiminis forma antiqua et nova. L. B.,. 1828. 8°. 3105 G. Alberda, De tempore ac modo quo Groninga et Omlandia in societatem foederis Traiectini venerunt, et in unam civitatem coaluerunt; pro gr. def. m. dec. 1785. Gron. 4°. 3106 J. E. W. yan Gesseler, De modo jus adraiuistrandi per Omlandiam, et conventibus juridicis, quos JVarven appellabant, post labefactatam his in oris imperii Germanici raajestatem, in nostra usq. tempp.; pro gr. def. m. martii 1793. Gron. 4°. 3107 Mr. H. Q. Feith, Groningens beklemregt. Gron., 1828 1837. 2 din. 8°. In de aantt. vele belangrijke mededeelingen over den vi'oegeren toestand der provincie. 3108 J. Gleintz, Groningae praefectura et camera Hovetmannorum. Gron., 1663. 12°. Korat in 't nederd. vertaald voor achter N0. 3087.
Groningen.
273
3109 Horae subcisivae, quae exhibent opiniones de jure repraesentationis in usum fori Groningani propositas. 1724. 12°. 3110 G. G. Alberda, Diss. qui fuerint Ordines Omlandiae post debilitatum imperium Germanic, in nostra usq. tempp.; pro gr. def. m. junii 1788. Gron. 4°. 3111 H. Piccardt, Brevis servitutis, quae olim in pro v. Groningana exstitit, conspectus jpubl., pro gr. def. m. dec. 1843. Gron. 8°. 3112 F. Hovingh, Diss. num et quatenus prudentiae conveniat civili in remp. Groninganam jus recipere peregrinum, praes. romanum. Gron., 1765. 8°. S Hiertegen schijnt een naamlooze brief verscbenen te zijn; waarop volgde: 3113 U. Hilarius, Antw. op den br. over de diss. door F. H., of en boe verre bet met de staatkunde overeenkome in de Groninger rechtbanken vreemde wetten aan te nemen. Amst., z. j. 8°. 3114 P. Forsten, De jure succedendi quod Oldambtini retour vocant; publ. pro gr. def. m. junii 1766. Gron. 4°. 3115 Mr. H. 0. F'eith, Eegeringsboek der provincie Groningen. le stuk. Gron., 1850. 8°. Dit eerste stuk bevat de ambtenaren der stad Groningen van 1645 tot 1793. Daarbij zijn gescbiedk. aanteekeningen alleen betreffende de stad en bare inrigtingen enz. gevoegd. — Het tweede stuk, bevattende de pro¬ vinciate regering over datzelfde tijdvak, wordt insgelijks met gescbiedk. aanteekeningeu, docb nu betref' fende de provinciale instellingen en die der gemeenten, door Mr. 0. Feith (den zoon) uitgegeven. leder jaar wordt er een vel van gedrukt eu gevoegd acbter den regerings-almanak van Groningen. In dien voor 1882 komt vel 11, bevattende de ambtenaren van 1736 tot 1744. 3116 N. Westendorp, Bijzonderheden uit de geschiedenis der Hervorming in de prov. Groningen tusscben 1545 en 1580. uit een ongedrukt HS. van dien tijd. Gron., 1832. 8°.
274
Groningen.
3117 C. Adami, Naamlijst der predd. in de prov. van stadt Groningen en Ommelanden enz. — tot d. j. 1721; en nu met een bijv. vermeerderd tot 1745. Gron.,# 1745. kl. 8°. 3118 H. H. Brucherus J.Cz., Gedenkboek van Stad en Lande, bebelz. eene naamlijst van de predd. dezer provincie sedert 1594 tot 1792, m. aantt. en kerkel. bijzz.; alsmede eene bistorie van de Herv. kerk en schoolen in dit gewest, m. een. bijzz. van 'stands hoogeschool, de bezorgers en hoogll. Gron., 1792. 8°. 311 9 Gescbied. van de opkomst der hervorming in de prov. Groningen tot aan 1594; en Gescbied. van de vestiging dier Kerkhervorming aldaar tot aan de Synode van 1618 en 1619. Gron., 1821. 8°. 3120 Mr. W. B. S. Boeles, Be geestelijke goederen in de prov. Groningen, van de vroegste tijden tot op beden. Een geschiedkundig onderzoek. Gron., 1860. 8°. 3121 Mr. H. Piccardt, Over de kosterijgoederen en bet collegie van toezigt in de prov. Groningen. Gron., 1859. 8°. 3122 K. Keukema, Over den oorsprong der kosterijgoederen enz. Leens, 1860. 8°. 3123 Missive van eenige beeren predd. in de prov. Groningen aan HH. Gedep. Staten dier provincie, betreffende de in* komsten der kosterijgoederen enz. Gron., 7 junij 1859. 8°. 3124 De Gedeputeerde Staten, de kosterijgoederen en bet kollegie. van toezigt in de provincie Groningen. Gron., 1859. 8°. 3125 S. Slaupot ten Cate, Gescbied. der Doopsgezinden in Groningen, Overijssel en Oostfrieslan'd, uit echte berigten, m. bijl. en kaarten. Leeuw. en Gron., 1842. 2 din. 8°. 3126 (H. F. van Heussen en H. van Bun), Oudheden en gesticbten van Groningen. Groningerlant, bet land van Brent enz., met pi. Leyden, 1724. 8°. 3127 F. Koppius, De lOOOjarige vestiging der Cbristel. godsdienst in deze landstreek enz. Leerr, met aanteekk. Gron., 1841. 8°. 3128 Bouwstoffen tot eene gescbiedenis van de Boekdrukkunst en den boekhandel in de prov. Groningen; verzameld door J, Oomkens Jz. (Gron.) 1854. 8°. Niet in den handel.
Groningen.
275
3129 Staat van den landbouw in de prov. Groningen. Gron., 1821. 8°. Dit mag hier wel opgenomen worden; het is een boekje, dat meer bevat, dan de titel belooft. 3130 R. Westerhoff en G. A. Stratingh, Natuurl. historic der prov. Gron. le dl. le stuk. Gron.; Oomkens, 1839. 8°. Onvoltooid. 3131 R. A. Venhuis, Natuurlijke historic der prov. Groningen. Gron., 1829. 8°. 3132 Verslag der commissie enz. over den veenbrand van 11 en 12 junij 1833. Met geschiedk. aanteekk. door Mr. H. 0. Feith. Gron., 1835. 8°. 3133 S. J. Brugmans, Natuurkundige verhandeling over een zwavelachtigen nevel, den 24 junij 1783 in de prov. van Stad en Lande enz. waargenomen. Gron. (1783) 8°. 3134 Yerslag ter aanmoediging der teelt van het eiken hakhout in de prov. Gron., uitgebragt in de vergad. van het depart. Gron. der Ned. Maatsch. ter bevord. der Nijverheid, op 19 mei 1838. 8°. In: Mengelvverk bij de Gron. Ct. ...mei 1838. 3135 H. C. van Hall, Mededeelingen omtrent de statistiek van den landbouw in de prov. Groningen. 1860. 8°. In: Tijdschr. d. Maatsch. ter bevord. van Nijverheid. 1860. I. 3. 3136 H. Dijkema, Proeve van eene geschiedenis der landhuishouding en beschaving in de prov. Groningen. Gron., 1851. 2 stukken. 8°. 3137 (E. van Loon en W. L. Dijkhuis), Het platteland van , Groningen, zoo als het vroeger was, en thans.'In: B. Sloet's Tijdschr. v. Staathuishoudk. en Statist., Dl. XV. biz.472—513. 3138 Th. van Swinderen, Ontwerp eener wijze van schoolverbetering in de prov.. Groningen. Gron., 1821. 8°. Bevat- belangrijke mededeelingen over den feitelijken toestand der scholen ten platten lande. 3139 L. A. Cohen, De Hondsrug en deszelfs versteeningen en geognostische beschr. van den Hondsrug. 2 stukjes, m. 1 kaart. 1841 en 42.8°. In: Tijdschr. v. Nat.Gesch., IX.bl.ie. 3140 C. Ali Cohen, Korte beschouwing van den Groninger Hondsrug, met kaart. Gr. V.-A., 1846, biz. 74.
276
Groningen.
3141 P. J. van Kerckhoff, De Hondsrug in de prov. Gron. bevat mergel. In: Boeren-Goudmijn. 1855. N9. 12. 8°, 3142 G. A. Stratingh, Yalgen (zekere bouwlanden in Groningerland). Gr. V.-A., 1851, biz. 98. 3143 J. A. de Sitter, Yertoog over de veenen (vooral de Groningsche), derzelver aanleg en invloed op de vaderl. regten. Verhh. Gen. P. E. I. P., IY. 1. 199. 3141 G. A. Stratingh, Over den ouden loop der Aa bij Gro¬ ningen. Gr. Y.-A., 1842, biz, 50. 314 5 Over den ouden loop der A beneden Groningen^met 1 kaartje. Gr. V.-A., 1844, biz. 50. 314 6 Over den ouden loop der Hunse. Gr. V.-A., 1844, biz. 74. 3147 L. T. Schleurholts, Diss. de effluviorum paludosorum, in regione in primis Groningana, origine, natura, etc. Gron., 1830. 8°. 3148 K. Westerhoff, De Kwelderkwestie nader toegelicht. Gron., 1844. 8°. Over bet regt op de aanwassen langs de Wadden. Ten gevolge daarvan verscheen kort daarop het* volgende: 3149 J. DE Wal, Oudheidk. mededeelingen, naar aanl. van W's Kwelderkwestie nader toegelicht. In: Gids, 1844. 3150 G. A. Venema, Over het dalen van de noordelijke kuststreken van ons land, en van de Dollardpolders in het bijzonder, m. 1 pi. Gron., oct. 1854. 8°. Dollert of Dollart. Zie over dit onderwerp uitvoerig: Fr. Arends, Over de natuurkund. geschied. van de kusten der Noordzee enz. Gron., 1835. dl. 11. biz. 163—192. 3151 Ds. P. Zuidema, De Dollert. Gr. Y.-A., 1847, biz. 159. 3152 C. V. V., De Dollart. Gr. V.-A., 1848, biz. 167. 3153 G. A. Stratingh en G. A. Venema, De Dollard, of ge¬ schied-, aardrijks- en natuurkund. beschrijving van dezen boezem der Eems. Gron., 1855. 8°. 3154 Eapport en voorstel der Commissie uit de Staten van Friesland en Groningen, in zake der gedeeltelijke inpoldering der Lauwerzee; m, bijlagen. Gron., 1854. 8°.
Groningen.
277
Groningen (Stad). Zie Cat. Fr. Muller, 1859, N0. 2805 —2312. 3155 (Mr. T. P. Tresling), Zegel van stadt Groningen, m. houtsn. Gr. V.-A., 1843, biz. 54. 3156 Dr. N. Oudeman, Over bet wapen der stad Groningen. Gr. V.-A., 1843, biz. 26. 3157 G. A. Stratingh, Over den oorsprong van de munt en bet wapen van Groningen. In bet Tijd^chr. Gruno. Gron., 1849, biz. 81 en vv. 3158 H. L\ Wichers, Over de oude Groninger munten. In: Werken van P. E. 1. P., III. 2. biz. 79—176. 3159 J. P. Beukema, Beknopte plaatsel. en geschiedk. bescbrijv. der stad Groningen, voor de jeugd; m. pll. Gron., 1821.8°. 3160 E. J. Diest Lorgion, Gescbiedk. bescbrijving der stad Groningen. Gron., 1852—57. 2 din. m. pi. en kaart. 8°. 3161 (Dr. Th. yan Swinderen), Korte opgave der veranderingen, welke Groningen ondergaan heeft sedert bet begin dezer eeuw. Gron., 1830. 8°. 3162 ( ) Korte handleiding voor vreemdelingen, die bet merkwaardigste in de stad Groningen wenschen te zien. Gron., 1825. 8°. 2e druk. Aid., 1834. 3163 Mr. H. 0. Eeith, Oude gewoonte om in houten gebouwen te wonen en overgang tot steenen woningen, voorn. in Groningen. Nijh., Bijdr., I, 209. 3164 E. Benninga, Groningers, trippentreders (1498). Gr.V.-A., 1848, biz. 158. 31§5 Aanteekk. betr. de voorbereiding der Kerkbervorming in de stad Groningen. Gr. V.-A., 1851, biz. 139. 3166 N, Westendorp, Graaf Lodewiik in de Ommelanden. Uit W.'s nagelaten papp. geplaatst door Ds. A. P. A. du Cloux in Aim. t. bevord. v, K. en G. Sm. 1837. Gron. 3167 E. T. de Jongh, Inval van Graaf Lodewijk van Nassau in de prov. Gron.; slag bij Heiligerlee, 23 mei 1568. Voorlez. gedaan 1855. (Utr., 1856) 8°. 3168 Waerachtige tydingbe van die wonderbaerlyke verlossinge der stadt van Groningen in Vrieslandt, in 1576. (Z. pi. van druk) 1576. 8°,
278
Groningen.
3169 Een warachtigh cort verhael van die wonderbaerlicke miraculeuse veranderinghe ende verscheyden acten, die den 23, 24, 25 novembris anno (15)76 binnen de stadt Gro¬ ningen zijn toegedragen. (Z. j. en p.) 4°. 3170 N. J. Ridder, Oudt Groningen belegert en ingenomen door Maurits en Willem van Nassau, in 1594, in rijm. Gron.' (zonder jaar). 8°. 3171 Groningen verlicht in duisternis, voorgedraagen in een jubeljaars predicatie door J. Martinus, in den jaerel644, benevens de verkondiging van bet eeuwig Euangelium, in deese stadt. Opgedischt ten ^daage van bet 100-jaarige jubel-feest, gevierd in den jaare 1694. waaraan gebecbt: De reductie der stadt Groningen, bebelsende een omstandige besebrijving van 't geen deese stadt, voor omtrend en naa de reductie weedervaaren is; beyde in 't licbt gegeeven door A. Trommius, in leeven beroemd praedicant deeser stadt. Gron., 1744. kl. 8°. 3172 A. Trommius, Reductie der stad Groningen aan den Staat der Vereenigde Nederlanden. Gron., 1694. 8°. Bij bet eerste, gelijk bet volgend boek bij bet tweede eeuwfeest. ' 3173 Mr. H. L. Wichers, Verklariug van bet tractaat van de reductie der stad Groningen aan de Unie van Utrecht. Gron., 1794, 96. 2 stukken. 8°. 3174 Corn, yan Velzen, Gedagtenisse of jubeljaars-predicatie,' gedaan te Groningen — den 26 juli 1744, op bet derde jubeljaar, of 150* jaar van de reductie, enz. Gron., 1744. 4°. 3175 M. Corstius, Jubeljaars-predikatie ter gedacbtenis van de Hervorming in de stad Groningen, uitgespr. 27 julijl794. Gron., 1794. 8°. 3176 Gescbiedk. aanteekeningen omtrent bet beleg van Gronin¬ gen in 1594, en programma van den gecostum. optogt van sept. 1850, door de coramissie tot regeling der maskerade, met 1 kaart. Gron., 1850. 8°. 3177 T. A. Romein, De reformatie te Groningen, na de reductie der stad in 1594. Kist en Moll, Kerkh. Arcb., II, 56.
Gkoningen.
279
3178 Mr. H. 0. Feith (de zoon), De hoed en de boonen, of de voormalige verkiezing der stedel. regering te Groningen, m. 1 afb. Gr. V.-A., 1850, biz. 97. 3179 B. Alting, B-G., De pilaren.en peerlen van Groningen; tractaet, bethonende waer op de welvaert van die stadt is staende, ende waer door zij meest is geciert. Gron., 1648. 4°. Er worden nog opgegeven: 3X80 Beschrijvinge wan Groningen. 1650, 8°. Waarschijnlijk hetzelfde. Voorts: 318 1 de pilaren en peerlen enz. Gron., 1710. 12°. en ' Gron., 1750. kl. 8°. 3182 B. Alting, Historische lof-rede ter eere van Groningen. Gron., bij Jan Claessen, 1650. 12°. Cat. Muller, N0. 2307. 3183 Mr. H 0. Feith (de zoon), Mededeeling van drie gedichten betrekkelijk het oproer der gilden te Groningen, in 1662. •Gron. V.-A., 1850, biz. 72. 3184 T. P. Tresling, Wapening der Gron. studenten, 1665. Gr. V.-A., 1844, biz. 129. 3185 Verhael van 't gene (geduerende de' tegenw. belegering) tot noch toe in de stadt Groningen gepasseert is. Amst,, G. Borstius, 1672. 4°. 3186 A. Eldercampius, Pred. te Lutkegast, Journael ofte daaghlijckse aanteykeninge van 't ghene omtrent de belegeringe van stadt Groningen so buyten als binnen gepasseert is. Gron., 1270 (sic; lees 1672). 4°. 3187 S. Maresius, Brevis discursus de revolutionibus hujus anni, ac nominatim de foeliciter soluto Groningae obsidio, habitus d. 28 aug. 1672. Groningae Frisiorum, 1672. 4°. 3188 J. Mensinga, Groninga triumphans, sive oratio de Groninga obsessa etc. cum carmine uno et altero. Groningae, 1673. 4°. 3189 Maeghd van Groningen, vervattende — in 't bezonder de belegeringe van Groningen. Gron., 1672. 4°. 3190 (Dom. Lens, boeckdrucker), Oprecht verhael van de gedenckweerdighste saecken voorgevallen in de belegeringe van Groningen, enz. Gron., 1673, 4°
280
Gboningen.
Deze hoogstzeldzame le druk beslaat slechts een vel in 4°. of 8 biz. De 2C uitgave, aanzienlijk vermeerderd, beeft tot titel: 3191 De gedenckweerdighste voorvallen in en ontrent de belegeringe der stadt Groningen, door den keurv. van Coin en den bissch. van Munster, Gron., bij Dom. Lens, 1673. 36 biz. 4°. De vierde druk verscheen in 1740 en is getiteld: 3192 De gedenkweerdigste enz. — Munster, enz. Hieragter is nog bijgevoegd: De gedenkweerdige en schrikkelijke watervloed, voorgevallen in de prov. van Groningen, d. 13 nov. 1686, de St. Meertensvloed genaamd (5edr. Gron., 1757).4°. Zie over dit laatste, hierboven N0, 3055 en 56. 3193 J. Alstorphii, Pallas Groningo-Omlandica triumphans, seu conjectanea philol. super numnio cuso in memor. obsid. et liber, urbis Groningae, anno 1672. Gron., 1718.4°. 3194 Wijtlopiger journael van 't gepasseerde in" en omtrent de stadt Groningen, gedur, bet belecb ders. stadt van de bisscb. van C. en M. Gron., Eemb. Huysman, 1672. 4°. 3195 Vervolg van de voornaaraste voorvallen na de belegeringe der stad Groningen: besonderlijck in 't veroveren van Bellingwolderschans ende de wijdtber. fortresse Koeverden. Gron , 1716. 2* druk. 4°. 3196 Twee verscbeyde brieven van bet verlaten en opbreken van den bisscbop van M. van voor de stad Gr. Gedr. (Gron?) 1672. 4°. 3197 De bisscbop voor Groningen, op de maniere van tragiecomedie. Gron., z. j. 4°. 3198 Weekregister en vervolg — van 't aanmerkenswaardigste, voorgevallen in de beleg. v. Gron. van 21 julij tot 3 aug. 1672. Leeuwarden, 2 bladen, in piano. 3199 J. v. H., Groningen door de bissch. van C. en M. belegert enz., in een naukeurig dagverbael alsdoen bescbreven, en nu wederora den liefhebb. des vaderl. megedeelt.Gron.,1722.40. 3200 nporooTTOTrotcc, seu fictio personae virginis Groninganae, a duobus ardentibus procis episcopis — ad stuprura sollicitatae — sed — repudiatis. Gron., 1672. 4°.
Gboningen.
281
3201 Carmen in jubilaeum urbis Groningae, cet. Gron., 1722.4°. 3202 (L. Trip). Eeuwzang op bet verlaten beleg van Groningen. .Gron., 1772. 4°. en 8°. 3203 A. Hazelhoff, Groningen belegerd en veriest. Gron., 1822. 8°. 3204 E. Meeter, De belegering van Groningen in 1672. Gron., 1838. In bet Mengelwerk der Gron. Courant. 8°. 3205 — Geschiedenis van bet beleg van Groningen in 1672, in verband met de vaderl. bistorie van dien tijd. Gron., 1839. 8°. 3206 Mr. H. 0. Feith (de zoon), Aanteekeningen betreff. bet beleg van 1672. In de Gron. Courant van 28 aug. 1859. 3207 Anna yan der Horst, nu Eoelfzema, De belegering van Groningen in 1672, tooneelspel. Leeuw., 1771. 8°. 3208 J. Kuijl, Groningen ontzet; vaderl. treurspel in 5 bedr. Amst., 1853. kl. 8°. 3209 A. Hoetink, Het beleg der stad Groningen in den jare 1672. Gescbiedk. tooneelspel. Gron., 1815. 8°. 3210 Mr. T. P. Tresling, Groningen in 1672. Gr. V.-A., 1837, biz. 26. 3211 — — — Groningscbe studenten in 1672. Gr. V.-A., 1838, biz. 109. 3212 Ds. I. Sannes, Munstersche bezweringplaat, 1672. Gr. V.-A., 1839, biz. 157. 3213 Th. van Swinderen, Wijze waarop bet feest van 28 aug. te voren te Gron. gevierd werd. Gr. V.-A., 1839, biz. 152. 3214 lets over bet volksfeest te Groningen, d. 28 Aug. 1839 gevierd, ter herinnering van de bevrijding der stad in 1672, benevens bescbrijv. van betzelve, met afbb. der gymn. oefeningen. Gron., 1839. 8°? 3215 K. Bennink Janssonius, Grunoos zegefeest (28 Aug. 1838). Gron., sept. 1838. 8°. 3216 Feesttoonen op de vernieuwde feestelijke berdenking van bet beleg en bet ontzet van Groningen in 1672, met eenige gescbiedk. aantt. Gron., sept. 1838. 8°. 3217 P.'Hofstede de Groot, Groningens bevrijding in 1672. Godsd. rede op 28 Aug. 1838, met aantt. Gron., 1838. 8°.
282
Groningen.
3218 P. Boeles« Het beleg en de bevrijding van Groningen in 1672. Leerrede geh. te Gron. 28 aug. 1839, met aantt. Gron., 1839. 8°. 3219 J. Sinnighe Damste, De bevrijding van Gron. in 1672. Leerr. over Gal. Y: 1, geh. 27 aug. 1843 in de Nieuwe kerk te Groningen. Gron., 1843. 8°. 3220 R. G. Rukens, De verlossing der stad en prov. Gr. en hare zegenrijke gevolgen, benevens een beknopt overzigt van den zevenjarigen oorlog van 1672 tot 1678. Gron., 1850. 8°. 3221 Aug. Houck, J. U. C. Groningae urbis illustrissimae admiranda quae in publ. sol. oral, dixit Groningae Frisiorum, anno saec. XVI (XVII) ult., (1699) prid. kal. febr. Gron. 4°. 3222 Th. Gotfriedi, Plegtige intogt van Johan Willem Friso binnen Groningen. Gr. V.-A., 1841, biz. 45. 3223 Pabus (Q.), Lof der stadt Groningen, in een beknopt gedicht. Gron., 1741. 4°. Zie Catal. Wolthers, II, p. 238, N0. 6424. 3224 G. R. Y. van Boekeren, Groningen in 1748. Gr. V.-A., 1849, biz. 49. Zie ook hiervoor, N0. 3091 en vv. 8225 A. L. Lesturgeon, Yerzoekschrift der studenten te Gro¬ ningen, in 1748 aan de Professoren ingediend. Gr. V.-A.j 1845, biz. 108. 3226 Th. Lubbers, Groningen tot dankbaarh. en blijdschap aangespoord, leerr. bij de inhaling van Z. D. B. Prins Willem V als erfstadhouder op 8 augustus 1773. Gron., 1773. 8*. 3227 M. Swijghuizen, Raadskeur-preek, behelzende het beeld van een rechtgeaarten volksregeerer enz., leerr. op 8 Jan. 1790 te Groningen uitgesproken. Gron., 1790. 8°. 3228 Welmenende bedenkingen, voorgedragen aan de burgers der stad Groningen, wegens hunne voorstellingen aan de municipaliteit, tot het arresteren of gevangen nemen van de oude Orange regering, door hun gedaan op 25 junij 1795. Door een beminnaar van recht en order. Gron., 1795. 8°.
Groningen.
283
3229 Onpartijdige beoordeeling wegens het buitengewoon oproer te Groningen, roorgev. op 20 julij 1801 en eenige volgende dagen, opzichtelijk het arresteren van zes burgersj bij nacht uit hunne bedden geligt; door een vriend van orde. Gron., 1801. 8°. 3280 Mr. H. 0. Feith (de zoon), Over de oude Groningsche schutterij. Nijhoff, Bijdr., V, biz. 133. 3231 Mr. A. L. Wichers, Het Provinciehuis te Groningen. Gr. V.-A., 1837, biz, 81. 3232 Exerc. hist, de locis in urbe Groninga iuri dicundo1 et reip. administrandae olim dicatis; praes. J. de R^oer examini submittit Sibr. Gratama, d. 13 maii 1807. Gron. 8°. 3233 Dr. G. A. Stratingh, Het aloude Raad- en Regthuis, thans de hoofdwacht te Groningen. Gr. V.-A., 1839, biz. 126. 3234 — — Het oude Raad- en Wijnhuis te Groningen. Gr. V.-A., 1840, biz. 21. 3235 Het nieuwe Raad- of Stadshuis te Groningen. Gr. V.-A., 1841, biz. 94. 3236 Mr. T. P. Tresling, De Warven en de Hoofdmannenkamer of 't voormalig Provinciaal Geregtshof binnen Groningen, in verband beschouwd met de staatkundige geschiedenis van dat gewest. Gron., 1839. 8°. Zie N0. 3106. 3237 Mr. H. O. Eeith, Het gebouw van het geregtshof te Groningen. Gr. V.-A., 1842, biz. 33. 3238 De Effigies Proff. Gron. (door A. Deusing), 1654, en de Acta saecularia, 1814, zijn de voornaamste afzonderlijke stukken, welke over de Hoogeschool, hier ter plaatse gevestigd, in het licht verschenen zijn. Er wordt van de Eff. Proff. eene vroegere uitgave vermeld, Gron., 1640. kl. fol. Zie Catal. van Hulthem, 1836, IV. N0. 23020. Deze eerste onvolledige uitgave wordt door Vriemoet aan Mart. Schoockius toegeschreven. De latere van 1654 door Paquot eh Te Water aan Deusing. — Zie voorts de Annales 1816 en vv. 3239 Mr. H. 0. Eeith, Over den grond, waarop thans een nieuw academiegebouw van 'srijks hoogeschool te Groningen wordt opgerigt. Gron., 1846. 8°. Bij de Pr. Gr. Ct., nov. 1846.
/ 284 Groningen. \ 8240 Mr. H. O. Peith, Over de oude Groninger Academiepoort en area. Gr. V.-A., 1849, biz. 151. 3241 (J. F. Scheepers), Het nieuwe akademiegebouw, m. 1 pi. Gr. V.-A., 1848, biz. 159. 3242 Gedenkb. der vrijw. flankeurcorapagnie Gron. en Franeker studd. — hare oprigting, uittogt en terugkomst in 1830 en 1831. Gron., 1832. 8°. 3243 Lijst van handschr., kaarten en boeken, behoorende tot de verzameling van het genootschap pro excolendo jure patrio. Gron., 1831. Tweede lijst. 1852. 8°. 3244 Werken van het genoemde genootsch. Gron., 1778—1846. 6 din. 8°. 3245 G. A. Stratingh, De voormalige St. Walburgskerk. Gr. V.-A., 1843, biz. 37. 3246 Mr. T. P. Tresling, St. Martini-toren. Gr. V.-A., 1841, biz. 55. 3247 G. A. Stratingh, De Martini-kerk en toren. Gr. V.-A., 1844, biz. 164. — Vervolg. 1845, biz. 50. 3248 De A-kerk en toren. Gr. V.-A., 1846. biz. 107. 3249 — — De Nieuwe of Noorderkerk te Groningen. Gr. V.-A., 1847, biz. 60. 3250 P. Hofstede de Groot, Geschied. der Broederenkerk te Groningen, eene bijdrage tot de geschied. der Hervorming en der roomschgez. gemeente alhier. Gron., 1832. 8°. 3251 E. J. Diest Lorgion, Bijdrage tot de geschiedenis van het fraterhuis te Groningen. Gr. V.-A., 1851, biz. 105. 3252 Mr. T. P. Tresling, Het groene weeshuis (te Groningen). Gr. V.-A., 1839, biz. 18. 3253 Ds. C. P. L. Kutgers, De groene wees; schetsen en mededeelingen betreffende het Diakonie-kinderhuis der Ned. Herv. gem. Gron., 1852. 8°. 3254 Mr. T. P. Tresling, Het burgerweeshuis (te Gr.). Gr. V.-A., 1843, biz. 83. 3255 Ds. [A. T. Eeitsma, Geschiedk. beschr. van het gasthuis van de Diakonie der Ned. Herv. gemeente te Groningen. Gron., 1852. 8°.
Groningen.
285
3256 Het voormalige provinciale collectehuis (te Groningen), met 1 pi. Gr. V.-A., 1848, biz. 148. 3257 G. A. Stratingh, Het huis of hof Groningen, thans het militair landsziekenhuis. Gr. V.-A., 1838, biz. 40. 3258 Mr. P. \V. van Heyningen Bosch en Mr. H. J. Trip, Geschiedk. schets' van het Anthony-gasthuis met het vroeger daarmede vereenigde krankzinnigen-gesticht te Gron. enz. opgemaakt in jan. 1851. (Gron., 1851). 8°. 3259 Th. van Swinderen, Oprigting der bewaarschool voor de armen te Groningen. Gr. V.-A., 1841, biz. 165. 3260 Het oldermansboek of verzameling van stukken, behoor. tot het gild-, water- en stapelregt van de stad Groningen, van 1434 tot 1770; uitgeg. en met eenige aantt. voorzien door Mr. H. 0. Eeith (den zoon). Gron., 1850. 8°. 3261 H. O. Feith Jr., Diss. de gildis Groninganis, cum scutis gild, symbolicis, publ. pro gr. def. m.junio 1838. Gron. 8°. 3262 M. Beekhuis, De gilden (in het algemeen en te Gronin¬ gen). Gr. V.-A., 1841, biz. 105; IBl^blz.?!; 1843,blz.l32. 3263 Mr. H. 0. Eeith, (Uitgebreide) aanteekk. op zijne redev. bij 't 25jarig feest des Gron. Dep. Tot Nut van 't Algem. (over deze stad en hare inrigtingen). Gron., 1819. 8°. 3264 C. en K. T. Gcyot, Beschrijving van het Instituut voor Doofstommen te Groningen, bij eene Lijst der werken over D. en het onderwijs aan D. Gron., 1824. 8°. Hiervan zijn sinds 1792 jaarberigten tot heden toe; voorts eene diss. van Mr. R. T. Guyot over hunne regten, enz. Gron., 16 junij 1824. 3265 Mr. H. 0. Eeith, Redev. uitgespr. op het feest, gevierd bij het vijftigjarig bestaan van het Instituut voor Doofst. te Gron., op d. 22 van hooimaand 1840, m. aantt. Gron., 1841. 8°. 3266 Mr. H. 0. Eeith (de zoon), Digging van het Hamburger bierhuis. Gr. V.-A., 1843, biz. 161. 3267 Th. van Swinderen, Het museum van natuurl. historie te Groningen. Gr. V.-A., 1838, biz. 161. • 3268 Mr. H. 0. Eeith, De Hessische beker (op de archivenkamer te Groningen). Gr. V.-A., 1839, biz. 79.
