Eindexamen aardrijkskunde vmbo gl/tl 2006 - II havovwo.nl
LEEFBAARHEID EN ZORG IN STEDELIJKE EN LANDELIJKE GEBIEDEN figuur 2 Woningen in de vier grote steden naar eigendom per 1 januari 2000 in procenten
Amsterdam
Den Haag
Rotterdam
Utrecht
Legenda: X Y Z
Nederland
Het woningbezit in Nederland is grofweg te verdelen in drie groepen eigenaren: − er zijn eigenaren die hun woning in eigen bezit hebben. − er zijn huurders die hun woning huren van een woningbouwvereniging (sociale huur). − er zijn huurders die hun woning huren van een particulier (particuliere huur). 1p
z 23
Welke letter in de legenda van figuur 2 hoort bij sociale huur? A X B Y C Z
1p
z 24
De verdeling van het woningbezit in de vier grote steden wijkt behoorlijk af van de verdeling die voor geheel Nederland van toepassing is. Welke bewering over het eigen woningbezit in Nederland is juist? A In de vier grote steden is meer eigen woningbezit dan in de landelijke gebieden. B In de vier grote steden is minder eigen woningbezit dan in de landelijke gebieden. C In de vier grote steden is evenveel eigen woningbezit als in de landelijke gebieden. D In de vier grote steden is er bijna geen eigen woningbezit.
-
www.vmbogltl.nl
-1-
www.examen-cd.nl
-
Eindexamen aardrijkskunde vmbo gl/tl 2006 - II havovwo.nl
tabel 3 Kenmerken van de woningvoorraad naar eigendomssector, 1998 Tevredenheid met de directe woonomgeving, 1998, in % sociale huursector
particuliere huursector
koopsector
(helemaal) mee eens:
1p
{ 25
tevredenheid met directe woonomgeving
79%
82%
91%
de bebouwing in de buurt is aantrekkelijk
64%
65%
79%
vervelend om in deze buurt te wonen
6%
4%
1%
ben gehecht aan deze buurt
50%
49%
58%
voel me thuis in deze buurt
85%
84%
93%
tevreden met de bevolking in de buurt
72%
74%
87%
In tabel 3 is aangegeven hoe tevreden de bewoners zijn over hun woonomgeving, verdeeld naar huur en koop. Hieruit blijkt dat de tevredenheid over de directe woonomgeving bij bezitters van een koopwoning groter is dan bij huurders. Æ Leg uit waarom dit logisch is. tabel 4 Kenmerken van de woningvoorraad naar eigendomssector, 1998 Soorten woningen naar eigendom Bouwwijze
Sociale huursector
Particuliere huursector
Koopsector
Vrijstaande eengezinswoning
0,7%
8,6%
27,1%
Twee onder 1 kap woning
3,1%
4,7%
19,8%
X
14,6%
8,6%
14,1%
Y
31,3%
22,0%
29,0%
Z
50,3%
56,1%
10,0%
Totaal
100%
100%
100%
1p
z 26
De woningvoorraad in Nederland is in tabel 4 verdeeld in vijf soorten woningen. Twee soorten woningen staan reeds in de tabel. De letters X, Y en Z geven in willekeurige volgorde drie andere soorten woningen aan. Dit zijn: − etagewoningen en flatwoningen − hoekwoningen − rijtjeswoningen / tussenwoningen Welke letter hoort bij hoekwoningen? A letter X B letter Y C letter Z
1p
{ 27
Æ Leg uit waarom er vrijwel geen vrijstaande eengezinswoningen zijn in de sociale huursector.
-
www.vmbogltl.nl
-2-
www.examen-cd.nl
-
Eindexamen aardrijkskunde vmbo gl/tl 2006 - II havovwo.nl
diagrammen 6, 7, 8 en 9 Huishoudens in drie wijken van Leidsche Rijn en Utrecht als geheel 60
Legenda: echtpaar zonder kinderen
% 50
echtpaar met kinderen 40
eenouderhuishouden alleenstaand
30 20 10 0
6
7
8
9
kaart 7 Utrecht met het stadsdeel Leidsche Rijn Legenda:
Maarssen Maarssenbroek
bebouwing Bilthoven
ht
c Ve
wegen spoorwegen
A2
Harmelen
Leidsche Rijn
UTRECHT
am
A'd
Bunnik
ana
ijnk - R al
IJsselstein
Houten
Nieuwegein 0
1p
-
z 28
2,5
5 km
Aan de westkant van de A2 groeit het nieuwe stadsdeel Leidsche Rijn. In hoog tempo worden hier nieuwe woningen opgeleverd. De bovenstaande diagrammen tonen in willekeurige volgorde de samenstellingen van de huishoudens in drie wijken van Leidsche Rijn en in de stad Utrecht. Welk diagram toont de stad Utrecht? A 6 B 7 C 8 D 9
www.vmbogltl.nl
-3-
www.examen-cd.nl
-
Eindexamen aardrijkskunde vmbo gl/tl 2006 - II havovwo.nl
1p
{ 29
In alle grote steden is er sprake van ‘scheefhuurders’. Dat betekent dat mensen wanneer hun inkomen stijgt toch in een goedkope huurwoning blijven wonen. Ook Utrecht kent een groot aantal ‘scheefhuurders’. Æ Leg uit hoe de bouw van Leidsche Rijn het probleem van ‘scheefhuren’ in de stad Utrecht kan verkleinen.
