Stilstaan bij de start Wat hebben startende leraren nodig om zich in de eerste jaren van hun beroepspraktijk te ontwikkelen tot stevige professionals?
Voorlopige opbrengst literatuuronderzoek in het kader van het R&D-project 'Startende leraren'
1. Een goede mentor Kennis en kunde, specifiek op het gebied van het begeleiden zelf
Een goede mentor: - beschikt over (een rijkdom aan) strategische kennis over leren en het begeleiden van startende leraren; - is kundig/ervaren in het begeleiden van collega’s; - bepaalt samen met de starter wat de begeleiding inhoudt en hoe de aanpak wordt (‘negotiating’); - kan leerdoelen voor en met de starter opstellen: - brengt de sterktes en ontwikkelpunten van de starter in beeld; - is vaardig in het opstellen van leerdoelen op maat.
Aanpak
Een goede mentor werkt vanuit principes om zijn rol als meedenker in te vullen, waarbij hij ervan uitgaat dat hij startende leraren behandelt zoals hij hoopt dat die hun leerlingen zullen behandelen.
Persoonlijke en relationele steun van een goede mentor (‘the mentoring approach’)
Een goede mentor: - doet zijn werk graag (het is geen taak of plicht); - is betrouwbaar (hij praat niet over je met derden); - is beschikbaar/kan snel beschikbaar zijn als er problemen zijn (zeggen starters zelf); mentor en starter zien elkaar regelmatig (formeel geregeld werkt het best); NB: Er kunnen ook twee of meer mentoren zijn: als de relaties goed zijn is dit misschien zelfs nog beter. - accepteert de starter/geeft emotionele steun; - accepteert zonder te oordelen: aan de basis van de relatie tussen mentor en starter ligt empathie. De mentor begrijpt de zorgen en problemen van de starter, evenals de levensfase van de starter. (Het gaat hier om ‘niet afhaken!’); - heeft als hoofddoel de starter te helpen in het vinden van factoren die hen succes en voldoening geven in hun rol als leraar/in welke richting deze starter zich ontwikkelt; - communiceert hoop en optimisme/is steunend; - kan aanmoedigen, kan probleemoplossend denken, laat zien/praat over waar zijn worstelingen lagen en hoe hij deze heeft overwonnen; - stimuleert het zelfvertrouwen en competentiegevoel van de starter in zijn benadering. De mentor gaat ervan uit dat de starter dingen kan en weet dat ook door tekenen van groei te markeren; - staat model voor 'verwondering over lesgeven' en leeft de passie voor lesgeven en leren vóór; - reflecteert op zichzelf; - staat zelf model als iemand die continu leert. De mentor leert ook van de starter in kwestie. Een goede mentor is transparant over zijn eigen zoektocht en heeft een onderzoekende houding.
Resultaat: bevordering van welzijn
Stilstaan bij de start
2
Professionele steun van een goede mentor (‘the mentoring focus’) Resultaat: bevordering van professionele ontwikkeling
Een goede mentor: - is zelf een goede docent; - heeft een breed repertoire om de starter te laten leren; - biedt een scala van professionele ontwikkelstrategieën. Mentoren zijn ook nodig in de klas (voordoen hoe het moet, coaching on the job, feedback geven aan de starters); - herkent goed lesgeven, ook als het een vorm aanneemt die hij zelf niet in huis heeft of die op school niet gangbaar is. Hij heeft dus heldere ideeën over en een visie op lesgeven en leren lesgeven. Hij maakt van de starter geen kloon van zichzelf; - heeft de focus op het leren van de leerlingen (’student-centered focus’ of ‘kinderen kunnen bestuderen en hun denken en leren op de voet kunnen volgen’). Hij daagt de starter vervolgens uit tot het maken van gedeelde beelden van wat een goede professionele praktijk inhoudt, van de standaarden die je als professional hanteert. Geen vrijblijvendheid; - stimuleert reflectie van de starter, alvorens met advies te komen; - bewaakt dat de starter betekenisvolle verbanden legt tussen theorie en praktijk; - daagt je voldoende uit (‘degree of challange’); - past de aard van de relatie steeds aan - afstand nemen als de starter meer op eigen benen gaat staan (van protégé-relationship naar buddyrelationship) (luistert heel erg nauw); - geeft de starter echte verantwoordelijkheid waar het maar enigszins kan; - is makelaar in contacten op school: kan zorgen voor andere contacten waarvan de starter ook kan leren.