286
Groningen.
3269 Jaarlijksch overzigt van het gebeurde in de stad Groningen in de jarenl835—53. Gron., C. M, vanBolhnisHoitsema.S0. Overgedrukt uit de Gron. Stads-Ct. en door den Courantier geleverd. 3270 Dr. Tb. van Swinderen, Wegwijzer op de nieuwe begraafplaatsen te Groningen. Gron., 18..? 3 stukjes. 8°. 3271 Thineus (yan Duinen), Schetsen uit de stad Groningen. 1. Een maandagmorgen. Gr. V.-A., 1847, biz. 43. — Vervolg. II. Pompen en putten. aldaar, biz. 161. 3272 S. E. Stratingh, Groningen als woonplaats beschouwd;* bijdr, t. d. geneeskundige plaatsbescbrijving van deze stad. Gron.', 1858. 83. 3273 H. Nanninga, Diss. de cura publica, in civitate Gron. inprimis ad cives sanos et salvos servandos, turn veteriori turn recentiori aevo habita. Gron., 1838. 8°. 3274 G. yan Doeveren, Sermo academ. de sanitatis Groningae praesidiis, ex urbis historia natural! derivandis. Gron., 1770. 4°. 3275 W. yan Doeveren, Academ. redev. over de gunstige gesteldkeid van Gr. voor de gezondheid; af te leiden uit de natuurlijke bistorie der stad; uit het latijn, en met een verhandelende voorr. uitgeg. door M. van Geuns. Gron., 1771. 8°. 3276 Mr. T. P. Tresling, De kijk-in-'t-jat-straat, m. houtsn. Gr. V.-A., 1838, biz. 134. 3277 Mr. H. O. Feith (de zoon), Blik op Groningens voormaligen en tegenw. toestand, wat hare straten en straatverlichting betreft. In de Gron. Courant van april 1854. 3278 S. Beningha, Dat bolwerk van Heerepoort; van nieuw stads , muiren achter de Jacobinen. Gr. V.-A., 1838, biz. 153. voormalige ommelanden. 8279 Mr. D. F. J. van Halsema, Verhand. over den staat en regeringsvorm der Ommelanden. In: Werken van het Gen. P. E. I. P. dl. II. Gron., 1777. 8°.
I ^ Gbonikgex. 287 32S0 Mr. J. E. Modderman, lets over de door de stad Groningen op nieuw over het Oldambt, Westerwoldingerland, hetGorecht en Sappemeer gepraetendeerde superioriteit. Gron, 1816. 8°. 3281 Stukken betrekkelijk het ontwerp ter afsluiting van het Beitdiep, met goedkeur. van Z. M. uitgegeven op last van Gedd. Staten der prov. Groningen. Gron., J. Oomkens, 1835. 8°. 3282 J. van Cleeff, Beschouwing van het Eeit-, of Loopende diep enz. Gron., 1836. 8°. 3283 Yerzameling van stukken, rakende het Winsumer en Schaphalster Zijlvest en de middelen tot verbetering van desz. waterstaat, gedrukt op last van de volmagten der Ingelanden onder de schepperijen van Innersdijk en het Vierendeel. Gron., W. van Boekeren, 1821. 8°. 3284 Er. Koppius, Spec, continens vitas ac gesta Abbatum Adwerdensiwn, publ. pro gr. def. m. sept. 1850. Gron. 8°. Vroeger reeds in 't latijn en in 't neerd. in and. werken afgedrukt. Zie voorr. biz. xv. 3285 N. Westendorp, Eerste leerrede in de nieuwe kerk te Selaldebureriy benevens eene oudheidk. verhandeling. Gron., 1809. 8°. 3286 Mr. H. 0. Eeith, Over de karspellasten van GrijpsTcerlc; — met eene bijlage over het collatieregt van Grijpskerk, en eene kleine verh. over de oudejaartaksen en de voormalige verponding in deze prov. Gron., 1840. 8°. 3287 Ulrum, zoo als het is, en desz. toenemende volksbewegingen in October 1834. Gron., 1884, 8°. 3288 N. Westendorp, Oudheidk. ontdekking in, het Hunsegokwartier, verklaring van den heuvel Eondenburg bijZwwrdijh. In Vriend d. Vaderl., 1830, N0. VI, biz. 489 vv. 3289 Dr. J. Boeles, Collatieregt en landstuactement; beschouwd naar aanleiding van een over die zaak te Warjhuizen gevoerd geding. Gron., 1856. 8°. 3290 J. G. Eijkens, Korte schets over de Leenster Wierden. In: Aim. t. bevord. van kennis en goeden smaak. Gron., 1835. 8e jaarg.
288
Groningen.
3291 F. J. Abresch Pz., Leerr. over Ps. 92: 2—5, bij gelegenheid der inwijding van bet nieuwe orgel te Eenrum, uitgespr. den 23 nov. 1817. Z. pi. van dr. (1817 of 1818). 8°. 3292 J. G. Kijkens, lets over (de weggeslagen) Hiddegazijl (onder Westernielant). In: Aim. t. bevord. v. kennis en goeden smaak. Gron. 1834. 3293 Mr. H. 0. Feith (de zoon), Bqflo en andere dorpen in de Ommelanden, in 't laatst der 16e eeuw; bijdrage tot de gescbied. der spaanscbe tijden. Gr. Y.-A., 1851, biz. 78. 3294 Collatie-regt van de Herv. gemeente te Bedum. (Procedure van den beer P. Swaagman en vrouw tegen de kerkvoogden dier gemeente). Gron. (1844). 8°. 3295 J. C. Bijkens, Plaatsbescbrijving van Stitswerd,SuidiDenda, Bottum en Bethlehem. In: Aim. t. bev. van kennis en goe¬ den smaak. Gron., 1837. 3296 — — * Klooster te Warfum en bet dorp Warfum. In: Aim. t. bev. v. k. en g. s. Gron., 1835. 3297 (B. Sloet tot Oldhuis), Het erve Groot-Zeewijk in Gro¬ ningen. In: Sloet, Tijdscbr. v. Staathuisboudk. en Statist., Dl. VII. biz. 329—349. Boerderij, in onze dagen bewoond door Geert Keinders, Lid der Staten-Generaal. 3298 Mr. T. P. Tresling. Stenbuisheerd (te Uithuizermeeden). Gr.V.-A., 1842, biz. 185. 3299 Edit en authenticq verhael van bet gebeurde te Zandeweer op zondag den 17 junij 1787, op last der gewapende genoodscbappen van Hunsingo en Fivelingo. Gron., 1787.8°. 3300 Mr. C. P. E. Kobide yan der Aa, Het slot Ewssum, (burg bij Middelstum). m. afb. In: Oud-Nederland, Burg, en Kastt. 1846. 3301 Mr. T. P. Tresling,* Ewssum, Gr. V.-A., 1844, biz. 108. 3302 J. van Lennep en W. J. Hofdijk, Ewssum. In: Voorn. Kasteelen v. Nederl., III. 137. 3303 Mr. H. O. Feith, Twee oude klokken te Stedum. Gr. V.-A., 1839, biz. 184. 3304 (Dr. E. J. Diest Lorgion), Nittersum (voorm. burg der Giants, bij Stedum), m. pi. Gr. V.-A., 1849, biz. 175. •
Groningen.
289
3305 J. G. Rijkens, Klooster Feldwerd te Holwierda. In: Aim. t. bev. v. k. en g. sm, Gron., 1834. 3306 Klooster Roozenkamp onder Jukwerd en Erewerd. In: Aim. t. bev. v. k. en g. sm, Gron., 1834. 3307 Mr. B. ten Brink, Het opschrift te Tjamsweer (bij Appingedam). Gr. V.-A., 1847, biz. 69. 3308 Harkenroht (Jac. Is.), Briefwisseling over de outheden van de oude stadt Appingedam. kl. 8°. In: Boekzaal der Geleerde Wereld. Amst., nov. 1727, biz. 552—562. 3309 Beknopte beschrijving der oude stad Appingendam. Gron., 1732. 24°. 3310 O. R. Swam, Leerreden ter inwijding van de nieuwe kerk te Solwert, en tevens ter bevestiging van den wel-eerw. z. gel. beer A. G. Medex*, enz., uitgesproken den 29 van wiede-maand 1783. Gron., 1783. 8°. Bevat oudheid- en geschiedkundige aanteekeningen. 3311 H. van Streun, Kronijk van DeljzijL Uithuizen, 1860. 8°, 3312 J. G. Rijkens, Gescbiedk. verb, over bet klooster Grijzemonniken onder Termunteny alsmede over Termunten zelve. In: Aim. t. bev. van k. en g. sm.'Gron., 1833. 6e jaarg. 3313 Mr. H. O. Feith, Woltersum. Gr. V.-A., 1843, biz. 111. 3314 Ds. W. G. Reddingitjs, Bijzonllerbeden uit een oud protocol van Woltersum. Gr. V.-A., 1841, biz. 66. 3315 G. A. Stratingh, lets over de grondsgesteldheid bij Wol¬ tersum enz. Gr. V.-A., 1850, biz. 188. 3316 P. Boeles Jr., Het 250jarig bestaan der Herv. gemeente te Noorddijk) g6vierd op den gedenkdag der Hervorming, 2 nov. 1845; leerr. met aantt., bijl. en 1 pi. Gron., 1846. 8°. 3317 Mr. H. O. Feith (de zoon)^ lets over bet Cortinghuis, m. 1 kaartje. Gr. V.-A., 1839, biz. 136. 331 8 Beknopt gescbiedk. overzigt van Selwerd en diens regten. In: Werken van P. E. I. P., dl. VI. 8°. 3319 G. A. Stratingh, Het kasteel Selwerd, met 1 kaartje. Gr. V.-A., 1840, biz. 111. 3320- G. A. Stratingh, Over de Selwerder munt, m. "afbb, . Gr. V.-A., 1851, biz. 121. 37
/ 290
Groningen.
3321 Mr. H. 0. Feith, Over den heereweg van Groningen naar de Punt. Gr. V.-A., 1838, biz. 71. 3322 Dr. J. Boeles, Het hunebed te Noordlaren. Gr. V.-A., 1845, biz. 33. 3323 —— Bolwerken, boermarkt, bouw- en intrekkeltijd te Noordlaren. Gr. V.-A., 1847, biz. 98. 3324 S. Blaupot ten Gate, De opkomst der Veenkolonien Sappemeer en H Hoogezand. In: B. Sloet's Tijdschr. v. Staathuisboudk. en Statist., Dl. VI. biz. 15—31. 3325 — — Voorlezingen over de opkomst van de veenkolonien Hoogezand en Sappemeer, met eenige aantt. Hoogezand en Sappemeer, 1854. 8°. 3326 Mr. T. P. Tresling, De voormal. kerk van Scharmer. Gr. V.-A., 1839, biz. 172. 3327 Ds. S. J, Eutgers, Bescbrijving van Kolham, m. eene kaart. Gron., 1849. 8°. 3328 Mr. C. P. E. Robide yan der Aa, Fraeylema-Borg, m. afb. In: Ond-Nederland. Nijm., 1846. 8°. 3329 Mr. T. P. Tresling, Eraeylama-borg te Slochieren, m. 2 pll. Gr. V.-A., 1840, biz. 78. 3330 A. Adriani, Leerrede over 1 Kon. 8: 39, 30; ter gedachtenis der inwijing van de kerk te Schildwolda; uitgespr. den 15 van wijnmaand 1786. Gron., 1787. 8°. 3331 De Trojaansche oorlog in Groningen, te Helium in Fivelgo (in 't laatst der 13eeeuw). Gr. V.-A., 1851, biz. 180. 3332 Ds. P. Zuidema, Het Old-ambtster wapen. Gr. V.-A., 1847, biz. 172. Zie over het Oldambt, boven bij de prov. Groningen, N0. 3080 en eenige volgende tot 3114; 3333 L. van Bolhuis, Tweetal van plegtige redevv.: welker eene, uitgesproken op den 12 van wijnmaand 1777, ter inwijding van een nieuw kerkgebouw te Oostwold, vele bijzonderheden behelst uit de oudheden dezes lands, die in bijvoegselen nader aangewezen worden; en welker andere, te Appingadam op den 2 van bloeimaand 1777 gedaan, ten besluite van de,^ hooge kerk-vergadering van St. en L., de godsdienst vertoont in deszelfs aangelegenheid, verval en herstelling, voorn. in betr. tot onze dagen. Gron.? 1778. 8°,
Groningen.
29f
3334} Ds. P. Zuidema, Oudheden van Wester- en Heiliger-lee. Gr. V.-A., 1840, biz. 140. 3335 Het klooster te Heiligerlee. Gr. V.-A., 1839, biz. 113. 3336 Die Scklacht bei Winschoten (Heiligerlee und der Graf de Ligne-Aremberg). In [MUnch's] Niederl. Museum, Magaz. fiir Gesch., Liter, u. Kunst, I. 3. Carlsrulie, 1838. 8°. 3337 H. yan Berkum, Kerkel. geschiedenis van .Nieuw-Beerta; eene feestgave bij de inwijding der nieuwe kerk aldaar. Sneek, 1856. 8°. Niet in d. handel, 3338 G. A. Yenema, Sohets van den natuurlijken toestand van Westenvolde. In: Boeren-Goudmijn, 1857, N0. 7. 8°. 3339 J. de Bhoer, Plaatselijke beschrijving van Westwaidingerland, benevens de dorpen Bellingewolde en Blijham. Verb. Gen. P. E. 1. P., IV. 2. 229. Zie over Bellingewolde ook N0. 3195. 3340 J. Heeres, De Bellingewolder schans enz. Gron., 1820. 8°. 3341 Kort en oprecht relaes van 't gepasseerde geduyrende de blocquade enz. van de Nieuwe Schans enz. Gron., 1673. 4°. 8342 Mr. J. S. G. Koning, Het slot te Wedde. Gr. V.-A., 1841, biz. 177. 3(543 J. van Lennep en W. J. Hofdijk, Wedde. m. pi. In: Voorn. Kasteelen v. Nederl., HI. 105. 8344 Mr. H. O. Feith (de zoon), Het klooster ter Apel. Gr. V.-A., 1842, biz. 136. 3345 Het regt der stad Groningen op het klooster ter Apel, uit de geschied. aangetoond. Gron., 1851. 8°. Men kan bier bijvoegen al hetgeen zoo door bet Kon. Ned. Instituut, als door bijzondere personen, in inen buitenlandscbe tijdschriften, over de ontdekte oude brug op de Drentbsche grenzen in den jare 1818 en volgg. is uitgegeven. 3346 H. A. Benit, Kedevoering over het 200jarig bestaan der kolonie Wildervank, uitgesproken 18 dec. 1849, m. aantt. Wildervank, 1850. 8°. 3347 Is. Sannes, De opkomst van Veendam; een drietal voorlezingen, met eenige aanteekeningen. Veendam, 1830. 8°.
293
Groningen.
3348 Een woord over de kerkelijke beweging in de Herv, gem. te Yeendam, door Christophilus. Winschoten, 1858. 8°. 3349 H. Hermannius en1 Hillebr. Janssonius, Vijftal leerredenen betrekkelijk Yeendam en de "Wildervank. Gron., 1772. 8°. In N. Westendorp, Antiquiteiten, Gron., 1819—1820, en Westendorp en Reuvens, Antt., Gron., 1822— 1826, zijn oudheidk. opstellen over de navolgende plaatsen in dit gewest: Termunten, Vlagtwedde, Ter Apel, Bourtange en Westerwolde, Reifle, Bellingwolder Schans en Ter Wisch. 3350 Mr. J. Ackersdijck, Over Rottum. Zie Vriend desVaderl., 1833. 11. biz. 129 en vv. 3351 D. E. Zuidhof, onderwijzer, Gescliiedenis van het oude dorp Rottum, en andere bijzonderheden, met 1 pi. Uitbuizen, 1857. 8°.
D R E N T H E. Cat. E. Muller, 1859, N0. 434—437. Cat. L. G. Yisscher, biz. 34, N0. 1252—1259. 3352 Het waepen van Drenthe, naar een oud HS. medegedeeld door (J. S. Magnin). Dr. Y.-A., 1838, biz. 130. 3353 J. T. Bodel Nijenhuis, Over de landkaarten der prov. Drenthe. Dr. V.-A., 1851, biz. 110. 3354 Drenthsche Yolks-Almanak. Koevorden, bij den (uitgever en redacteur) D. H. van der Scheer, 1837—51. 15 jaargg. m. pi. 12°. 3355 J. de Rhoer's Beschrijving van Drenthe. Dr. V.-A., 1838, biz. 3. 3356 Tegenwoordige staat van Drenthe, met pi. Amst., 1795. Inl. en twee stukkeh. 8°. In het voorberigt wordt het oorspronkelijk aan een ongenoemde (Mr. J. Tonckens), maar de veranderirigen, ophelderingen en bijvoegselen aan Mr. J. H. P. van Lier toegeschreven. Zie voorts Dr. V.-A., 1838, biz. 10. 3357 J. A. Oostkamp, Aardrijkskundig schoolboek van de prov. Drenthe, voor de jeugd, met eene kaart. Koev., 1822. 8°.
Drenthe. 3358 (P. J. Ameshoff, van Amsterdam), Beschouwing van dentegenwoord. toestand van Drenthe, in gemeenzame brieven. Amst., Job. van der Hey, 1818. 8°. 3359 Brieven over de onlangs uitgegevene Beschouwing van den tegenwoord. toestand van Drenthe. Gron., 1818. 8°. 3360 Antwoord op de voormelde Brieven. Amst., 1818. 8°. Van den schrijver der Beschouwing zelven. 3361 Mr. P. W. Alstorphius Grevelink, Statistiek van de prov, Drenthe, voornam. voor nijverheid en volkswelvaart. met 1 kaart en tabb. Assen, 1840. 8°. 3362 (Ds. A. L. Lesturgeon) Drenthe in vlugtige en losse omtrekken geschetst, door drie podagristen, m. pi. Coev., 1843 —1858. 2 din. 8°. Er zijn van het 2e deel slechts drie afleveringen verschenen en het is bij de aankomst der podagrr. te Assen blijven steken. De titel van Dl. II voert eigenlijk ten onregte het jaartal 1858. De le afl. van dit deel verscheen 1844, de 2e 1845, de 3e 1847, tot bl. 178. De 2 laatste bladzz. (179 en 180) zijn er in 1858 met den titel bijgevoegd. 3363 J. van eer Veen, Drentsch mosaik. Gron., 1844—48. 2 stukken. 8°. 3364 (Ds. A. L. Lesturgeon), Een Drenthsch gemeente-assessor met zijne twee neven op reis naar Amsterdam, in't voorjaar van 1843, m. pll. Gron., 1844—53. 2 din.-8°. Zie boven, N0. 1506. 3365 0. G. Heldring, Eene wandeling in Drenthe (over Vries, Tinaarlo, Zuidlaren, de Hunnebedden). In A. L. Maandschr., 1845, N0. 4, mengelw., biz. 143 en vv. 3366 L(esturgeon), Aardrijksk. curiositeiten aangaande Drenthe, Dr. V.-A., 1845, biz. 240. 3367 J(an^sen), Opraerkingen van een Geldersch reiziger in Drenthe. Dr. V.-A., 1848, biz. 1. 3368 (Dr. G. Benthem) B(eddingius), het Drentsche Volkska'rakter. Dr. V.-A., 1841, bl. 73. 3369 (Mr. J.) P(an), de heidens in Drenthe. Dr. V.-A., 1841, bl. 95. 3370 — — vurige veldspoken in Drenthe. Dr. V.-A., 1845, bl. 232.
294
Drenthe.
3371 N. N., Verdeeling van gemeene gronden in Drenthe. Dr. V.-A., 1837, biz. 174. 3372 F. A. van Lier, De aere, aquis, locis et incolis regionis Drenthiae, eorumque diaeta, moribus, sanitate et morbis positiones physico-medicae. publ. pro gr. def. L. B., d. 5 junii 1784. 4°. 3373 S. J. van Rouen, Spec, exhibens quaedam de chemica constitutione terrarum nonnullarum prov. Drenthiae, publ. pro gr. doctor, def. Gron. d. 27 junii 1850. 8°. 3374 Naamlijst der Drosten in Drenthe. Dr. V.-A., 1849, biz. 174. 3375 (J. de Rhoer), Stadhouders van Drenthe. Dr. V.-A., 1840. biz. 55. 3376 Giftbrief van keizer Otto I. Dr. V.-A., 1839, biz. 18. 3377 Giftbrief van keizer Henrik III. Dr. V.-A., 1838, biz. 28. 3378 Giftbrief van keizer Karel V. Dr. V.-A., 1839, b!z. 21. Deze drie ^bijdragen geleverd door Mr. S. Gratama. 3379 J. Picardt, Korte Beschrijving van eeijige vergetene en verborgene antiquitijten der provintien en landen, gelegen tusschen de Noordzee, de IJssel^de Emse en Lippe, waarbij gevoeght zijn Annales Drenthiae; mitsgaders korte beschr. van Goevorden (zie hier onder, bij die plaats); m. kaart., pll. en portrr. Amst., 1660. 4°. — Tweede druk, zonder eenige afbb. Gron., 1731. 8°. — Later druk (of uitgave?) Gron., 1745. 8°. 3380 J. S. Magnin, Geschiedk. overzigt van de besturen, die vdor de herstelling van Nederland in 1814 elkander in Drenthe zijn opgevolgd. Gron., 1838—50. 3 stn., bet 3d in 2 gedeelten. 8°. 3381 — — Geschiedk. schoolboek van Drenthe. Gron., 1851. 8°. 3382 — — Losse bladen uit Drenthe's geschiedenis. Assen, 1856. 8°. 3383 H. Boom, Rudolf, burggraaf van Koevorden. Dr. V.-A., 1837, biz. 3. 3384 Nog iets betrekkelijk den slag bij Ane, 1227. Dr. V.-A., 1838, bl. 22. 3385 Mr. L. OldeNhuis Gratama, Fragmentarische geschiedk. herinneringen aan 't landschap Drenthe uit het laatst der
Djienthe.
295
16® eeuwt in verband tot de gescliiedenis des gemeenen Vaderlands. Dr. V.-A., 1851, biz. 1. 3386 Mr. X». Oldenhuis Gratama, Vijf authent. stukken van de oprigting van't Collegie van Gedeputeerde Staten in 'tlandschap Drenthe, in 1600 en 1601. Dr. V.-A., 1851, biz. 45. 3387 J. Picardt, Drenthe in 1659. Dr. V.-A., 1837, biz. 183. 3388 (H. J. Nassau), Het jaar 1672. Dr. V.-A., 1839, biz. 3. — Vervolg. 1840, biz. 5. — Vervolg. 1841, biz. 61. — Vervolg. 1842, biz. 39. — Vervolg. 1843, biz. 3. 3389 L. Oldenhuis Gratama, Drenthe in 1748 en 49. Dr. V.-A., 1843, biz. 34. 3390 ? Willem V in Drenthe. Dr. V.-A., 1837, biz. 187. * 3391 (Carel Baron de Vos van Steenwijk tot den Havikshorst), Deductie nopens het regt van overstemming ter Staatsvergadering van het landschap Drenthe door de 4 dingspillen Beilen, Diever, Noordenveld en het Oostermoer, tegens de meerderheid der ridderschap en de 2 overige dingspillen Zuidenveld en Kolde. Meppel, 1787. 8°. Daartegen verscheen: 3392 (Mr. Knoop), Tegenbetoog over de staatsstemmingen in Drente tegen de zoogenaamde Deductie, enz. Gron. en Deventer (1788 of 89). 8°. 3393 (Mr. J.) P(an), het fregat Drenthe. Dr. V.-A., 1844. biz. 48. 3394 J. S. Magnin, De voormalige kloosters in Drenthe, geschiedkundig beschouwd. Gron., 1835. 8°. Eene verbet. en verm. druk. Heerenveen, 1846. 8°. 3395 — — Overzigt der kerkelijke geschiedenis van Drenthe, met bijlagen. Gron., 1855. 8°. 3396 (N. C. Kist?), Kerkbestuur in Drenthe gedurende den tijd der republiek. Kist en Roy., Arch. Kerk. Gesch., IX, 530. (1838). 3397 G. Benthem Reddingius, Rapport der Drenthsche afgevv. ter Synode van Dordrecht, en besluiten der Dr. Synode, ten gevolge van het te Dordr. bepaalde. In: Kist en Roy., Archief v. K. Gesch., VI. biz. 189. (1835). 3398 (H. Cannegieter), Eerste (en eenigste) brief over byzondere Nederlandsche oudheden; eenen ouden grafkelder bij Anlo (of Eext) in Drente ontdekt. Arnh., 1757. 8°,
296
Drenthe.
3399 Mr. J. van Lier, Otidheidk. brieven (over eenige bij Let boerschap Eext in Drenthe ontdekte oudheden), met pi.; uitgeg. en met voorr. en aantt, van A. Vosmaer. 'sGravenhage, 1760. 8°. Hij beweert den brief van Cannegieter (het vorig N0.) deels op te helderen, deels te wederleggen. 3400 N. Westendorp, Yoorlez. over de oude graf heuvels, voornamelijk met betrekking tot de pro v. Dr. In: N. W., • Antiquiteiten, 1819. le Dl. le st. 3401 Mr. J. de Wal, Bijdragen tot de geschiedenis en oudheden van Drenthe. Gron., 1842. 8°. 3402 L. J. F. Janssen, Drenthsche oudhh., m. 4pll. Utr., 1848.8°. 3403 Mr. J. Pan, Overzigt der oudheden in Drenthe (geput uit het voorg. geschrift). Afdr. ingr. 8°. uit Dr. V.-A., 1849. biz. 139. 3404 Kleine opstellen over de geschiedenis, oudheden en het bijgeloof in Drenthe. Haarl. 1862. 8°. Yermeerderde herdr. van vroegere stukken, met J. Picardt's portr. op den titel. 3405 N. Westendorp, Verhandeling over de volkeren stichters "der hunnebedden, en de tijden waarin die volkeren deze oorden hebben bewobnd, m. pll. — bekr. bij de Holl. Maatsch. der Wetensch. Haarlem, 1815. 8°. — Yermeer, derde herdruk, m. pi. Gron., 1822. 8°. 3406 O. D., te N...., De hunebedden. Dr. Y.-A., 1838, biz. 105. 3407 P lets over de oude havesaten. Dr. Y.-A., 1837, biz. 170. 3408 ? Gedenkteekenen in Drenthe. Dr. V.-A., 1847, biz. 143. 3409 Dr. G. B(enthem) R(eddingius), lets over de zorg der inwoners van Drenthe voor hunne dooden. Dr. Y.-A., 1839, biz. 131. 3410 L. J. F. Janssen, Over Drentsch-Rom. oude schbeisels in het Weerdingensche veen gevonden. Amst., 1851. 8°. In: Yerhh. Inst. II. 3411 Lantrecht van Drenthe. Gron., Cath. Zandt, boekdr. ord. van de lantschap Drenthe. 1713. 4°. Zie een meer volledig corpus der Dr. wetten uitvoerig opgegeven in Cat. Meermann., (1824) T. I. p. 168^ N0. 708. De kooper daarvan was Mr. J. C. Faber xvan Eiemsdijk, te 's Gravenhage. 3412 Mr. B. J. Lintelo de Geer, Onuitgegeven landregt van Drenthe van 17 febr. 1614^ met aantt. In: Nieuwe Bijdr.
Drentiie.
297
voor Eegtsgel. en Wetgeving, 1854. 11. 209 en vv., 36L en* vv.; III. 193 en vv.; IY. 161 en vv. 3413 G. Oosting, Spec, de origine et progressu juris Drenthini, pro gr. def. Harderv. m. junii 1805. 4°. 34il4 H. Yos, Diss. de judiciis Drenthinorum antiquis, publ. pro gr. def. m. junii 1825. Gron. 8°. 3415 W. H. HoFSTEDE,.Diss. de regiminis in Drenthina regione forma, cum antiqua turn nova, publ. pro gr. def. m. juni> 1821. Gron. 8°. 3416 L. M. Schukking, De symbolica rerum traditione quae in Drenthiae republica stoHegginge nuncupatur. Gron., 1764.4°. 3417 P. Costing, Spec, de provincia Drenthina, ab ordinibus gener. provinciarum Belgg. saec. 17 exclusa, pars priori publ. pro gr. def. Gron., 1835. 8°. 3418 J. Tonckens, Disp. de escis Drenthinis et servitutibus earum, publ. pro gr. def. m. junii 1837. Gron. 8°. 3419 P. B(oeles), lets over de essen in Drenthe. In: Mengelw. bij de Groninger Courant, 1838. 8°. 3419*(B. Sloet), Onze esschen of enken (in Drenthe, Twenthe en de Veluwe). In: Sloet's Tijds. v.St.en St.XX, biz. 305—322. 3420 B. Kymmell, Disp. jur. quae inquirit, utrum agri turfini elevatiores, separatim a fundo spectali (belgis hoogveen zonder ondergrond)^ jure hodierno rebus mobilibus an vero immobilibus sint annumerandi; publ. pro gr. def. Gron., 1825. 8°. 3421 H. L. Stemfoort, Handboek der veengraving en landontginning in de hooge veenen. m. pll. Assen, 1847. 8°. 3422 C. de Beer, Verb, over het vervaardigen • van' een kanaal in de prov. Drenthe. Utr., 1835. 8°. . Prijsverh. bekroond bij het Prov. Utr. Gen. v. K. en W. 3423 A. Kommers Pz., De ontworpen kanalisatie van Drenthe, uit het ware oogpunt beschouwd en in hare waarde geschetst, m. 1 kaartje. Gron., 1847. 8°. 3424 (Jhr. Mr. A. W. van Holthe tot Eohten), Ontwerp tot oprigting eener kanaalraaatschappij. tot verbinding van de Zuiderzee met de Eems, in verband met veenaanleg en onder medewerking der prov. Drenthe. Assen, 1848. 8°.
298
Drenthe.
