L X RY k u nst
Kazachen, Mongolië.
Jimmy Nelson
T e k st Ba rt-Jan Brou w e r | Fotogr afie J i m m y N e l son
Het is zijn missie om stammen op de gevoelige plaat vast te leggen, voordat ze niet meer bestaan. Daarvoor reisde fotograaf Jimmy Nelson – van oorsprong Engels, maar woonachtig in Amsterdam – naar alle uithoeken van de wereld. Het resultaat is gevangen in het weergaloos boeiende koffietafelboek Before they pass away. In LXRY het al even boeiende verhaal achter de foto’s. “It was dramatic, freezing, insane, drunk.” 162
“Zij zijn rijk, niet wij”
35 lxry k u n s t
ik met fotografie. Het waren geen geweldige foto’s, maar terug in Engeland bleken mensen er wel in geïnteresseerd. Ze kochten ze van me en sommige werden gepubliceerd.” Dat zette hem aan om er meer mee te doen. Hij ging naar andere landen, naar oorlogsgebieden, “pushing myself to get closer to feeling things, to feeling people”. Op zijn 24e ontmoette hij zijn huidige vrouw Ashkaine, met wie hij een gezin stichtte. Ze was onder de indruk van zijn fotografie, maar niet van wat hij daarmee verdiende. Dat was onvoldoende om in hun onderhoud te voorzien. Daarom richtte Jimmy zich op reclamewerk. “Good money! Ik verdiende op een dag soms wel drie-, vierduizend euro.” Maar dat maakte hem niet gelukkig. “My soul is in what is real.” Na vijf jaar uitsluitend reclamefotografie wilde hij daarnaast weer gaan reizen, contact met mensen maken. Hij benaderde magazines en kreeg opdrachten van onder meer Residence, Elegance, Avenue, Condé Nast Traveller en Miljonair (het huidige LXRY) voor reisreportages. Terwijl hij de wereld over reisde, maakte hij van de gelegenheid gebruik om stammen op te zoeken en te portretteren.
jaar lang reisde zijn vader voor Shell de wereld over. Dan weer woonde hij met zijn gezin in Nigeria, dan weer in Sierra Leone. Het gevolg was dat de kleine Jimmy vanaf dag één in contact kwam met allerlei culturen. Toen hij zeven was, deden zijn ouders hem op een traditionele jezuïtenkostschool in Engeland. “In de heuvels, duizend blanke jongens, alleen priesters”, schetst Jimmy het plaatje. Daar liet hij foto’s van zijn vriendjes thuis zien. De andere kostschoolgangers vonden hem maar een rare snuiter, iemand met alleen maar donkerkleurige vriendjes. “Maar ik zag geen kleur, zij waren mijn vrienden.” Toen al was hij een buitenbeentje. En hij werd nog meer outcast toen hij op zijn zestiende, door een verkeerd medicijn, van de ene op de andere dag helemaal kaal werd. “All of a sudden I was different. Ik voelde me niet anders, maar iedereen behandelde me anders. Het was 1983, ik kreeg het stempel van skinhead.” Hij werd terstond van school getrapt. Na twee weken bij zijn grootmoeder te hebben gewoond, keerde hij terug. “In het kantoor van de directeur kleedde ik me uit en zei: ‘Ik heb mijn hoofd niet geschoren, ik heb nérgens meer haar.’ De directeur schraapte zijn keel en stotterde: ‘Eh, je hebt veel in te halen, dus go.’” Op zijn zestiende had hij dus plotseling te maken met uiterlijk. “Ik zag eruit als een alien. Hoe werd ik geaccepteerd?” De kostschool organiseerde elke twee maanden een bal, waarvoor een vrachtwagen vol meisjes op het internaat werd uitgenodigd. Wie geen meisje aan de haak sloeg, was een loser. “Je had drie uur de tijd om in een grote hal, blikje bier in de hand, een meisje te zoenen. Hoe knapper ze was, hoe meer aanzien je verwierf. Het was net Lord of the flies. ‘Jimmy, je hebt een probleem, want je ziet er niet uit’, zeiden mijn vrienden. ‘Niemand gaat jou kussen. Je moet iets bedenken.’ En dat deed ik. Ik besloot me als vrouw te verkleden, compleet met makeup en pruik. Halverwege het feest zette ik stripmuziek op en kwam dansend de zaal binnen. Iedereen – honderden jongens en meisjes en tien priesters – vroegen zich af: wat ís dit? Ik stripte tot mijn onderbroek en gooide als laatste mijn pruik in de menigte. Daar stond ik, vrijwel naakt, met lipstick en oogschaduw op. Gelukkig realiseerden twee goed uitziende meisjes dat ik een boy in trouble was, die op deze manier contact zocht. Ze namen me bij de arm mee naar een hoek en gave me a good kiss.” Jimmy had onmiddellijk het respect van de anderen gewonnen.
