Stadvlucht, verstedelijking en interne migraties in Vlaanderen en België D. Willaert, J. Surkyn, R. Lesthaeghe
Steunpunt demografie Vakgroep Sociaal Onderzoek (SOCO), Vrije Universiteit Brussel
31.12.2000
Onderzoeksrapport t.a.v. de Vlaamse Gemeenschap (PBO 1997) en DWTC/NIS (Agora 1998)
Stadvlucht, verstedelijking en interne migraties in Vlaanderen en België Inhoudstafel 1. Inleiding
R. Lesthaeghe
2. Een nieuwe ruimtelijke indeling voor de studie van interne migratiebewegingen
D. Willaert
3. De dynamiek van interne migraties en trends voor de periode 1980-1999
R. Lesthaeghe, D. Willaert, J. Surkyn
4. Migratieprofielen naar leeftijd voor de migratiezones en -bekkens in de nieuwe ruimtelijke indeling
D. Willaert
5. Interne migraties naar LIPRO-huishoudenstypen - de stadvlucht en verstedelijking nader belicht
D. Willaert
6. Migraties van huishoudens naar inkomensstructuur
D. Willaert
7. Migraties van huishoudens naar woningkenmerken
D. Willaert
8.Processen van verstedelijking en stadvlucht: een J. Surkyn multivariate analyse van socio-economische achtergronden 9. Samenvatting en conclusies
R. Lesthaeghe, J. Surkyn, D. Willaert
1 Inleiding ______________________________________________________________________
Het voorliggend rapport heeft als hoofddoel een gedetailleerde empirische analyse te geven van de dynamiek van de interne migraties in Vlaanderen en in België voor circa de laatste twintig jaar (1980-2000). Het rapport komt tegemoet aan een dubbele vraag. Vooreerst is het voor de Vlaamse Gemeenschap van belang te weten in welke mate haar beleid, afgestemd op de afremming van de stadvlucht, haar doelstelling heeft gehaald. Vervolgens past het rapport in het federale beleid dat de maximale benutting van Belgische databronnen beoogt. In dit laatste perspectief werd een nieuwe nationale databank aangemaakt waarbij alle migraties van (i) personen en (ii) referentiepersonen van huishoudens gedurende twee jaar werden gekoppeld aan de kenmerken van deze observatie-eenheden zoals opgemeten in de volkstelling van 1991. Hierdoor kunnen de migraties niet alleen gedifferentieerd worden naar hun richting in de ruimte (stadsvlucht, suburbanisatie, verstedelijking….) maar ook naar tal van sociaaleconomische covariaten. Het rapport is dan ook niet gebaseerd op steekproefresultaten maar wel op de exhaustieve verwerking van alle interne migratiestromen zoals door het Rijksregister opgetekend en op anonieme en niet-identificeerbare wijze gekoppeld aan de volkstellingsdata.
Het rapport is tot stand gekomen dank zij het onderzoekscontract PBO 97/8-36/3 vanwege de Vlaamse Gemeenschap, en het AGORA-contract met de Federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele Aangelegenheden (DWTC) en met het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS). De Vlaamse Gemeenschap en de Federale overheid zorgden aldus elk voor een voltijds onderzoekersmandaat gedurende een periode van twee jaar.
Het rapport is inhoudelijk als volgt opgebouwd. Vooreerst werd een gepaste ruimtelijke indeling voor de studie van interne migraties aangemaakt. Hierbij werden vooreerst migratiebekkens van steden afgebakend, zodanig dat alle gemeenten binnen een bekken meer migraties uitwisselen met andere gemeenten binnen dit bekken dan met gemeenten daarbuiten. Een verdere onderverdeling binnen een bekken werd vervolgens 1
opgebouwd op basis van twee criteria: (i) de dominante huishoudensstructuren en (ii) de migratiesaldi en hun evolutie tussen 1981-84 en 1993-96. T.a.v. het eerste criterium werd (i) een stedelijk patroon onderscheiden met een oververtegenwoordiging van alleenstaanden, één-oudergezinnen, ongehuwde cohabitanten en allochtonen, (ii) een randstedelijk patroon met vooral hoge proporties aan late thuisverlaters, en (iii) een landelijk patroon met oververtegenwoordiging van gehuwden en huishoudens met kinderen (cf. Deboosere et al., 1997). T.a.v. het tweede criterium werden de randstedelijke en landelijke gemeenten verder opgedeeld in zones met en zonder migratiedruk. De eerstgenoemde groep kende een migratieoverschot en saldi voor de periode 1993-96 hoger dan de mediaan voor alle gemeenten, en bovendien een stijging van het migratiesaldo tussen 1981-84 en 1993-96. Het eindresultaat is de afbakening in maximum vijf zones binnen elk migratiebekken (nl. stedelijk, randstedelijk met en zonder migratiedruk, en ruraal met en zonder druk). Kleinere migratiebekkens hebben meestal slechts 2 of 3 dergelijke zones. De gehanteerde territoriale indeling heeft bijgevolg een sterk demografische inslag en niet een fysische of morfologische. Een gevolg hiervan is dat kleinere steden (bijvb. Aalst, Sint-Truiden, Waregem…) als "landelijk" werden geklasseerd omdat zij geen uitgesproken stedelijke samenstelling van hun huishoudens kennen en bovendien ook behoren tot het migratiebekken van een meer belangrijke stedelijke gemeente.
In alle verdere hoofdstukken wordt deze vaste indeling in (i) migratiebekkens en (ii) in demografische zones aangehouden. Alleen het migratiebekken van Brussel kan, alnaargelang de noodzaak, in een Vlaams en Waals deel worden opgesplitst.
De volgende stap is de trendanalyse van de migratiesaldi van de gemeenten en van de bekkens en zones voor de periode 1981-1999. Hierbij worden in hoofdstuk 3 meerdere golfbewegingen in de stadsvlucht vastgesteld die vooral voor grotere steden direct gekoppeld zijn aan de bouwconjunctuur (cf. Lesthaeghe en Surkyn, 1996; Surkyn en Deboosere, 1999; Eggerickx, Poulain en Schoumaker, 2000). Zo is de periode 19801988 gekenmerkt door een laagconjunctuur waarbij het jaarlijks increment van nieuwbouw min afbraak lager was dan het jaarlijks increment van het aantal huishoudens. Dit is tevens een periode waarvoor (i) de stadsvlucht gering was en (ii) de migratiedruk in de randstedelijke en vooral rurale zones van grotere migratiebekkens het zwakst. Van circa 1989 tot 1996 doet zich het omgekeerde voor: de 2
bouwconjunctuur herstelt, de netto-incrementen in nieuwbouw zijn hoger dan de jaarlijkse aangroei van het aantal gezinnen, en de vestigingsoverschotten stijgen zeer duidelijk in een aantal randstedelijke en vooral landelijke drukzones. Dit geldt voor meerdere bekkens, niet alleen in Vlaanderen, maar ook in Wallonië. Vanaf 1997 treedt opnieuw een verzadiging op met een daling in de bouwconjunctuur. De positieve migratiesaldi van de landelijke en randstedelijke drukzones lopen terug tot circa op het niveau van 1980-85, terwijl de voorheen aanzienlijke emigratieoverschotten van de stedelijke gebieden beduidend verminderen (Gent, Antwerpen) of verdwijnen (Brussel). De tweede helft van de jaren '90 met een verzwakking van de stadsvlucht vertoont derhalve gelijkenis met de periode 1980-86 toen een zwakke bouwconjunctuur eveneens samenviel met geringere grootstedelijke emigratie. Doch in tegenstelling met de jaren tachtig is het verband met de algemene economische conjunctuur niet langer aanwijsbaar, zodat de verminderde stadsvlucht en gedaalde druk op rurale gemeenten eerder terug te voeren is op andere factoren zoals verkeerscongestie, schaarsere bouwgrond en hogere bouwgrondprijzen.
De migraties worden in verdere hoofdstukken geanalyseerd naar enkele belangrijke covariaten. In hoofdstuk 4 komen de leeftijdsprofielen van de migratiestromen en -saldi aan bod voor de migratiebekkens en zones. Deze analyse werd uitgevoerd voor de periode 1993-96 op basis van de data van het Rijksregister zoals overgemaakt aan het NIS. Voor de andere covariaten echter moeten we op een vroegere periode terugvallen omdat deze informatie enkel ter beschikking is in de volkstelling van 1991. Hierbij is het echter wel mogelijk gebleken om een koppeling te maken tussen de migraties voor het jaar vóór en het jaar na de volkstelling en de kenmerken van personen en huishoudens opgemeten in de volkstelling van 1.3.1991. Het gaat hier om een exhaustieve koppeling (geen steekproef dus) met de gehele Belgische bevolking als risicopopulatie. De koppeling is uiteraard volkomen geanonimiseerd, en identificatie is uitgesloten door het gebruik van grotere ruimtelijke eenheden. Dit grote nationale databestand van "blijvers" en migranten heeft echter wel een aantal eigenschappen die cruciaal zijn voor de design van de analyses. Het uitgangspunt is dat de socioeconomische covariaten (huishoudenstype, inkomensstructuur, woningkenmerken…) slechts op één moment (1.3.91) bekend zijn. Dit laat toe te weten welke kenmerken de immigranten van het jaar daarvoor (1.3.90-1.3.91) allicht hebben meegebracht of verworven bij hun aankomst, doch niet vanuit welke posities zij zijn vertrokken. 3
Analoog hiermee weten we welke kenmerken de emigranten van het jaar daarna (1.3.91-1.3.92) uit de vertrekgemeente hebben meegenomen, doch niet naar welke andere posities zij allicht bij gelegenheid van hun emigratie zijn overgegaan. In elk van de hoofdstukken die gebruik maken van deze data wordt uitvoeriger ingegaan op de beperkingen van deze datastructuur.
In hoofdstukken 5, 6 en 7 wordt het onderzoek toegespitst op slechts een enkele covariaat, respectievelijk de huishoudenspositie (individuen), de inkomensstructuur (huishoudens), en de woningkenmerken (huishoudens). Bij de eerste deelanalyse kan men nagaan welke huishoudensposities immigranten toeleveren aan de bestaande indeling en stock in elke gemeente, en welke huishoudensposities emigranten (zij het in het volgende jaar) wegnemen uit de emigratiegemeente. Hierbij werd tevens de LIPRO-huishoudenstypologie (Keilman en van Imhof, 1991) gehanteerd omdat deze (i) een voldoende fijne indeling geeft (met onder meer cohabitanten, gehuwden, éénoudergezinnen, en individuele posities binnen diverse typen) en (ii) omdat de stock aan huishoudens in elke gemeente naar deze typologie werd aangemaakt voor de census van 1991 (Deboosere et al., 1997). In de tweede en derde deelanalyse zijn niet langer meer de individuen maar de referentiepersonen in huishoudens de gebruikte analyseeenheden. Dit is te verklaren door het feit dat niet de individuele attributen (leeftijd, geslacht, huishoudenspositie) maar wel globale karakteristieken van het huishouden (inkomensstructuur, woningkenmerken) beschouwd worden. In de volkstelling worden geen vragen gesteld naar de grootte van het gezinsinkomen, doch wel naar het aantal en de aard van de inkomens waaruit het globale gezinsinkomen is samengesteld. De hier gebruikte typologie van inkomensstructuur stelt ons toch in staat om de levensstandaard van huishoudens in kaart te brengen. Zo is er bijvoorbeeld een groot verschil tussen tweeverdienersgezinnen met een dubbel inkomen uit arbeid en bestaande uit twee personen en een éénverdienersgezin van dezelfde omvang met een vervangingsinkomen. Dit werd verder gekoppeld aan de bestaande verdelingen qua inkomensstructuur in de gemeenten, zodat men opnieuw kan nagaan welke soorten inkomens door immigratie worden toegevoegd en welke door emigratie afvloeien. Dit aspect is uiteraard van belang voor de veranderende inkomenssamenstelling van gemeentelijke populaties, en dus ook voor de gemeentelijke financiën. Daarnaast wordt ook nagegaan hoe de keuzevrijheid inzake de richting van migratie (bijvb. van stad naar platteland of omgekeerd) door de inkomensstructuur wordt beëinvloed, en hoe 4
clustering van huishoudens op economische basis al dan niet via migratie wordt geaccentueerd.
Naast veranderingen in huishoudenssamenstelling of verandering in plaats van tewerkstelling is ook een gewijzigde behoefte aan woningruimte een doorslaggevende motivatie om te verhuizen. In hoofdstuk 7 gaat de aandacht dan ook uit naar de kenmerken van woningen die geïmmigreerde huishoudens betrekken en naar deze van woningen die emigrerende gezinnen verlaten. Deze woningkenmerken zijn opgebouwd als een serie van dichotomieën, zoals eigendomswoning versus huurwoning, ééngezinswoning versus flat of appartement, nieuwe woning versus oudere, of woning met groot comfort versus deze zonder klein comfort. Dit wordt opnieuw in verband gebracht met de LIPRO-huishoudenstypologie van migrerende gezinnen en de leeftijdsklasse van de referentiepersonen. Aldus wordt de preferentiestructuur naar ontwikkeling in de levenscyclus en naar economisch vermogen verduidelijkt, en komt de rol van migraties als ruimtelijk onderdeel van deze keuzen aan het licht.
In hoofdstuk 8 wordt een multivariate analyse gepresenteerd van de migraties in de twaalf maanden voor de volkstelling in functie van de demografische en socioeconomische kenmerken van het gezin (d.i. verbonden aan de referentiepersoon). Hierbij worden 12 migratietypes onderscheiden op basis van de richting van de beweging (bijvb. migratie van landelijke naar randstedelijke gemeente binnen een bekken). Vervolgens wordt de analyse herhaald per bekken in Vlaanderen. Bij de analyse werd gebruik gemaakt van multinomiale logit regressie. Deze methode is geschikt wanneer de afhankelijke veranderlijke bestaat uit een veelheid van elkaar uitsluitende categorieën van uitkomsten. In dit geval is dit dus de mogelijkheid om niet te migreren en de mogelijkheid om te participeren aan één van de 12 migratietypen. Vermits de uitkomsten van deze analyses gegeven zijn in relatieve risico's moeten referentiecategorieën gekozen worden. Voor de afhankelijke veranderlijke is de referentiegroep gevormd door de niet-migranten. Ook aan de predictoren-zijde moeten referentiecategorieën worden vastgelegd, zodat de analyse werkt met een dubbel referentiesysteem. Het voordeel van deze multivariate aanpak is dat ze de nettoeffecten van covariaten bloot legt en aldus de contaminerende invloed van andere predictoren verwijdert. Bovendien kunnen de analyses ook uitgewerkt worden met combinaties van predictoren zodat belangrijke interactie-effecten kunnen 5
geïdentificeerd worden. Deze laatste aanpak in hoofdstuk 8 leidde overigens tot meerdere niet verwachte bevindingen (o.m. de grote verschillen in migratietrajecten tussen hoog en laag opgeleiden). Uiteindelijk blijken ook duidelijke verschillen te bestaan in de dynamiek van migraties tussen de vier centrale bekkens (Antwerpen, Brussel, Gent en Leuven) en de meer perifere Westvlaamse en Limburgse bekkens.
De veelheid van bevindingen vraagt uiteraard om een overzichtelijke samenvatting. Deze wordt ter afsluiting in hoofdstuk 9 gegeven.
Referenties Eggerickx, T., Poulain, M., Schoumaker, B. (2000): La mobilité spatiale de la population. Monographie de Recensement, nr. 2, Institut National de la Statistique (INS) et SSTC, Bruxelles. Deboosere, P., Boulanger, P.-M., Lambert, A., Lesthaeghe, R., Surkyn, J. (1997): Huishoudens en Gezinnen. Volkstellingsmonografie nr. 5, Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS) en DWTC, Brussel. Keilman, N. en van Imhoff, E. (1991): LIPRO 2.0 - An application of a dynamic demographic projection model to household structure in the Netherlands, NIDI & CBGS monograph nr. 23, Den Haag & Brussel. Lesthaeghe, R. en Surkyn, J. (1996): Gezin en woning - Evolutie van gezinsstructuren en effecten op de bouw- en woningmarkt, Federatie van Algemene Bouwaannemers (FABA), Congresboek september 1996. Surkyn, J. en Deboosere, P. (1999): "Overzicht van huishoudensprojecties voor Vlaanderen: huishoudensomvang en de relatie met de woningmarkt", Working Papers Steunpunt Demografie 1999-5, Steunpunt voor Demografie, Vrije Universiteit Brussel, en Vakgroep Bevolkingswetenschappen, Universiteit Gent.
6
2 Een nieuwe ruimtelijke indeling voor de studie van interne migratiebewegingen Didier Willaert
1. Inleiding In deze working paper wordt een nieuwe ruimtelijke indeling voorgesteld voor de studie van interne migratiebewegingen waarbij het thema stadsvlucht en verstedelijking centraal staat. Deze indeling is hiërarchisch opgevat. In de eerste plaats wordt de Belgische ruimte ingedeeld in een aantal “migratiebekkens” rondom regionale steden. In de tweede plaats wordt binnen een migratiebekken een aantal zones afgebakend op basis van huishoudenskenmerken (die tegelijkertijd een indeling is naar verstedelijkingsgraad). Bovendien wordt een verdere opsplitsing gemaakt of een gebied al dan niet behoort tot de “drukzone” (hier gedefinieerd als een zone met een recent hoog vestigingsoverschot).
2. Migratiebekkens De karakteristieken van stadsvlucht en verstedelijking verschillen natuurlijk van stad tot stad. Om dit aspect op regionaal niveau te bestuderen worden daarom een aantal migratiebekkens rondom steden afgebakend. Die afbakening gebeurt door het indelen van elke gemeente bij een stedelijke zone waarmee het de hoogste uitwisseling van migranten heeft. Migratiebekkens kunnen aldus beschouwd worden als invloedsgebieden van steden voor wat betreft de interne migraties. Methode De indeling in migratiebekkens vertrekt van de 21 regionale steden van België (steden met meer dan 50000 inwoners, uitgezonderd Moeskroen, maar inclusief Aarlen) en van de totale mobiliteitscijfers (zowel immigratie- als emigratiebewegingen) voor de periode 1994-96. (1) In een eerste fase worden alle gemeenten toegekend aan de regionale stad waarmee ze de hoogste migratiestroom onderhouden. Een eerste uittekening van migratiebekkens komt overeen met een aaneengesloten gebied van gemeenten rondom de regionale steden. De verschillende perifere gemeenten (gelegen in de Ardennen, de Oostkantons, de Westhoek) die een hogere uitwisseling hebben met Brussel dan met elke andere (zelfs meer nabij gelegen) stad, bijvoorbeeld, worden dus voorlopig nog niet toegekend. (2) In een tweede fase worden niet langer de regionale steden beschouwd als aantrekkingspool, maar wel de preliminaire bekkens bekomen uit de eerste fase. Als gevolg hiervan zullen gemeenten ofwel verschuiven (vermits het gewicht van dergelijk bekken veel groter is dan alleen van de regionale stad), ofwel bij een migratiebekken gevoegd worden 1
(indien ze voordien nog niet werden toegekend). Deze procedure wordt herhaald tot een volledige stabiliteit van de migratiebekkens optreedt (d.w.z. wanneer geen gemeenten meer overgaan van bekken x naar bekken y en als alle bekkens aaneengesloten gebieden zijn). Deze situatie wordt bereikt na 6 iteraties, waarbij al na drie iteraties de definitieve uittekening grotendeels bekomen wordt. Finaal blijven 17 migratiebekkens over (Kaart 1A). Sint-Niklaas, Mechelen en Turnhout worden door het bekken Antwerpen “opgeslorpt”; Aalst gaat over naar het bekken Brussel. Vlaanderen telt 9 migratiebekkens (Oostende, Brugge, Roeselare, Kortrijk, Gent, Brussel, Antwerpen, Leuven en Hasselt - Genk) (Kaart 1B). In vergelijking met de Belgische migratiebekkens veranderen enkel de gemeenten Herstappe, Voeren, Komen en Spiere-Helkijn van bekken. Herstappe en Voeren gaan over van Luik naar HasseltGenk, Komen behoort niet meer tot het bekken Kortrijk en Spiere-Helkijn gaat van Doornik naar Kortrijk. Het bekken Brussel bevat in de gewestelijke opsplitsing enkel de Vlaamse gemeenten. Bespreking De migratiebekkens kunnen beschouwd worden als de invloedssfeer van een (regionale) stad wat betreft de interne migratiebewegingen. De afbakening van de migratiebekkens komt bovendien vrij goed overeen met de theoretische, op basis van een gravitatiemodel berekende, invloedssferen van de Belgische regionale steden uitgaande van cijfers over tewerkstelling in de tertiaire sector (Beguin en Thill, 1985). Gezien in de tweede fase van de afbakening niet alleen de regionale stad als aantrekkingspool wordt genomen, maar het gehele migratiebekken, moeten we in feite spreken van de invloedssfeer van de migratiebekkens zelf. Of met andere woorden: elke gemeente behorend tot een migratiebekken x heeft een grotere uitwisseling van migranten met dat bekken x dan om het even welk ander bekken y. Het schaaleffect uit zich duidelijk in de omvang van de bekkens: Brussel, Luik en Antwerpen zijn veruit het grootst omdat deze bekkens een zeer omvangrijke populatie bezitten. Daarentegen is de invloedssfeer van kleinere, perifeer gelegen steden zoals Doornik en La Louvière veel beperkter. Wegens de afwezigheid van een nabijgelegen grote stad, blijven dergelijke bekkens echter als een afzonderlijk geheel bestaan. De talrijke Ardense gemeenten gesitueerd tussen Namen en Aarlen worden na iteratie verdeeld over de bekkens Luik en Aarlen en in mindere mate over het bekken Namen. Toch moet er op gewezen worden dat het grootste deel van de migraties in deze gemeenten op korte afstand plaatsvinden (binnen het stedelijk bekken) maar dat de lange afstandsmigratie (buiten het bekken) zich het sterkst op de stad Brussel richt (tijdens de eerste fase van de afbakening van de migratiebekkens worden deze gemeenten aan Brussel toegekend). Het aantal uitwisselingen met de Waalse steden Luik, Namen of Charleroi is, ondanks hun meer nabij gelegen ligging, toch nog geringer.
2
Kaart 1: Ruimtelijke situering van de migratiebekkens (A: België; B: Vlaanderen)
3
Brugge
A Antwerpen Gent
Oostende
HasseltGenk
Leuven
Roeselare
Brussel
Kortrijk Doornik Bergen
Luik Charleroi
Namen
La Louvière
Aarlen 0
30
km
60
Verviers
B Antwerpen
Brugge Oostende
Gent HasseltGenk
Roeselare
Brussel
Kortrijk
Leuven
Hasselt-Genk
Brussel 0
20
km
40
Kaart 3: Afbakening van de zones binnen de Vlaamse bekkens
Zonering binnen migratiebekkens stedelijk randstedelijk landelijk
0
20
40
km
meest uit vertrekken. Net als voorheen worden hier enkel migraties over de zonegrenzen heen beschouwd. Enkel de Vlaamse bekkens werden weerhouden. Om lege cellen zoveel mogelijk te vermijden, werd bovendien het onderscheid tussen zones met en zones zonder migratiedruk weggelaten. En de bekkens Oostende en Brugge, en Kortrijk en Roeselare werden samengevoegd. Uiteindelijk blijven 18 zones en 7 bekkens over (Kaart 3). Tabel A.1 (zie Appendix) geeft voor elke zone in elk Vlaams migratiebekken (1) welke huishoudens bij verhuis tussen zones in een bepaald type woning binnenkomen, en (2) welke huishoudens bij verhuis tussen zones een bepaald type woning verlaten. Een aantal conclusies hieruit zijn: • In de stedelijke zones is het aandeel dat alleenstaanden innemen in de aankomsten in appartementen steeds meer dan de 50%. In de grootstedelijke bekkens Antwerpen, Gent en Brussel loopt dat aandeel zelfs op tot bijna twee op drie. Het zijn voornamelijk jonge alleenstaanden die zich in de steden in een appartement komen vestigen. Zo zijn in de stedelijke zone Leuven meer dan 43% van alle referentiepersonen die in een appartement aankomen en afkomstig zijn van buiten de zone, alleenstaanden in de leeftijden tussen 15 en 29 jaar. Dit bevestigt de aantrekkingskracht van steden op alleenstaanden waarbij het gros zich in appartementen vestigt (zie voorheen). Wat betreft het vertrek uit appartementen zijn het eveneens de alleenstaanden die het meest de stad verlaten. In de jongste leeftijdscategorie is dat aandeel vrijwel steeds lager dan het aandeel bij de huishoudens die de stad binnenkomen. Op oudere leeftijd geldt het omgekeerde. Een uitzondering hierop vormen de stedelijke zones van de bekkens Oostende en Brugge, die heel wat 55-plussers aantrekt (zie verder), en de bekkens Kortrijk en Roeselare. Op middelbare leeftijd zijn de verschillen in de percentages voor wat de aankomst en het vertrek betreft vrij klein.
36
3. Zonering binnen een migratiebekken Binnen elk migratiebekken wordt een indeling voorgesteld die gebaseerd is op (1) migratiesaldi en hun evolutie, en (2) de typologie van huishoudens. Drukzone Vier zones kunnen onderscheiden worden op basis van de positie van een gemeente boven of onder de mediaan voor wat betreft (a) de migratiesaldi in de periode 1993-96 en (b) de stijging van die saldi tussen 1981-84 en 1993-96 (Kaart 2 – donkerste zone). Gemeenten die boven de mediaan liggen voor zowel het migratiesaldo in 1993-96 als de evolutie van het migratiesaldo tussen 1981-84 en 1993-96 (berekend als het absoluut verschil tussen beide perioden) kunnen beschouwd worden als “drukzone”1. De drukzone komt dus overeen met gebieden die momenteel een hoog vestigingsoverschot hebben en die sinds begin jaren ’80 ook een aanzienlijke stijging hebben gekend van hun migratiesaldi (= zone met een recent hoog vestigingsoverschot). Gemeenten die tot de drukzone behoren, zijn voornamelijk op een aanzienlijke afstand van de stedelijke centra gelegen (gebied tussen de Antwerpse Kempen en oostelijk WaalsBrabant; het noorden van Limburg; een vrijwel aaneengesloten zone tussen Aarlen en de Oostkantons; gemeenten gelegen langs de E40 kust-Brussel en langs de E429 BrusselDoornik). In het bekken Gent zijn het vooral randstedelijke gemeenten die deel uitmaken van de drukzone (o.a. Deinze, Nazareth, De Pinte, Merelbeke). Het is duidelijk dat de rurbanisatie (of uitdeinende suburbanisatie) de laatste jaren niet is verminderd en dat de druk op de woningmarkt in de landelijke gemeenten in de toekomst waarschijnlijk nog zal aanhouden. De opsplitsing van de migratiesaldi naar gemeenten volgens bevolkingsomvang voor 1981-1996 duidt zelfs op een versterking van de rurbanisatie (Figuur 1; zie ook Bulthé en Lesthaeghe, 1980). Sinds 1981-84 is het migratiesaldo van de kleinere gemeenten (tot 20000 inwoners), behalve de allerkleinste (minder dan 2000 inwoners), nog toegenomen. Maar het migratiesaldo van de middelgrote en grote steden is ook iets minder negatief geworden. Alleen in de periode 1985-88 is er enigszins sprake van een verminderde rurbanisatie, met een negatief migratiesaldo voor de gemeenten met minder dan 2000 inwoners en een beduidend minder negatief migratiesaldo voor de middelgrote steden. Dit kan in verband worden gebracht met de veronderstelling dat in tijden van economische crisis de mobiliteitscijfers dalen, gezien door de precaire financiële situatie vele huishoudens minder geneigd zijn om te verhuizen. Een hypothese die in België grotendeels bevestigd wordt (cfr. Van Hecke, 1992).
1
De drukzone is gebaseerd op de migratiesaldi van alle Belgische gemeenten. Indien alleen Vlaamse gemeenten
in rekening worden gebracht, behoort ook Bekkevoort tot die drukzone. Geraardsbergen en Ninove op hun beurt zijn dan geen drukzone meer.
4
Kaart 2: Lokalisatie van de drukzones (A: België; B: Vlaanderen)
5
A
0
30
km
Migratiesaldo (per 1000 inwoners) [1] 1993-96 - [2] evolutie 1981-84 - 1993-96) >mediaan [1] en [2] >mediaan [1] en <mediaan [2] <mediaan [1] en >mediaan [2] <mediaan [1] en [2]
60
B
0
20
km
Migratiesaldo (per 1000 inwoners) [1] 1993-96 [2] evolutie 1981-84 - 1993-96 >mediaan [1] en [2] >mediaan [1] en <mediaan [2] <mediaan [1] en >mediaan [2] <mediaan [1] en [2]
40
Migratiesaldo (per 1000 inwoners)
8
1981-84 1985-88
6
1989-92 4
1993-96
2 0 -2 -4 -6 -8 (1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(8)
Legende: (1) = <2000 inw. (2) = 2000-5000 inw. (3) = 5000-10000 inw. (4) = 10000-20000 inw. (5) = 20000-50000 inw. (6) = 50000-100000 inw. (7) = 100000-200000 inw. (8) = >200000 inw.
Figuur 1: Gemiddeld jaarlijks migratiesaldo van gemeenten naar bevolkingsomvang, 19811996. Bron: NIS-Rijksregister
In het Brusselse zijn er een aantal indicaties die wijzen op een hernieuwde belangstelling voor het wonen in de stad. Watermaal-Bosvoorde en Evere behoren zelfs tot de drukzone. De Brusselse “tweede kroon” heeft na 1994 een (klein) positief totaal migratiesaldo (de “eerste kroon” bestaat uit de centraal gelegen gemeenten Brussel, Anderlecht, Elsene, Sint-JansMolenbeek, Sint-Gillis, Sint-Joost-ten-Node en Schaarbeek; de “tweede kroon” bevat de overige 12 gemeenten). Dit vestigingsoverschot in de tweede kroon is echter grotendeels de het resultaat van een grotere instroom van vreemdelingen sinds begin jaren ’90. Wat hoogstwaarschijnlijk te maken heeft met de uitbreiding van de Europese Unie en de daarbij horende versterking van de internationale positie van Brussel. Voor Belgen afzonderlijk blijft er een vrij hoog vertrekoverschot, al neemt dit de laatste jaren lichtjes af (zie De Lannoy et al., 1999). Ook het binnenlands vertrekoverschot blijft op een hoog peil. Van een vermindering van de suburbanisatie is dus geen sprake. Een andere trend in Brussel is de toenemende populariteit van bepaalde oude stadswijken als woonplaats voor hoofdzakelijk hooggeschoolde jongeren. Een veel vernoemd voorbeeld is dat van Dansaert Saint-Géry (zie o.a. Van Criekingen, 1996). Huishoudenstypologie Deze ruimtelijke typologie werd bekomen door een hoofdcomponentenanalyse uit te voeren op basis van variabelen m.b.t. de huishoudenspositie (LIPRO-typologie van huishoudens), geslacht en leeftijd (Deboosere et al., 1997). Dit resulteert in acht dimensies: vier clusters (14) bevatten overwegend niet-stedelijke (landelijke) gemeenten; de overige vier clusters zijn overwegend stedelijk (clusters 6-8) en randstedelijk (cluster 5) (Kaart 3). Het onderscheid op
6
vlak van gezinsstructuren is een oververtegenwoordiging van alleenstaanden, éénoudergezinnen, allochtonen en ongehuwde cohabitanten zonder kinderen voor de stedelijke clusters en een hoge proportie aan late thuisverlaters (“hotelgezin”) voor de randstedelijke zone (Tabel 1). De indeling op basis van huishoudenskarakteristieken correspondeert zeer goed met verstedelijkingsgraad en socio-economische kenmerken. Zo wordt de randstedelijke zone getypeerd door relatief hoge inkomens en dure woning- en grondprijzen.
Tabel 1: Situering van de 8 gemeentetypen op 6 dimensies van de LIPROhuishoudenssamenstelling (Deboosere et al., 1997). Bron: NIS-Volkstelling 1991 Gemeentetype en clusternummer: Aantal gemeenten Stedelijkheid (H=hoog; L=laag) Dimensies (PCA)
1
2
3
4
5
6
7
8
174
131
93
44
86
51
5
4
L
L
L
L
H
H
H
H
Gemiddelde afwijking in sigma t.o.v. gemiddelde (=0) op elke dimensie
A. Vroegtijdig huwen,
+0.4
+0.3
+0.3
-0.2
-1.6
+0.0
+1.3
+0.0
-0.4
+1.3
-0.6
-0.4
-0.0
-0.2
-1.3
-2.5
-0.5
+0.2
-0.4
-0.1
-0.3
+1.6
+4.3
+5.9
-0.3
+0.2
-0.3
+2.6
-0.3
-0.5
-0.3
-0.3
-0.5
+0.1
+1.4
-0.1
-0.3
-0.7
+1.3
+0.4
-0.6
+0.2
+0.6
+0.2
+0.2
+0.3
-0.5
-0.2
ouderschap (+) versus late thuisblijvers (-) B. Ongehuwd samenwonen al dan niet met kinderen (+) versus huwen met uitstel ouderschap (-) C. Alleenstaanden (20-79) & éénoudergezinnen (+) versus gehuwde paren (-) D. Inwonende familieleden & meerdere "familiekernen" (+) E. Latere "lege nest" fase (+) versus vroegere (-) F. Alleenstaande hoogbejaarden (+) versus hoogbejaarden in instellingen (-)
7
Kaart 3: Gemeentelijke typologie van de huishoudens (Deboosere et al., 1997)
8
Cluster 1 (175) 2 (131) 3 (93) 4 (44) 5 (86) 6 (51) 7 (5) 8 (4)
0
30
km
60
Afbakening binnen migratiebekkens op basis van de huishoudenstypologie en het al dan niet behoren tot de drukzone Finaal worden 5 zones onderscheiden: (1) Een zone met huishoudenstypen met een hoofdzakelijk landelijk patroon (cluster 1-4) die ook tot de drukzone behoren. (2) Een zone met huishoudenstypen met een hoofdzakelijk landelijk patroon (clusters 1-4) die niet tot de drukzone behoren. (3) Een zone met huishoudenstypen met een hoofdzakelijk randstedelijk patroon (cluster 5) die ook tot de drukzone behoren. (4) Een zone met huishoudenstypen met een hoofdzakelijk randstedelijk patroon (cluster 5) die niet de drukzone behoren. (5) Een zone met huishoudenstypen met een hoofdzakelijk stedelijk patroon (clusters 6-8)2. Enkele aanpassingen worden doorgevoerd om te komen tot een consistente indeling. Ten eerste zijn alleen die gemeenten die grenzen aan een stad of een aaneengesloten gebied vormen met gelijkaardige gemeenten weerhouden als randstedelijk (zone 3-4). Ten tweede zijn zes weinig verstedelijkte gemeenten maar die toch een meer stedelijk huishoudenspatroon bezitten (Vresse-sur-Semois, Hastière, Philippeville, Froidchapelle, Oreye en Kelmis), ingedeeld als landelijk (zone 1-2). Ten derde wordt elke regionale stad, die als beginpunt is genomen bij de afbakening van de migratiebekkens, beschouwd als stedelijk (zone 5). En als laatste wordt aan Zuienkerke en Hulshout een landelijke status toegekend i.p.v. een randstedelijke. Van de 17 Belgische migratiebekkens worden enkel in Gent, Antwerpen, Brussel, Leuven en Luik elk van de 5 typen zones onderscheiden. De randstedelijke zones komen immers alleen hier voor. Drie bekkens (Kortrijk, Doornik en La Louvière) hebben geen drukzone en bestaan daarom maar uit 2 zones (landelijk en stedelijk). De overige bekkens tellen 3 zones (landelijk plus drukzone, landelijk, en stedelijk) (Kaart 4).
4. Migratiestromen tussen bekkens Het grootste deel van de verhuisbewegingen speelt zich uiteraard af binnen de migratiebekkens zelf (dit is eigen aan de methode waarop die migratiebekkens zijn afgebakend). In de bekkens Antwerpen, Brussel en Luik, bijvoorbeeld, vindt meer dan 80% van de verhuizingen plaats binnen het bekken (Tabellen A1 en A2). De kleinere of perifeer gelegen bekkens (Oostende, Brugge, Roeselare, La Louvière en Doornik, maar ook Namen) kennen een veel kleinere (ongeveer 50%) proportie verhuisbewegingen binnen het bekken (hier speelt het schaaleffect natuurlijk een grote rol; bekkens met een geringe populatie wisselen veel meer personen uit met extern gelegen gemeenten dan grote bekkens zoals Brussel of Antwerpen). 2
Hier wordt geen onderscheid gemaakt tussen drukzone en geen drukzone. Stedelijke gemeenten die tot de
drukzone behoren zijn: Middelkerke, De Panne, Boom, Vilvoorde, Evere, Watermaal-Bosvoorde, Louvain-laNeuve, Hoei en Aarlen.
9
Kaart 4: Ruimtelijke indeling binnen migratiebekkens (A: België; B: Vlaanderen)
10
A
0
30
km
Zonering binnen migratiebekkens landelijk + drukzone (147) landelijk (306) randstedelijk + drukzone (30) randstedelijk (45) stedelijk (61)
60
B
0
20
km
Zonering binnen migratiebekkens landelijk + drukzone landelijk randstedelijk + drukzone randstedelijk stedelijk
40
De migratiestromen tussen de bekkens onderling (Tabel 2) werpen een licht op de voorkeur van bestemming van de emigranten uit een bepaald bekken en de plaats van 11
Tabel 2: Migratiestromen tussen migratiebekkens, gecumuleerde aantallen voor de periode 1994-1996 van: 1: 2: 3: 4: 5: 6: 7: 8: 9: 10: 11: 12: 13: 14: 15: 16: 17:
naar:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
Totaal
Antwerpen Brussel Leuven Brugge Kortrijk Oostende Roeselare Gent Charleroi Bergen La Louvière Doornik Luik Verviers Hasselt-Genk Aarlen Namen
173153 12673 5838 1479 775 972 350 4803 213 77 33 53 515 129 5446 106 139
11127 363311 5156 1715 1730 1966 415 8658 9697 5591 3805 3485 7453 1255 2179 1529 5966
6234 6699 21124 415 359 284 201 588 96 54 9 29 155 45 4482 27 70
1895 2287 341 16325 1595 4672 1633 3040 135 60 35 63 190 19 323 27 52
655 1350 226 1337 25762 1001 3605 3316 60 66 14 1180 76 16 202 12 18
1327 3217 345 4215 1253 13763 1919 1391 351 293 124 205 258 71 340 49 104
270 351 87 1643 3858 1827 8875 472 7 4 8 58 19 5 62 2 2
5364 8587 501 3201 3610 1281 806 55186 100 27 13 89 118 34 595 32 76
207 10238 84 69 49 231 13 93 58562 1452 4288 298 1401 194 74 398 4014
62 5387 66 41 47 188 12 26 1576 23727 2269 1414 526 89 37 151 285
31 4251 22 23 15 59 1 15 4021 1789 12563 117 285 52 18 67 221
68 2944 12 32 1115 122 61 75 322 1457 140 8582 247 61 4 55 130
565 8142 161 133 91 217 6 115 2315 685 446 322 108132 6017 1109 2110 5782
175 1180 46 34 21 38 6 38 278 120 82 71 5693 21298 160 151 205
5373 2297 4171 317 254 323 92 612 118 129 29 9 1362 153 58464 43 99
142 2181 37 19 25 29 4 41 701 226 124 138 2437 227 31 12956 936
191 7389 87 53 45 86 8 54 4712 350 295 199 4993 238 57 843 17129
206839 442484 38304 31051 40604 27059 18007 78523 83264 36107 24277 16312 133860 29903 73583 18558 35228
Totaal
206754
435038
40871
32692
38896
29225
17550
79620
81665
35903
23550
15427
136348
29596
73845
20254
36729
1333963
Tabel 3: Gemiddeld jaarlijks migratiesaldo per 1000 inwoners van migratiebekken i, opgesplitst naar migratiebekken j voor de periode 1994-1996 i: 1: 2: 3: 4: 5: 6: 7: 8: 9: 10: 11: 12: 13: 14: 15: 16: 17:
Antwerpen Brussel Leuven Brugge Kortrijk Oostende Roeselare Gent Charleroi Bergen La Louvière Doornik Luik Verviers Hasselt-Genk Aarlen Namen
j:
1 -0,21 0,43 0,30 -0,10 0,56 -0,13 0,25 0,00 -0,02 0,00 0,03 0,02 0,06 -0,03 0,08 0,07
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
Totaal
0,27
-0,07 -0,21
-0,07 -0,08 0,08
0,02 0,05 0,15 0,18
-0,06 -0,17 -0,07 0,32 -0,20
0,01 0,01 0,12 -0,01 -0,20 0,14
-0,10 0,01 0,10 -0,11 -0,23 0,17 -0,53
0,00 -0,07 0,01 0,05 0,01 0,19 -0,01 0,00
0,00 0,03 -0,01 0,01 0,02 0,17 -0,01 0,00 -0,07
0,00 -0,06 -0,01 0,01 0,00 0,10 0,01 0,00 0,15 0,59
0,00 0,07 0,02 0,02 0,05 0,13 0,00 0,01 -0,01 -0,05 -0,04
-0,01 -0,09 -0,01 0,04 -0,01 0,06 0,02 0,00 -0,51 -0,19 -0,30 -0,14
-0,01 0,01 0,00 -0,01 0,00 0,05 0,00 0,00 -0,05 -0,04 -0,06 -0,02 0,13
0,01 -0,02 0,34 0,00 -0,04 0,03 -0,05 -0,01 -0,02 -0,11 -0,02 -0,01 -0,10 0,01
-0,01 -0,09 -0,01 0,01 -0,01 0,03 0,00 0,00 -0,17 -0,09 -0,11 -0,15 -0,13 -0,10 0,00
-0,01 -0,19 -0,02 0,00 -0,02 0,03 -0,01 0,01 -0,39 -0,08 -0,14 -0,13 0,30 -0,04 0,02 0,20
-0,01 -0,80 2,37 0,87 -1,26 2,85 -0,60 0,24 -0,90 -0,23 -1,35 -1,67 0,94 -0,47 0,14 3,58 1,86
1,69 0,41 -0,30 1,97 -0,10 -0,03 0,30 -0,25 0,83 -1,00 0,27 -0,10 0,05 1,41 1,83
-0,05 -0,11 0,10 -0,18 -0,04 -0,01 0,01 0,02 -0,03 0,00 0,00 -0,13 0,02 0,02
-0,21 -0,72 0,02 0,07 -0,04 -0,02 -0,02 -0,06 -0,02 0,02 0,00 -0,02 0,00
0,40 0,40 0,13 -0,01 -0,02 0,00 -0,12 0,01 0,01 0,02 0,03 0,03
-0,15 -0,05 -0,07 -0,13 -0,12 -0,15 -0,02 -0,04 -0,01 -0,04 -0,02
0,15 0,00 0,01 -0,01 0,01 -0,01 0,00 0,01 0,00 0,01
0,00 0,00 0,00 -0,03 0,00 0,01 0,01 0,02 -0,03
0,15 -0,50 0,04 0,35 0,11 0,02 0,65 0,90
-0,89 0,08 0,06 0,04 0,04 0,16 0,08
0,04 0,06 0,04 0,00 0,12 0,10
0,03 0,01 0,00 0,18 0,09
-0,43 0,10 0,71 -1,01
0,00 0,16 0,04
-0,03 -0,05
-0,12
Tabel A1: Procentuele verdeling van migratiestromen van migratiebekken i naar migratiebekken j op basis van gecumuleerde aantallen voor de periode 1994-96 i: 1: 2: 3: 4: 5: 6: 7: 8: 9: 10: 11: 12: 13: 14: 15: 16: 17:
j:
Antwerpen Brussel Leuven Brugge Kortrijk Oostende Roeselare Gent Charleroi Bergen La Louvière Doornik Luik Verviers Hasselt-Genk Aarlen Namen
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
Totaal
83,7 2,9 15,2 4,8 1,9 3,6 1,9 6,1 0,3 0,2 0,1 0,3 0,4 0,4 7,4 0,6 0,4
5,4 82,1 13,5 5,5 4,3 7,3 2,3 11,0 11,6 15,5 15,7 21,4 5,6 4,2 3,0 8,2 16,9
3,0 1,5 55,1 1,3 0,9 1,0 1,1 0,7 0,1 0,1 0,0 0,2 0,1 0,2 6,1 0,1 0,2
0,9 0,5 0,9 52,6 3,9 17,3 9,1 3,9 0,2 0,2 0,1 0,4 0,1 0,1 0,4 0,1 0,1
0,3 0,3 0,6 4,3 63,4 3,7 20,0 4,2 0,1 0,2 0,1 7,2 0,1 0,1 0,3 0,1 0,1
0,6 0,7 0,9 13,6 3,1 50,9 10,7 1,8 0,4 0,8 0,5 1,3 0,2 0,2 0,5 0,3 0,3
0,1 0,1 0,2 5,3 9,5 6,8 49,3 0,6 0,0 0,0 0,0 0,4 0,0 0,0 0,1 0,0 0,0
2,6 1,9 1,3 10,3 8,9 4,7 4,5 70,3 0,1 0,1 0,1 0,5 0,1 0,1 0,8 0,2 0,2
0,1 2,3 0,2 0,2 0,1 0,9 0,1 0,1 70,3 4,0 17,7 1,8 1,0 0,6 0,1 2,1 11,4
0,0 1,2 0,2 0,1 0,1 0,7 0,1 0,0 1,9 65,7 9,3 8,7 0,4 0,3 0,1 0,8 0,8
0,0 1,0 0,1 0,1 0,0 0,2 0,0 0,0 4,8 5,0 51,7 0,7 0,2 0,2 0,0 0,4 0,6
0,0 0,7 0,0 0,1 2,7 0,5 0,3 0,1 0,4 4,0 0,6 52,6 0,2 0,2 0,0 0,3 0,4
0,3 1,8 0,4 0,4 0,2 0,8 0,0 0,1 2,8 1,9 1,8 2,0 80,8 20,1 1,5 11,4 16,4
0,1 0,3 0,1 0,1 0,1 0,1 0,0 0,0 0,3 0,3 0,3 0,4 4,3 71,2 0,2 0,8 0,6
2,6 0,5 10,9 1,0 0,6 1,2 0,5 0,8 0,1 0,4 0,1 0,1 1,0 0,5 79,5 0,2 0,3
0,1 0,5 0,1 0,1 0,1 0,1 0,0 0,1 0,8 0,6 0,5 0,8 1,8 0,8 0,0 69,8 2,7
0,1 1,7 0,2 0,2 0,1 0,3 0,0 0,1 5,7 1,0 1,2 1,2 3,7 0,8 0,1 4,5 48,6
100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
Tabel A2: Procentuele verdeling van migratiestromen van migratiebekken j naar migratiebekken i op basis van gecumuleerde aantallen voor de periode 1994-96 i: 1: 2: 3: 4: 5: 6: 7: 8: 9: 10: 11: 12: 13: 14: 15: 16: 17:
j:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
Antwerpen Brussel Leuven Brugge Kortrijk Oostende Roeselare Gent Charleroi Bergen La Louvière Doornik Luik Verviers Hasselt-Genk Aarlen Namen
83,7 6,1 2,8 0,7 0,4 0,5 0,2 2,3 0,1 0,0 0,0 0,0 0,2 0,1 2,6 0,1 0,1
2,6 83,5 1,2 0,4 0,4 0,5 0,1 2,0 2,2 1,3 0,9 0,8 1,7 0,3 0,5 0,4 1,4
15,3 16,4 51,7 1,0 0,9 0,7 0,5 1,4 0,2 0,1 0,0 0,1 0,4 0,1 11,0 0,1 0,2
5,8 7,0 1,0 49,9 4,9 14,3 5,0 9,3 0,4 0,2 0,1 0,2 0,6 0,1 1,0 0,1 0,2
1,7 3,5 0,6 3,4 66,2 2,6 9,3 8,5 0,2 0,2 0,0 3,0 0,2 0,0 0,5 0,0 0,0
4,5 11,0 1,2 14,4 4,3 47,1 6,6 4,8 1,2 1,0 0,4 0,7 0,9 0,2 1,2 0,2 0,4
1,5 2,0 0,5 9,4 22,0 10,4 50,6 2,7 0,0 0,0 0,0 0,3 0,1 0,0 0,4 0,0 0,0
6,7 10,8 0,6 4,0 4,5 1,6 1,0 69,3 0,1 0,0 0,0 0,1 0,1 0,0 0,7 0,0 0,1
0,3 12,5 0,1 0,1 0,1 0,3 0,0 0,1 71,7 1,8 5,3 0,4 1,7 0,2 0,1 0,5 4,9
0,2 15,0 0,2 0,1 0,1 0,5 0,0 0,1 4,4 66,1 6,3 3,9 1,5 0,2 0,1 0,4 0,8
0,1 18,1 0,1 0,1 0,1 0,3 0,0 0,1 17,1 7,6 53,3 0,5 1,2 0,2 0,1 0,3 0,9
0,4 19,1 0,1 0,2 7,2 0,8 0,4 0,5 2,1 9,4 0,9 55,6 1,6 0,4 0,0 0,4 0,8
0,4 6,0 0,1 0,1 0,1 0,2 0,0 0,1 1,7 0,5 0,3 0,2 79,3 4,4 0,8 1,5 4,2
0,6 4,0 0,2 0,1 0,1 0,1 0,0 0,1 0,9 0,4 0,3 0,2 19,2 72,0 0,5 0,5 0,7
7,3 3,1 5,6 0,4 0,3 0,4 0,1 0,8 0,2 0,2 0,0 0,0 1,8 0,2 79,2 0,1 0,1
0,7 10,8 0,2 0,1 0,1 0,1 0,0 0,2 3,5 1,1 0,6 0,7 12,0 1,1 0,2 64,0 4,6
0,5 20,1 0,2 0,1 0,1 0,2 0,0 0,1 12,8 1,0 0,8 0,5 13,6 0,6 0,2 2,3 46,6
Totaal
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
herkomst van de immigranten naar datzelfde bekken. Herberekend naar migratiesaldi per 1000 inwoners (Tabel 3) geven deze cijfers aan in welke mate het bekken i t.o.v. bekken j netto meer migranten aantrekt (positief migratiesaldo of vestigingsoverschot) of verliest (negatief migratiesaldo of vertrekoverschot). Voor een vergelijking met cijfers voor de periode 1988-90, zie Tabellen A5 en A6. De belangrijkste conclusies uit deze cijfers zijn: • Migratiestromen van Vlaamse migratiebekkens naar Waalse bekkens, en omgekeerd, zijn uitzonderlijk klein in vergelijking met de stromen binnen Vlaanderen en binnen Wallonië zelf (zie ook Grimmeau, 1992). De taalgrens is dus voor een groot stuk ook een migratiegrens. Enkel binnen het bekken Brussel is die grens veel vager. • De bekkens met het hoogste positief migratiesaldo per duizend inwoners zijn Aarlen (+3.58‰), Oostende (+2.85‰), Leuven (+2.37‰) en Namen (+1.86‰). Deze met het hoogste negatief migratiesaldo zijn de perifere bekkens Doornik (-1.67‰), La Louvière (1.35‰) en Kortrijk (-1.26‰). • Het overgrote deel van het sterk positief totaal migratiesaldo van de bekkens Aarlen, Oostende, Leuven en Namen is afkomstig van het bekken Brussel. Analoog is het grootste deel van het negatief totaal migratiesaldo van het bekken Doornik te wijten aan een hoog vertrekoverschot met het bekken Brussel. • Ondanks het negatief totaal migratiesaldo van de bekkens La Louvière en Charleroi, hebben ze t.o.v. Brussel een positief migratiesaldo. • Het bekken Brussel verliest meer migranten dan het wint. Alleen met Kortrijk, Roeselare, Bergen, Doornik, Verviers en Gent heeft Brussel een positief migratiesaldo. • Namen heeft een hoog vestigingsoverschot met de bekkens Brussel en Charleroi. Met Luik heeft het echter een hoog vertrekoverschot.
5. Migratiestromen binnen bekkens De migratiestromen tussen de verschillende zones van een bekken (landelijk, randstedelijk, stedelijk, al dan niet behorend tot de drukzone) laten toe de graad van rurbanisatie en suburbanisatie in ons land in meer detail te bestuderen. Bovendien wordt door de opsplitsing naar migratiebekkens een belangrijke geografische component aan dergelijke analyse toegevoegd. De absolute migratiestromen tussen de verschillende zones van een migratiebekken voor de periode 1994-96 worden weergegeven in Tabel A3. Tabel 4 geeft de decompositie weer van het migratiesaldo van zone i opgesplitst naar zone j (per 1000 inwoners van zone i). Als vergelijkingspunt worden ook de cijfers voor 1988-90 bijgevoegd (zie Tabel A7). Uit deze cijfers kunnen volgende punten naar voren worden geschoven: • Vrijwel elke stedelijke zone heeft een negatief migratiesaldo t.o.v. de landelijke en randstedelijke zones van hetzelfde bekken. Alleen bij de bekkens Roeselare, Bergen en Aarlen is er een grotere migratiestroom komende van de landelijke zone naar de stad dan omgekeerd. Verviers heeft een klein positief migratiesaldo t.o.v. de landelijke drukzone. • Het totaal migratiesaldo per duizend inwoners van de stedelijke zones is alleen in de bekkens Aarlen en Oostende beduidend positief (respectievelijk 3.23 ‰ en 2.45‰). Dit is ook het geval in het bekken Bergen, maar in veel mindere mate (migratiesaldo van 0.06‰). 12
Het positief migratiesaldo van het stedelijke gebied in de bekkens Oostende en Aarlen is vrijwel uitsluitend het resultaat van een hoog vestigingsoverschot afkomstig van buiten het bekken (de instroom komende van buiten het bekken naar de steden is veel groter dan de stedelijke uitstroom buiten hun bekken). • De migratiesaldi van de randstedelijk zone zijn steeds positief t.o.v. de stedelijke zone. Echter, ten opzichte van de landelijke zones verliest het randstedelijk gebied meestal meer migranten dan het aantrekt. • Landelijke zones hebben een overwegend positief migratiesaldo. De landelijke zone (zone 4) verliest telkens aan de landelijke zone die tevens behoort tot de drukzone (zone 3). • Het randstedelijk gebied binnen de bekkens heeft een ongeveer dubbel zo hoog migratiesaldo t.o.v. de steden dan het landelijk gebied. De migratiestromen binnen het Vlaamse bekken Brussel (Tabel 5 en A4) verschillen op twee punten significant van de migratiestromen binnen het Belgisch bekken Brussel. Ten eerste zijn de migratiesaldi van alle zones met het buiten het bekken gelegen gebied sterker negatief. Dat is natuurlijk het gevolg van het wegnemen van een zeer groot deel van de invloedssfeer van Brussel ten zuiden van de taalgrens. Ten tweede zijn de migratiesaldi van de randstedelijke en stedelijk zones t.o.v. de landelijk zones minder negatief. Hieruit blijkt duidelijk de grotere voorkeur van Brusselse emigranten voor Waalse landelijke gemeenten dan voor Vlaamse landelijke gemeenten. De resultaten voor de twee overige gewijzigde bekkens (Kortrijk en Hasselt-Genk) zijn vrijwel identiek met de Belgische bekkens, vermits maar een of twee gemeenten verwijderd of toegevoegd werden.
Stedelijk
Randstedelijk en drukzone
Randstedelijk
Landelijk en drukzone
Landelijk
Figuur 2: Schematische weergave van de netto-migratiestromen tussen de verschillende zones binnen een bekken
13
14
15
16
Samenvattend kan worden gesteld dat er weinig of geen tekenen zijn van een terugkeer naar de stad. Enkel in de bekkens Oostende en Aarlen is er een vestigingsoverschot in de steden. Een groot deel van dat vestigingsoverschot is daarenboven nog afkomstig van buiten het bekken (voornamelijk vanuit Brussel), zodat ook hier nauwelijks van een beweging van nieuwe stedelijkheid kan gesproken worden. Ondanks het positief totaal migratiesaldo van het randstedelijk gebied, heeft deze randstedelijke zone een vertrekoverschot t.o.v. de landelijke 17
zones. Ook is er telkens een netto-uitstroom van de landelijke en randstedelijke zone zonder migratiedruk naar de landelijke en randstedelijke zones met migratiedruk (Figuur 2).
6. Evolutie van totale migratiesaldi over de laatste vijftien jaar
Figuur A1-a geeft een idee van de evolutie en de spreiding van de totale (binnen– en buitenlandse migratiebewegingen samen) migratiesaldi tussen 1981-84 en 1993-96 voor elke zone. Overigens zijn deze migratiesaldi niet direct vergelijkbaar met Tabel 4, vermits Figuur A1-a gebaseerd is op zowel interne als externe migraties en de mediaan als vergelijkingspunt ongeschikt is. In de meeste stedelijke gebieden (zone 5) is er een trend naar iets hogere migratiesaldi. Alleen in de bekkens Brugge, Kortrijk, Gent en Luik is de mediaan van het migratiesaldo voor 1993-96 lager dan voor 1981-84. Figuur A1-a toont ook mooi de uitgeproken stijging van het migratiesaldo in de drukzones (zone 1 en 3) en de situering ten opzichte van zones 2 en 4, die geen deel uitmaken van de drukzone. 7. Grond- en woningprijzen en inkomensstructuur binnen migratiebekkens
Voorheen werd reeds geopperd dat de indeling op basis van huishoudenskarakteristieken zeer goed correspondeert met verstedelijkingsgraad en socio-economische kenmerken, en dat de randstedelijke zone getypeerd wordt door relatief hoge inkomens en dure huur- en grondprijzen. Deze zonale verschillen van kavel- en woningprijzen en het gemiddeld inkomen per inwoner komen duidelijk tot uiting in Figuur A1-b en A1-c. Merk op dat voor de bekkens Brussel, Leuven en Gent de randstedelijke drukzone (zone 3) gekarakteriseerd wordt door een lager inkomensniveau en lagere verkoopprijzen van woningen en kavels dan het randstedelijk gebied dat niet tot de drukzone behoort (zone 4). In het bekken Antwerpen zijn de grond- en grondprijzen van de randstedelijke drukzone het hoogst, maar het gemiddeld inkomen per inwoner is het hoogst in de randstedelijke zone zonder druk.
Referenties
Beguin, H. en J.-C. Thill (1985), De invloedssferen van de Belgische steden: het nut van een theoretische benadering, Tijdschrift van het Gemeentekrediet, 39(154), 205-215. Bulté, H. en R. Lesthaeghe (1980), De nieuwe krachtlijnen in de Belgische migratiepatronen, Bevolking en Gezin, 3, 311-331. Criekingen, M. (1996), Processus de gentrification a Bruxelles: le cas du quartier ‘Dansaert Saint-Géry’, Tijdschrift van de Belgische Vereniging voor Aardrijkskundige Studies, 2, 205233.
18
Deboosere, P., R. Lesthaeghe, J. Surkyn, P.-M. Boulanger en A. Lambert (1997), Huishoudens en gezinnen, Volkstellingsmonografie nr. 4, Nationaal Instituut voor de Statistiek. De Lannoy, W., M. Lammens, R. Lesthaeghe en D. Willaert (1999), Brussel in de jaren negentig en na 2000: een demografische doorlichting, Working Paper 1999-1, Steunpunt Demografie, Vrije Universiteit Brussel. Grimmeau, J.-P. (1992), Les migrations entre la Flandre et la Wallonie. Une analyse des flux 1989-91 au niveau communal, Working Paper 1992-4, Steunpunt Demografie, Vrije Universiteit Brussel. Leemans, M., M. Pattyn, S. Rousseau en H. Van der Haegen (1990), De Belgische stadsgewesten 1981, Statistische Studiën, 89, 5-25. Van Hecke, E. (1992), De evolutie van de migratietendensen 1977-1990 in de Belgische ruimte, Bevolking en Gezin, 2, 1-27.
BRONNEN: Binnenlandse migratiecijfers: (1981-1987): NIS (Bevolkingsstatistieken – Loop van de bevolking) (1988-): afkomstig van het Rijksregister (bekomen via het NIS). Het Rijksregister verzamelt sinds 1988 elke migratiebeweging over de gemeentegrenzen heen in ‘real-time’ (d.w.z. dat de registratie gebeurt op het moment dat de gemeente van een verhuisbeweging op de hoogte wordt gesteld. De cijfers worden gepubliceerd in de ‘Bevolkingsstatistieken – Loop van de bevolking’ van het NIS. -Huishoudenstypologie: gebaseerd op cijfers van de Volkstelling van 1991 (NIS) -Figuur A1: (a) NIS-Rijksregister (Bevolkingsstatistieken – Loop van de bevolking) (b) NIS (Financiële Statistieken - Verkopen van onroerende goederen, 1995) (c) NIS (Financiële Statistieken – Fiscale statistiek van de inkomens onderworpen aan de personenbelasting en aan de belasting van de niet-verblijfhouders, aanslagjaar 1997 – inkomen van 1996) ANNEX: Tabellen A1 t/m A7, Figuur A1
19
Gemidde ld inkomen p er inwoner (duizend BF) (1996) 20
10
0
-10 1981-84
-20
N=
N= 33 33
33 33
1 33
1 33
33 33
2 9
2 9
9 23
3
9 23
3 23 23
4
23 23
4 23
1993-96
8
6
4
2 wo ningen
0
600
500
400
300
200
100
33
33
9
23
23
1
2
3
4
5
Gemidde ld jaarlijks m igratiesaldo (per 1000 inwoners)
Brussel
G emiddelde verkoopprijs (miljoen BF) (1995)
Gemidde ld jaarlijks mi gratiesaldo (per 1000 inwoners) N=
Gemidde ld inkomen p er inwoner (duizend BF) (1996)
G emiddelde verkoopprijs (miljoen BF) (1995) 30
30
Antwerpen
20
10
0
-10 1 981-84
-20 N=
10
23
kav els 23
5
N=
5
N=
23
23
35
1
23
1
35
35
7
35
2
7
2
7 12
3
7
3
12
12 12
6 6
1 993-96
4 5
8
6
4
2
wo ningen
0
6
4 6
kav els
5
600
500
400
300
200
23
35
7
12
6
1
2
3
4
5
G emiddeld inkom en per inwone r (duizend BF) (1996) Ge middeld jaarlijk s migratiesald o (per 1000 inwoners) 10
0
-10 1 981-84
-20
N=
N= 12 12
12 12
1 22
1 22
22 22
2 4
2 4
4 2
4
3 2
3
2 1
2
4 1
1 993-96
4
0
1
600
500
400
300
12
22
4
2
1
1
2
3
4
5
Gemidde ld jaarlijks m igratiesaldo (per 1000 inwoners)
Gent
8
6
4
2 wo ningen
G emiddelde verkoopprijs (miljoen BF) (1995)
N=
Gemidde ld inkomen p er inwoner (duizend BF) (1996)
Gemidde lde v erkooppri js (miljoen BF) (1995) 20
1
kav els
20
Leuven
10
0
1 981-84
-10 N=
10
N=
5
N=
2
5 2
2
4
1
2
1
4
4
7
4
2
7
2
7 4
7
3
4
3
4 2
4
4
2
1 993-96
4 5
5
4
3
2
1 wo ningen
0
2 2
kav els
5
600
500
400
300
2
4
7
4
2
1
2
3
4
5
Gemidde ld inkomen p er inwoner (duizend BF) (1996) 500
400
300
200
Gemidde ld inkomen p er inwoner (duizend BF) (1996)
G emiddelde verkoopprijs (miljoen BF) (1995) 30
20
10
0 1 981-84
-10
N=
N=
N= 3 3
3
1 7
3 7
1
7
2 4
7 4
1 993-96
2 5
0
4
3
7
4
1
2
5
Gemiddeld jaarlijks migra tiesaldo (per duizend inwoners)
Oostende
4
3
2
1
wo ningen
kav els
Gemiddelde verkoopprijs (miljoen BF) (1995)
Gemidde ld jaarlijks m igratiesaldo (per 1000 inwoners) 40
-1
4
30
Brugge
20
10
0 1 981-84
-10 N=
5
5 N=
N=
3 3
3
6
1
1 3
6
6
3
2
2 6
3
1 993-96
5
5
4
3
2
1 wo ningen
0 kav els
3
5 3
460
440
420
400
380
360
340
320
300
3
6
3
1
2
5
Gemidde ld inkomen p er inwoner (duizend BF) (1996) Gemidde ld jaarlijks m igratiesaldo (per 1000 inwoners) 6
4
2
0
-2
-4
-6 1 981-84
-8
N=
N= 2 2
2 12
1
1 2 12
12
2 12 1 1
1 993-96
2 5
1
400
380
360
340
320
300
280
260
2
12
1
1
2
5
Gemiddeld j aarlijks migra tiesaldo (per duizend inwoners)
Roeselare
3
2
1 wo ningen
kav els
G emiddelde verkoopprijs (miljoen BF) (1995)
N=
Gemidde ld inkomen p er inwoner (duizend BF) (1996)
G emiddelde verkoopprijs (miljoen BF) (1995) 8
0
1
8
Kortrijk
6
4
2
0
-2
-4
4 1 981-84
-6 N=
5 N=
N=
21 21
21
2 21
1 1
1 993-96
2 5
3
2
1
wo ningen
0 kav el
1
5 1
420
400
380
360
340
320
300
21
1
2
5
Gemidde ld inkomen p er inwoner (duizend BF) (1996) G emiddelde verkoopprijs (miljoen BF) (1995)
Gemidde ld jaarlijks m igratiesaldo (per 1000 inwoners) 20
Hasselt-Genk
10
0
-10 1 981-84
-20
N=
N=
N= 17 17
17 26
1
1 17 26
26 3
2 26 3
1 993-96
2 5
4
3
2
1 wo ningen
0 kav els
3
5 3
440
420
400
380
360
340
320
300
17
26
3
1
2
5
Gemi ddeld jaarlijks migratiesaldo ( per duizend inwoners)
Brussel (Vlaamse gemeenten) 20
10
0
-10 1 981-84 1 993-96
-20 N=
11
11
18
1
18
6
2
6
17
3
17
21
4
21
5
G emiddelde verkoopprijs (miljoen BF) (1995)
10
wo ningen kav els 0 N=
11
11
18
Gemidde ld inkomen p er inwoner (duizend BF) (1996)
1
18
6
2
6
17
3
17
21
4
21
5
600
500
400
300
200
100 N=
11
18
6
17
21
1
2
3
4
5
Gemidde ld inkomen p er inwoner (duizend BF) (1996)
-6
-8
N=
N= 9 9
9
2 9 1
2
2
1
wo ningen
kav els
1
370
360
350
340
330
320
310
300
290
9
1
2
5
G emiddelde verkoopprijs (miljoen BF) (1995)
Gemiddeld j aarlijks migra tiesaldo (per duizend inwoners) N=
Gemidde ld inkomen p er inwoner (duizend BF) (1996)
G emiddelde verkoopprijs (miljoen BF) (1995)
Doornik
6
4
2
0
-2
-4
1 981-84
1
1 993-96
Gemidde ld jaarlijks m igratiesaldo (per 1000 inwoners)
8
3
0
1
20
Bergen
10
0
-10 1 981-84
-20 N=
5 N=
N=
1 1
6
1
1 1 11 11
1
11
2 11 2 2
1 993-96
2 5
4
3
2
1 wo ningen
0 kav els
2
5 2
420
400
380
360
340
320
300
280
260
1
11
2
1
2
5
Gemidde ld inkomen p er inwoner (duizend BF) (1996)
-20
N=
N= 9 9
9 9
1 22 22
1
22 22
2 2
2
3
2
1
0 wo ningen
kav els
2
600
500
400
300
200
9
22
2
1
2
5
G emiddelde verkoopprijs (miljoen BF) (1995)
Gemidde ld jaarlijks m igratiesaldo (per 1000 inwoners) N=
Gemidde ld inkomen p er inwoner (duizend BF) (1996)
G emiddelde verkoopprijs (miljoen BF) (1995)
Charleroi
20
10
0
-10 1 981-84
2
1 993-96
6
Gemiddeld j aarlijks migra tiesaldo (per duizend inwoners)
30
4
-1
2
10
La Louvière
0
1 981-84
-10 N=
N=
5
N=
6 6
6 6
2 1
2 1
1 993-96
5
3
2
1
wo ningen
0
1 1
kav els
5
370
360
350
340
330
320
310
6
1
2
5
G emiddeld inkom en per inwone r (duizend BF) (1996) Ge middeld jaarlijk s migratiesald o (per 1000 inwoners) -10
-20
N=
N= 22
22
1 22
22 42
1
42 42
2 42 3
2
3 3
3 3 4
3
4 4
4 4 8
4
3
2
1
wo ningen
0
8
600
500
400
300
200
22
42
3
4
8
1
2
3
4
5
G emiddelde verkoopprijs (miljoen BF) (1995)
N=
Gemidde ld inkomen p er inwoner (duizend BF) (1996)
Gemiddelde v erkooppri js (miljoen BF) (1995)
Luik
30
20
10
0
1 981-84
8
1 993-96
Gemidde ld jaarlijks m igratiesaldo (per 1000 inwoners)
40
4
kav els
8
30
Verviers
20
10
0 1 981-84
-10 N=
5 N=
N=
5 5
5
5
1 5 19 19
1
19
2 19 1 1
1 993-96
2 5
5
4
3
2
1 wo ningen
0 kav els
1
5 1
500
400
300
200
5
19
1
1
2
5
Gemidde ld inkomen p er inwoner (duizend BF) (1996) 420
400
380
360
340
320
300
Gemidde ld inkomen p er inwoner (duizend BF) (1996)
G emiddelde verkoopprijs (miljoen BF) (1995) 20
10
0 1 981-84
-10
N=
N=
N= 7 7
7
1 7 13 13
1
13
2 13 1 1
1 993-96
2
1
7
13
1
1
2
5
Gemidde ld jaarlijks m igratiesaldo (per 1000 inwoners)
Namen
3
2
1 wo ningen
kav els
G emiddelde v erkoopprijs (duizend BF) (1995)
Gemidde ld jaarlijks m igratiesaldo (per 1000 inwoners) 30
0
1
30
Aarlen
20
10
0
-10 1 981-84
-20 N=
4
5 N=
N=
9
5 9
9
17
1
1 9
17
17
1
2 17
1
1 993-96
2 5
6
5
4
3
2
1 wo ningen
0 kav els
1
5 1
500
400
300
200
9
17
1
1
2
5
Tabel 4: Gemiddeld jaarlijks migratiesaldo van zone i naar zone j per 1000 inwoners van zone i voor de periode 1994-96 en voor elk migratiebekken Antwerpen
1: 2: 3: 4: 5: 6:
i: j: landelijk + drukzone landelijk randstedelijk + drukzone randstedelijk stedelijk buiten bekken
1 -1,28 -1,15 -1,68 -2,05 0,00
2 1,61 -0,30 -0,56 -2,14 0,03
3 0,41 0,08 -0,36 -1,51 0,00
4 0,76 0,20 0,45 -1,53 -0,02
5 3,11 2,57 6,41 5,14
6 -0,10 -0,48 -0,06 1,08 0,11
Totaal 5,80 1,10 5,35 3,62 -7,11 0,00
6 -0,66 -1,55 -1,83 -2,17 -0,37
Totaal 7,16 1,95 4,99 1,35 -6,84 0,33
6 1,49 0,95 1,83 1,08 4,88
Totaal 9,61 5,78 7,51 2,53 -2,68 -0,09
-0,01
Brussel
1: 2: 3: 4: 5: 6:
i: j: landelijk + drukzone landelijk randstedelijk + drukzone randstedelijk stedelijk buiten bekken
1 -0,82 -1,43 -1,47 -1,46 0,03
2 1,16 -1,19 -1,14 -1,42 0,10
3 0,58 0,35 -1,04 -0,88 0,03
4 1,68 0,93 2,92 -2,72 0,11
5 4,40 3,04 6,51 7,17 0,05
Leuven
1: 2: 3: 4: 5: 6:
i: j: landelijk + drukzone landelijk randstedelijk + drukzone randstedelijk stedelijk buiten bekken
1 -0,30 -0,18 -0,30 -0,52 0,00
2 0,88 0,17 -0,12 -1,67 0,00
3 1,41 -0,47 -1,69 -4,25 -0,02
4 0,90 0,13 0,63 -1,13 0,00
5 4,94 5,48 5,05 3,56 -0,06
Brugge
1: 2: 5: 6:
i: j: landelijk + drukzone landelijk stedelijk buiten bekken
1 -0,66 -1,10 0,00
2 1,07 -2,01 -0,01
5 3,81 4,31
6 -0,87 1,05 2,61
-0,04
Totaal 4,01 4,69 -0,50 -0,05
Kortrijk i: 2: landelijk 5: stedelijk 6: buiten bekken
j:
2 -1,49 0,04
5 0,33
6 -1,21 -2,03
Totaal -0,88 -3,52 0,06
5 6,38 3,70
6 -0,79 1,45 6,31
0,02
Oostende
1: 2: 5: 6:
i: j: landelijk + drukzone landelijk stedelijk buiten bekken
1 -0,36 -1,58 0,00
2 0,89 -2,28 -0,01
-0,07
Totaal 6,48 4,79 2,45 -0,08
Tabel 4 (vervolg) Roeselare
1: 2: 5: 6:
i: j: landelijk + drukzone landelijk stedelijk buiten bekken
1
2 2,79
-0,43 -0,70 0,00
0,50 0,01
5 1,81 -0,20
6 1,88 -0,97 -1,11
Totaal 6,49 -1,59 -1,32 0,02
4 0,43 0,07 0,42
5 5,00 1,32 9,45 6,70
0,01
Gent
1: 2: 3: 4: 5: 6:
i: j: landelijk + drukzone landelijk randstedelijk + drukzone randstedelijk stedelijk buiten bekken
1 -0,49 -2,33 -2,67 -3,52 -0,01
2 0,89 -1,13 -0,85 -1,69 0,00
3 0,75 0,20 -0,85 -2,16 0,00
-0,75 0,00
-0,03
Charleroi
1: 2: 5: 6:
i: j: landelijk + drukzone landelijk stedelijk buiten bekken
1 -0,54 -1,24 -0,01
2 1,69 -1,31 0,02
5 3,90 1,31
6 1,47 -0,71 -1,77
Totaal 7,06 0,06 -4,32 0,06
6 0,76 -0,67 0,26
Totaal 10,07 -1,06 0,06 0,01
0,05
Bergen
1: 2: 5: 6:
i: j: landelijk + drukzone landelijk stedelijk buiten bekken
1 -0,07 -0,65 0,00
2 1,29 0,45 0,01
5 8,03 -0,32 0,00
La Louvière i: 2: landelijk 5: stedelijk 6: buiten bekken
j:
2 -0,38 0,01
5 0,29
6 -0,87 -2,00
Totaal -0,58 -2,38 0,02
6 -2,60 -0,07
Totaal -2,31 -0,54 0,03
0,02
Doornik i: 2: landelijk 5: stedelijk 6: buiten bekken
j:
2 -0,47 0,03
5 0,28 0,00
6 0,84 0,12 -0,82 -1,44 1,21
Totaal 7,91 1,23 5,59 0,89 -6,91 -0,04
Tabel 4 (vervolg) Luik
1: 2: 3: 4: 5: 6:
i: j: landelijk + drukzone landelijk randstedelijk + drukzone randstedelijk stedelijk buiten bekken
1 -0,67 -0,05 -0,32 -0,48 -0,05
2 2,48 2,32 -0,47 -2,16 -0,04
3 0,01 -0,19 -0,17 -0,40 0,00
4 0,15 0,06 0,25 -0,43 0,01
5 1,74 2,12 4,71 3,41 -0,01
Verviers
1: 2: 5: 6:
i: j: landelijk + drukzone landelijk stedelijk buiten bekken
1 -0,42 0,06 0,00
2 2,03 -1,31 0,01
5 -0,10 0,44
6 1,37 -0,37 -1,65
Totaal 3,30 -0,35 -2,90 0,01
6 -0,23 0,49 -0,23
Totaal 0,89 0,46 -2,58 -0,01
6 5,36 1,57 7,68
Totaal 7,88 1,47 3,23 -0,06
6 7,42 1,55 0,76
Totaal 11,89 1,80 -1,44 -0,06
0,01
Hasselt-Genk
1: 2: 5: 6:
i: j: landelijk + drukzone landelijk stedelijk buiten bekken
1 -0,41 -1,22 0,01
2 0,56 -1,13 -0,02
5 0,56 0,38 0,00
Aarlen
1: 2: 5: 6:
i: j: landelijk + drukzone landelijk stedelijk buiten bekken
1 -0,04 -4,66 -0,02
2 0,07 0,21 -0,01
5 2,45 -0,06 -0,02
Namen
1: 2: 5: 6:
i: j: landelijk + drukzone landelijk stedelijk buiten bekken
1 -0,20 -1,73 -0,03
2 0,48 -0,47 -0,02
5 3,99 0,45 -0,01
6 4,57 1,05 -0,48 -1,16 0,16
Totaal 8,94 2,36 6,76 1,29 -3,31 -0,09
Tabel 5: Gemiddeld jaarlijks migratiesaldo van zone i naar zone j per 1000 inwoners van zone i voor de periode 1994-96 voor de Vlaamse migratiebekkens Brussel, Hasselt-Genk en Kortrijk Brussel i:
j:
1
1: landelijk + drukzone
2
3
4
5
6
0,98
0,44
1,64
2,35
-0,71
4,70
0,36
0,67
2,18
-1,37
1,45
2,51
6,33
-3,53
4,46
7,74
-4,90
0,74
-3,42
-7,39
2: landelijk
-0,40
3: randstedelijk + drukzone
-0,85
0,00
4: randstedelijk
-0,75
-0,76
-0,59
5: stedelijk
-0,33
-0,77
-0,47
-2,41
0,01
0,06
0,03
0,19
6: buiten bekken
0,42
Hasselt-Genk i:
j:
1
1: landelijk + drukzone
2 0,58
2: landelijk
-0,42
5: stedelijk
-1,05
-0,98
0,01
-0,02
6: buiten bekken
5
6 -0,25
0,89
0,38
0,42
0,38
-0,22
-2,24
0,00
-0,01
Kortrijk i:
j:
2
2: landelijk 5: stedelijk 6: buiten bekken
5 0,37
-1,59 0,03
0,02
Totaal
0,56
6
Totaal
-1,01
-0,64
-1,93
-3,52 0,05
Totaal
0,71
Tabel A3: Migratiestromen tussen zones binnen een migratiebekken, gecumuleerde aantallen voor de periode 1994-96 Antwerpen
1: 2: 3: 4: 5: 6:
van: naar landelijk + drukzone landelijk randstedelijk + drukzone randstedelijk stedelijk buiten bekken Totaal
1 9615 14722 2191 2971 12322 4843 46664
2 12701 12967 3032 3650 16016 8527 56893
3 1677 2898 2459 1494 10090 2165 20783
4 2018 3331 1291 3540 10503 5109 25792
5 8428 11955 7227 7588 8467 12957 56622
6 4963 9281 2193 4498 12751 1093523 1127209
Totaal 39402 55154 18393 23741 70149 1127124 1333963
1 9313 12316 2585 3997 11174 11051 50436
2 11094 12824 2396 5753 13947 16072 62086
3 1968 1880 790 5868 8983 3378 22867
4 2218 4377 4604 13394 30571 8509 63673
5 6521 9421 6170 21887 158683 32401 235083
6 11745 18372 4167 11134 33584 820816 899818
Totaal 42859 59190 20712 62033 256942 892227 1333963
1
2
3
4
Brussel
1: 2: 3: 4: 5: 6:
van: naar landelijk + drukzone landelijk randstedelijk + drukzone randstedelijk stedelijk buiten bekken Totaal
Leuven van: 1: 2: 3: 4: 5: 6:
naar
landelijk + drukzone landelijk randstedelijk + drukzone randstedelijk stedelijk buiten bekken Totaal
41 95 124 61 816 608 1745
62 182 397 248 1919 1870 4678
5
71 448 2549 797 3702 4965 12532
27 234 607 233 1957 1804 4862
630 1324 2189 1556 855 10500 17054
5 1214 2908 3273 9028 16423
6 2128 3841 7728 1288938 1302635
Totaal 4580 8658 16671 1304054 1333963
6 11640 3202 1280225 1295067
Totaal 32437 8167 1293359 1333963
Brugge
1: 2: 5: 6:
van: naar landelijk + drukzone landelijk stedelijk buiten bekken Totaal
1
2
244 1148 1761 2003 5156
994 761 3909 4085 9749
2 16171 4965 10395 31531
5 4626
Kortrijk van: 2: landelijk 5: stedelijk 6: buiten bekken Totaal
naar
2739 7365
6 552 1767 4418 1682 8761 1275912 1293092
Totaal 1383 4050 10284 4577 18010 1295659 1333963
Tabel A3 (vervolg) Oostende
1: 2: 5: 6:
van: naar landelijk + drukzone landelijk stedelijk buiten bekken Totaal
1 57 945 1501 1094 3597
2
5
870 1037 4121 4167 10195
963 3343 2701 9790 16797
2
5
6 1161 3863 7639 1290711 1303374
Totaal 3051 9188 15962 1305762 1333963
Roeselare
1: 2: 5: 6:
van: naar landelijk + drukzone landelijk stedelijk buiten bekken Totaal
1
355 1325
6
679 3927 1245 5077 10928
1 1618 5407 1071 519 6022 4569 19206
2 4978 8649 1105 487 5119 9332 29670
3 709 930 446 332 3606 965 6988
315 422 267 39 1963 476 3482
9092 20274
1 1553 4388 4281 4300 14522
2 3961 11729 12481 11230 39401
5 3294 11438 5437 7573 27742
6 3927 11796 8979 1227596 1252298
Totaal 12735 39351 31178 1250699 1333963
1
2
5
197 9330 6120 5435 21082
376 6267 618 6262 13523
459 5745 6176 1285680 1298060
5 4245
6 7255 4459 1298699 1310413
Totaal 15485 8792 1309686 1333963
2864 4544
617 5472 3043 1307281 1316413
Totaal 1674 11577 4756 1315956 1333963
23 853 468 734 2078
Gent
1: 2: 3: 4: 5: 6:
van: naar landelijk + drukzone landelijk randstedelijk + drukzone randstedelijk stedelijk buiten bekken Totaal
4
5 3626 3968 2137 1451
Charleroi
1: 2: 5: 6:
van: naar landelijk + drukzone landelijk stedelijk buiten bekken Totaal
Bergen
1: 2: 5: 6:
van: naar landelijk + drukzone landelijk stedelijk buiten bekken Totaal
231 588 479 1298
6
La Louvière van: 2: landelijk 5: stedelijk 6: buiten bekken Totaal
naar
2 3985 4333 6988 15306
3999 8244
Totaal 1032 21573 13502 1297856 1333963
6 4165 9227 1093 586 8266 1231006 1254343
Totaal 15411 28603 6119 3414 24976 1255440 1333963
Tabel A3 (vervolg) Doornik van: 2: landelijk 5: stedelijk 6: buiten bekken Totaal
naar
2 2843 2917 3786 9546
5 2822
1 1765 5545 148 155 3271 4989 15873
2 4838 17939 1286 1683 18592 11361 55699
3
1
2 1674 7794 4577 5012 19057
5
551 1878 224 1038 3691
1 6568 9950 3768 4390 24676
3059 5881
6 4656 3074 1310806 1318536
Totaal 10321 5991 1317651 1333963
Luik
1: 2: 3: 4: 5: 6:
van: naar landelijk + drukzone landelijk randstedelijk + drukzone randstedelijk stedelijk buiten bekken Totaal
4
144 1490 43 249 2235 554 4715
113 1622 227 325 3297 806 6390
5 2776 16361 1822 2855 20076 9187 53077
Verviers
1: 2: 5: 6:
van: naar landelijk + drukzone landelijk stedelijk buiten bekken Totaal
6
2248 6848
901 5190 2514 1295762 1304367
Totaal 3360 19228 7315 1304060 1333963
2 9478 12332 6077 7698 35585
5 3293 5639 1359 3293 13584
6 4585 7136 3398 1244999 1260118
Totaal 23924 35057 14602 1260380 1333963
1 1081 1958 1204 2413 6656
2 1948 4163 861 3397 10369
5
6 1672 3001 929 1308107 1313709
Totaal 5566 9998 2994 1315405 1333963
1
2 1960 3417 3361 7804 16542
5 1943 3213
6 2864 7299 7394 1278190 1295747
Totaal 7261 15955 13243 1297504 1333963
234 4366
Hasselt-Genk
1: 2: 5: 6:
van: naar landelijk + drukzone landelijk stedelijk buiten bekken Totaal
Aarlen
1: 2: 5: 6:
van: naar landelijk + drukzone landelijk stedelijk buiten bekken Totaal
865 876 1488 3229
Namen
1: 2: 5: 6:
van: naar landelijk + drukzone landelijk stedelijk buiten bekken Totaal
494 2026 2488 3878 8886
7632 12788
6 3687 10255 596 956 9026 1173689 1198209
Totaal 13323 53212 4122 6223 56497 1200586 1333963
Tabel A4: Migratiestromen tussen zones binnen de Vlaamse migratiebekkens Brussel, Hasselt-Genk en Kortrijk, gecumuleerde aantallen voor de periode 1994-96 Brussel 1
2
3
4
5
6
1: landelijk + drukzone
van:
naar:
2558
6262
870
1168
1258
3126
15242
2: landelijk
6686
9171
673
3082
4896
12957
37465
3: randstedelijk + drukzone
1061
673
452
2214
2325
2873
9598
4: randstedelijk
1883
3799
2777
8954
16573
13526
47512
5: stedelijk
2279
7232
3744
23923
154499
56109
247786
6: buiten bekken
2819
11496
2081
8876
45689
905399
976360
17286
38633
10597
48217
225240
993990
1333963
1
2
5
6
Totaal
Hasselt-Genk van:
naar:
Totaal
1: landelijk + drukzone
6568
9486
3293
4577
23924
2: landelijk
9978
12390
5644
7438
35450
5: stedelijk
3768
6088
1359
3387
14602
6: buiten bekken
4362
7929
3288
1244408
1259987
24676
35893
13584
1259810
1333963
2
5
6
Totaal
Totaal
Kortrijk van:
naar:
2: landelijk
15889
5: stedelijk
4985
6: buiten bekken Totaal
4622
11234
31745
3182
8167
10246
2743
1281062
1294051
31120
7365
1295478
1333963
Totaal
Tabel 5: Gemiddeld jaarlijks migratiesaldo van zone i naar zone j per 1000 inwoners van zone i voor de periode 1994-96 voor de Vlaamse migratiebekkens Brussel, Hasselt-Genk en Kortrijk Brussel i:
j:
1
1: landelijk + drukzone
2
3
4
5
6
0,98
0,44
1,64
2,35
-0,71
4,70
0,36
0,67
2,18
-1,37
1,45
2,51
6,33
-3,53
4,46
7,74
-4,90
0,74
-3,42
-7,39
2: landelijk
-0,40
3: randstedelijk + drukzone
-0,85
0,00
4: randstedelijk
-0,75
-0,76
-0,59
5: stedelijk
-0,33
-0,77
-0,47
-2,41
0,01
0,06
0,03
0,19
6: buiten bekken
0,42
Hasselt-Genk i:
j:
1
1: landelijk + drukzone
2 0,58
2: landelijk
-0,42
5: stedelijk
-1,05
-0,98
0,01
-0,02
6: buiten bekken
5
6 -0,25
0,89
0,38
0,42
0,38
-0,22
-2,24
0,00
-0,01
Kortrijk i:
j:
2
2: landelijk 5: stedelijk 6: buiten bekken
5 0,37
-1,59 0,03
0,02
Totaal
0,56
6
Totaal
-1,01
-0,64
-1,93
-3,52 0,05
Totaal
0,71
Tabel A7: Gemiddeld jaarlijks migratiesaldo van zone i naar zone j per 1000 inwoners van zone i voor de periode 1988-90 en voor elk migratiebekken Antwerpen
1: 2: 3: 4: 5: 6:
i: j: landelijk + drukzone landelijk randstedelijk + drukzone randstedelijk stedelijk buiten bekken
1 -0,34 -1,14 -0,96 -1,61 0,00
2 0,44 -0,68 -0,89 -2,42 0,01
3 0,40 0,19 0,00 -1,63 -0,01
4 0,44 0,31 0,00 -1,47 -0,05
5 2,63 3,09 7,54 5,30
6 0,00 -0,09 0,36 2,36 0,47
Totaal 3,90 3,16 6,08 5,81 -6,67 -0,09
6 -0,66 -1,54 -2,03 -1,65 -1,43
Totaal 5,07 2,96 6,44 3,47 -8,17 0,46
6 -0,55 -0,94 2,77 2,06 3,56
Totaal 1,68 1,63 7,15 6,83 -2,38 -0,07
-0,04
Brussel
1: 2: 3: 4: 5: 6:
i: j: landelijk + drukzone landelijk randstedelijk + drukzone randstedelijk stedelijk buiten bekken
1 -0,19 -0,84 -0,85 -1,30 0,03
2 0,27 -1,18 -1,07 -1,57 0,10
3 0,34 0,33 -0,99 -0,97 0,04
4 0,98 0,86 2,84 -2,90 0,09
5 4,15 3,51 7,65 8,03 0,20
Leuven
1: 2: 3: 4: 5: 6:
i: j: landelijk + drukzone landelijk randstedelijk + drukzone randstedelijk stedelijk buiten bekken
1 0,38 -0,06 -0,19 -0,24 0,00
2 -1,10 0,52 0,05 -1,08 0,00
3 0,47 -1,38 -0,87 -2,87 -0,03
4 0,55 -0,05 0,33 -1,75 -0,01
5 2,31 3,62 3,59 5,79 -0,04
Brugge
1: 2: 5: 6:
i: j: landelijk + drukzone landelijk stedelijk buiten bekken
1 -0,64 -0,96 0,00
2 1,02 -1,98 -0,01
5 3,46 4,46
6 -0,49 1,93 3,05
-0,05
Totaal 3,99 5,75 0,10 -0,07
Kortrijk i: 2: landelijk 5: stedelijk 6: buiten bekken
j:
2 -1,36 0,04
5 0,31
6 -1,20 -0,81
Totaal -0,89 -2,17 0,05
5 1,60 1,60
6 -1,68 0,94 8,46
0,01
Oostende
1: 2: 5: 6:
i: j: landelijk + drukzone landelijk stedelijk buiten bekken
1 -0,20 -0,39 0,00
2 0,49 -0,98 -0,01
-0,10
Totaal 0,40 2,34 7,08 -0,10
Tabel A7 (vervolg) Roeselare
1: 2: 5: 6:
i: j: landelijk + drukzone landelijk stedelijk buiten bekken
1
2 1,37
-0,20 0,59 0,00
0,96 0,02
5 -1,54 -0,37
6 -2,10 -1,64 -1,12
Totaal -2,27 -2,21 0,43 0,03
4 0,06 0,09 -0,77
5 2,70 0,78 6,33 11,33
0,01
Gent
1: 2: 3: 4: 5: 6:
i: j: landelijk + drukzone landelijk randstedelijk + drukzone randstedelijk stedelijk buiten bekken
1 0,23 -0,77 -0,39 -1,80 -0,01
2 -0,42 -1,57 -1,07 -0,96 0,00
3 0,25 0,28 1,56 -1,37 0,00
-1,20 0,00
-0,02
Charleroi
1: 2: 5: 6:
i: j: landelijk + drukzone landelijk stedelijk buiten bekken
1 -0,48 -0,81 -0,01
2 1,56 -1,10 0,01
5 2,47 1,02
6 1,41 -0,23 -0,87
Totaal 5,45 0,32 -2,78 0,02
6 1,90 -1,07 1,16
Totaal 6,31 -2,09 2,28 0,00
0,02
Bergen
1: 2: 5: 6:
i: j: landelijk + drukzone landelijk stedelijk buiten bekken
1 -0,08 -0,22 0,00
2 1,50 1,34 0,02
5 2,91 -0,93 -0,01
La Louvière i: 2: landelijk 5: stedelijk 6: buiten bekken
j:
2 -1,02 -0,01
5 0,77
6 0,52 0,76
Totaal 1,29 -0,26 -0,01
6 -0,31 -0,44
Totaal -0,20 -0,63 0,01
-0,01
Doornik i: 2: landelijk 5: stedelijk 6: buiten bekken
j:
2 -0,18 0,00
5 0,11 0,00
6 0,51 0,08 0,07 0,14 0,98
Totaal 3,11 1,46 3,30 11,56 -4,36 -0,04
Tabel A7 (vervolg) Luik
1: 2: 3: 4: 5: 6:
i: j: landelijk + drukzone landelijk randstedelijk + drukzone randstedelijk stedelijk buiten bekken
1 -0,13 -0,11 0,18 -0,46 -0,02
2 0,49 0,58 0,06 -2,68 -0,03
3 0,03 -0,05 0,09 -0,73 0,00
4 -0,08 -0,01 -0,13 -0,36 0,00
5 1,78 2,75 9,21 2,99 0,00
Verviers
1: 2: 5: 6:
i: j: landelijk + drukzone landelijk stedelijk buiten bekken
1 -0,57 0,05 0,00
2 2,82 -2,10 -0,02
5 -0,08 0,72
6 0,36 1,16 -0,98
Totaal 3,10 1,31 -3,03 -0,01
6 -0,72 -0,67 -1,56
Totaal 0,49 -0,73 -3,56 0,07
6 2,62 2,50 4,56
Totaal 4,78 2,95 -1,07 -0,04
6 5,78 2,51 2,39
Totaal 8,47 3,74 0,04 -0,08
0,01
Hasselt-Genk
1: 2: 5: 6:
i: j: landelijk + drukzone landelijk stedelijk buiten bekken
1 -0,66 -0,51 0,02
2 0,92 -1,49 0,03
5 0,29 0,59 0,03
Aarlen
1: 2: 5: 6:
i: j: landelijk + drukzone landelijk stedelijk buiten bekken
1 0,19 -4,69 -0,01
2 -0,37 -0,94 -0,02
5 2,53 0,26 -0,01
Namen
1: 2: 5: 6:
i: j: landelijk + drukzone landelijk stedelijk buiten bekken
1 0,05 -1,15 -0,03
2 -0,13 -1,20 -0,03
5 2,83 1,18 -0,03
6 2,31 0,69 -0,58 -0,65 -0,08
Totaal 4,54 3,26 8,97 2,66 -4,31 -0,04
3 De dynamiek van interne migraties en trends voor de periode 1980-1999 _______________________________________________________________ R. Lesthaeghe, D. Willaert, J. Surkyn
1. De demografische factoren De dynamiek van interne migraties wordt gedragen door diverse factoren. Vooreerst moet rekening gehouden worden met de toename van huishoudens die zelf aanleiding geeft tot een toename van woningen. Vervolgens stelt zich de vraag waar deze woningen worden ingeplant en wat de woningpreferenties zullen zijn. Dit geeft op zijn beurt aanleiding tot ruimtelijke verschuivingen, en dus tot diverse patronen van migratie.
De toename van huishoudens is totnogtoe behoorlijk groter geweest dan de toename in de totale populatie. Dit is uiteraard te wijten aan het proces van voortgaande gezinsverdunning, die zelf haar oorsprong heeft in lagere vruchtbaarheid, de toename van echtscheidingen en separaties, en in meer en vooral langer alleen wonen. De huishoudensprojecties voor Vlaanderen (zie tabel 1) geven o.m. aan dat het aantal éénpersoonshuishoudens (singles) van 1991 tot 2011 zouden toenemen van circa 528.000 tot 826.000 (index = 156), dat men rekening moet houden met een daling van de gemiddelde gezinsgrootte van 2.59 tot circa 2.32 personen (index = 90), en met een globale toename van het aantal huishoudens van circa 2.177.000 tot 2.543.000 (index 117). Wel moet hierbij opgemerkt worden dat de jaarlijkse incrementen in het aantal nieuwe huishoudens gestaag kleiner worden. In 1971, bijvoorbeeld, werden 27.000 huishoudens toegevoegd aan de bestaande stock, in 1991 was dit increment nog 22.000, doch tegen 1996 daalde dit cijfer onder de 20.000. Voor 2001 kan dit increment verder dalen tot circa 16.000 en na 2005 moet men rekening houden met jaarlijkse toenames van de orde van 10.000 tot 12.000 gezinnen. De reden voor deze afnemende toename is eerst en vooral de aankomst van veel kleinere geboortencohorten, en vervolgens ook de langzame verzwakking van de gezinsverdunning zelf.
Niettemin zal de toename van het aantal gezinnen in Vlaanderen met circa 370.000 eenheden tussen 2001 en 2011 een bijkomende behoefte aan woningen scheppen. Los van 1
vervangingsbouw als correctie op een verouderend woningpatrimonium, betekent dit toch nog een behoorlijke behoefte aan demografisch geïnduceerde nieuwbouw.
Naast dit globaal gegeven zullen ook de demografische effecten van veranderende gezinstypen en van vergrijzing doorwerken. Gezien de woonpreferenties sterk gedifferentieerd zijn naar gezinstype en leeftijd, en derhalve dynamisch veranderen in functie van de levenscyclus en inkomensstructuur (zie volgende hoofdstukken), speelt het demografisch compositie-effect een rol t.a.v. de patronen van interne migratie. Vooreerst is de geografische mobiliteit veruit het hoogst in de leeftijdsklasse van 20 tot 29 jaar, en deze groep daalt in omvang. Dit effect kan echter gecompenseerd worden door de trend naar toenemende mobiliteit vooraleer de stabiliteit op latere leeftijden (en typisch met de geboorte van kinderen) inzet. Vervolgens ontstaat, meestal nog voor de leeftijd van 30 jaar, een dualiteit tussen tweeverdienersgezinnen en alle anderen, waarbij de eerstgenoemden veel beter hun woonpreferenties kunnen realiseren, zowel qua aard van de woning als qua locatie. De relatieve toename van tweeverdienersgezinnen gedurende de laatste drie decennia ligt dan ook mede aan de basis van migraties in de richting van het platteland. Eénverdienersgezinnen of huishoudens met een vervangingsinkomen daarentegen missen deze ruimere keuzevrijeheid, maar zijn daarom niet minder mobiel. Alleen bewegen ze zich ruimtelijk in alle richtingen, d.i. zowel binnen de stad, randstad of platteland of tussen deze gebieden onderling. Na de leeftijd van dertig jaar treedt een daling op in de mobiliteit en wordt deze meer veroorzaakt door motieven van wisselende locaties van tewerkstelling. Deze woonmobiliteit is echter in België aanzienlijk door pendelverkeer gedrukt. Op latere leeftijden echter, d.i. in de "lege nestfaze" of na het verlaten van de actieve bevolking, neemt de mobiliteit opnieuw toe. Een deel daarvan oriënteert zich naar het platteland of naar de kust, en in Wallonië naar de Ardense migratiebekkens.
Dit algemeen patroon wordt echter doorkruist door andere effecten die in verband staan met de economische conjunctuur, beschikbaarheid en prijzen van bouwgronden, verschuivingen in preferenties en verkeersmobiliteit. Het beleid speelt tevens in op elk van deze factoren.
2. Conjunctuureffecten De woningbouw in Vlaanderen en België is een zeer cyclische aangelegenheid zoals men kan aflezen op figuur 1. Daarop worden de jaarlijkse incrementen weergegeven van het aantal gezinnen in Vlaanderen samen met de netto-nieuwbouw (d.i. nieuwe woningen min afbraak) 2
sedert 1971. In de periode van relatief hoge inflatie en tot aan de oliecrisis van 1974-75 nam de netto-nieuwbouw toe van 29.000 tot bijna 50.000 woningen om daarna te dalen tot een dieptepunt van 17.000 woningen per jaar in 1984, d.i. gedurende de economische crisis. Van 1981 tot 1988 zijn de jaarlijkse incrementen van netto-nieuwbouw immers kleiner dan de jaarlijkse aangroeicijfers van het aantal huishoudens. Bovendien zijn de cijfers voor deze periode allicht nog lager dan aangegeven op figuur 1 omdat de afbraakstatistiek minder nauwkeurig is dan de nieuwbouwstatistiek. Kortom, de jaren '70 brachten duidelijk een grote vooruitgang van het woningpatrimonium met zich mee en er werden jaarlijks behoorlijk meer woningen gebouwd dan nodig was voor de huisvesting van bijkomende gezinnnen. Het woningpark kon aldus sneller vernieuwd worden dan normaal. In het daarop volgend decennium bleef de nieuwbouw achter op de demografische basistrend, en het woningpark verouderde opnieuw. Doch dank zij de groei in vorige perioden waren er genoeg oudere woningen beschikbaar. Dit had een dubbel effect. Enerzijds wist een deel van de populatie haar situatie relatief te verbeteren door eigenaar te worden van bestaande, meestal oudere woningen gelegen in de stad of randstad. Een andere groep, vooral bestaande uit alleenstaanden en éénoudergezinnen (éénverdieners, vervangingsinkomens), ging er anderzijds aanzienlijk op achteruit. Tussen de volkstellingen van 1981 en 1991 bleef weliswaar het eigenaarspercentage licht toenemen tot circa 70%, maar de voornoemde zwakkere bevolkingsgroepen waren in 1991 meer geconcentreerd in huizen en vooral flats van ouder dan 30 jaar (Surkyn en Lesthaeghe, 1996).
Vanaf 1989 daarentegen begint een tweede cyclus waarbij de netto-nieuwbouw groter wordt dan de demografische incrementen in aantallen huishoudens. Deze opgaande trend loopt door tot 1996. Daarna echter slaat de netto-nieuwbouwtrend weer om en daalt tot ongeveer op het niveau van de demografische basistrend (figuur 1). Het opgaande deel van deze cyclus is ongetwijfeld in verband te brengen met de duidelijke heropleving van de economische conjunctuur na 1988 en ze is ook voor een deel een recuperatie t.a.v. de zeer zwakke bouwconjunctuur in het grootste deel van de jaren tachtig. Het neergaande deel in de laatste cyclus, echter, is veel minder dan in de periode 1975-86 het gevolg van een verzwakkende economie.
Het verschil met de voorgaande beweging van verzwakte bouwactiviteit (d.i. 1978-1988) kan geschetst worden met enkele economische indicatoren m.b.t. gezinnen. Tussen 1977 en 1985 liep het bruto-gezinsvermogen gevoelig terug. Vanaf 1986 is er echter een totnogtoe 3
ononderbroken toename. De investeringen van gezinnen zijn na 1988 zeer stabiel gebleven rond 6.2% van het BBP, wat beduidend hoger is dan de 4.3% voor de periode 1980-85. Ook in termen van relatieve koopkrachtevolutie per capita is de trend in particuliere consumptie in de jaren negentig niet vergelijkbaar met wat gebeurde tussen 1975 en 1985. Zo daalde de relatieve welvaart van gezinnen in België in vergelijking met de 15 EU-partners van index 117 in 1982 tot 109 in 1988. Tegen 1993 was deze vergelijkende index opnieuw toegenomen tot 116 en ze is sedertien stabiel gebleven rond index 114 (KBC-Bank, 1999). Tenslotte zijn ook de tewerkstellingsmogelijkheden voor personen jonger dan 45 jaar in België, en zeker in Vlaanderen, niet meer vergelijkbaar met de teleurgang in de eerste helft van de jaren tachtig. Kortom, de rol van de economische conjunctuur is in het verleden van zeer doorslaggevende aard gebleken, doch na 1996 biedt zij niet langer een sluitende verklaring voor de terugloop in de nieuwbouwactiviteit. Andere factoren moeten derhalve een grotere rol toebedeeld worden.
3. Bouwconjunctuur en interne migraties De causale keten die loopt van algemene economische conjunctuur naar de sterke cycli in de netto-nieuwbouw van woningen kan verder doorgetrokken worden naar de omvang en vooral de richting van interne migraties. Het is voornamelijk in perioden van hoogconjunctuur dat sterkere stadsvlucht optreedt om opnieuw te verzwakken met afnemende bouwactiviteit. De cycliciteit in de woningbouw en de achterliggende oorzaken laten zich dan ook vertalen in cycli qua suburbanisatie en migratie naar plattelandsgemeenten (zie ook T. Eggerickx et al., 2000: 32-33).
Deze band kan duidelijk geïllustreerd worden aan de hand van de gemiddelde migratiesaldi per 1000 inwoners voor de diverse zones in de grotere Belgische migratiebekkens van Antwerpen, Brussel en Gent zoals afgebakend in het vorige hoofdstuk. Hiertoe werden voor deze zones de gemiddelde jaarlijkse migratiesaldi berekend voor de drie periodes die zojuist in de bouwcyclus van woningen werden vastgesteld, nl. (i) de periode 1981-87 of de periode van de economische crisis, (ii) de periode 1988-96 overeenkomend met de sterke herstelbeweging in de woningbouw, en (iii) de periode 1997-99 of de recente jaren met een negatieve trendomslag in de bouwconjunctuur. De resultaten zijn weergegeven in tabel 2.
In de drie beschouwde migratiebekkens komt de herstelbeweging in de bouwconjunctuur tussen 1988 en 1996 overeen met een sterker negatief migratiesaldo (meer stadvlucht) in de drie stedelijke zones. Dit is het meest uitgesproken voor Gent en minder voor Brussel, o.m. 4
als gevolg van compenserende internationale migraties naar de hoofdstad. Dit komt overeen met forse stijgingen van de positieve saldi in zowel de randstedelijke als de landelijke gemeenten met migratiedruk. Gedurende de herstelperiode in de conjunctuur nemen de migratiesaldi met 4 punten (d.i. met 4 per 1000 inwoners) of meer toe in de randstedelijke drukzone van de Antwerpse en Gentse bekkens en in de landelijke drukzones van de Antwerpse en Brusselse bekkens. Ook in de randstedelijke en landelijke zones die niet als drukzones werden geklasseerd doen zich toenames voor in de migratiesaldi, zij het van doorgaans kleinere omvang. Na de periode van geringe stadvlucht in de jaren tachtig komt de periode 1988-96 wel degelijk overeen met hernieuwde emigratie vanuit de stad en ten voordele van alle andere zones in de beschouwde migratiebekkens.
De omslag in de nieuwbouwconjunctuur na 1996 wordt vertaald in een vermindering van de stadsvlucht. Dit is het meest uitgesproken voor de stedelijke zone van het Brusselse bekken dat zelfs in 1999 voor het eerst in de gehele beschouwde periode een positief migratiesaldo van +1 per 1000 haalt, zij het mede als gevolg van de aantrekking van buitenlandse migratiestromen. Ook voor de Gentse stedelijke zone is een verzwakking van de stadvlucht vast te stellen doch deze is van kleinere omvang. Daartegenover staat dat er zich wel duidelijke verschuivingen voordoen in het Gentse migratiebekken van de randstedelijke zone zonder migratiedruk naar randstedelijke gemeenten die voorheen ook al tot de hogere drukzone behoorden. In de Antwerpse stedelijke zone is de stadvlucht nog niet gestopt, maar de trend loopt wel in deze richting. Het stedelijk Antwerpse migratiesaldo bedroeg voor 1999 slechts -2.2 per 1000 wat een verbetering is in vergelijking met cijfers van -3.5 tot -6.0 per 1000 in de zes voorgaande jaren. Gelijk met de minder uitgesproken negatieve saldi voor de steden is er ook een afname van het immigratieoverschot in alle randstedelijke zones van Antwerpen en Brussel, en in alle landelijke zones van de drie beschouwde migratiebekkens. De terugloop is overigens het sterkst in de landelijke zones die de hogere immigratiedruk kenden gedurende de voorgaande periode.
Voor wat het gehele Brusselse bekken betreft (het Waalse gedeelte incluis) en voor de twee grote Vlaamse bekkens is het verdict derhalve duidelijk: de algemene trendomslag in de nieuwbouwconjunctuur van woningen is ook een trendomslag inzake stadvlucht. Vooraleer verder in te gaan op de oorzaken hiervan, worden ook enkele andere migratiebekkens nader bekeken. 5
In de kleinere Vlaamse migratiebekkens (zie tabel 3) is de conjunctuurevolutie het meest duidelijk voor de landelijke delen. Na de crisis van '81-87 geeft de herstelperiode van 198896 aanleiding tot een toename van de migratiesaldi. Voor het Leuvense bekken geldt dit ook voor de randstedelijke zone met migratiedruk. Met de conjunctuurkentering vanaf 1997 neemt de migratiedruk in de landelijke zones weer af, behalve in het Oostendse bekken. De evolutie in de stedelijke zones van de beschouwde bekkens is echter meer heterogeen. De stedelijke zone van het Brugse migratiebekken volgt volkomen de verwachting: het migratiesaldo (dat overigens positief is) is het kleinst gedurende de herstelperiode van '88-96. In de stedelijke zones van het Leuvense en Oostendse bekken is dit net omgekeerd. Een verklaring voor deze anomalie kan zijn dat deze beide bekkens ook grote immigratiestromen ontvangen van buitenaf. In Leuven is dit vooral het geval voor jonge alleenstaanden en in Oostende en Westkust geldt dit specifiek voor ouderen.
Het Limburgse bekken heeft ook zijn eigen karakteristieken. Gedurende de crisis van de jaren tachtig was deze provincie als geheel een duidelijk emigratiegebied zodat de migratiesaldi in de drie zones van het bekken Hasselt-Genk negatief zijn. Na deze periode wordt echter weer het klassieke patroon gevolgd: meer stadsvlucht en meer immigratie in landelijke gemeenten gedurende de herstelfaze en een omslaande tendens na 1996.
De resultaten voor enkele grotere Waalse migratiebekkens zijn opgenomen in tabel 4. De vier beschouwde voorbeelden hebben allen gemeen dat zij de regel volgen in de landelijke zones en in de randstedelijke zone met druk in het Luikse bekken: de herstelperiode van 1988-96 gaat gepaard met zeer duidelijke toenames van immigratiesaldi. In de landelijke zones met druk van de bekkens van Verviers, Namen en Charleroi stijgt het immigratieoverschot in die periode zelfs met meer dan 5 per 1000. Na 1996 wordt meestal wat gas teruggenomen zoals verwacht, maar veel minder dan in de migratiebekkens van Antwerpen of Brussel. Daarbij komt dat de migratiesaldi van de stedelijke zones in de Waalse bekkens niet het klassieke patroon volgen: zij halen met name de meest gunstige saldi gedurende de herstelperiode '8896, daar waar net de grootste stadvlucht werd verwacht. Dus ook na de omslag van 1997 blijven de vier belangrijkste Waalse migratiebekkens gekenmerkt door sterkere stadsvlucht dan het geval is voor het Brusselse bekken (met Vlaams en Waals deel) en de Vlaamse bekkens.
6
Voor de volledigheid werden de migratiesaldi jaar per jaar en voor alle migratiebekkens en hun zones in de appendix opgenomen. We vervolgen nu met een cartografische voorstelling van de evolutie, wat fijnere nuances toelaat.
4. Trends in migratiesaldi van gemeenten: een cartografie Een meer gedetailleerde studie van de trendomslag inzake interne migratiebalansen van gemeenten kan hier gemaakt worden op basis van de gegevens voor respectievelijk 1988-90, 1994-96 en 1997-99. Deze zijn achtereenvolgens op kaarten 1, 2 en 3 weergegeven.
In de eerste periode is de stadvlucht net opnieuw gestart en in de tweede periode bereikt ze een hoogtepunt. In het Antwerpse migratiebekken zijn de immigratie-overschotten in 198890 in de oostelijke Kempen nog stelselmatig lager dan 8.9 per 1000 inwoners en in het aangrenzende Limburgse bekken hebben tal van landelijke gemeenten zelfs nog een negatief saldo. Zes jaar later hebben bijna alle landelijke gemeenten in de Kempen en in Limburg positieve saldi, en de druk breidt zich steeds verder uit naar de periferie van beide migratiebekkens.
Het verhaal is vrij gelijklopend voor het Brussels bekken behalve dat er tegen 1994-96 reeds tekenen zijn van verzadiging in de randgemeenten terwijl de stedelijke kerngemeenten minder verlieslatend worden. De immigratiedruk in de verder afgelegen landelijke gemeenten van het Brussels bekken blijft evenwel aanhouden.
Tussen 1988-90 en 1994-96 doen zich verdere toenames van netto-immigratiesaldi voor in tal van plattelandsgemeenten van de overige migratiebekkens. In het Gentse bekken is de toename in de tweede periode het meest opvallend in westelijke richting, terwijl dit voor het Luikse bekken het geval is zowel in westelijke als in zuidelijke richting en overigens steeds verder doorgaat in de richting van de Luxemburgse Ardennen. Het uitdeinen van hogere positieve migratiesaldi naar de perifere rurale gemeenten is trouwens opvallend voor meerdere kleinere migratiebekkens zoals deze van Verviers (ontstaan van positieve saldi in de rurale gemeenten van het kanton Malmedy), van Charleroi, en van Leuven, Oostende en Brugge. Zelfs in een typisch emigratiebekken zoals dat van Ieper worden in 1994-96 meerdere positieve gemeentelijke saldi opgetekend.
7
De kentering vanaf 1997 is duidelijk afleesbaar uit de vergelijking van kaart 3 met de saldi voor '97-99 en de beide voorgaande, of op kaart 4 waar meteen de verschillen tussen de saldi voor '94-96 en '97-99 zijn weergegeven. Algemeen gezien zijn de migratiesaldi het meest teruggelopen in de plattelandsgemeenten van zowel Vlaamse als Waalse bekkens die tijdens de voorgaande herstelfaze het meest winst hadden geboekt. Opvallende gebieden van verminderde migratiedruk zijn o.m. de Noorderkempen, Noord Limburg en de Maaskant, de rurale gemeenten van het Brusselse bekken gelegen in Wallonië, de zuidelijke rurale rand van Gent, de kring van landelijke gemeenten rond Brugge en de zuidelijke gemeenten van het Luikse bekken gelegen in de provincie Luxemburg. Het gaat hier echter eerder om een correctie en beslist niet om een soort nieuwe plattelandsvlucht. Immers, zelfs in de periode '97-99 behouden de landelijke zones nog steeds behoorlijk hoge positieve migratiebalansen, en deze zijn overigens behoorlijk groter dan deze in de stedelijke zones die meestal negatieve saldi behouden.
5. Evaluatie en conclusies Niettegenstaande de courante vaststellingen dat de globale Belgische bevolkingsgroei (behoudens grote immigratiestromen uit het buitenland) gering is en dat zich steeds kleinere geboortencohorten aanmelden zal toch moeten rekening gehouden worden met een ruime toename van woningen. Los van de nodige vervangingsbouw moet immers voorzien worden in woongelegenheid voor een extra aantal huishoudens als gevolg van de gezinsverdunning. Voor Vlaanderen alleen al is dit totaal increment tussen 2001 en 2011 te situeren in de buurt van 370.000 gezinnen. In een land met grote individuele vrijheid van woonkeuze en qua locatie en met 70% eigenaars blijft de demografische factor dus toch nog van belang voor het woonbeleid en het ruimtelijk beleid.
Bovenop de demografische basistrend inzake de evolutie van gezinnen volgen de jaarlijkse groeicijfers van de netto-nieuwbouw van woningen een zeer uitgesproken cyclisch patroon. Tot circa 1996 was deze cycliciteit vooral een weerspiegeling van de algemene economische conjunctuur. Daarbij waren perioden van hoogconjunctuur typisch jaren van versnelde stadsvlucht en van hoge immigratie op het platteland. Perioden van economische depressie en vooral deze van de jaren 80 - waren gekenmerkt door een verzwakking van de stadvlucht, doch ook van een gedeeltelijke renovatie van een ouder woningpatrimonium.
8
Vanaf 1988 tot 1996 leidt het economische herstel opnieuw een periode in van groei in nieuwbouw en van toenemende migratiedruk in de steeds verder afgelegen rurale gemeenten van migratiebekkens. Dit algemeen patroon van hernieuwde stadsvlucht en uitdeinende "rurbanisatie" is het meest geprononceerd in de bekkens van Antwerpen en Brussel, doch het is eveneens herkenbaar in de meeste overige Vlaamse migratiebekkens. In Wallonië daarentegen is er minder stadvlucht gedurende de herstelperiode, maar de Waalse plattelandsgemeenten - mede door hun kleinere initiële bevolkingsomvang - scoren hoge positieve migratiesaldi.
Na 1996 echter slaat de bouwconjunctuur duidelijk om. In de meeste bekkens dalen de immigratie-overschotten van de randstedelijke en vooral van de landelijke zones. Voor de stedelijke zones is de evolutie echter meer heterogeen. Het bevolkingsverlies door emigratie vermindert - zoals kon worden verwacht - in de stedelijke zone van Brussel (doch o.m. ook als gevolg van buitenlandse immigratie) in Gent, in Hasselt-Genk en in mindere mate ook in Antwerpen. Van een gelijkaardige evolutie is er echter geen sprake voor de stedelijke zones van de bekkens van Leuven, Oostende-Westkust, Luik, Verviers, Charleroi of Namen. In deze laatste bekkens is er dus eerder sprake van verhoogde stadsvlucht i.p.v. afnemende. Dit alles komt erop neer dat de periode 1997-99 een gedeeltelijke correctie inhoudt van de vorige faze: de meeste stedelijke zones behouden immers negatieve migratiesaldi terwijl deze van landelijke zones positief blijven, doch alleen minder hoog dan in de decade daarvoor. Van een echte omslag in de zin van een plattelandsvlucht en een herwonnen populariteit van stedelijk wonen is er vooralsnog geen sprake.
De omslag van de bouwconjunctuur na 1996 is echter niet te verbinden aan een meer algemene economische depressie. Inkomens en consumptie van gezinnen blijven stijgen en er is een verder herstel van de werkgelegeheid, vooral in Vlaanderen. Andere verklaringsgronden moeten dus aangeboord worden, en meerdere hiervan hebbeh met "saturatieverschijnselen" te maken zoals de toegenomen verkeerscongestie, langere pendeltijden, en het schaarser en duurder worden van bouwgronden (zie ook KBC-Bank, 2000). Men kan aannemen dat deze factoren het sterkst spelen in het centrale gedeelte van het land, en dit zou op zijn beurt verklaren waarom de stedelijke migratiesaldi daar naar een evenwicht evolueren (Brussel, Gent, Antwerpen), terwijl ze juist meer uitgesproken negatief worden in de Waalse stedelijke zones (Luik, Verviers, Charleroi, Namen). 9
Het vigerend model voor de periode na 1996 neigt derhalve naar een verzadigingssituatie voor het centrum met geringere stadsvlucht als gevolg, en met afgezwakte "rurbanisatie". Voor de perifere migratiebekkens kan men beter gewagen van een licht gecorrigeerde situatie die echter gekenmerkt blijft door aanhoudende negatieve migratiesaldi voor stedelijke zones, doch ook door verminderde migratiedruk op het platteland. Dit laatste model is vooral toepasbaar op de Waalse migratiebekkens, terwijl de Vlaamse perifere bekkens vaak specifieke karakteristieken vertonen (bijvb. blijvende positieve saldi voor de stedelijke zones van de bekkens met kustgemeenten, vermindering van de emigratie voor het gehele bekken Hasselt-Genk).
Voor de toekomst zijn uiteraard meerdere scenario's mogelijk. Enerzijds is het jaarlijks increment aan nieuwe woningen gedurende de laatste 12 jaar stelselmatig hoger geweest dan de aangroei van het aantal gezinnen (net zoals in de jaren '70), zodat het bouwritme verder kan verzwakken (zoals in de jaren '80). Na een rurale nieuwbouwgolf worden oudere panden in steden doorgaans weer meer aantrekkelijk en dit is gunstig voor de steden en voor de door het beleid beoogde afremming van de "rurbanisatie". Gedurende een deel van het startend decennium is het dus mogelijk dat de stadsvlucht verder afzwakt, vooral in het centrum van het land. Een dergelijke periode van betere evenwichten in de migratiesaldi kan door een gepast stadsbeleid verlengd worden (verbetering mobiliteit binnen de stad, vernieuwbouw, versnelde sanering, veiligheidsbeleid etc.). Het is echter niet uitgesloten dat de cycliciteit daarna opnieuw herneemt indien in een nieuwe faze de rurale bouwgronden meer competitief worden of wanneer de congestieverschijnselen eventueel beginnen af te zwakken.
Referenties Eggerickx, T., Poulain, M., Schoumaker, B. (2000): La mobilité spatiale de la population, Monographie de recensement no. 2, Institut Nationale de la Statistique et SSTC, Bruxelles. KBC-Bank (1999): "Economische Profiel van België, Economisch Financiële Berichten, 54, supplement februari. KBC-Bank (2000) "Tendenzen op de Belgische woningmarkt", Economische Financiële Berichten, 55 (2): 1-10. Surkyn, J. en Lesthaeghe, R. (1996): Gezin en woning: evolutie van gezinsstructuren en effecten op de bouw en woningmarkt. Federatie van Algemene Bouwaannemers (FABA); Congresboek, Brussel. 10
Figuur 1: Jaarlijkse toenames van huishoudens en nieuwbouw-surplus 60000
50000 Toename woningen Trendmatige toename huishoudens LIPRO-projectie huishoudens
30000
20000
10000
3
1
9
7
5
3
1
9
7
5 20 1
20 1
20 1
20 0
20 0
20 0
20 0
20 0
19 9
5
Jaar
19 9
1
9
7
5
3
1
9
7
5
3
3
19 9
19 9
19 9
19 8
19 8
19 8
19 8
19 8
19 7
19 7
19 7
19 7
1
0 19 7
Aantal
40000
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 1980
Antwerpen - landelijk 6 Migratiesaldo (‰)
Migratiesaldo (‰)
Antwerpen – landelijk+druk
1985
1990
1995
1
10
8
8
Migratiesaldo (‰)
Migratiesaldo (‰)
2
6 4 2
1985
1990
1995
0 1980
2000
1985
1990
1995
2000
1995
2000
1995
2000
Brussel – landelijk+druk
Migratiesaldo (‰)
8
0 -2 -4 -6
1990
1995
6 4 2 0 -2 1980
2000
Brussel – landelijk
1985
1990
Brussel – randstedelijk+druk 12
5
10
Migratiesaldo (‰)
6
4 3 2 1
1985
2000
2
2
0 1980
1995
4
10
1985
1990
6
4
-8 1980
1985
Antwerpen - randstedelijk
Antwerpen – stedelijk
Migratiesaldo (‰)
3
10
0 1980
Migratiesaldo (‰)
4
0 1980
2000
Antwerpen – randstedelijk+druk
5
1990
1995
2000
8 6 4 2 0 1980
1985
1990
8 7 6 5 4 3 2 1 0 -1 1980
Brussel - stedelijk 2 Migratiesaldo (‰)
Migratiesaldo (‰)
Brussel – randstedelijk
1985
1990
1995
Migratiesaldo (‰)
Migratiesaldo (‰)
12 10 8 6 4 2 1985
1990
1995
Migratiesaldo (‰)
10 8 6 4 2
1985
1990
1995
2000
Leuven – stedelijk
1990
1995
2000
1990
1995
2000
1995
2000
1995
2000
8 6 4 2 0
14 12 10 8 6 4 2 0 -2 -4 1980
6 Migratiesaldo (‰)
8
4 2 0 -2 -4 -6 -8 1985
1985
1985
1990
Brugge – landelijk+druk
6
-10 1980
1985
Leuven - randstedelijk
12 Migratiesaldo (‰)
-8
-2 1980
2000
Leuven – randstedelijk+druk
Migratiesaldo (‰)
-6
10
14
0 1980
-4
Leuven - landelijk
16
0 1980
-2
-10 1980
2000
Leuven – landelijk+druk
0
1990
1995
2000
4 2 0 -2 -4 -6 1980
1985
1990
Brugge – stedelijk
12
5
10
4 Migratiesaldo (‰)
Migratiesaldo (‰)
Brugge – landelijk
8 6 4 2 0 1980
1985
1990
1995
-1 1995
2000
1985
1990
1995
1990
1995
2000
1990
1995
2000
1995
2000
2 0 -2 -4 -6 -8 1980
2000
10
8
5 0 -5
1985
1990
1995
6 4 2 0 -2 1980
2000
Oostende – stedelijk
1985
Roeselare – landelijk+druk
12 Migratiesaldo (‰)
10 8 6 4 2
1985
1985
Oostende - landelijk 10
0 1980
1990
4
15
-10 1980
1985
6
Migratiesaldo (‰)
Migratiesaldo (‰)
0
8
Oostende – landelijk+druk
Migratiesaldo (‰)
1
Kortrijk - stedelijk
Migratiesaldo (‰)
Migratiesaldo (‰)
2 1.5 1 0.5 0 -0.5 -1 -1.5 -2 -2.5 1980
2
-2 1980
2000
Kortrijk – landelijk
3
1990
1995
2000
12 10 8 6 4 2 0 -2 -4 -6 1980
1985
1990
Roeselare – landelijk
Roeselare – stedelijk
0
4 Migratiesaldo (‰)
Migratiesaldo (‰)
-0.5 -1 -1.5 -2 -2.5 -3 -3.5 -4 1980
1985
1990
1995
2 0 -2 -4 -6 -8 1980
2000
Gent – landelijk+druk
Migratiesaldo (‰)
Migratiesaldo (‰)
8 6 4 2
1985
1990
1995
2000
1985
1990
1995
4.5 4 3.5 3 2.5 2 1.5 1 0.5 0 -0.5 1980
1985
1990
1995
2000
1990
1995
2000
1995
2000
15 10 5 0 -5 -10 1980
2000
1
10
0
8
-1 -2 -3 -4 -5 -6 1985
1985
Charleroi – landelijk+druk
Migratiesaldo (‰)
Migratiesaldo (‰)
2000
20
Gent – stedelijk
-7 1980
1995
Gent – randstedelijk
Migratiesaldo (‰)
Migratiesaldo (‰)
Gent – randstedelijk+druk 10 8 6 4 2 0 -2 -4 -6 -8 1980
1990
Gent - landelijk
10
0 1980
1985
1990
1995
2000
6 4 2 0 -2 -4 1980
1985
1990
Charleroi – landelijk
Charleroi - stedelijk 2 0
2
Migratiesaldo (‰)
Migratiesaldo (‰)
3
1 0 -1 -2 -3 1980
1985
1990
1995
Migratiesaldo (‰)
Migratiesaldo (‰)
10 5 0 -5
1985
1990
1995
1990
1995
2000
1990
1995
2000
Migratiesaldo (‰)
-5 -10 -15
1985
1990
1995
2000
1990
1995
2000
0 -1 -2 -3 -4
1990
1995
2000
La Louvière – stedelijk
5 4 3 2 1 0 -1 -2 -3 -4 1980
1
Migratiesaldo (‰)
2
4 2 0 -2 -4 -6 1990
1985
Doornik - landelijk
6
1985
1985
La Louvière - landelijk
0
-8 1980
1985
1
-5 1980
2000
5 Migratiesaldo (‰)
-12
2
Bergen – stedelijk
Migratiesaldo (‰)
-8 -10
3
15
-20 1980
-6
Bergen - landelijk
20
-10 1980
-4
-14 1980
2000
Bergen – landelijk+druk
-2
1995
2000
0 -1 -2 -3 -4 1980
1985
Luik – landelijk+druk
8
14
6
12 Migratiesaldo (‰)
Migratiesaldo (‰)
Doornik – stedelijk
4 2 0 -2 -4 1980
1985
1990
1995
2
16
7
14 Migratiesaldo (‰)
Migratiesaldo (‰)
4
6 5 4 3 2 1 1985
1990
1995
Migratiesaldo (‰)
8 6 4 2 0 -2 1990
1995
2000
Verviers – landelijk+druk
1990
1995
2000
1990
1995
2000
1990
1995
2000
8 6 4 2
6 4 2 0 -2 -4 -6 -8 -10 -12 -14 1980
1985
6 Migratiesaldo (‰)
7
8 6 4 2 0 1990
1985
Verviers - landelijk
10
1985
2000
10
12
-2 1980
1995
Luik – stedelijk
10
1985
1990
12
0 1980
2000
12
-4 1980
1985
Luik – randstedelijk+druk
Luik – randstedelijk
Migratiesaldo (‰)
6
8
0 1980
Migratiesaldo (‰)
8
0 1980
2000
Luik – landelijk
10
1995
2000
5 4 3 2 1 0 -1 1980
1985
Verviers – stedelijk
Hasselt-Genk – landelijk+druk
4 Migratiesaldo (‰)
Migratiesaldo (‰)
2 0 -2 -4 -6 -8 -10 -12 1980
1985
1990
1995
2000
Hasselt-Genk – landelijk
Migratiesaldo (‰)
Migratiesaldo (‰)
2 1 0 -1 -2 -3 1985
1990
1995
1990
1995
2000
1990
1995
2000
1995
2000
-2 -4 -6 -8
1985
8 Migratiesaldo (‰)
12 Migratiesaldo (‰)
2000
Aarlen - landelijk
14 10 8 6 4 2 0 1985
1990
1995
4 2 0 -2
1985
Namen – landelijk+druk
10 Migratiesaldo (‰)
5 0 -5 -10
1985
6
-4 1980
2000
Aarlen – stedelijk
Migratiesaldo (‰)
1995
0
-10 1980
2000
Aarlen – landelijk+druk
-15 1980
1990
2
3
-2 1980
1985
Hasselt-Genk - stedelijk
4
-4 1980
7 6 5 4 3 2 1 0 -1 -2 -3 1980
1990
1995
2000
18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 1980
1985
1990
Namen – landelijk
Namen - stedelijk
5
Migratiesaldo (‰)
Migratiesaldo (‰)
6
4 3 2 1 0 1980
1985
1990
1995
2000
5 4 3 2 1 0 -1 -2 -3 -4 -5 1980
1985
1990
1995
2000
Kaart 1: Gemiddeld jaarlijks totaal migratiesaldo per 1000 inwoners, 1988-1990
Migratiesaldo per 1000 inwoners 7,5 tot 28,4 3,9 tot 7,5 2,1 tot 3,9 0 tot 2,1 -1,9 tot 0 -14,4 tot -1,9
migratiebekken 0
30
km
60
Kaart 2: Gemiddeld jaarlijks totaal migratiesaldo per 1000 inwoners, 1994-1996
Migratiesaldo per 1000 inwoners 7,5 tot 28,6 3,9 tot 7,5 2,1 tot 3,9 0 tot 2,1 -1,9 tot 0 -11,3 tot -1,9
migratiebekken 0
30
km
60
Kaart 3: Gemiddeld jaarlijks totaal migratiesaldo per 1000 inwoners, 1997-1999
Migratiesaldo per 1000 inwoners 7,5 tot 20,6 3,9 tot 7,5 2,1 tot 3,9 0 tot 2,1 -1,9 tot 0 -14,1 tot -1,9
migratiebekken 0
30
km
60
Kaart 4: Verschil in totaal migratiesaldo per duizend inwoners, 1997-1999 t.o.v. 1994-1996
Migratiesaldo (verschil) per duizend inwoners 3,7 tot 21,2 1,7 tot 3,7 0 tot 1,7 -2 tot 0 -4,4 tot -2 -17,6 tot -4,4
migratiebekken 0
30
km
60
Tabel 1: Geprojecteerde aantallen huishoudens in Vlaanderen (in duizenden) naar type, en gemiddelde huishoudensomvang, 1991-2011 Type 1991 (=index 100) 1996 2001 2006 2011 (index) 1. Alleenwonend 528 622 700 767 826 (156) 2. Gehuwden zonder kind 551 569 589 611 633 (115) 3. Gehuwden met kinderen 881 865 841 811 778 (88) 4. Ongehuwd koppel zonder kind 45 49 54 58 62 (138) 5. Ongehuwd koppel met kinderen 25 32 38 41 42 (168) 6. Alleenstaande ouders 147 169 186 197 202 (137) 7. Totaal aantal huishoudens 2177 2307 2408 2486 2543 (117) 8. Gemiddelde gezinsgrootte 2,59 2,51 2,43 2,37 2,32 (90) Bron: J. Surkyn & P. Deboosere (1999) - LIPRO projecties voor Vlaanderen
Tabel 2: Gemiddelde jaarlijkse migratiesaldi (per 1000 inw.) in de stedelijke en landelijke zones van de migratiebekkens van Antwerpen, Brussel en Gent gedurende drie conjunctuurfazen m.b.t. de netto-nieuwbouw Conjunctuurfaze nieuwbouw crisis herstel omslag 1981-87 1988-96 1997-99 A. Bekken Antwerpen 1. Stedelijke zone 2. Randstedelijke zone 3. Randstedelijke zone met migratiedruk 4. Landelijke zone 5. Landelijke zone met migratiedruk
-3.9 +5.3 +3.1 +2.7 +1.7
-4.2 +5.6 +8.2 +3.0 +6.1
-4.1 +1.9 +3.5 +2.3 +3.5
B. Bekken Brussel 1. Stedelijke zone 2. Randstedelijke zone 3. Randstedelijke zone met migratiedruk 4. Landelijke zone 5. Landelijke zone met migratiedruk
-3.0 +2.5 +3.3 +1.6 +0.3
-3.3 +3.2 +6.6 +3.6 +6.7
-0.9 +0.9 +4.1 +2.7 +4.9
-4.1 +5.4 +4.1 +2.1 +5.6
-3.2 -2.3 +5.0 +1.8 +4.8
C. Bekken Gent 1. Stedelijke zone -2.6 2. Randstedelijke zone +3.5 3. Randstedelijke zone met migratiedruk -1.4 4. Landelijke zone +0.7 5. Landelijke zone met migratiedruk +2.3 Bron: NIS - Loop van de bevolking, diverse jaargangen
Tabel 3: Gemiddelde jaarlijkse migratiesaldi (per 1000 inw.) in de stedelijke en landelijke zones van kleinere Vlaamse migratiebekkens gedurende drie conjunctuurfazen m.b.t. de netto-nieuwbouw Conjunctuurfaze nieuwbouw crisis herstel omslag 1981-87 1988-96 1997-99 A. Bekken Leuven 1. Stedelijke zone 2. Randstedelijk 3. Randstedelijke met migratiedruk 4. Landelijk 5. Landelijke met migratiedruk
-4.7 +8.4 +2.2 +3.3 +2.7
+0.1 +6.1 +8.6 +4.1 +6.0
-1.8 +0.4 +3.4 +4.2 +5.2
B. Bekken Hasselt-Genk 1. Stedelijke zone 2. Landelijk 3. Landelijk met migratiedruk
-4.6 -1.3 -0.6
-2.2 +1.0 +4.1
-0.4 +1.2 +3.2
C. Bekken Brugge 1. Stedelijke zone 2. Landelijk 3. Landelijk met migratiedruk
+2.2 +5.1 -0.4
+0.7 +5.5 +3.9
+3.3 .2.3 +1.9
+6.3 +3.9 +3.7
+2.7 +6.0 +4.8
D. Bekken Oostende 1. Stedelijke zone +4.7 2. Landelijk +4.2 3. Landelijk met migratiedruk -1.8 Bron: NIS - Loop van de bevolking, diverse jaargangen
Tabel 4: Gemiddelde jaarlijkse migratiesaldi (per 1000 inw.) in de stedelijke en landelijke zones van enkele Waalse migratiebekkens gedurende drie conjunctuurfazen m.b.t. de netto-nieuwbouw Conjunctuurfaze nieuwbouw crisis herstel omslag 1981-87 1988-96 1997-99 A. Bekken Luik 1. Stedelijke zone 2. Randstedelijk 3. Randstedelijke met migratiedruk 4. Landelijk 5. Landelijke met migratiedruk
-4.6 +3.8 +7.3 +3.3 +3.6
-2.4 +3.0 +8.6 +3.6 +7.9
-4.4 +3.5 +6.1 +2.9 +7.2
B. Bekken Verviers 1. Stedelijke zone 2. Landelijk 3. Landelijk met migratiedruk
-4.9 +2.1 +1.1
-1.0 +3.2 +6.4
-7.1 +3.4 +6.0
C. Bekken Charleroi 1. Stedelijke zone 2. Landelijk 3. Landelijk met migratiedruk
-6.8 -0.1 +1.6
-1.7 +0.6 +6.7
-5.6 +0.0 +7.0
+1.5 +3.2 +10.8
-0.7 +3.8 +8.8
D. Bekken Namen 1. Stedelijke zone +0.8 2. Landelijk +3.0 3. Landelijk met migratiedruk +5.8 Bron: NIS - Loop van de bevolking, diverse jaargangen
4 Migratieprofielen naar leeftijd voor de migratiebekkens en zones in de nieuwe ruimtelijke indeling Didier Willaert Mobiliteit en leeftijd De kans om te verhuizen varieert enorm tijdens de levensloop. Veruit de meeste verhuisbewegingen vinden plaats bij jongvolwassenen (Figuur 1). In deze levensfase grijpen namelijk een aantal processen plaats van huishoudensvorming en -expansie die aanleiding geven tot een hoge mobiliteit (studeren, alleen- of samenwonen, huwen, intrede op de arbeidsmarkt). Eens een job gevonden, gehuwd en kinderen gekregen, daalt het aantal verhuisbewegingen exponentieel. Dit is niet alleen het gevolg van een dalende risicobevolking, maar ook van een sterk afnemende mobiliteit. Op latere leeftijd is nog één opvallende trendbreuk zichtbaar, namelijk na de leeftijd van 80 jaar (ten gevolge van overlijden van partner en verhuizingen naar bejaardeninstellingen). Kinderen verhuizen veel minder frequent, behalve in de leeftijdklasse van 0-4 jaar. De mobiliteit neemt snel af na de leeftijd van 1-2 jaar. Dit is enerzijds het gevolg van het feit dat deze kinderen mee verhuizen met hun ouders (gekoppelde migratie) en dat hoe ouder die ouders zijn, hoe lager hun mobiliteit wordt (Figuur 1). Anderzijds kan verondersteld worden dat eens de kinderen schoolplichtig zijn en een vriendenkring hebben opgebouwd, de ouders veel minder geneigd zullen zijn om te verhuizen en dit sociaal netwerk daardoor te verbreken.
Mobiliteit per 1000 inw oners
140 120 100 80 60 40 20 0 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100 +
Leeftijd
Figuur 1: Gemiddelde jaarlijkse mobiliteit (immigratie plus emigratie per 1000 inwoners) naar leeftijd voor de periode 1994-96. Bron: Rijksregister Huishoudenspositie en huisvesting De relatie tussen mobiliteit en leeftijd wordt geïntegreerd in het begrip “levenscyclus” (Clark en Dieleman, 1996). Bij elke fase in de levenscyclus hebben huishoudens bepaalde eisen wat betreft grootte en type van woningen. Bij de overgang naar een andere fase in de levenscyclus 1
ontstaat een onevenwicht tussen de bestaande woonsituatie en de nieuwe eisen. Een migratiebeweging zal dan opnieuw naar een evenwichtstoestand leiden. In de eerste levensjaren migreren individuen mee met de andere gezinsleden. Later zal dit individu het huis verlaten (bijvoorbeeld om te studeren) en zijn/haar intrede doen op de woningmarkt. Andere belangrijke levensfasen die de kans om te verhuizen sterk beïnvloeden, zijn huwen, kinderen krijgen, scheiden, het overlijden van de partner, van job veranderen en wijzigingen in het inkomensniveau. Deze verhuisbewegingen hebben ook een impact op de structuur van de woningmarkt. Zo zullen jongvolwassenen die zich voor het eerst op de woningmarkt begeven, veeleer verkiezen om een appartement te huren. Bij een gezinsexpansie (trouwen en kinderen krijgen) voldoet een appartement niet meer aan de eisen van het huishouden (woonoppervlakte te beperkt, geen tuin aanwezig, enz.) en wordt uitgekeken naar een eengezinswoning, waarvan men bij voorkeur eigenaar van wil worden. Alleenstaanden, éénoudergezinnen en cohabitanten zonder kinderen, daarentegen, wonen systematisch meer in appartementen (Deboosere et al., 1997). Dit alles heeft uiteraard ruimtelijke gevolgen. Gezinnen met kinderen zullen zich bij voorkeur vestigen in randstedelijke of landelijke gemeenten met een hoog aanbod aan eengezinswoningen of een hoge stock aan bebouwbare percelen. Ook het inkomen speelt een niet onbelangrijke rol in de beslissing om in een bepaalde gemeente of een bepaald woningtype te gaan wonen. Gezien de beperkte stock aan nog bebouwbare percelen en het daaruit vloeiend hoog prijsniveau van dure randstedelijke gemeenten rond Antwerpen, Brussel, Gent en Leuven, is er een toenemende uitspreiding van migranten naar landelijke gemeenten waar nog een relatief groot aantal goedkope percelen beschikbaar zijn (zie Willaert, 1999). Alleenstaanden zijn oververtegenwoordigd in de stedelijke gebieden. Ook éénoudergezinnen en samenwonenden zonder kinderen wonen bij voorkeur in de stad. Hier primeren ongetwijfeld de ligging van de woning in de nabijheid van een aantal faciliteiten. Een ander verschijnsel is de ruimtelijke segregatie van hoog opgeleide (en vaak alleenstaande) jongeren in herwaardeerde, centraal gelegen, stadswijken. Een voorbeeld daarvan is de buurt van de Dansaertstraat in Brussel. Wat uiteindelijk waargenomen wordt is een verdeling van het woningpatrimonium over verschillende typen van huishoudens, gestuurd door een combinatie van factoren zoals de prijs, ligging, oppervlakte, uitrusting van de woning, de financiële draagkracht van het gezin, de beroepscategorie, de levensfase of de relatievorm waarin de partners zich bevinden (Surkyn en Lesthaeghe, 1999).
Migratiesaldo naar leeftijd Migratiebewegingen verschillen in grote mate naargelang het functioneel niveau (stedelijk, randstedelijk of landelijk) (Willaert, 1999) (Kaart 1). Maar binnen de functionele niveaus zijn er ook belangrijke verschillen naar leeftijd.