3425 Geschiedenis van twee ontwerpen tot kanaalaanleg in Drenthe in verbinding van de Zuiderzee met de Eems. Assen, van Gorcum, 1849. 8°. Het betreft de verlenging en verbeteringderHoogveensche waart, nu verder voortgezet tot in de Eramer veenen. 3426 Plan tot oprigting eener Drentsche veen- en kanaalmaatschappij. Julij 1852. m. 1 kaart van't kanaal. Z, pi. v. dr. Niet in den handel. Dit kanaal, nu (1861) voltooid, beet het Oranjekanaal, gewijzigd plan van den ingenieur de Beer (N0. 3422). 3427 Mr. L. Oldenhuis Gratama, De Drentsche kanaalmaatschappij. In: B. Sloet, Tijdschr. v. Staathuishoudk. en Statist., XIX. 142—159. (1861). 3428 Ds. T. A. Eomein, De Hervormde predikanten in Drenthe, sedert de Hervorming tot 1861, m. aantt. Gron., 1861. 8®. 3429 A. H. Pareau, De oude kerk te Assent eene voorm. kloosterkerk, beschouwd in betrekking tot de plaatselijke geraeente en de hervorming in Drenthe, met aantt. Assen, 1849. 8°. 3430 N. H. Tatim Zubli, Het stadsbosch te Assen (plaatsbeschrijvend gedicht). Assen, febr. 1855. 8°. 3431 Mr. C. P. E. Kobide van der Aa, Het huis ter Eexjl (bij Eoden). m. pi. In: Oud-Nederland. Nijm., 1846. 8°. 3432 ? De jaarmarkt te Zuidlaren, 1232. Dr. V.-A., 1838, biz. 33. EexU Zie hierboven, Cannegieter en van Lier, Na. .3392 on 3393. 3433 ? De nieuwe hervormde kerk te Eext, 1841. Dr. V.-A., 1842, biz. 206. 3434 H. N. Mulder, De BallerkuiL Dr. V.-A., 1839, biz, 214. 3435 S. G(ratama), De BallerkuiL Dr. V.-A., 1845, biz. 199. 3436 ? Opschrift op de torenklok te Odoorn. Dr. V.-A., 1844, biz. 9. 3437 L. J. E. Janssen, Over eene merkwaard. oud-Gerraaansche ontdekking te Odoorn. Koevorden, 1851. 8°. Afz. afdr. in gr. 8°. uit de Dr. V.-A., 1851, biz. 163. 3438 D. H. van der S(cheer), lets over de stad Hunso of Hunson;. Dr. V.-A., 1839, biz. 175.
Drenthe.
299
3439 D. H. yan der Scheer. Hunsow. Dr. V.-A., 1844, biz. 223. 3440 Mr. H. A; Spandaw, Yerh. over de herkomst en den ouderdom der houten brug, in de moerassen tusschen Drenthe en Westerwolde. 3441 A. Ypeij, Nader onderzoek betreff. de brug of het houten voetpad, enz, en bijvoegsels van denzelfden. Beide in de Yerhh. van het Kon; Ned. Inst., ID Kl. 2e dl. 1821. 4°. 3442 Verslag uitgebragt van eene bij de ID Kla^se van het K. N. Instituut d. 26 nov. 1818 benoemde commissie wegens de onlangs ontdekte brug of het houten voetpad op de grenzen van Drenthe en Westerwoldingerland. Amst., 1819. 4°. 3443 J. W. Karsten, Verslag wegens het oude planken voetpad tusschen ter Apel en Valthe. K.- en L.-B., 1819, N0.9 en 10. Over deze brug zijn onderscheidene opstellen van N. "Westendorp, Keuvens, J. 0. V. (J. van Walre), N., W. en B. in het tijdschrift: Antiquiteiten. Zie hier boven, N0. 3349 de noot. 3444 Eene verh. over de Drentsche brug, in het hoogd. In: Stuttgarter Morgenblatt, 1822, N0. 199, 202. 3445 A. van H(oytema), De houten brug in de Yalterveenen. Dr. V.-A., 1837, biz. 127. 3446 J. H. Heerspink, De Valtherbrug. Dr. V.-A., 1839, biz. 155. 3447 L. Oldenhuis Gratama, Valtherburg (1. brug). Dr. V.-A., 1845, biz. 182. 3448 L. J. F. Janssen, Nog iets over de Valtherbrug. Dr. V.-A., 1850, biz. 19. 3449 P. S. van der Scheer, Berigt aan de lezers van den Dr. V.-A., over de Valtherbrug en Hunsow. Dr. V.-A., 1851, biz. 181. 3450 — — — — De Valtherbrug, haar germaansche oorsprong en het waarschijnlijk doel, waartoe zij gelegd kan zijn. Winschoten, 1855. kl. 8°. 3451 Mr. P. Hofstede, Beschrijving van de grafplaats, de ge* daante hebbende van een hunebed in 1809 bij Emmen, uit een * heuvel opgedolven, met pi. In: Letter- en Oudheidk. Verhh. van de Holl. Maats. der Wetensch., I. (Haarl., 1815), 8°.
300
Drenthe.
3452 L. J. F. Janssen, Over muarscliilderijen te Emmen ontdekt. (Amst., 1859). 8°. TJit de Yerlih. en Mededeel. v. d. Akad. der Wetensck. Afd. Letterk., Dl. IV, biz. 158. 3453 J. Picardt, Chronyxken van Covorden, d. i. korte beschrijvinge dier frontierstadt, ende des ouden burghs C. Gedrukt acbter zijne: Antiquityten, boven, bl. 294. 3454 Beschreibung der Vestung Coevorden. (Z. pi. v. uitg.) 1673. 8°. Vertaald naar Picardts korte beschr.? 3455 P. S. yan der Scheer, De geschiedenis van Koevorden van de vroegste tijden en die barer vestingwerken met de omliggende landen. Dr. V.-A., 1849, biz. 184. — Vervolg/ 1850, biz. 193. — Yervolg. 1851, biz. 69. 3456 J. van Lennep en W. J. Hofdijk, Coeverden (kasteel). m. pi. In: Voorn. Kasteelen v. Nederl., III. 43. 3457 Mr. J. de Wal, lets over den ouden handelsweg van Stavoren naar Coevorden. Dr. V.-A., 1846, biz. 38. 3458 J. J. Nahuys, Slag bij Koevorden in bet jaar 1227, onder Otto van der Lippe, xxxivn bisschop van Utrecht. In: N^ van der Monde, Tijdschrift voor Utrecht, Dl. . biz. 3459 —T— (?), Gescbillen tusschen Drenthe, Overijssel en de stad Koevorden, gedurende de 17e eeuw (1602—1685), Dr. V.-A., 1844, biz. 10. 3460 P. P. C., Gedenkdag van het jaar 1672. Dr. V.-A., 1840, biz. 166. 3461 "Waerachtig verhael van het gepasseerde omtrent de verovering der vesting Koeverden, enz. 's Gravenh., H. Gael, 1673. 4°. 3462 D. H. van der Scheer, Eene bijdrage tot de geschied. der belegeringen van Koevorden in de jaren 1672 en 1673. Dr. V.-A., 1849, biz. 133. 3463 Deductie ter verg. van de HH. Staten Generael, in febr. 1681, door de gecomm. Kud. van Echten tot Echten en Coenraad Emmen overgegeven namens de Staten van Drenthe, — dat gem. Staten altijd gerechtigt zijn geweest en nog zijn tot het bestellen van het drostampt van Coe¬ verden en de landschap Drenthe. 'sGrav., L. van Dyck (1681). 4°.
Drenthe.
301
34G4 ? Nationaal feest van 19 Mei 1798, te Koevorden gevierd. Dr. V.-A., 1844, biz. 107. 3465 P. Kramer, Besclirijving van de in beleg stalling, blokade en evacuatie der vesting Coevorden, van mci 1813 tot mei 1814. Zwolle, lf814. 8°. 3466 (D. H. VAN DER Scheer,) Aantt. uit bet kerkenraadsprotokol der herv. gem. te Koevorden. Dr. V.-A., 1842, biz. 163. — Vervolg. 1844, biz. 102. — Yervolg. 1845, biz. 219. 3467 De kapel te Hulsvoord (gebucbt tusschen Koevorden en Dalen). Dr. V.-A., 1845, biz. 175. 3468 (A. L.) L(esturgeon), Avondmaalsbeker te Oosterhesselen. ■ Dr. V.-A., 1844, biz. 108. 3469 D. H. van der S(cheer), Het Hunnenkerkhof bij Ooster¬ hesselen. Dr. V.-A., 1843, biz. 183. 3470 ? Westerborch, m. 1 pi. Dr. V.-A., 1841, biz. 239. 3471 (H. J. Nassau?), Beilen. Dr. V.-A., 1844, biz. 209. 3472 L. J. F. Janssen, Over een gouden halsband te Beilen gevonden. Arnh., 1852. 8°. In: Nijhoff, Bijdr., Dl. VIII, biz. 245. 3473 ■ ■ Berigt over den te Beilen gevonden gouden halsband, Oct. 1852. Afdr. in gr. 8°. uit: Dr. V.-A., 1853. 3474 C. van Schaick, Dwingeloo en onderhoorige gehuchten. Dr. V.-A., 1846, biz. 169. — Vervolg (de fransche huizen en derzelver eerste bewoners), 1847, biz. 1. — Vervolg (de St. Anthonie Gilde) 1848, biz. 17. — Vervolg (kerkel. bijzonderh.) 1849, biz. 1. — Vervolg. 1850, biz. 1. 3475 ? Ruinen. Dr. V.-A., 1842, biz. 195. 3476 ? Klooster Dichninge. Dr. V.-A., 1846, biz. 234. 3477 (J. S. Magnin), De huishoudelijke inrigting van het voorm. klooster te Dikninge, in 't laatst der 16e eeuw. Dr. V.-A., 1841, biz. 219. 3478 ? Nog eene bijdrage tot de geschiedenis der 17eeeuw(hindernis door invallende troepen, te Havelte). Dr. V.-A., 1849, biz. 181. 3479 (...) De gemeente de Smilde eene geschikte plaats tot het oprigten van fabrijken. In: Handelsblad, 7 febr. 1839. In 't N0. van 7 maart daaraanvolgende is de schrijver opgeroepen zijn naam mede te deelen. Ik geloof niet dat daaraan voldaan is.
GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG. (vroeger Hertogdom en Provincie.) Zie Cat. L. G. Visscher, Mei 1859, biz. 34, N0. 1244 —1251. Luxemburg (Gro othertogdoni). 3480 Publications de la Socidte pour la recherche et la conser¬ vation des monumens historiques dans le grand-duche de Luxembourg. 1—15 annee. 1845—59. Luxemb., 1846—60. met vele topogr. kaarten en pll. 4°. 3481 N. Vigner, Histoire des comtes et dues de Luxembourg. Paris, 1619. 4°. 3482 J. Sch5tter, Einige kritische Erorterungen iiber die friihere Geschichte der Grafschaft Luxemburg. Luxemb., 1859. 4°. 3483 A. Wies, Die Urbewohner des Luxemburger Landes und ihre Religion. In: Kon. Grossherzogl. Athenaeum zu Luxemburg, Programm. 1849—50. Luxemb. 4°. 3484 J. Bertelii (Bertels), Historia Luxemburgensis. Coloniae, 1605. 4°. Ibid. 1638. 4°. 3485 ( ) Respublica Lutzenburgica, cum rep. Hannoniae et Namurcensi edita. Amst., 1634. 12°. 3486 Respubl. Lutzenburgica. Is mede met Resp. Han¬ noniae et Namurci, in 't volgende jaar 1635, te Amst. herdrukt, in 12°. Beide uitgaven zijn zonder zijnen naara (de eerste bij - Jansson, de tweede bij Blaeu); doch de orde der graafschappen is verzet geworden, en het heeft daardoor den schijn van een ander werkje bekomen. 3487 J. Bertholet, Histoire du duche de Luxembourg et comte de Chiny. Luxemb., 1741. 8 vol. avec cartes, 4°. 3488 Recueil de pieces touchant les troubles du Luxembourg de 1787 a 1790. 13 stukken. 8°. In de Kon. Bibliotheek te 's Gravenhage. 3489 F. H. Christiani, Precis historique et chronologique du pays de Luxembourg, suivi d'uue notice des principales villes du depart, des Forets. Luxemb., an XIII (1805). 8°.
\
Groothertogdom Luxemburg.
303
3490 M. P. J. MiiLLER, Kurze doch zuverlasige (sic) statistische Uebersicht des Herzogthums Luxemburg und der Grafscbaft Chiny, so me diese Provinz vvor ihrer durcb das Gesetz vom 9 Yendemiaire Jabr 4 mit der Frankenrepublik gemacbten Yereinigung von dem Haus Oesterreicb besessen und regieret worden ist. Trier, o. J. (dec. 1814). 4°. 3491 G, Bruining, Belgie, waaronder bet Luxemburgscbe, bet land van Luyk enz. 'sGravenb., 1815. 8°. 3492 Chronol. Uebersicbt der Gescbichte der Stadt und des Grossberzogthums Luxemburg. Luxemb., 1827. 8°. 3493 E. MiiNCH, Das Grossberzogtbum Luxemburg, integrirender Tbeil des Teutscben Bundesgebiets, in seinen altern und neuern bistoriscb-staatsrecbtlicben Yerbaltnissen u. s. w. Braunscbw., 1831. 8°. 3494 J. U(lveling), Tableau analytique et cbronologique des principaux faits de Pbistoire du grand-ducbe et de la ville de Luxembourg, 2e edit. Luxemb., 1832. 8°. 3495 Is de afstand van Limburg en Luxemburg voor geld aan Belgie enz. 1839. Zie boven, biz. 79, N0. 891. 3496 P. H. Witkamp, Proeve eener staat-, aardrijks- en gescbiedk. beschrijving van 't grootbertogdom Luxemburg, m. afbb. in bout. Amsk, 1841. 8°. 3497 Le Cbevalier l'Ev^que de la Basse Mouturie, Itineraire du Luxembourg germanique ou voyage bistorique et pittoresque dans le grand-ducbd. Luxemb., 1844. 8°. 3498 Marc. Legarde, Histoire du ducbe de Luxembourg. Brux., (1850). 2 din. m. boutsn. 8°. 3499 (Schrobilgen), Kelation du voyage de S. M. Guillaumell, Grand-Due de Lux., dans le Grand-Ducbe en juin 1841, m. 1 pi. Luxemb., 1841. 8°. Luxemburg Stad). 3500 Verbaal van bet verraad, gesmeed tegen de stad Luxem, burg, in den jare 1730. 'sGravenb., 1742. 8°. Een verraad der Franscben om de stad in de lucbt te doen springen. 3501 A. Ising, Mijn bezoek aan Luxemburg, m. boutsn. InNederl. Magazijn, 1861, N0. 23. biz. 177; N0. 25. biz. 183; N0. 26. biz. 198.
304 Groothertogdom Luxemburg. 3502 J. B. Wolff, Mdraoire historique sur les evenements de Dudelange en 1794. Luxemb., 1847. 4°. 3503 W. J. C. van Hasselt, Yianden, m. hoiitsn. 8°. In bet tijdschrift de Gids, 1840, N0. 1, Mengel. biz. 34 en vv. 3504 Yianden, de oudste bezitting der graven van Nassau in bet groot-hertogdom Luxemburg. 2e druk, m. 1 pi. Amst., 1850. 8°. 3505 A. Neijen, Histoire de la ville de Yianden et de ses comtes, m. 1 pi. Luxemb., 1851. 8°. 3506 Alex. Wiltheim, Leben der Grafin Yolanda von Yianden, in lat. Spracbe bescbrieben, iibersetzt von P. Stehres. Luxemb., 1841. 8°. 3507 (....) Entreprise faite sur la terre de Schleiden* Brux., 1742. formaat ? Zie Cat. Ermens, N0. 6473, waar bet on der Luxemburg gerangschikt is. 3508 A. Namur, Le camp remain de Dalheim, fouilles instituees par I'admin. gener. des travaux publics du grand-ducbeAvril 1852. 4°. Extrait des public, etc. N0. 3470. 3509 Jeantin, Les cbroniques de PArdenne et des Woepvres, pour servir a Phistoire de Pancien comte de Chiny. (Montmedy, 1851). impr. a Nancy. 8°.
BIJVOEGSEL.
NEDERLAND IN HET ALGEMEEN Biz. 3. N0. 27* M. G. Beijerinck, Vlugtige gedachten over den alouden staat der rivieren in de Nederlanden. In: Vaderl. Letteroef. 1831. Mengelw. 53—65. Biz, 14. N0. 110 staat: zie N0. 99; lees: zie N0. 102, Biz. 20. N0. 171. Volgens eene andere opgave verscheen de Duitsche druk van Grabner te Berlin. Biz. 24. N0. 220. Zal hetzelfde zijn als waarvan een uittreksel staat in Alg. Vad. Letteroef. 1810. Mengelw. 598—605. Vol van partijdige oordeelvellingen. Biz. 24. N0. 230. Hierna volgt eigenlijk N0. 338 van biz. 34, K. Stevenson. Biz. 25. N0. 242*. Antiquiteiten, een oudheidkundig tijdscbrift (meest over Nederland), door N. Westendorp. Gron.,1819, 20. 1© dl. — Antiquiteiten, enz. door N. W. en C. J. C. Keuvens. Gron., 1822—26. 2^ dl. en 3edl. le St. m. pll.80. 242** Opraerkingen van een duitschen reiziger (P. Eosenwall) in Holland. Eec. o. d. Eec. XIII. 1820. II. 36—40. Geput uit Eosenwall's maler. Ansichten a. e. Eeise (in 1813 und 1814) durch Holland, die Eheinlande u. s. w. Mainz 1818. 8°. — Zijn oog ziet zeer scheef. N0. 242*** W. Jones, a view of the agriculture, manufactures, statistics and state of society of Germany and parts of Holland and France. Taken during a journey through those countries in 1819. London 1820. 4°. Biz. 26. N0. 255* Dr. K. Hermes, Eeistooneelen uit de Neder¬ landen. Eec. o. d. Eec. XVIII. 1825. II. bl. 79—92. Uit het Morgenblatt, Sept. 1825. Biz. 26. N0. 257* Overstroomingen in Holland in 1825, door W. L. H. Koster Henke, uit het London Magazine 1828, in Eec. o. d. Eec. XXI. 1828. II. 59—66. Biz. 28. N® 278* A(schbach?) Holland und Belgian. Frankf. a. M. Maart 1832. 8°, 39
306
Bijvoegsel. 0
Biz. 29. N . 289* Fransche reisberigten over Nederland. In: P. C. Briand, les voyageurs en Europe, ed. revue. Paris. 12°. Zie Bee. o. d. Bee. XXX. 1837. II. bl. 345—358. De nederd. mededeeler voegt bij de berigten zijne wederlegging. Biz. 29. N0. 290. Lasch bier in N0. 339 Puckler Muskau. Biz. 31. N0. 305. Lasch hier in N0. 340 G. Varrentrapp. Yolgens Prof. F. van der Breggen Cz., in de Letter'oefeningen, t. a. pi. biz. 621—642, is dit boek van Dr. Varrentrapp zeer oppervlakkig, partijdig en bijgeloovig. Biz. 31. N0. 307. Lasch hier in N0. 341 J. F. Christ, Biz. 31. N0. 308, laatste regel van dit artikel, staat: raaanden, lees: jaren. Biz. 32. N0. 323. Lasch hier in N0. 342 van der Jagt. Biz. 33. N0. 327* J. L. Terwen, Het koningrijk der Nederlanden, in eene reeks van schilderachtige gezigten zijner belangrijkste plaatsen, merkw. steden, kerken, kasteelen en andere gebouwen, get. en gegr. door ...., en beschreven door J. L. Teraven. Gouda, 1858. gr. 8°. dusverre 48 aflevv. Biz. 34. N0. 336* Proeve eener taalkundige verklaring van de beteekenis der benamingen van eenigeNederlandsche plaatsen. In: Bee. o. d. Bee., 1820. N0. 9 en 10. biz. 394 en vv. 424 en vv. Aanmerkingen op die proeve. In: Yad. Letteroef. 1821. Mengelw. N0. 3 en 4. biz. 128—131. 174—177. Biz. 34. Voeg bij al de geschriften over den algemeenen waterstaat der Nederlanden hier opgeteld, nog als: 337* en 337** die van D. J. Glimmerveen over d. j. 1855. 8°. en Mr. F. W. N. Eyck van Zuylichem, over onze rivierpolders (eigenlijk over het ophoogen, dan wel het verlagen en doen overvloeijen onzer dijken). 1861. 8°. Voorts: 337*** J. Zeehuizen, Over den verwaarloosden toestand onzer rivieroeveis en zeestranden, uit het oogpunt van meerdere productie beschouwd. Bedev. 4 febr. 1853. In: B. Sloets Tijdschr. v. St. en St., VIII. 389. En: 342** De heerlijke huizen en kasteelen in Nederland, voorgesteld in photogr. afbeeldd., onder toezigt van Dr. J. Th. Munnich, met geschied- en oudheidk. aantt. van Mr.
Bijvoegsel.
307
K. C. Ermerins. 'sGravenh., M. NijhofiF, gr. 40, Hiervan verschijnt dec. 1861 qflev: 3. NOORD-BRABANT. Biz. 40. N0. 398* J. E. Eoppens, Historia Episcopatus Silvaducensis, continens episcoporum et vicariorum generalium seriem, et capitul., abbatiarum et monasteriorum fundationem, caet. Bruxellis, 1721. 4°. Biz. 41. N0. 409* J. F. Boogaard, Beantw. der vraag: welke verbeteringen zijn wenschelijk in bet algemeen polderregt in Noordbrabant? bekroond door bet Prov. Gen. van N.-Br. 'sHertogenb., 1860. 8°. Biz. 42. N0. 419, laatste regel: de familie Gout. Lees: van Heurns HS. berust bij de Erven Louis Gast, overl. 1840, als lid van den gemeenteraad te 'sBoscb. Biz. 45. N0. 451* K. A. van Zuylen Jr., Inventaris der Arcbieven van de stad 'sH.-B., cbronol. opgemaakt en de voorn. gebeurtt. bevattende, op last van stads regering bewerkt (Stadsrekeningen van 1399 tot 1800). le st. 'sHer¬ togenb., sept. 1861. 8°. Biz. 45. N0. 458* Mr. N. F. Sassen, Onderzoek naar den oorsprong, de bestemming en den eigendom van bet groot Gasthuis te 'sH.-Bosch, enz. 'sH.-Bosch, 1849. 8°. Biz. 46. N0. 473* Dagbregister van de remarcable belegeringe der stadt Grave, 24 julij tot 26 oct. 1674. Amst., 1674.4°. Biz. 47. N0. 476* Mr. J. van Lennep en W. J. Hofdijk, Kasteel te Grave, m. gekl. pi. In: Yoorn. kastt. van Ned. V. 191. Biz. 47. N0. 477* Mr. C. P. E. Bobide van der Aa, Hetkasteel Tongelaar (bij Grave), m. pi. In: zijn Oud-Nederland in bare burgen en kasteelen gescbetst. Nijm.,1837—46.gr. 8°, Biz. 47. N0. 483a E. v. d. A a. Het kasteel Heeswijk. m. pi. In: Oud-Nederland, enz. 4835 R. v. d. Aa, De kommanderij van Gemert^ m. pi. In: Oud-Nederland, enz. 483c J. van Lennep en W. J. Hoedjjk, Gemert. m. pi. In: Yoorn. kasteelen v. Ned., II. 35. 483d E. v. d. Aa, Het kasteel van Deurne, m, pi. In: OudNederland, enz.
308
Bijvoegsel.
483d K. v. d. Aa, Het kasteel te Helmont, m. pi. InOudNederland, enz. 483/ R. y. D. Aa, Het kasteel van Croy (bij Helmont). In: Oud-Nederland, enz. v I) 483*7 - ' Het klooster ten Hage of Marienhage bij Eindhoven, m. pi. In: Oud-Nederland, enz. Biz. 48. N0. 490* E. v. D. Aa, Het kasteel te Boxtel, m. pi. In: Oud-Nederland, enz. 490** E. v. D. Aa, Het kasteel Heymshuizing of Maurich (onder Vucht), m. pi. In: Oud-Nederland, enz. 490*** E. v. D. Aa, Zionsburg (vroeger de kommanderij van Vught), m. pi. In: Oud-Nederland, enz. 490**** E. v. d. Aa, Het huis Oud-Herlaer (onder Vught), m. 2 pll. In: Oud-Nederland, enz. 491* G. D. J. Schotel, Over het kasteel te Tilburg. Utr. Ct. van 31 augustus 1858. 496* E. v. D. A a, Het kasteel van Loon-op-Zandm. pi. In Oud-Nederland, enz. 496** E, v. D. Aa, Het kasteel Oyen (thans Gansoyen), m. pi. In: Oud-Nederland, enz. 499* J. van Lennep en W. J. Hofdijk, Heusden. m. pi. In: Voorn. kasteelen van Nederland, II. 1. Biz. 50. N0. 522* Mr. A. G. Kleijn, Geschiedenis van 't land en de heeren van Breda tot het tijdstip der afscheiding van Bergen op Zoom, uit bekende en onuitgegevene bronuen geput. Breda, 1861. 8°. Biz. 51. N0. 527* B. Glasius, lets over de verrassing van Breda in 1590. [Uit een oud gedrukt blaadje]. Vad. Letteroef. 1838. II. 658—661. Biz. 53. N0. 550* G. D. J. Schotel, Oudheden te Alphen opgegraven. In: Histor. tijdschr., Utr., 1841. 4°. (opgaaf des schrijvers). Biz. 53. N0. 554. Herdrukt: G. H. v. S., Het Heike, een woord over de geschied. en den tegenw. toestand der bewoners. 2® dr. Breda, 1861. 8°. Biz. 55. N0. 575* Dr. M. A. G. Vorstman, Verheffing der parochiekerk te B.-op-Z. tot eene collegiale. In: Bijdrr. t. d. Oudh. en Gesch. van Zeeuwsch Vlaanderen, V. 3. biz, 274.
Bijvoegsel.
309
GELDERLAND. Biz. 55. N0. 576. De Geld. Aim., geredigeerd door Ds. Heldrikg van 1835 af. In 1862 is de 28e jaargang verschenen. De oudste en (met die van Utrecht en Eriesland) de eenige thans nog levende der Provinciale Volks-Almanakken. Biz. 57. N0. 603* P. Louaverse, Plaatsel. geschied- en oudheidk. herinnering van een reisje door een gedeelte van Gelderland en in de omstreken van Kleef. In: Vaderl. Letteroef. 1828. Mengelw. 340—353. 390—398. 431—439. Biz. 58. N0. 614* P. 0. van der Chijs, De munten der voormalige heeren en steden van Gelderland tot de pacif. van Gent. Haarl., 1853. Met 23 pll. In: Teylers IIe Geh. XXVI D. 3 Stuk. Biz. 59. N0. 624* L. J. du Cellie Muller, Beschr. van den watervloed in Gelderland in jan. en febr. 1861, m. 4 kaarten en teek. Leiden, 1861. 8°. De Betuwe. Biz. 59. N0. 626* De Overbetuwe (door een ongenoemde). Geld. V.-A., 1862, biz. 1. Lasch hierna in N0. 742* van biz. 68. Biz. 59. N0. 628. Lasch hier in N0. 742 van biz. 68. Biz. 61. N0. 650* Jhr. Mr. J. J. L. van der Brugghen, Troostrede aan het oude Nijmegen. Utrecht, 1861. 8°. 653* J. van Lennep en W. J. Hofdjjk, Het Valkhof, m. pi. In: Voorn. kasteelen van Nederland, IV. 239. Biz. 64. N0. 687* R. v. d. Aa, Het kasteel te Wijchen, m. pi. In: Oud-Nederland, enz. Biz. 65. N0. 710* R. v. d. Aa, Het kasteel Zoelen, m. pi. In: Oud-Nederland, enz. 711* R. v. D. Aa, Het huis Waardenburg, m. pi. In: OudNederland, enz. 711** R. v. D. Aa, Bouwvallen van het huis te Haaften, m. pi. In: Oud-Nederland, enz. Biz. 66: N0. 721* J. van Lennep en W. J. Hofdijk, Culemborch, ra. pi. In: Voorn. kasteelen v. Nederland, IV, 205. Biz. 67. N0. 731* W. Moll, De heiligenbeelden op het koor-
Bijvoegsel.
310
gestoelte der collegiaal-kerk te Zaltbommel, m. 3 pll. In: Kalender y. d. Prott. in Nederl., VI. (1861). biz. 87—99. 732* A. van Os, Toestand van den Bommelerwaard, beneden Meidijk. Gorinchem, 1861. 8°. 737* E. v. d. Aa, Het kasteel Ammerzode, m. pi. In: OudNederland, enz. 737** J. van Lennep en W. J. Hofdijk, Ammersode, m. pi. In: Voorn. kasteelen van Nederland, II. 175. 737*** E. v. D. A a. Euinen van het huis te BrakeU m. pi. In: Oud-Nederland, enz. 737**** E. v. D. Aa, Bouwvallen van het huis te Zuilichemy m. pi. In: Oud-Nederland, enz. 738* E. v. d. Aa, Het slot Loevestein, m. pi. In: Oud-Neder¬ land, enz. 739 Bit geschriftje stond vroeger, als: proeve omtrent de stichting en naarareden van Loevestein, in Vad. Letteroef. 1851. Mengelw. 326—329. 739* W. H. Warnsinck Bz., Loevestein. Getrokken uit mijn dagverhaal. In: Vaderl. Letteroef. 1822. Mengelw. 18—25. Biz. 68. N0. 741* J. van Lennep en W.J. Hofdijk, Loevestein, m. pi. In: Voorn. kasteelen van Nederland, V. 113. De Veluwe. 0
Biz. 68. N . 742* Nic. Eothamelii Brevis enarratio, seu descriptio hostilis expeditionis factae in Velaviam et Geldriam inferiorem, nec non in agrum Groningensem, mense febr. 1624. Amstelod., Broer Jansen, 1624. 4°. (metrice). 743* J. A. J. Baron Sloet tot Oldhuis, Statistieke landbouwk. opgaven van Nederland, bijzonder op de Veluwe betrekkelijk. In: B. Sloet, Tijdschr. v. St. en Stat., IV. 9—46. Hierin worden, biz. 23—46, deze opgaven uit de meeste * Veluwsche dorpen geleverd. 743** J. A. J. Baron Sloet, Proeve eener statistiek der heidevelden op de Veluwe, op 1 jan. 1842. In: B. Sloet, Tijd¬ schr. v. St. en Stat., I. 3. biz. 25. 743*** J. A. J. Baron Sloet, Overdragt der domaniale heidegronden op de Veluwe, aan de burgerlijke gemeenten. In: B. Sloet, Tijdschr., II. 4. biz. 515.
Bijvoegsel.