Oorlogsgebieden Na de kostschool ging hij voor een jaar naar de monniken in Tibet, waar zijn kale hoofd in het geheel niet opviel. “Sommigen geven zich op die leeftijd over aan drugs of aan seks, ik zocht andere grenzen op, op zoek naar antwoorden – what is it all about? In die tijd begon 164
Marcel Boekhoorn
Vier jaar geleden, toen de crisis insloeg, werd het steeds moeilijker om met fotografie rond te komen. “Er was wel genoeg reclamewerk, maar op een veel lager niveau. En dat wilde ik niet. Net zoals een goeie kok ook niet goedkoper wil gaan koken.” Zijn voormalig agent Narda van ’t Veer van Unit wees hem de juiste richting. Zij adviseerde hem te focussen op waar hij goed in was en waar zijn passie lag: het portretteren van stammen. “Jij gaat jouw hobby bundelen”, zei ze. “Wat jij doet, heeft ziel. Wat Yann Arthus-Bertrand vanuit de lucht deed (De aarde vanuit de hemel; red.), ga jij met mensen doen.” Maar om dat te kunnen, was Jimmy afhankelijk van investeerders. “Ik twijfelde nog – ‘het wordt niks, ik ben geen zakenman’ – maar Ashkaine bleef pushen: ‘Come on Jimmy, you got to do it.’” Van ’t Veer (de curator van het project) bracht hem in contact met mogelijke partners, aan wie Jimmy zijn plannen presenteerde. Onder hen Marcel Boekhoorn. Het kostte de steenrijke investeerder maar tien minuten, toen zei hij: “Ik doe het. Hoeveel geld heb je nodig?” Jimmy maakte een schatting van wat het zou gaan kosten. Het begon relatief klein, maar gaandeweg werd het groter: na twee trips werd besloten om een cameraman, Bram Vis, en een assistente, Hannelore Vandenbussche,
L X RY k u nst
mee te sturen om het te documenteren. ‘Zoiets belangrijks móét je vastleggen’, luidde de motivatie van Boekhoorn. ‘Bovendien kunnen we dan bewijzen dat je het echt hebt gedaan.’ In een periode van tweeënhalf jaar ondernam Jimmy vijftien trips naar alle uithoeken van de aarde.
Intimiteit Het had niet zijn voorkeur om met een team op pad te gaan. “Ik wil het doen zoals ík het zie. En ik dacht ook niet dat het mogelijk was met een team, omdat het heel erg om de intimiteit gaat. Als je in je eentje aan de andere kant van de wereld bent – naakt, als een klein kind –, is het veel makkelijker om contact te leggen. Ben je met een groep, dan gaat dat stroever: je hebt afleiding, kunt in je eigen taal blijven praten en het komt agressiever over.” Het nadeel was dat Jimmy harder moest werken om geaccepteerd te worden, het voordeel was dat hij een paar extra handen had. “Want ik had heel veel fotoapparatuur bij me. Ik maakte bijvoorbeeld alleen gebruik van daglicht, dus moesten er reflectors mee. En negentig procent schoot ik op 4x5 inch vlakfilm.” Digitaal was veel praktischer geweest, maar die vorm van fotografie nam volgens hem voor dit project veel nadelen met zich mee. “Eén: Het gaat te snel. Je komt binnen, klikt en klaar. Het is te makkelijk: je hoef nergens meer aan te denken. And I am quite a hyper personality... This slows me down. Twee: Het oogt agressief door de lange lenzen en grote camera’s. Drie: Het was mijn bedoeling om foto’s maximaal uit te vergroten. Vier: Het technische resultaat is veel beter. Digitaal is erg plastic, prachtig voor een flesje cola, maar niet voor ziel, voor cultuur. Vijf: De stilte die deze ouderwetse manier van fotograferen creeërt en de tijd die het kost, dwingt tot communiceren. Al die reflectors moeten worden opgebouwd, het duurt even voordat je de geportretteerde exact zo hebt neergezet als jij wilt – ‘kin iets meer naar rechts, handen over elkaar’ – en je hebt vaak een sluitertijd van wel drie seconden. Hij mag niet eens met zijn ogen knipperen. Je telt drie tellen af en doet voor wat van hem wordt verwacht. A beautiful way to communicate. En als je dan opgewonden raakt omdat je een goeie foto hebt gemaakt, krijgt hij het idee dat hij iets goeds heeft gedaan.”