2
Figuur 2 toont de migratiesaldi voor de periode 1994-96 (gecumuleerde aantallen voor deze driejaarlijkse periode). Uit deze cijfers kunnen volgende punten naar voren worden geschoven: (a) voor de grootstedelijke bekkens met een randstedelijke zone (Antwerpen, Brussel, Gent, Leuven en Luik): • De stedelijke zones hebben een hoog vestigingsoverschot in de leeftijdscategorie van 18 tot 26-28 jaar. Hier blijkt duidelijk de aantrekkingskracht van steden (onderwijs- en tewerkstellingsfunctie) voor studenten en jonge werknemers. Eens na de leeftijd van 26-28 jaar (maar voor de leeftijd van 40 jaar), verlaat men massaal (terug) de stad. Datzelfde patroon vindt men terug bij de kinderen jonger dan 10 jaar (gekoppelde migratie). In sommige bekkens zijn er nog twee kleine pieken van vertrekoverschot uit de steden zichtbaar: rondom de pensioenleeftijd en rondom de leeftijd van 80-90 jaar. • De figuur van het migratiesaldo naar leeftijd van de randstedelijke zones vertoont vrijwel het tegengestelde profiel als dat van de stedelijke zone. Tussen 18 en 26-28 jaar is er een groot vertrekoverschot. In de randstedelijke drukzone is dit iets minder uitgesproken. Het zijn voornamelijk jonge kinderen (0-5 jaar) en jonge dertigers die zich in het randstedelijk gebied vestigen. • De landelijke zones hebben ongeveer een zelfde migratieprofiel naar leeftijd dan de randstedelijke zone. Enkel het vertrekoverschot ligt (vooral in de landelijke drukzone) lager. • De grootstedelijke migratiebekkens, behalve Luik, hebben een vestigingsoverschot t.o.v. de Belgische gemeenten die niet tot het betreffende bekken behoren (cfr. “buiten bekken”) in de leeftijdscategorie 20-30 jaar. Deze lange afstandsmigratie kan in verband worden gebracht met de tewerkstellings- en onderwijsfunctie van grote steden. In het bekken Brussel is er voor alle andere leeftijden (en vooral bij jonge kinderen, dertigers en 50 tot 70-jarigen) een vertrekoverschot. In het bekken Leuven is de toestroom van buiten het bekken in de leeftijdsgroep 20-30 jaar even groot als het vestigingsoverschot in de stedelijke zone in dezelfde leeftijdsklasse. (b) voor de overige bekkens: • In de stedelijke zones van deze bekkens is de piek van het vestigingsoverschot veel minder positief en manifesteert zich ook op een iets jongere leeftijd (rondom de leeftijd van 18-22 jaar) dan bij de grootstedelijke bekkens. Tezelfdertijd begint het vertrekoverschot op een jongere leeftijd (22-23 jaar). Uitschieters zijn Aarlen, waar het vestigingsoverschot bijna uitsluitend piekt tussen 20 en 30, en Brugge en Oostende, waar een tweede belangrijk vestigingsoverschot tussen de leeftijd van 50 en 70 jaar voorkomt. Dat laatste is natuurlijk het gevolg van de enorme aantrekkingskracht van de kustgemeenten op (brug-)gepensioneerden. Een ander punt is dat het vertrekoverschot van kinderen veel minder uitgesproken is dan bij de bekkens Antwerpen, Brussel, Gent, Leuven en Luik. • Een aantal opmerkelijke migratieprofielen voor de landelijke zones zijn: (a) het bekken Kortrijk met een significant vertrekoverschot in de leeftijd tussen 20 en 30 jaar, maar geen of 4
nauwelijks een vestigingsoverschot na de leeftijd van 30 jaar zoals in de meeste andere bekkens; (b) een uitgesproken vestigingsoverschot rond de leeftijd van 28-32 jaar in de landelijke drukzone van het bekken Roeselare; (c) een hoog negatief migratiesaldo van twintigers in de landelijke drukzone van Hasselt-Genk; (d) positieve migratiesaldi in de landelijke zones van het bekken Aarlen voor vrijwel elke leeftijd (alleen in de leeftijdsklasse van 20 tot 30 jaar van de landelijke zone is er een vertrekoverschot). • De meeste bekkens verliezen volop twintigers ten gunste van buiten het bekken gelegen gemeenten. Uitzondering is Aarlen dat juist in deze leeftijdscategorie migranten van buiten het bekken aantrekken. Ook de aantrekkingskracht van de kustgemeenten (bekkens Oostende en Brugge) op gepensioneerden van buiten het bekken komt ook op deze figuren duidelijk naar voren. Figuur 3 toont vijfjaarlijkse migratiesaldi per 1000 inwoners van de betrokken zone. Deze relatieve cijfers maken een vergelijking van de verschillende zones tussen de bekkens mogelijk. De belangrijkste conclusies hieruit zijn: • In de stedelijke zone is het vestigingsoverschot in de leeftijdscategorie 20-24 jaar veruit het hoogst in het bekken Leuven (aantrekking van studenten). Dit geldt eveneens voor het vertrekoverschot van jonge kinderen en dertigers. Het vestigingsoverschot van twintigers in de bekkens zonder randstedelijke zone is, op Aarlen na, veel lager (het migratiesaldo per 1000 inwoners is er steeds minder dan 10) dan in de bekkens die wel een randstedelijke zone bezitten. De typische migratieprofielen van Brugge, Oostende en Aarlen komen duidelijk naar voren. Voornamelijk grote steden, en in mindere mate sommige regionale steden, stoten ook ouderen (vooral 75-plussers) af. • Voor de randstedelijke zones zijn de verschillen tussen de bekkens miniem. Opvallend is wel dat in de randstedelijke drukzone van het bekken Leuven er voor elke leeftijdscategorie een vestigingsoverschot is. • De landelijke zones van de bekkens Leuven, Oostende en Brugge hebben een veel hoger vestigingsoverschot in de leeftijdsklassen 25-34 en 0-9 jaar dan alle andere bekkens. In de landelijke drukzone geldt dit alleen voor het bekken Leuven. Een ander punt is dat de vestigingsoverschotten in de landelijke drukzones tot tweemaal hoger zijn dan in de landelijke zones zonder druk. En het vertrekoverschot in de leeftijdscategorie van 20 tot 24 jaar is in de Waalse landelijke zones over het algemeen hoger dan in de Vlaamse landelijke zones. • De afwijkende profielen van de lange afstandsmigratie (“buiten bekken”) zijn (a) Brussel en Aarlen die een vestigingsoverschot hebben in de leeftijd tussen 20 en 30 jaar (in tegenstelling tot de andere bekkens die in die leeftijdscategorie een vertrekoverschot bezitten), en (b) Charleroi, Hasselt-Genk en Kortrijk met een zeer hoog vertrekoverschot in dezelfde leeftijdsklasse. • Boven de leeftijd van 75 jaar treden significante schommelingen in het migratiesaldo per 1000 inwoners op (ten gevolge van de zeer beperkte risicopopulatie in deze leeftijdscategorieën).
5
Conclusie De migratiebewegingen naar leeftijd voor de verschillende zones binnen de migratiebekkens vertonen een duidelijk profiel. In de stedelijke zones is er een vestigingsoverschot in de leeftijdsklasse van 18 tot 26-28 jaar (die veruit de hoogste mobiliteit bezitten), terwijl de randstedelijke zones (en in mindere mate de landelijke zones) in dezelfde leeftijdscategorie door een vertrekoverschot worden gekenmerkt. Het omgekeerde verschijnsel doet zich voor in de leeftijdsklasse van 28 tot 40 jaar. Steden stoten ook ouderen (voornamelijk 75-plussers) en kinderen (voornamelijk jonger dan 10 jaar) af. In de kleinere, perifeer gelegen bekkens, met een minder groot aanbod aan arbeidsplaatsen, is de grootte-orde van het vestigingsoverschot van jongvolwassenen in de stedelijke zone duidelijk lager en manifesteert zich op een iets jongere leeftijd (18-22 jaar). De bekkens Oostende, Brugge en Aarlen bezitten enigszins afwijkende migratieprofielen. De eerste twee bekkens hebben een uitgesproken vestigingsoverschot rondom de leeftijd van 60 jaar (pensioenmigraties), en in Aarlen wordt de leeftijdsklasse 25-49 jaar, in tegenstelling tot alle andere bekkens, gekenmerkt door een positief migratiesaldo per 1000 inwoners. De relatie tussen leeftijd en mobiliteit heeft een duidelijke impact op de woningmarkt. Zo zullen getrouwde koppels met kinderen veeleer een ééngezinswoning met tuin verkiezen boven een klein appartement in een lawaaierige stadswijk. Daartegenover zijn de woningeisen van alleenstaanden zeer verschillend. Het is duidelijk dat de leeftijd alleen onvoldoende is om de ruimtelijke weerslag van verhuisbewegingen op de woningmarkt te bestuderen. Huisvesting is een typisch huishoudensgebonden behoefte en vereist daarom een huishoudensgerichte aanpak, ook in combinatie met verhuisbewegingen. Het lopend onderzoek op het Steunpunt Demografie betreffende de opsplitsing van migraties naar huishoudenstype zal op dat vlak meer inzicht verschaffen.
Referenties Clark, W.A.V. en F. Dieleman (1996), Households and housing. Choices and outcomes in the housing market, Center for Urban Research, New Jersey. Deboosere, P., R. Lesthaeghe, J. Surkyn, P.-M. Boulanger en A. Lambert (1997), Huishoudens en gezinnen, Volkstellingsmonografie nr. 4, Nationaal Instituut voor de Statistiek. Surkyn, J. en R. Lesthaeghe (1999), Een raming van de socio-demografische woningbehoefte in Vlaanderen aan de hand van de LIPRO-huishoudensprojectie (1996-2010), in: Wonen onderzocht 1995-1999, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap/Afdeling Woonbeleid, Brussel. Willaert, D. (1999), Een nieuwe ruimtelijke indeling voor de studie van interne migratiebewegingen, Working Paper 1999-2, Steunpunt Demografie, Vrije Universiteit Brussel. 6
Zonering binnen migratiebekkens landelijk + drukzone (147) landelijk (306) randstedelijk + drukzone (30) randstedelijk (45) stedelijk (61)
0
30
km
60
Figuur 2: Intern migratiesaldo naar leeftijd voor de verschillende zones en migratiebekkens, gecumuleerde aantallen voor de periode 1994-96
Bekken Antwerpen buiten bekken 200
400
150
200
m igratiesaldo
m igratiesaldo
stedelijke zone 600
0 -200 -400 -600
100 50 0 -50
-800 -1000
-100 0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
0
randstedelijk + druk 200
200
150 m igratiesaldo
m igratiesaldo
randstedelijke zone 300
100 0 -100 -200 -300
100 50 0 -50 -100
-400
-150 0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
0
landelijke zone 150 m igratiesaldo
100 50 0 -50 -100 -150 -200 0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
landelijk + druk
200
m igratiesaldo
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
450 400 350 300 250 200 150 100 50 0 -50 0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
Bekken Brussel buiten bekken 800
1000
600 m igratiesaldo
m igratiesaldo
stedelijke zone 1500
500 0 -500
400 200 0 -200
-1000 -1500
-400 0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
0
randstedelijk + druk 200
400 300 200 100 0 -100 -200 -300 -400 -500 -600
150 m igratiesaldo
m igratiesaldo
randstedelijke zone
100 50 0 -50 -100 -150
0
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
landelijke zone
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
landelijk + druk 500
300 250 200 150 100 50 0 -50 -100 -150 -200
400 m igratiesaldo
m igratiesaldo
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
300 200 100 0 -100 -200
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
Bekken Leuven buiten bekken
stedelijke zone 800 m igratiesaldo
m igratiesaldo
600 400 200 0 -200 -400 0
700 600 500 400 300 200 100 0 -100 -200
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
randstedelijk + druk
randstedelijke zone 200
80 40
m igratiesaldo
m igratiesaldo
60 20 0 -20 -40
150 100 50 0
-60 -50
-80 0
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
landelijk + druk
80
50
60
40 m igratiesaldo
m igratiesaldo
landelijke zone
10 20
40 20 0 -20
30 20 10 0 -10
-40
-20 0
10 20 30 40 50 60 70 leeftijd
80 90 100 110
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
Bekken Brugge buiten bekken 150
50
100 m igratiesaldo
m igratiesaldo
stedelijke zone 100
0 -50 -100 -150
50 0 -50 -100 -150
-200
-200 0
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
landelijk + druk
m igratiesaldo
m igratiesaldo
landelijke zone 100 80 60 40 20 0 -20 -40 -60 -80 0
10 20 30 40 50
60 70 80 90 100 110
leeftijd
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
60 50 40 30 20 10 0 -10 -20 -30 -40 0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
Bekken Kortrijk
buiten bekken 100 50 m igratiesaldo
m igratiesaldo
stedelijke zone 80 60 40 20 0 -20 -40 -60 -80 -100 -120
-100 -150 -200 -250 -300
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
landelijke zone 100 50 m igratiesaldo
0 -50
0 -50 -100 -150 -200 -250 0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
Bekken Oostende buiten bekken 200
100
150 m igratiesaldo
m igratiesaldo
stedelijke zone 150
50 0 -50 -100
100 50 0 -50 -100
-150
-150 0
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
landelijk + druk
100
40
80
30
60
20
m igratiesaldo
m igratiesaldo
landelijke zone
40 20 0 -20 -40
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
10 0 -10 -20 -30
-60
-40 0
10 20 30 40 50
60 70 80 90 100 110
leeftijd
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
Bekken Roeselare
buiten bekken
stedelijke zone 40 m igratiesaldo
m igratiesaldo
20 0 -20 -40 -60 -80 0
10 20 30
60 40 20 0 -20 -40 -60 -80 -100 -120 0
40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
landelijk + druk 50
60 40 20 0 -20 -40 -60 -80 -100 -120
40 m igratiesaldo
m igratiesaldo
landelijke zone
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
30 20 10 0 -10 -20
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
Bekken Gent buiten bekken 500
400
400 m igratiesaldo
m igratiesaldo
stedelijke zone 600
200 0 -200 -400
300 200 100 0
-600
-100 0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
randstedelijk + druk
randstedelijke zone 60 m igratiesaldo
m igratiesaldo
40 20 0 -20 -40 -60 0
100 80 60 40 20 0 -20 -40 -60 -80
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
0
250
100
200
50 0 -50 -100
30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
landelijk + druk
150
m igratiesaldo
m igratiesaldo
landelijke zone
10 20
150 100 50 0
-150
-50 0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
Bekken Charleroi buiten bekken
stedelijke zone 100 m igratiesaldo
m igratiesaldo
50 0 -50 -100 -150 -200 -250 0
100 50 0 -50 -100 -150 -200 -250 -300 -350
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
0
landelijke zone
landelijk + druk
150
m igratiesaldo
m igratiesaldo
100 50 0 -50 -100 -150 -200 -250 0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
100 80 60 40 20 0 -20 -40 -60 -80 -100 0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
Bekken Bergen buiten bekken
stedelijke zone 80 m igratiesaldo
m igratiesaldo
60 40 20 0 -20 -40 -60
80 60 40 20 0 -20 -40 -60 -80 -100 -120
-80
0 0
10 20 30
40 leeftijd 50 60 70 80 90 100 110
landelijk + druk 30 20 m igratiesaldo
m igratiesaldo
landelijke zone 80 60 40 20 0 -20 -40 -60 -80 -100 -120
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
10 0 -10 -20 -30
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
Bekken La Louvière buiten bekken
stedelijke zone 60
60
40 m igratiesaldo
m igratiesaldo
40 20 0 -20 -40
0 -20 -40 -60 -80
-60
-100 0
10 20 30
40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
landelijke zone
m igratiesaldo
20
80 60 40 20 0 -20 -40 -60 -80 -100 0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
Bekken Doornik buiten bekken
stedelijke zone 60 m igratiesaldo
m igratiesaldo
40 20 0 -20 -40 -60 0
10 20 30
40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
m igratiesaldo
landelijke zone 60 40 20 0 -20 -40 -60 -80 -100 -120 0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
40 20 0 -20 -40 -60 -80 -100 -120 -140 -160 0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
Bekken Luik buiten bekken 150
300
100
m igratiesaldo
m igratiesaldo
stedelijke zone 400 200 100 0 -100
50 0 -50
-200
-100
-300
-150 0
-400 0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
leeftijd
randstedelijk + druk 60
60
40
40
m igratiesaldo
m igratiesaldo
randstedelijke zone 80
20 0 -20 -40
20 0 -20 -40
-60
-60
-80 0
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
10
landelijk + druk 150
300 250 200 150 100 50 0 -50 -100 -150 -200
m igratiesaldo
m igratiesaldo
landelijke zone
20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
100 50 0 -50 -100 0
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
Bekken Verviers buiten bekken
stedelijke zone 80 40
m igratiesaldo
m igratiesaldo
60 20 0 -20 -40 -60 -80 0
10 20 30
60 40 20 0 -20 -40 -60 -80 -100 -120 -140
40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
0
landelijk + druk 40 30 m igratiesaldo
m igratiesaldo
landelijke zone 60 40 20 0 -20 -40 -60 -80 -100 -120 -140 -160
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
20 10 0 -10 -20
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
Bekken Hasselt-Genk buiten bekken 200
50
100 m igratiesaldo
m igratiesaldo
stedelijke zone 100
0 -50 -100 -150
0 -100 -200 -300 -400
-200
-500 0
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
landelijke zone
landelijk + druk
200
100
150
50
100
m igratiesaldo
m igratiesaldo
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
50 0 -50 -100
0 -50 -100 -150
-150 -200
-200 0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
Bekken Aarlen buiten bekken 120 100 m igratiesaldo
m igratiesaldo
stedelijke zone 60 50 40 30 20 10 0 -10 -20 -30
80 60 40 20 0 -20
0
10 20 30
40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
0
landelijk + druk
60
80
40
60 m igratiesaldo
migratiesaldo
landelijke zone
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
20 0 -20
40 20 0 -20
-40
-40 0
10 20 30 40 50 60 70 leeftijd
80 90 100 110
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
Bekken Namen buiten bekken 150
100
100 m igratiesaldo
m igratiesaldo
stedelijke zone 150
50 0 -50 -100
50 0 -50 -100 -150
-150
-200 0
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
landelijk + druk 100 80 m igratiesaldo
m igratiesaldo
landelijke zone 100 80 60 40 20 0 -20 -40 -60 -80 -100
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
60 40 20 0 -20 -40 -60
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
Bekken Brussel (Vlaamse gemeenten) buiten bekken
stedelijke zone 1000 800 600 400 200 0 -200 -400 -600 -800 -1000
1500
migratiesaldo
migratiesaldo
1000 500 0 -500
-1000 -1500 0
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
randstedelijk + druk 100
200
80
100
migratiesaldo
migratiesaldo
randstedelijke zone 300
0 -100 -200 -300
60 40 20 0 -20 -40 -60
-400 0
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 10 11 0 0 leeftijd
200
100
150
50 0 -50
30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
landelijk + druk
150
migratiesaldo
migratiesaldo
landelijke zone
10 20
100 50 0 -50
-100
-100 0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
Bekken Hasselt-Genk (Vlaamse gemeenten) buiten bekken 200
50
100 migratiesaldo
migratiesaldo
stedelijke zone 100
0 -50 -100 -150
0 -100 -200 -300 -400
-200
-500 0
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
landelijke zone
landelijk + druk 100
200 150
50
100
migratiesaldo
migratiesaldo
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
50 0 -50 -100 -150 -200
0 -50 -100 -150
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
Bekken Kortrijk (Vlaamse gemeenten) buiten bekken
stedelijke zone 50
80 60 40 20 0 -20 -40 -60 -80 -100 -120
migratiesaldo
migratiesaldo
0
-100 -150 -200 -250
0
10 20
30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
landelijke zone 100 50 migratiesaldo
-50
0 -50 -100 -150 -200 0
10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
0
10 20
30 40 50 60 70 80 90 100 110 leeftijd
Figuur 3: Gemiddeld jaarlijks intern migratiesaldo per 1000 inwoners naar leeftijd voor de verschillende zones in een migratiebekken en voor de periode 1994-96
Stedelijke zone 80
Migratiesaldo (‰)
60 40
Brussel
20
Gent Antwerpen
0
Leuven
-20
Luik
-40 -60
90 +
80 -8 4
70 -7 4
60 -6 4
50 -5 4
40 -4 4
30 -3 4
20 -2 4
10 -1 4
04
-80
Leeftijd
Buiten bekken 1,5
Brussel
0,5
Gent Antwerpen
0
Leuven -0,5
Luik
-1
Leeftijd
90 +
80 -8 4
70 -7 4
60 -6 4
50 -5 4
40 -4 4
30 -3 4
20 -2 4
10 -1 4
-1,5
04
Migratiesaldo (‰)
1
Randstedelijke zone 40 30
Migratiesaldo (‰)
20 10
Brussel
0
Gent
-10
Antwerpen
-20
Leuven
-30
Luik
-40 -50 -60
90 +
80 -8 4
70 -7 4
60 -6 4
50 -5 4
40 -4 4
30 -3 4
20 -2 4
10 -1 4
04
-70
Leeftijd
Randstedelijke drukzone 70 60
40
Brussel
30
Gent
20
Antwerpen
10
Leuven
0
Luik
-10 -20 -30
Leeftijd
90 +
80 -8 4
70 -7 4
60 -6 4
50 -5 4
40 -4 4
30 -3 4
20 -2 4
10 -1 4
-40
04
Migratiesaldo (‰)
50
Landelijke zone 25
Migratiesaldo (‰)
20 15
Brussel Gent
10
Antwerpen 5
Leuven Luik
0 -5
90 +
80 -8 4
70 -7 4
60 -6 4
50 -5 4
40 -4 4
30 -3 4
20 -2 4
10 -1 4
04
-10
Leeftijd
Landelijke drukzone 60 50
30
Brussel
20
Gent
10
Antwerpen
0
Leuven
-10
Luik
-20 -30 -40
Leeftijd
90 +
80 -8 4
70 -7 4
60 -6 4
50 -5 4
40 -4 4
30 -3 4
20 -2 4
10 -1 4
-50
04
Migratiesaldo (‰)
40
Stedelijke zone 25 20
Migratiesaldo (‰)
15 10
Roeselare
5
Oostende
0
Kortrijk Hasselt-Genk
-5
Brugge
-10 -15 -20
90 +
80 -8 4
70 -7 4
60 -6 4
50 -5 4
40 -4 4
30 -3 4
20 -2 4
10 -1 4
04
-25
Leeftijd
Buiten bekken 0,5 0,4
0,2
Roeselare
0,1
Oostende Kortrijk
0
Hasselt-Genk
-0,1
Brugge
-0,2 -0,3 -0,4
Leeftijd
90 +
80 -8 4
70 -7 4
60 -6 4
50 -5 4
40 -4 4
30 -3 4
20 -2 4
10 -1 4
-0,5
04
Migratiesaldo (‰)
0,3
Landelijke zone 20
Migratiesaldo (‰)
15 10
Roeselare Oostende
5
Kortrijk 0
Hasselt-Genk Brugge
-5 -10
90 +
80 -8 4
70 -7 4
60 -6 4
50 -5 4
40 -4 4
30 -3 4
20 -2 4
10 -1 4
04
-15
Leeftijd
Landelijke drukzone 60
40 Roeselare 30
Oostende Hasselt-Genk
20
Brugge 10 0
Leeftijd
90 +
80 -8 4
70 -7 4
60 -6 4
50 -5 4
40 -4 4
30 -3 4
20 -2 4
10 -1 4
-10
04
Migratiesaldo (‰)
50
Stedelijke zone 40
Migratiesaldo (‰)
30
Verviers
20
Doornik
10
Namen Bergen
0
La Louvière
-10
Charleroi
-20
Aarlen
-30
90 +
80 -8 4
70 -7 4
60 -6 4
50 -5 4
40 -4 4
30 -3 4
20 -2 4
10 -1 4
04
-40
Leeftijd
Buiten bekken 0,3 0,2
Verviers
0
Doornik
-0,1
Namen
-0,2
Bergen
-0,3
La Louvière Charleroi
-0,4
Aarlen
-0,5 -0,6
Leeftijd
90 +
80 -8 4
70 -7 4
60 -6 4
50 -5 4
40 -4 4
30 -3 4
20 -2 4
10 -1 4
-0,7
04
Migratiesaldo (‰)
0,1
Landelijke zone 15
Migratiesaldo (‰)
10
Verviers Doornik
5
Namen Bergen
0
La Louvière -5
Charleroi Aarlen
-10
90 +
80 -8 4
70 -7 4
60 -6 4
50 -5 4
40 -4 4
30 -3 4
20 -2 4
10 -1 4
04
-15
Leeftijd
Landelijke drukzone 50
30
Verviers
20
Namen Bergen
10
Charleroi
0
Aarlen
-10 -20
Leeftijd
90 +
80 -8 4
70 -7 4
60 -6 4
50 -5 4
40 -4 4
30 -3 4
20 -2 4
10 -1 4
-30
04
Migratiesaldo (‰)
40
5 Interne migraties naar LIPRO-huishoudenstypen. De stadsvlucht en verstedelijking nader belicht Didier Willaert
1. Nieuwe mogelijkheden voor migratiestudies in België Tot nu toe beperken studies betreffende migraties in België zich tot het beschrijven van de verhuisbewegingen van individuen in de tijd (bvb. Van Hecke, 1992a), naar leeftijd (bvb. Van Hecke, 1992b) of naar geslacht (bvb. Grimmeau et al., 1998). Het puur geografisch in kaart brengen van dit proces wordt meer relevant voor het beleid wanneer ook meerdere kenmerken van de migranten (individuele covariaten) in de analyse betrokken worden. Daarom werd aan het Steunpunt Demografie een koppeling uitgevoerd tussen de bestanden van het Rijksregister enerzijds, en het bestand van de Volkstelling van 1 maart 1991 anderzijds. Op die manier komen een hele reeks nieuwe covariaten beschikbaar: huishoudenstype, inkomen, woningvariabelen, enz. Bovendien kan ook een omrekening gemaakt worden van migratiestromen van individuen naar migratiestromen van huishoudens. Dit laatste is heel belangrijk, aangezien de relevante eenheid voor woningbouw en diverse andere voorzieningen het huishouden is. Deze paper behandelt de ruimtelijke differentiatie van individuele migratiestromen naar LIPRO-huishoudenstypen. Hiermee kan ondermeer worden nagegaan in welke mate de stadsvlucht wordt gedragen door gehuwde koppels met kinderen, of anderzijds, in welke mate alleenstaanden of éénoudergezinnen de stedelijke bevolking doen aangroeien door immigratie.
2. De gegevens: koppeling Volkstelling 1991 en Rijksregister 2.1. Beschikbare informatie Voor de studie van de migratiebewegingen naar huishoudenssamenstelling werd een statistische koppeling uitgevoerd tussen het bestand van de Volkstelling van 1 maart 1991 en de migratiegegevens van het Rijksregister voor de periode 1989 tot 1994. In eerste instantie werden alle personen die opgenomen zijn in de volkstelling op anonieme wijze gekoppeld aan de Rijksregistergegevens van 1994. Vervolgens werd voor diegenen die sinds de Volkstelling gestorven of geëmigreerd zijn, gekeken naar de situatie in elk voorafgaand jaar. Aanvullend werd ook nagegaan in welke gemeente elke persoon verbleef op 1 maart 1990 en 1 maart 1989. Door deze anonieme koppeling van databestanden is het mogelijk voor alle personen aanwezig op het moment van de volkstelling de migratiegeschiedenis tussen 1 maart 1989 en
1
1 maart 1993 te reconstrueren. Naast de plaats van residentie op elk van deze tijdstippen zijn volgende gegevens beschikbaar: • de datum van inschrijving in de gemeente van verblijf op 1 maart 1989, 1990, 1991, 1992 en 1993 • het aantal verhuisbewegingen tussen gemeenten tussen 1 maart 1986 en 1 maart 1990, tussen 1 maart 1990 en 1 maart 1991, tussen 1 maart 1991 en 1 maart 1992, en tussen 1 maart 1992 en 1 maart 1993 • het globaal aantal verhuisbewegingen voor dezelfde jaarlijkse perioden • de datum van laatste inschrijving in de gemeente op 31 december 1994 • de gemeente van laatste inschrijving op 31 december 1994 • het aantal gemeenten en adressen van verblijf sinds 1 januari 1981 • het aantal wijzigingen van nationaliteit en burgerlijke staat sinds 1 januari 1981 2.2. Informatieverlies Als resultaat van de gevolgde procedure bij de koppeling van volkstelling en migraties gaat een deel van de informatie verloren: (a) Voor de jaren vóór de volkstelling is er een onderschatting van het totaal aantal migratiebewegingen omdat de migraties ontbreken van personen die voor de volkstelling aanwezig waren, maar op het moment van de volkstelling zelf door emigratie of overlijden zijn afgevloeid. Migraties van kinderen die in het jaar voor de volkstelling zijn geboren en in datzelfde jaar nog zijn verhuisd, ontbreken eveneens. (b) Na de volkstelling worden migraties van kinderen geboren na 1 maart 1991 niet meer meegerekend, evenals de migraties van personen die zich na de volkstelling in België hebben gevestigd. Vooral na 1992 begint het verlies aan verhuisbewegingen daardoor zeer snel op te lopen (Tabel 1). Ook is alleen de woonplaats op 1 maart van elk jaar gekend, waardoor de migratiebewegingen van personen die meer dan eens per jaar verhuizen, niet meegerekend worden. Zo hebben ongeveer 3% van alle personen die tussen 1 maart 1990 en 1 maart 1991 over de gemeentegrenzen heen verhuisd zijn, dit in die periode meer dan éénmaal gedaan. En tenslotte zijn er de fouten inherent aan de koppeling omdat de migratiegeschiedenis van sommige personen niet kan achterhaald worden. Tabel 1: Afwijking tussen het aantal interne migraties in België volgens het Rijksregister en na de koppeling met de gegevens van de volkstelling
Rijksregister
1989-1990
1990-1991
1991-1992
1992-1993
386 359
384 561
391 232
420 052
355 265
351 667
359 626
368 618
31 094 (8,0%)
32 909 (8,6%)
31 606 (8,1%)
51 434 (12,2%)
(periode 1 januari tot 1 januari) Rijksregister+volkstelling (periode 1 maart tot 1 maart) Verschil
2
2.3. Databeperkingen Een belangrijke beperking bij de koppeling van volkstelling en de migraties is het feit dat de huishoudenspositie, de socio-economische variabelen en de variabelen met betrekking tot de woonsituatie maar op één moment (de volkstelling) zijn gekend. Daardoor is het niet mogelijk om bijvoorbeeld migratiesaldi op te splitsen naar huishoudenspositie. Ofwel is de huishoudenspositie bij aankomst gekend (migratie in het jaar vóór de volkstelling), ofwel de huishoudenspositie bij vertrek (migratie in het jaar na de volkstelling), maar niet alle twee tegelijk. We kunnen veronderstellen dat een groot aandeel van de migraties in bepaalde leeftijdsklassen gepaard gaan met een verandering van huishoudenspositie. Zo zal bijvoorbeeld een verhuis van een alleenstaande in de leeftijdscategorie tussen 18 en 22 jaar bij vertrek vaak gekoppeld zijn aan een wijziging in huishoudenspositie, en komt zo’n persoon aan in een andere gemeente als samenwonende of gehuwde zonder kinderen. Hetzelfde geldt voor de socio-economische variabelen en de variabelen m.b.t. de woonsituatie. Over deze nieuw verworven kenmerken hebben we dus geen informatie. Toch is het mogelijk met het huidig bestand zinvolle uitspraken te formuleren. Zoals aangeduid op onderstaand schema weet men welke huishoudenspositie de immigranten in het jaar vóór de volkstelling aan een welbepaalde gemeente hebben toegeleverd (lijn A), en voor het jaar na de volkstelling, welke huishoudensposities zijn weggevallen in diezelfde gemeente door emigratie (lijn B).
Schema VOLKSTELLING 1-3-90
RETROSPECTIEF
1-3-91
PROSPECTIEF
1-3-92
A flux immigranten naar gemeente x met huishoudenspositie toegeleverd
flux emigranten uit gemeente x met
op 1-3-91
huishoudenspositie
afgevloeid
vanaf 1-3-91
B huishoudenspositie gekend in elke gemeente x
We weten alleen niet welke huishoudensposities de immigranten naar gemeente x hadden op 1-3-90 en welke positie de emigranten uit gemeente x verwerven tegen 1-3-92. Hetzelfde geldt uiteraard voor alle kenmerken van migranten (type inkomen, tewerkstelling, etc.). Een 3
balans (bvb. saldo) per type huishoudenspositie kan derhalve niet berekend worden voor éénzelfde jaar maar men kan dit wel bij benadering doen voor de immigranten van het jaar net voor, en voor de emigranten van het jaar net na de volkstelling. Het is dan ook op deze wijze dat alle resultaten voor gemeenten moeten geïnterpreteerd worden. Een laatste beperking is het ontbreken van volledige informatie wat betreft de migratie van 0 tot 1-jarigen. Voor de jaren vóór de volkstelling kan nog gekeken worden of de laatste datum van inschrijving in een gemeente verschilt van de geboortedatum, maar na de volkstelling is dat niet meer mogelijk omdat migraties van kinderen geboren na volkstelling niet in het bestand vervat zijn. Het is tenslotte van belang te noteren dat migratie in België een wettelijke verandering van domicilie impliceert. Dit is vooral relevant voor migraties van jonge volwassenen die bij hun ouders gedomicilieerd blijven (en niet op hun “kot” bijvoorbeeld), en dus niet als migranten worden beschouwd zolang ze zich niet wettelijk registreren in een andere verblijfplaats. In vergelijking met andere landen kent België daardoor een geringere “officiële” mobiliteit van jonge volwassenen.
3. De LIPRO-typologie In deze studie wordt de LIPRO-classificatie gehanteerd om de positie van elk individu in een huishoudenstype te situeren. LIPRO (LIfestyle PROjections) kent elf individuele huishoudensposities (Van Imhoff en Keilman, 1991): 1) CMAR: kinderen bij een gehuwd samenwonend ouderpaar (Child of MARried couple) 2) CUNM: kinderen bij een ongehuwd samenwonend ouderpaar (Child with UNMarried couple) 3) C1PA: kinderen in een éénoudergezin (Child in a 1 PArent household) 4) SING: alleenstaanden die een éénpersoonshuishouden vormen (SINGles) 5) MAR0: gehuwd samenwonenden zonder kinderen (MARried, 0 children) 6) MAR+: gehuwd samenwonenden met kinderen (MARried, plus children) 7) UNM0: ongehuwd samenwonenden zonder kinderen (UNMarried, 0 children) 8) UNM+: ongehuwd samenwonenden met kinderen (UNMarried, plus children) 9) H1PA: ouder in een éénoudergezin (Head of a 1 PArent household) 10) NFR: niet verwante personen die in het huishouden verblijven maar zelf geen huishouden vormen (Non-Family Related) 11) OTHR: anderen (o.a. personen in collectieve huishoudens: gevangenissen, ziekenhuizen, etc.) (OTHeRs) en zeven huishoudenstypen door combinatie van huishoudensposities: 1) Huishoudens van één persoon 2) Gehuwde koppels zonder kinderen (+eventueel andere inwonende personen) 3) Gehuwde koppels met kinderen (+eventueel andere inwonende personen) 4) Ongehuwde koppels zonder kinderen (+eventueel andere inwonende personen) 5) Ongehuwde koppels met kinderen (+eventueel andere inwonende personen) 6) Eénoudergezinnen (+eventueel andere inwonende personen) 7) Andere huishoudenstypen (o.a. collectieve huishoudens) 4
Tabellen 2 en 3 geven de verdeling van de Belgische populatie naar geslacht, leeftijd en LIPRO-huishoudenspositie op het moment van de laatste volkstelling.
Tabel 2: Verdeling van de bevolking naar LIPRO-huishoudenspositie en leeftijd, mannen (België, 1-3-1991) (Bron: Deboosere et al., 1997) leeftijd 0-4 5-9 10-14 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal
CMAR 260670 257565 259599 260723 220929 92365 33569 16063 8735 3344 1373 508 123 15
CUNM 16496 10121 9540 7452 2794 894 361 189 160 89 38 22 10 2
C1PA 22531 30398 37760 46745 42634 23721 14136 11638 10868 6748 5049 3312 1555 474 49 7
48168
257625
1
1415582
SING
MAR0
MAR+
96 3259 30774 57980 53979 46302 41635 32074 30367 31103 32043 30967 20790 23873 18809 9189 2535 394 466169
242 179 26457 15094 72125 120058 36694 227291 23627 246425 25690 245553 37130 181084 70034 145584 115535 108932 144556 69557 147802 39468 87799 15954 68435 9279 32888 3686 9601 1057 1409 163 87 14 900111 1429378
UNM0
415 10706 16208 9685 7031 6793 5472 5553 5307 4850 4637 2935 2535 1306 496 119 16 84064
UNM+
226 3529 9767 12030 11030 8746 4778 2724 1624 862 507 182 130 56 20 7 56218
H1PA
3 41 343 1244 3034 5518 8019 6911 6103 5400 4483 3929 2406 2623 2067 1159 442 78 53803
NFR 8946 5217 4592 7226 10102 7587 4516 3042 2580 2085 2025 2467 2690 2871 2275 3029 3310 2381 1081 213 78235
OTHR totaal 1458 310101 1291 304592 1503 313093 3110 329618 6612 369974 7220 409169 5906 401201 4666 375531 4546 363325 4236 283951 4919 273769 5584 279794 6408 267137 6381 237053 4633 137023 5791 115703 5975 68097 4291 28194 1708 7464 391 1193 86629 4875982
Tabel 3: Verdeling van de bevolking naar LIPRO-huishoudenspositie en leeftijd, vrouwen (België, 1-3-1991) (Bron: Deboosere et al., 1997) leeftijd 0-4 5-9 10-14 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal
CMAR 247370 244936 248615 242590 159109 45177 14877 7363 4174 1763 849 401 122 25 2
CUNM 15624 9459 9072 6726 1687 439 165 119 100 78 37 25 13 6 1
C1PA 21582 29150 35833 42962 30143 12387 7144 5708 5336 3760 3244 2581 1624 695 114 16 1
1217373
43551
202280
SING
MAR0
MAR+
111 4257 28215 39975 28982 22201 21569 21192 26872 38559 58121 83082 72929 92022 73761 35072 9183 1399 657502
2630 1866 52879 41326 64087 177468 28169 251046 21842 249092 29767 236031 48223 165585 89071 125684 131222 87118 148357 50969 135187 25904 72195 9729 50036 5065 21064 1940 4835 494 514 58 33 3 900111 1429378
UNM0
2531 16769 14447 7178 5431 5870 5179 4720 4604 4752 5086 3190 2437 1298 480 82 10 84064
UNM+
620 5824 11560 13555 10950 6838 3005 1505 844 560 409 208 154 115 56 13 2 56218
H1PA
4 396 6028 17804 29484 35152 36465 25443 19717 17866 17134 16118 10466 10440 8033 4131 1386 268 256335
NFR 8535 4882 4314 7692 9667 5984 3455 2231 1752 1394 1468 2066 3230 4956 5558 9855 12279 9289 3800 801 103208
OTHR totaal 1411 294522 1241 289668 1340 299289 2657 314927 4508 356155 4312 393640 3163 387218 2650 362739 2862 350764 3449 279071 5124 278291 7495 292781 10229 295111 13069 284537 11711 186103 19218 189243 24576 143067 21758 76115 9617 24653 2289 4805 152679 5102699
5
4. Verhuisbewegingen naar LIPRO-huishoudenspositie, leeftijd en geslacht: het voorbeeld van de stad Antwerpen Het schema volgend op pagina 3, weten we welke huishoudensposities de immigranten in een bepaalde gemeente toeleveren, en welke huishoudensposities door emigratie uit die gemeente verdwijnen. Ondanks de beperking dat de huishoudenspositie en de andere covariaten in de volkstelling maar op één tijdstip zijn gekend, is hieruit toch heel wat informatie te halen. Bij wijze van voorbeeld bespreken we verhuisbewegingen van en naar de stad Antwerpen, opgedeeld naar geslacht, leeftijd en LIPRO-huishoudenspositie. Vervolgens bekijken we het netto-effect van deze migratiebeweging (i.e. het migratiesaldo). a) Wie komt binnen? Uitgaande van de verdeling van de immigraties (absolute aantallen) naar huishoudenspositie en leeftijd bij aankomst in Antwerpen (Tabellen 4 en 5), kunnen we besluiten dat: • Het grootste aantal immigranten zijn alleenstaanden in de leeftijdscategorie 20-35 jaar: ongeveer één vierde van alle immigranten (mannen en vrouwen samen) behoren tot deze categorie. Hieruit blijkt duidelijk de aantrekkingskracht van steden (onderwijs- en tewerkstellingsfunctie) op studenten en jobstarters, die (nog) in grote mate een alleenstaande status hebben. • Relatief weinig getrouwde koppels met kinderen migreren naar Antwerpen. Eénoudergezinnen immigreren dan weer in grotere mate. Zo is het absoluut aantal immigraties van kinderen van éénoudergezinnen in de leeftijd tussen 10 en 19 jaar groter dan kinderen van een getrouwd koppel in dezelfde leeftijdsklasse. Tabel 4: Toelevering van huishoudensposities door immigratie, naar leeftijd op moment van verhuis en LIPROhuishoudenspositie op 1-3-1991, mannen (stad Antwerpen) leeftijd 1-4 5-9 10-14 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal
CMAR CUNM 142 25 106 20 70 22 55 19 53 23 8 5 2 1
C1PA 72 79 85 63 42 12 4 2 2 1
465
86
362
SING
MAR0
65 449 563 297 219 162 94 51 57 34 20 6 12 5 1 1
172 341 89 20 15 19 19 37 48 33 27 15 3 2 1
2036
841
MAR+
3 39 118 129 91 66 33 34 22 8 3 1
UNM0
8 107 98 45 11 12 15 4 3 2 2
UNM+
3 14 28 29 27 17 7 1 2
H1PA
NFR
6 4 5 7 7 7 6 1 1 1
1 1
547
309
1
4 1
totaal 246 212 182 233 931 1217 625 392 295 180 123 126 98 65 35 31 9 8 3
69
123
5011
5 6 3 7 22 8 5 4 4 1 1
2
128
45
OTHR 2 1 2 10 27 22 14 6 8 4 6 3 5 6 1 1
6
Tabel 5: Toelevering van huishoudensposities door immigratie, naar leeftijd op moment van verhuis en LIPROhuishoudenspositie op 1-3-1991, vrouwen (stad Antwerpen) leeftijd 1-4 5-9 10-14 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal
CMAR CUNM 141 17 104 32 65 18 54 10 36 18 8 3
C1PA 62 60 72 67 29 9 4 2 2
1
430
77
307
SING
1 84 495 362 135 83 76 51 46 43 38 39 27 26 18 6 2 1532
MAR0
MAR+
22 306 249 44 15 17 21 13 43 43 40 15 10 4
9 77 145 108 66 44 34 14 13 8 1
UNM0
41 182 83 34 13 10 14 8 4 1 4
UNM+
H1PA
3 19 33 29 14 11 4
4 39 78 72 81 48 22 19 8 6 2
113
379
1
NFR 4 2 9 12 15 5 3 3 1 2 2 1 3 3 9 4 4
1 843
519
395
1 83
OTHR 1 2 7 9 15 9 6 4 1 3 6 7 5 6 3 7 16 20 5 132
totaal 225 200 172 315 1213 991 443 284 209 151 108 120 102 95 48 52 43 30 8 1 4810
• Op oudere leeftijd komen twee kleine pieken voor in het aantal immigraties: één rond de pensioenleeftijd met toelevering van de huishoudenspositie MAR0, en één bij vrouwen rond de leeftijd van 75 tot 89 jaar met toelevering van de huishoudenspositie OTHR (migratie naar bejaardentehuizen, etc.). • Er zijn een aantal verschillen in het immigratiepatroon van mannen en vrouwen. Zo is het aantal immigraties van alleenstaande mannen in de leeftijd tussen 25 en 49 jaar veel groter dan dat van alleenstaande vrouwen. Het omgekeerde (vrouwen verhuizen meer dan mannen) geldt voor de leeftijd 15-24 jaar met toelevering van de huishoudensposities MAR0, UNM0 en in mindere mate SING en MAR+ en de leeftijd 20-59 jaar met toelevering van H1PA (in het merendeel van de éénoudergezinnen is de moeder de referentiepersoon). Bovenstaande tabellen kunnen ook in relatieve vorm worden gegeven door de aantallen in elke cel uit te drukken per 1000 inwoners in elke cel, zoals opgenomen in de telling van 1-31991. Deze cijfers (Tabellen 6 en 7) geven weer hoeveel personen per 1000 in elke leeftijdsgroep na een immigratie in het voorafgaand jaar welbepaalde huishoudensposities toeleveren aan de gemeente van aankomst. Waarden in cellen met minder dan 20 inwoners kunnen als onnauwkeurig worden beschouwd en staan daarom tussen haakjes. Cellen met meer dan 20 inwoners maar waar geen migraties optreden, krijgen een koppelteken (zie de legende bij Tabel A1 in de Appendix). De gestandaardiseerde cijfers tonen een enigszins ander beeld van de immigratie naar huishoudenstype: • Niet de alleenstaanden, die in absolute cijfers veruit het meest immigreren, maar de ongehuwd samenwonenden zonder kinderen (UNM0) bezitten het hoogste relatieve immigratiecijfer en dit zowel bij mannen als vrouwen (resp. 61,4‰ en 78,5‰). Bij mannen hebben de alleenstaanden het tweede hoogste cijfer, gevolgd door de ongehuwden met kinderen (CUNM en UNM+). Bij vrouwen vallen de zeer lage waarden op van alleenstaande immigranten (29,1‰ t.o.v. 50,2‰ bij mannen). 7
Tabel 6: Toelevering van huishoudensposities door immigratie per 1000 inwoners naar leeftijd en huishoudenspositie op 1-3-1991, mannen (stad Antwerpen) leeftijd 1-4 5-9 10-14 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal
CMAR 16,7 10,5 7,4 6,2 6,6 6,8 7,1 9,3 7,4 7,4 -
CUNM 41,2 39,3 52,6 66,7 -
C1PA 59,1 44,3 42,0 28,0 20,4 12,0 8,2 5,0 6,2 5,2 -
9,2
44,2
29,7
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
215,2 151,7 102,3 58,2 51,4 44,0 29,8 18,2 22,3 13,9 9,1 3,8 6,6 3,8 1,5 5,7 50,2
186,1 109,4 50,1 15,9 10,3 8,1 4,9 5,9 6,1 4,0 5,0 3,4 1,4 3,0 9,7 16,8
(428,6) 57,7 27,2 16,2 10,8 8,1 4,9 6,2 5,2 3,0 2,1 1,5 10,6
242,4 151,6 95,4 73,8 25,7 31,5 50,3 11,5 10,5 7,9 9,0 5,9 14,3 61,4
(375) 81,9 58,7 48,5 47,3 45,9 38,7 8,4 42,6 -
146,3 31,0 24,3 22,9 18,4 18,0 20,8 4,3 5,6 6,5 17,2
49,3
NFR 20,2 34,1 24,2 32,3 66,9 42,3 52,1 67,8 87,0 24,4 22,2 36,4 25,6 36,2
OTHR 24,1 11,8 23,8 87,0 86,5 58,4 47,8 24,6 42,8 21,7 33,9 16,6 25,8 35,9 7,0 5,1 22,3 13,5 35,0
totaal 23,1 16,8 15,1 19,2 57,0 62,2 34,2 23,8 19,3 13,1 9,2 9,0 7,1 5,2 4,3 4,4 2,2 4,9 7,6 22,5
Tabel 7: Toelevering van huishoudensposities door immigratie per 1000 inwoners naar leeftijd en huishoudenspositie op 1-3-1991, vrouwen (stad Antwerpen) leeftijd 1-4 5-9 10-14 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal
CMAR 17,3 10,8 7,1 6,6 6,4 11,3 14,6 10,6 11,5 -
9,9
CUNM 29,6 69,7 45,2 40,2 -
-
44,0
C1PA 53,5 34,0 36,9 31,8 20,6 17,5 15,0 8,6 9,1 -
30,1
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
(142,9) 188,3 173,9 93,0 48,0 38,7 39,1 26,7 20,0 14,9 9,3 7,0 5,0 3,7 3,1 2,1 2,6 29,1
160,6 156,7 84,1 30,2 12,4 9,5 7,2 2,6 6,0 5,3 5,2 3,3 3,0 2,9 26,3 16,9
63,8 41,7 22,4 12,2 7,6 5,5 5,5 3,1 3,9 4,5 1,1 -
225,3 169,5 93,6 73,3 39,6 28,5 42,4 29,3 16,2 4,3 16,7 12,8 -
78,9 66,9 55,6 42,3 26,9 43,3 35,7 -
10,1
78,5
43,6
100,0 93,5 66,0 41,5 39,2 25,1 15,0 19,6 10,1 9,1 3,3 28,6
-
NFR 16,9 13,5 68,2 44,4 54,9 36,0 38,5 81,1 41,7 42,6 40,0 13,7 28,6 35,7 53,6 17,1 21,5 43,5 34,3
OTHR 14,1 21,1 88,6 75,0 76,5 41,3 39,5 36,7 8,5 21,1 28,6 24,9 13,8 13,2 6,5 9,8 15,4 19,3 9,5 20,2
totaal 22,1 16,6 14,7 26,4 75,8 53,7 26,0 18,2 14,2 11,3 8,0 8,1 6,6 6,0 4,2 4,4 4,8 6,5 5,3 3,7 20,1
• De hoogste waarden komen voor in de leeftijdscategorie 15-19 jaar (uitgezonderd voor CMAR en C1PA, die in de categorie 1-4 jaar de hoogste relatieve immigratie kennen) en lopen op tot meer dan 200 immigraties per duizend inwoners. Vermits er in bepaalde cellen echter zeer weinig inwoners en/of migraties zijn, kunnen sommige cijfers niet als nauwkeurig beschouwd worden. • De onaantrekkelijkheid van de stad voor koppels met kinderen, en in mindere mate éénoudergezinnen, wordt nogmaals bevestigd: de immigratiecijfers van huishoudensposities waar geen kinderen aanwezig zijn (SING, MAR0 en UNM0) liggen meestal hoger dan 8
posities waar wel kinderen aanwezig zijn (MAR+, UNM+ en H1PA). Bijvoorbeeld in de leeftijd 25-29 jaar zijn er – uitgedrukt in relatieve cijfers – ongeveer 4 maal meer getrouwde koppels zonder kinderen (MAR0) die immigreren in Antwerpen dan getrouwde koppels met kinderen (MAR+). Op latere leeftijd (tussen 35 en 49 jaar) is het immigratiecijfer van ongehuwd samenwonende koppels met kinderen hoger dan ongehuwd samenwonende koppels zonder kinderen. Ook het cijfer van de éénoudergezinnen is op die leeftijden vrij hoog. • Bij de huishoudensposities van jongeren is het immigratiecijfer van kinderen van éénoudergezinnen en ongehuwd samenwonenden 3 à 4 keer hoger dan dat van kinderen van een gehuwd koppel (resp. 30‰ en 44% t.o.v. 9 à 10‰). b) Wie gaat weg? Dezelfde tabellen kunnen nu berekend worden voor de afvloei van huishoudensposities uit Antwerpen door emigratie. Net als bij de immigratie situeren de meeste emigraties in absolute aantallen zich in de leeftijdscategorie 20-35 jaar (Tabellen 8 en 9). Alleenstaanden emigreren het meest, gevolgd door kinderen van een getrouwd koppel (CMAR) en hun ouders (MAR+). Nemen we die laatste twee huishoudensposities samen, dan is het duidelijk dat getrouwde koppels en hun kinderen in massale aantallen de stad verlaten. Niet alleen oefent Antwerpen het minste aantrekkingskracht uit op dit type huishouden, getrouwde koppels met kinderen trekken er ook het meest uit weg. De emigratie van CMAR’s is het hoogst in de categorie 1-4 jaar en neemt in de volgende leeftijdscategorieën snel af. Tussen de leeftijd van 20 en 29 neemt het aantal echter weer gevoelig toe. Het gaat hier om emigraties van kinderen van een getrouwd koppel die gepaard gaan met een verandering van huishoudenspositie na migratie (jongeren die gaan samenwonen, trouwen of de status van alleenstaande verwerven) (zie 5.3). Tabel 8: Afvloei van huishoudensposities door emigratie, naar leeftijd op moment van verhuis en LIPROhuishoudenspositie op 1-3-1991, mannen (stad Antwerpen) leeftijd 1-4 5-9 10-14 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal
CMAR CUNM 346 25 227 28 145 20 117 16 329 9 218 1 56 23 1 3 5
1469
100
C1PA 97 88 85 74 92 59 15 11 4 3 7 1 1
537
SING
26 213 323 249 195 127 102 76 56 38 23 19 29 20 16 5 1517
MAR0
1 82 234 123 47 45 31 58 87 83 45 14 29 19 10 1 1 910
MAR+
39 274 356 234 130 106 60 35 22 5 1
UNM0
5 46 66 36 20 16 10 15 4 5 4
UNM+
1 8 23 28 23 15 6 1 4
1
H1PA
NFR 12 5
3 9 11 10 14 6 8 5 1 2 1 1 1
10 20 20 6 1 3 1 2 3 1 2
1 1262
229
OTHR 4 5 5 6 24 27 20 10 8 9 12 2 5 5 1 2 1 1
109
72
86
147
totaal 484 353 255 256 865 1254 900 575 365 279 237 196 158 84 37 60 44 27 8 1 6438
9
Tabel 9: Afvloei van huishoudensposities door emigratie, naar leeftijd op moment van verhuis en LIPROhuishoudenspositie op 1-3-1991, vrouwen (stad Antwerpen) leeftijd 1-4 5-9 10-14 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal
CMAR CUNM 350 19 209 28 148 18 127 11 314 7 124 31 6 4 3
1316
83
C1PA 76 100 65 85 85 29 9 3 4 1 3 3 1 1
465
SING
33 227 303 175 88 74 56 46 42 54 58 47 79 106 95 28 4 1515
MAR0
MAR+
10 159 241 80 30 40 45 69 91 62 37 17 23 17 7
6 107 344 358 153 111 72 44 27 9 1 1
928
1233
UNM0
23 74 52 19 19 16 12 6 7 3 1
UNM+
3 11 33 34 16 6 2
2 1
235
105
H1PA
1 40 78 87 87 62 26 19 8 4 3 5 3 1 4 1 1 430
NFR
4 2 4 3 5 1
OTHR 8 4 3 9 18 12 8 4 8 7 6 3 10 3 7 9 9 8 2
101
138
8 5 3 21 19 16 4 2
2 2
totaal 461 346 237 329 1061 1232 805 408 325 224 195 183 143 108 79 120 136 120 32 5 6549
Op oudere leeftijd (vanaf 35 jaar) neemt de mobiliteit sterk af. Twee kleine pieken doen zich nog voor: één in de klasse 50-69 jaar met afvloeiing van getrouwde koppels zonder kinderen (zowel bij mannen als vrouwen), en één in de klasse 75-89 jaar met afvloeiing van alleenstaande vrouwen en in mindere mate mannen in de positie MAR0. De eerste heeft ongetwijfeld te maken met migreren van gepensioneerden naar de kust of andere “aantrekkelijke” gemeenten; de tweede is gekoppeld aan de migratie naar bejaardeninstellingen, ziekenhuizen, etc. Tabellen 10 en 11 geven de emigratie weer in gestandaardiseerde cijfers. Tabel 10: Afvloei uit huishoudensposities door emigratie per 1000 inwoners naar leeftijd en huishoudenspositie op 1-3-1991, mannen (stad Antwerpen) leeftijd 1-4 5-9 10-14 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal
CMAR 40,7 22,5 15,4 13,1 40,8 64,1 49,6 42,8 11,1 37,0 -
CUNM 41,2 55,0 47,8 56,1 108,4 45,5 (142,9) -
C1PA 79,6 49,3 42,0 32,9 44,8 58,9 30,6 27,7 12,3 12,7 36,5 7,7 12,7 -
29,1
51,4
44,0
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
86,1 72,0 58,7 48,8 45,7 34,5 32,4 27,1 21,9 15,5 10,4 12,0 16,1 15,2 24,6 28,4 37,4
(83,3) 88,7 75,1 69,2 37,5 31,0 13,2 14,9 13,8 10,5 5,4 2,6 6,6 8,6 15,2 9,7 (200) 18,2
57,7 63,2 44,7 27,7 15,9 15,7 10,9 8,3 8,2 3,4 1,5 24,5
151,5 65,2 64,3 59,0 46,7 42,0 33,6 43,0 14,0 19,8 18,0 14,3 (111,1) 45,5
(125) 46,8 48,2 46,8 40,3 40,5 33,1 8,4 85,1 -
73,2 69,8 53,4 32,7 36,8 15,4 27,8 21,5 5,6 12,9 9,7 16,1 32,3 27,6
42,0
NFR 48,6 28,4 46,1 60,8 105,8 62,5 16,9 65,2 26,3 44,4 58,8 27,8 44,4 45,1
OTHR 48,2 58,8 59,5 52,2 76,9 71,6 68,3 41,0 42,8 48,9 67,8 11,0 25,8 29,9 7,0 10,2 4,7 13,5 41,8
totaal 45,4 28,0 21,1 21,1 53,0 64,0 49,2 34,8 23,9 20,3 17,7 14,0 11,4 6,7 4,6 8,5 10,8 16,5 20,2 15,9 29,0
10
Tabel 11: Afvloei uit huishoudensposities door emigratie per 1000 inwoners naar leeftijd en huishoudenspositie op 1-3-1991, vrouwen (stad Antwerpen) leeftijd 1-4 5-9 10-14 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal
CMAR 43,0 21,8 16,2 15,5 55,5 77,8 56,7 21,2 24,5 34,5 -
30,3
CUNM 33,0 61,0 45,2 44,2 132,1 -
-
47,5
C1PA 65,6 56,7 33,3 40,4 60,4 56,5 33,8 12,9 18,2 6,5 19,5 24,8 10,9 28,6 -
45,7
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
74,0 79,8 77,9 62,2 41,1 38,1 29,3 20,0 14,6 13,2 10,4 8,8 11,4 18,3 33,2 36,1 41,2 28,8
73,0 81,4 81,4 54,9 24,8 22,4 15,3 14,0 12,8 7,6 4,8 3,7 7,0 12,2 21,9 18,6
42,6 58,0 53,1 40,4 17,6 13,9 11,6 9,7 8,1 5,1 1,1 2,8 -
126,4 68,9 58,6 40,9 57,9 45,6 36,4 22,0 28,3 12,8 4,2 13,9 34,5 -
78,9 38,7 55,6 49,6 30,8 23,6 17,9 -
24,0
46,7
40,5
25,0 95,9 66,0 50,2 42,1 32,4 17,7 19,6 10,1 6,1 4,9 13,1 7,3 3,1 21,1 13,5 (71,4) 32,4
-
NFR 33,8 33,8 22,7 77,8 69,6 115,1 51,3 54,1 42,6 40,0 38,1 23,8 23,8 12,8 26,9 12,7 41,8
OTHR 112,7 42,1 38,0 75,0 91,8 55,0 52,6 36,7 68,4 49,3 28,6 10,7 27,6 6,6 15,2 12,6 8,6 7,7 3,8 21,2
totaal 45,3 28,7 20,3 27,6 66,3 66,7 47,2 26,1 22,0 16,8 14,4 12,3 9,2 6,9 7,0 10,1 15,2 25,8 21,3 18,4 27,4
c) Immigratie en emigratie tegenover elkaar afgewogen: het migratiesaldo Het migratiesaldo (het verschil tussen immigratie en emigratie) geeft het netto-resultaat van de verhuisbewegingen over de gemeentegrenzen heen: een vestigingsoverschot (positief migratiesaldo; immigratie is groter dan de emigratie) of een vertrekoverschot (negatief migratiesaldo; emigratie is groter dan de immigratie). De migratiesaldi worden hier berekend over een periode van twee jaar (het jaar vóór en het jaar ná de volkstelling voor respectievelijk de immigratie en de emigratie). We moeten erop wijzen dat deze berekening van het migratiesaldo een benadering is (zie ook 2.3). Huishoudensposities zijn enkel gekend op het moment van de volkstelling. Bij de opsplitsing van immigratie en emigratie naar leeftijd (Tabellen 4 t/m 11), werd die leeftijd op het moment van de volkstelling gerekend, dus respectievelijk aan het begin en aan het eind van de migratiebeweging. Klassiek neemt men evenwel de leeftijd op het tijdstip van migratie. Om correct te zijn moet ook de huishoudenspositie op tijdstip van verhuis gekend zijn. Deze informatie ontbreekt echter. We kunnen de hypothese naar voren schuiven dat de huishoudenspositie op moment van verhuis niet verschillend is van de huishoudenspositie op het moment van de volkstelling. Deze hypothese nemen we niet over, maar baseren ons op wat we zeker weten: de huishoudenspositie op het moment van de volkstelling. Het gevolg is wel dat de opsplitsing van migratiesaldi naar leeftijd niet helemaal exact is, aangezien het verschil in leeftijd tussen immigratie en emigratie gemiddeld één jaar is. Ondanks deze benaderende werkwijze nemen we aan dat de aldus bekomen migratiesaldi toch een verhelderend beeld geven van de differentiatie van migratie naar huishoudenspositie en type van gemeente (stedelijk, randstedelijk, landelijk).
11
Tabellen 12 t/m 15 geven de migratiesaldi weer naar huishoudenspositie, leeftijd en geslacht. Aansluitend op de afzonderlijke bespreking van immigratie en emigratie kunnen volgende punten bij wijze van besluit aangehaald worden: • Zowel bij mannen als bij vrouwen is er een aanzienlijke stadsvlucht. Enkel in de leeftijdscategorie 20-24 jaar is er een vestigingsoverschot (zie ook Willaert, 1999b). Wat de huishoudensposities betreft zien we enkel een positief totaal migratiesaldo bij alleenstaanden en ongehuwd samenwonenden met en zonder kinderen.
Tabel 12: Migratiesaldo naar huishoudenspositie en leeftijd op 1-3-91, mannen (Stad Antwerpen) leeftijd 1-4 5-9 10-14 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal
CMAR -204 -121 -75 -62 -276 -195 -48 -18 -1 -4 -
CUNM 0 -8 2 3 -9 -1 -1 -
C1PA -25 -9 0 -11 -50 -47 -11 -9 -2 -3 -6 -1 -1 -
-1004
-14
-175
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
39 236 240 48 24 35 -8 -25 1 -4 -3 -13 -17 -15 -15 -4 519
-1 90 107 -34 -27 -30 -12 -39 -50 -35 -12 13 -14 -16 -8 0 -1 -69
3 0 -156 -227 -143 -64 -73 -26 -13 -14 -2 0 -715
3 61 32 9 -9 -4 5 -11 -1 -3 -2 1 0 -1 80
2 6 5 1 4 2 1 0 -2 -
3 -5 -6 -3 -7 1 -2 -4 0 -1 -1 -1 -1 -27
19
NFR -7 1 3 -3 2 -12 -1 3 1 -1 1 -1 -3 -1 2 -2 1 -17
OTHR -2 -4 -3 4 3 -5 -6 -4 0 -5 -6 1 0 1 0 -1 -1 4 0 -24
totaal -238 -141 -73 -23 66 -37 -275 -183 -70 -99 -114 -70 -60 -19 -2 -29 -35 -19 -5 -1 -1427
Tabel 13: Migratiesaldo naar huishoudenspositie en leeftijd op 1-3-91, vrouwen (Stad Antwerpen) leeftijd 1-4 5-9 10-14 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal
CMAR -209 -105 -83 -73 -278 -106 -23 -3 -4 -2 -
-886
CUNM -2 4 0 -1 -7 -
-
-6
C1PA -14 -40 7 -18 -56 -20 -5 -1 -2 -1 -3 -3 -1 -1 -
-158
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
1 51 268 59 -40 -5 2 -5 0 1 -16 -19 -20 -53 -88 -89 -26 -4 17
12 147 8 -36 -15 -23 -24 -56 -48 -19 3 -2 -13 -13 -7 1 -85
3 -30 -199 -250 -87 -67 -38 -30 -14 -1 0 -1 -
18 108 31 15 -6 -6 2 2 -3 -2 3 -2 1 -1 -
0 8 0 -5 -2 5 2 -
-714
160
8
3 -1 0 -15 -6 -14 -4 0 0 2 -1 -5 -3 -1 -4 -1 -1 -51
-
NFR -4 -3 6 -9 -4 -11 -1 1 1 0 0 1 -1 1 5 1 -1 -1 1 -18
OTHR -7 -2 4 0 -3 -3 -2 0 -7 -4 0 4 -5 3 -4 -2 7 12 3 -6
totaal -236 -146 -65 -14 152 -241 -362 -124 -116 -73 -87 -63 -41 -13 -31 -68 -93 -90 -24 -4 -1739
12
Tabel 14: Migratiesaldo per 1000 inwoners naar leeftijd en huishoudenspositie op 1-3-1991, mannen (Stad Antwerpen) leeftijd 1-4 5-9 10-14 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal
CMAR -24,0 -12,0 -8,0 -6,9 -34,2 -57,3 -42,5 -33,5 -3,7 -29,6 -
CUNM 0,0 -15,7 4,8 10,5 -108,4 -45,5 -142,9 -
C1PA -20,5 -5,0 0,0 -4,9 -24,3 -47,0 -22,4 -22,7 -6,2 -12,7 -31,3 -7,7 -12,7 -
-19,9
-7,2
-14,3
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
129,1 79,8 43,6 9,4 5,6 9,5 -2,5 -8,9 0,4 -1,6 -1,4 -8,2 -9,4 -11,4 -23,0 -22,7 12,8
-83,3 97,4 34,3 -19,1 -21,5 -20,7 -5,1 -10,0 -7,9 -4,4 -1,4 2,4 -3,2 -7,2 -12,2 0,0 -200,0 -1,4
428,6 0,0 -36,0 -28,5 -17,0 -7,8 -10,8 -4,7 -3,1 -5,2 -1,4 0,0 -13,9
90,9 86,4 31,2 14,8 -21,0 -10,5 16,8 -31,5 -3,5 -11,9 -9,0 5,9 0,0 -111,1 15,9
250,0 35,1 10,5 1,7 7,0 5,4 5,5 0,0 -42,6 -
73,2 -38,8 -29,1 -9,8 -18,4 2,6 -6,9 -17,2 0,0 -6,5 -9,7 -16,1 -32,3 -10,3
7,3
NFR -28,3 5,7 24,2 -13,8 6,1 -63,5 -10,4 50,8 21,7 -26,3 24,4 -22,2 -58,8 -27,8 36,4 -44,4 25,6 -8,9
OTHR -24,1 -47,1 -35,7 34,8 9,6 -13,3 -20,5 -16,4 0,0 -27,2 -33,9 5,5 0,0 6,0 0,0 -5,1 -4,7 22,3 0,0 -6,8
totaal -22,3 -11,2 -6,0 -1,9 4,0 -1,9 -15,0 -11,1 -4,6 -7,2 -8,5 -5,0 -4,3 -1,5 -0,2 -4,1 -8,6 -11,6 -12,6 -15,9 -6,4
Tabel 15: Migratiesaldo per 1000 inwoners naar leeftijd en huishoudenspositie op 1-3-1991, vrouwen (Stad Antwerpen) leeftijd 1-4 5-9 10-14 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal
CMAR -25,7 -10,9 -9,1 -8,9 -49,1 -66,5 -42,0 -10,6 -24,5 -23,0 -
-20,4
CUNM -3,5 8,7 0,0 -4,0 -132,1 -
-
-3,4
C1PA -12,1 -22,7 3,6 -8,5 -39,8 -39,0 -18,8 -4,3 -9,1 -6,5 -19,5 -24,8 -10,9 -28,6 -
-15,5
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
142,9 114,3 94,2 15,2 -14,2 -2,3 1,0 -2,6 0,0 0,3 -3,9 -3,4 -3,7 -7,6 -15,2 -31,1 -33,5 -41,2 0,3
87,6 75,3 2,7 -24,7 -12,4 -12,9 -8,2 -11,3 -6,7 -2,3 0,4 -0,4 -3,9 -9,3 -21,9 26,3 -1,7
21,3 -16,3 -30,7 -28,2 -10,0 -8,4 -6,1 -6,6 -4,2 -0,6 0,0 -2,8 -
98,9 100,6 34,9 32,3 -18,3 -17,1 6,1 7,3 -12,1 -8,5 12,5 -13,9 12,8 -34,5 -
0,0 28,2 0,0 -7,3 -3,8 19,7 17,9 -
-13,9
31,8
3,1
75,0 -2,4 0,0 -8,7 -2,9 -7,3 -2,7 0,0 0,0 3,0 -1,6 -13,1 -7,3 -3,1 -21,1 -13,5 -71,4 -3,8
-
NFR -16,9 -20,3 45,5 -33,3 -14,7 -79,1 -12,8 27,0 41,7 0,0 0,0 13,7 -9,5 11,9 29,8 4,3 -5,4 -12,7 43,5 -7,4
OTHR -98,6 -21,1 50,6 0,0 -15,3 -13,8 -13,2 0,0 -59,8 -28,2 0,0 14,2 -13,8 6,6 -8,7 -2,8 6,7 11,6 5,7 -0,9
totaal -23,2 -12,1 -5,6 -1,2 9,5 -13,1 -21,2 -7,9 -7,9 -5,5 -6,4 -4,2 -2,7 -0,8 -2,7 -5,7 -10,4 -19,4 -16,0 -14,7 -7,3
• Het vestigingsoverschot van alleenstaanden komt bijna volledig voor rekening van de mannen. Alleenstaande vrouwen vestigen zich minder frequent in de leeftijd tussen 25 en 44 jaar, maar hebben voornamelijk een hoger vertrekoverschot op oudere leeftijd (80 jaar en ouder). De sterk afwijkende migratiesaldi zijn dus het resultaat van twee processen die zich afspelen in een verschillende periode in de levenscyclus.
13
• Huishoudensposities met kinderen (CMAR, CUNM en C1PA) zijn in bijna elke leeftijdsklasse negatief. Dit is enerzijds het gevolg van de stadsvlucht van gezinnen met kinderen in de leeftijd tussen 1 en 19 jaar, en anderzijds van de veel grotere emigratie dan immigratie van kinderen op oudere leeftijd (20 jaar en ouder) en dit t.g.v. veranderingen in huishoudenspositie (zie ook 5.2). Samenwonende koppels met kinderen (UNM+) hebben in Antwerpen een vestigingsoverschot, al is het zeer klein (zeker in absolute aantallen).
5. Ruimtelijke verdeling van migraties naar LIPRO-huishoudenspositie en leeftijd We presenteren hier een selectie (welbepaalde leeftijdsklassen en huishoudensposities) van interne migratiesaldi op gemeentelijk niveau. Deze gemeentelijke saldi zijn het resultaat van soms sterk verschillende emigratie- en immigratie-aantallen. Daarom worden naast het saldo in een aantal gevallen de emigratie- en immigratiecijfers zelf weergegeven. Bijkomende informatie wordt gegeven in Tabel A1 (Appendix). Deze tabel geeft per zone en per migratiebekken (zie Willaert, 1999a en Kaart 1) de verdeling van respectievelijk het aantal immigranten per 1000 inwoners, het aantal emigranten per 1000 inwoners, het migratiesaldo in absolute cijfers en het migratiesaldo per 1000 inwoners naar huishoudenspositie en leeftijd op 1-3-1991. 5.1. Migraties en de loop van de levenscyclus Mobiliteit Mobiliteit wordt gezien als het product van: (a) het aanbod van woningen enerzijds: nieuwe en vrijgekomen huizen t.g.v. suburbanisatie, stadsvernieuwing en stadsherwaardering, en (b) de woningbehoeften en -voorkeuren van huishoudens, die op hun beurt afhankelijk zijn van inkomen, grootte van het huishouden en levensstijl. De intensiteit van de mobiliteit is afhankelijk van verschillende factoren, waarbij als voornaamste kunnen vermeld worden (Knox, 1995): (1) Economische activiteit. Zo is er in tijden van economische crisis een significante daling van de mobiliteitscijfers. Gezien de precaire financiële situatie zijn vele huishoudens dan veel minder geneigd om te verhuizen. (2) Sociale aspecten. Veranderingen in de familiestatus en de graad van huishoudensformatie en -dissolutie hebben een directe impact op de woningvraag. (3) De structuur van de woningmarkt. Een uitbreiding van de sociale woningmarkt ten koste van de privé-sector heeft in vele Europese landen de mobiliteit doen afnemen. Een hoger aanbod aan huurwoningen impliceert een veel hogere mobiliteit. (4) Levensstijl (life-style). Personen die in hoofdzaak gericht zijn op hun carrière (careerists) verhuizen veel frequenter dan diegenen die bij hun beslissing om te verhuizen in de eerste plaats rekening houden met een geschikte omgeving voor de kinderen (family-oriented people). Consumerists daarentegen worden aangetrokken door de vele diensten en ontspanningsmogelijkheden die de stad te bieden heeft: aanwezigheid van cafés, restaurants, theater, etc.
14
15
Mobiliteit en de levenscyclus Uit verschillende onderzoeken en enquêtes is gebleken dat veruit de belangrijkste reden om te verhuizen de nood aan meer woonruimte is. De belangrijkste factor daarbij is niet zozeer de ruimte op zich maar de relatie tussen de grootte en samenstelling van een gezin en zijn perceptie van de woonruimte die daarmee overeenstemt. Deze zijn in grote mate gelieerd aan de “levenscyclus” (zie bvb. Clark en Dieleman, 1996). De levenscyclus als verklarende variabele wordt nogmaals versterkt door zijn relatie met andere veel geciteerde redenen om te verhuizen, zoals de wens om eigenaar in plaats van huurder te worden en de wens om in een aantrekkelijker omgeving te wonen. Veranderingen in familiestatus vallen bovendien vaak samen met een wijziging van het inkomen en/of de sociale status. De koppeling van de woonomgeving met de levenscyclus is dus cruciaal. Bij elke fase in de levenscyclus (huis verlaten, huwen, kinderen krijgen, scheiden, pensionering, overlijden van partner) hebben huishoudens bepaalde eisen wat betreft grootte en type van woningen. De levenscyclus loopt parallel aan de “wooncarrière”. Bij een overgang naar een andere fase ontstaat er een onevenwicht tussen de huidige en de nieuwe wooneisen. Een migratiebeweging zal dan opnieuw naar een evenwichtstoestand leiden. De motivaties om te verhuizen verschillen naargelang de fase in de levenscyclus. Zo zal de pas afgestudeerde migreren ten gevolge van het vinden van een eerste job of de aanwezigheid van goedkope (éénkamer)appartementen. Bij een uitbreiding van het gezin, gepaard gaand met huwelijk en vooral ouderschap, voldoet een appartement in vele gevallen echter niet meer aan de eisen van het huishouden: de woonoppervlakte is te beperkt, er is geen tuin aanwezig, enz.. Dan wordt in de eerste plaats uitgekeken naar een ruime ééngezinswoning met tuin. Vermits het aanbod van dergelijke woningen zeer beperkt is in de stad, wijken gezinnen met kinderen dan ook uit naar de banlieue of het platteland waar nog voldoende bouwgelegenheid is of een kwalitatief aanbod aan ééngezinswoningen bestaat. Voor alleenstaande ouders kan de nabijheid van een aantal faciliteiten in de stad primeren. Gepensioneerden en bejaarden hebben dan weer andere specifieke preferenties. Samengevat is de verdeling van het woningpatrimonium over de verschillende typen huishoudens het resultaat van een complexe wisselwerking tussen prijs, ligging, oppervlakte en uitrusting van de woning, inkomen van het huishouden, beroepscategorie, de fase in de levenscyclus of familiestatus, de aanwezigheid van kinderen, of de relatievorm (gehuwd, ongehuwd, éénoudergezin) waarin de koppels zich bevinden (Surkyn en Lesthaeghe, 1999).
5.2. Migraties van kinderen: gehuwde gezinnen met jonge kinderen verlaten massaal de stad Het belangrijkste aspect in de ontwikkeling van een gezin en het bijsturen van preferenties is de aanwezigheid van kinderen. Daarom weerspiegelt het ruimtelijk patroon van migraties van kinderen (CMAR, CUNM en C1PA) op jonge leeftijd (d.i. tussen 1 en 5 jaar) de cruciale fasen van de levenscyclus. Dit patroon kan overigens direct gekoppeld worden aan dat van hun ouders (respectievelijk MAR+, UNM+ en H1PA).
16
Jonge kinderen van gehuwde koppels migreren typisch naar randstedelijke gebieden zoals de ruime Brusselse banlieue, de oostelijke zone rond Antwerpen en verschillende gemeenten rondom Luik (Kaart 2). De hoogste immigratiecijfers (>100‰) situeren zich aan de uitdeinende rand in oostelijk Waals-Brabant (Chaumont-Gistoux, Orp-Gauche, Lasne, Beauvechain) en rondom Leuven (Keerbergen, Lubbeek, Oud-Heverlee, Hoegaarden). Vrijwel elke regionale stad heeft daarentegen een zeer lage aantrekkingkracht op dit type huishouden. Enkel de Brusselse gemeenten en Aalst hebben een relatief hoog (>43‰) immigratiecijfer. De steden met de laagste waarden zijn Antwerpen (17‰), Genk (19,5‰), Gent (20‰) en Brugge (20,5‰). Ook al te perifeer gelegen gemeenten in de Kempen, in het zuiden van West-Vlaanderen en in de Ardennen zijn weinig aantrekkelijk voor gehuwde koppels met jonge kinderen. De kaart met het relatieve emigratiecijfer van CMAR’s in deze jonge leeftijdsklasse (Kaart 3) vertoont globaal een vrijwel identiek ruimtelijk patroon als dat van het immigratiecijfer: hoge waarden in de Brusselse, Luikse en Antwerpse banlieue en lage waarden in de perifere gemeenten. Enkel in de steden zijn de verschillen duidelijk zichtbaar. De zowel hoge emigratie- als hoge immigratiecijfers in sommige randgemeenten duiden op een groot verloop. In de eerste rand rond de grote steden zijn reeds veel huurwoningen aanwezig (zie de kaart van het percentage huurwoningen in Goossens et al., 1997), wat de hoge mobiliteit reeds in grote mate verklaart. Bovendien moeten autochtone huishoudens de rand verlaten door de krapte aan bouwpercelen en het toegenomen prijsniveau (zie o.a. Pootmans, 1993). De visueel veel hogere emigratie- dan immigratiecijfers in steden zijn reeds een eerste aanduiding van de stadsvlucht van gezinnen met kinderen. Het ruimtelijk patroon van de vorige twee kaarten liet het al vermoeden en het nettoresultaat van immigratie en emigratie (het migratiesaldo) bevestigt het overduidelijk: kinderen van gehuwde koppels verlaten in grote mate de stad (Kaart 4). Van alle regionale steden kennen enkel Aalst, Hasselt en La Louvière een positief migratiesaldo. Parallel hiermee stellen we vast dat het migratiesaldo het meest positief is in de typisch suburbane gebieden (ten oosten van Antwerpen, rondom Gent, Mechelen en Leuven, ten zuidwesten en zuidoosten van Brussel, rondom Brugge en Oostende, Charleroi, Namen en Aarlen. Een verklaring voor de stadsvlucht van gehuwde koppels met jonge kinderen kan gezocht worden in de koppeling van de woonomgeving met de levenscyclus (cfr. 5.1.). De hoogste migratiesaldi komen voor in de randstedelijke zones (zie Tabel A1). Vooral in het Antwerpse en Luikse (maar ook bvb. in het Brusselse) zien we niettemin dat een aantal gemeenten van de eerste ring rond de stad jonge kinderen van gehuwde koppels verliezen. We kunnen veronderstellen dat sommige minder kapitaalkrachtige gezinnen steeds verder van de stad en/of werkplaats op zoek (moeten) gaan naar een bouwgrond of woning. De bereikbaarheid met de steden blijft een belangrijk aspect, gezien gemeenten met een hoog migratiesaldo vaak in de nabijheid van de snelwegen gelegen zijn. De gevolgen van de uitdeinende suburbanisatie zijn velerlei: een sterk toegenomen pendel en daaruitvloeiende filevorming; een negatieve impact op de ruimtelijke ordening (o.a. onder de vorm van lintbebouwing), de natuurgebieden (o.a. toegenomen recreatiedruk) en de omvang van de open ruimten; een dalende rentabiliteit van het openbaar vervoer (ten gevolge van verspreide bewoning); maatschappelijke, fiscale en financiële uitholling van het stedelijk draagvlak; sociale segregatie tussen binnenstad en rand; etc.
17
18
19
20
Teneinde het ruimtelijk beeld van het migratiesaldo van kinderen van ongehuwde koppels en van kinderen in éénoudergezinnen in kaart te brengen werden de leeftijden 5-14 jaar toegevoegd, zoniet is het aantal migraties in vele gemeenten te beperkt of zelfs nul. Het patroon van deze groepen is enigszins afwijkend van dat van de kinderen van gehuwde koppels (Kaarten 5 en 6). In Gent, in enkele Brusselse gemeenten en in verschillende andere regionale steden is er een, zij het meestal klein, vestigingsoverschot van kinderen van samenwonenden. De hoogste saldi zijn echter nog steeds te vinden in de rand en op het platteland. Hetzelfde geldt voor kinderen van éénoudergezinnen: een paar gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en verschillende regionale steden (Kortrijk, Oostende, Hasselt, Genk, Turnhout, Sint-Niklaas, de Waalse regionale steden) hebben een positief migratiesaldo. In Gent, Antwerpen (zie Tabellen 12 t/m 15) en centraal gelegen Brusselse gemeenten is er een klein nettoverlies, ondanks de sterke oververtegenwoordiging van éénoudergezinnen in deze stedelijke agglomeraties (Deboosere et al., 1997). Dit zou kunnen wijzen op een lagere aantrekking of zelfs een afstoten van éénoudergezinnen in deze grootstedelijke omgevingen. De meeste kustgemeenten hebben echter wel een duidelijke aantrekkingskracht op éénoudergezinnen wat de grote stock aan éénoudergezinnen in deze gemeenten verder voedt. Het valt op dat het migratiesaldi per 1000 inwoners van kinderen van samenwonenden en van éénoudergezinnen veel hogere waarden hebben dan kinderen van gehuwde koppels. Dit is het gevolg van het soms zeer laag aantal migraties en van het relatief gering aantal inwoners in deze huishoudensposities en leeftijdsgroepen. Samenvattend kunnen we stellen dat: (a) Voor alle gezinnen, ongeacht de samenlevingsvorm waarin de koppels zich bevinden, de staduitwaartse beweging domineert. Deze beweging vertoont alle kenmerken van een uitdeinende suburbanisatie. Toch mogen we niet uit het oog verliezen dat de meerderheid van de verhuizingen binnen een gemeente of binnen een zone plaatsvindt. (b) Eénoudergezinnen en samenwonende koppels met kinderen onderscheiden zich van gehuwde koppels met kinderen doordat ze in verschillende, voornamelijk kleinere, regionale steden een vestigingsoverschot kennen. De aantrekkingskracht van de stad voor deze specifieke huishoudens blijkt dus duidelijk groter. Toch hebben sommige gemeenten met een grote stock aan éénoudergezinnen en samenwonende koppels negatieve saldi. Bijvoorbeeld in enkele Brusselse gemeenten (Elsene, Schaarbeek, Sint-Gillis, Sint-Joost-tenNode) kennen kinderen van éénoudergezinnen een duidelijke expulsiebeweging.
5.3. Migraties van jongvolwassenen: nog een stadinwaartse beweging Thuisverlaters Vanaf de leeftijd van 18 jaar begint voor de meeste jongvolwassenen een nieuwe fase in de levenscyclus: een eerste job aanvangen, onafhankelijk worden, samenwonen of huwen. Deze veranderingen hebben belangrijke ruimtelijke implicaties, vermits ze vaak gepaard gaan met het betrekken van een andere woning. Dit weerspiegelt zich duidelijk in de mobiliteitscijfers, die tussen 18 en 25 jaar meer dan verviervoudigen (Figuur 1). Migraties in deze leeftijdscategorie zijn dus in grote mate gelieerd aan een wijziging in huishoudenspositie. 21
22
23
Het is ook een periode waar belangrijke veranderingen in inkomensniveau plaatsvinden, die op hun beurt een katalysator zijn voor de mobiliteit (zie 5.1.).
Mobiliteit per 1000 inw oners
140 120 100 80 60 40 20 0 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100 +
Leeftijd
Figuur 1: Gemiddelde jaarlijkse mobiliteit (immigratie plus emigratie per 1000 inwoners) naar leeftijd voor de periode 1994-96. Bron: Rijksregister
De kaart met het migratiesaldo van volwassen kinderen inwonend bij hun gehuwde ouders (CMAR) in de leeftijdscategorie 20-24 jaar (Kaart 7) illustreert dit proces. Alle Belgische gemeenten, uitgezonderd de Luikse gemeente Tinlot, hebben een negatief migratiesaldo. Het aantal emigranten is veel hoger dan het aantal immigranten, omdat het aantal migraties die gepaard gaan met een wijziging in huishoudenspositie na migratie veruit het aantal emigranten CMAR die nog steeds in de positie CMAR aankomen, overtreft. De kaart van het migratiesaldo van CMAR’s is daarom in grote lijnen de kaart van de emigratie, die in feite grotendeels beschouwd kan worden als de kaart van de thuisverlaters (Kaart 8). Op deze kaart komen de hoogste waarden voor in typische banlieue-gemeenten, maar ook in landelijke gebieden (de Westhoek, verschillende Ardense gemeenten). Deze personen hebben waarschijnlijk de stad als bestemming. Hierbij kan studiemigratie een rol spelen, de aantrekkingskracht van steden op vlak van tewerkstelling, de populariteit van de stad voor jongeren omwille van het veelzijdig aanbod (diensten, cultuur), of het grote aanbod aan goedkope éénkamerappartementen in de stad (“startersmarkt”). Van de jongvolwassenen die in de rand zijn opgegroeid en daar het huis verlaten, verhuist slechts een minderheid naar de stad, zoals aangetoond in een Nederlandse studie (Bootsma, 1998). De steden zelf hebben lage emigratiecijfers van CMAR’s in de leeftijd 20-24 jaar. Er kan verondersteld worden dat kinderen van een gezin dat reeds in de stad woonde, minder geneigd zijn de stad te verlaten. Die uittocht naar de banlieue zal er pas komen indien de eigen gezinsuitbouw van start gaat en meer inkomen is verworven voor de aankoop of huur van een ééngezinswoning. De emigratiecijfers van CMAR’s in deze leeftijd kunnen vergeleken worden met de immigratiecijfers van alleenstaanden, ongehuwd samenwonenden en gehuwden in dezelfde leeftijdscategorie (dus met de immigratiecijfers van de nieuwe huishoudenspositie die ze na migratie hebben verworven). Op die manier krijgen we enig idee van de gemeente van 24
25
26
27
bestemming van deze thuisverlaters. Deze werkwijze is echter onnauwkeurig, omdat bij die immigratiecijfers ook de immigratie is vervat van personen die vóór migratie reeds dezelfde huishoudenspositie (alleenstaande, samenwonende of gehuwde) hadden. Het ruimtelijk patroon van de immigratie (Kaart 9) van jongvolwassen kinderen die nog inwonen bij hun ouders is typisch dat van jonge kinderen van gehuwde koppels: hoge waarden in de banlieue en lage waarden in de steden (zie 5.2.). Alleenstaanden Het migratiesaldo van alleenstaanden (singles) in de leeftijdsklasse 20 tot 24 jaar (Kaart 10) is positief in de meeste Belgische gemeenten. Alleen een zeventigtal verspreide gemeenten in perifeer gelegen gebieden (de Westhoek, het oosten van de provincie Luik, de Ardense rug) en enkele randgemeenten kennen een negatief saldo. In de steden is er een vestigingsoverschot van alleenstaanden in die leeftijdscategorie, al is dat overschot meestal lager dan in verschillende randstedelijke of zelfs landelijke gemeenten. Het ruimtelijk patroon van de immigratie van jonge alleenstaanden (Kaart 11) is verassend: het immigratiecijfer in de randgemeenten van Antwerpen, Gent, Luik en verschillende andere steden is hoger dan in de steden zelf. Het relatief immigratiecijfer (het aantal immigraties van alleenstaanden t.o.v. het aantal alleenstaanden aanwezig op 1-3-1991) is een maat voor de “aangroei” van alleenstaanden door immigratie. Dit betekent dat deze alleenstaanden in de betreffende randgemeenten veel sneller toenemen door immigratie dan in de centrale steden. Wanneer we echter het aandeel jonge alleenstaande immigranten in het totaal aantal immigranten van deze leeftijdsklasse nemen, dan krijgen we een totaal ander ruimtelijk beeld. De hoogste waarden situeren zich nu juist in de grootstedelijke agglomeraties en in de meeste andere steden (Kaart 12). De absolute migratiestromen naar de steden zijn dus hoog, maar door de reeds grote stock aan alleenstaanden in steden zijn de groeicijfers lager dan in de rand. In die rand zijn minder alleenstaanden in de leeftijd 20-24 jaar aanwezig, waardoor de relatieve immigratiecijfers hier hogere waarden kunnen aannemen. We kunnen concluderen dat de aantrekking van jonge alleenstaanden niet langer een typisch stedelijk fenomeen is: ook de alleenstaanden “suburbaniseren”. Ongehuwd samenwonenden zonder kinderen Het migratiesaldo van jonge ongehuwd samenwonenden zonder kinderen (UNM0) is in veruit alle gemeenten positief (Kaart 13). Nog meer dan bij de kaart van de alleenstaanden, situeren de hoogste vestigingsoverschotten zich in de randgemeenten (ruime Brusselse banlieue, oostelijke rand van Antwerpen, gemeenten rondom Brugge, Leuven, Namen) of in landelijk gebied (Ardennen). Het saldo in steden is positief, maar slechts zeer lichtjes. Enkel een paar gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Schaarbeek, Ganshoren, Sint-AgathaBerchem, Sint-Jans-Molenbeek) kennen een vrij hoog relatief migratiesaldo van ongehuwd samenwonenden zonder kinderen in de leeftijd tussen 20 en 25 jaar. Net als bij de alleenstaanden zijn de hoogste saldi in absolute aantallen echter systematisch in de steden te vinden. Een aantal personen zullen ongetwijfeld na migratie een andere huishoudenspositie hebben verworven (bijv. MAR0 of UNM+). Het effect hiervan op de emigratiecijfers kan evenwel niet achterhaald worden. 28
29
30
31
32
5.4. Migraties in de leeftijd 25-29 jaar: de aanvang van de staduitwaartse beweging Na huis verlaten, alleen wonen of samenwonen, treedt een volgende fase in de levenscyclus aan: huwen en het al dan niet krijgen van kinderen. Vooral de komst van kinderen heeft een zeer grote impact op de verhuisbewegingen: vanaf dit moment is er een massale uittocht van gezinnen uit de stad (zie 5.2.). In de leeftijd tussen 25 en 30 jaar treden echter nog andere veranderingen op. Door het samenwonen of huwen neemt het aantal tweeverdieners, en dus ook het inkomen van vele huishoudens toe. Deze wijzigingen in inkomen kunnen een belangrijke aanzet geven tot de aankoop van een ééngezinswoning, of het verhuizen naar een groter, meer comfortabel appartement. Al deze veranderingen komen duidelijk tot uiting in de migratiesaldi van gehuwden zonder (MAR0) en met kinderen (MAR+) en van alleenstaanden. Gehuwden zonder kinderen in de leeftijd 25-29 jaar kennen in bijna alle gemeenten een positief migratiesaldo (Kaart 14). Hoewel de steden (Sint-Joost-ten-Node, Evere en Elsene uitgezonderd) nog een vestigingsoverschot hebben, is het dominante ruimtelijk beeld dat van een suburbanisatie. Een mogelijke verklaring voor de hoge waarden in deze gemeenten is het feit dat gehuwde koppels zonder kinderen reeds verhuizen naar de rand in afwachting van het krijgen van kinderen (“prospectief denken”). Eens die kinderen aanwezig zijn (Kaart 15), verlaten gehuwden ook de stad. De gebieden met hoge saldi blijven in grote lijnen dezelfde voor MAR+ als voor MAR0. Het migratiesaldo van alleenstaanden in de leeftijd tussen 25 en 30 jaar (Kaart 16) is in meer gemeenten negatief dan in de leeftijdsklasse 20-24 jaar: ze beginnen de positie van single te verlaten. Bovendien zijn de saldi systematisch lager. In de steden is er nog steeds een vestigingsoverschot van alleenstaanden, maar de attractiviteit van steden voor alleenstaanden is (zowel in absolute als in relatieve termen) reeds gevoelig gedaald (zie Tabel A1). In Elsene en Sint-Gillis is er een vertrekoverschot van deze éénpersoonshuishoudens.
5.5. Migraties op middelbare leeftijd: de suburbanisatie domineert nog steeds Op middelbare leeftijd (35-49 jaar) wijken de migratiepatronen niet veel af van deze op jongere leeftijden. Gehuwde koppels met kinderen verlaten nog steeds de stad. Ongehuwd samenwonenden met kinderen en éénoudergezinnen doen dat veel minder. Er zijn zelfs verschillende steden met een vestigingsoverschot. Ongehuwd samenwonenden zonder kinderen en alleenstaanden hebben in de meeste steden positieve migratiesaldi. De hoogste relatieve waarden komen bij al deze huishoudensposities echter systematisch voor in de banlieues en de landelijke gemeenten (zie Tabel A1). De gehuwden zonder kinderen trekken – in tegenstelling tot op jongere leeftijd – weg uit de meeste steden (Kaart 17). Ook verschillende randgemeenten van de grootsteden Antwerpen, Gent, Brussel en Luik hebben een negatief migratiesaldo. De gebieden met de hoogste vestigingsoverschotten per 1000 inwoners zijn steeds ver van de stad gelokaliseerd. Ook de kust en vele Ardense gemeenten kennen een hoge aangroei van dit type migranten.
33
34
35
36
37
5.6. Migraties in de leeftijdklasse 50-69 jaar: aantrekking van kust en Ardennen Met het bereiken van de pensioenleeftijd treden opnieuw enkele belangrijke veranderingen in de levenscyclus op. De kinderen zijn ouder geworden, en hebben in vele gevallen reeds het huis verlaten. De nood aan ruime (ééngezins)woningen is daardoor verdwenen. Het feit dat de kinderen het huis uit zijn, heeft ook een weerslag op de huishoudenspositie, die verandert van MAR+ naar MAR0, van UNM+ naar UNM0 of van H1PA naar SING. Anderzijds gaat met deze overgang naar inactiviteit ook vaak een wijziging van het inkomensniveau (minder inkomen) gepaard. Kaarten 18, 19 en 20 tonen de impact van deze veranderingen op de verhuisbewegingen. Het migratiepatroon van gehuwden zonder kinderen in de leeftijd tussen 50 en 70 jaar toont een duidelijke voorkeur voor uitwijking naar de kustgemeenten (Kaart 18). Uit voorgaande berekeningen is gebleken dat het grootste deel van die migranten afkomstig is van het bekken Brussel (Willaert, 1999a). Ook de Ardennen hebben een gelijkaardige aantrekkingskracht (natuurschoon-milieu) (zie ook Willaert, 1999b). De migratiesaldi in absolute aantallen zijn veruit het hoogst aan de kust: alle zes gemeenten met een migratieoverschot hoger dan 50‰ zijn kustgemeenten. De Ardense gemeenten hebben hoge relatieve vestigingsoverschotten, maar de grootte van de stroom migranten is daarentegen veel beperkter. Naast de kust en de Ardennen, kennen ook enkele randgemeenten hoge positieve waarden (voornamelijk rond Antwerpen en ten zuidoosten van Brussel). Gehuwden met nog inwonende kinderen hebben in ongeveer de helft van de gemeenten een negatief migratiesaldo (waarschijnlijk deels te wijten aan de hogere emigratiecijfers t.g.v. veranderingen in huishoudenspositie, bijv. van MAR+ naar MAR0 (Kaart 19). Net zoals op jongere leeftijd verlaten ze nog steeds de steden, al is dat niet meer niet zo massaal. In enkele steden worden de saldi positief (Oostende, Bergen, Namen, Sint-Niklaas en Aalst). Gebieden met de hoogste vestigingsoverschotten situeren zich meestal in de landelijke gemeenten. Deze positieve saldi zijn in absolute aantallen echter zeer laag (steeds lager dan 18). De verhuis naar de kust en de Ardennen vindt niet of slechts in beperkte mate plaats. Het is duidelijk dat de kinderen het huis uit moeten zijn, vooraleer die beweging daadwerkelijk optreedt. Het ruimtelijk patroon van de alleenstaanden in deze leeftijdscategorie (Kaart 20), benadert dat van gehuwden zonder kinderen, met de hoogste absolute en relatieve migratiesaldi aan de kust en in de Ardennen. 5.7. Migraties van bejaarden: de verhuis naar collectieve huishoudens Een laatste periode in de levenscyclus die een impact heeft op de verhuisbewegingen is de leeftijd na 70 jaar. De mobiliteit neemt dan weer gevoelig toe, niet zozeer in absolute maar wel in relatieve cijfers (Figuur 1). Een groot deel van die hoge mobiliteit is het gevolg van de migratie naar rust- en bejaardeninstellingen (collectieve huishoudens). De kaart van de migratiesaldi van de collectieve huishoudens (OTHR) in deze leeftijdscategorieën (Kaart 21) is dus in feite de kaart van de rusthuizen, ziekenhuizen en andere instellingen voor bejaarden. Het zijn voornamelijk vrouwen, door verweduwing alleenstaand geworden, die naar collectieve huishoudens verhuizen. De meeste gemeenten kennen dan ook een vertrekoverschot van alleenstaanden (Kaart 22). Het migratiesaldo van koppels die nog gehuwd samenwonen (MAR0) is in minder gemeenten negatief (Kaart 23), grotendeels omdat de mobiliteit van intacte koppels geringer is. 38
39
40
41
42
43
44
6. Conclusie De migratiebewegingen naar LIPRO-huishoudenspositie volgen grotendeels het verhaal van de levenscyclus en parallelle wooncarrière: jongvolwassen verlaten het ouderlijk huis, vestigen zich eventueel een aantal jaren in de stad, en trekken vervolgens bij gezinsuitbreiding uit de stad weg om eigenaar in de plaats van huurder te worden. Dit klassieke beeld is sedert de jaren ‘60 echter veel complexer geworden. Door een combinatie van aanhoudend dalende vruchtbaarheid en een toenemende levensverwachting is de gemiddelde gezinsgrootte aanzienlijk kleiner geworden. Daarbovenop hebben nieuwe waarden en verwachtingen met betrekking tot het huwelijk alternatieve partnerrelaties, zoals ongehuwd samenwonen, doen ontstaan. Ook het aantal éénpersoonshuishoudens is fors toegenomen. Het is interessant te weten wat deze nieuwe samenlevingsvormen betekenen op vlak van woonvoorkeuren. De cijfers van de Volkstelling tonen aan dat dit voornamelijk een fase is van (centraal)stedelijk wonen (zie Deboosere et al., 1997). De migratiecijfers bevestigen dit maar ten dele: deze huishoudensposities kennen in de meeste steden een vestigingsoverschot. De hoogste aangroei door migratie treedt echter meestal op in de rand en het platteland, en niet in de steden. De suburbanisatie is algemeen. De migratiesaldi wijzen op een nog steeds verder uitdeinen van migranten. Zoals verwacht zijn het vooral de gehuwde koppels met kinderen die suburbaniseren, zeker in absolute aantallen. Verrassend is dat ook de meeste andere huishoudensposities dat doen. Ondanks een hernieuwde belangstelling voor het stedelijk wonen, zij het enkel in beperkte mate en bij specifieke groepen (bvb. bij rijke, hoog opgeleide jongeren en tweeverdienende koppels zonder kinderen), zet de suburbanisering in België zich dus nog steeds voort. Het beperkte aanbod aan woningen lijkt de belangrijkste “pull-factor”. In de steden zijn het aantal aangepaste woningen voor gezinnen met kinderen beperkt. Een recente enquête in Leuven bevestigt dat nogmaals: de struikelblok bij het blijven wonen in de stad is het gebrek aan betaalbare gezinswoningen met drie of vier slaapkamers met tuin en in goede staat (Tratsaert, 1999). Daarbij komt nog dat een aantal gemeenten in de eerste rand rond de stad stilaan vol raakt. Ten gevolge van de gestegen grondprijzen, zijn een aantal minder koopkrachtige huishoudens dan ook verplicht uit te wijken naar verder van de stad gelegen gemeenten met goedkopere bouwgronden. Ook het vestigen van bedrijven en kantoren aan de rand van de stad kan een verklaring zijn voor de aanhoudende suburbanisatie. Het resultaat is het langzaamaan dichtslibben van de woongebieden: als het huidig tempo wordt aangehouden zal een aanzienlijk deel van de bebouwbare oppervlakte in Vlaanderen tegen 2008 opgebruikt zijn (Saey et al., 1999). Sommige gemeenten in het stadsgewest Antwerpen, in Vlaams-Brabant en aan de kust zal zullen tegen die tijd zelfs volledig volgebouwd zijn. De evolutie zal echter niet alleen gevolgen hebben op vlak van ruimtelijke ordening. Een aanhoudende suburbanisatie betekent ook een grotere druk op natuur en open ruimte, een snellere slijtage van de wegeninfrastructuur door de toegenomen woon-werk pendel, nog meer verkeerscongestie, enzovoort. In de stedelijke zones is er een vestigingsoverschot van jongvolwassenen tussen 20 en 25 jaar. Op oudere leeftijd zijn de migratiesaldi echter meestal negatief. Voornamelijk de kleinere regionale steden blijven niettemin attractief voor bepaalde huishoudenstypen zoals éénoudergezinnen en samenwonenden. Het betreft hier echter relatief kleine groepen. De dominante trend blijft suburbanisering. Dat wordt bevestigt door een studie in Nederland: ondanks de structurele demografische veranderingen (voornamelijk de toename van het 45
aandeel alleenstaanden), is er geen sprake van een toegenomen populariteit van het stedelijk wonen in culturele zin (Bootsma, 1998). Als remedie voor de stadsvlucht wordt een groter aanbod van aangepaste woningen (zowel betaalbare woningen voor starters op de woningmarkt als ééngezinswoningen voor gezinnen met kinderen) gesuggereerd. De rust, ruimte en de goede prijs/kwaliteitverhouding van woningen die stadverlaters zo appreciëren, zijn echter niet beschikbaar in grootstedelijke omgevingen. Uitbreidingslocaties aan de rand van de stad met een aanbod van dergelijke woningen, zou een goed alternatief zijn. Tenslotte moet opgemerkt worden dat in deze studie migratiebewegingen van individuen en niet van huishoudens werden gebruikt. Een vertrekoverschot van individuen betekent immers niet noodzakelijk dat het aantal huishoudens door migratie afneemt. Zo nam in Brussel het aantal woningen (per definitie gelijk aan het aantal huishoudens) tussen de Volkstellingen van 1981 en 1991 toe met 1,5 percent, ondanks een bevolkingsdaling van 4,3 percent. Omdat bij voorkeur grote huishoudens uit de stad wegtrekken (gezinnen met kinderen) en kleine huishoudens (alleenstaanden, samenwonenden zonder kinderen, éénoudergezinnen) een stadinwaartse beweging kennen, kan een stadsvlucht van individuen een urbanisatie van huishoudens impliceren. Om dezelfde reden moet de suburbanisatiebeweging van huishoudens naar de rand en het platteland waarschijnlijk minder hoog worden ingeschat. Lopend onderzoek met betrekking tot de migraties van huishoudens zal op dit vlak meer inzicht verschaffen.
Literatuurlijst Bootsma, H.G. (1998), The myth of reurbanization, Location dynamics of households in the Netherlands, NethurD publications, Amsterdam. Clark, W.A.V. en F. Dieleman (1996), Households and housing. Choices and outcomes in the housing market, Center for Urban Research, New Jersey. Deboosere, P., R. Lesthaeghe, J. Surkyn, P.-M. Boulanger en A. Lambert (1997), Huishoudens en gezinnen, Volkstellingsmonografie nr. 4, Nationaal Instituut voor de Statistiek. Goossens, L., I. Thomas en D. Vanneste (1997), Huisvesting in sociaal-economisch en geografisch perspectief, 1981-1991, Volkstellingsmonografie nr. 10, Nationaal Instituut voor de Statistiek. Grimmeau, J.P., Van Criekingen, M. en M. Roelandts (1998), Les migrations d’émancipation en Belgique, Populations, Espaces, Sociétés, 2, 235-247. Knox, P. (1995), Urban social geography. An introduction, Longman, Londen. Pootmans, J. (1993), Een eigen woning in Vlaams-Brabant. Een geografische kijk op de markt van residentieel vastgoed, in Meert, H (red.), Vlaams-Brabant. Wonen en werken in de schaduw van Brussel, Leuvense Geografische papers 6, p. 37-49. Saey, P., P. Arts, M. Van Avermaet en N. Van Nuffel (1999), Proeve van bepaling van de bebouwbare oppervlakte, in: De Decker, P. (red.), Wonen onderzocht 1995-1999, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap/Afdeling Woonbeleid, Brussel, p. 25-44 Surkyn, J. en R. Lesthaeghe (1999), Een raming van de socio-demografische woningbehoefte in Vlaanderen aan de hand van de LIPRO-huishoudensprojectie (1996, 2010), in: De
46
Decker, P. (red.), Wonen onderzocht 1995-1999, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap/Afdeling Woonbeleid, Brussel, p. 3-24. Tratsaert, K. (1999), Stads(v)lucht maakt vrij. De verhuismotieven en woonwensen van jonge gezinnen in het Leuvense, Planologisch Nieuws, 19(2), 138-151. Van Hecke, E. (1992a), De evolutie van de migratietendensen 1977-1990 in de Belgische ruimte, Bevolking en Gezin, 2, 1-27. Van Hecke, E. (1992b), Ruimtelijke analyse van de migraties naar leeftijd, Bevolking en Gezin, 3, 77-103. Van Imhoff, E. en N. Keilman (1991), LIPRO 2.0 - An application of a dynamic demographic projection model to household structure in the Netherlands, NIDI-CBGS rapport 23, Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut, Den Haag. Willaert, D. (1999a), Een nieuwe ruimtelijke indeling voor de studie van interne migratiebewegingen, Steunpunt Demografie WP 99-2, Vakgroep SOCO, Vrije Universiteit Brussel. Willaert, D. (1999b), Migratieprofielen naar leeftijd voor de migratiebekkens en zones in de nieuwe ruimtelijke indeling, Steunpunt Demografie WP 99-6, Vakgroep SOCO, Vrije Universiteit Brussel.