311
743**** J. A. J. Baron Sloet, Situatiestaat en beschouwing der heidegronden in 1842 door 'srijks domeinbestuur aan eenige gemeenten op de Veluwe verkocht. In: B. Sloet, Tijdschr., XL 42. 746* J. A. J. Baron Sloet, Beknopt statistiek overzigt der wegen op de Veluwe, op 1 jan. 1859. In: B. Sloet, Tijdschr. v. St. en Stat., XVII. 303—338. Biz. 69. N0.757* Wat is op 30 Nov. 1813 te Arnhem gebeurd? Eene kleine bijdr. ter beoordeeling der geschiedkundige waarheid. Tegen Prof. Konijnenburgs nationaal Gedenkboek. In: Kec. o. d. Bee. 1816, II. bl. 252—268. 757** Nog iets over hetgeen er op 30 Nov. 1813 te Arnhem gebeurde. Door denzelfden schrijver. Bee. o. d. Bee. 1818. II. 326—350.' Biz. 69. N0. 758* B. v. d. Aa, Het oude stadhuis te Arnhem, m. pi. In: Oud-Nederland, enz. Biz. 70. N0. 771* B. v. D. Aa, Het huis Doorwerth, m. pi. In: Oud-Nederland, enz. 778* B. v. D. Aa, Het kasteel Biljoen, m. pi. In: Oud-Neder¬ land, enz. 782* B. v. d. Aa, Het slot Bozendaal of Bosendael, m. pi. In Oud-Nederland, enz. 782** J. van Lennep en W, J. Hofdijk, Kasteel Bozendaal, m. pi. In: Voorn. kasteelen van Nederland, VI. 1. Biz. 71. N0. 788* Mr. B. W. A. E. Sloet tot Oldhuis, Hoenderloo op Veluwe. In: zijn Tijdschr. v. St. en Stat., II. 237—254. 794* J. van Lennep en W. J. Hofdijk, Het Oude Zoo, m. pi. In: Voorn. kasteelen van Nederland, II. 145. 795* B. v. d. Aa, De burg Nijenbeek, m. pi. In: Oud-Neder¬ land, enz, 795** B, v. D. Aa, De Kannenburg, m, pi. In: Oud-Ned., enz; Biz. 72. N0. 796* G. Haasloop Werner, Het Gorteler-bosch in de gemeente Epe en uittreksel uit het malenboek van het Gorteler-bosch, van 1619—1689. 1855. In: B. Sloet, Tijdschr. v. St. en Stat., XII. 313—336. 807* (B. Sloet tot Oldhuis en H. G. Haasloop Werner), Statist, beschouw. van den toestand der geringe platteland-
313
Bijvoegsel.
bevolking op de Veluwe, langs de Zuiderzee (gemeenten Putten, Ermelo, Elspeet, Harderwijk, Hierden, Doornspijk, Oldebroek, Heerde en Epe), m. houtsn. In: B. Sloet, Tijdschr. v. St. en Stat., IX, 283 en vv. Biz. 73. N0. 812* H. G. Haasloop Werner, De overrompeling van Elburg door D. van Lintelo in 1480. Geld. V.-A., 1862, biz. 81. Biz. 74. N0. 833* W. Moll, Het beeld van den gekruisten Heiland (in 1859 te Garderen op de Veluwe, waar vroeger de St. Gangulphs-kerk stond, opgegraven), m. 1 pi. In: Kalender v. d. Prott. in Ned., IV. (1859). biz. 108—112. Kwartier Zutphen. 0
Biz. 76. N . 853, de noot. Vul in: N0. 765. Biz. 77. N0. 862* B. v. d. Aa, Het huis Wildenborch, m. pi. In: Oud-Nederland, enz. 864* R. v. d. Aa, Het huis te Euurlo, m. pi. In: Oud-Ned., enz. Biz. 78. N0. 880* R. v. D. A a, Het huis Hackfort, m. pi. In: Oud-Nederland, enz. Biz. 78. Noot na N0. 883. Schrap Huissen door, en haal bij Westervoort N0. 776 aan. i NEDERLANDSCH LIMBURG, Biz. 79. N0. 885* Annales de la Societe histor. et archeolog. a Maestricht. le sdrie, Memoires et notes. Maestr., 1853, 54 svv. Quelques fascicules av. lithogr. 8°. 890* Beschrijv. van het Staatsland van Overmaze in't generaal, en van het land van Valkenburg in 't bijzonder, met betr. tot deszelfs regering en politieken toestand, met 10 bijlagen. In: Annales de la Soc. hist, et archeol. a Maestr., 1853. 1. p. 7—85. 895* G. D. Eranquinet, Histoire des convents de I'ordre de St. Dominique dans le Limbourg, m. pll. In: Ann. de la Soc. hist, et arch, a Maestr., 1853. I. p. 139—182. Biz. 80. N0. 899* Het beleg van Maastricht (van d. j. 1579?); een verhaal. Meppel, P. A. Reynders, 1850. kl. 8°. Biz. 81. N0. 912* Le pere de Heer, Notice sur la derni&re enceinte de la ville de Maestricht, av. traduct. de G. D.
Bijvoegsel.
313
ritANQuiNET. In: Ann. de la Soc. hist, et arch, a Maestr., 1853. L p. 87—101. Biz. 82. N0. 925* J. van Renesse, Eenige bijzonderheden omtrent den St. Pietersberg bij Maastricht. In: Vad. Letteroef. 1823. Mengelw. 589—597. 925** W. H. Warnsinck Bz., De Pietersberg bij Maastricht. In: Vad. Letteroef. 1826. Mengelw. 375—379. Biz. 83. N0. 932* Alb. Bloemaerts, Note sur Penterrement et le torabeau du Comte de Horn, a "Weert. In: Ann. de la Soc. hist, et arch, a Maestr., 1853. I. p. 135—138. 932** (.... Wolters,) Notice histor. sur Pancien comte de Hornes, et sur les anciennes seigneuries de Weert, Wessem, Ghoor et Kessenich% m. pi. Gand, 1850. 8°. HOLLAND. Biz. 88. N . 974* P. 0. van der Chijs, De munten van de voormalige graafschappen Holland en Zeeland tot de pacificatie van Gent, enz. m. 44 pll. Haarlem, 1858. 4°. Dl. XXVI st. 4 der Werken van Teylers IIe Genootschap. 0
ZUID-H OLLAND. Biz. 89. N . 991* J. F. Jansen (hoofdonderwijzer te Harlingen) Zuid-Holland; leesboek ten dienste van het lager onderwijs. Schoonhoven, 1861. kl. 8°. 991** Stukken voor de topographic van dit gewest, door de Prov. Staten van Z.-Holl. in de laatste jaren uitgegeven. 'sGravenh. fol. Vergelijk hierraede ook hiervoor biz. 159.* 995* F. W. Conrad, Geschiedk. aantt. betrekk.hethoogheemraadschap van Rhijnland en deszelfs verschillende uitwateringen. In: Vad. Letteroef. 1832. Mengelw. 268—277, 310—319. Biz. 94. N0. 1036* R. v. D. Aa, De bouwvallen van het slot Teylingcn, m. pi. In: Oud-Nederland, enz. 1036** G. D. J. Schotel, Het slot T. en het verblijf van Vrouw Jacoba op hetzelve. In ? 1036*** J, van Lennep en W. J. Hofdijk, Teylingen, m. pi. In: Voorn. kasteelen van Nederland, VI. 149. 1036**** Mr. R. C. Ermerins, Het slot T., m. photogr. afb. In: De heerlijke huizen en kasteelen in Nederl., dec. 1861. te 'sGravenh. bij M. Nijhoff. 40 0
314
Bijvoegsul.
Biz. 95.1048* lets over de rivier de Bhijn en de verstoppmg bij Katwijk. In: Alg. Vad. Letteroef. 1804. Mengelw. 609—611. Biz. 96. N0. 1051. De //hoofdzakelijke inhoud" van Twents gescbrift is geplaatst in: Alg. Vad. Letteroef. 1806. Mengelw. 338—347. Biz. 97. N0. 1063** B. v. D. Aa, Het huis Hofwijck, m. pi. In: Oud-Nederland, enz. 1068* Jacob de Hennin, De zinrijke gedachten toegepast op de vijf sinnen, enz. t'Amst., 1681. 12°. Biz. 1—134, handelende over bet zintuig des gezigts, geeft de schrijver, hetgeen men op den titel af bier niet zoeken zoude, eene lezenswaardige bescbrijving van de stad 's Gravenbage. Biz. 99. N0. 1095* J. van Lennep en W. J. Hofdjjk, Het hof van 'sGravenbage, m. pi. In: Voorn. kasteelen van Nederland, V. 1. 1096* W. N. Rose, Rapport aan den Min. van Binnenl. Zaken over de verbouwing van den kap der groote zaal op bet Binnenbof te 's Gravenbage, m. 2 scbetsteekk, 'sGravenh,, 1861. 4°. Er is destijds nog meer over dit onderwerp gescbreven. Biz. 102. N0. 1119* R. v. D. A a, Het huis Sorgvliet, m. pi. In: Oud-Nederland, enz. 1122* R. v. d. Aa, Het buis te Binekhorst, m, pi. In: OudNederland, enz. Biz. 103. N0. 1136 (1844), lees: 1843. bl. 149. Biz. 104. N0. 1141** II. C. Rogge, J. H. Onder de Wijngaart Canzius en het Christo Sacrum te Delft, m. 1 pi. en portr. In: Kalender v. d. Prott. in Nederl., VII. (1862). bl. 195. Biz. 106. N0. 1161* A. Maas, Gescbiedenis van Schiedam, le gedeelte. In bet stedelijk jaarb. dier stad (N0. 1166). jaargang 1862. kl. 8°. Wordt voortgezet. Biz. 107. N0. 1167* J. J. de Geer, Proeve eener geschied. van bet geslacbt en de goederen der Heeren van Matenessc. In: Ber.V b. Hist. Gen. te Utrecht. Ill Dl. 1 st. 1850. Biz. 107. N0. 1167** R. v. d. Aa, Rui'ne van het huis te Rivier, m. pi. In: Oud-Nederland, enz. Biz. 116. N0. 1247* A. Stolker, lets over de verb, van J. Smits (N0. 1247). In: Vad. Letteroef. 1822. Mengelw. 742—745.
BlJVOEGSEL.
315
— Dezelfde, iets naders hierover, in Vad. Lett. 1824. Mengelw. 723—728. Biz. 118. N0. 1279* Een bezoek te Zwijndrecht [en aan de Christengemeente aldaar] door (//een Spectator". Vad. Letteroef. 1833. Mengelw. 582—588. Biz. 119. N0. 1282* E. v. D. Aa, Buine van het huis te Merwede, m. pi. In: Oud-Nederland. enz. Biz. 120. N0. 1304* J. van Lennep en W. J. Hoedijk, Archel, m. pi. In: Voorn. kasteelen van Nederland, I. 101. Biz. 121. N0. 1308* E. v. D. Aa, Het kasteel van Heukelom, m. pi. In: Oud-Nederland, enz. Biz. 122. N0. 1329* J. van Lennep en W. J. Hoedijk, Het kasteel van ter Goude, m. pi. In: Voorn. kasteelen van Nederland, V. 47. Biz. 124. N0. 1346* J. G. H. Eeudler, De belegering van Woerden door de Spanjaarden in 1575 en 1576. Vad. Letteroef. 1838. 11. bl. 805—826. NOORD-HOLLAND. 0
Biz. 125. N . 1364. Waarschijnlijk is dit betzelfde wat uit de Biblioth, Univers. de Geneve van Maart 1823 en Meil824 overgenomen is in den Eec. o. d. Eec. 1824. D. XVII, biz. 282, 326, 382, 424, 474, 505, 548. Biz. 127. N0. 1386* lets over bet droogmaken en bedijken van het Haarlemmer-Meer. Eec. o. d. Eec. XII. 1819. II. bl. 196—208, 247—258. Bevat uittreksels uit echte stukken van kundige mannen uit vroegeren tijd rakende het H-Meer. Biz. 131. N0. 1436* Mr. A. J. Enschede, stedelijk Archivaris, Verslag over de geschiedenis en den eigendom van het St. Elisabeths of Groote Gasthuis aan den gemeenteraad der stad Haarlem uitgebragt. Haarl., 1861. 8°. 1436** Mr. A. J. Enschede, Verslag (als boven), omtrent (13 andere gestichten van liefdadigheid aldaar). Haarl., 1861. 8°. 1436*** Tentoonstelling-nieuws. Haarl., J. J. Weeveringh, junij 1861. 11 nummers, m. houtsn. 4°. 1437* H. H. B. Binnewiertz, Heemstede. Eotterd., 1854. 8°. Biz. 132. N0. 1445* R. v. d. Aa, Het huis tQ Brederode, m. pi. In: Oud-Nederland, enz.
316
Bijyoegsel.
1445** J. van Lennep en W. J. Hofdijk, Brederode, m. pi. In: Voorn. kasteelen van Nederland, I. 47. Biz. 133. N0. 1452* Guilielmi d'Amour Oratio de origine et laudibus urbis patriae Amstelodami; hab. Lugd. Bat. in , Coll. Ordd. Holl. et Westfris. L. B., 1645. 4°. Biz. 138. N0. 1506. Wordt door andere deskundigen aan A. L. Lesturgeon toegescbre7en. Biz. 138. N0. 1512. Hiervan zien althans reeds 23 aflevv. het licht. Zie Gids, november 1861, biz. 779—794. Biz. 139. N0. 1513. Is wel vervolgd; er zijn althans 6 aflevv. Voor Febr. I860, lees: Febr. 1861. 1513* Amsterdam en zijne belangrijkste gezigten. Gouda, G. B. van Goor, 1861. langw. 4°. (42 bll. m. 18 staalpll.). Biz. 144. N0. 1582* R. v. D. Aa, Het slot te Muiden, m. pi. In: Oud-Nederland, enz. 1582** J. van Lennep en W. J. Hofdijk, Muiden, m. pi. In: Voorn. kasteelen van Nederland, IV. 37. Biz. 146. N0. 1607* R. v. D. Aa, Het kasteel Assumburgh, m. pi. In: Oud-Nederland, enz. 1607** J. van Lennep en W. J. Hofdijk, Ter Coulster, m. pi. In: Voorn. kasteelen van Nederland, IV. 1. Biz. 147. N0. 1621* (C. W. Bruinvis,) Catalogus der tentoonstelling van oudheden en gedenkstukken, betreff. de gebeurtt. in Holland, Zeeland, Westfriesland en Utrecht, gedur. den krijg tegen Spanje van 1570—1578, geopend van 8—19 oct. 1861. Alkmaar, J. Roem, (oct. 1861). 8°. 1621** Dr. J. J. de Gelder, Toespraak bij de opening der tentoonstelling van vaderl, oudheden, op 8 oct. 1861 te A. Alkm., 1861. 8°. Biz. 148. N0. 1632* J. van Lennep en W. J. Hofdijk, Torenbarcht, m. pi. In: Voorn. kasteelen van Nederland, I. 81. 1634* J. van Lennep en W. J. Hofdijk, Egmond, m. pi. In: Voorn. kasteelen van Nederland, I. 21. Biz. 149. 1639* W. M(oll), De St. Pietersteen der abdij van Egmond, m. 1 pi. In: Kalender v. d. Prott. in Nederl., I. (1856). biz, 154—158. 1639** G. D. J. So hotel, Het slot Rietwijk (te Egmond binnen). In: Europa. junij 1861.
Bijvoegsel. . 317 N0. 1646* W. H. Warnsinck Bz., Mijn uitstapje naar de Helder. In: Yad. Letteroef. 1821. Mengelw. 661—671. Biz. 150. 1652* J. van Lennep en W. J. Hofdijk, Schagen, m. pi. In: Voorn. kasteelen van Nederland, VL 187. 1652** D. v. D. Kellen Jr., Warmenlmizen. (Gewelfschilderingen aldaar). Ned. Spectator, 1861, N0. 50. biz. 397. 1652*** Schoorldam, een vergeten plekje in Noord-Holland; herinnering aan Eikelenberg en een door hem vermeld kasteel aldaar. Door een ongenoemde in: Nederl. Mag., 1861, biz. 372. 1655* J. van Lennep en W. J. Hofdijk, Kasteel van Medemblik, m. pi. In: Voorn. kasteelen van Nederland, V. 79. Biz. 151, reg. 11. Staat: 1617, lees: 1663. Aid., reg. 3 v. o.: 1617, lees: 1658. Biz. 154. N0. 1691* K. v. D. Aa, Het huis te Ilpenstein (hetzelfde als Ilpendam, N0. 1691), ra. pi. In: Oud-Ned., enz. Biz. 157. N0. 1720. Dit Stukje werd geschreven om 1719 aan te vullen en te verbeteren. Biz. 157. N0. 1727. Het stuk over Eijerland komt voor in Vad. Letteroef. 1837. II. bl. 495—502,554—562, 654—662. ZEELAND. Biz. 166. N0. 1798* P. 0. v. d. Chijs, Munten van het voormalige graafschap Zeeland, enz. Zie hiervoor, N0. 974*. Biz. 171. N0. 1856, van Dijkshoorn. Voeg bij: 2e druk. Bott., 1809. 8°. Biz. 172. N0. 1868, Gargon. Voeg bij: 3e dr. Midd., 1775. 8°. 1875* Expedition to Walcheren in 1809. In: United Service Journal, 1838, III. p. 48, 182. Biz. 175. N0. 1905, Claerbout. Voeg bij: 3e verbeterde druk. Vlissingen, 1788. 8°. Biz. 178. N0. 1938* H. J, Krom, Kort ontwerp eener beschrijving van het planetarium staande in het Museum Medioburgense; voorlezing. Middelb., 1791. 8°. Biz. 186. N0, 2050 (Brouwershaven). Hierbij behooren N0.1848 en 1851.
318
BIJVOEGSEL.
Biz. 187. N0. 2058* R. v. D. Aa, Het slot Haamstede, m. pi. In: Oud-Nederland, enz. Biz. 188. N0. 2070* .... lets over den oorspr. en [de] stichting van Goes, bij gelegenheid van het 400jarig stedelijk bestaan dier stad, waarvan de verjaring inviel d. 21 novemb. 1817. In: K. en L.-Bode, 1817, N0. 58. Dl. II. biz. 410—422. 2073* Mr. J. de Jonghe, adv., Beweeghelijcke middelen ende considerable redenen dienende tot wechneminghe van alle die drouvige onheylen ende misverstanden, ontstaan tussehen de Reghenten binnen der stede Goes. Middelb., 1657. 4°. Biz. 190. N0. 2101* R. y. D. Aa, Het slot te Baarland, m. pi. In: Otid-Nederland, enz. Biz. 193. N0. 2135 Cadsandria. Yoeg bij: 6 din. UTRECHT. Biz. 203. N0. 2271, laatste regel. staat: (1861), lees: (1862). Biz. 216. N0. 2423* Mr. B. J. L. de Geer van Jutfaas, De Dom van Utrecht; eene voorlezing met eenige aanteekk. en photogr. afbb. Utr., 1861. 8°. Biz. 217. N0. 2432* Manuaal der conventualen van S. Caecilia binnen Utrecht, uitgeg. d. L. G. Visscher. Utr., 1843. 8°. Biz. 218. N0. 2453* P. O. v. d. Chijs, De munten der Bisschoppen van de Heerlijkh. en de stad Utrecht, tot aan de pacif. van Gend, m. 30 pll. Haarl., 1859. 4°. In: Werken van Teylers 2e Genootsch., 26e dl. 7® gedeelte. Biz. 220. N0. 2481* R. v. D. Aa, Het slot te Zuilen, m. pi. In: Oud-Nederland, enz. 2482* R. v. D. Aa, Het huis ter Meer, ra. pi. In: Oud-Neder¬ land, enz. 2483* R. y. D. Aa, Ruine van het huis ter ATaar, m. pi. In: Oud-Nederland, enz. 2485* R. v. D. A a, Het huis Oudaan, ra. pi. In: Oud-Neder¬ land, enz. 2485** R. v. D. Aa, De ridderhofstad Nijenrode, m. pi. In: Oud-Nederland, enz. 2485*** R. v. d. Aa, Het huis Gunterstein, m. pi. In: OudNederland, enz.
Bijvoegsel.
319
2485**** R. v. D. Aa, Het huis Cronenburch, m. afb. In: Oud-Nedeiland, enz. 2486* R. v. D. Aa, De ridderhofstad Loenersloot, m. afb. In: Oud-NederJand, enz. Biz. 221. N0. 2488* R. v. D. Aa, Het huis Nederhorst (den Berg), m. pi. In: Oud-Nederland, enz. N0. 2492* Kort overzigt van een reisje van Utrecht naar Baarn, in het najaar van 1823, door Pro patria et industria. In: Vad. Letteroef. 1823. Mengelw. 284—291 en 330—338. Biz. 223. N0. 2519* R. v. d. Aa, Het huis te Amerongen, m. pi. In: Oud-Nederland, enz. 2521* R. v. D. Aa,. Het huis Zuilestein, m. pi. In: Oud-Nederland, enz. 2523* R. v. d. Aa, het slot Duurstede, m. pi. In Oud-Ned. enz. Biz. 224. N0. 2540* R. v. d. Aa, Het kasteel Heemstede, m. pi. In: Oud-Nederland, enz. Biz. 225, N0. 2544* R. v. d. Aa, Het huis Snellenburg (onder Benschop), m. pi. In: Oud-Nederland, enz. 2552* R. y. d. Aa, Het slot IJsselstein, m. pi. In: Oud-Neder¬ land, enz. FR1ESLAND. Biz. 243. N0. 2755* J. de V., Kuikhorne (bij't Bergumermeer). Fr. V.-A., 1862, biz. 101—106. Biz. 245. N0. 2776* De vrijwillige flankeur-compagnie Gron. en Franeker studenten, enz. 1832. Zie N0. 3242. Biz. 247. N0. 2799* Mr. J. Scheltema, lets over een grafkelder te Wieuwert, en over het lijk van A. M. van Schurman. In: Alg. Vad. Letteroef. 1804. Mengelw. 690—693. 2810* J. J. Bruinsma, De Fluessen, m, pi. Fr. V.-A., 1862, biz. 151—160. Biz. 248. N0. 2819* Dr. A. Wassenbergh, Opsterland. Fr. V.-A., 1862, biz. 3—18. .OVERIJSSEL. 0
Biz. 253. N . 2872* J. A. J. Sloet, Plan tot daarstelling van een nieuw uitwateringskanaal voor den Ussel naar de Zui¬ derzee (even beneden het Katerveer in de rigting van de
320
Bijvoegsel.
Dronthensche zeesluis). In: B. Sloet, Tijdschr. van St. 6n St. XX (1861) bl. 276—284. Biz. 258. N0. 2930* W. Moll, De krocht der Lebuinus-kerk te Deventer, ra. 1 pi. In: Kalender v. d. Prott. in Nederl., II. (1857). biz. 92-97. Biz. 259. N0. 2939* Mr. H. W. Jordens, Deventer stadsweiden en burgerregten. Zwolle, 1862. 8°. Overgedr. uit B. Sloets Tijds. v. St. en St., XXI (1862). N0. 7 en 8. Biz. 260. N0. 2955* Dronthen. Zie boven, N0. 2872*. Biz. 261. N0. 2964* B. v. d. Aa, Buine van Toutenburgh, m. pi. In: Oud-Nederland, enz. Biz. 262. N0. 2978* D. de Graaff, van Gorinchera, een reisje naar Eredriksoord. Voorlezing. In: Vad. Letteroef. 1821. Mengelw. 110—120 en 161—168. 2978** N. Swart, Mijn uitstapje naar Eredriksoord. In: Vad. Letteroef. 1821. Mengelw. 509—518. 2978*** Togtje naar Eredriksoord, Willemsoord, WilhelminaV oord en de Ommerschans, in Julij 1823. In: Vad. Letteroef. 1823. Mengelw. 778-792. 2978**** Verslag van een bezoek der onderscheidene, thans in de Noordelijke provincien bestaande kolonien, opgerigt door de Maatsch. van Weldadigheid. In: Vad. Letteroef. 1825. Mengelw. 374—385. Biz. 264. N0. 3003* B. v. D. Aa, Het huis Bechteren, m. pi. In: Oud-Nederland, enz. Biz. 267. N0. 3045* W. Moll, Diepenveensche oudheden, m. pi. In: Kalender v. d. Prott. in Ned., III. (1858).biz. 93—98. DRENTHE. Biz. 296. N0. 3399* S., Fragment uit een brief aang. overblijfselen van oude zeden en gebruiken der Germanen in Drenthe. Schouwb. v. i. en u. L. en Huishdk. 1805. 1 st. 78—82. LUXEMBURG. Biz. 303. N0. 3501* De dienstbodenmarkt te Luxemburg. Bee. o. d. Bee. XIII. 1820. 11. bl. 309. 3501** De inzegening der kerkklokken te Luxemburg. Bee. o d. Bee. XIII. 1820. II. 343—348.
REGISTERS.
I.
PERSOONSNAMEN. De cijfers wijzen het nommer aan. A. 0
A., biz. 305, N . 278*. A. (W. C.), 1204. Aa (A. J. v. d.), 297, 308, 317, 326, 376, 388, 522, 989, 1036, 1301, 1311, 1319, 1345, 1446, 1508, 1734, 1782, 2611. Aa (C. M. A. Simon v. d.), 2056, 2560. Aa (C. P. E. Kobide v. d.), 301, 312, 2008, 2010, 2047, 2057, 2763, 2767, 2787, 2964, 3300, 3328, 3431 ; biz. 307,N0.0477*, 483a, 4836, 483c?; biz. 308, N . 4836—g, 490*—****, 496*, 496**; biz. 309, N0.0 687*, 710*, 711*, 711**; biz. 310, N .737*, 737***, 737****, 738*; biz. 311, N0. 758*, 771*,0 778*, 782*, 795*, 795**; biz. 312, N . 862*, 864*, 880*; biz. 313, N0. 1036*; biz. 314, N0. 1063**, 1119*, 1122*, 1167**; biz. 315, N00. 1282*, 1308*, 1445*; biz. 0316, E . 1582*, 1607*; biz. 317, N . 1691*; biz. 318, N0. 2058*, 2101*, 2481*, 2482*, 2483*, 2485*—***; biz. 319, N0. 2485****, 2486*, 2488*, 2519*, 2521*, 2523*, 2540*, 2544*, 2552*; biz. 320, N0. 2964*, 3003*. Aa (P. v. d.), 1003, 1017. Aaken (Job. v.), 492. Aapkens (Wessel Alle's), 2773. Abbing (C. A.), 1674, 1675. Abrahamsen (Is.), 1753, 1765. Abresch Pz. (F. J.), 3291. Ackersdijck (J.), 1719, 1730, 1732, 1739, 1775, 2833, 2842, 3350. Ackersdijck (W. C.), 385, 405, 423, 462, 463, 485, 486, 489, 1204.
Adami (C.), 3117. Addison (H. R.), 300. Adrian! (A.), 3330. Aengelen (r. von), 1460. Afferden (P. v.), 821. AfFsprung (J. M.), 153. Aitton (R. O.), 513. Aitzinger (M.), 10. Aken (W. A. v.), 1306. Alberda (G.), 3105. Alberda (G. G.), 3110. Alberdingk Thijm; zie Thijra. Alderkerk (J.), 1010. Alen (P. v.), 468. Alexander (F. S.), 2446. Alkemade (K. v.), 1163, 1205, 1226, 2104. Allan (F.), 1088, 1365, 1668, 1693, 1723, 1731, 1733, 1736, 1740, 2391, 2838, 2844. Almeloveen (Th. Jansson. ab), 70, 134, 1075, 1134, 1271. Alpben (D. v.), 79, 1004. Alstorpbius (J.), 3193. Alstorphius Grevelink; zie Grevclink. Alting (B.), 3082, 3179—3182. Alting (M.), 77, 78, 2589. Altmann (H.), 1722. Altorffer (J. C.), 1767, 1786, 1915, 1935, 1944. Alntarius (Hicr.), 1296. Alvarez (Vine.), 3. Alvinus (M.), 2626. Amersfoordt (H.), 2562, 2661. Amcrsfoordt (J. P.), 1391. AmeshofF (P. J.), 3358, 3360. Amour (G. d'), biz. 316, N0. 1452*. Ampzing (S.), 1407—1409. Andel (A. v.), 1233. 41
322
PERSOONSNAMEN.
Andreae (J. H. Beucker), 2318, 2672. Andreae (P. J.), 2040. Andriessen, 1083. Andriessen (A.), 1996. Anemaet (S.), 1148. Ankringa (J. D.), 2640. Apherdiani (P.), 821. Appelius (J. H.), 1803. Arend (J. P.), 2926. Arkstee (H. K.), 643. Arntzenius (H. J.), 2734. Aschbach, biz. 305, N0. 278*. Asch v. Wijck (v.); zie "VYijck (v. Asch v.). August! (J. C. W.), 2317. Aumerie (J. F. d'), 1116. Aurelius (C.), 12. Aurelius (Joannes); zie Gouw. Aykema (Tj.), 2639, 3070. B. B., 2340, 2440, 2550. B**, 243. B. (C. G.), 738. B. (C. V.), 954. B. (J. A.), 1316. B. (J. F.), 2066. B. (J, W. v.), 1066. B. (L. E.), 2421, 2448, 2549. B. (L. P. C. v. d.), 890, 2283. B. (N.), 2923. B. (P.), 3419. Baan (J. v. d.), 1917, 2235—2238, 2241, 2243, 2251. Bachiene (W. A.),' 124, 127, 176, 380, 2121. Backer (C.), 1591; 1592. Backer (J. A.), 173. Baerdeloos (G.), 44, 953. Baerdt v. Srainia (H.), 2628, 2677, 2743, 2768, 2796, 2824. Baerle (Gasp, v.); zie-Barlaeus (C.). Bagelaar (J.), 2156. Bake (L.), 2502. Bakker (R.), 178, 1039, 1132. Balbi (A.), 279. Balen (Plernper v.); zie Plemperv.B. Balen Jszn. (M.), 1258—1260. Bal Snijders; zie Snijders. Bannier (Nilant), 2923. Banningius (J. Bodecher), 533. Barbaz (A. L.), 1488, 1529. Barlaeus (C. of G.), 343, 445, 537, 936, 954, 955. Barlandus (A. of H.), 1, 343, 363—365.
Barneveld (M. v.), 337. Barre de Beaumarchais; zie Beaumarchais. Bartelink (A.), 1666. Bartelink (J.), 1685. Bartlett (W. H.), 287. Baselius fil. (J.), 560. Bast (A. de), 2249. Batenburg (v. Imbyze v.); zie Imbyze. Batty, 256, 276. Baudartius (W.), 31. Baudot (P. J.), 2904. Baumgarten (Cramer v.); zie Cramer v. B. Beaufort (L. F. de), 1963. Beaumarchais (A. de la Barre de), 99. Beca (Job. de), 2285, 2286. Becks, 2869. Beekhuis (M.). 3093, 3094, 3262. Beekman, 2199. Beekman (M.), 1308. Beeldsnijder (J. J.), 1359. Beeloo (A.), 1085, 1097, 1367. Beer (C. de), 3422. . Bcest Smallenburg (v.); zieSmallcnburg. Beger(G. W.), 2408, 2431, 2442, 2472. Beijer (J. C.), 302. 'Beijerinck (J. A.), 1201. Beijerinck0 (M. G.), 1123, 1313; biz, 305, N . 27*. Bell (Th. v. d.), 1010. Bellegarde (Dupac de); zie Dapac. Bemmel (A. v.), 2499. Beningha (S.), 2639, 3052,3070, 3278. Benit (H. A.), 3346. Benninga (E.), 3164. Bennink Janssonius; zie Janssonius (Benuink). Bent (J.), 118, 119, 138. Benthem (G.), 3042, 3043. Benthem (H. L.), 79. Benthem Reddingius; zie Reddingius (Benthem). Benzler (J. L.), 139. Berg (H. v. d.), 1146. Bergh (L. P. C. v. d.), 319, 597, 786, 890, 1094, 1645, 2283, 2330, 2331, 2336, 2412, 2668. Bergh (S. J. v. d.), 1442, 1614. Bergsma (C. A.), 1234. *Bergsma (E. H.), 2680. Bcrkenbosch (M.), 1067. Berkenrode (Balth. Flor. v.), 1170. Berkhey (J. le Francq v.), 1010, 1074, 1359.