1p
z 30
Zal de woningdichtheid in Leidsche Rijn in het algemeen hoger dan, lager dan of even hoog zijn als in de oude wijken in de stad Utrecht? A lager B hoger C gelijk
-
www.vmbogltl.nl
-4-
www.examen-cd.nl
-
Eindexamen aardrijkskunde vmbo gl/tl 2006 - II havovwo.nl
foto’s 2, 3 en 4 Woningtypen foto 2
foto 3
foto 4
1p
-
z 31
Elke periode kent zijn eigen bouwvormen van woningen. De foto’s 2, 3 en 4 laten drie typen woningbouw zien. In welke volgorde van oud naar jong zijn deze woningtypen gebouwd? A 2, 3, 4 B 2, 4, 3 C 3, 2, 4 D 3, 4, 2 E 4, 2, 3 F 4, 3, 2
www.vmbogltl.nl
-5-
www.examen-cd.nl
-
Eindexamen aardrijkskunde vmbo gl/tl 2006 - II havovwo.nl
kaarten 8, 9, 10 en 11 Resultaten bewonersonderzoek in Utrecht kaart 8
kaart 9
C
C
A2
A2
0
2
4 km
kaart 10
0
2
kaart 11
C
C
A2
A2
Legenda:
0
gunstig gemiddeld 1p
z 32
4 km
2
4 km
0
2
4 km
ongunstig C
centrum
In 2002 en 2003 is in Utrecht een groot bewonersonderzoek uitgevoerd. Daarbij zijn onder meer de volgende onderwerpen onderzocht: − rommel op straat − percentage werkzoekenden − veiligheid verkeer − achterstand van leerlingen − tevredenheid over de woning − woninginbraken − onveiligheidgevoelens − jongerenoverlast Per wijk zijn de scores vergeleken met het gemiddelde voor de hele stad. Sommige wijken komen er dan gunstig uit. Sommige wijken gemiddeld en andere ongunstig. Bovenstaande vier kaartjes geven een beeld van de totaalscores per wijk vergeleken met het gemiddelde van de stad. Welke kaart geeft het juiste beeld? A kaart 8 B kaart 9 C kaart 10 D kaart 11
-
www.vmbogltl.nl
-6-
www.examen-cd.nl
-
Eindexamen aardrijkskunde vmbo gl/tl 2006 - II havovwo.nl
kaart 12 Geboorte-overschot Legenda: gemiddeld jaarlijks geboorte-overschot in de periode 1980-2000 <3,0
4,5 - 6,0
3,0 - 3,5
>6,0
3,5 - 4,5
0
30
60 km
kaart 13 Locaties van consultatiebureaus per 1 januari 2000
Legenda aantal locaties per 10.000 0 - 4 jarigen
0
30
60 km
0 - 15 15 - 20 20 - 25 25 - 30 30 - 50 regiogrenzen
-
www.vmbogltl.nl
-7-
www.examen-cd.nl
-
Eindexamen aardrijkskunde vmbo gl/tl 2006 - II havovwo.nl
Consultatiebureaus verlenen zorg aan ouder en kind. De bureaus verrichten onder andere inentingen bij 0 – 4 jarigen, volgen de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van het kind en adviseren ouders bij de opvoeding van het kind. 1p
z 33
Vergelijk kaart 12 Geboorte-overschot met kaart 13 Locaties van consultatiebureaus. In welke provincie zijn er, in vergelijking met het geboorte-overschot, erg veel consultatiebureaus? A Flevoland B Gelderland C Groningen D Zuid-Holland
1p
z 34
Consultatiebureaus verlenen zorg aan ouder en kind. Tot welk soort gezondheidszorg behoren de ouderzorg en kindzorg? A eerstelijns gezondheidszorg B preventieve gezondheidszorg C specialistische gezondheidszorg
-
www.vmbogltl.nl
-8-
www.examen-cd.nl
-
Eindexamen aardrijkskunde vmbo gl/tl 2006 - II havovwo.nl
kaarten 14 en 15 Gezondheidsregio’s kaart 14
kaart 15
Legenda: 10
2p
-
{ 35
5
0
30
60 km
1
In willekeurige volgorde behandelen de kaarten 14 en 15 het spreidingspatroon van vestigingsplaatsen van ziekenhuizen en de vestigingsplaatsen van apotheekhoudende huisartsen (huisartsen die bij hun praktijk een apotheek hebben). Æ Welk van de twee kaarten geeft een overzicht van apotheekhoudende huisartsen? Verklaar je keuze.