47
APPENDIX Tabel A1: Immigraties per 1000 inwoners (boven links), emigraties per 1000 inwoners (boven rechts), migratiesaldo (onder links) en migratiesaldo per 1000 inwoners (onder rechts), naar huishoudenspositie en leeftijd op 1-3-1991 per zone en migratiebekken in België (zie Kaart 1 – blz. 15; voor meer informatie betreffende de ruimtelijke indeling in zones en bekkens verwijzen we naar Willaert, 1999a). Legende a) aantal inwoners in cel < 20: (cijfer) blanco b) aantal inwoners ≥20 : cijfer -
indien migraties optreden indien geen migraties optreden indien migraties optreden indien geen migraties optreden
A-1
Kaart 1: Ruimtelijke indeling binnen migratiebekkens (Willaert, 1999a)
Zonering binnen migratiebekkens landelijk + drukzone (148) landelijk (306) randstedelijk + drukzone (30) randstedelijk (45) stedelijk (61)
migratiebekken 0
30
km
60
Kaart 2: Toelevering van kinderen van getrouwde koppels (CMAR) in de leeftijd van 1 tot en met 4 jaar door immigratie per 1000 inwoners in dezelfde huishoudenspositie en leeftijdsklasse op 1-3-1991
Immigratie per 1000 inwoners 68 - 154 53 - 68 41 - 53 30 - 41 5 - 30 geen immigraties
migratiebekken 0
30
km
60
Kaart 3: Afvloeiing van kinderen van getrouwde koppels (CMAR) in de leeftijd van 1 tot en met 4 jaar door emigratie per 1000 inwoners in dezelfde huishoudenspositie en leeftijdsklasse op 1-3-1991
Emigratie per 1000 inwoners 50 - 127 38 - 50 30 - 38 23 - 30 3 - 23
migratiebekken 0
30
km
60
Kaart 4: Migratiesaldo van kinderen van getrouwde koppels (CMAR) in de leeftijd van 1 tot en met 4 jaar per 1000 inwoners in dezelfde huishoudenspositie en leeftijdsklasse op 1 maart 1991
Migratiesaldo per 1000 inwoners 34 - 122 18 - 34 8 - 18 0- 8 -10 - 0 -67 - -10
migratiebekken 0
30
km
60
Kaart 5: Migratiesaldo van kinderen van samenwonende koppels (CUNM) in de leeftijd van 1 tot en met 14 jaar per 1000 inwoners in dezelfde huishoudenspositie en leeftijdsklasse op 1 maart 1991
Migratiesaldo per 1000 inwoners 140 - 462 71 - 140 25 - 71 0 - 25 -422 - 0 geen migraties
migratiebekken 0
30
km
60
Kaart 6: Migratiesaldo van kinderen van éénoudergezinnen (C1PA) in de leeftijd van 1 tot en met 14 jaar per 1000 inwoners in dezelfde huishoudenspositie en leeftijdsklasse op 1 maart 1991
Migratiesaldo per 1000 inwoners 50 - 267 20 - 50 0 - 20 -25 - 0 -250 - -25 geen migraties
migratiebekken 0
30
km
60
Kaart 7: Migratiesaldo van kinderen van getrouwde koppels (CMAR) in de leeftijd van 20 tot en met 24 jaar per 1000 inwoners in dezelfde huishoudenspositie en leeftijdsklasse op 1 maart 1991
Migratiesaldo per 1000 inwoners -177 - -93 -93 - -77 -77 - -64 -64 - 0 0 - 17
migratiebekken 0
30
km
60
Kaart 8: Afvloeiing van kinderen van getrouwde koppels (CMAR) in de leeftijd van 20 tot en met 24 jaar door emigratie per 1000 inwoners in dezelfde huishoudenspositie en leeftijdsklasse op 1-3-1991
Emigratie per 1000 inwoners 110 - 187 96 - 110 83 - 96 70 - 83 24 - 70 geen emigraties
migratiebekken 0
30
km
60
Kaart 9: Toelevering van kinderen van getrouwde koppels (CMAR) in de leeftijd van 20 tot en met 24 jaar door immigratie per 1000 inwoners in dezelfde huishoudenspositie en leeftijdsklasse op 1-3-1991
Immigratie per 1000 inwoners 25 - 63 15 - 25 10 - 15 7 - 10 1- 7 geen immigraties
migratiebekken 0
30
km
60
Kaart 10: Migratiesaldo van alleenstaanden (SING) in de leeftijd van 20 tot en met 24 jaar per 1000 inwoners in dezelfde huishoudenspositie en leeftijdsklasse op 1 maart 1991
Migratiesaldo per 1000 inwoners 230 - 800 140 - 230 70 - 140 0 - 70 -500 - 0 geen migraties
migratiebekken 0
30
km
60
Kaart 11: Toelevering van alleenstaanden (SING) in de leeftijd van 20 tot en met 24 jaar door immigratie per 1000 inwoners in dezelfde huishoudenspositie en leeftijdsklasse op 1-3-1991
Immigratie per 1000 inwoners 410 - 800 300 - 410 240 - 300 190 - 240 30 - 190 geen immigraties
migratiebekken 0
30
km
60
Kaart 12: Aandeel alleenstaande (SING) immigranten in de leeftijd van 20 tot en met 24 jaar t.o.v. het totaal aantal immigranten in die leeftijdsklasse
Aandeel immigranten SING 20-24 j in het aantal immigranten 20-24 j 22 - 70 16 - 22 11 - 16 8 - 11 1- 8 geen immigranten
migratiebekken 0
30
km
60
Kaart 13: Migratiesaldo van ongehuwd samenwonenden zonder kinderen (UNM0) in de leeftijd van 20 tot en met 24 jaar per 1000 inwoners in dezelfde huishoudenspositie en leeftijdsklasse op 1 maart 1991
Migratiesaldo per 1000 inwoners 310 - 1000 200 - 310 115 - 200 0 - 115 -1000 0 geen migraties
migratiebekken 0
30
km
60
Kaart 14: Migratiesaldo van gehuwd samenwonenden zonder kinderen (MAR0) in de leeftijd van 25 tot en met 29 jaar per 1000 inwoners in dezelfde huishoudenspositie en leeftijdsklasse op 1 maart 1991
Migratiesaldo per 1000 inwoners 130 - 434 90 - 130 55 - 90 0 - 55 -134 - 0 geen migraties
migratiebekken 0
30
km
60
Kaart 15: Migratiesaldo van gehuwd samenwonenden met kinderen (MAR+) in de leeftijd van 25 tot en met 29 jaar per 1000 inwoners in dezelfde huishoudenspositie en leeftijdsklasse op 1 maart 1991
Migratiesaldo per 1000 inwoners 38 - 197 18 - 38 0 - 18 -15 - 0 -91 - -15 geen migraties
migratiebekken 0
30
km
60
Kaart 16: Migratiesaldo van alleenstaanden (SING) in de leeftijd van 25 tot en met 29 jaar per 1000 inwoners in dezelfde huishoudenspositie en leeftijdsklasse op 1 maart 1991
Migratiesaldo per 1000 inwoners 110 - 670 60 - 110 30 - 60 0 - 30 -340 - 0 geen migraties
migratiebekken 0
30
km
60
Kaart 17: Migratiesaldo van gehuwd samenwonenden zonder kinderen (MAR0) in de leeftijd van 35 tot en met 49 jaar per 1000 inwoners in dezelfde huishoudenspositie en leeftijdsklasse op 1 maart 1991
Migratiesaldo per 1000 inwoners 21 - 267 8 - 21 0- 8 -12 - 0 -115 - -12 geen migraties
migratiebekken 0
30
km
60
Kaart 18: Migratiesaldo van gehuwd samenwonenden zonder kinderen (MAR0) in de leeftijd van 50 tot en met 69 jaar per 1000 inwoners in dezelfde huishoudenspositie en leeftijdsklasse op 1 maart 1991
Migratiesaldo per 1000 inwoners 10 - 68 4 - 10 0- 4 -3 - 0 -29 - -3 geen migraties
migratiebekken 0
30
km
60
Kaart 19: Migratiesaldo van gehuwd samenwonenden met kinderen (MAR+) in de leeftijd van 50 tot en met 69 jaar per 1000 inwoners in dezelfde huishoudenspositie en leeftijdsklasse op 1 maart 1991
Migratiesaldo per 1000 inwoners 4 - 35 0- 4 -4 - 0 -28 - -4 geen migraties
migratiebekken 0
30
km
60
Kaart 20: Migratiesaldo van alleenstaanden (SING) in de leeftijd van 50 tot en met 69 jaar per 1000 inwoners in dezelfde huishoudenspositie en leeftijdsklasse op 1 maart 1991
Migratiesaldo per 1000 inwoners 12 - 66 4 - 12 0- 4 -12 - 0 -55 - -12 geen migraties
migratiebekken 0
30
km
60
Kaart 21: Migratiesaldo van collectieve huishoudens (OTHR) in de leeftijd van 70 jaar en ouder per 1000 inwoners in dezelfde huishoudenspositie en leeftijdsklasse op 1 maart 1991
Migratiesaldo per 1000 inwoners 110 - 508 60 - 110 30 - 60 0 - 30 -91 - 0 geen migraties
migratiebekken 0
30
km
60
Kaart 22: Migratiesaldo van alleenstaanden (SING) in de leeftijd van 70 jaar en ouder per 1000 inwoners in dezelfde huishoudenspositie en leeftijdsklasse op 1 maart 1991
Migratiesaldo per 1000 inwoners 0 - 69 -10 - 0 -15 - -10 -24 - -15 -102 - -24 geen migraties
migratiebekken 0
30
km
60
Kaart 23: Migratiesaldo van gehuwd samenwonenden zonder kinderen (MAR0) in de leeftijd van 70 jaar en ouder per 1000 inwoners in dezelfde huishoudenspositie en leeftijdsklasse op 1 maart 1991
Migratiesaldo per 1000 inwoners 5 - 46 0- 5 -5 - 0 -11 - -5 -59 - -11 geen migraties
migratiebekken 0
30
km
60
landelijk+druk - Antwerpen immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 35,5 140,0 122,5 5-9 18,9 107,8 69,3 10-14 11,5 97,8 48,3 15-19 7,7 73,5 28,1 20-24 7,3 35,2 16,9 25-29 10,8 14,7 30-34 15,6 (76.9) 14,4 35-39 21,5 21,3 40-44 18,4 15,1 45-49 4,0 (76.9) 4,4 50-54 8,8 5,6 55-59 12,7 60-64 8,2 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 15,4 96,6 33,3 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 278 31 5-9 195 26 10-14 90 33 15-19 -107 2 20-24 -1023 -10 25-29 -439 -3 30-34 -89 (1) 35-39 -13 40-44 0 45-49 -2 (-1) 50-54 1 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -1109 79
C1PA 35 30 20 -25 -115 -63 -16 -1 -6 -3 0 2 -1 -1
-144
SING
(333.3) 322,6 208,2 127,0 75,3 63,8 47,9 46,0 25,7 19,3 7,6 6,0 4,9 3,7 4,5 4,8 34,4
SING
(0) 11 88 72 20 18 16 15 4 6 -5 -10 -6 -12 -16 -17 -1 -1 182
MAR0
MAR+
246,6 157,0 101,5 55,4 27,5 20,0 16,1 10,9 7,1 7,4 5,2 4,1 1,7 3,4 6,7 -
230,8 75,3 46,2 26,7 14,7 9,5 6,1 4,6 2,9 4,9 1,5 0,9 -
28,0
16,9
MAR0
UNM0
320,4 210,6 156,8 114,7 127,8 112,3 99,7 34,2 40,1 38,7 20,3 25,6 7,7 48,4
UNM+
(363.6) 221,7 186,8 120,5 90,6 71,0 59,8 98,5 82,0 66,7 (142.9)
(250)
MAR+
122,5
UNM0
115,0
UNM+
H1PA
(300) 135,1 112,6 74,6 45,2 29,8 22,1 10,2 7,4 2,8 1,5 3,9 1,9 26,8
H1PA
11 492 480 74 14 20 30 42 24 31 17 8 -2 -6 -1 -1
7 64 305 273 139 44 19 2 -5 2 -4 -4 -2 -
20 153 97 39 34 23 24 -4 7 5 4 3 0 3 (-1) (1)
(2) 25 51 46 28 19 3 10 4 2 (-1) (2)
(2) 3 18 25 11 5 3 -2 -2 -2 -2 -1 0 -2 -
1233
840
408
191
56
NFR OTHR totaal 33,9 46,5 40,7 42,4 37,0 24,0 37,5 116,3 16,5 102,0 160,9 16,0 137,7 141,1 53,4 80,6 100,3 61,7 93,8 91,9 36,4 67,6 51,6 22,7 97,1 32,9 15,9 31,8 28,4 12,3 44,1 32,7 9,8 26,5 21,7 7,8 25,4 15,7 7,7 15,9 28,6 6,3 32,6 33,1 7,3 27,4 61,9 10,6 24,5 78,7 20,1 30,8 58,4 23,4 27,8 68,4 37,6 50,0 24,6 55,7 52,6 24,7
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 19,9 72,2 65,4 5-9 10,4 59,5 48,1 10-14 7,7 42,2 37,5 15-19 12,3 68,7 38,8 20-24 63,1 105,6 69,4 25-29 81,5 51,7 69,3 30-34 56,4 37,5 35-39 34,2 22,8 40-44 18,4 25,2 45-49 11,9 (153.8) 11,0 50-54 5,6 55-59 4,2 60-64 16,4 65-69 25,0 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 24,9 61,6 44,6
NFR OTHR totaal -8 -2 334 4 -1 254 -5 -1 137 -3 6 -74 18 3 -302 3 0 521 7 5 385 -3 3 230 5 5 131 -3 3 88 -1 13 65 3 6 45 3 4 39 3 18 25 7 16 22 13 59 58 11 88 78 7 51 39 1 26 26 -1 3 1 61 305 2102
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 15,7 67,8 57,2 5-9 8,5 48,3 21,2 10-14 3,9 55,6 10,7 15-19 -4,6 4,7 -10,7 20-24 -55,7 -70,4 -52,5 25-29 -70,7 -51,7 -54,5 30-34 -40,8 (76.9) -23,1 35-39 -12,7 -1,5 40-44 0,0 -10,1 45-49 -7,9 (-76.9) -6,6 50-54 8,8 0,0 55-59 8,5 60-64 -8,2 65-69 -25,0 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -9,6 35,0 -11,3
SING
(333.3) 204,3 108,1 85,5 61,7 49,5 33,7 31,6 22,5 15,7 9,8 9,5 7,3 7,3 11,0 16,5 9,6 34,5 27,1
SING
(0) 118,3 100,1 41,6 13,6 14,4 14,2 14,4 3,2 3,6 -2,2 -3,5 -2,4 -3,7 -6,5 -16,5 -4,8 -34,5 7,3
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
95,9 41,0 34,1 29,5 20,2 10,9 7,9 5,2 4,8 4,6 3,5 2,7 2,2 6,7 8,9 20,4
51,3 44,4 25,7 14,9 8,8 7,5 4,9 4,4 3,5 4,5 2,9 4,4 2,9 -
126,2 78,0 71,4 57,4 51,6 52,2 35,0 46,6 18,5 21,1 6,8 6,4 7,7 (55.6)
(181.8) 98,5 70,6 53,7 46,1 31,3 47,0 22,7 16,4 (71.4)
(100) 108,1 64,3 43,0 34,6 25,0 18,5 13,1 10,4 5,5 4,5 5,8 1,9 4,9 -
11,1
10,5
53,0
50,6
20,4
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
150,7 116,0 67,4 26,0 7,3 9,1 8,2 5,7 2,3 2,8 1,7 1,4 -0,5 -3,4 -2,2 -20,4
179,5 30,9 20,5 11,7 5,9 2,0 1,2 0,2 -0,6 0,4 -1,5 -3,5 -2,9 -
194,2 132,6 85,5 57,4 76,2 60,1 64,7 -12,4 21,6 17,6 13,5 19,2 0,0 48,4 (-55.6) (250)
(181.8) 123,2 116,2 66,8 44,5 39,7 12,8 75,8 65,6 66,7 (-71.4) (142.9)
(200) 27,0 48,3 31,6 10,6 4,8 3,7 -2,9 -3,0 -2,8 -3,0 -1,9 0,0 -4,9 -
16,8
6,3
69,5
64,4
6,5
NFR OTHR totaal 49,8 93,0 23,5 31,1 55,6 13,9 58,3 139,5 11,3 109,5 92,0 18,7 112,7 129,0 63,3 75,5 100,3 46,4 73,9 73,5 24,9 82,1 39,7 15,3 68,6 16,4 11,4 51,0 18,9 8,7 51,5 6,1 6,9 10,6 13,0 5,8 12,7 11,2 5,9 6,3 10,2 4,9 13,6 14,2 5,3 5,1 11,9 5,1 8,6 12,1 9,0 15,4 7,9 11,4 22,2 2,5 8,8 40,0 16,4 46,9 21,6 19,3
NFR OTHR totaal -15,9 -46,5 17,2 11,3 -18,5 10,1 -20,8 -23,3 5,2 -7,5 69,0 -2,8 25,0 12,1 -10,0 5,1 0,0 15,3 19,9 18,4 11,6 -14,5 11,9 7,4 28,6 16,4 4,5 -19,1 9,5 3,7 -7,4 26,6 2,8 15,9 8,7 2,0 12,7 4,5 1,9 9,5 18,4 1,4 19,0 18,9 1,9 22,3 50,0 5,5 15,9 66,6 11,1 15,4 50,4 12,0 5,6 65,8 28,7 -40,0 50,0 8,2 8,9 31,0 5,3
A-2
landelijk - Antwerpen immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 34,3 125,6 125,4 5-9 16,1 88,0 75,6 10-14 11,2 87,6 37,3 15-19 7,8 94,4 25,1 20-24 7,1 65,4 18,3 25-29 13,0 30,3 22,1 30-34 20,2 28,5 35-39 17,4 (90.9) 12,3 40-44 21,7 9,1 45-49 12,9 9,7 50-54 14,0 7,2 55-59 22,2 7,2 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 14,8 92,7 34,2 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 237 22 5-9 132 17 10-14 49 19 15-19 -204 -9 20-24 -1246 -16 25-29 -565 -8 30-34 -105 -2 35-39 -10 (1) 40-44 2 (-1) 45-49 -4 (-2) 50-54 0 55-59 0 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -1714 21
C1PA 35 55 -21 -71 -166 -65 -21 -13 -10 -2 -1 1 -2
-281
SING
232,9 182,0 104,8 87,1 64,7 57,2 49,5 32,7 16,3 10,3 8,3 6,9 2,3 3,0 2,9 34,5
SING
8 89 56 54 0 2 12 8 -12 -1 3 -2 -31 -26 -17 -2 -1 140
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
243,9 173,7 104,3 55,3 29,3 22,7 9,9 8,1 10,1 7,4 4,2 3,0 3,0 3,3 1,9 -
169,2 77,5 43,0 24,6 14,3 7,4 5,4 4,6 4,3 6,1 6,4 3,6 2,6 3,1 -
276,5 231,7 168,7 158,2 92,2 104,8 90,6 67,8 50,9 32,4 37,3 18,4 51,0 -
280,0 277,1 125,9 101,8 103,3 73,1 89,8 101,1 73,7 32,3 -
28,3
16,0
133,3
108,7
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
175,8 129,1 67,9 45,5 22,4 21,7 9,4 7,8 2,4 2,4 4,9 1,6 4,1 27,9
H1PA
20 693 604 96 12 32 -3 23 53 36 -9 5 -4 -15 -7 -
7 78 212 224 79 -10 -27 -12 -10 13 14 1 0 -1 -
28 236 184 82 32 35 25 21 9 12 4 4 -3 4 -
2 34 44 42 33 20 13 8 2 -1 -1 -2 (-1)
(-2) 12 32 9 13 -16 -2 -8 -2 -2 -1 0 -3 0 -2 -
1536
568
673
193
28
NFR OTHR totaal 86,0 53,3 41,2 43,9 103,9 21,8 60,1 113,4 15,8 91,4 141,2 16,8 123,5 127,8 58,4 100,5 95,3 62,7 78,9 68,1 36,9 79,6 59,5 22,9 62,5 44,6 14,9 84,4 46,8 12,4 82,5 40,4 10,4 47,0 17,0 9,7 37,2 27,8 8,6 33,6 22,4 6,9 31,6 34,8 7,0 35,2 53,9 9,6 35,7 62,9 18,2 42,2 68,2 29,8 33,7 65,4 35,3 79,2 42,1 65,5 55,7 25,1
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 23,7 90,6 86,6 5-9 11,6 64,2 46,7 10-14 9,6 63,8 45,7 15-19 15,0 110,1 47,6 20-24 61,8 140,2 76,5 25-29 87,4 151,5 65,5 30-34 61,1 95,2 52,4 35-39 25,6 30,1 40-44 18,8 (76.9) 22,2 45-49 25,9 (500) 13,6 50-54 14,0 9,6 55-59 22,2 3,6 60-64 65-69 62,5 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 26,7 85,8 51,2
NFR OTHR totaal 10 2 306 0 2 206 -1 6 52 4 13 -204 -2 6 -282 4 -5 493 4 -7 376 3 3 153 7 3 64 8 7 25 9 10 58 -2 3 42 4 13 74 7 9 24 7 25 38 15 61 34 19 99 80 17 93 84 4 35 37 8 7 117 386 1667
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 10,6 35,0 38,8 5-9 4,6 23,7 28,9 10-14 1,7 23,8 -8,4 15-19 -7,1 -15,7 -22,6 20-24 -54,6 -74,8 -58,3 25-29 -74,3 -121,2 -43,4 30-34 -40,9 -95,2 -23,9 35-39 -8,3 (90.9) -17,8 40-44 2,9 (-76.9) -13,1 45-49 -12,9 (-500) -3,9 50-54 0,0 -2,4 55-59 0,0 3,6 60-64 65-69 -62,5 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -11,8 6,9 -17,0
SING
178,1 112,5 82,8 63,0 64,7 56,0 41,5 28,0 21,6 10,7 7,6 7,5 9,3 10,7 15,2 5,9 25,0 30,6
SING
54,8 69,5 22,1 24,1 0,0 1,2 8,0 4,7 -5,3 -0,3 0,7 -0,6 -7,0 -7,8 -12,3 -5,9 -25,0 3,9
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
81,3 46,1 37,4 30,0 24,8 12,6 10,5 5,7 6,3 5,0 4,8 2,3 3,8 9,6 15,3 -
61,5 49,9 31,3 16,9 11,7 7,7 6,7 5,4 5,3 4,0 1,9 2,9 2,6 6,2 -
111,8 85,5 67,3 65,5 41,3 44,7 41,3 21,9 30,1 2,5 27,4 17,4 10,2 -
200,0 140,6 63,6 56,8 66,7 41,3 50,9 58,5 52,6 17,2 64,5 95,2 (90.9)
(285.7) 103,0 70,9 58,9 35,8 33,3 23,3 17,8 10,0 4,8 3,6 4,9 6,5 4,1 9,2 -
12,6
12,5
53,4
62,7
25,4
MAR0
MAR+
UNM0
162,6 127,7 66,9 25,3 4,4 10,1 -0,6 2,4 3,8 2,4 -0,7 0,6 -0,7 -6,3 -13,4 -
107,7 27,6 11,7 7,7 2,7 -0,4 -1,3 -0,8 -1,0 2,1 4,5 0,7 0,0 -3,1 -
164,7 146,2 101,4 92,7 50,9 60,1 49,2 46,0 20,8 29,9 10,0 18,4 -17,4 40,8 -
15,8
3,4
80,0
UNM+
H1PA
80,0 (-285.7) 136,5 72,7 62,2 58,2 45,0 9,0 36,7 9,7 31,8 -10,9 38,9 -1,7 42,6 -8,4 21,1 -2,2 -17,2 -2,4 -32,3 -1,2 -95,2 0,0 (-90.9) -4,9 0,0 -9,2 46,0
2,5
NFR OTHR totaal 66,0 26,7 28,6 43,9 77,9 15,4 63,1 51,5 14,2 84,2 67,8 22,8 125,7 113,0 65,6 94,3 105,1 51,2 68,4 84,5 28,0 66,4 50,6 19,0 26,0 35,7 13,2 32,5 30,4 11,6 36,1 22,0 8,4 55,6 12,7 8,3 24,8 12,8 5,9 14,0 12,8 5,9 14,6 6,7 4,4 14,1 10,6 7,1 12,3 8,3 9,6 8,0 4,1 9,8 11,2 5,2 5,6 5,3 51,0 24,0 21,8
NFR OTHR totaal 20,0 26,7 12,5 0,0 26,0 6,4 -3,0 61,9 1,6 7,2 73,4 -6,1 -2,2 14,7 -7,3 6,2 -9,7 11,4 10,5 -16,4 8,9 13,3 8,9 3,9 36,5 8,9 1,7 51,9 16,4 0,8 46,4 18,3 2,0 -8,5 4,2 1,4 12,4 15,1 2,8 19,6 9,6 1,0 17,0 28,0 2,6 21,1 43,3 2,5 23,4 54,7 8,6 34,1 64,1 20,0 22,5 60,2 29,6 79,2 36,8 14,5 31,7 3,3
A-3
randstedelijk+druk - Antwerpen immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 55,5 143,5 133,8 5-9 28,4 133,3 85,1 10-14 19,6 184,4 78,0 15-19 14,4 125,8 40,0 20-24 12,6 25,0 29,2 25-29 17,5 37,7 30-34 30,0 23,8 35-39 44,0 63,1 40-44 17,2 38,0 45-49 15,4 33,6 50-54 55-59 62,5 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 24,9 133,2 54,2 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 177 13 5-9 108 13 10-14 61 29 15-19 -55 7 20-24 -503 -13 25-29 -306 -3 30-34 -48 (-3) 35-39 -5 40-44 0 45-49 -2 (-1) 50-54 55-59 (-1) 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -574 42
C1PA 13 7 17 -27 -79 -34 -13 -1 1 -1 -5 3 -1 (-1)
-121
SING
357,1 239,0 164,6 86,1 80,4 86,2 34,8 46,2 27,9 15,1 16,3 10,6 10,5 7,9 6,8 16,4 52,2
SING
MAR0
MAR+
(285.7) (222.2) 241,7 112,3 145,5 72,3 93,6 45,4 56,7 25,9 29,6 16,9 30,1 12,2 16,1 7,6 14,6 10,6 12,2 6,6 10,1 5,5 8,1 5,5 8,8 10,7 9,9 12,5 5,7 66,7 35,4
MAR0
26,3
MAR+
UNM0
UNM+
250,0 295,9 222,5 189,2 146,9 156,3 112,0 70,1 62,5 72,2 44,2 13,2 17,9 83,3
(750) 316,7 217,8 166,7 143,9 78,5 69,6 80,0 -
160,6
145,0
UNM0
7 33 54 -2 15 15 -8 5 -1 -12 2 0 -11 -8 -8 -2
(2) 152 171 64 19 3 17 2 5 20 7 2 -5 4 -3 1
(-1) 23 118 209 76 38 15 -3 17 -4 1 0 2 1 (-1)
2 61 51 30 18 21 11 7 6 5 3 0 0 2
79
461
491
217
UNM+
(3) 7 17 33 26 6 -1 3 -
(-2)
92
H1PA
296,3 154,4 92,4 78,3 35,6 45,1 18,4 20,3 17,1 4,1 21,9 9,1 -
44,4
H1PA
(-2) 4 8 5 13 -7 4 -4 2 2 -1 2 -1 1 -1 (-1) 24
NFR OTHR totaal 130,4 136,4 63,3 157,9 108,1 36,5 144,7 71,4 30,6 147,3 128,6 24,9 214,0 136,8 66,7 197,3 138,2 91,1 123,5 93,5 59,8 177,4 88,5 41,0 127,0 35,4 26,9 90,9 49,0 21,1 75,0 38,7 15,2 61,2 34,7 15,9 142,9 66,0 14,5 27,0 44,0 12,3 51,0 69,0 13,3 64,7 114,1 22,0 56,6 129,3 38,0 56,0 128,4 58,2 86,2 82,9 59,0 (111.1) 23,8 28,6 117,6 92,4 37,8
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 26,4 83,3 90,3 5-9 14,2 71,4 73,8 10-14 11,7 65,6 56,6 15-19 21,6 81,8 67,8 20-24 88,4 187,5 114,7 25-29 142,0 136,4 108,8 30-34 95,4 (375) 75,4 35-39 58,7 68,0 40-44 17,2 31,6 45-49 46,2 (500) 42,0 50-54 57,5 55-59 (66.7) 15,6 60-64 32,3 65-69 (90.9) 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 39,3 88,8 78,3
NFR OTHR totaal -6 1 198 0 1 129 2 1 110 3 1 -60 9 1 -305 13 7 96 -3 2 274 3 2 166 3 0 80 4 4 42 1 1 7 2 1 34 7 8 25 0 6 17 3 9 14 5 40 30 8 60 68 5 58 50 5 14 17 (1) 0 1 65 217 993
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 29,1 60,2 43,5 5-9 14,1 61,9 11,2 10-14 7,9 118,9 21,4 15-19 -7,1 44,0 -27,7 20-24 -75,7 -162,5 -85,5 25-29 -124,5 -136,4 -71,1 30-34 -65,4 (-375) -51,6 35-39 -14,7 -4,9 40-44 0,0 6,3 45-49 -30,8 (-500) -8,4 50-54 -57,5 55-59 (-66.7) 46,9 60-64 -32,3 65-69 (-90.9) 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -14,5 44,4 -24,1
SING
190,5 162,4 104,6 88,6 57,7 58,7 51,1 36,6 29,5 28,0 14,6 10,6 19,5 16,9 25,0 32,8 44,8
SING
166,7 76,6 60,1 -2,5 22,8 27,5 -16,4 9,6 -1,6 -12,9 1,7 0,0 -8,9 -9,0 -18,2 -16,4 7,3
MAR0
MAR+
(142.9) (333.3) 79,1 64,4 57,0 42,4 34,3 17,2 31,7 16,3 26,5 12,0 18,7 9,7 15,4 8,2 13,4 5,3 7,9 8,8 8,4 4,4 7,2 5,5 12,0 4,2 23,0 (52.6) 33,3 18,6
MAR0
15,3
MAR+
(142.9) (-111.1) 162,6 47,8 88,6 29,9 59,3 28,2 25,1 9,6 3,1 4,9 11,4 2,4 0,7 -0,6 1,3 5,3 4,4 -2,2 1,7 1,1 0,9 0,0 -3,2 10,7 5,6 12,5 -17,2 (-52.6) 33,3 16,8
11,0
UNM0
150,0 115,4 103,0 54,1 45,2 25,0 24,0 25,5 8,9 20,6 17,7 13,2 17,9 27,8
58,7
UNM0
100,0 180,5 119,4 135,1 101,7 131,3 88,0 44,6 53,6 51,5 26,5 0,0 0,0 55,6
101,9
UNM+
200,0 133,7 56,7 45,5 47,1 78,3 20,0 -
(500)
71,3
UNM+
H1PA
(1000) 148,1 95,6 76,4 49,2 50,3 35,1 30,7 13,5 8,5 8,3 7,3 6,7 20,8 (76.9) 37,2
H1PA
(750) (-1000) 116,7 148,1 84,2 58,8 110,0 15,9 98,5 29,1 31,4 -14,7 -8,7 10,0 60,0 -12,3 6,8 8,5 -4,1 (-500) 14,6 -6,7 9,1 -20,8 (-76.9) 73,7
7,1
NFR OTHR totaal 182,6 90,9 34,0 157,9 81,1 21,5 118,4 47,6 18,3 124,0 114,3 31,5 172,1 126,3 96,5 108,8 81,3 82,2 160,5 79,1 35,6 129,0 70,8 25,8 79,4 35,4 19,4 18,2 21,0 16,6 50,0 32,3 14,4 20,4 28,9 11,9 31,7 28,3 11,4 27,0 20,0 9,9 20,4 30,2 10,0 28,8 8,0 13,9 6,3 13,5 10,8 16,0 17,2 20,9 5,5 17,2 23,8 14,3 82,9 31,5 30,7
NFR OTHR totaal -52,2 45,5 29,4 0,0 27,0 15,0 26,3 23,8 12,3 23,3 14,3 -6,6 41,9 10,5 -29,8 88,4 56,9 8,9 -37,0 14,4 24,2 48,4 17,7 15,2 47,6 0,0 7,6 72,7 28,0 4,6 25,0 6,5 0,8 40,8 5,8 4,0 111,1 37,7 3,1 0,0 24,0 2,4 30,6 38,8 3,3 36,0 106,1 8,0 50,3 115,8 27,2 40,0 111,1 37,3 86,2 77,3 41,8 (111.1) 0,0 14,3 34,8 61,0 7,1
A-4
randstedelijk Antwerpen immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 71,8 127,0 157,5 5-9 31,1 100,9 91,7 10-14 19,2 143,4 67,2 15-19 13,5 83,8 48,3 20-24 13,6 63,3 46,2 25-29 15,5 (111.1) 24,7 30-34 31,5 28,0 35-39 24,8 18,3 40-44 14,1 (250) 14,0 45-49 35,3 6,2 50-54 8,3 55-59 60-64 65-69 (58.8) 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 27,6 111,3 51,8 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 314 10 5-9 148 7 10-14 93 14 15-19 -47 1 20-24 -652 -10 25-29 -370 (1) 30-34 -49 35-39 -12 40-44 -4 (1) 45-49 1 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -578 24
C1PA 9 7 9 -22 -85 -75 -11 -11 -2 -1 1 -2 (1)
-182
SING
375,0 277,9 204,7 135,0 85,1 91,5 62,4 50,8 38,3 16,9 7,3 11,6 7,8 11,7 11,5 23,6 57,1
SING
2 53 84 13 20 6 13 8 6 2 -9 -4 -27 -17 -7 0 143
MAR0
MAR+
(500) (416.7) 222,2 154,9 163,9 91,7 109,3 52,5 54,3 30,6 30,5 16,2 17,0 12,5 14,9 11,8 13,0 6,7 13,1 6,2 7,0 6,0 7,4 4,4 4,0 13,2 6,9 11,6 8,5 35,6
MAR0
30,1
MAR+
(6) 163 285 90 20 11 -7 9 14 14 -4 -1 -11 -4 -7 -1
(2) 39 263 262 149 50 25 17 -2 -2 -11 2 2 1 -
577
797
UNM0
(400) 351,4 269,3 165,5 122,1 166,7 138,9 99,3 41,7 63,4 32,3 12,5 15,4 -
UNM+
(200)
(1000)
238,1 213,7 107,3 60,6 44,1 41,2 30,2 8,3 10,4 6,8 5,2 -
168,2
133,9
40,6
UNM0
132,1 145,4 161,3 120,9 142,2 105,3 60,0 76,9 (133.3) (90.9)
H1PA
(333.3)
UNM+
H1PA
(4) 82 89 28 14 22 15 7 -3 0 3 -1 -4 -1 (-2) (1)
(-1) -2 10 30 12 26 6 0 3 (2) (1)
(0)
3 9 8 6 -9 7 -3 -3 -1 -3 0 -4 -1 -1 -
254
88
8
(1)
NFR OTHR totaal 58,5 (125) 76,0 58,1 95,2 36,4 53,1 47,6 25,8 105,0 139,5 22,2 154,9 67,4 60,7 153,6 75,8 101,0 103,4 133,3 67,7 152,2 91,8 39,9 59,7 62,5 26,4 58,8 74,4 20,7 107,1 65,2 18,2 37,7 41,1 13,5 49,0 43,3 13,7 23,6 45,2 9,3 49,3 43,8 11,1 64,2 76,0 15,1 66,2 103,2 29,2 51,4 115,7 41,9 21,5 57,1 37,3 (62.5) 78,9 50,6 82,9 75,4 38,0
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 33,5 87,3 126,7 5-9 17,2 68,8 81,4 10-14 10,5 89,1 57,4 15-19 18,1 78,5 67,7 20-24 87,9 189,9 120,4 25-29 130,6 148,0 30-34 82,9 62,3 35-39 51,8 58,6 40-44 32,9 23,3 45-49 23,5 12,3 50-54 55-59 23,3 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 38,4 87,9 82,0
NFR OTHR totaal -12 (0) 321 -7 0 155 -4 -2 110 3 -3 -55 3 -7 -413 4 1 301 -1 4 374 -1 7 204 0 1 102 3 7 69 2 2 43 0 2 15 3 9 27 -3 7 -18 1 7 4 11 25 -8 18 42 39 7 39 29 0 8 8 (1) 3 4 28 152 1311
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 38,3 39,7 30,8 5-9 13,9 32,1 10,4 10-14 8,6 54,3 9,8 15-19 -4,5 5,2 -19,3 20-24 -74,3 -126,6 -74,2 25-29 -115,0 (111.1) -123,4 30-34 -51,4 -34,3 35-39 -27,0 -40,3 40-44 -18,8 (250) -9,3 45-49 11,8 -6,2 50-54 8,3 55-59 -23,3 60-64 65-69 (58.8) 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -10,8 23,4 -30,1
SING
312,5 140,3 107,0 119,0 57,2 81,9 38,5 38,1 30,7 15,1 13,8 15,2 27,0 26,9 25,0 23,6 45,3
SING
62,5 137,7 97,7 16,0 27,9 9,6 23,9 12,7 7,7 1,9 -6,5 -3,6 -19,2 -15,2 -13,4 0,0 11,8
MAR0
MAR+
(71.4) 63,4 55,5 46,3 33,4 21,2 20,9 12,0 10,1 10,6 7,8 7,8 9,5 11,5 38,5 35,7
(250) 78,4 37,8 26,3 16,8 11,5 9,4 9,0 7,2 7,1 15,3 4,4 -
18,4
16,7
MAR0
MAR+
UNM0
(133.3) 105,1 72,8 64,7 56,3 48,4 55,6 53,0 62,5 63,4 12,9 25,0 76,9 34,5 (133.3)
64,2
UNM0
(428.6) (166.7) (266.7) 158,9 76,5 246,2 108,4 54,0 196,5 63,1 26,2 100,7 20,9 13,8 65,7 9,3 4,7 118,3 -3,8 3,1 83,3 2,8 2,8 46,4 2,9 -0,5 -20,8 2,4 -0,8 0,0 -0,8 -9,4 19,4 -0,4 4,4 -12,5 -5,5 8,8 -61,5 -4,6 11,6 -34,5 -29,9 - (-133.3) -35,7 (200) 17,2
13,4
103,9
UNM+
(500) 169,8 101,3 73,3 81,7 22,9 60,2 60,0 -
H1PA
(1000)
95,2 145,0 82,0 48,5 60,0 26,8 37,7 16,7 13,8 17,0 5,2 22,6 5,6 12,0 -
71,2
38,6
UNM+
(-500) -37,7 44,1 88,0 39,2 119,3 45,1 0,0 76,9 (133.3) (90.9)
H1PA
(0)
142,9 68,7 25,2 12,1 -15,9 14,4 -7,5 -8,3 -3,5 -10,2 0,0 -22,6 -5,6 -12,0 -
62,7
2,0
(333.3)
NFR OTHR totaal 117,1 (125) 40,2 103,2 95,2 23,1 88,5 142,9 16,7 88,4 209,3 26,8 144,8 146,1 93,2 138,6 68,2 78,6 110,3 100,0 42,3 163,0 20,4 25,8 59,7 50,0 19,1 16,5 14,8 71,4 50,7 14,2 37,7 32,0 12,0 19,6 7,9 11,0 47,2 24,1 11,4 42,3 15,9 10,3 13,8 14,7 16,9 6,6 12,9 16,4 18,7 8,3 22,0 21,5 11,4 19,7 73,2 30,4 30,7
NFR OTHR totaal -58,5 (0) 35,8 -45,2 0,0 13,3 -35,4 -95,2 9,1 16,6 -69,8 -4,6 10,1 -78,7 -32,5 15,0 7,6 22,5 -6,9 33,3 25,4 -10,9 71,4 14,1 0,0 12,5 7,3 58,8 57,9 5,9 35,7 14,5 4,0 0,0 9,1 1,4 29,4 35,4 2,7 -23,6 21,1 -2,1 7,0 27,9 0,8 50,5 61,3 -1,8 59,6 90,3 12,8 32,7 107,4 19,9 0,0 45,7 17,5 (62.5) 78,9 50,6 9,7 44,9 7,3
A-5
stedelijk - Antwerpen immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 18,0 44,4 53,9 5-9 12,0 60,3 36,6 10-14 8,7 46,4 39,0 15-19 6,7 46,0 31,2 20-24 6,3 24,2 18,6 25-29 7,7 13,0 30-34 11,9 8,6 35-39 10,9 9,0 40-44 9,0 6,4 45-49 6,2 1,7 50-54 8,1 2,1 55-59 - (333.3) 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 10,3 47,5 28,4 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 -174 -30 5-9 33 25 10-14 -6 -7 15-19 -329 -26 20-24 -1795 -40 25-29 -1070 -11 30-34 -219 35-39 -37 40-44 -12 (-1) 45-49 -9 (-1) 50-54 1 55-59 -1 (1) 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -3618 -90
C1PA 54 35 70 -18 -278 -165 -59 -27 -12 -5 -7 -3
-415
SING
(90.9) 192,5 158,4 94,2 55,1 41,9 40,1 26,4 19,8 17,2 9,4 7,7 4,7 3,9 3,0 1,8 2,6 35,8
SING
(0) 114 806 653 257 143 134 53 45 38 12 11 5 3 1 -18 -4 2253
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
146,5 173,5 97,9 40,8 12,6 10,3 6,9 3,9 6,3 6,4 4,2 4,3 3,6 2,1 3,9 11,6
95,0 52,0 25,5 14,9 10,5 6,8 6,0 4,5 4,9 3,5 2,6 2,4 -
243,5 170,5 105,2 75,3 41,7 35,9 42,1 18,4 18,5 9,2 10,2 2,5 14,9 -
107,1 83,8 60,9 57,4 39,3 39,5 52,6 18,3 37,4 -
18,4
11,1
76,2
51,9
MAR0
MAR+
UNM0
25 595 609 59 -28 -14 -19 -30 -5 31 -4 7 -2 -8 -1 2
11 69 -1 -48 -63 -82 -47 -25 5 -6 -8 -6 -3 -1 -2
49 313 175 45 7 7 13 -8 1 -8 -1 -4 -3 1 -2
1217
-207
(-1) 584
(125)
UNM+
2 5 25 28 -12 0 2 -7 2 -1 -1 (-1) (0)
42
H1PA
89,3 96,7 63,2 36,2 34,8 25,4 11,7 16,4 9,2 6,1 2,9 2,9 24,6
H1PA
3 34 50 26 47 5 -12 8 -2 0 -2 -1 -3 -2 -1 -1 149
NFR OTHR totaal 16,4 16,0 22,9 23,5 33,5 17,3 33,2 47,4 15,2 37,4 63,9 21,1 72,4 83,1 64,2 55,3 53,5 56,4 68,1 30,6 29,6 46,5 32,7 19,7 48,4 29,1 15,7 33,3 25,9 11,5 61,1 27,4 8,3 25,3 24,1 8,5 44,2 15,6 6,8 19,8 15,7 5,4 41,5 12,4 4,6 39,3 17,3 4,9 18,4 16,6 4,6 13,0 24,7 7,3 8,4 4,8 34,5 2,5 38,4 26,3 20,9
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 25,3 64,3 35,4 5-9 10,8 40,2 28,9 10-14 9,0 52,8 25,5 15-19 20,0 81,2 34,3 20-24 94,8 217,4 78,6 25-29 151,4 186,4 92,3 30-34 99,2 64,7 35-39 41,7 39,5 40-44 27,1 (200) 21,7 45-49 34,2 (333.3) 10,0 50-54 16,8 55-59 19,6 60-64 65-69 34,9 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 36,9 65,9 42,4
NFR OTHR totaal -56 -7 -213 -19 -2 72 -15 -5 37 -43 -10 -222 -73 -9 -373 -35 -19 211 -19 -23 47 -14 -13 3 -7 -1 17 -4 -1 -30 -2 -4 -29 -7 4 36 4 -6 26 -6 1 -13 0 2 2 4 10 6 4 16 11 1 35 12 -1 4 0 1 0 -287 -28 -400
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 -7,3 -19,9 18,5 5-9 1,2 20,1 7,7 10-14 -0,2 -6,4 13,5 15-19 -13,3 -35,2 -3,1 20-24 -88,5 -193,2 -60,1 25-29 -143,7 -186,4 -79,3 30-34 -87,2 -56,1 35-39 -30,9 -30,5 40-44 -18,0 (-200) -15,3 45-49 -28,0 (-333.3) -8,3 50-54 8,1 -14,7 55-59 -19,6 (333.3) 60-64 65-69 -34,9 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -26,6 -18,4 -14,0
SING
(90.9) 58,7 40,4 36,3 28,1 23,3 20,1 17,6 12,4 11,5 7,9 6,6 4,1 3,7 2,9 5,9 6,0 16,1
SING
(0) 133,8 118,0 57,9 27,0 18,7 20,0 8,9 7,4 5,7 1,5 1,1 0,6 0,3 0,1 -4,1 -3,4 19,7
MAR0
MAR+
UNM0
20,2 39,6 30,6 28,2 20,8 13,6 9,7 6,4 6,6 5,0 4,4 3,7 3,8 3,7 4,7 -
40,0 32,1 25,5 16,8 13,0 10,2 8,5 6,2 4,5 4,4 4,9 4,1 6,0 3,3 23,0
62,7 41,9 41,5 44,5 35,0 28,7 26,0 28,3 17,1 21,5 11,8 10,0 9,9 9,9 23,8
9,5
12,5
(500) 33,2
MAR0
MAR+
126,3 133,9 67,3 12,6 -8,2 -3,3 -2,7 -2,5 -0,3 1,4 -0,2 0,5 -0,2 -1,7 -0,8 11,6
55,0 19,9 -0,1 -1,9 -2,5 -3,5 -2,5 -1,7 0,5 -0,9 -2,3 -4,1 -3,6 -3,3 -23,0
8,9
-1,4
UNM0
UNM+
71,4 75,4 43,2 40,3 47,8 39,5 47,6 50,2 18,7 15,9 23,3 (111.1) (125)
45,8
UNM+
180,8 35,7 128,6 8,4 63,7 17,7 30,8 17,1 6,8 -8,4 7,2 0,0 16,1 5,0 -9,8 -32,0 1,4 18,7 -12,3 -15,9 -1,7 -23,3 -10,0 (-111.1) -7,4 (0) 5,0 -23,8 (-500) 43,0
6,1
H1PA
35,7 34,7 32,2 25,9 19,6 23,8 16,8 11,6 10,6 6,1 4,8 4,3 4,2 3,5 3,1 7,9 17,5
H1PA
53,6 62,0 31,0 10,4 15,1 1,7 -5,0 4,9 -1,4 0,0 -1,9 -1,4 -4,2 -3,5 -3,1 -7,9 7,1
NFR OTHR totaal 108,0 53,2 30,2 68,1 43,1 15,2 78,5 73,7 14,1 101,6 95,8 27,6 156,3 95,8 72,5 127,0 76,1 52,4 136,2 67,6 28,7 127,9 59,3 19,7 104,8 31,3 15,3 66,7 28,0 12,3 76,3 34,2 9,1 69,6 18,4 7,6 22,1 22,7 6,2 43,5 14,6 5,7 41,5 10,1 4,6 28,1 9,8 4,6 9,2 8,0 3,9 10,4 4,6 5,9 6,8 3,6 4,8 2,5 83,4 28,2 21,6
NFR OTHR totaal -91,7 -37,2 -7,3 -44,6 -9,6 2,1 -45,3 -26,3 1,1 -64,3 -31,9 -6,5 -83,9 -12,7 -8,3 -71,7 -22,6 4,0 -68,1 -37,0 1,0 -81,4 -26,6 0,1 -56,5 -2,2 0,4 -33,3 -2,2 -0,8 -15,3 -6,8 -0,8 -44,3 5,7 0,9 22,1 -7,2 0,7 -23,7 1,0 -0,3 0,0 2,3 0,1 11,2 7,5 0,2 9,2 8,5 0,6 2,6 20,1 1,4 -6,8 4,8 0,0 34,5 0,0 -45,0 -1,9 -0,6
A-6
landelijk+druk Oostende immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 31,9 161,3 344,8 5-9 18,8 211,5 193,0 10-14 14,6 90,9 92,8 15-19 3,2 250,0 50,4 20-24 8,3 42,7 25-29 11,7 27,0 30-34 18,9 111,1 35-39 32,8 40-44 20,8 45-49 28,6 50-54 64,5 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 15,1 158,5 71,1 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 1 1 5-9 -3 4 10-14 6 0 15-19 -39 2 20-24 -130 (-1) 25-29 -42 (-1) 30-34 -2 35-39 -3 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -212 5
C1PA 4 3 6 -7 -12 -10 3 -2 0 0 1
-14
SING
MAR0
(333.3) 173,1 179,8 112,7 86,2 31,7 48,4 12,5 26,3 16,5 4,5 7,7 4,6 24,4
(444.4) 223,6 131,8 58,8 50,0 15,6 8,0 14,0 10,9 9,0 9,7 6,3 3,0 31,3
32,1
34,9
SING
MAR0
(1) 0 8 -2 1 -5 1 -3 2 -3 0 -1 1 -1 2
(4) 63 45 6 3 0 2 5 3 5 5 1 -1 -4 0
1
137
MAR+
88,9 36,1 28,9 11,0 8,8 2,9 5,8 11,0 3,4 -
16,3
MAR+
0 2 12 -2 -5 -10 2 1 -2 -1 -
-3
UNM0
UNM+
(363.6) 355,9 152,2 156,3 125,0 71,4 153,8 90,9 (66.7) (66.7)
(333.3) (153.8) 175,0 230,8 200,0 212,1 (83.3) (90.9)
(52.6) (1000)
151,8
UNM0
(1) 14 3 5 0 2 3 0 (1) (-2) (-1) (1)
173,9
UNM+
(1) (2) 5 7 4 6 (1) (1) (-1)
(1)
27
27
H1PA
363,6 62,5 83,3 108,7 21,3 41,7 -
42,9
H1PA
4 -2 1 1 0 2 -1 -1 -1 -
3
NFR OTHR totaal 162,2 44,7 30,0 (200) 22,0 166,7 (62.5) 21,8 288,1 (222.2) 77,6 103,4 37,0 66,4 115,4 43,6 (76.9) 23,7 17,4 (230.8) 74,1 12,3 (83.3) 11,9 (71.4) 43,5 14,2 66,7 12,5 78,1 10,1 53,6 8,1 63,8 12,1 37,0 107,5 22,6 70,0 35,0 80,0 42,1 (500) (166.7) 150,0 85,6 70,3 29,7
NFR
OTHR totaal 0 (-1) 5 -3 1 (1) 13 -3 (-6) -46 4 (1) -59 1 -3 12 (-3) 1 25 (0) (-3) -1 -1 -2 (3) 2 1 (1) -2 5 (1) 0 9 (-1) 3 1 3 5 2 3 -1 5 4 2 9 5 7 9 4 4 (1) (2) 3 2 24 -3
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 31,1 129,0 206,9 5-9 20,7 134,6 140,4 10-14 10,6 90,9 30,9 15-19 28,6 187,5 109,2 20-24 116,9 (125) 145,3 25-29 134,1 (200) 162,2 30-34 37,7 44,4 35-39 82,0 44,4 40-44 20,8 45-49 28,6 50-54 32,3 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 42,6 131,1 90,3 migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 0,8 32,3 137,9 5-9 -1,9 76,9 52,6 10-14 4,0 0,0 61,9 15-19 -25,3 62,5 -58,8 20-24 -108,5 (-125) -102,6 25-29 -122,4 (-200) -135,1 30-34 -18,9 66,7 35-39 -49,2 -44,4 40-44 0,0 45-49 0,0 50-54 32,3 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -27,5 27,3 -19,2
SING
MAR0
MAR+
173,1 89,9 140,8 69,0 111,1 32,3 50,0 8,8 33,0 4,5 5,1 3,8 9,1 -
33,2 25,9 23,5 20,0 15,6 4,0 6,8 3,4 4,3 4,2 6,1 27,2 31,3
88,9 34,1 21,2 12,4 12,5 12,4 3,5 9,2 10,1 5,6 -
31,6
9,7
16,6
SING
MAR0
(333.3) 0,0 89,9 -28,2 17,2 -79,4 16,1 -37,5 17,5 -16,5 0,0 -5,1 3,8 -4,6 24,4
(444.4) 190,3 105,9 35,3 30,0 0,0 8,0 10,0 4,1 5,6 5,4 2,1 -3,0 -27,2 0,0
0,6
25,1
MAR+
UNM0
(272.7) 118,6 87,0 125,0 38,5 90,9
50,0 96,2 100,0 30,3 -
(200) (58.8)
(500)
71,4
56,5
UNM0
(90.9) 0,0 237,3 2,0 65,2 7,7 156,3 -1,4 0,0 -3,7 71,4 -9,5 115,4 2,3 0,0 1,8 (66.7) -6,7 (-133.3) -5,6 (-58.8) (52.6) -
-0,3
UNM+
80,4
UNM+
(333.3) (153.8) 125,0 134,6 100,0 181,8 (83.3) (90.9) (-500)
(1000)
117,4
H1PA
181,8 125,0 62,5 87,0 21,3 21,3 24,4 27,8 -
37,0
H1PA
181,8 -62,5 20,8 21,7 0,0 41,7 -21,3 -24,4 -27,8 -
5,8
NFR OTHR totaal 162,2 (200) 41,1 100,0 29,4 14,2 222,2 (437.5) 47,5 220,3 (166.7) 106,6 69,0 148,1 60,7 (157.9) 76,9 31,8 (76.9) (187.5) 24,2 40,0 18,5 11,6 50,0 8,7 43,5 8,4 (62.5) 16,7 11,9 31,3 6,7 17,9 4,6 25,6 10,6 7,3 10,8 13,9 3,5 81,7 39,6 29,8
NFR OTHR totaal 0,0 (-200) 3,6 -100,0 0,6 (200) 7,7 -55,6 (-375) -25,7 67,8 (55.6) -29,0 34,5 -111,1 5,6 (-157.9) 38,5 11,9 (0) (-187.5) -0,5 -40,0 -1,1 (230.8) 74,1 0,6 (83.3) -50,0 3,1 (71.4) 0,0 5,8 (-62.5) 50,0 0,7 46,9 3,4 35,7 3,5 -25,6 53,2 4,8 37,0 96,8 8,7 70,0 31,5 80,0 42,1 (500) (166.7) 150,0 3,9 30,7 -0,1
A-7
landelijk - Oostende immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 45,8 109,2 112,9 5-9 21,9 147,4 128,0 10-14 13,6 97,9 55,0 15-19 10,6 75,5 36,6 20-24 11,1 40,0 25-29 16,7 24,1 30-34 21,9 17,7 35-39 38,8 9,1 40-44 19,6 18,3 45-49 34,5 50-54 55-59 54,1 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 20,4 106,0 50,0 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 49 4 5-9 5 5 10-14 5 9 15-19 -53 1 20-24 -260 (-2) 25-29 -84 (-2) 30-34 -18 35-39 -2 40-44 0 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -358 15
C1PA 0 13 1 -16 -23 -13 -6 -2 -4 -2 -1 1 -1
-53
SING
285,7 331,6 153,3 99,3 94,5 81,1 59,1 60,8 50,8 21,4 15,1 12,2 7,1 4,8 14,2 15,4 50,0
SING
MAR0
MAR+
400,0 (222.2) 214,0 90,4 141,2 54,4 94,3 26,7 40,8 14,2 36,2 10,2 30,2 9,2 20,4 10,6 19,6 6,5 22,0 4,9 12,9 3,9 13,9 3,3 13,4 -
42,6
MAR0
20,4
MAR+
UNM0
342,1 201,1 220,0 117,0 222,2 87,9 56,2 76,9 41,1 17,2 17,9 26,3
125,5
UNM0
4 28 6 9 2 3 4 5 5 -1 3 1 -3 -5 -2 -3
11 119 105 26 2 10 8 9 12 20 13 3 -7 2 (-1)
(0) 12 41 0 -3 -6 -7 1 -2 3 2 -
9 27 22 0 9 2 1 -3 0 0 -2 1
56
332
41
66
UNM+
(500) 267,9 105,7 186,7 85,9 117,6 104,2 (55.6)
H1PA
(1000)
(333.3) 104,5 60,6 79,5 20,0 52,2 28,6 27,8 14,1 23,3 27,0
132,3
37,7
UNM+
(1) 10 1 19 4 4 4 (1)
H1PA
(1)
(-1) (3) -1 -7 3 1 3 0 3 -2 1 1 -1 -1
45
2
OTHR totaal (142.9) 49,5 (111.1) 33,9 (117.6) 21,2 62,5 25,1 241,4 84,3 95,2 77,0 106,4 43,5 83,3 27,3 21,0 20,0 21,0 16,1 18,9 16,5 19,9 43,2 18,1 17,9 12,2 22,6 13,8 33,3 10,7 72,9 24,3 53,1 27,3 47,2 28,9 64,5 41,7 52,3 33,9
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 30,4 75,6 112,9 5-9 20,6 115,4 76,0 10-14 12,3 35,0 52,0 15-19 25,5 66,0 78,3 20-24 107,4 (125) 116,7 25-29 110,5 (400) 102,4 30-34 78,4 70,8 35-39 54,3 27,3 40-44 19,6 55,0 45-49 69,0 50-54 17,9 55-59 27,0 60-64 50,0 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 39,7 78,6 75,7
NFR OTHR totaal -4 (0) 49 6 (1) 30 2 (2) 19 -5 -3 -52 -5 5 -86 2 -3 74 -2 0 21 1 1 15 1 -2 9 3 0 14 -1 -1 9 0 1 21 1 3 25 1 -1 14 2 1 8 3 4 -1 3 20 19 -1 8 5 0 2 -2 2 2 7 40 193
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 15,4 33,6 0,0 5-9 1,3 32,1 52,0 10-14 1,4 62,9 3,1 15-19 -14,8 9,4 -41,8 20-24 -96,3 (-125) -76,7 25-29 -93,8 (-400) -78,3 30-34 -56,4 -53,1 35-39 -15,5 -18,2 40-44 0,0 -36,7 45-49 -34,5 50-54 -17,9 55-59 27,0 60-64 -50,0 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -19,3 27,4 -25,7
NFR 95,2 122,0 92,8 194,0 116,3 22,7 32,3 50,0 190,5 37,0 138,9 31,3 37,0 55,6 50,6 78,9 43,5 23,3 80,9
SING
142,9 188,8 133,3 67,4 84,6 67,6 40,9 41,8 36,7 23,3 10,6 10,1 11,4 12,8 21,4 61,5 39,7
SING
MAR0
MAR+
33,3 (222.2) 62,4 66,3 41,7 38,7 34,5 26,7 34,0 15,1 10,3 12,1 18,1 12,0 13,1 10,1 13,3 7,9 12,4 1,2 6,5 11,3 11,1 8,9 (62.5) 18,0
MAR0
18,5
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
105,3 46,0 73,3 117,0 79,4 65,9 44,9 123,1 41,1 17,2 53,6 -
(250) 89,3 97,6 72,3 54,7 78,4 20,8 -
(1000) (166.7) 119,4 113,6 59,6 13,3 29,9 28,6 15,7 11,6 14,1 54,1
61,8
66,9
36,3
UNM0
142,9 142,9 20,0 31,9 10,0 13,5 18,2 19,0 14,1 -1,9 4,5 2,0 -4,3 -8,0 -7,1 -46,2
366,7 151,6 99,5 59,8 6,8 25,8 12,1 7,4 6,4 9,6 6,5 2,6 -7,8 4,5 (-62.5)
(0) 24,1 15,7 0,0 -0,8 -1,9 -2,8 0,5 -1,4 3,7 3,9 -
236,8 155,2 146,7 0,0 142,9 22,0 11,2 -46,2 0,0 0,0 -35,7 26,3
10,3
24,6
1,9
63,7
UNM+
H1PA
(250) (-1000) 178,6 (166.7) 8,1 -14,9 114,5 -53,0 31,3 19,9 39,2 6,7 83,3 22,4 0,0 (55.6) 27,8 -15,7 14,1 11,6 -14,1 (1000) -27,0
65,4
1,4
NFR OTHR totaal 51,3 (142.9) 35,5 (55.6) 27,0 73,2 16,7 144,3 156,3 37,2 231,3 155,2 101,7 93,0 142,9 63,6 68,2 106,4 39,6 55,6 24,1 39,2 18,9 47,6 20,0 17,3 74,1 32,3 16,5 138,9 8,3 14,6 21,6 11,5 18,5 23,8 8,3 18,5 15,0 10,0 12,7 16,7 11,2 52,6 3,5 12,5 54,3 14,5 20,8 23,3 28,3 37,2 74,8 30,9 31,0
NFR OTHR totaal -51,3 (0) 13,9 95,2 (55.6) 6,9 48,8 (117.6) 4,5 -51,5 -93,8 -12,1 -37,3 86,2 -17,4 23,3 -47,6 13,4 -45,5 0,0 3,9 32,3 27,8 3,2 50,0 -39,2 2,1 142,9 0,0 3,7 -37,0 -16,1 2,4 0,0 8,3 5,2 31,3 21,6 6,6 18,5 -6,0 3,9 37,0 7,5 3,8 38,0 16,7 -0,5 26,3 69,4 11,8 -10,9 38,6 6,5 0,0 18,9 -8,3 64,5 41,7 6,1 21,3 2,9
A-8
stedelijk - Oostende immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 27,8 55,4 113,4 5-9 13,2 79,8 74,1 10-14 14,1 54,1 63,1 15-19 11,9 54,7 39,1 20-24 8,6 35,2 25-29 13,4 100,0 40,2 30-34 24,6 41,2 35-39 17,9 21,4 40-44 32,8 33,6 45-49 39,2 50-54 47,6 28,3 55-59 16,1 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 15,2 58,9 51,7 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 -28 -5 5-9 -33 -7 10-14 -5 -8 15-19 -40 -3 20-24 -189 -3 25-29 -75 -1 30-34 -5 35-39 -2 40-44 2 45-49 2 50-54 -1 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -374 -27
C1PA 9 7 14 -16 -36 -16 2 0 2 -5 2 0 -1 -
-38
SING
305,6 174,3 104,1 84,3 82,6 68,0 55,4 60,3 51,4 42,8 30,5 19,7 12,0 10,8 11,6 11,3 54,3
SING
27 59 32 23 30 10 11 30 25 34 30 11 -7 -6 -4 -2 303
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
238,1 134,5 89,7 44,1 22,1 39,4 30,6 30,2 39,9 40,0 29,5 24,6 7,2 7,7 55,6
200,0 76,3 30,6 17,1 13,7 14,1 8,7 4,5 9,3 10,7 7,9 3,9 13,2 -
292,3 190,3 135,4 72,1 47,0 77,3 38,3 70,2 80,5 67,9 71,0 45,5 30,6 57,7 (52.6)
(166.7) 126,5 61,9 57,9 65,0 61,5 56,6 33,3 80,0
37,9
15,5
101,8
69,3
MAR0
MAR+
UNM0
(166.7)
UNM+
H1PA
(250) 144,4 104,2 86,8 48,8 38,9 24,7 38,6 11,5 28,4 18,1 22,9 15,3 30,3 37,0 44,9
H1PA
6 60 29 -11 -4 14 19 45 106 132 96 47 -2 -3 -5 1
2 11 -28 -48 -10 7 5 5 8 10 2 1 1 -
5 54 24 5 -1 9 4 10 13 8 8 2 1 1 (0)
(2) -1 0 -4 5 6 3 1 0 (-1) (1)
(0) 7 6 8 10 -7 5 6 -3 4 2 1 -2 -2 2 1
530
-34
143
12
38
NFR OTHR totaal 105,3 43,5 38,9 45,5 70,2 24,9 57,7 23,4 53,4 85,4 31,4 109,0 59,3 69,5 100,0 53,0 59,1 24,4 44,1 36,6 76,9 31,7 29,1 31,5 29,3 76,9 31,3 22,5 41,7 73,3 26,7 83,3 7,7 33,0 58,8 41,4 36,2 50,0 32,6 28,9 47,6 33,9 22,9 72,5 44,4 13,7 61,2 56,8 17,2 19,2 39,2 18,0 50,8 33,0 28,7 (62.5) 11,4 60,8 44,0 33,6
NFR 0 0 -3 -8 3 0 -2 0 0 0 2 2 2 1 0 3 1 0 (1) 2
OTHR totaal 0 -24 0 -33 1 -1 -6 -31 -8 -43 -5 -34 -2 -34 -4 24 -4 39 -1 43 0 98 -3 148 1 189 3 144 4 67 9 0 17 10 14 8 6 6 1 22 577
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 35,4 72,7 92,6 5-9 20,7 109,2 64,1 10-14 15,2 90,1 47,0 15-19 20,4 69,7 55,6 20-24 62,5 96,8 82,1 25-29 76,5 150,0 89,8 30-34 38,3 30,9 35-39 26,8 21,4 40-44 16,4 20,1 45-49 41,0 50-54 95,2 9,4 55-59 16,1 60-64 23,8 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 31,6 85,5 59,5 migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 -7,6 -17,3 20,8 5-9 -7,5 -29,4 10,0 10-14 -1,1 -36,0 16,1 15-19 -8,5 -14,9 -16,5 20-24 -54,0 -96,8 -46,9 25-29 -63,0 -50,0 -49,5 30-34 -13,7 10,3 35-39 -8,9 0,0 40-44 16,4 13,4 45-49 39,2 -41,0 50-54 -47,6 18,9 55-59 0,0 60-64 -23,8 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -16,4 -26,5 -7,7
SING
118,1 108,8 79,3 63,0 52,7 57,7 43,4 28,5 30,0 18,6 14,2 12,0 16,0 14,9 17,4 22,6 36,7
SING
187,5 65,5 24,9 21,3 29,9 10,3 11,9 31,7 21,4 24,3 16,3 7,7 -4,0 -4,1 -5,8 -11,3 17,6
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
95,2 71,9 69,2 60,9 30,1 18,2 14,0 10,2 10,1 9,5 7,0 5,6 8,3 11,0 20,4 27,8
120,0 58,4 40,1 28,0 16,0 12,4 7,3 2,6 5,2 1,8 4,7 6,6 -
215,4 81,0 69,1 48,1 53,7 36,4 16,4 11,7 5,7 18,5 27,3 27,3 20,4 38,5 (52.6)
(55.6) 132,5 61,9 74,4 44,7 30,8 28,3 16,7 80,0 (55.6) (83.3)
(250) 66,7 81,1 67,0 28,5 53,2 12,3 17,5 23,0 9,5 6,0 15,3 30,5 14,6 -
17,0
16,8
47,9
60,6
34,2
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
142,9 62,6 20,5 -16,7 -8,0 21,2 16,6 20,0 29,8 30,5 22,4 18,9 -1,1 -3,3 -20,4 27,8
80,0 17,9 -9,5 -10,9 -2,2 1,6 1,5 1,9 4,1 8,9 3,2 3,9 6,6 -
76,9 109,3 66,3 24,0 -6,7 40,9 21,9 58,5 74,7 49,4 43,7 18,2 10,2 19,2 (0)
(111.1) -6,0 0,0 -16,5 20,3 30,8 28,3 16,7 0,0 (-55.6) (83.3)
(0) 77,8 23,2 19,9 20,3 -14,3 12,3 21,1 -11,5 19,0 12,0 7,6 -15,3 -14,6 30,3 37,0
21,0
-1,3
53,9
8,7
10,7
NFR OTHR totaal 105,3 43,5 44,2 45,5 70,2 31,0 43,5 38,5 23,5 114,5 158,5 36,3 89,7 118,5 75,0 100,0 86,1 63,2 73,2 58,8 41,0 76,9 63,5 25,9 63,0 24,0 76,9 41,7 15,9 41,7 73,3 12,0 30,8 12,9 35,5 11,0 16,3 9,4 23,8 11,3 8,4 72,5 13,7 13,7 30,6 12,9 14,1 9,6 12,6 50,8 16,4 59,1 36,8 28,4
NFR OTHR totaal 0,0 0,0 -5,3 0,0 0,0 -6,1 -43,5 19,2 -0,2 -61,1 -73,2 -4,8 19,2 -59,3 -5,5 0,0 -33,1 -4,1 -48,8 -14,7 -4,4 0,0 -31,7 3,2 -31,5 5,3 0,0 -10,4 6,6 0,0 0,0 14,7 83,3 -23,1 20,1 58,8 5,9 25,2 50,0 16,3 19,6 23,8 22,6 14,5 0,0 30,7 0,0 30,6 43,9 3,2 9,6 39,2 5,3 0,0 33,0 12,3 (62.5) 11,4 1,7 7,2 5,2
A-9
landelijk+druk - Brugge immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 37,3 244,9 71,4 5-9 21,3 127,0 98,4 10-14 11,3 123,5 66,3 15-19 6,2 39,2 12,2 20-24 4,9 (90.9) 21,2 25-29 18,6 9,8 30-34 19,0 41,7 35-39 16,4 40-44 12,7 45-49 17,9 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 15,7 123,6 31,4 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 25 9 5-9 17 5 10-14 0 6 15-19 -29 -3 20-24 -155 (0) 25-29 -77 (-1) 30-34 -14 35-39 -5 40-44 (-1) 45-49 -1 50-54 (-1) 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -240 15
C1PA 0 6 -1 -8 -18 -10 0 -1 0 0 -2 (-1)
-35
SING
MAR0
MAR+
UNM0
(333.3) 265,3 161,9 126,2 46,5 83,3 56,8 35,1 33,1 8,4 3,3 4,0 2,7 3,4 -
300,0 215,5 141,8 95,6 30,6 22,4 16,0 5,0 5,6 3,0 -
(200) 108,7 47,4 27,9 15,4 6,2 3,6 2,6 8,0 -
(181.8) 480,0 384,6 268,3 22,7 62,5 150,0 40,0 37,0 96,8
31,7
37,2
17,0
206,4
SING
MAR0
MAR+
UNM+
(562.5) 230,8 135,1 144,7 120,0 137,9 (166.7) (100)
(500)
UNM0
(0) 8 5 -1 0 4 4 1 2 -4 -2 -1 -4 -1 -3 -1
-1 100 86 17 6 3 5 -8 5 0 -3 -3 -3 -6 -4
(1) 5 42 25 12 -11 -5 0 2 -5 -3 -
(-1) 25 22 4 -2 -2 1 1 0 3 (-1)
7
194
63
50
168,7
UNM+
(6) 8 6 10 6 4 (2) (1)
(1)
44
H1PA
(400) 74,1 114,3 29,0 18,0 13,3 14,3 13,0 -
21,9
H1PA
(1) -1 2 -3 -2 -2 -2 1 -1 1 -1 -
-7
NFR OTHR totaal 93,0 43,5 26,6 100,0 17,6 155,6 (166.7) 13,0 257,1 240,0 77,1 183,3 142,9 79,8 83,3 120,0 43,4 150,0 20,7 125,0 13,3 148,1 12,7 (62.5) 88,2 8,5 58,8 19,4 10,3 15,0 3,3 20,8 13,0 3,8 33,3 17,7 4,7 21,1 47,3 7,4 9,2 57,3 12,0 21,5 56,0 19,5 (250) (66.7) 63,1 54,0 27,2
NFR
OTHR totaal 2 (-1) 35 -3 25 -2 3 -2 (1) -42 7 1 -20 4 1 79 -4 -2 33 (-2) -4 11 (-1) 4 0 6 12 (-1) 4 -6 -1 2 12 -1 0 -11 -1 -1 -7 1 -1 -4 2 6 1 0 6 -2 1 7 1 -2 -3 (-1) (1) (0) -2 28 117
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 25,3 61,2 71,4 5-9 14,9 47,6 49,2 10-14 11,3 49,4 72,3 15-19 16,7 98,0 44,9 20-24 80,5 (90.9) 116,4 25-29 138,2 (333.3) 107,8 30-34 85,7 41,7 35-39 57,4 16,4 40-44 (250) 12,7 45-49 38,5 17,9 50-54 (76.9) 44,4 55-59 60-64 65-69 (166.7) 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 33,4 67,4 59,6 migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 12,0 183,7 0,0 5-9 6,3 79,4 49,2 10-14 0,0 74,1 -6,0 15-19 -10,5 -58,8 -32,7 20-24 -75,6 (0) -95,2 25-29 -119,6 (-333.3) -98,0 30-34 -66,7 0,0 35-39 -41,0 -16,4 40-44 (-250) 0,0 45-49 -38,5 0,0 50-54 (-76.9) -44,4 55-59 60-64 65-69 (-166.7) 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -17,7 56,2 -28,2
SING
MAR0
MAR+
(333.3) 102,0 114,3 135,9 46,5 41,7 11,4 26,3 22,1 25,1 9,9 8,1 13,4 6,8 25,6 37,0
350,0 51,0 49,4 33,1 9,0 4,6 14,9 1,6 3,0 2,5 4,6 5,3 22,4 54,1
90,6 24,2 18,4 11,0 10,4 6,1 2,6 6,0 8,7 9,2 -
28,8
15,2
13,0
SING
MAR0
MAR+
UNM0
(272.7) 146,7 102,6 170,7 68,2 125,0 100,0 37,0 (55.6)
91,7
UNM0
(0) 163,3 47,6 -9,7 0,0 41,7 45,5 8,8 11,0 -16,7 -6,6 -4,0 -10,8 -3,4 -25,6 -37,0
-50,0 164,5 92,4 62,5 30,6 13,5 11,4 -9,9 4,0 0,0 -2,5 -4,6 -5,3 -22,4 -54,1
(200) 18,1 23,1 9,4 4,4 -4,2 -2,5 0,0 2,0 -8,7 -9,2 -
(-90.9) 333,3 282,1 97,6 -45,5 -62,5 50,0 40,0 0,0 96,8 (-55.6)
2,9
22,0
4,0
114,7
UNM+
H1PA
(187.5) 76,9 54,1 13,2 -
(200) 111,1 85,7 72,5 36,0 31,7 40,0 13,2 19,2 -
36,1
30,0
UNM+
(375) 153,8 81,1 131,6 120,0 137,9 (166.7) (100)
(500)
132,5
H1PA
(200) -37,0 28,6 -43,5 -18,0 -31,7 -26,7 14,3 -13,2 13,0 -19,2 -
-8,1
NFR OTHR totaal 46,5 (333.3) 27,8 96,8 17,9 200,0 16,6 200,0 (83.3) 26,3 157,1 200,0 83,0 116,7 107,1 59,3 250,0 200,0 34,1 (142.9) 350,0 17,5 (90.9) 13,3 37,0 8,4 (125) 29,4 10,8 88,2 5,9 26,3 15,0 7,9 41,7 19,5 7,1 16,7 26,5 7,8 6,8 6,7 9,2 19,1 14,1 10,8 17,4 42,6 19,6 (166.7) (66.7) 65,4 31,7 24,6
NFR OTHR totaal 46,5 (-333.3) 15,7 -96,8 8,6 -100,0 0,9 -44,4 (83.3) -13,3 100,0 40,0 -5,9 66,7 35,7 20,5 -166,7 -80,0 9,3 (-142.9) -200,0 3,2 (-90.9) 125,0 0,0 111,1 4,4 (-62.5) 58,8 -2,2 -29,4 19,4 4,4 -26,3 0,0 -4,6 -20,8 -6,5 -3,3 16,7 -8,8 -3,1 21,1 40,5 0,7 0,0 38,2 -2,2 10,8 56,0 2,2 -42,6 -19,6 (-166.7) (250) (0) -2,3 22,2 2,6
A-10
landelijk - Brugge immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 55,9 127,3 103,8 5-9 25,8 214,9 132,4 10-14 18,1 172,1 66,3 15-19 9,8 63,2 52,9 20-24 9,4 80,0 31,4 25-29 23,9 33,2 30-34 20,5 35-39 32,4 46,3 40-44 9,7 54,1 45-49 14,3 50-54 18,2 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 23,0 140,5 54,4 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 104 2 5-9 55 12 10-14 33 11 15-19 -30 -4 20-24 -243 -2 25-29 -90 (-1) 30-34 -11 35-39 3 40-44 -1 45-49 -2 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -182 18
C1PA 7 21 4 -12 -31 -16 -12 -2 3 0 -2 -
-40
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
285,7 284,1 136,9 115,4 88,9 119,3 46,3 25,4 19,4 19,1 12,9 3,2 20,9 17,9
(500) 263,6 179,8 96,0 35,7 43,9 32,5 21,7 14,0 16,6 13,3 4,0 3,6 5,0 20,6
(375) 86,1 65,1 36,9 24,1 14,8 8,0 5,3 4,4 11,5 7,9 -
(631.6) 323,4 192,8 177,2 219,5 120,9 116,9 138,9 57,1 44,1 44,8 23,8 45,5 (71.4)
(333.3) 175,0 131,9 187,1 159,4 57,5 54,5 88,2 (142.9)
43,4
50,2
23,9
166,3
136,1
SING
MAR0
MAR+
UNM0
(333.3) (500)
UNM+
2 18 5 -1 4 11 2 4 -4 -2 2 -6 -8 -5 3 1
(7) 181 154 17 5 15 13 22 8 28 16 -3 -4 -4 -2 (-1)
(1) 15 86 79 56 19 -7 -2 0 7 3 -
(8) 31 19 7 11 7 4 8 1 -1 3 0 0 (1)
(1) 1 8 16 13 -1 -5 2 (2)
26
452
257
99
39
(1) (1)
H1PA
(153.8) 166,7 88,9 69,5 34,0 28,7 34,7 8,7 7,3 23,8 -
36,1
H1PA
(1) 4 4 3 -8 -1 3 -2 -2 0 1 -
3
NFR OTHR totaal 70,8 (214.3) 60,4 14,3 (58.8) 36,5 18,9 (157.9) 26,0 79,5 200,0 23,3 145,0 125,0 82,4 165,2 140,0 92,7 67,6 109,1 51,2 69,8 30,3 36,5 21,7 24,8 74,1 18,5 17,4 29,4 24,4 16,3 34,5 40,4 12,5 97,6 25,8 16,8 36,4 39,4 14,4 18,5 34,2 6,1 10,4 66,7 10,9 48,3 55,1 15,5 68,0 50,5 34,4 10,4 8,8 65,5 55,3 36,3
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 25,0 109,1 37,7 5-9 13,1 115,7 55,1 10-14 10,5 82,0 55,2 15-19 16,7 105,3 79,3 20-24 85,4 160,0 112,6 25-29 113,3 (142.9) 109,0 30-34 52,6 91,6 35-39 16,2 64,8 40-44 19,4 27,0 45-49 39,2 14,3 50-54 54,5 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 31,5 103,9 71,5
NFR OTHR totaal -4 (0) 109 -3 (-1) 84 -1 (0) 47 -7 -1 -35 3 2 -24 4 5 178 -1 2 100 1 0 94 -2 1 44 0 -2 2 0 -3 32 1 2 8 2 -1 31 1 2 28 0 2 -6 0 12 1 4 5 1 5 8 14 -1 -1 3 32 707
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 30,9 18,2 66,0 5-9 12,7 99,2 77,2 10-14 7,6 90,2 11,0 15-19 -6,9 -42,1 -26,4 20-24 -76,0 -80,0 -81,2 25-29 -89,5 (-142.9) -75,8 30-34 -32,2 -91,6 35-39 16,2 -18,5 40-44 -9,7 27,0 45-49 -39,2 0,0 50-54 -36,4 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -8,5 36,7 -17,1
SING
MAR0
MAR+
UNM0
190,5 181,8 117,9 119,2 71,1 68,8 37,0 10,9 30,6 23,4 9,2 13,3 15,8 9,0 8,4 -
(111.1) 58,8 55,6 60,5 19,5 5,2 14,1 5,2 10,0 3,7 4,8 7,0 8,5 15,0 41,2 (66.7)
(250) 44,4 32,2 18,5 10,6 10,2 10,3 6,2 4,4 3,5 2,0 -
(210.5) 137,7 78,3 88,6 85,4 44,0 64,9 27,8 42,9 58,8 23,8 45,5
38,2
17,4
13,3
71,2
SING
MAR0
MAR+
UNM+
H1PA
150,0 44,0 83,9 65,2 69,0 145,5 29,4
(76.9) 92,6 59,3 53,5 72,8 34,5 13,9 26,1 16,4 7,3 11,9 -
74,4
34,2
UNM0
UNM+
95,2 102,3 19,0 -3,8 17,8 50,5 9,3 14,5 -11,1 -4,3 3,7 -13,3 -12,6 -9,0 12,6 17,9
(388.9) 204,8 124,2 35,5 16,2 38,8 18,4 16,5 4,0 12,9 8,5 -3,0 -4,8 -10,0 -20,6 (-66.7)
(125) 41,7 32,9 18,5 13,5 4,5 -2,2 -0,9 0,0 8,1 5,9 -
(421.1) 185,6 114,5 88,6 134,1 76,9 51,9 111,1 14,3 -14,7 44,8 0,0 0,0 (71.4)
(333.3) 25,0 87,9 103,2 94,2 -11,5 -90,9 58,8 (142.9)
5,2
32,9
10,5
95,2
61,7
(333.3) (500)
H1PA
(76.9) 74,1 29,6 16,0 -38,8 -5,7 20,8 -17,4 -16,4 0,0 11,9 -
1,9
NFR OTHR totaal 106,2 (214.3) 31,0 57,1 (117.6) 19,1 37,7 (157.9) 16,5 159,1 225,0 30,1 122,1 93,8 86,8 130,4 40,0 62,1 81,1 72,7 34,5 46,5 30,3 19,2 55,6 16,8 74,1 55,6 16,9 29,4 61,0 8,8 20,2 10,6 48,8 32,3 8,9 18,2 23,6 6,0 18,5 17,1 9,1 10,4 9,5 10,4 20,7 33,9 14,8 19,4 13,8 15,1 20,8 13,2 63,3 37,1 26,7
NFR OTHR totaal -35,4 (0) 29,4 -42,9 (-58.8) 17,4 -18,9 (0) 9,6 -79,5 -25,0 -6,8 22,9 31,3 -4,4 34,8 100,0 30,6 -13,5 36,4 16,7 23,3 0,0 17,2 -55,6 21,7 8,0 0,0 -37,0 0,4 0,0 -36,6 7,4 34,5 20,2 1,8 48,8 -6,5 7,9 18,2 15,7 8,4 0,0 17,1 -3,0 0,0 57,1 0,5 27,6 21,2 0,7 48,5 36,7 19,3 -10,4 -4,4 2,2 18,3 9,6
A-11
stedelijk Brugge immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 16,4 90,4 84,6 5-9 8,7 49,2 55,3 10-14 8,6 39,5 45,4 15-19 6,4 75,3 34,9 20-24 7,6 21,3 25-29 12,5 (58.8) 17,8 30-34 9,2 13,8 35-39 11,9 8,3 40-44 9,1 4,7 45-49 11,0 46,2 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 9,5 59,4 34,1 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 -84 7 5-9 -43 -2 10-14 -27 -4 15-19 -61 6 20-24 -261 -6 25-29 -154 (-1) 30-34 -37 35-39 -8 40-44 -2 45-49 0 50-54 -1 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -678 0
C1PA 7 -9 15 -16 -38 -39 -3 -7 -1 6 -2 -1 -
-88
SING
232,8 156,5 89,2 70,4 59,6 48,0 33,5 31,1 34,3 20,1 14,5 12,0 9,7 6,7 7,0 39,5
SING
19 66 53 24 24 9 8 12 26 10 9 0 -1 -9 -5 -3 242
MAR0
MAR+
281,3 (176.5) 113,7 35,5 81,1 21,1 48,7 10,4 19,9 8,0 23,1 6,6 12,5 4,7 17,6 4,5 15,8 5,6 14,6 6,9 13,5 1,9 6,0 4,6 7,0 7,5 5,4 14,8 24,0
MAR0
8,9
MAR+
UNM0
UNM+
215,9 135,2 124,2 75,8 34,9 54,4 46,2 70,0 25,9 46,4 71,4 67,3 19,4 18,9
(437.5) 47,6 92,5 62,2 43,8 51,5 13,6 71,4
85,1
56,9
UNM0
9 89 78 26 -3 9 0 18 22 40 34 -1 -1 -6 3 -1
(2) -6 -115 -59 -45 -31 -17 -4 4 9 2 1 1 -
10 45 43 15 1 2 8 8 1 5 8 6 2 1
316
-258
155
UNM+
(6) -1 10 4 -2 5 -1 -3 2
(-1) (-2)
17
H1PA
75,8 75,9 61,3 43,7 32,1 18,3 9,2 17,6 3,2 3,4 5,2 4,9 26,3
H1PA
NFR OTHR totaal 40,7 24,1 48,4 60,6 15,7 101,0 76,9 15,8 82,5 100,0 20,9 95,2 103,9 47,2 56,3 104,0 48,2 82,5 46,4 26,9 41,7 58,8 19,1 114,3 14,0 16,3 57,1 21,5 12,1 12,1 13,0 72,7 28,3 15,5 19,2 23,6 14,4 32,3 25,2 13,8 16,9 20,0 9,6 32,0 17,1 9,7 35,5 14,7 8,6 34,2 14,1 11,5 23,3 10,7 11,9 7,1 56,2 28,1 21,3
NFR
-3 5 -3 2 -4 3 1 -1 0 -1 1 1 -1 -
2 -3 3 -3 1 -2 -3 0 1 2 -1 3 1 2 -3 0 -1 0 -1
0
-2
OTHR totaal (-1) -69 -1 -58 -2 -15 1 -27 7 -107 11 -111 -1 -37 1 -37 -2 -14 -2 7 3 31 4 60 0 65 3 57 -1 2 4 4 10 -6 6 4 6 1 1 1 47 -249
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 30,1 69,3 66,7 5-9 14,5 55,7 65,3 10-14 12,3 51,7 32,3 15-19 14,2 53,8 45,8 20-24 48,4 95,2 52,4 25-29 76,9 (117.6) 87,0 30-34 57,6 24,2 35-39 35,6 37,2 40-44 18,2 9,3 45-49 11,0 11,6 50-54 22,7 12,4 55-59 11,1 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 26,9 59,4 46,7 migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 -13,6 21,1 17,9 5-9 -5,8 -6,6 -10,0 10-14 -3,7 -12,2 13,1 15-19 -7,8 21,5 -10,9 20-24 -40,7 -95,2 -31,1 25-29 -64,4 (-58.8) -69,3 30-34 -48,4 -10,4 35-39 -23,7 -28,9 40-44 -9,1 -4,7 45-49 0,0 34,7 50-54 -22,7 -12,4 55-59 -11,1 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -17,4 0,0 -12,7
SING
69,0 97,1 57,0 53,5 40,8 40,0 25,4 20,1 12,5 14,0 10,2 12,0 10,2 11,7 12,8 14,8 27,7
SING
163,8 59,4 32,2 16,9 18,8 8,0 8,1 11,0 21,7 6,1 4,4 0,0 -0,4 -5,0 -5,8 -14,8 11,8
MAR0
MAR+
UNM0
50,5 49,8 25,3 23,8 13,2 12,5 11,5 11,0 7,1 7,0 6,3 7,4 10,7 5,9 21,3
(58.8) 43,1 45,7 18,3 14,0 10,9 7,6 5,4 4,4 2,1 2,3 3,8 -
102,3 69,8 55,7 30,3 31,0 46,0 15,4 30,0 20,7 13,2 27,5 9,6 -
14,5
14,5
40,9
MAR0
MAR+
281,3 (117.6) 63,3 -7,6 31,3 -24,6 23,5 -7,9 -4,0 -6,1 9,9 -4,3 0,0 -2,9 6,1 -0,9 4,8 1,2 7,5 4,7 6,6 1,9 -0,3 2,3 -0,4 3,8 -5,4 8,9 -21,3 9,5
-5,7
UNM0
UNM+
(62.5) 53,6 62,7 51,8 49,0 33,1 20,4 52,6 -
(100) (333.3)
47,7
UNM+
113,6 (375) 65,4 -6,0 68,5 29,9 45,5 10,4 3,9 -5,2 8,4 18,4 30,8 -6,8 40,0 -52,6 5,2 71,4 33,1 44,0 57,7 (-100) 19,4 (-333.3) 18,9
44,3
9,2
H1PA
121,2 53,6 67,5 40,5 37,7 13,3 6,9 20,5 3,2 6,9 5,5 26,3
H1PA
-45,5 22,3 -6,1 3,2 -5,6 5,0 2,3 -2,9 0,0 -3,4 5,2 4,9 -5,5 0,0
NFR OTHR totaal 24,4 (52.6) 33,9 72,6 90,9 22,4 70,7 115,4 17,5 97,9 88,9 23,6 90,9 58,4 55,9 70,4 40,5 56,6 113,4 53,0 29,9 41,7 51,5 22,3 85,7 28,0 17,6 32,3 11,4 26,3 9,8 18,2 15,7 9,6 23,6 7,8 18,3 7,7 67,8 22,9 9,3 32,0 10,3 9,0 41,4 1,3 10,1 34,2 4,7 9,6 19,2 3,3 9,2 57,3 19,1 22,8
NFR OTHR totaal 16,3 (-52.6) -9,8 -24,2 -30,3 -6,6 30,3 -38,5 -1,7 -15,5 11,1 -2,7 4,3 45,5 -8,7 -14,1 63,6 -8,3 -30,9 -6,6 -3,0 0,0 7,4 -3,2 28,6 -14,0 -1,3 57,1 -10,8 0,7 -26,3 12,1 3,1 54,5 12,6 5,9 19,2 0,0 6,6 32,3 6,9 6,1 -50,8 -2,9 0,3 0,0 6,8 0,7 -5,9 13,4 -1,4 0,0 9,4 1,9 -19,2 19,9 1,5 11,9 7,1 -1,1 9,0 -1,5
A-12
landelijk+druk - Gent immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 44,9 193,4 135,6 5-9 14,3 182,7 61,6 10-14 11,4 108,5 51,5 15-19 7,9 134,4 31,5 20-24 8,6 64,5 23,4 25-29 16,8 (125) 24,9 30-34 22,3 12,2 35-39 5,2 (111.1) 19,4 40-44 16,8 7,4 45-49 50-54 32,3 55-59 (62.5) 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 16,2 142,2 32,0 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 88 14 5-9 -2 23 10-14 31 5 15-19 -80 7 20-24 -462 -9 25-29 -196 (0) 30-34 -25 (-1) 35-39 -19 (0) 40-44 0 45-49 -1 50-54 0 55-59 (0) 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -666 39
C1PA 11 -1 9 -15 -63 -26 -8 -4 -1 -3 -3 -
-104
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
(263.2) 246,7 154,6 99,8 56,4 50,0 41,7 31,4 24,8 11,7 8,4 5,6 3,6 0,9 4,1 -
393,9 209,4 121,0 59,8 17,4 16,5 15,4 11,3 11,3 5,8 3,2 1,3 1,6 -
428,6 104,9 52,9 27,1 13,1 10,4 8,4 4,3 4,1 5,0 3,0 -
378,4 253,6 200,0 149,2 125,9 106,5 50,7 96,0 47,2 58,3 18,0 16,9 20,4 -
(444.4) 263,2 191,0 149,6 135,6 84,6 132,7 65,6 27,0 (58.8)
30,4
32,8
18,0
136,7
140,3
SING
MAR0
MAR+
UNM0
(666.7)
UNM+
(0) 19 25 14 0 -6 0 2 7 3 2 -8 -7 -12 -9 -2
11 292 235 27 3 5 7 16 25 0 -7 -1 -6 -1 -3 -2
6 22 124 70 9 13 0 -4 -3 3 1 -
7 46 44 18 8 6 -1 6 4 4 2 1 1 -1
(4) 7 10 23 15 12 4 3 1 (0)
28
601
241
145
80
(1)
H1PA
(368.4) 112,1 60,5 45,2 31,3 16,3 7,4 3,3 9,8 9,7 4,7 22,1
H1PA
(3) 1 -1 -1 -4 -2 -4 -3 3 -2 2 -1 -2 -1 (-1) -13
NFR OTHR totaal 90,5 100,0 52,5 55,2 21,4 38,0 57,1 17,0 76,2 220,3 18,8 141,9 142,9 67,4 128,4 90,9 73,9 61,5 69,4 38,0 16,1 49,0 20,2 58,8 43,9 16,6 57,5 34,8 13,8 24,7 37,0 10,6 49,5 14,6 10,4 57,1 14,1 8,2 42,6 40,7 6,9 15,6 57,9 7,5 30,6 83,6 14,0 37,3 108,5 28,4 34,0 87,2 37,8 18,2 71,7 40,1 (55.6) 71,4 47,6 61,3 71,0 27,5
NFR 5 -2 -2 2 -5 16 -10 -5 0 2 -1 2 2 4 1 2 8 6 2 (0) 27
OTHR totaal -4 114 (-3) 15 -1 42 6 -52 2 -148 1 234 1 108 -3 3 1 26 -1 5 6 21 0 33 -1 14 11 11 15 11 41 30 71 63 52 45 16 14 3 2 213 591
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 31,2 116,0 73,4 5-9 14,6 72,1 63,7 10-14 8,0 89,1 37,0 15-19 16,7 96,8 49,7 20-24 76,2 209,7 101,1 25-29 105,6 (125) 83,7 30-34 53,2 (200) 36,5 35-39 54,4 (111.1) 34,9 40-44 16,8 11,1 45-49 10,8 15,4 50-54 32,3 16,1 55-59 (62.5) 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 31,5 100,5 53,8 migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 13,7 77,3 62,1 5-9 -0,2 110,6 -2,1 10-14 3,4 19,4 14,5 15-19 -8,8 37,6 -18,2 20-24 -67,6 -145,2 -77,7 25-29 -88,8 (0) -58,8 30-34 -30,9 (-200) -24,3 35-39 -49,2 (0) -15,5 40-44 0,0 -3,7 45-49 -10,8 -15,4 50-54 0,0 -16,1 55-59 (0) 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -15,3 41,7 -21,9
SING
MAR0
MAR+
UNM0
(263.2) 163,0 96,0 68,0 56,4 65,8 41,7 27,3 14,6 8,5 6,7 13,2 8,6 12,1 22,8 18,9
60,6 44,1 38,8 36,4 13,7 11,0 10,0 5,5 5,2 5,8 5,0 1,7 4,8 1,1 12,2 90,9
142,9 76,7 29,6 18,8 12,1 8,8 8,4 5,1 5,0 3,5 2,0 -
189,2 122,5 84,2 49,7 69,9 71,0 58,0 48,0 15,7 25,0 35,7
27,5
12,5
13,2
65,4
SING
MAR0
MAR+
UNM0
(0) 83,7 58,5 31,7 0,0 -15,8 0,0 4,2 10,2 3,2 1,7 -7,5 -5,0 -11,2 -18,7 -18,9
333,3 165,3 82,2 23,4 3,7 5,5 5,4 5,9 6,1 0,0 -1,7 -0,4 -3,2 -1,1 -12,2 -90,9
285,7 28,1 23,3 8,2 1,0 1,6 0,0 -0,8 -0,9 1,5 1,0 -
189,2 131,1 115,8 99,4 55,9 35,5 -7,2 48,0 31,5 33,3 18,0 16,9 20,4 -35,7
2,9
20,4
4,8
71,3
UNM+
171,1 140,7 59,1 72,0 24,9 97,3 16,4 (58.8) (333.3)
75,0
UNM+
(444.4) 92,1 50,3 90,6 63,6 59,7 35,4 49,2 27,0 (0)
H1PA
(210.5) 103,4 65,1 48,2 42,6 22,9 22,2 13,1 7,1 4,6 14,2 9,3 (166.7) 26,1
H1PA
(157.9) 8,6 -4,7 -3,0 -11,4 -6,5 -14,8 -9,8 9,8 -7,1 (333.3) 9,7 -4,6 -9,5 -9,3 (-166.7) 65,3 -3,9
NFR OTHR totaal 66,7 300,0 36,3 66,3 (166.7) 19,7 48,9 85,7 12,9 67,3 118,6 23,8 158,4 123,8 80,4 55,0 83,3 54,9 117,3 62,5 29,2 56,5 78,4 19,9 58,8 35,1 14,2 34,5 43,5 13,2 37,0 9,3 8,3 29,7 14,6 6,8 38,1 17,6 6,5 14,2 12,7 5,4 7,8 9,6 5,0 21,8 15,1 7,7 7,5 15,7 9,6 4,9 6,2 11,6 19,5 16,7 (55.6) 23,8 52,8 25,4 23,6
NFR OTHR totaal 23,8 -200,0 16,3 -11,0 (-166.7) 1,6 -10,9 -28,6 4,1 9,0 101,7 -4,9 -16,5 19,0 -13,1 73,4 7,6 19,0 -55,9 6,9 8,8 -40,3 -29,4 0,3 0,0 8,8 2,3 23,0 -8,7 0,6 -12,3 27,8 2,3 19,8 0,0 3,6 19,0 -3,5 1,7 28,4 28,0 1,5 7,8 48,2 2,4 8,7 68,6 6,4 29,9 92,8 18,8 29,1 81,0 26,2 18,2 52,1 23,4 (0) 71,4 23,8 8,4 45,6 3,9
A-13
landelijk - Gent immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 26,8 90,7 68,8 5-9 12,4 129,7 70,6 10-14 7,7 76,9 36,5 15-19 6,8 61,7 23,8 20-24 6,7 50,0 15,4 25-29 14,8 66,7 20,0 30-34 14,5 14,0 35-39 14,7 19,8 40-44 15,2 9,3 45-49 8,1 50-54 14,3 12,3 55-59 60-64 20,0 65-69 25,6 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 11,7 85,7 27,7 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 66 10 5-9 28 31 10-14 2 9 15-19 -72 1 20-24 -644 -6 25-29 -282 -1 30-34 -48 (-1) 35-39 -10 40-44 -5 45-49 50-54 1 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -964 43
C1PA -10 12 0 -16 -97 -43 -18 -1 -5 -5 2 -2 1 1
-181
SING
186,7 152,2 87,3 77,1 48,2 41,4 23,8 17,6 12,4 7,9 5,1 2,9 2,7 2,1 2,8 22,5
SING
8 36 26 25 -3 2 -4 0 -7 -5 -6 -13 -19 -21 -19 -3 -3
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
288,9 149,2 88,7 55,9 23,1 12,7 6,2 5,2 4,2 3,8 3,7 5,0 2,5 1,2 2,1 -
52,6 52,4 31,5 18,9 9,9 6,3 4,5 2,9 2,6 4,9 2,6 -
250,0 190,8 133,9 122,8 74,2 62,5 77,3 42,2 32,7 13,3 22,8 15,7 36,4 125,0
(157.9) 148,8 119,3 88,5 88,5 79,8 66,7 34,8 48,4 37,0 (52.6)
23,6
11,6
102,1
90,5
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
16 375 293 60 10 9 0 9 9 -5 6 8 -7 -3 1 -2
-3 -6 98 97 -3 -4 -4 8 -7 5 1 -1 -1 -1 -
10 87 59 29 9 6 12 7 4 -1 4 1 1 -1 3
(2) 11 28 16 22 18 10 -5 0 1 (1)
779
179
230
104
H1PA
69,0 78,5 45,2 38,7 21,1 20,7 1,9 5,5 9,4 6,5 5,3 18,4
H1PA
-8 3 -4 3 3 1 -1 -3 3 -2 -1 -2 1 -2 -9
NFR OTHR totaal 66,0 31,0 39,7 19,1 23,6 35,7 11,9 92,6 110,2 15,3 134,8 92,3 50,7 105,7 71,4 50,5 80,7 31,0 29,5 31,3 49,0 17,0 25,6 47,8 12,0 9,2 43,8 8,6 34,2 23,4 6,1 19,6 22,3 5,5 6,0 23,8 5,9 22,8 18,1 5,2 16,1 33,3 6,2 42,5 34,3 8,5 18,8 48,4 12,1 25,6 59,8 24,2 10,7 44,1 21,2 66,0 38,7 50,6 41,9 19,6
NFR 3 -5 -2 2 14 4 4 2 -3 -1 -1 2 -1 2 0 17 9 9 1 56
OTHR totaal -2 67 -2 64 1 10 -5 -57 0 -238 -4 181 -10 150 -4 25 1 22 7 16 -2 18 1 -3 8 6 8 15 16 10 17 6 52 36 55 47 18 14 6 6 161 395
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 21,2 63,2 89,6 5-9 10,6 56,6 58,3 10-14 7,5 57,1 36,5 15-19 11,2 59,0 32,7 20-24 59,7 100,0 77,4 25-29 85,7 100,0 73,8 30-34 49,3 (100) 45,5 35-39 29,5 21,8 40-44 27,8 18,7 45-49 21,6 50-54 6,1 55-59 8,8 60-64 10,0 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 23,9 61,7 46,4 migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 5,6 27,5 -20,8 5-9 1,8 73,1 12,3 10-14 0,1 19,8 0,0 15-19 -4,3 2,7 -8,9 20-24 -53,1 -50,0 -62,1 25-29 -70,9 -33,3 -53,8 30-34 -34,8 (-100) -31,5 35-39 -14,7 -2,0 40-44 -12,6 -9,3 45-49 -13,5 50-54 14,3 6,1 55-59 -8,8 60-64 10,0 65-69 25,6 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -12,2 23,9 -18,7
SING
80,0 97,4 62,9 51,7 51,7 39,0 29,1 17,6 17,5 10,7 7,7 9,0 9,3 11,1 20,8 12,1 22,6
SING
106,7 54,8 24,4 25,4 -3,5 2,4 -5,3 0,0 -5,1 -2,8 -2,6 -6,2 -6,5 -9,0 -17,9 -12,1 -0,1
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
111,1 36,0 29,1 26,2 15,4 7,0 6,2 3,3 3,0 4,4 2,9 3,2 4,4 3,0 29,0
131,6 56,0 21,6 12,5 10,1 6,6 4,9 1,9 3,7 3,5 2,1 1,3 1,9 4,5 -
136,4 88,3 56,4 48,6 47,5 43,8 25,8 12,7 16,3 17,7 4,6 7,9 27,3 17,5 -
(52.6) 83,3 52,5 58,4 39,8 31,9 11,1 78,3 48,4 -
9,3
9,6
47,8
46,9
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
177,8 113,3 59,6 29,7 7,7 5,7 0,0 1,9 1,2 -0,6 0,8 1,8 -1,9 -1,8 2,1 -29,0
-78,9 -3,6 10,0 6,5 -0,2 -0,3 -0,4 0,9 -1,1 1,5 0,5 -1,3 -1,9 -4,5 -
113,6 102,5 77,4 74,2 26,7 18,8 51,5 29,5 16,3 -4,4 18,3 7,9 9,1 -17,5 125,0
(105.3) 65,5 66,8 30,1 48,7 47,9 55,6 -43,5 0,0 37,0 (52.6)
14,3
2,0
54,4
43,6
H1PA
160,9 68,3 52,4 34,3 17,2 19,1 3,8 11,1 3,8 3,7 2,7 10,8 2,6 8,4 19,8
H1PA
-92,0 10,2 -7,2 4,5 4,0 1,6 -1,9 -5,5 5,7 -3,7 -2,7 -4,3 2,6 -8,4 -1,3
NFR OTHR totaal 56,6 52,6 25,8 56,3 64,5 15,3 30,4 17,9 11,3 87,9 149,6 18,2 109,3 92,3 61,8 94,9 86,5 42,6 62,8 75,2 22,7 18,8 76,9 15,7 44,9 43,1 10,9 18,3 15,9 7,7 42,7 29,2 5,0 6,5 20,3 5,6 12,0 11,1 5,5 15,2 7,0 4,1 16,1 6,7 5,1 8,1 16,6 7,9 3,4 5,0 6,5 6,4 8,4 10,5 5,3 4,4 7,7 9,4 5,5 40,6 22,2 18,2
NFR OTHR totaal 9,4 -52,6 5,1 -16,6 -64,5 3,7 -6,8 17,9 0,5 4,8 -39,4 -2,9 25,5 0,0 -11,1 10,8 -15,0 8,0 17,9 -44,2 6,8 12,5 -28,0 1,2 -19,2 4,8 1,1 -9,2 27,9 1,0 -8,5 -5,8 1,1 13,1 2,0 -0,2 -6,0 12,7 0,4 7,6 11,1 1,1 0,0 26,7 1,2 34,4 17,7 0,7 15,4 43,4 5,6 19,2 51,4 13,7 5,3 39,6 13,5 56,6 33,1 10,0 19,7 1,4
A-14
randstedelijk+druk - Gent immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 58,6 238,8 109,6 5-9 27,9 272,7 128,4 10-14 17,4 88,6 61,3 15-19 9,0 98,6 58,8 20-24 9,8 33,3 26,6 25-29 9,5 (111.1) 29,6 30-34 25,4 62,5 35-39 7,6 66,7 40-44 32,3 15,9 45-49 50-54 22,7 55-59 76,9 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 22,3 148,3 54,1 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 48 13 5-9 21 9 10-14 4 2 15-19 -32 -1 20-24 -208 -5 25-29 -120 (-1) 30-34 -19 35-39 -9 40-44 1 (-1) 45-49 -1 50-54 (-1) 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -316 16
C1PA -1 2 -3 -4 -35 -16 0 -1 1 -2 0 2
-57
SING
MAR0
(400) 410,7 210,2 118,3 106,9 43,1 78,3 15,2 25,0 17,9 8,9 3,4 6,5 2,7 -
269,1 171,7 123,4 64,7 24,8 21,5 14,1 9,5 8,2 8,4 2,5 6,3 -
42,1
41,4
SING
(-1) (1) 7 9 6 10 -4 1 -3 -1 -1 0 -3 -7 -10 -6 -2 -4
MAR0
100 95 23 1 -3 4 7 -1 -1 2 1 1 -2
227
MAR+
UNM0
(500) 132,2 82,4 48,8 21,7 12,3 9,9 6,5 5,1 4,4 -
(400) 344,4 258,1 268,5 226,7 132,4 112,9 173,1 52,6 32,3 29,4
25,4
192,0
MAR+
UNM+
(1000) (437.5) 307,7 215,2 134,0 86,4 65,2 (157.9)
45,5
UNM0
(1) 5 48 50 10 2 -5 -1 -7 -1 -1 -1 -
(1) 20 33 23 12 2 6 7 2 1 1
100
109
158,8
UNM+
(1) (2) 11 13 8 4 -1 (3)
1
41
H1PA
(500) 107,1 153,8 49,2 47,9 45,1 25,6 12,7 18,5 -
36,7
H1PA
(2) -1 -3 0 -2 -1 -4 -1 -1 1 -1 -
-11
NFR OTHR totaal 117,6 (222.2) 67,1 73,5 (125) 38,9 26,3 (76.9) 22,9 132,1 (66.7) 19,5 282,8 185,2 75,4 188,4 139,5 102,3 66,7 117,6 70,2 74,1 125,0 37,2 27,0 20,0 (76.9) 74,1 19,5 15,9 13,0 26,3 56,2 11,1 43,5 96,5 12,8 57,1 14,4 8,7 25,0 43,5 6,3 44,8 63,2 11,6 46,9 49,0 17,0 41,7 67,8 28,1 111,1 131,6 84,3 (76.9) 43,5 91,0 67,9 36,8
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 36,4 44,8 123,3 5-9 20,0 109,1 114,9 10-14 16,0 63,3 72,8 15-19 20,5 112,7 72,7 20-24 98,1 200,0 130,2 25-29 152,6 (222.2) 124,3 30-34 94,2 62,5 35-39 76,3 80,0 40-44 16,1 (333.3) 45-49 47,6 45,5 50-54 (71.4) 22,7 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 44,6 97,8 89,1
NFR OTHR totaal -4 (2) 58 0 (1) 33 0 (0) 2 2 (-2) -33 7 -1 -106 2 2 62 -1 2 94 -2 4 33 -2 -2 (1) -1 1 -1 1 8 0 1 -4 0 6 3 -1 -2 -2 -2 2 -2 2 10 5 6 7 4 3 10 5 4 8 10 (1) 1 16 49 170
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA SING MAR0 MAR+ UNM0 UNM+ 1-4 22,1 194,0 -13,7 5-9 7,9 163,6 13,5 10-14 1,4 25,3 -11,5 (-1000) 15-19 -11,5 -14,1 -13,8 (200) (500) (200) (1000) 20-24 -88,3 -166,7 -103,6 125,0 218,8 28,7 222,2 (125) 25-29 -143,0 (-111.1) -94,7 57,3 109,4 32,2 212,9 211,5 30-34 -68,8 0,0 32,3 59,1 18,6 213,0 164,6 35-39 -68,7 -13,3 76,3 4,3 3,6 160,0 82,5 40-44 16,1 (-333.3) 15,9 -34,5 -10,6 0,7 29,4 49,4 45-49 -47,6 -45,5 8,7 9,5 -2,3 96,8 -21,7 50-54 (-71.4) 0,0 -22,7 8,2 -0,6 134,6 (157.9) 55-59 76,9 -5,0 -0,7 -5,9 52,6 60-64 -3,6 -0,6 -1,5 32,3 65-69 0,0 1,4 -2,7 29,4 70-74 -10,2 1,3 -7,4 75-79 -15,2 45,5 80-84 -27,0 3,2 85-89 -37,7 -20,8 90-94 -55,6 95+ totaal -22,3 50,5 -35,0 -1,3 23,2 6,1 140,5 97,2
SING
(1000) (200) 285,7 152,9 86,0 30,5 77,6 69,6 37,9 30,0 21,5 8,9 13,7 21,7 29,6 37,7 55,6 43,4
MAR0
MAR+
50,3 62,2 64,3 60,3 35,5 11,9 5,9 10,2 8,9 7,0 1,3 3,2 20,8
103,4 50,3 30,2 18,1 11,6 12,2 7,1 11,0 5,8 2,7 7,4 -
18,2
19,3
UNM0
UNM+
(200) 122,2 45,2 55,6 66,7 102,9 16,1 38,5 -
(312.5) 96,2 50,6 51,5 37,0 87,0
-
51,5
61,6
H1PA
142,9 192,3 49,2 61,6 52,6 36,7 38,5 25,3 16,4 -
46,8
H1PA
(500) -35,7 -38,5 0,0 -13,7 -7,5 -36,7 -12,8 -12,7 18,5 -16,4 -
-10,1
NFR OTHR totaal 196,1 42,6 73,5 27,7 26,3 (76.9) 22,3 94,3 (200) 29,7 212,1 222,2 104,5 159,4 93,0 86,3 100,0 58,8 46,4 148,1 28,2 81,1 20,6 92,6 19,2 50,0 10,3 26,3 44,9 12,4 43,5 43,9 11,7 85,7 28,8 9,5 75,0 21,7 7,7 14,9 5,7 8,3 14,7 13,4 10,4 11,3 19,3 22,2 26,3 28,1 74,5 33,3 33,4
NFR OTHR totaal -78,4 (222.2) 24,5 0,0 (125) 11,3 0,0 (0) 0,6 37,7 (-133.3) -10,2 70,7 -37,0 -29,1 29,0 46,5 16,0 -33,3 58,8 23,8 -74,1 125,0 9,0 -54,1 -0,5 (76.9) -18,5 0,3 -50,0 15,9 2,7 0,0 11,2 -1,3 0,0 52,6 1,1 -28,6 -14,4 -0,8 -50,0 21,7 -1,4 29,9 57,5 3,2 46,9 34,3 3,6 31,3 56,5 8,8 88,9 105,3 56,2 (76.9) 43,5 16,5 34,7 3,4
A-15
randstedelijk - Gent immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 85,0 242,4 250,0 5-9 33,7 131,1 142,9 10-14 25,9 187,5 52,6 15-19 23,1 116,3 43,2 20-24 22,0 48,8 25-29 25,9 44,0 30-34 21,4 119,4 35-39 96,8 31,3 40-44 54,1 45-49 47,6 50-54 130,4 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 35,3 148,5 67,2 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 50 6 5-9 14 4 10-14 19 7 15-19 2 3 20-24 -101 (-2) 25-29 -63 (-2) 30-34 -8 35-39 3 40-44 2 45-49 -1 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -83 16
C1PA 4 3 -5 -6 -15 -7 3 -1 -1 -1 3 (-1)
-24
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
(1000) 333,3 202,4 134,8 122,0 83,3 27,4 28,2 45,5 6,5 5,3 11,8 14,7
(500) 290,6 136,9 97,9 55,1 38,8 30,8 22,6 16,1 11,3 7,4 5,2 6,0 14,8 (90.9)
46,5
35,1
SING
MAR0
(500) 481,5 333,3 171,4 68,2 43,5 31,3 60,6 23,8 103,4 37,0
106,1 91,4 56,7 36,5 29,7 19,2 16,5 12,8 21,3 10,9 13,7 -
(62.5)
34,5
161,4
MAR+
UNM0
(200) 241,4 164,2 160,7 115,4 64,5 (333.3)
141,2
UNM+
(153.8) 195,7 78,4 49,4 26,3 27,0 -
38,4
H1PA
(1) 3 10 4 6 4 0 1 4 -4 -5 1 -4 -1 -1 (-2)
(1) 21 29 2 0 1 0 1 0 -3 -3 -2 1 -2 -2 (1)
17
45
-2 21 29 21 28 9 10 5 4 2 1 -
128
(2) 18 13 7 -3 0 1 1 -1 3 1
(-1) 6 7 5 4 0 (1)
(1)
43
22
(1) 5 -2 -5 0 -1 -2 -1 -1
-6
NFR OTHR totaal 64,5 93,1 114,3 47,0 62,5 33,8 62,5 (100) 31,5 266,7 (285.7) 73,9 272,7 71,4 102,7 52,6 (52.6) 75,2 166,7 (100) 51,2 (71.4) 150,0 37,6 (142.9) (125) 24,7 (55.6) 21,7 (71.4) 38,5 17,9 125,0 15,9 41,7 30,3 8,8 (222.2) 81,1 15,5 38,5 48,8 10,4 26,3 45,5 17,1 40,5 16,9 150,0 59,7 99,6
68,3
43,4
NFR OTHR totaal -2 (-2) 56 0 21 0 22 -2 (0) 0 1 (0) -78 -1 -2 5 -4 (-1) 44 3 (-1) 31 (0) 0 33 (0) (2) 10 (0) -2 13 (1) 0 10 2 -1 0 0 -5 (2) 3 5 1 0 -2 0 2 -2 -1 1 -3 (-1) 3 1 -3
5
160
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 36,1 60,6 125,0 5-9 22,4 65,6 112,2 10-14 12,6 41,7 96,5 15-19 21,7 46,5 80,2 20-24 104,1 (200) 140,2 25-29 162,0 (400) 120,9 30-34 78,6 74,6 35-39 48,4 62,5 40-44 21,3 45-49 95,2 38,5 50-54 55-59 60-64 (125) 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 47,0 69,3 94,5
SING
MAR0
MAR+
222,2 83,3 89,9 48,8 41,7 27,4 14,1 9,1 28,2 32,5 26,7 17,8 29,4 (117.6)
111,1 55,9 87,6 55,1 31,0 30,8 20,5 16,1 15,1 11,8 10,5 3,0 29,6 47,6
136,4 55,2 32,5 21,2 10,4 11,4 5,5 4,8 10,6 -
35,3
25,6
18,5
UNM0
(250) 148,1 166,7 71,4 136,4 43,5 30,3 47,6 -
76,8
UNM+
(400) 34,5 59,7 71,4 38,5 64,5
57,3
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA SING MAR0 MAR+ UNM0 UNM+ 1-4 48,8 181,8 125,0 5-9 11,2 65,6 30,6 10-14 13,3 145,8 -43,9 (1000) 15-19 1,4 69,8 -37,0 (500) (250) 20-24 -82,2 (-200) -91,5 111,1 179,5 -30,3 333,3 (-200) 25-29 -136,1 (-400) -76,9 119,0 81,0 36,2 166,7 206,9 30-34 -57,1 44,8 44,9 10,3 24,2 100,0 104,5 35-39 48,4 -31,3 73,2 0,0 15,4 -68,2 89,3 40-44 54,1 -21,3 41,7 7,8 19,4 0,0 76,9 45-49 -47,6 -38,5 0,0 0,0 7,9 31,3 0,0 50-54 130,4 14,1 2,1 11,0 30,3 55-59 36,4 0,0 8,0 -23,8 (333.3) 60-64 (-125) -28,2 -3,8 10,6 103,4 65-69 -32,5 -4,4 10,9 37,0 70-74 6,5 -5,2 13,7 75-79 -21,4 3,0 (62.5) 80-84 -5,9 -14,8 85-89 -14,7 -47,6 90-94 (-117.6) (90.9) 95+ totaal -11,7 79,2 -27,3 11,1 9,6 15,9 84,6 84,0
H1PA
(76.9) 87,0 117,6 111,1 26,3 40,5 33,9 29,4 31,3
48,4
H1PA
(76.9) 108,7 -39,2 -61,7 0,0 -13,5 -33,9 -29,4 -31,3
-10,0
NFR OTHR totaal 129,0 (250) 43,4 114,3 32,5 62,5 20,3 125,0 (100) 31,5 244,4 (285.7) 119,0 303,0 142,9 99,9 157,9 (105.3) 52,4 41,7 (200) 34,5 (71.4) 150,0 20,8 (142.9) 18,7 (55.6) 90,9 13,9 38,5 11,5 41,7 16,6 41,7 30,3 13,1 (111.1) 8,5 48,8 13,4 26,3 15,2 21,4 43,5 27,0 29,7 (62.5) 44,8 105,7
58,0
37,0
NFR OTHR totaal -64,5 (-250) 49,6 0,0 14,5 0,0 13,5 -62,5 (0) 0,0 22,2 (0) -45,1 -30,3 -71,4 2,8 -105,3 (-52.6) 22,8 125,0 (-100) 16,7 (0) 0,0 16,8 (0) (125) 6,0 (0) -90,9 7,8 (71.4) 0,0 6,4 83,3 -0,7 0,0 0,0 -4,4 (111.1) 81,1 7,1 38,5 0,0 -3,0 0,0 30,3 -4,3 -43,5 13,5 -12,7 (-62.5) 150,0 14,9 -6,1
10,4
6,5
A-16
stedelijk - Gent immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 20,3 47,4 51,4 5-9 12,6 48,6 49,5 10-14 8,9 64,2 35,7 15-19 7,4 35,0 33,3 20-24 4,7 9,5 15,3 25-29 7,8 34,5 18,7 30-34 21,1 (52.6) 16,7 35-39 19,9 15,7 40-44 13,5 (166.7) 9,7 45-49 9,1 22,6 50-54 18,9 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 10,9 47,4 30,2 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 -201 5 5-9 -86 2 10-14 -57 8 15-19 -81 -6 20-24 -311 -5 25-29 -160 -1 30-34 -26 (0) 35-39 -1 (-1) 40-44 -1 (1) 45-49 0 50-54 1 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -923 3
C1PA -14 -4 -10 -8 -74 -44 -3 -5 -2 -2 -2 -1 -
-169
SING
259,5 222,4 114,2 63,3 43,4 33,9 34,3 24,3 15,8 13,4 3,6 5,3 4,7 3,0 5,5 4,8 17,2 45,6
SING
50 302 211 42 13 -2 5 10 -10 2 -12 -4 -38 -71 -50 -21 -2 425
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
197,7 181,6 105,6 37,4 16,3 10,3 4,4 6,9 4,6 5,3 3,9 4,8 1,8 1,2 4,3 26,7
85,1 47,3 25,7 13,9 9,0 9,2 5,2 3,1 4,8 2,2 0,8 3,5 -
242,2 179,4 114,1 73,0 51,9 53,4 26,3 31,4 5,6 28,9 11,5 9,5 5,6 -
(58.8) 62,5 57,9 56,4 28,5 29,0 34,8 23,8 27,0 -
22,2
10,8
81,1
43,2
MAR0
10 190 107 -27 -6 -15 -20 -19 -11 -11 -14 11 -19 -23 -8 1 (-1) 145
MAR+
UNM0
(250)
UNM+
2 1 -190 -246 -105 -21 -34 -47 -3 -14 -5 -5 0 -
23 132 68 24 1 6 1 6 -3 3 -1 -1 1 -2 -1
(-1) 0 9 10 -5 -3 2 -1 -1 -1
-667
257
9
(-1) (1)
H1PA
(157.9) 62,8 56,0 55,6 28,5 23,9 17,9 14,6 11,7 4,6 14,8 7,8 3,6 25,1
H1PA
(2) 3 -5 -11 -8 -10 -2 0 0 2 5 -2 -3 -1 -1 -31
NFR OTHR totaal 36,0 25,2 15,9 26,3 19,0 21,1 70,2 15,5 82,5 114,6 25,0 54,9 142,9 76,9 67,6 73,2 65,5 23,8 50,5 32,9 80,6 51,6 19,9 50,0 23,6 16,2 70,2 44,8 12,3 16,9 28,2 9,4 28,6 31,7 7,4 45,5 14,9 7,5 40,8 18,1 4,8 44,9 23,3 6,1 28,2 12,9 4,4 17,8 18,6 4,8 20,8 19,7 9,0 41,7 17,9 13,5 12,0 11,0 43,3 34,4 24,4
NFR 1 -8 -3 13 -5 1 -5 2 0 3 -1 -1 0 4 3 -3 0 -1 3 3
OTHR totaal -3 -212 -2 -98 0 -62 6 10 22 255 0 -4 -1 -243 1 -114 -7 -54 5 -42 -3 -56 4 -25 -2 -21 -2 -26 1 3 -4 -67 5 -91 6 -55 1 -16 0 -3 27 -921
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 44,5 39,2 66,0 5-9 21,7 44,9 52,2 10-14 14,9 45,9 41,0 15-19 16,1 52,5 37,0 20-24 47,5 57,1 58,9 25-29 70,2 69,0 77,4 30-34 53,3 (52.6) 23,9 35-39 22,3 (500) 31,3 40-44 17,9 16,2 45-49 9,1 31,7 50-54 10,3 55-59 7,5 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 30,1 45,9 46,1 migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 -24,2 8,2 -14,7 5-9 -9,2 3,7 -2,7 10-14 -6,0 18,3 -5,3 15-19 -8,7 -17,5 -3,7 20-24 -42,9 -47,6 -43,6 25-29 -62,4 -34,5 -58,7 30-34 -32,2 (0) -7,2 35-39 -2,5 (-500) -15,7 40-44 -4,5 (166.7) -6,5 45-49 0,0 -9,0 50-54 18,9 -10,3 55-59 -7,5 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -19,2 1,4 -15,9
SING
86,5 98,0 64,1 51,5 38,4 34,8 31,5 18,9 20,6 12,6 7,2 6,7 15,1 26,9 40,1 55,4 51,7 34,5
SING
MAR0
81,4 78,9 78,6 51,4 21,2 20,0 13,3 11,8 6,4 6,9 5,9 2,3 7,3 14,8 21,7 13,3 (142.9) 19,1
MAR0
173,0 116,3 124,4 102,7 50,1 27,0 11,8 -14,0 4,9 -4,9 -1,0 -9,7 2,8 -8,9 5,4 -4,9 -4,8 -1,8 0,8 -1,6 -3,6 -2,0 -1,4 2,5 -10,4 -5,6 -23,9 -13,6 -34,6 -17,4 -50,6 13,3 -34,5 (-142.9) 11,1 3,1
MAR+
UNM0
UNM+
42,6 46,6 56,6 41,0 20,7 11,6 10,2 11,5 5,6 8,3 4,8 10,8 3,5 -
62,5 70,8 67,1 43,3 50,1 41,5 23,9 14,3 14,0 20,2 14,4 14,2 17,1 25,6
(117.6) 62,5 41,1 42,6 36,5 36,9 24,9 31,7 54,1 47,6
22,8
44,5
40,2
MAR+
42,6 0,7 -30,9 -27,1 -11,7 -2,4 -5,0 -8,5 -0,8 -6,1 -4,0 -10,8 0,0 -
-12,1
UNM0
(333.3)
UNM+
179,7 (-58.8) 108,6 0,0 47,0 16,8 29,7 13,8 1,9 -7,9 11,9 -7,9 2,4 10,0 17,1 -7,9 -8,4 8,7 -27,0 -2,9 -47,6 -4,7 5,6 (-333.3) -17,1 (250) -25,6
36,6
3,0
H1PA
(52.6) 47,1 65,6 69,1 35,8 32,8 20,3 14,6 11,7 2,5 15,5 14,6 4,4 9,0 29,2
H1PA
(105.3) 15,7 -9,7 -13,6 -7,3 -8,9 -2,4 0,0 0,0 4,6 12,3 -7,8 -10,9 -4,4 -9,0 -4,1
NFR OTHR totaal 32,0 130,4 46,1 58,2 78,9 27,4 42,3 70,2 20,6 39,6 52,1 24,2 67,3 68,0 61,9 62,8 73,2 65,7 63,5 53,9 46,0 48,4 46,9 27,0 50,0 56,6 19,8 17,5 19,9 15,5 33,9 38,7 13,7 42,9 20,2 9,3 45,5 19,8 9,1 22,6 6,8 11,2 20,7 5,8 49,3 20,3 12,3 17,8 11,9 19,8 27,8 10,6 28,0 14,9 30,1 12,0 27,5 42,2 29,9 28,4
NFR OTHR totaal 4,0 -130,4 -20,9 -42,3 -52,6 -8,4 -21,1 0,0 -5,1 42,9 62,5 0,8 -12,5 74,8 15,0 4,8 0,0 -0,2 -39,7 -3,4 -13,1 32,3 4,7 -7,1 0,0 -33,0 -3,5 52,6 24,9 -3,2 -16,9 -10,6 -4,3 -14,3 11,5 -1,8 0,0 -5,0 -1,6 40,8 -4,5 -2,0 33,7 2,6 0,3 -21,1 -7,4 -7,9 0,0 6,6 -15,0 -6,9 9,1 -19,0 41,7 3,0 -16,6 0,0 -16,5 1,1 4,5 -4,1
A-17
landelijk+druk - Leuven immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 69,0 (571.4) (285.7) 5-9 33,5 130,4 10-14 15,0 (500) 58,8 15-19 6,8 (125) 26,3 20-24 12,8 19,2 25-29 39,4 69,8 30-34 44,4 35-39 16,9 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 26,0 291,7 41,7 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 23 (7) 5-9 11 10-14 -7 (4) 15-19 -15 (0) 20-24 -49 (-1) 25-29 -17 30-34 -1 35-39 -5 40-44 -2 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -62 10
C1PA (4) -1 -2 -1 -7 -5 -1 -2 -
-15
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
(571.4) (400) (312.5) 320,0 (125) (200)
(250) (142.9) (153.8) 50,0 -
(333.3) 304,3 190,5 205,1 147,1 134,6 29,4 85,7 22,7 19,6 7,4 -
310,3 168,5 78,4 26,3 35,7 8,1 22,9 15,8 2,4 4,9 -
122,0 109,9 35,0 29,4 4,9 13,3 14,4 3,8 7,3 -
300,0 407,4 136,4 (166.7) (250)
45,5
33,7
26,7
190,1
SING
MAR0
MAR+
(-2) 0 5 2 0 4 0 0 1 0 0 -5 -2 -
22 27 6 0 3 0 2 1 -2 0 -1 -
2 28 11 7 -5 -1 0 0 1 -
3
58
43
-
UNM0
-1 9 3 (1) (0)
279,1
UNM+
(4) (3) (5) 8 (0) (1)
(-1) (-1)
10
21
19,2
H1PA
(1) (0) (-1) 1 -1 (-1) -
NFR OTHR totaal 111,1 93,0 45,5 36,9 22,4 11,6 100,0 (76.9) 78,1 205,1 (90.9) 123,6 (111.1) (125) 57,1 50,0 41,4 19,5 14,0 (125) 21,2 45,5 11,7 (71.4) 5,2 2,6 2,3 47,6 2,4 49,7
NFR
20,6
OTHR
1 0 -2 -2 0 (1) -1 (0) (-1) (1)
(-1) (-2) (-3) (1)
-1
-
1 1 (-1)
-2
-3
-4
35,3
totaal 35 10 -5 -21 -33 47 26 9 0 -1 1 2 -1 0 -1 -5 -3 -1 59
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 14,3 (71.4) 5-9 15,1 173,9 10-14 26,7 117,6 15-19 32,3 (125) 52,6 20-24 102,6 (500) 153,8 25-29 123,2 186,0 30-34 55,6 38,5 35-39 101,7 80,0 40-44 71,4 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 45,7 83,3 86,3
SING
MAR0
MAR+
(1000) 304,3 71,4 153,8 147,1 57,7 29,4 85,7 19,6 7,4 36,5 17,2 -
57,5 21,7 19,6 26,3 8,1 13,8 13,2 7,3 4,9 6,5 -
73,2 31,0 17,5 18,5 12,9 15,6 14,4 3,8 -
42,4
10,7
15,3
UNM0
UNM+
333,3 74,1 -
(100)
(250)
(125) (100)
(166.7) (166.7)
H1PA
(142.9) (230.8) 40,0 (76.9) 41,7
119,7
34,9
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA SING MAR0 MAR+ UNM0 UNM+ 1-4 54,8 (500) (285.7) 5-9 18,4 -43,5 10-14 -11,7 (500) -58,8 15-19 -25,5 (0) -26,3 (-666.7) 20-24 -89,7 (-500) -134,6 0,0 252,9 48,8 -33,3 (571.4) 25-29 -83,7 -116,3 119,0 146,7 78,9 333,3 (300) 30-34 -11,1 -38,5 51,3 58,8 17,5 136,4 (312.5) 35-39 -84,7 -80,0 0,0 0,0 10,8 (166.7) 320,0 40-44 -71,4 76,9 35,7 -8,1 (0) (0) 45-49 0,0 0,0 -2,2 (100) 50-54 0,0 9,2 0,0 55-59 22,7 2,6 0,0 60-64 0,0 -4,9 65-69 0,0 7,3 (-166.7) 70-74 0,0 - (-166.7) 75-79 -36,5 -6,5 80-84 -17,2 85-89 90-94 95+ totaal -19,7 208,3 -44,6 3,1 23,0 11,4 70,4 244,2
26,9
H1PA
(250) (0) (-76.9) 50,0 -40,0 (-76.9) -41,7
-7,7
NFR OTHR totaal 83,3 20,7 45,5 21,5 29,8 51,3 (200) 41,9 150,0 (230.8) 117,2 205,1 (363.6) 72,7 (55.6) 30,1 100,0 31,6 19,5 15,4 (125) 19,7 (142.9) 9,1 6,5 2,6 4,6 14,5 10,5 (52.6) 8,8 56,4
37,0
30,4
NFR OTHR totaal 27,8 72,3 0,0 15,4 -7,5 -51,3 (-200) -30,3 -50,0 (-153.8) -39,1 0,0 (-272.7) 51,0 (55.6) (125) 27,0 -50,0 9,8 0,0 -1,4 (0) 1,5 (-142.9) 45,5 2,6 (71.4) -1,3 0,0 -2,3 47,6 -12,1 - -10,5 - (-52.6) -8,8 -6,8
-16,5
4,9
A-18
landelijk - Leuven immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 46,8 225,8 179,5 5-9 21,2 236,8 100,9 10-14 11,2 211,5 75,9 15-19 9,3 250,0 58,8 20-24 9,0 20,0 25-29 23,6 29,4 30-34 28,3 26,0 35-39 25,0 (1000) 15,4 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 18,9 213,8 44,5 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 25 3 5-9 -5 5 10-14 5 7 15-19 -11 3 20-24 -153 25-29 -71 30-34 -13 35-39 0 (1) 40-44 -2 45-49 -1 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -226 19
C1PA 2 0 -3 4 -16 -9 -6 -1 -2 -1 -1 -1
-34
SING
MAR0
MAR+
310,3 230,2 103,4 100,0 46,5 42,1 19,4 19,0 5,2 21,7 4,5 3,4 12,1 -
331,8 196,8 103,1 11,3 17,4 11,9 14,8 2,2 5,2 1,1 6,4 10,1 -
201,7 87,7 29,3 23,0 7,7 6,3 6,9 4,8 -
42,8
37,8
21,7
SING
MAR0
MAR+
9 11 -4 3 1 1 -4 -1 -4 4 -3 -3 1 -3 -1
63 70 17 -1 1 0 3 -4 -1 -6 -4 -1 2 -
15 43 -1 13 -8 -1 2 3 -1 -3 -
7
139
62
UNM0
(500) 413,0 337,8 280,0 148,9 100,0 125,0 (105.3) (83.3)
193,1
UNM0
(3) 12 17 11 5 1 2 (2) (1)
54
UNM+
H1PA
(200) (235.3) 212,8 132,1 181,8 (117.6)
(750) (105.3) 82,0 54,1 51,3 28,6 37,5 -
(500)
163,4
UNM+
(0) (1) 5 3 5 (1)
(0)
15
29,3
H1PA
(1) (0) 1 0 1 2 -1 3 -1 -1 -
5
NFR OTHR totaal 68,2 54,3 105,3 32,3 54,1 21,7 58,1 19,5 194,7 259,3 75,4 126,1 125,0 108,5 39,5 100,0 49,8 16,4 30,5 28,6 14,6 37,0 12,3 37,0 40,0 11,2 5,7 26,0 4,0 11,9 5,1 42,9 31,3 6,8 21,5 75,9 11,0 56,1 127,5 32,1 11,4 101,1 25,6 78,4 32,0 (125) 35,7 60,3 64,7 32,4
NFR 1 3 1 -5 7 3 -1 1 -1 -1 0 -2 0 2 5 1 -1 (1) 14
OTHR
(-2) 2 2 -1
0 1 -3 0 0 0 5 8 9 3 24
totaal 31 3 10 -8 -60 67 8 24 -4 3 2 -3 -9 -3 -9 2 16 7 1 1 79
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 29,3 129,0 128,2 5-9 23,9 105,3 100,9 10-14 8,5 76,9 96,6 15-19 15,3 125,0 37,4 20-24 100,4 100,0 25-29 128,1 117,6 30-34 81,0 103,9 35-39 25,0 30,8 40-44 32,8 31,3 45-49 37,0 50-54 22,7 55-59 37,0 60-64 50,0 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 41,9 94,3 74,7 migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 17,5 96,8 51,3 5-9 -2,7 131,6 0,0 10-14 2,7 134,6 -20,7 15-19 -6,0 125,0 21,4 20-24 -91,4 -80,0 25-29 -104,6 -88,2 30-34 -52,6 -77,9 35-39 0,0 (1000) -15,4 40-44 -32,8 -31,3 45-49 -37,0 50-54 -22,7 55-59 -37,0 60-64 -50,0 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -23,0 119,5 -30,2
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
(500) (105.3) 65,6 54,1 38,5 18,5 15,4 15,6 -
155,2 142,9 137,9 72,7 34,9 31,6 58,3 25,3 26,0 7,2 17,9 13,7 8,1 27,8 40,0
41,5 72,7 50,0 16,9 13,0 11,9 9,9 6,7 6,2 7,4 7,9 8,5 -
75,6 44,4 29,9 16,5 12,0 7,0 5,2 1,2 3,3 29,1 -
152,2 108,1 60,0 42,6 66,7 62,5
(200) (176.5) 106,4 75,5 30,3 (58.8)
-
(500)
39,6
16,7
16,3
59,4
89,1
SING
MAR0
MAR+
155,2 87,3 -34,5 27,3 11,6 10,5 -38,8 -6,3 -20,8 14,4 -13,4 -10,2 4,0 -27,8 -40,0
290,3 124,1 53,1 -5,6 4,3 0,0 4,9 -4,5 -1,0 -6,4 -7,9 -2,1 10,1 -
126,1 43,3 -0,5 6,5 -4,4 -0,7 1,7 3,6 -3,3 -29,1 -
3,2
21,1
5,4
UNM0
(500) 260,9 229,7 220,0 106,4 33,3 62,5 (105.3) (83.3)
133,7
UNM+
(0) (58.8) 106,4 56,6 151,5 (58.8)
(0)
74,3
23,0
H1PA
(250) (0) 16,4 0,0 12,8 28,6 -18,5 37,5 -15,4 -15,6 -
6,4
NFR OTHR totaal 56,8 34,9 65,8 30,9 40,5 17,1 116,3 (222.2) 23,3 132,7 185,2 99,6 99,1 75,0 83,9 52,6 125,0 47,1 21,7 57,1 16,2 35,7 37,0 11,0 37,0 10,2 55,6 7,1 40,0 26,0 8,5 11,9 6,8 42,9 31,3 15,5 12,7 9,2 9,3 49,0 10,7 7,7 30,3 19,6 24,0 49,5 36,5 30,1
NFR OTHR totaal 11,4 19,3 39,5 1,4 13,5 4,6 -58,1 (-222.2) -3,7 61,9 74,1 -24,2 27,0 50,0 24,6 -13,2 -25,0 2,7 16,4 8,8 -28,6 -1,6 -35,7 0,0 1,4 0,0 40,0 1,0 -55,6 -1,4 -40,0 0,0 -4,5 0,0 -1,7 0,0 0,0 -8,7 21,5 63,3 1,8 46,7 78,4 21,4 11,4 101,1 17,9 -30,3 58,8 8,0 (125) 35,7 10,8 28,2 2,3
A-19
randstedelijk+druk - Leuven immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 52,1 168,4 104,0 5-9 22,4 168,1 64,0 10-14 12,4 170,2 57,0 15-19 10,1 111,1 42,6 20-24 8,0 75,0 25,0 25-29 11,7 (166.7) 28,9 30-34 20,5 45,5 35-39 17,7 11,8 40-44 20,4 45-49 14,9 50-54 30,3 55-59 15,6 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 18,9 145,0 37,3 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 85 13 5-9 26 12 10-14 24 11 15-19 -20 3 20-24 -201 -2 25-29 -116 (0) 30-34 -14 35-39 -2 40-44 1 45-49 0 50-54 0 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -217 37
C1PA 2 -4 7 -2 -20 -8 -4 -4 -5 -4 -3 -1 -
-46
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
181,8 229,4 139,7 98,0 80,3 65,9 26,8 40,0 17,3 10,8 7,7 7,6 4,6 8,5 -
(466.7) 190,1 144,8 76,4 45,9 22,3 9,5 6,0 4,7 5,5 3,4 2,4 2,5 1,8 -
(90.9) 106,6 61,6 39,9 14,9 9,0 7,2 7,2 4,3 6,5 1,4 3,7 -
(444.4) 308,9 197,2 153,2 101,9 135,4 101,3 101,3 39,2 117,6 16,4 -
(1000)
37,8
28,5
19,8
160,9
143,9
SING
MAR0
MAR+
UNM0
(500) 93,8 219,0 188,2 131,4 80,8 82,0 41,7 (200) (200)
UNM+
(-1) 1 36 11 16 6 5 -1 4 2 -1 -4 1 -2 0 -2 -2
(6) 112 160 43 13 8 4 5 8 10 3 -3 -1 -1 -
(0) 15 79 111 5 4 7 10 4 4 0 1 -
(7) 55 41 16 6 5 8 7 -1 4 1 (-1)
(1) -2 14 24 13 3 3 1 (2) (-2) (1)
69
367
240
148
59
(1)
H1PA
(111.1) 113,6 103,3 44,1 40,7 29,6 6,5 5,6 6,5 11,5 -
29,5
H1PA
(0) 2 8 1 0 1 0 -2 0 1 -1 -1 -
9
NFR OTHR totaal 41,4 55,9 25,2 28,0 60,6 (55.6) 19,5 45,0 212,1 19,6 102,4 132,5 61,6 89,9 144,3 81,7 41,0 77,8 52,3 58,8 120,7 25,3 60,0 46,2 16,7 62,5 14,1 11,6 27,0 11,5 10,3 46,5 30,3 7,2 11,0 22,6 8,0 10,8 41,7 5,9 20,2 21,6 5,0 16,7 31,6 5,8 26,3 64,8 14,4 28,8 68,5 17,9 43,5 11,6 (90.9) 23,3 43,6 55,3 28,1
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 28,3 31,6 88,0 5-9 16,8 67,2 77,4 10-14 7,7 53,2 41,7 15-19 14,0 77,8 46,4 20-24 56,7 125,0 70,5 25-29 83,3 (166.7) 57,8 30-34 44,4 68,2 35-39 24,7 35,5 40-44 13,6 33,3 45-49 14,9 30,8 50-54 30,3 29,1 55-59 31,3 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 27,5 66,1 52,8
NFR OTHR totaal -4 96 -5 29 -3 (1) 39 1 2 -1 6 3 2 3 6 192 -8 3 195 -4 6 40 2 1 24 -1 1 18 0 0 24 1 2 15 -2 2 15 -2 0 0 -1 2 0 2 3 1 4 11 14 3 6 6 -1 2 -1 (1) 1 -9 52 709
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA SING MAR0 MAR+ UNM0 UNM+ 1-4 23,8 136,8 16,0 5-9 5,5 100,8 -13,5 10-14 4,7 117,0 15,4 (-1000) 15-19 -3,9 33,3 -3,9 45,5 (400) (0) (388.9) (500) 20-24 -48,7 -50,0 -45,5 155,8 138,3 47,0 212,4 -62,5 25-29 -71,6 (0) -28,9 27,4 100,8 28,6 141,9 133,3 30-34 -23,9 -22,7 40,2 53,0 21,6 129,0 141,2 35-39 -7,1 -23,7 20,1 25,9 0,9 55,6 94,9 40-44 6,8 -33,3 18,3 12,7 0,7 52,1 30,3 45-49 0,0 -30,8 -3,8 3,8 1,7 101,3 49,2 50-54 0,0 -29,1 12,3 2,7 3,4 88,6 41,7 55-59 -15,6 4,9 2,9 1,9 -19,6 (200) 60-64 -1,8 3,2 3,2 78,4 (-222.2) 65-69 -5,2 1,0 0,0 16,4 (200) 70-74 1,5 -1,8 3,7 75-79 -2,3 -0,8 80-84 0,0 -1,8 - (1000) 85-89 -6,7 (-100) 90-94 -27,0 95+ totaal -8,6 78,9 -15,6 10,5 18,7 7,8 111,8 89,4
SING
MAR0
MAR+
UNM0
(1000) 136,4 73,6 112,2 57,8 60,2 47,6 30,7 27,7 12,3 12,7 12,9 6,1 6,9 8,5 6,7 27,0
(66.7) 51,9 44,1 23,4 20,0 9,5 5,7 3,3 1,8 2,3 2,4 4,2 3,4 3,5 -
(90.9) 59,6 33,0 18,3 14,0 8,2 5,5 3,7 2,4 3,2 1,4 -
(55.6) 96,5 55,4 24,2 46,3 83,3 12,7 58,8 39,2 (100)
27,3
9,8
12,0
49,1
UNM+
156,3 85,7 47,1 36,5 50,5 32,8 (222.2)
54,5
H1PA
(111.1) 90,9 59,8 39,6 40,7 24,6 6,5 16,9 6,5 5,7 6,6 9,2 -
25,2
H1PA
(0) 22,7 43,5 4,4 0,0 4,9 0,0 -11,3 0,0 5,7 -6,6 -9,2 -
4,3
NFR OTHR totaal 69,0 31,6 67,2 22,5 90,9 12,7 36,0 151,5 19,8 73,2 96,4 61,3 74,1 82,5 55,9 106,6 44,4 27,3 117,6 17,2 19,9 20,0 30,8 13,4 83,3 8,6 27,0 11,5 6,1 23,3 15,2 4,5 33,0 11,3 5,2 32,3 41,7 5,9 30,3 7,2 5,0 5,6 15,8 5,4 5,3 13,9 6,9 7,2 27,4 10,2 14,9 14,5 15,4 47,9 27,6 20,6
NFR OTHR totaal -27,6 24,3 -42,0 5,5 -30,3 (55.6) 6,8 9,0 60,6 -0,2 29,3 36,1 0,3 15,9 61,9 25,8 -65,6 33,3 25,0 -58,8 103,4 5,4 40,0 15,4 3,3 -20,8 14,1 2,9 0,0 0,0 4,3 23,3 15,2 2,6 -22,0 11,3 2,8 -21,5 0,0 0,0 -10,1 14,4 0,0 11,1 15,8 0,4 21,1 50,9 7,5 21,6 41,1 7,7 -14,9 29,0 -3,9 (90.9) 23,3 -4,3 27,6 7,5
A-20
randstedelijk - Leuven immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 82,8 244,4 148,1 5-9 31,7 200,0 58,8 10-14 19,5 210,5 51,4 15-19 10,6 95,2 60,1 20-24 9,9 39,5 25-29 18,3 39,2 30-34 26,7 (400) 28,2 35-39 11,1 18,5 40-44 35,1 14,9 45-49 50-54 (90.9) 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 28,4 190,2 44,6 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 67 7 5-9 23 4 10-14 2 4 15-19 -18 1 20-24 -114 (-3) 25-29 -70 (-1) 30-34 -6 (2) 35-39 0 40-44 -1 45-49 50-54 (1) 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -116 14
C1PA -1 -4 2 -1 -17 -9 -1 1 0 -1
-31
SING
MAR0
320,8 227,6 152,2 48,1 121,5 71,4 66,0 61,1 4,8 18,9 4,3 3,4 6,6 29,4
349,3 211,5 107,9 57,9 33,2 23,1 15,5 9,2 14,8 5,5 3,4 2,4 -
48,9
45,5
SING
MAR0
(-1) 5 8 0 -5 6 4 0 7 -3 -4 -2 -1 -8 -4 0
48 71 14 1 6 -2 -5 3 8 -3 -1 -1 -
2
139
MAR+
UNM0
(1000) 208,3 123,9 63,0 31,2 17,1 8,5 6,5 5,4 2,1 3,9 -
(833.3) 446,8 381,0 253,5 147,1 178,6 30,3 133,3 83,3
(100)
(500)
33,2
228,2
227,7
MAR+
UNM0
UNM+
(571.4) 448,3 253,5 200,0 78,9 (90.9) (500)
UNM+
(1) 12 77 49 24 8 -1 0 3 -2 1 -
(3) 15 23 14 1 4 -3 3 2
(1)
(1)
172
63
33
(3) 13 12 5 0 (-2) (1)
H1PA
(400) 181,8 69,0 67,4 64,2 25,3 15,4 17,9 -
34,6
H1PA
(2) 3 -3 -3 3 -2 0 0 (-1) -1
NFR OTHR totaal 108,1 (181.8) 89,9 26,3 (333.3) 36,6 100,0 (200) 26,5 57,7 19,2 109,6 (166.7) 74,8 135,1 200,0 133,0 58,8 75,7 41,7 (133.3) 38,3 192,3 28,1 120,0 14,9 26,3 15,3 43,5 13,1 13,7 9,9 23,5 7,7 64,5 6,6 41,7 21,3 6,0 32,8 81,4 13,7 130,4 27,8 125,0 46,2 (166.7) (76.9) 83,3 50,9 71,2 40,6
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 42,0 88,9 166,7 5-9 21,6 100,0 88,2 10-14 18,6 105,3 40,0 15-19 18,9 47,6 64,4 20-24 80,2 (272.7) 135,6 25-29 134,6 (333.3) 127,5 30-34 58,8 42,3 35-39 11,1 40-44 52,6 14,9 45-49 50-54 55-59 60-64 41,7 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 38,9 104,3 70,2
NFR OTHR totaal -2 (0) 71 -3 (2) 22 0 (1) 9 0 -15 -3 (-2) -54 -1 1 115 -2 -3 76 -1 (0) 23 (-1) 0 25 1 -5 1 0 (-1) -3 12 -1 1 -1 -7 2 -2 -1 1 2 1 1 5 -2 7 3 -1 3 2 (1) (0) 0 -10 11 276
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 40,8 155,6 -18,5 5-9 10,1 100,0 -29,4 10-14 0,9 105,3 11,4 15-19 -8,3 47,6 -4,3 20-24 -70,4 (-272.7) -96,0 25-29 -116,3 (-333.3) -88,2 30-34 -32,1 (400) -14,1 35-39 0,0 18,5 40-44 -17,5 0,0 45-49 50-54 (90.9) 55-59 60-64 -41,7 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -10,6 85,9 -25,6
SING
MAR0
MAR+
(500) 226,4 162,6 152,2 96,2 65,4 23,8 66,0 7,6 19,0 37,7 13,0 6,7 32,5 33,1 29,4
139,7 79,8 49,8 52,6 4,7 29,7 24,2 5,8 6,3 8,9 5,1 4,7 -
41,7 41,7 38,9 21,1 13,5 9,1 6,5 1,4 6,4 -
48,0
23,2
18,9
SING
MAR0
(-500) 94,3 65,0 0,0 -48,1 56,1 47,6 0,0 53,4 -14,3 -18,9 -8,7 -3,4 -32,5 -26,5 0,0
209,6 131,7 58,1 5,3 28,4 -6,6 -8,6 3,5 8,4 -3,3 -1,7 -2,4 -
0,9
22,2
MAR+
(1000) 166,7 82,3 24,1 10,1 3,6 -0,6 0,0 4,1 -4,3 3,9 -
14,3
UNM0
(333.3) 127,7 107,1 56,3 117,6 35,7 121,2 33,3 -
75,2
UNM0
UNM+
(142.9) 84,5 100,0 78,9 (272.7)
80,4
UNM+
(500) 319,1 (428.6) 273,8 448,3 197,2 169,0 29,4 100,0 142,9 0,0 -90,9 (-181.8) 100,0 83,3 (500)
(100)
(500)
152,9
147,3
H1PA
45,5 120,7 101,1 36,7 50,6 15,4 17,9 (1000) 35,9
H1PA
(400) 136,4 -51,7 -33,7 27,5 -25,3 0,0 0,0 (-1000) -1,3
NFR OTHR totaal 162,2 (181.8) 50,3 105,3 27,7 100,0 (100) 23,0 57,7 25,2 150,7 (277.8) 98,2 162,2 171,4 87,2 117,6 100,0 49,4 83,3 (133.3) 30,7 (71.4) 192,3 19,5 80,0 17,1 15,3 (66.7) 108,7 6,8 27,4 9,4 35,3 12,1 35,7 7,5 20,8 5,0 16,4 23,3 16,7 29,0 19,4 26,3 50,0 30,8 (76.9) 83,3 65,4 57,2 32,9
NFR OTHR totaal -54,1 (0) 39,7 -78,9 (333.3) 8,8 0,0 (100) 3,5 0,0 -6,0 -41,1 (-111.1) -23,4 -27,0 28,6 45,8 -58,8 -100,0 26,3 -41,7 (0) 7,6 (-71.4) 0,0 8,7 40,0 -2,2 26,3 0,0 (-66.7) -65,2 6,3 -13,7 0,6 -11,8 -4,5 64,5 -35,7 -0,9 20,8 21,3 1,0 16,4 58,1 -3,0 101,4 8,3 -26,3 75,0 15,4 (166.7) (0) 0,0 -14,5 14,0 7,7
A-21
stedelijk - Leuven immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 25,2 90,9 77,5 5-9 16,4 61,0 91,7 10-14 10,0 131,0 59,4 15-19 13,6 79,4 52,9 20-24 6,3 18,3 25-29 6,4 10,6 30-34 9,0 14,6 35-39 4,5 14,1 40-44 16,4 7,1 45-49 50-54 11,0 55-59 13,0 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 13,9 84,2 45,2 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 -211 3 5-9 -89 3 10-14 -35 5 15-19 -10 3 20-24 -159 -2 25-29 -134 30-34 -29 (-1) 35-39 -6 40-44 1 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -672 11
C1PA -5 6 13 -3 -45 -18 -6 -1 -4 -2 1 1 -
-63
SING
(400) 274,0 259,8 154,8 75,6 63,8 67,5 37,1 31,2 21,5 14,0 17,1 7,4 5,3 5,5 6,9 14,5 72,8
SING
MAR0
MAR+
206,9 (157.9) 287,6 93,0 181,4 38,3 81,1 20,4 51,2 11,1 17,0 9,4 5,4 8,4 2,7 3,9 7,9 2,9 6,2 2,2 5,0 5,7 8,1 4,0 3,6 9,2 44,9
MAR0
14,5
MAR+
UNM0
UNM+
(333.3) 298,4 211,4 104,0 83,3 114,3 80,0 87,7 22,2 54,1 -
(333.3) 212,1 176,5 58,3 52,2 74,6 64,5 (117.6)
(166.7)
153,6
UNM0
(2) 35 226 113 4 -4 28 -3 -3 1 -6 4 -4 -15 -25 -18 -4
1 189 172 5 -8 -9 2 -11 11 10 1 8 -10 -1 -2 -1
(3) -18 -193 -209 -76 -24 4 -2 -3 -6 3 -
(2) 38 25 -1 -5 3 1 2 0 2 -1
331
357
-521
67
92,6
UNM+
(1) 6 7 5 -1 2 2 (2)
(-1)
(1)
23
H1PA
83,3 104,1 82,7 55,1 48,3 32,6 17,7 8,1 9,6 11,4 50,0 40,3
H1PA
-7 -7 3 -1 0 3 -3 -1 0 1 -1 -1 0 -14
NFR OTHR totaal 38,5 (52.6) 30,9 26,0 29,4 29,4 20,0 53,3 61,5 33,1 89,7 90,0 115,1 265,3 156,7 109,2 41,7 54,3 43,4 39,0 28,3 57,1 24,0 (100) 22,5 15,0 (105.3) 19,4 10,0 62,1 9,8 38,5 24,8 7,6 29,4 32,9 9,5 88,9 35,4 9,6 20,0 26,8 6,3 17,9 45,8 12,0 15,4 37,6 14,5 22,6 17,6 56,6 43,3 36,9
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 71,1 66,1 90,4 5-9 34,5 24,4 83,1 10-14 17,5 71,4 44,6 15-19 15,9 31,7 55,9 20-24 50,2 100,0 69,6 25-29 92,2 58,5 30-34 61,4 (333.3) 43,9 35-39 31,4 21,1 40-44 8,2 35,5 45-49 21,5 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 41,0 55,3 57,8
NFR OTHR totaal -1 (1) -213 -3 -83 -3 -2 -20 -4 -4 24 -2 -2 224 8 9 -18 -1 -2 -232 1 -101 0 -3 (1) -2 6 (2) 0 -12 7 16 0 0 -2 1 4 15 4 1 8 1 8 -17 0 14 -11 -1 10 -12 -2 4 -3 0 47 -434
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 -45,9 24,8 -12,9 5-9 -18,1 36,6 8,6 10-14 -7,6 59,5 14,9 15-19 -2,2 47,6 -3,0 20-24 -43,8 -100,0 -51,4 25-29 -85,8 -47,9 30-34 -52,3 (-333.3) -29,3 35-39 -26,9 -7,0 40-44 8,2 -28,4 45-49 -21,5 50-54 11,0 55-59 13,0 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -27,1 28,9 -12,6
SING
MAR0
105,8 135,4 120,8 73,9 66,2 43,3 40,0 34,7 20,5 18,9 14,4 10,4 14,0 22,5 31,8 33,8
172,4 122,4 124,6 77,0 63,3 29,8 3,6 8,8 4,3 3,5 4,8 4,5 9,7 4,8 18,3 38,5
57,4
30,8
SING
(400) 168,3 124,4 34,0 1,7 -2,4 24,2 -2,9 -3,5 1,0 -4,9 2,6 -3,0 -8,8 -17,1 -24,9 -19,3 15,3
MAR0
MAR+
131,1 101,5 59,7 25,7 14,7 7,2 4,6 4,4 6,7 1,4 -
32,4
MAR+
34,5 (157.9) 165,2 -38,1 56,8 -63,2 4,1 -39,4 -12,0 -14,6 -12,8 -5,3 1,8 1,2 -6,0 -0,8 3,6 -1,5 2,7 -4,5 0,3 4,3 3,6 -5,7 -1,2 -9,2 -38,5 14,1
-17,8
UNM0
(111.1) 99,5 109,8 112,0 152,8 71,4 60,0 52,6 22,2 38,5
UNM+
30,3 94,1 16,7 60,9 44,8 -
(200)
(83.3)
86,3
45,3
UNM0
UNM+
(222.2) 199,0 101,6 -8,0 -69,4 42,9 20,0 35,1 0,0 54,1 -38,5
(333.3) 181,8 82,4 41,7 -8,7 29,9 64,5 (117.6)
(-200)
(83.3)
67,3
47,3
H1PA
229,2 135,7 75,2 56,8 48,3 25,1 28,3 12,1 9,6 5,7 7,6 13,5 50,0 44,3
H1PA
-145,8 -31,7 7,5 -1,8 0,0 7,5 -10,6 -4,0 0,0 5,7 -7,6 -13,5 0,0 -4,0
NFR OTHR totaal 76,9 72,2 81,1 40,4 117,6 88,2 23,5 106,7 123,1 29,1 115,4 110,0 88,5 102,0 89,6 110,6 83,3 76,1 65,7 26,0 39,8 57,1 24,4 44,9 14,1 19,4 12,1 18,6 7,4 38,5 24,8 7,9 16,5 7,2 31,0 7,6 3,0 10,4 17,9 16,7 15,6 30,8 8,7 22,8 87,0 24,2 56,6 27,9 40,7
NFR OTHR totaal -38,5 (52.6) -41,3 -81,1 - -14,4 -88,2 -58,8 -3,5 -53,3 -61,5 4,0 -25,6 -20,0 26,6 163,3 67,2 -1,5 -41,7 -21,7 -22,4 13,0 -11,6 0,0 -0,4 (100) -22,5 0,9 (105.3) 0,0 -2,0 43,5 2,4 0,0 0,0 -0,3 29,4 16,5 2,3 88,9 4,4 1,9 20,0 23,8 -4,1 0,0 29,2 -3,7 -15,4 28,9 -8,3 -87,0 22,6 -6,6 0,0 15,4 -3,8
A-22
landelijk+druk - Roeselare immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 32,3 (142.9) (210.5) 5-9 14,1 80,0 20,4 10-14 4,0 (153.8) 16,9 15-19 1,6 (285.7) 24,1 20-24 3,5 (100) 20,0 25-29 3,7 30-34 23,0 20,0 35-39 17,9 27,0 40-44 32,3 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 10,6 139,2 22,7 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 18 (1) 5-9 -2 0 10-14 -5 (0) 15-19 -20 (2) 20-24 -88 (-2) 25-29 -42 30-34 -3 35-39 -6 40-44 1 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -147 1
C1PA (3) -1 -2 -2 -17 -1 0 -1 -1 (-1)
-23
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
NFR
OTHR -
(1000) 347,8 216,2 97,6 85,7 102,6 23,3 30,3 8,5 -
237,5 144,1 89,4 13,9 9,7 18,6 11,1 10,7 1,6 3,0 7,9 -
48,8 47,3 19,8 11,8 1,0 1,7 2,3 7,0 -
30,2
37,4
13,0
SING
MAR0
(1000) 400,0 400,0 (187.5) (214.3) (214.3)
(117.6)
(1000) (142.9) 300,0 107,1 (76.9) (111.1) (333.3) (666.7)
(200) (52.6) 27,0 -
(500)
MAR+
(1) 3 1 2 1 -3 2 0 1 -3 -1 -1 -2 -6 (-1)
65 42 9 0 1 4 1 0 -5 -1 -1 2 -
0 14 -1 0 -1 -8 -4 1 0 -
-6
117
1
201,1
UNM0
(2) 9 6 (1) (2) (1) (-1) (-1) (1) (-1)
193,9
UNM+
(2) (1) 6 2 (-1) (1) (1) (0)
10,8
H1PA
(2) (-1) 0 -1 -2 -1 -
(1)
20
12
-3
34,5 40,0 280,0 142,9
(250) (142.9) (90.9)
(125) (71.4)
(52.6) 45,5 20,4
60,6 35,1 21,3 54,1 29,0 103,4 58,8
44,8
49,1
(133.3)
NFR OTHR -1 1 0 2 3
(-1) (-1) (0) (-1)
(1) (1) (-1) (-1) (2) (1) -1 -1 0 -1
-2 2 0 1 1 1 9 3
4
13
totaal 36,4 15,4 6,7 11,1 74,3 73,0 33,9 18,7 6,9 7,6 7,1 14,6 3,5 2,7 6,7 6,5 26,2 26,9 23,1
totaal 21 -3 -7 -18 -26 25 13 -1 -2 -4 -8 6 -9 0 -2 -1 3 3 -1 -11
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 13,6 (71.4) (52.6) 5-9 15,8 80,0 40,8 10-14 8,1 (153.8) 50,8 15-19 18,1 (142.9) 48,2 20-24 105,4 (300) 190,0 25-29 159,9 29,4 30-34 57,5 20,0 35-39 125,0 54,1 40-44 43,5 45-49 50-54 55-59 (125) 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 35,3 126,6 66,3 migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 18,8 (71.4) (157.9) 5-9 -1,7 0,0 -20,4 10-14 -4,0 (0) -33,9 15-19 -16,4 (142.9) -24,1 20-24 -102,0 (-200) -170,0 25-29 -156,1 -29,4 30-34 -34,5 0,0 35-39 -107,1 -27,0 40-44 32,3 -43,5 45-49 50-54 55-59 (-125) 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -24,7 12,7 -43,6
SING
MAR0
MAR+
(500) 217,4 189,2 48,8 57,1 81,1 51,3 23,3 15,2 31,6 5,6 17,1 11,7 42,9 (71.4)
20,1 25,4 16,3 13,9 8,3 10,7 7,9 3,1 6,1 -
48,8 30,3 20,8 11,8 1,9 9,6 8,5 7,0 -
35,7
8,8
12,9
SING
MAR0
MAR+
(500) 130,4 27,0 48,8 28,6 -81,1 51,3 0,0 15,2 -31,6 -5,6 -8,5 -11,7 -42,9 (-71.4)
217,4 118,6 73,2 0,0 9,7 18,6 2,8 0,0 -7,9 -1,6 -3,0 7,9 -
0,0 17,0 -0,9 0,0 -1,0 -9,6 -6,8 2,3 0,0 -
-5,5
28,6
0,2
UNM0
(333.3) 40,0 160,0 (125) (71.4) (142.9) (111.1) (76.9) (58.8) (58.8)
86,2
UNM0
(666.7) 360,0 240,0 (62.5) (142.9) (71.4) (-111.1) (-76.9) (58.8) (-58.8)
UNM+
(71.4) 35,7 (153.8) (166.7) (666.7)
71,4
UNM+
(1000) (71.4) 300,0 71,4 (-76.9) (111.1) (166.7) (0)
H1PA
40,0 200,0 (105.3) 27,0 33,3 55,6 32,3 -
18,9
H1PA
(200) (-52.6) 0,0 -33,3 -55,6 -32,3 -
(500)
114,9
122,4
NFR OTHR 43,5
-8,1
(125) (125)
(333.3) (500) (142.9) (181.8)
38,5 22,2 45,5 40,8
66,7 35,1 27,0 14,5 14,7
35,4
24,6
NFR OTHR -43,5 34,5 (-333.3) 0,0 (-250) 80,0 (0) 142,9 (-90.9) (125) (71.4) (-125) (-125) (133.3) (52.6) -38,5 -22,2 0,0 -20,4
-66,7 60,6 0,0 21,3 27,0 14,5 103,4 44,1
9,4
24,6
totaal 15,7 17,7 11,9 24,3 91,4 57,4 24,9 19,4 8,4 10,9 14,2 9,5 11,4 2,7 10,1 8,1 19,0 13,5 20,0 23,7
totaal 20,6 -2,3 -5,2 -13,3 -17,1 15,6 9,0 -0,7 -1,5 -3,4 -7,1 5,2 -7,9 0,0 -3,4 -1,6 7,1 13,5 -20,0 -0,6
A-23