PERSOONSNAMEN. Berkhout (Teding v.), 2940. Berkum (H. v.), 1316. Berkum (H. v.), 3337. Berman (J.), 2033, 2035, 2036. Berning (H. de), 524. Bertelius (J.), 3484—3486. Bertels (J.), 3484-3486. Bertholet (J.), 3487. Besier (A. G.), 2877*, 3033. Best (P.), 301. Besteben (M. F.), 1955, 1956. Bethmann (L.), 2897. Betouw (G. C. in de), 645. Betouw (J. in de), 638, 645—650, 667. Beuckcr Andreae;zieAndreae(BeucBeukema (J. P.), 3159. [ker). Beverwijck (J. v.), 1253. Beyma (J. M. v.), 2683. Beyma (C. L. a)j zie Beyma thoe Kingma (C. lu v.). Bevma thoe Kingma (C. L. v.), 2675, 2708. Beyma thoe Ki/igma (S. G. H. A. v.), 2682. Biben (M. G.), 1571. Bieberstein (F. H. J. de), 896. Bijlandt (F. v.), 3035, 3041. Bijnkershoek (u. v.), 1632. Bilderdijk (W.), 1014. Bilt la Motte (v. d.); zie Motte. Binnewiertz (H. H. B.), biz. 315, N0. 1437*. Biusbergen (J. F. v.), 2098. Bjornsiahl (J. J.), 132. Bivero, 529. Blaeu (J.), 48. Blainville (von of de), 120. Blancardus (N.), 2775. Blanken Jsz. (J.), 337, 1246, 1312. Blaupot ten Gate, zie Gate. Bleu fj. le), 438. Bleyswijck (D. v.), 1129. Blitterswijck (Guill. a of "W. v.), 944. Block (J. A.), 1316. Bloemaerts (A.), biz. 313, N0. 932*. Blora (G.), 1305, 1307. Blom (J. Gelinde v.), 2758,2759,2761. Blommaert (Ph.), 332. Blondeel (V. J.), 2371. Bloois (Moens v.); zie Moens v. B. v Bockenberg (P. C.), 2578. |' Bockum (J. v.), 1297. * [ Boddaert (P.), 1758. ■ Bodecher Banningius, zie Banningius. ■{ Bodel Nijenhuis (J. T.), 631, 713, 1649, 2037, 2323, 2612, 3353.
323
Boeckholt (A. v.), 2919. Boecop (Arent toe), 2864. Boekeren (G. R. V. v.), 3224. Boeles (J.), 3061, 3289, 3322, 3323. Boeles (P.), 3218, 3419. Boeles (W. B. S.), 3120. Boeles Jr. (P.), 3316. Boers (B.), 990, 1239, 1240. Boers (W. A.), 2452. Boey (C.), 1761, 2247. Bois (Ghenaye des); zie Chenaye. Bolhuis (J. H. v.), 1250, 2414. Bolhuis (L. v.), 3333. Bolhuis Hoitsema; zie Hoitsema. Bolleman v. d.Veen; zie Veen (Bolleman v. d.). Bolstra (M.), 113, 337. Borome (L.), 1937. Bondam (P.), 2296. . Bondam (R.), 2396. Bondt (N.), 2396. Bonn (A.), 912. Bontius (R.), 1010. Boogaard (F.), 1576. Boogaard (J. F.), biz. 307, N0. 409*. Boogaard (M. v. d.), 478. Boom (H.), 2856, 3383. Boom (J. A. G.), 241, 245, 1358. Boomkamp (G.), 1627, 1632, 1640. Boonacker (V. F. J.). 2521. Boonzajer (C. G.), 738. Boot (G.), 9, 23, 950p 951. Boot (J. C. G.), 2735. Booth (C.), 2287, 2359, 2360. Booth (E.), 2363. Bor Cz. (P.), 430. Born (J. v.), 1573. Borsboom (H.), 1049. Borsboom (K.), 1049. Borselen (P. v.), 1334. Bory de St. Vincent, 925. Bos (G. J.), 1007. Bos (L. v. d.), 954, 1279. Bosboom (N.), 1068. Bosch (G. J. v. d.), 2080. Bosch (J. G. A.), 2389. Bosch (L.E.),2337,2342, 2343, 2345— 2347, 2349, 2354, 2390, 2400—2406, 2409, 2413, 2415—2417,2424, 2425, 2430, 2435—2439, 2444, 2445, 2451, 2456, 2469, 2470, 2517, 2531—2534, 2541. Bosch (P. v. d.), 1010. Bosch (P. W. v. Hcyningen), 3258. Bosch (R. B. v. d.), 1834. Bosch Sr. (L. E.), 2271, 2325, 2326,
324
PERSOONSNAMEN.
2379, 2434, 2440, 2441, 2458, 2460— 2467. Bosdijk (J. F.), 1403, 2066. Bosken (J. H.), 2433. Bosscha (P.), 2925. Botnia a Burmania (D. J.), 2711. Bouge (J. B. de), 234. Bouman (H.), 824. Bouman (J.), 1681. Bourje (J. P.), 1950. Boussingault (A.), 60. Bonwer (J.), 2924. [d. B. Bouwmeester(v.Dam den);zie v.Dara Boxkorn (M. ZJ, 43, 44, 49, 58, 532, 952, 953, 1748, 1762, 2012. Boyus (0.), 1761, 2247. Bra (H.), 2752. Brake (J. J.), 1960, 1973, 1974. Brandt (G.), 1659, 1660. Brants (A.), 855. Brantsma (P.), 2669. Brasser (J. J.), 1769. Brassica (J.), 18, 947. Bray (S. de), 1413. Brendonck (A. A.), 1779. Breuk (H.R.de), 704,1034,2545,2547. Briand (P. C.), klz. 306, N0. 289*. Brillenkurg (J. M.), 1155. Brink (B. ten), 3307. Broecke (J. C. v. d.), 1828. Breeders (H.), 490. Broedersen (N.), 2313. Brouerius v. Nidek; zie Nidek, Bronerus (P.), 2973. Bronwer (P.). 2973. Brouwer (P. A. S. v. Limburg), 3016. Brouwer Pz. (P.), 2573. Brown (E.), 69. Broxterman (T. W.), 2874. Brucherus J.Cz. (H. H.), 3118, 3119. Brue (H.), 250. Brueys (J. R. de), 264. Bruggen (B. v.), 2648. Brugghen (J. J. L. v. d.), biz. 309, N0. 650*. Brugmans (S. J.), 2712, 3133. Bruijn (J. v. Oosterwijk), 1551. Bruin (CL), 976, 1371, 1572,2477, 2478. Bruining (G.), 1016, 1077, 1186, 3491. Braining (H. A.), 1768. Bruinsma (J. J.), biz. 319, N0. 2810*. Bruinvis (O. 0W.), 1609, 1630, 1631; biz. 316, N . 1621*. Bruinvis Maatjes; zie Maatjes. Brumanus (H.), 2864. Brussel (Th. v.), 88.
Bruyn (G. W. v. Oosten de), 1416. Bruyn (M. D. de), 2528. Bruyn Kops (de); zieKops (deBruyn). Buchelius (A.), 2286, 2358. Buckler (D. D.), 1552. Biichner (E. C.), 1543. Biichner (F. W.), 1366. Buchner (W. F.), 1329. Buddingh (D.), 301, 690, 742*, 837, 1086, 1095, 1125, 1559. Bulderen (J. W. v.), 1066. Buma (J. Minnema), 2709. Buraa (W. W.), 2791, 2799. BurchgraefF (J. v. d.), 337. Burger (D.), 1651, 1653—1655. Burman (K.), 2288. Burman (P.), 101. Burmania (Botnia a of van); zie Botnia. Burmania (E.M.v.), 2591*,2685,2692. Burmania (W. F. Schratenbach a of van), 2674. Burrish (O.), 104. Bussingh (J. W.), 1169. Butkens (G.), 355. Buurman (J.), 656. Buys (J.), 1618. Buysling (J.), 2544. Bynaeus (A.), 1585. Bysterbos (J. C.), 2879. C. C. (A. E.), 3059. C... (de). 567. C. (P. P.), 3460. Caan (H. J.), 1059, 2491, 2492. Caesius (Ph.), 57. Caland(A.),1844,184 5,1849,1884,1943. Caland (F.), 2231, 2232, 24 8. Calcar-Sckiotling (E. v.), 493. Calderon (P.), 530. Callenfels (G. T.), 2102. Callenfels (H. A.), 1760, 2106, 2129, 2161, 2162, 2173, 2176, 2182, 2186 —2188. Calvete de Estrella (J. C.), 2. Camper (A. G.), 2776. Camper (P.), 2707. Camphuysen (A.), 2029, 2030. Cannegieter (H.), 1043, 3393. Cannegieter (H. G.), 2746, 2748. Canter de Munck; zie Munck. Cantillon (de), 353, 354. Cantvvel (A.). 186. Capelle (J. van de), 1403. Capellen (G. Th. van der), 2279.
325
PERSOONSNAMEN. Cappelle (J. P. v.), 505. Carolus (J.), 2632. Carpenterius (R.), 543. Carr (J.), 216. Gate (S. Blaupot ten), 1711, 2657, 3125, 3324, 3325. Cats (J.), 1119. Can (J. P. T.), 1954. Cauwenberg (A. J. V.), 1910. Gazes (J. de), 287. Cellarius (dir.), 1126. Cellie Muller; zie Mailer (Cellie). Centen (S.), 1660, 1672. Charante (Gr. v.), 1222. Chenaye des Bois (Fr. Al.A. dela),108. Chevalier (N.), 2366, 2450. Chifflet (Ph.), 531. Chijs (P. 0. v. d.), 1042, 02696, 2885*, 2978, 3074; biz. 309, N . 614*; biz. 313, N0. 974*; biz. 317, N0. 1798*; 0 biz. 318, N . 2453*. Chilliac (M.), 84. Chotin (A. G.l, 131. Christ (J. F.), 341. Christemeijer (J. B.), 2271, 2386, 2474, 2475, 2530. Christiani "(F. H.), 3489. Christinaeus (J. B.), 76. Citters (Verheyev.); zieVerheyev.C. Claerbergen (Yegilin v.); zie Yegilin. Claerbout (J.), 1905 (vgl. biz. 317). Clarkius (G.), 437. Cleeff (J. v.), 3282. Clemens (C. H.), 657, 658. Cleve, 924. Cleyn (C.), 1227, 1228. Cloet (J. J. de), 248, 258, 265. Cloux (A. P. A. du), 3166. Clnverius (P.), 27, 91, 949. Cobmoyer (J.), 1236. Coccius (Ger.), 2868, 2888. Cock, 1392. Cock (P. P.), 1656. Coesfelt (Z. de); zie: Zumbag. Cohen (C. A.), 3140. Cohen (L. A.), 3069, 3139. Colet (Loaise), 336. Coleveldt (C. A.), 1381, Colom (J. A.), 41, 42. Commelin (C.), 1462, 1463. Conrad (F. W.) de vader, 1397. Conrad (F. W.) de0 zoon, 673, 1117, 1144; biz. 313, N . 995*. Conradi (P.), 1555. Convenant, 1768. Cop (M. J.), 2927.
Coppens (J. A.), 400. Coriat Jr., 123. Cornelius Stavriensis (A.), 2622. Coronel (S. Sr.), 1826, 1930. Corstius (M.), 3175. Cortgeen v. d. Goude (J. F.), 2287, 2341, 2357, 2359. Cortgeen v. d. Goude; zie Cortgeen. Court (P. de la), 61, 1018. Court (P. E. de la), 482. Covens (C.y, 185, 189. Cox, 728. Coyer. 133. Craeijensteyn (B. h, of van), 1340. Cramer (A.), 272. Cramer v. Baumgarten (G. J. F.), 3060. Crane (J.W. de), 2625,2703,2782,2783. Cretser (G. de), 1070, 1113. Cromjongh (J. K. H.), 2229. Cruisselbergen (D. v.), 1793. Curtius (Donker); zie Donker. Cuyck (P. v.), 1717, 1718. Cuypers v. Veltkoven (P.), 434, 551 —553. Cygnaeus (J. R.), 1320. D. D., 2428. D. (E. F. Z.), 2945. D. (J.), 2599. D. (O.), 3406. D. (T. R.), 2755. D. (V.), 1720 (vgl. biz. 317). Dale (J. H.v.), 1918,2026,2124,2131— 2133, 2135 (vgl. biz. 318), 2141, 2142, 2144, 2149, 2153, 2154, 2166, 2174, 2175, 2177—2180, 2190, 2191,2193, 2196, 2206, 2208, 2211, 2214, 2216— 2221, 2234, 2240, 2270. Dam (H. v.), 1235. Dam (W. v.), 2500. Dam den Bouwmeester (J. v.), 1648. Damen (J. N.), 1927. Damiens de Gomicourt; zie Gomicourt. Dam v. Brakel (W. v.), 503, 714, 736, 739 (vgl. biz. 310). Damste (J. Sinnighe), 3219. Dane (J.), 1767. Dapper (0.), 1457. Dautun, 125. D. Dz. (D.), 1709. Deckher (J.), 932. Deinse (A. v.), 1908. Delien (N. A. vander), 2152. Delprat (J. P.), 673.
326
PERSOONSNAMEN.
Dethmar (J. W.), 291. Deusing (A.)» 3238. Dewez (L. D. J.), 239. Deynoot (W. P. Gevers), 1157. Deynoot (W. T. Gevers), 987. D. Hz. (D.), 1709. Diaz da Fonseca; zie Fonseca. Dibbetz Westerwout; zie Westerwout. Dielhelm (J. H.), 107. Diest Lorgion; zie Lorgion. Diets (J. D.), 1605, 1606. Diggelen (B. P. G. v.), 1862, 1863, 1984, 2702. Dijk (J. v.), 1101, 1514. Dijkema (H.), 3136. Dijkhuis (YV. L.), 3137. Dijkshoorn (J. v.), 1856 (vgl.blz.317). Dijkstra (F.), 2644. Dijkstra (T. K.), 2560, 2697, 2755. Dirks (J.), 318, 331, 2599, 2615,2652, 2698, 2753, 2793. Dissel (S. v.), 1006. Divaeus (P.), 366. Dobbelaer, 76. Doccus (Lanius); zie Lanius. Dodt v. Flensburg (J. J.), 2272. Doelen (J. v.), 2393. Does (Jac. v. d.), 1067. Does (Iz. v. d.), 2280. Doeveren (G. of W. v.), 3274, 3275. Domela Nieuwenhuis; zie Nieuwenhuis (Domela). Dominicus (J.), 1758. Dompeling (J. A.), 2042. Domselaer (T. v.), 59, 1458,1459,1561. D(onker) Dz. (D.), 1709. D(onker) Hz. (D.), 1709. Donker Curtius (G. B.), 3014. Donker Curtius (\V. B.), 337. Doorenweerd (J.), 432. Doorgeest (E. Az. v.), 1679, 1680. Doorninck (J. v.), 2571, 2861, 2877, 2886, 2961. Doorninck (M. v.), 2941. Dotechomius (J. B.), 14. Dotingh (J.), 2594. Dousa (J.), 947. Douwama (Jancko), 2630. D. P. Z., 2773. Drakenborch (A.), 106, 2309, 2411. Dresselhuis (J. ab Utrecht), 1777, 1789 —1791, 1796, 1816, 1818, 1860,1861, 1878, 1902, 1919, 1984, 2012, 2052, 2060, 2062, 2063, 2068, 2069, 2077, 2079, 2081, 2088, 2090, 2101, 2136, 2139, 2145, 2163, 2185, 2194, 2195.
Drieling (J. A.), 2819. Driessen (R. K.), 3073. Dronkers (D.), 1865, 1984. Droysen (J. F.), 193. Dubourcq (P. L.), 1548. Duinen (T. v.), 3271. Dulje' (C. R.), 479. Dulkenraad' (K. v.), 1418. Dumbar (G.), 2864, 2902, 2904, 3010. Dumbar (G. J.), 3033. Dumbar Jr. (G.), 102, 2849, 2S66, 2882, 2902, 2904, 3012, 3028. Dupac de Bellegarde (M. G.), 2314. Dussen (J. G. H. v. d.), 770, 771. Duym (J.), 21, 22, 527, 1010. Duyn (A. v.), 1341. E. E** (C. G.), 982. E. (J.), 1893, 1897, 1898. E. (W.), 2724. Ebbinge Wubben; zie Wubbcn. Eberson (C.), 1873. Echten tot Echten (R. v.), 3463. Eck (C. F. v.), 2925. Eekhoff (W.), 301, 2573, 2606, 2607, 2612, 2647, 2676, 2690, 2695, 2703, 2714, 2715, 2717, 2720, 2724, 2728, 2736, 2737, 2739, 2740, 2742, 2744, 2745, 2754, 2764, 2777, 2809, 2810, 2826, 2834. Eelde (J. C. v.), 2434, 2457. Eembd (G. v. d.), 1405. Eggers, 564, 565. Ehrentraut (H. G.), 2563. Ehrlich (J.), 1893, 1895—1898, 1939. Eikelenberg(S.), 1604,1626,1627,1636. Elandts (O.), 1067. Elberts (A.), 2920. Elberts (W. A.), 2906. Eldercampius (A.), 3186. Eleutherophilos, 235. Elger (W. den), 954, 1224. Elsevier (K.), 954. Elsevier (W. I. C. Rammelman), 1009, 1023. Emmen (C.), 3463. Emmius (U.), 2580, 2581, 2583, 2633, 3053. Engberts (G.), 3013. Engelberts (E. M.), 150. Engelbrecht (J. A.), 139. Engelen (A. W.), 605. Engelrnan (J.), 1387. Engelman (J. \V.), 337.
327
PERSOONSNAMEN. Enschede (A. J.), biz. 315, N0. 1436% 1436**. Enschede (P. v.), 724. EnstKoning(v.); zic Koning (v.Enst). Epkema (E.), 2624, 2626. Erdbrink (D. R.), 1369. Erckelius (J. C.), 2313. Ermerins (J.), 1763, 1784, 1814, 1980, 1987, 1988, 2005, 2006, 2020, 2064, 2092, 2103, 2105, 2120. Ermerins (R. C.), 1823; biz. 306, N0. 342**; biz. 313, N0. 1036****. Ernst (S. P.), 893. Ernst Yetten; zie Yetten. Esquiros (A.), 327. Estienne (Em.), 194. Estorff (von), 1101, 1138. Estre (J. G. P.), 1558. EvSque de la Basse Moilturie(r),3497. Evers (W. Staats), 758. Evertsz (U. A.), 2661. Ewichius (H.), 585. Eyck (J. v. d.), 1248. Eyckius (J.), 52. Eyck tot Zuylichem, later van Zuylichem (F. N. M.), 314,0 320, 328, 2334, 2653; biz. 306, N . 337**. Eyck v. Zuylichem (M. J.), 2381. Eyk (J. P. Sprenger v.), 426. Eyk (P. G. Q. Sprenger v.), 967, 1153. Eyndius (J.), 1749, 1751. F.
Flud h, Ghilde (P.), 27. Pockema (D.), 2565, 2569, 2572, 2623, 2643, 2730. Fokke (J), 1481, 1517. Pokken (M.), 1455. Pokker (A. A.), 1829,1830,1911,1942. Pokker (G. A.), 1846, 1866. Fokke Simonsz. (A.), 1545, 1553. Polkers (J. A.), 563. Ponseca (A. L. S. Diaz da), 1089. Poppens (J. P.), 76, 418; biz. 307, N0. 398*. Poreest (N. v.), 1610—1612. Forestus (N.); zie Poreest. Porsten (P.), 3114. Forster (G.), 169. Porster (J. G.), 181. Ferrier de Fourettes (A.), 300, 1084, 1500. Francq v. Berkhey (le); zie Berkhey. Pranquinet (G. D.), 916, 918; bfz. 312, N0. 895* 912*. Frederiks (J. G.), 2GL17. Premery (J. A. de), 1392. Preschot (C.), 83, 2365, 2369. 2370. Frese (A.), 134, 1075. Preytag (L. C.), 1821. Prowein (C. R.), 1510. Fruytiers (J.), 1010. Purmerius (B.); ziePurmerius (B. G.). Purmerius (B. G.), 2285, 2580, 2582, 2621.
F. (A.), 1075. F. (J.), 1481. F. (J. G.), 2017. Fabre (J. P.), 111. Fangman (H.), 1021. Faujas de St. Fond (B.), 922. Faure (J.), 571. Favier, 109. Favoritus Noricus, 101. Feith (H. O.), 3072. 3107, 3115, 3132, 3163, 3237, 3239, 3240, 3263, 3265, 3268, 3286, 3303, 3313, 3318, 3321. Feilh Jr. (H. O.), 3101, 3103, 3115, 3178, 3183, 3206, 3230, 3260, 3261, 3266, 3277, 3293, 3317, 3344, 3345. Fell (R.), 201, 202. Fcnix, 1738. Ferrand, 2705. Ferrier(A.); ziePerrier deFourettes. Ferwerda (A.), 2591. Pijnje (H. P.), 407, 413, 624. Pliedner (J.), 278.
G. (C. H.), 531. G. (P. C. G.), 660. G. (S.), 3435. Gabbema (S. A.), 82, 972, 2627, 2713. Gakelius (P.), 849. Gakelius (S.), 1010. Gangel (B.), 789. Gansneb Tengnagel; zie Tengnagel. Ganswijk (D. J. ten Zeldam), 985. Gargon (M.), 954, 1868 (vgl. biz. 317). Gaultier (J.); zie Gautier. Gauthier-Stirum (P. J.), 2605. Gautier (J.), 254, 269. Geer v. Jutfaas (B.0 J. Lintelo de), 3412; biz. 318, N . 2423*. Geer (J. J. de), 2275, 2536, 2543, 2546; biz. 314, N0. 1167*. Geerts (H. J.), 1912. • Geldcr (J. de), 218, 219, 1388. Gelder (J. J. de), biz. 316, N0.1621**. Gelinde v. Blom; zie Blom (Gel. v.).
«.
328
PERSOONSNAMEN.
Geluk J.Az. (A.), 2116. Gentman Leidekker; zie Leidekker. Geradts (J. L.), 946. Gerhard (Pachter), 695. Gerlsma (J.), 2710. Gerobulus (J.), 2398. Gerrevink (B. v.), 1472. Gesseler (J. E. W. v.), 3106. Geuns (B. v.), 1712. Geuns (M. v.), 3275. Geus (A. de), 409, 412. Gevers Deynoot; zie Deynoot. Gevers v.Endegeest(D. T.), 966, 1390, Geysbeek (P. G. Witsen), 1487. Gheldolf (A. E.), 2125, 2126, 2213; 2215 226S. Ghilde'(Flud h); zie Flud. Gils (A. v.), 399, 400. Glasius (B.), 508, 511; biz. 308, N0. 527*. Gleintz (J.), 3087, 3108. Glimmerveen (D. J.), biz. 306,N0.337*. Glinderman (E. L.), 2271, Godewyck CP.), 535, 2246. Goes (A. v. d.), 1055. Goes (J. Antonides v. d.), 1528. Goetghebuer (P. J.), 249. Goidtsenhoven (v. Haecht); zie Haecht. Goltstein (J. K. v.), 3007. Gomicourt (Damiens de), 141. Goor (T. E. v.), 520. Goos (A.), 32. Goris (G.), 1031. Gorkum (J. E. v.), 555. Gosselin (J. J.), 230, 262. Gotfriedi (Th.), 3222. Goude (C. v. d.), 12. Goude j[J. F. v. d.); zie Cortgeen. Goudriaan (A. F.), 337, 1569. Gouka (A.), 1785. Gouw (J. ter), 1527, 1533, 1562. Graadt Jonckers; zie Jonckers. Graaff(D. de),l 300; biz.320,N0.2978*. Graaff (S. v. d.), 209, 425. Grabner (J.), 171 (vgl. biz. 305). Graft (J. v. d.), 974, 1804. Gramaye (J. B.), 344, 382, 516. Grambusch (J.), 942. Grand (le), 573. Granier (J.), 1877. Grataraa (L. Oldenhuis). 3385, 3386, 3389, 3427, 3447. Gratama (Seerp), 2642. Gratama (Sibr.), 3232, 3376—3378, 5435.
Gravezande (A. 's), 1767, 1906, 1915. 1926, 2396. Greeve (A.), 1237. Greeven (K. H.), 872. Greve (A.), 337. Grevelink (P. W. Alstorphius), 3361. Griethuizen (P. v.), 337. Griffioen v. "VVaerder (H.), 1325. Grijp (C. v. d.), 2030. Groenendijck (C. v.), 1321. Groeneveld (E. C.), 1038. Groeneyk (O.), 1353, 2024, 2025. Groen v. Prinsterer (G.), 1063*. Gronovius (J.) 1002. Groot (H. de), 25, 40, 190, 865. Groot (J. de), 1598. Groot (P. Hofstede de), 3217, 3250. Groote (J. L. von), 2310. Gros (de), 476. Groshans (G. P. F.), 1223. Grothe (J. A.), 2363. Grotius (H.); zie Groot (H. de). Gruterus (Is.), 556. Gruyter (J.), 2631. Guicciardini (L.), 4—7*, 15. Guillon (C.), 931. Guillon (C. F. H.), 945. Guldemont (A. P. Weggeman), 1315. Gundling (Klaas Jeroen); zie Gundling (N. H.). Gundling (N. H.), 101. Gunne (A. ter), 2907. Gunsteling v. Neurenberg, 101. Gutberleth (T.), 82, 972, 2627, 2713 Guyot (C.), 3264. Guyot (P. C. G.), 660, 666, 670, 671, 1106*. Guyot (R. T.), 3264. Guyse (N. de), 344. H. H., 1161, 2835, 2840. H. (A. v.), 3445. H***** (A. v.), 2628. H. (C. R.), 461. Hi (D.), 2751. H. (H. F. v.), 90. H. (J. v.), 3199. H. (Ther.), 223. H. (v.), 2638*. Haakman (G. C.), 2513. Haak Kerkman; zie Kerkman. Haan (E. de), 2645. Haan Hettema (De); zie Hettema. Haaring (H.), 1928.
PERSOONSNAMEN. Haasloop Werner; zie Werner. Haechfc Goidtsenhoven (L. v.), 367. Haemrodius (C.), 20, 30. Haes (J. de), 1179. Hagen (J.), 1033, 1083. Halbertsma (E.), 2765. Halbertsma (J. H.), 2693, 2830, 3036, 3038. Hall (H. C. v.), 3135. Hallo (F. J.), 678. Hal ma (F.), 94, 927. Halmael Jr. (A. v.), 1368, 2616, 2638*, 2640, 2725, 2817. Halsema (D. F. J. v.), 3279. Halteren (J. J. v.), 996. Hamconius (M.), 2629. Hamelsveld (Y. v.), 168, 1697. Hamersveldt (E. Symonsz.), 1170. Hanewinkel (S.), 420, 421, 423. Hansma (D.), 2751. Haraeus (Fr.), 368. Harderwijk (K.J.R. v.), 377,1136,1217. Haren (O. Z. v.), 2710. Harkenroht (J. Is.), 3308. Harn (W. J. v.), 1309. Harris (W.), 792. Harst (A. L. v. d.), 313. Harting (P.), 1735. Hartog (13.), 2093. Harwich (M.), 28. Hasselt (A. v.), 309, 892. Hasselt (G. v.), 589—591,600,610,613, 651, 652, 751, 753, 759, 780, 784. Hasselt (J. J. v.), 588, 728. Hasselt (W. J. C. v.)) 723; 954, 13S0, 1384, 1395, 1581, 1593, 3024, 3503, 3504. Hattum (B. J. v.), 2888, 2891. Hauch (J. C.), 899. Hazelhoff (A.), 3203. Heda (Guill.), 2285, 2286. Heeckeren (L. A. F. H. v.), 851,852. Heemskerk (J. v.), 47, 0954. Heer (De), biz. 312, N . 912*. Heeres (J.), 3340. Heerkens (J. N. J.), 2886. Heerspink (J. H.), 3446. Hegenitius (G.), 38, 2586. Heim (J. D. v. d.), 2134. Heinsius (D.), 439, 440. Hekking Jr. (W.), 1512 (vgl. biz. 316). Helderman (J.), 3021. Heldring (0. G.), 576 (vgl. biz. 309), 627, 630, 632, 687, 688, 692—697, 699-701, 743, 744, 787, 788, 858, 1607, 1649, 3365.
329
Helsdingen (A. v.), 1229. Hemelop (A.), 1161. Hemert (W. F. v.), 2876. Hendricxsen (H.), 2484. Hendrikx (P.), 467. Henke (W. L. H. Koster), biz. 305, N0. 257*. Hennequin (C. V.), 897. 0 Hennin (J. de), biz. 314, N . 1068*. Hericart de Thury, 886. Heringa Ez., (J.) 2411. Heringa (S. G.), 325. Herk (K. v.), 1636. Herklots (Chr.), 1938. Hermannius (H.), 3349. Hermans (C. R.), 301, 373, 375, 389 —391, 395, 398, 404, 411, 424, 447, 461, 465, 478, 499. Hermes (K.), biz. 305, N0. 255* Hertum (J. v.), 1832. Hesselius (F.), 1176. Hettema (M. de Haan), 2567, 2570, 2576, 2609, 2671, 2689, 2716, 2738, 2741, 2817, 2837. Heurn (J. H. v.), 406, 419 (vgl. biz. 307). Heurn (J. v.), 386. Heussen (H. F. v.), 90, 977, 992, 1054, 1360, 1374, 1754, 2308, 2660, 2884, 3126. Heuterus (P.), 19. Hexham (H.), 534, 900. Heyden (W. v. d.), 2661. Heylen (A.), 484. Heylerhoff (J. M. v.), 888. Heymans, 2835, 2840. Heymans (J. H.), 2839. Heyningen Bosch (v.); zie Bosch (v. Heyn.). Heyns (Z.), 16, 17. Hilarius (U.), 3113. Hill (J.), 1750. Hille (J. W. v.), 689. Hilverdinck (J.), 1513 (vgl. biz. 316). Hinldpen (F. C.), 1650. Hinldpen (J.), 2399. Hoche (J. C.), 3064. Hoef (A. v. d.), 1634. Hoefnagel (N.), 2701. Hoek (S. v.), 1857, 1886. Hoet (H.), 725. Hoet Jz. (C. ten), 654, 655. Hoetink (A.), 3209. HoeufFt (J. H.), 384, 544. Hoeven (A. v. d.), 1154. Hoeven (J. v. d.), 1236. 42
330
PERSOONSNAMEN.