www.vmbogltl.nl
-9-
www.examen-cd.nl
-
Eindexamen aardrijkskunde vmbo gl/tl 2006 - II havovwo.nl
figuur 3 ‘Als ouders bejaard zijn, moeten ze bij hun kinderen kunnen inwonen’ %
100 90
Legenda: 15-34 jaar
80
35-54 jaar
70
55-69 jaar
60 50 40 30 20 10 0
Turken
Marokkanen
Surinamers
Antillianen
autochtonen
2p
{ 36
In 1998 is er een grote enquête gehouden bij drie leeftijdsgroepen in ons land. Figuur 3 laat zien hoeveel procent van de ondervraagde leeftijdsgroepen het eens is met de stelling ‘Als ouders bejaard zijn, moeten ze bij hun kinderen kunnen inwonen’. De ondervraagden zijn verdeeld naar afkomst en leeftijd. Achmed en Rob bestuderen de bovenstaande figuur. Zij trekken de volgende conclusies. 1 Turken zijn het minder eens met deze stelling dan Marokkanen. 2 Autochtonen vinden dat Surinamers in hun verwachtingspatroon wat betreft inwonen bij kinderen meer lijken op de allochtonen dan op de autochtonen. Æ Neem de cijfers 1 en 2 over op het antwoordblad en zet erachter of deze uitspraak juist is of onjuist.
2p
{ 37
In de herkomstlanden van veel in Nederland wonende, niet-westerse allochtonen is het in huis nemen of blijven van bejaarde ouders en grootouders heel gewoon. Æ Geef daar twee redenen voor.
-
www.vmbogltl.nl
- 10 -
www.examen-cd.nl
-
Eindexamen aardrijkskunde vmbo gl/tl 2006 - II havovwo.nl
tabel 5 Aantal sterfgevallen per 1000 kinderen Westerse Wereld (VS, Europa, Australië, Japan) Derde Wereld (Latijns-Amerika, Azië, Afrika)
1960 43 224
1980 17 133
2000 8 91
2002 8 89
John en Mario doen voor hun sectorwerkstuk een onderzoek naar de kindersterfte in de wereld. Ze vinden tabel 5 en daaruit blijkt dat de afgelopen veertig jaar het cijfer voor kindersterfte in bijna alle landen van de wereld is gedaald. Met kindersterfte wordt het aantal sterfgevallen van kinderen jonger dan vijf jaar bedoeld. 1p
{ 38
Een factor die de hogere kindersterfte in de Derde Wereld-landen kan verklaren is ondervoeding. In veel landen is er nog steeds sprake van honger. Vooral kwalitatieve honger komt veel voor. Æ Leg uit wat bedoeld wordt met kwalitatieve honger.
2p
{ 39
Æ Noem twee andere factoren die ervoor zorgen dat de levensverwachting in de Derde Wereld-landen minder gunstig is dan in landen van de Westerse Wereld. tabel 6 aantal inwoners per arts land X land Y
1p
-
{ 40
2000 400
% inentingen bij kinderen onder de 1 jaar 20% 88%
Mario vindt vervolgens nog een tabel (zie tabel 6). Mario vindt dat de medische situatie in land X veel beter is dan in land Y. John is het daar niet mee eens. Met wie ben jij het eens? Æ Zet eerst op het antwoordblad met wie jij het eens bent, Mario of John, en leg daarna uit waarom je dat vindt.
www.vmbogltl.nl
- 11 -
www.examen-cd.nl
-
Eindexamen aardrijkskunde vmbo gl/tl 2006 - II havovwo.nl
kaart 16 Tuberculose (TBC) in een deel van de wereld
0 2000 Legenda: percentage kinderen van 1 jaar dat is ingeënt (gemiddelde 1995-97) <50 60 - 70 85 - 100 50 - 60 70 - 85
4000 km
1p
{ 41
Kaart 16 geeft een beeld van de spreiding van inentingen tegen tuberculose bij kinderen jonger dan 1 jaar. Op de kaart zijn alleen de gebieden die gerekend worden tot de Derde Wereld opgenomen. De maker van de vraag vond het kennelijk niet nodig Europa, Noord-Amerika en Oceanië in de kaart op te nemen. Æ Om welke reden zal de vragenmaker dat niet hebben gedaan?
1p
z 42
Uit de kaart blijkt een groot verschil tussen Zuid-Amerika en Afrika bij het percentage kinderen dat ingeënt wordt tegen tuberculose. Wat is de verklaring voor dit verschil? A In Afrika wordt om religieuze redenen niet ingeënt. B In Zuid-Amerika is de gezondheidszorg beter dan in Afrika. C Zuid-Amerika kent niet zulke grote steden als Afrika. D In Zuid-Amerika is het aantal inwoners per arts veel groter dan in Afrika.
1p
{ 43
Oorlogssituaties kunnen een verklaring zijn voor het geringe aantal inentingen in een land. Æ Leg dit uit.
1p
{ 44
Massale inentingsprogramma’s hebben er voor gezorgd dat de ziekte ‘pokken’ wereldwijd vrijwel is uitgeroeid. Niet alleen mensen in arme landen, ook de Westerse Wereld heeft belang bij het massaal inenten van mensen. Æ Welk belang hebben Westerse landen hierbij?
-
www.vmbogltl.nl
- 12 -
www.examen-cd.nl
-