landelijk - Roeselare immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 18,2 81,8 102,6 5-9 7,8 102,2 29,1 10-14 4,5 71,7 45,0 15-19 4,5 65,4 9,5 20-24 5,2 28,6 5,9 25-29 9,4 5,6 30-34 12,9 23,8 35-39 14,7 8,7 40-44 8,1 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 7,9 75,5 18,2 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 31 -1 5-9 -6 -1 10-14 -15 4 15-19 -84 0 20-24 -402 -2 25-29 -129 (-1) 30-34 -19 35-39 -5 40-44 -3 45-49 -3 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -635 -1
C1PA 11 -1 5 -21 -49 -28 -7 -2 -3 -1 -1 -
-97
SING
166,7 123,3 95,7 75,5 44,6 37,5 32,3 7,4 12,5 9,1 8,3 1,9 3,2 1,0 2,1 (111.1) 18,9
SING
-2 10 15 10 1 2 3 -2 3 3 6 -6 -3 -12 -10 -2 (0) 16
MAR0
MAR+
301,9 (111.1) 114,7 49,2 75,6 20,0 46,6 10,8 18,6 5,6 4,7 3,5 6,8 2,9 6,2 1,5 6,4 1,7 5,9 3,2 4,1 1,0 1,8 0,6 19,7
MAR0
16 155 107 21 5 -3 2 0 9 10 5 -2 -4 -2 -5 (-1) 313
7,7
MAR+
UNM0
206,9 186,2 157,9 94,1 56,2 91,8 31,6 43,0 53,2 21,7 14,1 15,6 -
84,1
UNM0
(2) 18 16 -18 -13 -2 -13 -13 -2 0 1 -
4 30 18 7 2 5 2 3 -1 1 1 0 -
-24
72
UNM+
157,9 169,8 79,2 81,1 46,2 84,5 95,2 -
(333.3)
93,1
UNM+
2 17 4 3 0 5 4 -
(1)
36
H1PA
192,3 65,9 65,7 34,8 7,5 4,1 17,8 14,4
H1PA
NFR OTHR totaal 80,9 23,3 43,8 (105.3) 11,6 84,1 32,3 9,6 62,9 19,6 10,1 148,9 50,6 41,6 86,2 63,8 37,0 26,8 38,5 20,2 37,5 34,9 11,5 9,9 6,7 42,6 39,2 6,9 21,3 32,6 5,6 12,2 18,6 5,8 20,6 14,5 6,1 24,2 19,5 5,3 26,1 6,4 3,0 22,2 14,6 4,6 18,6 28,4 7,7 22,4 30,5 13,2 12,7 2,1 35,7 32,8 47,4 23,0 14,3
NFR
3 2 7 1 -4 -1 1 -2 -1 -2 -1 -1 -
0 -11 3 -6 9 -2 -5 0 -3 0 -1 1 2 -1 3 4 2 3 0
2
-2
OTHR totaal (-1) 40 (-1) -20 -5 -8 -7 -98 -7 -233 -3 12 -4 -4 -1 -9 1 -10 1 -5 5 -4 2 10 -4 11 1 10 -5 -10 5 2 12 0 13 1 -1 -3 1 0 2 -318
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 13,3 88,1 32,1 5-9 8,5 107,5 31,5 10-14 6,4 53,8 35,2 15-19 14,9 65,4 37,9 20-24 76,9 85,7 78,8 25-29 81,2 (83.3) 84,0 30-34 40,1 47,6 35-39 29,3 17,3 40-44 16,0 20,3 45-49 34,9 5,7 50-54 6,5 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 24,2 76,8 41,8 migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 5,0 -6,3 70,5 5-9 -0,8 -5,4 -2,4 10-14 -1,9 17,9 9,8 15-19 -10,4 0,0 -28,4 20-24 -71,7 -57,1 -72,8 25-29 -71,7 (-83.3) -78,4 30-34 -27,2 -23,8 35-39 -14,7 -8,7 40-44 -16,0 -12,2 45-49 -34,9 -5,7 50-54 -6,5 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -16,3 -1,3 -23,6
SING
233,3 79,3 52,2 48,5 41,8 31,3 23,5 12,3 7,8 5,7 3,3 7,7 5,6 12,7 23,0 17,1 (111.1) 17,2
SING
MAR0
27,1 22,4 19,4 8,3 9,5 5,1 6,2 3,8 3,5 2,9 2,7 3,0 2,6 24,0 (1000) 7,6
MAR0
MAR+
32,8 16,9 13,3 7,5 3,8 5,4 4,7 2,4 3,2 -
8,3
MAR+
-66,7 301,9 (111.1) 44,1 87,6 16,4 43,5 53,2 3,0 27,0 27,2 -2,5 2,8 10,4 -1,8 6,3 -4,7 -0,3 8,8 1,7 -2,5 -4,9 0,0 -3,2 4,7 2,6 -0,7 3,4 2,4 0,0 5,0 1,2 1,0 -5,8 -0,9 -2,4 -2,4 -11,8 -2,6 -20,9 -24,0 -17,1 (0) (-1000) 1,8 12,1 -0,6
UNM0
69,0 64,8 39,5 11,8 33,7 40,8 10,5 10,8 63,8 10,9 15,6 -
31,0
UNM0
137,9 121,5 118,4 82,4 22,5 51,0 21,1 32,3 -10,6 10,9 14,1 0,0 -
53,1
UNM+
H1PA
122,8 62,9 59,4 64,9 46,2 14,1 -
76,9 44,0 32,9 30,4 22,5 8,2 13,3 8,2 4,0 7,1 5,4 4,8 -
53,2
13,7
UNM+
35,1 106,9 19,8 16,2 0,0 70,4 95,2 -
(333.3)
39,9
H1PA
115,4 22,0 32,9 4,3 -15,0 -4,1 4,4 -8,2 -4,0 -7,1 -5,4 -4,8 0,7
NFR OTHR totaal 80,9 (250) 17,3 124,1 (157.9) 13,9 56,1 193,5 10,5 97,1 156,9 20,7 110,6 139,2 64,8 97,7 95,7 35,9 71,4 89,7 20,6 37,5 46,5 12,5 61,2 7,8 42,6 32,7 7,5 42,6 5,4 6,1 11,2 4,6 26,2 4,7 32,3 17,0 4,0 6,5 22,3 5,2 4,4 4,2 4,1 12,4 7,1 7,7 9,0 2,2 12,6 12,7 4,7 8,5 32,8 48,1 22,5 16,7
NFR OTHR totaal 0,0 (-250) 5,9 -80,3 (-52.6) -2,3 28,0 -161,3 -0,9 -34,3 -137,3 -10,5 38,3 -88,6 -23,2 -11,5 -31,9 1,1 -44,6 -51,3 -0,4 0,0 -11,6 -1,0 -61,2 9,9 -1,1 0,0 6,5 -0,7 -21,3 27,2 -0,5 12,2 7,4 1,3 20,6 -11,6 1,4 -8,1 2,4 1,4 19,6 -15,9 -2,3 17,8 10,5 0,5 6,2 21,3 0,0 13,5 28,3 0,7 0,0 -4,7 -6,3 35,7 0,0 -0,8 0,5 -2,4
A-24
stedelijk - Roeselare immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 24,5 87,0 90,9 5-9 14,5 121,5 37,8 10-14 9,8 87,0 45,5 15-19 8,5 43,5 24,6 20-24 5,7 15,2 25-29 10,8 30-34 26,4 35-39 16,1 40-44 29,0 45-49 50-54 (71.4) 55-59 32,3 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 12,8 76,6 23,4 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 -4 0 5-9 7 0 10-14 15 2 15-19 -9 0 20-24 -136 -1 25-29 -66 30-34 -14 35-39 -3 40-44 -2 45-49 -1 50-54 (1) 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -212 1
C1PA 0 -4 -3 -10 -20 -9 -12 -2 -1 -3 1
-63
SING
MAR0
MAR+
UNM0
(384.6) 281,3 131,1 66,4 85,6 58,3 42,6 37,2 19,8 18,4 7,6 9,5 5,8 2,4 5,0 -
350,0 238,2 110,8 58,2 33,2 10,3 5,8 5,2 4,3 7,7 6,5 3,5 3,1 -
66,3 25,8 20,1 9,9 6,0 7,1 6,0 2,5 -
320,0 220,3 171,6 166,7 75,8 92,6 54,5 48,4 23,3 58,8 (83.3) (71.4)
39,1
35,7
12,1
115,4
SING
MAR0
MAR+
UNM0
(2) 29 10 -7 5 5 -1 0 -2 -1 2 -2 -2 -5 -6 -
6 129 63 10 3 2 0 1 0 1 8 2 2 -2 -3
-1 -8 5 17 -7 3 0 -4 -4 -2 -
6 18 15 9 -5 4 0 2 1 1 (1) (0)
27
222
-1
52
UNM+
29,4 87,0 134,5 56,5 82,4 64,5 115,4 (71.4)
81,2
UNM+
H1PA
(62.5) 26,3 68,4 45,1 13,2 10,0 14,1 -
16,9
H1PA
-1 -2 5 4 2 2 1 (1)
(0) -2 1 2 -7 -4 -1 -1 -1 0 (-1)
12
-14
NFR OTHR totaal 49,2 29,1 18,2 19,7 34,5 15,6 98,0 208,3 19,5 161,3 186,0 79,6 145,2 37,0 54,1 52,6 43,5 33,8 96,8 20,3 34,5 29,4 13,8 (176.5) 71,4 12,7 16,4 9,7 (83.3) 5,6 34,5 7,3 20,8 17,9 6,3 15,6 6,6 24,1 23,8 8,2 49,5 32,4 11,4 34,9 6,5 8,7 18,5 6,7 57,9 28,0 23,8
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 26,3 87,0 90,9 5-9 12,0 121,5 59,5 10-14 4,6 69,6 56,8 15-19 11,7 43,5 55,4 20-24 70,1 32,3 90,9 25-29 99,9 55,6 30-34 79,2 126,3 35-39 40,3 27,0 40-44 58,0 13,2 45-49 37,0 50-54 46,2 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 27,8 74,2 60,4
NFR OTHR totaal -2 -6 -5 -2 -2 (-4) 8 0 -5 -10 1 4 22 0 -4 -3 1 0 -2 0 -3 18 -1 0 -5 (2) -4 -3 -4 -3 (0) -5 0 -2 -6 0 2 10 0 1 0 3 4 5 5 3 3 1 -5 0 -1 2 -11 15
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 -1,7 0,0 0,0 5-9 2,5 0,0 -21,6 10-14 5,3 17,4 -11,4 15-19 -3,2 0,0 -30,8 20-24 -64,4 -32,3 -75,8 25-29 -89,1 -55,6 30-34 -52,8 -126,3 35-39 -24,2 -27,0 40-44 -29,0 -13,2 45-49 -37,0 50-54 (71.4) -46,2 55-59 32,3 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -15,0 2,3 -36,9
SING
MAR0
MAR+
UNM0
(230.8) 100,0 90,2 97,3 58,8 34,0 47,9 37,2 26,4 21,0 3,8 14,2 9,6 14,1 35,0 -
50,0 73,0 47,9 30,5 20,7 3,4 5,8 4,2 4,3 7,1 1,3 1,2 6,4 34,1
69,2 29,9 18,2 3,2 8,8 5,7 6,0 5,9 6,1 5,7 -
(71.4)
32,8
14,7
12,2
48,7
SING
MAR0
MAR+
80,0 67,8 59,7 41,7 151,5 18,5 54,5 16,1 29,4
UNM0
(153.8) 181,3 41,0 -31,0 26,7 24,3 -5,3 0,0 -6,6 -2,6 3,8 -4,7 -3,8 -11,8 -30,0 -
300,0 165,2 62,9 27,7 12,4 6,8 0,0 1,0 0,0 0,6 5,2 2,3 3,1 -6,4 -34,1
-2,9 -4,1 1,8 6,7 -2,8 1,4 0,0 -3,4 -6,1 -5,7 -
240,0 152,5 111,9 125,0 -75,8 74,1 0,0 32,3 23,3 29,4 (83.3) (0)
6,3
21,0
-0,1
66,7
UNM+
H1PA
58,8 115,9 92,4 24,2 58,8 32,3 76,9
(62.5) 78,9 59,8 30,1 59,2 50,0 9,5 10,1 11,4 14,1 (58.8)
59,6
28,8
UNM+
H1PA
-29,4 -29,0 42,0 32,3 23,5 32,3 38,5 (71.4)
(0) -52,6 8,5 15,0 -46,1 -40,0 -9,5 -10,1 -11,4 0,0 (-58.8)
21,7
-11,9
NFR OTHR totaal 82,0 31,5 109,1 20,3 103,4 (363.6) 13,1 98,0 416,7 22,5 145,2 93,0 74,1 145,2 111,1 54,8 26,3 43,5 34,3 96,8 88,2 15,2 69,0 29,4 15,2 (58.8) 166,7 13,6 82,0 10,6 (83.3) 7,2 34,5 19,6 9,4 20,8 2,6 15,6 6,0 24,1 6,0 5,7 5,4 8,8 17,4 18,5 13,3 55,6 36,1 23,5
NFR OTHR totaal -32,8 -2,4 -90,9 -0,6 -69,0 (-363.6) 2,4 0,0 -208,3 -3,0 16,1 93,0 5,5 0,0 -74,1 -0,7 26,3 0,0 -0,5 0,0 -88,2 5,1 -34,5 0,0 -1,4 (117.6) -95,2 -0,9 -65,6 -0,9 (0) -1,6 0,0 -19,6 -2,1 0,0 17,9 3,7 0,0 0,6 0,0 17,9 2,5 49,5 27,0 2,6 34,9 6,5 -8,7 0,0 -6,7 2,3 -8,1 0,3
A-25
landelijk+druk - Brussel immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 45,5 111,2 125,6 5-9 25,2 111,4 76,2 10-14 16,0 107,3 60,8 15-19 11,8 92,1 44,7 20-24 10,9 80,2 30,3 25-29 20,7 61,7 28,9 30-34 22,1 205,9 21,6 35-39 22,8 58,8 11,0 40-44 13,8 (58.8) 14,0 45-49 12,3 50-54 13,4 55-59 (200) 12,9 60-64 7,1 65-69 27,8 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 21,0 103,5 44,9 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 252 42 5-9 134 50 10-14 66 32 15-19 -106 13 20-24 -748 -10 25-29 -330 -1 30-34 -42 5 35-39 -14 -1 40-44 -5 (0) 45-49 -3 50-54 -2 55-59 -1 (-1) 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -799 129
C1PA 37 23 26 -17 -126 -59 -19 -14 -1 4 -1 -1 -1 0
-149
SING
272,7 202,0 141,5 103,3 59,0 59,4 44,2 39,4 20,9 16,7 8,4 7,3 5,4 4,4 4,9 6,1 36,7
SING
(-1) 9 83 69 31 4 3 1 24 5 9 1 -12 -30 -34 -17 -5 -2 138
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
237,5 174,8 131,8 77,9 39,1 24,5 17,7 17,3 9,9 8,1 5,0 5,2 4,5 4,5 4,3 -
166,7 85,0 57,1 33,1 19,1 11,0 8,4 6,8 4,8 3,4 2,7 1,8 1,6 -
273,5 239,2 185,9 158,9 161,4 96,8 84,7 64,4 59,0 46,1 42,4 16,0 28,9 25,9 -
260,9 113,5 132,6 112,1 100,4 69,3 76,9 71,8 68,4 126,4 63,5 37,0 47,6
(222.2) 111,1 117,6 82,6 53,6 31,1 37,0 16,2 6,6 12,1 3,6 1,6 4,1 12,5 -
27,8
20,3
131,9
101,9
32,2
MAR0
MAR+
12 328 361 91 33 23 21 63 33 21 0 3 -1 -1 -6 -1
3 59 284 197 94 3 46 11 3 2 4 2 -3 -2 -1
980
702
UNM0
17 157 129 54 58 32 25 15 13 13 7 3 3 1 -1 (-1) (-1) 524
UNM+
H1PA
2 9 62 75 48 14 6 5 7 8 2 1 1
(1) 3 18 16 2 -5 11 -8 -7 6 -5 -1 -2 -3 3 -1
240
28
NFR OTHR totaal 57,1 121,2 55,3 54,1 136,4 34,9 43,8 95,7 25,3 68,5 129,4 25,3 145,6 91,6 63,2 117,2 65,0 77,5 69,4 51,7 48,2 62,8 51,3 30,4 71,4 34,2 19,8 30,1 17,2 16,7 37,3 29,2 15,4 36,3 11,0 10,7 48,2 24,1 10,8 26,4 27,6 7,6 26,5 43,3 8,3 32,7 77,8 13,5 32,4 78,8 18,1 26,1 67,1 23,8 41,0 36,2 23,9 16,4 42,3 20,3 59,7 55,8 30,9
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 26,3 68,0 87,5 5-9 17,0 50,8 63,2 10-14 12,3 66,9 48,9 15-19 17,7 72,8 50,7 20-24 68,6 127,4 84,0 25-29 90,9 74,1 77,6 30-34 44,2 58,8 44,5 35-39 36,1 88,2 28,1 40-44 21,5 (58.8) 15,3 45-49 12,2 4,1 50-54 18,3 16,1 55-59 23,8 (400) 16,1 60-64 14,3 65-69 27,8 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 30,2 68,4 54,7
NFR OTHR totaal 11 7 349 9 5 221 1 1 125 -10 13 -63 43 -12 -214 19 4 556 -5 -10 393 5 8 223 8 0 72 -2 -4 105 -1 1 107 3 -6 48 8 2 68 4 5 18 5 14 15 23 59 50 23 65 49 11 40 29 8 11 11 0 2 -1 163 205 2161
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 19,3 43,3 38,1 5-9 8,2 60,5 13,0 10-14 3,8 40,4 11,9 15-19 -5,9 19,3 -5,9 20-24 -57,7 -47,2 -53,8 25-29 -70,3 -12,3 -48,7 30-34 -22,1 147,1 -22,8 35-39 -13,3 -29,4 -17,1 40-44 -7,7 (0) -1,3 45-49 -12,2 8,2 50-54 -18,3 -2,7 55-59 -23,8 (-200) -3,2 60-64 -7,1 65-69 0,0 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -9,2 35,1 -9,8
SING
(250) 190,9 109,9 97,1 81,5 56,0 57,0 43,3 20,5 18,2 12,9 8,1 11,7 13,9 16,8 18,7 21,5 42,6 31,6
SING
(-250) 81,8 92,1 44,4 21,8 3,0 2,4 0,9 18,9 2,8 3,7 0,3 -4,4 -8,5 -12,4 -13,8 -15,3 -42,6 5,1
MAR0
MAR+
87,5 45,1 45,9 30,6 15,7 11,7 10,4 5,8 6,2 6,0 5,0 4,6 4,8 5,0 17,3 18,9
95,2 53,9 30,2 21,3 13,9 10,9 4,7 5,7 4,4 2,9 1,2 6,5 8,0 13,7
11,6
13,5
MAR0
150,0 129,7 85,9 47,3 23,5 12,8 7,3 11,5 3,8 2,1 0,0 0,6 -0,3 -0,6 -13,0 -18,9 16,2
MAR+
71,4 31,2 27,0 11,7 5,3 0,2 3,7 1,2 0,4 0,4 1,6 1,8 -4,9 -8,0 -13,7
UNM0
128,2 84,6 67,8 69,5 39,8 29,5 25,9 27,2 20,6 10,8 21,2 4,0 11,6 17,2 27,8 (142.9) (500) 47,8
UNM0
145,3 154,5 118,1 89,4 121,6 67,4 58,8 37,1 38,3 35,2 21,2 12,0 17,3 8,6 -27,8 (-142.9) (-500) 6,8 84,1
UNM+
H1PA
173,9 89,2 68,9 43,8 49,1 49,9 60,4 46,2 8,5 34,5 31,7 -
(111.1) 91,5 79,8 66,7 51,9 34,6 25,7 25,5 15,7 4,9 9,6 1,7 4,8 10,3 15,9
54,0
29,6
UNM+
H1PA
87,0 24,3 63,7 68,4 51,3 19,4 16,5 25,6 59,8 92,0 31,7 37,0 47,6
(111.1) 19,6 37,8 15,9 1,8 -3,5 11,3 -9,3 -9,2 7,3 -6,0 -1,7 -3,2 -6,2 12,5 -15,9
47,9
2,7
NFR OTHR totaal 40,1 15,2 33,2 40,2 79,5 23,6 42,3 85,1 19,4 80,5 64,7 28,0 104,7 121,3 72,2 91,3 56,1 56,2 79,6 76,4 33,3 49,2 25,6 21,7 47,6 34,2 17,0 37,6 30,9 11,3 41,0 26,3 9,7 26,4 24,2 8,3 28,9 20,6 7,3 18,3 19,9 6,6 16,3 19,0 7,0 3,8 14,9 8,8 6,7 13,1 11,4 9,2 19,2 15,6 11,2 5,6 13,8 16,4 14,1 25,4 44,4 31,3 24,5
NFR OTHR totaal 17,0 106,1 22,2 13,9 56,8 11,3 1,6 10,6 5,9 -12,0 64,7 -2,7 40,9 -29,7 -9,0 25,9 9,0 21,4 -10,2 -24,6 14,8 13,7 25,6 8,7 23,8 0,0 2,8 -7,5 -13,7 5,4 -3,7 2,9 5,7 9,9 -13,2 2,4 19,3 3,4 3,5 8,1 7,7 1,0 10,2 24,2 1,3 29,0 62,9 4,7 25,7 65,7 6,7 16,9 47,9 8,2 29,9 30,6 10,1 0,0 28,2 -5,1 15,3 24,5 6,4
A-26
landelijk - Brussel immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 45,0 115,0 97,0 5-9 24,4 128,4 76,7 10-14 15,6 99,9 57,5 15-19 11,9 87,4 44,4 20-24 10,9 34,6 25,7 25-29 15,6 56,2 19,4 30-34 20,9 71,4 24,4 35-39 16,1 (105.3) 18,4 40-44 12,4 64,5 12,8 45-49 14,8 (83.3) 7,6 50-54 12,1 55-59 13,2 60-64 4,4 65-69 16,1 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 20,4 101,7 41,2 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 310 38 5-9 207 51 10-14 116 45 15-19 -91 24 20-24 -952 -22 25-29 -493 -6 30-34 -70 3 35-39 -10 (1) 40-44 -13 2 45-49 -4 (-1) 50-54 -3 55-59 -1 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -1004 135
C1PA 7 22 19 -34 -159 -87 -27 -7 -1 -10 1 0 0 0
-276
SING
(250) 239,5 190,8 136,1 82,6 55,9 52,9 51,3 29,4 23,8 11,1 7,5 8,3 3,6 5,9 5,3 13,2 15,6 35,1
SING
(1) 11 76 89 34 -6 -1 14 -2 14 -1 -12 -3 -41 -42 -34 -6 0 91
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
270,5 169,4 103,1 62,2 44,5 19,5 15,8 9,3 8,6 7,3 5,6 5,1 3,8 2,3 1,6 -
172,8 94,1 53,3 30,1 15,9 11,9 9,8 5,8 4,4 5,3 6,3 3,5 2,3 -
260,3 239,5 193,2 149,2 115,1 84,6 77,3 94,9 43,7 46,5 20,4 26,4 4,6 15,3 23,3
238,1 147,2 145,1 127,9 93,7 79,3 64,9 53,8 27,0 29,1 17,2 33,3 -
(333.3) 159,5 111,1 82,5 48,3 39,2 23,3 15,5 7,7 9,9 7,1 2,5 1,5 -
25,8
19,6
128,1
104,3
31,7
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
21 539 460 99 57 11 23 12 40 31 14 -1 -5 -11 -12 -3
4 113 319 229 74 69 51 6 0 -10 11 3 0 -1 -
27 200 197 79 37 23 19 39 13 16 -10 4 -3 -1 -1 (-1)
4 20 71 78 51 30 14 10 0 1 1 1 -
(2) 0 14 18 5 5 -11 -1 -4 -1 -3 -4 -5 -1 -3 -1
1275
868
638
281
10
NFR OTHR totaal 67,1 64,5 52,5 67,1 66,7 33,9 44,3 78,3 24,1 72,9 117,6 24,9 115,4 90,1 62,5 100,3 76,4 70,3 72,6 40,1 43,8 35,6 63,3 26,3 41,0 41,2 19,8 31,6 37,5 16,8 47,3 32,6 12,2 26,6 22,1 9,8 31,6 17,2 8,7 42,2 24,8 7,9 47,6 29,1 8,5 25,3 33,1 7,5 29,4 44,5 12,8 34,7 40,8 18,2 24,6 39,0 21,9 27,4 31,9 23,5 56,8 42,0 28,8
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 28,5 81,7 91,4 5-9 15,8 78,4 67,5 10-14 10,9 57,5 51,5 15-19 15,5 58,3 53,4 20-24 61,3 103,8 76,2 25-29 87,0 123,6 68,9 30-34 46,9 47,9 35-39 23,1 (52.6) 24,9 40-44 28,5 13,8 45-49 26,6 (166.7) 22,9 50-54 22,1 10,1 55-59 17,2 13,2 60-64 4,4 65-69 16,1 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 28,5 72,1 54,7
NFR OTHR totaal -1 -3 351 14 2 296 8 -4 185 6 -10 -36 7 -12 -190 -4 -10 550 2 -13 432 -7 0 195 -4 -2 119 -3 1 93 2 -4 60 1 -2 61 -1 6 41 10 14 25 14 11 25 17 32 -5 20 52 16 20 45 15 7 17 13 -1 3 2 107 123 2248
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 16,5 33,4 5,7 5-9 8,7 50,0 9,2 10-14 4,7 42,4 6,0 15-19 -3,6 29,1 -9,0 20-24 -50,5 -69,2 -50,5 25-29 -71,4 -67,4 -49,5 30-34 -26,1 71,4 -23,5 35-39 -7,0 (52.6) -6,4 40-44 -16,1 64,5 -1,0 45-49 -11,8 (-83.3) -15,3 50-54 -22,1 2,0 55-59 -17,2 0,0 60-64 0,0 65-69 0,0 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -8,1 29,6 -13,4
SING
173,7 134,1 100,6 67,8 59,0 53,4 42,6 30,4 18,4 11,4 10,1 9,1 11,7 16,3 23,2 26,3 15,6 32,9
SING
(250) 65,9 56,6 35,5 14,9 -3,1 -0,5 8,7 -1,0 5,4 -0,3 -2,6 -0,8 -8,1 -10,4 -18,0 -13,2 0,0 2,3
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
98,4 43,8 39,6 32,6 18,3 15,4 10,4 7,9 5,5 5,2 4,6 5,2 4,6 6,4 20,2 36,1
123,5 51,0 32,1 20,9 13,0 9,2 6,9 5,4 4,4 6,9 3,2 1,4 2,3 2,9 -
75,3 99,9 60,1 57,1 56,8 50,4 44,7 20,9 19,0 11,1 40,9 11,3 18,3 22,9 46,5 (90.9)
142,9 100,5 76,4 69,6 52,2 45,3 34,6 15,4 27,0 19,4 -
(166.7) 159,5 91,7 69,5 45,2 36,5 31,9 16,3 11,2 10,8 9,8 5,2 8,7 3,1 8,6 7,8
12,0
13,6
52,8
57,9
31,0
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
172,1 125,6 63,5 29,6 26,1 4,0 5,4 1,5 3,1 2,1 1,0 -0,1 -0,8 -4,2 -18,6 -36,1
49,4 43,0 21,3 9,2 2,9 2,8 2,9 0,4 0,0 -1,6 3,2 2,1 0,0 -2,9 -
184,9 139,7 133,1 92,1 58,4 34,1 32,6 74,0 24,7 35,4 -20,4 15,1 -13,7 -7,6 -23,3 (-90.9)
95,2 46,7 68,7 58,3 41,6 34,0 30,3 38,5 0,0 9,7 17,2 33,3 -
(166.7) 0,0 19,4 13,0 3,1 2,7 -8,6 -0,9 -3,4 -0,9 -2,7 -5,2 -6,2 -1,5 -8,6 -7,8
13,8
5,9
75,3
46,4
0,7
NFR OTHR totaal 68,2 96,8 36,6 47,6 44,4 23,3 33,2 113,0 17,8 67,1 154,4 26,1 109,5 112,1 68,0 104,7 92,4 55,9 69,3 69,0 32,7 51,2 63,3 21,0 51,9 46,7 16,5 41,1 34,9 13,4 40,0 40,7 10,0 23,7 24,8 7,7 34,2 10,3 7,3 22,1 12,0 7,0 18,6 16,3 6,9 5,8 10,1 7,8 9,8 11,5 11,2 9,9 6,2 15,2 5,5 4,1 13,5 41,1 15,7 48,1 31,9 24,2
NFR OTHR totaal -1,1 -32,3 15,8 19,6 22,2 10,5 11,1 -34,8 6,2 5,8 -36,8 -1,1 5,8 -22,1 -5,5 -4,4 -15,9 14,4 3,3 -29,0 11,1 -15,6 0,0 5,3 -10,9 -5,5 3,3 -9,5 2,7 3,4 7,3 -8,1 2,2 3,0 -2,8 2,1 -2,6 6,9 1,5 20,1 12,9 1,0 29,0 12,8 1,6 19,6 23,1 -0,3 19,6 33,1 1,5 24,8 34,7 2,9 19,1 34,9 8,4 -13,7 31,9 7,8 8,7 10,1 4,7
A-27
randstedelijk+druk - Brussel immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 73,7 134,6 160,0 5-9 38,4 127,5 97,7 10-14 24,5 137,7 76,5 15-19 19,2 91,8 46,6 20-24 15,2 37,7 39,5 25-29 18,2 45,5 43,2 30-34 24,1 42,9 35-39 32,5 38,5 40-44 25,0 48,6 45-49 29,0 50-54 9,2 55-59 40,0 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 31,8 119,4 61,9 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 182 18 5-9 90 16 10-14 38 22 15-19 -40 -2 20-24 -412 -6 25-29 -260 -2 30-34 -35 35-39 -14 40-44 1 45-49 1 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -449 46
C1PA 16 15 1 -22 -84 -45 -10 -3 2 -3 -3 2 -1
-135
SING
434,0 287,0 186,3 129,3 101,0 90,2 52,4 50,4 45,9 30,9 18,3 14,4 10,1 8,5 8,9 17,1 (83.3) 65,8
SING
6 43 34 29 7 12 -17 0 8 0 2 -1 -15 -17 -5 -2 (0) 84
MAR0
MAR+
(368.4) 241,6 170,0 127,9 51,2 34,8 20,7 14,9 16,0 14,5 12,0 11,8 6,9 12,8 5,8 (52.6)
119,1 101,4 56,8 36,0 25,5 13,8 12,1 9,3 3,9 1,1 3,2 5,8 (58.8)
37,9
33,9
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
484,8 353,1 255,2 183,2 138,7 142,2 115,9 87,2 53,4 40,7 40,4 74,1 37,7 -
(142.9) 188,1 191,6 143,8 130,9 131,0 105,3 62,5 157,9 50,0
(333.3) 375,0 132,6 131,0 54,2 66,1 27,2 27,3 17,7 16,8 16,5 6,5 6,1 10,2 -
180,0
142,3
UNM0
(500)
UNM+
(6) 107 147 54 11 8 1 7 13 4 10 8 3 1 -2 (0)
(-3) 4 157 142 111 56 6 4 -5 -19 -11 0 1 (1)
9 73 71 27 14 20 11 3 -2 1 1 3 2 (-2)
(0) 1 25 25 27 13 6 0 6 1
378
444
231
104
(0)
51,0
H1PA
(1) 5 -5 16 0 7 -3 -11 -2 0 -1 1 -3 1 -1 5
NFR OTHR totaal 87,2 (52.6) 82,8 27,3 46,6 67,8 33,3 34,6 157,6 102,6 32,6 171,1 150,4 75,7 131,1 80,4 108,7 138,6 57,7 75,5 40,5 40,0 46,8 132,1 42,7 37,9 87,0 17,1 21,3 69,8 43,9 18,8 50,8 20,3 18,0 100,0 43,5 16,3 63,5 51,8 14,5 56,5 68,8 16,3 66,7 64,4 17,4 35,8 84,6 23,1 26,8 90,6 31,7 47,2 72,1 41,8 (125) 115,4 93,8 84,7 65,8 44,6
NFR 3 -4 -5 0 -3 -8 1 -5 3 2 3 1 9 5 2 6 7 0 2 (2) 21
OTHR totaal (-1) 218 -2 115 0 56 -4 -49 2 -270 -3 111 -3 246 -2 146 2 124 -6 -2 -1 2 -4 17 -1 -6 3 9 8 21 15 9 24 16 20 11 5 5 3 5 55 784
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 42,1 87,1 122,4 5-9 26,2 75,2 78,4 10-14 19,5 65,6 75,5 15-19 24,3 101,4 64,0 20-24 86,2 150,9 118,4 25-29 136,3 136,4 127,6 30-34 71,0 78,6 35-39 70,5 51,3 40-44 18,8 37,8 45-49 14,5 24,6 50-54 36,7 55-59 13,3 60-64 33,3 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 43,6 83,7 84,0 migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 31,6 47,5 37,6 5-9 12,2 52,3 19,3 10-14 4,9 72,1 1,0 15-19 -5,1 -9,7 -17,4 20-24 -71,0 -113,2 -78,9 25-29 -118,1 -90,9 -84,4 30-34 -46,9 -35,7 35-39 -37,9 -12,8 40-44 6,3 10,8 45-49 14,5 -24,6 50-54 -27,5 55-59 26,7 60-64 -33,3 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -11,8 35,7 -22,1
SING
320,8 192,1 147,0 96,1 90,6 71,9 84,3 50,4 34,4 30,9 16,7 15,4 22,7 26,5 20,0 34,2 (83.3) 58,2
SING
113,2 94,9 39,4 33,2 10,4 18,3 -31,8 0,0 11,5 0,0 1,7 -1,0 -12,6 -18,0 -11,1 -17,1 (0) 7,5
MAR0
MAR+
(52.6) (333.3) 91,3 110,1 80,4 57,5 68,4 36,4 34,6 21,5 25,2 18,6 19,9 12,8 11,7 11,2 12,3 11,0 13,5 14,5 9,3 13,7 7,7 3,2 4,9 11,4 17,4 (52.6) 21,9
MAR0
23,7
MAR+
(315.8) (-333.3) 150,3 9,0 89,6 43,9 59,5 20,4 16,6 14,5 9,6 6,9 0,8 1,0 3,2 0,9 3,7 -1,7 1,0 -10,6 2,7 -12,6 4,1 0,0 2,1 5,8 1,4 -11,6 (58.8) (0) 16,0
10,3
UNM0
UNM+
212,1 146,9 92,0 80,2 57,8 47,4 36,2 67,1 68,7 32,5 30,3 18,5 (250)
(142.9) 178,2 110,4 88,5 60,2 79,4 60,2 62,5 -
77,3
83,8
UNM0
(500)
UNM+
272,7 206,2 163,2 103,1 80,9 94,8 79,7 20,1 -15,3 8,1 10,1 55,6 37,7 (-250)
(0) 9,9 81,2 55,3 70,7 51,6 45,1 0,0 157,9 50,0
102,7
58,5
(0)
H1PA
270,8 160,2 88,2 54,2 55,6 33,0 57,4 23,6 16,8 20,6 24,5 17,2 49,7
H1PA
(333.3) 104,2 -27,6 42,8 0,0 10,5 -5,8 -30,1 -5,9 0,0 -4,1 6,5 -18,4 10,2 -17,2 1,2
NFR OTHR totaal 67,1 (105.3) 50,5 63,6 76,9 33,3 110,2 33,3 28,5 157,6 153,8 37,6 182,5 135,3 104,4 174,9 107,1 97,7 128,7 86,5 53,3 108,1 56,0 33,4 75,5 25,6 26,9 43,5 68,4 21,5 52,6 18,6 33,9 47,3 15,9 10,0 48,9 17,1 23,8 36,3 13,1 40,3 18,8 10,7 41,7 13,6 14,9 13,0 12,1 16,6 26,8 23,5 22,8 28,3 27,0 28,7 15,6 76,7 45,6 38,9
NFR OTHR totaal 20,1 (-52.6) 32,3 -36,4 -76,9 13,4 -42,4 0,0 6,1 0,0 -51,3 -5,0 -11,4 15,0 -28,6 -43,7 -26,8 11,0 9,9 -28,8 22,2 -67,6 -16,0 13,4 56,6 17,1 11,0 43,5 -51,3 -0,2 69,8 -8,8 0,2 16,9 -27,0 2,1 90,0 -5,4 -0,8 39,7 15,5 1,4 16,1 50,0 5,6 25,0 50,8 2,5 22,8 72,5 6,5 0,0 67,1 9,0 18,9 45,0 13,1 (125) 115,4 78,1 7,9 20,2 5,7
A-28
randstedelijk - Brussel immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 61,5 106,9 113,9 5-9 30,3 116,1 78,9 10-14 19,2 115,3 55,3 15-19 12,7 89,4 42,0 20-24 12,8 39,5 29,8 25-29 20,3 60,2 25,4 30-34 23,2 (90.9) 20,2 35-39 15,8 26,1 40-44 25,0 16,3 45-49 5,4 11,5 50-54 3,6 55-59 14,8 60-64 8,9 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 25,5 101,3 46,2 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 390 31 5-9 177 46 10-14 62 40 15-19 -167 -3 20-24 -1171 -30 25-29 -659 -7 30-34 -120 (0) 35-39 -28 (-1) 40-44 -1 45-49 -3 (-1) 50-54 -3 55-59 60-64 (-1) 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -1524 75
C1PA 25 16 -13 -74 -256 -167 -35 -12 -5 -5 -1 1 -1 -
-527
SING
171,6 221,4 166,4 111,7 83,1 69,6 47,7 45,4 25,6 19,2 13,9 10,5 10,3 13,2 9,3 8,9 20,4 54,4
SING
(-1) 3 61 108 45 14 8 -31 -5 -4 -15 -25 -16 -29 -21 -21 -2 -2 67
MAR0
MAR+
322,6 (266.7) 203,4 146,9 140,6 79,1 95,5 49,3 44,7 31,4 38,8 18,2 19,5 11,8 13,0 8,1 12,0 7,3 9,7 7,4 8,9 5,1 9,0 4,9 6,2 1,8 4,3 4,1 5,6 28,8
MAR0
5 225 325 130 10 28 -4 -14 -13 -48 -37 12 5 -11 -3 -2 (-1) 607
27,0
MAR+
UNM0
UNM+
333,3 297,3 213,6 160,1 142,3 95,2 49,7 59,8 66,7 20,1 18,2 33,7 40,5 24,7 29,4
(368.4) 169,4 181,6 142,7 92,8 83,6 58,8 133,3 54,7 107,7 75,0
133,8
119,6
UNM0
(83.3)
UNM+
(2) 53 243 317 187 54 -16 -47 -27 -7 -4 -1 -2 0 -
7 137 146 58 38 24 -9 13 14 -2 -6 3 6 2 1
(2) 6 67 91 34 10 5 16 4 6 2
752
432
244
(1)
H1PA
(250) 211,5 144,3 89,4 71,2 44,2 28,3 16,9 17,2 13,9 7,8 4,7 2,2 6,1 42,1
H1PA
(-1) 9 10 10 16 -10 -6 -19 -6 3 -6 0 -3 -2 0 -5
NFR OTHR totaal 81,2 90,9 68,2 42,1 134,1 38,1 49,6 73,4 27,0 108,9 87,4 22,8 123,2 106,6 56,7 128,5 93,9 91,4 128,3 110,7 64,9 66,7 74,9 42,1 70,1 50,2 28,3 73,5 42,5 18,3 58,3 48,4 15,3 39,2 25,7 13,1 72,3 23,7 11,8 47,5 42,5 11,2 34,2 36,5 11,2 69,8 76,2 16,6 54,1 94,4 25,9 51,0 91,9 36,6 80,2 71,6 46,8 17,5 66,7 36,9 77,4 71,6 35,8
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 37,0 77,1 94,5 5-9 21,7 55,4 71,9 10-14 16,2 61,1 59,5 15-19 20,7 95,1 62,7 20-24 80,8 171,1 106,1 25-29 121,0 144,6 128,6 30-34 77,6 (90.9) 64,3 35-39 45,3 (83.3) 45,7 40-44 27,1 25,3 45-49 21,7 (111.1) 25,9 50-54 33,7 7,1 55-59 9,9 60-64 (71.4) 17,9 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 39,9 79,4 75,3
NFR OTHR totaal -2 2 446 -11 4 232 -7 1 82 -6 -9 -241 -7 -7 -980 -5 -1 60 8 7 511 -6 4 256 2 0 110 0 1 -69 2 8 -50 -4 -3 -38 10 -2 -57 5 11 -60 7 2 7 30 49 57 21 75 64 18 68 63 17 28 41 1 5 3 73 243 437
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 24,6 29,9 19,4 5-9 8,6 60,7 7,0 10-14 3,0 54,3 -4,2 15-19 -8,0 -5,7 -20,6 20-24 -68,0 -131,6 -76,3 25-29 -100,7 -84,3 -103,3 30-34 -54,5 (0) -44,1 35-39 -29,5 (-83.3) -19,6 40-44 -2,1 -9,0 45-49 -16,3 (-111.1) -14,4 50-54 -33,7 -3,6 55-59 4,9 60-64 (-71.4) -8,9 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -14,4 22,0 -29,0
SING
(90.9) 149,3 174,0 126,7 93,8 76,8 65,7 65,1 48,3 27,4 24,8 21,3 16,4 18,8 21,2 25,4 14,8 61,2 52,4
SING
(-90.9) 22,4 47,4 39,8 18,0 6,3 3,9 -17,4 -2,8 -1,9 -5,6 -7,4 -6,0 -8,5 -7,9 -16,2 -5,9 -40,8 2,0
MAR0
MAR+
161,3 (133.3) 83,3 89,6 69,4 51,7 45,4 32,4 39,2 22,5 26,8 15,7 20,7 12,7 15,2 11,7 13,2 10,3 13,6 8,7 12,1 6,6 7,1 5,9 5,1 5,5 9,6 4,1 11,2 32,3 (200) 20,3 20,8
MAR0
MAR+
161,3 (133.3) 120,1 57,2 71,2 27,3 50,0 16,8 5,5 8,9 11,9 2,5 -1,1 -0,9 -2,1 -3,6 -1,2 -2,9 -3,9 -1,3 -3,2 -1,5 1,9 -1,0 1,1 -3,6 -5,3 0,0 -5,6 -32,3 (-200) 8,5 6,2
UNM0
UNM+
H1PA
121,2 109,6 88,3 77,9 71,2 51,3 67,6 29,9 30,8 26,8 36,4 19,2 -
(263.2) 136,6 90,8 67,7 59,9 69,9 45,5 51,3 23,4 15,4 25,0
(500) 125,0 124,5 81,1 61,3 49,4 31,9 32,3 23,7 10,1 17,1 4,7 8,9 5,7 6,1 -
63,6
68,2
42,5
UNM0
UNM+
212,1 187,7 125,2 82,2 71,2 44,0 -17,9 29,9 35,9 -6,7 -18,2 14,4 40,5 24,7 29,4
(105.3) 32,8 90,8 75,1 32,9 13,7 13,4 82,1 31,3 92,3 50,0
70,2
51,4
(83.3)
H1PA
(-250) 86,5 19,8 8,3 9,9 -5,2 -3,6 -15,3 -6,5 3,8 -9,3 0,0 -6,7 -5,7 0,0 -0,4
NFR OTHR totaal 86,3 60,6 44,3 80,7 85,4 28,4 74,5 64,2 23,8 121,0 136,6 32,1 133,1 123,2 93,0 137,8 96,1 89,3 102,0 87,2 48,2 97,4 57,3 33,6 57,3 50,2 24,8 73,5 38,6 21,0 41,7 22,6 17,3 65,4 34,3 14,7 32,1 28,0 14,3 31,6 24,5 14,2 12,4 32,7 10,6 13,2 18,8 11,2 24,2 24,3 17,0 18,2 19,2 19,0 8,4 8,9 11,3 11,1 23,0 66,6 41,1 34,7
NFR OTHR totaal -5,1 30,3 23,9 -38,6 48,8 9,7 -24,8 9,2 3,3 -12,1 -49,2 -9,3 -9,9 -16,6 -36,2 -9,3 -2,2 2,2 26,3 23,5 16,7 -30,8 17,6 8,4 12,7 0,0 3,6 0,0 3,9 -2,6 16,7 25,8 -2,1 -26,1 -8,6 -1,6 40,2 -4,3 -2,5 15,8 18,0 -3,1 21,7 3,8 0,6 56,6 57,4 5,5 29,9 70,1 8,9 32,8 72,6 17,6 71,7 62,6 35,6 17,5 55,6 13,8 10,9 30,5 1,1
A-29
stedelijk - Brussel immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 12,4 31,4 35,9 5-9 7,4 40,1 27,7 10-14 5,9 38,3 21,5 15-19 5,2 37,1 20,0 20-24 4,4 20,1 12,9 25-29 5,6 24,4 7,3 30-34 9,8 88,2 8,5 35-39 9,3 11,0 40-44 6,3 15,0 45-49 7,7 (125) 9,5 50-54 5,7 3,4 55-59 10,6 60-64 3,6 65-69 7,2 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 7,1 35,3 20,2 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 -1197 -68 5-9 -818 -15 10-14 -561 -19 15-19 -508 -12 20-24 -781 -3 25-29 -482 -1 30-34 -87 0 35-39 -25 40-44 -11 45-49 -9 (1) 50-54 -1 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -4480 -117
C1PA -141 -196 -158 -146 -221 -144 -35 -25 -3 1 -11 1 0 0 -
-1078
SING
13,7 151,2 129,0 70,8 36,7 30,1 24,5 19,9 15,5 10,4 7,1 7,0 4,5 3,8 4,3 3,6 3,1 30,8
SING
-4 149 1008 488 -173 -102 -85 -68 -70 -139 -151 -126 -87 -135 -168 -122 -42 -5 168
MAR0
98,8 136,0 85,8 35,6 15,8 12,7 7,8 5,8 4,2 4,2 3,9 3,9 3,3 4,9 5,3 2,8 15,5
MAR0
18 309 40 -130 -77 -59 -108 -145 -285 -294 -201 -62 -47 -29 -1 -2 -1073
MAR+
UNM0
UNM+
49,8 35,0 20,4 11,6 8,5 6,0 4,1 3,3 2,4 2,9 2,8 3,3 3,4 2,3 -
209,3 163,8 102,7 51,9 52,0 32,3 28,4 18,7 19,0 13,0 13,5 9,1 9,6 15,7 40,0
114,3 78,5 46,0 34,1 31,5 30,5 26,8 10,6 4,1 17,4 19,2 31,3
8,5
67,3
37,9
MAR+
UNM0
UNM+
6 -123 -885 -1099 -775 -478 -300 -197 -165 -84 -39 -1 0 -1 -1 -
34 237 139 -20 9 -6 -6 -7 -8 -12 -1 2 -1 3 -1 1
2 22 -44 -81 -49 -11 6 -4 -3 0 1 1
-4142
363
-160
H1PA
75,0 51,7 41,4 30,7 21,8 20,2 11,4 6,6 6,5 4,7 8,5 8,5 3,0 5,5 18,7
H1PA
2 -6 -66 -94 -99 -46 -71 -29 -21 -13 -7 -3 -4 -8 -2 0 -467
NFR OTHR totaal 20,9 34,0 17,3 29,9 22,6 12,5 20,5 13,7 10,2 45,2 55,3 17,4 47,5 68,9 53,1 42,3 39,0 47,1 49,9 31,0 23,7 42,7 26,5 16,9 32,5 16,8 13,4 61,2 20,8 10,1 64,3 26,7 7,7 37,0 25,1 6,1 20,3 15,6 5,3 14,4 20,6 5,7 22,7 28,8 5,4 29,4 27,5 5,4 48,3 23,9 7,5 43,2 21,7 8,6 37,5 15,6 8,8 35,1 17,7 9,4 37,0 28,2 17,9
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 42,0 52,3 54,0 5-9 25,0 46,9 45,9 10-14 18,4 49,5 34,5 15-19 17,5 47,7 30,3 20-24 30,2 28,7 32,8 25-29 46,8 36,6 38,3 30-34 32,8 88,2 25,1 35-39 24,8 29,2 40-44 17,9 17,4 45-49 30,8 8,3 50-54 11,4 22,3 55-59 8,5 60-64 3,6 65-69 7,2 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 27,3 48,6 36,2
NFR OTHR totaal -18 -22 -1446 -9 -16 -1054 -11 -20 -773 -7 -4 -466 -9 27 460 2 -10 -963 -4 -14 -1737 1 -13 -1155 -1 -4 -704 1 -7 -560 2 2 -460 3 9 -608 -6 -1 -561 -6 14 -365 3 21 -126 1 42 -144 18 48 -137 11 42 -74 6 18 -19 2 3 0 -21 115 -10892
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 -29,7 -20,9 -18,0 5-9 -17,6 -6,8 -18,2 10-14 -12,4 -11,2 -13,0 15-19 -12,3 -10,6 -10,3 20-24 -25,7 -8,6 -19,8 25-29 -41,2 -12,2 -31,0 30-34 -23,0 0,0 -16,6 35-39 -15,5 -18,3 40-44 -11,6 -2,5 45-49 -23,1 (125) 1,2 50-54 -5,7 -18,9 55-59 2,1 60-64 0,0 65-69 0,0 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -20,2 -13,3 -15,9
SING
68,5 79,7 67,3 53,8 44,3 35,9 29,9 25,2 21,0 20,6 16,7 13,7 10,3 11,2 15,4 18,4 19,5 11,0 30,0
SING
-54,8 71,5 61,7 17,1 -7,6 -5,9 -5,4 -5,2 -5,5 -10,2 -9,6 -6,7 -5,8 -7,4 -11,1 -14,8 -16,4 -11,0 0,7
MAR0
54,3 78,0 82,2 55,0 32,6 23,7 21,4 16,4 17,3 15,0 10,8 7,3 6,6 9,0 5,8 8,5 21,6
MAR0
44,4 58,1 3,6 -19,4 -16,9 -11,0 -13,6 -10,6 -13,2 -10,7 -6,9 -3,4 -3,3 -4,1 -0,4 -5,6 -6,1
MAR+
UNM0
UNM+
31,2 57,5 59,4 41,5 28,1 18,8 14,8 12,0 12,2 11,2 10,1 3,8 3,4 4,5 8,7 -
77,5 78,1 66,3 62,0 45,0 37,0 33,6 25,2 27,0 25,9 14,5 6,1 11,5 6,3 7,0 -
85,7 58,4 61,7 58,7 51,3 37,3 19,5 21,3 16,6 17,4 -
26,6
47,4
50,2
MAR+
UNM0
UNM+
18,7 -22,5 -39,0 -29,9 -19,6 -12,8 -10,7 -8,7 -9,8 -8,3 -7,3 -0,5 0,0 -2,3 -8,7 -
131,8 85,7 36,4 -10,1 7,0 -4,7 -5,2 -6,5 -8,0 -13,0 -1,0 3,0 -1,9 9,4 -7,0 40,0
28,6 20,1 -15,7 -24,7 -19,8 -6,8 7,3 -10,6 -12,4 0,0 19,2 31,3
-18,1
20,0
-12,3
H1PA
50,0 57,0 59,7 46,2 35,7 26,1 23,5 13,7 13,4 10,2 12,5 11,4 7,0 10,6 4,5 5,5 28,7
H1PA
25,0 -5,3 -18,3 -15,5 -13,9 -5,9 -12,1 -7,1 -6,9 -5,5 -4,0 -2,8 -4,0 -10,6 -4,5 0,0 -10,1
NFR OTHR totaal 44,5 101,9 44,9 46,6 62,7 29,9 43,1 59,2 23,1 51,7 60,1 25,0 53,8 53,2 47,1 39,6 45,3 57,7 60,9 43,4 44,1 38,5 41,4 32,0 39,0 22,0 23,1 54,4 29,9 19,6 50,0 24,4 15,9 24,7 16,4 16,5 37,7 16,4 14,9 28,7 11,8 11,9 15,2 13,7 8,6 27,3 9,2 9,2 14,9 8,4 12,5 18,2 7,7 13,7 12,5 3,4 12,7 10,1 9,4 39,3 23,7 28,3
NFR OTHR totaal -23,6 -67,9 -27,5 -16,8 -40,1 -17,4 -22,6 -45,6 -12,9 -6,5 -4,8 -7,6 -6,4 15,8 6,0 2,7 -6,4 -10,5 -11,1 -12,4 -20,5 4,3 -15,0 -15,1 -6,5 -5,2 -9,7 6,8 -9,1 -9,5 14,3 2,3 -8,2 12,3 8,7 -10,5 -17,4 -0,8 -9,6 -14,4 8,7 -6,3 7,6 15,1 -3,2 2,1 18,3 -3,8 33,5 15,5 -5,0 25,0 14,0 -5,1 25,0 12,2 -3,9 35,1 7,6 0,0 -2,3 4,6 -10,4
A-30
landelijk+druk - Hasselt-Genk immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 21,8 57,0 89,6 5-9 11,3 104,8 64,6 10-14 5,3 73,2 35,2 15-19 3,5 52,9 28,1 20-24 4,6 17,1 25-29 12,5 (52.6) 17,1 30-34 15,4 13,6 35-39 13,2 (142.9) 16,2 40-44 13,3 (111.1) 4,7 45-49 16,9 7,7 50-54 55-59 (62.5) 60-64 16,7 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 9,3 66,0 27,5 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 81 -4 5-9 53 7 10-14 -11 10 15-19 -103 2 20-24 -604 -9 25-29 -260 (-1) 30-34 -43 35-39 -3 (2) 40-44 -2 (0) 45-49 2 50-54 55-59 (1) 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -889 7
C1PA 10 21 4 -31 -84 -49 -10 0 -7 -2 -3 -2 -1 -
-154
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
94,1 156,1 102,3 67,5 62,4 47,7 37,7 21,4 19,0 10,6 2,5 5,1 7,2 8,1 2,4 -
258,1 133,5 84,7 31,7 20,1 9,7 5,9 7,7 6,4 3,9 1,9 2,9 3,1 2,7 -
50,0 75,4 34,3 16,7 6,9 3,8 2,5 2,0 2,9 2,5 3,5 2,7 -
258,6 210,4 130,1 128,9 80,9 75,8 43,5 71,0 53,0 33,3 39,1 12,5 14,5 -
(333.3) 257,1 130,4 117,1 61,1 61,3 35,1 42,9 -
(111.1) 155,2 108,3 53,8 40,5 39,4 16,9 20,2 7,5 3,4 -
35,6
26,6
10,5
113,9
92,5
23,6
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
4 43 10 12 3 9 -1 -5 4 6 -4 -4 1 -5 -2 -2
6 268 314 34 11 7 -1 14 19 4 -1 -4 -3 0 -1
-2 61 133 74 2 -17 -15 -7 -4 5 3 0 -1 -
10 85 51 25 5 6 2 6 3 3 4 0 -1 -
(2) 16 13 12 11 8 0 0 -2 -
(-1) 0 12 7 4 10 -6 4 -1 0 -2 -1 -3 -
69
667
232
199
60
23
NFR OTHR totaal 26,3 30,3 24,6 28,3 54,1 15,5 42,4 75,0 8,7 84,2 93,5 10,7 131,5 90,5 45,6 99,5 74,2 49,9 45,2 72,1 24,6 55,9 38,1 13,8 13,8 44,3 9,2 71,4 34,7 6,7 22,4 16,8 6,3 42,2 31,6 7,3 38,5 18,3 5,6 16,1 10,9 3,5 27,2 24,9 6,0 27,0 36,1 9,3 31,5 38,4 13,9 23,1 32,4 14,2 61,4 24,2 22,7 52,5 36,6 18,2
NFR 0 -1 -4 -1 34 26 -7 0 -8 6 0 5 7 1 7 6 10 5 6 92
OTHR totaal 0 87 -3 77 -2 -3 2 -112 0 -190 1 250 7 111 2 37 3 9 -3 -18 -2 7 5 28 0 24 -2 -1 9 7 13 12 17 22 10 12 2 6 59 365
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 15,4 74,6 65,4 5-9 8,1 74,2 41,2 10-14 5,9 32,5 32,0 15-19 10,0 42,3 47,8 20-24 50,5 97,8 68,6 25-29 65,9 (105.3) 66,5 30-34 40,9 28,7 35-39 17,6 16,2 40-44 20,0 (111.1) 21,0 45-49 15,3 50-54 13,9 55-59 12,6 60-64 33,3 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 19,9 59,3 44,4 migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 6,4 -17,5 24,2 5-9 3,2 30,6 23,4 10-14 -0,6 40,7 3,2 15-19 -6,5 10,6 -19,8 20-24 -45,8 -97,8 -51,4 25-29 -53,4 (-52.6) -49,4 30-34 -25,5 -15,1 35-39 -4,4 (142.9) 0,0 40-44 -6,7 (0) -16,4 45-49 16,9 -7,7 50-54 -13,9 55-59 (62.5) -12,6 60-64 -16,7 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -10,7 6,7 -16,9
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
70,6 102,4 93,5 55,6 59,0 35,5 39,2 27,7 15,0 6,1 5,1 8,0 6,5 12,6 7,1 16,0
161,3 45,2 26,0 16,9 12,5 4,5 6,4 4,1 3,0 3,2 2,1 4,3 4,7 2,7 6,1
100,0 32,8 21,1 12,1 6,8 4,9 3,9 2,7 3,5 1,3 2,0 2,7 2,6 -
86,2 67,3 56,4 50,3 59,6 45,5 29,0 32,3 33,1 8,3 7,8 12,5 29,0 -
(111.1) 104,8 73,9 76,9 19,1 23,6 35,1 42,9 47,6 -
(222.2) 155,2 65,0 39,3 34,3 24,2 28,1 12,9 9,4 3,4 3,5 2,8 7,7 -
30,9
10,7
8,0
47,4
50,1
19,8
SING
MAR0
MAR+
UNM0
23,5 53,7 8,8 11,9 3,4 12,3 -1,5 -6,3 4,0 4,5 -2,5 -2,9 0,7 -4,5 -4,7 -16,0
96,8 88,3 58,7 14,8 7,6 5,2 -0,5 3,6 3,4 0,6 -0,2 -1,4 -1,6 0,0 -6,1
-50,0 42,6 13,2 4,5 0,1 -1,1 -1,3 -0,7 -0,6 1,3 1,5 0,0 -2,6 -
172,4 143,1 73,7 78,6 21,3 30,3 14,5 38,7 19,9 25,0 31,3 0,0 -14,5 -
4,7
15,9
2,5
66,5
UNM+
H1PA
(222.2) (-111.1) 152,4 0,0 56,5 43,3 40,1 14,5 42,0 6,2 37,7 15,2 0,0 -11,3 0,0 7,4 -47,6 -1,9 0,0 -3,5 -2,8 -7,7 42,4
3,8
NFR OTHR totaal 26,3 30,3 18,3 31,4 135,1 11,2 59,3 125,0 8,9 87,7 74,8 16,8 78,2 90,5 54,3 54,9 69,9 39,6 66,3 38,5 19,8 55,9 28,6 12,1 69,0 29,6 8,7 17,9 49,5 7,8 22,4 23,6 5,9 12,0 19,4 5,4 8,5 18,3 3,8 12,9 14,5 3,6 3,4 2,5 4,8 13,5 11,4 7,0 10,5 5,8 7,2 8,7 5,4 6,1 8,8 8,1 9,1 36,7 25,3 16,8
NFR OTHR totaal 0,0 0,0 6,3 -3,1 -81,1 4,2 -16,9 -50,0 -0,2 -3,5 18,7 -6,1 53,2 0,0 -8,7 44,6 4,4 10,2 -21,1 33,7 4,7 0,0 9,5 1,7 -55,2 14,8 0,5 53,6 -14,9 -1,2 0,0 -6,7 0,4 30,1 12,1 1,9 29,9 0,0 1,9 3,2 -3,6 -0,1 23,8 22,4 1,2 13,5 24,7 2,3 21,0 32,6 6,6 14,5 27,0 8,1 52,6 16,1 13,6 15,8 11,3 1,4
A-31
landelijk - Hasselt-Genk immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 24,7 113,0 77,9 5-9 11,4 110,4 42,6 10-14 6,1 113,3 27,4 15-19 3,6 81,6 27,7 20-24 4,2 11,8 14,4 25-29 9,4 22,2 13,3 30-34 11,6 27,8 11,5 35-39 11,9 12,6 40-44 7,7 6,3 45-49 14,7 50-54 9,0 55-59 4,6 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 9,4 92,0 23,1 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 149 13 5-9 76 17 10-14 1 24 15-19 -124 8 20-24 -818 -6 25-29 -420 -2 30-34 -68 0 35-39 -17 40-44 -7 45-49 -1 50-54 55-59 60-64 (-1) 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -1230 54
C1PA 9 -4 -9 -20 -132 -61 -17 -5 -5 4 2 -1 -
-239
SING
135,4 144,9 95,6 65,5 48,2 49,0 31,4 21,9 13,3 7,4 4,8 7,6 4,2 2,1 2,4 28,9
SING
7 63 33 23 -6 24 -5 3 2 -8 -5 2 -15 -21 -10 -3 84
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
(142.9) 90,9 91,8 33,7 39,3 25,1 11,5 7,3 3,6 3,4 3,4 1,8 -
123,6 129,4 78,2 31,8 15,8 10,8 4,9 4,5 6,0 2,8 3,0 3,3 2,4 0,9 -
101,4 66,3 31,1 14,5 7,5 4,2 2,5 1,9 1,8 2,8 0,3 0,9 -
222,2 178,5 130,2 125,9 90,3 61,1 46,3 35,2 11,1 20,8 27,8 53,0 30,3 (90.9)
(555.6) 145,8 171,4 105,0 88,7 84,8 92,3 53,8 33,3 -
21,6
9,5
99,0
101,6
MAR0
MAR+
UNM0
(76.9)
UNM+
9 308 331 39 6 8 0 1 20 -12 13 8 -5 -4 -3 -
3 62 137 99 8 0 -14 -11 -6 7 -4 1 -
8 59 69 40 15 8 6 3 -1 1 3 7 2 (1)
(4) 3 33 23 17 9 8 -1 2 -1 -
719
282
221
97
(0)
17,7
H1PA
(0) -2 13 -11 22 -9 -7 -3 -5 -1 1 -2 -1 -1 -6
NFR OTHR totaal 30,0 60,6 28,1 26,5 29,9 15,0 24,1 29,4 9,5 63,4 47,4 10,4 106,4 37,0 38,3 70,3 74,7 44,5 34,8 35,8 21,9 34,5 52,8 14,0 14,2 40,4 9,3 37,9 14,8 6,3 31,4 29,6 5,4 38,2 17,8 5,4 18,7 17,1 4,3 9,9 14,1 3,8 10,3 12,2 5,4 12,2 23,5 5,9 20,2 21,5 7,1 10,3 17,4 6,9 9,4 29,6 10,1 48,8 18,5 37,9 27,2 16,2
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 15,3 58,6 63,3 5-9 7,8 55,2 45,3 10-14 6,0 45,3 31,9 15-19 9,3 53,2 36,0 20-24 50,0 82,4 70,2 25-29 69,3 66,7 53,7 30-34 38,0 27,8 27,8 35-39 26,3 18,8 40-44 21,1 14,2 45-49 5,0 6,3 50-54 3,0 55-59 9,2 60-64 (100) 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 20,4 52,9 40,2
NFR OTHR totaal -5 1 167 -1 -6 82 -2 -1 13 8 0 -97 44 -22 -441 31 1 165 0 -2 126 3 -2 41 -5 1 24 1 -3 -11 0 -5 -11 6 2 19 -2 1 -16 2 0 10 -4 -2 10 4 9 -6 1 7 -18 1 6 -5 2 3 2 2 2 86 -12 56
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 9,3 54,4 14,6 5-9 3,5 55,2 -2,7 10-14 0,0 68,0 -4,6 15-19 -5,7 28,4 -8,3 20-24 -45,7 -70,6 -55,9 25-29 -59,9 -44,4 -40,5 30-34 -26,4 0,0 -16,3 35-39 -14,4 -6,3 40-44 -13,4 -7,9 45-49 -5,0 8,4 50-54 6,0 55-59 -4,6 60-64 (-100) 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -11,0 39,1 -17,1
SING
62,5 81,1 74,5 50,1 52,6 28,4 36,2 19,6 12,0 11,1 6,7 6,7 9,9 13,4 14,5 15,2 25,2
SING
72,9 63,8 21,2 15,4 -4,4 20,6 -4,8 2,3 1,3 -3,7 -1,8 0,9 -5,7 -11,2 -12,1 -15,2 3,6
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
(142.9) 109,1 60,4 47,0 19,2 34,4 19,6 10,9 9,5 4,5 2,3 3,2 3,5 2,5 -
22,5 41,0 28,5 19,2 13,0 6,7 4,9 4,3 3,6 4,1 1,4 1,4 4,1 4,3 10,5 -
58,0 37,4 20,5 9,9 7,2 4,2 3,4 2,7 2,4 1,6 1,6 -
95,2 92,9 41,2 34,3 40,1 30,5 18,5 20,1 16,7 15,6 11,1 10,1 -
(111.1) 114,6 53,6 50,1 46,8 53,0 30,8 64,5 25,6 -
9,6
7,3
40,7
50,0
MAR0
MAR+
UNM0
(76.9)
UNM+
101,1 88,4 49,7 12,7 2,8 4,1 0,0 0,2 2,5 -1,3 1,6 1,9 -1,7 -3,4 -10,5 -
43,5 29,0 10,6 4,6 0,4 0,0 -0,9 -0,9 -0,6 1,2 -1,3 0,9 -
127,0 85,6 88,9 91,5 50,2 30,5 27,8 15,1 -5,6 5,2 16,7 53,0 20,2 (90.9)
(444.4) 31,3 117,9 54,9 41,9 31,8 61,5 -10,8 33,3 -25,6 -
12,0
2,2
58,3
51,6
(0)
18,4
H1PA
(0) -18,2 31,4 -13,3 20,1 -9,4 -8,1 -3,6 -6,0 -1,1 1,1 -3,2 -1,8 -2,5 -0,6
NFR OTHR totaal 36,3 45,5 18,6 28,2 119,4 11,6 28,4 44,1 9,0 49,3 47,4 14,2 65,4 88,0 53,3 42,0 72,3 39,4 34,8 41,8 18,0 25,9 61,0 12,6 31,9 36,8 8,4 33,2 25,9 6,8 31,4 41,0 5,9 15,3 14,2 4,5 24,1 15,5 5,1 6,0 14,1 3,1 18,6 15,7 4,3 7,3 10,3 6,6 19,1 10,8 10,5 8,5 4,4 9,0 11,8 7,2 29,6 28,9 16,0
NFR OTHR totaal -6,3 15,2 9,4 -1,7 -89,6 3,4 -4,4 -14,7 0,5 14,1 0,0 -3,8 41,1 -50,9 -15,0 28,3 2,4 5,0 0,0 -6,0 3,9 8,6 -8,1 1,4 -17,7 3,7 0,9 4,7 -11,1 -0,5 0,0 -11,4 -0,5 22,9 3,6 0,9 -5,3 1,6 -0,8 4,0 0,0 0,6 -8,3 -3,5 1,1 4,9 13,2 -0,7 1,1 10,8 -3,4 1,7 13,1 -2,0 9,4 17,8 2,9 48,8 18,5 8,3 -1,7 0,2
A-32
stedelijk - Hasselt+Genk immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 22,8 75,5 89,3 5-9 10,1 86,7 56,6 10-14 6,6 44,0 52,2 15-19 6,5 9,4 29,6 20-24 7,1 13,2 22,9 25-29 13,1 76,9 24,6 30-34 13,6 (76.9) 18,3 35-39 11,3 (250) 16,2 40-44 17,3 20,0 45-49 6,4 50-54 43,5 18,9 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 10,4 54,1 34,3 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 -27 7 5-9 -8 4 10-14 -20 0 15-19 -43 -9 20-24 -315 -6 25-29 -199 -1 30-34 -30 (-1) 35-39 -4 (-1) 40-44 -1 (-1) 45-49 -1 50-54 0 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -648 -8
C1PA 2 1 17 -6 -57 -35 -11 -7 4 -1 0 -1 -
-94
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
265,6 263,6 141,5 76,0 82,5 68,6 38,0 28,1 21,1 13,4 8,7 6,9 4,2 9,7 -
285,7 183,6 103,6 48,9 23,1 15,2 14,9 9,1 7,1 6,1 3,5 3,7 3,2 2,0 23,4
(52.6) 56,5 28,7 19,5 9,1 9,1 6,7 3,0 3,7 0,4 3,9 10,9 -
391,3 197,0 135,3 143,4 57,6 98,4 32,3 60,0 38,5 32,3 80,5 41,7 48,8
(500) 194,4 125,0 93,0 51,8 39,7 79,5 -
(500) 85,7 89,9 54,8 58,6 33,9 22,1 9,4 10,5 10,1 11,4 5,5 -
52,2
28,8
11,5
109,4
77,6
28,3
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
10 72 66 11 13 15 -6 -7 -8 3 0 0 -5 -7 -7 -2
2 130 123 6 2 -2 8 3 5 10 1 -1 -11 1 3
(0) 4 -39 -8 -16 16 15 -3 -3 -6 3 -3 1 -
4 17 20 13 5 10 0 -1 0 -1 6 1 2
(2) 9 6 14 3 -6 4 -3 -1
(1) -2 1 3 7 3 -5 0 1 0 1 -1 1 -1 -
148
280
-39
76
28
9
NFR OTHR totaal 26,8 46,5 27,4 46,7 87,0 15,7 59,7 100,0 12,8 113,2 142,9 16,2 130,9 78,7 55,2 34,2 82,8 54,6 40,0 79,7 32,0 64,5 25,4 20,5 13,2 30,3 17,3 20,4 65,2 12,7 16,4 29,2 8,3 46,0 36,5 8,4 35,1 29,1 6,9 7,4 21,7 6,7 9,3 18,4 5,3 49,4 41,7 10,3 43,5 28,1 12,4 33,3 24,2 13,7 30,6 10,4 (52.6) 20,4 52,8 41,4 22,3
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 27,0 31,4 83,3 5-9 11,1 60,0 55,1 10-14 8,8 44,0 36,4 15-19 11,6 94,3 34,7 20-24 52,1 92,1 73,1 25-29 79,9 115,4 72,5 30-34 42,6 (153.8) 43,6 35-39 20,4 (500) 38,8 40-44 23,1 (200) 4,0 45-49 15,2 12,7 50-54 43,5 18,9 55-59 12,0 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 25,2 65,4 48,7
NFR OTHR totaal -13 2 -29 5 1 3 2 -1 -2 14 3 -22 11 -3 -140 -31 3 -86 -5 1 -7 1 2 5 0 -2 36 -2 4 16 -2 -3 -16 1 3 -2 2 5 12 -1 -1 9 0 1 -3 5 11 4 2 4 -1 1 5 2 2 0 (1) 1 -10 38 -220
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 -4,2 44,0 6,0 5-9 -1,0 26,7 1,5 10-14 -2,2 0,0 15,9 15-19 -5,2 -84,9 -5,1 20-24 -45,0 -78,9 -50,2 25-29 -66,8 -38,5 -47,9 30-34 -29,1 (-76.9) -25,2 35-39 -9,1 (-250) -22,7 40-44 -5,8 (-200) 16,0 45-49 -15,2 -6,4 50-54 0,0 0,0 55-59 -12,0 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -14,8 -11,4 -14,4
SING
MAR0
MAR+
UNM0
109,4 155,1 80,5 65,4 68,4 48,8 47,5 37,9 30,4 10,5 8,7 6,9 8,4 18,2 19,4 20,8
228,6 72,6 53,0 43,7 20,6 17,7 7,0 7,5 5,5 3,3 3,2 4,2 11,9 -
(52.6) 51,4 37,6 20,5 11,1 7,0 4,0 3,6 4,5 3,0 1,6 7,2 5,4 -
217,4 133,8 87,0 93,0 31,4 16,4 32,3 70,0 38,5 43,0 11,5 20,8 -
40,5
16,7
12,3
68,8
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
69,4 83,3 27,9 36,3 79,5 34,1 61,2 31,3
49,4
UNM+
H1PA
(250) 114,3 84,7 47,6 45,4 28,6 34,3 9,4 7,9 10,1 8,5 4,4 7,8 26,3
H1PA
156,3 108,4 61,1 10,6 14,1 19,8 -9,5 -9,8 -9,4 2,9 0,0 0,0 -4,2 -8,5 -19,4 -20,8
57,1 111,0 50,6 5,2 2,6 -2,5 8,0 1,6 1,6 2,8 0,3 -0,5 -8,7 2,0 23,4
(0) 5,0 -8,8 -1,0 -2,0 2,1 2,7 -0,6 -0,8 -2,6 2,3 -7,2 5,4 -
173,9 63,2 48,3 50,4 26,2 82,0 0,0 -10,0 0,0 -10,8 69,0 20,8 48,8
(500) 125,0 41,7 65,1 15,5 -39,7 45,5 -61,2 -31,3
(250) -28,6 5,3 7,1 13,2 5,4 -12,3 0,0 2,6 0,0 2,8 -4,4 5,5 -7,8 -
11,7
12,1
-0,8
40,6
28,2
2,1
NFR OTHR totaal 58,5 31,3 23,4 43,5 15,4 44,8 133,3 13,0 47,2 81,6 18,4 106,1 102,4 67,1 110,0 65,1 61,3 68,6 72,5 32,6 53,8 8,5 20,1 13,2 50,5 13,9 61,2 21,7 10,8 49,2 46,8 10,2 34,5 20,8 8,6 17,5 4,9 5,3 14,8 26,1 5,4 9,3 13,8 6,1 18,5 3,5 9,1 31,1 15,6 12,9 25,0 4,0 11,6 10,2 10,4 56,0 28,2 23,7
NFR OTHR totaal -31,7 46,5 -4,0 23,4 43,5 0,3 14,9 -33,3 -0,2 66,0 61,2 -2,2 24,8 -23,6 -11,8 -75,8 17,8 -6,6 -28,6 7,2 -0,5 10,8 16,9 0,4 0,0 -20,2 3,4 -40,8 43,5 2,0 -32,8 -17,5 -1,9 11,5 15,6 -0,2 17,5 24,3 1,5 -7,4 -4,3 1,3 0,0 4,6 -0,8 30,9 38,2 1,2 12,4 12,5 -0,5 8,3 20,2 2,1 20,4 0,0 (52.6) 20,4 -3,1 13,2 -1,5
A-33
landelijk - Kortrijk immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 14,4 72,7 73,9 5-9 6,7 66,1 27,7 10-14 4,4 56,0 24,0 15-19 2,9 26,4 14,9 20-24 2,8 10,6 8,2 25-29 6,7 11,9 30-34 12,4 10,3 35-39 17,5 (200) 10,2 40-44 13,3 15,6 45-49 10,8 50-54 6,6 55-59 5,2 60-64 (100) 65-69 23,8 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 6,3 52,3 17,3 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 46 17 5-9 19 14 10-14 9 17 15-19 -105 -6 20-24 -732 -8 25-29 -284 -2 30-34 -45 35-39 -6 (1) 40-44 -1 (-1) 45-49 1 50-54 -1 55-59 60-64 (1) 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -1098 32
C1PA 14 -6 -10 -33 -88 -23 -13 -2 -2 -5 -3 0 -1
-172
SING
172,8 138,3 82,9 55,6 34,3 34,2 26,3 16,3 7,0 4,2 3,5 5,2 3,4 2,3 1,6 18,2
SING
2 31 10 -3 -8 -9 9 3 -1 -7 -1 3 -9 -17 -14 -3 -14
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
147,7 96,3 66,4 31,3 13,5 10,2 5,0 3,1 4,1 3,1 2,4 1,6 1,4 3,0 1,9 -
122,0 35,5 20,1 10,4 4,4 3,1 1,8 2,3 1,2 2,4 4,3 3,8 7,9 -
166,7 147,0 122,1 111,1 70,9 67,9 46,0 22,6 21,9 8,0 7,8 23,1 35,7
(333.3) 157,9 65,9 70,8 47,2 58,2 14,0 9,1 15,4 32,3
(285.7) 142,9 69,3 23,7 12,7 18,9 3,0 3,3 4,8 3,4 5,0 4,5 -
16,9
6,9
70,7
61,8
12,1
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
12 373 279 35 2 9 3 -9 8 2 11 -5 -11 4 -3 -1
3 27 86 46 -26 -19 -13 -2 -13 4 4 2 -4 0 -
12 39 40 21 5 10 4 -3 3 1 1 2 -1 -1 0
(4) 20 8 18 11 10 2 1 0 1
709
95
133
75
H1PA
(1) 6 8 -16 -5 -1 -4 -6 -4 0 1 1 -2 -1 (-1) -23
NFR OTHR totaal 49,0 18,0 28,3 176,5 9,5 38,0 71,4 7,3 35,0 148,9 8,1 79,6 111,1 34,4 92,4 86,0 34,6 27,9 88,4 17,6 35,4 24,5 8,7 9,9 26,8 7,7 24,2 4,3 27,5 14,4 4,0 29,4 6,5 3,8 17,8 16,4 3,8 4,1 6,6 3,3 16,4 19,5 4,5 25,1 20,0 5,0 6,6 21,2 6,4 14,1 23,3 9,9 10,0 11,8 6,9 30,9 25,5 12,1
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 11,4 28,6 43,5 5-9 5,7 37,2 33,4 10-14 4,0 24,3 30,4 15-19 8,2 40,8 31,9 20-24 53,5 95,7 60,0 25-29 70,0 71,4 36,7 30-34 43,3 32,8 35-39 26,2 14,3 40-44 15,9 (200) 19,5 45-49 5,4 13,3 50-54 9,4 16,4 55-59 5,2 60-64 65-69 47,6 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 17,6 36,0 34,2
NFR OTHR totaal -7 -8 62 -3 0 24 -3 0 13 -9 5 -114 -14 -1 -347 7 5 134 -3 -1 39 2 0 -26 -2 0 -6 -2 -2 -7 2 -1 -19 1 -4 -10 2 -1 3 -2 0 13 3 3 8 8 15 -1 -1 20 3 3 22 7 1 4 1 -1 -17 56 -224
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 3,0 44,2 30,4 5-9 1,0 28,9 -5,7 10-14 0,4 31,7 -6,5 15-19 -5,3 -14,4 -17,0 20-24 -50,6 -85,1 -51,8 25-29 -63,4 -71,4 -24,8 30-34 -30,9 -22,4 35-39 -8,7 (200) -4,1 40-44 -2,7 (-200) -3,9 45-49 5,4 -13,3 50-54 -9,4 -9,9 55-59 0,0 60-64 (100) 65-69 -23,8 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -11,3 16,2 -16,8
SING
148,1 91,2 73,9 58,5 43,2 44,2 15,5 13,4 7,7 7,5 3,8 3,9 6,2 8,8 12,8 12,1 18,8
SING
24,7 47,1 9,0 -2,9 -8,9 -9,9 10,8 2,9 -0,6 -3,3 -0,3 1,3 -2,8 -6,5 -11,2 -12,1 -0,6
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
67,1 19,4 19,0 13,9 12,0 5,1 4,1 4,6 3,3 2,9 1,3 2,6 4,1 1,0 7,6 16,7
48,8 24,3 13,6 7,9 5,8 4,1 2,7 2,5 3,0 1,4 2,4 1,3 7,4 7,9 -
23,8 76,2 44,6 48,0 51,2 32,1 30,7 34,0 10,9 4,0 3,9 11,6 6,8 14,3 35,7
(66.7) 62,2 47,1 38,9 25,5 30,5 4,7 15,4 -
6,3
6,1
35,2
32,3
MAR0
MAR+
UNM0
H1PA
(142.9) 57,1 42,9 52,8 19,8 20,2 9,1 13,0 11,1 3,4 3,3 2,2 5,7 4,9 (71.4) 15,4
UNM+
H1PA
(142.9) 85,7 26,4 -29,1 -7,1 -1,3 -6,1 -9,8 -6,4 0,0 1,7 2,2 -5,7 -4,9 (-71.4) -3,3
80,5 76,9 47,4 17,4 1,4 5,1 0,9 -1,5 0,8 0,2 1,1 -1,0 -2,6 2,0 -5,7 -16,7
73,2 11,1 6,5 2,5 -1,4 -1,1 -0,9 -0,2 -1,8 1,0 1,9 2,5 -7,4 0,0 -
142,9 70,8 77,5 63,1 19,7 35,7 15,3 -11,3 10,9 4,0 3,9 11,6 -6,8 -14,3 0,0
(266.7) 95,7 18,8 31,9 21,6 27,7 9,3 9,1 0,0 32,3
10,6
0,9
35,5
29,5
NFR OTHR totaal 77,6 266,7 14,2 42,5 176,5 8,4 57,0 71,4 6,7 59,3 95,7 13,0 109,7 116,4 47,9 70,1 63,3 29,7 44,7 93,9 16,0 17,7 24,5 9,8 29,7 26,8 7,9 23,3 33,8 4,7 9,2 17,2 5,0 22,1 15,1 4,3 5,9 18,0 3,6 12,3 6,6 2,5 4,1 14,6 3,7 6,8 5,0 5,1 8,2 6,1 5,9 8,0 2,8 8,0 5,0 2,4 5,9 5,3 34,3 18,5 12,8
NFR OTHR totaal -28,6 -266,7 3,8 -14,2 0,0 1,1 -19,0 0,0 0,6 -24,3 53,2 -4,9 -30,1 -5,3 -13,5 22,3 22,6 4,9 -16,8 -5,5 1,5 17,7 0,0 -1,1 -19,8 0,0 -0,3 -23,3 -9,7 -0,3 18,3 -2,9 -1,0 7,4 -8,6 -0,5 11,8 -1,6 0,2 -8,2 0,0 0,8 12,3 4,9 0,8 18,3 15,0 -0,1 -1,6 15,1 0,4 6,0 20,5 1,9 5,0 9,5 1,0 -5,3 -3,5 7,0 -0,7
A-34
stedelijk - Kortrijk immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 28,0 72,9 155,2 5-9 12,5 105,3 96,5 10-14 6,9 100,0 77,4 15-19 6,3 81,8 43,6 20-24 4,9 50,0 13,9 25-29 11,8 34,6 30-34 18,0 (250) 35-39 14,6 21,1 40-44 11,9 21,5 45-49 22,2 17,2 50-54 55-59 41,7 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 11,6 85,8 51,3 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 -38 -5 5-9 -8 2 10-14 -4 3 15-19 -23 1 20-24 -218 -4 25-29 -98 30-34 -17 (1) 35-39 -2 40-44 -2 45-49 0 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -410 -2
C1PA -2 -2 8 -8 -27 -14 -6 1 -1 1 1 -
-49
SING
285,7 292,6 135,1 117,0 80,8 81,0 51,3 49,2 26,2 11,9 12,0 7,3 4,1 6,7 8,9 (142.9) 54,2
SING
10 41 -9 25 8 4 -4 12 3 -2 -1 1 -2 -10 -2 -3 (1) 72
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
(333.3) 272,7 93,8 98,4 62,0 24,8 37,8 20,1 13,2 15,4 11,4 26,3 -
307,7 235,6 125,7 31,4 31,0 8,5 4,7 10,1 6,1 7,1 6,6 3,9 1,9 15,3 -
(125) 69,1 32,2 21,6 10,1 7,6 5,2 4,0 1,9 1,1 2,1 -
500,0 271,2 169,0 138,9 142,9 81,1 13,3 27,4 34,9 54,1 37,0 26,3 -
(166.7) 159,1 183,9 98,5 78,3 92,6 51,7 52,6 50,0
31,9
12,9
125,0
103,2
MAR0
MAR+
UNM0
(300)
UNM+
6 143 74 1 0 3 -8 0 5 5 6 4 0 -5 1 -
(-3) -11 -53 -42 2 0 -1 -5 -4 1 -1 -
8 21 6 12 7 5 -2 0 1 3 2 0 -
(-3) -3 3 2 -1 0 -1 -1 1
235
-117
63
-1
(2)
39,7
H1PA
(0) 0 0 -6 3 -1 4 3 1 -1 -2 1 1 1 4
NFR OTHR totaal 76,9 35,7 95,2 21,4 43,5 17,3 177,8 212,1 24,1 94,3 147,5 79,8 65,2 108,4 66,4 (125) 51,7 38,3 (83.3) 76,9 25,2 88,9 19,0 (66.7) 15,2 12,3 (76.9) 22,5 12,4 (83.3) 32,5 9,4 37,0 34,3 8,4 62,5 24,3 9,5 35,7 11,4 6,2 14,7 37,7 6,7 15,4 40,5 10,5 15,6 20,8 15,0 23,8 10,2 27,8 56,9 39,7 27,0
NFR
OTHR totaal 0 (-2) -47 -1 (-1) -10 -1 6 4 1 -7 2 -1 -57 -2 -2 -95 (-1) 0 -31 (0) 1 19 2 10 (1) -3 -13 (1) 2 12 (1) 0 9 1 4 11 2 2 10 1 1 8 1 8 8 1 10 -4 -1 5 4 3 0 -1 0 9 29 -167
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 39,6 125,0 166,7 5-9 14,5 84,2 102,3 10-14 7,9 75,0 61,5 15-19 12,0 72,7 57,6 20-24 76,5 150,0 67,3 25-29 100,8 88,5 30-34 69,1 47,2 35-39 29,2 10,5 40-44 35,7 32,3 45-49 22,2 50-54 55-59 20,8 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 32,2 90,0 68,4 migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 -11,6 -52,1 -11,5 5-9 -2,0 21,1 -5,8 10-14 -1,0 25,0 15,9 15-19 -5,8 9,1 -14,0 20-24 -71,6 -100,0 -53,5 25-29 -89,0 -53,8 30-34 -51,1 (250) -47,2 35-39 -14,6 10,5 40-44 -23,8 -10,8 45-49 0,0 17,2 50-54 55-59 20,8 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -20,6 -4,2 -17,1
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
(333.3) 272,7 93,8 129,5 49,6 28,9 21,0 5,0 6,6 7,4 15,4 -
127,0 188,3 148,6 72,7 64,6 71,8 61,5 22,4 20,9 14,9 13,1 5,8 6,2 20,1 14,9 28,6
76,9 70,4 69,6 29,5 31,0 17,4 10,1 3,5 5,0 4,0 0,8 1,9 10,2 7,6 -
(500) 92,9 53,2 32,8 9,6 7,6 5,6 6,3 4,5 4,1 -
233,3 152,5 126,8 27,8 51,9 13,5 40,0 27,4 23,3 13,5 26,3 -
(666.7) 227,3 149,4 83,3 87,0 92,6 69,0 78,9 -
45,7
16,2
18,2
65,3
104,8
SING
158,7 104,3 -13,5 44,3 16,2 9,3 -10,3 26,8 5,2 -3,0 -1,1 1,5 -2,1 -13,4 -6,0 -28,6 (142.9) 8,5
MAR0
MAR+
UNM0
(100)
UNM+
230,8 165,1 56,0 2,0 0,0 8,5 -12,6 0,0 2,5 2,1 2,7 3,2 0,0 -10,2 7,6 -
(-375) -23,8 -21,1 -11,2 0,5 0,0 -0,3 -2,2 -2,6 1,1 -2,1 -
266,7 118,6 42,3 111,1 90,9 67,6 -26,7 0,0 11,6 40,5 37,0 0,0 -
(-500) -68,2 34,5 15,2 -8,7 0,0 -17,2 -26,3 50,0
15,8
-5,3
59,7
-1,6
(200)
37,6
H1PA
(0) 0,0 0,0 -31,1 12,4 -4,1 16,8 15,1 6,6 -7,4 -15,4 15,4 11,4 26,3 2,1
NFR OTHR totaal 76,9 (333.3) 48,9 142,9 (100) 23,7 87,0 16,0 88,9 181,8 25,5 56,6 163,9 89,8 108,7 132,5 81,4 (187.5) 51,7 43,7 (83.3) 57,7 21,5 44,4 17,0 60,6 15,2 9,7 32,5 7,4 11,4 5,9 14,6 7,1 5,7 2,9 4,2 3,5 6,8 12,8 31,3 3,5 10,4 10,2 45,5 27,8 41,8 26,3 29,3
NFR OTHR totaal 0,0 (-333.3) -13,1 -47,6 (-100) -2,3 -43,5 1,3 88,9 30,3 -1,4 37,7 -16,4 -10,0 -43,5 -24,1 -15,0 (-62.5) 0,0 -5,4 (0) 19,2 3,7 44,4 2,0 (66.7) -45,5 -2,9 (76.9) 22,5 2,7 (83.3) 0,0 2,0 37,0 22,9 2,5 62,5 9,7 2,4 35,7 5,7 3,3 14,7 33,5 3,2 15,4 33,8 -2,3 -15,6 17,4 4,6 23,8 0,0 -45,5 0,0 15,1 13,4 -2,2
A-35
landelijk+druk - Aarlen immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 47,6 146,1 164,6 5-9 20,5 86,4 79,3 10-14 9,8 64,1 69,2 15-19 9,3 109,1 55,7 20-24 10,3 16,3 25-29 8,5 33,1 30-34 12,3 35-39 15,3 25,6 40-44 26,5 45-49 (500) 15,9 50-54 23,3 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 18,5 97,9 45,1 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 41 11 5-9 16 3 10-14 -17 1 15-19 -12 -1 20-24 -105 (-2) 25-29 -53 30-34 -11 (-2) 35-39 -1 40-44 -2 45-49 (1) 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -144 11
C1PA 5 4 4 7 -17 -11 -1 3 2 0 1 -
-3
SING
MAR0
(388.9) 296,0 143,5 114,5 110,5 48,3 31,3 36,1 27,8 14,4 11,2 10,1 10,0 7,5 14,9 -
(357.1) (333.3) 238,0 132,3 170,3 63,4 107,6 27,1 34,5 11,0 20,3 11,3 5,6 6,6 2,1 8,3 14,1 3,2 8,8 1,6 7,3 3,0 3,2 10,0 -
43,7
SING
38,2
MAR0
MAR+
21,1
MAR+
UNM0
UNM+
(625) 214,3 218,8 166,7 64,5 115,4 78,9 103,4 50,0
(1000) 312,5 214,3 111,1 89,7 89,6 153,8 (55.6) (83.3) (500)
135,6
141,5
UNM0
UNM+
(3) 14 7 7 3 2 -3 1 -1 0 -2 0 -4 -6 -1 -
(4) 64 59 19 0 2 0 -2 3 4 -1 -2 -1 0 -
(2) 24 33 17 -4 -3 -6 3 0 0 -1 -
(4) 11 7 4 1 2 1 2 -2 1
(1) 7 15 6 4 4 2 (0) (1) (2)
20
149
65
31
42
H1PA
(214.3) 88,9 160,0 38,2 45,5 41,2 34,5 12,8 -
32,1
H1PA
(0) 0 5 3 3 0 3 -1 -1 0 -
12
NFR OTHR totaal 58,8 55,1 13,3 25,0 20,8 (200) 17,4 112,4 (71.4) 25,9 184,8 166,7 76,9 209,7 74,1 82,3 66,7 29,0 42,2 40,0 21,6 37,0 46,5 17,9 (71.4) 22,7 14,7 (66.7) 32,3 13,2 74,1 13,3 10,8 58,8 17,9 10,5 16,4 29,4 8,3 25,6 6,5 39,0 34,1 9,0 33,0 23,8 11,4 105,3 25,8 136,4 26,8 65,6
42,1
30,6
NFR OTHR totaal -2 (-1) 54 0 23 -2 (1) -13 2 (0) 10 1 3 0 9 -1 65 1 -5 40 -1 -3 5 0 1 9 (1) 0 -3 (0) 0 7 2 1 5 1 0 9 -3 -2 -12 -1 0 -2 2 2 -1 3 1 -2 -2 7 4 2 2 11
6
200
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 29,4 22,5 101,3 5-9 14,7 49,4 54,9 10-14 16,4 51,3 55,4 15-19 13,9 127,3 34,1 20-24 70,2 (153.8) 71,9 25-29 83,5 106,0 30-34 57,6 (500) 8,6 35-39 22,9 40-44 33,3 8,8 45-49 15,9 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 29,4 64,2 46,7 migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 18,2 123,6 63,3 5-9 5,7 37,0 24,4 10-14 -6,6 12,8 13,8 15-19 -4,6 -18,2 21,7 20-24 -59,9 (-153.8) -55,6 25-29 -75,0 -72,8 30-34 -45,3 (-500) -8,6 35-39 -7,6 25,6 40-44 -33,3 17,7 45-49 (500) 0,0 50-54 23,3 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -11,0 33,6 -1,6
SING
(222.2) 184,0 112,1 72,3 93,0 34,5 54,7 30,1 32,4 14,4 15,6 10,1 18,1 22,4 19,8 38,3
MAR0
MAR+
(71.4) (166.7) 56,7 58,5 52,1 42,5 22,4 19,9 34,5 12,7 6,8 12,7 5,6 10,9 6,4 5,8 10,3 3,2 4,9 1,6 8,3 6,1 6,5 2,1 10,0 -
14,5
16,3
SING
MAR0
(166.7) 112,0 31,4 42,2 17,4 13,8 -23,4 6,0 -4,6 0,0 -4,5 0,0 -8,0 -15,0 -5,0 -
(285.7) (166.7) 181,3 73,8 118,2 20,9 85,2 7,2 0,0 -1,7 13,5 -1,4 0,0 -4,4 -4,2 2,5 3,8 0,0 3,9 0,0 -0,9 -3,0 -3,2 -2,1 0,0 -
5,4
23,7
MAR+
4,8
UNM0
(125) 83,3 145,8 83,3 32,3 38,5 52,6 34,5 90,9 -
69,9
UNM0
UNM+
H1PA
93,8 35,7 44,4 38,5 29,9 76,9 (55.6)
(214.3) 88,9 93,3 15,3 22,7 41,2 8,6 9,0 12,8 -
42,5
22,0
UNM+
(500) 131,0 72,9 83,3 32,3 76,9 26,3 69,0 -90,9 50,0
(1000) 218,8 178,6 66,7 51,3 59,7 76,9 (0) (83.3) (500)
65,7
99,1
H1PA
(0) 0,0 66,7 22,9 22,7 0,0 34,5 -8,6 -9,0 0,0 -
10,1
NFR OTHR totaal 88,2 (250) 33,4 13,3 17,7 62,5 21,8 89,9 (71.4) 22,7 173,9 83,3 76,9 64,5 92,6 63,7 44,4 101,4 30,5 80,0 69,8 20,1 37,0 23,3 14,8 22,7 16,3 (66.7) 32,3 9,9 8,5 29,4 17,9 6,6 65,6 49,0 13,8 21,7 25,6 8,0 13,0 11,4 9,8 11,9 13,7 35,7 13,2 16,4 45,5 8,9 54,4
36,2
25,9
NFR OTHR totaal -29,4 (-250) 21,7 0,0 7,4 -41,7 (200) -4,4 22,5 (0) 3,2 10,9 83,3 0,0 145,2 -18,5 18,6 22,2 -72,5 11,6 -40,0 -69,8 1,5 0,0 23,3 3,0 (71.4) 0,0 -1,5 (0) 0,0 3,3 74,1 13,3 2,2 29,4 0,0 3,9 -49,2 -19,6 -5,5 -21,7 0,0 -1,4 26,0 22,7 -0,8 33,0 11,9 -2,3 -35,7 92,1 9,4 90,9 17,9 11,3
5,9
4,7
A-36
landelijk - Aarlen immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 28,0 77,7 41,8 5-9 17,7 88,8 32,1 10-14 10,9 76,0 21,2 15-19 9,2 48,8 29,2 20-24 8,8 15,5 25-29 16,3 (111.1) 9,1 30-34 27,7 9,7 35-39 11,8 23,4 40-44 21,4 9,7 45-49 19,6 50-54 14,7 55-59 60-64 34,5 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 15,3 69,8 21,6 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 42 12 5-9 38 7 10-14 28 6 15-19 -3 -2 20-24 -119 -5 25-29 -61 (0) 30-34 -13 35-39 -2 40-44 0 45-49 50-54 -1 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -91 18
C1PA -10 -7 -11 -5 -34 -14 -9 -3 -2 0 1 -1 1
-94
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
137,9 173,9 108,2 56,9 25,2 46,2 36,7 19,0 17,8 7,5 8,4 3,7 3,9 3,8 4,7 -
162,2 146,0 92,1 45,7 42,2 20,5 26,7 15,2 16,3 9,4 6,5 3,0 5,5 7,4
40,2 37,0 23,3 12,7 9,3 4,5 5,3 8,5 5,9 5,9 3,4 -
192,3 187,2 131,5 85,1 35,1 84,7 47,6 42,3 94,3 60,6 65,6 105,3 66,7 (166.7)
(333.3) 141,7 72,6 73,7 36,8 54,1 18,2 55,6 -
(1000) 95,2 58,8 26,6 28,7 16,2 18,4 19,2 -
26,3
22,6
14,8
105,7
68,8
15,9
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
1 23 15 0 -6 4 3 2 2 -6 1 -1 -10 -8 -4 -1
5 59 44 9 5 4 12 14 17 16 6 -2 -6 -2 1
8 60 48 10 15 5 8 14 5 2 1 -2 -
4 33 12 5 -1 4 1 0 3 4 4 4 0 (1)
(2) 10 4 14 -1 3 0 2 -
(1) 1 0 -1 2 -4 0 1 -2 -4 -1 -1 -
15
182
174
74
34
-8
NFR OTHR totaal 25,4 (142.9) 30,9 27,5 (153.8) 21,6 37,0 14,4 128,8 108,1 19,1 112,6 50,6 48,2 46,7 31,7 48,4 86,2 83,3 30,7 21,3 79,4 17,5 61,2 22,7 15,3 43,5 35,1 12,6 115,4 10,2 11,6 58,8 30,5 14,1 162,2 6,1 9,7 73,5 17,8 8,9 14,1 11,3 5,3 25,0 30,4 7,1 32,7 51,0 12,2 23,3 70,4 22,7 23,8 7,0 (58.8) 21,7 54,5 37,0 21,4
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 17,4 15,5 83,7 5-9 9,5 47,3 49,4 10-14 4,7 40,9 40,7 15-19 9,9 65,0 36,5 20-24 46,4 106,4 74,0 25-29 66,1 (111.1) 51,4 30-34 53,4 53,1 35-39 19,6 40,9 40-44 21,4 19,3 45-49 19,6 50-54 41,7 55-59 16,4 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 19,2 44,7 47,2
NFR OTHR totaal -1 (1) 44 -2 (2) 38 0 -2 21 12 -2 13 5 -6 -25 -6 -5 49 -2 4 55 -2 4 6 2 -2 24 0 -1 20 3 0 30 1 3 37 4 0 20 4 1 18 1 0 3 3 6 -10 1 13 3 1 13 12 2 1 (1) 1 24 32 360
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 10,6 62,2 -41,8 5-9 8,2 41,4 -17,3 10-14 6,2 35,1 -19,5 15-19 -0,7 -16,3 -7,3 20-24 -37,5 -106,4 -58,5 25-29 -49,8 (0) -42,3 30-34 -25,7 -43,5 35-39 -7,8 -17,5 40-44 0,0 -9,7 45-49 0,0 50-54 -41,7 14,7 55-59 -16,4 60-64 34,5 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -4,0 25,1 -25,7
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
103,4 102,5 75,1 56,9 42,0 35,3 26,7 13,6 13,9 15,0 7,3 5,0 13,8 14,0 14,1 8,8
27,0 44,7 36,6 21,5 21,1 6,8 1,9 7,0 2,9 3,9 4,5 11,0 4,2 -
27,3 15,4 11,6 10,3 5,5 2,5 1,8 0,6 1,7 2,9 12,3 -
38,5 36,5 75,1 31,9 52,6 16,9 31,7 42,3 37,7 66,7
(111.1) 58,3 50,3 9,2 42,9 27,0 18,2 -
24,5
9,1
7,7
37,7
32,3
SING
MAR0
MAR+
H1PA
71,4 58,8 31,9 21,5 29,2 18,4 14,4 9,5 18,5 6,0 9,5 19,2
UNM0
UNM+
H1PA
34,5 71,4 33,1 0,0 -16,8 10,9 10,0 5,4 4,0 -7,5 1,0 -1,2 -9,9 -10,2 -9,4 -8,8
135,1 101,4 55,5 24,2 21,1 13,7 26,7 13,3 9,2 6,6 2,6 -1,5 -5,5 -4,2 7,4
12,9 21,5 11,6 2,4 3,8 2,1 3,5 8,0 4,2 2,9 3,4 -12,3 -
153,8 150,7 56,3 53,2 -17,5 67,8 15,9 0,0 56,6 60,6 65,6 105,3 0,0 (166.7)
(222.2) 83,3 22,3 64,5 -6,1 27,0 0,0 55,6 -
(1000) 23,8 0,0 -5,3 7,2 -13,0 0,0 4,8 -9,5 -18,5 -6,0 -9,5 -
1,9
13,5
7,1
68,0
36,6
-3,3
NFR OTHR totaal 33,9 21,2 45,9 14,5 37,0 100,0 10,5 37,9 162,2 16,8 79,5 126,6 52,4 102,8 111,1 40,7 120,7 16,7 21,8 63,8 15,9 16,5 20,4 45,5 11,0 43,5 52,6 7,2 10,2 4,5 29,4 7,6 6,1 54,1 6,1 5,7 14,7 13,3 4,9 11,3 4,2 4,3 10,7 26,1 10,6 15,5 9,4 10,3 3,5 39,3 21,6 16,9
NFR OTHR totaal -8,5 (142.9) 9,7 -18,3 (153.8) 7,1 0,0 -100,0 3,9 90,9 -54,1 2,3 33,1 -75,9 -4,2 -56,1 -79,4 7,8 -34,5 66,7 8,8 -42,6 63,5 1,1 40,8 -22,7 4,3 0,0 -17,5 5,4 115,4 0,0 7,1 29,4 22,9 8,0 108,1 0,0 4,0 58,8 4,4 4,0 14,1 0,0 1,1 25,0 26,1 -3,6 6,5 51,0 1,6 7,8 61,0 12,4 23,8 3,5 (58.8) 21,7 15,2 15,4 4,4
A-37
stedelijk - Aarlen immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 79,6 170,2 241,8 5-9 44,9 196,1 250,0 10-14 28,0 43,5 133,3 15-19 19,9 66,7 82,1 20-24 9,4 60,6 25-29 13,3 117,6 30-34 55,0 97,6 35-39 39,2 40-44 90,9 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 37,0 119,6 117,5 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 35 2 5-9 22 8 10-14 4 0 15-19 -5 -1 20-24 -46 (-2) 25-29 -22 30-34 5 35-39 -1 40-44 2 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -6 7
C1PA 12 25 14 11 -6 5 4 (-1)
64
SING
190,5 398,1 298,0 140,5 171,1 53,5 72,5 41,1 39,6 30,0 21,9 8,2 41,0 19,8 (250) 104,3
SING
1 51 58 13 22 -5 7 -1 1 -1 4 -4 -5 5 0 -2 (2) 146
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
(470.6) 250,0 181,8 83,3 333,3
(800) 480,4 389,2 156,4 63,8 76,9 35,7 17,5 7,4 2,9 3,2 11,5 7,7 19,0 48,8
(800) 226,2 101,7 71,4 36,7 26,0 5,5 15,5 4,2 -
(571.4) 705,9 432,4 296,3 (125) 90,9 (105.3)
78,1
43,4
373,3
MAR0
MAR+
(3) 79 110 16 3 7 -3 -6 1 -2 0 4 1 0 2
(3) 18 15 42 22 18 -5 4 0 -3 -1 -1 -
215
112
(181.8)
H1PA
363,6 166,7 218,8 103,4 78,7 49,4 31,7 35,7 -
UNM0
(2) 49 30 7 (2) 1 (1)
181,0
UNM+
(2) 8 7 3 7 (-1)
(2) (-1)
80,2
H1PA
1 4 9 7 9 3 2 2 -
93
26
37
NFR OTHR totaal (181.8) (800) 98,5 (666.7) (666.7) 77,9 41,7 160,0 (333.3) 47,2 294,1 500,0 187,7 (200) 333,3 190,2 (1200) 76,9 101,4 95,2 58,6 80,0 42,3 21,8 19,2 12,1 58,8 9,3 (210.5) 74,1 13,8 58,8 8,8 195,1 74,1 24,5 133,3 80,0 43,7 80,0 29,6 (133.3) 173,9 114,4 69,5
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 48,0 127,7 109,9 5-9 27,3 39,2 85,5 10-14 24,5 43,5 55,6 15-19 24,5 100,0 41,0 20-24 63,6 (400) 97,0 25-29 86,7 58,8 30-34 9,2 35-39 58,8 40-44 45-49 (66.7) 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 38,1 81,5 59,7
NFR OTHR totaal (2) (2) 53 (8) (1) 64 (-3) 15 0 (1) 15 8 10 164 (1) 6 215 (5) -1 107 2 60 0 39 (-2) 0 -1 -3 (-1) -1 2 2 -3 (3) 2 8 (-1) 1 -1 7 3 6 2 4 11 2 4 -2 (2) 34 28 756
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 31,7 42,6 131,9 5-9 17,7 156,9 164,5 10-14 3,5 0,0 77,8 15-19 -4,5 -33,3 41,0 20-24 -54,2 (-400) -36,4 25-29 -73,3 58,8 30-34 45,9 97,6 35-39 -19,6 40-44 90,9 45-49 (-66.7) 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -1,0 38,0 57,9
SING
MAR0
MAR+
UNM0
142,9 150,5 106,0 86,8 53,5 80,2 21,7 47,9 34,7 35,0 7,3 19,1 28,6 15,4 19,8 62,5
(200) 93,1 91,9 67,0 31,9 9,6 53,6 35,0 5,6 5,8 3,2 3,9 19,0 -
(200) 119,0 82,6 36,5 18,3 10,4 12,3 9,3 4,2 10,8 7,2 19,6 -
(285.7) 129,4 27,0 37,0
53,9
25,3
27,1
63,3
SING
47,6 247,6 192,1 53,7 117,6 -26,7 50,7 -6,8 5,0 -5,0 14,6 -19,1 -20,4 25,6 0,0 -62,5 (250) 50,4
MAR0
MAR+
45,5 (52.6)
UNM+
(352.9) 83,3 54,5 20,8 41,7 (111.1)
(90.9)
69,0
UNM0
UNM+
(117.6) 166,7 127,3 62,5 291,7
(600) 387,3 297,3 89,4 31,9 67,3 -17,9 -17,5 1,9 -2,9 0,0 11,5 3,9 0,0 48,8
(600) 107,1 19,1 34,9 18,3 15,6 -6,8 6,2 0,0 -10,8 -7,2 -19,6 -
(285.7) 576,5 405,4 259,3 (125) 45,5 (52.6)
52,8
16,3
310,0
(-111.1) (181.8) (-90.9)
H1PA
NFR
318,2 83,3 78,1 43,1 7,9 12,3 -
(200)
-
(52.6) (90.9) 24,4 66,7 -
30,7
50,7
H1PA
45,5 83,3 140,6 60,3 70,9 37,0 31,7 35,7 -
112,1
160,0 58,8 (100) (200)
49,5
OTHR totaal (400) 56,4 (333.3) 34,2 (333.3) 30,9 (250) 37,1 83,3 95,6 83,3 85,3 115,4 46,6 24,8 80,0 19,4 (133.3) 21,8 47,6 21,6 47,6 10,6 11,6 37,0 6,9 29,4 10,3 18,5 15,3 17,0 9,9 36,4 55,1
36,8
NFR OTHR totaal (181.8) (400) 42,1 (666.7) (333.3) 43,7 (-333.3) 10,8 0,0 (83.3) 10,1 235,3 416,7 92,2 (100) 250,0 104,8 (1000) -38,5 54,8 95,2 33,8 0,0 22,9 (-133.3) 0,0 -47,6 -2,4 (-200) -47,6 1,5 58,8 -2,3 (157.9) 37,0 6,9 (-90.9) 29,4 -1,5 170,7 55,6 9,2 66,7 80,0 26,7 80,0 19,7 -36,4 (133.3) 123,2 59,3 32,7
A-38
landelijk+druk - Charleroi immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 56,9 108,4 191,1 5-9 35,3 151,7 114,3 10-14 23,5 178,1 94,3 15-19 17,4 134,8 59,1 20-24 16,3 94,3 49,5 25-29 27,5 (52.6) 24,0 30-34 31,8 (111.1) 27,5 35-39 28,6 (200) 35,1 40-44 32,3 52,4 45-49 11,4 50-54 58,8 55-59 20,0 60-64 28,6 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 29,5 134,8 72,1 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 81 9 5-9 53 12 10-14 28 18 15-19 -38 9 20-24 -228 -2 25-29 -99 (-6) 30-34 -10 (0) 35-39 -2 (0) 40-44 2 45-49 50-54 (-1) 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -214 40
C1PA 23 12 16 -28 -46 -25 0 2 5 0 2 0 1
-38
SING
(500) 485,7 244,1 170,7 127,7 87,0 80,7 65,1 54,9 21,6 31,6 13,7 11,1 12,0 3,0 25,9 16,7 55,3
SING
MAR0
MAR+
272,7 (222.2) 193,0 106,0 117,7 72,6 56,3 41,5 34,1 27,6 21,0 17,8 18,9 14,6 18,9 7,5 15,1 7,1 9,9 6,0 9,6 2,0 7,4 12,3 6,2 -
26,4
MAR0
28,8
MAR+
UNM0
UNM+
250,0 264,1 178,7 116,3 70,0 120,3 80,0 93,5 24,4 91,7 57,4 23,3 15,4 45,5
(76.9) 161,6 147,5 141,2 161,6 112,3 80,5 116,7 30,3 (71.4)
117,7
130,2
UNM0
(100)
UNM+
(0) 10 29 28 20 8 9 4 5 2 5 -1 -3 -5 -14 -6 0
3 59 32 7 0 5 2 5 4 -1 5 0 6 -1 -
(0) 18 90 59 34 16 22 0 -6 0 1 -2 -1 -
3 31 20 3 -1 7 7 7 -2 5 4 0 1 1 (-2)
(-2) 5 22 12 20 10 5 3 0 -1 (1)
91
126
231
84
76
(1)
H1PA
(666.7) 306,5 183,8 92,3 81,6 70,2 43,6 22,1 14,1 4,3 10,1 16,0 -
57,5
H1PA
(2) 8 15 2 6 7 -3 -3 -1 0 0 0 -1 -1
31
NFR OTHR totaal 134,8 (125) 73,3 84,7 48,7 81,5 54,1 40,4 108,6 123,7 38,3 114,2 116,1 78,4 135,1 84,9 87,0 89,9 73,5 56,1 130,4 89,6 41,9 58,8 58,8 32,0 100,0 166,7 26,0 42,6 74,1 22,0 71,4 76,2 15,6 58,8 37,3 15,6 105,3 72,3 15,7 30,9 32,5 11,0 33,1 123,1 22,1 46,9 147,8 31,2 43,2 132,5 57,2 35,7 105,3 54,2 (250) (55.6) 51,3 84,3 96,8 42,0
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 33,4 76,9 117,8 5-9 22,8 94,8 89,4 10-14 16,8 95,9 68,3 15-19 26,1 84,3 89,7 20-24 95,7 132,1 120,7 25-29 124,6 (368.4) 99,1 30-34 56,2 (111.1) 27,5 35-39 38,1 (200) 23,4 40-44 16,1 26,2 45-49 11,4 50-54 (52.6) 29,4 55-59 20,0 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 39,7 94,6 81,3
NFR OTHR totaal -5 (1) 109 4 (-1) 80 -2 -1 59 -1 3 -39 -2 0 -128 7 1 85 -5 -3 85 6 -1 72 0 -2 59 1 4 42 -1 4 21 1 4 2 -1 3 11 8 9 27 2 2 -1 2 16 18 8 26 21 2 25 18 2 9 11 (1) (0) 1 27 99 553
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 23,5 31,5 73,2 5-9 12,6 56,9 24,9 10-14 6,7 82,2 26,0 15-19 -8,7 50,6 -30,6 20-24 -79,3 -37,7 -71,2 25-29 -97,2 (-315.8) -75,1 30-34 -24,4 (0) 0,0 35-39 -9,5 (0) 11,7 40-44 16,1 26,2 45-49 0,0 50-54 (-52.6) 29,4 55-59 0,0 60-64 28,6 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -10,2 40,2 -9,3
SING
(500) 200,0 147,2 103,4 80,4 63,8 57,3 52,1 41,2 17,3 24,1 15,0 15,3 18,6 24,0 48,1 16,7 42,2
SING
MAR0
MAR+
136,4 (222.2) 63,6 74,2 72,3 37,9 39,9 26,8 34,1 19,7 11,5 14,1 16,2 6,4 15,0 7,5 13,2 11,4 10,3 6,0 7,4 7,4 9,2 4,9 8,2 9,3 -
17,1
MAR0
19,1
MAR+
(0) 285,7 97,0 67,3 47,3 23,2 23,4 13,0 13,7 4,3 7,5 -1,2 -4,2 -6,6 -21,0 -22,2 0,0
136,4 129,4 45,4 16,4 0,0 9,6 2,7 3,9 1,9 -0,4 2,2 0,0 7,4 -3,1 -
(0) 31,8 34,8 14,6 7,8 3,6 8,2 0,0 -4,3 0,0 2,0 -9,2 -8,2 -
13,0
9,3
9,7
UNM0
UNM+
125,0 129,9 93,6 93,0 80,0 67,7 10,0 28,0 40,7 50,0 24,6 23,3 (166.7)
(230.8) 111,1 68,3 94,1 74,2 58,8 23,0 66,7 30,3 50,0
65,7
71,6
UNM0
UNM+
125,0 (-153.8) 134,2 50,5 85,1 79,1 23,3 47,1 -10,0 87,3 52,6 53,5 70,0 57,5 65,4 50,0 -16,3 0,0 41,7 -50,0 32,8 (71.4) 0,0 15,4 45,5 (100) (-166.7)
52,0
58,6
H1PA
177,4 102,7 84,6 64,1 53,3 54,5 35,4 18,8 4,3 10,1 16,0 8,8 27,0
46,5
H1PA
(666.7) 129,0 81,1 7,7 17,5 16,9 -10,9 -13,3 -4,7 0,0 0,0 0,0 -8,8 -27,0
11,1
NFR OTHR totaal 170,2 (62.5) 47,3 50,8 (55.6) 32,9 96,3 81,1 29,0 113,1 92,8 44,9 122,0 116,1 101,0 87,8 75,5 72,9 146,1 117,6 42,5 43,5 104,5 30,4 58,8 88,2 22,9 66,7 106,1 16,5 63,8 24,7 17,0 47,6 38,1 15,1 73,5 14,9 13,2 21,1 18,1 9,3 10,3 19,5 11,4 19,9 41,0 14,0 5,2 34,8 17,8 28,8 25,6 33,8 10,5 8,3 (55.6) 25,6 71,7 48,9 35,1
NFR OTHR totaal -35,5 (62.5) 25,9 33,9 (-55.6) 15,9 -14,8 -27,0 11,4 -4,5 30,9 -6,6 -7,9 0,0 -22,6 47,3 9,4 14,1 -56,2 -44,1 13,5 87,0 -14,9 11,5 0,0 -29,4 9,1 33,3 60,6 9,5 -21,3 49,4 5,0 23,8 38,1 0,4 -14,7 22,4 2,4 84,2 54,2 6,4 20,6 13,0 -0,4 13,2 82,1 8,1 41,7 113,0 13,4 14,4 106,8 23,4 35,7 94,7 45,8 (250) (0) 25,6 12,6 47,9 6,9
A-39
landelijk - Charleroi immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 35,2 73,8 101,9 5-9 17,5 89,1 65,7 10-14 12,3 76,2 52,6 15-19 10,5 54,8 38,5 20-24 12,3 54,2 25,3 25-29 25,4 16,7 34,6 30-34 26,1 71,4 30,5 35-39 31,3 12,9 40-44 5,3 17,7 45-49 42,0 (166.7) 17,5 50-54 12,5 55-59 29,4 (250) 6,1 60-64 10,6 65-69 33,3 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 17,8 71,9 43,4 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 87 18 5-9 -11 25 10-14 -20 7 15-19 -147 -11 20-24 -554 -9 25-29 -201 -2 30-34 -34 -2 35-39 -9 -1 40-44 -6 45-49 2 (0) 50-54 55-59 -1 (1) 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -894 26
C1PA 28 -4 8 -41 -137 -42 -2 -10 -1 -7 0 -1 0 0
-209
SING
(1000) 219,0 130,2 89,8 85,7 62,4 51,1 52,7 31,1 19,9 15,0 9,7 6,5 5,9 5,6 6,6 32,4
SING
(1) 8 27 15 21 3 10 20 -4 -11 -13 -7 -11 -31 -34 -22 -6 -34
MAR0
MAR+
217,4 153,7 102,5 45,0 29,4 24,9 14,1 10,5 11,1 8,2 4,9 7,0 5,5 1,8 27,8
123,6 85,6 41,3 22,9 13,9 9,0 8,0 4,2 5,4 6,2 3,5 4,3 -
20,6
17,2
MAR0
MAR+
12 160 158 14 4 14 -1 0 17 17 0 13 -7 -5 -1 1
3 67 93 58 -5 -38 -2 -15 -2 0 2 -1 -2 -
396
158
UNM0
158,5 198,1 141,3 105,1 112,9 57,3 62,3 43,6 28,3 26,1 7,4 21,4 5,1 11,1 -
84,8
UNM0
8 86 66 32 13 9 12 7 -2 4 -2 3 -2 1 -1
234
UNM+
113,2 124,1 96,2 93,4 74,7 52,7 39,0 41,2 68,0 58,8 (62.5)
80,2
UNM+
-3 29 31 23 20 9 -2 -1 7 -1 2 (0)
H1PA
(333.3) 141,7 103,9 54,9 46,8 41,2 19,2 22,1 10,1 5,7 3,0 9,1 2,7 3,8 34,7
H1PA
(-1)
(2) 17 15 -3 10 17 -2 9 -12 0 -4 0 -1 -1 -1 -2
113
44
NFR OTHR totaal 77,9 142,9 45,9 53,5 78,9 27,6 37,4 70,9 21,7 74,9 84,3 23,8 89,9 72,5 57,5 101,5 63,8 59,6 77,4 62,9 37,3 70,5 32,7 25,9 31,7 22,2 18,0 47,6 58,3 16,9 37,0 59,8 12,4 51,6 31,1 11,9 25,4 40,9 10,3 29,4 48,6 7,9 57,8 45,8 10,2 38,5 71,9 12,6 28,7 68,0 15,6 23,0 71,0 22,3 20,7 46,3 21,6 90,9 38,5 41,3 58,4 59,3 26,8
NFR 8 1 -5 -3 -23 7 -2 1 -10 -3 0 1 -1 2 7 12 3 5 3 3 6
OTHR totaal 2 143 -1 10 2 -7 -5 -177 -15 -352 -9 131 2 107 -6 20 -3 1 6 23 8 4 2 -1 9 15 17 10 9 20 33 2 40 4 31 11 10 5 1 4 133 -27
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 27,3 57,0 76,9 5-9 18,3 59,4 68,1 10-14 13,8 67,4 48,9 15-19 21,0 72,0 53,1 20-24 73,3 98,5 94,5 25-29 88,3 50,0 74,9 30-34 51,4 142,9 33,3 35-39 44,7 47,6 31,4 40-44 21,2 19,5 45-49 25,2 (166.7) 42,0 50-54 12,5 55-59 58,8 12,2 60-64 10,6 65-69 33,3 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 31,3 64,9 58,9 migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 7,9 16,8 25,0 5-9 -0,8 29,7 -2,3 10-14 -1,5 8,7 3,7 15-19 -10,5 -17,2 -14,6 20-24 -61,0 -44,3 -69,3 25-29 -63,0 -33,3 -40,3 30-34 -25,3 -71,4 -2,8 35-39 -13,4 -47,6 -18,5 40-44 -15,9 -1,8 45-49 16,8 (0) -24,5 50-54 0,0 55-59 -29,4 (250) -6,1 60-64 0,0 65-69 0,0 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -13,5 7,0 -15,5
SING
160,6 103,6 80,0 71,1 60,1 43,3 32,8 34,5 26,7 20,3 11,9 10,9 16,7 20,3 27,5 24,5 33,7
SING
(1000) 58,4 26,6 9,8 14,6 2,3 7,7 19,9 -3,4 -6,8 -5,3 -2,2 -4,5 -10,8 -14,7 -20,9 -24,5 -1,4
MAR0
MAR+
87,0 49,9 33,9 34,1 25,6 15,2 14,6 10,5 8,4 6,1 4,9 3,7 8,2 6,2 3,4 -
89,9 54,6 30,3 18,4 14,3 11,8 8,3 6,6 5,9 6,2 2,4 5,7 6,7 -
11,7
15,1
MAR0
MAR+
130,4 103,8 68,6 10,9 3,8 9,7 -0,5 0,0 2,7 2,1 0,0 3,2 -2,7 -4,4 -3,4 27,8
33,7 31,0 11,0 4,5 -0,4 -2,8 -0,3 -2,4 -0,4 0,0 1,2 -1,4 -6,7 -
9,0
2,1
UNM0
61,0 80,6 58,8 40,4 77,1 35,8 26,7 25,6 34,0 16,6 12,3 10,7 15,4 28,6
41,5
UNM0
97,6 117,5 82,5 64,6 35,8 21,5 35,6 17,9 -5,7 9,5 -4,9 10,7 -10,3 11,1 -28,6
43,3
UNM+
169,8 69,5 63,0 69,5 52,0 38,8 46,1 47,1 13,2 19,6 (62.5)
H1PA
(333.3)
(222.2) 74,8 79,5 58,2 38,6 28,5 21,8 9,7 27,5 5,7 8,9 9,1 5,5 7,7 7,5 46,5
56,4
29,9
UNM+
-56,6 54,5 33,1 23,9 22,6 14,0 -7,1 -5,9 68,0 -13,2 39,2 (0)
H1PA
(-333.3)
(111.1) 66,9 24,4 -3,3 8,2 12,7 -2,6 12,4 -17,4 0,0 -5,9 0,0 -2,7 -3,8 -7,5 -46,5
23,8
4,8
NFR OTHR totaal 63,1 116,9 35,5 51,1 87,7 26,9 50,8 55,1 22,1 79,3 103,4 33,2 118,2 111,4 76,3 86,4 86,7 53,0 83,6 55,9 32,1 66,1 60,7 24,9 84,7 35,6 17,9 71,4 29,1 15,1 37,0 25,6 12,1 45,2 24,2 12,0 30,5 19,2 9,4 22,1 12,7 7,2 26,7 21,6 7,8 9,6 15,4 12,3 23,0 11,3 14,8 10,2 16,0 17,9 7,7 14,8 19,2 8,3 57,5 38,0 26,9
NFR OTHR totaal 14,8 26,0 10,4 2,4 -8,8 0,6 -13,4 15,7 -0,4 -4,3 -19,2 -9,4 -28,3 -38,9 -18,8 15,1 -23,0 6,6 -6,2 7,0 5,2 4,4 -28,0 1,0 -52,9 -13,3 0,0 -23,8 29,1 1,8 0,0 34,2 0,3 6,5 6,9 -0,1 -5,1 21,6 1,0 7,4 35,9 0,7 31,1 24,3 2,3 28,8 56,5 0,3 5,7 56,7 0,8 12,8 55,1 4,4 20,7 38,6 6,7 90,9 19,2 33,1 0,9 21,3 -0,1
A-40
stedelijk - Charleroi immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 26,9 41,0 71,2 5-9 17,6 51,0 72,1 10-14 15,9 39,9 47,3 15-19 10,1 49,8 40,1 20-24 9,4 31,5 27,2 25-29 10,3 40,0 15,2 30-34 10,2 15,7 35-39 16,4 (142.9) 9,1 40-44 10,3 4,7 45-49 50-54 22,2 7,4 55-59 7,3 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 15,5 44,4 41,8 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 -19 3 5-9 -1 8 10-14 29 -4 15-19 -82 4 20-24 -256 -6 25-29 -137 0 30-34 -25 35-39 -6 (1) 40-44 -3 45-49 -2 50-54 -1 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -503 6
C1PA 21 38 21 -14 -56 -38 -14 -6 -4 -9 -1 1 -1 -
-62
SING
(62.5) 227,5 132,0 84,0 59,3 50,5 43,1 49,5 25,8 19,4 12,5 9,8 8,1 4,6 7,3 8,3 7,9 35,5
SING
(-2) 47 93 29 19 -4 9 35 -2 -9 -5 1 -9 -30 -29 -20 -9 114
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
157,0 123,1 85,7 47,1 28,6 12,9 9,7 7,0 5,7 6,7 3,1 3,6 4,5 1,7 2,8 -
127,1 48,9 31,7 20,7 12,4 7,2 6,7 7,6 2,4 4,4 3,5 4,2 -
266,7 163,8 113,9 64,4 66,5 55,2 49,7 26,8 32,0 14,1 7,5 18,4 3,6 -
137,0 87,6 68,2 52,3 41,9 32,4 49,0 55,2 18,5 -
218,8 103,5 82,2 63,4 49,4 35,2 20,0 13,3 7,1 4,5 3,6 3,2 4,7 -
16,4
14,2
66,0
54,1
36,8
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
11 106 42 7 11 -2 -11 -36 -31 7 -20 1 -3 -9 -3 -
10 6 -26 -31 -28 -35 -18 13 -12 0 2 0 -1
27 77 28 13 11 16 9 1 3 -5 2 1 -3 -2 -1
2 17 27 11 10 2 5 5 -2 0 -2
3 19 30 17 29 15 5 -3 -2 -3 -6 -1 0 -2 -
70
-120
177
75
101
NFR OTHR totaal 54,2 103,4 35,8 44,2 65,4 29,3 72,6 58,3 24,3 51,7 103,8 29,1 81,6 86,2 56,7 53,2 91,7 51,4 66,2 45,5 33,4 44,6 18,8 24,0 36,6 31,4 17,1 71,4 48,3 17,2 15,6 22,3 12,1 70,6 26,8 8,8 39,1 24,3 8,3 17,9 25,5 6,0 51,6 12,6 6,7 33,3 59,1 8,7 33,8 41,5 11,4 15,9 30,5 12,6 33,7 32,1 18,3 58,8 23,4 51,3 44,1 24,6
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 29,1 38,1 59,0 5-9 17,7 41,8 54,3 10-14 13,1 45,4 38,7 15-19 17,4 43,0 44,6 20-24 44,9 78,7 54,4 25-29 64,3 40,0 56,5 30-34 35,9 40,1 35-39 28,7 22,7 40-44 20,6 14,2 45-49 19,4 39,1 50-54 44,4 14,8 55-59 60-64 12,3 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 25,1 42,7 46,1
NFR OTHR totaal -5 4 4 3 5 53 14 1 59 0 2 10 11 8 19 -8 7 -46 -3 -3 -9 -5 0 13 -2 1 -3 -1 6 19 1 1 -22 6 2 -44 4 1 -2 1 4 -18 5 1 -2 4 22 -10 7 19 -14 1 9 -17 3 7 1 (-1) 3 2 35 100 -7
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 -2,2 2,9 12,2 5-9 -0,1 9,3 17,8 10-14 2,8 -5,5 8,6 15-19 -7,3 6,9 -4,5 20-24 -35,5 -47,2 -27,2 25-29 -54,0 0,0 -41,3 30-34 -25,6 -24,4 35-39 -12,3 (142.9) -13,6 40-44 -10,3 -9,5 45-49 -19,4 -39,1 50-54 -22,2 -7,4 55-59 7,3 60-64 -12,3 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -9,7 1,8 -4,3
SING
(187.5) 86,8 89,7 74,2 52,0 52,3 39,2 30,1 26,8 23,1 14,0 9,5 11,0 13,2 17,9 22,0 31,7 32,4
SING
(-125) 140,7 42,3 9,8 7,3 -1,8 4,0 19,5 -1,0 -3,7 -1,6 0,2 -2,9 -8,6 -10,6 -13,8 -23,8 3,1
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
66,1 59,5 66,8 40,9 17,3 14,3 14,8 16,2 11,0 5,8 5,9 3,3 5,7 9,4 11,4 -
42,4 45,9 35,5 23,8 15,0 10,5 9,5 5,0 5,6 4,4 2,1 4,2 41,7
66,7 68,2 78,5 38,2 39,4 22,5 26,2 24,3 25,2 24,2 3,8 15,3 14,4 16,3 25,6
109,6 53,0 37,5 40,3 29,6 29,0 28,6 24,5 28,6 18,5 58,8
125,0 58,8 49,7 50,0 28,6 25,8 14,5 17,3 9,9 9,1 14,5 6,5 4,7 19,8 -
14,8
16,2
37,2
36,9
26,8
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
90,9 63,7 18,8 6,2 11,2 -1,4 -5,1 -9,3 -5,3 0,9 -2,7 0,3 -1,1 -7,7 -8,5 -
84,7 3,0 -3,8 -3,1 -2,7 -3,3 -2,9 2,6 -3,2 0,0 1,4 0,0 -41,7
200,0 95,5 35,4 26,2 27,1 32,7 23,6 2,4 6,9 -10,1 3,8 3,1 -10,8 -16,3 -25,6
27,4 34,6 30,7 12,0 12,3 3,4 20,4 30,7 -28,6 0,0 -58,8
93,8 44,7 32,4 13,5 20,8 9,4 5,6 -4,0 -2,8 -4,5 -10,9 -3,2 0,0 -19,8 -
1,6
-2,0
28,8
17,2
10,0
NFR OTHR totaal 67,8 34,5 35,5 34,0 18,7 25,4 28,4 48,5 20,0 51,7 94,3 28,5 62,1 58,6 55,6 81,6 59,6 53,9 86,1 60,6 33,9 89,3 18,8 23,3 61,0 25,2 17,3 89,3 6,9 15,7 16,8 13,9 17,9 12,0 7,8 21,3 8,5 11,9 15,3 7,2 19,4 9,4 7,0 14,3 14,3 10,0 7,5 13,4 14,0 10,6 16,1 18,7 7,1 17,1 (76.9) 7,8 42,8 25,0 24,6
NFR OTHR totaal -13,6 69,0 0,3 10,2 46,7 3,9 44,2 9,7 4,2 0,0 9,4 0,6 19,5 27,6 1,1 -28,4 32,1 -2,5 -19,9 -15,2 -0,5 -44,6 0,0 0,7 -24,4 6,3 -0,2 -17,9 41,4 1,5 15,6 5,6 -1,7 70,6 8,9 -3,2 31,3 3,0 -0,1 6,0 10,2 -1,2 32,3 3,1 -0,2 19,0 44,8 -1,3 26,3 28,2 -2,7 5,3 14,5 -6,1 33,7 25,0 1,2 (-76.9) 58,8 15,6 8,5 19,2 0,0
A-41
landelijk - La Louvière immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 32,6 61,6 99,2 5-9 19,5 58,2 80,7 10-14 16,7 51,3 74,9 15-19 18,0 60,5 54,1 20-24 54,1 34,5 95,5 25-29 58,6 51,0 30-34 23,4 (111.1) 18,7 35-39 53,3 23,0 40-44 6,2 14,5 45-49 37,0 50-54 55-59 33,3 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 27,8 55,9 64,0 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 17 0 5-9 6 -1 10-14 -5 -9 15-19 -14 -3 20-24 -51 -7 25-29 -34 (-1) 30-34 -16 (0) 35-39 3 40-44 0 45-49 -2 50-54 -1 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -97 -21
C1PA 15 11 17 -1 2 -18 -6 -1 -2 1 -3 1 -2
14
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
280,0 257,8 150,8 98,7 89,4 62,1 74,4 22,7 25,8 26,1 17,7 14,6 24,8 19,8 30,2 16,5
108,1 67,8 75,0 43,8 19,2 16,9 9,1 8,7 8,5 9,1 7,0 5,6 9,1 6,4 8,1 (142.9)
83,3 63,3 38,1 20,3 12,6 12,0 8,9 6,0 7,9 3,5 4,5 8,6 -
88,2 144,3 104,9 93,3 23,1 40,3 47,6 23,8 20,8 19,9 14,2 7,4 50,0
(52.6) 74,3 78,9 80,6 26,9 21,1 36,1 17,9 33,3 -
51,0
15,8
16,8
55,5
53,4
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
(-1) 8 45 39 14 6 12 22 -5 2 12 3 0 13 8 9 -1
2 21 40 0 0 1 5 -5 1 3 9 6 8 0 1 (2)
2 1 18 2 -15 13 -5 -5 6 -4 0 1 -2 -
3 18 12 10 -2 -6 -1 -2 -1 -1 0 0 -5 -2 1
(-1) 1 1 14 -6 -5 -2 -4 1 -1
186
94
12
24
-4
(-2)
H1PA
(400) 85,7 109,8 89,3 66,9 25,8 40,0 23,6 13,7 3,6 15,2 7,0 41,9
H1PA
(1) 2 10 15 10 -9 2 4 2 -1 3 1 -3 -2 -1 34
NFR OTHR totaal 26,7 25,0 40,8 29,2 50,0 29,2 49,3 40,0 27,0 77,6 69,0 30,8 89,0 59,6 76,8 71,4 28,6 61,7 30,8 60,3 35,9 40,0 61,7 24,7 26,7 24,1 17,7 58,8 17,9 18,1 41,7 38,5 10,7 37,7 30,3 11,9 33,7 36,0 11,7 18,0 27,3 10,3 46,0 14,0 9,9 18,1 31,3 16,0 27,9 25,3 16,6 6,8 13,7 18,9 28,6 8,3 19,8 38,5 18,9 44,5 31,6 29,0
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 28,5 61,6 68,2 5-9 18,3 61,6 65,2 10-14 17,7 84,2 54,3 15-19 20,6 74,4 55,0 20-24 68,8 155,2 92,8 25-29 87,9 (55.6) 102,0 30-34 57,4 (111.1) 41,0 35-39 41,0 27,6 40-44 6,2 24,2 45-49 30,8 27,8 50-54 40,0 33,3 55-59 16,7 60-64 47,6 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 31,8 72,1 61,3
NFR OTHR totaal -14 -3 15 -4 0 12 0 1 3 -1 -3 -7 -8 -13 11 0 -11 56 -8 3 28 -2 -1 -8 0 -6 -2 2 -1 21 1 -2 -22 0 -1 11 0 4 10 -1 4 18 1 2 11 0 2 11 2 3 9 -1 3 12 0 1 2 1 1 -33 -17 192
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA SING MAR0 MAR+ UNM0 UNM+ 1-4 4,2 0,0 31,0 5-9 1,3 -3,4 15,6 10-14 -1,0 -33,0 20,5 (-166.7) 15-19 -2,7 -14,0 -1,0 160,0 54,1 41,7 88,2 (-52.6) 20-24 -14,7 -120,7 2,7 127,5 27,4 1,1 59,0 5,0 25-29 -29,3 (-55.6) -51,0 67,6 42,9 5,1 42,0 2,8 30-34 -34,0 (0) -22,4 25,1 0,0 0,4 66,7 38,9 35-39 12,3 -4,6 12,2 0,0 -2,9 -15,4 -20,2 40-44 0,0 -9,7 22,6 1,7 2,4 -40,3 -21,1 45-49 -30,8 9,3 56,4 5,7 -1,6 -9,5 -24,1 50-54 -40,0 -33,3 -10,3 -3,1 -2,3 -15,9 -71,4 55-59 16,7 3,2 0,4 3,6 -6,9 33,3 60-64 -47,6 12,5 0,9 -3,5 -5,0 -35,7 65-69 2,4 2,7 0,0 0,0 70-74 0,0 3,7 4,3 0,0 75-79 11,5 7,3 -16,0 -46,7 (-250) 80-84 8,8 0,0 -37,0 85-89 19,4 8,1 50,0 90-94 -8,3 (142.9) 95+ totaal -4,0 -16,3 2,7 18,9 5,2 0,4 11,1 -2,3
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
(166.7) 120,0 130,3 83,2 73,6 77,2 39,5 17,9 33,0 22,5 13,6 15,2 14,6 13,3 11,0 10,8 24,8
54,1 40,4 32,2 43,8 19,2 15,2 3,4 11,8 8,1 8,1 4,2 1,9 1,8 6,4 -
41,7 62,2 33,0 19,9 15,5 9,6 10,5 8,3 4,2 7,1 4,5 4,3 16,0 -
85,2 62,9 26,7 38,5 80,5 57,1 39,7 27,8 24,9 14,2 7,4 46,7 37,0 -
(105.3) 69,3 76,1 41,7 47,1 42,2 60,2 89,3 35,7
32,1
10,6
16,3
44,4
55,8
(250)
H1PA
(200) 66,7 70,6 52,1 46,7 43,7 33,8 7,9 4,6 7,2 3,8 23,1 19,4 19,2 32,4
H1PA
(200) 19,0 39,2 37,2 20,3 -17,9 6,2 15,7 9,1 -3,6 11,4 7,0 -23,1 -19,4 -19,2 9,6
NFR OTHR totaal 101,6 100,0 37,9 52,6 50,0 27,1 49,3 26,5 81,6 103,4 31,8 113,5 145,7 75,3 71,4 107,1 54,5 92,3 34,5 32,4 60,0 74,1 25,7 26,7 96,4 17,9 35,7 14,0 20,8 64,1 15,1 37,7 40,4 9,8 33,7 7,2 10,1 27,0 5,5 7,3 34,5 6,6 18,1 22,3 12,4 18,6 15,8 12,3 13,5 3,4 8,1 28,6 14,1 57,3 38,5 27,1
NFR OTHR totaal -74,9 -75,0 2,9 -23,4 0,0 2,0 0,0 40,0 0,5 -4,1 -34,5 -1,0 -24,5 -86,1 1,5 0,0 -78,6 7,2 -61,5 25,9 3,6 -20,0 -12,3 -1,1 0,0 -72,3 -0,3 58,8 -17,9 4,1 20,8 -25,6 -4,4 0,0 -10,1 2,0 0,0 28,8 1,6 -9,0 21,9 3,0 11,5 14,0 3,3 0,0 8,9 3,7 9,3 9,5 4,3 -6,8 10,3 10,8 0,0 8,3 5,6 38,5 18,9 -12,8 -7,0 1,9
A-42
stedelijk - La Louvière immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 25,6 45,3 73,6 5-9 21,8 92,3 68,7 10-14 15,8 113,6 60,8 15-19 18,0 125,0 58,4 20-24 52,8 242,4 68,0 25-29 86,0 (111.1) 87,4 30-34 39,0 41,1 35-39 41,4 40-44 58,0 8,7 45-49 15,6 50-54 (100) 46,5 55-59 60-64 34,5 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 28,1 90,6 59,6 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 -11 2 5-9 19 11 10-14 21 12 15-19 13 10 20-24 2 4 25-29 15 (1) 30-34 0 (-1) 35-39 0 (-1) 40-44 3 45-49 50-54 (1) 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 63 38
C1PA -9 1 -3 2 0 6 -1 -3 0 -3 2 1
-7
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
172,4 80,7 75,5 64,8 57,8 35,5 22,2 30,9 19,9 25,5 13,0 10,0 7,8 11,7 13,4 21,5
62,5 38,2 31,1 39,8 25,0 10,2 9,7 14,9 7,9 8,1 7,6 5,5 3,2 2,4 (111.1)
35,7 68,6 36,6 21,3 13,6 8,7 11,7 7,6 4,9 8,0 12,1 13,0 -
87,0 113,9 82,4 45,9 49,4 45,0 23,5 31,6 16,7 17,9 14,6 38,0 29,7 25,0
(76.9) 99,2 105,5 31,3 46,5 58,0 55,6 (105.3) (200)
31,9
12,2
17,0
47,9
65,6
SING
MAR0
MAR+
UNM0
(333.3)
UNM+
(-1) 1 -26 -21 -8 0 -9 -11 -2 2 9 2 -2 -8 -11 -10 -2
1 -14 -15 4 -1 -1 0 11 6 6 1 5 -4 -2 -2 (0)
-3 4 0 13 6 -5 11 -4 3 1 -1 0 1 -
0 -4 -3 -3 0 3 -3 0 -2 -2 1 2 2 0 (-1)
(-1) 2 13 -9 3 5 2 (2) (3)
-97
-5
26
-10
19
(-2) (1)
H1PA
(166.7) 97,1 39,6 55,7 52,5 37,0 33,2 10,8 27,3 11,0 11,4 11,2 26,3 14,5 (55.6)
36,5
H1PA
(-1) 3 -14 -5 -4 2 3 1 4 1 0 0 2 1 (1)
-6
NFR OTHR totaal 99,1 (153.8) 34,4 54,9 (250) 32,1 13,5 26,0 73,6 209,3 33,3 198,8 109,9 67,1 103,1 138,5 55,3 34,5 75,8 31,6 108,1 122,0 24,4 111,1 16,6 74,1 15,2 41,7 14,2 29,4 35,1 10,7 22,5 12,3 116,3 46,3 10,6 21,7 22,0 9,4 31,6 14,8 9,4 8,9 19,2 10,0 6,6 9,4 45,5 23,7 65,8 51,5 27,1
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 29,0 37,7 95,0 5-9 16,6 35,9 66,9 10-14 10,0 45,5 65,3 15-19 14,7 41,7 56,0 20-24 52,0 121,2 68,0 25-29 66,8 66,4 30-34 39,0 (250) 47,9 35-39 41,4 (111.1) 23,3 40-44 14,5 8,7 45-49 62,5 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 24,7 44,1 61,5
38,7
OTHR totaal (307.7) 36,6 (83.3) 23,8 (125) 20,5 23,3 27,3 120,9 69,7 107,7 57,4 136,4 34,4 48,8 23,7 27,8 16,4 15,2 20,8 11,9 17,5 6,6 33,7 8,2 27,8 8,8 11,0 8,6 7,4 11,4 32,1 18,2 26,5 30,9 16,1 47,4 43,2 43,9 26,3
NFR OTHR totaal 11 (-2) -9 4 (2) 37 -2 (-2) 25 2 8 32 15 -1 -15 4 2 -12 -2 -4 -16 1 3 4 3 1 -1 2 0 -1 1 9 1 1 17 -1 18 3 2 8 -2 1 2 0 1 -5 1 -2 -13 -1 -3 -16 -2 -1 -5 31 10 62
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA SING MAR0 MAR+ UNM0 UNM+ H1PA 1-4 -3,4 7,5 -21,4 5-9 5,2 56,4 1,8 10-14 5,8 68,2 -4,6 (-333.3) 15-19 3,2 83,3 2,4 11,5 31,3 -107,1 0,0 (-76.9) (-166.7) 20-24 0,8 121,2 0,0 -48,8 -20,6 5,8 -19,8 16,5 29,1 25-29 19,3 (111.1) 21,0 -31,7 -18,6 0,0 -17,6 59,6 -61,7 30-34 0,0 (-250) -6,8 -14,0 10,6 3,5 -27,5 -40,2 -14,7 35-39 0,0 (-111.1) -23,3 0,0 -3,6 1,6 0,0 17,4 -10,0 40-44 43,5 0,0 -17,8 -2,6 -1,3 27,0 36,2 4,6 45-49 -46,9 -27,2 0,0 4,8 -35,3 27,8 12,4 50-54 (100) 46,5 -4,8 9,1 -2,3 0,0 5,4 55-59 3,6 3,2 2,5 -16,7 (105.3) 21,9 60-64 34,5 12,7 2,4 1,3 -17,9 (200) 5,5 65-69 1,9 0,4 -2,4 7,3 0,0 70-74 -2,5 3,9 0,0 25,3 (-666.7) 0,0 75-79 -7,8 -4,2 13,0 19,8 (333.3) 26,3 80-84 -14,3 -4,8 0,0 14,5 85-89 -26,9 -21,5 (-71.4) (55.6) 90-94 -21,5 (0) 95+ totaal 3,4 46,5 -1,8 -10,6 -0,4 1,2 -6,7 18,1 -2,2
NFR OTHR totaal 99,1 (-153.8) -2,2 44,0 (166.7) 8,2 -27,0 (-125) 5,5 12,3 186,0 6,0 90,4 -11,0 -2,6 41,2 30,8 -2,0 -34,5 -60,6 -2,7 27,0 73,2 0,7 83,3 0,2 -32,3 74,1 0,0 -31,3 20,8 2,4 29,4 17,5 4,1 -11,2 4,1 69,8 18,5 1,8 -43,5 11,0 0,8 0,0 7,4 -2,0 8,9 -12,8 -8,2 -11,2 -19,9 -21,5 -90,9 -16,1 -23,7 22,7 7,6 0,8
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
(333.3) 160,9 129,5 107,3 78,8 57,8 53,3 49,4 35,6 16,2 12,7 11,2 12,5 15,6 25,9 40,3 43,0
31,3 58,8 49,7 29,2 28,6 12,8 9,7 5,8 4,8 5,7 7,2 1,6 7,4 7,2 21,5 (111.1)
142,9 62,8 36,6 17,8 12,0 10,1 6,9 9,9 2,5 6,6 2,4 12,1 -
87,0 133,7 100,0 73,4 49,4 18,0 58,8 31,6 33,3 35,7 7,3 12,7 9,9 25,0 (71.4)
(153.8) 82,6 45,9 71,4 29,1 21,7 27,8 -
42,5
12,5
15,8
54,7
47,5
(666.7)
H1PA
(333.3) 68,0 101,3 70,4 62,5 32,4 20,7 5,4 5,5 5,5 11,4 11,2 -
NFR
11,0 40,5 61,3 108,4 61,9 69,0 81,1 32,3 31,3 46,5 65,2 31,6 11,2 136,4
A-43
landelijk - Doornik immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 20,9 33,0 59,7 5-9 10,9 38,7 46,8 10-14 8,7 28,9 24,0 15-19 5,8 23,5 24,8 20-24 7,7 12,2 14,3 25-29 14,7 11,6 30-34 19,5 4,3 35-39 31,4 (250) 4,6 40-44 6,0 5,0 45-49 30,8 27,6 50-54 55-59 13,9 60-64 18,2 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 11,0 30,4 24,4 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 20 2 5-9 2 6 10-14 22 7 15-19 -45 -2 20-24 -213 -4 25-29 -70 30-34 -9 (-1) 35-39 -1 (1) 40-44 -2 45-49 -1 50-54 -1 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -298 9
C1PA 6 5 -12 -17 -45 -18 -11 -5 -3 2 -1 -1 1 -
-99
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
151,5 122,2 79,4 28,4 44,2 35,3 32,9 15,0 13,1 9,2 4,7 2,9 4,0 1,8 5,5 -
186,4 102,4 85,1 26,7 17,9 11,5 7,9 3,3 1,4 2,8 1,7 2,6 2,1 2,8 -
81,1 29,2 22,7 13,1 8,4 6,9 4,5 3,5 2,7 4,3 2,9 -
118,6 99,8 79,7 58,1 55,1 50,9 74,1 32,3 22,7 39,5 15,2 8,7 9,5 (58.8) (142.9)
125,0 77,9 36,7 51,8 25,4 24,1 40,0 12,8 61,2 40,0
20,9
12,6
9,6
55,6
41,7
SING
MAR0
MAR+
UNM0
5 24 14 -13 1 1 5 5 4 2 -1 -8 -4 -11 -4 -4
9 66 58 10 -3 5 4 -2 -3 -6 -5 0 0 -2 -
-1 3 17 16 13 3 2 4 0 1 2 -
3 33 10 4 5 2 4 2 2 3 0 1 0 -1 (1) (1)
16
131
60
70
(125)
UNM+
0 11 6 8 3 4 -1 0 2 0
(1)
34
H1PA
91,8 54,3 36,1 21,9 27,5 14,5 12,0 4,0 4,0 13,5 19,4
H1PA
4 -2 3 2 3 -7 2 1 0 -2 -1 -1 -1 1 2
NFR OTHR totaal 12,1 24,4 44,0 16,9 47,6 12,3 51,9 25,5 15,1 69,2 30,6 38,2 67,0 16,8 37,5 26,5 41,4 19,9 11,5 44,0 14,3 75,8 12,3 38,5 47,6 11,7 25,6 8,5 5,9 24,1 4,7 18,0 5,8 28,0 14,8 3,8 58,3 36,1 5,9 21,9 16,8 5,0 20,7 27,4 8,0 23,5 30,2 15,0 26,3 15,7 12,5 39,4 22,3 15,6
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 16,3 28,6 44,8 5-9 10,6 23,2 39,2 10-14 4,8 10,5 38,4 15-19 13,3 30,2 38,8 20-24 64,0 61,0 72,8 25-29 75,1 63,8 30-34 39,0 (125) 51,7 35-39 35,3 27,6 40-44 18,0 19,8 45-49 46,2 13,8 50-54 40,0 9,6 55-59 27,8 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 21,8 24,9 43,2
NFR OTHR totaal -2 -2 24 0 -1 12 -1 -1 15 -3 -3 -54 -12 -11 -144 -2 -1 12 -1 -1 5 -7 2 11 2 15 -2 2 8 -1 -3 5 -4 1 2 3 2 2 -2 5 4 1 2 3 0 4 6 -4 3 10 11 1 3 1 -16 11 -80
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 4,5 4,4 14,9 5-9 0,4 15,5 7,5 10-14 3,9 18,4 -14,4 15-19 -7,5 -6,7 -14,0 20-24 -56,3 -48,8 -58,5 25-29 -60,4 -52,2 30-34 -19,5 (-125) -47,4 35-39 -3,9 (250) -23,0 40-44 -12,0 -14,9 45-49 -15,4 13,8 50-54 -40,0 -9,6 55-59 -13,9 60-64 18,2 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -10,8 5,5 -18,8
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
75,8 68,9 54,2 54,8 42,0 33,3 20,3 4,3 7,3 7,2 5,5 10,8 7,2 11,6 12,7 28,0
33,9 27,3 27,0 7,6 24,6 4,3 4,0 4,4 2,5 4,5 3,1 2,6 2,1 5,7 -
108,1 25,8 17,9 10,0 6,0 6,4 4,0 2,0 2,7 3,4 -
67,8 23,2 46,5 34,9 15,7 41,7 44,4 19,4 11,4 22,6 15,2 9,5 25,0
125,0 30,3 22,9 35,2 16,9 10,3 48,0 12,8 20,4 40,0
19,3
6,3
7,7
26,7
25,8
SING
MAR0
MAR+
UNM0
75,8 53,3 25,3 -26,4 2,2 2,1 12,7 10,7 5,8 2,0 -0,8 -7,8 -3,2 -9,8 -7,3 -28,0
152,5 75,1 58,1 19,1 -6,7 7,2 4,0 -1,1 -1,1 -1,7 -1,4 0,0 0,0 -2,8 -
-27,0 3,4 4,8 3,1 2,3 0,5 0,6 1,6 0,0 0,9 2,9 -
50,8 76,6 33,2 23,3 39,4 9,3 29,6 12,9 11,4 16,9 0,0 8,7 0,0 -25,0 (58.8) (142.9)
1,5
6,3
1,9
28,8
UNM+
0,0 47,6 13,8 16,6 8,5 13,7 -8,0 0,0 40,8 0,0
(125)
15,9
H1PA
51,0 63,3 27,8 17,5 21,6 34,9 4,0 4,0 8,0 6,8 6,0 7,6 18,9
H1PA
40,8 -9,0 8,3 4,4 5,9 -20,3 8,0 4,0 0,0 -8,0 -6,8 -6,0 -7,6 13,5 0,6
NFR OTHR totaal 24,2 83,3 20,0 44,0 30,3 15,1 54,4 23,8 10,2 63,0 44,6 21,7 106,9 86,7 55,9 78,2 22,3 36,0 35,4 48,3 19,3 92,0 22,0 12,9 45,5 10,5 76,9 23,8 10,3 51,3 33,9 5,0 72,3 4,5 9,0 5,4 9,3 7,4 4,1 9,7 15,5 5,6 7,3 8,4 5,0 14,8 9,4 5,9 7,0 7,5 13,2 10,4 45,6 19,1 16,3
NFR OTHR totaal -12,1 -83,3 4,4 0,0 -30,3 1,8 -6,8 -23,8 2,1 -11,1 -19,1 -6,6 -37,7 -56,1 -17,7 -11,2 -5,6 1,5 -8,8 -6,9 0,6 -80,5 22,0 1,4 30,3 1,8 -38,5 23,8 1,4 -25,6 -25,4 0,9 -48,2 0,2 9,0 0,5 18,7 7,4 -0,3 48,5 20,6 0,3 14,6 8,4 0,0 20,7 12,7 -1,5 17,6 23,3 7,5 13,2 15,7 2,1 -6,2 3,1 -0,7
A-44
stedelijk - Doornik immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 27,7 44,1 94,1 5-9 16,1 49,3 53,7 10-14 8,6 53,7 38,1 15-19 4,2 30,9 23,1 20-24 3,9 16,1 11,9 25-29 12,4 25,5 30-34 23,1 22,9 35-39 18,5 16,5 40-44 21,7 9,9 45-49 31,3 29,0 50-54 33,3 55-59 20,8 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 12,1 42,2 34,9 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 -5 -1 5-9 9 1 10-14 2 6 15-19 -30 -4 20-24 -109 -4 25-29 -41 (-1) 30-34 -8 35-39 -1 40-44 -1 45-49 1 50-54 (-1) 55-59 (-1) 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -185 -3
C1PA 13 11 -7 -9 -23 -11 1 -2 -2 1 0 1 -1
-28
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
278,4 164,5 110,7 62,0 55,0 58,6 24,1 28,6 12,8 10,1 9,4 6,9 5,7 2,7 3,0 10,6
(200) 163,8 85,6 23,3 8,0 2,1 5,5 2,0 3,5 4,8 5,4 6,9 2,2 -
41,7 59,4 34,9 25,4 9,5 4,0 4,0 2,0 0,9 2,7 7,2 -
214,3 151,0 82,4 65,6 51,0 55,6 77,8 22,7 13,5 22,2 28,2 -
(66.7) 96,2 57,6 65,5 35,2 21,2 22,5 71,4
(200) 132,1 67,4 67,3 41,3 23,5 12,8 5,2 6,8 6,6 12,7 -
41,2
14,8
12,9
71,8
47,8
31,1
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
(-1) 14 29 17 -5 6 8 -1 8 2 -2 0 3 -11 -8 -6 0
(3) 47 16 -4 -3 -6 -1 0 -4 -9 8 2 2 1 -2
-3 1 -2 33 8 -13 -8 -6 -3 -1 0 -1 -1
7 11 5 6 1 0 6 -1 -1 1 2 -
(-1) 0 1 13 1 -1 0 -3 0
(0) 9 0 6 -2 1 -2 -1 0 0 -1 1 -2 -1
53
50
4
37
10
8
NFR OTHR totaal 69,8 45,5 37,9 70,6 125,0 25,6 41,7 25,0 16,3 58,8 121,2 20,5 108,5 61,5 57,8 58,8 73,7 53,8 52,6 93,3 36,2 25,6 39,2 19,3 37,0 54,1 13,8 83,3 29,0 10,7 40,5 8,2 19,2 4,7 137,9 46,7 7,8 20,8 11,0 7,1 41,7 7,4 6,0 81,4 38,8 12,3 59,7 28,2 10,8 14,3 33,9 12,4 29,4 18,3 15,7 58,6 39,7 22,7
NFR 2 3 1 1 3 0 0 0 0 1 -1 4 0 1 3 6 0 -1 23
OTHR totaal -5 4 1 25 -4 -3 2 -20 -1 -37 2 -14 4 46 0 8 3 -11 0 -3 2 -3 0 -6 4 -4 1 11 0 4 8 3 2 -2 7 -2 0 -1 26 -5
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 29,7 47,8 59,1 5-9 13,1 44,8 33,3 10-14 8,0 24,4 48,7 15-19 13,1 55,6 34,6 20-24 51,8 80,6 50,9 25-29 68,9 (90.9) 65,5 30-34 53,8 15,3 35-39 24,7 33,1 40-44 32,6 29,7 45-49 14,5 50-54 (62.5) 33,3 55-59 (100) 60-64 41,7 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 24,0 45,4 42,3
SING
(1000) 134,0 118,2 87,1 70,4 43,2 43,0 26,7 7,8 9,1 13,0 9,4 2,8 18,1 13,5 21,3 10,6 35,1
MAR0
48,9 58,7 34,9 20,0 17,2 4,3 5,5 4,6 8,0 1,0 3,6 4,6 18,2
10,4
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
166,7 57,1 36,0 14,4 6,9 8,0 8,0 6,1 3,6 4,1 7,2 6,5 19,2
47,6 106,1 64,5 16,4 40,8 55,6 11,1 34,1 27,0 11,1 -
(133.3) 96,2 53,5 18,2 30,2 26,5 22,5 62,5 71,4
(200) 47,2 67,4 48,1 47,2 21,1 21,3 10,3 6,8 6,6 11,8 27,4 21,7
12,6
45,8
39,5
28,0
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA SING MAR0 MAR+ UNM0 UNM+ 1-4 -2,0 -3,7 34,9 5-9 3,0 4,5 20,4 10-14 0,6 29,3 -10,7 (-1000) 15-19 -9,0 -24,7 -11,5 144,3 (200) -125,0 166,7 (-66.7) 20-24 -47,8 -64,5 -39,0 46,3 114,9 2,3 44,9 0,0 25-29 -56,5 (-90.9) -40,0 23,5 26,8 -1,1 17,9 4,1 30-34 -30,8 7,6 -8,4 -11,6 11,0 49,2 47,3 35-39 -6,2 -16,5 11,8 -12,0 2,6 10,2 5,0 40-44 -10,9 -19,8 15,6 -17,2 -4,0 0,0 -5,3 45-49 31,3 14,5 -2,7 -2,1 -4,0 66,7 0,0 50-54 (-62.5) 0,0 20,8 0,0 -4,1 -11,4 -62,5 55-59 (-100) 20,8 3,7 -2,6 -2,7 -13,5 0,0 60-64 -41,7 -2,9 -4,5 -1,4 11,1 65-69 0,0 3,8 0,0 28,2 70-74 4,1 1,8 -6,5 75-79 -12,5 2,3 80-84 -10,8 2,2 -19,2 85-89 -18,2 -18,2 90-94 0,0 95+ totaal -11,9 -3,2 -7,4 6,0 4,3 0,2 26,1 8,2
H1PA
(0) 84,9 0,0 19,2 -5,9 2,3 -8,5 -5,2 0,0 0,0 -11,8 12,7 -27,4 -21,7
3,1
NFR OTHR totaal 46,5 272,7 36,6 35,3 100,0 19,2 27,8 125,0 17,0 51,5 90,9 24,7 85,3 69,2 65,1 58,8 52,6 56,6 52,6 40,0 27,3 25,6 39,2 17,6 37,0 13,5 16,0 41,7 29,0 11,6 41,7 13,5 9,2 19,2 6,3 20,0 8,8 20,8 5,5 4,3 20,8 7,4 4,3 46,5 4,3 11,0 14,9 21,1 12,0 14,3 4,2 14,9 58,8 18,3 19,6 40,4 27,8 22,8
NFR OTHR totaal 23,3 -227,3 1,2 35,3 25,0 6,5 13,9 -100,0 -0,7 7,4 30,3 -4,3 23,3 -7,7 -7,2 0,0 21,1 -2,8 0,0 53,3 8,9 0,0 0,0 1,7 0,0 40,5 -2,1 41,7 0,0 -0,9 -41,7 27,0 -0,9 0,0 -1,6 137,9 26,7 -1,0 0,0 5,5 2,8 20,8 0,0 1,7 34,9 34,5 1,3 44,8 7,0 -1,1 0,0 29,7 -2,5 -29,4 0,0 -3,9 18,2 11,9 -0,1
A-45
landelijk+druk - Luik immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 44,3 158,1 225,1 5-9 26,7 150,2 115,6 10-14 18,8 150,5 74,3 15-19 18,3 101,4 56,1 20-24 14,2 63,8 25,8 25-29 12,1 (125) 24,1 30-34 17,0 28,7 35-39 19,0 48,5 40-44 12,7 5,1 45-49 18,5 50-54 10,4 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 23,7 138,2 59,5 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 47 16 5-9 37 10 10-14 33 5 15-19 -51 -7 20-24 -249 -1 25-29 -105 (0) 30-34 -24 35-39 -3 40-44 0 45-49 -2 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -317 23
C1PA 18 2 8 -11 -42 -19 -5 3 -2 -1 1 -1 (-1)
-50
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
(1000) 272,7 204,4 156,4 74,0 30,8 16,9 19,0 27,7 18,8 4,0 -
325,6 255,0 161,8 151,0 88,3 84,7 68,9 69,0 44,8 31,8 21,8 7,9 6,7 8,7 11,1
366,7 218,8 141,8 100,6 36,6 31,0 33,4 25,8 24,0 15,5 9,0 5,8 5,0 12,3
241,4 147,2 52,5 36,8 21,0 16,9 15,0 6,0 12,5 7,6 3,7 3,4 -
400,0 372,1 291,8 140,9 165,1 137,4 112,7 74,1 25,0 81,6 56,2 21,7 100,0
(461.5) 234,7 186,0 153,8 134,3 114,5 102,6 26,3 80,0 (125)
52,8
35,2
25,6
176,6
151,3
SING
3 20 18 10 -5 18 3 14 11 9 -2 -7 -19 -11 -7 -1 (-2) 52
MAR0
MAR+
UNM0
(500)
UNM+
11 82 92 39 2 2 1 6 26 16 -2 -2 0 1 (-1)
4 35 29 67 34 12 9 -9 6 0 0 0 -
7 57 49 12 10 14 4 3 -3 7 0 -5 -1 1 (-1)
(3) 13 19 18 10 10 0 1 1 (2)
273
187
154
78
(1)
45,8
H1PA
(1) -4 4 17 3 -6 0 -3 0 1 -3 -2 -1 -
7
NFR OTHR totaal 96,3 (230.8) 62,2 51,9 100,0 38,8 37,7 156,3 30,3 93,4 222,2 37,5 143,5 90,9 79,3 159,1 65,9 81,6 66,7 64,5 57,5 89,3 64,5 35,9 81,6 57,1 28,4 81,1 27,4 25,4 102,0 16,9 20,4 71,4 13,6 22,5 25,6 21,9 17,9 33,1 19,8 12,4 45,5 36,6 9,6 51,1 81,2 15,6 48,5 128,0 25,9 26,7 62,1 19,0 140,6 39,8 (250) 46,5 69,8 66,1 38,7
NFR 5 3 3 -6 2 1 2 3 0 2 2 0 1 0 4 6 9 4 41
OTHR totaal (0) 86 2 54 4 53 1 -45 1 -86 -6 82 0 136 1 58 -1 47 0 16 -5 10 -3 37 2 38 -1 -9 2 -10 11 -2 21 19 7 4 9 7 (2) 0 47 495
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 33,4 99,3 158,7 5-9 19,4 103,3 111,1 10-14 11,9 126,2 60,8 15-19 29,2 148,6 69,8 20-24 87,6 85,1 86,1 25-29 91,3 (125) 75,1 30-34 62,5 49,2 35-39 30,4 35,2 40-44 12,7 15,4 45-49 55,6 8,8 50-54 55-59 14,5 60-64 65-69 (76.9) 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 36,6 112,9 71,5
SING
MAR0
255,8 175,3 124,5 129,1 101,3 41,2 59,9 35,7 24,3 20,4 23,7 15,9 25,0 22,3 20,3 22,2 (181.8) 46,5
58,6 45,9 20,5 30,5 26,3 31,8 21,0 10,7 9,3 9,8 7,2 5,0 (142.9) 16,3
MAR+
UNM0
UNM+
103,4 88,6 42,9 22,6 13,8 14,2 11,7 9,9 9,3 7,6 3,7 3,4 -
120,0 107,0 101,2 60,4 73,4 30,5 56,3 37,0 62,5 10,2 56,2 86,2 43,5 50,0 (142.9)
(230.8) 102,0 107,4 90,9 88,0 54,2 102,6 40,0
18,7
69,5
85,7
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA SING MAR0 MAR+ UNM0 UNM+ 1-4 10,9 58,8 66,4 5-9 7,3 46,9 4,5 10-14 6,9 24,3 13,5 15-19 -10,9 -47,3 -13,7 69,8 366,7 137,9 280,0 (230.8) 20-24 -73,5 -21,3 -60,3 79,7 160,2 58,5 265,1 132,7 25-29 -79,2 (0) -50,9 37,3 95,9 9,6 190,7 78,5 30-34 -45,5 -20,5 21,9 80,1 14,3 80,5 62,9 35-39 -11,4 13,2 -13,0 6,1 7,2 91,7 46,3 40-44 0,0 -10,3 43,6 4,8 2,7 106,9 60,2 45-49 -37,0 -8,8 9,0 1,7 3,3 56,3 0,0 50-54 10,4 33,3 4,8 -3,9 37,0 26,3 55-59 -14,5 20,5 13,3 3,3 -37,5 40,0 60-64 11,5 6,2 0,0 71,4 (125) 65-69 (-76.9) -1,9 -0,8 0,0 0,0 70-74 -7,9 -1,4 0,0 -86,2 75-79 -18,3 0,0 -21,7 (500) 80-84 -13,6 50,0 85-89 -20,3 12,3 (-142.9) 90-94 -11,1 (-142.9) 95+ (-181.8) totaal -12,9 25,2 -12,0 6,2 18,9 6,9 107,1 65,5
H1PA
363,6 175,2 75,8 64,3 46,2 16,9 33,2 27,7 15,0 16,0 12,3 8,8 -
43,3
H1PA
(1000) -90,9 29,2 80,6 9,6 -15,4 0,0 -14,2 0,0 3,8 -12,0 -12,3 -8,8 -
2,5
NFR OTHR totaal 59,3 (230.8) 45,0 29,6 33,3 29,6 9,4 31,3 21,1 126,4 206,3 44,9 134,8 79,5 93,2 151,5 131,9 70,0 40,0 64,5 38,6 35,7 48,4 27,2 81,6 71,4 21,1 27,0 27,4 21,7 61,2 59,3 18,3 71,4 34,0 15,0 12,8 10,9 10,8 33,1 24,8 14,2 19,5 26,2 12,8 25,5 34,2 16,3 14,9 28,4 15,9 22,6 14,3 12,0 46,5 52,4 43,9 33,2
NFR OTHR totaal 37,0 (0) 17,2 22,2 66,7 9,2 28,3 125,0 9,2 -33,0 15,9 -7,5 8,7 11,4 -13,9 7,6 -65,9 11,6 26,7 0,0 18,9 53,6 16,1 8,7 0,0 -14,3 7,3 54,1 0,0 3,7 40,8 -42,4 2,2 0,0 -20,4 7,4 12,8 10,9 7,1 0,0 -5,0 -1,8 26,0 10,5 -3,2 25,5 47,0 -0,7 33,6 99,5 10,0 26,7 39,5 4,8 140,6 27,9 (250) 0,0 17,5 22,2 5,5
A-46
landelijk - Luik immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 36,8 88,6 82,4 5-9 18,6 88,1 70,2 10-14 14,4 102,2 54,5 15-19 9,5 87,0 35,8 20-24 10,7 38,0 32,8 25-29 17,0 52,6 27,7 30-34 20,1 57,1 16,9 35-39 9,8 (66.7) 15,0 40-44 14,6 12,8 45-49 6,5 16,0 50-54 12,9 55-59 5,4 60-64 20,8 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 17,6 86,9 42,4 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 141 37 5-9 27 39 10-14 42 42 15-19 -230 21 20-24 -656 -19 25-29 -325 -6 30-34 -49 -1 35-39 -24 (1) 40-44 -6 45-49 -6 (-2) 50-54 -4 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -1090 112
C1PA 6 44 -11 -93 -151 -81 -37 -9 -9 -2 3 -1 1 -
-340
SING
202,5 146,1 117,2 72,1 63,7 52,4 57,3 38,5 33,9 18,1 12,1 5,8 5,9 4,7 5,9 5,6 36,0
SING
(-2) -1 23 76 -5 -4 -6 6 5 23 -1 2 -20 -41 -46 -27 -10 -1 -29
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