Hofdijk (W. J.), 323,795, 1304, 1377, 1513(vgl. biz. 316), 1620, 1621, 2011, 2059, 2165, 2483, 2487, 2524, 2553, 2556, 2788, 2957, 2965, 3000,0 3004, 3302, 3343, 3456; biz. 307, N . 476*, 483c; biz. 308, N0. 499*; biz. 309, N®. 653* 721*; biz.0 310, N0. 737**, 741^; biz. 0 311, N . 782**, 794*;0 biz. 313, N . lOSe***; biz. 314, N . logs5"; biz. 315, N0. 1304* 1329*; biz. 316, N0. 1445**, 1582**,0 1607**, 1632*, 1634*; biz. 317, N . 1652*, 1655*. Hoffman (J. M.), 1150. Hofsnider (H.), 3088, 3089. Hofstede (P.), 3451. Hofstede (VY. H.), 3415. Hofstede de Groot; zieGroot(Hofst.de) Hogenberg (F.), 10. Hoitsema (C. M. v. Bolhuis), 3269. Holthe tot Echten (A. AY. v.), 3424. Hondius (P.), 2244. Honert (J. v. d.), 290. Honig Jsz. Jr. (J.), 1706, 1707,1710. Honore (S. F. P), 137. Honselaar, 418. Honselaar (v. d. Yelde gezegd); zie Yelde gez. H. Hoof (A. v. d.), 1634. Hoog (P. H.), 1231. Hooghe (R. de), 85, 793, 1673. Hoogstraten (A. v.), 478. Hoogstraten (S. v.),* 1254. Hoogvliet (A.), 1152, 2480. Hoonaard (W. v. d.), 226, 277, 1189, 1190, 1225. Hoornbeek (Is. v.), 1203. Hooyer (C.), 732. Hopkooper (T. G.), 1333. Hopman (J. R.), 459. Hoppenbrouwers (F. J.), 548. Hoppers (J.), 882. Hornanus (H. J.), 957. Hornius (G.), 63, 586, 636, 642, 707, 726, 750, 774, 809, 838, 2847. Hbrschelmann (F. L. A.), 122. Horst (Anna v. d.), 1664, 3207. Horst (G. v. d.), 2890. Hortensius (L.), 1590,2286,2289,2290. Houck (A.), 3221. Hout (J. v.), 999. Houtuijn (A.), 72. Houve (M. v. d.), 46, 2104. Hove (P. v. d.), 61, 1018. Hovens (D.), 1010. Hoveus (A.), 1634.
Hovingh (F.), 3112, 3113. Hoynck v. Papendrecht (C. P.), 2311—2313. Hoytema (A. v.), 3445. Huber (Then), 223. Huber (U.), 2832. Huet (D. T.), 1965. Hugo (H.), 531. Huisingius (H.), 1683. Hull (\Y. v. d.), 971, 1438. Hulskamp (H.), 270. Hultman (C. G.), 381. Hunnius (B.), 1820, 2118. Hurgronje (A. J. Snouck), 1951. Hurgronje (W. A. Snouck), 1881, 1882. Huydecoper (B.), 1724. Huydecoper (J.), 1538. Huygen (A.), 881. Huygens (C.), 956, 993, 1062, 1070, 1104, 1105, 1113, 1114, 2376. I en J. J., 2917, 3367. J. (J.), 1701. J. (M.), 1721. J. (V. de), 1783. J. (\V. H. C.), 2912, 2918. J. (W. P. de), 2070. Jacob! (J.), 2704. Jacob! (J. C. Schultz), 850,1216,2184. Jacobsz (J.), 1701. Jacoby (C. G.), 2613. Jagt (J. A. M. v. der), 342. Jani9on (F. M.), 96. Jansen (J. F.), biz. 313, N0. 991*. Jansen (J. Stroobant), 1799. Janssen (H. Q.), 1920, 1981,2018,2124, 2167, 2170—2172, 2174, 2181,2183, 2205, 2207, 2209, 2210, 2212, 2234, 2250, 2270. Janssen (J.), 568. Janssen (J. H. Q.), 1824. Janssen (L. J. F.), 305, 324, 680-684, 764, 769, 777, 791, 832, 833, 874, 877, 1048, 1302, 1394, 1434, 1444, 1595, 1788, 2012—2014, 2339, 2516,2225, 2529, 2552, 2795, 2827, 2937, 3018, 3367 , 3402, 3410, 3437, 3448, 3452, 3472, 3473. Janssonius ab Almelovecn; zie Almeloveen. Janssonius (H.), 3349. Janssonius (R. Bennink), 3215. Janzonius (J.), 1338.
PERSOONSNAMEN. Jarichs (S.)i 2639. Idsinga (S. H. v.), 117. Jeantin, 3509. Jensius (J.), 1069. Jentink (M. A.), 2792. Jeune (J. C. W. le), 569. Imbert (C. E.), 383. Imbyze v. Batenburg (J. W. v.), 257. Inckel (J. E.), 1022. Innhausen und Kniphausen (F. F. von), 3104. Joannes Aurelius; zie Gouw. Jodocus Sincerus; zie Sincerus. Johnson (G.), 1373. Jolle (P. le), 1461. Jonckers (R. H. Graadt), 629, 665, 691, 742, 743, 2328, 2329, 2333, 2355, 2364, 2468, 2538. Jones (W.), biz. 305, N0. 242***, Jong (J. de), 1575. Jonge (C. de), 1841, 1842. Jonge (M. J. de), 1802. Jonge (W. P. de), 2070. Jongejan (G.), 1238. Jongewaard Jr. (S.), 1713, 1714. Jongh (E. T. de), 3167. 0 Joughe (J. de), biz. 318, N . 2073*. Jonkers (P. J.), 1245. Jordens (E. A.), 2860, 2875.0 Jordens (H. W.), biz. 320, N . 2939*. Jordens (\Y. H. Cost), 2912, 2914, 2916-2918, 2935. J. 0. V., 3443. Iperen (J. v.), 1993, 1994, 1997. Ippel (J. W. L. F.), 296. Ireland (S.), 161. Ising (A.), 915, 2419, 3501. Iterson (F. H. G. v.), 1579. Jnngius (J. H.), 2262, 2263. Junius (A. of H.), 9, 23, 950, 951. K. K., 2981. K. (A. W7), 676. K. (J.), 1474. K. (J. C.), 662, 663. K. (J. M.), 3005. K. (M. C.), 1869. K. (N. C.). 702. KaempfF, 2967. Kampen (N. G. v.), 229, 286, 287, 1005, 1133. KanterPhz. (J. de), 1774, 1776, 1864, 1874, 1885, 1887, 1924, 2023, 2024. Karshoff (C.), 1446.
331
Karsten (J. W.), 3443. Kasteele (A. A. v. de), 1109. Kasteele (R. P. v. de), 1107, 1108. Keerius (P.), 34. Kelder (\V. J.), 658. Kellen Jr. (D. v. der), 1435; biz. 317, N0. 1652**. Keller (G.), 431, 1110. Kemp (A.), 1295. Kemp (H.), 1295. Kempher (G.), 1636. Kcmpius (C.), 2577. Kerekhoff (P. J. v.), 3141. Kerkman (P. Haak), 1758. Kervel (G. v.), 1175. Keuchenius (S. J.), 1729, 1848. Keuller (L. J. E.), 941. Kikkert (J. L.), 1716, 1723. Kimijzer (W.), 1976. Kinschot (Gasp.), 1171. Kinschot (De), 2260. Kinschot (G. R. v.), 1343. Kist (N. C.), 698, 702, 713, 733, 735, 1010, 1019, 1139, 1141, 1145, 1241, 1354, 1357, 1436, 1578, 1637—1639, 2485, 2515, 2520, 2535, 2537, 3396. Klaasesz (H. B.), 2836. 0 Klcijn (A. G.), biz. 308, N . 522*. Klein (F. H.), 1091. Klijnsraa (S. F.), 2823, 2975. Klokman (J. A.), 853. Klnit (A.), 119, 138, 1798. Kluit (W. P.), 1015. Kluitman (M. H.), 1327. Kneppelhout (K. J. F. C.), 740, 1396, 2378. Knijff (G. J.), 1589. Knippenbergh (J. v.), 598, 599. Knoop, 3392. Knoop (G.), 826. Knoop (J. H.), 2595. Knoop (W. J.), 902. Kn. v. St. (C.), 1396, 2378. Kobus (J. C.), 662, 663, Kock (M. de), 2281. Koenen (H. J.), 335, 1550. Koesfelt (Zumbag de); zie Zumbag Koetsveld (C. A. v.), 926. Kohler (J. T.), 120. Kok (A.), 1643. Kok (J.), 1474, 1477, 1554. Kok (P. de), 1836, 2155. Kok (P. P.), 1656. Kok (S. de), 2028. Koldijk (G. M.), 2604. Kolff, 1238.
PERSOONSNAMEN.
332
Kolff (A. v. der), 990. Kommers Pz. (A.), 3423. Konijnenburg Cz. (J. v.), 2979. Ivoning (A. de), 1299. Koning (G. v. Enst), 1540, 1691. Koning (J.). 1539, 1582. Koning (J. S. G.), 3342. Koning Ldtz. (C. de), 1421, 1422. Kool (J.), 18, 947. Kooraen (K.), 1370. Koppius (F.) 3127, 3284. Kops (J.), 970. Kops (J. L. de Bruyn), 1432. Korst (Fobbe), 519. Kortebrant (J.), 1182; 1184, 1185. Kbster Henke; zie Henke. Kramer (P.), 3465. Kramers Jz. (J.), 1334. Kramm (C.), 1335, 2407, 2455, 2481, 2497, 2554. KrayenhofT (C. R. T.), 191, 337. Krayestein (H.), 1952. Krecke (F. W. C.), 2335, 2422, 2443. Kremer (H.), 3066. Kroef (W. J. P.), 2033, 2053. Kroese (N. D.), 2810. Krom (H. J.), biz. 317, N0. 1938*. Kroon (A. W.), 991, 1087, 1111, 1510. Kriiger (J. B.), 1852. Kruythoff Thz. (\Y. A. Tielenius), 1692. Kuttner (K. G.), 174, 187. Kuyp (G. R. v. der), 1688. Kuypers (C. F.). 2523. Kuypers (Fr.), 500. Kymmell (B.), 3420. t. L., 3366, 3468. L...., 2482. L. (J. v.), 2750, 2790, 2808, 2813, Laet (J. de), 39, 54. Lagarde (M.), 894, 3498. Lakenman (S.), 1600. Lamberts (G.), 1511. Lambrechtsen v. Ritthem (N. C.), 1923, 1936, 1959. Lammens (A. F.), 1970. Landt (J.), 1220. Langendijk (P.), 88. Langenhoven (J. v.), 900, 937. Lange v. Wijngaerden (C. J. de), 1324, 1333. Lanius Doccus [Doccumensis?] (W.), 2971.
Lansberghe (J. v.), 2252. Lastdrager (A. J.), 301. Lastmann (C.), 1317. Lau (J. G. la), 1114. Laurillard, (Is. Job. M.), 401. Lauts (U. G.), 1669, 1694, 2958. Ledder (J.), 2800. Leeghwater (J. A.), 1379—1381, 1415, 1678. Leemans (C.), 675, 679, 731, 734, 919, 920. Leeuw (J. C. de), 1650. Leenvven (J. v.), 2637, 2650—2652, 2663, 2688, 2689, 2691, 2732, 2740, 2750, 2790, 2808, 2813. Leeuwen (J. D. v.), 705. Leeuwen (S. v.), 71, 998, 1001. Leewen (S. v.); zie Leeuwen (S. v.). Lefebure (G.), 145. Leidekker (K. Gentman), 570. Lennep (D. J. v.), 292, 307, 1519,1599, Lennep (J. v.), 323, 337, 975, 1426, 1520, 1549, 2011, 2059, 2165, 2483, 2487, 2524, 2553, 2556, 2788. 2957, 2965, 3000, 03004, 3302, 3343, 3456; biz. 307, N . 476*, 483c; biz. 308, N0. 499*; biz. 309, E°. 653*, 0 721*; biz. 0 310, N . 737**, 741*; biz. 311, N . 782**, 794*; 0 biz. 313, N0. 1036***;0 biz. 314, N . 1095*; biz. 315, N . 1304*, 1329*; biz. 316, N0. 1445**, 1532**,0 1607**, 1632*, 1634*; biz. 317, N . 1652*, 1655*. Lennep (J. H. v.), 1393. Lens (D.), 3190—3192. Leoninus (J.), 1692. Lesturgeon (A. L.), 3225, 3362,3364, 3366, 3468; biz. 316. Leth (A. de), 2476. Leth (H. de), 1376. Leti (G.), 73. Leupe (P. A.), 1652. Leydis (J. de), 1635, 1636. Lieffs (J.), 2584. Liefland (J. v.), 2459. Lier (F. A. v.), 3372. Lier (J. H. P. v.), 3356. Lier (J. v.), 3399. Liesvelt (C. v.), 2320. Lijnden v. Blitterswijck (W. C. H. v.), 2012. Lijnden v. Hemmen (F. G. v.), 607, 1388. Limborch (Fr. v.), 113. Limburg Brouwer (v.); zie Brouwer (v. Limb.).
PERSOONSNAMEN. Lindanus (D.)» 344. Lindeborn (J.), 2883. Linde Hz. (W. v. der), 2938. Linscboten (Strick v.); zie Strick. Lis (D. v.), 1124. Litzau (J. G.), 1193, 1198. Lobatto (R.), 261. Lobedanius (A.), 2372. Loeuderzeel (J.), 1065. Lois (J.), 1181, 1183. Lois (S.), 1181, 1183. Loke (J. J.), 1809. Lomejer (J.), 841. Long (Is. le), 95, 1470, 2411. Loon (E. v.), 3137. Loosjes (A.), 1705. Loosjes Az. (P.), 1705. Loosjes Pz. (A.), 199, 202,954, 1047, 1420, 1437, 2097. Lootens (VV.), 2039. Lootius (E.), 1102. Loots (C.). 1551. Lopsen (C.), 12. Lorgion (E. J. Diest), 2654—2656, 2747, 3051, 3160, 3251, 3304. Louis (P. M.), 1780. Louwerse (P.), biz. 309, N0. 603*. Love (J.), 27, 91. Loven (R. v.), 28. Lubbers (Th.), 3226. Luder (A. P.), 139. Luine (G. de), 471. Lulofs (B. H.), 217. Luyken (J.), 69. Luymes (B), 1290. Luzac (E.), 139. Lydius (J.), 62. M. M.; 2895, 2922, 2936, 3030, 3037. M. (A.), 1167. M. (D. B. D.), 36. M. (J.), 2949. M. (J. G. W.), 738. M. (L. C.), 928. M. (P. C.), 2932, 2970. M. (T. W. v.), 3002. M. (WO, biz. 316, N0. 1639* Maanen (C. P. v.), 505. Maas (A.), 1159—1162, 1167; biz. 314, N0. 1161*. Maaskamp (E.), 205—207, 212, 214, 268, 1489. Maatjes (A. Bruiuvis), 1822. Macare' (0. A. Rethaan), 1776, 1913, 1914, 2012, 2019.
333
Macquet (J.), 2043. Magnin (J. S.), 3352, 3380—3382, 3394, 3395, 3477. Maiden (J.), 1615. Man (J. 0. de), 1825, 1827, 1828, 1911, 1942. Mancel (E. Servais), 911. Manger (S. HO, 2775. Manheer (G.), 1183. Mansfeld (M. v.), 557. Marci (A. P.), 1515. Marcilly (G. de), 92. Maresius (S.), 455, 2319, 3187. Margadant (J. A.), 1242, 1243. Marinissen (J.), 1999. Marius (L.), 1556. Marie (T.W. v.),2S85,2931,3002,3006. Marlianus, 12. Marmier (X.), 303. Maronier (H.), 574. Marshall (J.), 128. Marshall (Th.), 1194. Martena (K. v.), 2620. Martinet (J. P.), 162—165, 275. Martini (H. B.), 453. Martini v. GefFen (A.), 464. Martini v. Gelfen (H. B.), 402, 427, 466. Martinus (J.), 3171. Massis (Muller); zie Muller Massis. Masson, 2160, 2161. Mathieu, 923. Matthaeus (A.), 362, 2284, 2306, 2307, 2496. Meer (D. H. v. d.)f 2757, 2760, 2821. Meerman (G.), 1203. Meerman (J.), 190, 1008. Meerten-Schilperoort (A. B. v.), 246, 247, 299. Mees Az. (G.), 1149, 3046. Meester (G. A. de), 580, 608, 609, 616, 745, 825, 827, 830. Meesters (P.), 2138, 2151, 2158,2200. Meeter (E.), 3204, 3205. Meijer (A.), 450. Meijer (H.), 1696. Meijer (J. D.), 1522, 3015. Melon, 160. Mendel (P. J.), 293, 294. Menninga (D.), 3095. Mensinga (J.), 3055, 3188, Mentz (D.), 1569. Merkes (J. G. W.), 738, 898. Merula (P.), 33, 40, 49. Metelercamp (H.), 3034. Metelerkamp (R.), 196.
334
PERSOONSNAMEN.
Meulen (J. A. v. d.), 1310. Meulman (J.), 1350, 1351. Meursius (J.), 1017. Meyer (L. C.), 2269. Meyer (S.), 2593. Meylink (A. A. J.), 1056. Meylink (B.)» 3047. Meyster (E.), 2362, 2507, 2511, 2512. Miedema (S.), 2704. Mieris (F. v.), 1004, 2453. Milan Visconti (De); zie Visconti. Millon, 160. Mill on (M. C.), 160. MinnemaBurna; zieBuma(Minnema). Miraeus (A.), 366, 369. Mobachius (J.), 457, 458. Mobachius (J. A.), 3058. Modderman (J. R.), 3280. Modderman (T.), 3063. Moens (M. J.), 1810. Mo ens (P.), 2201, 2203, 2383. Moens v. Bloois (A.), 1971,2001,2022, 2034, 2044—2046, 2049, 2054, 2107. Molhuijsen (P. C.), 785, 1737, 2863, 2869, 2886, 2895, 2897, 2908—2910, 2913, 2915, 2929, 2930,2932—2934, 2936, 2946, 2970, 2982, 2999, 3008, 3009, 3017, 3019, 3030, 3040, 3044, 3045, 3050. Moll (A.), 1115. Moll (W.), 1141*, biz. 309, N0. 731*; biz. 312, N0. 833*;0 biz. 316, N0. 1639*; biz. 320, N . 2930*, 3045*. Monde (N. v. d.), 2298, 2299, 2301, 2385, 2447. Mont (J. du), 905. Montagne Jz. (A.), 1007. Montanus (A.), 59, 1561. Montanus (P.), 7, 7*, 34, 1449. Montbrun (E. H. J. du Puy de), 625. Montbrun (S. du Puy de), 625. Moolenaar (E ), 2804. Moonen (A.), 2898, 2901, 2928. Moor (B. de), 1010. Moor (T. D.), 954, 1318. Moorrees (O. W.), 2304. Moreelse (H.), 2361. Moriniere (Noel de la); zie Noel. Morrien (J. H.), 1197. Morsius (J.), 33. Mortel (J. B. H. v. d.), 408. Mossel (C. H.), 740. Mosselman (J. A.), 1946. Motte (C. E. v. d. Bilt la), 495. Moulin (E.), 807, 2859, 2948—2953. Moulin (J.), 2949.
Mourik (R. v.), 979. Mozzi (L.), 2316. Mulder (H. N.), 3434. Mulder (L.), 330. Muller (J.), 460. Muller (L. J. du Cellie'), biz. 309, N®. 624*. Muller (M. F. J.), 3490. Muller (P. R. D.), 396, 433. Muller Massis (Th.), 1232. Munch (E.), 3493. Munck (J. Canter de), 1813.0 Munnich (J. Th.), biz. 306, N . 342**. Munniks (J.), 2681. Muntjewerff (J.), 1644. Murhard (K.), 201. Musketier Vergenst; zie Vergenst. Musschenbroek (P. v.), 2277, 2296, 2304, 2358, 2398. Musset-Pathay (V. D. de), 220 (vgl. biz. 305). Muyt (P. N.), 263, 1773. IV. N. (D.), 1690. N. (D. B.), 2729. Nagge (VV.), 2848. Nagtglas (F.), 1879, 1909, 1925, 2002. Nahuys (J. J.), 3458. Namur (A.), 3508. Nanninga (H.), 3273. Napjus (E.), 2802. Nassau (H. J.), 3388, 3471. Neijen (A.), 3505. Nemuich (P. A.), 215. Nepveu (J. I. D.), 2356. Nerdenus (H. Antonii), 2775. Neuyes (J.), 959—961. Nidek (M. Brouerius v.), 94, 95, 1376, 2639, 3070. Nidelstein Walter; zie Walter. Niebuhr (B. G.), 2599. Niemeijer (A. H.), 266. Nierop (J.), 969. Nieuwenhuis (C. J.), 1542. Nieuwenhuis (D. B.), 2727, 2729. Nieuwenhuis (F. J. Domela), 1103, 1690, 1929, 2082. Nieuwenhuizen (J.), 2202. Nieuwhof (D.), 2058. Nijenborch (J.), 3085. Nijhoff (Is. An.), 577, 594, 614, 626, 628, 664, 718, 748, 754, 755, 760, 761, 763, 766, 768, 775, 776, 778, 782, 794, 800, 811, 845, 868, 869, 883, 954.
335
PERSOONSNAMEN. Nijhoff (P.), 578, 600, 611, 612, 635. 677, 762, 773, 797, 798, 836, 870; 880, 3003, 3029. N. N., 3371. Noel de la Moriniere, 2226, 2227. Noordbergh (A.), 1580, 2488. Noorlander (C.), 1314. Noort (Rinse v.), 2293. Noothoorn (A. E. v.), 2350. Nota (P.), 2769. Nottelen (L. v.), 1347. Nuyssenburg (Is. v.), 506. Nuyts (P.), 523, 546. 0. (J. G.), 2752. Ockerse (W. A.), 2978. Oever (A. H. ten), 2947. Oldenbarneveld (A. W. v.), 810. Oldenbarnevelt, genaamt Tullingh (J. G. v.), 1718. Oldenborgh (P. v.), 514. Oldenhuis Gratama; zie Gfatama(01denb.). Olivier (W.); zie Olivier (W. J.). Olivier (W. J.), 304, 1501, 1502. Ollefcn (L. v.), 178, 1132, 1479, 1480. Oltmans (A.), 659. Orameren (C. v.), 729. Oneides (lb.), 2710. Oorakens (Jz. (J.), 3128. Oosten de Bruyn (v.); zie Bruyn (v. Oost. de). Oosten v. Staveren; zie Staveren. Oosterwijk Bruijn (v.); zie Bruijn. Oosterzee (H.M. C.*v.), 301,|1756,1781, 1787, 1819, 1838, 1922, 2021, 2038, 2048, 2050, 2055, 2067, 2087, 2228. Oosterzee (J. J. v.), 1058, 1214. Costing (G.), 3413. Costing (P.), 3417. Oostkamp (J. A.), 1494, 2850—2852, 2892, 2905, 3357. Orlers (J. J.), 1000. Ortt v. Schonauwen (J.), 333. Orville (J. P. d'), 1518, 1519. Os (A. v.), biz. 310, N0. 732*. Ottema (J. G.), 2564, 2566, 2508, 2619, 2631, 2752. Oudaan (J.), 1172. Oademan (N.), 3156. Oudenhovcn (J. v.), 414—416, 428, 429, 497, 728, 1249, 1256, 1257, 1286, 1287, 1415. Outreyn (J. d'), 779.
Overgaauw Pennis; zie Pennis. Overstraten (Adriana v.), 559. P. P., 3369, 3370, 3393. P. (A.), 1596. P. (M. R.), 75. P. (W. Y.), 2418. Paape (G.), 475. Paauw (S. v. d/), 1011. Pabst (B. G. A.), 2539, 2557, 2558. Pabus (Q.), 3223. Pagniet (C. L. de), 621. Palier (H.), 322, 374, 375, 394, 452. Pallardy, 75. Palm (J. II. v. d.), 1010. Paludanus (R.), 1362. Pan (J.), 3369, 3370, 3393, 3403, 3404. Pape (C. W.), 397, 481, 498, 502, 504. Pape (J. D. W.), 501. Papendrecht(Hoynckv.); zieHoynck. Pareau (A. H.) 3429. Paringet (D.), 468. Paris (J. W.), 2265. Parival (J. de); zie Parival (J. N. de). Parival (J. N. de), 51, 349. Pars (A.), 1045. Paspoort (Z.), 1759. Paspoort v. Grijpskerke (M. C.), 1891, 1892, 1921, 1982. Pasteur (J. D.), 922. Paulus (P.), 1808, 2396. Pauvv (J.), 1758. Peintre (Le), 274. Pelerin, 887. Pelgrom (S.), 428. Pelkwijk (J. ter), 2870. Pellecom (A. N. v.), 544. Pelletier (0.), 1833. Pennis (C. Overgaauw), 1142. Pennis (C. E. Overgaauw), 1143. Perk (A.), 1584, 1591, 1592, 1596. Perk (G. M.), 1024. Perk (J. C.), 772. Pcrponcher (W. J. E. de), 1831. Pestel (E. W.), 146, 159. Petit (J. F. le), 31. Petri (S.), 2285, 2286, 2579—2581. Peursens (A.), 2198. Peyma (W. v.), 2573, 2665, 2836. Peypers (W. N.), 1197. Philips (J. C.), 1744. Picardt (J.), 3379, 3337, 3453. Piccardt (H.), 3111, 3121. Piccardt (R. W. S.), 2073.
PER SOON SN AMEN.
336
Pictet (J.), 1364 (vgl. biz. 315). Pieck (C. v. d. Voordt), 633. Pieck (L. v. d. Voort), 393. Pieper (M. P.), 1349. Pijpers (J.), 2510. Pilati de Tassulo, 140. Pillera (W. A.), 884. Pirckheimer (B.), 11. Plaat (C.), 1617. Plasscbaert (J.), 2503. Plemp (C. G.), 1452. Plemper (P.), 1053. Plemper v. Balen (B. A.), 1368. Plevier (J.), 1758. Plokker (W.)> 1245. Pluym (A. J.)» 1557. Poelhekke (J0> 2939. Poell (G. M.), 895. Poll (L. v. d.), 2396. Poll (W. v. d.), 623. Polok (R.), 2699. Pontanus (j. Is.), 20, 30, 581, 582, 634, 1448—1450. Portman (L. G.), 204. Portraan, 1370. Posjager (C. A.), 1679. Post (P.), 1099, 1100. Posthumus (R.), 2749, 2836. Poth (H. v. d.), 1082. Potter (HO, 210, 211, 981. Potter (J. C. de), 2233, 2253, 2267. Pougens (Ch.), 181, 2012. Pouilly, 90S. Pous (P.), 1948. Pratt, 182. Prempart (J.), 443. Prevost, 1486. Prinsen (P. J.), 1423, 1427. Pronk (C.), 1744. Piickler Muskau, 339. Putten (W. v.), 2418. Puy de Montbrun; zie Montbrun. Q. Sarks^d'e Queries (G. J. *•), 267. Quarles v. Ufford (J. BO. 1424Quartel (de), 337. Quetelet (A.), 273. Quint (P.), 2295. Quintijn (G. J.), 446, 867. R. R., 3368. R. (G. B.), 3409.
R. (H. Y.), 2945. R. (J. H. L.), 2937. Raadt (P. de), 1052. Racer (J. W.), 2S65, 3032. Rademaker (A.), 95, 994, 1566, 1567, 1624. Raef (A. de), 541. Raepsaet (J. J.), 253, 2225—2227. Rammelman Elsevier; zie Elsevier (Rammelman). Rappard (F. A. v.), 2432. Rappard (v.), 409. Ratelband (J.), 2818. Rau (S.), 2411. Rau (S. J. E.), 631. Ravius [Rau] Seb. fil. (S. F.), 2376. Rechteren (A. P. Z. v.), 3031. Rechteren (J. H. v.), 337. Rechteren Limpurg (A. F. L. k of van), 2878. Reddingius (W. G.), 3314. Reddingius (G. Benthem), 3368, 3397. 3409. Redelijkheid (C.), 157, 337. Reding, 294. Rees (B. v.), 1029. Reesema (VV. v.), 1030. Regt (J. W.), 1242, 1243, 1339. Reichard, 250. Reigersbergh (J. v.), 951, 1746—1748, 1751, 1762. Reigersberghen (J. v.); zie Reigers¬ bergh. Reigersman (J.), 515. Reijgersbergen (J.); zie Reigersbergh. Reisig (J. H.), 95. Reitsma (A. T.), 3255. Reitz (F. T.), 1932. Reitzius (C. C.), 1764, 1801. Rendorp (G. J.), 1378. Renesse (G. v.), 1078, 1080; biz. 313, N0. 925*. Rengers (P. IL), 2618. Rengers v. ten Post (J.), 3101. Renhausen (C.), 151. Renier (J.), 1995, 1998. Rethaan Macare'; zie Macare.0 Reudler (J. G. H.), biz. 315,N .1346*. Reukeraa (K.), 3122. Reuvens (C. 0J. C.), 1061, 3349, 3443, biz. 305, N . 242*. Revius (H.), 3034. Revius (J.), 2900. Reygersberghen (J.); zie Reigersbergh. Reyn (G. v.), 1191, 1218. Rhijn (A. v.), 1715.
PERSOONSNAMEN. Rhoer (J. de), 2523, 3339, 3355, 3375. Ridder (J. H. de), 790. Ridder (N. J.), 3170. Ridderus (Fr.), 1212. Riem (A.), 188. Riemer (J. de), 1071. Riemsdijk (J. v.), 3008. Riese (C.), 175. Rieu (J. du), 561. Rieu (W. N. du), 1274. Rijckevorsel (P. A. M. V. 0. v.), 2332. Rijk (J. C.), 1850. Rijkens (R. G.), 271, 3220, 3290,3292, 3295, 3296, 3305, 3306, 3312. Rijn (H. v.), 90, 977, 992, 1054, 1360, 1374, 1754, 2308, 2309, 2660, 2884, 3126. Rijp (F.), 1673. Rink (E. D.), 708—710. Ripperda (G.), 1010. Risseeuw (J. E.), 2127, 2130, 2150, 2169, 2189, 2192, 2230. Rivet (A.), 440. Rivier(S.), 1206, 1208,1230,1255,1956. Rixtel (Rodolphi v.); zie Rodolphi. Rochussen (J.), 410. Rodolphi v. Rixtel (P.), 2631. Roelans (F. J. C.), 2278. Roelfzeraa- v. d. Horst (Anna), 1664, 3207. Roell (J. A.), 2276. Roemer (J.), 1010, 1012, 1014. Rogge (H. C.), 741; biz. 314, N0. 1141**. Rohault (B.), 15. Roijen (S. J. v.), 3373. Rollema (H. v.), 2743, 2768. Roman (A.), 1747. Romein (T. A.), 3177, 3428. Romer (R. C. H.), 712, 713,715, 717, 973, 1342, 1815, 2004, 2075, 2076, 2083, 2086, 2087, 2344, 2542. Roos (F. S. de), 1035. Roos (G. P.), 2195, 2197. Roosjen (S. 0.), 2810. Rooswyck (N. v.), 1399. Rose (VV. N.), 1912; biz. 314, N0. 1096*. Rosenwall (P.), biz. 305, N0. 242**. Rossijn (J. T.;, 2479. Rothamelius (N.), 2420, 3079; biz. 310, N0. 742*. Rouge (Le), 1757. Roukema (R.), 86. Roukens (Th. L.), 668. Rouwkema Hz. (S.), 2822.