“Als je in je eentje aan de andere kant van de wereld bent – naakt, als een klein kind –, is het veel makkelijker om contact te leggen. Ben je met een groep, dan gaat dat stroever”
Jimmy Nelson aan het werk in PapoeaNieuw-Guinea.
“If there were no reindeer, we would not exist”
Tsaatan, Mongolië.
167
lxry k u n s t
Drokpa, Kashmir.
Mustang, het voormalige ‘Kingdom of Lo’, in het noorden van Nepal.
Chasing light Soms was Jimmy een hele dag met een foto bezig voordat hij daadwerkelijk de knop indrukte. “Ik had in Ethiopië het idee om een complete familie van de Dassanech-stam in een boom te zetten. De tijd die daarin ging zitten! De helft had geen benen of was blind. En aangezien ik een positief beeld van hun dorp wilde neerzetten, ver weg van de gebruikelijke foto’s van hongerige kinderen met vliegen in de ogen, moest ik ze uitleggen waarom ik hen niet in de boom wilde. Als de rest dan uiteindelijk in de boom zit, moet je nog stylen: ‘Jij toch niet op die tak, maar daar op die stronk.’ En het is de kunst om vlak voor zonsondergang gereed te zijn: in de vier minuten voordat de zon verdwijnt, moet de foto geschoten worden. Die build-up is zo spannend! De zinderende hitte, het hele dorp dat in beweging is, kinderen die om je heen hollen. You get into a zone – it’s coming, it’s coming... You’re chasing light. En dan, klik klik, schiet je de foto en is het voorbij.” Wat dat positieve beeld betreft had Jimmy zich laten inspireren door Edward Curtis, die bekend is geworden door zijn fotostudies van het Indianenleven in Noord-Amerika, waar hij zo’n dertig jaar van zijn leven aan wijdde. “De meeste Indianen droegen in die tijd baseballpetjes. Hij wilde ze nog één keer fotograferen in traditionele klederdracht. Iedereen lachte hem uit. In 1952 overleed hij als een arme man. Nu wordt zijn fotografie als uiterst waardevol beschouwd. In dollars uitgedrukt, maar ook voor de Indianen van nu: die hebben iets waarop ze vol trots kunnen terugkijken: ‘Hier komen wij vandaan.’ Net als Curtis wilde ik de stammen daarom met trots portretteren.”
Huifkar Voor een stam in Mongolië, de Kazachen, had hij een foto in gedachten van stoere mannen te paard met een roofvogel in de hand op de top van een berg. “Een romantisch beeld van hoe de wereld eruit zou moeten zien, a Kuifje-view on the world.” Het kostte hem ruim een week om daar te komen. Met het vliegtuig via Frankfurt en Rusland naar de hoofdstad Ulaanbaatar. Vandaar nog drie uur vliegen naar Ölgii, in het uiterste noordwesten van Mongolië. Vervolgens een week lang hobbelen per huifkar, waarna het nog drie dagen lopen was. Uiteindelijk kwam hij bij de stam aan. “Dan pak ik niet meteen de camera, maar ga eerst proberen vrienden te maken. Een paar dagen lang wodka drinken, vlees eten, lachen, dansen en met ze op de grond slapen. Ondertussen trachtte ik de Kazachen uit te leggen wat ik daar kwam doen. Of ze dat begrepen, weet ik niet – ze weten niet eens wat een boek is. Maar ze zagen een excentrieke vreemdeling, die helemaal van de andere kant van de wereld kwam om iets met ze te doen. He is so caring, he is so passionate, there is no reason not to help him. Where it’s going to lead us, we don’t know. Ze wonen in kleine tenten aan de voet van een berg, waarvandaan 168
“Eerst probeerde ik vrienden te maken. Een paar dagen lang wodka drinken, vlees eten, lachen, dansen en met ze op de grond slapen. Ondertussen trachtte ik de Kazachen uit te leggen wat ik daar kwam doen”
L X RY k u nst
Baliem Valley Festival in Papoea-Nieuw-Guinea.