260,0 174,7 117,9 67,3 23,1 25,8 17,6 13,8 11,9 10,9 8,4 6,6 3,3 0,6 4,9 -
74,1 79,7 45,4 27,1 15,8 10,6 8,4 6,8 7,6 4,9 4,1 3,1 -
219,3 194,5 160,5 120,3 125,0 70,5 71,1 71,1 42,7 33,7 14,3 30,2 12,0 16,4 46,5
226,4 130,8 117,0 74,6 94,5 68,6 77,1 56,9 42,6 47,6 18,2 (125)
(71.4) 135,0 98,0 61,4 55,5 37,1 26,6 20,1 15,5 8,3 5,7 1,8 2,9 -
24,5
18,3
100,3
90,5
35,5
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
14 255 204 64 10 7 18 29 40 38 29 0 -16 -12 1 -1
2 77 106 114 30 -12 -18 -15 4 -5 -4 1 -2 -1 -
18 101 113 44 35 13 17 21 16 2 2 3 -1 -1 -1
4 24 65 37 56 24 14 4 3 3 1 -1 (2)
(-1) 9 24 -1 6 6 -4 0 1 -1 -2 -7 -4 -5 -2 -1
680
277
382
236
18
NFR OTHR totaal 50,3 120,7 45,8 42,7 157,3 29,0 20,1 71,4 24,5 89,0 131,1 24,2 108,2 90,7 58,8 85,7 70,6 66,1 74,5 51,4 39,6 45,0 58,2 28,5 38,3 73,2 21,0 74,8 50,6 19,4 54,5 27,5 15,5 72,8 22,2 15,2 66,7 24,7 12,4 59,2 36,2 10,5 43,9 36,5 9,0 37,5 53,4 10,1 60,7 85,4 19,6 22,7 70,9 21,4 26,9 67,4 27,5 33,3 12,8 59,7 59,7 28,8
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 26,7 63,2 78,6 5-9 17,0 50,8 52,4 10-14 11,8 57,0 58,1 15-19 22,8 58,4 60,0 20-24 65,9 118,1 84,8 25-29 87,9 157,9 82,4 30-34 49,1 85,7 58,6 35-39 36,1 27,3 40-44 27,1 25,5 45-49 45,2 (181.8) 21,3 50-54 83,3 3,2 55-59 10,9 60-64 10,4 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 30,4 62,3 60,6
NFR OTHR totaal -9 -1 174 -5 8 113 -6 -4 61 11 -5 -260 -13 -12 -362 -6 -6 164 0 -4 162 -8 3 96 3 11 31 3 0 26 4 0 47 9 1 96 14 0 51 13 9 50 9 13 -2 13 31 -18 34 54 23 3 38 12 5 14 7 1 0 74 151 471
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA SING MAR0 MAR+ UNM0 UNM+ 1-4 10,1 25,4 3,9 5-9 1,6 37,4 17,7 10-14 2,5 45,2 -3,6 (-666.7) 15-19 -13,3 28,5 -24,1 -6,3 140,0 24,7 157,9 75,5 20-24 -55,2 -80,2 -52,1 17,2 125,1 33,9 102,3 39,7 25-29 -70,9 -105,3 -54,7 33,1 64,3 10,4 96,5 53,9 30-34 -29,0 -28,6 -41,7 -2,5 35,6 7,0 69,6 26,5 35-39 -26,3 (66.7) -12,3 -2,1 6,6 1,8 65,3 50,9 40-44 -12,5 -12,8 -3,1 3,7 -0,7 22,9 30,5 45-49 -38,7 (-181.8) -5,3 4,0 7,0 -1,7 40,3 38,6 50-54 -83,3 9,6 2,8 5,9 -1,7 46,7 19,0 55-59 -5,4 9,4 4,9 0,6 32,5 21,3 60-64 10,4 -0,3 3,6 -1,2 4,0 47,6 65-69 0,5 2,9 -1,6 4,1 18,2 70-74 -5,8 0,0 1,0 10,1 -43,5 75-79 -10,1 -4,3 -4,2 -4,0 (125) 80-84 -14,5 -7,6 -6,9 -8,2 85-89 -17,6 2,5 -23,3 90-94 -28,2 -21,7 95+ -20,8 totaal -12,8 24,6 -18,2 -0,8 11,7 2,9 53,9 39,1
SING
(666.7) 208,9 128,8 84,1 74,6 65,8 55,5 53,3 35,7 24,5 18,3 11,6 11,6 16,1 19,3 23,5 33,9 20,8 36,8
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
120,0 49,6 53,6 31,7 16,5 22,1 10,5 7,9 7,0 7,3 5,5 6,6 7,6 8,2 2,5 21,7
49,4 45,8 35,0 20,0 14,1 11,3 10,1 8,5 7,0 6,1 5,7 2,0 4,2 6,9 -
61,4 92,2 64,0 50,6 59,7 47,6 30,8 24,4 10,2 29,7 10,2 20,1 16,0 24,6 69,8
150,9 91,1 63,1 48,1 43,6 38,1 38,6 37,9 21,3 43,5
(142.9) 107,4 69,7 62,2 51,8 34,0 29,8 20,1 14,5 9,3 8,0 14,0 8,1 17,4 11,4 22,7
12,8
15,4
46,4
51,4
34,1
H1PA
(-71.4) 27,6 28,3 -0,8 3,6 3,1 -3,2 0,0 1,0 -1,0 -2,3 -12,3 -8,1 -14,5 -11,4 -22,7 1,4
NFR OTHR totaal 66,4 137,9 35,9 54,5 67,4 23,7 35,2 103,2 21,6 73,4 149,8 35,3 124,5 124,6 74,1 96,4 87,6 59,7 74,5 64,3 33,5 81,1 47,3 24,7 21,9 28,5 19,8 54,4 50,6 17,9 18,2 27,5 12,9 29,1 19,8 10,3 8,3 24,7 10,0 22,5 21,4 7,9 20,7 11,5 9,1 16,3 12,0 11,8 13,8 22,2 16,3 17,0 14,8 17,9 4,5 15,0 20,1 16,7 12,8 50,1 39,1 27,4
NFR OTHR totaal -16,2 -17,2 9,9 -11,8 89,9 5,3 -15,1 -31,7 2,9 15,5 -18,7 -11,1 -16,4 -34,0 -15,3 -10,7 -16,9 6,3 0,0 -12,9 6,1 -36,0 10,9 3,7 16,4 44,7 1,2 20,4 0,0 1,5 36,4 0,0 2,6 43,7 2,5 4,9 58,3 0,0 2,5 36,6 14,8 2,6 23,3 25,0 -0,2 21,2 41,4 -1,7 46,9 63,2 3,3 5,7 56,1 3,5 22,4 52,4 7,4 16,7 0,0 9,6 20,6 1,4
A-47
randstedelijk+druk - Luik immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 70,1 150,9 163,8 5-9 40,9 161,3 121,8 10-14 26,8 106,1 64,3 15-19 17,6 96,8 66,7 20-24 20,2 20,8 25-29 30,8 (200) 37,3 30-34 44,3 61,5 35-39 24,4 103,4 40-44 34,5 45-49 (55.6) 50-54 38,5 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 33,9 122,3 67,4 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 48 7 5-9 28 2 10-14 21 3 15-19 -3 -1 20-24 -103 -6 25-29 -63 (0) 30-34 -9 35-39 -3 40-44 -1 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -85 5
C1PA 3 7 -3 -3 -32 -14 0 2 (0) 0
-40
SING
(142.9) 258,1 219,0 133,3 92,2 156,3 104,3 38,5 46,2 25,3 6,9 4,2 7,8 22,5 58,2
SING
MAR0
MAR+
(750) (666.7) 323,8 190,5 190,0 114,2 100,0 57,3 60,6 37,2 44,9 22,3 27,0 17,5 26,5 17,6 19,7 8,7 3,4 12,4 13,3 4,4 13,6 44,8 3,1 -
33,7
MAR0
35,0
MAR+
UNM0
(500) 521,7 287,7 216,7 121,2 42,6 125,0 25,6 28,6 100,0 (166.7)
UNM+
218,8 184,6 88,9 127,7 101,4 41,7 150,0 (100) (200)
H1PA
(1000) (266.7) 268,3 137,5 75,2 53,3 54,7 9,8 13,2 14,3 30,3 -
(200)
161,8
UNM0
(-2) 0 5 -5 3 10 6 1 3 -3 -7 -6 -9 -6 1 -
(3) 20 29 7 0 0 0 1 2 -10 4 1 -3 -2 -
(1) 3 38 31 29 17 6 4 4 -3 -2 3 -
(1) 14 8 8 3 1 -2 3 -2 1 -1 2 (2) (-1) (1)
-9
52
131
38
125,6
UNM+
1 8 -1 7 5 0 2 (1) (1)
24
58,0
H1PA
(1) (1) 3 4 3 2 5 -4 1 -1 -1 1 -1
14
NFR OTHR totaal 19,6 81,8 136,4 (200) 54,4 (125) 35,1 205,1 (58.8) 36,3 113,6 45,5 71,7 285,7 83,3 117,3 181,8 (117.6) 75,6 (62.5) 50,8 (142.9) 45,5 36,6 (166.7) (66.7) 29,5 41,7 25,6 111,1 19,4 (142.9) 48,8 11,9 (263.2) 115,4 17,2 31,3 111,1 20,8 138,9 154,9 27,3 109,1 144,1 40,4 111,1 123,8 74,3 (66.7) 187,5 105,3 117,3
113,1
46,7
NFR OTHR totaal -5 (-1) 52 0 (0) 37 (0) 21 4 (-5) -4 -3 -4 -109 1 -1 14 0 (-3) 32 (-2) (1) 43 (1) 0 35 (0) (1) 16 -2 5 (-1) 0 8 (1) 2 -12 (4) 5 2 1 3 5 3 10 3 6 16 12 4 11 17 (1) 6 7 15
39
184
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 28,5 84,9 137,9 5-9 21,8 129,0 76,9 10-14 12,4 60,6 76,3 15-19 19,7 112,9 76,2 20-24 106,9 260,9 154,2 25-29 152,2 (200) 141,8 30-34 101,3 61,5 35-39 61,0 69,0 40-44 69,0 45-49 (55.6) 50-54 38,5 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 45,2 107,0 95,2
SING
MAR0
(428.6) 258,1 182,5 166,7 70,9 78,1 52,2 30,8 28,9 38,0 31,1 29,7 43,0 30,0 11,2 -
133,3 58,8 50,0 60,6 44,9 27,0 24,3 16,9 14,7 8,5 11,4 12,5 15,4 -
62,0
22,8
MAR+
(333.3) 142,9 48,4 33,3 18,0 11,8 11,7 13,2 2,9 19,9 13,3 -
UNM0
217,4 178,1 83,3 30,3 21,3 76,9 50,0 76,9 38,5 -
UNM+
187,5 61,5 100,0 53,2 29,0 41,7 50,0
(200) 195,1 87,5 52,6 40,0 15,6 49,0 15,6 28,6 40,0
67,6
43,5
(90.9)
19,5
81,9
H1PA
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA SING MAR0 MAR+ UNM0 UNM+ 1-4 41,5 66,0 25,9 5-9 19,1 32,3 44,9 10-14 14,4 45,5 -12,0 15-19 -2,0 -16,1 -9,5 (-285.7) (750) (333.3) (500) 20-24 -86,7 -260,9 -133,3 0,0 190,5 47,6 304,3 31,3 25-29 -121,4 (0) -104,5 36,5 131,2 65,7 109,6 123,1 30-34 -57,0 0,0 -33,3 50,0 24,0 133,3 -11,1 35-39 -36,6 34,5 21,3 0,0 19,3 90,9 74,5 40-44 -34,5 78,1 0,0 10,5 21,3 72,5 45-49 (0) 52,2 0,0 5,8 -76,9 0,0 50-54 0,0 7,7 2,2 4,4 75,0 100,0 55-59 17,3 2,8 5,8 -51,3 (100) 60-64 -12,7 -11,3 -7,4 28,6 (200) 65-69 -24,2 4,8 -8,9 -38,5 70-74 -25,4 2,3 44,8 100,0 75-79 -35,2 -9,3 - (166.7) 80-84 -30,0 -15,4 (-90.9) 85-89 11,2 (200) 90-94 95+ totaal -11,3 15,3 -27,8 -3,8 10,9 15,5 79,8 58,0
H1PA
(1000) (66.7) 73,2 50,0 22,6 13,3 39,1 -39,2 13,2 -15,6 -14,3 30,3 -40,0
14,5
NFR OTHR totaal 117,6 (500) 45,4 136,4 (200) 32,7 (125) 23,4 102,6 (352.9) 38,4 181,8 227,3 131,0 250,0 125,0 109,6 181,8 (294.1) 60,2 (200) 31,3 45,5 21,2 (166.7) 19,5 125,0 22,7 (100) 111,1 14,8 (71.4) 19,0 (52.6) 19,2 15,9 27,8 15,0 55,6 14,1 23,4 18,3 19,0 11,2 62,5 31,6 85,3
55,1
40,1
NFR OTHR totaal -98,0 (-500) 36,3 0,0 (0) 21,6 (0) 11,7 102,6 (-294.1) -2,1 -68,2 -181,8 -59,2 35,7 -41,7 7,7 0,0 (-176.5) 15,4 (-200) (62.5) 19,5 (142.9) 0,0 15,4 (0) (66.7) 10,1 -83,3 2,9 (-100) 0,0 4,6 (71.4) 48,8 -7,1 (210.5) 96,2 1,3 31,3 83,3 5,8 83,3 140,8 3,9 109,1 144,1 22,0 111,1 104,8 63,2 (66.7) 125,0 73,7 32,0
58,0
6,6
A-48
randstedelijk - Luik immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 48,4 108,9 135,3 5-9 26,8 122,2 68,4 10-14 20,1 137,9 65,5 15-19 10,4 129,4 17,2 20-24 8,8 32,3 23,6 25-29 14,0 28,6 30-34 30,6 19,4 35-39 22,5 36,6 40-44 47,1 45-49 23,3 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 21,3 112,7 44,5 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 13 3 5-9 16 10 10-14 -4 8 15-19 -34 5 20-24 -176 -4 25-29 -72 (-2) 30-34 -13 (-1) 35-39 0 40-44 -3 45-49 (-1) 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -274 19
C1PA 2 -3 -5 -30 -41 -26 -9 -1 0 1 -
-112
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
(333.3) 375,0 137,6 142,2 127,7 67,8 77,8 43,5 20,6 28,4 30,5 14,2 20,0 11,0 7,5 27,8
(500) 318,4 174,6 104,8 82,0 29,0 31,6 7,6 19,2 11,6 11,7 3,4 8,2 18,5 -
(750) 104,7 81,9 45,3 26,6 16,5 5,9 3,8 8,2 4,0 8,3 -
(666.7) 362,7 293,1 240,0 136,4 81,1 98,4 215,7 93,0 75,0 51,3 25,6 -
(500) 478,3 181,0 116,7 119,3 93,5 26,3 (117.6)
59,7
36,6
25,7
179,0
127,6
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
(3) 14 0 4 7 -2 4 -5 -6 3 5 2 -2 -6 -5 0
(0) 52 41 11 10 3 -2 -2 12 7 7 -5 0 1 -
(2) 7 32 23 0 1 -4 -9 -1 -6 0 -1 -
(3) 18 21 15 3 2 2 8 4 2 2 1 -2
(1) 8 11 9 6 6 0 (2) (-1)
16
135
44
79
42
H1PA
(263.2) 142,9 96,4 63,4 16,7 25,0 14,6 8,9 30,6 -
40,1
H1PA
(4) 0 4 0 -14 2 -10 -1 -2 1 -1 -
-17
NFR OTHR totaal 51,7 58,6 20,4 (90.9) 34,9 27,8 (285.7) 30,0 179,1 217,4 23,7 141,5 81,1 72,7 147,1 125,0 95,3 75,0 63,4 47,6 142,9 44,2 (52.6) (111.1) 25,5 (166.7) (250) 20,2 50,0 13,4 38,5 58,8 17,2 133,3 27,0 15,0 142,9 57,7 20,0 133,3 83,3 14,0 125,0 98,0 24,3 100,0 117,6 33,9 41,7 169,8 40,9 - (166.7) 44,0 94,7
102,4
38,1
NFR OTHR totaal -3 15 -1 (0) 22 0 (2) 1 3 1 -46 -2 -5 -125 0 -3 2 -1 -4 38 0 1 26 (-1) (1) -7 (0) (2) 4 (-2) 1 -19 -1 0 9 1 -1 3 4 1 20 5 2 3 6 2 4 7 3 5 2 6 3 -2 (2) 0 15
11
-42
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 40,6 79,2 123,5 5-9 19,5 11,1 78,2 10-14 21,8 46,0 79,8 15-19 24,0 70,6 81,7 20-24 105,4 161,3 131,2 25-29 125,6 (500) 177,1 30-34 96,9 (125) 106,8 35-39 22,5 48,8 40-44 69,8 47,1 45-49 (125) 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 45,0 66,2 94,9 migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 7,8 29,7 11,8 5-9 7,3 111,1 -9,8 10-14 -1,7 92,0 -14,2 15-19 -13,6 58,8 -64,5 20-24 -96,6 -129,0 -107,6 25-29 -111,6 (-500) -148,6 30-34 -66,3 (-125) -87,4 35-39 0,0 -12,2 40-44 -69,8 0,0 45-49 (-125) 23,3 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -23,7 46,6 -50,4
SING
MAR0
MAR+
UNM0
(83.3) 240,4 137,6 123,9 90,4 76,3 55,6 67,6 45,3 18,9 18,8 8,5 25,7 33,1 44,8 27,8
(500) 59,7 66,1 52,4 27,3 16,6 38,0 10,7 7,7 5,8 5,4 11,7 8,2 12,3 -
(250) 64,0 52,1 34,3 26,6 16,1 8,2 10,6 9,4 15,9 8,3 12,3 -
(166.7) 186,3 112,1 40,0 90,9 54,1 65,6 58,8 25,0 64,5
55,1
16,4
22,3
74,3
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
130,4 86,2 41,7 64,2 37,4 26,3 (83.3)
54,2
UNM+
(250) 134,6 0,0 18,3 37,2 -8,5 22,2 -24,2 -24,7 9,5 11,7 5,7 -5,7 -22,1 -37,3 0,0
(0) 258,7 108,5 52,4 54,6 12,4 -6,3 -3,1 11,5 5,8 6,3 -8,4 0,0 6,2 -
(500) 40,7 29,8 11,0 0,0 0,4 -2,4 -6,8 -1,2 -11,9 0,0 -12,3 -
(500) 176,5 181,0 200,0 45,5 27,0 32,8 156,9 93,0 50,0 51,3 25,6 -64,5
(500) 347,8 94,8 75,0 55,0 56,1 0,0 (117.6) (-83.3)
4,6
20,1
3,4
104,8
73,4
H1PA
(52.6) 142,9 72,3 63,4 75,0 12,5 87,6 9,7 26,8 20,4 16,7 -
51,5
H1PA
(210.5) 0,0 24,1 0,0 -58,3 12,5 -73,0 -9,7 -17,9 10,2 -16,7 -
-11,4
NFR OTHR totaal 103,4 51,2 40,8 (90.9) 26,7 27,8 29,7 134,3 173,9 38,2 160,4 216,2 114,4 147,1 250,0 94,6 100,0 133,3 51,8 47,6 107,1 36,3 (105.3) (55.6) 27,4 (166.7) (125) 18,6 (142.9) 21,1 76,9 58,8 13,5 100,0 54,1 13,7 38,5 10,0 22,2 27,8 11,6 31,3 58,8 20,1 12,5 73,5 26,2 13,9 56,6 31,4 64,5 (55.6) 44,0 77,4
83,3
39,1
NFR OTHR totaal -51,7 7,5 -20,4 (0) 8,3 0,0 (285.7) 0,3 44,8 43,5 -14,5 -18,9 -135,1 -41,7 0,0 -125,0 0,7 -25,0 -133,3 11,6 0,0 35,7 7,9 (-52.6) (55.6) -1,9 (0) (125) 1,6 (-142.9) 50,0 -7,7 -38,5 0,0 3,8 33,3 -27,0 1,3 142,9 19,2 10,0 111,1 55,6 2,5 93,8 39,2 4,2 87,5 44,1 7,7 27,8 113,2 9,4 -64,5 (111.1) 0,0 17,3
19,1
-1,0
A-49
stedelijk - Luik immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 24,3 41,6 58,5 5-9 14,5 71,4 46,1 10-14 11,1 67,8 44,7 15-19 9,0 67,4 40,6 20-24 7,5 19,0 19,9 25-29 11,5 50,0 17,1 30-34 8,3 (58.8) 12,1 35-39 10,2 (333.3) 13,6 40-44 12,1 11,2 45-49 18,9 12,5 50-54 22,9 55-59 5,9 60-64 17,7 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 13,1 56,7 36,1 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 -137 -26 5-9 -50 19 10-14 -38 10 15-19 -103 -3 20-24 -334 -2 25-29 -193 -2 30-34 -40 (1) 35-39 -13 (1) 40-44 -6 45-49 2 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -912 -2
C1PA -12 -26 14 -12 -104 -55 -19 -11 1 2 3 -1 -3 -
-223
SING
(200) 216,0 147,4 83,3 50,6 49,2 40,1 30,2 24,3 17,9 13,9 10,8 8,6 7,0 5,0 3,1 3,1 20,0 37,5
SING
(1) 64 252 18 -33 -18 -9 -22 -11 -13 -13 -12 -15 -55 -49 -38 -12 -3 32
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
180,6 138,9 97,3 42,2 18,6 12,2 7,7 7,5 7,1 5,2 5,2 7,2 4,5 3,8 -
150,9 66,2 30,5 18,3 10,9 8,5 6,5 3,7 3,6 3,4 6,4 2,5 -
297,3 155,1 125,4 79,2 79,2 61,5 43,8 31,6 45,7 36,8 38,7 27,8 13,0 24,7 40,0
381,0 91,1 69,7 43,4 62,0 49,7 51,8 81,5 50,0 21,3 137,9
250,0 82,9 68,0 47,0 36,1 30,6 21,4 20,6 4,7 4,4 3,7 2,1 7,5 32,3
18,0
13,1
86,3
64,2
30,1
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
18 148 129 -1 -9 -21 -26 -17 -14 -6 -7 18 -10 -7 -12 -2
4 4 -136 -120 -95 -53 -30 -39 -17 -10 3 -1 -
21 67 47 12 31 14 4 4 6 5 10 -1 -1 1 -1
15 1 17 -7 17 2 4 5 3 -1 2
5 11 3 -5 -15 -3 -6 7 -5 -6 -6 -2 -2 2 -2 2
181
-490
219
58
-22
NFR OTHR totaal 49,4 94,6 31,5 46,9 57,1 23,0 31,7 47,2 20,4 64,4 110,3 29,7 81,4 68,3 61,0 61,4 34,7 54,9 57,1 39,6 30,4 69,4 26,5 24,1 24,4 37,5 18,8 30,8 26,6 14,3 33,9 37,4 11,6 48,8 14,3 9,3 23,8 29,7 8,2 27,2 26,9 8,4 19,5 27,3 8,5 24,1 49,6 8,7 52,9 41,4 11,0 17,1 40,2 11,1 16,5 44,6 17,4 (153.8) 14,5 25,3 47,2 41,5 24,3
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 35,5 63,2 63,5 5-9 18,0 45,8 53,9 10-14 13,8 50,8 41,2 15-19 16,1 73,9 43,1 20-24 40,2 38,1 52,2 25-29 62,9 100,0 54,7 30-34 38,3 37,6 35-39 29,2 32,2 40-44 26,7 9,3 45-49 6,2 50-54 9,2 55-59 11,8 60-64 44,2 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 25,8 57,4 46,2
NFR OTHR totaal -1 1 -175 -5 0 -62 -5 0 -18 -7 13 15 12 -7 48 -2 -14 -188 -1 -4 -217 2 -8 -118 -3 -1 -79 1 -1 -72 0 3 -45 1 -6 -46 3 2 -29 2 8 0 3 4 6 1 14 -53 11 18 -24 3 27 -23 2 15 5 (2) 1 0 19 65 -1075
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 -11,2 -21,6 -4,9 5-9 -3,5 25,6 -7,8 10-14 -2,7 16,9 3,5 15-19 -7,2 -6,5 -2,5 20-24 -32,7 -19,0 -32,3 25-29 -51,4 -50,0 -37,6 30-34 -30,0 (58.8) -25,5 35-39 -19,0 (333.3) -18,6 40-44 -14,6 1,9 45-49 18,9 6,2 50-54 13,8 55-59 -5,9 60-64 -26,5 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -12,7 -0,6 -10,1
SING
(100) 99,8 88,0 80,6 56,9 53,1 42,1 36,8 27,5 21,1 16,4 12,8 11,7 16,9 15,7 20,2 21,9 50,0 37,0
SING
(100) 116,2 59,3 2,8 -6,3 -3,9 -2,1 -6,6 -3,2 -3,2 -2,5 -1,9 -3,1 -9,9 -10,7 -17,1 -18,8 -30,0 0,5
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
64,5 70,6 60,5 42,7 25,1 23,4 17,6 10,9 8,8 5,8 5,9 4,1 6,9 7,6 22,6 27,0
113,2 64,4 46,1 27,3 17,8 12,3 9,8 8,7 6,6 6,0 4,9 3,8 -
108,1 87,6 79,3 56,0 12,8 29,6 32,9 20,1 28,6 23,7 8,9 32,4 19,5 12,3 80,0
23,8 89,3 54,3 50,1 40,9 45,9 35,9 44,4 12,5 42,6 69,0
93,8 61,7 65,6 49,5 42,8 31,8 25,3 14,8 9,3 10,9 11,2 6,4 5,5 12,7 -
15,1
19,1
48,6
51,7
31,5
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
116,1 68,3 36,8 -0,5 -6,5 -11,2 -10,0 -3,4 -1,7 -0,6 -0,7 3,1 -2,5 -3,8 -22,6 -27,0
37,7 1,9 -15,6 -9,0 -6,9 -3,8 -3,3 -5,0 -2,9 -2,6 1,5 -1,3 -
189,2 67,5 46,0 23,2 66,4 31,9 11,0 11,5 17,1 13,2 29,8 -4,6 -6,5 12,3 -40,0
357,1 1,8 15,4 -6,7 21,1 3,8 15,9 37,0 37,5 -21,3 69,0
156,3 21,2 2,3 -2,5 -6,6 -1,2 -3,9 5,8 -4,7 -6,5 -7,5 -4,2 -5,5 7,5 -12,7 32,3
3,0
-6,0
37,7
12,5
-1,4
NFR OTHR totaal 53,2 81,1 42,3 70,4 57,1 26,4 54,3 47,2 21,3 79,4 60,8 29,0 58,1 80,6 59,1 70,2 67,1 61,6 66,7 52,8 38,6 41,7 56,8 28,8 61,0 41,2 22,0 15,4 30,4 18,3 33,9 27,2 14,0 36,6 31,5 11,6 25,5 9,6 13,6 12,5 8,4 18,9 8,0 20,1 29,7 13,4 20,6 21,3 13,9 6,8 6,3 16,8 2,8 13,4 25,3 42,2 32,9 27,4
NFR OTHR totaal -3,8 13,5 -10,8 -23,5 0,0 -3,3 -22,6 0,0 -0,9 -15,0 49,4 0,7 23,3 -12,3 1,9 -8,8 -32,4 -6,7 -9,5 -13,2 -8,2 27,8 -30,3 -4,7 -36,6 -3,7 -3,2 15,4 -3,8 -4,0 0,0 10,2 -2,4 12,2 -17,2 -2,3 23,8 4,2 -1,3 13,6 14,3 0,0 19,5 8,4 0,5 4,0 19,8 -4,6 32,4 20,2 -3,0 10,2 33,9 -5,7 16,5 41,8 4,0 (153.8) 14,5 0,0 5,0 8,5 -3,1
A-50
landelijk+druk - Bergen immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 62,7 (55.6) 73,2 5-9 22,3 (125) 76,2 10-14 29,9 (117.6) 63,5 15-19 23,1 (200) 21,4 20-24 3,6 35,7 25-29 22,5 43,5 30-34 93,0 (1000) 41,7 35-39 40-44 (52.6) 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 28,9 113,9 45,0 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 15 (-1) 5-9 6 (0) 10-14 8 (1) 15-19 -2 (3) 20-24 -20 (-3) 25-29 -9 30-34 2 (1) 35-39 -1 40-44 (-1) 45-49 (-1) 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -3 1
C1PA 0 6 0 -2 -3 0 -2 (-2) -
(-1) (-1)
-5
SING
MAR0
(500) 260,9 162,2 108,1 81,1 66,7 83,3 27,8 18,5 12,3 20,4 15,9 -
(1000) 370,4 178,1 88,2 32,3 42,9 9,2 4,1 7,8 -
48,8
26,2
SING
MAR0
(1) 3 3 2 2 -1 2 0 0 0 1 -1 -2 -2
(0) 10 10 3 1 -3 3 -1 1 0 1 -2 -
8
23
MAR+
250,0 117,1 28,4 27,0 23,6 7,5 14,8 13,5 -
UNM0
UNM+
(1000) (176.5) 434,8 (285.7) (250) (83.3) (83.3) (250)
(166.7) 136,4 142,9 80,0 120,0 (300)
H1PA
66,7 98,8 12,5 -
(400) (142.9) (71.4)
-
29,5
MAR+
5 21 5 9 6 -1 -1 2 1 -
184,9
UNM0
(1) (0) 7 (4) (1) (0) (0) (1)
140,6
UNM+
(0) -1 3 1 2 (3)
28,1
H1PA
(-1) 0 5 -1 -2
NFR OTHR totaal 38,5 61,9 87,0 39,5 38,1 88,9 (111.1) 38,1 81,1 (272.7) 68,7 125,0 116,2 (111.1) 58,1 (62.5) (285.7) 46,3 - (142.9) 28,5 (83.3) 27,2 4,6 12,1 12,5 (100) 8,7 (111.1) 12,5 - (181.8) 13,3 60,6 (142.9) 25,2 (125) 20,4 53,4
NFR
OTHR
0 1 -2 -1 -4 1 (1) (0) -1 (0) (-1)
(1) (1)
(2) (0)
(2) (1) (0)
(-1) -
(-1)
(0) 0
(-2)
47
82,4
14
10
-2
-6
(1) (2) (2) (1)
10
39,1
totaal 14 13 7 1 -12 32 19 18 1 4 -1 2 3 -1 2 -2 0 -3 97
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 10,5 (111.1) 73,2 5-9 5,6 (125) 19,0 10-14 10,0 (58.8) 63,5 15-19 28,3 35,7 20-24 75,3 (272.7) 89,3 25-29 123,6 43,5 30-34 46,5 125,0 35-39 47,6 (125) 40-44 (105.3) 45-49 (166.7) 50-54 55-59 (166.7) 60-64 65-69 (333.3) 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 30,5 101,3 52,8 migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 52,3 (-55.6) 0,0 5-9 16,7 (0) 57,1 10-14 19,9 (58.8) 0,0 15-19 -5,1 (200) -14,3 20-24 -71,7 (-272.7) -53,6 25-29 -101,1 0,0 30-34 46,5 (1000) -83,3 35-39 -47,6 (-125) 40-44 (-52.6) 45-49 (-166.7) 50-54 55-59 (-166.7) 60-64 65-69 (-333.3) 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -1,6 12,7 -7,8
SING
130,4 81,1 54,1 27,0 83,3 27,8 27,8 18,5 12,3 31,7 33,9 64,5
36,6
SING
MAR0
(1000) 41,1 53,6 5,5 4,6 4,1 24,7 -
MAR+
14,6 15,5 6,7 10,7 11,2 5,2 -
UNM0
UNM+
(176.5) 130,4
(166.7) 181,8 35,7 40,0 40,0
(166.7) (83.3) (83.3) (125)
(71.4)
H1PA
(125) 66,7 37,0 25,0 45,5
(125) -
(250)
(200)
9,0
MAR0
(500) 130,4 81,1 54,1 54,1 -16,7 55,6 0,0 0,0 0,0 20,4 -15,9 -33,9 -64,5
(0) 370,4 137,0 88,2 32,3 -53,6 42,9 -5,5 4,6 0,0 7,8 -24,7 -
12,2
17,2
9,1
MAR+
250,0 102,4 12,9 20,2 12,9 -3,7 -5,2 14,8 13,5 -
89,0
UNM0
(1000) (0) 304,3 (285.7) (83.3) (0) (0) (125)
62,5
UNM+
(0) -45,5 107,1 40,0 80,0 (300)
32,8
H1PA
(-125) 0,0 61,7 -12,5 -45,5
(400) (142.9) (0)
(-125) -
(-250)
(-200)
20,4
95,9
78,1
-4,7
NFR OTHR totaal 38,5 28,6 43,5 13,8 74,1 26,0 111,1 36,5 189,2 (181.8) 92,9 93,8 57,2 (55.6) 28,3 (62.5) 20,3 45,5 (142.9) 27,2 (83.3) 18,8 (83.3) 6,9 7,2 5,0 (100) 10,9 4,2 22,1 60,6 25,2 (62.5) 51,0 68,7
23,5
27,2
NFR OTHR totaal 0,0 33,3 43,5 25,7 -74,1 12,1 -22,2 (111.1) 1,7 -108,1 (90.9) -24,2 31,3 59,0 (55.6) 29,8 (0) (285.7) 26,0 -45,5 (0) 1,3 (0) 8,4 (-83.3) -2,3 4,8 7,5 (0) -2,2 (111.1) 8,3 - (181.8) -8,8 0,0 (142.9) 0,0 (62.5) -30,6 -15,3
58,8
11,8
A-51
landelijk - Bergen immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 24,5 60,5 60,0 5-9 12,4 95,3 28,4 10-14 10,0 88,1 38,6 15-19 6,8 70,8 24,0 20-24 8,4 24,0 25-29 13,2 17,4 30-34 11,3 10,0 35-39 21,7 12,3 40-44 3,6 7,8 45-49 10,4 (166.7) 4,7 50-54 21,3 55-59 60-64 (166.7) 13,7 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 12,1 70,9 26,7 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 24 13 5-9 12 7 10-14 -8 12 15-19 -84 5 20-24 -233 -9 25-29 -98 -2 30-34 -32 35-39 -5 40-44 -3 45-49 0 (0) 50-54 55-59 60-64 (1) 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -426 26
C1PA 10 -6 -6 -25 -41 -21 -9 1 -7 -2 2 -1 0 -
-105
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
(500) 166,7 101,1 58,4 65,3 36,6 35,0 25,6 24,1 22,2 10,4 7,8 3,0 3,6 3,3 3,1 -
83,3 116,8 74,9 37,8 21,5 13,1 14,0 9,0 6,9 5,2 4,4 3,4 1,8 3,9 -
122,8 55,8 27,4 14,5 10,3 5,3 4,5 5,0 4,2 1,1 2,4 -
190,5 120,4 94,4 92,5 75,7 46,7 42,6 23,5 30,5 13,5 22,1 6,7 24,8 -
125,0 88,1 86,8 83,8 72,8 61,6 26,8 50,0 42,9 -
(250) 101,6 52,2 41,4 23,8 21,3 16,7 15,0 2,0 2,0 5,7 -
21,8
14,4
11,3
59,3
71,4
20,5
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
(3) 3 8 2 16 -14 2 -2 4 10 0 -5 -6 -22 -15 -14 -4
4 77 53 11 7 6 7 7 13 2 3 1 -10 -2 -1 -
5 27 22 13 8 -36 -13 0 -8 -6 -4 0 -1 -
4 24 13 11 6 4 2 -1 3 -2 0 -2 2 -
0 10 22 18 23 13 0 1 0 -2 -
(0) 8 0 5 -12 -6 2 2 -4 0 -1 -2 0 -1
-34
178
7
64
85
-9
NFR OTHR totaal 28,2 24,4 31,3 17,5 36,4 18,7 32,6 37,0 18,3 52,0 28,8 16,8 74,5 63,2 42,2 53,5 36,2 39,1 35,9 46,6 25,8 15,6 40,3 17,9 33,3 16,5 11,7 21,1 46,3 10,7 25,6 8,3 10,0 48,1 8,6 30,5 8,0 5,8 16,9 18,1 5,6 12,0 44,7 5,2 11,5 33,2 5,8 25,8 47,3 11,4 26,9 45,0 14,9 10,5 52,2 18,5 35,8 34,9 18,3
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 20,3 37,4 48,0 5-9 10,8 79,1 33,1 10-14 11,0 57,0 42,8 15-19 17,3 56,7 37,9 20-24 53,8 82,6 57,9 25-29 64,8 74,1 47,8 30-34 51,3 28,0 35-39 32,6 9,9 40-44 14,3 25,8 45-49 10,4 (166.7) 14,0 50-54 7,1 55-59 8,2 60-64 13,7 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 23,4 57,2 38,2
NFR OTHR totaal -14 -1 32 -6 -2 5 5 0 6 4 -8 -92 -4 -3 -136 -3 -8 -20 -5 3 31 -4 -1 9 1 -2 -28 1 4 -1 1 -3 13 3 -5 11 -4 -4 -15 1 -5 -11 -3 1 -11 1 4 -26 2 17 2 1 12 -2 1 7 3 (-1) -1 -23 6 -231
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 4,2 23,1 12,0 5-9 1,6 16,3 -4,7 10-14 -1,0 31,1 -4,1 15-19 -10,4 14,2 -14,0 20-24 -45,4 -82,6 -33,9 25-29 -51,6 -74,1 -30,4 30-34 -40,0 -18,0 35-39 -10,9 2,5 40-44 -10,8 -18,1 45-49 0,0 (0) -9,3 50-54 14,2 55-59 -8,2 60-64 (166.7) 0,0 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -11,3 13,6 -11,5
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
116,7 88,3 56,1 47,0 55,6 32,4 29,3 18,0 12,1 10,4 10,2 6,6 15,1 13,4 25,2 28,0
16,7 31,1 34,4 21,2 7,8 6,0 8,3 5,9 3,3 4,8 3,8 3,0 7,6 6,5 5,7 -
35,1 35,5 22,6 12,7 9,3 9,8 7,4 5,0 7,3 4,2 3,6 2,4 5,3 -
95,2 61,4 61,2 44,1 43,2 28,0 31,9 29,4 15,2 22,5 22,1 20,1 8,3 -
125,0 49,8 45,3 47,9 24,9 23,5 26,8 37,5 42,9 51,3 -
(250) 58,8 52,2 34,3 38,1 28,0 12,5 10,0 8,5 2,0 4,1 6,9 5,7 33,3
24,0
7,6
11,1
36,9
37,9
22,0
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
(500) 50,0 12,8 2,3 18,3 -19,0 2,6 -3,7 6,0 10,1 0,0 -2,4 -3,6 -11,5 -10,0 -22,0 -28,0
66,7 85,7 40,5 16,6 13,7 7,1 5,8 3,2 3,6 0,4 0,6 0,4 -5,8 -2,6 -5,7 -
87,7 20,4 4,7 1,7 1,0 -4,5 -2,9 0,0 -3,1 -3,2 -3,6 0,0 -5,3 -
95,2 59,0 33,2 48,5 32,4 18,7 10,6 -5,9 15,2 -9,0 0,0 -13,4 16,5 -
0,0 38,3 41,5 35,9 47,8 38,1 0,0 12,5 0,0 -51,3 -
(0) 42,8 0,0 7,1 -14,3 -6,7 4,2 5,0 -8,5 0,0 -2,0 -6,9 0,0 -33,3
-2,2
6,7
0,2
22,3
33,5
-1,4
NFR OTHR totaal 72,1 48,8 27,0 38,5 72,7 18,1 14,5 37,0 17,7 43,7 105,8 25,1 81,8 75,1 54,6 62,9 65,2 40,8 61,5 31,1 23,2 46,9 47,0 17,1 25,0 33,1 14,1 10,5 9,3 10,8 12,8 33,1 8,2 19,2 28,9 7,3 61,1 24,1 7,4 11,2 36,1 6,8 29,9 40,7 7,2 7,7 22,2 11,2 19,4 9,0 10,8 22,4 6,4 16,2 11,6 (76.9) 17,2 41,1 33,3 19,8
NFR OTHR totaal -43,9 -24,4 4,3 -21,0 -36,4 0,5 18,1 0,0 0,6 8,3 -76,9 -8,3 -7,3 -11,9 -12,4 -9,4 -29,0 -1,7 -25,6 15,5 2,6 -31,3 -6,7 0,8 8,3 -16,5 -2,3 10,5 37,0 -0,1 12,8 -24,8 1,8 28,8 -28,9 1,3 -30,5 -16,1 -1,6 5,6 -18,1 -1,2 -18,0 4,1 -2,0 3,8 11,1 -5,4 6,5 38,3 0,6 4,5 38,6 -1,4 10,5 52,2 6,9 (-76.9) - -17,2 -5,3 1,6 -1,5
A-52
stedelijk - Bergen immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 32,5 56,8 69,3 5-9 19,0 117,4 48,1 10-14 17,1 57,9 40,6 15-19 12,0 86,7 34,4 20-24 8,0 18,5 20,2 25-29 14,3 (52.6) 12,3 30-34 12,9 20,0 35-39 16,7 15,2 40-44 7,8 22,1 45-49 50-54 12,0 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 17,2 72,7 37,7 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 2 -2 5-9 18 10 10-14 21 0 15-19 -24 0 20-24 -172 -5 25-29 -82 (1) 30-34 -9 (-1) 35-39 -1 40-44 -4 45-49 -1 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -252 3
C1PA 13 6 10 -4 -52 -23 -2 0 3 0 -1 -1
-51
SING
(157.9) 262,7 173,8 116,0 67,1 62,9 54,8 50,6 20,9 21,0 18,1 9,0 5,0 5,4 5,9 10,4 5,6 50,9
SING
(3) 47 61 38 -4 15 19 13 0 0 3 4 -5 -14 -15 -9 -1 155
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
343,8 190,3 136,8 51,7 26,6 22,5 21,5 8,9 5,9 4,8 5,7 4,0 1,6 13,4 47,6
117,6 67,5 40,4 22,4 16,7 12,1 6,3 5,9 6,7 4,4 4,8 4,0 8,8 -
333,3 209,2 185,3 92,6 88,7 60,2 46,2 29,6 26,0 31,6 35,5 38,5 34,5 -
(71.4) 132,5 81,5 72,0 82,2 22,2 40,4 38,5 76,9 (111.1)
22,1
17,1
99,3
73,0
MAR0
MAR+
UNM0
(500)
UNM+
7 70 70 6 0 3 8 -4 2 -4 8 0 -7 -7 -1 0
0 1 -1 9 20 5 -15 2 -5 1 1 -2 1 -
12 35 37 6 5 2 0 1 2 5 6 3 -1 1 -1
(1) 7 3 9 10 0 -2 2 2 (2)
151
17
113
34
(0)
H1PA
(250) 93,2 53,4 45,2 66,0 24,3 28,6 16,9 6,7 3,7 10,9 36,0
H1PA
(3) 8 -2 4 26 -6 5 -3 -1 -2 -1 1 32
NFR OTHR totaal 36,0 10,3 41,7 22,2 17,5 29,9 55,0 39,2 25,7 105,3 109,1 36,5 87,0 61,2 71,6 70,2 55,8 68,9 76,9 39,4 36,0 28,6 68,0 32,5 146,3 19,0 21,6 88,2 20,8 18,8 36,0 11,2 88,2 30,1 10,5 56,6 37,0 9,5 50,6 47,0 9,1 59,8 7,8 34,2 57,4 8,4 45,1 119,2 20,5 30,9 105,0 28,9 23,3 73,5 23,7 (71.4) 22,7 59,6 59,1 30,5
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 32,0 62,2 58,0 5-9 15,0 79,5 44,2 10-14 12,5 57,9 34,4 15-19 16,9 86,7 36,8 20-24 59,3 111,1 70,3 25-29 83,2 68,6 30-34 32,2 (166.7) 26,7 35-39 20,9 15,2 40-44 38,8 5,5 45-49 22,7 50-54 12,0 55-59 18,9 60-64 20,4 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 28,1 70,2 43,7
NFR OTHR totaal -6 -2 5 0 -2 32 3 1 38 8 7 57 -6 -6 -59 -1 -1 39 0 -2 16 -2 3 76 5 -6 21 2 -1 9 1 -1 3 0 2 1 0 5 2 6 27 2 -2 2 8 -12 6 25 11 3 18 10 1 4 4 (1) 1 21 56 279
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 0,5 -5,4 11,3 5-9 4,0 37,9 3,9 10-14 4,5 0,0 6,2 15-19 -4,9 0,0 -2,4 20-24 -51,2 -92,6 -50,0 25-29 -68,9 (52.6) -56,4 30-34 -19,3 (-166.7) -6,7 35-39 -4,2 0,0 40-44 -31,0 16,6 45-49 -22,7 50-54 0,0 55-59 -18,9 60-64 -20,4 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -10,9 2,5 -6,0
SING
78,4 129,8 91,2 70,5 48,0 36,5 34,2 20,9 21,0 15,6 6,4 9,2 14,8 18,5 26,0 11,2 41,3
SING
(157.9) 184,3 44,0 24,8 -3,4 15,0 18,3 16,5 0,0 0,0 2,5 2,6 -4,2 -9,4 -12,6 -15,6 -5,6 9,6
MAR0
MAR+
UNM0
125,0 73,5 63,2 40,2 26,6 16,9 11,4 11,6 5,0 6,1 3,3 4,0 7,1 12,8 20,1 47,6
117,6 66,1 40,8 20,3 12,6 11,1 11,2 5,0 9,8 3,5 3,2 12,1 -
66,7 101,5 76,5 55,6 48,4 48,2 46,2 22,2 13,0 9,6 13,9 50,0
13,6
16,4
46,4
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
86,1 72,1 46,1 49,3 22,2 60,6 25,6
(500)
51,0
H1PA
(62.5) 59,3 56,9 40,0 38,3 30,6 18,4 25,4 10,1 11,2 7,1 30,2
UNM+
H1PA
(187.5) 33,9 -3,4 5,2 27,7 -6,3 10,2 -8,5 -3,4 -7,5 -7,1 10,9 -
218,8 116,9 73,7 11,5 0,0 5,6 10,1 -2,7 0,8 -1,3 2,4 0,0 -5,5 -12,8 -6,7 0,0
0,0 1,4 -0,4 2,0 4,1 1,0 -5,0 0,9 -3,1 0,9 1,6 -8,1 8,8 -
266,7 107,7 108,8 37,0 40,3 12,0 0,0 7,4 13,0 31,6 35,5 28,8 -13,9 34,5 -50,0
(71.4) 46,4 9,4 25,9 32,9 0,0 -20,2 38,5 51,3 (111.1)
8,4
0,6
53,0
22,0
(0)
5,7
NFR OTHR totaal 90,1 30,9 40,7 22,2 35,1 25,0 27,5 29,4 20,0 67,0 66,7 29,0 113,0 82,7 78,7 78,9 60,5 64,3 76,9 55,1 34,1 85,7 38,8 23,3 24,4 76,2 19,1 29,4 31,3 17,1 27,0 11,4 30,1 10,2 37,7 37,0 8,7 25,3 21,4 4,8 48,9 8,3 17,1 24,6 11,9 23,1 15,7 15,0 19,8 14,7 11,8 47,1 40,5 27,9
NFR OTHR totaal -54,1 -20,6 0,9 0,0 -17,5 4,9 27,5 9,8 5,6 38,3 42,4 7,5 -26,1 -21,6 -7,1 -8,8 -4,7 4,6 0,0 -15,7 1,9 -57,1 29,1 9,2 122,0 -57,1 2,5 58,8 -10,4 1,6 9,0 -0,2 88,2 0,0 0,4 18,9 0,0 0,8 25,3 25,6 4,3 10,9 -0,5 17,1 32,8 -3,5 45,1 96,2 4,8 30,9 90,0 9,0 23,3 58,8 11,8 (71.4) 22,7 12,5 18,6 2,6
A-53
landelijk+druk - Namen immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 52,8 80,6 153,3 5-9 24,6 160,7 109,8 10-14 23,1 101,6 87,6 15-19 16,2 152,8 52,9 20-24 22,7 100,0 52,6 25-29 21,3 24,6 30-34 28,2 17,7 35-39 49,3 40-44 14,7 (500) 21,7 45-49 43,5 22,2 50-54 (100) 22,2 55-59 (200) 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 27,7 115,5 61,5 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 21 -1 5-9 7 7 10-14 7 0 15-19 -50 6 20-24 -118 0 25-29 -53 (-1) 30-34 -7 35-39 1 40-44 -3 (1) 45-49 -1 50-54 (-1) 55-59 (1) 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -196 12
C1PA -1 -3 -3 -7 -20 -21 -6 -8 -5 1 0 -1 (-1)
-75
SING
MAR0
(333.3) (421.1) 295,8 223,3 136,6 111,7 111,1 75,9 90,9 56,2 43,7 29,1 18,2 13,7 9,1 14,4 25,6
(600) 329,9 205,6 109,4 73,8 43,5 18,9 42,7 38,2 24,4 10,1 6,0 10,6 4,0 -
70,5
45,2
SING
MAR0
MAR+
163,4 67,8 45,4 25,9 18,6 17,8 6,9 10,0 8,8 14,6 -
30,6
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
(800) 344,3 309,1 206,9 163,9 203,1 98,0 90,9 42,6 44,4 57,7 (111.1) (500)
(500) 217,4 206,9 118,9 117,2 150,7 90,9 166,7 47,6 (125) (500) (250)
(666.7) (230.8) 174,6 172,9 81,4 42,5 51,9 32,0 10,3 16,7 -
187,7
148,1
54,0
UNM0
UNM+
H1PA
(-1) (3) 12 13 4 6 4 2 8 2 0 1 -6 -5 -3 -3 -1
(5) 49 56 14 7 1 1 17 25 19 -2 -3 -7 -4 -2
20 42 34 8 2 8 -2 -10 -1 0 -1 (-2)
(4) 25 20 12 5 6 1 4 -1 -3 1 -1 (1) (1)
(1) 1 11 8 7 8 0 4 0 (1) (2) (1)
(1) (1) 2 7 0 2 -1 -1 -1 -1 -3 -2 -1 -
36
176
98
75
44
3
NFR OTHR totaal 81,8 (125) 62,1 54,8 (125) 38,1 11,5 (111.1) 34,4 110,2 261,9 41,0 184,2 177,8 102,7 131,9 83,3 99,1 153,8 52,6 66,0 46,5 57,1 43,0 52,6 175,0 37,5 (117.6) 54,1 30,0 45,5 44,4 32,1 60,6 74,1 29,6 68,2 51,3 25,2 63,8 78,7 20,5 23,8 135,1 16,2 64,9 133,3 23,7 97,8 187,5 43,5 72,3 117,6 55,7 26,3 60,6 31,5 (250) 45,5 86,5 114,3 47,3
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 42,5 88,7 160,0 5-9 21,9 98,2 121,2 10-14 20,1 101,6 96,7 15-19 39,4 69,4 69,7 20-24 101,5 100,0 114,6 25-29 108,4 (100) 128,1 30-34 56,5 70,8 35-39 42,3 78,4 40-44 58,8 76,1 45-49 87,0 50-54 (200) 22,2 55-59 35,7 60-64 (83.3) 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 44,4 90,3 96,8
NFR OTHR totaal -5 (2) 16 -1 (2) 12 -6 (2) -1 -1 3 -35 -3 -3 -36 2 0 71 5 -3 68 -3 -3 20 0 4 20 (1) 2 14 -1 -1 27 1 3 19 1 4 19 3 4 6 -1 8 -4 5 10 1 9 17 18 6 11 13 1 0 0 (1) 1 14 62 249
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA SING MAR0 MAR+ UNM0 UNM+ 1-4 10,3 -8,1 -6,7 5-9 2,7 62,5 -11,4 10-14 3,0 0,0 -9,1 (-333.3) 15-19 -23,1 83,3 -16,8 (157.9) (500) (400) (500) 20-24 -78,8 0,0 -61,9 84,5 252,6 77,8 204,9 21,7 25-29 -87,0 (-100) -103,4 60,5 157,7 30,3 181,8 94,8 30-34 -28,2 -53,1 19,5 72,9 15,3 137,9 55,9 35-39 7,0 -78,4 33,5 47,0 3,5 82,0 48,3 40-44 -44,1 (500) -54,3 19,3 4,3 0,9 93,8 109,6 45-49 -43,5 22,2 12,7 3,8 6,5 19,6 0,0 50-54 (-100) 0,0 38,3 33,0 -2,0 90,9 133,3 55-59 (200) -35,7 7,5 28,9 -12,5 -21,3 0,0 60-64 (-83.3) 0,0 17,2 -1,8 -66,7 (125) 65-69 2,2 -1,7 0,0 19,2 (500) 70-74 -15,6 -4,5 -6,8 (250) 75-79 -11,4 -14,9 -47,6 80-84 -9,1 -16,2 (-133.3) (111.1) 85-89 -21,6 -48,8 (500) 90-94 -25,6 95+ totaal -16,7 25,2 -35,2 9,7 27,1 7,8 98,4 70,1
SING
(666.7) (263.2) 211,3 162,8 117,1 78,2 91,8 63,3 52,6 48,7 43,7 26,8 33,9 25,1 18,1 36,0 51,3 60,9
MAR0
MAR+
(100) 77,3 85,6 47,9 37,5 36,5 30,1 26,8 22,4 39,1 17,7 15,2 11,3 9,7 8,9 9,3 22,5 7,2 10,6 11,8 14,6 10,5 6,8 25,5 20,2 (133.3) 48,8
18,2
22,8
UNM0
(400) 139,3 127,3 69,0 82,0 109,4 78,4 63,8 111,1 38,5 47,6
89,2
UNM+
195,7 112,1 62,9 69,0 41,1 90,9 33,3 47,6
78,0
H1PA
(333.3) (153.8) 142,9 120,3 81,4 33,0 59,3 40,0 8,8 20,6 41,7 28,2 15,4 -
51,9
H1PA
(333.3) (76.9) 31,7 52,6 0,0 9,4 -7,4 -8,0 -8,8 -10,3 -25,0 -28,2 -15,4 -
2,1
NFR OTHR totaal 127,3 55,6 68,5 34,2 80,5 34,8 118,6 190,5 53,2 210,5 244,4 115,7 109,9 83,3 77,1 57,7 131,6 46,2 116,3 142,9 36,9 52,6 75,0 31,2 (58.8) 23,0 90,9 66,7 19,0 30,3 18,5 21,1 45,5 16,9 33,7 17,9 47,6 27,0 19,0 38,1 22,9 54,7 22,9 25,2 24,2 60,6 31,5 75,1 57,1 41,4
NFR OTHR totaal -45,5 (125) 6,5 -13,7 (125) 3,9 -69,0 (111.1) -0,3 -8,5 71,4 -12,3 -26,3 -66,7 -13,0 22,0 0,0 22,1 96,2 -78,9 19,8 -69,8 -85,7 6,1 0,0 100,0 6,3 (58.8) 54,1 7,0 -45,5 -22,2 13,1 30,3 55,6 8,5 22,7 51,3 8,3 63,8 44,9 2,6 -23,8 108,1 -2,8 64,9 95,2 0,8 97,8 132,8 20,6 72,3 92,4 31,5 26,3 0,0 0,0 (250) 45,5 11,4 57,1 5,9
A-54
landelijk - Namen immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 43,5 94,9 143,9 5-9 20,9 62,1 73,8 10-14 15,0 100,6 65,1 15-19 11,8 100,4 57,5 20-24 11,7 47,6 19,3 25-29 23,9 15,4 30-34 25,2 21,1 35-39 10,0 25,4 40-44 17,0 12,0 45-49 32,5 50-54 33,3 10,1 55-59 13,0 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 20,4 85,5 49,9 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 69 13 5-9 44 -8 10-14 19 11 15-19 -52 4 20-24 -277 -1 25-29 -105 30-34 -15 (-1) 35-39 -11 40-44 0 45-49 -4 50-54 1 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -331 18
C1PA 15 -8 6 -1 -62 -34 -7 -1 -4 3 -3 0 -
-96
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
(250) 337,7 230,8 128,9 83,0 70,7 59,9 59,3 65,8 35,6 27,2 18,5 15,1 14,6 7,0 7,4 24,4
466,7 199,0 127,0 55,2 42,8 37,4 26,7 13,7 20,0 17,5 11,7 5,6 4,4 2,2 -
200,0 91,3 56,3 31,6 12,8 11,0 10,9 9,8 10,6 4,4 3,7 -
448,3 242,3 224,0 158,7 126,7 128,6 129,0 55,0 20,2 18,9 35,4 53,3 35,1 (90.9)
(176.5) 75,9 123,7 86,6 105,6 141,0 56,6 31,3 52,6 125,0 (100)
(166.7) 205,5 125,0 88,2 61,5 48,3 28,1 22,1 10,0 6,6 3,8 5,1 6,1 17,1 -
47,5
30,8
21,2
141,2
102,4
42,1
SING
(0) 8 40 14 -6 -4 11 -2 15 0 5 -4 2 -5 -13 -8 -2 (-1) 50
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
12 86 75 19 6 10 5 2 24 33 20 -1 -2 -7 -
6 26 73 71 -16 3 -3 10 2 5 -7 -1 -
8 48 47 12 10 15 8 1 -3 -1 0 1 2 (1)
(2) -2 10 11 19 23 2 0 0 2 (0)
(0) 7 12 -3 8 6 -1 2 -1 -4 1 1 0 2 -1 -
282
169
149
67
29
NFR OTHR totaal 69,4 (157.9) 55,7 36,4 45,5 28,5 33,1 131,6 25,8 98,0 164,2 32,6 100,0 54,5 62,4 68,1 63,0 73,5 64,0 22,2 43,9 78,1 48,2 27,7 25,6 25,6 24,8 54,1 42,1 22,1 23,1 18,2 15,6 24,8 18,1 41,7 26,0 16,3 52,6 36,0 14,2 53,1 55,6 12,9 70,3 72,8 18,9 50,9 72,2 19,8 61,1 67,8 30,9 15,2 58,8 27,8 61,6 54,2 33,2
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 29,1 63,3 108,5 5-9 13,3 87,0 85,1 10-14 11,7 64,9 58,1 15-19 20,8 83,7 58,5 20-24 80,5 63,5 89,8 25-29 95,7 89,9 30-34 52,2 (333.3) 45,8 35-39 46,5 29,7 40-44 17,0 28,0 45-49 78,4 8,1 50-54 40,4 55-59 13,0 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 31,9 72,4 67,5
NFR OTHR totaal -2 (2) 97 -10 -1 17 0 -1 35 0 1 -12 -6 -1 -142 -10 4 86 -3 -2 76 0 0 11 0 -2 62 0 3 11 -1 27 -2 3 23 1 4 45 1 4 15 1 4 8 10 16 20 5 18 5 7 9 8 1 3 2 -1 -7 63 393
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 14,4 31,6 35,4 5-9 7,6 -24,8 -11,3 10-14 3,3 35,7 7,0 15-19 -8,9 16,7 -1,0 20-24 -68,8 -15,9 -70,5 25-29 -71,8 -74,6 30-34 -27,0 (-333.3) -24,6 35-39 -36,5 -4,2 40-44 0,0 -16,0 45-49 -78,4 24,4 50-54 33,3 -30,3 55-59 0,0 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -11,5 13,2 -17,6
SING
(250) 233,8 120,9 104,8 93,9 79,0 37,9 64,4 35,0 35,6 21,7 21,8 13,1 18,9 22,1 27,0 40,7 (55.6) 42,4
SING
(0) 103,9 109,9 24,1 -10,8 -8,3 22,0 -5,2 30,9 0,0 5,4 -3,2 2,0 -4,3 -15,1 -19,7 -16,3 (-55.6) 5,1
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
66,7 61,0 47,6 17,8 28,5 17,7 18,8 12,3 9,1 6,2 4,6 6,3 6,2 17,4 -
57,8 35,0 17,9 15,8 10,4 11,8 6,0 9,7 0,7 12,3 6,1 -
172,4 78,5 75,7 95,2 60,0 21,4 43,0 45,9 50,5 28,3 35,4 40,0 -
(58.8) 89,7 96,8 57,7 46,6 42,7 37,7 31,3 52,6 41,7 (100)
(166.7) 109,6 75,0 97,1 43,3 35,7 31,3 14,7 13,4 19,7 6,1 22,7 -
13,5
15,7
58,7
62,7
34,0
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
400,0 138,0 79,4 37,5 14,3 19,7 7,8 1,4 10,9 11,3 7,1 -0,6 -1,8 -15,3 -
200,0 33,4 21,3 13,7 -2,9 0,6 -0,9 3,8 1,0 3,6 -8,6 -6,1 -
275,9 163,8 148,3 63,5 66,7 107,1 86,0 9,2 -30,3 -9,4 0,0 13,3 35,1 (90.9)
(117.6) -13,8 26,9 28,9 59,0 98,3 18,9 0,0 0,0 83,3 (0)
(0) 95,9 50,0 -8,8 18,2 12,6 -3,1 7,4 -3,3 -13,2 3,8 5,1 0,0 17,1 -22,7 -
17,3
5,5
82,5
39,6
8,1
NFR OTHR totaal 78,7 (52.6) 39,2 97,0 90,9 26,1 33,1 157,9 20,9 98,0 149,3 34,2 122,2 63,6 81,0 120,4 31,5 62,9 88,0 44,4 34,7 78,1 48,2 26,3 25,6 42,7 16,7 54,1 10,5 19,9 30,8 13,0 46,9 6,2 14,0 27,8 5,2 8,8 43,9 20,0 11,5 44,2 33,3 10,6 16,2 19,9 12,6 27,8 7,2 17,3 22,2 29,7 23,0 23,5 21,6 21,3 64,4 30,0 29,4
NFR OTHR totaal -9,3 (105.3) 16,5 -60,6 -45,5 2,4 0,0 -26,3 4,9 0,0 14,9 -1,6 -22,2 -9,1 -18,6 -52,4 31,5 10,6 -24,0 -22,2 9,2 0,0 0,0 1,4 0,0 -17,1 8,1 0,0 31,6 2,2 -7,7 5,2 -31,3 18,6 4,0 13,9 20,8 7,6 8,8 16,0 2,7 8,8 22,2 2,3 54,1 53,0 6,3 23,1 65,0 2,5 38,9 38,1 8,0 15,2 35,3 6,2 -21,3 -2,8 24,2 3,8
A-55
stedelijk - Namen immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 28,4 57,4 98,6 5-9 17,3 62,9 67,3 10-14 11,7 49,0 50,6 15-19 6,8 67,5 29,0 20-24 9,9 14,1 21,0 25-29 18,1 11,4 30-34 9,7 17,4 35-39 21,7 14,7 40-44 18,9 20,6 45-49 24,8 50-54 11,2 55-59 18,2 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 14,7 54,8 40,4 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 -26 -9 5-9 -16 8 10-14 -19 -1 15-19 -43 -5 20-24 -143 -5 25-29 -80 -2 30-34 -21 (-1) 35-39 -1 40-44 -1 45-49 50-54 -1 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -351 -15
C1PA -1 7 6 -16 -34 -23 -4 0 -2 2 -2 1 -1
-67
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
(750) 307,7 184,8 136,0 67,4 67,8 59,2 47,0 26,9 26,1 25,8 18,6 11,6 14,1 8,6 5,1 -
230,8 218,1 131,2 70,1 17,4 11,3 16,1 8,1 14,5 8,9 7,8 7,7 7,1 6,5 -
150,0 87,1 32,8 23,2 14,6 8,4 7,3 8,2 4,2 5,3 4,3 13,5 -
437,5 261,6 158,3 121,5 81,1 84,8 72,6 15,6 33,1 20,2 19,0 38,5 23,3 -
350,0 115,9 82,5 66,5 50,2 62,0 33,1 51,7 62,5 (62.5)
(142.9) 133,3 98,3 72,5 42,2 31,4 16,8 10,9 9,9 10,8 4,0 6,5 6,9 9,2 -
53,1
29,3
15,0
119,1
69,5
34,1
SING
(2) 26 55 44 -9 9 7 13 -1 6 13 3 2 2 -15 -9 -3 (-1) 144
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
4 56 37 14 -6 -6 1 4 11 -3 7 2 0 -3 (-1)
-2 -4 -61 -12 -21 -3 4 9 -9 3 2 0 -
9 34 24 6 2 6 5 -2 1 1 -1 1 0 -1
5 1 4 5 3 0 3 2 0 -1 (1)
(-1) 0 -2 4 1 -2 2 1 2 0 -2 0 1 -1 -
117
-94
85
23
3
NFR OTHR totaal 43,5 131,6 39,9 56,6 71,4 28,0 41,7 140,0 21,8 34,3 90,9 24,7 117,1 92,9 74,8 46,2 38,6 68,3 91,7 69,4 39,6 44,1 85,5 27,0 24,4 76,9 21,0 48,8 67,7 18,5 102,6 41,1 12,9 44,4 35,2 14,1 52,6 39,0 13,6 52,1 43,5 13,0 31,6 46,4 12,6 54,4 46,3 17,3 65,4 43,4 20,1 30,9 32,2 17,1 54,5 20,8 18,0 (153.8) 33,3 58,4 51,3 30,2
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 34,9 79,8 100,3 5-9 20,6 35,0 59,7 10-14 15,5 53,1 45,2 15-19 15,7 87,3 41,5 20-24 50,3 84,5 55,1 25-29 74,0 74,1 63,8 30-34 50,2 (166.7) 31,4 35-39 25,3 14,7 40-44 25,2 30,9 45-49 8,3 50-54 41,7 33,7 55-59 60-64 24,4 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 28,9 66,4 51,0
NFR OTHR totaal -4 -2 -42 0 0 -1 2 4 -6 -6 -4 -33 3 -5 -42 -7 -13 -79 5 -3 -16 1 6 -6 -3 5 1 2 5 37 -1 2 11 0 3 15 0 9 21 3 11 24 3 7 15 7 11 21 8 12 0 5 11 7 3 1 0 (2) 1 23 60 -72
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 -6,5 -22,4 -1,7 5-9 -3,2 28,0 7,6 10-14 -3,8 -4,1 5,4 15-19 -8,9 -19,8 -12,5 20-24 -40,4 -70,4 -34,1 25-29 -55,8 -74,1 -52,4 30-34 -40,5 (-166.7) -13,9 35-39 -3,6 0,0 40-44 -6,3 -10,3 45-49 16,5 50-54 -41,7 -22,5 55-59 18,2 60-64 -24,4 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -14,2 -11,6 -10,6
SING
(250) 85,5 120,5 99,8 76,9 56,5 50,4 26,6 28,4 18,6 14,2 16,3 9,7 12,5 24,9 27,8 29,1 (83.3) 42,0
SING
(500) 222,2 64,3 36,3 -9,5 11,3 8,8 20,4 -1,5 7,4 11,6 2,2 1,9 1,7 -16,2 -22,7 -29,1 (-83.3) 11,1
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
76,9 132,1 98,4 44,3 32,3 24,8 14,4 4,8 8,8 10,0 5,3 6,4 7,1 13,0 (62.5)
250,0 95,0 56,4 26,0 19,1 9,1 5,9 4,7 9,0 3,1 1,4 13,5 -
156,3 162,8 95,0 88,4 67,6 48,5 32,3 31,3 24,8 10,1 28,6 19,2 23,3 38,5
100,0 109,8 69,3 52,6 40,8 62,0 8,3 17,2 62,5 45,5
(285.7) 133,3 105,1 63,7 40,5 34,4 12,0 8,2 3,3 10,8 11,9 6,5 18,3 -
21,9
18,5
75,9
55,8
33,4
MAR0
MAR+
153,8 -100,0 86,0 -7,9 32,8 -23,6 25,8 -2,8 -14,9 -4,6 -13,5 -0,6 1,6 1,4 3,2 3,5 5,7 -4,8 -1,1 2,3 2,5 2,8 1,3 0,0 0,0 -6,5 (-62.5) 7,4
-3,5
UNM0
281,3 98,8 63,3 33,1 13,5 36,4 40,3 -15,6 8,3 10,1 -9,5 19,2 0,0 -38,5
43,3
UNM+
H1PA
250,0 (-142.9) 6,1 0,0 13,2 -6,8 13,9 8,8 9,4 1,7 0,0 -3,0 24,8 4,8 34,5 2,7 0,0 6,6 -45,5 0,0 (62.5) -7,9 0,0 6,9 -9,2 -
13,8
0,7
NFR OTHR totaal 62,8 184,2 47,9 56,6 71,4 28,2 27,8 60,0 22,7 60,1 131,3 29,5 107,0 115,0 80,2 86,7 101,4 77,9 45,9 90,3 41,6 29,4 34,2 27,8 97,6 42,0 20,9 30,1 11,3 128,2 27,4 10,9 44,4 20,1 11,3 52,6 9,7 10,1 20,8 11,6 8,8 23,2 8,3 6,8 19,5 10,8 28,0 16,0 20,1 5,0 11,1 13,9 18,0 16,7 48,8 36,1 30,9
NFR OTHR totaal -19,3 -52,6 -8,1 0,0 0,0 -0,2 13,9 80,0 -0,9 -25,8 -40,4 -4,8 10,0 -22,1 -5,4 -40,5 -62,8 -9,7 45,9 -20,8 -2,0 14,7 51,3 -0,8 -73,2 35,0 0,1 48,8 37,6 7,2 -25,6 13,7 2,1 0,0 15,1 2,8 0,0 29,2 3,5 31,3 31,9 4,2 31,6 23,2 4,3 47,6 26,8 6,5 37,4 27,4 0,0 30,9 27,2 6,0 54,5 6,9 0,0 (153.8) 16,7 9,5 15,2 -0,7
A-56
landelijk+druk - Verviers immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 31,9 56,6 150,0 5-9 15,3 108,7 101,4 10-14 11,1 162,8 47,3 15-19 9,6 148,1 16,1 20-24 7,1 19,1 25-29 10,7 29,6 30-34 10,4 20,6 35-39 32,3 30,3 40-44 25,6 13,3 45-49 (125) 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 15,1 97,9 37,8 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 13 -3 5-9 -1 3 10-14 -2 4 15-19 -8 2 20-24 -76 (-1) 25-29 -35 30-34 -3 35-39 2 40-44 1 45-49 (1) 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -108 5
C1PA 7 3 2 -14 -18 -8 -3 1 0 -2 -
-32
SING
MAR0
(133.3) 177,2 105,7 79,4 48,5 55,6 55,1 25,2 20,2 12,3 3,2 7,5 87,0
(111.1) 177,7 112,8 61,7 19,4 12,8 13,8 16,0 11,0 19,3 5,3 14,5 -
90,9 41,5 21,4 14,0 11,0 9,0 3,9 1,3 3,6 -
37,4
31,7
15,6
SING
MAR0
MAR+
MAR+
(0) 6 5 1 -2 -5 4 -1 2 -2 1 -1 0 0 -3 2
(-1) 33 29 7 -3 1 1 1 0 11 -1 4 -1 -
4 26 -3 1 2 5 -1 1 1 -
7
81
36
UNM0
(333.3) 204,3 150,0 62,5 131,6 28,6 43,5 40,0 -
106,7
UNM0
(0) 10 8 0 5 0 1 0 -3 (-1)
20
UNM+
H1PA
181,8 173,1 98,4 104,5 74,1 (157.9)
(250) 108,1 104,5 46,0 28,8 50,0 11,4 11,5 12,5 -
113,1
30,3
UNM+
H1PA
-1 5 -1 6 2 (3)
(1) -2 4 0 -3 3 0 0 0 -2 -1 -
14
0
NFR OTHR totaal (58.8) 38,3 (58.8) (333.3) 24,2 (55.6) (76.9) 18,7 184,2 (300) 19,7 121,2 62,5 54,6 (117.6) 58,8 59,7 (83.3) (117.6) 33,9 (500) (66.7) 26,1 (181.8) 17,1 45,5 18,4 26,3 9,6 (200) 31,7 9,3 12,7 10,1 (76.9) 40,4 8,9 29,9 8,5 20,8 57,7 9,0 40,0 73,2 20,4 59,5 19,2 137,9 75,0 73,0
55,0
25,9
NFR OTHR totaal (0) 17 (-1) (2) 6 (-1) (-2) 1 3 (0) -18 2 -3 -43 (1) -1 28 (1) (2) 5 (5) (0) 15 (1) -1 (-1) 1 16 1 0 (2) 2 4 -2 6 (1) 3 3 1 4 1 5 5 2 9 10 2 -1 4 6 16
24
63
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 23,8 113,2 62,5 5-9 15,8 43,5 79,7 10-14 12,3 69,8 35,5 15-19 14,4 74,1 72,6 20-24 61,0 (62.5) 87,8 25-29 72,8 88,9 30-34 26,0 51,5 35-39 10,8 15,2 40-44 13,3 45-49 40,0 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 26,9 72,2 61,1 migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 8,1 -56,6 87,5 5-9 -0,5 65,2 21,7 10-14 -1,2 93,0 11,8 15-19 -4,8 74,1 -56,5 20-24 -53,9 (-62.5) -68,7 25-29 -62,2 -59,3 30-34 -15,6 -30,9 35-39 21,5 15,2 40-44 25,6 0,0 45-49 (125) -40,0 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -11,9 25,8 -23,3
SING
MAR0
(133.3) 139,2 83,7 74,1 60,6 95,2 23,6 31,4 10,1 8,4 9,3 3,7 3,2 7,5 31,3 -
(222.2) 41,3 49,9 30,8 38,7 6,4 9,2 13,4 11,0 6,0 6,6 4,8 3,2 -
70,7 18,6 23,2 13,4 9,7 4,5 4,8 -
34,9
15,4
12,0
SING
MAR0
(0) (-111.1) 38,0 136,4 22,0 62,9 5,3 30,8 -12,1 -19,4 -39,7 6,4 31,5 4,6 -6,3 2,7 10,1 0,0 -8,4 13,3 3,1 -1,3 -3,7 9,6 0,0 -3,2 0,0 -31,3 87,0 2,4
16,4
MAR+
MAR+
20,2 23,0 -1,8 0,6 1,4 4,5 -1,0 1,3 3,6 -
3,6
UNM0
(333.3) 96,8 70,0 62,5 28,6 40,0 130,4 (52.6)
62,2
UNM0
(0) 107,5 80,0 0,0 131,6 0,0 43,5 0,0 -130,4 (-52.6)
44,4
UNM+
H1PA
227,3 76,9 114,8 14,9 -
(125) 162,2 44,8 46,0 57,7 20,0 11,4 11,5 12,5 25,3 25,6 -
62,0
30,3
UNM+
H1PA
-45,5 96,2 -16,4 89,6 74,1 (157.9)
(125) -54,1 59,7 0,0 -28,8 30,0 0,0 0,0 0,0 -25,3 -25,6 -
51,1
0,0
NFR OTHR totaal (58.8) 28,6 (117.6) 21,4 (111.1) (230.8) 18,2 105,3 (300) 28,6 60,6 156,3 71,9 (58.8) 88,2 49,5 32,0 (66.7) 19,7 (90.9) 17,6 (125) 8,9 9,6 7,1 38,0 6,7 10,1 7,0 14,9 4,3 9,6 3,4 4,7 35,7 23,0 34,1
27,5
23,9
NFR OTHR totaal (0) 9,7 (-58.8) (333.3) 2,9 (-55.6) (-153.8) 0,5 78,9 (0) -8,9 60,6 -93,8 -17,4 (58.8) -29,4 10,1 (83.3) (117.6) 1,9 (500) (0) 6,4 (90.9) -0,5 (-125) 45,5 9,5 26,3 0,0 (200) 31,7 2,2 -25,3 3,4 (76.9) 30,3 1,9 14,9 4,3 20,8 48,1 5,6 40,0 73,2 15,7 23,8 -3,8 137,9 75,0 38,9
27,5
2,0
A-57
landelijk - Verviers immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 29,0 113,1 101,3 5-9 13,2 74,9 61,6 10-14 8,3 76,2 43,0 15-19 6,1 54,1 41,7 20-24 5,0 27,4 23,1 25-29 10,4 45,5 10,7 30-34 10,6 7,7 35-39 11,4 8,5 40-44 7,8 45-49 18,2 13,1 50-54 55-59 29,9 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 12,0 79,2 36,5 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 87 23 5-9 27 8 10-14 -11 10 15-19 -44 3 20-24 -258 -3 25-29 -122 -1 30-34 -23 (-2) 35-39 -4 (-1) 40-44 -2 45-49 -1 50-54 -1 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -352 37
C1PA 15 11 5 -6 -59 -21 -11 -3 0 2 1
-66
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
219,5 104,7 81,0 45,3 47,1 42,8 33,5 25,6 21,8 10,4 7,4 7,1 8,9 2,4 5,8 -
303,0 112,9 63,0 31,5 25,6 10,8 12,8 10,8 11,5 5,1 4,4 2,7 11,4 1,6 -
186,0 71,9 39,9 19,6 11,1 6,1 3,1 4,2 6,3 2,2 2,4 4,5 -
325,0 151,8 100,6 58,2 88,5 47,9 32,3 34,7 22,2 40,0 -
200,0 141,2 106,8 105,7 82,1 49,0 52,6 16,4 90,9
29,2
19,0
13,0
74,3
89,2
SING
MAR0
MAR+
UNM0
7 33 11 -7 -2 3 -5 -6 12 -7 -3 -2 1 -11 -3 -
2 88 91 12 3 -1 8 11 24 2 1 -5 11 -4 -2 -
6 19 66 37 17 -7 -8 1 3 -3 0 -1 0 -
7 33 44 7 11 3 -2 4 2 4 -2 -
21
241
130
111
(250)
UNM+
1 10 14 21 9 5 5 1 2
(1)
69
H1PA
(222.2) 145,8 94,2 53,1 51,7 30,3 27,1 20,4 10,1 5,2 5,2 4,6 4,4 6,9 30,6
H1PA
(2) 3 8 1 13 1 3 2 1 1 0 0 1 0 -1 35
NFR OTHR totaal 38,9 130,4 38,0 34,8 263,2 20,4 9,1 150,0 14,9 28,3 134,0 18,4 67,7 103,2 39,3 105,9 50,6 46,9 51,0 100,0 27,6 40,0 104,0 21,2 21,7 46,9 12,8 25,6 53,8 10,8 25,0 40,2 9,9 20,4 45,5 11,6 11,6 26,9 6,6 36,0 13,2 5,5 39,4 57,1 8,0 13,5 53,7 13,8 30,5 52,7 13,7 16,9 55,2 19,2 15,2 29,9 14,5 37,0 57,0 20,8
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 17,2 55,3 73,7 5-9 10,1 50,9 49,1 10-14 9,6 43,0 38,4 15-19 11,3 40,5 46,0 20-24 43,1 68,5 70,2 25-29 57,4 90,9 42,7 30-34 37,5 (285.7) 35,9 35-39 22,7 (1000) 16,9 40-44 11,0 7,8 45-49 36,4 50-54 45,5 55-59 14,9 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 20,0 52,1 45,7
NFR OTHR totaal -5 3 123 -2 9 53 -5 4 3 -7 4 -25 -9 10 -133 3 1 94 1 9 45 -1 5 47 -1 4 5 1 5 8 1 6 19 1 4 48 -1 4 2 -1 4 -1 3 10 5 1 17 32 7 25 17 1 19 15 1 5 5 -12 148 362
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 11,8 57,8 27,6 5-9 3,0 24,0 12,6 10-14 -1,3 33,1 4,6 15-19 -5,2 13,5 -4,3 20-24 -38,1 -41,1 -47,1 25-29 -47,0 -45,5 -32,0 30-34 -27,0 (-285.7) -28,2 35-39 -11,4 (-1000) -8,5 40-44 -11,0 0,0 45-49 -18,2 13,1 50-54 -45,5 55-59 14,9 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -8,0 27,1 -9,2
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
134,1 63,6 72,6 52,1 49,5 39,2 40,8 32,6 9,9 15,6 9,1 8,5 8,3 11,1 11,6 -
242,4 37,6 18,2 19,3 21,3 12,0 5,5 5,2 4,0 4,6 4,2 5,0 4,4 8,0 10,5 -
46,5 49,9 25,8 14,9 9,0 7,0 4,6 4,0 5,4 3,5 2,4 2,1 4,5 -
150,0 62,3 17,1 32,7 31,3 31,9 45,2 6,9 7,4 8,0 16,1 -
150,0 84,7 68,5 54,1 55,7 28,6 15,0 -
27,8
9,1
10,3
29,0
51,2
SING
MAR0
MAR+
UNM0
85,4 41,1 8,4 -6,8 -2,4 3,7 -7,3 -7,0 11,9 -5,2 -1,7 -1,4 0,6 -8,8 -5,8 -
60,6 75,3 44,8 12,2 4,3 -1,2 7,3 5,7 7,4 0,5 0,3 -2,3 7,0 -6,4 -10,5 -
139,5 22,0 14,1 4,7 2,1 -0,9 -1,5 0,2 0,9 -1,3 0,0 -2,1 0,0 -
175,0 89,4 83,5 25,5 57,3 16,0 -12,9 27,8 14,8 32,0 -16,1 -
1,3
9,9
2,8
45,3
UNM+
50,0 56,5 38,4 51,6 26,4 20,4 37,6 16,4 90,9
(250)
38,0
H1PA
114,6 65,2 50,7 29,3 28,8 21,3 15,8 7,6 2,6 5,2 4,6 6,9 45,5 23,3
H1PA
(222.2) 31,3 29,0 2,4 22,4 1,5 5,8 4,5 2,5 2,6 0,0 0,0 4,4 0,0 -45,5 7,2
NFR OTHR totaal 66,7 23,6 52,2 26,3 15,3 54,5 50,0 14,6 61,3 92,8 20,8 101,5 38,7 50,4 88,2 44,9 39,6 40,8 25,0 23,9 53,3 64,0 17,1 43,5 15,6 12,4 15,4 9,8 5,7 7,8 25,3 6,0 23,3 9,0 6,3 45,0 5,7 15,7 21,4 6,9 9,0 12,2 6,6 3,8 3,9 7,9 11,3 2,8 8,1 2,4 41,9 17,0 18,5
NFR OTHR totaal -27,8 130,4 14,4 -17,4 236,8 5,1 -45,5 100,0 0,3 -33,0 41,2 -2,4 -33,8 64,5 -11,1 17,6 5,6 7,3 10,2 75,0 3,6 -13,3 40,0 4,1 -21,7 31,3 0,5 25,6 38,5 0,9 25,0 34,5 2,2 20,4 20,2 5,6 -11,6 17,9 0,2 -9,0 13,2 -0,1 23,6 35,7 1,0 4,5 41,5 7,2 26,7 48,8 5,8 5,6 52,5 11,1 15,2 29,9 12,1 -4,9 40,0 2,3
A-58
stedelijk - Verviers immigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 28,5 84,7 123,0 5-9 19,6 134,1 85,7 10-14 20,5 78,3 87,2 15-19 17,6 83,3 55,2 20-24 7,8 30,3 26,3 25-29 7,7 19,2 30-34 31,0 34,5 35-39 23,6 9,4 40-44 24,7 8,9 45-49 14,1 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 18,9 90,9 58,1 migratiesaldo leeftijd CMAR CUNM 1-4 -24 -4 5-9 -10 2 10-14 26 -4 15-19 -16 -6 20-24 -106 -1 25-29 -57 30-34 -8 35-39 -1 40-44 0 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal -196 -13
C1PA 2 -2 15 -6 -33 -19 -1 -6 1 1 -
-48
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
(666.7) 129,0 122,9 105,3 83,6 35,5 32,3 23,1 20,3 13,2 11,4 -
202,7 234,1 120,3 100,9 81,6 75,8 43,4 17,7 23,4 22,1 18,1 4,2 9,7 4,7 6,6 -
(142.9) 216,3 111,8 43,5 5,3 7,3 9,0 11,0 3,7 5,0 1,3 4,3 9,6 13,0
95,2 105,3 36,6 23,5 19,4 11,3 10,6 6,3 3,1 4,6 8,2 6,9 26,3 -
590,9 171,9 142,1 97,1 111,1 84,3 67,6 34,5 47,6 50,8 45,5 22,2 -
(363.6) 145,5 107,1 69,4 69,4 51,3 54,5 -
49,0
21,3
18,5
105,4
81,8
SING
(-1) 2 39 10 3 -1 9 -3 -7 -2 6 5 -4 -12 -15 -12 -4 (-1) 12
MAR0
MAR+
UNM0
(-1) 37 10 -2 -4 -2 2 -1 -6 -11 -8 -3 -7 -3 0 (-1)
0 3 -39 -13 1 4 8 2 3 -4 0 -1 2 -
9 15 7 8 5 4 5 0 2 3 2 0 -1 -
0
-34
59
UNM+
(3) 8 13 -4 -2 -2 -3 -2 -1 (-2) (-1) (-1)
6
51,6
H1PA
(3) -1 -2 9 2 -5 -1 1 -1 1 -1 0 -1 -1 -
3
NFR OTHR totaal 50,6 (125) 44,8 82,0 166,7 37,1 60,0 71,4 33,6 106,1 111,1 40,4 108,7 115,4 79,3 72,7 105,3 67,0 65,6 44,4 (66.7) 108,7 35,6 61,2 23,7 28,6 19,1 (52.6) 22,7 11,2 79,4 10,0 95,2 31,9 11,2 27,8 17,4 8,5 90,9 6,3 69,8 29,6 9,0 61,2 45,5 13,8 31,3 18,5 11,2 (71.4) 5,4 63,2 49,7 32,5
emigratie per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA 1-4 39,5 101,7 116,5 5-9 23,4 122,0 89,8 10-14 10,4 113,0 56,8 15-19 23,9 138,9 64,0 20-24 66,6 60,6 92,9 25-29 95,8 110,6 30-34 66,4 43,1 35-39 31,5 66,0 40-44 24,7 45-49 50-54 55-59 60-64 65-69 70-74 75-79 80-84 85-89 90-94 95+ totaal 34,1 110,3 73,1
NFR OTHR totaal -3 (-1) -30 2 3 -5 1 0 37 0 1 -11 -4 0 -43 -3 0 -80 -6 -1 -15 (0) 3 -3 (-1) -1 7 (-2) -1 6 (-1) -2 -10 2 -3 1 2 -4 0 -2 -5 2 -3 -9 2 1 -17 3 6 -10 1 -2 -13 (0) -5 -1 -8 5 -214
migratiesaldo per 1000 inwoners leeftijd CMAR CUNM C1PA SING MAR0 MAR+ UNM0 UNM+ 1-4 -11,0 -16,9 6,5 5-9 -3,8 12,2 -4,1 10-14 10,0 -34,8 30,4 (-1000) 15-19 -6,3 -55,6 -8,7 27,0 (-71.4) 0,0 409,1 (272.7) 20-24 -58,8 -30,3 -66,7 95,1 103,9 7,9 78,1 72,7 25-29 -88,1 -91,3 16,3 19,3 -27,4 35,5 66,3 30-34 -35,4 -8,6 6,4 -7,9 -6,1 77,7 -23,1 35-39 -7,9 -56,6 -2,6 -21,1 0,5 61,7 -13,9 40-44 0,0 8,9 22,0 -7,3 1,8 48,2 -25,6 45-49 14,1 -8,7 6,0 5,3 67,6 -54,5 50-54 -17,7 -1,6 1,6 0,0 -54,1 55-59 -4,3 -5,5 3,1 31,7 -41,7 60-64 9,5 -7,9 -6,2 50,8 (-166.7) 65-69 6,0 -5,4 0,0 30,3 (-100) 70-74 -5,6 -3,2 -6,9 0,0 75-79 -14,5 -10,1 26,3 -29,4 (-500) 80-84 -23,5 -9,6 85-89 -39,7 0,0 90-94 -54,8 (-125) 95+ (-142.9) totaal -15,2 -19,4 -15,1 1,6 0,0 -2,5 53,2 7,0
SING
(1000) 175,7 139,0 104,1 94,4 84,2 53,8 52,0 35,4 27,7 12,6 12,0 9,8 24,2 28,3 46,4 54,8 (142.9) 47,5
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
(333.3) 145,2 134,1 65,8 76,4 51,6 36,9 17,3 27,0 6,6 7,6 11,4 12,2 18,5 -
(214.3) 112,4 92,5 51,4 26,3 14,6 3,0 12,6 9,2 12,9 6,7 7,5 10,1 19,3 13,0 (125)
95,2 97,4 64,0 29,6 19,0 9,5 5,3 4,8 10,8 8,2 13,8 -
181,8 93,8 106,6 19,4 49,4 36,1 34,5 15,9 15,2 22,2 29,4 -
(90.9) 72,7 40,8 92,5 83,3 76,9 109,1 54,1 41,7 (166.7) (100)
21,3
21,0
52,3
74,8
(500)
50,2
H1PA
(333.3) -16,1 -11,2 39,5 7,3 -16,1 -4,6 5,8 -6,8 6,6 -7,6 0,0 -12,2 -18,5 -
1,4
NFR OTHR totaal 88,6 (187.5) 55,4 49,2 66,7 38,6 40,0 71,4 22,3 106,1 88,9 43,5 152,2 115,4 89,9 127,3 105,3 86,4 136,4 82,0 48,4 (66.7) 43,5 36,5 (62.5) 81,6 21,8 (142.9) 57,1 16,8 (105.3) 68,2 14,9 47,6 11,1 47,6 10,6 12,6 27,8 34,8 10,2 30,3 33,7 10,7 23,3 22,2 18,0 15,2 21,5 30,9 32,1 (71.4) 32,4 34,5 73,5 46,4 36,6
NFR OTHR totaal -38,0 (-62.5) -10,7 32,8 100,0 -1,5 20,0 0,0 11,3 0,0 22,2 -3,0 -43,5 0,0 -10,7 -54,5 0,0 -19,4 -136,4 -16,4 -3,9 (0) 65,2 -0,8 (-62.5) -20,4 1,9 (-142.9) -28,6 2,2 (-52.6) -45,5 -3,7 31,7 -1,0 47,6 21,3 -1,3 0,0 -17,4 -1,6 60,6 -33,7 -4,4 46,5 7,4 -9,0 61,2 30,3 -7,7 31,3 -12,3 -20,8 (0) - -27,0 -34,5 -10,3 3,4 -4,1
A-59
6 Migraties van huishoudens naar inkomensstructuur Didier Willaert
Inleiding Deze paper behandelt de ruimtelijke verschillen van de migratie van huishoudens naar inkomenstype. Na de studie van individuele migratiestromen naar huishoudenspositie (Willaert, 2000a) is dit een vervolg gebaseerd op gegevens van de koppeling Rijksregistervolkstelling. Aan de hand van de voorliggende analyse kan ondermeer worden nagegaan in welke mate de stadsvlucht wordt gedragen door huishoudens met diverse financiële draagkrachten. Dit artikel bestaat uit vier delen: (1) een algemene beschrijving van de data en de problemen die gepaard gaan met de analyse; (2) een overzicht van de ruimtelijke verschillen van de stock naar inkomenstype; (3) het ruimtelijk patroon van het migratiesaldo naar inkomenstype; en (4) de relatie tussen stock en migratie naar inkomenstype.
Setup Data Het bestuderen van migratie naar inkomenstype is mogelijk geworden door de anonieme koppeling van de bestanden van het Rijksregister en de volkstelling, uitgevoerd op het Steunpunt Demografie. Dankzij deze statistische matching kan men voor iedere persoon aanwezig op het moment van de volkstelling de migratiegeschiedenis tussen 1-3-1989 en 1-31993 reconstrueren. Daarenboven komen via de volkstelling een hele reeks nieuwe covariaten, waaronder het inkomenstype, beschikbaar. Voor meer informatie over deze koppeling van beide databanken, zie Willaert (2000) en Deboosere & Gadeyne (1999). Migratie van huishoudens In tegenstelling tot migratie op individueel vlak, stelt migratie op huishoudensniveau een aantal extra problemen. Indien bijvoorbeeld van een vijfpersoonshuishouden wonende in gemeente x, enkel één persoon verhuist naar gemeente y, is er dan een migratie van een huishouden opgetreden of niet? Vermits in gemeente x nog steeds een huishouden woont, zij het dan onder een andere vorm (een vierpersoonshuishouden), zou het antwoord negatief kunnen zijn. Of moeten we dit gelijkstellen aan 1/5 migratie van een huishouden? Huishoudensvorming en -dissolutie spelen een belangrijke rol bij de migratie van huishoudens. We hebben echter geen informatie betreffende deze processen: gegevens over de huishoudenspositie zijn namelijk maar voor één tijdstip, de volkstelling, beschikbaar. In deze paper worden de interne migraties van de referentiepersonen van het huishouden bekeken. We moeten opmerken dat een migratie van een referentiepersoon niet altijd overeenkomt met een migratie van een volledig huishouden. Bij een scheiding kan het 1
bijvoorbeeld zijn dat de referentiepersoon emigreert, terwijl zijn echtgenote in hetzelfde huis blijft wonen. Deze benadering is dus een duidelijke vereenvoudiging en geeft onder andere aanleiding tot problemen bij de berekening van een migratiesaldo (zie verder). Inkomenstypologie De volkstelling bevat geen gegevens over de grootte van het inkomen, wel over het type inkomen (vervangingsinkomen of inkomen uit arbeid; voltijds of deeltijds) en het aantal inkomens in een huishouden. Voor de koppeling van huishoudens en inkomen werd de inkomenssituatie van elk lid van het huishouden gebruikt om een typologie van de inkomensstructuur, met ondermeer het onderscheid tussen één- en meerverdieners, aan te maken. Het onderscheid naar het aantal inkomens wordt gekoppeld aan het feit of een inkomen al dan niet volledig uit arbeid (voltijds of deeltijds) wordt gehaald. Deze typologie is gebaseerd op de indeling in 11 klassen in Deboosere et al. (1997): Huishoudens met: 1. geen inkomen 2. enkel één vervangingsinkomen 2.a. leeftijd hoofd van het huishouden is 20-54 jaar 2.b. leeftijd hoofd van het huishouden is 55 jaar of ouder 3. één inkomen uit arbeid 3.a. éénpersoonshuishoudens 3.b. meerpersoonshuishoudens 4. twee inkomens waaronder één vervangingsinkomen 5. twee inkomens uit arbeid 6. drie inkomens of meer Voor huishoudens met enkel één vervangingsinkomen, werd een opsplitsing uitgevoerd naar enerzijds huishoudens waarvan de referentiepersoon jonger is dan 55 jaar, en anderzijds huishoudens waarvan de referentiepersoon ouder of gelijk is aan 55 jaar. Dit om de verschillen na te gaan tussen huishoudens met referentiepersonen die tot de actieve bevolking behoren en huishoudens met referentiepersonen die niet meer actief zijn. Bij de éénverdieners wordt een onderscheid gemaakt tussen éénpersoonshuishoudens en meerpersoonshuishoudens. Voor de huishoudens zonder inkomen werd geen verdere analyse gemaakt omdat na controle bleek dat hier non-respons door het NIS werd vermengd met de reële categorie zonder inkomen. Hetzelfde probleem wordt trouwens gesignaleerd door Stoop en Surkyn (1997) bij hun analyse van de non-respons in de volkstelling als geheel. Hieruit bleek ondermeer dat bepaalde categorieën van personen (jongeren, alleenstaanden, Europese vreemdelingen) een selectieve uitval hebben wegens non-respons op diverse variabelen, en dat er tevens markante lokale verschillen in dit opzicht bestaan. Bovendien zijn er indicaties dat de non-respons niet enkel bij lager geschoolde en kansarme gezinnen gesitueerd is, maar eveneens bij de allerhoogste inkomensgroepen (Stoop en Surkyn, 1997, p. 11).
2
Problemen bij de analyse De studie van migratie van huishoudens naar inkomenstype levert een aantal problemen en beperkingen op. Dit maakt dat met de interpretatie van de resultaten voorzichtig moet worden omgesprongen. Neem bijvoorbeeld de volgende situatie: Bij een echtscheiding van een tweeverdienend koppel emigreert de referentiepersoon (in dit geval de echtgenoot) naar een andere Belgische gemeente. Tegelijkertijd met die migratie verandert zijn huishoudenspositie (hij wordt alleenstaand) en inkomenstype (hij wordt een éénverdiener). De echtgenote, anderzijds, blijft in dezelfde gemeente wonen. Ze wordt eveneens alleenstaand en verliest haar job waardoor ze met een vervangingsinkomen moet rondkomen. Dit voorbeeld toont duidelijk de complexiteit bij de analyse van migratie van huishoudens naar inkomenstypologie: tegelijk met de migratie kunnen zowel de samenstelling van het huishouden als de inkomensstructuur veranderen. Vermits de covariaten maar op één moment (de volkstelling) zijn gekend, stuiten we hier reeds op een belangrijke beperking bij het gebruik van de beschikbare data. Ofwel is de inkomenstype en de huishoudenssamenstelling bij aankomst gekend (migratie in het jaar vóór de volkstelling), ofwel is het inkomenstype en de huishoudenssamenstelling bij vertrek gekend (migratie in het jaar na de volkstelling), maar niet allebei tegelijk. Een migratiesaldo kan derhalve enkel berekend worden bij benadering. Toch kunnen we uit het huidige bestand zinvolle informatie betreffende migratie en inkomensstructuur halen. Zoals aangeduid op onderstaand schema (Figuur 1), weten we welk inkomenstype de referentiepersonen die immigreren in het jaar vóór de volkstelling aan een welbepaalde gemeente hebben toegeleverd (lijn A), en voor het jaar volgend op de volkstelling, welke inkomenstypen zijn weggevallen uit die gemeente door emigratie (lijn B).
Figuur 1: Schematisch overzicht van de analyse van migratie naar inkomenstypologie
VOLKSTELLING 1-3-90
RETROSPECTIEF
1-3-91
PROSPECTIEF
1-3-92
referentiepersonen
die
A flux referentiepersonen die immigreren
flux
in gemeente x met inkomenstype y
emigreren uit gemeente x met
toegeleverd op 1-3-91
inkomenstype y afgevloeid vanaf 1-3-91
B referentiepersoon en en inkomenstype y van elk gezin gekend in elke gemeente x
3
In vergelijking met de studie van interne migratie naar huishoudenspositie op individueel niveau (Willaert, 2000a), dat volgens een gelijkaardig schema werd uitgevoerd, moeten een aantal bijkomende opmerkingen gemaakt worden: • Het aantal immigraties van referentiepersonen (lijn A, Figuur 1) ligt significant hoger dan het aantal emigraties (lijn B) (Tabel 1). Men zou verwachten dat het verschil tussen (1) de som van alle interne immigraties en (2) de som van alle interne emigraties, nul is (iedereen die vertrekt vanuit een gemeente moet ook in een andere gemeente toekomen). Dat dit niet zo is, heeft te maken met het feit dat het migratiesaldo over twee jaren wordt berekend maar vooral met de tellingmethode. Eenzelfde migratiebeweging kan namelijk wel of niet worden opgetekend als een migratie van een referentiepersoon, naargelang het een immigratie of een emigratie betreft. Bijvoorbeeld: als een thuisverlater emigreert is dit in principe nooit als referentiepersoon. Anderzijds, als hij immigreert kan dit wel het geval zijn. Deze verschillen zijn het grootst in de leeftijdscategorie 20-34 jaar, waar ook veruit de meeste migraties en veranderingen in de samenstelling van het huishouden optreden. De afwijking tussen immigraties en emigraties verklaart ook voor een deel waarom nagenoeg alle Belgische gemeenten een positief intern migratiesaldo van referentiepersonen hebben (Kaart 1). Toch is het duidelijk dat de stadsvlucht van referentiepersonen minder sterk is dan de stadsvlucht van individuen. Enkel de grootsteden Antwerpen, Luik en Brussel, en een 30-tal andere, voornamelijk perifere gemeenten hebben een vertrekoverschot van referentiepersonen. • Het feit dat een referentiepersoon in een bepaalde gemeente immigreert betekent niet noodzakelijk dat hij/zij het inkomenstype zoals opgemeten op het moment van de volkstelling heeft toegeleverd aan die gemeente. Neem bijvoorbeeld het gaan samenwonen van twee alleenstaanden, allebei met een voltijds inkomen uit arbeid, in gemeente x. Stel dat de man, referentiepersoon op het moment van de volkstelling, immigreerde en dat de vrouw reeds in Tabel 1: Interne verhuisbewegingen van referentiepersonen, volledige huishoudens, fracties van huishoudens en individuele personen.
Immigraties (lijn A, Figuur 1)
Emigraties (lijn B, Figuur 1)
Referentiepersonen Migratie binnen een gemeente Migratie tussen gemeenten Totaal
191 851 154 889 346 740
164 790 130 765 295 555
Volledige huishoudens (*)
333 737
275 412
Fracties van huishoudens (**)
362 652
339 062
Aantal personen
803 312
790 310
* Elk lid van het huishouden, zoals samengesteld op het moment van de volkstelling, is verhuisd (zowel binnen een gemeente als tussen gemeenten). ** Indien maar een deel van het huishouden is verhuisd, wordt dit ook meegeteld. Een thuisverlater uit een gezin van 4 personen, bijvoorbeeld, komt overeen met een emigratie van 0.25 (1/4).
4
Migratiesaldo van referentiepersonen per 1000 referentiepersonen 15,8 - 85,8 11,3 - 15,8 8,5 - 11,3 5,1 - 8,5 0 - 5,1 -16,9 0
(111) (111) (107) (112) (113) (36)
migratiebekken 0
30
km
60
gemeente x woonde. Het resultaat van die migratie is dan een huishouden met twee voltijdse inkomens, maar de referentiepersoon heeft maar één voltijds inkomen aan die gemeente toegevoegd. Omgekeerd, bij een scheiding van een koppel en enkel een emigratie van de referentiepersoon, zal dit worden gelijkgesteld aan een emigratie van een huishouden met twee voltijdse inkomens. Inderdaad, door deze scheiding verdwijnt een huishouden met twee voltijdse inkomens, maar er komt ook een huishouden met één inkomen bij. Dat laatste wordt in onze analyse echter niet opgetekend.
Ruimtelijk patroon van de inkomenstypologie Voorafgaand aan de studie van migratie naar inkomen wordt eerst een overzicht gegeven van de ruimtelijke verschillen van de inkomenstypen op gemeentelijk niveau. Huishoudens met enkel één vervangingsinkomen a) leeftijd referentiepersoon is 20-54 jaar De percentages huishoudens met één vervangingsinkomen op jongere leeftijd zijn voornamelijk éénoudergezinnen en alleenstaanden: tussen de 40 en de 50 percent van de éénoudergezinnen met de ouder in de leeftijdsklasse 20-29 jaar moeten leven van enkel één vervangingsinkomen. Op middelbare leeftijd (40-54 jaar) neemt dit aandeel af tot 16 à 20 percent (Deboosere et al., 1997). Bij de alleenstaanden van 20-44 jaar zijn 11 tot 16 percent afhankelijk van enkel één vervangingsinkomen. Dit percentage begint op oudere leeftijd sterk op te lopen: respectievelijk 22, 37, 58 en 83 percent in de leeftijdsklassen 45-49, 50-54, 55-59 en 60-65 jaar. De hoge percentages voor vijftigers weerspiegelen de reeds hoge arbeidsuitstoot op deze leeftijd. Ruimtelijk tekenen zich drie gebieden af met een hoog aandeel aan huishoudens met één vervangingsinkomen en waarvan de referentiepersoon tussen de 20 en 55 jaar oud is (Kaart 2): (1) de oude industriële as Doornik-Bergen-Charleroi-Namen-Luik, met een zuidelijke uitloper in de provincie Namen; (2) de Limburgse mijnstreek (Genk, Houthalen-Helchteren, Heusden-Zolder, Beringen); (3) typisch (groot)stedelijke gebieden, met vooral het noordwestelijk deel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en in mindere mate Antwerpen, Gent, Leuven en een aantal kustgemeenten (De Panne, Nieuwpoort, Middelkerke en Bredene). Het grootste deel van Vlaanderen (de provincie Limburg uitgezonderd), de Oostkantons en een aantal gemeenten in de provincie Luxemburg, daarentegen, worden gekenmerkt door lage proporties huishoudens met één vervangingsinkomen. De kaart van de huishoudens met enkel één vervangingsinkomen komt grotendeels overeen met de kaart van de werkzoekenden (cfr. Kaart 13.3 in Mérenne et al., 1998). Deze werkloosheid wordt in sommige gebieden nog onderschat door de aanwezigheid van een belangrijk aantal personen die met vervroegd pensioen zijn. Dit is het geval in Limburg en het oude Waalse industriebekken (cfr. Kaart 13.1 in Mérenne et al., 1998). Programma’s voor vervroegde pensionering werden daar namelijk in grote mate toegepast, met name in het kader van de herstructurering van de steenkoolbekkens en de metaalnijverheid.
6
Aandeel huishoudens met enkel 1 vervangingsinkomen (%) leeftijd hoofd van het huishouden = 20-54 jaar 5,7 - 12,6 (91) 4,2 - 5,7 (100) 3,4 - 4,2 (94) 2,5 - 3,4 (129) 0,7 - 2,5 (175)
migratiebekken 0
30
km
60
Aandeel huishoudens met enkel 1 vervangingsinkomen (%) leeftijd hoofd van het huishouden = 55+ jaar 22,1 - 34 (94) 20,3 - 22,1 (98) 18,6 - 20,3 (118) 16,7 - 18,6 (124) 10,6 - 16,7 (155)
migratiebekken 0
30
km
60
b) leeftijd referentiepersoon is 55 jaar of ouder Veruit het grootste deel van de huishoudens met dit inkomenstype en in deze leeftijdsklasse zijn alleenstaanden en getrouwde koppels (Deboosere et al., 1997). Deze groep bevat hoofdzakelijk huishoudens die leven van een (brug)pensioen. Ook de kleinere groep gezinnen waarvan de referentiepersoon tussen 55 en 65 jaar oud is en die enkel een werkloosheidsuitkering of een inkomen ten gevolge van arbeidsongeschiktheid hebben, behoren hiertoe. Huishoudens met een inkomen uit arbeid zijn in de klasse 55-64 jaar reeds behoorlijk geslonken: België is één van de landen in de EU met het geringste aandeel actieven in die leeftijdsgroep. Het ruimtelijk patroon van de “oudere” huishoudens met één vervangingsinkomen (Kaart 3) vertoont een aantal gelijkenissen met de ruimtelijke distributie van de “jongere” huishoudens met hetzelfde type inkomen (Kaart 2). Zo is er er een oververtegenwoordiging in de stedelijke gebieden. Ook de kust en verscheidene Ardense gemeenten hebben, als favoriete bestemming van (brug)gepensioneerden, hoge waarden. De meest opmerkelijke verschillen zijn de relatief lage proporties “oudere” huishoudens in Limburg en enkele gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Brussel, Elsene, SintGillis en Sint-Joost-ten-Node). Dit is natuurlijk het gevolg van de jongere bevolkingsstructuur in deze gemeenten. Huishoudens met één inkomen uit arbeid a) éénpersoonshuishoudens De kaart met de ruimtelijke spreiding van de éénpersoonshuishoudens met een vol- of deeltijds1 inkomen uit arbeid (Kaart 4) is in grote mate de kaart van de alleenstaanden (zie Kaart 5.2 in Deboosere et al., 1997). Gemeenten die behoren tot de hoogste klasse zijn voornamelijk stedelijk en randstedelijk. Bovendien is er een Waals-Vlaamse tegenstelling: hoge waarden komen frequenter voor in de landelijke gemeenten van het zuidelijk landsgedeelte. Toch is het opvallend dat ondanks het groot aandeel alleenstaanden in het zuiden van het land, verschillende gemeenten maar een laag percentage éénpersoonshuishoudens met een inkomen uit arbeid hebben. Dit heeft te maken met het veel hogere percentage vervangingsinkomens, voornamelijk werkloosheidsvergoedingen, in Wallonië (zie Cantillon et al., 1999, Tabel 15). Van de alleenstaanden in de leeftijd tussen 30 en 45 jaar hebben maar twee derden een voltijds inkomen. Op oudere leeftijd neemt dit percentage zelfs af tot respectievelijk 40 en 24% in de leeftijdsklassen 50-54 en 55-59 jaar. b) meerpersoonshuishoudens Meerpersoonshuishoudens met één voltijds of deeltijds2 inkomen uit arbeid vertonen een heel ander ruimtelijk patroon (Kaart 5). Enkele zones tekenen zich af met een duidelijke overver1
De groep alleenstaanden met een deeltijds inkomen is in absolute aantallen ongeveer achtmaal kleiner dan deze
met een voltijds inkomen uit arbeid (zie Deboosere et al., 1997). 2
Het merendeel van de meerpersoonshuishoudens heeft een voltijds inkomen uit arbeid. Gezinnen met een
deeltijds inkomen zijn voornamelijk éénoudergezinnen met de referentiepersoon tussen de 20 en 40 jaar oud.
9
Aandeel huishoudens met 1 inkomen uit arbeid (%) éénpersoonshuishoudens 7 - 20,8 5,9 7 5,2 - 5,9 4,3 - 5,2 2,5 - 4,3
(131) (94) (104) (121) (139)
migratiebekken 0
30
km
60
Aandeel huishoudens met 1 inkomen uit arbeid (%) meerpersoonshuishoudens 13,4 - 23,4 12,3 - 13,4 11,5 - 12,3 10,5 - 11,5 2,8 - 10,5
(140) (117) (105) (104) (123)
migratiebekken 0
30
km
60
tegenwoordiging: de ruime randstelijke omgeving rond Antwerpen, Sint-Niklaas en Turnhout; de zuidelijke banlieue van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; enkele gemeenten rondom Brugge, Oostende en Gent; en verschillende gemeenten langsheen de Duitse en Luxemburgse grens. Het feit dat de hoge waarden voorkomen in de “dure” randstedelijke gemeenten van Brussel en Antwerpen, bewijst dat het inkomensniveau van meerpersoonshuishoudens met één inkomen uit arbeid zeker niet altijd lager is dan dat van meerpersoonshuishoudens met twee (of meer) inkomens uit arbeid. Bij de allerhoogste inkomens kan men veronderstellen dat een tweede inkomen uit arbeid niet (meer) noodzakelijk is om de gewenste levensstandaard te bereiken of te behouden. Bovendien zijn bijvoorbeeld in de residentiële gemeenten ten zuiden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heel wat expatriates en eurocraten aanwezig, waarvan één partner vaak niet uit werken gaat. Bij de éénoudergezinnen heeft slechts maximaal 40% een voltijds inkomen uit arbeid. Dit maximum wordt bereikt in de leeftijdsgroep 35 tot 45 jaar (Deboosere et al., 1997). De economische precaire situatie van dit huishoudenstype blijkt ook uit cijfers van het Centrum van Sociaal Beleid: in 1992 was het percentage alleenstaanden met 1 of meerdere afhankelijke kinderen dat in armoede leefde, het tweede hoogste na dat van de éénpersoonshuishoudens (Cantillon et al., 1999, Tabel 9). De percentages huishoudens van gehuwden en samenwonenden die maar over één inkomen beschikken, zijn vrij laag. Dit wijst er reeds op dat een groot deel van deze huishoudenstypen tweeverdieners zijn (zie verder).
Huishoudens met twee inkomens waaronder minimaal één vervangingsinkomen Deze vrij omvangrijke groep3 bestaat uit: (a) de huishoudens met twee vervangingsinkomens, en (b) de huishoudens met één voltijds of deeltijds inkomen uit arbeid en één vervangingsinkomen. In absolute aantallen gaat het overwegend om het eerste type huishouden, en meer specifiek om getrouwde koppels zonder kinderen waarvan de referentiepersoon 55 jaar of ouder is. De vervangingsinkomens zijn dus overwegend pensioenen, of brugpensioenen en werkloosheidsvergoedingen voor de 55 tot 64-jarigen. Het tweede type huishouden zijn voornamelijk gehuwde koppels met kinderen met de referentiepersoon in de leeftijdscategorie 25-44 jaar en gehuwde koppels zonder kinderen met de referentiepersoon tussen 50 en 65 jaar oud. De kaart van het aandeel huishoudens met 2 inkomen waaronder minimaal één vervangingsinkomen (Kaart 6) is moeilijk te interpreteren omdat het een combinatie is van twee verschillende inkomensgroepen (zie hierboven). De eerste groep inkomens concentreert zich ten westen van de lijn Antwerpen-Brussel-Charleroi (voornamelijk in de omgeving van Aalst, Roeselare, Doornik, Bergen en Brugge), in een aantal gemeenten nabij Mechelen en ten noordoosten van Leuven, en in het noordelijk deel van de provincie Luik. De tweede groep inkomens komt het meest voor in vrijwel heel de provincie Limburg en in oostelijke Antwerpse Kempen. Ook een paar gemeenten rond Luik, Charleroi en Bergen, en langs de Luxemburgse grens, behoren er tot de hoogste klasse.
3
Ongeveer één vijfde van alle private huishoudens hebben deze inkomensstructuur.
12
Aandeel huishoudens met 2 inkomens waarvan 1 vervangingsinkomen (%) 22,9 - 28,5 21,3 - 22,9 20 - 21,3 18,5 - 20 8,3 - 18,5
(103) (106) (108) (118) (154)
migratiebekken 0
30
km
60
Aandeel huishoudens met twee inkomens uit arbeid (%) 29 - 40 26 - 29 23 - 26 20 - 23 7 - 20
(173) (105) (117) (92) (102)
migratiebekken 0
30
km
60
Aandeel huishoudens met meer dan twee inkomens (%) 10,8 - 19,6 9,3 - 10,8 8,4 - 9,3 7 - 8,4 1,7 7
(111) (121) (109) (119) (129)
migratiebekken 0
30
km
60
Huishoudens met twee inkomens uit arbeid In absolute aantallen zijn huishoudens met twee inkomens uit arbeid de grootste groep4. Twee derden hiervan beschikken over twee voltijdse inkomens. Het zijn voornamelijk gehuwde koppels zonder kinderen met de referentiepersoon tussen de 20 en 40 jaar die de hoogste percentages tweeverdieners met een voltijds inkomen bezitten. Tot meer dan 60% van de huishoudens in die leeftijdsgroepen beschikken over twee voltijdse inkomen. Ook bij ongehuwde koppels zonder kinderen is dat percentage hoog (tussen de 40 en de 50%). Huishoudens met kinderen komen pas op de derde plaats. Een tweede voltijdse baan is dus moeilijker te handhaven eens kinderen in het huishouden aanwezig zijn (Deboosere et al., 1997). Tweeverdieners met één voltijds en één deeltijds inkomen zijn in eerste instantie bij gehuwden met kinderen te vinden, gevolgd door gehuwden zonder kinderen en cohabitanten met en zonder kinderen. Kaart 7 toont de ruimtelijke spreiding van de tweeverdieners5. Het meest opvallende aan deze kaart is de Waals-Vlaamse tegenstelling. Vrijwel alle gemeenten die tot de hoogste klasse behoren, zijn in Vlaanderen gelegen. In het zuidelijk landsgedeelte hebben zeer weinig gemeenten een hoog percentage tweeverdieners: enkel een paar gemeenten in Waals-Brabant (o.a. Chaumont-Gistoux en Eigenbrakel) en rondom Verviers, komen in de hoogste klasse terecht. Indien we de kaart van de tweeverdieners vergelijken met de kaart van het gemiddeld inkomen per inwoner (zie Kaart 16.1 in Mérenne et al., 1998), dan wordt het duidelijk dat een hoog/laag percentage tweeverdieners niet noodzakelijk overeenkomt met een hoog/laag inkomensniveau. Eerder haalden we al aan dat in de dure zuidelijke Brusselse banlieue een hoog percentage meerpersoonshuishoudens maar één inkomen uit arbeid heeft. Dit verklaart de relatief lage proportie tweeverdieners in gemeenten zoals Tervuren, Overijse, SintGenesius-Rode of Waterloo. Een ander voorbeeld is een hoog gemiddeld inkomen in de kustgemeenten Knokke-Heist en Koksijde, ondanks de beperkte aanwezigheid van huishoudens met twee inkomens uit arbeid. In dit geval zullen de hoge inkomens waarschijnlijk deels het gevolg zijn van de vestiging van rijke gepensioneerden. Anderzijds zijn er een aantal gemeenten met een hoog aandeel tweeverdieners, maar met een vrij laag gemiddeld inkomen per inwoner. Dat is bijvoorbeeld het geval in Noord-Limburg (Peer, Bocholt, Neerpelt) en een aantal rurale gemeenten in de Westhoek (Ieper, Zonnebeke). Huishoudens met meer dan twee inkomens Huishoudens met meer dan twee inkomens6 komen voornamelijk voor bij gehuwde koppels met nog inwonende kinderen. Ook éénoudergezinnen met oudere (45+ jaar) referentiepersonen hebben vrij hoge aantallen van dit inkomenstype (Deboosere et al., 1997). Op ruimtelijk vlak komen deze huishoudens het meest voor in grote delen van Oost- en WestVlaanderen (vooral in de streek ten zuidwesten van Aalst), in de driehoek Hoogstraten4 5
Circa 900 000 huishoudens op een totaal van 3 953 125 private huishoudens hebben dit type inkomen. Omdat het aantal huishoudens met twee deeltijdse inkomens of één voltijds en één deeltijds inkomen in
absolute aantallen relatief klein zijn, is deze kaart grotendeels de kaart van de voltijdse tweeverdieners. 6
Iets meer dan 280 000 huishoudens hebben meer dan twee inkomens.
16
Eghezée-Maaseik, in de Oostkantons, en in de buurt van La Roche en Neufchâteau. Op enkele uitzonderingen na, zijn het grotendeels gemeenten met hoge proporties inwonende mannen in de leeftijd tussen 25 en 29 jaar (zie Kaart 5.5 in Deboosere et al., 1997). Net zoals bij de tweeverdieners zijn de hoogste waarden voornamelijk in Vlaanderen gelegen, zij het minder uitgesproken.
Ruimtelijke verdeling van migraties naar inkomenstypologie In dit deel worden de interne migratiesaldi van de verschillende inkomenstypen behandeld. De ruimtelijke eenheid is de gemeente. De gemeentelijke migratiesaldi zijn het resultaat van soms sterk verschillende emigratie- en immigratie-aantallen. Enkel bij het eerste inkomenstype worden deze emigratie- en immigratiecijfers zelf weergegeven (Kaarten 9 tot 12). Bijkomende info is te vinden in Tabel A1 (zie Appendix). Deze tabel geeft per zone en per migratiebekken (zie Willaert, 1999 en Kaart A1) de verdeling van respectievelijk het aantal huishoudens, het aantal immigraties van referentiepersonen in absolute cijfers en per 1000 huishoudens, het aantal emigraties van referentiepersonen in absolute cijfers en per 1000 huishoudens, en het migratiesaldo van referentiepersonen in absolute cijfers en per 1000 huishoudens naar inkomenstypologie op 1-3-1991. Het gaat hier telkens om verhuisbewegingen tussen zones.
Huishoudens met enkel één vervangingsinkomen a) leeftijd referentiepersoon is 20-54 jaar -immigratie en emigratie Het ruimtelijk patroon van de immigratie van een bepaald type huishouden kan bekenen worden vanuit twee oogpunten: (1) de relatieve immigratie naar gemeente x, d.w.z. het aantal immigrerende referentiepersonen over het reeds aanwezige aantal huishoudens van dat type in die gemeente, en (2) de proportie immigrerende referentiepersonen van een bepaald type in een gemeente, t.o.v. het totaal aantal referentiepersonen dat immigreert in die gemeente. Het relatief immigratiecijfer (1) is een benaderende maat voor de aangroei van huishoudens met een bepaald inkomenstype door immigratie. Zo is het relatief immigratiecijfer van de (20 tot 54 jaar oude) referentiepersonen van huishoudens met enkel één vervangingsinkomen in de randstedelijk zone ten oosten van Antwerpen hoger dan in de agglomeratie Antwerpen zelf (Kaart 9; zie ook Tabel A1.3). Het aandeel immigrerende referentiepersonen t.o.v. alle immigrerende referentiepersonen (2), daarentegen, is hoger in Antwerpen dan in zijn randstad (Kaart 10). De absolute migratiestromen naar de stad zijn dus hoog, maar door de reeds grote stock aan huishoudens met dat type inkomen (Kaart 2), zijn de groeicijfers lager dan in de rand. In de oostelijke banlieue wonen relatief weinig huishoudens die leven van één vervangingsinkomen, zodat de immigraties per 1000 hier hogere waarden kunnen aannemen. Hetzelfde geldt voor de emigratie (Kaarten 11 en 12).
17
-migratiesaldo Het migratiesaldo van de jongere referentiepersonen van huishoudens met één vervangingsinkomen is in het overgrote deel van de gemeenten positief (Kaart 13). De regionale steden (enkele Brusselse gemeenten, Mechelen, Roeselare en Aarlen uitgezonderd) hebben een vestigingsoverschot van referentiepersonen van dit huishoudens- en inkomenstype. Dit kan gekoppeld worden aan de aantrekkingskracht van steden op (1) alleenstaanden die nog studeren of pas afgestudeerd zijn, en (2) éénoudergezinnen. Juist deze huishoudenstypen hebben het meeste risico om werkloos te zijn, of in de armoede te vervallen (Willaert, 2000a; Cantillon et al., 1999). De hoogste positieve migratiesaldi komen voor in verschillende Ardense gemeenten en in een aantal randstedelijke en landelijke gemeenten in de bekkens Brussel en Antwerpen, die over het algemeen ook de hoogste relatieve immigratiecijfers hebben (zie Kaart 9). Negatieve saldi komen zowel voor in randstedelijke gemeenten in de onmiddellijke nabijheid van de steden Brussel en Antwerpen, als in de landelijke gemeenten aan de randen van de migratiebekkens. De negatieve saldi zouden deels kunnen gekoppeld worden aan emigratie van werklozen naar regio’s waar arbeidsplaatsen worden gecreëerd of beschikbaar zijn. Dit zou ondermeer verklaren dat de meeste gemeenten met een vertrekoverschot van “jongere” referentiepersonen van huishoudens met enkel één vervangingsinkomen in Vlaanderen gelegen zijn. De daling van de werkloosheid manifesteerde zich in de periode van de volkstelling namelijk bijna uitsluitend in Vlaanderen (zie bv. Kaart 13.4 in Mérenne et al., 1998). b) leeftijd referentiepersoon is 55+ jaar In deze leeftijdsgroep treden belangrijke wijzigingen van het inkomensniveau op (minder inkomen). Bij de overgang naar inactiviteit verandert ook het type inkomen: een inkomen van arbeid wordt een vervangingsinkomen (pensioen of brugpensioen). Ook op het vlak van de huishoudenssamenstelling zijn er wijzigingen: kinderen verlaten het huis en bejaarde vrouwen worden door verweduwing alleenstaand. Er kan verondersteld worden dat vele migraties optreden als resultaat van deze veranderingen. Ongeveer twee derden van de gemeenten hebben een negatief migratiesaldo van “oudere” huishoudens met één vervangingsinkomen (Kaart 14). De veel hogere emigratie dan immigratie heeft hoofdzakelijk te maken met de migratie van alleenstaande vrouwelijke 70plussers naar rust- en bejaardeninstellingen: deze vertrekken als referentiepersoon, maar komen niet (meer) aan als referentiepersoon. Die verhuisbewegingen hebben een specifiek ruimtelijk patroon (zie Willaert, 2000a). De belangrijkste ruimtelijke verschillen van het migratiesaldo van de oudere referentiepersonen van huishoudens met enkel één vervangingsinkomen worden echter bepaald door de migraties van (brug)gepensioneerden in de leeftijdsklasse 50-69 jaar. Zo weerspiegelen de hoge positieve migratiesaldi aan de kust en in verschillende Ardense gemeenten de voorkeur van deze gezinnen om uit te wijken naar plaatsen met een groen en landelijk karakter (cfr. Willaert, 1999).
18
Huishoudens met één inkomen uit arbeid a) éénpersoonshuishoudens De kaart van het migratiesaldo van alleenstaanden met een inkomen uit arbeid (Kaart 15) toont een vestigingsoverschot in de meeste steden. Enkel Luik kent een vertrekoverschot. De hoogste positieve waarden komen echter voor in de randstedelijke en landelijke zones. Net als voor alleenstaanden in de leeftijdscategorie 20-24 jaar (zie Willaert, 2000a), kunnen we besluiten dat ook de (grotere groep) alleenstaanden met een vol- of deeltijds inkomen suburbaniseren. Het overgrote deel van de Belgische gemeenten heeft een positief migratiesaldo. Dit is ondermeer het gevolg van het feit dat thuisverlaters die alleen gaan wonen niet emigreren als referentiepersoon maar wel immigreren als referentiepersoon. b) meerpersoonshuishoudens Referentiepersonen van meerpersoonshuishoudens met één inkomen uit arbeid hebben een negatief migratiesaldo in de grootsteden Brussel, Antwerpen, Gent en Luik (Kaart 16). De kleinere regionale steden zoals Hasselt, Oostende, Aalst, Namen, Charleroi en Doornik, daarentegen, hebben een klein vestigingsoverschot (zie ook Tabel A1.7). De zones met de hoogste positieve migratiesaldi zijn gesitueerd in de Ardennen, en in de ruime banlieues van Brussel (zuidoosten en –westen van het bekken), Antwerpen (een aantal gemeenten tussen Antwerpen en Turnhout), Leuven, Gent en Luik. Het dominante ruimtelijke beeld is dus het verlaten van de grootstedelijke zones en de vestiging in randstedelijke of landelijke gemeenten. Ook de éénoudergezinnen suburbaniseren: in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bijvoorbeeld, zijn de migratiesaldi per 1000 inwoners voor kinderen van éénoudergezinnen even negatief als voor kinderen van getrouwde koppels, en dit ondanks de sterke oververtegenwoordiging van deze éénoudergezinnen in het Hoofdstedelijk Gewest (Willaert, 2000b). Een andere vaststelling is dat de meeste landelijke gemeenten met een negatief migratiesaldo perifeer gelegen zijn (in de Westhoek, aan de grens met Nederland en Duitsland, en aan de randen van de migratiebekkens).
Huishoudens met twee inkomens waaronder minimaal één vervangingsinkomen Deze huishoudens zijn in absolute aantallen voornamelijk huishoudens met twee vervangingsinkomens en met de referentiepersoon ouder dan 55 jaar (zie voordien). Het migratiesaldo van de referentiepersonen van dit type huishouden (Kaart 17) heeft daarom enkele gelijkenissen met ruimtelijk patroon van het migratiesaldo van de “oudere” huishoudens met enkel één vervangingsinkomen (Kaart 14): de hoogste waarden komen voor aan de kust en in de Ardennen, en ook enkele Antwerpse en Brusselse randgemeenten hebben een hoog vestigingsoverschot. Aaneengesloten zones met negatieve migratiesaldi zijn te vinden in en rond de steden Brussel, Gent, Antwerpen (inclusief de regionale steden SintNiklaas en Mechelen) en Kortrijk.
19
Immigratie van jonge huish. met 1 verv. ink. (per 1000 huishoudens van dat type) 114 - 667 88 - 114 69 - 88 50 - 69 9 - 50
migratiebekken 0
30
km
60
Aandeel jonge huishoudens met 1 verv. ink. in het totaal aantal huishoudens die immigreren 13,5 - 50 10,3 - 13,5 7,3 - 10,3 4,7 - 7,3 0,7 - 4,7
migratiebekken 0
30
km
60
Emigratie van jonge huish. met 1 verv. ink. (per 1000 huishoudens van dat type) 89 - 334 66 - 89 51 - 66 39 - 51 9 - 39
migratiebekken 0
30
km
60
Aandeel jonge huish. met 1 ver. ink. in het totaal aantal huishoudens die emigreren 13,2 - 100 10,7 - 13,2 8 - 10,7 5,3 8 1 - 5,3
migratiebekken 0
30
km
60
Migratiesaldo per 1000 huishoudens 45 - 223 25 - 45 12 - 25 0 - 12 -117 - 0
(94) (111) (102) (119) (142)
migratiebekken 0
30
km
60
Migratiesaldo per 1000 huishoudens 4 - 29 0- 4 -6 - 0 -11 - -6 -41 - -11
(68) (108) (164) (133) (115)
migratiebekken 0
30
km
60
Migratiesaldo per 1000 huishoudens 55 - 187 34 - 55 18 - 34 0 - 18 -127 - 0
(120) (127) (132) (140) (67)
migratiebekken 0
30
km
60
Migratiesaldo per 1000 huishoudens 22 - 110 12 - 22 6 - 12 0- 6 -38 - 0
(92) (123) (124) (129) (120)
migratiebekken 0
30
km
60
Migratiesaldo per 1000 huishoudens 15,4 - 51,8 8,4 - 15,4 4,5 - 8,4 0 - 4,5 -36,6 0
(89) (111) (128) (151) (109)
migratiebekken 0
30
km
60
Migratiesaldo per 1000 huishoudens 32 - 66 22 - 32 13 - 22 0 - 13 -53 - 0
migratiebekken 0
30
km
60
Migratiesaldo per 1000 huishoudens 3,2 - 31 0 - 3,2 -4,50 -9,1 - -4,5 -44,3 - -9.1
migratiebekken 0
30
km
60
Huishoudens met twee inkomens uit arbeid De kaart met het relatief migratiesaldo van referentiepersonen van huishoudens met twee inkomens uit arbeid (Kaart 18) toont duidelijk de stadsvlucht van tweeverdieners en hun vestiging in de typisch suburbane zones van Brussel, Antwerpen, Gent, Leuven, Oostende, Luik en Verviers. De paar gemeenten met een negatief migratiesaldo zijn vrijwel allemaal regionale steden. Enkel in het Waalse landsgedeelte zijn er een tiental landelijke gemeenten met een vertrekoverschot van tweeverdieners. Het ruimtelijk patroon van deze kaart heeft heel wat overeenkomsten met de kaart van het intern migratiesaldo van alle referentiepersonen (Kaart 1), en met de kaart van het migratiesaldo van individuen (zie Mérenne et al., 1998). Het zijn dus de tweeverdieners, hoofdzakelijk gehuwden met of zonder kinderen, die de meeste impact hebben op het ruimtelijk beeld van de migratiebewegingen over de gemeentegrenzen heen. Er zijn eveneens duidelijke gelijkenissen tussen de kaart van het migratiesaldo enerzijds en de kaart van de stock anderzijds (zie verder). Huishoudens met meer dan twee inkomens Het merendeel van de Belgische gemeenten heeft een negatief migratiesaldo van referentiepersonen van huishoudens met 3 of meer inkomens (Kaart 19). Dit kan gekoppeld worden aan de verschillen in immigratie en emigratie van referentiepersonen. Vooral in de leeftijden tussen 44 en 59 jaar zijn er veel meer emigraties dan immigraties van referentiepersonen van dit type huishouden. Het gaat hier waarschijnlijk over verhuisbewegingen van huishoudens die gepaard gaan met een verandering van het aantal inkomens, bijvoorbeeld als een nog inwonend maar reeds werkend kind van een tweeverdienend koppel, tezelfdertijd met de migratie van de ouders, het huis verlaat. In dit geval vertrekt de referentiepersoon als hoofd van een huishouden met 3 inkomens, terwijl hij/zij aankomt als referentiepersoon van een huishouden met 2 inkomens. Het ruimtelijk patroon geeft geen duidelijk beeld. In stedelijke zones is er over het algemeen een verliesoverschot. Enkel de regionale steden Oostende, Bergen en Verviers hebben een positief migratiesaldo. De landelijke en randstedelijke gemeenten hebben willekeurig een vestigings- of een verliesoverschot.
Relatie stock-migratiesaldo naar inkomenstype Om na te gaan of stadsvlucht of, omgekeerd, verhuis naar de stad gepaard gaat met een duidelijke selectieve migratie naar inkomenstype, werd de stock van huishoudens van een bepaald inkomenstype voor elke gemeente uitgezet tegenover het migratiesaldo van referentiepersonen van huishoudens van datzelfde inkomenstype. Hierbij kan worden nagegaan of gemeenten met een overwicht of concentratie van een bepaald soort huishoudens al dan niet verder gelijkaardige huishoudens aantrekken, wat eventueel kan aanleiding geven tot verdere concentratie en homogenisatie naar huishoudenstype
31
Huishoudens met enkel 1 vervangingsinkomen
Huishoudens met enkel 1 vervangingsinkomen
(referentiepersoon is 20-54 jaar)
(referentiepersoon is 55+ jaar)
250
migratiesaldo van ref.pers. (per 1000 huish.)
migratiesaldo van ref.pers. (per 1000 huish.)
Figuur 2: Relatie stock-migratiesaldo voor verschillende huishoudenstypen, de tweeverdieners uitgezonderd
200 150 100 50 0 -50 -100 -150 0
5
10
40 30 20 10 0 -10 -20 -30 -40 -50
15
0
10
20
30
40
aandeel huishoudens (%)
Huishoudens met 1 inkomen uit arbeid
Huishoudens met 1 inkomen uit arbeid
(éénpersoonshuishoudens)
(meerpersoonshuishoudens)
250
migratiesaldo van ref.pers. (per 1000 huish.)
migratiesaldo van ref.pers. (per 1000 huish.)
aandeel huishoudens (%)
200 150 100 50 0 -50 -100 -150 0
5
10
15
20
120 100 80 60 40 20 0 -20 -40 -60
25
0
5
aandeel huishoudens (%)
10
15
20
25
aandeel huishoudens (%)
Huishoudens met 2 inkomens waarvan ten
Huishoudens met 3 of meer inkomens
60
migratiesaldo van ref.pers. (per 1000 huish.)
migratiesaldo van ref.pers. (per 1000 huish.)
minste 1 vervangingsinkomen
50 40 30 20 10 0 -10 -20 -30 -40 -50 0
10
20
aandeel huishoudens (%)
30
40 30 20 10 0 -10 -20 -30 -40 -50 0
5
10
15
20
25
aandeel huishoudens (%)
32
Het vergelijking van de kaarten van de stock van huishoudens met een bepaald inkomenstype (Kaarten 2 tot en met 8) met de kaarten van het migratiesaldo van referentiepersonen van die huishoudens (Kaarten 13 tot en met 19) liet het reeds vermoeden: voor de meeste inkomenstypen is er geen significante relatie tussen beiden. Gemeenten met een laag of een hoog aandeel huishoudens van een bepaald inkomenstype hebben zowel hoge vestigings- als verliesoverschotten van referentiepersonen van deze huishoudens (Figuur 2). Enkel voor de tweeverdieners kan gesproken worden van een selectieve migratie (Figuur 3). Gemeenten met een laag aandeel tweeverdieners trekken weinig huishoudens van dit inkomenstype aan of stoten ze zelfs af. Omgekeerd hebben gemeenten met een reeds hoge proportie aan tweeverdieners de hoogste positieve migratiesaldi. Deze selectiviteit is ook ruimtelijk (Figuur 3): steden die het laagste aandeel tweeverdieners bezitten (dit zijn voornamelijk gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest), verliezen het meest referentiepersonen van huishoudens met twee inkomen door migratie; anderzijds komen er in de randstedelijke en landelijke gemeenten die de hoogste proporties aan tweeverdieners bezitten, winnen over het algemeen ook het meeste tweeverdieners door migratie bij. Voor de groep van dubbelverdieners geldt dus wel dat ze zich bewegen in de richting van gemeenten die reeds een hoge stock bezitten van dit type. Een dergelijke migratie produceert dus een bijkomende concentratie van tweeverdienende huishoudens in de perifere en vooral landelijke gemeenten. Het is duidelijk dat de dubbelverdieners daartoe ook de financiële mogelijkheden hebben en dus de grootste vrijheid van keuze om zich te vestigen op meer aantrekkelijke plaatsen. Dit draagt de suburbanisatie en stadsvlucht, vooral in Vlaanderen waar het leeuwendeel van de dubbelverdieners te vinden zijn.
Figuur 3: Relatie stock-migratiesaldo van huishoudens met twee inkomens
80
migratiesaldo tweeverdieners (per 1000)
60
40
20
0
-20 stedelijk -40 randstedelijk landelijk
-60 0
10
20
30
40
proportie tweeverdieners (%)
33
Conclusie Vorige studies (Willaert, 1999 en 2000a) brachten aan het licht dat de rurbanisatie, die reeds in de jaren ’70 begon, zich in België nog steeds onverminderd verderzet. De migratiebewegingen naar LIPRO-huishoudenspositie volgden grotendeels het verhaal van de levenscyclus en parallelle wooncarrière: thuisverlaters vestigen zich eventueel een korte periode in de stad, en verlaten vervolgens de stad bij om eigenaar i.p.v. huurder te worden. Het zijn overigens niet alleen koppels met kinderen, maar ook koppels zonder kinderen die in grote mate naar de rand en het platteland verhuizen. Het gaat in dit geval om prospectief denken: de verhuisbeweging vindt reeds plaats voor de kinderen er zijn. Het beperkte aanbod aan aangepaste woningen voor gezinnen met kinderen is de belangrijkste reden voor deze stadsvlucht. De studie van migratie naar inkomensstructuur toont aan dat het de suburbanisatie en rurbanisatie hoofdzakelijk wordt gedragen door huishoudens met twee inkomens uit arbeid. Vermits er in de gemeenten waarnaar de tweeverdieners bij voorkeur verhuizen reeds een groot aandeel tweeverdieners woont, kunnen we spreken van selectieve migratie van deze inkomensgroep. Dit betekent eveneens dat de dubbelverdieners als financieel sterkste groep de meeste vrijheid hebben om een locatie uit te kiezen die het best bij hun noden en smaak past. Er zijn aanwijzingen dat de evolutie van de migratiedruk gekoppeld kan worden aan de grond- en woningprijzen. Zo was in het Brussels migratiebekken de toename van het intern totaal migratiesaldo tussen 1988-90 en 1994-96 het hoogst in gemeenten waar het prijsniveau van woningen op de secundaire markt het laagst was (Willaert, 2000b). Bouwkavels in de meeste gemeenten in de onmiddellijke omgeving van Brussel Hoofdstedelijk Gewest en in het zuidoosten van het bekken zijn inmiddels zo schaar (en het prijsniveau als gevolg daarvan zo hoog) geworden dat de migratiedruk er stagneert of afneemt. We kunnen veronderstellen dat wegens de fors toegenomen prijs het nog alleen tweeverdieners (of rijke huishoudens met enkel één inkomen uit arbeid) zijn die het zich kunnen veroorloven om een huis te kopen/huren in de dure regio’s. De uitstroom van tweeverdieners van de stad naar de rand en het platteland, tezamen met de aantrekkingskracht van de stad op huishoudens met enkel één vervangingsinkomen of op alleenstaanden, heeft een uitholling van het financieel draagvlak van de stad tot gevolg. Die mindere inkomsten zijn niet zozeer het resultaat zijn van een lager aantal huishoudens (zo nam tussen 1981 en 1991 het aantal huishoudens in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zelfs toe met 1,5 percent, ondanks een bevolkingsdaling van 4,3 percent), maar wel van de verschillende migratiepatronen van “rijkere” en “armere” huishoudens. Tenslotte moeten we opmerken dat de analyse van migraties naar inkomenstype gebaseerd is op bijna tien jaar oude gegevens (volkstelling van 1991). Het kan dus zijn dat bepaalde vaststellingen momenteel niet meer opgaan.