337
Roy (J. le), 347, 348, 351, 370, 519, Royaards (H. J.), 2397. Royen (J. A. v.), 2854. Royen (J. v.), 89. Rue (P. de la)* 1755. Ruever (A. J. de), 2030. Ruyl (J.), 3208. Rutgers (A.), 2506. Rutgers (C. P. L.), 3253. Rutgers (S. J.), 3327. Ruyter (J. de), 87. Rycke (L. de), 561. S. S., 0862, 988, 1953, 2039; biz. 320, N . 3399*. -s—, 769. S. (C.), 2587. S. (D. H. v. d.), 3438. S. (D. v.), 3022. S. (L. B.), 2945. S. (M.), 2160, 2373. Sacfitleven (H.)) 2501. Sagra (R. de la), 295. Saly of Salie, 909. Sander (H.), 148. Sanderus (A.), 345, 346. Sandwijk (G. v.), 315, 1689. Sannes (I.), 3212, 3347. Sant (D. v. 't), 1292. Santvoort (J. C.), 417. Sassen (N. F.), biz. 307, N0. 458*. Saurel (A. A. J.), 1092. Sceperus (J.), 2261. Schaaf (J. H. v. d.), 842, 2321. Schaepkens (A.), 913, 914, 930. Schagen (C. P.), 1624, 1628. Schagen (P. J.), 1624. Schaghen (C. P.); zie Schagen (C. P.) Schaick (C. v.),'3474. Schaick (J. v.), 703. Scharl (O. v.), 2622. Scharlensis (Ocko), 2622. Scharp (J.), 2242. Schatte (N. v. d.), 1758. Scheepers (J. F.), 3241. Scheer (D. H. v. d.), 3354,3438,3439, 3462, 3466, 3469. Scheer (P. S. v. d.), 3449, 3450, 3455. Scheliing (P. v. d.j, 1045, 1226, 1625, 2104. Scheltema (J.), 284, 285, 661, 1344, 1526, 1708, 2324, 2380, 2382, 2384, 2447, 2449, 02490, 2508, 2540,2779; biz. 319, N . 2799*. 43
338
PERSOONSNAMEN.
Scheltema (P.), 1447, 1523, 1524, 1541, 1544, 1551, 1581*, 1725. Schenckel (H.)» 3057, Schenkman (J.), 1551. Scherer (D. J.), 2291. Schevicbaven (J. v.), 674, 685, 686. Schick (J. W.), 1112. . Schiffer (C.), 337. Schildius (J.), 1957. Schimmel (H. J.), 19S3. Schinkel (A. D.), 487. Schiotling (E.), 493. Schleurholts (L. T.), 3147. Scblingemann (F. L.), 2881. Schneider (J.), 875. Schoemaker (G.), 1371, 1565. Schotter (J.), 3482. Scholten (VY.), 1140. Scholten Hz. (J. A.), 1168, 1293. Schonauwen (Ortt v.); zie Ortt v. S. Schonck (E. J. B.), 653. Schonck (J.)> 644. Schoockius (M.), 53, 3238. Schoon (N.), 1616. Schorer (J. G.), 1805. Schorer (J. H.), 1953. Schorer (W.), 1840. Schotanus (C.), 2587, 2588, 2636. Schotel (G. D. J.), 494, 496, 549, 737, 1041, 1266—1268, 1270, 1275 —1278, 1280, 1285; biz.0 308, N0. 491*, 550*;0 biz. 313, N . 1036**; biz. 316, N . 1639**. Schouman (C.), 1744. Schouwen (J. F.), 2816. Scbraidt (J. C.), 1807. Scbrant (J. M.), 260. Scbrassert (J.), 822, 823. Schratenbach h of van Burmania; zie Burmania (Schratenb. a). Schrauwen (G.), 550. Schraver (A.), 1864, 1883. Scbrevel (D.), 1410—1412. Schrevelius (Th.y, 1410—1412. Schreven (D. v.), 2S53. Schreven (J. van), 2857. Schrobilgen, 3499. Schukking (L. M.), 3416. Scbultz Jacobi; zie Jacobi (Schultz). Schuttevaer (W. J.), 3049. Schuurman (L. N.), 2974. Schuylenburgh (S. v.), 2012. Schwartzenberg en Hohenlansberg (G. F. thoe), 2687. Scriverius (P.), 20, 24, 26, 29, 40, 517, 948, 949,
Sedulius (H.), 917. Segaar (C.), 2399. Selonius (\Y.), 2887. Sels (J.), 1269. Senden (G. H. v.), 2891, 2997. Senden Jr. (G.H. v.), 554 (vgl.blz. 303). Sepp (J. C.), 129. Serionne (A. de), 135, 139. Servais Mancel; zie Mancel. Scverinus (A.), 1010. Seyffarth (J. F.), 116. • Seyn (C.), 1013. Siccama (S.), 2667. Siegenbeek (M.), 1014, 1017. Siemers (C.), 1602. Siffle (A. F.), 1792. Siliakus (C.), 1057. Simonides (S.), 1684. Sincerus (Jodocus), 37. Sjoerds (F.), 2597; 2G38. Sitter (A. J. de), 3063, 3102, 3143. Six (J.), 1583. Slabber (M.), 2160. Slanghen (E.), 929. Slichtenhorst (A. v.), 582, 583, 878. Slijpe (N. v.), 1294. Slob (D.), 1385. Sloet (L. A. J. W.), 337, 601, 615, 618, 624, 746. Sloet tot Oldhuis (B. W. A. E.), 954, 1063, 1121, 1122, 1726, 1837, 1839, 2894, 2959, 2962, 2984, 2998, 3297, 3419*; biz. 311, N0. 788*, 807*. Sloet0 tot Oldhuis (J. A. J.),0 biz. 310, N . 743*—***; biz.0 311, N .743**** 746*; biz. 319, N . 2872*. Sloos (A. R.;, 1647. Sloot (A. v. d.), 1907. Sluis (Z. v. d.), 1205. Sluyters (H.), 1778. Smallegange (M.), 1751. Smallenburg (F. W. v. Breest), 2G03. Smet (J. J. de), 2123. Smetius (J.), 637—640. Smetius, de zoon, (J.), 640, Smids (L.), 88, 976. Sminia (Baerdt v.); zie Baerdtv. S. Smith (A.), 3068. Smith (J.), 637—641. Smithers (H.), 236. Smits (D.), 1202. Smits (J.), of J. Smits Jz., 984,1246*, 1247, 1252, 1266, 1267, 1282, 1283. Smit v. d. Yegt; zie Yegt. Snellaert (F. A.), 2126. Snethlage Rz. (M.), 781,
PERSOONSNAMEN. Snijders (J. Bal), 2016. • Snouck Hurgronje; zie Hurgronje. Soet (H. Jz.), 954, 1608, 1695, 1698— 1700, 1702, 1704, 2812. Soeteboom (H.); zie Soet. Someren (J. v.), 56, 958. Someren (R. H. v.), 1284. Sonnius (F.), 8. Soutendam (J.), 1133*. Souterius (D.), 441. Spaan (G. v.), 1174, 1219. Spaan (J.), 1427. Spaen de Voorstonden (G. C.), 158. Spandaw (H. A.), 3440. Specht (C.), 2473. Specht (H.), 2501. Speeleveldt(T.),1770,1871,1949,1969. Speleveld (Th.), 1949. Spiegel (L. P. v. d.), 1767,1800,2071. Spinder (A.), 1641. Sprenger v. Eyk; zie Eyk. Steppers (A. de), 1389. Staring (W. 0. H.), 281, 329, 334, 839, 840, 2869, 2871, 2966, 3011. Staring van of tot den Wildenborch (A. C. W.), 765, 854, 859, 862. Staverden (E. v.), 2498. Staveren (G. L. v. Oosten v.), 1425. Steenstra (H. W.), 2646, 2770, 2789. Steenwijk (de Yos v.); zie Vos v. S. Steemvijk t. d. Havikshorst (de Vos v.); zie Yos v. St. t. d. H. Stege (Z. ter), 2976. Stehres (P.), 3506. Stellingwerf (F.), 2617. Steltzer (K. F. H.), 283. Stemfoort (H. L.), 3421. Sterlincx (P.), 14C0. Steven (W.), 1215. Stevenson (R.), 338. St. Fond (Faujas de); zie Faujas de St. F. Stieltjes (T. J.), 839, 840, 2871, 2872. Stijl (S.), 130, 131, 1475, 2598. Stolker (A.), 337; biz. 314, N0. 1247*. Stoppelaar (G. N. de), 1899, 1903. Stoppelaar (J. H. de), 1941. Stork (J. H.), 3027. Storm v. *s Gravesande (N. J.), 1209. Stort Wz. (A. W.), 986, 988. Stratenus (G.), 509. Stratingh (G. A.), 3054, 3067, 3130, 3142, 3144—3146, 3153, 3157, 3233 —3235, 3245,3247—3249,3257,3J315, 3319, 3320. Stratingh (S. E.), 3272.
339
Streso (C.), 1010. Streun (H. v.), 3311. Strick (A.), 2290. Strick v. Linschoten (P. H. A. J.), 235. Strombeck (F. K. v.), 289. Stroobant Jansen; zie Jansen (Str.). Strootman (H.), 558. St. Simon (De), 2365. St. Vincent (Bory de); zie Bory de St. V. Suchtelen (A. H. v.), 2880. Sueyro (E.), 35. Suringar (W. H.), 857. Swalue (E. B.), 310, 1040, 1633, 1847, 1934, 2078, 2079, 2084, 2085, 2089, 2099. Swam (0. H.), 3310. Swart (N.), 1493; biz. 320, N0.297S**. Swart (P. de), 538. Swarts (D.), 1570. Sweertius (F.), 358. Swijghuizen (M.), 3227. Swinden (J. H. v.), 1535. Swinderen (J. H. F. K. v.), 2679. Swinderen (Th. v.), 217, 3133, 3161, 3162, 3213, 3259, 3267, 3270. Sylvanus (G.), 2898. Sypesteyn (J. "W. v.), 1587. Sytzama (de Wendt v.); zie Wendt v. S. T. T., 2666. —T—, 3459. T. (J. G.), 1586. Tadama (R. \V.), 844, 846, 873, 2862. Tassulo (Pilati de), zie Pilati de T. Tatum Zubli; zie Zubli. Teding v. Berkhout; zie Berkhout. Telle (Rein.), 32, Telling (A.), 2719, 2774, 2778, 2780, 2781, 2784. Temple (W.), 66, 1669. Tengnagel (J. Gansneb), 1586. Tennant (Ch.), 251. Terwen (J. L.), biz. 306, E0. 327*. Tescbenmacher (W.), 584. Thicknesse (Ph.), 149. Thieme (H. C. A.), 617. Thiers (A.), 1875. Thijm (J. A. Alberdingk), 1096. Thineus, 3271. Thoden v. Velzen; zie Velzen(Tb. v.). Thury (Hericart de); zie Hericart de Th, Tieboel (D.), 2704.
340
PERSOONSNAMEN.
Tide (A.), 1213. Tielenius Kruythoff; zie Kruythoff. Tiellandt (v. Westreenen v.); zie "Westreenen v. T. Tigchelaar (F. Y.), 270S. Tijsens (G.), 1440, 1566. Til (H. N. v.), 843. Timareten (Ph.), 70, 134, 1075, 1134, 1271. Timmerman (J. de), 1900. Tonckens (J.), 3356, 3418. Tolle (H. A.), 2000. Tollens Cz. (H.), 1058. Tollius (Ph. Th.), 1454. Tour (J. O. du), 1386, 1619. Trap (P. J.), 1007. Tresling (T. P.), 301, 3051,3076,3155, 3184, 3210, 3211, 3236, 3246, 3252, 3254, 3276, 3298, 3301, 3326, 3329. Treytel (J. N.), 2012. Tricht Az. (O. v,), 1667. Trip (H. J.), 3258. Trip (L.), 3202. Trommius (A.), 3171, 3172. Tromp (A. E.), 1979. Tromp (F. J. Winter), 1968. T. S. F. H. L. H. S.T. L. P. V.T., 90. Tullckcn (0.), 799. Tullingh (v. Oldenbarneveld, genaamt), zie Oldenbarneveld, g. T. Turcq (I.), 556. Twent (A. P.), 995,1051 (vgl.blz.314). Tyaerda ex Renismageest (Worper), 2619. Tydeman (H. W.), 1669. Tydeman (M.), 1025, 1142, 2293. V. U. (A), 1752. U. (J.), 3494. Uffenbach (Z. C. v.), 112, 2590. Ufford (Quarles v.); zie Quarles v. U. Ulveling (J.), 3494. Utrecht Dresselhuis (ab); zie Dresselhuis. ITylenbroek (P. J.), 1484. Uyttenhooven (A.), 2122. Uytterschout (A.), 1752. V. V. V. V. V.
(B.)# 2292. (C. Y.), 3075, 3078, 3152. (D. D.), 1670—1672. (J. de), biz. 319, N0. 2755*.
Y. (L. V.), 2259. Vaillant (C. E.), 1665. Yalcooch (D. Az.), 1646. Valerius (C.), 2352. Yalk (J. v. d.), 954, 1037. Vanesse (J.), 237. Varrentrapp (G.), 340 (vgl. biz. 306). Yayus (N.), 561. Vechoven (J. v.), 1289. Yechtensis (H.), 2888. Yeegens (D. J.), 1428. Veen (B. Bolleman v. d.), 2659, 2762. Veen (II. G. v. d.), 2825, 2829. Veen (J. v. d.), 3363. Veen (P. v. d.), 1506 (vgl. biz. 316). Veenendaal (J. H.), 2659, 2762. Vegilin v. Claerbergen (J.), 2710. Vegt (J. A. Smit v. d.), 3067. Veith (L.), 2315. Velde (J. v. d.), 2027. V elde, gezegd Honselaar (St.v. d.),418. Velingius (A.), 456. Velius (D. of Th.), 1597, 1598, 1670 —1672. Velpen (J. v ), 706. Velsen (C. v.), 337, 1383. Velzen (C. v.), 3174. Velzen (U. W. Thoden v.), 2756. Venema (G. A.), 3150, 3153, 3338. Venhuis (R. A.), 3131. Verbist (P.), 45. Verbrugge (M.), 512,1303, 1443,2003. Vergenst (G. Musketier), 1025. Verheye v. Citters (J.), 1811, 1888, 2109. Verhoeven (T.), 2496. Verkade (P.), 1153. Vermeulen (P. J.), 2271, 2282,2300, 2305, 2353, 2426. Vermij (D.), 1333. Versluys (C.), 1900. Verstegen (R.), 28, 89. Vervier (C. A.), 2168. Vervov (F. v.), 2641. Vetten (N. E. Ernst), 2031,2032,2051. Vetter (H. H.), 1334. Veur (J. C. v. d.), 716, 2526, 2527. Veur (J. v. d.), 879. Vianen (J.), 2473. Vigner (N.), 3481. Vijver (C. v. d.), 525, 1496, 1497, 1499, 1505. Vinck (A.), 1158, 1159. Visconti (de Milan), 2365. Visscher (A.), 2423, 2429, 2471. Visscher (C. J.), 1439.
PERSOONSNAMEN. Visscher (L. G.), 2271, 02327, 2489, 2509, 2544; biz. 318, N . 2432* Visscher (N.), 1035. Visscher (N. P.), 2368, 2500. Visser (H. C. W. A.), 2065, 2562. Visvliet (J. P. v.), 1741, 2094, 2095. Visvliet (M. J. v.), 1992. Vitellius (R.), 6. Vitringa (C. L.), 579. Vitringa (M. J.J, 615. Vlaming (P.), 1463. Vliet (A. v. d.), 1207. Vlitarp (J.), 2622. Vlitius (J.), 518, 519. Vloten (J. v.), 1010, 1147, 1404, 2096, 2128, 2143, 2943. V—n, 2353, 2426. Voetius (G.), 2411. Voet v. Oudheusden (A. W. K.), 719. Volkmann (J. J.), 147. Vomelius (S.), 2772. Vondel (J. v.), 866, 1128. Vondelen (J. v.); zie Vondel. Voorda (G. J.), 2721. Voorstonden (Spaen de); zie Spaen de V. Voort Pieck (v. d.); zie Pieck. Vormer (J. J.), 1912. Vorstman (M. A. 0 G.), 575, 1330, 1337; biz. 308, N . 575*. Vos (G. de), 1234. Vos (H.), 3414. Vos (J.), 1456. Vosmaer (A.), 3399. Vos v. Steenwijk (J. A. de), 2963. Vos v. Steenwijk tot'den Havikshorst (C. de), 3391. Vriemoet (B.), 2292. Vriemoet (E. L.), 2775. Vrientius (J. B.), 365. Vries (C. de), 2411. Vries Az. (G. de), 1359*, 1677. Vries (J. de), 505, 1546. Vries (J. J. de), 2649. Vrijburg (N.), 1629. Vroezen (WJ, 1210. Vrolikhert fG.), 1972. Vryberghe (J. v.), 1758. Vulcanius (B.), 12. IV. W*** (D.), 801. W. (G.A. B.), 1851. W. (G. H.), 2855, 2944, 2954—2956. W. (H. G. Haasloop), 812, 813.
341
W. (I.), 1323. W. (J. v.), 978. W. (P. v.), 940, 1180. Wachendorff (C. A. v.), 2375. Waenen (J. A. v.), 1352. Waerder (Griffioen v.); zie Griffioen v. W. Waesberge (P. v.), 1180. Wagenaar (J.), 102, 110, 371, 572, 587, 963, 1158, 1361, 1475, 1478, 1481, 2117, 2293. Wagtho (K.), 1843, 1844. "VVal (J. de), 1398, 3401, 3457. Waleff (de), 97. Wall (C. G. v. d.), 1263. Wall (P. H. v. d.), 1261, 1262, 2522. Walraven (A.), 2245. Walre (J. v.), 1441, 3443. Walter (J. C. Nidelstein), 2266. Walvis (I.), 1323. Wap (J. J. F.), 282, 2377, 2392, 2551. Warnaars (J. H.), 3039. Warnsinck (I.), 2731. Warnsinck Bz. (W. H.), biz. 310, N0. 739*; bl^. 313, N0. 925**; biz. 0 317, N . 1646*. Washington (J.), 1176. Was Jz. (J.), 2110—2115, 2222—2224. Wassenaer (N. J. a), 1402. Wassenbergh (A.), 2560, 2574, 2658, 2723, 2766, 2785, 2798, 2801, 2806, 2814, 2815,2828; blz.3l9,N0.2S19*. Wassenbergh (E.), 2775, 2903. Water (J. C. te), 1806. Water (J. te), 2091. Water (J. v. d.), 2303—2305, 2359. Water (J. W. te), 1017, 1817, 1958, 1961, 1989, 2009, 2015, 2108. Water (W. te), 1797, 1817. Waterloos (H. F.), 1456. Weeling (J.), 3020, 3023, 3025, 3026. Weggeman Guldemont; zie Guldemont. Weijer (P. W. v. d.), 2388, 2392. Welsenes (E. v.), 1177, 1178. Welsenes (H. v.), 1177. Wenckebach (C. J.), 1015. Wendt v. Sytzarr.a (E. de), 2678. Wenning (C. H.), 521. WerfF (v. d.), 1265. Werff (A. v. d.), 1251. Werner (H. G. Haasloop), 744, 747, 749, 796, 804—806, 808, 812, 813, 816—820, 828, 829, 831, 834, 835, 2855, 2859, 2944, 2954—2956,2968; biz. 311, N0. 796*, 807*; biz. 312, 0 N . 812*.
342
PERSOONSNAMEN.
Wesseling (P.), 2632. Westenburch (J.), 445. Westendorp (N.), 311, 379,3066, 3071, 3116, 3166, 3285, 3288, 03349, 3400, 3405, 3443; biz. 305, N . 242*. Westerbaen (J.), 1120. Westerhoff (R.), 3130, 3148. Westerman (A.), 2811. "VVesterop (R.), 1676. Westerwout (J. Dibbetz), 144. Westreenen v. Tiellandt (W. H. J.v.), 1044, 1060, 1064. Westrheene AVz. (T. v.), 1093. Wetstein (C. A. dc), 1010. Weyland (H.), 2399. Weylerus (Th.), 2888. Weytssen (Q.), 1904. Wiarda (T. D.), 2666, 2670. Wichers (A. L.), 3231. Wichers (H. L.), 3158, 3173. Wicquefort (A. de), 1355, 1356. Wienbarg (H. L.), 280. Wienbarg (J.), 298. Wierdsma (P.), 2669, 2684. Wierichs (C.), 2592. Wies (A.), 3483. AVigara (S. a), 2638*. AYijck (J. v.), 620, 978. Wijck (A. M. C. v. Asch v.). 316, 2273, 2352, 2427. Wijck (H. A. M. v. Asch v.), 2332. Wijck (H. M. A. J. v. Asch v.), 2338, 2394, 2395, 2410, 2454, 2493—2495. Wijck (H. v. d.>, 3006. Wijck (L. H. v. Asch v.), 2348. Wijk Rz. (J. v.), 592, 983, 1363. Wijn (H. v.), 1368, 1522, 1985. Wijnbeek (A.), 1010. Wijngaerden (de Lange v.); zie Lange v. W. Wijs (J. E. C. de), 1291. Wilhelmina, koningind.Nederlanden, 1101, 1138. Willemse (J.), 103. Willink (D.), 954, 1560, 1563—1565, 2786. Wiltheim (A.), 3506. Winckelman (J.), 442. Wind (S. de), 1859, 1864, 1912, 1940, 1984, 2100. Windius (G.), 1821. Winsemius (P.),2585,2621,2634,2635. Winter (N. S. v.), 1568. Winter Tromp; zie Tromp (Wint.). Wiselius (S. Ipz.), 505, 1521, 2911. Witkamp (P. H.), 301, 1365, 1512 (vgl. biz. 316), 3496.
Witsen Geysbeek; zie Geysbeek. Witt (C. de), 454. Witt (J. de). 61. Witte (De), 1127. Wittichius (C.), 669. Wolff (A.), 1603, 1682, 1686. Wolff (J.), 1433. Wolff (J. B ), 3502. Wolff-Bekker (E.), 1870. 0 Wolters (J.), biz. 313, N . 932**. Woude (C. v. d.), 1623, 1624. Wttewaall (B. W.), 1018. Wubben (F. A. Ebbinge), 2864, 2960, 2969, 2976, 2980, 2983, 2985—2987, 2990—2996. Wullen (D. v.), 847. Wyck (H. J. v. d.), 337. X. X., 1894. Y. Yair (J.), 1991. Ypeij (Ad.), 2598, 2704, 2706. Ypeij (An.), 3072, 3441. Ypeij (N.), 2598. Yssum (J. W. v.), 1594. Yvoy v. Mijdrecht (M. d*), 2302. Z. Zas (A.), 1322. Zeegers (L. Th.), 1509. Zeehuisen (J.), 3048, biz. 306, N0. 337***. Zeiller (M.), 50. Zeldam Ganswijk (ten), zieGanswijk. Zesen (Ph. h of F. a of von), 57,1460. Zetstra (R.), 2645. Zevecotius (J.) 1010. Zijl Jz. (W. C. v.), 1343*. Zinck (J.), 767. Zinzerling (J.), 37. Zomeren (C. v.), 1298. Zonhoven (G. v.), 1010. Zubli (N. H. Tatum), 3430. Zuidema (P.), 3151, 3332, 3334,3335. Zuidhof (D. E.), 3351. Zumbag de Koesfelt (C.), 337, 1384. Zutphen (A. v.), 387, 2297. Zuylen Jr. (R. A. v.), 451; biz. 307, N0. 451*. Zuylen v. Nyevelt (H. F. v.), 1118. Zwigtman (C.), 1835.
II.
PLAATSNAMEN,
enz.
Zamengestelde namen zijn naar het eerste lid der zamenstelling gerangschikt: zoo zoeJce men b. v. Noord-Holland onder H, Zuid-Holland onder Z.
A. Aa (De), bij Groningen, 3144, 3145. Aagtekerke, 2061. Aalburg, 501. Aar (De), 1575. Aardenburg, 2193—2217. Aduard, 3284. Adwerd; zie Aduard. Aigermont, 927. Alblasserdam, 1291. Alblasserwaard,1286 —1290,1292,1293. Aldegonde, 2011. Alkmaar, 1609—1632; biz. 316, N0. 1621*, 1621**. Almelo, 2865, 3028—3034. Almen, 859. Alphen, 0in N.-Brab., 549, 551; biz. 308, N . 550*. Alphen, in Z.-Holl., 1053. Altena, 500. Ameide, 1310. Ameland, 1729, 2830—2840. Ameliswaard, 2539. Amerongen, 2518—2520; biz. 319, N0. 2519*. Amersfoort, 2496—2509. Ammerzode, 737; biz. 310, N0. 737*, 737**. Amstel (De), 1560, 1567, 1568, 1575. Amstelland, 1360, 1561, 1563—1565. Amstelveen, 1566, 1574. Amsterdam, 1447—1563, 1571 ; biz. 316, N0, 1452*, 1513*. Amsterdam (Omstreken van), 1486, 1489, 1490, 1496, 1497, 1500, 1510; vgl. Amstel en Amstelland. Ane, 3010, 3384. Anlo, 3398, 3399.
Anna-Paulowna-Polder, 1649, 1650. Apeldoorn, 791. Appingedam, 3307—3309. Arckel; zie Arkel. Arentsburg, 1061. Arkel, 1295, 1298, 1303—1307; biz. 315, N0. 1304*. Arnhem, 603,0 604, 606, 750—764; biz. 311, N . 757*, 757**, 758*. Asch, 703. Asperen, 1308. Assen, 3429, 3430. Assumburgh, biz. 316, N0. 1607*. Austerlitz, 2531, 2532. Avoort, 3036. Axel, 2242. B. Baarland, 2100, 2101; biz. 318, N0. 2101*. Baarle-Nassau, 549,0 552. Baarn, biz. 319, N . 2492*. Babberich, 877. Baflo, 3293. Bakkeveen, 2821. Ballerkuil (De), 3434, 3435. Ballum, 2839. Barradeel, 2789. Batenbnrg, 688. Batestein, 2557. Bat-ouvve-zate, 678. Bedum, 3294. Beek, 680, 682. Beekbergen, 783. Beekhuizen, 778. Beemster, 1603, 1681—1689. Beest, 712. Beijerland, 1241.
344
PLAATSNAMEN, ENZ.
Beilen, 3471—3473. Bellingwolde, 3195, 3339, 3340, 3349. Bellingwolderschans, 3195, 3340,3349. Bergen, 1643. Berg en-daal, 679, 680. Bergen-op-Zoora, 556—575; biz. 308, N0. 575*. Bergschenhoek, 1225. Bergumer-heide, 2756. Berkel (De), 840. Berlikum, 2769. Bern, 502, 503. Bethlehem, 869, 3295. Betu\ve(De), 622,626, "A2*?jg\Jnhoud. Beveren, 2120. Bielheim, 869. Biervliet, 2225—2230. Bieselinge, 2099. Bijleveld, 2558. Bildt (De), 2538. Bildt ft), 2815. Biljoen, 778; biz. 311, N0. 778*. Binckhorst; zie Binkhorst. Binkhorst, 1122; biz. 314, N0. 1122*. Blaauwgaren, 2120. Bladel, 489. Blinkert (De), 1441, 1442. Bloemendaal, 1443, 1444. Bloemenstein, 723. Bloemkamp, 2797, 2798. Blokzijl, 2967, 2968, 2975. Blommestein, 723. Bodegraven, 1355—1357. Boemelerwaard; zie Boramelerwaard. Bokhoven, 466. Bolsward, 2793—2795. Boramelerwaard, 732; biz. 310, N0. 732*. Bommenede, 2049. Borchvliet, 2120. Borcnlo, 863, 864. Borrendamme, 2045. Boskoop, 1358. Bourtange, 3349. Boxmeer, 479; vgl. Kuik. Boxtel, biz. 308, N00. 490*. Brakel, biz. 310, N . 737***. Breda (stad en land van), 98, 515— 548, 1084; biz. 308, N00. 522*, 527*. Brederode, biz. 315, N . 1445*; biz. 316, N0, 1445**. Bredevoort, 868, 871. Breskens, 2180. Brielle, 1226—1233. Brittenburg, 1043, 1044, Pronkhorst, 883.
Brouwershaven, 1848, 2050, 2051. Brouwerskolk, 1441. Buchorst; zie Bukhorst. Bukhorst, 2956, 2957. Buren, 622, 704. Burgh, 2056, 2058. Byssel, 820. C. Calloo, 2120. Capelle, in N.-Brab., 505. Chaam, 549. Chiny, 3487, 3490, 3509. Coevorden; zie Koevorden. Cornjum, 2744. Cortgene, 2061. Cortinghuis, 3317. Crijmelhorst, 819. Cromstrijen, 1244. Cronenburch, 2486, biz. 319, N0. 2485****. Croy, biz. 308, N0. 483/. Culemborg; zie Kuilenburg. D. Daelhem, 893. Dalheira, 3508. Darthuizen, 2530. Dedemsvaart, 2997, 2998. Deil, 716, 717. Delfland, 1054—1056, 1123, 1124. Delfshaven, 1169. Delft, 1084, 1126—1144; biz. 314 N0. 1141**; vgl. Delfland. Delfzijl, 3311. Deurn; zie Holdeurnt. Deurne, biz. 307, N0. 483c?. , Develstein, 1280. Deventer, 2883, 2884, 2898—2942; biz. 320, N0. 2930*, 2939*. Dickninge, 3476, 3477. Didam, 878, 879. Diemerraeer, 1573. Diepenveen, biz. 320, N0. 3045*. Dieren, 603. Dintel (De), 410. Doel, 2120. Doesburg, 881, 882. Doetinchem, 870, 872. Dokkura, 2703, 2750—2753, 2755. Dollard (De), 3151—3153. Doraburg, 2012—2018. Dommel (de), 462. Dongjum, 2785. Doniawerstal, 2829. Doodewaard, 700, 701.
PLAATSNAMEN, ENZ. DooMn-Berg, 2512. Doornenburg, 629—631. Doofnspijk, biz. 311, H®. 807*. Doorwerth,770—772; biz. 311,N0.771*. Dordrecht, 1084, 1246*, 1250—1279. Dragten, 2758, 2759. Drecbt (De), 1382, 1575. Drenthe, 299,0 3074,3126, 3352—3428; biz. 320, N . 3399*. Driehuizen, 1680. Driel, 692, 693. Dronthersluis (De), 818; biz, 319, N0. 2872*. Drusus-gracht (De), 2859. Dndelange, 3502. Duinbeek, 2006. Duiveland, 2020. Durgerdam, 1697. Dwingeloo, 3474. E. Edam, 1690, 1692—1695. Eede, 775. Eem (De), 2494, 2510. Eemstein, 1285. Eenrum, 3291. Eerde, 3007. Eernevvoude, 2762. Eext, 3398, 3399, 3433. Egmond aan Zee, binnen en op den Hoef, 1040, 1633—1642; biz. 316, N0. 1634*, 1639*, 1639**. Eijerland, 1727, 1728. Eindhoven, 488; biz. 308, N0. 4839. Elburg, 801, 802, 809—812; biz. 312, N0. 812*. Elburg (Omstreken van), 813—816. Elkerzee, 2052, 2053. Ellemeet, 2053. Elspeet, biz, 311, N0. 807*. Elst, 690. Elzen, 3044. Emmaus, 1337. Emmen, 3451, 3452. Emmeloord, 1737, 3050. Engeland, 785. Engelanderholt, 784—786. Enkhuizen, 1656—1669. Enschede', 2865. Epe, 796; biz. 311, N0. 796*, 807*. Ermelo, 828; biz. 311, N0. 807*. Etersheim, 1677. Ewssum, 3300—3302. F. Fauquemont, 893.