het drie uur wandelen is naar de top. Ik wilde gebruikmaken van het ochtendlicht, dus gingen we vroeg op pad. Het was twintig graden onder nul en er stond een snijdende wind. Toen we op de top aankwamen, bleekt de lucht grijs te zijn. Geen straaltje zon. De volgende ochtend gingen we weer: drie uur de berg op, maar wéér geen zon. Voor de derde ochtend op rij moest ik ze overtuigen om weer om twee uur op te staan en met mij, koude en donkerte trotserend, de berg op te gaan. There is so much passion and communication and begging needed to get that happen. It goes beyond sex. Maar ze gingen met me mee. En dit keer was de lucht helder.”
Totale chaos “Boven op de berg stel ik mijn camera op, de wind trekt en zuigt aan me – wwsssssjj. Ik probeer de mannen op de juiste positie te krijgen, hun paarden balanceren tussen de scherpe rotsen, de vogels die ze aan een touw vasthouden klappen met hun vleugels. Totale chaos. Shit, het witte paard moet in het midden, voor de balans. Snel probeer ik dat duidelijk te maken: ‘Swap horses! Swap horses!’ De mannen schreeuwen in een onverstaanbare taal naar elkaar. Het lukt. Alles is klaar. Dit is het beeld dat ik in mijn hoofd had. En daar komt de zon. Maar dan doe ik iets stoms: ik trek mijn handschoenen uit om de camera te gebruiken. Binnen tien seconden zijn mijn vingers bevroren. Ik kan de sluitertijd niet instellen, de foto niet nemen, ik kan niets. Ik raak in paniek. Fuck, fuck! Hier sta ik, alles is gereed, hier heb ik van gedroomd. En nu kan ik de foto niet maken. Ik begin hysterisch te huilen. Achter me staan twee vrouwen, die hun man de berg op gevolgd zijn. Een komt voor me staan, opent haar jas, pakt mijn handen en duwt die onder haar oksels. De ander opent haar jas en komt achter tegen me aan staan. Ze wiegen me, onderwijl zingend. Na twee, drie minuten voel ik weer leven in mijn vingers. Ik draai me om, de mannen staan nog op exact dezelfde positie, stoer, de vogels in hun hand. Snel schiet ik twee foto’s, klik klik. Dan gaan ze de berg af. Ik heb weer tranen in mijn ogen: het is gelukt.”
Sneeuwstorm De meest bijzondere trips waren die naar koude gebieden, want: het meest uitdagend, confronterend, isolerend. “Zoals naar de Tsjoektsjen, in het uiterste noordoosten van Siberië... It was dramatic, freezing, insane, drunk. De omstandigheden dwingen je om scherp te blijven. Het is fysiek het zwaarst, maar mentaal lijkt het wel seks: je moet gezamenlijk overleven, dus het 171
Himba, Namibië.
is heel makkelijk om één te worden.” Met een soort tank, een voertuig op rupsbanden, waren Jimmy en zijn team op zoek naar de nomadenstam. “We konden ze maar niet vinden. En tot overmaat van ramp raakten we ook nog vast in een sneeuwstorm. Vier dagen lang zaten Bram, Hannelore en ik daar als sardientjes in een blik, terwijl de wind om ons heen raasde. We hielden ons warm door zo nu en dan de motor te starten en door continu wodka te drinken. Er was geen ruimte om je te bewegen. Het was haat en liefde. We aten blikvoer, poepten in elkaars nabijheid in een emmer. De stank werd overtroffen door de diesel. Het had geen zin om in paniek te raken. You can’t shout, you can’t scream, you can’t fight. Ook niet toen Bram op mijn iPod ging zitten en ik al mijn muziek, films en boeken verloor. De voorraden slonken. En we hadden een vliegtuig te halen – die vertrekt maar eens in de twee weken. Op de vierde dag besloten we dat ik met een kompas in de hand voor het voertuig uit zou lopen. Zo liep ik een halve dag. Ik kon maar een meter voor me uit kijken. Als ik bij een hol of een ander obstakel kwam, gebaarde ik de tank te stoppen en zocht ik een andere route. Zo raakten we langzaam maar zeker uit de sneeuwstorm. Dat hele proces was life changing.”