34
Literatuurlijst
Cantillon, B., L. De Lathouwer, I. Marx, R. Van Dam en K. Van den Bosch (1999), Sociale indicatoren 1976-1997, CSB-berichten, mei 1999, Centrum voor Sociaal Beleid, UFSIA (Universiteit Antwerpen). Deboosere, P., R. Lesthaeghe, J. Surkyn, P.-M. Boulanger en A. Lambert (1997), Huishoudens en gezinnen, Volkstellingsmonografie nr. 4, Nationaal Instituut voor de Statistiek, Brussel. Deboosere, P. en S. Gadeyne (1999), De Nationale Databank Mortaliteit. Aanmaak van een databank voor onderzoek van differentiële sterfte naar socio-economische status en leefvorm, Steunpunt Demografie WP 1999-7, Vakgroep SOCO, Vrije Universiteit Brussel. Mérenne, B., H Van der Haegen en E. Van Hecke (red.) (1998), België ruimtelijk doorgelicht, Volkstellingsatlas 1991, Federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele Aangelegenheden & Gemeentekrediet van België, Brussel. Stoop, R. en J. Surkyn (1997), In de wetenschap het niet te weten. Achtergronden van de nonrespons in de volkstelling van 1991, Steunpunt Demografie WP 1997-1, Vakgroep SOCO, Vrije Universiteit Brussel. Willaert, D. (1999), Een nieuwe ruimtelijke indeling voor de studie van interne migratiebewegingen, Steunpunt Demografie WP 99-2, Vakgroep SOCO, Vrije Universiteit Brussel. Willaert, D. (2000a), Interne migraties naar LIPRO-huishoudenstypen. De stadsvlucht en verstedelijking nader belicht, Steunpunt Demografie WP 00-2, Vakgroep SOCO, Vrije Universiteit Brussel. Willaert, D. (2000b), Migration in the Brussels Capital Region and its hinterland, Interface Demography IPD-WP 2000-4, Department of Social Research, Vrije Universiteit Brussel.
35
Tabel A1.1: Aantal huishoudens naar inkomensstructuur, 1-3-91 inkomenstypologie (zie p.2) bekkken Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Kortrijk Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen La Louvière Doornik Verviers Aarlen Namen Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen Verviers Aarlen Namen Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Kortrijk Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen La Louvière Doornik Verviers Aarlen Namen
zone stedelijk
randstedelijk+druk
randstedelijk
landelijk+druk
landelijk
2a
2b
3a
3b
4
5
6
15086 27942 5564 13978 2338 2616 956 2319 508 3534 10775 3897 2772 1689 1633 272 2559 1266 1256 299 418 1074 1404 3033 163 735 252 4131 4469 1169 1290 102 308 222 105 4505 1883 115 327 465 659 5884 5933 2621 8210 264 671 2685 680 1079 7214 7467 5025 3173 2177 2229 1080 1938
69095 104016 21658 37231 11010 14574 6030 12215 3606 9977 26106 9640 7188 5677 4885 1923 8351 9614 8270 2977 2011 6568 11373 23760 1379 2868 2160 23897 22764 9134 7049 1027 2518 1871 1227 14172 6112 526 2183 3367 3086 32332 32541 18112 29549 2159 4634 21039 5077 9266 22723 22558 13906 8509 8449 10804 7463 8244
37517 73241 11803 16245 8085 6104 2463 4997 1192 4040 8370 3229 2078 2373 1878 1064 3793 3483 3872 799 635 1672 3852 11225 474 969 549 6812 6580 2343 2148 231 581 398 230 4311 1702 155 897 919 976 9852 10355 4991 8630 581 1349 5274 1334 1980 6139 5412 2752 1858 2238 4796 2029 2284
34617 49973 10364 13148 5095 8045 3478 5797 2239 5575 10535 4318 3197 2830 2046 1293 4313 9125 6816 2316 1404 3788 10451 21328 1376 1827 1673 20151 13547 7053 4059 422 2007 1242 821 10521 3890 381 1396 2131 1905 26390 18783 12599 15117 1424 3502 14695 3460 5648 14325 12040 5717 4000 4352 7282 4282 4756
48473 70262 18017 30957 8100 11925 5427 8945 3986 11201 20378 8551 7158 5367 4495 1360 7355 9044 8961 3427 2105 7653 11159 24934 1660 3353 2186 29176 27047 11365 7056 946 3255 1922 1477 21567 6402 532 2121 2778 3008 38597 38843 21857 28741 2473 5054 25925 4858 9802 30531 21435 14574 9957 10406 11205 5594 7765
50309 69481 21054 21490 10912 15764 7957 9370 6023 12413 13918 6859 4875 6010 4036 2363 8617 13430 15392 6061 2604 10128 19198 42222 2875 3931 4171 40608 33887 17340 7882 1195 5487 2931 2288 24549 6445 721 3171 3922 3688 51580 51650 30960 26897 3765 8408 39059 6822 14297 32270 18295 9668 6695 9812 14483 6738 8644
13156 18508 5416 7696 2452 4185 2112 2283 1704 5122 5016 2259 1827 1845 1496 517 2901 3834 4289 1697 793 3317 5190 11304 791 1358 1109 13131 13032 5472 3068 534 1679 907 771 9353 2288 251 1211 1379 1329 15863 17960 10051 10266 1404 2361 11529 2045 4846 14257 7034 4476 2982 3595 5473 2323 3183
Tabel A1.2: Immigratie van referentiepersonen naar inkomensstructuur inkomenstypologie (zie p.2) bekkken Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Kortrijk Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen La Louvière Doornik Verviers Aarlen Namen Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen Verviers Aarlen Namen Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Kortrijk Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen La Louvière Doornik Verviers Aarlen Namen
zone
2a
2b
3a
3b
4
5
6
stedelijk
614 755 304 645 182 123 62 173 22 181 448 224 140 72 124 15 150 90 96 24 38 43 97 212 13 70 24 185 238 64 149 9 18 15 2 185 164 8 27 43 56 287 342 95 520 15 49 79 49 36 209 349 162 141 86 138 57 134
389 506 124 299 95 178 49 271 28 65 194 73 72 31 50 13 104 116 121 20 23 36 119 258 12 54 13 136 179 57 109 4 13 16 4 72 75 6 19 34 53 215 226 72 289 15 41 78 66 37 93 154 72 71 36 86 45 109
2227 3505 852 898 852 383 226 383 105 363 469 266 175 153 150 92 296 318 450 84 70 149 448 1017 51 100 74 528 528 180 214 30 51 31 24 281 154 15 57 76 124 738 740 271 549 58 129 248 134 96 386 339 108 135 97 223 109 176
706 974 272 382 214 147 82 153 43 131 298 138 100 72 78 39 141 304 333 79 54 109 360 775 56 71 67 458 472 185 156 11 51 37 17 204 160 13 34 61 74 621 595 225 454 41 119 171 101 67 221 300 107 129 70 130 81 165
469 504 168 441 116 172 63 308 50 169 287 120 123 72 85 33 134 195 207 62 60 112 223 428 24 82 58 399 455 166 221 25 52 33 20 334 161 10 43 73 120 544 586 218 657 37 137 178 129 81 397 391 155 214 87 180 105 211
1364 1428 591 514 484 366 278 282 224 400 324 197 157 124 121 112 284 683 883 326 142 446 1065 1872 150 182 262 1479 1299 713 311 81 225 117 96 626 254 36 97 150 186 1961 1878 870 800 205 437 733 312 299 748 540 189 181 159 342 169 292
64 63 20 40 12 15 8 21 7 20 30 18 13 3 15 3 11 37 39 11 12 22 54 116 12 12 6 81 98 41 27 3 9 4 2 36 18 0 5 1 16 95 128 51 79 4 19 29 15 14 39 45 22 32 10 27 14 33
randstedelijk+druk
randstedelijk
landelijk+druk
landelijk
Tabel A1.3: Immigratie van ref.pers. naar inkomensstructuur (per 1000 huishoudens) inkomenstypologie (zie p.2) bekkken Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Kortrijk Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen La Louvière Doornik Verviers Aarlen Namen Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen Verviers Aarlen Namen Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Kortrijk Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen La Louvière Doornik Verviers Aarlen Namen
zone stedelijk
randstedelijk+druk
randstedelijk
landelijk+druk
landelijk
2a
2b
3a
3b
4
5
6
40,7 27,0 54,6 46,1 77,8 47,0 64,9 74,6 43,3 51,2 41,6 57,5 50,5 42,6 75,9 55,1 58,6 71,1 76,4 80,3 90,9 40,0 69,1 69,9 79,8 95,2 95,2 44,8 53,3 54,7 115,5 88,2 58,4 67,6 19,0 41,1 87,1 69,6 82,6 92,5 85,0 48,8 57,6 36,2 63,3 56,8 73,0 29,4 72,1 29,0 33,4 46,7 32,2 44,4 39,5 61,9 52,8 69,1
5,6 4,9 5,7 8,0 8,6 12,2 8,1 22,2 7,8 6,5 7,4 7,6 10,0 5,5 10,2 6,8 12,5 12,1 14,6 6,7 11,4 5,5 10,5 10,9 8,7 18,8 6,0 5,7 7,9 6,2 15,5 3,9 5,2 8,6 3,3 5,1 12,3 11,4 8,7 10,1 17,2 6,6 6,9 4,0 9,8 6,9 8,8 3,7 13,0 4,1 4,0 6,8 5,2 8,3 4,3 8,0 6,0 13,2
59,4 47,9 72,2 55,3 105,4 62,7 91,8 76,6 88,1 89,9 56,0 82,4 84,2 64,5 79,9 86,5 78,0 91,3 116,2 105,1 110,2 89,1 116,3 90,6 107,6 103,2 134,8 77,5 80,2 76,8 99,6 129,9 87,8 77,9 104,3 65,2 90,5 96,8 63,5 82,7 127,0 74,9 71,5 54,3 63,6 99,8 95,6 47,0 100,4 62,9 48,5 62,6 39,2 72,7 43,3 46,5 53,7 77,1
20,4 19,5 26,2 29,1 42,0 18,3 23,6 26,4 19,2 23,5 28,3 32,0 31,3 25,4 38,1 30,2 32,7 33,3 48,9 34,1 38,5 28,8 34,4 36,3 40,7 38,9 40,0 22,7 34,8 26,2 38,4 26,1 25,4 29,8 20,7 19,4 41,1 34,1 24,4 28,6 38,8 23,5 31,7 17,9 30,0 28,8 34,0 11,6 29,2 15,4 11,9 24,9 18,7 32,3 16,1 17,9 18,9 34,7
9,7 7,2 9,3 14,2 14,3 14,4 11,6 34,4 12,5 15,1 14,1 14,0 17,2 13,4 18,9 24,3 18,2 21,6 23,1 18,1 28,5 14,6 20,0 17,2 14,5 24,5 26,5 13,7 16,8 14,6 31,3 26,4 16,0 17,2 13,5 15,5 25,1 18,8 20,3 26,3 39,9 14,1 15,1 10,0 22,9 15,0 27,1 6,9 26,6 13,0 8,3 18,2 10,6 21,5 8,4 16,1 18,8 27,2
27,1 20,6 28,1 23,9 44,4 23,2 34,9 30,1 37,2 32,2 23,3 28,7 32,2 20,6 30,0 47,4 33,0 50,9 57,4 53,8 54,5 44,0 55,5 44,3 52,2 46,3 62,8 36,4 38,3 41,1 39,5 67,8 41,0 39,9 42,0 25,5 39,4 49,9 30,6 38,2 50,4 38,0 36,4 28,1 29,7 54,4 52,0 18,8 45,7 23,2 20,9 29,5 19,5 27,0 16,2 23,6 25,1 33,8
4,9 3,4 3,7 5,2 4,9 3,6 3,8 9,2 4,1 3,9 6,0 8,0 7,1 1,6 10,0 5,8 3,8 9,7 9,1 6,5 15,1 6,6 10,4 10,3 15,2 8,8 5,4 6,2 7,5 7,5 8,8 5,6 5,4 4,4 2,6 3,8 7,9 0,0 4,1 0,7 12,0 6,0 7,1 5,1 7,7 2,8 8,0 2,5 7,3 2,7 2,9 6,4 4,9 10,7 2,8 4,9 6,0 10,4
Tabel A1.4: Emigratie van referentiepersonen naar inkomensstructuur inkomenstypologie (zie p.2) bekkken Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Kortrijk Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen La Louvière Doornik Verviers Aarlen Namen Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen Verviers Aarlen Namen Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Kortrijk Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen La Louvière Doornik Verviers Aarlen Namen
zone
2a
2b
3a
3b
4
5
6
stedelijk
497 791 176 511 155 85 53 120 23 126 303 130 114 55 91 22 108 78 94 27 32 40 76 179 9 63 18 113 178 53 106 7 12 18 4 153 101 4 18 29 62 206 250 78 359 11 26 72 46 33 202 269 128 127 65 115 47 101
756 1300 276 440 142 137 66 160 37 85 251 95 95 56 82 27 114 138 151 40 53 43 160 410 27 47 29 161 246 83 120 9 20 14 14 74 100 10 18 47 74 253 340 146 358 26 50 109 76 64 135 277 109 90 60 89 66 127
1647 2977 601 886 623 234 176 260 78 236 434 204 140 122 131 67 223 224 334 60 54 79 264 793 22 75 52 329 335 132 151 17 38 21 18 227 98 9 49 47 69 530 574 196 438 50 92 198 83 52 237 232 98 99 63 193 71 138
863 1472 297 348 223 153 84 124 32 112 243 118 72 61 69 38 128 219 263 66 39 65 247 669 38 59 52 302 319 130 101 9 41 26 18 125 101 7 23 41 61 441 476 192 347 28 81 123 77 62 159 281 83 105 65 109 54 109
593 1052 206 404 111 127 64 130 45 146 263 116 99 61 76 32 114 132 167 45 47 69 180 396 29 62 38 244 285 123 134 14 40 22 11 188 121 7 38 42 73 401 425 174 452 33 61 115 84 59 251 278 137 123 63 122 33 114
1662 2614 712 594 580 340 228 239 128 272 334 156 111 100 126 76 244 293 450 159 66 170 434 1161 93 90 119 660 581 320 173 24 101 45 36 297 143 12 47 71 73 1008 926 423 450 100 168 357 159 166 383 298 116 119 91 166 83 145
122 235 55 73 17 35 7 11 9 26 34 17 16 10 13 4 23 38 58 18 6 20 47 133 7 20 2 71 83 30 29 3 10 12 6 33 21 5 7 10 16 133 108 42 96 9 16 42 18 20 49 64 36 22 14 23 5 27
randstedelijk+druk
randstedelijk
landelijk+druk
landelijk
Tabel A1.5: Emigratie van ref.pers. naar inkomensstructuur (per 1000 huishoudens) inkomenstypologie (zie p.2) bekkken Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Kortrijk Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen La Louvière Doornik Verviers Aarlen Namen Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen Verviers Aarlen Namen Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Kortrijk Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen La Louvière Doornik Verviers Aarlen Namen
zone stedelijk
randstedelijk+druk
randstedelijk
landelijk+druk
landelijk
2a
2b
3a
3b
4
5
6
32,9 28,3 31,6 36,6 66,3 32,5 55,4 51,7 45,3 35,7 28,1 33,4 41,1 32,6 55,7 80,9 42,2 61,6 74,8 90,3 76,6 37,2 54,1 59,0 55,2 85,7 71,4 27,4 39,8 45,3 82,2 68,6 39,0 81,1 38,1 34,0 53,6 34,8 55,0 62,4 94,1 35,0 42,1 29,8 43,7 41,7 38,7 26,8 67,6 30,6 28,0 36,0 25,5 40,0 29,9 51,6 43,5 52,1
10,9 12,5 12,7 11,8 12,9 9,4 10,9 13,1 10,3 8,5 9,6 9,9 13,2 9,9 16,8 14,0 13,7 14,4 18,3 13,4 26,4 6,5 14,1 17,3 19,6 16,4 13,4 6,7 10,8 9,1 17,0 8,8 7,9 7,5 11,4 5,2 16,4 19,0 8,2 14,0 24,0 7,8 10,4 8,1 12,1 12,0 10,8 5,2 15,0 6,9 5,9 12,3 7,8 10,6 7,1 8,2 8,8 15,4
43,9 40,6 50,9 54,5 77,1 38,3 71,5 52,0 65,4 58,4 51,9 63,2 67,4 51,4 69,8 63,0 58,8 64,3 86,3 75,1 85,0 47,2 68,5 70,6 46,4 77,4 94,7 48,3 50,9 56,3 70,3 73,6 65,4 52,8 78,3 52,7 57,6 58,1 54,6 51,1 70,7 53,8 55,4 39,3 50,8 86,1 68,2 37,5 62,2 26,3 38,6 42,9 35,6 53,3 28,2 40,2 35,0 60,4
24,9 29,5 28,7 26,5 43,8 19,0 24,2 21,4 14,3 20,1 23,1 27,3 22,5 21,6 33,7 29,4 29,7 24,0 38,6 28,5 27,8 17,2 23,6 31,4 27,6 32,3 31,1 15,0 23,5 18,4 24,9 21,3 20,4 20,9 21,9 11,9 26,0 18,4 16,5 19,2 32,0 16,7 25,3 15,2 23,0 19,7 23,1 8,4 22,3 11,0 11,1 23,3 14,5 26,3 14,9 15,0 12,6 22,9
12,2 15,0 11,4 13,1 13,7 10,6 11,8 14,5 11,3 13,0 12,9 13,6 13,8 11,4 16,9 23,5 15,5 14,6 18,6 13,1 22,3 9,0 16,1 15,9 17,5 18,5 17,4 8,4 10,5 10,8 19,0 14,8 12,3 11,4 7,4 8,7 18,9 13,2 17,9 15,1 24,3 10,4 10,9 8,0 15,7 13,3 12,1 4,4 17,3 6,0 8,2 13,0 9,4 12,4 6,1 10,9 5,9 14,7
33,0 37,6 33,8 27,6 53,2 21,6 28,7 25,5 21,3 21,9 24,0 22,7 22,8 16,6 31,2 32,2 28,3 21,8 29,2 26,2 25,3 16,8 22,6 27,5 32,3 22,9 28,5 16,3 17,1 18,5 21,9 20,1 18,4 15,4 15,7 12,1 22,2 16,6 14,8 18,1 19,8 19,5 17,9 13,7 16,7 26,6 20,0 9,1 23,3 11,6 11,9 16,3 12,0 17,8 9,3 11,5 12,3 16,8
9,3 12,7 10,2 9,5 6,9 8,4 3,3 4,8 5,3 5,1 6,8 7,5 8,8 5,4 8,7 7,7 7,9 9,9 13,5 10,6 7,6 6,0 9,1 11,8 8,8 14,7 1,8 5,4 6,4 5,5 9,5 5,6 6,0 13,2 7,8 3,5 9,2 19,9 5,8 7,3 12,0 8,4 6,0 4,2 9,4 6,4 6,8 3,6 8,8 4,1 3,4 9,1 8,0 7,4 3,9 4,2 2,2 8,5
Tabel A1.6: Migratiesaldo van referentiepersonen naar inkomensstructuur inkomenstypologie (zie p.2) bekkken Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Kortrijk Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen La Louvière Doornik Verviers Aarlen Namen Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen Verviers Aarlen Namen Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Kortrijk Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen La Louvière Doornik Verviers Aarlen Namen
zone
2a
2b
3a
3b
4
5
6
stedelijk
117 -36 128 134 27 38 9 53 -1 55 145 94 26 17 33 -7 42 12 2 -3 6 3 21 33 4 7 6 72 60 11 43 2 6 -3 -2 32 63 4 9 14 -6 81 92 17 161 4 23 7 3 3 7 80 34 14 21 23 10 33
-367 -794 -152 -141 -47 41 -17 111 -9 -20 -57 -22 -23 -25 -32 -14 -10 -22 -30 -20 -30 -7 -41 -152 -15 7 -16 -25 -67 -26 -11 -5 -7 2 -10 -2 -25 -4 1 -13 -21 -38 -114 -74 -69 -11 -9 -31 -10 -27 -42 -123 -37 -19 -24 -3 -21 -18
580 528 251 12 229 149 50 123 27 127 35 62 35 31 19 25 73 94 116 24 16 70 184 224 29 25 22 199 193 48 63 13 13 10 6 54 56 6 8 29 55 208 166 75 111 8 37 50 51 44 149 107 10 36 34 30 38 38
-157 -498 -25 34 -9 -6 -2 29 11 19 55 20 28 11 9 1 13 85 70 13 15 44 113 106 18 12 15 156 153 55 55 2 10 11 -1 79 59 6 11 20 13 180 119 33 107 13 38 48 24 5 62 19 24 24 5 21 27 56
-124 -548 -38 37 5 45 -1 178 5 23 24 4 24 11 9 1 20 63 40 17 13 43 43 32 -5 20 20 155 170 43 87 11 12 11 9 146 40 3 5 31 47 143 161 44 205 4 76 63 45 22 146 113 18 91 24 58 72 97
-298 -1186 -121 -80 -96 26 50 43 96 128 -10 41 46 24 -5 36 40 390 433 167 76 276 631 711 57 92 143 819 718 393 138 57 124 72 60 329 111 24 50 79 113 953 952 447 350 105 269 376 153 133 365 242 73 62 68 176 86 147
-58 -172 -35 -33 -5 -20 1 10 -2 -6 -4 1 -3 -7 2 -1 -12 -1 -19 -7 6 2 7 -17 5 -8 4 10 15 11 -2 0 -1 -8 -4 3 -3 -5 -2 -9 0 -38 20 9 -17 -5 3 -13 -3 -6 -10 -19 -14 10 -4 4 9 6
randstedelijk+druk
randstedelijk
landelijk+druk
landelijk
Tabel A1.7: Migratiesaldo van referentiepersonen naar inkomensstructuur (per 1000 huishoudens) inkomenstypologie (zie p.2) bekkken Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Kortrijk Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen La Louvière Doornik Verviers Aarlen Namen Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen Verviers Aarlen Namen Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Kortrijk Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen La Louvière Doornik Verviers Aarlen Namen
zone stedelijk
randstedelijk+druk
randstedelijk
landelijk+druk
landelijk
2a
2b
3a
3b
4
5
6
7,8 -1,3 23,0 9,6 11,5 14,5 9,4 22,9 -2,0 15,6 13,5 24,1 9,4 10,1 20,2 -25,7 16,4 9,5 1,6 -10,0 14,4 2,8 15,0 10,9 24,5 9,5 23,8 17,4 13,4 9,4 33,3 19,6 19,5 -13,5 -19,0 7,1 33,5 34,8 27,5 30,1 -9,1 13,8 15,5 6,5 19,6 15,2 34,3 2,6 4,4 2,8 1,0 10,7 6,8 4,4 9,6 10,3 9,3 17,0
-5,3 -7,6 -7,0 -3,8 -4,3 2,8 -2,8 9,1 -2,5 -2,0 -2,2 -2,3 -3,2 -4,4 -6,6 -7,3 -1,2 -2,3 -3,6 -6,7 -14,9 -1,1 -3,6 -6,4 -10,9 2,4 -7,4 -1,0 -2,9 -2,8 -1,6 -4,9 -2,8 1,1 -8,1 -0,1 -4,1 -7,6 0,5 -3,9 -6,8 -1,2 -3,5 -4,1 -2,3 -5,1 -1,9 -1,5 -2,0 -2,9 -1,8 -5,5 -2,7 -2,2 -2,8 -0,3 -2,8 -2,2
15,5 7,2 21,3 0,7 28,3 24,4 20,3 24,6 22,7 31,4 4,2 19,2 16,8 13,1 10,1 23,5 19,2 27,0 30,0 30,0 25,2 41,9 47,8 20,0 61,2 25,8 40,1 29,2 29,3 20,5 29,3 56,3 22,4 25,1 26,1 12,5 32,9 38,7 8,9 31,6 56,4 21,1 16,0 15,0 12,9 13,8 27,4 9,5 38,2 22,2 24,3 19,8 3,6 19,4 15,2 6,3 18,7 16,6
-4,5 -10,0 -2,4 2,6 -1,8 -0,7 -0,6 5,0 4,9 3,4 5,2 4,6 8,8 3,9 4,4 0,8 3,0 9,3 10,3 5,6 10,7 11,6 10,8 5,0 13,1 6,6 9,0 7,7 11,3 7,8 13,6 4,7 5,0 8,9 -1,2 7,5 15,2 15,7 7,9 9,4 6,8 6,8 6,3 2,6 7,1 9,1 10,9 3,3 6,9 0,9 4,3 1,6 4,2 6,0 1,1 2,9 6,3 11,8
-2,6 -7,8 -2,1 1,2 0,6 3,8 -0,2 19,9 1,3 2,1 1,2 0,5 3,4 2,0 2,0 0,7 2,7 7,0 4,5 5,0 6,2 5,6 3,9 1,3 -3,0 6,0 9,1 5,3 6,3 3,8 12,3 11,6 3,7 5,7 6,1 6,8 6,2 5,6 2,4 11,2 15,6 3,7 4,1 2,0 7,1 1,6 15,0 2,4 9,3 2,2 4,8 5,3 1,2 9,1 2,3 5,2 12,9 12,5
-5,9 -17,1 -5,7 -3,7 -8,8 1,6 6,3 4,6 15,9 10,3 -0,7 6,0 9,4 4,0 -1,2 15,2 4,6 29,0 28,1 27,6 29,2 27,3 32,9 16,8 19,8 23,4 34,3 20,2 21,2 22,7 17,5 47,7 22,6 24,6 26,2 13,4 17,2 33,3 15,8 20,1 30,6 18,5 18,4 14,4 13,0 27,9 32,0 9,6 22,4 9,3 11,3 13,2 7,6 9,3 6,9 12,2 12,8 17,0
-4,4 -9,3 -6,5 -4,3 -2,0 -4,8 0,5 4,4 -1,2 -1,2 -0,8 0,4 -1,6 -3,8 1,3 -1,9 -4,1 -0,3 -4,4 -4,1 7,6 0,6 1,3 -1,5 6,3 -5,9 3,6 0,8 1,2 2,0 -0,7 0,0 -0,6 -8,8 -5,2 0,3 -1,3 -19,9 -1,7 -6,5 0,0 -2,4 1,1 0,9 -1,7 -3,6 1,3 -1,1 -1,5 -1,2 -0,7 -2,7 -3,1 3,4 -1,1 0,7 3,9 1,9
7 Migraties van huishoudens naar woningkenmerken Didier Willaert
1 INLEIDING De motivaties van huishoudens om verhuizen hebben in de regel te maken met: (1) de woning en woonomgeving (de woning is te klein, niet comfortabel genoeg, er is geen tuin aanwezig, de omgeving bevalt niet); (2) het werk (verandering van werk, een toename of afname van het inkomen); of (3) veranderingen in de familiestatus (huis verlaten, trouwen, kinderen krijgen, scheiden, pensionering, overlijden van partner) (zie o.a. Knox, 1995). Verhuizingen die te maken hebben met de woon- en de werksfeer zijn in grote mate gelieerd aan de overgang naar een andere fase van de levenscyclus. Enerzijds is er een belangrijke relatie tussen de grootte en de samenstelling van een gezin en de woonruimte die dat gezin nodig heeft of denkt nodig te hebben. Anderzijds vallen veranderingen in familiestatus in een aantal gevallen samen met een wijziging van het inkomensniveau. Uit verschillende studies is gebleken dat de nood aan woonruimte veruit de grootste rol speelt bij de beslissing om te verhuizen. Dit wordt bevestigd in een enquête naar verhuispatronen en -motieven in het Gentse in 1990 (De Decker et al., 1995). Respectievelijk 41% en 40% van de antwoorden op de vraag waarom de vorige woning werd verlaten, hadden te maken met de woningkenmerken en veranderingen in de gezinssituatie. De werksfeer speelde in slechts 11% van de gevallen, de woonomgeving in 8%. Als reden voor vestiging domineerden de antwoorden ‘woning is dichter bij het werk’ en ‘de woning is groter’. In combinatie met de motivatie om te verhuizen leidde dit tot de conclusie dat de grootte van de woning de belangrijkste factor in het verhuisproces is. Verhuizen is een poging om de woonsituatie aan de veranderende wooneisen aan te passen. Die wooneisen wijzigen naargelang de fase in de levenscyclus. Zo verkiest de pas afgestudeerde alleenstaande in de eerste plaats een goedkoop (éénkamer)appartement. Bij een uitbreiding van het gezin, door een huwelijk en vooral het krijgen van kinderen, voldoet dit appartement vaak niet meer en wordt uitgekeken naar een ruimere en comfortabele woning, liefst met tuin en garage. Deze verschillen in wooneisen hebben belangrijke ruimtelijke implicaties. Goedkope éénkamerappartementen (en dus ook jonge alleenstaanden) zijn voornamelijk in de steden te vinden. Het aanbod aan geschikte woningen voor koppels met kinderen is in de stad echter beperkt, waardoor deze huishoudens in grote mate de stad ruilen voor de rand en het platteland waar nog voldoende bouwgelegenheid of een kwalitatief aanbod aanwezig is (Willaert, 2000a). De koppeling van de woonomgeving met de levenscyclus is dus cruciaal. Deze paper gaat hier dieper op in door de migratiebewegingen van huishoudens op de delen naar woningkenmerken, leeftijd en huishoudenstype. Deze opdeling is mogelijk geworden door de anonieme koppeling van de bestanden van het Rijksregister en de volkstelling van 1991, uitgevoerd op het Steunpunt Demografie (Deboosere en Gadeyne, 1999). Na de studie van individuele migratiestromen naar huishoudenspositie (Willaert, 2000a) en de studie van de migraties van huishoudens naar inkomensstructuur (Willaert, 2000b) is het de derde die gebaseerd is op gegevens van de koppeling Rijksregister-volkstelling. 1
2 SETUP 2.1 Koppeling migratie-woningkenmerken Om de koppeling van de migratiebewegingen met woningkenmerken naar LIPROhuishoudenstype (zie 2.3) in beeld te brengen, worden alleen referentiepersonen (man of vrouw) beschouwd. Vermits de drie LIPRO-posities die met kinderen overeenkomen (CMAR, CUNM en C1PA) geen referentiepersonen bevatten, worden deze weggelaten. Ook worden de posities NFR en OTHR buiten beschouwing gelaten. In tegenstelling tot de studie van migratie naar inkomensniveau (Willaert, 2000b), waar enkel migraties tussen gemeenten werden beschouwd, worden hier alle migratiebewegingen – ook deze binnen de Belgische gemeenten – bij de analyse betrokken. Een uitzondering hierop vormt het deel ‘ruimtelijke verschillen’ (zie 5), waar de migraties binnen een zone van een migratiebekken buiten beschouwing worden gelaten. Zeven woningkenmerken uit de volkstelling worden behandeld: 1) Het onderscheid tussen een eigendoms- en een huurwoning. 2) Het onderscheid tussen een ééngezinswoning en een appartement. 3) Het onderscheid tussen woningen jonger en ouder dan 10 jaar. 4) Het comfortniveau van de woningen. 5) De totale oppervlakte van de woonvertrekken. 6) Het al dan niet aanwezig zijn van een garage in of naast de woning. 7) Het al dan niet aanwezig zijn van een tuin. 2.2 Problemen en beperkingen1 De migratie van huishoudens naar woningkenmerken levert een aantal problemen en beperkingen op. Zo moet opgemerkt worden dat in deze paper, net zoals bij de analyse naar inkomen (Willaert, 2000b), enkel migraties van referentiepersonen bekeken worden. Ten eerste betekent het feit dat een referentiepersoon verhuist niet noodzakelijk dat een volledig huishouden de woning verlaat of komt bewonen. Bij een scheiding, bijvoorbeeld, kan het zijn dat enkel de referentiepersoon naar een andere woning verhuist, terwijl de echtgeno(o)t(e) in de huidige woning blijft wonen. Ten tweede is het aantal immigraties van referentiepersonen significant hoger dan de emigraties van referentiepersonen (zie Tabel 1 in Willaert, 2000b). Dat is ondermeer een gevolg van het feit dat eenzelfde migratiebeweging wel of niet kan worden opgetekend als een migratie van een referentiepersoon naargelang het een vertrek of een aankomst is. Een thuisverlater kan bijvoorbeeld in principe nooit vertrekken als referentiepersoon, maar wel aankomen als referentiepersoon. Een tweede grote beperking is dat de covariaten (verwantschap, huishoudenstype, woningkenmerken) enkel ofwel bij aankomst (in het geval van migratie in het jaar voor de volkstelling), ofwel bij vertrek (in het geval van migratie in het jaar volgend op de volkstelling) gekend zijn (zie Figuur 1). Een migratiesaldo kan daardoor enkel over de periode van twee jaar worden berekend. Ten derde dragen referentiepersonen of huishoudens per definitie geen woningkenmerken met zich mee, wat bijvoorbeeld bij inkomen (Willaert, 2000b) wel het geval was. Dit alles maakt dat geen nauwkeurig migratiesaldo kan worden berekend. In wat volgt wordt dan ook enkel de 1
zie ook Willaert, 2000 a en b
2
instroom en de uitstroom van referentiepersonen naar woningkenmerk bekeken. Een vergelijking van de instroom met de uitstroom kan wel een benaderend idee geven van het werkelijk saldo. Figuur 1: Schematisch overzicht van de analyse van migratie naar woningkenmerken VOLKSTELLING 1-3-90
RETROSPECTIEF
1-3-91
PROSPECTIEF
1-3-92
referentiepersonen
die
A flux referentiepersonen die immigreren
flux
(aankomen)
emigreren (vertrekken) uit een
in
een
woning
woningkenmerk y op 1-3-91
met
woning met woningkenmerk y op 1-3-91
B referentiepersoon van elk gezin en woningkenmerk y van elke woning gekend
2.3 LIPRO-huishoudenstypologie LIPRO (LIfestyle PROjections) kent elf individuele huishoudensposities (Van Imhoff en Keilman, 1991): 1) CMAR: kinderen bij een gehuwd samenwonend ouderpaar (Child of MARried couple) 2) CUNM: kinderen bij een ongehuwd samenwonend ouderpaar (Child with UNMarried couple) 3) C1PA: kinderen in een éénoudergezin (Child in a 1 PArent household) 4) SING: alleenstaanden die een éénpersoonshuishouden vormen (SINGles) 5) MAR0: gehuwd samenwonenden zonder kinderen (MARried, 0 children) 6) MAR+: gehuwd samenwonenden met kinderen (MARried, plus children) 7) UNM0: ongehuwd samenwonenden zonder kinderen (UNMarried, 0 children) 8) UNM+: ongehuwd samenwonenden met kinderen (UNMarried, plus children) 9) H1PA: ouder in een éénoudergezin (Head of a 1 PArent household) 10) NFR: niet verwante personen die in het huishouden verblijven maar zelf geen huishouden vormen (Non-Family Related) 11) OTHR: anderen (o.a. personen in collectieve huishoudens: gevangenissen, ziekenhuizen, etc.) (OTHeRs) en zeven huishoudenstypen door combinatie van huishoudensposities: 1) Huishoudens van één persoon 2) Gehuwde koppels zonder kinderen
3
3) Gehuwde koppels met kinderen 4) Ongehuwde koppels zonder kinderen 5) Ongehuwde koppels met kinderen 6) Eénoudergezinnen 7) Andere huishoudenstypen (o.a. collectieve huishoudens) Dit laatste type wordt in de analyse echter buiten beschouwing gelaten. 2.4 Woningtypologie Naast de afzonderlijke woningkenmerken worden drie woningcriteria (bewonerstitel, ééngezinswoning/appartement, ouderdom van de woning) gecombineerd tot acht woningtypen: 1. E1J: door eigenaars (E voor “eigenaars”) bewoonde ééngezinswoningen (1) van minder dan 10 jaar oud (J voor “jong”) 2. E1O: door eigenaars (E) bewoonde ééngezinswoningen (1) van meer dan 10 jaar oud (O voor “oud”) 3. E+J: door eigenaars (E) bewoonde appartementen (+ voor meerdere woningen in één gebouw) van minder dan 10 jaar oud (J) 4. E+O: door eigenaars (E) bewoonde appartementen (+) van meer dan 10 jaar oud (O) 5. H1J: door huurders (H voor “huurders”) bewoonde ééngezinswoningen (1) van minder dan 10 jaar oud (J) 6. H1O: door huurders (H) bewoonde ééngezinswoningen (1) van meer dan 10 jaar oud (O) 7. H+J: door huurders (H) bewoonde appartementen (+) van minder dan 10 jaar oud (J) 8. H+O: door huurders (H) bewoonde appartementen (+) van meer dan 10 jaar oud (O)
3 MIGRATIE NAAR BEWONERSTITEL, WONINGTYPE (EENGEZINSWONING OF APPARTEMENT) EN OUDERDOM VAN DE WONING 3.1 Stock2 3.1.1 Eigendomswoning (het complement is huurwoning) Het percentage huishoudens die een eigendomswoning bezitten, naar leeftijd en huishoudenstype, toont een duidelijk verschil tussen getrouwde koppels en de overige huishoudenstypen (Figuur 2)3. Op de leeftijd van 30 jaar zijn bijna 60% van de gehuwden met 2
De huisvestingsprofielen naar leeftijd en huishoudenstype werden op het Steunpunt Demografie reeds
aangemaakt (Deboosere et al., 1997), maar kwamen toen voort uit een 1/70ste steekproef van de huishoudens van de volkstelling van 1991. Deze profielen zijn gebaseerd op alle huishoudens. Een tweede verschil betreft het onderscheid tussen respectievelijk woningen jonger en ouder dan 10 jaar: in de volkstellingsmonografie over huishoudens en gezinnen (Deboosere et al., 1997) ligt de grens tussen oudere en de nieuwere woningen op 20 jaar. 3
Zie Kaarten 39 en 41 in Goossens et al. (1997) voor de ruimtelijke verdeling op gemeentelijk niveau van
respectievelijk woningen bewoond door een huurder (relatief) en woningen bewoond door een eigenaar (absoluut).
4
kinderen eigenaar van een woning. Aan 40 jaar bedraagt dat percentage 80%. Het percentage gehuwden zonder kinderen met een eigen woning ligt op vrijwel elke leeftijd lager dan dat van gehuwden met kinderen. Ook deze huishoudens bereiken een finale eigenaarsgraad die boven de 80% ligt, deels omdat hier koppels zijn inbegrepen waarvan de kinderen reeds de (eigendoms)woning hebben verlaten. Na de leeftijd van 65 jaar neemt de proportie gehuwden zonder kinderen met een eigendomswoning terug af. Samenwonenden beginnen later aan de aankoop van een eigen woning en finaal bezit slechts ongeveer 60% van hen een eigendomswoning. Het profiel van de éénoudergezinnen is tot de leeftijd van 55 jaar gelijklopend met dat van de cohabitanten. Op oudere leeftijd neemt de eigendomsgraad echter toe tot iets meer dan 80%. Dit heeft te maken met de veranderende compositie van deze groep naar leeftijd: op jongere leeftijd betreft het hoofdzakelijk alleenstaande moeders, en op oudere leeftijd zijn het vooral verweduwden met nog inwonende kinderen die nog een uit hun huwelijk overgehouden eigendomswoning bezitten. Alleenstaanden hebben vrijwel altijd de laagste eigendomsgraad. Enkel op oudere leeftijd (vanaf 60 jaar) zijn de samenwonenden zonder kinderen in nog mindere mate eigenaar van een woning. Figuur 2: Percentage eigendomswoningen, naar leeftijd referentiepersoon en LIPRO-huishoudenstype, 1-3-1991 100 90 80 SING
70
MAR0
%
60
MAR+
50
UNM0
40
UNM+
30
H1PA
20 10 90-94
80-84
70-74
60-64
50-54
40-44
30-34
20-24
10-14
0
leeftijd
3.1.2 Eéngezinswoning (het complement is appartement) Starters op de woningmarkt blijven eerst nog een tijdje in een appartement wonen, maar doen snel de overstap naar een ééngezinswoning (Figuur 3)4. Gehuwden en cohabitanten met kinderen doen die overstap veel sneller dan samenwonenden zonder kinderen en vooral alleenstaanden. Procentueel wonen getrouwde koppels met kinderen het meest in een ééngezinswoning op de leeftijd tussen 35 en 39 jaar. Op oudere leeftijd blijft het percentage in de buurt van het maximum (93%) schommelen. Daartegenover staat dat finaal slechts 60% 4
Zie Kaart 18a in Goossens et al. (1997) voor de ruimtelijke verdeling op gemeentelijk niveau van woningen
van het type appartementen en studio’s (het complement van ééngezinswoningen).
5
van de alleenstaanden een ééngezinswoning betrekt en dan nog op oudere leeftijd, waar verweduwde alleenstaande vrouwen - die reeds in een ééngezinswoning woonden - het percentage doen toenemen. Van de bejaarde alleenstaanden blijft veruit het grootste deel in een ééngezinswoning wonen. Een massale verhuis naar een appartement lijkt hier dus niet plaats te vinden. Het profiel van getrouwde koppels zonder kinderen komt op jongere leeftijd grotendeels overeen met dat van samenwonenden met kinderen. Vanaf de leeftijd van 60 jaar nemen de percentages echter duidelijk af. In combinatie met de dalende proportie eigendomswoningen (Figuur 2) kunnen we besluiten dat indien gehuwden zonder kinderen op oudere leeftijd verhuizen, dit in veel grotere mate dan op middelbare leeftijd naar huurappartementen is. Het specifieke verloop voor de éénoudergezinnen heeft, net als bij de stock van de eigendomswoningen, te maken met de veranderende samenstelling naar leeftijd. Figuur 3: Percentage ééngezinswoningen, naar leeftijd referentiepersoon en LIPRO-huishoudenstype, 1-3-1991 100 90 80 SING
70
MAR0
%
60
MAR+
50
UNM0
40
UNM+
30
H1PA
20 10 90-94
80-84
70-74
60-64
50-54
40-44
30-34
20-24
10-14
0
leeftijd
3.1.3 Woning jonger dan 10 jaar (het complement is woning ouder dan 10 jaar of ouderdom onbekend) Figuur 4 toont de verdeling van nieuwe woningen (woningen gebouwd tussen 1981 en 1991) naar huishoudenstype en leeftijd. Nieuwbouw moet het duidelijk hebben van gehuwden, en nog iets meer van degene met kinderen dan die zonder kinderen. De piek (respectievelijk 27 en 22% voor getrouwde koppels met en zonder kinderen) ligt op 30-34 jaar5. Op oudere leeftijd nemen de percentages snel af. Ook hier stellen we vast dat de overige vier huishoudenstypen aan het kortste eind trekken: maximaal woont slechts 10-11% van de
5
Voor woningen jonger dan 5 jaar (gebouwd tussen 1986 en 1991) is de piek even hoog in de leeftijdsklassen
25-29 en 30-34 jaar en bedraagt daar 14-16%. Het verschil tussen getrouwde koppels met en zonder kinderen is hier bijna volledig verdwenen. Dit is een bevestiging van het prospectieve denken van huishoudens: soms kopen ze reeds een nieuwbouwwoning vóór ze kinderen hebben. En pas als die woning er is, wordt gedacht aan het krijgen van kinderen.
6
cohabitanten en éénoudergezinnen, en ongeveer 7% van de alleenstaanden in een woning die jonger is dan 10 jaar. Figuur 4: Percentage nieuwe woningen (jonger dan 10 jaar), naar leeftijd referentiepersoon en LIPROhuishoudenstype, 1-3-1991 30 25 SING
%
20
MAR0 MAR+
15
UNM0 UNM+
10
H1PA
5
90-94
80-84
70-74
60-64
50-54
40-44
30-34
20-24
10-14
0
leeftijd
De kaart van de verspreiding van woningen gebouwd tussen 1981 en 1991 (Kaart 1) toont een opmerkelijk contrast tussen Vlaanderen en Wallonië. In Wallonië zijn er maar een paar regio’s die boven het gemiddelde uitspringen: oostelijk Waals-Brabant, Duitstalig België en een aantal randgemeenten van de stad Luik. Vooral in de oude industriële as Doornik-BergenCharleroi-Namen-Luik is het aandeel nieuwe woningen zeer klein. Ondanks de goedkope bouwgrondprijs, zijn nieuwe woningen in Wallonië dus een vrij zeldzaam fenomeen. Dat nieuwbouw voornamelijk in Vlaanderen gesitueerd is, heeft ongetwijfeld voor een deel te maken met het hogere inkomen van de huishoudens in het noorden van het land. Zo kent Vlaanderen veel meer tweeverdieners dan Wallonië (zie Kaart 18 in Willaert, 2000b). We kunnen veronderstellen dat het kopen van een eerste huis niet alleen afhankelijk is van de werkzekerheid van één van de broodwinners, maar ook van bijkomende inkomsten van de partner. Zo zijn ongeveer de helft van alle woningen die gebouwd zijn tussen 1981 en 1991 in het bezit van huishoudens die beschikken over twee inkomens uit arbeid (Figuur 5). Met de fors gestegen grond- en woningprijzen in de jaren ’90 (KBC, 2000) zullen ongetwijfeld minder éénverdieners toegang hebben tot nieuwbouw. De spreiding van de woningen gebouwd tussen 1981 en 1991 toont duidelijk de nog steeds voortdurende suburbanisatie er rurbanisatie, voornamelijk in Vlaanderen. In een aantal migratiebekkens (Brussel, Antwerpen, Luik) sluit de ring van gemeenten met de hoogste percentages nieuwe woningen niet meer direct aan bij de steden. Steeds meer huishoudens
7
Kaart 1: Woningen gebouwd tussen 1981 en 1991. Bron: NIS - Volkstelling 1991
% 13,5 - 24 11 - 13,5 8,2 - 11 5,6 - 8,2 1,1 - 5,6
(126) (105) (121) (118) (119)
migratiebekken 0
30
km
60
bouwen duidelijk op een grotere afstand van de stad. Dit kan in verband worden gebracht met de dure grond- en woningprijzen en het schaarse aanbod van percelen in verschillende randstedelijke gemeenten, waardoor minder koopkrachtige gezinnen genoodzaakt zijn om uit te wijken naar minder dure, verder van de stad gelegen, landelijke gemeenten (zie ook Willaert, 1999a en Willaert, 2000a). Figuur 5: Verdeling van alle woningen en de woningen gebouwd tussen 1981 en 1991, naar inkomenstypologie van de huishoudens6, 1-3-1991 60 alle w oningen 50
nieuw e w oningen
%
40 30 20 10 0 1
2
3
4
inkomenstypologie
5
6
7
3.1.4 Woningtypologie In Tabel 1 worden de drie voorgaande wooncriteria (bewonerstitel, ééngezinswoning of appartement, en ouderdom van de woning) gecombineerd in 8 woningtypen (zie 2.4). Hieruit kunnen we besluiten dat: • Zoals al bleek uit de figuren van de afzonderlijke woningkenmerken, zijn gehuwde koppels met kinderen zeer sterk oververtegenwoordigd als eigenaars van nieuwe ééngezinswoningen. Dit is veel minder het geval bij gehuwden zonder kinderen. Gehuwde koppels zonder kinderen wonen ook meer in appartementen. • Samenwonenden huren veel meer dan gehuwden. Die oververtegenwoordiging geldt vooral voor ééngezinswoningen en appartementen ouder dan 10 jaar. Toch is 35 à 40% van de samenwonende koppels eigenaar van een ééngezinswoning. Samenwonenden met kinderen verkiezen, meer dan samenwonenden zonder kinderen, een ééngezinswoning boven een appartement. • Alleenstaanden zijn in bijna 40% van de gevallen eigenaar van een ééngezinswoning ouder dan 10 jaar. Het betreft hier echter voornamelijk verweduwden die nog een uit hun huwelijk overgehouden woning bezitten. In vergelijking met de overige huishoudenstypen zijn ze sterk oververtegenwoordigd als huurder en als eigenaar van appartementen ouder dan 10 jaar.
6
Inkomenstypologie: 1 = geen inkomen of onbekend; 2 = 1 vervangingsinkomen; 3 = 1 inkomen uit arbeid; 4 =
2 inkomens, waarvan 1 een vervangingsinkomen; 5 = twee inkomens uit arbeid; 6 = meer dan 2 inkomens
9
• De woonvoorkeuren van éénoudergezinnen komen vrij goed overeen met deze van de alleenstaanden. In vergelijking met die alleenstaanden wonen ze wel meer in ééngezinswoningen en minder in appartementen. Dit heeft natuurlijk te maken met de nood aan meer woonruimte ten gevolge van de aanwezigheid van een kind. Tabel 1: Verdeling van huishoudens naar LIPRO-huishoudens type- en woningtype, 1-3-91 abs
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
totaal
E1J
11791
37351
159417
2733
2713
7114
221119
E1O
373036
542526
887576
25190
19492
134998
1982818
E+J
5560
5420
3710
444
148
1018
16300
E+O
72290
46364
28818
3009
951
10418
161850
H1J
6453
5925
15532
971
1111
4621
34613
H1O
185763
123125
205227
24379
19590
71539
629623
H+J
17941
8254
5611
1888
599
4053
38346
H+O
301283
96167
77039
20305
8278
54329
557401
totaal
974117
865132
1382930
78919
52882
288090
3642070
totaal
%
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
E1J
1.2
4.3
11.5
3.5
5.1
2.5
6.1
E1O
38.3
62.7
64.2
31.9
36.9
46.9
54.4
E+J
0.6
0.6
0.3
0.6
0.3
0.4
0.4
E+O
7.4
5.4
2.1
3.8
1.8
3.6
4.4
H1J
0.7
0.7
1.1
1.2
2.1
1.6
1.0
H1O
19.1
14.2
14.8
30.9
37.0
24.8
17.3
H+J
1.8
1.0
0.4
2.4
1.1
1.4
1.1
H+O
30.9
11.1
5.6
25.7
15.7
18.9
15.3
totaal
100
100
100
100
100
100
100
3.2 Migraties We bekijken hier de woningpreferenties van de verschillende typen huishoudens bij verhuis. Twee zaken worden daarbij berekend: (1) het percentage aankomsten in een bepaalde woning (eigendomswoning, ééngezinswoning, woning jonger dan 10 jaar) onder migrerende referentiepersonen, of de woningkarakteristieken na verhuis en (2) het percentage vertrekkers uit een bepaalde woning onder migrerende referentiepersonen, of de woningkarakteristieken vóór verhuis. Merk op dat de referentiepersoon en de samenstelling van het gezin (huishoudenstype) enkel gekend is bij aankomst in het geval van (1) en bij vertrek in het geval van (2) (zie schema: Figuur 1). 3.2.1 Eigendomswoning (het complement is huurwoning) Het percentage gehuwde referentiepersonen met kinderen die bij verhuis in een eigendomswoning aankomen, neemt exponentieel toe van ongeveer 10% in de leeftijdsklasse 15-19 jaar naar meer dan 60% in de leeftijdsklasse 30-34 jaar (Figuur 6). Op oudere leeftijd blijft steeds tussen de 50 en 60% van de gehuwden met kinderen naar een eigendomswoning verhuizen. Anderzijds neemt ook het percentage dat vertrekt vanuit een eigendomswoning toe, zij het minder sterk (Figuur 7). Dit heeft te maken met het feit dat met toenemende leeftijd meer en meer gehuwde koppels met kinderen een eigendomswoning bezitten. 10
De preferenties van gehuwden zonder kinderen voor een eigendomswoning zijn op jonge en middelbare leeftijd ongeveer even hoog dan bij gehuwden met kinderen. Op oudere leeftijd (70+ jaar), echter, komen gehuwden zonder kinderen veel minder aan in een eigendomswoning (en dus veel meer in een huurwoning), terwijl maar ongeveer de helft van de referentiepersonen vanuit een eigendomswoning vertrekt. Deze toenemende voorkeur voor een huurwoning heeft als resultaat dat de eigenaarsgraad van gehuwden zonder kinderen daalt van ongeveer 80% in de leeftijdsklasse 60-64 jaar naar ongeveer 70% bij de 90-plussers (zie Figuur 2). Figuur 6: Aandeel referentiepersonen die bij verhuis aankomen in een eigendomswoning (%), naar leeftijd en LIPRO-huishoudenspositie op 1-3-91 70 60 50
SING MAR0
40
%
MAR+ UNM0
30
UNM+ 20
H1PA
10
90-94
80-84
70-74
60-64
50-54
40-44
30-34
20-24
10-14
0
leeftijd
Figuur 7: Aandeel referentiepersonen die bij verhuis vertrekken vanuit een eigendomswoning (%), naar leeftijd en LIPRO-huishoudenspositie op 1-3-91 70 60 50
SING MAR0
40
%
MAR+ UNM0
30
UNM+ 20
H1PA
10
90-94
80-84
70-74
60-64
50-54
40-44
30-34
20-24
10-14
0
leeftijd
11
Het profiel van samenwonenden zonder en met kinderen is vrijwel gelijklopend. Net als bij de gehuwden heeft het al dan niet aanwezig zijn van kinderen in het huishouden nauwelijks effect op de beslissing om in een eigendoms- versus een huurwoning te gaan wonen. Wel komen samenwonenden beduidend minder aan in een eigendomswoning dan gehuwden: in alle leeftijdcategorieën komt een meerderheid van hen aan in een huurwoning. En omdat minder cohabitanten een eigendomswoning bezitten, ligt ook het percentage vertrekkenden vanuit een eigendomswoning lager. De voorkeur voor de verhuis naar een eigendoms- of een huurwoning varieert dus significant naargelang de samenlevingsvorm waarin de koppels zich bevinden. Alleenstaanden en éénoudergezinnen komen veruit het minst aan in een eigendomswoning. Het profiel van beide huishoudenstypen is gelijklopend tot de leeftijd van 40 jaar. Op oudere leeftijd blijft het aandeel alleenstaanden dat bij aankomst een eigendomswoning bezit vrij stabiel. De percentages van de éénoudergezinnen blijven echter verder stijgen, zoals ook bij de stock het geval was (Figuur 2). De oudere alleenstaanden (70plussers) vertrekken in ongeveer 40 à 50% van de gevallen uit een eigendomswoning, terwijl ze maar voor 20 à 30% eigenaar zijn bij aankomst. Dit kan gekoppeld worden aan de migratie naar bejaardenflats, gepaard gaande met een verandering van eigenaarsstatuut (van eigenaar naar huurder). Toch stijgt het percentage huurwoningen hier slechts licht (Figuur 2). Dit is een gevolg van de relatief lage mobiliteit op die leeftijd (zie bijvoorbeeld Willaert, 1999b), en van het feit dat op deze leeftijd een groot aantal getrouwde personen door het overlijden van hun partner alleenstaand worden, terwijl ze in de eigendomswoning resterend uit hun huwelijk blijven wonen. De stock aan woningen naar huishoudenstype wordt dus niet alleen beïnvloed door de migraties van huishoudens; ze kunnen ook het resultaat zijn van louter veranderingen in huishoudenspositie. 3.2.2 Eéngezinswoning (het complement is een appartement) De populariteit van ééngezinswoningen bij jonge gezinnen is opvallend: in de leeftijdcategorie van 20-24 jaar komt bijna 80% van de gehuwden met kinderen in een ééngezinswoning aan, terwijl reeds meer dan de helft van de andere huishoudenstypen (de alleenstaanden uitgezonderd) naar een ééngezinswoning verhuizen (Figuur 8). De piek ligt op 30-39 jaar met percentages aankomsten in een ééngezinswoning tot bijna 90% voor de gehuwden met kinderen, iets meer dan 80% voor cohabitanten met kinderen, en 65 à 70% voor koppels zonder kinderen. Vanaf de leeftijd van 60 jaar neemt de populariteit van ééngezinswoningen duidelijk af: het percentage bij aankomst ligt meestal op een minder hoog niveau, terwijl het percentage bij vertrek over het algemeen toeneemt (Figuur 9). Gehuwden zonder kinderen met de referentiepersoon ouder dan 70 jaar verhuizen bijvoorbeeld meer naar een appartement dan naar een ééngezinswoning, terwijl het aandeel dat vertrekt uit een ééngezinswoning rond de 70% blijft schommelen. Deze toenemende voorkeur voor appartementen op oudere leeftijd is in overeenstemming met de literatuur (zie o.a. Clark en Dieleman, 1996). Oudere huishoudens hebben namelijk over het algemeen minder woonruimte nodig. Als bijvoorbeeld alle kinderen het huis uit zijn, en de ouders niet meer willen of kunnen instaan voor de onderhoud van een grote woning, dan biedt een verhuis naar een kleinere woning of een appartement een oplossing. Net zoals bij de eigendomswoningen zijn de laagste percentages voor wat betreft aankomst en vertrek voor de alleenstaanden. Het profiel van de éénoudergezinnen volgt in grote lijnen dat van de cohabitanten. 12
Figuur 8: Aandeel referentiepersonen die bij verhuis aankomen in een ééngezinswoning (%), naar leeftijd en LIPRO-huishoudenspositie op 1-3-91 100 90 80 SING
70
MAR0
%
60
MAR+
50
UNM0
40
UNM+
30
H1PA
20 10
90-94
80-84
70-74
60-64
50-54
40-44
30-34
20-24
10-14
0
leeftijd
Figuur 9: Aandeel referentiepersonen die bij verhuis vertrekken vanuit een ééngezinswoning (%), naar leeftijd en LIPRO-huishoudenspositie op 1-3-91 100 90 80 SING
70
MAR0
%
60
MAR+
50
UNM0
40
UNM+
30
H1PA
20 10
90-94
80-84
70-74
60-64
50-54
40-44
30-34
20-24
10-14
0
leeftijd
3.2.3 Woning jonger dan 10 jaar (het complement is woningen ouder dan 10 jaar of ouderdom onbekend) De aankomsten in een woning gebouwd tussen 1981 en 1991 (Figuur 10) liggen veel hoger dan het vertrek vanuit een dergelijke woning (Figuur 11). Dit heeft natuurlijk te maken met het feit dat huishoudens na de aankoop van een nieuwe woning, zeker in de eerstvolgende 13
jaren, die woning enkel in uitzonderlijke gevallen verlaten. Net als bij de stock (Figuur 4) is er een duidelijk verschil tussen de immigratiecijfers van gehuwde koppels en van de overige huishoudenstypen. De piek ligt op 30-34 jaar en is meestal hoger voor gehuwden met kinderen dan gehuwden zonder kinderen. De figuur van de emigratie uit een nieuwe woning vertoont sterke schommelingen, voornamelijk voor de ongehuwden zonder kinderen. Het betreft hier dan ook slechts een beperkt aantal verhuisbewegingen. Figuur 10: Aandeel referentiepersonen die bij verhuis aankomen in een woning jonger dan 10 jaar (%), naar leeftijd en LIPRO-huishoudenspositie op 1-3-91 40 35 30
SING MAR0
%
25
MAR+
20
UNM0
15
UNM+ H1PA
10 5
90-94
80-84
70-74
60-64
50-54
40-44
30-34
20-24
10-14
0
leeftijd
Figuur 11: Aandeel referentiepersonen die bij verhuis vertrekken vanuit een woning jonger dan 10 jaar (%), naar leeftijd en LIPRO-huishoudenspositie op 1-3-91 12 10 SING MAR0 MAR+
6
UNM0 UNM+
4
H1PA
2
90-94
80-84
70-74
60-64
50-54
40-44
30-34
20-24
0
10-14
%
8
leeftijd
14
3.2.4 Woningtypologie Tabellen 2 en 3 geven respectievelijk de percentages referentiepersonen die aankomen in en vertrekken uit de 8 woningtypen (zie 2.4). De voornaamste conclusies hieruit zijn: • Zoals reeds bleek uit de afzonderlijke woningkenmerken, worden voornamelijk gehuwde koppels met kinderen eigenaar van nieuwe ééngezinswoningen (E1J) door migratie. Ook bij de ééngezinswoningen ouder dan 10 jaar (E1O) is dat het geval. Daartegenover staat dat gehuwde koppels met kinderen meer uit de oudere huurwoningen en huurappartementen vertrekken dan ze erin aankomen. • Het patroon van gehuwden zonder kinderen wijkt niet zoveel af van dat van gehuwden met kinderen. Het meest opvallende verschil is het hoger percentage referentiepersonen die aankomen in ééngezinswoningen ouder dan 10 jaar (E1O) t.o.v. degenen die vertrekken vanuit een dergelijke woning. Gehuwden zonder kinderen verhuizen ook meer naar en vanuit (huur)appartementen. • De percentages van cohabitanten met en zonder kinderen zijn in grote lijnen gelijk. Veruit de meeste migratiebewegingen vinden plaats vanuit en naar de oudere huurwoningen (H1O en H+O) en de oudere ééngezinswoningen in eigendom (E1O). Samenwonenden met kinderen hebben een grotere voorkeur voor alle typen ééngezinswoningen, terwijl samenwonenden zonder kinderen meer in appartementen aankomen. Tabel 2: Aandeel referentiepersonen die bij verhuis aankomen in een woning van een bepaald type7 (%), naar leeftijd en LIPRO-huishoudenspositie op 1-3-91 %
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
E1J
1.7
12.9
23.7
3.8
5.7
2.8
totaal 9.8
E1O
11.7
23.2
33.0
16.6
23.1
14.2
20.2
E+J
1.1
1.9
0.7
0.8
0.3
0.7
1.1
E+O
5.1
3.8
2.0
2.5
1.4
2.8
3.6
H1J
1.0
2.0
2.5
1.4
2.6
2.5
1.8
H1O
24.9
28.8
25.7
36.0
45.0
39.1
28.6
H+J
4.1
3.9
1.3
4.3
1.9
3.3
3.2
H+O
50.4
23.6
11.0
34.7
20.1
34.7
31.7
totaal
100
100
100
100
100
100
100
Tabel 3: Aandeel referentiepersonen die bij verhuis vertrekken vanuit een woning van een bepaald type8 (%), naar leeftijd en LIPRO-huishoudenspositie op 1-3-91 %
7
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
E1J
0.7
2.7
4.7
1.1
1.5
1.3
totaal 2.2
E1O
16.8
24.1
26.6
10.1
13.8
17.9
20.4
E+J
0.4
0.6
0.4
0.3
0.3
0.3
0.4
E+O
4.5
3.9
2.5
2.4
1.7
2.6
3.5
H1J
0.7
1.2
2.3
1.2
2.4
1.6
1.4
H1O
26.3
34.0
41.4
40.6
51.4
39.7
34.4
H+J
2.6
2.7
1.7
3.8
1.7
2.2
2.3
H+O
48.0
30.8
20.5
40.5
27.3
34.4
35.4
totaal
100
100
100
100
100
100
100
zie 2.4
15
• Elk huishoudenstype woont voor verhuis minder frequent in een huurwoning ouder dan 10 jaar (H1O) dan na verhuis. Voornamelijk bij getrouwde koppels met kinderen is dit verschil significant. Bij de huurappartementen ouder dan 10 jaar (H+O) hebben enkel alleenstaanden en éénoudergezinnen hogere percentages bij aankomst dan bij vertrek. Het is duidelijk dat gehuwden en cohabitanten in deze woningen slechts een korte tijd verblijven en zodra ze de kans hebben (bijvoorbeeld indien ze meer inkomen hebben) de overstap maken naar een ruimere ééngezinswoning, waarvan ze bij voorkeur eigenaar willen worden. • De migraties van alleenstaanden vinden voor ongeveer de helft plaats vanuit en naar oudere huurappartementen (H+O). Een andere vaststelling is dat alleenstaanden in grotere mate ééngezinswoningen ouder dan 10 jaar bewoond door eigenaars (E1O) verlaten dan dat ze in dat woningtype aankomen. Het gaat hier waarschijnlijk voor het grootste deel om verweduwde alleenstaanden die hun eigendomswoning inruilen voor een appartement (bejaardenflats) of een collectieve woning (rusthuizen). • De appartementen in eigendom (E+O en E+J) trekken voornamelijk alleenstaanden en gehuwden zonder kinderen aan.
4 MIGRATIE NAAR COMFORT VAN DE WONING, OPPERVLAKTE VAN DE WONING EN DE AANWEZIGHEID VAN EEN TUIN EN GARAGE 4.1 Comfort van de woning Voor de studie van migratie naar het comfortniveau van de woning gebruiken we een comfortvariabele met de volgende posities: 1. een woning met groot comfort (middelmatig comfort + keuken, telefoon en auto) 2. een woning met middelmatig comfort (klein comfort + centrale verwarming) 3. een woning uitgerust met klein comfort (stromend water, een wc met waterspoeling, en een badkamer of stortbad) 4. een woning zonder klein comfort 5. comfort onbekend 6. woningen die geen vaste particuliere woning zijn De hier gebruikte comfortindicator wijkt gedeeltelijk af van de comfortvariabele aangemaakt door het NIS, maar is waarschijnlijk de meest correcte. Ze reproduceert de comfortvariabele met de expliciete beperking tot de personen die in particuliere, niet-mobiele en gekende woningen verblijven. 4.1.1 Stock Twee comfortniveaus worden besproken: (1) het aandeel woningen met groot comfort, en (2) het aandeel woningen zonder klein comfort.
16
Het patroon van de woningen met groot comfort (Figuur 12)8 vertoont dezelfde karakteristieken als dat van ééngezinswoningen, eigendomswoningen en nieuwe woningen (Figuren 2, 3 en 4), in die zin dat: de gehuwden de hoogste percentages hebben, de alleenstaanden meestal aan het kortste eind trekken, en de cohabitanten en éénoudergezinnen zich tussen deze twee uitersten bevinden. De vorm van de curve geeft duidelijk de verschillen in comfortniveau van de woning naar leeftijd van de referentiepersoon weer. Op jonge leeftijd woont slechts een klein deel van de huishoudens in woningen met groot comfort. De percentages nemen nadien gevoelig toe. De piek wordt bereikt op de leeftijd van 40-45 jaar voor de alleenstaanden en op 45-49 jaar voor de andere huishoudenstypen. Op oudere leeftijden worden woningen met groot comfort terug zeldzamer, wat in grote mate het gevolg is van de gemiddeld oudere en minder comfortabele woning waarin 65-plussers leven. Dit komt ook tot uiting in de verdeling van woningen zonder klein comfort (Figuur 13)9. In de leeftijdscategorie van 15-19 jaar woont ongeveer één vierde van alle huishoudens in een woning zonder klein comfort. In de volgende fasen van de levenscyclus daalt dat aandeel en bereikt een dieptepunt rond de leeftijd van 40-44 jaar, waarna het opnieuw gevoelig stijgt. Zo woont op de leeftijd van 90-94 jaar maar liefst 37-47% van de huishoudens in een woning zonder stromend water, een wc met waterspoeling en een badkamer of douche. De slechte woonsituatie van alleenstaanden is treffend: op jonge en middelbare leeftijd woont ongeveer één vijfde in een woning zonder klein comfort; na de pensioenleeftijd loopt dat op tot bijna één op twee. Figuur 12: Percentage woningen met groot comfort, naar leeftijd referentiepersoon en LIPRO-huishoudenstype, 1-3-1991 70 60 50
SING MAR0
40
%
MAR+ UNM0
30
UNM+ 20
H1PA
10
90-94
80-84
70-74
60-64
50-54
40-44
30-34
20-24
10-14
0
leeftijd
8
Zie Kaart 13 in Goossens et al. (1997) voor de ruimtelijke verdeling op gemeentelijk niveau van woningen die
beschikken over groot comfort. 9
Zie Kaart 10 in Goossens et al. (1997) voor de ruimtelijke verdeling op gemeentelijk niveau van woningen die
niet beschikken over klein comfort.
17
Figuur 13: Percentage woningen zonder klein comfort, naar leeftijd referentiepersoon en LIPROhuishoudenstype, 1-3-1991 60
50 SING
%
40
MAR0 MAR+
30
UNM0 UNM+
20
H1PA
10
90-94
80-84
70-74
60-64
50-54
40-44
30-34
20-24
10-14
0
leeftijd
4.1.2 Migraties De migratiecijfers naar huishoudenstypologie voor vier comfortniveaus (groot comfort, middelmatig comfort, klein comfort en zonder klein comfort) en onderverdeeld in drie leeftijdsgroepen (15-29 jaar; 30-54 jaar en 55 jaar of ouder) worden weergegeven in Tabellen 4 en 5. Tabel 4: Aandeel referentiepersonen die aankomen in een woning met een bepaald comfortniveau (%), naar LIPRO-huishoudenspositie en leeftijdsgroep op 1-3-91 SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
totaal
groot comfort
19.7
42.5
48.8
31.7
33.1
24.9
33.2
alle leef-
middelmatig comfort
31.4
16.6
12.8
19.3
16.1
28.0
22.2
tijden
klein comfort
29.6
32.6
30.3
37.5
37.4
33.1
31.5
zonder klein comfort
19.3
8.3
8.1
11.4
13.4
14.0
13.1
totaal
100
100
100
100
100
100
100
groot comfort
19.0
40.1
40.3
28.2
23.3
14.1
29.3
middelmatig comfort
29.3
14.5
13.2
19.9
18.5
28.8
21.1
klein comfort
33.3
37.1
36.3
40.4
42.1
38.7
36.1
zonder klein comfort
18.4
8.3
10.2
11.5
16.1
18.4
13.4
groot comfort
24.1
49.0
53.1
38.8
39.2
28.7
38.9
middelmatig comfort
27.7
14.6
12.3
17.5
14.6
27.9
19.9
klein comfort
28.1
28.4
27.6
33.2
34.5
31.2
28.9
zonder klein comfort
20.1
8.0
6.9
10.5
11.8
12.2
12.3
groot comfort
13.0
42.7
46.3
32.3
35.7
28.9
27.1
middelmatig comfort
42.9
24.1
16.4
22.5
16.1
26.5
32.7
klein comfort
24.4
24.9
28.1
30.8
35.7
30.7
25.5
zonder klein comfort
19.7
8.3
9.2
14.4
12.6
13.9
14.6
15-29 jaar
30-54 jaar
55+ jaar
18
Tabel 5: Aandeel referentiepersonen die vertrekken vanuit een woning met een bepaald comfortniveau (%), naar LIPRO-huishoudenspositie en leeftijdsgroep op 1-3-91 SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
totaal
groot comfort
16.8
37.0
43.0
28.3
29.1
25.9
29.0
alle leef-
middelmatig comfort
29.6
17.4
12.7
19.2
16.2
24.2
21.6
tijden
klein comfort
27.4
31.4
32.7
36.8
38.6
32.1
30.7
zonder klein comfort
26.2
14.2
11.7
15.8
16.2
17.8
18.7
totaal
100
100
100
100
100
100
100
groot comfort
17.4
34.6
32.9
24.6
19.6
14.5
24.7
middelmatig comfort
29.6
16.3
13.0
19.6
18.3
26.3
21.8
klein comfort
32.2
37.7
40.1
40.9
42.8
38.3
36.5
zonder klein comfort
20.8
11.4
14.0
14.8
19.2
20.9
16.9
groot comfort
23.2
43.0
47.2
34.2
34.8
29.5
36.0
middelmatig comfort
26.6
15.6
12.5
17.9
15.1
24.8
19.2
klein comfort
27.8
29.8
30.3
32.7
36.0
30.9
29.9
zonder klein comfort
22.4
11.6
10.1
15.1
14.2
14.8
15.0
9.0
35.2
42.2
27.8
25.7
25.9
20.1
middelmatig comfort
32.8
19.9
13.2
20.6
12.8
18.6
26.5
klein comfort
22.3
25.6
27.7
29.3
40.1
29.0
24.3
zonder klein comfort
35.9
19.4
16.9
22.3
21.4
26.6
29.1
15-29 jaar
30-54 jaar
groot comfort 55+ jaar
Conclusies zijn: • Alle huishoudenstypen verlaten woningen zonder klein comfort in grotere mate dan dat ze zich daarin vestigen. Omgekeerd komen huishoudens, de éénoudergezinnen uitgezonderd, meer aan in woningen met een groot comfort dan dat ze uit een dergelijke woning verhuizen. Dit geldt bovendien voor alle leeftijdsgroepen. Het comfort van de woning als belangrijke push-factor bij het verhuisproces10 wordt dus bevestigd: huishoudens die verhuizen streven duidelijk naar een verbetering van het comfort- en uitrustingsniveau van de woning. • Voornamelijk gehuwde koppels verhuizen naar woningen met groot comfort, gevolgd door samenwonenden, éénoudergezinnen en alleenstaanden. De éénoudergezinnen zijn het enige huishoudenstype waarbij het percentage bij aankomst hoger ligt dan het percentage bij vertrek. Dit geldt echter alleen voor huishoudens waarvan de referentiepersoon jonger is dan 55 jaar. • Woningen met middelmatig comfort dragen bij verhuis vooral de voorkeur van alleenstaanden en éénoudergezinnen weg. De voorkeur van de andere huishoudenstypen voor dit type woning zijn vrijwel steeds lager, maar nemen fors toe op oudere leeftijd (55+). • Tussen de 30 en 40% van de huishoudens komen aan in een woning met klein comfort. Bij samenwonenden ligt dat percentage iets hoger dan voor gehuwden. Koppels zonder kinderen verhuizen bovendien iets meer naar woningen zonder klein comfort dan koppels met kinderen. En de hoogste cijfers zijn telkens te vinden in de jongste leeftijdsgroep (15-29 jaar). Hetzelfde geldt grotendeels voor de cijfers bij vertrek.
10
Zo komt in het onderzoek naar de verhuismotieven in Gent (De Decker et al., 1995) ‘te weinig comfort’ op de
vierde plaats op de lijst van de belangrijkste motieven om te verhuizen.
19
Gehuwden en samenwonenden met kinderen vertrekken meer uit woningen met klein comfort dan dat ze daarin aankomen. Bij huishoudens zonder kinderen en éénoudergezinnen is dit niet het geval. De éénoudergezinnen buiten beschouwing gelaten, speelt de aanwezigheid van kinderen hier dus een rol. • Elk huishoudenstype woont na verhuis in mindere mate in een woning zonder klein comfort dan voor verhuis. Dit geldt in alle leeftijdscategorieën, maar vooral bij de 55-plussers. Anderzijds komen gezinnen met de referentiepersoon ouder dan 55 jaar in grote mate aan in woningen met groot en middelmatig comfort. Bij deze huishoudens is dus het meest sprake van een verbetering in het comfortniveau van de woning bij verhuis. Gezien zij ook het meest een woning zonder klein comfort betrekken (zie Figuur 13), is dat geen verrassing.
4.2 Oppervlakte van de woning 4.2.1 Stock De woningoppervlakte geldt als veruit de belangrijkste factor in het verhuisproces. Zo wordt in het onderzoek naar verhuispatronen in Gent (De Decker et al., 1995) de grootte van de woning het meest vermeld als motief om te verhuizen. De verdeling van grote woningen (een woonoppervlakte van 125 m2 of meer) en kleine woningen (een woonoppervlakte van minder dan 55m2) op respectievelijk Figuur 14 en 1511 toont duidelijk de wijzigende voorkeuren betreffende de woonoppervlakte naargelang de fase in de levenscyclus en de huishoudenspositie. Jongvolwassenen hebben nog geen nood aan een grote woning: huishoudens met 15 tot 24-jarige referentiepersonen wonen in amper 3% van de gevallen in woningen met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 125 m2, terwijl meer dan 40% een woning met een oppervlakte van minder dan 55 m2 betrekt. Bij een uitbreiding van het gezin, gepaard gaande met een huwelijk en vooral ouderschap, wordt de woonoppervlakte te beperkt en kijkt men - zodra er voldoende financiële middelen zijn - uit naar een ruimere woning. Zo neemt het percentage gehuwden met kinderen in een grote woning toe van ongeveer 5% in de leeftijdsklasse 20-24 jaar tot meer dan 23% in de leeftijd tussen 45 en 49 jaar. Samenwonenden met kinderen en éénoudergezinnen wonen maximaal in 15% van de gevallen in een grote woning, de overige huishoudensposities in niet meer dan 5 tot 9%. Op oudere leeftijd hebben huishoudens opnieuw minder woonruimte nodig omdat bijvoorbeeld de kinderen het huis uit of de partner overleden is. Het percentage huishoudens in een grote woning neemt dan ook over het algemeen af na de leeftijd van 50 jaar, terwijl het percentage huishoudens in een kleine woning toeneemt (Figuren 11 en 12). Onderverdeeld naar contractueel statuut, woont in Vlaanderen meer dan de helft van de zelfstandigen in een woning met meer dan 125 m2 oppervlakte, bij de bedienden is dit 44% en bij de arbeiders 25% (Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 1999).
11
Zie Kaarten 24 en 19 in Goossens et al. (1997) voor de ruimtelijke verdeling op gemeentelijk niveau van
woningen met respectievelijk een oppervlakte van 125 m2 en meer, en minder dan 55 m2.
20
Figuur 14: Percentage woningen met een woonoppervlakte ≥125 m2, naar leeftijd referentiepersoon en LIPROhuishoudenstype, 1-3-1991 25
20 SING MAR0
15
%
MAR+ UNM0 10
UNM+ H1PA
5
90-94
80-84
70-74
60-64
50-54
40-44
30-34
20-24
10-14
0
leeftijd
Figuur 15: Percentage woningen met een woonoppervlakte <55 m2, naar leeftijd referentiepersoon en LIPROhuishoudenstype, 1-3-1991 70 60 50
SING MAR0
40
%
MAR+ UNM0
30
UNM+ 20
H1PA
10
90-94
80-84
70-74
60-64
50-54
40-44
30-34
20-24
10-14
0
leeftijd
4.2.2 Migraties Studies in de Verenigde Staten en Europa (zie o.a. Clark en Dieleman, 1996) tonen aan dat zowel het aantal woonvertrekken als de woonoppervlakte over het algemeen groter zijn na de verhuisbeweging dan ervoor. Dit is voornamelijk het geval voor diegenen die de overstap maken van huurder naar eigenaar. Voor de huishoudens die huurder worden en voordien eigenaar waren, geldt het omgekeerde: de woonoppervlakte neemt door de verhuis af. In dit geval gaat het voornamelijk om 50-plussers. 21
De grotere woonoppervlakte na verhuis wordt bevestigd: een kleiner percentage van de huishoudens woont na verhuis in een woning met een kleine oppervlakte (<84 m2) (Tabel 7) in vergelijking met voor de verhuis (Tabel 6), terwijl voor de woningen met een grotere oppervlakte (≥85 m2) juist het tegenovergestelde geldt. Naar de allergrootste woningen (≥125 m2) migreren voornamelijk gehuwden en samenwonenden met kinderen. Alleenstaanden, cohabitanten zonder kinderen en éénoudergezinnen hebben de minste voorkeur voor deze woningen. Voor de alleenstaanden en de éénoudergezinnen geldt bovendien dat ze bij vertrek meer in een woning met een oppervlakte van 125 m2 of meer wonen dan bij aankomst. Bij alleenstaanden kan dit in verband worden gebracht met de verhuis van verweduwden naar een kleinere woning (bv. een bejaardenflat); bij de éénoudergezinnen met het verlaten van de woning na de scheiding met, of het overlijden van de partner. Alleenstaanden hebben natuurlijk slechts een beperkte woonruimte nodig: ongeveer een derde van hen verhuist naar een woning met een oppervlakte kleiner dan 45 m2, tegenover slechts maximaal 1 op 7 voor de overige huishoudenstypen. Gehuwden en samenwonenden zonder kinderen hebben de grootste voorkeur voor woningen met een oppervlakte tussen 65 en 104 m2. Tabel 6: Aandeel referentiepersonen die aankomen in een woning met een bepaalde oppervlakte (%), naar LIPRO-huishoudenspositie op 1-3-91
2
<35 m
2
35-44 m
2
45-54 m
2
55-64 m
2
65-84 m
2
85-104 m
2
105-124 m
2
>=125 m
totaal
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
totaal
18.2
4.1
1.9
6.7
3.7
6.4
9.0
13.5
5.5
2.1
8.2
4.2
6.4
7.8
18.9
13.1
8.3
16.8
13.0
16.9
14.6
10.3
10.9
8.7
12.0
11.6
12.9
10.4
19.1
25.2
20.2
25.8
24.0
23.9
21.7
11.1
21.0
22.0
17.0
19.6
16.5
16.9
5.9
13.1
18.4
9.2
14.2
10.8
11.4
3.1
7.0
18.4
4.3
9.8
6.2
8.3
100
100
100
100
100
100
100
Tabel 7: Aandeel referentiepersonen die vertrekken vanuit een woning met een bepaalde oppervlakte (%), naar LIPRO-huishoudenspositie op 1-3-91
2
<35 m
2
35-44 m
2
45-54 m
2
55-64 m
2
65-84 m
2
85-104 m
2
105-124 m
2
>=125 m
totaal
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
totaal
17.9
5.3
2.8
8.9
5.1
6.6
9.9
13.2
6.5
3.2
9.3
5.3
6.6
8.3
18.9
15.1
11.2
19.4
15.2
17.0
15.9
10.1
11.6
10.4
11.8
12.1
12.4
10.8
18.9
25.6
24.0
24.5
24.3
23.5
22.2
11.1
18.3
20.5
14.4
18.4
15.9
15.7
6.2
11.2
15.7
8.2
12.6
11.1
10.4
3.6
6.5
12.2
3.5
6.9
6.9
6.9
100
100
100
100
100
100
100
De tabellen naar leeftijdsgroep (Tabellen 8 en 9) tonen een meer gedetailleerd beeld. Hier komt duidelijk tot uiting dat bij de 55-plussers de woonoppervlakte over het algemeen kleiner is na de verhuis dan ervoor: in deze leeftijdsgroep wonen referentiepersonen, gehuwden met
22
kinderen en cohabitanten zonder kinderen uitgezonderd, meer in de categorie van de kleine woningen (< 55 m2) na aankomst (Tabel 8) dan voor vertrek (Tabel 9), terwijl oudere referentiepersonen meer in de categorie van de grote woningen (≥105 m2) wonen voor vertrek dan na aankomst. Dit is voornamelijk het geval bij de alleenstaanden. Op jonge leeftijd (15-29 jaar) en ook - maar in iets mindere mate - op middelbare leeftijd (30-54 jaar), vindt het tegengestelde proces plaats. Het zijn steeds de alleenstaanden die het meest aankomen in en vertrekken uit de kleinste woningen. De grootste woningen zijn het populairst bij de gehuwden met kinderen en dit vooral op middelbare leeftijd. Het percentage bij aankomst neemt hier af in de oudste leeftijdsgroep, terwijl het percentage bij vertrek met de leeftijd toeneemt. Het grootste deel van de verhuisbewegingen bij alle huishoudenstypen, de alleenstaanden uitgezonderd, vindt echter plaats naar en vanuit woningen met een woonoppervlakte tussen 55 en 104 m2. Tabel 8: Aandeel referentiepersonen die aankomen in een woning met een bepaalde oppervlakte (%), naar LIPRO-huishoudenspositie en leeftijdsgroep op 1-3-91 SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
totaal
<55 m2
50.5
22.7
12.2
31.7
20.9
29.7
31.3
alle leef-
55-104 m2
40.5
57.2
50.9
54.8
55.1
53.3
49.0
tijden
>=105 m2
9.0
20.1
36.9
13.5
24.0
17.0
19.6
totaal
100
100
100
100
100
100
100
<55 m2
52.7
22.4
16.2
34.7
27.3
38.0
34.5
55-104 m2
39.5
58.3
56.0
54.6
56.6
51.0
50.2
15-29 jaar
30-54 jaar
55+ jaar
>=105 m2
7.8
19.3
27.9
10.7
16.1
11.1
15.3
<55 m2
48.0
20.2
10.2
25.8
17.0
27.1
26.4
55-104 m2
41.2
54.9
48.3
55.0
54.2
53.8
48.1
>=105 m2
10.8
24.9
41.5
19.2
28.8
19.1
25.5
<55 m2
50.7
25.9
14.0
30.5
21.4
25.3
37.2
55-104 m2 >=105 m2
41.3
56.4
53.1
55.4
52.2
56.4
48.4
8.1
17.7
32.9
14.1
26.4
18.3
14.4
Tabel 9: Aandeel referentiepersonen die vertrekken vanuit een woning met een bepaalde oppervlakte (%), naar LIPRO-huishoudenspositie en leeftijdsgroep op 1-3-91 SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
totaal
<55 m2
50.0
26.8
17.1
37.6
25.6
30.2
34.0
alle leef-
55-104 m2
40.2
55.5
55.0
50.7
54.9
51.8
48.7
tijden
>=105 m2
9.9
17.6
27.9
11.7
19.5
18.0
17.3
totaal
100
100
100
100
100
100
100
<55 m2
57.1
30.7
24.1
42.0
33.7
42.1
41.4
55-104 m2
35.6
56.9
58.5
49.4
53.6
47.7
47.4
>=105 m2
7.3
12.4
17.4
8.6
12.8
10.2
11.2
<55 m2
49.5
24.9
14.6
32.6
21.2
27.9
28.9
55-104 m2
39.7
55.7
54.2
52.2
55.6
52.9
49.7
>=105 m2
10.9
19.5
31.2
15.2
23.2
19.2
21.4
<55 m2
43.5
24.1
14.2
32.3
20.1
23.3
34.3
55-104 m2 >=105 m2
45.3
53.9
49.7
52.2
56.6
52.9
48.5
11.2
22.0
36.1
15.5
23.3
23.8
17.2
15-29 jaar
30-54 jaar
55+ jaar
23
4.3 Aanwezigheid van een tuin12 en garage13 4.3.1 Stock Het is duidelijk dat het bezitten van een woning met tuin voor vele huishoudens belangrijk is (Figuur 16). Tot drie vierden van de gehuwden met kinderen bezit een woning met tuin. Bij Figuur 16: Percentage woningen met een tuin, naar leeftijd referentiepersoon en LIPRO-huishoudenstype, 1-31991 80 70 60
SING MAR0
%
50
MAR+
40
UNM0
30
UNM+ H1PA
20 10
90-94
80-84
70-74
60-64
50-54
40-44
30-34
20-24
10-14
0
leeftijd
Figuur 17: Percentage woningen met een garage, naar leeftijd referentiepersoon en LIPRO-huishoudenstype, 13-1991 90 80 70 SING 60
MAR0 MAR+
40
UNM0
%
50
UNM+
30
H1PA 20 10
90-94
80-84
70-74
60-64
50-54
40-44
30-34
20-24
10-14
0
leeftijd
12
omschreven als: tuin ter beschikking van het gezin uitsluitend voor eigen gebruik
13
omschreven als: garage die deel uitmaakt van of rechtstreeks aansluit aan de woning (of aan het gebouw)
24
gehuwden zonder kinderen loopt dat percentage op tot iets minder dan 70%, bij cohabitanten en éénoudergezinnen tot 55-60%. Alleenstaanden, die het meest in appartementen wonen, hebben slechts in maximaal 40% van de gevallen een tuin. Zoals bij de andere woningkenmerken is er een sterke toename van de percentages bij de jonge adulten, en een afname bij huishoudens waarvan de referentiepersoon ouder is dan 50-60 jaar. De daling van woningen met tuin bij de oudere huishoudens is echter sterker dan bijvoorbeeld bij de eigendoms- of ééngezinswoningen (Figuren 2 en 3). Hetzelfde geldt in grote mate voor woningen met een garage (Figuur 17), behalve het feit dat de huishoudens, gehuwden zonder kinderen uitgezonderd, op oudere leeftijd nog in grote mate een woning met garage blijven bezitten. 4.3.2 Migraties Zoals verwacht vinden voornamelijk gezinnen met kinderen de aanwezigheid van een tuin belangrijk bij de verhuis naar een andere woning (Tabel 10). Dit geldt vooral op jonge leeftijd. Gehuwden zonder kinderen komen minder aan in een woning met tuin, en ook bij de cohabitanten is er een duidelijk onderscheid tussen gezinnen met en zonder kinderen. Alleenstaanden en éénoudergezinnen trekken ook hier aan het kortste eind. Op middelbare en oudere leeftijd neemt het percentage dat bij verhuis uit een woning met tuin vertrekt gevoelig toe (Tabel 11). In de categorie van de 55-plussers ligt dat aandeel meestal hoger dan het aandeel dat bij verhuis in een woning met tuin aankomt. Dit moet gezien worden in combinatie met de toenemende voorkeur van oudere referentiepersonen voor kleinere (huur)woningen (zie voorheen). Voor woningen met een garage die rechtstreeks aansluit aan de woning is de verdeling van de migratiecijfers naar huishoudenstype en leeftijdsgroep vrijwel hetzelfde als voor de woningen met een tuin. Alleenstaanden verhuizen maar in 20 à 25% naar en vanuit een woning met een garage, terwijl dat aandeel voor gehuwden tot meer dan 60% oploopt (Tabellen 12 en 13; letter M). De verschillen tussen de tussen gehuwden, samenwonenden en ééoudergezinnen zijn overigens relatief klein in vergelijking met de andere woningkenmerken. Bij de huishoudens die een eigen standplaats in een overdekte parkeerplaats bezitten (Tabel 7; letter N), hebben alleen de alleenstaanden, de gehuwden zonder kinderen en de samenwonenden met kinderen in de leeftijdsgroep 55+ jaar, en de alleenstaanden en éénoudergezinnen in de leeftijdsgroep 15-29 jaar, hogere immigratie- dan emigratiecijfers. Voornamelijk gehuwden en cohabitanten zonder kinderen verhuizen naar en vertrekken uit dit type woning. Tabel 10: Aandeel referentiepersonen die aankomen in een woning met een tuin (%), naar LIPROhuishoudenspositie en leeftijdsgroep op 1-3-91 (complement is woning zonder tuin) SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
totaal
alle leeftijden
29.7
58.5
75.1
47.8
62.6
46.8
50.7
15-29 jaar
26.6
59.4
73.1
44.1
57.6
41.4
47.5
30-54 jaar
32.4
63.0
76.7
55.1
65.6
48.7
56.2
55+ jaar
31.3
51.8
66.8
49.1
64.5
48.2
42.9
25
Tabel 11: Aandeel referentiepersonen die vertrekken vanuit een woning met een tuin (%), naar LIPROhuishoudenspositie en leeftijdsgroep op 1-3-91 (complement is woning zonder tuin) SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
totaal
alle leeftijden
33.5
51.3
62.9
41.0
53.8
47.5
46.8
15-29 jaar
24.1
44.6
55.7
36.2
48.4
37.9
38.2
30-54 jaar
31.2
51.3
65.4
44.7
56.7
47.8
50.3
55+ jaar
45.6
58.8
66.3
52.8
58.5
60.4
52.0
Tabel 12: Aandeel referentiepersonen die aankomen in een woning met garage of met een eigen standplaats (%), naar LIPRO-huishoudenspositie en leeftijdsgroep op 1-3-91 SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
totaal
M
22.2
53.1
59.3
39.6
42.5
33.0
40.4
alle leef-
N
5.3
9.8
5.6
8.0
5.0
4.5
6.4
tijden
O
72.5
37.1
35.2
52.4
52.5
62.6
53.2
totaal
100
100
100
100
100
100
100
M
20.1
53.5
54.6
37.0
34.4
24.4
37.8
N
5.2
10.0
5.2
8.1
4.0
3.4
6.7
O
74.6
36.6
40.2
54.9
61.6
72.2
55.6
M
24.7
55.9
61.8
44.6
47.6
35.9
44.6
N
5.7
8.0
5.5
7.6
5.5
4.6
5.8
O
69.5
36.1
32.7
47.8
46.9
59.5
49.6
M
21.6
49.4
56.2
41.7
44.2
36.4
35.3
15-29 jaar
30-54 jaar
55+ jaar
N
4.6
11.3
8.1
9.2
7.5
6.6
7.3
O
73.8
39.3
35.7
49.2
48.2
57.1
57.4
Tabel 13: Aandeel referentiepersonen die vertrekken vanuit een woning met garage of met een eigen standplaats (%), naar LIPRO-huishoudenspositie en leeftijdsgroep op 1-3-91
alle leef-
SING
MAR0
MAR+
UNM0
UNM+
H1PA
totaal
M
22.0
46.6
51.7
34.0
38.2
34.3
36.3
N
4.9
11.6
9.1
9.4
5.7
5.5
7.3
O
73.1
41.8
39.3
56.7
56.0
60.2
56.3
totaal
100
100
100
100
100
100
100
M
17.7
43.7
45.2
30.4
30.4
23.3
30.9
N
5.1
12.6
9.1
8.7
5.1
3.2
7.6
O
77.2
43.6
45.7
61.0
64.5
73.4
61.6
M
24.2
48.3
53.9
37.5
42.6
36.2
40.9
N
6.1
11.3
9.0
10.3
6.1
5.8
7.8
O
69.7
40.5
37.1
52.2
51.3
58.0
51.4
M
23.9
48.6
55.2
40.0
41.9
41.6
34.6
N
3.2
10.7
9.9
9.8
4.8
7.2
6.1
O
72.9
40.8
34.9
50.2
53.2
51.2
59.3
tijden
15-29 jaar
30-54 jaar
55+ jaar
M=garage die deel uitmaakt van of rechtstreeks aansluit aan de woning (of aan het gebouw) N=eigen standplaats in een overdekte parkeerplaats O=geen garage
26
5 RUIMTELIJKE VERSCHILLEN 5.1 Woningpreferenties van huishoudens die verhuizen over zonegrenzen heen Tabellen 14 tot en met 16 geven een beeld van de ruimtelijke verschillen van de stock en de migraties naar woningkenmerken tussen de zones binnen de 19 Belgische migratiebekkens (zie Willaert, 1999a en Kaart 2). In tegenstelling tot de analyse naar huishoudenspositie en leeftijd, gaat het enkel om migratiebewegingen tussen zones. Opnieuw wordt weergegeven in welk mate huishoudens in een bepaald type woning aankomen (Tabel 15) of eruit vertrekken (Tabel 16). Zoals voorheen worden de volgende woningkenmerken besproken (cfr. letters in de tabellen): a) eigendomswoning (complement is huurwoning) b) ééngezinswoning (complement is appartement) c) woning jonger dan 10 jaar (complement is woning ouder dan 10 jaar of ouderdom onbekend) d) woning met groot comfort e) woning zonder klein comfort f) woning met een woonoppervlakte ≥ 125 m2 g) woning met een woonoppervlakte < 55 m2 h) woning met tuin (complement is woning zonder tuin) i) woning met garage die rechtstreeks aansluit aan de woning (complement is woning zonder garage of standplaats in een overdekte parkeerplaats) 5.1.1 Stock De stock aan woningen in stedelijke en niet-stedelijke gebieden is duidelijk verschillend (Tabel 14). Zo zijn in de steden - procentueel maar vooral absoluut - veel meer appartementen en studio’s, en dus ook kleine woningen (woningoppervlakte minder dan 55 m2) aanwezig. Ook de huursector is veel dominanter in de stedelijke woningmarkt dan in de randstad of het platteland. Anderzijds zijn er in de stedelijke gebieden, wegens de hogere bouwdichtheid, minder woningen met tuin of garage. En nieuwbouw is in de steden vrij zeldzaam en ook grotendeels beperkt tot appartementen. Reeds eerder wezen we hier al op een ander ruimtelijk contrast: de veel hogere percentages nieuwbouwwoningen in Vlaanderen dan in Wallonië (zie 3.1.3 en Kaart 1). Op het vlak van het comfortniveau van de woningen zijn de verschillen tussen de steden en de landelijke en randstedelijke gemeenten minder uitgesproken. Hier is er meer een regionaal spreidingspatroon, met de hoogste percentages woningen zonder klein comfort in de provincies Oost- en West-Vlaanderen en Henegouwen (zie Kaart 10 in Goossens et al., 1997). Dit is deels te verklaren door historische elementen: sinds zeer lange tijd kent dit deel van Vlaanderen een grotere bebouwingsdichtheid, en dus meer oudere woningen. Bovendien komen rijwoningen in dat deel van het land ook veel talrijker voor (Goossens et al., 1997). Woningen met groot comfort zijn vooral te vinden in de randgemeenten. Een aantal bijkomende vaststellingen: • In de stedelijke zone van de grootstedelijke bekkens Antwerpen, Brussel, Gent en Luik zijn de percentages voor de verschillende woningkenmerken – nieuwbouw en het comfortniveau van de woning uitgezonderd – telkens het hoogst (voor de woningen met een woonopper-
27
Kaart 2: Ruimtelijke indeling binnen migratiebekkens (Willaert, 1999a)
Zonering binnen migratiebekkens landelijk + drukzone (148) landelijk (306) randstedelijk + drukzone (30) randstedelijk (45) stedelijk (61)
migratiebekken 0
30
km
60
Tabel 14: Percentage woningen met een bepaald kenmerk x , per zone en migratiebekken, 1-3-91 woningkenmerk (zie p. 27) bekkken Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Kortrijk Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen La Louvière Doornik Verviers Aarlen Namen Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen Verviers Aarlen Namen Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Kortrijk Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen La Louvière Doornik Verviers Aarlen Namen
zone stedelijk
randstedelijk+druk
randstedelijk
landelijk+druk
landelijk
a
b
c
d
e
f
g
h
i
50.5 41.2 48.3 54.9 58.9 60.4 66.1 54.3 67.2 66.4 59.4 62.1 63.3 61.0 51.2 65.7 58.5 76.4 73.6 72.4 79.0 83.6 80.0 72.9 72.3 70.9 85.2 75.6 77.4 73.1 79.0 85.6 77.2 76.9 77.6 79.0 75.5 78.5 69.4 80.5 78.6 73.7 74.9 69.5 69.1 85.2 75.0 74.5 71.7 74.1 78.2 70.5 71.3 68.0 69.1 65.4 77.4 74.0
48.4 36.9 67.9 68.8 72.1 73.5 84.3 55.5 87.4 77.6 81.1 85.9 89.1 83.9 64.2 81.0 70.8 85.7 88.4 96.8 93.5 95.7 89.5 85.2 96.9 90.2 98.2 91.9 94.6 96.7 95.2 97.1 98.2 96.6 99.1 92.7 97.0 99.5 88.4 95.5 96.5 88.8 91.5 93.9 89.0 96.5 93.3 94.4 90.2 96.1 92.9 94.8 96.5 93.8 94.0 85.7 94.3 93.1
5.1 3.5 5.3 3.4 6.3 9.5 8.8 9.6 11.3 11.6 2.9 4.5 4.2 4.9 4.7 7.9 6.5 13.2 12.1 11.6 10.9 12.2 14.6 11.1 14.4 10.0 15.1 14.6 7.6 12.3 8.0 8.5 12.9 11.7 11.0 16.5 6.4 10.2 11.2 8.4 7.0 14.0 8.6 11.3 6.8 12.1 15.1 10.8 12.2 10.0 13.2 5.1 4.3 4.6 4.8 10.4 6.0 6.3
36.7 35.0 30.0 32.8 40.5 37.9 37.9 32.3 35.7 48.3 27.9 32.5 28.2 31.1 34.4 48.4 41.4 54.2 51.6 42.7 54.6 49.7 54.8 57.7 48.5 45.4 54.2 46.3 36.8 36.8 38.4 42.2 40.3 34.9 32.6 53.5 36.1 47.9 47.0 41.3 39.2 45.4 36.2 32.6 36.7 52.1 42.9 35.3 34.2 32.4 49.6 31.4 26.0 28.4 27.0 45.5 40.1 35.4
10.5 15.5 17.2 13.7 11.5 13.2 16.4 13.2 21.0 7.1 15.8 15.5 14.9 23.1 17.5 8.4 8.9 7.9 10.8 16.0 7.0 16.9 8.8 8.3 12.4 8.2 13.9 12.1 20.8 19.4 13.7 17.2 19.3 21.6 26.3 8.2 14.4 17.6 8.7 13.2 11.3 12.2 18.8 20.6 11.9 13.9 16.7 21.0 21.5 26.9 10.6 15.5 22.0 17.1 27.3 9.9 11.2 12.8
7.7 7.8 9.8 7.8 10.7 12.7 13.4 8.2 13.2 13.1 7.0 8.7 7.6 10.2 8.2 14.4 12.0 16.4 16.0 16.9 19.3 13.0 16.9 18.6 21.1 13.0 19.0 13.1 13.8 14.2 15.8 13.7 15.1 13.9 15.0 13.0 15.1 15.2 13.2 17.3 17.3 12.2 12.5 13.7 11.5 16.5 14.9 12.3 12.5 13.7 13.3 11.2 8.3 8.6 8.3 11.1 14.7 15.1
26.8 36.3 28.2 27.3 27.0 22.6 20.7 27.9 19.7 16.3 25.4 22.9 22.3 23.4 28.4 16.3 20.3 13.6 15.3 13.3 14.7 15.2 12.5 15.4 13.8 15.3 13.0 13.8 17.0 14.8 14.0 15.1 12.9 17.7 13.5 11.3 14.3 15.0 15.1 11.5 13.3 14.9 18.2 17.7 18.9 13.7 14.9 16.5 18.3 16.9 12.5 17.2 22.4 19.9 18.5 17.9 14.5 13.7
41.8 32.4 48.5 56.4 62.6 60.9 72.7 44.4 77.2 69.4 66.4 72.8 75.9 67.7 55.7 73.9 62.0 83.7 82.5 90.3 85.2 84.7 87.1 82.0 90.8 82.6 91.6 84.0 82.7 87.6 81.6 85.9 91.0 85.4 92.3 79.0 82.5 86.9 73.6 82.5 82.8 80.9 80.1 83.6 77.1 88.7 85.9 85.1 78.6 85.6 78.2 81.4 84.2 80.2 82.1 72.1 81.1 78.2
30.1 25.9 34.2 38.0 45.2 48.0 57.0 40.1 61.7 61.3 40.6 46.8 41.6 50.6 40.3 62.0 51.7 67.6 68.0 69.6 75.6 74.3 72.0 71.0 73.9 72.2 78.6 67.4 65.6 68.6 71.9 70.4 75.7 72.6 76.6 76.5 71.0 80.7 68.0 74.6 73.5 63.8 60.9 63.4 61.3 76.7 71.7 67.4 65.5 70.2 73.0 60.8 48.6 48.7 53.3 64.4 70.0 66.8
29
vlakte kleiner dan 55 m2) of het laagst (voor de overige woningkenmerken). Vermits hier ook de stadsvlucht het meest intens is (zie Willaert, 1999a), is er dus een duidelijk verband tussen de aard van de woningstock en het migratiesaldo. Opvallend zijn de zwakke scores in de stedelijke zone van de bekkens Oostende en Verviers. Voor Oostende is dit een gevolg van de specifieke woningmarkt aan de kust (meer appartementen en studio’s dan gemiddeld). • Er zijn enkel kleine verschillen wat betreft de woningstock in de randstedelijke zones met en zonder migratiedruk. Randstedelijke gebieden zonder druk hebben in vergelijking met randstedelijke gebieden met druk bijvoorbeeld hogere percentages woningen met een woonoppervlakte ≥ 125 m2, behalve in het bekken Luik. Hetzelfde geldt voor woningen met groot comfort en woningen met een garage. • De verschillen tussen zones met en zonder druk zijn wel significant in de landelijk gebieden. Zo zijn er vrijwel steeds hogere percentages eigendoms- en ééngezinswoningen in de landelijke zones met druk dan in de landelijke zones zonder druk. Dit geldt ook voor woningen met groot comfort, woningen met een woonoppervlakte van 125 m2 of meer, en woningen met tuin en garage. Anderzijds zijn er in de landelijke zones met druk in elk bekken behalve Leuven minder kleine (< 55 m2) woningen. Het is duidelijk dat de migratiedruk in de landelijke gebieden verantwoordelijk is voor een woningstock die gekenmerkt wordt door meer grote en comfortabele, door eigenaars bewoonde, ééngezinswoningen met tuin en garage. • De percentages woningen gebouwd tussen 1981 en 1991 zijn in de Waalse randstedelijke en landelijke zones met druk steeds hoger dan in de randstedelijke en landelijke zones zonder druk. In verschillende Vlaamse bekkens is dit niet het geval. Vermits de drukzones zijn afgebakend op basis van de migratiesaldi van 1993-96 in vergelijking met deze van 1981-84 (Willaert, 1999a), wijst dit op een verschuiving van sommige gebieden met migratiedruk in Vlaanderen sinds de jaren ‘80. Zo kunnen gemeenten met een hoog percentage nieuwbouw in de periode 1981-1991 al in belangrijke mate verzadigd (en dus duur) zijn, dat mensen op zoek naar een nieuwe woning uitwijken naar andere - meestal verder van de stad gelegen gebieden, die dan op hun beurt de drukzone vormen. Dit is een bevestiging van het verdere uitdijen van de suburbanisatie in de jaren ’90. Er moet opgemerkt worden dat een toename van de migratiedruk niet alleen een gevolg is van een toename van de nieuwbouw. Zo kan ook het beschikbaar komen van meer huurwoningen of het opdelen van ééngezinswoningen in appartementen leiden tot meer immigratie.
5.1.2 Migraties Tabellen 15 en 16 geven respectievelijk het aandeel referentiepersonen dat bij verhuis over de zonegrenzen heen aankomt in een woning met een bepaald kenmerk x (immigratie), en het aandeel referentiepersonen dat vertrekt vanuit een woning met een bepaald kenmerk x (emigratie). De verdeling van deze cijfers toont voor de meeste woningkenmerken een duidelijk contrast tussen stedelijke zones enerzijds en randstedelijke en landelijke zones anderzijds. Vermits de woningstock in de stedelijke gebieden vooral bestaat uit kleine woningen, huurwoningen en appartementen (Tabel 8) komt het grootste deel van de referentiepersonen die naar de stedelijke gebieden verhuizen ook aan in dergelijke woningen. De percentages voor die typen
30
woningen bij vertrek liggen er eveneens op een hoog niveau, maar zijn over het algemeen iets lager. In de randstedelijke en landelijke gebieden, aan de andere hand, bestaat de woningstock voornamelijk uit grote en comfortabele eigendoms- en ééngezinswoningen met tuin en garage, en komen referentiepersonen over het algemeen ook meer aan in zulke woningen dan dat ze daaruit vertrekken. De ruimtelijke differentiatie van de migraties naar woningkenmerk toont dus aan dat verstedelijking meestal gepaard gaat met een verhuis naar kleine woningen zonder tuin of garage, terwijl suburbanisatie en rurbanisatie in een grote meerderheid van de gevallen een vestiging in grote, comfortabele, en vaak nieuwe, eigendomswoningen inhoudt. De erg verschillende woningstock in de stedelijke en de niet-stedelijke zones speelt ongetwijfeld een rol in de stadsvlucht en de suburbanisatie. Bepaalde huishoudens kunnen bijvoorbeeld interesse vertonen voor het stedelijk wonen maar toch verplicht zijn om de stad te verlaten omdat er een te beperkt aanbod is aan ruime en comfortabele woningen. In dat geval zullen ze hun zoektocht naar een geschikte woning moeten voortzetten in de randstedelijke en landelijke gemeenten, waar dat aanbod wel bestaat of waar nog voldoende bouwruimte beschikbaar is voor nieuwbouw. Conclusies voor elk woningkenmerk afzonderlijk zijn: a) eigendomswoningen In de stad komen referentiepersonen het minst aan in een eigendomswoning. Na verhuis naar de randstedelijke en landelijke zones wonen ze bovendien over het algemeen meer in een eigendomswoning dan voor verhuis. Het aandeel migraties naar een eigendomswoning ligt in de landelijke zones steeds hoger in de gemeenten met druk dan in de gemeenten zonder druk. In de rand is dit enkel in de bekkens Brussel en Luik het geval. Het percentage eigendomswoningen in de stedelijke zones bedraagt, behalve in Brussel en Gent, steeds meer dan 50%. Toch komt maar amper 20 à 30% van de referentiepersonen die verhuizen aan in een eigendomswoning. Anderzijds ligt het aandeel dat verhuist naar een huurwoning (het complement van een eigendomswoning) in de meeste stedelijke zones hoger dan het aandeel dat vertrekt vanuit een huurwoning. Hieruit blijkt dat diegenen die naar de stad verhuizen, zich in de eerste plaats in een huurwoning (en meestal een huurappartement; zie verder) vestigen. Gezien vooral jonge twintigers een vestigingsoverschot hebben in de stad (zie Willaert, 1999b), is dit geen verrassing: zij hebben immers vaak nog niet voldoende inkomen verworven om tot de aankoop van een woning over te gaan en zijn dus verplicht om een goedkope woning te huren. We kunnen veronderstellen dat het ruimtelijk patroon van de eigendomsverwerving gerelateerd is aan het inkomen. Zo hebben huishoudens met de hoogste inkomens de meeste vrijheid om een locatie te kiezen die het best past bij hun noden en smaken. Zij zijn bijvoorbeeld in staat om een woning te verwerven in de dure randstedelijke gemeenten. Huishoudens met minder inkomen zullen daarentegen een woning verder van de stad (moeten) zoeken omdat daar de woning- en bouwgrondprijzen meestal nog betaalbaar zijn. De studie van de migratie van huishoudens naar inkomensstructuur (Willaert, 2000b) toonde bijvoorbeeld aan dat de suburbanisatie en rurbanisatie hoofdzakelijk gedragen wordt door de dubbelverdieners.
31
b) ééngezinswoningen De cijfers voor ééngezinswoningen tonen dezelfde dualiteit. In de stedelijke zones, en vooral in deze van de grootstedelijke bekkens, komen een groot deel van de referentiepersonen aan in appartementen (het complement van ééngezinswoningen). De stock aan appartementen is daar ook veruit het hoogst. Appartementen in de stedelijke zone van Brussel maken bijvoorbeeld ongeveer 65% van het totale woningbestand uit (Tabel 14). Bijna 80% van de referentiepersonen die naar die zone verhuizen, komen aan in een appartement, terwijl ongeveer 70% van de emigrerende referentiepersonen uit een appartement vertrekken. Die immigratie- en emigratiecijfers zijn minder hoog in de stedelijke zones van de andere bekkens, waar appartementen echter ook een kleiner aandeel in het woningbestand vormen. Zo bestaat de woningstock in alle stedelijke zones - behalve in deze van de bekkens Antwerpen, Oostende en Verviers – slechts voor minder dan één derde uit appartementen. In enkele randstedelijke en landelijke zones vindt veruit de grootste stroom (vaak tot meer dan 80-90%) van de migraties naar en vanuit een ééngezinswoning plaats. Net als bij de eigendomswoningen is de voorkeur voor een ééngezinswoning hoger in de landelijke gebieden met migratiedruk dan in de landelijke gebieden zonder druk. Enkel in de bekkens Hasselt-Genk en Verviers is dit niet het geval. c) woningen gebouwd tussen 1981 en 1991 In zowel de stedelijke, de randstedelijke als de landelijke zones woont na verhuis een groter aandeel van de huishoudens in een nieuwbouwwoning dan voor de verhuis. Huishoudens die pas een nieuwe woning hebben gebouwd of gekocht, verlaten die woning uiteraard slechts in beperkte mate (zie 3.2.3). De referentiepersonen komen het meest aan in een nieuwbouwwoning in de randstad en in iets mindere mate in de landelijke gebieden. Tot iets meer dan één derde van de huishoudens verhuizen er naar een dergelijke woning. In de stad is dat aandeel vrijwel steeds minder dan 10%. Enkel in de stedelijke zones van de bekkens Brugge, Oostende, Kortrijk, Roeselare, Hasselt-Genk en Aarlen liggen de percentages iets hoger. Zoals verwacht kon worden, is er een duidelijk relatie tussen de stock aan woningen gebouwd tussen 1981 en 1991 in een bepaalde zone en de verhuis naar nieuwe woningen in die zone: hoe hoger de reeds bestaande stock aan nieuwe woningen, hoe groter het aandeel van de referentiepersonen die aankomen in een dergelijke woning. Net als bij de stock is er een opvallend contrast tussen Vlaanderen en Wallonië, met de hoogste percentages vrijwel steeds voor de Vlaamse bekkens. Ook zijn de cijfers in de meeste bekkens iets hoger in de landelijke zone met migratiedruk dan in de landelijke zone zonder druk. d en e) woningen met groot comfort en zonder klein comfort Het omgekeerde geldt voor woningen zonder klein comfort: in elke zone vertrekken referentiepersonen in grotere mate uit dit type woning dan dat ze erin aankomen, zoals dat ook voor alle huishoudenstypen en leeftijdsgroepen het geval is (zie 4.1.2). Het afwezig zijn van een basis aan comfort in de woning is dus een zeer belangrijke push-factor in het verhuisproces. Steden en gemeenten met een grote stock aan woningen zonder klein comfort doen er dus goed aan om de renovatie van dergelijke woningen te stimuleren, willen ze minder huishoudens door migratie verliezen.
32
Tabel 15: Aandeel referentiepersonen die aankomen in een woning met kenmerk x (%) op 1-3-1991 woningkenmerk (zie p. 27) bekkken Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Kortrijk Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen La Louvière Doornik Verviers Aarlen Namen Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen Verviers Aarlen Namen Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Kortrijk Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen La Louvière Doornik Verviers Aarlen Namen
zone stedelijk
randstedelijk+druk
randstedelijk
landelijk+druk
landelijk
a
b
c
d
e
f
g
h
i
23.0 17.9 17.8 23.1 19.7 26.2 26.8 32.7 26.5 24.6 30.6 24.1 32.4 24.2 16.8 22.7 24.5 49.3 46.8 42.9 54.1 48.3 54.2 44.3 47.4 42.4 52.4 45.2 47.3 39.9 46.4 59.5 47.2 45.1 43.7 36.0 45.0 56.1 33.2 38.4 48.9 39.4 42.7 35.2 36.5 47.7 46.3 33.9 41.3 39.0 35.5 41.5 41.0 39.2 35.3 30.8 35.0 42.6
28.4 22.1 44.4 46.9 43.1 40.9 59.0 28.9 63.7 43.9 62.9 60.4 71.0 56.3 36.8 58.2 42.7 69.2 74.2 91.2 89.2 82.0 77.6 71.1 93.8 78.5 91.7 78.6 84.3 90.5 86.2 89.3 91.4 92.2 96.3 71.2 91.0 97.0 66.9 82.9 88.3 67.9 78.1 83.8 77.8 84.1 78.9 80.6 71.2 87.6 77.0 85.8 90.8 84.5 82.5 68.3 79.2 83.3
8.1 6.6 6.5 4.2 9.7 16.3 14.1 16.7 19.3 22.9 4.1 7.4 5.6 4.4 6.0 13.6 8.3 31.1 26.2 28.4 20.4 30.1 30.7 22.9 34.2 19.6 34.3 30.0 18.0 27.1 14.2 18.3 27.7 21.3 25.0 30.1 13.1 20.8 21.0 16.0 11.6 26.7 17.2 22.6 11.6 28.0 35.3 20.8 21.6 17.4 24.2 9.5 7.9 8.3 9.6 13.4 8.7 12.8
33.6 32.6 25.4 28.7 36.6 34.0 31.6 26.8 34.0 38.6 25.1 29.0 24.6 28.1 23.6 47.8 38.3 52.3 54.9 48.9 55.6 45.8 56.5 57.0 51.2 46.0 54.1 43.6 39.3 38.2 33.2 41.4 38.4 30.6 29.4 44.3 35.4 52.5 45.0 43.5 37.3 45.4 38.8 33.6 32.5 53.9 43.6 35.5 31.6 31.1 43.7 30.1 27.5 25.7 26.0 37.9 32.8 34.6
10.6 14.2 17.1 12.5 8.6 9.5 16.2 13.6 18.2 5.9 15.7 11.9 14.3 21.1 20.1 4.6 8.7 4.2 5.8 7.3 5.3 10.3 4.2 5.0 7.1 6.2 7.5 8.0 12.1 11.7 10.8 6.5 10.2 20.2 23.8 5.3 10.9 7.9 6.5 7.9 7.7 7.4 11.8 14.1 10.6 8.6 7.4 17.6 13.5 21.9 6.7 14.3 17.1 13.3 22.4 10.2 8.7 11.0
5.3 5.0 5.4 4.9 5.4 7.5 10.0 5.0 8.8 8.7 6.1 6.3 6.0 5.4 4.0 9.3 7.4 16.1 15.7 18.5 14.2 14.4 16.7 18.9 25.6 11.1 17.1 12.0 13.8 12.6 12.1 13.6 16.0 8.1 9.4 8.6 12.8 13.9 11.2 13.1 16.0 9.7 11.9 13.9 9.6 14.1 13.8 10.8 8.5 10.2 10.5 9.6 8.0 7.7 8.9 9.9 12.0 11.1
37.9 47.5 44.9 39.9 44.1 34.0 33.5 42.6 28.3 34.6 35.8 35.3 32.3 42.2 42.0 28.4 37.5 18.0 19.7 13.3 16.5 21.5 14.6 20.3 11.3 22.1 17.1 18.6 20.9 17.8 21.7 21.9 17.0 24.8 15.0 22.6 20.8 15.8 22.8 20.8 22.0 19.3 21.8 21.7 25.9 17.1 18.8 20.5 26.9 22.1 20.3 24.1 25.8 24.8 25.6 27.9 25.2 21.4
24.9 19.7 25.2 34.8 35.7 31.9 44.7 23.4 50.0 35.4 47.8 48.9 54.9 42.7 30.7 52.9 36.2 70.2 70.0 86.8 79.4 72.6 76.8 68.5 87.8 72.4 85.4 71.2 74.5 82.4 72.4 71.4 83.4 77.2 87.4 57.9 74.7 82.2 57.4 68.3 74.0 62.1 66.9 74.5 66.0 75.1 74.9 69.9 58.8 77.1 62.4 72.0 77.7 68.7 68.7 56.2 63.1 68.0
20.9 18.6 21.5 25.4 29.6 31.4 38.8 25.3 43.7 40.7 30.4 33.8 35.3 33.2 23.9 45.0 33.2 61.3 58.2 68.6 66.7 68.3 66.6 61.5 75.5 61.0 74.7 58.3 58.4 65.7 58.0 63.7 71.1 63.4 73.3 62.4 60.8 72.7 49.9 58.8 63.1 56.3 52.8 57.1 48.9 69.9 64.3 55.6 50.5 62.7 62.3 51.3 38.8 42.7 47.0 49.0 50.2 56.9
33
Tabel 16: Aandeel referentiepersonen die vertrekken vanuit een woning met kenmerk x (%) op 1-3-1991 woningkenmerk (zie p. 27) bekkken Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Kortrijk Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen La Louvière Doornik Verviers Aarlen Namen Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen Verviers Aarlen Namen Antwerpen Brussel Gent Luik Leuven Brugge Kortrijk Oostende Roeselare Hasselt-Genk Charleroi Bergen La Louvière Doornik Verviers Aarlen Namen
zone stedelijk
randstedelijk+druk
randstedelijk
landelijk+druk
landelijk
a
b
c
d
e
f
g
h
i
29.1 23.7 22.0 27.0 20.4 23.6 28.2 27.1 21.2 23.4 31.6 28.3 30.9 26.0 21.4 24.7 20.6 35.8 29.9 28.6 40.8 33.9 43.3 34.9 29.4 34.8 37.8 34.6 39.6 28.3 38.9 47.1 32.4 38.3 36.6 27.6 39.5 40.3 25.6 35.9 43.1 33.2 34.7 28.3 35.3 36.6 28.4 36.3 36.5 38.4 31.2 36.7 40.8 35.9 36.4 27.5 36.0 35.3
37.0 30.3 53.7 53.1 49.2 52.5 62.4 35.2 67.2 50.8 66.6 64.5 73.5 64.2 43.7 53.2 48.7 66.3 69.6 92.4 83.0 84.8 74.5 64.5 88.4 74.9 89.3 76.5 82.6 89.1 83.2 86.0 89.7 91.5 98.2 74.3 88.9 96.8 73.3 78.0 84.4 68.7 75.6 84.5 74.3 86.8 76.0 83.8 73.4 90.7 76.1 84.1 88.9 86.0 86.1 65.6 78.4 83.7
6.4 4.6 5.7 3.8 6.5 9.1 7.8 11.2 10.6 11.3 4.0 6.1 4.3 3.8 4.1 6.0 5.0 11.8 9.1 7.2 5.4 12.6 11.3 8.9 10.7 9.2 14.4 14.2 7.0 12.2 5.5 3.5 10.5 7.9 7.9 13.5 5.3 7.9 9.2 6.5 6.3 13.1 6.8 8.7 5.5 14.3 14.3 9.6 13.1 8.2 11.9 5.3 4.0 5.3 5.1 6.8 5.5 6.2
37.7 36.4 28.6 30.0 37.5 32.3 28.3 25.9 26.5 34.3 27.0 28.4 23.8 25.6 25.0 40.8 32.6 44.4 46.1 32.1 40.1 40.6 46.4 51.0 39.9 35.5 51.1 39.3 31.3 30.5 25.8 31.4 37.3 27.9 27.2 39.3 31.2 36.5 32.1 28.2 29.4 40.7 32.6 28.5 29.7 42.3 33.4 29.9 25.3 28.0 38.1 26.3 24.4 24.7 16.4 30.5 33.4 27.7
10.8 14.8 16.8 12.9 10.7 14.4 19.2 13.8 25.1 8.7 13.9 12.9 16.4 22.7 21.0 11.0 10.7 10.3 10.7 21.0 8.8 18.3 9.5 7.9 11.6 10.6 12.9 13.2 18.9 23.1 12.7 19.8 19.2 21.8 33.3 9.9 17.2 22.2 14.2 16.8 15.0 12.8 16.6 23.4 13.1 9.8 17.4 25.2 21.4 33.2 10.1 17.3 24.7 16.5 32.0 14.2 12.4 13.8
5.8 6.0 8.0 6.3 6.4 8.2 9.0 5.2 10.0 7.3 6.3 5.1 5.5 8.0 5.1 7.1 8.4 10.5 12.9 14.5 11.4 12.4 12.8 14.7 15.0 8.0 15.0 9.6 10.9 12.4 10.6 7.0 13.8 13.3 13.2 7.2 13.3 19.0 9.6 10.6 14.3 9.0 10.1 12.5 8.6 12.1 10.2 9.8 10.1 10.9 8.9 8.2 8.9 7.6 8.0 7.3 11.6 11.2
31.9 39.9 36.0 35.7 39.9 32.1 33.3 41.7 32.6 34.0 31.8 32.5 32.1 34.2 40.1 30.1 35.1 23.3 23.1 20.8 23.2 25.4 20.9 24.0 19.7 25.2 23.8 21.7 24.7 21.9 25.7 20.9 21.0 24.8 21.1 25.8 21.6 28.6 25.7 25.2 22.6 22.8 25.2 26.3 28.3 23.8 23.8 23.4 26.5 21.4 22.7 26.8 29.3 25.2 26.0 30.7 22.1 24.2
31.6 26.1 34.0 41.1 38.9 41.4 51.2 27.5 52.4 40.6 50.0 51.5 57.5 46.2 34.0 51.3 38.9 63.5 62.4 83.5 74.8 67.5 72.4 62.9 81.0 64.0 78.8 65.1 69.2 78.1 70.2 68.6 79.1 73.8 81.4 55.2 68.8 80.3 55.3 61.6 71.6 59.7 63.1 70.1 62.0 79.8 67.8 69.5 61.3 75.1 60.7 68.3 77.6 70.8 67.8 54.3 61.8 68.8
26.5 23.2 29.7 30.5 34.3 34.4 42.7 26.3 43.8 42.8 34.3 36.4 31.5 37.6 27.6 39.0 35.9 54.1 50.5 59.4 64.4 60.2 59.8 57.3 64.9 49.8 68.7 54.2 52.1 58.5 55.2 58.1 69.6 53.4 70.6 58.7 60.8 72.6 45.2 52.6 57.4 52.2 47.6 52.5 48.1 66.5 59.1 51.6 51.2 58.2 58.9 49.0 36.2 41.4 43.0 44.5 49.7 50.9
34
De verschillen tussen aankomst en vertrek voor woningen met groot comfort zijn grotendeels het omgekeerde dan bij woningen zonder klein comfort. Enkel in de stedelijke zones van Antwerpen, Brussel, Luik, Leuven en Verviers, en de landelijke zone van Aarlen, is het aandeel dat vertrekt voor beide typen woningen hoger dan het aandeel dat aankomt. Net als bij stock (Tabel 14), zijn de hoogste percentages aankomsten in woningen met groot comfort te vinden in de randstad. f en g) woningen met een woonoppervlakte ≥125m2 en <55m2 In alle stedelijke gebieden, Roeselare en Aarlen uitgezonderd, komen referentiepersonen veel meer aan in een woning met een oppervlakte kleiner dan 55 m2 dan dat ze uit dit type woning vertrekken. Dat is vooral het geval in de grootsteden Antwerpen, Brussel, Luik en Gent – waar ook de stock van dit type woningen het grootst is – en in de kleinere steden Leuven, Doornik en Charleroi. Dit is resultaat van de aantrekkingskracht van (groot)steden op voornamelijk kleine huishoudens zoals jonge alleenstaanden (zie Willaert, 2000a). En dergelijke huishoudens hebben natuurlijk maar een beperkte woonruimte nodig. De voorkeur van migrerende huishoudens voor woningen met een oppervlakte van 125 2 m of meer is het hoogst in de randstedelijke gebieden. De randstad is dan ook de voorkeursbestemming van gezinnen met kinderen en de rijkere huishoudens, die de grootste eisen stellen wat betreft een grote(re) woonruimte. In de landelijke zones ligt het aandeel dat aankomt in een grote woning iets lager; in de stedelijke zones komt in de meeste gevallen maar 5-7% van de referentiepersonen aan in een dergelijke woning. h en i) woningen met een tuin en woningen met een garage Dat in de stedelijke zone minder huishoudens in een woning met tuin/garage wonen na verhuis dan voor verhuis terwijl ze in de landelijke en randstedelijke zone na verhuis meer in woningen met tuin/garage wonen dan voor verhuis, bevestigt de stadsvlucht en suburbanisatie van huishoudens, waarbij de afwezigheid van een tuin en garage één van de determinerende factoren is. Bijvoorbeeld bij huishoudens die in de stad wonen, een wagen hebben, maar geen garage, kunnen parkeerproblemen een belangrijke oorzaak zijn voor het verlaten van de stad. In de steden komen de meeste huishoudens aan in woningen zonder tuin of garage. Dat is vooral het geval in Gent, Brussel en Antwerpen, waar ook de stock aan deze woningen het grootst is. Merk op dat de stock aan woningen met garage in de stad vaak meer dan 60% bedraagt, en voor woningen met tuin meestal meer dan 40%. Het percentage dat verhuist naar een woning met tuin of garage is steeds aanzienlijk lager. Dit is een gevolg van het feit dat degenen die naar de stad verhuizen over het algemeen aankomen (al dan niet uit noodzaak) in een huurappartement (zie supra). De huishoudens die een woning met tuin of garage bezitten zijn ook vaak eigenaar en gaan die woning bijgevolg veel minder verlaten dan huurders. De beschikbaarheid van woningen met tuin of garage voor huishoudens die in de stad komen wonen is dus al beperkt.
5.2 Migratiebewegingen per woningtype In tegenstelling tot het vorige deel, waar het ging over de woningpreferenties van huishoudens, staan hier de verschillende woningtypen centraal. Voor elk type woning wordt nagegaan welke huishoudenstypen en leeftijdscategorieën er het meest in aankomen of er het
35
• Jonge singles maken ook een groot deel van de aankomsten uit in huurwoningen, woningen ouder dan 10 jaar, woningen zonder klein comfort, woningen met een woonoppervlakte kleiner dan 55 m2, woningen zonder tuin en woningen zonder garage. Dit geeft aan dat alleenstaanden die naar de stad verhuizen in de eerste plaats een positie onderaan de woningmarkt (oude huurappartementen, vaak zonder klein comfort, garage of tuin) innemen. • Vermits voornamelijk alleenstaanden naar de steden verhuizen, nemen zij ook een vrij groot aandeel in voor wat betreft de aankomsten in en vertrekken uit ééngezinswoningen. De percentages zijn echter steeds lager dan bij appartementen. Hetzelfde geldt voor de andere woningtypen. • Vergeleken met de stedelijke zones, maken alleenstaanden in de landelijke en randstedelijke gemeenten een veel kleiner aandeel uit in het totaal van alle huishoudens die binnenkomen vanuit een andere zone. Dat aandeel is vrijwel gelijk voor alleenstaanden in de leeftijden tussen 15 en 29 jaar en tussen 30 en 54 jaar. Net als in de stedelijke zones, zijn het vooral appartementen, huurwoningen, en woningen met een woonoppervlakte kleiner dan 55 m2, waarin de hoogste percentage singles binnenkomen. • De oudere singles komen minder binnen in ééngezinswoningen, eigendomswoningen en woningen zonder klein comfort, dan ze deze typen woningen verlaten. Dit gaat zowel op in de randstedelijke en landelijke zones, als in de stedelijke zones. We kunnen veronderstellen dat dit voor een groot deel de verhuis van verweduwde alleenstaanden naar bejaardenflats en bejaardentehuizen inhoudt (zie voorheen). • Koppels met kinderen maken slechts een klein aandeel uit van de huishoudens die binnenkomen in appartementen in de stedelijke zone. Bij de huishoudens die een appartement verlaten, zijn er een groter deel koppels met kinderen, voornamelijk in de leeftijdscategorie van 30 tot 54 jaar. Dat percentage is - vergeleken met het aandeel dat de koppels met kinderen uitmaken bij de aankomst in appartementen - zowel op jonge als op middelbare leeftijd hoger. In de ééngezinswoningen in de steden komen meer koppels met kinderen aan. Maar ook hier ligt het aandeel bij vertrek meestal hoger dan bij aankomst. Hetzelfde geldt voor huurwoningen versus eigendomswoningen en vrijwel alle andere woningtypen. We kunnen dus stellen dat koppels met kinderen met de referentiepersoon in de leeftijdsklasse 15-54 jaar, onafhankelijk van de aard van de woning die ze bezitten of huren, in grotere mate de stad verlaten dan ze erin aankomen. • In de landelijke en randstedelijke zones, daarentegen, maken koppels met kinderen het grootste deel (vaak tot 40% of meer) van de aankomsten in ééngezinswoningen, eigendomswoningen, woningen jonger dan 10 jaar, woningen met groot comfort, woningen met een woonoppervlakte groter dan 125 m2, woningen met tuin, en woningen met garage uit. Dit is grotendeels het geval in de leeftijdscategorie 30-54 jaar; vermits jonge dertigers het meest verhuizen (zie Willaert, 1999b) zullen zij daarin ook het grootste aandeel vormen. Vooral bij jonge koppels met kinderen zien we dat het aandeel bij de verhuis naar appartementen, huurwoningen, woningen met een woonoppervlakte minder dan 55 m2, woningen zonder tuin en woningen zonder garage, lager ligt dan het aandeel bij de verhuis uit die woningen. Voor de andere woningtypen geldt meestal het omgekeerde. Samengevat kunnen we stellen dat koppels met kinderen bij voorkeur verhuizen naar de landelijke en randstedelijke gemeenten en daarbij een hoge(re) positie op de woningmarkt innemen.
37
• Jonge koppels zonder kinderen maken in vergelijking met jonge koppels met kinderen een groter aandeel van de aankomsten in de stedelijke zone uit. Dit geldt voor alle woningkenmerken en in alle Vlaamse bekkens. Net als bij de jonge alleenstaanden, is het aandeel voor wat het vertrek betreft telkens lager. Op middelbare leeftijd liggen de percentages van koppels zonder kinderen – behalve in de kleinstedelijke bekkens OostendeBrugge, Kortrijk-Roeselare en Hasselt-Genk – bij de meeste typen woningen over het algemeen lager bij aankomst dan bij vertrek. Dit bevestigt de stadsvlucht van gehuwde en samenwonende koppels zonder kinderen in deze leeftijdscategorie (zie Willaert, 2000a). Koppels zonder kinderen maken een groter aandeel uit van de aankomsten in de landelijke en randstedelijke zones, voornamelijk op jonge leeftijd (referentiepersoon is tussen 15 en 29 jaar oud). In appartementen en huurwoningen komen jonge koppels zonder kinderen over het algemeen meer binnen dan in ééngezinswoningen en eigendomswoningen. In de randstedelijke zones geldt hetzelfde voor woningen ouder dan 10 jaar vs. woningen jonger dan 10 jaar, woningen met oppervlakte <55 m2 vs. woningen met oppervlakte >125 m2, woningen zonder tuin vs. woningen met tuin, en woningen zonder garage vs. woningen met garage. In de stedelijke en landelijke zones is de tegenstelling voor deze laatste woningkenmerken minder uitgesproken. • Eénoudergezinnen zijn in absolute aantallen veruit de kleinste groep en vormen dan ook het kleinste aandeel van alle aankomsten in en vertrekken uit woningen. Enkel bij de éénoudergezinnen met de referentiepersoon in de leeftijdscategorie 30-54 jaar, bedraagt dat aandeel tot 5% of meer. Ondanks de lage percentages zijn enkele vaststellingen dezelfde als voor de andere huishoudenstypen: (a) In de steden is het aandeel van jonge éénoudergezinnen in elk type woning hoger dan in de landelijke en randstedelijke gebieden. (b) In appartementen en huurwoningen maken jonge éénoudergezinnen vrijwel steeds een hoger aandeel van alle aankomsten uit dan in ééngezinswoningen en eigendomswoningen. Dit geldt zowel in de stedelijke, randstedelijke als landelijke gebieden. • Meer dan 40% van alle huishoudens die binnenkomen in de eigendomswoningen in de stedelijke zone van de bekkens Oostende en Brugge (de steden Oostende en Brugge, plus de meeste kustgemeenten) zijn 55-plussers. Twee derden daarvan zijn koppels zonder kinderen; de rest grotendeels alleenstaanden. Dit is het gevolg van de aantrekkingskracht van de Vlaamse kust op (brug)gepensioneerden (zie Willaert, 1999b).
6 CONCLUSIE De wooneisen van huishoudens veranderen naargelang de fase in de levenscyclus. Bij de overgang naar een andere fase ontstaat een onevenwicht in die wooneisen. Een verhuisbeweging is een manier om opnieuw tot een evenwichtstoestand te komen. De analyse van migraties naar woningkenmerken, leeftijd en LIPRO-huishoudenstype illustreert dit aanpassingsproces. Jonge alleenstaanden wonen voornamelijk in goedkope, niet zo comfortabele appartementen zonder tuin en garage. In de volgende fasen van de levenscyclus (samenwonen, huwen, maar vooral het krijgen van kinderen) veranderen de wooneisen dramatisch: huishoudens hebben meer woonruimte nodig, stellen bijkomende eisen op het
38
vlak van het comfort van de woning, en willen bij voorkeur eigenaar zijn van bij voorkeur een nieuwe ééngezinswoning met tuin en garage. Op oudere leeftijd (55+ jaar) hebben huishoudens opnieuw minder woonruimte nodig en worden comfortabele huurappartementen in grotere mate de voorkeursbestemming bij een migratie. Onder andere de verhuis naar bejaardenflats moet hiertoe gerekend worden. Gehuwden met kinderen wonen het meest in een “ideale” woning (comfortabele ééngezinswoning met tuin en garage); alleenstaanden en éénoudergezinnen het minst. De zwakke woonsituatie van alleenstaanden uit zich in alle dimensies van het wonen (woningbezit, woonomgeving, woningcomfort, woningkwaliteit) (Goossens et al., 1997). De lage score van éénoudergezinnen kan deels gekoppeld worden aan de matige prestatie op het vlak van het inkomen. Zo hebben van de éénoudergezinnen slechts in maximaal 40% van de gevallen een voltijds inkomen uit arbeid (Deboosere et al., 1997). De economische precaire situatie van dit huishoudenstype blijkt ook uit cijfers van het Centrum van Sociaal Beleid, waar de alleenstaanden met 1 of meerdere afhankelijke kinderen een belangrijke risicogroep vormen voor armoede (Cantillon et al., 1999). De beschikbaarheid van goedkope en kleine huurappartementen in de stad trekt huishoudens met een beperkt inkomen en alleenstaanden aan die maar weinig vrijheid van keuze hebben op de woningmarkt. Ook de specifieke stedelijke voorzieningen (cultureel aanbod, shoppingcentra, aanwezigheid van onderwijsinstellingen, etc.) en de nabijheid bij de werkplaats of familie kunnen een aantrekkingskracht op bepaalde huishoudens uitoefenen. Eens die huishoudens meer inkomen verwerven, gaan samenwonen of trouwen en vooral kinderen krijgen, neemt ook de eis naar een grotere, comfortabele woning toe. Uit een aantal studies (o.a. Brun en Fagnini, 1994) is gebleken dat gezinnen, niet alleen alleenstaanden maar ook gezinnen met kinderen, vaak een woning in de stad zoeken. Wegens het niet beschikbaar zijn van geschikte woningen in de stad, zijn ze echter verplicht om de stad te verlaten. Een recente enquête in Leuven bevestigt dit (Tratsaert, 1999): het grote struikelblok voor het blijven wonen in de stad is het gebrek aan betaalbare gezinswoningen met drie of vier slaapkamers met tuin en in goede staat. Omdat verschillende gemeenten in de eerste rand rond de stad voor minder koopkrachtige huishoudens te duur zijn geworden, gebeurt de zoektocht naar een geschikte woning bovendien verder en verder van de stad (Willaert, 2000a). Er is dus duidelijk een verband tussen de stadsvlucht en het verschillende aanbod aan woningen in de stad (meer goedkope en kleine huurappartementen) en de rand of het platteland (meer grote en comfortabele ééngezinswoningen). Huishoudens die in de stad wonen en opwaartse stappen in de woningcarrière willen maken, zijn dus vaak verplicht om zich in de randstad of de landelijke gemeenten te vestigen. Wil de overheid de stadsvlucht van huishoudens met hoge of middelbare inkomens (o.a. dubbelverdieners) en gezinnen met kinderen (of koppels die later kinderen willen hebben) beperken, dan is het duidelijk dat het aanbod aan comfortabele, betaalbare en ruime woningen vergroot moet worden. De rust, ruimte en de goede prijs-kwaliteitverhouding van woningen die stadsverlaters zo appreciëren, zijn echter niet voldoende beschikbaar in de centra van grootstedelijke omgevingen. Uitbreidingslocaties aan de rand van de stad met een voldoende aanbod aan dergelijke woningen, zoals voorgesteld wordt door Bootsma (1998), zou bijvoorbeeld een goed alternatief zijn. Tenslotte moeten we opmerken dat de analyse van migraties naar woningkenmerken gebaseerd is op bijna tien jaar oude gegevens (volkstelling van 1991) en dat bepaalde
39
vaststellingen momenteel mogelijk moeten bijgesteld worden. De census van 2001 zal daarbij behulpzaam zijn.
7 REFERENTIES Bootsma, H.G. (1998), The myth of reurbanization, Location dynamics of households in the Netherlands, NethurD publications, Amsterdam. Cantillon, B., L. De Lathouwer, I. Marx, R. Van Dam en K. Van den Bosch (1999), Sociale indicatoren 1976-1997, CSB-berichten, mei 1999, Centrum voor Sociaal Beleid, UFSIA (Universiteit Antwerpen). Brun, J. en J. Fagnini (1994), Lifestyles and locational choices. Trade offs and comprimises: a case study of middle-class couples living in the Ile-de France region, Urban Studies, 31(6), 921-934. Clark, W.A.V. en F. Dieleman (1996), Households and housing. Choices and outcomes in the housing market, Center for Urban Research, New Jersey. Deboosere, P., R. Lesthaeghe, J. Surkyn, P.-M. Boulanger en A. Lambert (1997), Huishoudens en gezinnen, Volkstellingsmonografie nr. 4, Nationaal Instituut voor de Statistiek. De Decker, P., P. Teerlinck en W. Vandendriessche (1995), Stad uit, stad in. Motieven van verhuizers, in: Ruimtelijke Planning, Kluwer Editorial, jg.3, katern 3, 19-55. Goossens, L., I. Thomas en D. Vanneste (1997), Huisvesting in sociaal-economisch en geografisch perspectief, 1981-1991, Volkstellingsmonografie nr. 10, Nationaal Instituut voor de Statistiek. KBC (2000), Tendensen op de Belgische woningmarkt, Economisch Financiële Berichten, 55(2), 1-10. Knox, P. (1995), Urban social geography. An introduction, Longman, Londen. Tratsaert, K. (1999), Stads(v)lucht maakt vrij. De verhuismotieven en woonwensen van jonge gezinnen in het Leuvense, Planologisch Nieuws, 19(2), 138-151. Van Imhoff, E. en N. Keilman (1991), LIPRO 2.0 - An application of a dynamic demographic projection model to household structure in the Netherlands, NIDI-CBGS rapport 23, Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut, Den Haag. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (1999), Vlaamse Regionale Indicatoren 1998, Administratie Planning en Statistiek, Departement Algemene Zaken en Financiën, Brussel. Willaert, D. (1999a), Een nieuwe ruimtelijke indeling voor de studie van interne migratiebewegingen, Steunpunt Demografie WP 99-2, Vakgroep SOCO, Vrije Universiteit Brussel. Willaert, D. (1999b), Migratieprofielen naar leeftijd voor de migratiebekkens en zones in de nieuwe ruimtelijke indeling, Steunpunt Demografie WP 99-6, Vakgroep SOCO, Vrije Universiteit Brussel. Willaert, D. (2000a), Interne migraties naar LIPRO-huishoudenstypen. De stadsvlucht en verstedelijking nader belicht, Steunpunt Demografie WP 00-2, Vakgroep SOCO, Vrije Universiteit Brussel. Willaert, D. (2000b), Migraties van huishoudens naar inkomensstructuur, Steunpunt Demografie WP 00-6, Vakgroep SOCO, Vrije Universiteit Brussel.