Stilstaan bij de start
3
2. Een professionele cultuur Het is onderdeel van het IPB
- Wijs op iedere school de 5% beste leraren aan. - Laat ze als rolmodel fungeren. - Wijs starters in de school een eigen coach toe.
Duur van het inductie arrangement Specifiek voor starters in opleiding
Duur: 3-5 jaar. De inductieperiode begint bij het laatste jaar van de opleiding en duurt tot en met het derde jaar in de praktijk. Specifiek voor opleidingsscholen: het arrangement kan alleen door inzet van opleidingsinstituten en scholen samen ontwikkeld wordt.
Verantwoordelijkheden
De starter dient al meteen echte verantwoordelijkheden te krijgen. Het is goed voor de ontwikkeling van een onafhankelijke arbeidsidentiteit als de starter los van de mentor taken heeft/aan het werk is. Daarnaast wordt de starter dan sneller geaccepteerd als iemand met een eigen visie waarnaar geluisterd kan worden.
Geld en middelen
- Geef excellente leraren tijd en middelen. - Voor elk individueel begeleidingsprogramma is er een individueel budget. Er zijn middelen vastgesteld en gealloceerd (toegewezen). - De werkplek is een leerrijke leeromgeving, en leerbronnen (docentenbieb, ELO, budget om literatuur aan te kunnen schaffen, etc.) zijn toegankelijk. - De mentor moet hiervoor ook worden beloond, zowel materieel als immaterieel (erkenning). Er is een relatie tussen beloning en betrokkenheid.
Leerdoelen en inhoud
Alle betrokkenen (begeleiders, beoordelaars, etc.) kennen het programma: weten wat de starter moet leren. Het is ingebed.
Instrumenten
De school heeft adequate instrumenten voor de begeleiding (nulmeting, tussentijdse meting vordering, methode voor feedback, beoordelings criteria, etc.). Naast een individueel deel is er ook een collectief deel: mentoraat, klassenbezoeken, nascholing en georganiseerd contact met andere starters.
Voortgang en evaluatie van het traject op effectiviteit
- Er is aandacht nodig voor preventie en signalering (early-warning). - Er wordt geëvalueerd in hoeverre het begeleidingsprogramma voor de starter effect sorteert. - De schoolleiding controleert de gemaakte afspraken en de kwalitatieve uitvoering ervan. - De mentor moet deels verantwoordelijk worden gehouden voor de bereikte resultaten van de starter.
Schoolcultuur/klimaat
- Een ondersteunend en welkom schoolklimaat waarin starters zich welkom voelen. - Veelvormigheid wordt geaccepteerd, gewaardeerd en gestimuleerd. fouten maken is onderdeel van het leerproces en dus bespreekbaar. - Het management heeft hierin een belangrijke rol. - Leren van elkaar wordt normaal gevonden. - Er is ruimte voor nieuwe inbreng en ideeën vanuit starters. - Werken met erkende ongelijkheid.
Randvoorwaarden voor de starter in kwestie
De starter wordt niet geconfronteerd met klassen die bekend staan in het lerarenteam als ‘probleemklassen’. De starter krijgt vrijgestelde uren voor bijvoorbeeld herstelruimte gedurende de dag.
Stilstaan bij de start
4
Must-read Feiman-Nemser, S. (2001). ‘Helping novices learn tot teach. Lessons from an exemplary support teacher.’ In: Journal of Teacher Education, Vol.52 Voor de overige bronnen zie www.onderwijsinontwikkeling.nl.
Informatie www.aps.nl/startendeleraren www.onderwijsinontwikkeling.nl Birgit Telkamp, projectleider:
[email protected]
Stilstaan bij de start
5
leren inspireren
Colofon Titel
Stilstaan bij de start. Wat hebben startende leraren nodig om zich in de eerste jaren van hun
beroepspraktijk te ontwikkelen tot stevige professionals?
Voorlopige opbrengst literatuuronderzoek in het kader van het R&D-project ‘Startende leraren’
Literatuur-
Babette Meijer en Chanien Kandhai
onderzoek Vormgeving
APS/Marije Koopmans
© APS Utrecht, 2012