Geweren
Yakel in Vanuatu, Oceanië.
In warme gebieden is het volgens Jimmy andersom: daar is het fysiek makkelijker – “okay, je hebt er muskieten, ziektes en smerigheid, maar daarmee hebben we leren omgaan” – en mentaal moeilijker. Zoals in het zuiden van Ethiopië, waar hij was om de Mursi te portretteren. “Hitte maakt mensen agressief, intens. Ze dragen allemaal een geweer en kauwen de hele dag qat. Ze zijn doorlopend high, met van die rode ogen. Het is moeilijk om hun vertrouwen te winnen, om ze rustig te krijgen. Wil je echt verbinding met ze krijgen, dan moet je maanden met ze doorbrengen. Ik heb me nooit bedreigd gevoeld door de mannen met de geweren. Het is machogedrag, een spel – een beetje wie het
Gogine-jongens, Papoea-Nieuw-Guinea.
Linker- en rechterpagina: Maori, Nieuw-Zeeland.
“Hitte maakt mensen agressief, intens. Ze dragen allemaal een geweer en kauwen de hele dag qat. Ze zijn doorlopend high, met van die rode ogen. Het is moeilijk om hun vertrouwen te winnen”
verst plast op het schoolplein. Ze willen je geen kwaad doen, dat is niet in hun belang. Je moet je zelf klein maken, nederig. Niet ertegenin gaan. Ik zat een keer op mijn achttiende, kaal, in een bar in Londen. Een kerel – onder de tattoos, twee keer zo groot als ik, dronken, zijn vrienden achter zich – stootte me aan: ‘You! You, skinhead! You there, you are looking at my bird!’ Hij was duidelijk uit op een verzetje. En hij koos mij uit, omdat ik anders was. Als je ‘nee’ zegt, wordt het welles nietes en dat wordt meestal beslecht met een een knal voor je kop. Ik zei: ‘Welk meisje bedoel je. Die? Je maakt een grapje. Is dát je meisje? What the fuck... Ze ziet er niet uit! Maar jij wel. Je ziet er geweldig uit. Jij kunt toch veel beter krijgen?” Eerst was hij totaal in de war, een moment later huilde hij bijna bij me uit: ‘Ik wil het eigenlijk uitmaken, maar zij is de dochter van de beste vriendin van mijn moeder.’ Zo doe je dat ook in andere landen. Als een man met een geweer op je afkomt, maak je jezelf meteen klein. Letterlijk, bijvoorbeeld door je schoenveters vast te maken. Hoe kunnen ze iemand aanvallen die op de grond zit? Je geeft je bij voorbaat gewonnen: zij zijn groter, sterker, machtiger. I am dead. Ze
weten dat zij de winnaar zijn, de controle hebben. Dan kom je langzaam overeind en probeer je te communiceren.”
KLASSIEKE FOUTEN Jimmy werd nooit lid van een stam, zoals je wel in televisieprogramma’s ziet. Hij bleef een observant. Hij kon het zich ook niet veroorloven om ziek te worden. “Op televisie gaat het daar juist om, de regisseur wil dat. Maar ik was producent, regisseur, fotograaf, reisleider... Ik ben erg voorzichtig met het eten. En nee, seks is uit 175
Tsaatan, Mongolië.
Ladakhi, India.