40
APPENDIX
Tabel A1: Percentage huishoudens die aankomen in en vertrekken vanuit een bepaald woningtype, naar huishoudenstype (alleenstaanden, koppels met of zonder kinderen, éénoudergezinnen) en leeftijd op 1-3-1991, voor elke zone en migratiebekken in Vlaanderen (Kaart 3)
41
landelijke zone - bekken Antwerpen alleenstaanden 15-29 jaar 30-54 jaar
ééngezinswoning
koppels zonder kinderen
55+ jaar
15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
koppels met kinderen 15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
éénoudergezinnen 15-29 jaar 30-54 jaar
totaal
55+ jaar
aankomst
6,8
8,3
2,4
19,8
9,8
5,1
11,4
29,0
1,5
1,6
4,0
0,3
100
vertrek
7,0
11,1
8,1
8,3
7,6
6,4
9,3
30,4
2,8
1,4
6,6
1,1
100
aankomst
15,7
13,2
5,0
31,8
8,9
4,4
5,7
8,0
0,8
1,4
4,3
0,8
100
vertrek
15,8
17,8
6,6
14,8
9,1
3,7
10,4
13,4
0,9
1,2
5,6
0,7
100
aankomst
4,7
7,1
1,9
17,2
11,6
6,4
12,2
33,9
1,9
0,4
2,2
0,4
100
vertrek
5,2
10,2
10,5
4,9
9,4
8,8
5,9
34,6
3,1
1,2
4,7
1,5
100
aankomst
13,0
11,5
3,7
28,4
7,9
3,7
7,9
14,4
0,9
2,5
5,6
0,5
100
vertrek
12,0
15,1
6,0
13,2
7,2
3,7
11,5
20,1
1,8
1,5
7,2
0,7
100
woning jonger dan 10 jaar
aankomst
5,6
6,9
1,7
21,0
11,5
4,8
10,5
33,3
1,4
0,6
2,2
0,5
100
vertrek
9,7
10,4
3,4
9,9
11,7
4,1
10,8
30,9
1,1
1,1
6,1
0,9
100
woning ouder dan 10 jaar
aankomst
11,0
10,9
3,8
24,2
8,7
5,0
9,4
18,5
1,3
1,9
4,9
0,4
100
vertrek
7,7
14,6
9,8
8,2
7,6
7,1
7,9
25,7
2,8
1,3
6,1
1,2
100
woning met groot comfort
aankomst
6,1
7,0
1,3
24,0
11,2
5,0
10,1
29,6
1,6
0,6
3,1
0,5
100
vertrek
5,4
10,3
3,4
8,8
10,0
6,1
9,5
35,6
2,8
0,5
6,8
0,8
100
woning zonder klein comfort
aankomst
16,5
20,1
4,7
15,7
5,2
3,3
8,0
16,5
1,4
3,3
5,2
0,0
100
vertrek
11,6
18,8
19,5
8,6
5,3
7,3
9,9
11,9
1,7
2,0
2,3
1,3
100
woning met opp. >125 m2
aankomst
3,3
4,7
1,2
14,0
8,3
2,8
12,1
48,4
1,6
0,5
2,9
0,2
100
vertrek
5,9
8,2
7,2
2,3
6,9
5,2
3,6
47,5
5,2
0,7
5,2
2,0
100
woning met opp. <55 m2
aankomst
17,4
16,3
7,1
25,7
7,4
5,5
5,7
6,0
0,7
2,5
5,2
0,3
100
vertrek
18,9
21,3
12,2
10,9
6,3
4,6
8,5
9,4
1,1
2,0
3,7
1,1
100
woning met tuin
aankomst
6,3
7,4
2,1
19,9
10,2
5,2
11,7
30,2
1,6
1,3
3,7
0,3
100
vertrek
6,8
10,3
8,0
7,9
8,1
6,4
9,5
31,5
2,8
1,3
6,4
1,0
100
aankomst
15,4
14,2
4,9
29,8
8,3
4,1
6,1
8,9
0,8
1,9
5,0
0,7
100
vertrek
14,2
17,3
6,8
14,0
8,1
4,2
10,0
15,8
1,3
1,2
6,2
0,9
100
aankomst
6,2
7,2
1,8
23,2
11,0
5,4
9,6
28,9
1,5
1,0
3,9
0,4
100
vertrek
6,5
10,0
5,8
9,2
8,7
7,3
8,7
32,4
2,8
0,8
6,7
1,1
100
aankomst
13,8
13,1
4,8
23,3
7,6
4,3
10,0
14,8
1,1
2,3
4,3
0,5
100
vertrek
13,5
16,7
9,7
11,6
7,3
3,5
10,6
16,9
1,6
1,8
5,8
0,7
100
appartement eigendomswoning huurwoning
woning zonder tuin woning met garage woning zonder garage
Tabel A1-1
randstedelijke zone - bekken Antwerpen alleenstaanden 15-29 jaar 30-54 jaar
ééngezinswoning
koppels zonder kinderen
55+ jaar
15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
koppels met kinderen 15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
éénoudergezinnen 15-29 jaar 30-54 jaar
totaal
55+ jaar
aankomst
6,3
8,3
2,9
14,3
11,2
4,9
11,3
33,4
1,7
1,0
4,1
0,5
100
vertrek
5,7
10,6
10,6
6,8
7,6
8,7
8,2
28,8
3,1
1,1
7,2
1,8
100
aankomst
22,7
15,8
7,1
20,3
7,4
6,5
3,8
6,4
1,1
1,8
6,4
0,6
100
vertrek
17,5
17,5
6,5
14,1
8,0
5,9
7,3
14,7
0,7
1,7
5,7
0,3
100
aankomst
4,6
7,5
3,0
12,8
12,3
5,9
11,8
36,5
2,0
0,1
3,0
0,5
100
vertrek
4,2
8,9
14,2
4,2
9,3
11,1
5,6
31,1
3,5
0,7
5,5
1,9
100
aankomst
17,6
13,1
4,7
19,5
7,8
4,4
6,7
15,0
1,0
2,6
6,8
0,6
100
vertrek
12,1
14,8
5,9
12,7
6,7
5,6
10,1
20,4
1,4
1,8
7,6
0,9
100
woning jonger dan 10 jaar
aankomst
5,7
6,4
2,9
12,1
11,2
6,3
11,9
38,4
1,5
0,2
2,9
0,5
100
vertrek
9,0
9,0
4,5
10,9
8,2
3,0
7,9
39,3
1,5
0,7
4,9
1,1
100
woning ouder dan 10 jaar
aankomst
12,9
12,0
4,6
17,7
9,7
4,9
8,2
20,7
1,5
1,7
5,6
0,6
100
vertrek
7,1
12,7
12,0
6,6
8,5
9,4
7,2
24,5
2,9
1,0
6,6
1,4
100
woning met groot comfort
aankomst
7,8
7,7
1,4
14,7
11,8
5,7
9,9
33,7
1,9
0,4
4,4
0,5
100
vertrek
6,5
11,0
4,4
9,1
8,9
8,9
7,5
32,1
3,3
1,0
6,3
1,1
100
woning zonder klein comfort
aankomst
14,2
14,8
5,6
19,8
8,6
4,9
8,0
16,7
1,2
1,9
3,7
0,6
100
vertrek
11,2
14,8
20,6
7,2
4,0
9,4
6,7
11,2
2,7
1,8
7,6
2,7
100
woning met opp. >125 m2
aankomst
2,3
4,6
0,7
6,1
10,2
3,5
10,6
55,0
1,8
0,3
4,3
0,7
100
vertrek
4,3
7,4
6,3
3,5
5,5
11,3
4,3
42,2
6,3
0,0
8,2
0,8
100
woning met opp. <55 m2
aankomst
19,9
16,6
8,5
18,4
8,1
5,5
5,5
9,7
0,8
1,4
5,2
0,3
100
vertrek
19,8
18,4
11,8
9,8
6,6
6,6
7,4
10,2
2,0
1,4
5,0
1,0
100
woning met tuin
aankomst
6,6
8,2
2,7
14,1
11,1
5,1
11,4
33,1
1,7
0,9
4,5
0,6
100
vertrek
5,8
11,0
10,0
6,7
8,0
8,6
7,0
30,2
2,9
1,1
7,0
1,7
100
aankomst
21,8
16,0
7,5
21,2
7,6
5,8
3,7
7,7
0,9
2,1
5,4
0,5
100
vertrek
16,6
16,2
8,0
13,9
7,0
6,0
9,7
12,9
1,1
1,6
6,4
0,5
100
aankomst
7,6
8,3
2,7
14,5
11,5
5,7
9,9
32,4
2,0
0,6
4,3
0,6
100
vertrek
6,4
10,7
8,7
7,3
9,0
10,0
7,1
29,7
2,8
0,5
6,4
1,4
100
aankomst
15,7
13,7
6,2
18,2
7,9
4,7
8,6
15,9
0,7
2,3
5,5
0,5
100
vertrek
13,2
15,3
10,0
11,4
6,1
4,6
9,2
17,7
1,6
2,5
7,2
1,2
100
appartement eigendomswoning huurwoning
woning zonder tuin woning met garage woning zonder garage
Tabel A1-2
stedelijke zone - bekken Antwerpen alleenstaanden 15-29 jaar 30-54 jaar
ééngezinswoning
koppels zonder kinderen
55+ jaar
15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
koppels met kinderen 15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
éénoudergezinnen 15-29 jaar 30-54 jaar
totaal
55+ jaar
aankomst
15,1
14,1
3,5
16,2
7,0
3,3
9,4
22,7
1,1
1,4
5,8
0,3
100
vertrek
6,9
12,5
11,6
5,7
7,4
7,8
7,4
30,0
2,9
1,2
5,3
1,2
100
aankomst
33,2
19,5
6,2
17,7
3,8
4,4
2,9
4,4
0,8
2,3
4,4
0,4
100
vertrek
20,2
19,0
10,2
10,5
7,5
4,1
7,1
12,9
0,5
2,5
5,1
0,5
100
aankomst
12,8
15,0
5,3
15,4
7,7
8,7
7,2
21,6
1,7
0,8
3,3
0,4
100
vertrek
4,9
12,1
14,8
4,6
9,4
10,0
5,3
30,2
2,8
0,6
3,9
1,4
100
aankomst
32,8
18,8
5,3
18,1
3,9
2,6
4,0
5,8
0,6
2,4
5,2
0,4
100
vertrek
19,6
18,2
9,0
10,5
6,7
3,6
8,0
14,8
0,8
2,6
5,8
0,5
100
woning jonger dan 10 jaar
aankomst
14,8
12,8
5,8
18,9
6,8
11,9
5,1
16,0
2,1
0,6
4,7
0,6
100
vertrek
12,1
13,3
5,3
11,8
6,3
5,0
10,3
28,1
1,5
2,3
4,0
0,0
100
woning ouder dan 10 jaar
aankomst
29,1
18,4
5,4
17,1
4,6
3,3
4,8
9,2
0,8
2,2
4,8
0,4
100
vertrek
11,7
15,7
13,1
7,7
7,9
7,1
6,4
20,8
1,7
1,7
5,2
1,0
100
woning met groot comfort
aankomst
18,4
15,0
3,1
24,0
7,4
6,3
4,8
13,8
1,5
0,8
4,6
0,4
100
vertrek
9,0
13,5
3,0
10,9
9,7
6,6
8,8
28,6
2,0
1,0
6,2
0,7
100
woning zonder klein comfort
aankomst
40,3
24,1
5,3
10,0
3,6
1,4
3,2
5,3
0,2
2,7
3,2
0,7
100
vertrek
20,9
22,9
23,5
5,5
3,7
4,1
3,4
7,5
1,0
2,3
3,9
1,5
100
woning met opp. >125 m2
aankomst
9,5
13,2
1,6
12,9
6,9
3,5
7,6
34,7
1,3
1,6
6,9
0,3
100
vertrek
3,6
10,3
6,7
4,4
7,2
6,4
5,8
43,6
5,0
0,6
5,3
1,1
100
woning met opp. <55 m2
aankomst
41,1
22,7
6,1
11,2
3,3
2,7
3,1
3,5
0,4
2,2
3,5
0,3
100
vertrek
26,6
23,8
13,9
7,5
4,8
3,6
5,2
6,9
0,4
2,9
4,1
0,5
100
woning met tuin
aankomst
15,4
14,8
3,9
17,3
6,8
3,3
9,0
21,6
1,3
1,4
5,0
0,3
100
vertrek
7,5
11,4
9,7
6,8
7,8
7,7
7,6
30,7
2,5
1,5
5,7
1,2
100
aankomst
32,4
18,9
5,9
17,3
4,1
4,3
3,3
5,6
0,7
2,3
4,7
0,4
100
vertrek
18,9
18,8
11,0
9,6
7,4
4,5
7,1
14,0
0,9
2,3
5,0
0,5
100
aankomst
14,3
13,8
4,1
20,6
6,9
7,5
6,0
17,5
1,8
1,5
5,4
0,5
100
vertrek
8,2
11,4
5,8
9,4
8,3
7,7
8,3
30,5
2,5
1,4
5,9
0,6
100
aankomst
31,8
18,9
5,8
16,3
4,2
3,1
4,5
7,5
0,6
2,2
4,6
0,3
100
vertrek
17,9
18,5
12,6
8,4
7,2
4,7
6,7
15,1
0,9
2,3
4,9
0,8
100
appartement eigendomswoning huurwoning
woning zonder tuin woning met garage woning zonder garage
Tabel A1-3
landelijke zone - bekken Brussel alleenstaanden 15-29 jaar 30-54 jaar
ééngezinswoning appartement eigendomswoning huurwoning
koppels zonder kinderen
55+ jaar
15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
koppels met kinderen 15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
éénoudergezinnen 15-29 jaar 30-54 jaar
totaal
55+ jaar
aankomst
6,9
7,2
2,8
20,7
9,2
4,4
12,3
26,9
1,7
1,7
5,7
0,6
100
vertrek
6,4
10,0
9,7
7,9
8,0
6,3
9,3
27,7
1,9
1,9
9,2
1,9
100
aankomst
18,0
11,4
6,0
30,0
7,3
5,8
6,4
6,1
1,0
2,0
4,8
1,2
100
vertrek
18,3
17,4
4,5
16,7
8,9
3,1
6,7
12,9
0,2
2,9
7,4
0,9
100
aankomst
4,5
6,4
2,9
14,8
10,7
5,5
14,1
33,6
2,4
0,4
3,5
1,1
100
vertrek
2,7
9,8
14,6
3,4
7,6
8,5
6,8
33,0
2,7
0,8
7,4
2,8
100
aankomst
13,5
9,2
4,0
29,1
7,3
4,4
8,6
12,9
1,0
2,8
6,9
0,5
100
vertrek
13,5
13,1
4,8
14,3
8,7
3,3
9,8
18,2
0,8
2,9
9,6
1,0
100
woning jonger dan 10 jaar
aankomst
7,2
4,8
2,6
20,2
12,1
5,4
11,1
31,2
1,7
0,0
3,0
0,7
100
vertrek
11,2
13,8
2,6
14,7
12,1
2,6
6,0
25,9
0,0
1,7
9,5
0,0
100
woning ouder dan 10 jaar
aankomst
10,3
9,0
3,9
23,7
8,0
4,7
10,7
19,4
1,5
2,2
6,0
0,7
100
vertrek
7,6
12,0
10,4
7,7
8,3
7,2
7,6
26,1
1,8
1,4
8,0
1,9
100
woning met groot comfort
aankomst
6,3
6,1
1,1
22,6
11,2
4,7
11,0
28,3
2,1
1,1
4,8
0,8
100
vertrek
5,7
10,1
2,6
12,0
9,8
7,2
9,6
33,0
2,0
0,7
6,3
1,1
100
woning zonder klein comfort
aankomst
13,9
11,0
5,5
20,6
5,2
4,2
12,3
17,4
1,9
2,9
4,5
0,6
100
vertrek
12,6
12,6
21,0
6,5
7,3
4,6
8,8
14,5
1,9
1,9
5,0
3,4
100
woning met opp. >125 m2
aankomst
5,2
3,7
0,7
12,7
11,2
1,5
11,9
43,7
2,6
1,1
4,9
0,7
100
vertrek
2,0
6,7
8,7
2,0
4,0
8,1
8,1
45,0
3,4
0,0
9,4
2,7
100
woning met opp. <55 m2
aankomst
15,5
13,1
8,9
25,7
6,6
5,3
6,8
9,9
0,7
2,7
4,4
0,4
100
vertrek
17,8
17,6
8,4
10,8
8,9
4,1
6,8
12,7
0,8
3,8
7,6
0,8
100
woning met tuin
aankomst
6,1
6,4
2,6
21,3
9,3
4,5
12,6
28,2
1,6
1,3
5,6
0,6
100
vertrek
5,2
9,3
9,4
7,9
8,4
7,0
9,5
28,8
2,3
1,6
9,3
1,4
100
aankomst
16,5
11,4
5,9
26,2
7,8
4,9
7,4
9,8
1,3
2,6
5,3
0,9
100
vertrek
16,2
16,2
6,6
13,8
7,9
3,3
7,2
15,9
0,2
2,8
8,0
1,9
100
aankomst
6,7
5,8
2,1
24,8
10,4
5,2
12,0
25,0
1,5
0,7
5,1
0,6
100
vertrek
5,7
10,6
6,4
10,5
9,8
7,0
9,7
28,5
1,6
1,1
8,2
1,1
100
aankomst
13,1
11,2
5,5
21,0
6,7
4,4
9,4
17,6
1,5
3,0
5,9
0,7
100
vertrek
13,6
13,6
9,9
10,4
6,8
3,8
7,5
18,6
1,1
3,3
9,4
2,1
100
woning zonder tuin woning met garage woning zonder garage
Tabel A1-4
randstedelijke zone - bekken Brussel alleenstaanden 15-29 jaar 30-54 jaar
ééngezinswoning
koppels zonder kinderen
55+ jaar
15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
koppels met kinderen 15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
éénoudergezinnen 15-29 jaar 30-54 jaar
totaal
55+ jaar
aankomst
7,0
10,1
2,9
11,1
9,6
4,7
9,6
33,8
2,4
1,1
6,8
0,9
100
vertrek
5,8
10,8
10,7
5,2
7,3
9,0
6,1
31,4
3,5
1,1
7,6
1,4
100
aankomst
19,4
16,9
6,0
23,8
6,0
5,0
5,8
8,0
0,7
2,5
5,5
0,4
100
vertrek
16,0
19,3
8,9
12,9
6,8
5,0
6,9
13,1
1,0
1,8
7,7
0,5
100
aankomst
4,4
7,9
2,3
9,7
9,9
6,3
10,0
39,7
3,2
0,5
5,3
0,8
100
vertrek
4,4
10,3
14,2
1,9
8,0
14,3
3,5
31,4
3,9
0,5
6,3
1,3
100
aankomst
15,8
15,3
4,5
20,0
7,7
3,4
7,4
14,6
0,8
2,5
7,3
0,8
100
vertrek
12,1
15,4
8,0
11,4
6,9
4,3
7,8
20,8
2,0
1,8
8,6
0,9
100
woning jonger dan 10 jaar
aankomst
5,8
7,1
2,3
11,9
9,8
4,6
9,7
40,7
2,6
0,6
4,3
0,7
100
vertrek
5,0
12,3
4,1
10,9
6,4
4,1
10,5
36,8
2,3
1,4
5,5
0,9
100
woning ouder dan 10 jaar
aankomst
12,2
13,6
4,3
15,8
8,2
4,9
8,1
21,6
1,7
1,8
7,0
0,8
100
vertrek
8,2
13,5
11,6
6,0
7,4
9,4
4,9
25,7
2,9
1,4
7,8
1,2
100
woning met groot comfort
aankomst
7,5
9,0
1,3
15,3
10,0
5,1
8,5
33,6
2,4
0,8
5,9
0,5
100
vertrek
7,6
11,4
3,9
8,0
8,1
9,3
6,4
30,9
3,9
1,2
8,1
1,1
100
woning zonder klein comfort
aankomst
19,2
16,2
7,4
13,1
3,9
3,1
11,8
14,8
0,9
2,2
6,6
0,9
100
vertrek
11,7
10,5
25,5
6,9
4,9
8,5
6,5
12,1
1,2
1,2
8,5
2,4
100
woning met opp. >125 m2
aankomst
3,0
5,7
1,0
6,1
8,6
2,9
6,7
54,5
3,9
0,7
6,4
0,7
100
vertrek
3,7
8,7
9,3
2,5
5,1
9,0
2,8
42,7
5,6
0,3
8,7
1,7
100
woning met opp. <55 m2
aankomst
21,1
16,8
7,6
16,4
6,1
4,6
6,9
10,1
0,9
2,3
6,4
0,8
100
vertrek
19,2
18,2
13,7
10,2
6,9
4,4
5,9
12,2
0,9
2,0
5,7
0,9
100
woning met tuin
aankomst
6,8
9,9
2,5
11,2
9,7
4,8
9,7
34,4
2,4
1,0
6,6
1,0
100
vertrek
6,0
10,6
10,6
5,7
7,2
9,0
5,4
31,6
3,5
1,0
8,1
1,4
100
aankomst
18,2
16,6
5,8
22,8
6,4
4,8
6,3
9,8
0,7
2,4
5,8
0,4
100
vertrek
15,1
18,6
8,7
12,2
7,0
5,2
8,2
14,6
1,2
2,0
6,7
0,6
100
aankomst
6,7
9,4
2,1
13,7
9,9
5,4
9,4
33,3
2,4
0,8
6,3
0,8
100
vertrek
5,9
10,6
7,3
7,5
7,9
9,5
5,9
30,6
3,9
1,3
8,4
1,0
100
aankomst
16,2
16,2
5,9
16,9
6,7
4,0
7,4
15,8
1,2
2,5
6,5
0,7
100
vertrek
14,1
18,0
12,9
9,2
6,2
5,1
7,3
17,1
0,9
1,5
6,9
1,0
100
appartement eigendomswoning huurwoning
woning zonder tuin woning met garage woning zonder garage
Tabel A1-5
stedelijke zone - bekken Brussel alleenstaanden 15-29 jaar 30-54 jaar
ééngezinswoning
koppels zonder kinderen
55+ jaar
15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
koppels met kinderen 15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
éénoudergezinnen 15-29 jaar 30-54 jaar
totaal
55+ jaar
aankomst
17,4
18,9
6,2
10,6
5,3
3,8
7,0
20,2
1,9
1,4
7,0
0,4
100
vertrek
8,1
12,5
11,6
3,5
6,4
11,1
4,9
27,6
3,7
1,8
7,0
1,7
100
aankomst
36,7
19,4
6,7
13,5
4,3
3,4
2,7
5,0
0,5
1,9
5,1
0,7
100
vertrek
18,7
19,9
11,4
7,5
6,0
4,8
5,9
15,4
1,4
1,9
6,4
0,8
100
aankomst
17,0
22,2
8,3
7,9
6,7
8,5
5,3
16,6
1,9
0,9
3,3
1,5
100
vertrek
6,6
14,6
14,5
3,1
5,2
14,7
4,1
24,8
4,2
0,8
5,9
1,6
100
aankomst
35,8
18,7
6,0
13,9
4,0
2,2
3,2
6,7
0,7
2,0
6,3
0,4
100
vertrek
18,2
18,6
10,6
7,2
6,4
4,1
6,0
17,3
1,4
2,2
7,0
0,9
100
woning jonger dan 10 jaar
aankomst
17,1
17,8
11,2
8,9
7,1
7,8
5,2
13,8
0,7
3,3
6,3
0,7
100
vertrek
13,5
21,3
4,5
6,0
7,5
3,4
4,9
29,2
1,5
0,7
6,7
0,7
100
woning ouder dan 10 jaar
aankomst
33,2
19,4
6,3
13,1
4,3
3,2
3,6
8,2
0,9
1,7
5,5
0,6
100
vertrek
12,1
17,2
13,3
5,5
6,3
8,7
4,7
20,1
2,5
1,8
6,5
1,3
100
woning met groot comfort
aankomst
21,6
18,3
3,7
16,9
6,8
5,0
4,4
12,6
1,4
1,2
7,1
0,9
100
vertrek
10,7
16,6
4,2
7,9
8,2
7,0
6,3
27,8
2,8
1,1
6,3
1,2
100
woning zonder klein comfort
aankomst
43,1
21,5
7,9
8,4
2,8
1,1
3,0
4,9
0,2
3,4
3,7
0,0
100
vertrek
17,5
15,6
22,0
4,0
4,2
7,2
4,9
13,5
2,1
2,8
5,5
0,8
100
woning met opp. >125 m2
aankomst
14,1
11,8
5,9
3,5
8,8
2,4
5,3
31,2
3,5
1,8
10,6
1,2
100
vertrek
4,9
8,0
8,0
3,7
3,7
11,4
2,8
42,3
5,2
0,6
6,5
2,8
100
woning met opp. <55 m2
aankomst
42,8
21,3
7,9
10,1
2,8
2,4
2,4
3,8
0,4
2,0
3,9
0,2
100
vertrek
23,7
21,2
14,8
6,8
5,3
4,7
5,1
9,4
1,0
2,0
5,1
0,8
100
woning met tuin
aankomst
16,1
16,2
5,7
14,3
6,4
3,6
8,0
19,5
1,8
1,4
6,6
0,5
100
vertrek
7,3
13,5
11,7
5,1
5,7
9,8
5,7
26,3
3,7
1,3
8,0
1,8
100
aankomst
36,3
20,0
6,3
12,7
4,1
3,4
2,6
5,8
0,6
2,0
5,4
0,7
100
vertrek
18,5
18,9
10,8
6,7
6,4
5,5
5,7
16,9
1,6
2,0
6,1
0,8
100
aankomst
14,1
18,9
6,4
13,7
6,1
7,9
5,3
15,7
2,1
1,5
7,4
0,9
100
vertrek
6,7
15,5
8,5
5,3
6,9
9,9
5,9
29,3
3,2
1,2
6,6
0,9
100
aankomst
36,9
19,3
6,4
12,7
4,1
2,4
3,3
6,8
0,6
1,9
5,1
0,5
100
vertrek
18,3
17,8
11,5
6,8
6,0
5,7
5,7
16,4
1,9
2,1
6,8
1,2
100
appartement eigendomswoning huurwoning
woning zonder tuin woning met garage woning zonder garage
Tabel A1-6
landelijke zone - bekken Gent alleenstaanden 15-29 jaar 30-54 jaar
ééngezinswoning
koppels zonder kinderen
55+ jaar
15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
koppels met kinderen 15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
éénoudergezinnen 15-29 jaar 30-54 jaar
totaal
55+ jaar
aankomst
6,5
7,0
2,7
27,8
9,6
4,0
10,8
25,0
1,1
1,2
3,7
0,6
100
vertrek
6,2
9,3
9,9
10,1
7,9
5,8
10,2
28,5
2,6
1,9
6,1
1,5
100
aankomst
18,5
16,4
8,2
28,1
5,5
6,2
2,7
5,8
0,7
3,1
3,4
1,4
100
vertrek
15,9
18,2
7,9
18,7
4,7
4,2
8,4
10,7
0,9
2,8
6,5
0,9
100
aankomst
2,0
5,1
2,9
19,5
11,6
6,1
12,2
36,0
2,2
0,1
1,8
0,5
100
vertrek
2,3
6,3
17,0
3,8
7,9
11,2
5,6
32,2
5,1
0,3
5,8
2,5
100
aankomst
11,3
9,9
3,6
32,9
7,5
3,1
8,5
14,8
0,4
2,2
4,8
0,9
100
vertrek
9,6
12,8
6,3
14,7
7,3
3,3
11,9
22,8
1,2
2,9
6,4
1,0
100
woning jonger dan 10 jaar
aankomst
4,0
5,7
2,7
21,8
10,9
5,4
12,1
32,5
1,0
0,7
2,7
0,7
100
vertrek
6,3
10,8
3,8
11,4
10,8
3,8
8,2
38,0
0,0
0,6
5,7
0,6
100
woning ouder dan 10 jaar
aankomst
9,4
9,1
3,7
29,9
8,4
3,9
9,1
19,0
1,1
1,7
4,0
0,7
100
vertrek
5,8
10,6
12,5
9,3
7,5
7,5
8,2
26,1
3,3
1,6
6,5
1,2
100
woning met groot comfort
aankomst
5,8
5,0
2,0
25,8
9,7
5,1
9,7
31,2
1,7
0,6
2,8
0,6
100
vertrek
3,0
8,2
2,2
11,4
9,2
6,7
8,6
37,8
4,1
1,1
7,1
0,6
100
woning zonder klein comfort
aankomst
14,2
16,5
6,4
19,9
6,7
3,0
8,6
14,6
0,7
2,2
6,0
1,1
100
vertrek
11,5
12,5
20,8
10,0
5,4
5,4
7,9
14,7
1,8
1,8
5,7
2,5
100
woning met opp. >125 m2
aankomst
4,2
4,5
1,2
23,5
6,9
1,5
11,7
40,1
2,7
0,3
3,3
0,0
100
vertrek
2,1
5,2
9,9
5,2
6,8
9,4
6,8
40,1
5,7
0,5
7,3
1,0
100
woning met opp. <55 m2
aankomst
16,2
17,1
7,4
24,5
7,2
3,9
6,0
10,2
0,2
3,0
3,7
0,7
100
vertrek
14,8
17,0
13,9
13,6
5,9
4,0
7,4
12,7
0,9
3,4
5,9
0,6
100
woning met tuin
aankomst
6,1
6,8
2,4
27,2
10,3
3,9
10,7
25,9
1,3
1,4
3,5
0,6
100
vertrek
5,5
8,2
9,0
10,2
7,6
5,5
11,0
30,5
2,4
1,6
6,7
1,7
100
aankomst
15,9
13,6
7,8
30,2
3,9
5,6
6,7
9,1
0,4
1,3
4,3
1,3
100
vertrek
13,0
17,3
10,8
14,6
7,0
5,4
7,3
13,5
2,2
3,2
5,1
0,5
100
aankomst
5,0
6,1
1,9
28,4
10,5
4,4
10,6
27,5
1,4
1,0
2,7
0,6
100
vertrek
4,1
7,2
7,2
12,1
8,5
5,7
10,9
32,7
2,1
1,2
6,5
1,6
100
aankomst
12,9
11,9
5,7
26,8
7,0
4,0
8,6
14,2
0,7
2,1
5,3
0,8
100
vertrek
12,1
14,8
12,5
10,4
5,5
5,2
9,0
17,6
2,6
3,1
6,0
1,1
100
appartement eigendomswoning huurwoning
woning zonder tuin woning met garage woning zonder garage
Tabel A1-7
randstedelijke zone - bekken Gent alleenstaanden 15-29 jaar 30-54 jaar
ééngezinswoning
koppels zonder kinderen
55+ jaar
15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
koppels met kinderen 15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
éénoudergezinnen 15-29 jaar 30-54 jaar
totaal
55+ jaar
aankomst
7,2
7,6
2,0
18,8
12,4
4,8
10,6
29,0
1,3
0,4
5,4
0,5
100
vertrek
5,7
8,5
9,8
8,8
9,9
7,0
7,4
27,8
2,8
0,9
9,6
1,8
100
aankomst
20,0
12,9
12,9
31,4
4,3
4,3
1,4
4,3
1,4
4,3
2,9
0,0
100
vertrek
17,0
15,1
9,4
17,0
9,4
1,9
11,3
7,5
0,0
0,0
11,3
0,0
100
aankomst
2,9
6,8
2,3
12,5
14,3
7,0
12,0
36,7
1,3
0,0
3,6
0,5
100
vertrek
0,6
3,6
20,6
2,4
10,3
10,9
5,5
29,1
4,8
0,6
9,7
1,8
100
aankomst
12,0
9,0
3,7
25,5
9,8
2,8
8,3
19,7
1,3
1,3
6,3
0,2
100
vertrek
8,7
10,8
5,5
12,3
9,6
5,1
8,4
25,1
1,7
1,0
10,1
1,7
100
woning jonger dan 10 jaar
aankomst
3,8
4,6
2,3
13,4
13,4
5,7
11,5
39,8
0,4
0,4
4,2
0,4
100
vertrek
6,3
0,0
4,2
14,6
16,7
6,3
4,2
39,6
0,0
2,1
6,3
0,0
100
woning ouder dan 10 jaar
aankomst
10,1
9,5
3,3
22,6
11,0
4,3
9,1
21,4
1,7
0,8
5,6
0,5
100
vertrek
4,1
10,0
11,7
7,3
10,0
7,6
8,0
26,6
2,7
0,2
9,3
2,4
100
woning met groot comfort
aankomst
3,8
5,7
0,9
19,3
12,3
5,2
9,9
35,4
1,2
0,5
5,0
0,9
100
vertrek
3,3
6,2
4,8
8,1
11,0
7,2
7,7
39,2
2,4
0,0
8,1
1,9
100
woning zonder klein comfort
aankomst
19,0
19,0
6,3
19,0
11,1
0,0
4,8
12,7
1,6
0,0
6,3
0,0
100
vertrek
2,9
15,7
25,5
6,9
3,9
6,9
6,9
16,7
2,9
1,0
7,8
2,9
100
woning met opp. >125 m2
aankomst
4,0
3,4
0,0
13,1
11,4
4,0
9,1
45,1
1,7
0,6
6,3
1,1
100
vertrek
2,4
3,5
5,9
2,4
11,8
3,5
5,9
49,4
4,7
0,0
8,2
2,4
100
woning met opp. <55 m2
aankomst
21,3
16,7
8,3
21,3
7,4
3,7
10,2
9,3
0,0
0,9
0,9
0,0
100
vertrek
12,7
18,6
14,4
11,9
5,9
7,6
5,9
11,0
0,8
1,7
7,6
1,7
100
woning met tuin
aankomst
6,8
7,6
2,1
17,9
12,5
4,7
10,7
29,9
1,3
0,5
5,5
0,5
100
vertrek
5,9
6,5
9,6
8,6
9,8
7,3
8,2
29,6
2,4
0,8
9,4
1,8
100
aankomst
16,4
10,9
9,1
33,6
5,5
5,5
4,5
8,2
0,9
1,8
3,6
0,0
100
vertrek
9,8
21,6
9,8
13,7
10,8
2,9
4,9
10,8
2,9
1,0
10,8
1,0
100
aankomst
5,6
6,6
1,5
19,8
13,2
5,4
9,6
31,6
1,6
0,3
4,6
0,2
100
vertrek
4,6
6,3
7,3
9,8
12,0
6,0
6,5
30,7
3,3
0,5
10,6
2,4
100
aankomst
14,7
11,2
6,4
19,5
8,4
3,2
10,4
16,3
0,4
1,6
6,8
1,2
100
vertrek
10,3
13,9
12,6
9,4
6,3
7,6
9,9
19,3
0,9
1,3
8,1
0,4
100
appartement eigendomswoning huurwoning
woning zonder tuin woning met garage woning zonder garage
Tabel A1-8
stedelijke zone - bekken Gent alleenstaanden 15-29 jaar 30-54 jaar
ééngezinswoning
koppels zonder kinderen
55+ jaar
15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
koppels met kinderen 15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
éénoudergezinnen 15-29 jaar 30-54 jaar
totaal
55+ jaar
aankomst
24,1
10,7
3,4
20,8
5,9
3,0
6,8
16,4
1,2
1,4
5,6
0,7
100
vertrek
9,6
11,0
10,7
9,7
7,2
5,8
9,1
27,1
2,1
1,0
5,8
0,9
100
aankomst
39,5
19,1
5,1
19,3
4,9
2,5
1,9
2,3
0,4
1,1
3,4
0,5
100
vertrek
24,9
18,3
10,0
14,3
6,4
1,9
6,1
10,6
0,5
1,2
5,3
0,4
100
aankomst
10,9
12,3
3,8
18,5
10,2
8,3
8,5
20,6
2,6
0,5
3,1
0,7
100
vertrek
3,9
10,2
16,7
5,3
9,8
8,8
8,4
27,3
3,3
0,2
4,5
1,8
100
aankomst
37,6
16,1
4,1
20,2
4,3
1,6
3,0
6,0
0,4
1,4
4,7
0,6
100
vertrek
20,4
15,7
8,5
13,8
6,1
2,7
7,4
16,9
0,8
1,4
6,0
0,3
100
woning jonger dan 10 jaar
aankomst
18,9
13,8
1,9
15,7
7,5
6,3
4,4
23,9
0,6
1,3
4,4
1,3
100
vertrek
17,3
10,5
3,0
10,5
8,3
2,3
8,3
27,8
1,5
2,3
6,8
1,5
100
woning ouder dan 10 jaar
aankomst
33,7
15,5
4,5
20,2
5,2
2,5
4,0
7,5
0,8
1,2
4,4
0,5
100
vertrek
11,4
15,4
13,3
9,4
6,7
5,4
6,5
22,4
1,9
0,7
6,1
0,7
100
woning met groot comfort
aankomst
17,5
14,7
3,1
26,6
8,2
4,4
4,2
13,7
1,5
0,7
4,6
1,0
100
vertrek
8,8
11,6
2,5
14,6
8,7
4,3
9,1
29,7
2,6
0,7
6,5
0,9
100
woning zonder klein comfort
aankomst
46,2
17,7
4,0
14,1
2,8
1,3
3,3
3,5
0,3
2,0
4,3
0,5
100
vertrek
20,4
16,0
23,5
6,4
3,6
5,5
6,1
9,1
0,8
1,4
6,4
0,8
100
woning met opp. >125 m2
aankomst
11,0
11,8
4,7
12,6
2,4
1,6
6,3
39,4
3,9
0,8
5,5
0,0
100
vertrek
2,2
8,9
6,7
3,9
3,9
3,9
11,1
50,0
4,4
0,6
3,3
1,1
100
woning met opp. <55 m2
aankomst
47,1
21,2
4,8
14,2
3,3
1,5
1,7
2,1
0,2
1,0
2,9
0,0
100
vertrek
29,8
20,7
12,5
11,4
4,7
2,1
4,6
6,9
0,4
2,0
4,7
0,2
100
woning met tuin
aankomst
14,9
10,7
3,4
25,0
6,4
3,7
7,6
20,0
1,7
1,0
4,9
0,7
100
vertrek
7,1
9,7
10,5
8,3
7,1
6,7
10,3
30,1
2,3
0,8
6,0
1,0
100
aankomst
39,0
16,8
4,4
18,4
4,9
2,4
2,9
4,5
0,4
1,3
4,3
0,6
100
vertrek
21,6
16,5
9,9
13,9
6,8
2,6
6,5
14,2
0,9
1,2
5,4
0,5
100
aankomst
15,9
12,2
3,5
24,8
7,5
4,7
5,9
18,3
2,4
0,2
3,5
1,0
100
vertrek
6,2
10,8
7,8
12,8
8,4
5,3
10,8
27,7
2,9
0,4
6,2
0,7
100
aankomst
37,5
15,9
4,3
18,8
4,8
2,2
3,6
6,0
0,3
1,5
4,5
0,5
100
vertrek
21,3
15,9
10,9
11,7
6,3
3,4
6,5
16,3
0,6
1,4
5,1
0,6
100
appartement eigendomswoning huurwoning
woning zonder tuin woning met garage woning zonder garage
Tabel A1-9
landelijke zone - bekken Leuven alleenstaanden 15-29 jaar 30-54 jaar
ééngezinswoning
koppels zonder kinderen
55+ jaar
15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
koppels met kinderen 15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
éénoudergezinnen 15-29 jaar 30-54 jaar
totaal
55+ jaar
aankomst
7,0
8,1
3,6
24,3
11,0
2,2
14,6
24,0
1,1
0,7
2,9
0,4
100
vertrek
7,3
13,8
6,9
8,0
7,3
6,5
10,0
31,8
1,5
1,1
4,6
1,1
100
aankomst
28,2
15,5
0,0
31,0
11,3
2,8
2,8
1,4
0,0
1,4
4,2
1,4
100
vertrek
20,0
13,3
6,7
22,2
8,9
4,4
6,7
13,3
0,0
0,0
4,4
0,0
100
aankomst
5,3
7,9
1,9
21,1
11,3
2,6
16,5
27,8
1,9
0,4
3,0
0,4
100
vertrek
1,8
12,6
11,7
7,2
4,5
9,9
4,5
35,1
3,6
0,9
5,4
2,7
100
aankomst
15,7
9,4
4,3
28,5
11,5
2,1
9,8
13,2
0,0
1,3
3,4
0,9
100
vertrek
12,6
14,3
3,3
11,5
9,3
4,4
12,6
26,4
0,0
1,1
4,4
0,0
100
woning jonger dan 10 jaar
aankomst
3,0
3,0
1,5
26,3
16,5
1,5
16,5
26,3
0,8
0,0
3,0
1,5
100
vertrek
8,3
13,9
5,6
13,9
16,7
0,0
5,6
27,8
0,0
2,8
5,6
0,0
100
woning ouder dan 10 jaar
aankomst
12,2
11,2
3,6
24,7
9,4
2,6
11,7
19,0
1,0
1,0
3,1
0,3
100
vertrek
9,5
13,9
8,0
9,0
3,5
8,0
9,5
30,8
1,5
0,5
4,5
1,5
100
woning met groot comfort
aankomst
7,5
4,5
2,6
28,7
12,8
1,9
12,8
23,0
1,1
0,0
4,2
0,8
100
vertrek
5,7
9,8
3,3
11,5
8,2
8,2
10,7
36,1
2,5
0,8
3,3
0,0
100
woning zonder klein comfort
aankomst
9,5
11,9
9,5
19,0
9,5
4,8
11,9
21,4
2,4
0,0
0,0
0,0
100
vertrek
19,4
16,1
12,9
3,2
3,2
9,7
3,2
16,1
3,2
0,0
9,7
3,2
100
woning met opp. >125 m2
aankomst
2,8
5,6
1,4
8,3
15,3
1,4
20,8
34,7
2,8
0,0
6,9
0,0
100
vertrek
9,7
9,7
3,2
6,5
6,5
9,7
9,7
38,7
0,0
0,0
6,5
0,0
100
woning met opp. <55 m2
aankomst
16,5
16,5
6,6
28,6
7,7
2,2
7,7
11,0
0,0
1,1
2,2
0,0
100
vertrek
22,2
19,4
9,7
9,7
6,9
0,0
5,6
19,4
0,0
0,0
5,6
1,4
100
woning met tuin
aankomst
7,0
6,8
2,9
23,2
11,5
2,6
15,6
24,7
1,3
1,0
2,9
0,5
100
vertrek
5,6
11,7
7,8
8,2
8,2
7,4
10,4
32,5
1,7
1,3
3,9
1,3
100
aankomst
18,8
14,8
3,9
32,0
9,4
1,6
5,5
10,2
0,0
0,0
3,1
0,8
100
vertrek
22,2
19,4
4,2
16,7
4,2
1,4
6,9
18,1
0,0
0,0
6,9
0,0
100
aankomst
7,6
5,4
2,0
28,6
13,0
2,5
13,0
22,1
0,8
0,6
3,4
0,8
100
vertrek
6,6
10,1
5,6
9,1
7,6
8,1
11,1
34,3
2,0
1,5
3,0
1,0
100
aankomst
14,9
16,8
6,2
17,4
7,5
1,9
12,4
18,0
1,2
1,2
2,5
0,0
100
vertrek
15,1
18,9
9,4
12,3
6,6
2,8
6,6
19,8
0,0
0,0
7,5
0,9
100
appartement eigendomswoning huurwoning
woning zonder tuin woning met garage woning zonder garage
Tabel A1-10
randstedelijke zone - bekken Leuven alleenstaanden 15-29 jaar 30-54 jaar
ééngezinswoning
koppels zonder kinderen
55+ jaar
15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
koppels met kinderen 15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
éénoudergezinnen 15-29 jaar 30-54 jaar
totaal
55+ jaar
aankomst
7,2
8,8
2,1
20,6
10,3
2,8
11,2
30,1
1,4
1,0
4,2
0,3
100
vertrek
7,5
10,4
8,6
11,3
7,7
3,6
7,3
33,3
0,9
0,9
7,5
1,1
100
aankomst
20,4
11,3
9,1
32,3
6,5
1,6
3,2
8,6
0,0
2,2
4,8
0,0
100
vertrek
21,1
16,8
7,4
20,0
4,2
2,1
10,5
11,6
0,0
3,2
3,2
0,0
100
aankomst
3,3
6,5
1,6
16,2
12,1
4,2
13,1
38,3
2,0
0,3
2,0
0,5
100
vertrek
2,8
9,4
14,2
3,3
11,3
8,0
6,1
39,2
0,9
0,0
4,2
0,5
100
aankomst
15,1
12,7
3,8
28,5
8,1
1,2
7,1
15,2
0,3
2,0
6,0
0,0
100
vertrek
11,3
12,6
4,9
18,0
5,4
1,0
8,4
26,4
0,7
2,0
8,4
1,0
100
woning jonger dan 10 jaar
aankomst
3,9
3,7
3,9
15,4
9,3
3,2
12,0
43,0
1,2
0,5
3,4
0,5
100
vertrek
7,7
11,0
3,3
9,9
9,9
4,4
4,4
42,9
0,0
1,1
5,5
0,0
100
woning ouder dan 10 jaar
aankomst
11,6
11,8
2,9
25,3
10,0
2,4
9,1
19,5
1,1
1,5
4,6
0,1
100
vertrek
6,7
12,9
11,6
9,8
7,2
3,9
7,5
30,6
0,5
1,3
6,9
1,3
100
woning met groot comfort
aankomst
5,3
6,3
1,0
21,6
10,0
2,1
11,4
37,7
1,4
0,6
2,4
0,2
100
vertrek
7,0
9,9
3,2
10,9
9,2
4,2
8,1
39,4
0,4
0,7
6,7
0,4
100
woning zonder klein comfort
aankomst
17,1
13,0
7,3
22,8
10,6
3,3
7,3
8,9
0,8
2,4
6,5
0,0
100
vertrek
12,0
11,1
25,0
9,3
4,6
3,7
10,2
13,9
1,9
2,8
2,8
2,8
100
woning met opp. >125 m2
aankomst
1,5
2,6
0,5
15,5
7,7
0,0
11,3
55,2
2,1
0,5
2,6
0,5
100
vertrek
1,1
3,4
5,7
4,6
10,3
6,9
2,3
57,5
3,4
0,0
4,6
0,0
100
woning met opp. <55 m2
aankomst
17,9
14,6
6,7
25,7
8,2
3,0
4,9
11,6
0,4
1,9
5,2
0,0
100
vertrek
16,8
18,0
13,0
13,0
5,6
2,5
5,0
14,3
0,0
3,1
6,2
2,5
100
woning met tuin
aankomst
6,5
8,6
1,7
20,5
10,4
2,7
11,6
31,6
1,4
0,7
3,9
0,3
100
vertrek
7,2
8,6
7,7
11,2
7,9
3,7
7,7
36,2
0,9
0,7
7,5
0,9
100
aankomst
17,7
11,6
8,5
28,7
7,8
2,4
4,8
10,9
0,3
2,4
4,8
0,0
100
vertrek
14,4
18,1
9,0
16,0
5,9
2,7
8,0
16,0
0,5
2,7
5,9
1,1
100
aankomst
5,6
7,5
1,5
21,1
10,7
2,5
11,5
33,2
1,4
0,9
3,8
0,2
100
vertrek
6,5
8,0
4,7
12,5
7,7
3,7
8,5
38,9
0,7
0,2
7,5
1,0
100
aankomst
17,7
13,2
7,7
25,3
7,4
2,9
6,3
11,6
0,8
1,6
5,3
0,3
100
vertrek
13,8
17,2
13,0
12,6
6,7
2,9
7,1
15,9
0,8
2,9
6,3
0,8
100
appartement eigendomswoning huurwoning
woning zonder tuin woning met garage woning zonder garage
Tabel A1-11
stedelijke zone - bekken Leuven alleenstaanden 15-29 jaar 30-54 jaar
ééngezinswoning
koppels zonder kinderen
55+ jaar
15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
koppels met kinderen 15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
éénoudergezinnen 15-29 jaar 30-54 jaar
totaal
55+ jaar
aankomst
23,7
16,7
4,4
18,7
6,6
2,1
6,1
12,9
0,5
1,4
6,6
0,2
100
vertrek
16,1
13,5
8,1
9,9
5,9
3,5
8,4
24,0
0,9
1,8
7,1
0,8
100
aankomst
43,1
16,7
2,9
23,2
4,2
2,4
1,9
1,6
0,4
0,7
2,7
0,2
100
vertrek
31,3
18,3
5,9
16,2
6,1
0,5
8,0
9,2
0,2
1,1
3,2
0,1
100
aankomst
16,0
19,5
4,8
15,7
8,5
5,6
5,1
16,3
1,3
1,3
5,9
0,0
100
vertrek
8,4
12,9
15,4
5,0
7,3
5,9
7,3
27,7
1,4
0,8
6,2
1,7
100
aankomst
40,1
15,6
2,8
22,7
4,5
1,5
3,4
4,0
0,2
0,9
4,1
0,3
100
vertrek
28,4
16,4
4,5
15,1
5,7
0,9
8,5
13,6
0,2
1,6
4,9
0,1
100
woning jonger dan 10 jaar
aankomst
23,5
19,3
1,6
19,8
5,9
6,4
3,7
16,0
0,0
0,5
2,1
1,1
100
vertrek
22,0
13,0
3,3
14,6
4,9
0,0
9,8
26,8
0,8
1,6
3,3
0,0
100
woning ouder dan 10 jaar
aankomst
36,0
16,4
3,8
21,4
5,2
1,8
3,7
5,4
0,5
1,1
4,6
0,1
100
vertrek
18,0
16,5
8,8
12,5
6,5
2,9
8,1
19,4
0,8
0,8
5,3
0,7
100
woning met groot comfort
aankomst
21,9
14,0
2,0
27,9
8,7
3,4
5,3
9,6
1,0
1,0
4,8
0,4
100
vertrek
12,4
13,4
2,2
16,7
8,9
2,2
11,2
24,6
1,0
1,9
4,8
0,7
100
woning zonder klein comfort
aankomst
45,6
22,2
1,9
13,9
3,2
1,9
3,2
6,3
0,0
0,6
1,3
0,0
100
vertrek
33,7
18,4
15,8
8,2
3,1
1,5
6,1
8,2
0,5
0,0
4,6
0,0
100
woning met opp. >125 m2
aankomst
19,2
11,5
2,9
16,3
5,8
1,0
4,8
28,8
0,0
1,0
8,7
0,0
100
vertrek
9,6
8,8
8,8
6,1
6,1
5,3
6,1
35,1
2,6
0,9
9,6
0,9
100
woning met opp. <55 m2
aankomst
48,9
18,1
3,1
17,8
3,8
1,8
1,6
1,6
0,0
0,5
2,7
0,1
100
vertrek
36,1
18,8
7,9
14,8
5,2
1,0
5,0
6,1
0,1
1,0
3,6
0,6
100
woning met tuin
aankomst
23,9
15,1
3,5
20,4
6,2
2,3
6,0
14,4
0,6
1,3
6,0
0,1
100
vertrek
14,7
11,8
8,1
9,7
6,6
2,9
9,4
27,2
0,9
1,6
6,1
1,0
100
aankomst
40,6
17,1
3,4
22,0
4,9
2,1
2,5
2,2
0,3
0,9
3,5
0,2
100
vertrek
29,6
18,1
5,8
15,4
5,9
1,5
7,4
9,9
0,4
1,5
4,5
0,1
100
aankomst
18,2
17,5
3,8
24,5
7,3
4,7
4,9
11,8
0,7
1,4
4,7
0,5
100
vertrek
10,7
13,7
6,7
15,0
7,6
2,9
9,4
25,4
1,3
1,3
5,0
1,0
100
aankomst
41,9
16,1
3,3
20,0
4,5
1,2
3,2
4,3
0,3
0,8
4,3
0,1
100
vertrek
30,8
16,7
6,7
12,3
5,3
1,4
7,5
12,1
0,2
1,7
5,1
0,2
100
appartement eigendomswoning huurwoning
woning zonder tuin woning met garage woning zonder garage
Tabel A1-12
landelijke zone - bekkens Oostende en Brugge alleenstaanden 15-29 jaar 30-54 jaar
ééngezinswoning
koppels zonder kinderen
55+ jaar
15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
koppels met kinderen 15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
éénoudergezinnen 15-29 jaar 30-54 jaar
totaal
55+ jaar
aankomst
5,6
6,8
2,7
25,2
10,0
5,6
12,4
25,0
1,6
1,2
3,7
0,3
100
vertrek
7,3
10,2
7,6
9,2
8,2
6,2
10,8
28,8
2,1
1,2
7,4
1,2
100
aankomst
21,6
16,4
7,9
22,4
7,4
10,3
2,9
4,7
0,8
1,3
2,9
1,3
100
vertrek
20,8
15,5
11,8
11,4
6,9
6,5
6,1
12,7
0,4
1,2
5,3
1,2
100
aankomst
3,5
6,0
2,4
21,2
10,4
9,2
13,4
29,3
1,9
0,3
1,9
0,5
100
vertrek
2,8
10,7
12,2
3,1
7,2
9,7
6,3
37,0
2,5
0,9
5,3
2,2
100
aankomst
13,1
11,0
4,9
27,8
8,6
4,7
8,2
13,5
0,9
2,1
4,6
0,4
100
vertrek
13,8
11,9
6,7
12,3
8,6
4,7
11,6
19,8
1,1
1,2
7,5
0,8
100
woning jonger dan 10 jaar
aankomst
5,2
5,0
2,3
20,4
9,9
10,1
11,8
30,3
1,9
0,4
2,1
0,6
100
vertrek
8,5
10,6
6,3
12,0
7,7
4,2
13,4
30,3
0,0
0,7
6,3
0,0
100
woning ouder dan 10 jaar
aankomst
10,6
10,5
4,5
26,3
9,3
5,3
9,7
16,5
1,2
1,6
4,1
0,5
100
vertrek
8,4
12,2
10,2
8,4
6,7
8,3
6,7
27,5
2,5
1,0
6,5
1,7
100
woning met groot comfort
aankomst
5,4
5,7
1,3
23,7
11,6
6,7
10,8
29,9
2,3
0,7
1,6
0,1
100
vertrek
7,4
7,4
3,9
9,2
8,9
6,2
10,7
35,6
1,5
0,3
8,0
0,9
100
woning zonder klein comfort
aankomst
11,4
16,6
5,7
21,1
8,6
8,0
9,7
11,4
0,6
2,3
3,4
1,1
100
vertrek
11,6
15,6
17,3
6,9
5,8
6,9
9,8
12,7
0,6
3,5
6,4
2,9
100
woning met opp. >125 m2
aankomst
5,4
4,1
2,7
15,3
10,8
3,2
14,4
40,1
1,4
0,0
2,7
0,0
100
vertrek
5,6
4,8
8,1
4,8
6,5
7,3
5,6
43,5
1,6
0,0
9,7
2,4
100
woning met opp. <55 m2
aankomst
16,6
17,9
6,9
20,5
7,9
10,2
5,1
7,7
1,0
1,8
3,8
0,5
100
vertrek
17,5
17,9
15,1
9,6
6,0
8,8
6,0
10,8
0,4
0,8
6,4
0,8
100
woning met tuin
aankomst
5,0
6,4
2,0
25,7
10,3
5,5
12,3
26,4
1,8
0,9
3,4
0,3
100
vertrek
6,6
9,8
6,5
9,1
8,6
5,9
11,2
30,5
2,1
0,8
7,7
1,2
100
aankomst
18,3
14,9
6,9
22,9
7,2
9,3
6,1
7,6
0,6
2,1
3,8
0,4
100
vertrek
18,2
14,9
11,0
11,3
6,5
6,5
7,4
14,6
0,9
2,1
5,4
1,2
100
aankomst
5,9
4,8
2,2
26,2
11,1
6,5
11,4
25,9
1,8
0,9
2,9
0,3
100
vertrek
5,2
10,2
5,5
10,2
8,8
7,1
10,2
32,1
1,9
1,0
7,1
0,9
100
aankomst
14,2
15,0
6,3
22,1
6,7
7,0
8,7
12,3
0,7
1,8
4,3
0,9
100
vertrek
17,6
13,5
12,8
9,3
6,5
5,1
9,0
15,3
1,2
1,4
6,7
1,6
100
appartement eigendomswoning huurwoning
woning zonder tuin woning met garage woning zonder garage
Tabel A1-13
stedelijke zone - bekkens Oostende en Brugge alleenstaanden 15-29 jaar 30-54 jaar
ééngezinswoning
koppels zonder kinderen
55+ jaar
15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
koppels met kinderen 15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
éénoudergezinnen 15-29 jaar 30-54 jaar
totaal
55+ jaar
aankomst
9,1
12,6
6,0
15,3
7,5
12,4
8,3
18,3
2,0
1,2
6,3
1,1
100
vertrek
7,7
9,4
8,1
8,1
8,1
6,1
10,6
28,6
2,7
1,7
7,1
1,8
100
aankomst
18,9
17,9
13,6
12,8
5,9
14,4
2,6
5,1
1,0
1,9
5,1
0,8
100
vertrek
16,5
18,3
11,6
14,1
5,0
7,6
7,5
10,2
0,1
1,3
7,0
1,0
100
aankomst
5,6
14,0
12,1
8,2
7,5
26,5
4,8
14,3
2,9
0,4
2,7
0,9
100
vertrek
5,7
11,3
14,7
4,8
8,0
12,0
5,7
27,6
3,0
0,5
5,1
1,6
100
aankomst
19,5
17,0
10,3
16,4
6,1
8,5
4,5
7,5
0,7
2,1
6,6
0,9
100
vertrek
14,6
14,9
8,8
13,7
5,9
5,4
9,8
15,3
0,7
1,9
7,7
1,3
100
woning jonger dan 10 jaar
aankomst
7,3
16,8
10,0
7,5
9,5
25,7
3,8
12,4
1,5
0,2
4,6
0,7
100
vertrek
8,7
16,4
6,2
8,7
8,2
10,8
9,7
21,0
1,0
0,0
8,7
0,5
100
woning ouder dan 10 jaar
aankomst
17,1
15,9
11,2
15,0
5,9
11,1
4,8
9,3
1,3
1,9
5,6
0,9
100
vertrek
9,5
14,1
11,2
8,8
6,9
8,2
7,9
22,0
1,9
0,8
7,1
1,6
100
woning met groot comfort
aankomst
6,7
13,6
5,6
16,4
9,7
19,6
4,2
14,8
2,9
0,5
5,0
1,0
100
vertrek
6,0
10,1
3,2
12,5
9,6
7,9
9,6
30,1
1,7
0,7
7,4
1,4
100
woning zonder klein comfort
aankomst
31,5
14,7
9,8
9,1
3,5
3,8
6,6
8,4
1,0
4,9
5,2
1,4
100
vertrek
15,1
20,7
16,8
11,6
4,7
4,7
7,3
9,9
1,3
1,7
4,3
1,7
100
woning met opp. >125 m2
aankomst
8,5
11,0
7,3
4,9
9,1
13,4
6,7
26,2
3,7
0,6
6,7
1,8
100
vertrek
9,3
3,9
7,0
5,4
8,5
7,0
10,1
38,8
3,9
0,0
6,2
0,0
100
woning met opp. <55 m2
aankomst
25,0
20,0
13,2
11,7
5,8
9,2
2,6
4,5
0,9
2,0
4,6
0,6
100
vertrek
19,4
21,0
13,3
12,9
4,8
5,1
6,2
7,6
0,1
1,6
7,0
0,9
100
woning met tuin
aankomst
6,6
11,8
5,6
14,9
8,4
13,7
7,5
20,1
2,5
1,1
6,4
1,4
100
vertrek
7,2
7,9
6,8
7,8
7,8
6,2
10,5
31,1
3,0
1,7
8,4
1,7
100
aankomst
19,5
17,0
12,8
13,4
5,9
13,5
3,5
6,0
0,9
1,9
5,0
0,7
100
vertrek
15,9
17,5
11,6
13,6
5,7
6,9
8,2
11,6
0,3
1,4
6,2
1,1
100
aankomst
6,0
13,2
7,2
15,4
8,9
17,4
6,5
17,0
2,4
0,5
4,9
0,5
100
vertrek
6,5
8,8
6,2
10,6
8,2
7,8
11,8
28,0
2,7
0,7
7,3
1,5
100
aankomst
19,9
16,8
12,0
13,1
5,6
12,0
3,7
7,0
0,8
2,1
5,8
1,1
100
vertrek
16,0
16,8
11,3
12,0
5,5
6,3
7,5
14,0
0,6
1,9
6,8
1,2
100
appartement eigendomswoning huurwoning
woning zonder tuin woning met garage woning zonder garage
Tabel A1-14
landelijke zone - bekkens Kortrijk en Roeselare alleenstaanden 15-29 jaar 30-54 jaar
ééngezinswoning
koppels zonder kinderen
55+ jaar
15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
koppels met kinderen 15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
éénoudergezinnen 15-29 jaar 30-54 jaar
totaal
55+ jaar
aankomst
7,4
7,3
2,8
30,7
8,0
5,1
14,3
18,1
1,4
1,7
2,7
0,5
100
vertrek
7,9
8,7
11,1
10,8
6,7
6,3
10,7
27,4
2,3
1,1
5,5
1,5
100
aankomst
20,1
18,0
10,2
28,9
6,5
4,1
4,4
4,4
0,3
0,7
2,4
0,0
100
vertrek
19,6
20,8
8,3
14,3
7,1
3,6
7,1
10,1
2,4
0,6
5,4
0,6
100
aankomst
3,5
5,6
3,2
24,7
9,5
7,6
17,7
23,6
2,0
0,7
1,4
0,5
100
vertrek
3,1
5,6
15,7
4,1
7,0
11,1
7,0
35,5
4,8
0,2
3,9
1,9
100
aankomst
13,1
11,1
4,5
33,8
7,0
3,1
9,6
11,2
0,8
2,0
3,5
0,3
100
vertrek
13,3
13,6
7,4
15,6
6,8
2,7
12,0
18,5
0,9
1,6
6,4
1,2
100
woning jonger dan 10 jaar
aankomst
4,7
6,6
5,3
28,5
8,9
5,5
15,0
21,6
1,4
0,8
1,7
0,0
100
vertrek
8,6
8,6
3,4
7,8
7,8
1,7
13,8
42,2
1,7
0,9
3,4
0,0
100
woning ouder dan 10 jaar
aankomst
11,0
10,0
3,8
30,9
7,4
4,7
11,9
13,9
1,2
1,7
3,0
0,5
100
vertrek
6,5
9,8
13,9
9,4
6,6
8,0
9,2
25,5
2,9
0,8
5,6
1,7
100
woning met groot comfort
aankomst
5,9
5,1
2,7
30,5
10,2
5,4
13,2
22,4
1,5
0,8
1,7
0,5
100
vertrek
4,4
7,9
3,5
8,7
7,6
8,2
8,2
40,3
4,9
0,0
4,6
1,6
100
woning zonder klein comfort
aankomst
14,6
15,0
5,6
28,6
8,4
2,1
9,4
8,7
0,3
2,8
4,2
0,3
100
vertrek
15,2
13,2
19,8
10,5
5,8
5,1
11,7
10,5
1,2
1,6
3,1
2,3
100
woning met opp. >125 m2
aankomst
4,3
5,9
0,5
23,2
4,9
4,3
18,9
30,8
2,7
1,6
2,2
0,5
100
vertrek
4,3
7,2
10,1
6,5
5,1
6,5
8,0
42,0
4,3
0,0
5,1
0,7
100
woning met opp. <55 m2
aankomst
15,1
13,9
8,3
30,5
6,8
4,7
8,0
7,4
0,6
1,5
2,4
0,9
100
vertrek
14,4
17,1
16,7
14,4
5,6
2,3
8,8
11,6
0,9
1,9
5,1
1,4
100
woning met tuin
aankomst
7,0
6,7
3,0
31,3
7,9
5,3
14,8
18,3
1,5
1,7
2,0
0,4
100
vertrek
6,3
7,6
11,4
11,1
6,4
6,9
11,3
28,9
2,7
1,1
4,8
1,5
100
aankomst
16,7
15,6
6,8
28,3
7,2
3,7
7,2
8,3
0,4
1,1
4,2
0,4
100
vertrek
18,0
17,1
8,5
12,3
7,9
3,5
7,6
14,6
1,3
0,9
7,3
0,9
100
aankomst
6,7
7,0
3,3
31,0
8,7
5,0
13,5
19,4
1,7
1,0
2,4
0,4
100
vertrek
5,5
7,5
9,1
11,7
7,0
6,1
11,4
32,2
2,5
0,3
5,6
1,1
100
aankomst
14,1
12,2
5,2
29,3
6,5
4,9
11,3
10,1
0,6
2,2
3,1
0,4
100
vertrek
14,9
14,5
12,6
10,8
6,2
5,6
8,7
15,5
2,1
2,1
5,2
1,9
100
appartement eigendomswoning huurwoning
woning zonder tuin woning met garage woning zonder garage
Tabel A1-15
stedelijke zone - bekkens Kortrijk en Roeselare alleenstaanden 15-29 jaar 30-54 jaar
ééngezinswoning appartement eigendomswoning huurwoning
koppels zonder kinderen
55+ jaar
15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
koppels met kinderen 15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
éénoudergezinnen 15-29 jaar 30-54 jaar
totaal
55+ jaar
aankomst
10,4
8,2
2,6
33,4
6,2
2,5
10,5
19,8
0,7
1,3
3,8
0,6
100
vertrek
9,0
9,7
10,0
11,2
5,3
2,9
16,3
23,9
2,0
1,5
7,5
0,7
100
aankomst
26,0
19,8
7,3
23,3
4,7
4,9
1,3
5,6
0,0
0,4
6,4
0,2
100
vertrek
23,4
20,5
5,6
19,9
4,7
3,3
7,4
7,4
0,3
1,5
5,3
0,6
100
aankomst
4,3
7,0
2,7
27,1
8,0
6,7
13,7
26,1
1,3
0,0
2,3
0,7
100
vertrek
6,0
8,2
16,4
5,6
5,2
4,3
15,1
24,1
3,9
0,9
9,5
0,9
100
aankomst
21,4
14,3
4,9
30,8
4,5
2,2
4,5
9,7
0,1
1,5
5,7
0,4
100
vertrek
17,4
14,8
5,7
17,7
5,4
2,7
12,3
15,6
0,4
1,5
5,8
0,6
100
woning jonger dan 10 jaar
aankomst
7,2
8,3
7,2
20,6
3,9
8,3
9,4
30,0
0,0
0,6
3,9
0,6
100
vertrek
13,3
13,3
8,4
10,8
6,0
2,4
12,0
27,7
1,2
1,2
3,6
0,0
100
woning ouder dan 10 jaar
aankomst
18,3
13,6
3,9
31,0
5,9
2,5
6,5
11,2
0,5
1,1
5,0
0,4
100
vertrek
11,4
12,9
10,4
11,7
5,8
4,1
12,2
19,9
1,9
1,4
8,0
0,3
100
woning met groot comfort
aankomst
6,5
10,8
1,6
32,0
8,3
6,2
7,0
21,8
0,5
0,5
4,3
0,5
100
vertrek
7,5
10,5
2,3
16,2
7,5
3,8
12,4
27,4
3,0
0,0
9,0
0,4
100
woning zonder klein comfort
aankomst
19,9
21,5
5,8
23,6
3,1
1,6
7,9
8,4
0,5
2,1
5,2
0,5
100
vertrek
18,3
17,7
15,6
9,7
2,7
1,1
18,3
8,1
0,0
3,8
3,8
1,1
100
woning met opp. >125 m2
aankomst
2,8
8,5
1,9
15,1
9,4
2,8
12,3
39,6
0,9
0,9
5,7
0,0
100
vertrek
1,2
9,4
10,6
5,9
4,7
4,7
9,4
40,0
3,5
1,2
9,4
0,0
100
woning met opp. <55 m2
aankomst
31,2
20,5
7,1
18,4
6,3
1,4
4,1
6,3
0,5
0,5
3,6
0,0
100
vertrek
26,3
24,7
9,9
14,1
3,3
1,0
6,9
8,9
0,3
2,0
2,0
0,7
100
woning met tuin
aankomst
8,3
7,4
2,3
33,6
6,0
2,6
11,7
21,7
0,8
1,1
4,2
0,4
100
vertrek
8,8
8,2
9,8
10,7
5,4
2,7
16,7
24,7
2,3
1,5
8,4
0,8
100
aankomst
23,7
17,4
6,0
25,8
5,3
4,1
3,0
7,6
0,2
1,0
5,5
0,5
100
vertrek
20,1
19,2
6,7
18,3
4,9
3,1
9,4
10,7
0,4
1,6
4,9
0,4
100
aankomst
9,0
6,6
2,4
32,2
7,0
4,6
8,8
22,3
0,9
0,7
5,0
0,7
100
vertrek
6,4
9,9
5,9
13,1
5,9
4,4
15,8
25,7
2,2
0,7
8,9
1,0
100
aankomst
21,5
16,9
5,8
27,6
4,5
2,7
5,8
8,9
0,1
1,3
4,6
0,3
100
vertrek
20,3
16,5
10,3
15,5
4,7
1,6
11,2
11,6
0,8
2,1
5,0
0,4
100
woning zonder tuin woning met garage woning zonder garage
Tabel A1-16
landelijke zone - bekken Hasselt-Genk alleenstaanden 15-29 jaar 30-54 jaar
ééngezinswoning
koppels zonder kinderen
55+ jaar
15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
koppels met kinderen 15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
éénoudergezinnen 15-29 jaar 30-54 jaar
totaal
55+ jaar
aankomst
8,4
9,6
2,5
22,0
7,3
4,2
14,9
22,4
1,2
2,1
4,8
0,4
100
vertrek
7,3
12,2
8,6
10,0
5,5
4,8
9,9
27,1
2,7
2,5
7,3
2,0
100
aankomst
19,0
15,7
7,6
28,1
6,1
3,5
3,9
6,8
0,0
1,3
7,4
0,7
100
vertrek
19,8
22,1
6,1
14,9
8,4
2,3
4,6
13,0
0,8
1,5
5,3
1,1
100
aankomst
5,6
7,0
2,6
18,6
9,9
6,4
16,6
28,2
0,9
0,8
2,9
0,6
100
vertrek
4,7
11,7
12,8
3,8
7,0
8,5
5,0
30,9
4,4
1,2
5,8
4,4
100
aankomst
14,5
13,4
4,3
26,6
5,5
2,6
9,8
12,8
0,9
2,6
6,7
0,4
100
vertrek
13,1
14,7
5,3
15,2
6,2
2,5
10,5
20,5
1,3
2,9
7,1
0,7
100
woning jonger dan 10 jaar
aankomst
7,9
7,0
3,6
26,0
7,4
5,4
15,3
22,6
0,5
0,2
3,8
0,2
100
vertrek
8,7
15,3
4,0
15,3
4,7
2,0
10,7
30,7
1,3
1,3
6,0
0,0
100
woning ouder dan 10 jaar
aankomst
12,3
12,6
3,8
22,7
6,9
3,5
11,1
17,1
1,1
2,4
5,9
0,6
100
vertrek
9,7
13,4
9,7
8,6
6,6
5,3
6,9
25,8
2,9
1,9
6,9
2,4
100
woning met groot comfort
aankomst
6,2
8,7
2,0
24,1
9,2
5,4
13,5
23,5
1,2
0,6
4,9
0,6
100
vertrek
5,9
11,2
5,1
11,6
7,1
5,3
9,0
31,4
3,7
1,2
6,1
2,2
100
woning zonder klein comfort
aankomst
19,1
8,5
6,4
20,2
4,3
3,2
8,5
16,0
0,0
5,3
7,4
1,1
100
vertrek
13,7
18,6
21,6
6,9
4,9
3,9
5,9
15,7
1,0
2,0
4,9
1,0
100
woning met opp. >125 m2
aankomst
3,3
7,1
3,8
14,3
8,8
1,6
17,0
39,0
1,1
0,0
3,8
0,0
100
vertrek
5,4
8,9
4,5
2,7
7,1
8,9
3,6
38,4
6,3
1,8
9,8
2,7
100
woning met opp. <55 m2
aankomst
19,9
20,2
5,7
25,3
5,7
3,8
4,0
7,0
0,3
2,7
5,1
0,3
100
vertrek
21,7
20,5
11,8
11,4
6,3
2,4
6,3
9,1
0,0
3,1
6,3
1,2
100
woning met tuin
aankomst
7,5
8,8
2,4
21,1
7,8
3,9
16,0
24,3
1,2
1,9
4,6
0,4
100
vertrek
6,6
10,1
7,6
9,2
5,5
5,5
9,6
31,3
2,9
2,4
6,9
2,3
100
aankomst
17,4
15,2
5,8
27,3
5,8
3,8
5,9
9,0
0,4
1,9
6,9
0,6
100
vertrek
16,8
21,2
8,1
14,5
7,4
2,1
6,9
12,0
1,2
1,8
6,9
1,2
100
aankomst
7,4
8,3
2,4
25,2
6,7
4,2
14,4
22,8
1,4
2,0
5,0
0,4
100
vertrek
6,7
11,6
6,7
10,3
7,3
4,7
8,6
29,5
3,3
2,3
6,9
2,0
100
aankomst
16,9
15,9
6,0
21,3
7,7
3,7
8,6
11,0
0,3
1,7
6,2
0,7
100
vertrek
15,9
18,8
9,2
12,8
4,7
3,6
8,7
14,8
0,7
2,5
6,7
1,6
100
appartement eigendomswoning huurwoning
woning zonder tuin woning met garage woning zonder garage
Tabel A1-17
stedelijke zone - bekken Hasselt-Genk alleenstaanden 15-29 jaar 30-54 jaar
ééngezinswoning
koppels zonder kinderen
55+ jaar
15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
koppels met kinderen 15-29 jaar 30-54 jaar
55+ jaar
éénoudergezinnen 15-29 jaar 30-54 jaar
totaal
55+ jaar
aankomst
12,0
9,4
2,7
19,2
7,9
2,5
10,4
26,6
1,2
1,7
5,9
0,5
100
vertrek
9,7
13,0
7,7
10,1
6,5
4,7
9,9
25,5
2,8
1,8
7,1
1,2
100
aankomst
27,8
19,8
5,0
20,3
6,5
3,6
2,7
5,1
0,7
1,7
5,6
1,2
100
vertrek
21,0
20,2
5,9
16,1
6,9
1,6
6,5
10,8
0,4
2,6
6,7
1,2
100
aankomst
9,3
9,0
4,2
16,0
10,2
6,6
8,1
30,1
2,1
0,0
3,0
1,2
100
vertrek
7,9
16,7
12,7
6,1
4,4
7,5
3,1
28,1
4,4
1,3
6,1
1,8
100
aankomst
24,6
16,6
3,6
21,5
6,2
2,0
5,3
9,6
0,5
2,4
6,9
0,8
100
vertrek
17,3
17,0
5,1
15,0
7,7
1,6
9,6
15,3
0,8
2,3
7,2
1,1
100
woning jonger dan 10 jaar
aankomst
15,9
11,3
1,6
21,7
8,1
5,8
7,1
21,0
1,3
1,3
2,9
1,9
100
vertrek
21,4
15,4
1,7
19,7
4,3
0,9
4,3
24,8
0,0
2,6
3,4
1,7
100
woning ouder dan 10 jaar
aankomst
22,3
16,2
4,6
19,3
6,8
2,3
5,9
12,7
0,8
1,8
6,6
0,6
100
vertrek
12,3
16,6
9,6
9,3
6,8
4,6
8,0
20,8
2,2
1,4
7,1
1,3
100
woning met groot comfort
aankomst
9,7
10,5
2,3
22,2
8,7
4,2
8,4
24,3
1,7
0,6
6,1
1,3
100
vertrek
8,6
12,3
6,0
12,0
8,0
4,0
10,0
27,8
3,2
1,1
5,4
1,4
100
woning zonder klein comfort
aankomst
29,0
20,3
4,3
11,6
10,1
2,9
2,9
5,8
0,0
0,0
13,0
0,0
100
vertrek
14,5
20,5
9,6
8,4
12,0
4,8
7,2
14,5
0,0
0,0
7,2
1,2
100
woning met opp. >125 m2
aankomst
7,6
2,5
2,5
13,4
8,4
0,0
5,9
50,4
4,2
0,8
3,4
0,8
100
vertrek
7,0
9,9
7,0
5,6
2,8
2,8
11,3
39,4
5,6
1,4
4,2
2,8
100
woning met opp. <55 m2
aankomst
38,0
22,8
3,9
15,2
5,9
2,4
2,0
3,7
0,2
2,4
2,8
0,9
100
vertrek
27,5
22,8
5,6
13,3
7,1
2,1
7,7
4,7
0,9
2,7
4,7
0,9
100
woning met tuin
aankomst
10,3
6,9
2,3
20,8
8,0
1,7
10,9
29,4
1,0
1,7
6,7
0,4
100
vertrek
8,1
11,6
7,3
10,4
6,6
4,6
9,1
28,4
2,8
2,0
7,6
1,5
100
aankomst
26,5
19,9
4,5
19,9
6,9
3,8
3,6
6,3
0,7
1,7
5,2
1,2
100
vertrek
20,1
19,6
6,0
15,0
6,8
2,6
7,5
11,9
0,9
2,4
6,3
1,0
100
aankomst
12,3
9,4
2,2
19,7
8,0
4,0
10,7
25,7
1,3
1,3
4,9
0,7
100
vertrek
6,3
14,6
7,0
11,4
7,9
4,9
9,7
25,8
2,8
2,1
6,3
1,4
100
aankomst
27,1
19,0
5,2
20,1
6,3
2,6
3,1
6,6
0,6
1,9
6,3
1,0
100
vertrek
22,4
17,7
6,5
14,2
5,7
2,0
7,0
12,9
0,7
2,3
7,5
1,1
100
appartement eigendomswoning huurwoning
woning zonder tuin woning met garage woning zonder garage
Tabel A1-18
8 Processen van verstedelijking en stadsvlucht: een multivariate analyse van socio-economische achtergronden Johan Surkyn
1. Inleiding
Deze studie vormt het tweede luik van het onderzoeksproject “Verstedelijking en stadsvlucht: migratiebewegingen naar huishoudenstype en socio-economische karakteristieken in Vlaanderen” (Contract PBO 97/VUB/3 met de Vlaamse Gemeenschap, het AGORA-project van de Federale Diensten van Wetenschappelijke, Technische en Culturele aangelegenheden (DWTC) en het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS)).
Hoewel nog steeds gericht op de analyse van de migratiestromen tussen de Vlaamse migratiebekkens verschillen de aanpak en de focus van deze tweede deelstudie op een aantal fundamentele punten van de eerste. Een drietal elementen beschrijven ons opzet van onderzoek en analyse: (1) een hoger abstractieniveau waarin de casuistiek van de afzonderlijke migratiebekkens enigszins naar de achtergrond verdwijnt ten voordele van een bredere typologie van de migratie en van de personen (huishoudens) die eraan deelnemen; (2) de multivariate analysemethode die naast de effecten van afzonderlijke achtergrondskenmerken ook hun onderlinge wisselwerking opneemt om het contrast tussen migranten (van diverse types) en niet-migranten te verklaren; en (3) tenslotte de behandeling van de migratie als een geografisch en sociologisch proces waarin de grote veranderingen in de levensloop van individuen en huishoudens, de opleiding en het beroepsleven een ruimtelijke vertaling vinden die uitmondt in het verstedelijkte en gerurbaniseerde Vlaanderen dat we vandaag kennen. In deze benadering heeft de levenscyclus van individuen en huishoudens een zeer centrale plaats omdat de geschiedenis van wonen en verhuizen er (zelfs per definitie) onafscheidelijk mee verbonden is.
1
2. Opzet, definitie en beperkingen
Om de ruimtelijke implicaties (o.a. op de woningmarkt) van de migratie te kunnen inschatten is het onnodig en ook niet wenselijk alle individuele migraties van personen te behandelen. Alle leden van een huishouden bewonen immers samen eenzelfde woning (altans voor het wettelijk domicilie bij het rijksregister dat ons uitgangspunt is) en een verhuizing is vaak een collectief gebeuren. Wanneer een huishouden niet als geheel verhuist (migreert) betekent dit dat er een nieuw (bijkomend) huishouden gevormd wordt, bijvoorbeeld als gevolg van echtscheiding. Om dit gegeven van huishoudensgebonden migratie te vatten, en omdat het rechtstreeks tellen van het aantal migrerende huishoudens al te zeer gecompliceerd wordt doordat huishoudens tijdens de migratie kunnen uiteenvallen of in een nieuwe vorm samengesteld worden, worden enkel de migraties van referentiepersonen van huishoudens geanalyseerd. Deze aanpak heeft voornamelijk het voordeel dat een migrerend huishouden identificeerbaar blijft zelfs wanneer tijdens de migratie het “oude” huishouden uit elkaar valt en ophoudt te bestaan. Een nadeel van deze werkwijze is dat mannen en vrouwen, die niet dezelfde kans hebben een migratie als gezinshoofd af te sluiten, dus ook niet hetzelfde gewicht kunnen hebben in de analyse. Dit brengt met zich mee dat we het geslacht niet als verklarende variabele kunnen opnemen in de analyse.
Nu afgebakend is wat in onze analyse een migrerend huishouden is (namelijk een huishouden waarvan de referentiepersoon migreert) moet nog bepaald worden welke de geografische contouren zijn waarbinnen migraties behandeld zullen worden. We baseren ons op de indeling van het Vlaamse en Brusselse Gewest in migratiebekkens van D. Willaert (kaart 1).
Binnen deze bekkens werden (naargelang de aanwezigheid ervan) stedelijke, randstedelijke en landelijke zones onderscheiden. We spreken van een migratie wanneer tenminste een gemeentegrens overschreden wordt. Wegens schaalproblemen bij de behandeling van de kleinere Westvlaamse bekkens werden de bekkens Brugge en Oostende samengevoegd. Hetzelfde gebeurde met Kortrijk en Roeselare. Zo werden uiteindelijk 7 migratiebekkens bekomen: Het Vlaamse bekken Brussel, het bekken Antwerpen, het bekken Leuven, het bekken Brugge/Oostende, het bekken Kortrijk/Roeselare, het bekken Gent en het bekken Hasselt/Genk.
2
Kaart 1: Vlaamse migratiebekkens en –zones
Zonering binnen migratiebekkens
0
stedelijk randstedelijk landelijk
20
40
km
Als kanttekening bij de figuur moet erop gewezen worden (cfr. D. Willaert, 1999) dat de zonering niet op een morfologische typologie gebaseerd is, maar wel op de bevolkingssamenstelling in stedelijke, randstedelijke en landelijke configuraties van huishoudenstypes.
Gezien de verdere indeling in migratiezones kunnen theoretisch 12 migratietypes onderscheiden worden:
-
bewegingen tussen gemeenten die beiden tot de landelijke zone van het bekken behoren
-
bewegingen vanuit randstedelijke naar landelijke gemeenten van het bekken
-
bewegingen vanuit stedelijke naar landelijke gemeenten van het bekken
-
bewegingen vanuit landelijke naar randstedelijke gemeenten van het bekken
-
bewegingen tussen gemeenten die beiden tot de randstedelijke zone van het bekken behoren
-
bewegingen vanuit stedelijke naar randstedelijke gemeenten van het bekken
-
bewegingen vanuit landelijke naar stedelijke gemeenten van het bekken
-
bewegingen vanuit randstedelijke naar stedelijke gemeenten van het bekken
-
bewegingen tussen gemeenten die beiden tot de stedelijke zone van het bekken behoren
3
-
bewegingen vanuit een landelijke gemeente van het bekken naar een buiten het migratiebekken gelegen gemeente
-
bewegingen vanuit een randstedelijke gemeente van het bekken naar een buiten het bekken gelegen gemeente
-
bewegingen vanuit een stedelijke gemeente van het bekken naar een buiten het bekken gelegen gemeente
Aangezien het bekken Hasselt/Genk en de westvlaamse bekkens Brugge/Oostende en Kortrijk/Roeselare geen randstedelijke zones hebben vallen daar zes van de 12 combinaties weg. Bovendien zijn er twee migratiebekkens waar de stedelijke zone te klein is om onderlinge migratie tussen stedelijke gemeenten te bestuderen. Dat is het geval voor het bekken Gent, waar de stedelijke zone slechts uit één enkele gemeente bestaat (nl. de gemeente Gent zelf), en Kortrijk – Roeselare waar het migratievolume te klein is.
Tenslotte komt het gehanteerde tijdsbestek aan bod. In deze studie werd voor alle personen die precies één jaar voor de volkstelling van 1991 in Vlaanderen en Brussel woonden en die tijdens dat jaar niet stierven of naar het buitenland (of het Waalse landsgedeelte) uitweken nagegaan of ze één van bovenstaande 12 migratietypes kenden, dan wel gewoon verder in dezelfde gemeente bleven wonen.
Kort samengevat: alle gemeentegrens-overschrijdende binnenlandse migratiebewegingen van referentiepersonen in de periode van 12 maanden die aan de volkstelling van maart 1991 voorafgingen worden geanalyseerd, nadat ze met behulp van een wat grover geografisch raster (migratiebekkens en zones) in een aantal migratietypes zijn ingedeeld. De kenmerken (covariaten) zijn dus opgemeten op het ogenblik van de aankomst of kort daarna. Alle bewerkingen gebeuren telkens per migratiebekken zodat de resultaten voor elk afzonderlijk bekken beschikbaar zijn, maar tegelijk zijn we op zoek naar meer algemene trends en regels die de migratie in Vlaanderen sturen.
3. De verklarende variabelen
“Hoe variëren de kansen om in de loop van een jaar te migreren (met onderscheid naar het type van migratie) tussen referentiepersonen met diverse achtergrondskenmerken?” is de onderzoeksvraag uit de statistische analyse. De achtergrondsvariabelen die werden
4
opgenomen hebben betrekking op: de tewerkstellingsgraad, het opleidingspeil, het huishoudenstype en de leeftijd. Naast deze kenmerken werd het geslacht als een controlevariabele in het model opgenomen.
Voor wat de tewerkstellingsgraad betreft wordt een onderscheid gemaakt tussen twee soorten van arbeidssituatie. Enerzijds is er de groep van huishoudens met “volledige tewerkstelling”. Het gaat dan om huishoudens waar beide partners een voltijds beroepsinkomen hebben (voor koppels) of waar een alleenstaand gezinshoofd (al dan niet met kinderen) voltijds tewerkgesteld is. De restgroep bevat dan de huishoudens met een “onvolledige” tewerkstelling (vb. deeltijds werken, vervangingsinkomen, huisvrouwen, …). Deze variabele betreft dus geen individueel kenmerk van de referentiepersoon, maar beschrijft het gehele huishouden.
Het onderwijspeil is wel als een individueel kenmerk opgemeten. Ook hier worden slechts twee groepen onderscheiden: huishoudens met een referentiepersoon die studies van hoger onderwijs (al dan niet universitair) succesvol afrondde, versus huishoudens met minder hoog opgeleide referentiepersonen.
Vier huishoudenstypes worden gecontrasteerd: éénpersoonshuishoudens (zgn. “singles”); éénoudergezinnen (kinderen die met één van de ouders een huishouden vormen); koppels met kinderen (al dan niet gehuwd) en koppels zonder kinderen.
Tenslotte wordt met drie grote leeftijdsgroepen (van de referentiepersoon) gewerkt: tot 29 jaar oud, van 30 tot 49 jaar oud en tenminste 50 jaar oud.
Een belangrijke opmerking die hierbij gemaakt moet worden is dat deze achtergrondskenmerken werden opgemeten op het ogenblik (en ter gelegenheid) van de volkstelling. Aangezien we de migraties die plaatshadden in de loop van het voorafgaande jaar zullen gebruiken heeft deze keuze implicaties voor de interpretatie van de migratiebeweging. Wanneer de migratie van alleenstaanden naar de stad besproken wordt gaat het in feite om personen die zich als alleenstaande in de stad komen vestigen, ongeacht of ze voordien alleen dan wel in een groter huishouden woonden. In zeer veel gevallen is het huishouden in de vorm die bij de volkstelling werd geregistreerd dus precies bij deze migratie geconstitueerd, en is het alsof we naast de ruimtelijke dimensie ook de migratie “naar” een huishoudenstype bestuderen. Deze “prospectieve” invalshoek werd dus precies gekozen om
5
rekening te kunnen houden met het feit dat veranderingen in de levensloop, soms met wat vertraging, tot migraties leiden of er zelfs een neveneffect van zijn. Met een retrospectieve kijk (migraties naar positie het jaar voordien) zouden we onmogelijk nog effecten kunnen zien van belangrijke transities als afstuderen, een eerste of een nieuwe job verwerven, trouwen, gaan samenwonen, ouderschap, echtscheiding en separatie, overlijden van partners,… .
4. Analysemethode
In wat volgt wordt voornamelijk gebruik gemaakt van “Multinomial Logit Regressie”, een multivariate regressietechniek waarbij een afhankelijke variabele die een veelheid van (complementaire en elkaar uitsluitende) uitkomsten kan hebben verklaard wordt a.d.h.v. een reeks continue en discrete onafhankelijke variabelen. In dit concrete geval wordt het contrast (in de vorm van kansverhoudingen tussen de alternatieven) tussen elk migratietype en de mogelijkheid niet over gemeentegrenzen te migreren gelijktijdig gemodelleerd in het licht van een aantal categorische achtergrondsvariabelen (factoren). Per achtergrondsvariabele wordt een referentiecategorie vastgelegd die een symbolische relatieve kansverhouding (in statistische termen: de Exp(B)-waarde) van 1 meekrijgt. In functie van dit referentiepunt wordt dan (multivariaat) geschat met welke factor hoger of lager de “odds” voor elk migratietype liggen voor personen die tot elk van de andere groepen dan de referentiecategorie behoren. Merk op dat Exp(B)- waarden van 0,5 en 2 (of bvb. van 0,1 en 10) voor twee migratie-alternatieven A en B op eenzelfde grootte van verschil in kansverhouding wijzen maar dan wel vertrekkend van een ander referentiepunt: de kans op A bedraagt twee maal de kans op B, of de kans op B bedraagt de helft van de kans op A.
Wat eenvoudiger geformuleerd komt het er op neer dat we, vergeleken met de mogelijkheid dat de referentiepersoon niet (over de gemeentegrens) migreert, nagaan met welke factor zijn migratiekans daalt of toeneemt wanneer deze referentiepersoon tot een bepaalde subgroep behoort: hoger opgeleid; koppel met kind; leeftijd tussen 30 en 49 enz. Deze factor (de “relative risk ratio” of relatieve kansverhouding) wordt uitgedrukt (geschat) door de Exp(B)waarde.
Een laatste opmerking van methodologische aard m.b.t. onze multinomial logit modellen betreft een verduidelijking van het gebruik van “relative risks”. Met “relatief” wordt hier
6
namelijk niet bedoeld “hoeveel groter of kleiner dan gemiddeld” (zgn. “deviation coding”) maar wel “hoeveel groter of kleiner dan de referentiegroep” (“contrast coding”). Dit maakt meteen duidelijk dat het vastleggen van deze referentiegroep van groot belang is. Voor de afhankelijke variabele (de relatieve migratiekans) wordt deze referentiegroep gevormd door de niet-migranten. De kansen om niet te migreren, voor elk type van huishoudens gekenmerkt door hun tewerkstellingsgraad, leeftijdsgroep, onderwijspeil en huishoudenstype, vormen dus de noemers (de “baseline”) van de relatieve kansverhoudingen. Maar ook voor elke verklarende variabele (tewerkstellingsgraad, opleidingspeil, huishoudenstype en leeftijd) moet telkens een referentiegroep gekozen worden. Deze keuze is in principe vrij, maar het is duidelijk dat best relatief goed vertegenwoordigde subgroepen gekozen worden om te vermijden dat toevalligheden die in een kleine subgroep wel eens zouden kunnen voorkomen ook de bruikbaarheid van de parameters van andere subgroepen zouden belasten.
Het feit dat zowel aan de afhankelijke (linkse) als aan de onafhankelijke (rechtse) kant van de regressievergelijking alle maten in functie van referentiecategorieën zijn uitgedrukt brengt met zich mee dat directe vergelijking tussen parameters uit verschillende analysen (in ons geval verschillende migratiebekkens), en zelfs tussen verschillende kenmerken binnen dezelfde analyse (bvb. opleiding versus tewerkstelling) niet zonder meer mogelijk is. Enkel tussen effecten van het behoren tot subgroepen binnen dezelfde predictor (koppels met kinderen versus alleenstaanden, jongeren versus ouderen,…) is directe vergelijking mogelijk. Uiteraard mag wel steeds tussen de migratie-alternatieven vergeleken worden: dat is precies het opzet van de analyse. Gelukkig is onze referentiegroep van niet-migranten telkens veruit de grootste groep (het aandeel varieert tussen 80 en 99%) waardoor variaties in deze “baseline” kansen het eindresultaat meestal niet op doorslaggevende wijze beïnvloeden. De lezer die toch rechtstreekse vergelijkingen zou maken van de tabelwaarden voor verschillende bekkens maakt technisch gesproken een fout, maar zal door de afgedrukte waarden slechts zeer zelden op het verkeerde been gezet worden.
We zullen trachten het verdere verloop van dit onderzoeksrapport zo weinig mogelijk met bijkomende technische en methodologische informatie te verzwaren. Zelfs tabellen en grafieken zullen vaak naar de bijlagen verwezen worden, zodat we ons maximaal op de onderzoeksresultaten en de relevantie ervan voor de beschrijving van migratieprocessen in Vlaanderen kunnen richten. Slechts één maal en bij wijze van voorbeeld zullen we de volledige vertaling van de geschatte Exp(B)-waarden naar onderliggende opgemeten kansen en kansverhoudingen maken, zodat gebruikers dit stramien desgewenst ook op de andere
7
gevallen kunnen toepassen. De lezer wordt voor verdere methodologische informatie doorverwezen naar gerefereerde publicaties, de bijlagen en relevante vakliteratuur.
We willen hier echter nog benadrukken dat het maken van de vertaling naar empirische kansen ook niet de bedoeling van onze analyze is: de kansen voor alle subgroepen op het ondernemen van elk migratietype waren immers al bij voorbaat bekend en zijn ook rechtstreeks uit de data afleidbaar. De bedoeling is daarentegen vergelijkingen te kunnen maken tussen subgroepen qua onderwijspeil, huishoudenstype, leeftijd en tewerkstellingsgraad en dit op een multivariate manier: d.w.z. rekening houdend met de onderlinge samenhang en wisselwerking tussen deze factoren. De geschatte multivariate kansverhoudingen (Exp (B)) geven dan ook niet meer de empirische scores weer, maar de scores die zouden gelden indien de verdeling op elke predictor neutraal zou zijn voor effecten van de andere predictoren. Een voorbeeld zal dit verduidelijken. We weten dat de jongste leeftijdsgroepen het meest mobiel zijn. Tegelijk stellen we ook vast dat beroepsactieven mobieler zijn dan de niet-actieve populatie. Willen we echter de effecten van de twee factoren “leeftijd” en “activiteitsgraad” onderling vergelijken dan stelt dit een probleem. In de jongere leeftijdsgroepen vinden we immers systematisch meer actieven terug. Wat in de opgemeten kansverhoudingen dus zichtbaar is als een (positief) effect van de activiteitsgraad is dus minstens ten dele aan de selectieve leeftijdssamenstelling van de actieven te wijten. Precies om die reden gebruiken we multivariaat geschatte kansverhoudingen voor beroepsactieven, die weergeven hoe mobiel deze groep zou zijn indien ze niet selectief uit de jongere leeftijdsgroepen zou bestaan. Hoewel het probleem daarmee statistisch niet helemaal opgelost is, is deze maat toch veel beter geschikt om in abstractie van alle andere beïnvloedende factoren de effecten van onze predictoren te kunnen vergelijken.
8
5. Onderzoeksresultaten 5.1 Een eerste analysestap: effecten van de afzonderlijke predictoren
De resultaten die hier worden voorgesteld zijn gebaseerd op 7 afzonderlijke logit-modellen (nl. één voor elk van de 7 bekkens), waarin telkens voor 12 alternatieve uitkomsten (de 12 migratietypes naargelang het stedelijk, randstedelijk of landelijk karakter van de zones van vertrek en aankomst) de effecten geschat worden van onze 4 predictoren. Deze bestaan zelf elk nog eens uit 2,3 of 4 categorieën. Het weergeven van enkel de relatieve kansverhoudingen in tabelvorm beslaat al een drietal pagina’s (zie bijlage). Het bespreken van deze resultaten stelt ons duidelijk voor een probleem van klaarheid en overzichtelijkheid. Om de complexiteit hiervan enigszins in de hand te houden zullen we in de bespreking telkens één invalshoek kiezen om de resultaten te lezen. Deze invalshoeken zijn dan: effecten van de tewerkstellingsgraad, effecten van het onderwijspeil, effecten van het huishoudenstype, en leeftijdseffecten. Deze worden telkens gecombineerd met een geografische dimensie: migraties naar de stad, naar de randstad, naar het platteland en naar buiten het migratiebekken, steeds in combinatie met de migraties in omgekeerde richting. De laatste dimensie wordt gevormd door de afzonderlijke analyses per bekken. Hierop zullen we slechts ingaan wanneer er betekenisvolle verschillen tussen deze bekkens te ontdekken vallen. Zoniet wordt de nadruk op de algemene trend gelegd.
5.2 Migraties van en naar de plattelandszones van de Vlaamse migratiebekkens
Vooraleer in te gaan op dit eerste luik van onderzoeksresultaten past het nog eens kort de onderzoeksvraag in herinnering te brengen: we willen nagaan hoe de sociale achtergrond meespeelt in de migratiekansen tussen verschillende zones. De mogelijkheid dat het huishouden (vertegenwoordigd door de referentiepersoon) geen migratie over de gemeentegrenzen kent vormt het referentiepunt waartegen deze migratiekansen telkens afgespiegeld worden. Daarom spreken we van relatieve kansverhoudingen (relative risks). In deze aanpak ligt de nadruk dus niet op het ontrafelen van de migratiestromen in hun samenstellende delen. Daarentegen vertrekken we van de eerder vernoemde achtergrondskenmerken en gaan we na hoe deze de migratiekansen beïnvloeden.
9
Verhuisbewegingen naar plattelandszones in Vlaanderen werpen onmiddellijk het beeld op van relatief jonge en welstellende gezinnen van tweeverdieners (mogelijk reeds met kinderen) die een bouwperceel uit een verkaveling hebben aangekocht om er een vrijstaande nieuwbouwwoning op te bouwen. Als dit beeld van “rurale gentrificatie” (als tegengewicht voor marginaliserende binnensteden) enigszins representatief is mogen we een positieve sociale selectie verwachten van gezinnen die een dergelijke verhuisbeweging ondernemen, met telkens hogere kansverhoudingen voor volledig tewerkgestelde huishoudens, hoger opgeleiden, koppels met of zonder kinderen en referentiepersonen (gezinshoofden) grosso modo beneden de leeftijd van 40 jaar.
Deze verwachting wordt alvast bewaarheid voor wat de effecten van de tewerkstellingsgraad betreft: huishoudens met een volledige tewerkstelling hebben een hogere migratiekans naar landelijke zones. Dit is het meest duidelijk voor de twee Westvlaamse migratiebekkens en het Brusselse bekken waar volledig tewerkgestelde huishoudens respectievelijk meer dan dubbel zo veel en anderhalf maal meer kans hebben op een “rurale migratie”, steeds in vergelijking met de kans geen verhuisbeweging over de gemeentegrenzen te ondernemen. Het Limburgse bekken Hasselt – Genk valt uit de toon met een enigszins minder gunstige kansverhouding onder volledig tewerkgestelde huishoudens. Tabel 1 illustreert deze bevindingen aan de hand van de bewegingen van de stad naar het platteland, en omgekeerd van het platteland naar de stad. Hierin komen de beschreven trends het meest duidelijk tot uiting, maar de bewegingen van en naar de randstad volgen dezelfde krachtlijnen.
Het effect van het onderwijspeil van de referentiepersoon geeft een wat meer gedifferentieerd beeld, en biedt ook een eerste markante illustratie van de samenhang tussen transities in de levensloop en het verhuisgedrag. Het onderwijspeil markeert immers op twee verschillende manieren de positie van individuen. Enerzijds is er het dynamische levensloop - aspect waarbij het bereiken van het hoogste onderwijspeil (het afstuderen) de overgang naar een nieuwe levensfase inluidt: i.c. naar het actieve beroepsleven. Anderzijds zal na het afstuderen het bereikte onderwijspeil een goede indicator van de sociale positie blijven, en op die manier ook op langere termijn een effect hebben op de verhuisbewegingen. De migraties naar het platteland tonen aan dat deze twee aspecten (het dynamische en het statische) niet noodzakelijk in dezelfde richting moeten werken. We stellen namelijk vast dat de algemene trend inderdaad consistent is met de verwachtingen. Hoger opgeleiden hebben over de gehele lijn hogere migratiekansen dan lager opgeleiden en dat is ook voor migraties met een rurale bestemming het geval (de relatieve migratiekansen liggen met een factor 1.20 hoger).
10
Tabel 1: Kansverhoudingen (Exp(B)-waarden) voor migratiebewegingen tussen stad en platteland Van land naar stad Brussel Antwerpen Onvoll. Tewerkgesteld 0,81 1,22 (1,00) * (1,00) * Volledig tewerkgesteld Geen hoger onderwijs 1,21 0,84 (1,00) * (1,00) * Hoger onderwijs Single 1,37 2,46 Eénoudergezin 1,34 1,42 Koppel met kind(eren) 0,35 0,31 (1,00) * (1,00) * Koppel zonder kind - 29 jaar 17,15 25,94 30 - 49 jaar 4,76 6,49 (1,00) * (1,00) * 50 + jaar
Leuven 0,94
Gent 1,47
(1,00) *
(1,00) *
Van stad naar land Brussel Antwerpen Onvoll. Tewerkgesteld 0,83 0,94 (1,00) * Volledig tewerkgesteld (1,00) * Geen hoger onderwijs 1,52 0,81 (1,00) * (1,00) * Hoger onderwijs Single 0,41 0,65 Eénoudergezin 0,63 0,55 Koppel met kind(eren) 0,68 0,46 (1,00) * (1,00) * Koppel zonder kind - 29 jaar 10,38 13,68 30 - 49 jaar 3,48 5,13 (1,00) * (1,00) * 50 + jaar
Hasselt/Genk Brugge/Oost. Kortrijk/Roes. 1,04 0,61 0,59 (1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
0,95
0,69
0,54
0,69
0,73
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
1,49 1,44 0,29
2,69 1,27 0,25
2,45 1,34 0,27
0,96 0,60 0,21
0,87 0,38 0,25
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
18,54 4,69
36,02 9,02
24,31 6,80
13,84 4,38
24,62 6,42
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
Leuven 0,65
Gent 0,90
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
0,81
0,67
0,86
1,13
0,82
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
0,45 0,35 0,51
0,62 0,55 0,39
1,48 1,24 0,36
0,43 0,38 0,34
0,34 0,14 0,27
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
26,04 6,55
15,56 5,61
30,77 7,00
13,34 3,04
23,53 4,74
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
Hasselt/Genk Brugge/Oost. Kortrijk/Roes. 1,13 0,60 0,43 (1,00) *
(1,00)* : referentiecategorie, symbolische Exp(B)-waarde van 1
Verhuisbewegingen binnen de landelijke zones van hetzelfde bekken volgen deze trend echter niet: het zijn de referentiepersonen zonder hoger onderwijs die hier het voortouw nemen. Het lijkt er dus sterk op dat de vestiging in een woning op het platteland een meer permanent of langdurig karakter heeft onder hoog opgeleiden. Lager opgeleiden, onder wie mogelijk ook meer huurders, verhuizen relatief vaker binnen dezelfde zone. Hierin komt ook reeds een tweede grote trend tot uiting die - zoals zal blijken - ook voor zowat alle andere migratietypes terug te vinden is. Hoger opgeleiden migreren niet enkel vaker, ze overschrijden daarbij ook vaker de grenzen van (naast de gemeente) de migratiezone en het migratiebekken. Deze migraties gebeuren dus vaker over een wat langere afstand en houden ook frekwenter een omschakeling naar een andere woonomgeving in. Hierin speelt ongetwijfeld het zuiver mechanische effect dat professionele verhuismotieven voor volledig tewerkgestelde huishoudens ook meer gewicht in de schaal zullen werpen. Figuur 2 laat toe beide uitersten te
11
Tabel 2: Migraties binnen het platteland versus van platteland naar een buiten het bekken gelegen gemeente Tussen plattelandsgem Brussel Antwerpen 0,62 0,93
Onvoll. Tewerkgesteld
Volledig tewerkgesteld
(1,00) *
(1,00) *
Leuven 0,68
Gent 0,78
(1,00) *
(1,00) *
Hasselt/Genk Brugge/Oost. Kortrijk/Roes. 1,08 0,49 0,39 (1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
1,41
1,04
1,71
1,27
0,96
0,88
1,06
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
0,26 0,41 0,36
0,62 0,70 0,41
0,47 0,00 0,40
0,65 0,77 0,41
1,24 0,88 0,33
0,27 0,28 0,32
0,34 0,31 0,30
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
30 - 49 jaar
30,73 6,61
28,65 6,23
27,71 6,36
27,79 5,90
33,87 7,35
24,91 4,66
27,33 5,19
50 + jaar
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
Leuven 1,04
Gent 0,88
Geen hoger onderwijs Hoger onderwijs Single Eénoudergezin Koppel met kind(eren) Koppel zonder kind - 29 jaar
Van land naar buiten Onvoll. Tewerkgesteld
Brussel Antwerpen 0,90 1,38
Hasselt/Genk Brugge/Oost. Kortrijk/Roes. 1,44 0,53 0,76
Volledig tewerkgesteld
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
Geen hoger onderwijs
0,73
0,45
0,83
0,71
0,31
0,50
0,29
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
0,71 0,57 0,30
1,32 0,73 0,30
0,74 0,76 0,38
1,03 0,73 0,32
3,13 0,84 0,21
0,67 0,39 0,28
0,79 0,37 0,20
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
30 - 49 jaar
17,45 5,14
28,29 6,84
22,47 6,62
20,33 5,68
38,43 6,87
25,22 4,44
21,90 4,46
50 + jaar
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
Hoger onderwijs Single Eénoudergezin Koppel met kind(eren) Koppel zonder kind - 29 jaar
(1,00) *
(1,00)* : referentiecategorie, symbolische Exp(B)-waarde van 1
vergelijken voor wat de afstand van de migratiebewegingen betreft: de migraties binnen het platteland en de migraties van het platteland naar buiten het migratiebekken gelegen gemeenten.
Ook voor de huishoudenssamenstelling worden de verwachte patronen teruggevonden, al is de voorsprong van de koppels zonder kinderen op de andere huishoudenstypes verrassend groot: de kansverhoudingen liggen 2 tot soms 3 maal hoger. Hoewel dit uiteraard niet rechtstreeks uit onze data afgeleid kan worden vinden we er een indicatie in terug dat de hoge (eerste) moederschapsleeftijden in Vlaanderen onder meer samenhangen met uitstel van de eerste zwangerschap tot na de vestiging in een aangepaste, comfortabele en vooral eigen (niet gehuurde) woning.
12
Over de gehele lijn gezien zijn het de koppels met kinderen die het minst vaak naar landelijke zones migreren. Weten we dat koppels met kinderen nochtans het vaakst van alle huishoudenstypes een landelijke woonplaats hebben, dan is het duidelijk dat de relatieve kansverhoudingen geen goede maat zijn voor de aantrekkelijkheid van bepaalde zones. Integendeel, wanneer een zone dermate aantrekkkelijk is dat huishoudens zich er meestal permanent of minstens langdurig vestigen, dan drukt dit op de kansverhoudingen voor migratie. In dit voorbeeld gaat de migratie naar het platteland duidelijk vooraf aan het ouderschap, zodat de concentratie van koppels met kinderen op het platteland minder aan migratie van dit huishoudenstype te wijten is, maar meer aan het feit dat koppels zonder kinderen anticiperend op hun toekomstig ouderschap reeds een geschikte, langdurige en nietgehuurde behuizing kiezen, die vaak op het platteland gelegen is.
Een ander aspect van dit verhaal, dat ook op het belang van de verblijfsduur in de diverse woningtypes wijst, wordt zichtbaar in de vergelijking van kansverhoudingen voor emigratie uit plattelandszones. Deze liggen voor koppels zonder kinderen 3 tot 4 maal hoger dan voor koppels met kinderen (cfr. de 2 à 3 maal hogere “immigratie - odds - ratio’s”).
Het verhuisgedrag van alleenstaanden en éénoudergezinnen tenslotte is nog wat meer genuanceerd: kansverhoudingen voor immigratie naar het platteland zijn grofweg de helft van deze van onze referentiegroep van koppels zonder kinderen. Toch zijn ze nog merkbaar gunstiger voor éénoudergezinnen dan voor alleenstaanden. Kansverhoudingen voor emigratie uit plattelandszones zijn sterk gedifferentieerd naargelang de bestemming: zeer hoog voor emigratie naar de stad en wat minder hoog voor emigratie naar een ander migratiebekken. Ditmaal scoren alleenstaanden wat hoger dan éénoudergezinnen. Kortom, in de balans tussen stad en platteland tenderen éénoudergezinnen toch wat sterker naar het platteland en singles sterker naar de stad en naar verdere bestemmingen buiten het bekken. Zoals daarnet hadden we dit besluit evengoed kunnen formuleren in termen van langere verblijfsduren op het platteland voor éénoudergezinnen dan voor singles.
De leeftijd van de referentiepersoon van het huishouden is duidelijk een factor van doorslaggevend belang. Vergeleken met 50 – plussers heeft de jongste leeftijdsgroep zowat 20 à 30 maal meer kans het platteland te verlaten (in de loop van één jaar). Voor bewegingen in de richting van het platteland scoort deze groep nog steeds veruit het hoogst, maar zijn de kansverhoudingen toch wat minder extreem: grotendeels tussen 10 en 20.
13
Vergelijken we de migratiebekkens onderling dan valt telkens weer op dat het platteland wel selectief jongere immigranten beneden 30 jaar ontvangt vanuit de stad, maar veel sterker jongeren verliest door emigratie, telkens in vergelijking met 50 – plussers. In grote bekkens met een belangrijke stedelijke kern zoals Brussel, Antwerpen en Gent is de selectiviteit naar de jongere leeftijdsgroepen wat minder uitgesproken voor vertrek zowel als voor aankomst op het platteland. Kleinere en meer perifeer gelegen migratiebekkens wisselen meer, vooral jongere, migranten uit met gemeenten die buiten het bekken zijn gelegen.
5.3 De relatie tussen het statistisch model en de empirische migratiedata
Laten we nu - zoals aangekondigd - dit eerste blok van resultaten even ontleden en terugvertalen naar de onderliggende kansen en kansverhoudingen, zoals die in de realiteit werden opgemeten. De bewegingen van de stad naar een plattelandsgemeente van hetzelfde migratiebekken zullen als voorbeeld dienen. Om redenen van overzichtelijkheid beperken we ons even tot de bekkens Antwerpen, Gent en Hasselt/Genk: cfr. tabel 3.
De eerste kolom (getiteld “Exp(B)”) bevat de multivariaat geschatte kansverhoudingen op een migratie. Zo lezen we onmiddellijk af dat de kansverhouding op een migratie van het platteland naar de stad voor de bekkens Antwerpen en Gent merkbaar groter is voor huishoudens met onvolledige tewerkstelling (Exp(B)-waarden van respectievelijk 1.22 en 1.47). Ook het hierboven vernoemde uitzonderingskarakter van Hasselt – Genk (Exp(B) = 1.04 en dus relatief ongevoelig voor de tewerkstellingsgraad) is af te lezen.
De volgende kolommen bevatten geen geschatte maar empirisch vastgestelde aantallen en kansen. Kolommen 2 t.e.m. 4 geven telkens de totale populatie, het aantal “blijvers” en het resulterende percentage niet-migranten. Gedeeld door 100 geeft dat percentage onze “baseline” kans op niet – migratie, zijnde de noemer uit de relatieve kansverhoudingen. Zoals eerder vermeld ligt deze “referentiekans” meestal achteraan in de 90%. Enkel de leeftijdsgroep beneden 30 jaar oud is beduidend mobieler, waardoor “slechts” 85% jaarlijks niet over de gemeentegrenzen migreert. Het valt trouwens op hoe deze waarden zeer dicht bij elkaar liggen voor de drie bekkens. Daarmee is ook geïllustreerd waarom directe vergelijkingen tussen bekkens onderling, hoewel strikt genomen niet toegestaan, doorgaans toch betrouwbare resultaten opleveren.
14
Tabel 3: Empirische en geschatte kansen en kansverhoudingen Antwerpen: Land - Stad Onvoll. tewerkgesteld Volledig tewerkgesteld Geen hoger onderwijs Hoger onderwijs Single Eénoudergezin Koppel met kind(eren) Koppel zonder kind - 29 jaar 30 - 49 jaar 50 + jaar
Exp(B) 1,222 (1,000)
0,845 (1,000)
2,455 1,424 0,307 (1,000)
25,939 6,485 (1,000)
Totaal
Gent: Land - Stad Onvoll. tewerkgesteld Volledig tewerkgesteld Geen hoger onderwijs Hoger onderwijs Single Eénoudergezin Koppel met kind(eren) Koppel zonder kind - 29 jaar 30 - 49 jaar 50 + jaar
Exp(B) 1,473 (1,000)
0,692 (1,000)
2,689 1,267 0,249 (1,000)
36,020 9,020 (1,000)
Totaal
Hasselt/Genk: Land - Stad Onvoll. tewerkgesteld Volledig tewerkgesteld Geen hoger onderwijs Hoger onderwijs Single Eénoudergezin Koppel met kind(eren) Koppel zonder kind - 29 jaar 30 - 49 jaar 50 + jaar
Exp(B) 1,040 (1,000)
0,543 (1,000)
2,447 1,336 0,272 (1,000)
24,311 6,802 (1,000)
Totaal
Populatie # niet-migrant% niet-migrant 535175 522045 97,55% 190957 180266 94,40% 633985 615390 97,07% 99428 94035 94,58% 194528 185736 95,48% 47961 46335 96,61% 284093 277937 97,83% 199550 192303 96,37% 84746 73280 86,47% 284927 275630 96,74% 364356 361111 99,11% 734029 710021 96,73%
# land-stad 1548 1309 2337 536 1585 229 416 627 1546 980 348 2874
% land-stadansverhouding rel. kansverh. 0,21% 0,0030 0,408 (1,000) 0,18% 0,0073 0,32% 0,0038 0,666 (1,000) 0,07% 0,0057 0,22% 0,0085 2,617 0,03% 0,0049 1,516 0,06% 0,0015 0,459 (1,000) 0,09% 0,0033 0,21% 0,0211 21,892 0,13% 0,0036 3,689 (1,000) 0,05% 0,0010 0,39% 0,0040
Populatie # niet-migrant% niet-migrant 202041 197946 97,97% 81984 77958 95,09% 244218 238146 97,51% 43149 41041 95,11% 71875 69189 96,26% 19094 18552 97,16% 113284 111193 98,15% 79772 76970 96,49% 33740 29606 87,75% 108712 105645 97,18% 145382 144393 99,32% 284025 279644 98,46%
# land-stad 583 454 791 257 581 73 132 251 594 347 108 1049
% land-stadansverhouding rel. kansverh. 0,08% 0,0029 0,506 (1,000) 0,06% 0,0058 0,11% 0,0033 0,530 (1,000) 0,04% 0,0063 0,08% 0,0084 2,575 0,01% 0,0039 1,207 0,02% 0,0012 0,364 (1,000) 0,03% 0,0033 0,08% 0,0201 26,824 0,05% 0,0033 4,391 (1,000) 0,01% 0,0007 0,37% 0,0038
Populatie # niet-migrant% niet-migrant 208971 204149 97,69% 64526 61130 94,74% 244221 237703 97,33% 32690 30920 94,59% 50205 47275 94,16% 19946 19372 97,12% 136740 134803 98,58% 66606 63829 95,83% 31797 27148 85,38% 117761 114900 97,57% 127629 126845 99,39% 277187 268893 97,01%
# land-stad 613 501 855 264 480 98 216 320 563 433 125 1121
% land-stadansverhouding rel. kansverh. 0,22% 0,0030 0,366 (1,000) 0,18% 0,0082 0,31% 0,0036 0,421 (1,000) 0,10% 0,0085 0,17% 0,0102 2,025 0,04% 0,0051 1,009 0,08% 0,0016 0,320 (1,000) 0,12% 0,0050 0,20% 0,0207 21,044 0,16% 0,0038 3,824 (1,000) 0,05% 0,0010 0,40% 0,0042
Vervolgens leiden kolommen 5 en 6 van het aantal migranten naar het percentage, dat weer eenvoudig naar een migratiekans kan omgezet worden. Kolom 7 geeft de kansverhouding: de kans op migratie gedeeld door de kans op niet – migratie. Vermenigvuldigd met 1000 leiden we bijvoorbeeld af dat voor elke 1000 Antwerpse huishoudens die niet migreren in de loop
15
van het jaar voorafgaand aan de laatste volkstelling, er slechts zowat 3 huishoudens wel migreerden ingeval het om onvolledig tewerkgestelde huishoudens ging. Bij volledig tewerkgestelde huishoudens waren dat er 7 per 1000 niet migrerende huishoudens. Voor huishoudens met een referentiepersoon beneden de leeftijd van 30 jaar waren het er al 21.
Kolom 8 tenslotte is de ratio van de kansverhoudingen uit de voorgaande kolom van elke subgroep tot de referentiegroep. Deze relatieve kansverhouding leert dat Antwerpse onvolledig tewerkgestelde huishoudens in relatieve termen een bijna 60% minder gunstige kansverhouding op een migratie van platteland naar stad hebben (dan de controlegroep van volledig tewerkgestelde huishoudens).
Nu hebben we twee waarden die met elkaar vergeleken kunnen worden: enerzijds de modelmatig geschatte kansverhouding uit de eerste kolom en anderzijds de empirische waarde uit de laatste kolom. Zijn beiden van dezelfde orde van grootheid dan is het verhaal waarschijnlijk eenvoudig en mogen we konkluderen dat de effecten van het betreffende achtergrondskenmerk niet vertekend waren door andere aspecten van het behoren tot de diverse subgroepen voor dit kenmerk. Uit Tabel 3 blijkt zo dat het huishoudenstype een grotendeels onvertekend effect heeft. Hetzelfde geldt in grote lijnen voor de indeling in drie leeftijdsgroepen, maar het is duidelijk dat in de leeftijdsgroep 30-49 jaar andere factoren (als onderwijspeil en tewerkstellingssituatie) ook sterk meespelen. Om hierover definitieve uitspraken te kunnen doen moeten echter steeds de “baseline” kansen van de 50 –plussers (onze referentiegroep) in rekening gebracht worden.
Al wat grotere verschillen tussen geobserveerde en geschatte waarden vinden we terug voor het onderwijspeil. In het Antwerpse migratiebekken was de kansverhouding (geobserveerd) voor stedelijke migraties 33% gunstiger voor hoger opgeleiden dan voor de referentiegroep van gezinshoofden zonder diploma van hoger onderwijs. Wanneer ook alle andere effecten modelmatig in rekening gebracht worden daalt deze voorsprong naar 15%. Kennelijk hangt in dit bekken (en in mindere mate ook in de andere bekkens) het hebben van een diploma van hoger onderwijs samen met andere factoren die de kansen op een stedelijke migratie bevorderen (bvb. behoren tot de jongste leeftijdsgroep of het huishoudenstype van een alleenstaande).
Bijzonder grote verschillen tussen observatie en multivariate predictie komen tot uiting voor het effect van de tewerkstellingssituatie van het gezin. We observeren systematisch lagere
16
migratiekansen (verhoudingen) voor onvolledig tewerkgestelde huishoudens voor bewegingen tussen het platteland en de stad. Nu blijkt dit een gevolg te zijn van de selectieve samenstelling van deze groep, vooral naar de leeftijd. De sterke oververtegenwoordiging van 50 – plussers onder de onvolledig tewerkgestelden (i.c. de niet- meer – actieven) verklaart hun achterstand in de migratiekansen. Eenmaal hiermee (en met de andere predictoren) rekening gehouden blijkt dat, ceteris paribus, onvolledige tewerkstelling in feite een hogere kansverhouding oplevert voor migratie in de richting van de stad.
Uit deze oefening, bedoeld om de relatie tussen de waargenomen migratiekansen en het statistisch model te verhelderen, kunnen dus ook enkele inhoudelijke lessen getrokken worden: -
Voor wat de migraties van het platteland naar de stad betreft is de positie van de vier huishoudenstypes éénduidig: algemeen hogere kansverhoudingen (mobiliteit) voor koppels zonder kinderen. Daartegenover staan de huishoudens met kinderen met zeer lage migratiekansen, ongeacht het beschouwde migratiebekken. Singles en éénoudergezinnen zijn beduidend mobieler in de richting van de stad.
-
De leeftijd (de levensfase) blijft ook nadat de andere predictoren hun rol spelen in het statistisch model de predictor die de grootste verschillen in migratiekansen verklaart (de grootste elasticiteit).
-
Samen met het onderwijspeil stijgt de mobiliteit. Dit effect is niet tot de samenhang tussen onderwijs en andere predictoren terug te voeren.
-
Uit bovenstaande drie besluiten zou vermoed kunnen worden dat de multivariate statistische behandeling weinig meerwaarde had. De gewone geobserveerde migratiekansen leidden immers tot gelijklopende besluiten. Voor wat de activiteitsgraad betreft is dit duidelijk anders. Met behulp van de multinomial logit modellen kon aangetoond worden dat een lagere activiteitsgraad wel degelijk een positief effect heeft op de mobiliteit in stedelijke richting (uit de verdere analyse bleek dat een hogere activiteitsgraad migratie naar het platteland bevordert)
-
De analyse leert ook dat de migratiestromen niet voor alle bekkens op dezelfde wijze sociaal gestructureerd zijn. Het Limburgse bekken, waar tegen de algemene trend het platteland kennelijk meer (of vaker) onvolledig tewerkgestelden en alleenstaanden aantrekt is hiervan een voorbeeld (In Tabel 3 kwam enkel de ongevoeligheid voor het activiteitspeil van het huishouden tot uiting van migratiekansen in stedelijke richting, maar ook dat is tegen de algemene trend). In het verder verloop van deze studie zullen we dan ook meer systematisch aandacht aan dergelijke lokale differentiatie schenken.
17
Voorts zullen we (in bijlage) naast de geschatte kansverhoudingen waarop de bespreking in hoge mate gebaseerd is ook steeds de empirische kansverhoudingen opnemen. Belangstellende lezers kunnen deze gebruiken om specifieke elementen uit de analyse te verduidelijken of aan verdere toetsing te onderwerpen.
5.4 Migraties van en naar randstedelijke zones
Zoals eerder vermeld bevatten drie van de zeven migratiebekkens geen randstedelijk gebied. De bespreking is bijgevolg op de resterende vier bekkens gebaseerd. Tabel 4 behandelt de uitwisseling tussen de randstad en het platteland; Tabel 5 geeft de interactie tussen randstedelijke en stedelijke gemeenten. Door de subtabellen anders te combineren kunnen “inwaartse” en “uitwaartse” bewegingen met elkaar vergeleken worden (bewegingen van platteland naar randstad en van randstad naar de stad verlopen “inwaarts”; omgekeerd verlopen bewegingen van stad naar randstad en van randstad naar het platteland “uitwaarts”).
Tabel 4: Kansverhoudingen voor migraties tussen randstedelijke en plattelandsgemeenten Landelijk-randstedelijk Onvoll. Tewerkgesteld Volledig tewerkgesteld Geen hoger onderwijs Hoger onderwijs Single Eénoudergezin Koppel met kind(eren) Koppel zonder kind - 29 jaar 30 - 49 jaar 50 + jaar
Brussel 0,56
Antwerpen 0,94
Leuven 1,08
Gent 0,85
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
0,87
0,75
1,28
0,69
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
0,33 0,36 0,43
0,63 0,66 0,44
0,25 0,42 0,43
0,41 0,62 0,43
Randstedelijk-landelijk Onvoll. Tewerkgesteld Volledig tewerkgesteld Geen hoger onderwijs Hoger onderwijs Single Eénoudergezin Koppel met kind(eren) Koppel zonder kind - 29 jaar 30 - 49 jaar 50 + jaar
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
21,40 5,19
20,10 6,56
54,06 11,68
13,97 4,64
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
Brussel 0,61
Antwerpen 0,92
Leuven 1,01
Gent 1,00
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
0,98
0,71
0,91
0,74
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
0,28 0,39 0,39
0,56 0,63 0,40
0,59 1,39 0,70
0,77 1,30 0,52
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
18,49 4,83
19,32 5,58
17,95 4,70
22,28 5,33
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
(1,00) * : referentiecategorie, symbolische Exp(B)-waarde van 1
18
Tabel 5: Kansverhoudingen voor migraties tussen randstedelijke en stedelijke gemeenten Van stad naar randstad Onvoll. Tewerkgesteld Volledig tewerkgesteld Geen hoger onderwijs Hoger onderwijs Single Eénoudergezin Koppel met kind(eren) Koppel zonder kind - 29 jaar 30 - 49 jaar 50 + jaar
Brussel 0,76
Antwerpen 0,94
Leuven 0,78
Gent 0,79
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
Van randstad naar stad Onvoll. Tewerkgesteld Volledig tewerkgesteld Geen hoger onderwijs Hoger onderwijs Single Eénoudergezin Koppel met kind(eren) Koppel zonder kind - 29 jaar 30 - 49 jaar 50 + jaar
0,78
0,55
0,64
0,46
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
0,68 0,85 0,70
0,96 0,80 0,54
0,61 0,57 0,69
0,60 0,44 0,53
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
8,87 4,13
9,73 4,24
18,83 7,42
11,45 5,83
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
Brussel 1,01
Antwerpen 1,08
Leuven 1,04
Gent 0,95
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
0,87
0,65
0,79
0,58
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
1,66 1,08 0,32
2,24 1,17 0,27
1,69 1,48 0,25
2,21 1,60 0,34
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
16,02 4,82
18,61 4,47
33,30 8,32
19,40 5,29
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
(1,00)*
(1,00) * : referentiecategorie, symbolische Exp(B)-waarde van 1
De randstad trekt selectief volledig tewerkgestelde huishoudens aan: hun kansverhoudingen voor intrede in de randstad liggen rond 20% hoger. Voor vertrek uit de randstedelijke zones is er weinig systematische differentiatie naar de tewerkstellingsgraad vast te stellen. Enkel in het Brusselse migratiebekken - waarvan de randstedelijke zone een relatief groot deel beslaat ligt de mobiliteit van huishoudens met onvolledige tewerkstelling beduidend lager. Dat geldt zowel voor inkomende als voor uitgaande bewegingen, tenzij dan voor migratie in de richting van de stad, die even sterk volledig als onvolledig tewerkgestelde huishoudens uit de randstedelijke zone aantrekt.
De resultaten leveren een vrij analoog beeld op voor het onderscheid tussen houders van een diploma van hoger onderwijs en de anderen. Wie (nog) geen diploma van hoger onderwijs bezit is minder mobiel. Voor de uitwisseling tussen het platteland en de randstad blijft het
19
verschil tussen het mobiliteitspeil van gediplomeerden en niet-gediplomeerden nog beperkt (Tabel 4); in de uitwisseling met de stad is het verschil al duidelijker en bedraagt zowat 20 à 30% (Tabel 5). Voor het vertrek uit de randstad in de richting van buiten het bekken gelegen gemeenten is het verschil het grootst: het aandeel vertrekkers ligt dubbel zo hoog onder gediplomeerden.
Het feit dat de kernstad uit de vier behandelde migratiebekkens telkens een belangrijke universiteitsstad is heeft het beeld ongetwijfeld vertroebeld. Zo is de studiemigratie in de richting van deze kernsteden (en ook hun rand) met zekerheid omvangrijker dan uit onze resultaten naar voor komt. Doordat studenten hun wettelijk adres meestal niet veranderen bij de aanvang van hogere studies, maar de adreswijziging uitstellen totdat ze afstuderen of een eerste baan hebben, stellen we niet de verwachte mobiliteitspiek vast onder personen die migreren in afwachting van het behalen van dit diploma. Enkel in het bekken Leuven is het effect van de studiemigratie (inzover geregistreerd via officiële adreswijzigingen) groot genoeg om het “natuurlijke” nadeel van niet-gediplomeerden op te heffen en zelfs enkele malen om te keren in een kleine voorsprong. Leuven heeft dan ook het meest uitgesproken karakter van een universiteitsstad onder de vier besproken kernsteden.
Wanneer we de richting van de stromen volgen dan is er in Leuven, vergeleken met de andere migratiebekkens, toch een sterkere tendens van niet-gediplomeerden naar “inwaartse bewegingen” afleesbaar (van landelijke naar randstedelijke zones, van randstedelijke naar stedelijke zones en bewegingen binnen de randstad). In Tabel 4 is dit contrast duidelijk af te lezen. Deze interpretatie wordt ook door het effect van de leeftijdsverdeling onderstreept: het is opvallend hoe het Leuvense migratiebekken telkens recordwaarden noteert voor inwaartse bewegingen in de jongste leeftijdsgroep, terwijl de kansverhoudingen voor uitwaartse bewegingen toch beduidend minder extreem zijn (zoals eerder opgemerkt is een dergelijke “dwarse” vergelijking in feite niet door de onderzoeksmethode gewaarborgd, maar de variatie in kansverhoudingen voor migratie onder de referentiegroep van 50-plussers is niet groot genoeg om dit verschil te verklaren).
In onze eerdere bespreking van het onderscheid tussen de 4 huishoudensvormen (voor bewegingen van en naar het platteland) kunnen we “platteland” door “randstad” substitueren, zonder de resultaten al te zeer geweld aan te doen. M.a.w. : hetzelfde patroon, en zelfs bijna dezelfde grootte-orde van verschillen komen vaak weer aan het licht. Op zoek naar punten waar de analogie tussen de uitwisseling tussen platteland en stad en de uitwisseling tussen
20
randstad en stad niet helemaal opgaat kunnen we enkel opmerken dat bij het verlaten van een stedelijke gemeente, alleenstaanden en éénoudergezinnen blijkbaar toch nog eerder randstedelijke dan landelijke bestemmingen kiezen. We mogen wellicht aannemen dat voor de alleenstaande moeders die het gros der éénoudergezinnen vormen financiële beperkingen de doorslag geven. Mogelijk speelt ook het locale dienstenaanbod (o.a. onderwijs, openbaar vervoer en kinderopvang) een rol. Bij de singles kunnen gelijkaardige motieven van belang zijn, maar zal allicht ook de vraag naar kleinere huurwoningen meetellen.
De verdeling in grote leeftijdsgroepen en met name de veel hogere mobiliteit in de jongste groep werd reeds kort aangeraakt. Dit patroon van met de leeftijd afnemende mobiliteit komt ook weer terug voor bewegingen van en naar randstedelijke zones. De verdeling is wat vlakker dan we voor de uitwisseling met het platteland vaststelden. Op dit punt lijkt de randstad niet alleen ruimtelijk maar ook in de migratiegeschiedenis van huishoudens een intermediaire positie in te nemen. Wie toekomt in de randstad, of eruit vertrekt behoort in elk geval wat minder vaak tot de jongste leeftijdsgroep dan voor landelijke bewegingen het geval was.
5.5 Migraties van en naar stedelijke zones
Tenslotte komen de stedelijke bewegingen aan bod. Aangezien deze het complement vormen van de landelijke en randstedelijke bewegingen die in de vorige paragrafen behandeld werden, en migratiebekkens grotendeels communicerende vaten vormen, kunnen de resultaten niet anders dan in dezelfde lijn liggen. De voornaamste multivariate schattingsresultaten van de kansverhoudingen kunnen dan ook opnieuw uit Tabellen 1 en 5 afgelezen worden, door deze nu vanuit het standpunt van de stedelijke gemeenten te lezen i.p.v. respectievelijk vanuit het standpunt van de landelijke en randstedelijke gemeenten. Bovendien bleek al eerder dat de randstad en het platteland zich soms op een vrij gelijkaardige wijze tot de stad verhouden.
Tabel 6 behandelt dan de resterende migratiestromen voor stedelijke gemeenten: namelijk deze tussen stedelijke gemeenten onderling, en de migraties van een stedelijke gemeente van het migratiebekken naar een buiten dat bekken gelegen gemeente (ongeacht het type van deze laatste gemeente).
21
Uit de uitwisseling met het platteland houdt de stad lichtjes onvolledig tewerkgestelde huishoudens over (Tabel 1). Dat is ook voor de interactie met de randstad het geval, en zelfs wat sterker (Tabel 5). Toch betekent dit niet noodzakelijk dat stedelijke zones in toenemende mate door onvolledig tewerkgestelde huishoudens bevolkt worden. De stad verliest dit huishoudenstype namelijk vrij sterk aan gemeenten die buiten het migratiebekken gelegen zijn (Tabel 6). Met betrekking tot de tewerkstelling vormt de stad dus een soort draaischijf die uit een vrij directe omgeving individuen en huishoudens aantrekt, om deze dan weer verder weg te verspreiden. Overigens moet dit niet begrepen worden als een verpreidingsmechanisme voor kansarmoede of werkloosheid. Integendeel, het gaat vaak om jongeren die op het punt staan een opleiding om te zetten in een eerste job, om huishoudens met één enkel maar groot inkomen, of om gepensioneerden.
Tabel 6: Migraties tussen stedelijke gemeenten onderling en van de stad naar buiten het bekken Van stad naar stad
Brussel
Antwerpen
Leuven
Hasselt/Genk
Brugge/Oost.
Onvoll. Tewerkgesteld
1,37
1,09
1,54
1,65
0,83
Volledig tewerkgesteld
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
Geen hoger onderwijs
0,96
0,62
0,73
0,52
1,09
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
Hoger onderwijs
Gent
Single
2,14
2,66
2,40
2,75
1,27
Eénoudergezin
1,53
1,62
1,05
1,17
0,61
Koppel met kind(eren)
0,49
0,38
0,18
0,23
0,25
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
- 29 jaar
12,77
15,89
51,88
27,59
14,64
30 - 49 jaar
4,88
5,44
20,94
6,48
4,83
50 + jaar
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
Van stad naar buiten
Koppel zonder kind
Kortrijk/Roes.
Brussel
Antwerpen
Leuven
Gent
Hasselt/Genk
Brugge/Oost.
Onvoll. Tewerkgesteld
1,35
1,84
1,24
1,48
1,41
1,03
1,07
Volledig tewerkgesteld
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
Geen hoger onderwijs Hoger onderwijs
Kortrijk/Roes.
0,66
0,42
0,44
0,43
0,25
0,39
0,25
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
Single
0,85
2,35
1,38
1,90
3,07
1,37
0,92
Eénoudergezin
0,78
1,32
0,72
0,99
1,01
0,43
0,30
Koppel met kind(eren)
0,59
0,34
0,38
0,30
0,19
0,26
0,19
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
- 29 jaar
6,89
14,59
20,45
18,33
27,43
12,53
39,92
30 - 49 jaar
3,04
4,59
6,62
5,76
5,38
3,71
8,63
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
(1,00) *
Koppel zonder kind
50 + jaar
(1,00) * : referentiecategorie, symbolische Exp(B)-waarde van 1
22
Hoger opgeleiden zijn ook voor bewegingen van en naar de stad duidelijk de meest mobiele groep. Het Brusselse migratiebekken vormt hierop een wat bizarre uitzondering. Mogelijk is een lager onderwijspeil in Brussel wat sterker aan het huren van de gezinswoning gebonden, en verklaart dit de hogere mobiliteit.
Voor bewegingen van de stad naar buiten het bekken gelegen gemeenten van bestemming valt het enorme overschot van gediplomeerden onder de migrerende groep op (of anderszins het tekort aan lager of niet-gediplomeerden). Gediplomeerden verlaten grofweg twee tot vier maal vaker de stad dan niet-gediplomeerden (Tabel 6). Uit het feit dat deze “brain drain” voor de perifere bekkens (hoewel wat minder uitgesproken voor Brugge/Oostende) gepaard gaat met een sterke vertegenwoordiging van de jongste leeftijdsgroepen, terwijl het migratietype “Stad-buiten” in de grote centrale bekkens (vooral Brussel en Antwerpen) opvallend weinig in deze jongste groepen geconcentreerd is, leiden we af dat er naar alle waarschijnlijkheid achterliggend ook twee verschillende mechanismen spelen. Voor de perifere bekkens gaat het vermoedelijk om arbeidsmigratie, en nemen we aan dat de gemeente van bestemming wat eerder stedelijk zal zijn. Voor de centrale bekkens zou het wel eens om “gesettelde professionelen” kunnen gaan, die hun succes willen verzilveren in de vorm van een woning ver weg van het stedelijke centrum. Deze vermoedens reiken evenwel wat verder dan de analyse strikt genomen toelaat, en dit punt moet dan ook nog verder onderzocht worden.
Een andere manier om de samenstelling van de migrantenstromen naar de leeftijd te bekijken is even per bekken een rangschikking te maken van de relatieve kansverhoudingen voor de diverse migratietypes onder de jongeren. Tabel 7 maakt een dergelijke rangschikking op: de nadruk ligt dan niet meer op het vergelijken van bevolkingsgroepen, maar omgekeerd op het vergelijken (binnen een bepaalde groep) van de relatieve waarschijnlijkheid van de verschillende migratie-alternatieven. Daaruit blijkt duidelijk de aantrekkingskracht van de stad. Vergelijken we telkens de inwaartse migratiestromen land-rand, land-stad en rand-stad met hun respectievelijke uitwaartse tegenhangers rand-land, stad-land en stad-rand dan scoren de inwaartse bewegingen in de jongste leeftijdsgroepen systematisch hoger. In de perifere Limburgse en Westvlaamse bekkens komt dat wat minder tot uiting omdat niet enkel de eigen maar ook andere stedelijke kernen een grote aantrekkingskracht uitoefenen. Vandaar de eerste plaatsen voor de beweging van het type “van landelijke gemeente naar buiten het bekken” in Hasselt/Genk en Brugge/Oostende en van het type “van stedelijke gemeente naar buiten het bekken” in Kortrijk/Roeselare. In Leuven komen verhuisbewegingen van jongeren binnen de
23
Tabel 7: Migraties van min -29 - jarigen, rangschikking van Exp(B)-waarden naar migratietype migratietype Brussel Rang Antwerpen Rang Leuven Rang
Gent
Rang Hasselt/Genk Rang Brugge/Oost. Rang Kortrijk/Roes. Rang
stad-buiten
6,89
12
14,59
9
20,45
9
18,33
7
27,43
5
12,53
6
39,92
1
rand-buiten
8,71
11
17,94
7
25,83
7
10,67
11
(*)
(*)
(*)
(*)
(*)
(*)
stad-rand
8,87
10
9,73
12
18,83
10
11,45
10
(*)
(*)
(*)
(*)
(*)
(*)
Stad-land
10,38
9
13,68
10
26,04
6
15,56
8
30,77
3
13,34
5
23,53
4
stad-stad
12,77
8
15,89
8
51,88
2
(*)
(*)
27,59
4
14,64
3
(*)
(*)
rand-rand
13,66
7
10,83
11
26,44
5
18,47
6
(*)
(*)
(*)
(*)
(*)
(*)
rand-stad
16,02
6
18,61
6
33,30
3
19,40
5
(*)
(*)
(*)
(*)
(*)
(*)
Land-stad
17,15
5
25,94
3
18,54
11
36,02
1
24,31
6
13,84
4
24,62
3
Land-buiten
17,45
4
28,29
2
22,47
8
20,33
4
38,43
1
25,22
1
21,90
5
Rand-land
18,49
3
19,32
5
17,95
12
22,28
3
(*)
(*)
(*)
(*)
(*)
(*)
Land-rand
21,40
2
20,10
4
54,06
1
13,97
9
(*)
(*)
(*)
(*)
(*)
(*)
Land-land
30,73
1
28,65
1
27,71
4
27,79
2
33,87
2
24,91
2
27,33
2
(*): migratietype kan in dit migratiebekken niet bestudeerd worden
stad (onder deze groep bevinden zich naar alle waarschijnlijkheid veel studenten en pas afgestudeerden) op een sterke tweede plaats, wat onze stelling in feite enkel kracht bijzet.
Maken we tenslotte een gelijkaardige rangschikking van kansverhoudingen op, ditmaal voor de huishoudenstypes, dan is de aantrekkingskracht van het stedelijk milieu op de singles overduidelijk (Tabel 8). Bewegingen in stedelijke richting, en vooral bewegingen binnen de stad, bekleden bijna systematisch de eerste plaatsen. Enigszins analoog aan de situatie m.b.t. het onderwijspeil of de leeftijdsgroepen zien we hoe Hasselt/Genk, Brugge/Oostende en Kortrijk/Roeselare behalve een sterke mobiliteit van alleenstaanden in de steden, vooral ook een grote uitstroom naar buiten het eigen migratiebekken gelegen gemeenten kennen. Het vermoeden dat de gemeenten van bestemming wederom stedelijk zullen zijn kan opnieuw niet hard gemaakt worden, maar ligt dermate in de lijn van de andere onderzoeksresultaten dat we dit o.i. veilig mogen veronderstellen.
Op een wat meer gematigde toon gelden bovenstaande konklusies ook voor éénoudergezinnen. Koppels met kinderen tonen zich weer zeer weinig mobiel. Uit de rangschikking van migratietypes blijkt evenwel weer duidelijk de verwachte en eerder vastgestelde voorkeur voor landelijke bestemmingen. Koppels zonder kinderen tenslotte, die in het algemeen tot de meest mobiele huishoudensvormen gerekend moeten worden, scoren wanneer het om stedelijke bewegingen gaat enigszins minder hoog. Daar heeft hun voorkeur voor landelijke bestemmingen uiteraard alles mee te maken (Tabellen in bijlage).
24
Tabel 8: Migraties van singles, rangschikking van Exp(B)-waarden naar migratietype Brussel Rang Antwerpen Rang Leuven Rang
Gent
Rang Hasselt/Genk Rang Brugge/Oost. Rang Kortrijk/Roes. Rang
Land-land
0,26
12
0,62
11
0,47
9
0,65
7
1,24
6
0,27
6
0,34
4
Rand-land
0,28
11
0,56
12
0,59
8
0,77
6
(*)
(*)
(*)
(*)
(*)
(*)
Land-rand
0,33
10
0,63
10
0,25
12
0,41
10
(*)
(*)
(*)
(*)
(*)
(*)
Stad-land
0,41
9
0,65
9
0,45
10
0,62
8
1,48
5
0,43
5
0,34
5
rand-rand
0,51
8
0,85
8
0,42
11
0,38
11
(*)
(*)
(*)
(*)
(*)
(*) (*)
stad-rand
0,68
7
0,96
7
0,61
7
0,60
9
(*)
(*)
(*)
(*)
(*)
Land-buiten
0,71
6
1,32
6
0,74
6
1,03
5
3,13
1
0,67
4
0,79
3
rand-buiten
0,74
5
2,05
5
0,81
5
1,62
4
(*)
(*)
(*)
(*)
(*)
(*)
stad-buiten
0,85
4
2,35
3
1,38
4
1,90
3
3,07
2
1,37
1
0,92
1
Land-stad
1,37
3
2,46
2
1,49
3
2,69
1
2,45
4
0,96
3
0,87
2
rand-stad
1,66
2
2,24
4
1,69
2
2,21
2
(*)
(*)
(*)
(*)
(*)
(*)
stad-stad
2,14
1
2,66
1
2,40
1
(*)
(*)
2,75
3
1,27
2
(*)
(*)
(*): migratietype kan in dit migratiebekken niet bestudeerd worden
6 Gecombineerde effecten van de predictoren
In dit stadium van het onderzoeksrapport liggen de grote krachtlijnen van de resultaten wellicht reeds vast. Toch is er nog nood aan verdere verfijning en verificatie van de bevindingen. Tot nu toe hebben we ons namelijk steeds beperkt tot de bespreking van de effecten van de afzonderlijke predictoren (weliswaar rekening houdend met de onderlinge samenhang ertussen). Maar het geheel is soms meer dan de som van de delen (of ook minder): het is dus niet onwaarschijnlijk dat sommige combinaties van verklarende variabelen tot onverwachte resultaten leiden. Misschien verliest een kenmerk dat op zichzelf de migratiekansen bevordert helemaal zijn effect wanneer het met een ander kenmerk gecombineerd wordt, of mogelijk kan een combinatie van twee nogal neutrale predictoren plots tot een explosieve stijging of daling in migratiekansen leiden.