345
Flevo, 2567, 2568. Flevum, 2567, 2859. Fluessen (De), biz. 319, N®. 2810*. Foswerd, 2748. Fraeylama-borg, 3328, 3329. Franeker, 2772—2784, 3242; biz. 319, N0. 2776*. Franekeradeel, 2770, 2771. Frederik Hendrik, 2120. Frederiksoord, 2978, 2979; biz. 320, N0. 2978* ****. Friesland, 38, 299, 2559—2712,2742, 3074. G. Gaasterland, 2826. Gansoyen, biz. 308, N00. 496**. Garderen, biz. 312, N . 833*. Geertruidenberg, 506—511. Gelderland, 98, 576—625, 978. Geldersche vallei (De), 2493—2495. Gemert, biz. 307, N0. 4836 en c. Genderen, 504. Genemuiden, 2960—2962. Gent, 632, 633. Geyn ft), 2544/ 0 Ghoor, biz. 313, N . 932**. Giethoorn, 2980, 2981. Gilze, 550. Gocdereede, 1235—1240. Goeree; zie Goedereede. 0 Goes, 2069—2089; biz. 318, N . 2070*, 2073*. Gooiland, 1589—1593. Goor, 3012, 3028, 3038—3041. Goor ft), 816. Goorhut (De), 814. Gorecht, 3280. Gorinchem, 1295—1304. Gorsel, 855. Gouda, 1320—1336; blz.3l5,N0.1329*. Goutum, 2763. Grafhorst, 2958. Graft, 1678, 1680. Grave, 467—477, biz. 307, N0. 473*, 476*. 'sGravenhage, 993, 1064—1114; biz. 314, N0.. 1068*, 1095*, 1096*. 'sGraventiage (Omstreken van), 1072, 1077, 1079, 1083, 1090, 1092, 1113, 1114. 'sGravesande, 993. Grift (De Aremberger), 2982. Griftdijk, 691. Grijpskerk, 3286. Groede, 2155, 2181—2184. Groesbeek, 681, 685, 686. 44
346
PLAATSNAMEN, ENZ.
Grol, 865-867. Groningen (prov.), 299, 2639, 2641, <3051—3150, 3166, 3220. Groningen (stad), 3155—3278; zie mode Groningen (prov.). Groot Herema, 2786. Groot Zcewijk, 3297. Grouw, 2765. Grunsfoort, 773. Gunterstein, biz. 318, N0. 2485***. II. Haaften, biz. 309, N0. 711**. Haamstede, 2056, 2058, 2059; biz. 318, N0. 2058*. Haarlem, 764, 1398—1436; biz. 315, N0. 1436*—***. Haarlem (Omstrek. van), 1437—1440. Haarlemmermeer, 1379—1394, biz. 315, N0. 1386*. Hackfort, biz. 312, N0. 880*. Hallum, 2746. Hardegarijp, 2757. Hardenberg, 3008, 3009. Hardervvijk,82l—826,-blz.3ll,N0.807*. Haringvliet (Het), 1246. Harlingen, 2790—2792. Hartwerd, 2796—279^. Hasselt, 2987—2996. Hasselter ambt, 2987. Hattem, 797—803. Havelte, 3478. Heemstede, in N.-Holl., biz. 315, N0. 1437*. Heemstede, in Utrecht, biz. 319, N0. 2540*. Heerde, biz. 311, N0. 807*. 'sHeerenberg, 873. 's Heeren Loo, 827. Heerenveen, 2816. v Heeswijk, biz. 307, N0. 483a. Heike (Het [Rucphensch]), 554. i Heiligerlee, 2614*, 3334—3336. Hel (De), 2053. Helder (De), 1647, 1648; biz. 317, N0. 1646*. Hellendoorn, 3035, Hellevoetsluis, 1246. Helium, 3331. Helmond, biz. 308, N0. 483e. Hem (Den), 1319. Hemmen, 694. 'sHertogenbosch (stadenmeijerij), 98, 399, 400, 403,405,406,403,414—427. 9 8Hertogenbosch (stad),428-M62; biz. 307, N0. 451*, 458*.
Hervelt, 697. Heukelom, biz. 315, N0. 1308*. Heumen, 685, 686. , Hepsden (stad en0 land van), 497— 499; biz. 308, N . 499*. Heydenzee, 2130. Heymshuizing, biz. 308, N0. 490**. Hiddegazijl, 3292. Hien, 701. Hierden, biz, 311, N0.* 807*. Hieronymusberg; zie Hulsbergen. Hildernisse, 2120. Hillegersberg, 1225. Hilvarenbeek, 490. Hilversum, 1594—1596. Hindeloopen, 2808—28J0. Hoek van Holland (De), 1148, 1149. Hoeksche waard (De), 1243. Hoenderloo,787—790; blz.311,^.788^ Hoensbroeck, 929. Hofvvijck, 1062—1063*; biz. 314, N0. • 1063**. Holdeurnt, 680, 681. ^ Holland in 't algemeen; zie Inhud en biz. 313, N0. 974*. Holwierda, 3305. , Hondsrug (De), 3139-3141. Hoogezand, 3324, 3325. Hoorn, 1670—1676, Homes, biz. 313, N0. 932**. Huisduinen, 1648. i Huissen, 629, 742. Hulkestein, 836. Hulsbergen, 804, 805. Hulst, 2252—2268. Hulsvoort, 3467. Hunnen, 834. Hunneschans (De), 832, 833. Hunse (De), 3146. Hunso, 3438, 3439. Hunsow; zie Hunso. I en J. L Jellum, 2799. Jelsum, 2745. IJssel (De), 2859—2863; biz. 319, N0. 2872*. Usselstein, 2346, 2347, 2545—2554; biz. 319, N0. 2552*. IJzendijk, 2220—2222. Ilpendam, 1691; biz. 3i7, N0. 1691*. Ilpenstein; zie Ilpendam. Jukwerd, 3306. Jutphaas, 2543.
847
PLAATSNAMEN, ENZ. K.\ Kadzand, 2176-2179. Kampen, 2944—2954. Kamperveen, 2955, Kannenburg, biz. 311, N0. 795*:f,. Kattendijke, 2090. Katwljk a. d. Kijn, 1039, 1045—1048. Katwijk aan Zee, 995, 1045—1048. Kempen (De), 484. Kennemerland, 1360,1374—1378,1603. Keppel, 880. Kerkwerve, 2009. Kessenich, biz. 313, N0. 932**. Kesteren, 699. Klingelbeek (De), 768. Koevorden, 3195, 3379, 3453—3466. Koezand, 2175. Kolham, 3327. Konings-Eik (De), 795. Koudum, 2703. Krabbendijke, 2064. Krewerd, 3306. Krimpener waard (De), 1311—1315. Krommenie, 1703. Kronenburg, 2486; biz. 319, N®. 2485****. Kruiningen, 2064. Kruisschans, 2120. Kuik, 468, 479, 480. 0 Kuikhorne, .biz. 319, N . 2755*. Kuilenburg, 622, 718—722; biz. 309, N0. 721*. Kuinre, 2969, 2970, 2975. li. Langenveld, 1039. Laren, 858. Lauwerzee (De), 2702, 2845. 3154. Leenster Wierden (De), 3290. Leersura, 2521. Leeuwarden, 2700, 2713-^2742. Leiden, 992, 999—1030. Leiden (Omstreken van), 1031—1035; zie ook Rijnland. Leidsche meer ('t), 1381. Le.k (De), 2333. Lemelerberg, 3005, 3006. Liauckama, 2787, 2788. Liefkenshoek, 2120. Lillo, 2120. Limburg, 341, 884—896. Lochem, 860, 861. Loemel, 485. Locnersloot, biz. 319, N0. 2486*. 0 Loevestein, 733—741; biz. 310, N . 738*, 739*, 741*.
Loo ft), 603, 606, 792—794. Loon-op-Zartd^ biz. 303, N0.^ 496*. Loopende Diep- ft); zie Rditdiep. Loosduinen, 993. Lopiker waard (De), 1311. Luxemburg (ghd.), 257, 270,302, 308, 3480—3499. Luxemburg (stad), 3500, 3501 ; biz. 320, N0. 3501*, 3501**. Lugt (De), 1039. Lyauckama; zie Liauckama. 91. Maarssen, 2482. Maas (De), 138, 886. Maasbommel, 689. Maassluis, 1150. Maastricht^ 887, 897—921; biz. 312, N0. 899*, 912*. Maiden, 685, 686. Malen Poll (De), 835. Mariendaal, 769. Mariengaard, 2747. Marienhage; zie Ten Hage. Marienweerd, 713, 714. Marken, 1738—1740. Markelo, 3042, 3043. Matenesse, biz. 314, N0. 1167*. Maurick; zie Heymshuizing. Maurik, 702. Mauritsfort, 2232, Medemblik, 1653—1655; biz. 317, N0. 1655*. Meerenberg, 1445. Menaldum, 2768. Menaldumadeel, 2766. Merwede ('t Huis te), 1281, 1232; biz. 315, N®. 1282*. Metslawier, 2754. Middelburg, 1888—1953; biz. 317, N®. 1938*. Middelstum; zie Ewssum. Middelzee (De)r 2568, 2573. Moermont, 2056, 2057. Moffeschans, 2243—2245. Mokerheide, 685, 686. Monnikendam, 1690, 1695, 1696. Monnikereede, 2174. Montferland, 874—876. Montfoort, 2555, 2556. Moordrccht, 1338. Muiden, 1582; biz. 31 e,!*0.! 582* 1582**. Muiderb'erg, 1583. IV. Naaldwijk, 1146, 1147.
348
PLAATSNAMEN, ENZ.
Naarden, 1584—1588. Nederhorst den Berg, 1581*, 2488; biz. 319, N0. 2488*. Nederland in 't algemeen, met Belgie; zie Inhoud. Nieuw-Beerta, 3337, Nieuwe Diep ('t), 1648. Nieuwe Schans (De), 3341. Nieuwe Zijlen (De), 2703, 2755. Nieuwvliet, 2218. Nijenbeek, biz. 311, N®, 795*. Nijenrode, biz. 318, N0. 2485**. Niimegen, 603, 604, 606, 634—678; biz. 309, N0. 650*, 653*. Nimmer-dor, 2511. Nittersum, 3304. Noord-Beveland, 1858, 2060. Noord-Brabant, 343—413, 623, 2119; biz. 307, N0. 398*, 409*. Noorddijk, 3316. Noorddorp, 1607. Noordend, 1680. Noordgouwe, 2020, 2046. Noord-Holland, 23, 38, 360, 361, 989, 1359—1373, 1379, 1415; zie mede West-Friesland. Noordlaren, 3322, 3323. Noordwijk, 1037—1039. Noordzee (De), 284. Noorthey, 1052. O. Ockenburgb, 1120, 112U Odoorn, 3436, 3437. Offem, 1039. Oldambt, 3082, 3083, 3091, 3280, 3332. Oldeboorn, 2818. Oldebroek, 806; biz. 311, N0. 807*. Oldenzaal, 2865, 3023—3026. Old-Putte, 813. Ommen, 3005. Ommelanden, 3279, 3280; zie mede Groningen (prov.). Ommerschans (De), 2978; biz. 320, N®. 2978***, 2978****. Oostbroek, 2536, 2537. Oostburg, 2185—2192. Oostende, onder Ermelo, 829. Oostende, te Goes, 2084. Oostergo, 2576; zie voorts Inhoud. Oosterhesselen, 3468, 3469. Oosterwolde, 803. Oostgraftdijk, 1680. * Oostkapelle, 2006. Oost-Stellingwerf; zie Stellingwerf. Oostwold, 3333.
Ootmarsum, 3017—3019. Opheusden, 698. Opsterland, 2819; biz. 319, N0.2819*. Oss, 465. Ossendrecht, 2120, # Oudaan, biz. 318, N . 2485*. Oudega, 2761. Oude Loo ft), biz. 311, N0, 794*. Oudewater, 1340—1345, 2344. Oud-Herlaer, biz. 308, N0. 490****. Oud-Poelgeest, 1036. Oud-Sabbinge, 2062. Oud-Vosmeer; zie Yosmeer. Overbetuwe, 626; biz. 309, N0. 626*. Overflakkee, 1239, 1240. Overijssel, 98, 299, 2846—2886, 29*41, 2943,2947, 3125; biz. 3l9,N0.2872*. Overtoom (De), 1566. Overwaard (De), 1294. Oyen; zie Gansoyen. P. Pampus, 1571. Pannerden, 621, 628. { Peel (De), 482, 483. Petten, 1644, 1645. Philippine, 2231, 2232. Poelgeest, zie Oud-Poelgeest. Poortvliet, 2103, 2109. Popkensburg, 2006, 2008. Punt (De), 3321. Purmer (De), 1689. Purmerende, 1689. 1690, 1695, 1699. Putten, in Gelderl., 831; biz. 311, N0. 807*. Putten, in Z.-Holl., 1242, 1245. Puttenstein, 807. R. Rammekens, 1980. Ravestein, 478. Rechteren, 3002—3004; biz. 320, N0. 3003*. Reide, 3349. Reimerswaal; zie Romerswaal. Reitdiep ft), 3281, 3282. Renesse, 2056. Renkum, 773. Reuze Pinken (De), 817. Rhenen, 2513-25L6. Riederwaard, 1242. Rietwijk, biz. 316, N0. 1639**. Rijn (De), 27, 30, 91, 169, 625; biz. 314, N0. 1048*. Rijnland, 992—998, 1035; biz. 318, N0. 995*.
349
PLAATSNAMEN, ENZ. Kijnsburg, 1040—1042, 1045, 1633. Hijp (De), 1678—1680. Rijs, 2827. Rijsselt, 856, 857. Rijssen, 3037. Rijswijk, 993. Rivier (Huis te); zie Te Rivier. Rochelte (La), 933. Rockanje, 1234. Roden, 3431. Roermond, 900, 901, 936—938, 943 —946. Rolduc, 893, 930. Romerswaal, 2092—2097. Rossem, 733, 734. Rotte (De), 1202. Rotterdam, 1084, 1170—1224. Rottum, 3295, 3350, 3351. Rouveen, 2985, 2986. Rozenburg, 1245. Rozendaal, 603, 779—782; biz. 311, N0. 782*, 782**. Rucphen; zie Heike. Ruinen, 3475. Rumelo, 463. Ruurlo, biz. 312, N0. 864* S. Saftingen, 2120. Salland, 2966. Sambeek, 479; vgl. Kuik. Sandenburgh; zie Zandenburg. Sappemeer, 3280, 3324, 3325. Sas van Gent ft), 2246—2249.0 Schagen, 1651,1652;blz.317,N .1652*. Schakerloo, 2103, 2116. Schaphalster Zijlvest, 3283. Scharmer, 3326. Schelde (De); zie Zeeland. Schellach, 2006. Schemer, 1680. Schermerhorn, 1680. Scherpenisse, 2115. Scheveningen, 993, 1075, 1115—1118. Schie (De), 1168. Schiedam, 1158—1167; biz. 314, N0. 1161*. Schieland, 1155—1157, 1191. Schiermonnikoog, 2830, 2841—2844. Schildwolda, 3330. Schleiden, 3507. Schokland, 3046—3049. Schoonderbeek, 830. Schoonhoven, 1316—1318. Schoorldam, biz. 317, N0. 1652***. Schore, 2098.
Schouwen, 2020—2022, 2044, 2055. Sebaldeburcn, 3285. Selwerd, 3318—3320. Serooskerke, 2019. Setten, 695, 696. Slaperdijk (De Rijnlandsche) bij Spaarndam, 1397. Slochteren, 3328, 3329. Sloe ft), 1860—1864, 1984. Slooten, 1566. Sluis, 2136—2168. Smalle Ee (De), 2760. Smilde, 3479. Sneek, 2802—2805. Snellenburg, biz. 319,' N®. 2544*. Soelen, bij Sloterdijk, 1572. Soestdijk, 2491, 2492. Solvvert, 3310. Sorgvliet; zie Zorgvliet. Souburg (Cost- en West-), 1981, 1982. Staats-Vlaanderen, 2117—2135, 2137. St. Anna ten Vrije, 2173. St. Anna ter Muiden, 2170—2172. St. Anthonis, 479; vgl. Kuik. Staphorst, 2983, 2984. Stavoren, 1700, 1702, 2811—2814. Stedum, 3303. Steenwijk, 2971—2977. Stein; zie Emmaus. Stellingwerf, 2822—2824. St. Jansdal, 827. St. Jan ten Heere, 2009. Stichtsche Berg (De), zie Kederhorst den Berg. St. Jeronimus-Polder, 2020. Stitswerd, 3295. St. Kruis, 2219. St. Laurens, 2006. St. jNlaartensdijk, 2110—2114. St. Michiels-Gestel, 464. St. 0Pietersberg, 922—926; biz. 313, N . 925*, 925**. St. Pieterswiel, 735, 736. Stralen, 900, 901, 936, 937. Strijen, 512. Suidwenda, 3295. Sypen, 1646. T. Ten Hage, biz. 308, N0. 483^. Tcr Aa, 2485. Ter Apel, 3344, 3345, 3349. Ter Coulster, biz. 316, N®. 1607**. Ter Haar, biz. 318, N®. 2483*. Ter Heyl, 3431. Ter Horst, 2517.
350
PLAATSNAMEN, ENZ.
Ter Hunnepe, 3045. Te Rivier, 1167; biz. 314, N0. 1167**. Terkaple, 2817. Ter Meer, biz. 318, N0. 2482*. Termunter, 3312, 3349. Ter Neuzen, 2233, 2234. Terscheliing, 1716, 1729, 1730, 2830. Ter Wisch, 3349. Texel, 1715—1726. 0 Teylingen, biz. 313, N . 1036*—****. Te Zande, 2269, 2270. Thabor, 2806. Tholen (stad en eiland), 2103—2106, 2114. Tjamsweer, 3307. Tiel, 705—710. Tietjerksteradeel, 2743. Tjeuke Meir ('t), 2825. Tilburg, 491-496; biz. 0308, N0. 491*. Tongelaar, biz. 307, N . 477*. Torenburcht, biz. 316, N®. 1632*. Toutenburgh, 2964, 2965; biz. 320, N0. 2964*. Tudderen, 931. Twenthe, 2865, 3011—3016. U. Udeler meer ft), 832, 833. Uithuizermeeden, 3298. Ulrum, 3287. Urk, 1734—1737, 3050. Utrecht (prov.), 98, 360, 361, 623, 965, 2271—2333, 2365, 2473—2479. Utrecht (stad), 299, 360, 361, 604, 2334-2481; biz. 318, N0. 2423*, 2432*, 2453*. V. Vaart (De); zie Vreeswijk. Yada; zie Wageningen. Valkenburg, 993, 1049. Yalkenisse, 2064. Valkensweert, 486, 487. Yalthe, 3440—3450. ^ Valtherbrug (De); zie Yalthe. Vecht (De), 2476-2479. Vechten, 2540. Yeelken mcede (De), 816. Veendam, 3347-3349. Veenhuizen,2978;blz.320,No.2978****. Vcere, 1962—1964, 1985—2002. Yelp, 777. Veluwe, 743—750, 765—767; biz. 310, 311 en vgl. Inhoud. Venlo, 900, 901, 934r-942.
Vere; zie Veere. Vianen, 1309, 1310. Vianden, 3503—3506. Vicrlingsbeek, 481. Yijf-Heeren-Landen (De), 1292, 1293. Yise, 928. Vlaardingen, 1151—1154. Ylagtwedde, 3349. Vlake, 2098. Ylieland, 1716, 1729—1731. Vlissingen, 1954—1979. Voerst; zie Yoorst. Vollenhoven, 2963, 2966. Volte, 3020—3022. Voorburg, 1057—1061. Voorn, 1226, 1245. Voorst, 2999, 3000. Voorthuizen, 837. Yosmeer, 2103, 2107, 2108, Vossemeer; zie Yosmeer. Yreeland, 2487. Vreeswijk, 2541, 2542. Vriezenveen, 3028. Vrijbergen, 2103. Vroenhoven, 906, 907. ' Vroonen, 1604, 1608, 1699, 1700. Yrouwenpolder (De), 2006. Vucht, 463; biz. 308, N0.490**—***♦. Vuursche, 2489, 2490. W. Waal (De), 158. Waalre, 486. Waardenburg, 711; biz. 309, N0.711*. Wadden (De Eriesche), 2702. Waddingsveen, 1339. ' Waerden, 2064. Wageningen, 774. Walcheren, 1792, 1833, 1853, 1863— 1887; biz. 317, N0. 1875*. Warfhuizen, 3289. Warfum, 3296. Warmenhuizen, biz. 317, N®. 1652**. Wassenaar, 1050, 1051 en het Bijv.0 Wateren, 2978, 2979; biz. 320, N . 2978****. Waterland* 1603, 1695, 1699, 1700. Waterlandkerkje, 2223, 2224. Wedde, 3342, 3343. Weerselo, 3027. Weert, 932; biz. 313, N®, 932*, 932**. Weesp, 1576—1581, 2479. Weespercarspel, 1576. Wemeldinge, 2091. Wessem, biz. 313, N\ 932**. Westdongeradeel, 2749.
351
PLAATSNAMEN, ENZ. Westdorpe, 2250, 2251. Westcnsehouwen, 2054. Westerborch, 3470. Westergo, 2576; zie voorts Inhoud. Westerlee, 3334. Westervoort, 776. Westerwolde, 3338, 3349. West-Friesland, 1359*, 1360, 1362, 1415, 1597—1606. Westgraftdijk, 1680. Westhoven, 2006? 2010, 2011. Westland, 1125. West-Stellingwerf; zie Stellingwerf. Westvoorn, 1235, 1238. Westwoldingerland, 3280, 3338, 3339. Westzanen, 1713, 1714. Wielderen, 682. Wieringen, 1732, 1733. Wieuwert, 2800, 2801; biz. 319, N0. 2799*. Wijchen, 687; biz. 309, N0. 687*. Wijckel, 2828. Wijk aan Duin, 1446. Wijk aan Zee, 1446. Wijk bij 0Duurstede, 2522—2529; biz. 319, N . 2523*. Wijnjeterp, 2820. Wildenborch, 862; biz. 312, N0. 862*. Wildervank, 3346, 3349. Wilhelminadorp, 2063. Wilhelraina's-oord, biz. 32Q, N0. 2978***, 2978****. Willemsoord, 2978, 2979; biz. 320, N0. 2978***, 2978****. Willemstad, 514. Wilnis, 2484. Wiltenburg, 2540. Windenburg, 2047, 2048. Windesheim, 3001. Winschoten, 3336. Winsumer Zijlvest, 3283. Wirdum, 2764. Woensdrecbt, 2120. Woerden, 1346—1354; biz. 315, N0. 1346. Woldbergen (De), 817. Wolfheeze, 770. Woltersum, 3313—3315. Workum, 2807. Wormer (De), 1689, 1703. Woud ('t), 1145. Y. Y 0), 1528, 1569-1571.
Z. Zaamslag, 2235—2241. Zaandam, 1701—1714. Zaanland, 1697—1714. Zalt-Bommel, 724—731; biz. 309, N0. 731*. Zand ('t), 1046. Zandenburg, 2003—2005, 2011. Zandeweer, 3299. Zandijk, 2006. Zandvliet, 2120. Zeeland, 203, 220, 360, 361, 372, 951, 972—974, 1741—1866,2081 ;blz.317, N0. 1798**. Zeist, 2531—2535. Zennewijnen, 715. Zevenbergen, 513. Zierikzee, 2023—2043. 0 Zionsburg, biz. 308,0 N . 490***. Zoelen, biz. 309, N . 710*. Zoelstraat, 834. Zoetendale, 2006, 2007. Zorgvliet, 1119; biz. 314, N0. 1119*. Zuid-Beveland, 1852, 1858, 2060, 2064—2071. Zuiderzee (De), 285, 2564—2566, 2702, 2859. Zuid-Holland, 23, 38, 276, 360, 361, 619, 620, 623, 976—991, 1246*, 1249, 1252; biz. 313, N0. 991*, 991**. Zuid-Hollandsche waard (De), 1246 —1249, 1252, 1283, 1284; biz. 315, N0. 1247*. Zuidkraaijert (De), 2102. Zuidlaren, 3432. Zuidzande, 2218. Zuilen, 2483; biz. 318, N0. 2481*. 0 Zuilestein, 2519, 2521; biz. 319, N . 2521*. Zuilichem, biz. 310, N0. 737****. Zundert, 553. Zurig, 2703. Zutphen (kwartier), 765, 838 en vv., 853; 854. Zutphen (stad); 604, 606, 841—852. Zutphen (Omstreken yan), 853, 854. Zuurdijk, 3288. Zuylen; zie Zuilen. Zwammerdam, 1355, 1356. Zwanenburg, 1395, 1396.0 Zwijndrecht, biz. 315, "N . 1279*. Zwijndrechtsche waard (Ds), 1242. Zwin ('t), 2133, 2169. Zwol, 2847, 2887—2897. Zwolsche Diep ('t), 2873, 2959,
TOEYOEGSEL.
Na het afdrukken der Eegisters zijn mij nog de navolgende geschriften, meestal onder het afdrukken ver^ schenen, voorgekomen. Biz. 34 of Bijv. biz. 306. N0. 342*** Afstandstafelen, vastgesteld door den Minister van Oorlog, houdende invoering van eenen nieuwen afstandswijzer voor het feon. der Nederl. 'sGravenh., van Cleef, 1862. ra. kaart. 8°. N0. 342**** A. J.. Dueuys, Ttineraire de la Hollande, Paris, (186.) N0. 342***** Guide de Hollande, description des villes le long des chemins de fer neerlandais. Ornd de plans. Eott., W. L. Stoeller, (1862). Biz, 38, r. 6. Voeg bij: Cat. der Bibliotheek van W. C. en J. Ackersdijck. Utrecht, mei 1862, biz. 36—40. Biz. 66 of Bijv. biz. 309. N0. 723* G. D. J. Schotel, Beleg van 't slot Pouderoyen, in 1507 en 1508. In: Schotel, Gesch. en letterk. Uitspp., biz. 129. Biz. 70 of Bijv. biz. 311, N0. 774* G. Goossens Jzn., Geschiedk. en plaatsel. beschrijving van Wageningen, van de vroegste tijden tot op onzen tijd. Wageningen, 1862. m. pi. 8°. Biz. 77 of Bijv. biz. 312. N0. 872* J. A. Klokman, Eenejaarmarkt te Doetinchem. Schets uit den achterhoek. Leeskabinet, 1862, n0. 4, biz. 16—30. Biz. 81, N0. 909. De juiste titel is: J. W. Salie, Le guide im¬ partial du voyageur a Maestricht, ou indicateur gendral de la ville et de ses habitants. Maestr., 1855. 8°. Biz. 102 of Bijv. biz. 314. N0. 1116* Scheveningue, son hotel des bains et ses environs. Avec plan de S. et des env. 's Gravenhage, Gebr. Belinfante, (1862). Biz. 131 of Bijv. biz. 315. N0. 1428* Mr. H. Gerlings Cz., Verscheidenheden van Haarlems bodem. (Ten voord. v. 't Weeshuis der Herv. Gem. te H.) Haarlem, 1862. 80#
TOEVOEGSEL.
353
Biz. 144 of Bijv. biz. 316. N0. 1583* Gerbr. van Leeuwen, Fred, te Amst., Muyderbergs berbouwde Kerckgemeente. Verb, over Ex. XX: 24. Amst., 1686. 12°. Biz. 153 of Bijv. biz. 317. 1678* S. Simonides, Nieuwjaarsgifte voor de besochte inwoonderen van de Bijp, bij bet droevig voorval van een tweeden brandt, tusschen 10 en 11 novembris (1637) enz. Dordrecbt, Smient, (1658). 12°. Biz. 172 of Bijv. biz. 317. N0. 1879 Nagtglas verscbeen kort daarna afzonderlijk. Middelb., 1862. 8°. Biz. 177 of Bijv. biz. 317. N0. 1932* W. J. Zip, Het armweeshuis te Middelburg, sedert de sticbting — tot de tijdelijke sluiting (1572—1812). Gescbiedkundige aantt. In: Zeeuwscb Jaarb. en Midd. Naamw. 1862. 8°. Biz. 178 of Bijv. biz. 317. N0. 1938** J. P. van Visvliet, Inventaris der hdss.' van het Zeeuwscb Gen. der Wett. te Middelburg. Middelb., 1861. 8°. Biz. 194 of Bijv. biz. 318. N0. 2141* J. H. van Dale, De Engelschen vddr Sluis, ten jare 1405. Bijdr. v. Z. Vlaand., VI. 183. Biz. 207 of Bijv. biz. 318. m 2317* C. H. V. V. (van Vlooten), Pretre Catbol. et cure de Pane. egl. Catbol. a la Haye, Esquisse hist, sur Pane. egl. Catbol. dans les Pays-Bas, en partie trad, du boll, par C. H. V. V. Paris, 1861. 8 . Biz. 250 of Bijv. biz. 319. N0. 2844* A. H. van der Boon Mesch, De vooruitgang op Schierrnonnikoog. Tijdscbr. v. de Maatsch. t. bevord. v. Nijverheid, III® reeks, D. Ill, 1® St. Haarlem, 1862. 8°. biz. 20—29. Biz. 266 of Bijv. biz. 320. N0. 3026* Gescbied. van den brand der stad Enscbede op 8 mei 1S62. met plattegrond. 8°. Aangekondigd bij ... Haarl. Cour. 13 mei 1862. N0. 3026** Eeest en Kamp; Enscbede op 1 en 7 mei 1862, door een ooggetuige. Tiel, Wed. van Wermeskerken. 1862. 8°.
I
N
H 0
IT D.
Nederland in't algemeen Biz. 1— 34, 305—307. Brabant in 't algemeen 35— 38. Noord-Brabant 38— 55, 307—308. Gelderland 55— 78, 309. Kwartier de Betuwe 59— 68, 309—310. Kwartier de Veluwe 68— 74, 310—312. Kwartier Zutphen. 75— 78, 312. Nederlandsch Limburg 78— 84, 312—313. Holland in't algemeen 85— 88, 313. Zuid-Holland . 88—125, 313—315. Noord-Holland» 125—159, 315-317. Zeeland 159—203, 317—318. Utrecht 203—226, 318—319. Friesland 226—250, 319. Oostergoo 240—244. Westergoo 244—248. Zevenwouden 248—249. De Eilanden 249—250. Overijssel 250—267, 319-320. 268—292. Groningen Voormalige Ommelanden « 286—292. Drenthe . » 292—301, 320. Groothertogdom Luxemburg » 302—304, 320. Bijvoegsel * 305—320. Registers * 321—351. I. Persoonsnamen » 321—342. II. Plaatsnamen, enz. * 343—351. Toevoegsel // 352—353.