“Een paar keer heb ik meegemaakt dat ik een vrouw aangeboden kreeg. Daar moet je echt heel erg voorzichtig mee zijn. Je loopt niet alleen risico een ziekte op te lopen, je overschrijdt ook een grens”
den boze. In het verleden heb ik een paar keer meegemaakt dat ik een vrouw aangeboden kreeg. Daar moet je echt heel erg voorzichtig mee zijn. Je loopt niet alleen risico een ziekte op te lopen, je overschrijdt ook een grens. Je moet het cadeau niet afslaan, maar het ook niet aannemen. Je vertraagt het proces, zorgt dat iedereen dronken wordt en uiteindelijk in een diepe slaap valt. Ik moest dat natuurlijk zelf leren. Een boek als dit kun je alleen maken als je je hele leven gereisd hebt.” In het begin heeft hij een paar klassieke fouten gemaakt. Zoals die keer in Mongolië: “Ik zit met een man of dertig in een tipi. Iedereen is aan de wodka en ik krijg ook steeds aangeboden. Het is koud, ik wil contact maken, dus ik doe mee. Uiteindelijk val ik laveloos in slaap. Midden in de nacht word ik wakker: ik moet plassen. Wat te doen? De tent is vol, overal snurkende lichamen om me heen, het is donker. Ik heb een plan: ik rol naar de zijkant van de tent, til het tentdoek op en plas naar buiten. Zo gezegd, maar niet zo gedaan: als ik eenmaal aan de zijkant van de tent lig, raak ik in gevecht met alle lagen kleding die ik draag en alle ritsen. Een heel gedoe, zeker als je dronken bent. Eventually I got there. But there is nothing there anyway, because it is minus twenty. Ik laat het lopen, plas overal, plas ook mezelf onder, en rol vervolgens terug. Twee minuten later begint de tent te schudden. We worden overlopen door dertig, veertig rendieren! Wat blijkt: die zijn gek op urine, want dat is zout. De tent stort in, iedereen schreeuwt. Eén rendier volgt mij en duwt zijn snuit aanhoudend in mijn kruis. Dan snapt iedereen wat er is gebeurd. De volgende ochtend ben ik een van hen, omdat ik zo stom was.”
Verslaving Hij neemt niet alleen souvenirs voor zijn kinderen mee naar huis, maar ook levenslessen. “Wat ik de afgelopen tweeënhalf jaar vooral heb geleerd: be passionate about everything you do. Vaak had ik 177
Huli, Papoea-Nieuw-Guinea.
178
Karo, Ethiopië.
twijfels over het project. Ik had angst, onzekerheden. Pas wanneer ik toegaf aan mijn passie, begon het te werken. Als je alleen maar met ‘wat als’ en ‘ja maar’ door het leven gaat, gebeurt er nooit iets. Van de stammen kreeg ik les in nederigheid, humor en breekbaarheid. Ik voelde me verrijkt, verlicht, alsof ik op drugs was. Maar het moeilijke is om die lessen hier in het dagelijkse leven toe te passen. Je valt meteen terug in het oude westerse patroon. Je kan nu eenmaal geen boeddhistische monnik zijn en in Amsterdam-Zuid leven. De eeuwige strijd tussen yin en yang: werk en familie, gezondheid en genot. We proberen alles in balans te houden. Voor mij is het een verslaving geworden om die passie te voelen, die echte pijn en echte liefde. To really feel people, to feel communication. Om in een tent te zitten tijdens een sneeuwstorm en wodka te drinken met eskimo’s, zonder dat er een woord gesproken wordt – je kijkt elkaar alleen maar aan. Die communicatie: fantastisch! Het is puur overleven. Mijn grootmoeder zou me hebben begrepen. Zij zei altijd: ‘De gelukkigste tijd uit mijn leven was de Tweede Wereldoorlog in Londen, because we had to survive!’ Elke dag kon de laatste zijn. Iedereen hielp elkaar, was lief voor elkaar, deelde met elkaar. Datzelfde ervaar ik in uithoeken van de wereld, waar de omstandigheden zwaar zijn. Ik wil niet oordelen over het leven hier, er is geen goed en slecht, maar we zijn zo ver afgedreven van onze gevoelens. We zijn te doorontwikkeld. We lost feeling, we covered everything in concrete. Wij denken dat wij rijk zijn, maar zij zijn dat. They are in touch with nature, it’s true avatar. Zij leven in harmonie.”
Authenticiteit En toch leeft Jimmy niet daar, maar heeft hij ervoor gekozen om in Amsterdam te wonen. “Dus ik ben tot op zekere hoogte hypocriet. Maar hier krijgen mijn kinderen de beste opleiding en is 180
Yali, West-Papoea.