Bovendien hebben we in de voorgaande paragrafen onverwachte of uit de band springende resultaten soms nogal ad hoc toegeschreven aan groepen als “studenten”, “thuisverlaters”, “gepensioneerden” (niet – meer – actieven) of “gesettelde professionelen”. Aangezien door het combineren van predictoren deze subgroepen vrij trefzeker geïdentificeerd kunnen worden (m.b.v. combinaties van leeftijd, huishoudenspositie, activiteitsgraad en diploma) kunnen we dergelijke nogal vrijblijvende en gemakkelijke beweringen nu ook statistisch gaan toetsen.
25
Vandaar deze tweede analysestap. Het zou ons daarbij echter weer veel te ver leiden systematisch alle 36 mogelijke combinaties van achtergrondskenmerken voor elk migratiebekken en voor de 12 migratietypes te bespreken. Daarentegen zullen we trachten het overzicht te behouden door twee ingangen te gebruiken. De eerste bestaat erin - zoals in de vorige paragrafen - een rangschikking van effecten van gecombineerde variabelen op te maken en de combinaties van achtergrondskenmerken die samengaan met extreem hoge en extreem lage kansverhoudingen te toetsen aan de kennis die we reeds hadden opgedaan op basis van de afzonderlijke effecten van de predictoren. Dit zal ons leren in welke mate de beschreven predictoren hun effect eerder in isolatie dan wel in onderlinge combinatie uiten.
De tweede ingang is het gericht opzoeken van effecten van combinaties die specifieke doelgroepen markeren. Op die manier zullen eerder geformuleerde verwachtingen en tentatieve verklaringen op hun waarheidsgehalte getoetst en verfijnd kunnen worden.
De eerste fase in deze nieuwe analysestap is het contrueren van een combinatie-variabele. In onze toepassing met het huishoudenstype (4 categorieën), de leeftijdsgroep (3 categorieën), het onderwijspeil (2 categorieën) en de tewerkstellingsgraad (eveneens 2 categorieën) zou deze nieuwe variabele uit 48 categorieën bestaan. Er werd echter voor geopteerd om in de leeftijdsgroep van 50 jaar en ouder geen verder onderscheid naar tewerkstellingsgraad en onderwijspeil meer te maken, zodat er nog 36 combinaties overblijven. Als referentiecategorie kozen we de huishoudens van het type “koppel zonder kinderen” , waarvan de referentiepersoon tenminste 50 jaar oud was, omdat dit een vrij grote groep is en omdat in het vorige hoofdstuk dezelfde categorieën (50-plussers en koppels zonder kinderen) ook al als referentiegroep gebruikt werden voor de afzonderlijke predictoren. Een ander voordeel van deze keuze is dat onze referentiegroep zowat de minst mobiele groep (van enige omvang) vormt, zodat de relatieve kansverhoudingen in bijna alle gevallen groter dan 1 zijn en dus aangeven met welke factor de andere subpopulaties mobieler zijn dan deze groep van “honkvaste blijvers”.
Bij wijze van illustratie van de resultaten, bekomen via de rangschikking van de relatieve kansverhoudingen geeft Tabel 9 de ordening van subgroepen naar de kansverhoudingen op een migratie “Stad-land”. Dit voorbeeld werd gekozen vanwege haar representativiteit, ook voor de andere migratietypes. Wegens plaatsgebrek konden de andere tabellen hier niet opgenomen worden. Ze kunnen echter integraal in de bijlagen geraadpleegd worden.
26
Tabel 9: Migratie van stedelijke naar landelijke gemeenten, rangschikking van relatieve kansverhoudingen stad-land
Brussel Rang Antwerp Rang Leuven Rang Gent Exp(B)
HHtyp Leeft.
Dipl.
Exp(B)
Exp(B)
Rang HasGenk Rang BrugOos Rang KortRoes Rang
Exp(B)
Exp(B)
Exp(B)
Exp(B)
Tewerk
kopl0
-29
gn hoger volledig
16,89
1
10,28
4
29,55
1
14,77
4
3,89
7
39,81
1
81,75
2
kopl0
-29
gn hoger
Onvoll
16,29
2
12,31
3
22,31
4
20,83
3
5,86
4
12,97
4
33,56
4
kopl0
-29
hoger
volledig
11,32
3
14,59
2
26,86
3
30,75
1
5,97
3
27,94
2
97,82
1
kopl0
-29
hoger
Onvoll
10,84
4
23,57
1
20,85
6
21,16
2
6,20
2
5,44
13
44,98
3
kopl+
-29
gn hoger
Onvoll
10,69
5
4,29
16
14,00
12
6,80
14
2,16
14
5,15
15
9,57
12
hoger
kopl+
-29
1oudr
-29
volledig
9,49
6
6,40
9
28,30
2
13,43
5
2,88
11
7,86
10
22,01
9
gn hoger volledig
8,69
7
6,62
7
0,83
33
9,37
10
3,30
9
15,15
3
26,03
6
kopl+
-29
gn hoger volledig
8,36
8
5,74
10
17,98
9
4,60
20
1,70
19
9,80
7
22,18
8
1oudr
-29
gn hoger
Onvoll
8,21
9
5,53
11
0,85
30
8,10
12
3,87
8
5,23
14
0,00
33
kopl+
-29
hoger
Onvoll
6,95
10
6,61
8
21,58
5
5,38
16
1,84
17
8,00
9
32,50
5
1oudr
-29
hoger
volledig
6,37
11
8,04
5
0,00
36
0,00
36
1,03
32
0,00
36
0,00
35
gn hoger volledig
10
sing
-29
sing
-29
6,30
12
5,27
14
14,23
11
10,57
8
5,01
5
11,21
6
19,87
volledig
5,87
13
7,14
6
10,72
13
12,54
7
4,47
6
12,24
5
25,77
7
kopl0 30-49 gn hoger volledig
5,35
14
3,72
17
7,03
15
5,02
17
1,43
21
5,71
12
19,46
11
hoger
kopl0 30-49 gn hoger
Onvoll
4,84
15
3,08
19
4,81
17
3,63
25
1,22
25
4,01
18
8,01
14
kopl0 30-49
hoger
volledig
4,82
16
5,46
12
18,11
8
10,43
9
2,95
10
8,59
8
6,05
18
gn hoger
Onvoll
3,97
17
5,33
13
7,32
14
8,78
11
6,26
1
6,20
11
8,97
13
1oudr 30-49 gn hoger volledig
sing
3,52
18
1,86
25
3,56
20
2,77
27
1,43
22
1,21
29
2,12
21
kopl+ 30-49 gn hoger volledig
3,50
19
1,72
28
3,85
18
2,91
26
1,11
28
1,48
27
1,23
25
1oudr 30-49 gn hoger
Onvoll
3,25
20
2,22
23
0,83
31
5,43
15
1,97
15
3,24
19
1,47
24
kopl+ 30-49 gn hoger
Onvoll
3,08
21
1,58
29
1,35
25
2,08
28
1,11
27
1,49
26
1,79
23
kopl0 30-49
hoger
Onvoll
2,65
22
5,11
15
19,86
7
13,43
6
1,29
24
1,87
23
0,00
29
sing
30-49
hoger
Onvoll
2,52
23
2,51
22
0,83
32
4,03
23
2,49
12
5,06
16
0,00
30
kopl+ 30-49
hoger
volledig
2,27
24
1,85
26
3,69
19
4,59
21
1,10
29
1,38
28
6,60
17
sing
-29
30-49 gn hoger volledig
1oudr 30-49 sing
hoger
30-49 gn hoger
2,02
25
2,76
20
2,06
24
4,18
22
1,96
16
1,76
24
7,86
15
volledig
2,01
26
1,83
27
2,88
21
3,68
24
1,51
20
3,00
21
7,03
16
Onvoll
1,67
27
2,70
21
5,56
16
4,81
19
2,23
13
2,56
22
3,25
19
kopl+ 30-49
hoger
Onvoll
1,63
28
1,97
24
2,54
23
2,07
29
1,12
26
0,93
31
3,20
20
sing
30-49
hoger
volledig
1,61
29
3,11
18
2,77
22
4,87
18
1,73
18
1,55
25
2,04
22
sing
-29
hoger
Onvoll
1,22
30
999*
1
14,71
10
7,29
13
999*
1
4,52
17
0,00
32
1oudr
50+
1,12
31
0,84
33
1,13
26
0,48
33
1,07
31
0,48
34
0,00
31
1,06
32
1,36
30
0,83
34
0,00
34
1,38
23
3,06
20
0,00
34
1oudr 30-49
iedereen iedereen hoger
Onvoll
kopl0
50+
iedereen iedereen
1,00
33
1,00
31
1,00
28
1,00
30
1,00
34
1,00
30
1,00
26
kopl+
50+
iedereen iedereen
0,79
34
0,83
34
0,93
29
0,51
32
0,97
35
0,60
33
0,66
28
sing
50+
iedereen iedereen
0,75
35
0,89
32
1,01
27
0,61
31
1,08
30
0,82
32
0,92
27
1oudr
-29
0,00
36
0,15
35
0,00
35
0,00
35
1,02
33
0,00
35
0,00
36
hoger
Onvoll
27
6.1 Effecten van de leeftijdsgroep in combinatie met andere predictoren
Een eerste blik op Tabel 9 (en hetzelfde geldt ook voor de andere tabellen in bijlage) bevestigt eens te meer een aantal eerdere bevindingen. Systematisch bezetten de jongeren (tot 29 jaar) zowat de eerste 8 tot 10 plaatsen, en dit voor alle migratietypes. De oudste leeftijdsgroep sluit doorgaanse de rangen. Los van alle andere achtergrondskenmerken is het dus wel duidelijk dat de leeftijd de eerste factor blijft die de migratiekansen bepaalt.
Toch duiken er achteraan de lijst (dus met de laagste migratiekansen) wel eens jongere leeftijdsgroepen op. Deze jongeren zijn dan meestal singles of alleenstaande ouders die vaak geen voltijds beroepsinkomen hebben. Mogelijk gaat het echter om toevalseffecten: de éénoudergezinnen vormen de kleinste groep in onze studie, en wanneer binnen deze groep bovendien de jongste leeftijdsgroepen en houders van een diploma van hoger onderwijs geïsoleerd worden gaat het om een vrij zeldzame combinatie. In een dergelijke selecte kleine groep kan toeval gemakkelijk een rol spelen. We vinden in andere tabellen (o.a. voor de bewegingen land-stad, rand-stad, stad-stad) gelijkaardige groepen van jonge singles en éénoudergezinnen die onvolledig tewerkgesteld zijn wel eens binnen de eerste posities terug.
Er is ook één migratiebekken, met name Leuven, waar de ordening minder strikt de leeftijdscategorieën volgt dan in de andere bekkens. De verstoring van de klassieke volgorde vindt bovendien plaats aan beide uiteinden van de leeftijdsas. De hegemonie van jongste leeftijdsgroepen blijft voor de “inwaartse” bewegingen nog vrij goed bewaard. Voor de “uitgaande” bewegingen duiken hier en daar echter ook 30 tot 49 – jarigen op binnen de eerste plaatsen. De klassieke trek naar het platteland maar ook van stad naar randstad wordt in het Leuvense migratiebekken mogelijk wat langer uitgesteld. Anderzijds is de specifieke structuur van het Leuvense migratiebekken gekenmerkt door een grotendeels randstedelijk karakter en de “natuurlijke” migratiebarrieres van de taalgrens in het zuiden en het Brusselse bekken in het westen hiervoor mede verantwoordelijk. De resterende rurale gemeenten van het bekken Leuven zijn ook al vrij ver van de kernstad (in oostelijke richting) te vinden, wat hun aantrekkelijkheid voor jonge professionelen zou kunnen benadelen. Kortom, wie in het Leuvense op zoek is naar een rurale woonplaats zal zijn toevlucht vaker over de grenzen van dit bekken (dat bovendien ook relatief klein is) moeten zoeken.
Maar vooral de elders algemeen geldende regel van het samenvallen van de laagste mobiliteit met de oudste leeftijdsgroep is in Leuven slechts zeer partieel gerespecteerd. In plaats daarvan
28
zijn er jongere groepen - steevast van hoger opgeleiden - die hun huidige woonplaats blijkbaar niet meer wensen te verlaten, zelfs niet voor de “uitgaande” bewegingen die deze jonge hoog opgeleiden normaliter zouden verkiezen. Eén element van verklaring van dit bijzondere patroon ligt in de huishoudenssamenstelling: het gaat namelijk overwegend om éénoudergezinnen, die ook elders wat minder selectief door rurale bestemmingen gelokt worden (maar dat dan enigszins compenseren door bewegingen in andere richtingen). Toch blijft de honkvastheid van deze groep verbazen, en lijkt het erop dat het niet zoals elders om uit elkaar gevallen koppels van gehuwden met kinderen gaat (deze zouden namelijk bij de separatie tijdelijk een hogere mobiliteit kennen), maar om alternatieve leefvormen (LAT, BOM,...) of om ongehuwde koppels die op een minder regelmatige en in elk geval niet officieel geregistreerde manier samenwonen. Mogelijk migreren deze groepen slechts bij gelegenheid van een belangrijke verandering in de gezinssituatie (huwelijk, of legaal samenwonen) zodat we hun migratie terugvinden in een ander huishoudenstype (nl. dat van een koppel met kinderen). Dergelijke hypothesen stroken ook veel beter met het hoge opleidingsniveau dat we systematisch onder deze “onverzettelijke blijvers” terugvinden.
Hoewel het ook hier weer een kleine subgroep betreft, en toeval dus niet helemaal uitgesloten kan worden, durven we nu toch voorzichtig te poneren dat er mogelijk meer aan de hand was wanneer we ook in de andere migratiebekkens, zij het sporadisch, jonge hoog opgeleide éénoudergezinnen tussen de meest honkvaste groepen terugvonden. Alleszins is dit goed te rijmen met bevindingen uit vroeger onderzoek (Surkyn en Lesthaeghe, 1999), waarin tussen de jaren ’80 en ’90 belangrijke toenamen in de eigendomsgraad van de gezinswoning vastgesteld werden voor alle huishoudensvormen met kinderen, en in het bijzonder bij de alternatieve huishoudensvormen van ongehuwden met kinderen en in mindere mate ook de éénoudergezinnen. Dergelijke patronen wijzen allen in de richting van een zekere “regularisering” en stabilisering van de alternatieve woonvormen, en passen daardoor volledig in de grote maatschappelijke verschuivingen die met betrekking tot hun effecten op de gezinsvorming samengevat worden onder de term “tweede demografische transitie”.
29
6.2 Op zoek naar andere gecombineerde effecten
Met de mogelijke uitzondering van het Leuvense migratiebekken werd vastgesteld dat de leeftijd de eerste determinant van de relatieve migratiekansen is, en dat dit effect vrij algemeen over alle migratietypes (combinaties van zones van vertrek en aankomst) geldig is. Dat komt in de tabellen tot uiting doordat de volgorde van toenemende leeftijd overeenkomt met een consistente daling van de mobiliteit: eerst een reeks van jongeren beneden 30 jaar met de hoogste mobiliteit, vervolgens gegroepeerd de 30 tot 49-jarigen en tenslotte de 50 – plussers met de laagste mobiliteit. Dit effect behoeft nauwelijks nuancering door het in rekening brengen van combinatie-effecten (interactie-effecten) met andere predictoren, tenzij dan in het geval van de zojuist behandelde éénoudergezinnen met een hoger opgeleide referentiepersoon.
Nu gaan we na of er enige systematiek terug te vinden is in de rangschikking van kansverhoudingen binnen de leeftijdsgroepen. Uit de vergelijking van de tabellen voor de verschillende migratietypes voor de 7 bekkens blijkt dan dat de tweede factor van belang wel eens wisselt tussen het opleidingspeil en het huishoudenstype. Rekening houdende met het feit dat dit laatste een meer verdeeld kenmerk is (met vier categorieën) en desondanks vrij duidelijk met de migratie-intensiteit samenhangt zouden we er een licht overwicht aan willen toekennen. In elk geval is de situatie niet meer eenduidig zoals voor de leeftijdseffecten. Maar gelukkig is er orde in de chaos: welke factor primeert blijkt met het migratietype en het soort van migratiebekken samen te hangen. Zo is de algemene tendens dat het opleidingspeil slechts doorslaggevend is voor migraties naar bestemmingen die buiten het eigen migratiebekken zijn gelegen. We mogen ervan uitgaan dat het daarbij om beroepsmobiliteit gaat, waarbij hoger opgeleiden zich vaker en verder verplaatsen (altans residentieel; of dat ook voor de dagelijkse pendel geldt is niet uitgemaakt ) dan lager opgeleiden. Normaliter zou dit effect zich ook in de tewerkstellingsgraad moeten uiten. Dit kenmerk is echter niet individueel (voor de referentiepersoon) maar als een huishoudenskenmerk opgemeten, wat mogelijk het beeld vertroebelt.
Voor bewegingen binnen het migratiebekken primeert het huishoudenstype. Zoals al uit de studie van de geïsoleerde effecten bleek hebben koppels met kinderen de laagste mobiliteit in zowat alle richtingen. Koppels zonder kinderen hebben over de gehele lijn de hoogste mobiliteit, maar hun zwaartepunt ligt toch duidelijk in de “uitgaande” bewegingen. Voor de
30
typisch “inwaartse” stromen in de richting van de stad hebben singles en alleenstaande ouders weer de bovenhand.
Enkele van deze krachtlijnen hebben een bredere geldigheid dan de andere: de grotere mobiliteit naar buiten het bekken voor hoger opgeleiden en ook het overwicht van singles en éénoudergezinnen voor migraties met een stedelijke bestemming zijn vrij algemeen. Enkel Leuven scoort op dit punt weer enigszins afwijkend in de zin dat de bewegingen land-buiten en stad-buiten door koppels zonder kinderen gedomineerd worden i.p.v. zoals gebruikelijk door hoger opgeleiden. Hoewel dit statistisch niet hard gemaakt kan worden ondersteunt dit toch het eerder gemaakte punt dat het kiezen van een rurale woonplaats voor Leuvenaren doorgaans overeenkomt met het verlaten van het migratiebekken.
Er zijn nog enkele andere afwijkingen op de algemene regel. Voor bewegingen in de richting van het platteland blijkt een hoog opleidingsniveau soms een sterkere stimulans dan het behoren tot de groep van koppels zonder kinderen. Dat is in het Antwerpse bekken enigszins het geval en heeft vermoedelijk met de hoge grondprijzen in de regio te maken.
Het bekken Brugge/Oostende kent enerzijds de kenmerkende beweging van (vooral jonge) koppels zonder kinderen naar het platteland, maar de stedelijke kernen trekken niet selectief het typische publiek van singles en éénoudergezinnen. Koppels zonder kinderen en vooral veel hoog opgeleiden verhuizen van het platteland naar de stedelijke kernen van Brugge, Oostende en enkele kustgemeenten. In afgezwakte vorm is ditzelfde verschijnsel ook nog in Kortrijk/Roeselare waarneembaar.
6.3 Enkele specifieke doelgroepen Tenslotte komen we terug op enkele specifieke doelgroepen en tentatieve verklaringen uit het eerste deel van dit rapport, die we nu met behulp van combinaties van predictoren nader kunnen onderzoeken. We richten ons daarbij meer in het bijzonder op drie (onderling gerelateerde) domeinen die in een aantal discussies aan bod kwamen: (1) jongeren, thuisverlaters en studenten en de “brain-drain” uit de perifere migratiebekkens, (2) carrieregebonden mobiliteit, “gesettelde professionelen” en de plaats van een rurale migratie in de levensloop van huishoudens en (3) Singles en éénoudergezinnen: variaties in het publiek dat stedelijke (en in mindere mate randstedelijke) bestemmingen kiest.
31
Thuisverlaters en studenten zijn een vrij moeilijk identificeerbare groep omdat ze verschillende leefvormen kunnen kiezen, en in het geval van studenten omdat de geregistreerde woonplaats niet altijd de hoofdverblijfplaats is. In termen van onze predictoren vatten we deze groep waarschijnlijk nog het best door de singles beneden de leeftijd van 30 jaar te isoleren, en vervolgens hoger en lager gediplomeerden en voltijds en niet voltijds tewerkgestelden met elkaar te vergelijken. Niet voltijds tewerkgestelde referentiepersonen zonder diploma van hoger onderwijs zullen dan model staan voor studenten; voltijds tewerkgestelden zonder diploma van hoger onderwijs zullen eerder lager opgeleide thuisverlaters bevatten; niet voltijds tewerkgestelde referentiepersonen met een diploma van hoger onderwijs vertegenwoordigen (relatief recentelijk) afgestudeerden; en voltijds tewerkgestelde referentiepersonen met een diploma hoger onderwijs kenmerken de hoger opgeleide carrierestarters. De correspondentie is uiteraard in geen enkel geval perfect, maar het feit dat deze vier groepen van jongeren zeer ongelijk over de kenmerken van opleiding en tewerkstelling verdeeld zijn laat toch toe een dergelijke typologie te gebruiken. In deze typologie zullen we gemakshalve, ondanks de genoteerde imperfecties, onze subgroepen toch als “studenten”, “afgestudeerden”, “carrierestarters”, enz. benoemen
Zoals verwacht kon worden behoort onze groep van (voorlopig nog) lager opgeleide en niet voltijds actieve singles (die voor de studenten model moeten staan) tot de minst mobiele van alle jongeren wanneer het om migratie met een landelijke of randstedelijke bestemming gaat. Dit is (met uitzondering van Hasselt/Genk) ook zichtbaar in Tabel 9. Voor bewegingen in stedelijke richting verandert dit: de groep van singles haalt de koppels zonder kinderen in, maar binnen de alleenstaanden blijven de “studenten” de minst mobiele groep. Voor bewegingen binnen de stad klimmen de studenten op naar een tweede plaats in de rangschikking (enkel de afgestudeerden scoren hoger).
Vatten we de migratiebewegingen van de vier subgroepen samen dan komen daar twee trajecten uit naar voren. Enerzijds zijn er de lager opgeleide jonge beroepsactieven. In verhouding tot andere jongeren en singles kiezen ze eerder zelden bestemmingen die buiten het migratiebekken gelegen zijn. Ze worden ook wat minder door de stad aangetrokken dan de andere jonge singles. Daarentegen beginnen ze jonger en sterker aan bewegingen in de richting van het platteland, wat hun preferenties illustreert maar mogelijk ook wel met hun vroegere carrierestart samenhangt. Daartegenover staat dan het traject van studenten van hoger onderwijs, die van bij de start stedelijke bestemmingen kiezen en deze ook na het
32
afstuderen blijven prefereren. Zelfs bij de start van de beroepsloopbaan blijven stedelijke bestemmingen (vooral bewegingen binnen de stedelijke zone) populair. Bestemmingen die buiten het bekken gelegen zijn trekken de jonge professionelen sterker dan de landelijke zones van het eigen migratiebekken.
De hypothese m.b.t. de “brain drain” vanuit de perifere bekkens naar de grote centraal gelegen migratiebekkens kan nu verder verfijnd en genuanceerd worden. Enerzijds stellen we vast dat de carrierestart (eerder dan de start van de studies) het ogenblik of de gelegenheid van dergelijke verhuisbewegingen markeert. Anderzijds is de tendens van jonge hoog opgeleide professionelen om het eigen migratiebekken te verlaten wel wat prominenter in WestVlaanderen en Limburg, maar is deze ook duidelijk in de andere bekkens aanwezig. Zonder het opmaken van balansen voor deze bewegingen blijft dus enige voorzichtigheid bij de interpretatie geboden.
Bij dit alles moet echter wel opgemerkt worden dat de keuze van de singles als vertegenwoordigers van onze doelgroepen het stedelijk karakter van alle preferenties wellicht wat te sterk in de verf zet. Bovendien gaan de singles naarmate hun leeftijd toeneemt steeds minder goed als benadering gebruikt kunnen worden, omdat de verhuisbewegingen binnen deze groep steeds minder aan opleidings- en professionele motieven gebonden zullen zijn en steeds meer aan familiale motieven. Bovendien wijzigt de samenstelling grondig ten gevolge van veranderingen in het huishoudenstype (door huwelijk, samenwonen, echtscheiding,…).
6.4 Gezin, beroepsleven en huisvesting: concurrerende of parallelle loopbanen?
Ditmaal isoleren we de koppels (al dan niet met kinderen) met een diploma van hoger onderwijs en volledige tewerkstelling van de volwassen gezinsleden. Door systematisch koppels met kinderen te vergelijken met koppels zonder kinderen, en de leeftijdgroep beneden 30 jaar met de 30 tot 49 – jarigen krijgen we een idee van de manier waarop voor onze groep van hoger opgeleide professionelen beroepsleven, gezin en woningkeuze gecombineerd worden.
Daaruit blijkt dat migraties over de grenzen van het eigen migratiebekken (we nemen aan met professionele motieven) plaats hebben in een zeer vroeg stadium van de huishoudensvorming: m.n. bij jonge, nog kinderloze koppels. In mindere mate geldt dit ook voor migraties in de
33
richting van de stad. Deze migratietypes vinden ook frekwent bij jonge singles plaats (dit is duidelijk het geval in Hasselt/Genk). Professionele migratie gaat dus zelfs geregeld aan de gezinsvorming vooraf.
De cruciale gebeurtenis die vervolgens het migratiegedrag stabiliseert hangt niet enkel samen met de toenemende leeftijd, maar duidelijk ook met het ouderschap. In de tabellen komt dit tot uiting doordat, andere kenmerken constant gehouden, jongere koppels met kinderen minder frekwent naar de stad of naar buiten het bekken verhuizen dan oudere koppels zonder kinderen. Wat we al eerder beweerden wordt hier (altans voor enkele subgroepen) bevestigd: in de beslissingen van koppels met betrekking tot de beroepsloopbaan, de woonplaats en het hebben van kinderen primeert (voor wat de volgorde der gebeurtenissen betreft) de uitbouw van de carriere en woonzekerheid op het ouderschap.
Tenslotte dient opgemerkt dat de studie van de rurale migraties in het licht van onderwijspeil en tewerkstelling niet onomstotelijk een proces van “rurale gentrificatie” kon aantonen. Een systematisch voordeel van hoger opgeleiden en volledig tewerkgestelden voor migraties naar het platteland komt niet tot uiting. Twee mogelijke verklaringen dienen zich aan: het eerder beschreven effect van een hoge eigendomsgraad onder deze professionelen die verdere migratiekansen onder woningeigenaars drukt in vergelijking met een mobieler publiek van huurders. Anderzijds vormen binnen deze hoog opgeleide beroepsgroepen de migratiemogelijkheden naar de stad of naar buiten het bekken mogelijk toch een sterker alternatief dan we eerst veronderstelden.
6.5 (Her -) Bevolking van de stad
Een laatste punt dat - gezien onze interesse in de selectiviteit van de stedelijke migratie - aan verder onderzoek onderworpen wordt betreft de positie van jonge éénoudergezinnen. Een selecte hoog opgeleide subgroep binnen deze huishoudens gedraagt zich namelijk niet helemaal volgens het klassieke beeld dat van hen geschetst wordt. Dit punt moet echter niet meer zo diepgaand behandeld worden: het kwam reeds aan bod bij de bespreking van de gecombineerde effecten van het huishoudenstype en de opleidingsgraad. Toen lag de nadruk echter nogal sterk op de bijzondere situatie van het Leuvense migratiebekken. Hier is het de bedoeling even de veralgemeenbaarheid van deze bevindingen na te gaan.
34
Daartoe werden eerst over alle bekkens en migratietypes de combinaties opgespoord van jongere huishoudens die ondanks hun leeftijdsvoordeel een lagere mobiliteit hadden dan de 50-plussers. Over alle geordende tabellen samen (zie bijlage) konden we zo 134 gevallen van extreem lage mobiliteit ontdekken, waarvan er 82 combinaties waren van éénoudergezinnen met referentiepersonen beneden de leeftijd van 30 jaar. Dit is op zich al een opvallende vaststelling met betrekking tot residentiële stabiliteit en woonzekerheid bij éénoudergezinnen. In maar liefst 78 van deze 82 combinaties ging het om hoger opgeleiden; slechts in 4 gevallen betrof het referentiepersonen zonder diploma van hoger onderwijs. Dit is des te opvallender aangezien hoger opgeleiden minder dan 15% van de totale populatie uitmaken.
Een losse speurtocht naar de migratiekansen van de lager opgeleiden binnen de jonge éénoudergezinnen brengt een schril contrast aan het licht. De lager opgeleide jonge éénoudergezinnen zijn duidelijk veel mobieler. In de rangschikking van de relatieve kansverhoudingen staan zij doorgaans helemaal aan de andere kant van de schaal. Dat komt ook in Tabel 9 tot uiting: voor migraties van stad naar land vormen de jonge éénoudergezinnen de meest honkvaste groep wanneer het om gediplomeerden gaat, maar hun ongediplomeerde tegenhangers bevinden zich in de bovenste (meest mobiele) helft van de Tabel. Daarmee is alvast aangetoond dat de regel dat hoger gediplomeerden de meest mobiele groep vormen niet altijd opgaat, zelfs niet in de jongste leeftijdsgroepen. Deze stelling moet dus verder genuanceerd worden: het contrast tussen hoger en lager gediplomeerden komt vooral in groepen die niet meer op een verdere uitbouw van de beroepsloopbaan mikken tot uiting in een meer permanente woningkeuze, naar alle waarschijnlijkheid door eigendomswonen i.p.v. huurwonen. Daarnaast houden we vol dat de lagere mobiliteit van een selectieve subgroep van éénoudergezinnen ook op de afbrokkeling van het klassieke kerngezin en complementair op de stabilisering van de nieuwe gezinsvormen wijst.
35
7
Samenvatting en konklusie
Het einde van dit onderzoeksrapport brengt de gelegenheid om terug wat meer afstand te nemen van de particulariteiten van afzonderlijke migratiebekkens en zones, van specifieke combinaties van achtergrondskenmerken en van plaatsen van herkomst en bestemming. Toch willen we vooraleer de grote krachtlijnen en konklusies van het onderzoek te overlopen nog even wat verder gaan. Er ontbreekt namelijk nog één element: het samenbrengen van de afzonderlijke stukken van de puzzel tot een consistenter geheel. Dit geheel wordt dan gevormd door een beperkt aantal “trajecten” of “synthetische levenslopen”, samengesteld uit de afzonderlijke (interne) migratiegeschiedenissen van groepen als alleenstaanden, koppels met of zonder kinderen, jongeren en ouderen, hoger en lager gediplomeerden, en gemarkeerd door grote transities als het thuisverlaten, samenwonen, afstuderen, ouderschap of met pensioen gaan. Uiteraard zijn deze levenslopen slechts modellen: ze geven aan in welke richting initiële keuzen of situaties de toekomstige paden doorgaans beïnvloeden, zonder dat alle individuen die een eerste stap op een bepaald pad gezet hebben, het noodzakelijk ook tot aan het einde zullen blijven bewandelen. Bovendien werden in onze studie personen slechts gedurende één enkel jaar gevolgd. Het gevaar voor over-interpretatie loert dus om de hoek. Vandaar dat we deze synthetische levenslopen als een analytisch instrument zien, eerder dan als een accurate historische beschrijving.
7.1 Levensloop en studiekeuze
Een eerste cruciaal moment met betrekking tot de toekomstige trajecten van wonen en werken heeft te maken met de studiekeuze. Het niet aanvatten of niet afronden van studies van hoger onderwijs blijkt de toekomstige reikwijdte van migratiebewegingen in te perken: de kansen op migratie buiten de grenzen van het eigen bekken worden er merkbaar door verkleind. Anderzijds is ook migratie naar stedelijke (en in mindere mate randstedelijke) gemeenten minder waarschijnlijk, waaruit we konkluderen dat stedelijk wonen een beduidend minder prominente plaats in de levensloop van lager gediplomeerden inneemt. Voor houders van een diploma van hoger onderwijs kan de onderwijsloopbaan zelf al de start vormen van een fase van stedelijk wonen, die in de vroege fasen van de gezinsvorming frekwent nog wordt verdergezet door emigratie naar andere stedelijke kernen, eventueel buiten het migratiebekken gelegen. Dat brengt wel met zich mee dat minder hoog opgeleiden, die ook jonger hun
36
beroepsloopbaan (en mogelijk ook de gezinsvorming) aanvatten, doorgaans wat sneller en misschien finaal vaker de begeerde eigendomswoning in een min of meer rurale omgeving zullen realiseren. Het clichee van dit bepaald traject gaat ervan uit dat de volgende fase in deze levensloop vermoedelijk het ouderschap is, gevolgd door een lange periode van residentiële (en vermoedelijk ook professionele) stabiliteit. Zou een echtscheiding of separatie volgen dan valt het huishouden in twee kernen uiteen en kan voor elk nieuw huishouden dat gevormd wordt (mogelijk een single en een éénoudergezin) het onderwijspeil weer als factor van belang naar boven komen.
De invloed van de onderwijskeuze blijft dus niet tot de vroege fasen van de gezinsvorming beperkt. Vooral bij éénoudergezinnen blijft, vermoedelijk via de graad van woningeigendom, het opleidingspeil doorspelen in de migratiekansen.
Levenslopen van hoger opgeleiden ontvouwen zich op een andere manier, gekenmerkt door een aanvankelijk veel grotere mobiliteit die zowel tot uiting komt in meer frekwente verhuisbewegingen als in verplaatsingen over grotere afstanden. Vooral in de eerste fasen na het afstuderen is er een intermezzo van stedelijk wonen, dat soms vrij lang wordt aangehouden of een vervolg krijgt door uitwijking naar andere steden, eventueel buiten het eigen migratiebekken. Met de toenemende leeftijd treedt evenwel toch een zekere stabilisering op. We nemen aan dat dit gepaard gaat met de uitbouw van een gezin en de verwerving van een eigen woning. Uiteindelijk neemt hun mobiliteit namelijk sterk af, en in groepen waarvan we kunnen vermoeden dat het uitbouwen van een professionele carriere niet (meer) de eerste prioriteit heeft (éénoudergezinnen, “gesettelde professionelen”) merken we dat de hoger opgeleiden juist bijzonder honkvast worden.
Ongetwijfeld zijn er naast de twee grote trajecten die aan het onderwijsniveau verbonden zijn nog andere levenslopen identificeerbaar, die mogelijk de huishoudenstypes van alleenstaanden of éénoudergezinnen zouden typeren. Deze huishoudensposities zijn echter te divers qua samenstelling en voorgeschiedenis om op basis van losse (jaarlijkse) stukjes geschiedenis tot levenslopen aan elkaar gelegd te worden. Alleenstaanden kunnen immers zowel langdurig vrijgezellen zijn als personen met vaste relaties, het kan gaan om gescheidenen, weduwen enz.. Analoog is het ook onmogelijk de alternatieve leefvormen die als éénoudergezin geregistreerd zijn te onderscheiden van de uiteengevallen koppels met kinderen. Dat zou een meer longitudinale studie van migratie en huishoudenstransities van gezinnen vragen.
37
7.2 Krachtlijnen en voornaamste resultaten
De grote meerderheid van de interne verhuisbewegingen in Vlaanderen betreffen geen gehele huishoudens die een nieuwe woonplaats kiezen, maar gezinnen die door thuisverlaten, samenwonen, huwen, echtscheiding enz. in veranderde vorm elders terechtkomen (zie ook D. Willaert, 2000). Het is dan ook duidelijk dat migratie niet los gezien kan worden van gebeurtenissen die met het gezin, relaties en de levensfase te maken hebben, kortom met huishoudenstransities. Een verengd beeld van migratie als een door economische en structurele factoren als prijzen, afstanden en faciliteiten gestuurd verschijnsel voldoet niet wanneer het erop aan komt het volume of het ogenblik van migraties in te schatten. Daarentegen kan het uiteraard wel van nut zijn om keuzen tussen alternatieven in een locale context te verhelderen.
Laten we dan nu puntsgewijs de voornaamste resultaten uit het onderzoek overlopen, met als rode draad de vertaling van transities in het onderwijs, het beroepsleven en het gezin in huisvestingspartronen:
-
Huishoudens met een hogere tewerkstellingsgraad migreren frekwenter in de richting van het platteland. Dit vormt een argument dat enigszins de hypothese van de “rurale gentrificatie” ondersteunt. Deze hypothese bleek echter niet over de ganse lijn op te gaan.
-
Het onderwijspeil is een predictor van zeer grote relevantie voor het verhuisgedrag, maar de werking ervan is complex. Over het geheel genomen bevordert een hoger onderwijspeil mobiliteit “tout – court”, en rurale migratie in het bijzonder. Het reële effect van het onderwijspeil komt echter maar in interactie met andere achtergrondsvariabelen naar boven:
-
We hadden het over statische (bestendiging van het welvaartspeil) en dynamische (afstuderen, een beroepsloopbaan starten,…) aspecten van het onderwijs en over het feit dat beiden niet noodzakelijk in dezelfde richting werken. Dit komt ook tot uiting in een erg dynamisch verhuisgedrag van afgestudeerden en hoog opgeleide carrierestarters, maar een zeer stabiel woongedrag in groepen waar we dat initieel niet verwacht hadden, zoals hoog opgeleide alleenstaande ouders.
-
Het valt ook op dat dergelijk stabiel woongedrag van hoog opgeleiden (vooral in de jongere leeftijdsgroepen nogal geconcentreerd bij éénoudergezinnen en singles) voor zowat alle types van verhuisbewegingen terug te vinden is, zelfs voor “inwaartse” bewegingen waar we van hen een grotere mobiliteit verwacht hadden. Het hogere
38
opleidingspeil is vermoedelijk aan een hogere eigendomsgraad en een hoger welvaartsniveau gekoppeld. -
Zonder dit helemaal hard te kunnen maken dachten we in deze groep ook de aanwezigheid van alternatieve leefvormen (LAT, BOM, …) te ontwaren. Uit hun combinatie van een hoog opleidingspeil en een stabiel woongedrag meenden we zelfs de residentiële effecten van een zekere regularisering en stabilisering van deze alternatieve (zijn ze dat nog?) leefvormen te kunnen afleiden.
-
Hoger opgeleiden migreren niet alleen frekwenter, ze verplaatsen zich ook over grotere afstanden en overschrijden daarbij veel gemakkelijker de grenzen van het migratiebekken. Hun bestemmingen zijn vaker stedelijk, vooral aan de start van de carriere. Vergelijken we hen met lager opgeleiden dan zijn hogere kansverhoudingen voor rurale migraties bij hen wat sterker in de tweede leeftijdsgroep (30-49) terug te vinden.
-
Het overwicht van koppels met kinderen op het platteland komt niet tot stand doordat deze groepen van elders naar het platteland migreren. De migratie naar het platteland gebeurt in een vroegere fase van de gezinsvorming, doorgaans voorafgaand aan het ouderschap. Vandaar ook het overwicht van de koppels zonder kinderen in de “uitwaartse” migratiestromen. Eenmaal op het platteland (en doorgaans in een eigen woning) gehuisvest volgt het ouderschap en ontstaat een langdurig stabiele situatie. Dit voorbeeld toont aan dat opgepast moet worden met de interpretatie van hoge migratieintensiteiten in termen van definitieve voorkeuren of het ontstaan van locale concentraties.
-
Zoals verwacht vertoonden singles en éénoudergezinnen een sterkere tendens voor “inwaarte” migraties waarbij singles licht hoger scoren voor migraties naar de stad en éénoudergezinnen voor migraties naar de randstad. We verwijzen hierbij evenwel opnieuw naar de belangrijke nuanceringen m.b.t. de relatieve mobiliteit van singles en éénoudergezinnen in het licht van hun onderwijspeil.
-
Tenslotte mogen we niet vergeten dat de leeftijd van al onze predictoren de meest duidelijke en rechtlijnige samenhang met de kansverhoudingen op migratie vertoont. Opnieuw maken we melding van het feit dat de stapsgewijze daling van de mobiliteit met de leeftijd hier en daar verbroken is door selectieve hoog opgeleide “honkvaste blijvers”.
-
In een tweede analysestap maakten we combinaties van predictoren om meer specifiek naar interactie-effecten en subgroepen als studenten, thuisverlaters en carrierestarters op zoek te kunnen gaan: dit bracht onder meer de grote verschillen in migratietrajecten tussen hoger en minder hoog opgeleiden aan het licht.
39
-
Dit liet ook toe de “brain drain” van hoger opgeleiden uit perifere bekkens nauwkeuriger te lokaliseren in de volgorde der huishoudenstransities. Het bleek vooral om pas afgestudeerden en carrierestarters te gaan, vaak voorafgaand aan de uitbouw van een huishouden of alleszins voorafgaand aan het ouderschap. Deze beweging kan doorgetrokken worden naar hoog opgeleide professionelen die kennelijk de klassieke trek naar het platteland wat langer uitstellen of zelfs afstellen.
7.3 Locale differentiatie: types van migratiebekkens
Tenslotte heeft de studie ook heel wat informatie opgeleverd over de afzonderlijke Vlaamse migratiebekkens en de functies van de stedelijke, randstedelijke en landelijke zones.
-
De vier grote centrale migratiebekkens waarvan de stedelijke kern telkens een belangrijk centrum van universitaire en andere hogere opleidingen is verschillen qua migratiekarakteristieken op een aantal punten van de perifere migratiebekkens uit WestVlaanderen en Limburg.
-
Dat blijkt onder meer uit de “brain drain” van hoog opgeleiden uit deze laatste bekkens in de richting van de grote stedelijke centra.
-
In een migratiebekken als Leuven, ingeklemd tussen het grote Brusselse bekken en de taalgrens zijn er weinig landelijke migratie-alternatieven voorhanden, en bevinden deze zich vrij ver van het Leuvense centrum (Zie kaart 1). Het klassieke publiek van ouders zonder kinderen op zoek naar landelijke woonplaatsen begeeft zich vaker over de grenzen van het eigen migratiebekken. Op die manier vervult de zone “buiten het migratiebekken” enigszins de functies die normalerwijze aan de landelijke gemeenten uit het eigen bekken zouden toekomen.
-
Op dezelfde manier worden de “normale” functies van de stedelijke kernen van de Limburgse bekkens (opleiding, tewerkstelling en huisvesting van singles, éénoudergezinnen en alternatieve leefvormen) ten dele overgenomen door de wat meer “kosmopolitische” kernsteden uit de centrale migratiebekkens.
40
Literatuurlijst
Lesthaeghe, R. (1995), The second demographic transition in Western Countries: an interpretation. In: K. Oppenheim Mason en A.M. Jensen (eds.): Gender and family Change in Industrialized Countries, Clarendon Press, Oxford.
Surkyn, J. en R. Lesthaeghe (1996), Gezin en Woning: Evolutie van gezinsstructuren en effecten op de bouw- en woningmarkt, Studie in opdracht van de Federatie van Algemene Bouwaannemers (FABA-Congres September 1996).
Surkyn, J. en R. Lesthaeghe (1999), Een raming van de socio-demografische woningbehoefte in Vlaanderen aan de hand van de LIPRO-huishoudensprojectie (1996-2016), in: Wonen Onderzocht 1995-1999, P. De Decker (Ed.)
Willaert, D. (1999), Een nieuwe ruimtelijke indeling voor de studie van interne migratiebewegingen, Steunpunt Demografie WP 99-2, Vakgroep SOCO, Vrije Universiteit Brussel.
Willaert, D. (2000), Interne migraties naar LIPRO – huishoudenstypen. De stadsvlucht en verstedelijking nader belicht, Steunpunt Demografie WP 00-2, Vakgroep SOCO, Vrije Universiteit Brussel.
Willaert, D. (2000), Migraties van huishoudens naar inkomensstructuur, Steunpunt Demografie WP 00-6, Vakgroep SOCO, Vrije Universiteit Brussel.
41
Bijlagen:
A: Kansverhoudingen (Exp(B)-waarden): Multinomial Logit Modellen op basis van de afzonderlijke predictoren: Tabellen A1 tot A3
B: Kansverhoudingen berekend op basis van gecombineerde predictoren, gerangschikt in afdalende volgorde van de kansverhoudingen: Tabellen B1 tot B12
42
Tabel A1: Kansverhoudingen (Exp(B)-waarden) voor migratiebewegingen van en naar het platteland Land-land Onvoll. Tewerkgesteld Volledig tewerkgesteld Geen hoger onderwijs Hoger onderwijs Single Eénoudergezin Koppel met kind(eren) Koppel zonder kind - 29 jaar 30 - 49 jaar 50 + jaar
Brussel 0,62 (1,00) 1,41 (1,00) 0,26 0,41 0,36 (1,00) 30,73 6,61 (1,00)
Antwerpen 0,93 (1,00) 1,04 (1,00) 0,62 0,70 0,41 (1,00) 28,65 6,23 (1,00)
Leuven 0,68 (1,00) 1,71 (1,00) 0,47 0,00 0,40 (1,00) 27,71 6,36 (1,00)
Gent Hasselt/Genk Brugge/Oost. Kortrijk/Roes. 0,78 1,08 0,49 0,39 (1,00) (1,00) (1,00) (1,00) 1,27 0,96 0,88 1,06 (1,00) (1,00) (1,00) (1,00) 0,65 1,24 0,27 0,34 0,77 0,88 0,28 0,31 0,41 0,33 0,32 0,30 (1,00) (1,00) (1,00) (1,00) 27,79 33,87 24,91 27,33 5,90 7,35 4,66 5,19 (1,00) (1,00) (1,00) (1,00)
Land-rand Onvoll. Tewerkgesteld Volledig tewerkgesteld Geen hoger onderwijs Hoger onderwijs Single Eénoudergezin Koppel met kind(eren) Koppel zonder kind - 29 jaar 30 - 49 jaar 50 + jaar
Brussel 0,56 (1,00) 0,87 (1,00) 0,33 0,36 0,43 (1,00) 21,40 5,19 (1,00)
Antwerpen 0,94 (1,00) 0,75 (1,00) 0,63 0,66 0,44 (1,00) 20,10 6,56 (1,00)
Leuven 1,08 (1,00) 1,28 (1,00) 0,25 0,42 0,43 (1,00) 54,06 11,68 (1,00)
Gent Hasselt/Genk Brugge/Oost. Kortrijk/Roes. 0,85 (1,00) 0,69 (1,00) 0,41 0,62 0,43 (1,00) 13,97 4,64 (1,00)
Rand-land Onvoll. Tewerkgesteld Volledig tewerkgesteld Geen hoger onderwijs Hoger onderwijs Single Eénoudergezin Koppel met kind(eren) Koppel zonder kind - 29 jaar 30 - 49 jaar 50 + jaar
Brussel 0,61 (1,00) 0,98 (1,00) 0,28 0,39 0,39 (1,00) 18,49 4,83 (1,00)
Antwerpen 0,92 (1,00) 0,71 (1,00) 0,56 0,63 0,40 (1,00) 19,32 5,58 (1,00)
Leuven 1,01 (1,00) 0,91 (1,00) 0,59 1,39 0,70 (1,00) 17,95 4,70 (1,00)
Gent Hasselt/Genk Brugge/Oost. Kortrijk/Roes. 1,00 (1,00) 0,74 (1,00) 0,77 1,30 0,52 (1,00) 22,28 5,33 (1,00)
Land-stad Onvoll. Tewerkgesteld Volledig tewerkgesteld Geen hoger onderwijs Hoger onderwijs Single Eénoudergezin Koppel met kind(eren) Koppel zonder kind - 29 jaar 30 - 49 jaar 50 + jaar
Brussel 0,81 (1,00) 1,21 (1,00) 1,37 1,34 0,35 (1,00) 17,15 4,76 (1,00)
Antwerpen 1,22 (1,00) 0,84 (1,00) 2,46 1,42 0,31 (1,00) 25,94 6,49 (1,00)
Leuven 0,94 (1,00) 0,95 (1,00) 1,49 1,44 0,29 (1,00) 18,54 4,69 (1,00)
Gent Hasselt/Genk Brugge/Oost. Kortrijk/Roes. 1,47 1,04 0,61 0,59 (1,00) (1,00) (1,00) (1,00) 0,69 0,54 0,69 0,73 (1,00) (1,00) (1,00) (1,00) 2,69 2,45 0,96 0,87 1,27 1,34 0,60 0,38 0,25 0,27 0,21 0,25 (1,00) (1,00) (1,00) (1,00) 36,02 24,31 13,84 24,62 9,02 6,80 4,38 6,42 (1,00) (1,00) (1,00) (1,00)
Stad-land Onvoll. Tewerkgesteld Volledig tewerkgesteld Geen hoger onderwijs Hoger onderwijs Single Eénoudergezin Koppel met kind(eren) Koppel zonder kind - 29 jaar 30 - 49 jaar 50 + jaar
Brussel 0,83 (1,00) 1,52 (1,00) 0,41 0,63 0,68 (1,00) 10,38 3,48 (1,00)
Antwerpen 0,94 (1,00) 0,81 (1,00) 0,65 0,55 0,46 (1,00) 13,68 5,13 (1,00)
Leuven 0,65 (1,00) 0,81 (1,00) 0,45 0,35 0,51 (1,00) 26,04 6,55 (1,00)
Gent Hasselt/Genk Brugge/Oost. Kortrijk/Roes. 0,90 1,13 0,60 0,43 (1,00) (1,00) (1,00) (1,00) 0,67 0,86 1,13 0,82 (1,00) (1,00) (1,00) (1,00) 0,62 1,48 0,43 0,34 0,55 1,24 0,38 0,14 0,39 0,36 0,34 0,27 (1,00) (1,00) (1,00) (1,00) 15,56 30,77 13,34 23,53 5,61 7,00 3,04 4,74 (1,00) (1,00) (1,00) (1,00)
Land-buiten Onvoll. Tewerkgesteld Volledig tewerkgesteld Geen hoger onderwijs Hoger onderwijs Single Eénoudergezin Koppel met kind(eren) Koppel zonder kind - 29 jaar 30 - 49 jaar 50 + jaar
Brussel 0,90 (1,00) 0,73 (1,00) 0,71 0,57 0,30 (1,00) 17,45 5,14 (1,00)
Antwerpen 1,38 (1,00) 0,45 (1,00) 1,32 0,73 0,30 (1,00) 28,29 6,84 (1,00)
Leuven 1,04 (1,00) 0,83 (1,00) 0,74 0,76 0,38 (1,00) 22,47 6,62 (1,00)
Gent Hasselt/Genk Brugge/Oost. Kortrijk/Roes. 0,88 1,44 0,53 0,76 (1,00) (1,00) (1,00) (1,00) 0,71 0,31 0,50 0,29 (1,00) (1,00) (1,00) (1,00) 1,03 3,13 0,67 0,79 0,73 0,84 0,39 0,37 0,32 0,21 0,28 0,20 (1,00) (1,00) (1,00) (1,00) 20,33 38,43 25,22 21,90 5,68 6,87 4,44 4,46 (1,00) (1,00) (1,00) (1,00)
43
Tabel A2: Kansverhoudingen (Exp(B)-waarden) voor migratiebewegingen van en naar randstedelijke ge Rand-land Onvoll. Tewerkgesteld Volledig tewerkgesteld Geen hoger onderwijs Hoger onderwijs Single Eénoudergezin Koppel met kind(eren) Koppel zonder kind - 29 jaar 30 - 49 jaar 50 + jaar
Brussel 0,61 (1,00) 0,98 (1,00) 0,28 0,39 0,39 (1,00) 18,49 4,83 (1,00)
Antwerpen 0,92 (1,00) 0,71 (1,00) 0,56 0,63 0,40 (1,00) 19,32 5,58 (1,00)
Leuven 1,01 (1,00) 0,91 (1,00) 0,59 1,39 0,70 (1,00) 17,95 4,70 (1,00)
Gent Hasselt/Genk Brugge/Oost. Kortrijk/Roes. 1,00 (1,00) 0,74 (1,00) 0,77 1,30 0,52 (1,00) 22,28 5,33 (1,00)
Land-rand Onvoll. Tewerkgesteld Volledig tewerkgesteld Geen hoger onderwijs Hoger onderwijs Single Eénoudergezin Koppel met kind(eren) Koppel zonder kind - 29 jaar 30 - 49 jaar 50 + jaar
Brussel 0,56 (1,00) 0,87 (1,00) 0,33 0,36 0,43 (1,00) 21,40 5,19 (1,00)
Antwerpen 0,94 (1,00) 0,75 (1,00) 0,63 0,66 0,44 (1,00) 20,10 6,56 (1,00)
Leuven 1,08 (1,00) 1,28 (1,00) 0,25 0,42 0,43 (1,00) 54,06 11,68 (1,00)
Gent Hasselt/Genk Brugge/Oost. Kortrijk/Roes. 0,85 (1,00) 0,69 (1,00) 0,41 0,62 0,43 (1,00) 13,97 4,64 (1,00)
rand-rand Onvoll. Tewerkgesteld Volledig tewerkgesteld Geen hoger onderwijs Hoger onderwijs Single Eénoudergezin Koppel met kind(eren) Koppel zonder kind - 29 jaar 30 - 49 jaar 50 + jaar
Brussel 0,66 (1,00) 0,78 (1,00) 0,51 0,65 0,49 (1,00) 13,66 4,74 (1,00)
Antwerpen 0,96 (1,00) 0,60 (1,00) 0,85 1,03 0,47 (1,00) 10,83 3,99 (1,00)
Leuven 0,80 (1,00) 1,50 (1,00) 0,42 0,68 0,39 (1,00) 26,44 7,01 (1,00)
Gent Hasselt/Genk Brugge/Oost. Kortrijk/Roes. 0,78 (1,00) 0,60 (1,00) 0,38 0,77 0,54 (1,00) 18,47 6,19 (1,00)
rand-stad Onvoll. Tewerkgesteld Volledig tewerkgesteld Geen hoger onderwijs Hoger onderwijs Single Eénoudergezin Koppel met kind(eren) Koppel zonder kind - 29 jaar 30 - 49 jaar 50 + jaar
Brussel 1,01 (1,00) 0,87 (1,00) 1,66 1,08 0,32 , 16,02 4,82 (1,00)
Antwerpen 1,08 (1,00) 0,65 (1,00) 2,24 1,17 0,27 , 18,61 4,47 (1,00)
Leuven 1,04 (1,00) 0,79 (1,00) 1,69 1,48 0,25 , 33,30 8,32 (1,00)
Gent Hasselt/Genk Brugge/Oost. Kortrijk/Roes. 0,95 (1,00) 0,58 (1,00) 2,21 1,60 0,34 , 19,40 5,29 (1,00)
stad-rand Onvoll. Tewerkgesteld Volledig tewerkgesteld Geen hoger onderwijs Hoger onderwijs Single Eénoudergezin Koppel met kind(eren) Koppel zonder kind - 29 jaar 30 - 49 jaar 50 + jaar
Brussel 0,76 (1,00) 0,78 (1,00) 0,68 0,85 0,70 (1,00) 8,87 4,13 (1,00)
Antwerpen 0,94 (1,00) 0,55 (1,00) 0,96 0,80 0,54 (1,00) 9,73 4,24 (1,00)
Leuven 0,78 (1,00) 0,64 (1,00) 0,61 0,57 0,69 (1,00) 18,83 7,42 (1,00)
Gent Hasselt/Genk Brugge/Oost. Kortrijk/Roes. 0,79 (1,00) 0,46 (1,00) 0,60 0,44 0,53 (1,00) 11,45 5,83 (1,00)
rand-buiten Onvoll. Tewerkgesteld Volledig tewerkgesteld Geen hoger onderwijs Hoger onderwijs Single Eénoudergezin Koppel met kind(eren) Koppel zonder kind - 29 jaar 30 - 49 jaar 50 + jaar
Brussel 0,94 (1,00) 0,56 (1,00) 0,74 0,53 0,44 (1,00) 8,71 3,26 (1,00)
Antwerpen 1,33 (1,00) 0,43 (1,00) 2,05 1,05 0,30 (1,00) 17,94 4,80 (1,00)
Leuven 1,14 (1,00) 1,05 (1,00) 0,81 0,58 0,35 (1,00) 25,83 8,10 (1,00)
Gent Hasselt/Genk Brugge/Oost. Kortrijk/Roes. 1,48 (1,00) 0,30 (1,00) 1,62 0,92 0,35 (1,00) 10,67 3,92 (1,00)
44
Tabel A3 Kansverhoudingen (Exp(B)-waarden) voor migratiebewegingen van en naar stedelijke gemeen Stad-land Onvoll. Tewerkgesteld Volledig tewerkgesteld Geen hoger onderwijs Hoger onderwijs Single Eénoudergezin Koppel met kind(eren) Koppel zonder kind - 29 jaar 30 - 49 jaar 50 + jaar
Brussel 0,83 (1,00) 1,52 (1,00) 0,41 0,63 0,68 (1,00) 10,38 3,48 (1,00)
Antwerpen 0,94 (1,00) 0,81 (1,00) 0,65 0,55 0,46 (1,00) 13,68 5,13 (1,00)
Leuven 0,65 (1,00) 0,81 (1,00) 0,45 0,35 0,51 (1,00) 26,04 6,55 (1,00)
Gent Hasselt/Genk Brugge/Oost. Kortrijk/Roes. 0,90 1,13 0,60 0,43 (1,00) (1,00) (1,00) (1,00) 0,67 0,86 1,13 0,82 (1,00) (1,00) (1,00) (1,00) 0,62 1,48 0,43 0,34 0,55 1,24 0,38 0,14 0,39 0,36 0,34 0,27 (1,00) (1,00) (1,00) (1,00) 15,56 30,77 13,34 23,53 5,61 7,00 3,04 4,74 (1,00) (1,00) (1,00) (1,00)
Land-stad Onvoll. Tewerkgesteld Volledig tewerkgesteld Geen hoger onderwijs Hoger onderwijs Single Eénoudergezin Koppel met kind(eren) Koppel zonder kind - 29 jaar 30 - 49 jaar 50 + jaar
Brussel 0,81 (1,00) 1,21 (1,00) 1,37 1,34 0,35 (1,00) 17,15 4,76 (1,00)
Antwerpen 1,22 (1,00) 0,84 (1,00) 2,46 1,42 0,31 (1,00) 25,94 6,49 (1,00)
Leuven 0,94 (1,00) 0,95 (1,00) 1,49 1,44 0,29 (1,00) 18,54 4,69 (1,00)
Gent Hasselt/Genk Brugge/Oost. Kortrijk/Roes. 1,47 1,04 0,61 0,59 (1,00) (1,00) (1,00) (1,00) 0,69 0,54 0,69 0,73 (1,00) (1,00) (1,00) (1,00) 2,69 2,45 0,96 0,87 1,27 1,34 0,60 0,38 0,25 0,27 0,21 0,25 (1,00) (1,00) (1,00) (1,00) 36,02 24,31 13,84 24,62 9,02 6,80 4,38 6,42 (1,00) (1,00) (1,00) (1,00)
stad-rand Onvoll. Tewerkgesteld Volledig tewerkgesteld Geen hoger onderwijs Hoger onderwijs Single Eénoudergezin Koppel met kind(eren) Koppel zonder kind - 29 jaar 30 - 49 jaar 50 + jaar
Brussel 0,76 (1,00) 0,78 (1,00) 0,68 0,85 0,70 (1,00) 8,87 4,13 (1,00)
Antwerpen 0,94 (1,00) 0,55 (1,00) 0,96 0,80 0,54 (1,00) 9,73 4,24 (1,00)
Leuven 0,78 (1,00) 0,64 (1,00) 0,61 0,57 0,69 (1,00) 18,83 7,42 (1,00)
Gent Hasselt/Genk Brugge/Oost. Kortrijk/Roes. 0,79 (1,00) 0,46 (1,00) 0,60 0,44 0,53 (1,00) 11,45 5,83 (1,00)
rand-stad Onvoll. Tewerkgesteld Volledig tewerkgesteld Geen hoger onderwijs Hoger onderwijs Single Eénoudergezin Koppel met kind(eren) Koppel zonder kind - 29 jaar 30 - 49 jaar 50 + jaar
Brussel 1,01 (1,00) 0,87 (1,00) 1,66 1,08 0,32 (1,00) 16,02 4,82 (1,00)
Antwerpen 1,08 (1,00) 0,65 (1,00) 2,24 1,17 0,27 (1,00) 18,61 4,47 (1,00)
Leuven 1,04 (1,00) 0,79 (1,00) 1,69 1,48 0,25 (1,00) 33,30 8,32 (1,00)
Gent Hasselt/Genk Brugge/Oost. Kortrijk/Roes. 0,95 (1,00) 0,58 (1,00) 2,21 1,60 0,34 (1,00) 19,40 5,29 (1,00)
stad-stad Onvoll. Tewerkgesteld Volledig tewerkgesteld Geen hoger onderwijs Hoger onderwijs Single Eénoudergezin Koppel met kind(eren) Koppel zonder kind - 29 jaar 30 - 49 jaar 50 + jaar
Brussel 1,37 (1,00) 0,96 (1,00) 2,14 1,53 0,49 (1,00) 12,77 4,88 (1,00)
Antwerpen 1,09 (1,00) 0,62 (1,00) 2,66 1,62 0,38 (1,00) 15,89 5,44 (1,00)
Leuven 1,54 (1,00) 0,73 (1,00) 2,40 1,05 0,18 (1,00) 51,88 20,94 (1,00)
Gent Hasselt/Genk Brugge/Oost. Kortrijk/Roes. 1,65 0,83 (1,00) (1,00) 0,52 1,09 (1,00) (1,00) 2,75 1,27 1,17 0,61 0,23 0,25 (1,00) (1,00) 27,59 14,64 6,48 4,83 (1,00) (1,00)
stad-buiten Onvoll. Tewerkgesteld Volledig tewerkgesteld Geen hoger onderwijs Hoger onderwijs Single Eénoudergezin Koppel met kind(eren) Koppel zonder kind - 29 jaar 30 - 49 jaar 50 + jaar
Brussel 1,35 (1,00) 0,66 (1,00) 0,85 0,78 0,59 (1,00) 6,89 3,04 (1,00)
Antwerpen 1,84 (1,00) 0,42 (1,00) 2,35 1,32 0,34 (1,00) 14,59 4,59 (1,00)
Leuven 1,24 (1,00) 0,44 (1,00) 1,38 0,72 0,38 (1,00) 20,45 6,62 (1,00)
Gent Hasselt/Genk Brugge/Oost. Kortrijk/Roes. 1,48 1,41 1,03 1,07 (1,00) (1,00) (1,00) (1,00) 0,43 0,25 0,39 0,25 (1,00) (1,00) (1,00) (1,00) 1,90 3,07 1,37 0,92 0,99 1,01 0,43 0,30 0,30 0,19 0,26 0,19 (1,00) (1,00) (1,00) (1,00) 18,33 27,43 12,53 39,92 5,76 5,38 3,71 8,63 (1,00) (1,00) (1,00) (1,00)
45
Tabel B1: Migratie tussen landelijke gemeenten onderling, rangschikking van relatieve kansverhoudingen land-land
Brussel Rang Antwerp Rang Leuven Rang Gent Exp(B)
HHtyp Leeft.
Dipl.
Exp(B)
Exp(B)
Rang HasGenk Rang BrugOos Rang KortRoes Rang
Exp(B)
Exp(B)
Exp(B)
Exp(B)
Tewerk
0,00
gn hoger volledig
90,68
1
47,61
2
37,58
1
56,45
1
5,20
8
136,22
1
162,59
1
volledig
70,30
2
44,31
3
28,95
4
54,89
2
7,04
2
120,41
2
158,43
2
gn hoger
Onvoll
68,14
3
42,27
4
33,81
3
47,85
3
6,02
5
60,36
3
44,96
4
hoger
Onvoll
62,35
4
26,65
5
1,00
29
29,40
8
5,60
7
53,58
4
55,73
3
-29
gn hoger volledig
27,51
5
6,36
14
12,70
10
20,52
11
1,86
16
22,03
6
34,86
7
sing
-29
gn hoger volledig
27,14
6
10,11
8
1,17
26
32,29
4
4,63
10
20,78
8
37,95
6
1oudr
-29
gn hoger volledig
25,74
7
8,03
12
1,44
21
30,49
5
3,22
11
0,00
35
39,62
5
1oudr
-29
hoger
Onvoll
24,32
8
11,40
7
0,00
35
26,50
9
2,74
12
0,00
33
0,00
36
kopl+
-29
hoger
volledig
23,90
9
9,34
9
27,96
5
15,34
14
1,80
19
32,26
5
23,06
10
kopl+
-29
gn hoger
Onvoll
21,88
10
6,73
13
27,07
6
19,58
12
2,08
14
14,43
11
13,76
14
1oudr
-29
gn hoger
Onvoll
17,23
11
12,66
6
1,73
16
30,36
6
5,07
9
7,23
17
7,14
20
hoger
volledig
16,52
12
3,36
20
20,00
7
7,79
21
1,82
17
4,70
23
16,34
12
kopl0 30-49 gn hoger volledig
14,56
13
3,18
21
15,53
9
9,26
18
1,41
26
10,72
12
11,30
15
kopl+
-29
hoger
Onvoll
13,57
14
5,42
15
0,89
31
13,10
15
1,80
18
21,02
7
21,89
11
1oudr
-29
hoger
volledig
12,50
15
3,51
16
0,00
36
29,76
7
5,68
6
0,00
34
14,70
13
sing
-29
hoger
volledig
10,95
16
9,25
10
18,25
8
17,22
13
6,10
4
17,69
9
26,29
8
kopl0
-29
kopl0
-29
hoger
kopl0
-29
kopl0
-29
kopl+
kopl0 30-49
kopl0 30-49
Onvoll
10,33
17
2,22
28
0,86
32
8,37
19
1,46
25
6,14
21
5,39
26
kopl0 30-49 gn hoger
Onvoll
9,52
18
2,55
25
4,69
14
7,51
22
1,49
24
6,94
18
7,61
18
1oudr 30-49 gn hoger
Onvoll
7,61
19
3,48
17
1,65
20
9,98
17
1,58
21
6,27
19
6,93
22
Onvoll
7,28
20
8,59
11
8,21
12
20,69
10
6,16
3
10,52
14
10,29
16
1oudr 30-49 gn hoger volledig
6,85
21
2,37
26
1,39
23
8,16
20
1,36
27
3,92
25
7,42
19
30-49 gn hoger volledig
6,41
22
2,87
23
8,35
11
10,63
16
1,94
15
6,27
20
9,97
17
kopl+ 30-49 gn hoger volledig
5,69
23
1,77
29
2,92
15
3,76
30
1,09
32
4,87
22
5,66
25
1oudr 30-49
4,38
24
2,63
24
1,41
22
5,41
27
1,50
22
3,24
27
2,47
30
sing sing
-29
hoger
gn hoger
hoger
volledig
kopl+ 30-49 gn hoger
Onvoll
4,32
25
1,67
30
1,65
19
3,87
29
1,12
29
3,31
26
3,40
29
kopl+ 30-49
hoger
volledig
4,28
26
1,60
31
0,81
33
4,54
28
1,11
31
10,56
13
5,71
24
1oudr 30-49
hoger
Onvoll
4,16
27
3,45
18
1,69
18
6,28
24
1,49
23
9,87
16
2,45
31
30-49
hoger
volledig
3,99
28
2,24
27
1,14
28
6,06
25
1,62
20
10,09
15
7,03
21
kopl+ 30-49
hoger
Onvoll
3,21
29
1,56
32
0,81
34
2,70
31
1,12
30
4,61
24
3,88
28
sing sing
30-49 gn hoger
Onvoll
3,13
30
3,38
19
6,00
13
5,88
26
2,08
13
2,62
28
6,40
23
sing
30-49
Onvoll
2,56
31
3,11
22
35,04
2
2,67
32
1,18
28
0,00
36
4,61
27
1oudr
50+
1,39
32
0,96
36
1,36
24
1,32
34
0,98
36
2,32
29
1,23
33
hoger
iedereen iedereen
sing
-29
kopl0
50+
iedereen iedereen
hoger
Onvoll
1,23
33 1054,16
1
1,15
27
7,21
23 #######
1
14,68
10
23,64
9
1,00
34
1,00
34
1,00
30
1,00
35
1,00
34
1,00
32
1,00
35
sing
50+
kopl+
50+
iedereen iedereen
0,91
35
1,03
33
1,71
17
1,56
33
1,04
33
1,30
30
1,26
32
iedereen iedereen
0,90
36
0,98
35
1,20
25
0,73
36
1,00
35
1,06
31
1,12
34
46
Tabel B2: Migratie van randstedelijke naar landelijke gemeenten, rangschikking van relatieve kansverhoudingen rand-land
Brussel Rang Antwerp Rang Leuven Rang Gent Exp(B)
Exp(B)
Exp(B)
Rang HasGenk Rang BrugOos Rang KortRoes Rang
Exp(B)
Exp(B)
HHtyp Leeft.
Dipl.
Tewerk
kopl0
-29
hoger
volledig
52,02
1
66,14
4
16,30
7
63,03
1
kopl0
-29
hoger
Onvoll
49,20
2
69,67
2
0,87
31
30,97
9
kopl0
-29
gn hoger volledig
45,12
3
24,44
6
19,69
6
46,48
4
kopl0
-29
gn hoger
Onvoll
33,83
4
32,80
5
46,85
1
57,87
3
1oudr
-29
hoger
Onvoll
20,45
5
0,19
36
0,00
35
0,00
33
kopl+
-29
hoger
volledig
19,13
6
4,06
15
21,22
5
18,80
16
kopl+
-29
hoger
Onvoll
18,66
7
5,48
12
24,15
4
32,37
7
kopl+
-29
gn hoger volledig
15,38
8
4,01
16
12,83
8
18,87
15
kopl0 30-49 gn hoger volledig
11,16
9
3,59
17
2,04
20
6,75
23
sing
-29
10,84
10
6,78
9
4,44
14
25,80
11
sing
-29
hoger
Onvoll
10,79
11
917,78
1
0,83
32
24,70
12
1oudr
-29
hoger
volledig
10,53
12
66,35
3
0,00
36
0,00
36
kopl+
-29
gn hoger
Onvoll
10,25
13
4,52
14
10,98
9
14,26
18
kopl0 30-49
hoger
volledig
9,68
14
5,88
11
0,80
33
0,00
35
sing
-29
hoger
volledig
9,32
15
9,14
8
9,18
12
42,09
5
1oudr
-29
gn hoger volledig
7,28
16
1,63
30
0,98
26
38,21
6
kopl0 30-49
gn hoger volledig
hoger
Onvoll
5,31
17
4,69
13
0,77
34
31,35
8
gn hoger
Onvoll
5,03
18
6,61
10
2,28
19
19,01
14
kopl0 30-49 gn hoger
sing
-29
Onvoll
5,01
19
2,26
25
1,61
23
4,76
26
1oudr 30-49 gn hoger volledig
4,87
20
2,44
23
10,85
10
16,76
17
1oudr
-29
kopl+ 30-49 sing
gn hoger
Onvoll
4,83
21
9,15
7
25,12
3
62,41
2
hoger
volledig
4,60
22
2,82
21
4,43
15
5,41
25
30-49 gn hoger volledig
1oudr 30-49
hoger
1oudr 30-49 gn hoger
volledig
4,54
23
2,99
20
3,40
16
9,75
21
4,07
24
3,06
19
0,96
28
21,52
13
Onvoll
3,84
25
2,72
22
8,26
13
0,00
34
kopl+ 30-49 gn hoger volledig
3,78
26
1,57
31
1,98
21
4,60
28
1oudr 30-49
hoger
Onvoll
3,50
27
2,38
24
26,38
2
28,98
10
hoger
volledig
3,44
28
3,22
18
10,24
11
11,22
20
kopl+ 30-49 gn hoger
Onvoll
2,80
29
1,77
29
2,69
17
5,65
24
sing
Onvoll
1,96
30
1,97
27
1,86
22
4,75
27
Onvoll
1,65
31
2,11
26
2,38
18
9,26
22
sing
30-49
30-49 gn hoger
kopl+ 30-49
hoger
1oudr
50+
iedereen iedereen
1,07
32
1,01
33
0,93
29
3,30
29
kopl0
50+
iedereen iedereen
1,00
33
1,00
34
1,00
25
1,00
32
kopl+
50+
iedereen iedereen
0,94
34
1,01
32
0,97
27
1,19
31
sing
50+
iedereen iedereen
0,58
35
0,97
35
1,50
24
2,50
30
sing
30-49
0,00
36
1,82
28
0,90
30
12,91
19
hoger
Onvoll
Exp(B)
47
Exp(B)
Tabel B3: Migratie van stedelijke naar landelijke gemeenten, rangschikking van relatieve kansverhoudingen stad-land
Brussel Rang Antwerp Rang Leuven Rang Gent Exp(B)
HHtyp Leeft.
Dipl.
Exp(B)
Exp(B)
Rang HasGenk Rang BrugOos Rang KortRoes Rang
Exp(B)
Exp(B)
Exp(B)
Exp(B)
Tewerk
kopl0
-29
gn hoger volledig
16,89
1
10,28
5
29,55
1
14,77
4
3,89
8
39,81
1
81,75
2
kopl0
-29
gn hoger
Onvoll
16,29
2
12,31
4
22,31
4
20,83
3
5,86
5
12,97
4
33,56
4
kopl0
-29
hoger
volledig
11,32
3
14,59
3
26,86
3
30,75
1
5,97
4
27,94
2
97,82
1
kopl0
-29
hoger
Onvoll
10,84
4
23,57
2
20,85
6
21,16
2
6,20
3
5,44
13
44,98
3
kopl+
-29
gn hoger
Onvoll
10,69
5
4,29
17
14,00
12
6,80
14
2,16
15
5,15
15
9,57
12
hoger
kopl+
-29
volledig
9,49
6
6,40
10
28,30
2
13,43
5
2,88
12
7,86
10
22,01
9
1oudr
-29
gn hoger volledig
8,69
7
6,62
8
0,83
33
9,37
10
3,30
10
15,15
3
26,03
6
kopl+
-29
gn hoger volledig
8,36
8
5,74
11
17,98
9
4,60
20
1,70
20
9,80
7
22,18
8
1oudr
-29
gn hoger
Onvoll
8,21
9
5,53
12
0,85
30
8,10
12
3,87
9
5,23
14
0,00
33
kopl+
-29
hoger
Onvoll
6,95
10
6,61
9
21,58
5
5,38
16
1,84
18
8,00
9
32,50
5
1oudr
-29
hoger
volledig
6,37
11
8,04
6
0,00
36
0,00
36
1,03
33
0,00
36
0,00
35
gn hoger volledig
sing
-29
sing
-29
6,30
12
5,27
15
14,23
11
10,57
8
5,01
6
11,21
6
19,87
10
volledig
5,87
13
7,14
7
10,72
13
12,54
7
4,47
7
12,24
5
25,77
7
kopl0 30-49 gn hoger volledig
5,35
14
3,72
18
7,03
15
5,02
17
1,43
22
5,71
12
19,46
11
kopl0 30-49 gn hoger
Onvoll
4,84
15
3,08
20
4,81
17
3,63
25
1,22
26
4,01
18
8,01
14
kopl0 30-49
hoger
volledig
4,82
16
5,46
13
18,11
8
10,43
9
2,95
11
8,59
8
6,05
18
gn hoger
Onvoll
3,97
17
5,33
14
7,32
14
8,78
11
6,26
2
6,20
11
8,97
13
1oudr 30-49 gn hoger volledig
3,52
18
1,86
26
3,56
20
2,77
27
1,43
23
1,21
29
2,12
21
kopl+ 30-49 gn hoger volledig
3,50
19
1,72
29
3,85
18
2,91
26
1,11
29
1,48
27
1,23
25
1oudr 30-49 gn hoger
Onvoll
3,25
20
2,22
24
0,83
31
5,43
15
1,97
16
3,24
19
1,47
24
kopl+ 30-49 gn hoger
Onvoll
3,08
21
1,58
30
1,35
25
2,08
28
1,11
28
1,49
26
1,79
23
kopl0 30-49
hoger
Onvoll
2,65
22
5,11
16
19,86
7
13,43
6
1,29
25
1,87
23
0,00
29
sing
30-49
hoger
Onvoll
2,52
23
2,51
23
0,83
32
4,03
23
2,49
13
5,06
16
0,00
30
kopl+ 30-49
hoger
volledig
2,27
24
1,85
27
3,69
19
4,59
21
1,10
30
1,38
28
6,60
17
30-49 gn hoger volledig
2,02
25
2,76
21
2,06
24
4,18
22
1,96
17
1,76
24
7,86
15
volledig
2,01
26
1,83
28
2,88
21
3,68
24
1,51
21
3,00
21
7,03
16
Onvoll
1,67
27
2,70
22
5,56
16
4,81
19
2,23
14
2,56
22
3,25
19
sing
sing
-29
1oudr 30-49 sing
hoger
hoger
30-49 gn hoger
kopl+ 30-49
hoger
Onvoll
1,63
28
1,97
25
2,54
23
2,07
29
1,12
27
0,93
31
3,20
20
sing
30-49
hoger
volledig
1,61
29
3,11
19
2,77
22
4,87
18
1,73
19
1,55
25
2,04
22
sing
-29
hoger
Onvoll
1,22
30
745,96
1
14,71
10
7,29
13 #######
1
4,52
17
0,00
32
1oudr
50+
1,12
31
0,84
34
1,13
26
0,48
33
1,07
32
0,48
34
0,00
31
1,06
32
1,36
31
0,83
34
0,00
34
1,38
24
3,06
20
0,00
34
1oudr 30-49
iedereen iedereen hoger
Onvoll
kopl0
50+
iedereen iedereen
1,00
33
1,00
32
1,00
28
1,00
30
1,00
35
1,00
30
1,00
26
kopl+
50+
iedereen iedereen
0,79
34
0,83
35
0,93
29
0,51
32
0,97
36
0,60
33
0,66
28
sing
50+
iedereen iedereen
0,75
35
0,89
33
1,01
27
0,61
31
1,08
31
0,82
32
0,92
27
1oudr
-29
0,00
36
0,15
36
0,00
35
0,00
35
1,02
34
0,00
35
0,00
36
hoger
Onvoll
48
Tabel B4: Migratie van landelijke naar randstedelijke gemeenten, rangschikking van relatieve kansverhoudingen land-rand
Brussel Rang Antwerp Rang Leuven Rang Gent Exp(B)
Exp(B)
Exp(B)
Rang HasGenk Rang BrugOos Rang KortRoes Rang
Exp(B)
Exp(B)
HHtyp Leeft.
Dipl.
Tewerk
kopl0
-29
hoger
volledig
71,61
1
22,81
3
19,48
5
26,81
1
kopl0
-29
gn hoger volledig
55,05
2
17,98
5
34,01
2
26,64
2
kopl0
-29
gn hoger
Onvoll
42,42
3
20,53
4
90,07
1
20,96
4
kopl0
-29
hoger
Onvoll
34,42
4
23,06
2
16,38
7
21,34
3
kopl+
-29
hoger
volledig
25,86
5
6,02
12
0,93
23
14,04
6
hoger
sing
-29
volledig
20,92
6
9,09
8
0,89
25
3,20
23
sing
-29
gn hoger volledig
20,50
7
8,47
10
14,59
9
8,14
12
kopl+
-29
gn hoger volledig
19,36
8
4,69
15
15,91
8
11,52
9
1oudr
-29
gn hoger volledig
18,72
9
1,66
30
0,81
29
0,00
32
kopl0 30-49 kopl+
-29
kopl0 30-49
hoger
volledig
18,01
10
9,19
7
16,64
6
12,09
8
gn hoger
Onvoll
11,68
11
4,52
16
5,75
11
7,89
14
hoger
Onvoll
9,89
12
5,29
14
0,90
24
5,68
17
kopl0 30-49 gn hoger volledig
8,30
13
4,13
17
5,22
12
7,92
13
sing
-29
hoger
Onvoll
8,24
14
844,02
1
0,73
34
0,00
35
sing
-29
gn hoger
Onvoll
6,25
15
7,38
11
4,50
13
1,41
28
1oudr 30-49 gn hoger
Onvoll
6,11
16
3,87
18
6,74
10
6,22
15
kopl0 30-49 gn hoger
Onvoll
6,03
17
2,23
26
1,95
20
3,48
22
kopl+ 30-49
hoger
Onvoll
5,81
18
2,57
22
3,73
16
5,56
18
gn hoger
Onvoll
5,60
19
5,29
13
19,58
4
9,44
10
30-49 gn hoger volledig
5,32
20
2,36
24
3,74
15
6,06
16
volledig
5,29
21
2,44
23
2,60
18
2,02
25
kopl+ 30-49 gn hoger volledig
5,09
22
1,74
29
2,44
19
1,72
26
Onvoll
4,34
23
9,06
9
29,16
3
17,87
5
1oudr 30-49 gn hoger volledig
3,83
24
2,85
21
0,79
31
5,53
19
1oudr sing
-29
kopl+ 30-49 kopl+ sing
-29 30-49
hoger hoger
volledig
3,26
25
3,21
19
4,38
14
1,46
27
kopl+ 30-49 gn hoger
hoger
Onvoll
3,02
26
1,76
28
3,03
17
2,11
24
sing
Onvoll
2,62
27
2,93
20
0,85
27
3,51
21
volledig
2,61
28
2,30
25
0,78
32
3,95
20
30-49 gn hoger
1oudr 30-49
hoger
kopl+
50+
iedereen iedereen
1,14
29
0,92
34
1,16
21
1,20
29
kopl0
50+
iedereen iedereen
1,00
30
1,00
32
1,00
22
1,00
30
1oudr
50+
iedereen iedereen
0,92
31
0,93
33
0,76
33
0,00
33
sing
50+
iedereen iedereen
0,63
32
0,92
35
0,86
26
0,68
31
sing
30-49
hoger
Onvoll
0,00
33
1,98
27
0,83
28
12,66
7
1oudr
-29
hoger
volledig
0,00
34
14,44
6
0,00
36
0,00
36
1oudr
-29
1oudr 30-49
hoger
Onvoll
0,00
35
0,17
36
0,00
35
0,00
34
hoger
Onvoll
0,00
36
1,47
31
0,79
30
8,79
11
Exp(B)
49
Exp(B)
Tabel B5: Migratie tussen randstedelijke gemeenten onderling, rangschikking van relatieve kansverhoudingen rand-rand
Brussel Rang Antwerp Rang Leuven Rang Gent Exp(B)
Exp(B)
Exp(B)
Rang HasGenk Rang BrugOos Rang KortRoes Rang
Exp(B)
Exp(B)
HHtyp Leeft.
Dipl.
Tewerk
kopl0
-29
hoger
volledig
40,08
1
17,72
2
15,81
5
50,29
1
kopl0
-29
gn hoger volledig
33,08
2
7,35
10
28,44
1
22,78
2
kopl0
-29
hoger
Onvoll
30,01
3
14,48
3
18,79
3
12,05
8
1oudr
-29
hoger
volledig
29,84
4
14,21
4
0,00
36
0,00
36
kopl0
-29
gn hoger
Onvoll
22,39
5
14,04
5
26,86
2
16,50
6 11
sing
-29
hoger
volledig
18,89
6
9,51
8
5,67
18
10,37
kopl+
-29
hoger
Onvoll
16,10
7
5,64
13
4,72
19
20,37
4
kopl+
-29
hoger
volledig
14,76
8
3,84
16
8,49
13
8,01
14
1oudr
-29
hoger
Onvoll
14,57
9
0,15
36
0,00
35
0,00
35
kopl+
-29
gn hoger volledig
13,40
10
1,84
28
13,63
7
10,97
10
sing
-29
gn hoger volledig
12,72
11
9,23
9
11,72
8
6,75
20
kopl0 30-49 1oudr
-29
1oudr 30-49
hoger
volledig
12,04
12
6,33
12
8,75
11
15,47
7
gn hoger
Onvoll
11,02
13
6,41
11
6,49
16
7,43
16
hoger
volledig
9,77
14
2,16
25
1,64
27
0,00
32
kopl0 30-49 gn hoger volledig
8,30
15
2,83
18
9,34
10
6,77
19
sing
-29
hoger
Onvoll
8,28
16
155,59
1
6,01
17
17,99
5
kopl+
-29
gn hoger
Onvoll
7,57
17
2,48
22
13,90
6
12,00
9
sing
-29
gn hoger
Onvoll
7,27
18
4,87
15
8,56
12
4,61
22
1oudr 30-49 gn hoger volledig
6,92
19
2,67
19
2,78
21
8,86
13
kopl+ 30-49
volledig
6,36
20
1,87
26
2,09
23
6,93
18
Onvoll
5,96
21
1,86
27
2,63
22
2,97
24
sing
30-49 gn hoger volledig
5,58
22
2,57
20
4,60
20
4,50
23
sing
30-49
volledig
5,23
23
3,08
17
1,59
29
4,81
21
Onvoll
5,22
24
2,39
23
10,11
9
7,86
15
gn hoger volledig
5,06
25
10,08
7
16,30
4
20,90
3
1,39
30
7,85
14
9,68
12
hoger
kopl0 30-49 gn hoger hoger
1oudr 30-49 gn hoger 1oudr
-29
kopl0 30-49
hoger
Onvoll
4,73
26
kopl+ 30-49
hoger
Onvoll
3,73
27
2,50
21
1,93
25
7,15
17
1oudr 30-49
hoger
Onvoll
3,73
28
10,78
6
7,46
15
0,00
34
Onvoll
3,56
29
1,52
29
1,81
26
2,49
27
kopl+ 30-49 gn hoger volledig
3,53
30
1,25
31
2,05
24
2,95
25
sing
30-49 gn hoger
Onvoll
3,49
31
2,35
24
1,63
28
2,90
26
sing
30-49
Onvoll
2,83
32
5,14
14
0,74
34
0,00
31
kopl+
50+
iedereen iedereen
1,04
33
0,97
34
0,77
33
1,03
28
kopl0
50+
iedereen iedereen
1,00
34
1,00
33
1,00
30
1,00
29
sing
50+
iedereen iedereen
1,00
35
0,84
35
0,99
31
0,27
30
1oudr
50+
iedereen iedereen
0,88
36
1,11
32
0,98
32
0,00
33
kopl+ 30-49 gn hoger
hoger
Exp(B)
50
Exp(B)
Tabel B6: Migratie van stedelijke naar randstedelijke gemeenten, rangschikking van relatieve kansverhoudingen stad-rand
Brussel Rang Antwerp Rang Leuven Rang Gent Exp(B)
Exp(B)
Exp(B)
Rang HasGenk Rang BrugOos Rang KortRoes Rang
Exp(B)
Exp(B)
HHtyp Leeft.
Dipl.
1oudr
-29
hoger
Onvoll
21,03
1
7,88
8
0,00
35
0,00
kopl0
-29
hoger
volledig
18,41
2
13,56
3
21,48
6
28,39
2
kopl0
-29
gn hoger volledig
14,48
3
5,02
14
22,47
5
12,68
10
Tewerk 35
kopl+
-29
hoger
volledig
14,21
4
7,03
10
28,44
1
29,72
1
kopl0
-29
gn hoger
Onvoll
11,43
5
6,19
13
24,47
4
12,38
11
kopl0 30-49
hoger
volledig
11,31
6
12,51
5
14,00
7
19,92
5
kopl0
hoger
Onvoll
11,13
7
12,97
4
28,38
2
20,09
4
-29
kopl+
-29
hoger
Onvoll
10,76
8
14,04
2
24,95
3
17,63
6
sing
-29
hoger
volledig
9,94
9
8,68
7
5,66
19
12,01
12
sing
-29
gn hoger volledig
9,73
10
7,76
9
11,56
9
13,43
9
1oudr
-29
gn hoger
Onvoll
8,94
11
6,50
11
9,64
10
1,22
30
kopl+
-29
gn hoger volledig
8,93
12
3,50
17
11,63
8
6,22
17
1oudr
-29
gn hoger volledig
8,59
13
4,98
15
5,89
17
7,00
15
sing
-29
hoger
Onvoll
8,25
14
259,18
1
8,83
11
15,98
8
1oudr
-29
hoger
volledig
8,09
15
0,33
36
0,00
36
0,00
36
hoger
Onvoll
7,09
16
8,94
6
6,38
16
16,60
7
kopl0 30-49 kopl+
-29
kopl+ 30-49
gn hoger
Onvoll
6,95
17
3,31
18
7,86
14
5,52
19
hoger
volledig
5,81
18
3,00
21
7,87
13
8,32
14
sing
-29
gn hoger
Onvoll
5,44
19
6,31
12
5,80
18
5,12
21
sing
30-49
hoger
Onvoll
5,32
20
2,64
25
2,85
27
1,88
28
sing
30-49 gn hoger volledig
5,01
21
2,73
23
4,59
22
5,58
18
kopl0 30-49 gn hoger
Onvoll
4,96
22
2,68
24
3,95
24
5,45
20
1oudr 30-49 gn hoger
Onvoll
4,94
23
2,48
27
4,16
23
3,56
24
1oudr 30-49
volledig
4,93
24
2,22
28
1,73
30
3,20
25
hoger
kopl0 30-49 gn hoger volledig
4,84
25
3,07
20
8,16
12
8,76
13
1oudr 30-49 gn hoger volledig
4,74
26
2,13
29
2,66
28
1,83
29
kopl+ 30-49
hoger
Onvoll
4,36
27
2,49
26
5,65
21
6,78
16
sing
30-49
hoger
volledig
4,14
28
4,05
16
5,65
20
4,91
22
1oudr 30-49
hoger
Onvoll
4,04
29
3,17
19
6,58
15
20,41
3
kopl+ 30-49 gn hoger volledig
3,45
30
1,53
30
3,92
25
2,58
27
kopl+ 30-49 gn hoger
Onvoll
3,36
31
1,50
31
2,51
29
3,02
26
sing
Onvoll
3,19
32
2,90
22
3,82
26
4,67
23
30-49 gn hoger
Exp(B)
1oudr
50+
iedereen iedereen
1,30
33
0,95
34
1,16
32
0,46
34
kopl+
50+
iedereen iedereen
1,01
34
0,91
35
1,11
33
1,07
31
kopl0
50+
iedereen iedereen
1,00
35
1,00
33
1,00
34
1,00
32
sing
50+
iedereen iedereen
0,86
36
1,00
32
1,23
31
0,50
33
51
Exp(B)
Tabel B7: Migratie van landelijke naar stedelijke gemeenten, rangschikking van relatieve kansverhoudingen land-stad
Brussel Rang Antwerp Rang Leuven Rang Gent Exp(B)
HHtyp Leeft.
Dipl.
Exp(B)
Exp(B)
Rang HasGenk Rang BrugOos Rang KortRoes Rang
Exp(B)
Exp(B)
Exp(B)
Exp(B)
Tewerk
1oudr
-29
54,56
1
28,66
4
52,65
1
0,00
35
3,86
9
8,02
16
21,87
8
sing
-29
hoger
volledig
47,03
2
35,36
2
22,70
3
90,21
4
33,41
3
39,11
2
49,02
5
sing
-29
hoger
Onvoll
45,21
3
1,00
33
29,01
2
197,08
1 #######
1
9,90
12
21,86
9
kopl0
-29
gn hoger
Onvoll
42,25
4
12,91
8
16,72
8
39,75
8
2,73
13
17,35
7
28,99
6
sing
-29
gn hoger volledig
42,13
5
33,86
3
21,38
4
68,07
6
8,75
5
21,60
6
52,24
4
1oudr
-29
gn hoger
Onvoll
31,07
6
14,81
7
18,45
5
23,99
10
2,63
14
3,83
24
7,27
21
sing
-29
gn hoger
Onvoll
29,56
7
78,53
1
15,13
9
94,46
3
13,58
4
15,12
8
22,67
7
kopl0
-29
hoger
volledig
28,53
8
16,45
6
17,92
6
54,52
7
5,52
7
40,88
1
154,88
1
kopl0
-29
hoger
Onvoll
27,94
9
20,62
5
12,12
10
71,65
5
7,77
6
26,72
4
79,74
2
kopl0
-29
gn hoger volledig
27,78
10
8,29
12
17,52
7
23,76
11
2,88
11
34,26
3
77,06
3
1oudr
-29
24,07
11
0,42
36
0,00
36
192,06
2
251,24
2
0,00
36
0,00
35
kopl+
-29
gn hoger volledig
hoger
volledig
gn hoger volledig
16,78
12
2,62
22
3,13
19
4,39
23
1,27
27
7,69
17
14,15
14
1oudr 30-49 gn hoger volledig
13,20
13
3,33
18
2,63
22
7,58
20
1,49
22
4,88
20
7,67
20
1oudr 30-49 gn hoger
Onvoll
12,79
14
3,70
15
10,42
11
18,87
15
1,80
18
3,81
25
6,72
23
kopl0 30-49
Onvoll
12,71
15
3,67
16
5,74
16
9,82
19
1,76
19
6,93
18
11,41
18
sing
30-49 gn hoger volledig
12,35
16
5,91
13
6,90
15
19,93
13
2,04
15
9,48
13
14,72
13
sing
30-49 gn hoger
Onvoll
11,78
17
8,54
10
7,36
13
31,52
9
2,86
12
4,66
21
14,94
12
hoger
kopl0 30-49
hoger
volledig
9,63
18
2,36
23
10,08
12
11,75
17
1,56
21
8,83
15
20,11
10
sing
hoger
volledig
9,37
19
4,30
14
3,25
18
19,11
14
3,45
10
8,85
14
12,68
17
kopl0 30-49 gn hoger volledig
9,29
20
1,47
26
1,92
25
5,12
21
1,46
23
4,55
22
6,95
22
kopl+
30-49
gn hoger
Onvoll
8,28
21
3,65
17
7,08
14
10,57
18
1,46
24
2,63
26
9,12
19
kopl0 30-49 gn hoger
Onvoll
6,33
22
2,07
25
2,76
20
4,50
22
1,37
25
4,19
23
3,39
26
hoger
volledig
6,20
23
2,75
21
2,74
21
4,01
24
1,82
17
2,44
27
14,02
15
hoger
volledig
6,04
24
2,21
24
0,66
34
3,92
25
1,72
20
10,59
11
2,95
28
Onvoll
2,81
25
1,20
29
1,11
28
2,60
26
1,01
32
1,18
32
2,23
29
iedereen iedereen
2,46
26
1,36
27
1,24
26
2,23
28
1,04
31
1,20
31
1,59
30
kopl+ 30-49 gn hoger volledig
2,43
27
1,27
28
1,20
27
1,79
31
1,05
30
1,36
30
3,09
27
1oudr
2,09
28
1,13
32
0,76
33
1,85
30
1,01
33
1,01
33
0,34
33
kopl+
-29 -29
1oudr 30-49
kopl+ 30-49 gn hoger sing
50+ 50+
iedereen iedereen
kopl+ 30-49
hoger
volledig
1,94
29
1,16
31
0,88
31
2,02
29
1,25
28
1,71
28
3,61
25
kopl+ 30-49
hoger
Onvoll
1,46
30
1,18
30
1,11
29
1,79
32
1,15
29
1,55
29
4,29
24
kopl0
50+
iedereen iedereen
1,00
31
1,00
33
1,00
30
1,00
33
1,00
34
1,00
34
1,00
31
kopl+
50+
iedereen iedereen
0,92
32
0,91
35
0,86
32
0,90
34
0,96
35
0,55
35
0,87
32
1oudr
-29
1oudr 30-49
hoger
Onvoll
0,00
33
9,46
9
0,00
35
0,00
36
0,92
36
22,46
5
0,00
36
hoger
Onvoll
0,00
34
2,88
20
4,76
17
22,35
12
2,04
16
12,62
9
0,00
34
sing
30-49
hoger
Onvoll
0,00
35
8,35
11
2,24
24
14,93
16
3,90
8
11,37
10
13,13
16
kopl+
-29
hoger
Onvoll
0,00
36
3,04
19
2,34
23
2,57
27
1,36
26
5,96
19
15,53
11
52
Tabel B8: Migratie van randstedelijke naar stedelijke gemeenten, rangschikking van relatieve kansverhoudingen rand-stad
Brussel Rang Antwerp Rang Leuven Rang Gent Exp(B)
Exp(B)
Exp(B)
Rang HasGenk Rang BrugOos Rang KortRoes Rang
Exp(B)
Exp(B)
HHtyp Leeft.
Dipl.
kopl0
-29
hoger
Onvoll
37,94
1
24,83
5
31,38
2
52,36
6
sing
-29
hoger
volledig
37,15
2
235,24
1
25,25
7
97,30
2
1oudr
-29
hoger
Onvoll
35,30
3
8,58
9
0,00
35
105,65
1
sing
-29
hoger
Onvoll
34,38
4
1,00
34
34,70
1
59,82
5
sing
-29
gn hoger
Onvoll
29,80
5
57,57
3
25,99
4
63,81
3
sing
-29
gn hoger volledig
29,28
6
33,35
4
26,86
3
46,28
8
1oudr
-29
36
Tewerk
hoger
volledig
27,19
7
106,41
2
0,00
36
0,00
kopl0
-29
hoger
volledig
25,65
8
21,03
6
25,89
5
49,81
7
kopl0
-29
gn hoger
Onvoll
22,75
9
10,62
8
24,79
8
33,85
10
kopl0
-29
gn hoger volledig
19,58
10
7,02
11
19,17
9
28,30
12
1oudr
-29
gn hoger
Onvoll
12,51
11
5,67
13
18,80
10
22,49
15
1oudr
-29
gn hoger volledig
12,41
12
13,69
7
25,38
6
61,68
4
sing
30-49
volledig
10,66
13
4,81
14
8,31
16
25,53
13
sing
30-49 gn hoger volledig
10,17
14
4,37
15
8,88
13
16,93
17
sing
30-49 gn hoger
Onvoll
10,01
15
6,12
12
7,34
18
18,89
16
Onvoll
9,48
16
2,57
19
1,79
26
9,58
23
kopl+
-29
hoger
hoger
1oudr 30-49 gn hoger
Onvoll
7,93
17
2,86
18
4,96
22
9,43
24
1oudr 30-49
hoger
volledig
7,47
18
2,95
17
5,96
20
29,34
11
kopl0 30-49
hoger
Onvoll
7,22
19
1,71
25
9,91
12
13,75
19
gn hoger
Onvoll
6,61
20
1,97
23
7,26
19
8,46
25
hoger
volledig
6,37
21
3,05
16
5,41
21
14,62
18
1oudr 30-49 gn hoger volledig
6,35
22
2,23
21
8,35
14
10,14
22
kopl+
-29
hoger
volledig
5,14
23
1,37
27
8,02
17
11,24
20
sing
30-49
hoger
Onvoll
5,02
24
7,83
10
8,34
15
39,10
9
kopl+
-29
kopl+
-29
kopl0 30-49
gn hoger volledig
4,94
25
2,22
22
3,32
23
10,26
21
kopl0 30-49 gn hoger volledig
4,54
26
1,65
26
1,82
25
5,58
26
1oudr 30-49
Onvoll
4,53
27
2,43
20
17,26
11
25,14
14
kopl0 30-49 gn hoger
Onvoll
4,26
28
1,81
24
2,40
24
3,50
29
kopl+ 30-49 gn hoger
Onvoll
2,06
29
1,05
32
1,36
28
2,22
33
1,97
30
1,20
28
1,29
29
3,02
31
sing
50+
hoger
iedereen iedereen
kopl+ 30-49
hoger
volledig
1,53
31
1,16
29
1,44
27
3,78
27
kopl+ 30-49
hoger
Onvoll
1,45
32
1,09
30
1,24
31
3,71
28
1oudr
50+
Exp(B)
iedereen iedereen
1,40
33
1,08
31
1,01
32
3,08
30
kopl+ 30-49 gn hoger volledig
1,25
34
1,02
33
1,27
30
2,75
32
kopl0
50+
iedereen iedereen
1,00
35
1,00
34
1,00
33
1,00
34
kopl+
50+
iedereen iedereen
0,68
36
0,94
36
0,91
34
0,84
35
53
Exp(B)
Tabel B9: Migratie tussen stedelijke gemeenten onderling, rangschikking van relatieve kansverhoudingen stad-stad
Brussel Rang Antwerp Rang Leuven Rang Gent Exp(B)
HHtyp Leeft.
Dipl.
Exp(B)
Exp(B)
Exp(B)
Rang HasGenk Rang BrugOos Rang KortRoes Rang
Exp(B)
Exp(B)
Exp(B)
Tewerk
sing
-29
hoger
Onvoll
30,51
1
1,00
34
284,01
1
#######
1
36,63
sing
-29
gn hoger
Onvoll
30,27
2
42,61
2
31,04
4
27,73
2
32,19
5
sing
-29
hoger
volledig
29,59
3
32,58
3
25,01
8
4,99
9
14,70
11
3
1oudr
-29
hoger
Onvoll
28,11
4
785,05
1
0,00
35
1,11
26
0,00
34
1oudr
-29
gn hoger
Onvoll
25,92
5
6,51
16
42,81
2
3,06
13
20,17
9
sing
-29
gn hoger volledig
24,09
6
23,36
4
20,30
11
8,02
6
36,38
4
kopl0
-29
gn hoger
22,81
7
6,21
17
8,31
16
4,62
10
23,40
6
Onvoll
kopl0
-29
hoger
Onvoll
21,52
8
21,63
5
1,10
25
4,48
11
22,09
7
1oudr
-29
hoger
volledig
16,94
9
0,50
36
0,00
36
1,11
27
0,00
35
gn hoger volledig
1oudr sing
-29
30-49 gn hoger
16,87
10
12,97
7
32,06
3
9,17
5
10,23
16
Onvoll
14,50
11
9,23
10
28,09
6
3,00
14
13,87
12 1
kopl0
-29
hoger
volledig
13,45
12
15,07
6
26,66
7
21,32
3
51,98
sing
30-49
hoger
Onvoll
11,08
13
10,88
8
0,96
30
11,58
4
20,51
8
kopl+
-29
gn hoger
Onvoll
9,99
14
3,45
21
4,58
17
1,53
21
4,92
24
30-49 gn hoger volledig
9,72
15
5,58
18
13,23
12
1,90
19
12,52
14
9,56
16
6,81
14
2,67
18
2,35
16
5,24
22
volledig
9,43
17
9,82
9
11,16
13
3,97
12
5,57
20
gn hoger volledig
8,91
18
7,09
12
23,99
9
1,93
18
44,88
2
10,22
14
2,78
15
5,05
23
sing
1oudr 30-49 gn hoger sing
30-49
kopl0
-29
hoger
Onvoll
kopl0 30-49
hoger
Onvoll
7,56
19
1,71
28
1oudr 30-49
hoger
volledig
7,46
20
4,37
20
8,79
15
2,28
17
5,40
21
kopl+
-29
hoger
Onvoll
7,12
21
5,04
19
20,35
10
6,76
7
12,98
13
kopl+
-29
hoger
volledig
6,78
22
6,91
13
1,04
26
5,98
8
0,00
36
hoger
volledig
6,75
23
8,38
11
29,96
5
1,51
22
3,88
25
kopl0 30-49 gn hoger
Onvoll
6,47
24
2,55
25
0,96
29
1,57
20
9,72
18
1oudr 30-49
kopl0 30-49
Onvoll
5,96
25
6,70
15
0,94
32
1,10
28
16,51
10
1oudr 30-49 gn hoger volledig
5,76
26
3,43
22
0,93
34
1,06
30
5,71
19
kopl+
gn hoger volledig
4,19
27
3,06
23
1,01
27
1,16
25
9,77
17
kopl0 30-49 gn hoger volledig
3,82
28
2,65
24
2,23
19
1,24
24
11,04
15
kopl+ 30-49 gn hoger
3,09
29
1,23
31
1,63
20
1,04
31
1,87
29
2,60
30
1,82
27
1,25
23
1,31
23
2,80
26
sing
-29
50+
hoger
Onvoll
iedereen iedereen
kopl+ 30-49
hoger
volledig
2,22
31
2,16
26
1,53
21
1,04
32
2,48
28
kopl+ 30-49
hoger
Onvoll
2,01
32
1,33
30
0,96
31
0,99
35
1,69
30
1oudr
iedereen iedereen
1,84
33
1,20
32
1,37
22
1,06
29
0,97
33
kopl+ 30-49 gn hoger volledig
50+
1,73
34
1,50
29
1,19
24
1,04
33
2,53
27
kopl0
50+
iedereen iedereen
1,00
35
1,00
34
1,00
28
1,00
34
1,00
32
kopl+
50+
iedereen iedereen
0,90
36
1,00
33
0,93
33
0,95
36
1,09
31
54
Tabel B10: Migratie van landelijke gemeenten naar buiten het bekken, rangschikking van relatieve kansverhoudingen land-buiten
Brussel Rang Antwerp Rang Leuven Rang Gent Exp(B)
Exp(B)
Exp(B)
Rang HasGenk Rang BrugOos Rang KortRoes Rang
Exp(B)
Exp(B)
Exp(B)
Exp(B)
HHtyp Leeft.
Dipl.
Tewerk
kopl0
-29
hoger
volledig
44,50
1
110,39
2
31,55
1
45,53
1
20,60
5
120,13
1
144,93
1
kopl0
-29
hoger
Onvoll
42,70
2
306,94
1
21,48
4
38,10
2
23,38
4
58,03
2
98,23
3
sing
-29
hoger
Onvoll
40,95
3
1,00
34
15,97
7
25,09
6
0,00
36
38,59
5
136,37
2
kopl0
-29
gn hoger volledig
26,19
4
11,82
7
28,10
2
26,26
5
2,68
11
52,93
4
39,72
5
kopl0
-29
gn hoger
Onvoll
25,93
5
17,72
5
27,76
3
29,28
4
2,81
9
13,23
11
21,91
8
sing
-29
hoger
volledig
22,89
6
57,41
3
7,48
17
34,76
3
1093,24
1
56,77
3
86,82
4
1oudr
-29
gn hoger
Onvoll
17,96
7
8,07
13
6,62
19
17,80
9
2,60
13
5,67
19
6,22
18
gn hoger volledig
sing
-29
kopl+
-29
16,99
8
9,82
9
7,96
14
22,14
8
5,75
7
22,81
7
19,01
14
Onvoll
15,18
9
8,88
11
10,87
10
11,74
12
1,80
15
27,96
6
10,47
1oudr
17
-29
gn hoger volledig
11,10
10
2,60
22
16,93
6
10,98
13
2,43
14
18,24
8
21,91
sing
7
-29
gn hoger
Onvoll
10,69
11
36,25
4
20,91
5
23,14
7
51,08
3
17,66
9
20,92
12
hoger
volledig
9,25
12
9,08
10
15,89
8
13,71
10
2,74
10
12,35
13
21,34
11
gn hoger volledig
7,44
13
2,67
21
9,41
12
9,32
14
1,27
24
13,55
10
4,96
21
kopl0 30-49 kopl+
-29
1oudr
-29
hoger
hoger
volledig
7,16
14
11,10
8
0,00
36
0,00
36
84,57
2
0,00
35
21,81
9
hoger
Onvoll
6,55
15
4,29
17
0,88
34
5,60
21
1,38
20
8,09
15
21,60
10
30-49 gn hoger volledig
6,47
16
2,94
20
5,28
21
8,76
17
1,63
16
6,38
17
5,99
20
kopl0 30-49 gn hoger volledig
5,91
17
2,50
23
6,01
20
5,08
22
1,41
19
8,86
14
6,13
19
sing
volledig
5,90
18
6,18
14
3,73
23
12,49
11
3,38
8
6,69
16
12,97
16
1oudr 30-49 gn hoger
Onvoll
5,26
19
3,11
19
7,80
15
6,25
19
1,32
22
2,68
26
2,80
29
kopl0 30-49 gn hoger
Onvoll
5,18
20
2,12
26
2,35
26
3,95
24
1,13
27
0,92
31
3,37
27
kopl+
gn hoger
Onvoll
5,13
21
3,95
18
10,45
11
6,39
18
1,28
23
5,93
18
3,96
24
30-49 gn hoger
Onvoll
4,96
22
6,05
15
8,50
13
8,88
16
2,62
12
3,69
23
4,80
22
kopl0 30-49 sing
sing
30-49
-29
hoger
kopl+
-29
hoger
volledig
4,95
23
5,96
16
13,38
9
9,21
15
1,50
18
12,86
12
19,71
13
sing
30-49
hoger
Onvoll
4,86
24
8,59
12
0,91
33
3,87
25
7,32
6
4,54
21
18,61
15
1oudr 30-49
hoger
Onvoll
4,79
25
1,52
29
7,61
16
3,68
26
1,53
17
4,69
20
0,00
36
1oudr 30-49
hoger
volledig
3,46
26
2,13
25
7,19
18
4,93
23
1,21
25
3,21
25
4,73
23
1oudr 30-49 gn hoger volledig
3,19
27
2,27
24
3,94
22
6,17
20
1,33
21
4,51
22
3,13
28
kopl+ 30-49
Onvoll
2,52
28
1,89
28
2,58
24
3,19
27
1,15
26
2,05
27
3,43
26
Onvoll
2,33
29
1,44
30
2,09
27
1,97
30
1,03
30
1,51
28
1,25
32
kopl+ 30-49 gn hoger volledig
2,14
30
1,24
31
1,71
28
2,61
28
1,00
31
1,20
29
1,90
30
kopl+ 30-49
volledig
2,12
31
1,95
27
2,48
25
2,12
29
1,04
29
3,52
24
3,54
25
iedereen iedereen
1,24
32
1,22
32
1,56
29
1,31
31
1,10
28
0,71
32
1,25
31
hoger
kopl+ 30-49 gn hoger
sing
50+
hoger
kopl0
50+
iedereen iedereen
1,00
33
1,00
34
1,00
31
1,00
32
1,00
32
1,00
30
1,00
34
1oudr
50+
iedereen iedereen
0,88
34
1,14
33
1,06
30
0,95
33
0,99
34
0,39
34
1,22
33
kopl+
50+
iedereen iedereen
0,47
35
0,93
36
0,96
32
0,53
34
0,97
35
0,44
33
0,49
35
1oudr
-29
0,00
36
12,75
6
0,00
35
0,00
35
0,99
33
0,00
36
26,12
6
hoger
Onvoll
55
Tabel B11: Migratie van randstedelijke gemeenten naar buiten het bekken, rangschikking van relatieve kansverhoudingen rand-buiten
Brussel Rang Antwerp Rang Leuven Rang Gent Exp(B)
HHtyp Leeft.
Dipl.
Exp(B)
Exp(B)
Rang HasGenk Rang BrugOos Rang KortRoes Rang
Exp(B)
Exp(B)
Tewerk
sing
-29
hoger
Onvoll
19,60
1
1,00
30
9,21
11
44,66
1
kopl0
-29
hoger
volledig
19,16
2
27,17
4
20,95
4
24,93
4
kopl0
-29
hoger
Onvoll
18,16
3
112,02
2
22,53
3
26,70
3
sing
-29
hoger
volledig
11,16
4
176,61
1
13,41
7
38,48
2
kopl0
-29
gn hoger
Onvoll
10,32
5
9,85
7
23,90
1
11,99
6
kopl+
-29
hoger
Onvoll
9,05
6
4,03
17
7,81
13
5,52
14
kopl0
-29
gn hoger volledig
8,38
7
4,72
14
22,81
2
4,41
18
kopl0 30-49
volledig
7,44
8
6,84
11
12,85
8
11,23
8
sing
-29
gn hoger volledig
7,12
9
11,84
5
15,60
6
9,19
11
sing
-29
gn hoger
Onvoll
6,17
10
57,22
3
17,40
5
17,99
5
kopl+
-29
hoger
volledig
4,87
11
7,11
10
1,54
28
4,32
19
hoger
kopl0 30-49
hoger
Onvoll
4,60
12
6,21
12
7,09
14
5,28
15
1oudr
-29
gn hoger volledig
3,78
13
7,13
9
9,73
10
0,00
32
kopl+
-29
gn hoger
Onvoll
3,71
14
2,15
22
8,01
12
2,44
23
hoger
Onvoll
3,69
15
0,81
34
1,91
26
9,23
10
hoger
Onvoll
3,56
16
8,96
8
5,77
18
0,00
33
kopl0 30-49 gn hoger volledig
3,53
17
2,46
21
4,73
19
3,67
22
sing
30-49
volledig
3,44
18
5,52
13
3,80
21
11,52
7
sing
30-49 gn hoger volledig
3,34
19
4,28
16
4,25
20
5,15
17
1oudr 30-49 sing
30-49
hoger
1oudr 30-49
hoger
volledig
3,32
20
3,56
18
1,16
30
8,14
12
kopl+ 30-49
hoger
volledig
2,73
21
1,53
25
1,25
29
3,73
21
kopl0 30-49 gn hoger
Onvoll
2,61
22
1,90
24
3,07
22
2,42
24
1oudr
-29
gn hoger
Onvoll
2,55
23
10,99
6
11,17
9
9,90
9
kopl+
-29
gn hoger volledig
2,45
24
1,96
23
6,77
16
2,37
25
kopl+ 30-49
Onvoll
2,40
25
1,44
26
2,07
24
4,28
20
30-49 gn hoger
Onvoll
2,15
26
4,46
15
6,90
15
6,85
13
1oudr 30-49 gn hoger
Onvoll
2,12
27
2,51
19
6,09
17
5,20
16
1oudr 30-49 gn hoger volledig
2,10
28
2,46
20
2,33
23
0,00
34
kopl+ 30-49 gn hoger
Onvoll
1,48
29
1,14
29
1,98
25
1,10
27
kopl+ 30-49 gn hoger volledig
1,26
30
1,17
28
1,59
27
0,45
31
kopl0
50+
iedereen iedereen
1,00
31
1,00
30
1,00
31
1,00
28
kopl+
50+
iedereen iedereen
0,78
32
0,90
33
0,97
32
0,83
30
sing
hoger
Exp(B)
sing
50+
iedereen iedereen
0,70
33
1,32
27
0,92
33
1,21
26
1oudr
50+
iedereen iedereen
0,52
34
0,99
32
0,73
34
0,86
29
1oudr
-29
hoger
volledig
0,00
35
0,41
35
0,00
36
0,00
36
1oudr
-29
hoger
Onvoll
0,00
36
0,20
36
0,00
35
0,00
35
56
Exp(B)
Tabel B12: Migratie van stedelijke gemeenten naar buiten het bekken, rangschikking van relatieve kansverhoudingen stad-buiten
Brussel Rang Antwerp Rang Leuven Rang Gent Exp(B)
Exp(B)
Exp(B)
Rang HasGenk Rang BrugOos Rang KortRoes Rang
Exp(B)
Exp(B)
Exp(B)
Exp(B)
HHtyp Leeft.
Dipl.
Tewerk
kopl0
-29
hoger
Onvoll
15,69
1
44,27
3
34,30
1
22,77
7
29,97
4
55,48
1
206,77
2
kopl+
-29
hoger
Onvoll
11,93
2
7,38
13
22,65
6
11,77
14
1,70
13
6,26
12
35,75
9
1oudr
-29
hoger
Onvoll
8,75
3
12,29
6
0,00
35
24,82
6
0,95
33
0,00
36
141,05
5
kopl0
-29
hoger
volledig
7,58
4
15,38
5
28,38
3
27,63
5
45,26
2
42,49
3
191,62
3
kopl0
-29
gn hoger
Onvoll
7,45
5
6,91
14
20,89
7
12,46
12
2,67
9
4,21
15
22,41
12
1oudr
-29
gn hoger
Onvoll
7,03
6
9,11
10
3,44
23
10,59
16
1,70
14
3,23
19
4,82
25
sing
-29
hoger
Onvoll
6,69
7
1,00
34
28,36
4
40,53
2
0,00
36
24,49
4
224,00
1 14
kopl0 30-49
hoger
Onvoll
6,69
8
4,68
16
13,45
13
5,62
20
1,42
17
7,29
10
14,67
kopl0 30-49
hoger
volledig
6,46
9
10,36
8
20,37
9
11,37
15
3,89
7
9,77
8
44,46
7
kopl+
-29
hoger
volledig
6,24
10
8,64
11
20,58
8
17,50
8
1,22
21
5,76
13
13,45
15
sing
-29
gn hoger
Onvoll
5,78
11
65,81
2
22,79
5
32,20
3
44,63
3
17,34
5
46,50
6
sing
-29
hoger
volledig
5,62
12
27,04
4
31,59
2
31,50
4
564,57
1
45,74
2
155,31
4
kopl+
-29
gn hoger
Onvoll
5,12
13
2,41
23
6,30
17
3,64
23
1,22
22
2,37
22
7,02
23
gn hoger volledig
kopl0
-29
1oudr
-29
5,03
14
3,18
20
10,23
14
6,95
18
1,63
15
11,34
7
40,23
8
volledig
4,48
15
284,80
1
0,00
36
84,98
1
0,96
31
0,00
35
0,00
36
sing
-29
gn hoger volledig
4,43
16
7,87
12
14,53
11
14,85
10
3,81
8
13,80
6
28,37
10
1oudr
-29
gn hoger volledig
hoger
3,89
17
4,60
17
13,52
12
17,50
9
4,52
6
3,35
18
24,72
11
hoger
Onvoll
3,86
18
4,02
19
3,83
21
7,89
17
0,95
34
0,00
34
0,00
35
hoger
Onvoll
3,29
19
10,37
7
16,98
10
6,71
19
2,46
10
9,29
9
18,76
13
gn hoger volledig
3,10
20
1,71
26
5,21
20
2,27
29
1,15
23
2,02
24
3,39
27
volledig
2,95
21
5,21
15
10,08
15
14,14
11
4,68
5
6,70
11
11,44
17
kopl0 30-49 gn hoger volledig
2,93
22
1,39
30
3,40
24
2,94
26
1,29
19
3,98
16
8,93
18
1oudr 30-49 gn hoger
Onvoll
2,93
23
4,40
18
5,41
19
4,45
22
1,37
18
2,82
20
8,42
20
kopl0 30-49 gn hoger
Onvoll
2,88
24
1,76
25
2,97
25
3,61
24
1,13
24
2,48
21
13,07
16
1oudr 30-49 sing
30-49
kopl+
-29
sing
30-49
sing
hoger
Onvoll
2,69
25
9,13
9
9,52
16
12,23
13
1,95
11
5,57
14
7,27
21
1oudr 30-49
hoger
volledig
2,66
26
2,73
21
3,59
22
3,48
25
1,26
20
1,77
25
0,00
33
kopl+ 30-49
hoger
Onvoll
2,58
27
1,59
27
2,84
26
2,83
27
1,11
25
1,68
26
7,04
22
30-49 gn hoger volledig
2,12
28
2,56
22
5,41
18
4,94
21
1,93
12
3,95
17
8,49
19
volledig
1,99
29
1,92
24
2,66
27
1,46
30
0,93
35
2,02
23
5,18
24
Onvoll
1,85
30
1,09
31
1,59
29
1,14
31
0,99
29
1,04
29
1,31
30
1oudr 30-49 gn hoger volledig
1,77
31
1,51
28
2,08
28
2,65
28
1,56
16
1,35
27
2,01
28
kopl+ 30-49 gn hoger volledig
1,36
32
1,05
32
1,38
31
0,77
34
1,05
27
0,84
31
3,95
26
sing
30-49 gn hoger
kopl+ 30-49
hoger
kopl+ 30-49 gn hoger
sing
50+
iedereen iedereen
1,10
33
1,50
29
1,58
30
1,11
32
1,09
26
1,20
28
1,42
29
kopl0
50+
iedereen iedereen
1,00
34
1,00
34
1,00
33
1,00
33
1,00
28
1,00
30
1,00
31
1oudr
50+
iedereen iedereen
0,60
35
1,01
33
1,24
32
0,55
35
0,98
30
0,42
33
0,00
34
kopl+
50+
iedereen iedereen
0,53
36
0,77
36
0,93
34
0,38
36
0,96
32
0,43
32
0,30
32
57
9 Conclusies ______________________________________________________________________
1. Stadvlucht en bijkomende "rurbanisatie" zijn cyclische fenomenen. Tijdens de laatste drie decennia hebben zich zeer uitgesproken cyclische bewegingen voorgedaan met parallelle evoluties in algemene economische groei, activiteit in nieuwbouw van woningen, en in stadsvlucht en emigratie naar steeds verder afgelegen rurale delen van migratiebekkens. De sterkere stadsvlucht deed zich opnieuw voor in de periode 1988-96, doch nadien trad een verzwakking ervan op in de grotere en centrale migratiebekkens.
2. De conjunctuureffecten zijn sterker voor de grootstedelijke migratiebekkens, maar zijn ook merkbaar in deze van kleinere steden. De migratiebekkens van Brussel en Antwerpen, gevolgd door deze van Luik en Gent, zijn het meest onderhevig geweest aan conjuncturele stadsvlucht. Alleen Brussel kan dit enigermate corrigeren door internationale immigratie. De kleinere en meer perifere migratiebekkens kennen echter eveneens een conjunctuur van hogere en lagere immigratiedruk op hun rurale zones, doch de meer perifere regionale steden zijn sterker gedifferentieerd inzake de omvang en evolutie van hun migratiesaldi. Doorslaggevend hierbij is of hun bekken als geheel een immigratie- of emigratiegebied is, of dienaangaande een algemene omslag kent.
3. Na 1996 is er opnieuw een verzwakking van de nieuwbouw en van migratie naar landelijke zones, doch dit correspondeert niet meer met een economische conjunctuuromslag. Na de economische herstelbeweging van 1988-96, zijn zowel de nieuwbouw van woningen als de migratiedruk op rurale zones duidelijk afgenomen. Voor de grote, centraal gelegen migratiebekkens komt dit tevens overeen met een vermindering van de stadsvlucht en een herstel van een evenwicht op de stedelijke en randstedelijke migratiebalansen. Dit geldt het meest voor de Brusselse en Gentse stedelijke zones, doch minder voor deze van het Antwerpse en Luikse bekken. De terugloop van de hoge positieve migratiesaldi in de rurale delen van bekkens is meer algemeen, zowel in 1
Vlaanderen als Wallonië. Deze omslag kan moeilijk toegeschreven worden aan een verzwakte economische conjunctuur of aan teruglopende gezinsconsumptie. Hier ligt dus een groot verschil met de periode 1981-87, toen geringe stadvlucht wel samenviel met zwakke economische groei.
4. Saturatiefenomenen zijn wellicht verantwoordelijk voor verminderde rurale migratiedruk. De migratie naar het platteland is sedert de jaren zestig mede gedragen door de verkeersontsluiting (autowegen) van deze gebieden. De huidige verkeerscongestie en het mobiliteits- en vervoersprobleem in het algemeen kunnen dus deels aansprakelijk worden gesteld voor de verminderde aantrekking van rurale zones. Daarnaast moet tevens aangestipt worden dat een voorgaande faze van stadsvlucht aanleiding heeft gegeven tot het zowel schaarser als duurder worden van nieuwe bouwgrond, wat overigens door een strakker ruimtelijk beleid in de hand werd gewerkt. Ook het grootstedelijk beleid inzake vervoer, sanering van standskankers, en leefbaarheid van buurten kunnen in deze zin een bijdrage hebben geleverd. Evenwel komt het ons voor dat de combinatie van saturatie-effecten (mobiliteit, bouwgrondprijzen) van doorslaggevende aard zijn geweest bij de trendomslag na 1996.
5. Er is echter geen plattelandsvlucht of een doorslaggevende ommekeer ten gunste van de steden. De omslag na 1996 houdt veel meer een correctie in op de voorgaande faze en betekent geenszins een fundamentele ommekeer ten voordele van stedelijk wonen en ten koste van een plattelandsvlucht. In de 17 migratiebekkens die dit rapport onderscheidt (zie hoofdstuk 2) zijn de migratiesaldi voor 1997-99 vooralsnog negatief gebleven voor 13 stedelijke zones, en positief voor 12 landelijke zones en voor alle landelijke zones die het sterkst in het verleden door immigratie zijn aangegroeid (de zgn. drukzones). Van de 14 landelijke drukzones zijn er na 1996 overigens nog altijd 9 die een inwijkingsoverschot vertonen van meer dan 4 per 1000. Tenslotte houden ook de meest randstedelijke zones en de randstedelijke zones met sterke migratiedruk vóór 1996 stand met positieve migratiesaldi na 1996.
6. De demografische druk blijft nog vrij groot in het komend decennium als gevolg van de gezinsverdunning en niettegenstaande de aankomst van kleinere geboortencohorten. 2
Het jaarlijks increment van huishoudens neemt in de jaren 2001-2011 wel af in vergelijking met het verleden als gevolg van een kwart eeuw lage vruchtbaarheid, maar de gezinsverdunning zorgt toch nog voor een behoorlijke positieve groei. Voor Vlaanderen mag men rekenen op een bijkomend aantal gezinnen van de orde van 370.000 in 10 jaar. Dit zorgt voor een belangrijk deel voor een additionele vraag naar woningen. Het is duidelijk dat deze vraag niet integraal kan opgevangen worden door renovatie, vervangbouw of door nieuwbouw in de stad. Deze demografische factor blijft derhalve - zij het in mindere mate dan in het verleden - een rol spelen ten gunste van de positieve migratiesaldi van het platteland.
7. De evolutie van de huishoudenssamenstelling blijft nadelig voor de steden. In de globale aangroei van het aantal huishoudens is deze van de éénpersoonsgezinnen veruit het grootst. In Vlaanderen neemt de groei van éénpersoonsgezinnen circa 80% van alle aangroei in huishoudens voor haar rekening in de periode 2001-2011. Ook in de hypothese van geringere gezinsverdunning blijft de aangroei van alleenstaanden van doorslaggevende aard. Deze factor ageert duidelijk tegen het herstel van een meer evenwichtige huishoudenssamenstelling van stedelijke populaties.
8. De mobiliteit (d.i. immigratie + emigratie) blijft het klassieke patroon behouden met veruit de hoogste waarden voor jonge volwassenen, maar de migratiesaldi naar leeftijd verschillen aanzienlijk alnaargelang migratiebekken en zones. In de grootstedelijke en meer centraal gelegen migratiebekkens (Antwerpen, Brussel, Leuven, Gent, Luik) is er een hoog vestigingsoverschot in de leeftijdsklasse 18-28 jaar, maar daarna, en tot de leeftijd van 40 jaar, verlaat men de stad, te samen met kinderen. Twee andere doch klassieke pieken van emigratie voor deze stedelijke zones treden op rond de pensioenleeftijd en bij hoogbejaarden. De leeftijdsprofielen van de migratiesaldi van de randstedelijke en van de landelijke zones in deze bekkens zijn hiervan het spiegelbeeld. Behalve het Luikse bekken hebben deze grootstedelijke bekkens ook een positief saldo van buitenaf, en vooral t.o.v. de meer perifeer gelegen kleinere bekkens (behalve kustbekkens).
In de kleinere bekkens is het vestigingsoverschot van jonge volwassenen in de stedelijke zones minder sterk en ze treedt vroeger op, d.i. tussen leeftijden 18 en 23. De omgekeerde beweging daarna is geringer en dit geldt dus ook voor kinderen. Naast 3
deze algemene tendens hebben kleinere migratiebekkens ook specifieke kenmerken. De beide bekkens met kustgemeenten (Brugge + Oostende) hebben een belangrijk vestigingsoverschot tussen leeftijden 50 en 70 jaar. Meerdere zones van deze perifere bekkens hebben verder een verlies van jonge volwassenen tussen 20 en 30 jaar die daarna niet meer of slechts nauwelijks wordt gecompenseerd. Dit is het geval voor de landelijke zones van Kortrijk, Doornik, Bergen, La Louvière, Charleroi en Verviers. In het bekken Aarlen daarentegn is dit verlies eerder gering en sterk gecompenseerd door de aankomst (o.m. van buitenaf) van personen van 25-40 jaar.
9. Door de groei van nieuwe huishoudenstypen is de relatie tussen migratie en de levenscyclus complexer geworden en ontstaan nieuwe tendenzen. Het ruimtelijk patroon van de immigratie van jonge alleenstaanden is enigszins verrassend. Het relatief immigratiecijfer voor deze groep (d.i. gerelateerd aan de reeds bestaande omvang ervan) in de randgemeenten van Antwerpen, Gent, Luik en enkele andere steden is hoger dan in de steden zelf. Het aandeel van jonge alleenstaande immigranten in het totaal aantal migranten geeft een ander ruimtelijk beeld: de hoogste proporties worden door de steden zelf gehaald. De absolute migratiestromen van alleenstaanden naar de steden zijn dus hoog, maar de relatieve groeicijfers zijn lager dan in de rand. Dit beeld is nog meer uitgesproken voor ongehuwd samenwonenden zonder kinderen. De hoogste relatieve vestigingsoverschotten zijn te vinden in de randgemeenten (ruimere Brusselse banlieue, oostelijke rand van Antwerpen, gemeenten in een kring rond Brugge, Leuven of Namen) of zelfs in landelijke gebieden (Ardennen). Het saldo per 1000 personen in hetzelfde gezinstype blijft positief voor de steden, doch slechts in geringe mate. Enkel een paar gemeenten van de Brusselse agglomeratie kennen een hoog relatief immigratie-overschot van jongere cohabitanten zonder kinderen. In absolute aantallen echter blijven de hoogste saldi te vinden in de steden. Jonge alleenstaanden en kinderloze samenwoners blijven dus zorgen voor een verdere groei van een reeds aanzienlijke stock in de steden, doch in de andere zones komt wel een sterkere relatieve groei van deze groepen door immigratie tot stand. De algemene demografische aangroei van deze jonge gezinsvormen levert dus overal immigratie-overschotten, en lang niet meer in de steden alleen.
Na de leeftijd van 25 jaar begint een staduitwaartse beweging, en op middelbare leeftijd domineert de suburbanisatie volkomen. Alleen de relatieve migratiesaldi voor 4
samenwoners zonder kinderen en voor éénoudergezinnen in deze leeftijdsklasse blijven positief voor de steden, alhoewel de hoogste relatieve saldi voor deze twee gezinstypen opnieuw te vinden zijn in de randstedelijke zone en zelfs in rurale gemeenten. Daarentegen vervoegen de gehuwden zonder kinderen de koppels, gehuwd of niet, met kinderen in de stadsvlucht vanaf circa de leeftijd van 30 jaar. Gehuwden zonder kinderen verlaten ook de randstedelijke zones van de vier grootste steden (Antwerpen, Brussel, Luik en Gent).
Na de leeftijd van 50 is migratie vooral met de "lege nest" faze verbonden. De kustgemeenten, en in mindere mate ook de Ardennen en de landelijke gemeenten rond Antwerpen en ten zuiden en ten oosten van Brussel, halen de hoogste positieve saldi bij gehuwden wier kinderen het huis uit zijn.
De laatste periode in de levenscyclus met een impact op migratie zet in na 70 jaar, en is voor een aanzienlijk deel het resultaat van verweduwing en verhuis naar homes of instellingen. De locatie van deze homes is doorslaggevend.
10. Tweeverdienershuishoudens dragen de stadsvlucht: ze kunnen zich de meeste keuzevrijheid veroorloven. Niet alleen de koppels met kinderen, doch al evenzeer koppels zonder kinderen leveren de grootste contingenten voor emigratie uit de stad. Dit wordt vooral verder geaccentueerd in het geval van tweeverdienersgezinnen waar beide partners een inkomen uit arbeid genieten. De volgende frappante relatie wordt vastgesteld: gemeenten met een klein aandeel aan tweeverdieners hebben veelal een negatief migratiesaldi voor deze groep, en gemeenten met een groot aandeel verhogen dit aandeel nog meer door de oververtegenwoordiging van tweeverdieners in hun positieve migratiesaldi. Aldus is een vrij scherpe ruimtelijke segregatie ontstaan tussen "tweeverdienersgemeenten" en de overige. Gemeenten met bovendien hoge koopprijzen of hoge grondprijzen (onmiddellijke rand van Brussel, Antwerpen en Gent) zijn aldus bijna nog alleen toegankelijk geworden voor tweeverdieners of vermogende éénverdienersgezinnen. Alle andere inkomenstypen (éénverdieners, vervangingsinkomens) missen een dergelijke keuzevrijheid.
5
Het is echter niet zo dat huishoudens met één inkomen uit arbeid of met één of twee vervangingsinkomens zich disproportioneel bewegen in de richting van gemeenten die reeds een grotere stock van deze inkomenstypen bezitten. De door migratie veroorzaakte toenemende concentratie geldt dus eerst en vooral voor werkende tweeverdieners.
11. De concentratie van tweeverdienersgezinnen is vooral een Vlaamse aangelegenheid. De tweeverdienersgezinnen (zonder vervangingsinkomens) in België zijn zeer duidelijk geconcentreerd in randstedelijke en vooral landelijke gemeenten in Vlaanderen (meer dan 30% van alle huishoudens). Aan de andere zijde van de verdeling zijn de huishoudens met slechts één vervangingsinkomen sterk oververtegenwoordigd in Wallonië, en vooral in de industriële zones (meer dan 20% van alle huishoudens) en in de Ardennen. Een gemengd type met één inkomen uit arbeid en één als vervangingsinkomen komt vooral in Limburg en de oostelijke Antwerpse Kempen, en eveneens in het Henegouwse en Luikse industriegebied. Als gevolg van deze samenstelling en van de sterk selectieve migratie van tweeverdieners neemt de segratie tussen "tweeverdienersgemeenten" en de overige dus het meest toe in Vlaanderen. Concentraties van gezinnen met vervangingsinkomens doen zich ook voor, doch dit gebeurt in de eerste plaats langs de kust en in meerdere rurale Ardense gemeenten als gevolg van immigratie van (brug)gepensioneerden.
12. De erg verschillende woningstocks in de stedelijke en niet-stedelijke zones blijven doorslaggevend t.a.v. de stadsvlucht en "rurbanisatie". Bij de aankomst in de stad domineert het betrekken van een huurwoning, terwijl de aankomst in de randstedelijke of rurale zones meestal gepaard gaat met het betrekken van een eigendomswoning. Aankomst in flats of appartementen en aankomst in ééngezinswoningen vertonen dezelfde ruimtelijke dualiteit. In alle stedelijke zones (behalve Roeselare en Aarlen) komen referentiepersonen veel meer in woningen met kleine oppervlakte (tot 55 m2), wat uiteraard een correlaat is van de mobiliteit van alleenstaanden of tweepersoonshuishoudens. De voorkeur van migrerende huishoudens naar woningen met grotere oppervlakte (125 m2 of meer) is het hoogst in de randstedelijke gebieden. De grotere stock aan dergelijke woningen is dus een pluspunt voor deze randstedelijke zones t.a.v. het behoud van positieve migratiesaldi. Tenslotte zijn stadswoningen die wel een garage (vaak meer dan 60%!) of tuin (meestal meer dan 6
40%!) te bieden hebben gekenmerkt door hoge woonstabiliteit. Verhuisbewegingen in stedelijke zones zijn geconcentreerd rond dit deel van het woningpatrimonium dat niet van deze faciliteiten geniet.
De wooneisen veranderen dus sterk in functie van de levenscyclus, en dit blijft een vast en doorslaggevend gegeven. Eerst werkt dit de aankomst in de stad in de hand in kleine woningen met beperkt comfort, om daarna, bij de verdere gezinsuitbouw of anticipatie daarvan, om te slaan in migratie naar randstedelijke of landelijke zones waar veel eigendomswoningen met grotere ruimte en comfort worden gezocht. Succes daarbij is in sterke mate door het gezinsinkomen bepaald (cfr. dubbelverdieners-effect).
13. Multivariate analyses brengen bijkomende effecten aan het licht m.b.t. relatieve migratiekansen. Naast de reeds vermelde effecten gebonden aan leeftijd, levensfaze en inkomensstructuur brengen multivariate analyses o.m. ook specifieke interactie-effecten aan het licht.
Lager opgeleide jonge beroepsactieven kiezen in vergelijking met andere jongeren of singles zeer zelden bestemmingen die buiten het migratiebekken gelegen zijn, en ze worden ook minder door de stad aangetrokken. Het traject van studenten en jongere personen met hoger onderwijs start met stedelijke bestemmingen en ook bij hun carrièrestart blijft de stad een bestemming met voorkeur. Hoger opgeleiden zijn echter in de eerste plaats gekenmerkt door de hoogste migratiekansen voor bestemmingen buiten het bekken en dus voor langere afstandsmigratie gebonden aan carrière-uitbouw. Hierbij overweegt overigens migratie van de meest perifere naar de meer centrale bekkens, en deze jonge "brain drain" is duidelijker voor hoogopgeleiden uit WestVlaanderen en Limburg.
Voor de bepaling van migraties binnen een bekken is de differentiatie naar opleidingsniveau minder doorslaggevend, doch transities bij de gezinsuitbouw worden dit wel. Koppels zonder kinderen hebben in de jaren negentig over de gehele lijn de hoogste migratiekansen, en het gaat daarbij in overwegende mate om vertrek uit stedelijke zones. Dit is illustratief voor het feit dat de migratie, en dus ook de bouwplannen of de zoektocht naar een ruimere of meer comfortabele woning, een 7
anticiperende stap is voorafgaand aan ouderschap. Dit is overigens in verband te brengen met de steeds later wordende ouderschapsleeftijd: de materiële woonsituatie en inkomenszekerheid moeten eerst in orde worden gebracht vooraleer tot ouderschap wordt overgegaan. Deze band tussen veilig stellen van materieel comfort voorafgaand op ouderschap is overigens sterker in Vlaanderen dan Wallonië, wat op zich weer gebonden is aan de sterkere vertegenwoordiging van tweeverdieners in Vlaanderen en de geringere vertegenwoordiging van meer kansarme en meer atypische gezinnen. Naast het uitstel van ouderschap is dus ook de stadsvlucht een geëigend kenmerk van de "embourgeoisement" van de levenscyclus in Vlaanderen.
De cruciale gebeurtenis die vervolgens het migratiegedrag stabiliseert is ouderschap. Na controle voor alle andere kenmerken verhuizen jongere koppels met kinderen zelfs minder dan oudere koppels zonder kinderen. De school is een ankerplaats. Eigendomsverwerving remt migratie nog verder. Hoger opgeleiden, die eerst gekenmerkt waren door de hoogste mobiliteit, d.i. bij de uitbouwfaze van een carrière, worden nu bijzonder honkvast.
Tenslotte vormen éénoudergezinnen een heterogene groep. Bij het opsporen van combinaties van jongere huishoudens die ondanks hun leeftijdsvoordeel toch een lagere mobiliteit hadden dan 50-plussers stootten we systematisch op éénoudergezinnen met referentiepersonen jonger dan 30 jaar. Bij het leeuwenaandeel daarvan ging het om hoger opgeleiden. De alleenstaande ouders met lagere opleidingsniveaus zijn duidelijk veel mobieler, en halen zelfs hoger dan gemiddelde kansen op migratie buiten een zone. Na een echtscheiding of separatie valt een huishouden meestal uiteen in twee kernen, d.i. meestal een single en een éénoudergezin, en hierbij komt het opleidingspeil weer als factor van belang naar boven: bij hogergeschoolden blijft het éénoudergezin overwegend ter plaatse, bij lager geschoolden is er voor dit gezin een noodzaak tot migratie.
14. Caveat. De migratierichtingen en de mobiliteit naar diverse covariaten en hun combinaties zijn in dit rapport bijna alle opgemeten in de periode 1990-92, d.w.z. gedurende de herstelfaze en opnieuw toenemende stadsvlucht. Dit is uiteraard gebonden aan de beschikbaarheid van de data. De komende volkstelling van oktober 2001 valt in een 8
periode van verzwakte nieuwbouw en van verminderde druk op landelijke zones. Wij zullen derhalve moeten wachten op een gelijkaardige koppeling tussen censusdata en geregistreerde migraties om het effect van de trendombuiging na 1996 in kaart te brengen, en om na te gaan of de covariaten in dezelfde richting ageren – zij het in mineur – dan wel of er nieuwe patronen opduiken.
9
Migratiesaldo van referentiepersonen per 1000 referentiepersonen 15,8 - 85,8 11,3 - 15,8 8,5 - 11,3 5,1 - 8,5 0 - 5,1 -16,9 0
(111) (111) (107) (112) (113) (36)
migratiebekken 0
30
km
60
Migratiesaldo per 1000 inwoners 1988-1990 7,5 tot 28,4 3,9 tot 7,5 2,1 tot 3,9 0 tot 2,1 -1,9 tot 0 -14,4 tot -1,9
migratiebekken 0
30
km
60
Woningen gebouwd tussen 1981 en 1991 (%) 13.5 - 24 11 - 13.5 8.2 - 11 5.6 - 8.2 1.1 - 5.6
(126) (105) (121) (118) (119)
migratiebekken 0
30
km
60
Migratiesaldo per 1000 inwoners 1994-1996 7,5 tot 28,6 3,9 tot 7,5 2,1 tot 3,9 0 tot 2,1 -1,9 tot 0 -11,3 tot -1,9
migratiebekken 0
30
km
60
Aandeel huishoudens met enkel 1 vervangingsinkomen (%) leeftijd hoofd van het huishouden = 20-54 jaar 5,7 - 12,6 (91) 4,2 - 5,7 (100) 3,4 - 4,2 (94) 2,5 - 3,4 (129) 0,7 - 2,5 (175)
migratiebekken 0
30
km
60
Migratiesaldo per 1000 inwoners 140 - 462 71 - 140 25 - 71 0 - 25 -422 - 0 geen migraties
migratiebekken 0
30
km
60
Migratiesaldo per 1000 inwoners 50 - 267 20 - 50 0 - 20 -25 - 0 -250 - -25 geen migraties
migratiebekken 0
30
km
60
Aandeel huishoudens met twee inkomens uit arbeid (%) 29 - 40 26 - 29 23 - 26 20 - 23 7 - 20
(173) (105) (117) (92) (102)
migratiebekken 0
30
km
60
Aandeel immigranten (singles van 20-24 jaar) in het totaal aantal immigranten van 20-24 jaar 22 - 70 16 - 22 11 - 16 8 - 11 1- 8 geen immigranten
migratiebekken 0
30
km
60
Migratiesaldo "jongere" huish. met 1 verv. ink. (per 1000) 45 - 223 25 - 45 12 - 25 0 - 12 -117 - 0
(94) (111) (102) (119) (142)
migratiebekken 0
30
km
60
Migratiesaldo per 1000 inwoners 130 - 434 90 - 130 55 - 90 0 - 55 -134 - 0 geen migraties
migratiebekken 0
30
km
60
Migratiesaldo per 1000 inwoners 38 - 197 18 - 38 0 - 18 -15 - 0 -91 - -15 geen migraties
migratiebekken 0
30
km
60
Migratiesaldo per 1000 inwoners 10 - 68 4 - 10 0- 4 -3 - 0 -29 to -3 geen migraties
migratiebekken 0
30
km
60
Migratiesaldo tweeverdieners per 1000 tweeverdieners 32 - 66 22 - 32 13 - 22 0 - 13 -53 - 0
migratiebekken 0
30
km
60
Migratiesaldo (per 1000 inwoners) [1] 1993-96 - [2] evolutie 1981-84 - 1993-96 >mediaan [1] en [2] (=drukzone) >mediaan [1] en <mediaan [2] <mediaan [1] en >mediaan [2] <mediaan [1] en [2]
migratiebekken 0
30
km
60
Migratiesaldo (per 1000 inwoners) [1] 1993-96 [2] evolutie 1981-84 - 1993-96 >mediaan [1] en [2] (103) >mediaan [1] en <mediaan [2] (58) <mediaan [1] en >mediaan [2] (62) <mediaan [1] en [2] (104)
Huishoudenstypologie cluster 1 (175) cluster 2 (131) cluster 3 (93) cluster 4 (44) cluster 5 (86) cluster 6 (51) cluster 7 (5) cluster 8 (4)
migratiebekken 0
30
km
60
Migratiesaldo per 1000 inwoners 1997-1999 7,5 tot 20,6 3,9 tot 7,5 2,1 tot 3,9 0 tot 2,1 -1,9 tot 0 -14,1 tot -1,9
migratiebekken 0
30
km
60
Zonering binnen migratiebekkens landelijk + drukzone (148) landelijk (306) randstedelijk + drukzone (30) randstedelijk (45) stedelijk (61)
0
migratiebekken 30
km
60
Zonering binnen migratiebekkens ruraal - druk (73) ruraal (153) suburbaan - druk (24) suburbaan (35) stedelijk (23)