“Voor mij is het een verslaving geworden om die passie te voelen, die echte pijn en echte liefde. Om in een tent te zitten tijdens een sneeuwstorm en wodka te drinken met eskimo’s, zonder dat er een woord gesproken wordt”
L X RY k u nst
Karo, Ethiopië.
“In Mongolië zouden mijn kinderen echt voelen, echt leven. Daar zouden ze dansen, lachen, zingen – for real, not to become famous. Het is hier veilig, maar zielloos. Wat wij van de stammen kunnen leren: echte authenticiteit. En wat zij van ons kunnen leren: hoe niet te ontwikkelen”
het veilig voor ze. Volgens statistieken zijn de kinderen in Holland het gelukkigst. Wat ook meespeelt is dat ik een kwetsbaar wezen ben. In mijn gedachten zou ik liever in Mongolië wonen, maar ik ben niet sterk genoeg. Daar zouden mijn kinderen echt voelen, echt leven. Daar zouden ze dansen, lachen, zingen – for real, not to become famous. Het is hier veilig, maar zielloos. Wat wij van de stammen kunnen leren: echte authenticiteit. En wat zij van ons kunnen leren: hoe niet te ontwikkelen. En dan kunnen ze China als voorbeeld nemen. Dat vernietigt zijn cultuur. Economisch kennen ze een groei die net zo hoog reikt als de torens die ze recent hebben gebouwd, maar metaforisch gezien zullen veel van die torens neerstorten, omdat de fundering niet goed is. Iedereen zal ontwikkelen. Ook de mensen die ik heb ontmoet. De meesten hebben al telefoon, sommigen hebben zelfs al smartphones en internet komt steeds meer binnen bereik. Het verst van internet verwijderd was een stam in Papoea-NieuwGuinea: op slechts twee dagen lopen. Ze zullen uiteindelijk allemaal hun vacht en veren afleggen en een spijkerbroek aantrekken. Maar terwijl ze dat doen, zouden ze zich bewust moeten zijn van wat ze achterlaten, en dat niet zomaar weggooien. Hold it, cherish it and develop in a less anarchic and greedy way than we have done. Of mijn project bijdraagt tot dit besef? Op dit moment helemaal niet. Het zal in eerste instantie alleen bijdragen tot óns inzicht. Wanneer het project voldoende inkomsten genereert, wil ik terugkeren naar de stammen, hen het boek tonen, de dialoog aangaan en ze laten meedelen – niet door geld, maar bijvoorbeeld een kameel te
geven. Ik hoop dat ze begrijpen dat aan de andere kant van de wereld mensen naar hun foto’s kijken. Dat ze beseffen: ‘Ik ben iemand, ik ben belangrijk, want iemand heeft mij groots op papier gezet. Dat betekent dat ik speciaal ben zoals ik ben. Ook zonder jeans. Sterker: door zo uitgedost te zijn, heb ik een kameel verdiend.’ Ongetwijfeld komt de vraag: wordt het zo geen Volendam? Ja, honderd procent. De hele wereld wordt één Volendam. Maar doet dat ertoe? Doet het ertoe dat wanneer je over honderd jaar naar Papoea-Nieuw-Guinea gaat, in een tijd dat iedereen op aarde waarschijnlijk met een computer in zijn hoofd rondloopt, deze extreem mooie cultuur op de een of andere manier bewaard is gebleven? Ik denk het wel. Want wat is er anders van over? Ik heb niet alle antwoorden, maar op mijn bescheiden manier, met mijn bescheiden foto’s, hoop ik bij te dragen aan het debat. Ik ben natuurlijk maar alleen, maar ons streven is om op onze website een community op te richten – iedereen reist en iedereen fotografeert. Misschien dat ik voor anderen de aanjager kan zijn.” w
Before they pass away 42 x 59 cm, 464 pagina’s, circa 500 kleurenfoto’s. De Collector’s Edition XXL bestaat uit een oplage van 500 gesigneerde en genummerde exemplaren in een fraaie box (46 x 63 cm), inclusief standaard en drie gesigneerde prints (59,4 x 42 cm). Prijs Collector’s Edition XXL: tot oktober € 6.000, daarna € 6.500. B ef o r ethe y.c o m
183